Brother MFC-820CW User Guide [nl]

GEBRUIKERSHANDLEIDING
MFC-820CW
Als u de klantendienst moet bellen
A.u.b. de volgende gegevens invullen voor toekomstige referentie:
Modelnummer: MFC-820CW
Serienummer:
Aankoopdatum:
Aankoopplaats:
Het serienummer staat op de achterkant van het toestel. Bewaar deze Gebruikershandleiding samen met uw kassabon als bewijs van uw aankoop, in geval van diefstal, brand of service in geval van garantie.
Registreer uw product online op
http://www.brother.com/registration/
Door uw product bij Brother te registreren, wordt u geregistreerd als originele eigenaar van het product. Uw registratie bij Brother:
kan eventueel als bevestiging van de aankoopdatum van uw product
dienen, mocht u uw kassabon verliezen; en
kan uw eventuele verzekeringsclaim ondersteunen in geval dat het
product verloren gaat en dit door de verzekering gedekt is.
© 1996-2006 Brother Industries, Ltd.

Informatie over goedkeuring, samenstelling en publicatie

DEZE APPARATUUR IS ONTWORPEN VOOR GEBRUIK MET EEN DUBBELDRAADS, ANALOOG PSTN-SNOER, VOORZIEN VAN EEN PASSENDE CONNECTOR.

INFORMATIE OVER GOEDKEURING

Brother wijst erop dat dit product mogelijk niet goed functioneert in een ander land dan dat waarin het oorspronkelijk werd aangekocht en biedt geen garantie indien dit product wordt gebruikt op openbare telecommunicatielijnen in een ander land.

Samenstelling en publicatie

Deze handleiding is samengesteld en gepubliceerd onder supervisie van Brother Industries, Ltd. De nieuwste productgegevens en specificaties zijn in deze handleiding verwerkt.
De inhoud van deze handleiding en de specificaties van het product kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Brother behoudt zich het recht voor om de specificaties en de inhoud van deze handleiding zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. Brother is niet verantwoordelijk voor enige schade, met inbegrip van gevolgschade, voortvloeiend uit het gebruik van deze handleiding of de daarin beschreven producten, inclusief maar niet beperkt tot zetfouten en andere fouten in deze publicatie.
i

EG conformiteitsverklaring onder de richtlijn R & TTE

ii
EG Conformiteitsverklaring onder de Richtlijn R & TTE
Producent
Brother Industries, Ltd. 15-1, Naeshiro-cho, Mizuho-ku, Nagoya 467-8561, Japan
Fabriek
Brother Industries (Shen Zhen) Ltd G02414-1, Bao Chang Li Bonded Transportation Industrial Park, Bao Lung Industrial Estate, Longgang, Shenzhen, China
Verklaren hierbij dat: Productomschrijving : Faxapparaat Type : Groep 3 Modelnaam : MFC-820CW
voldoet aan de voorschriften van de richtlijn R & TTE (1999/5/EG), en we verklaren dat het aan de volgende standaards voldoet.
Toegepaste normen:
Geharmoniseerd:
Veiligheid : EN60950-1:2001
EMC : EN55022:1998 +A1: 2000 +A2: 2003 Klasse B
EN55024:1998 +A1: 2001 +A2: 2003 EN61000-3-2:2000 EN61000-3-3:1995 +A1: 2001
Radio : EN301 489-1 V1.4.1
EN301 489-17 V1.2.1 EN300 328 V1.6.1
Jaar waarin EG-certificatie voor het Eerst werd toegekend: 2005
Uitgegeven door : Brother Industries, Ltd. Datum : 7 Oktober 2005 Plaats : Nagoya, Japan
iii

Inhoudsopgave

Paragraaf I Algemeen
1 Algemene informatie
Gebruik van deze handleiding ............................................................................... 2
Informatie opzoeken ........................................................................................ 2
De symbolen die in deze handleiding worden gebruikt ...................................2
De Gebruikershandleiding openen ........................................................................ 3
De documentatie weergeven (voor Windows De documentatie weergeven (voor Macintosh
Overzicht van het bedieningspaneel......................................................................6
Indicaties LCD-scherm ...................................................................................8
Basishandelingen ............................................................................................8
Over faxapparaten.................................................................................................9
Faxtonen en aansluitbevestiging .....................................................................9
ECM-modus (foutencorrectie) .........................................................................9
2 Documenten en papier laden
Documenten laden...............................................................................................10
De ADF gebruiken .........................................................................................10
De glasplaat gebruiken..................................................................................10
Scangebied....................................................................................................11
Over papier..........................................................................................................12
Aanbevolen papiersoorten.............................................................................12
Speciaal papier gebruiken .............................................................................12
Papier, enveloppen en briefkaarten laden.....................................................16
®
)...............................................3
®
).............................................4
3 Algemene instellingen
Energiebesparende stand....................................................................................19
De energiebesparende stand instellen ..........................................................19
De energiebesparende stand opheffen .........................................................19
Faxen ontvangen in de energiebesparende stand ..............................................20
Tijdklokstand........................................................................................................ 21
De tijdklokstand instellen ...............................................................................21
Papierinstellingen ................................................................................................21
Het type papier instellen ................................................................................21
Het papierformaat instellen............................................................................22
Volume, instellen .................................................................................................22
Het belvolume instellen ................................................................................. 22
Het volume van de waarschuwingstoon instellen.......................................... 23
Het volume van de luidspreker instellen........................................................23
Automatisch zomertijd instellen ...........................................................................23
LCD-scherm.........................................................................................................24
Het contrast van het LCD-scherm instellen ...................................................24
De helderheid van de schermverlichting instellen .........................................24
De lichtdim-timer instellen voor de schermverlichting ...................................24
De uitschakelklok instellen ............................................................................25
iv
4 Beveiligingsfuncties
Geheugenbeveiliging........................................................................................... 26
Wachtwoord instellen .................................................................................... 26
Het wachtwoord voor geheugenbeveiliging wijzigen .....................................27
Geheugenbeveiliging inschakelen................................................................. 27
Geheugenbeveiliging uitschakelen................................................................27
Paragraaf II Fax
5 Faxen verzenden
Faxmodus instellen..............................................................................................30
Faxen verzenden vanuit de ADF ..................................................................30
Faxen via de glasplaat................................................................................... 31
Documenten in Letter-formaat faxen via de glasplaat ...................................31
Een fax annuleren ......................................................................................... 31
Een fax in kleur verzenden ............................................................................31
Rondsturen (alleen zwart-wit).............................................................................. 32
Een faxverzending stoppen ...........................................................................32
Extra handelingen bij het verzenden ................................................................... 33
Faxen met meer instellingen verzenden........................................................33
Contrast ......................................................................................................... 33
Faxresolutie ................................................................................................... 33
Tweevoudige werking (alleen zwart-wit)........................................................34
Direct verzenden ...........................................................................................34
Internationale modus .....................................................................................35
Tijdklok (uitgesteld zenden) (alleen zwart-wit)...............................................35
Uitgestelde groepsverzending (alleen zwart-wit)........................................... 35
Gewijzigde instellingen opgeven als nieuwe standaardinstellingen ..............35
De fabrieksinstellingen herstellen.................................................................. 36
De status van taken controleren of geplande taken annuleren .....................36
Faxen handmatig verzenden .........................................................................36
De melding Geheugen vol .............................................................................36
6 Faxberichten ontvangen
Basishandelingen bij het ontvangen....................................................................37
De ontvangstmodus kiezen ...........................................................................37
De belvertraging instellen ..............................................................................38
De F/T-beltijd instellen (alleen in de stand Fax/Telefoon) .............................38
Fax waarnemen............................................................................................. 39
Een verkleinde afdruk van een inkomend document maken
(Automatische verkleining) ........................................................................ 39
Een fax uit het geheugen afdrukken..............................................................40
Ontvangst in het geheugen (Alleen zwart-wit)...............................................40
v
7 Telefoondiensten en externe apparaten
Telefoongesprekken ............................................................................................41
Toon of puls...................................................................................................41
Werken met een tweede toestel ....................................................................41
Fax/Telefoon-modus......................................................................................41
Fax/Telefoon-modus in de energiebesparende stand ...................................41
Telefoondiensten .................................................................................................42
Het type telefoonlijn instellen.........................................................................42
Een extern apparaat aansluiten op uw machine..................................................43
Een extern of tweede telefoontoestel aansluiten ...........................................43
Een extern antwoordapparaat aansluiten .....................................................43
Aansluiting op meerdere lijnen (PBX)............................................................44
Speciale functies op uw telefoonlijn...............................................................44
Gebruik van een draadloze telefoon..............................................................45
De codes voor afstandsbediening wijzigen ...................................................45
8 Snelkiesnummers en kiesopties
Kiesopties ............................................................................................................46
Handmatig kiezen..........................................................................................46
Snelkiezen .....................................................................................................46
Zoeken op alfabetische volgorde...................................................................46
Zoeken op numerieke volgorde .....................................................................47
Faxnummer opnieuw kiezen.......................................................................... 47
Uitgaand gesprek ..........................................................................................47
Pauze ............................................................................................................ 47
Nummers opslaan om snel te kiezen..................................................................48
Snelkiesnummers opslaan ............................................................................48
Snelkiesnummers opslaan vanuit uitgaande gesprekken .............................48
Snelkiesnamen of -nummers wijzigen ..........................................................49
Nummergroepen voor het rondsturen instellen .............................................50
Toegangscodes en creditcardnummers ........................................................52
9 Geavanceerde faxhandelingen (alleen zwart-wit)
Faxhandelingen ...................................................................................................53
Fax Doorzenden ............................................................................................53
Fax Opslaan .................................................................................................. 53
Faxvooruitblik ................................................................................................54
Ontvang PC-Fax............................................................................................55
Geavanceerde faxfuncties uitschakelen........................................................57
Geavanceerde faxfuncties wijzigen ...............................................................57
Opvragen vanaf een ander toestel ......................................................................58
De toegangscode instellen ............................................................................58
De toegangscode gebruiken..........................................................................58
Opdrachten voor afstandsbediening..............................................................59
Faxberichten opvragen.................................................................................. 60
Het nummer wijzigen waarnaar faxberichten worden doorgestuurd .............60
vi
10 Rapporten afdrukken
Faxrapporten ....................................................................................................... 61
Verzendrapport.............................................................................................. 61
Faxjournaal (activiteitenrapport) ....................................................................61
Rapporten...................................................................................................... 62
11 Pollen
Ontvang Pollen ....................................................................................................63
Beveiligd pollen .............................................................................................63
Uitgesteld pollen ............................................................................................ 63
Opeenvolgend pollen..................................................................................... 63
Verzend pollen (alleen zwart-wit)......................................................................... 64
Verzend pollen instellen ................................................................................ 64
Verzend pollen instellen met beveiligingscode.............................................. 65
Paragraaf III Kopie
12 Kopiëren
Kopiëren ..............................................................................................................68
Kopieermodus instellen .................................................................................68
Eén kopie maken...........................................................................................68
Meerdere kopieën maken..............................................................................68
Kopiëren onderbreken...................................................................................68
Kopieerinstellingen wijzigen.................................................................................69
Kopieersnelheid of –kwaliteit verhogen ......................................................... 69
De gekopieerde afbeelding vergroten of verkleinen ...................................... 69
Het type papier instellen................................................................................70
Papierformaat instellen..................................................................................70
Helderheid instellen ....................................................................................... 70
Contrast instellen........................................................................................... 71
Kleurverzadiging aanpassen ......................................................................... 71
Kopieën sorteren met de ADF .......................................................................71
N op 1 kopieën of een poster maken (paginalayout)..................................... 72
Gewijzigde instellingen opgeven als nieuwe standaardinstellingen ..............73
De fabrieksinstellingen herstellen.................................................................. 73
De melding ‘Geheugen vol’..................................................................................73
Wettelijke beperkingen ........................................................................................ 74
Paragraaf IV PhotoCapture Center™
13 PhotoCapture Center™
Inleiding ...............................................................................................................76
Vereisten voor PhotoCapture Center™......................................................... 76
Aan de slag.......................................................................................................... 77
PhotoCapture-modus instellen ......................................................................78
vii
Afbeeldingen afdrukken.......................................................................................78
Foto's bekijken............................................................................................... 78
De index afdrukken (miniatuurbeelden).........................................................79
Alle foto's afdrukken ......................................................................................79
Foto's afdrukken ............................................................................................80
DPOF-afdrukken............................................................................................80
Afdrukinstellingen wijzigen...................................................................................81
Kopieersnelheid of –kwaliteit verhogen .........................................................82
De papiersoort en het papierformaat instellen...............................................82
Helderheid instellen ....................................................................................... 82
Contrast instellen........................................................................................... 82
Kleurverbetering ............................................................................................82
Bijsnijd (crop).................................................................................................83
Zonder rand ...................................................................................................83
Gewijzigde instellingen opgeven als nieuwe standaardinstellingen ..............84
De fabrieksinstellingen herstellen..................................................................84
Naar een kaart scannen ......................................................................................84
Scanmodus instellen .....................................................................................84
Scannen naar een kaart ................................................................................85
Uitleg bij de foutmeldingen ..................................................................................86
PhotoCapture Center™ op uw computer gebruiken............................................86
Paragraaf V Software
14 Software- en netwerkfuncties
Paragraaf VI Bijlagen
A Veiligheid en wettelijke bepalingen
Veiligheidsmaatregelen ....................................................................................... 90
Veilig gebruik van de machine.......................................................................90
Een geschikte plaats kiezen ................................................................................93
Belangrijke informatie ..........................................................................................94
Belangrijke veiligheidsinstructies...................................................................94
Voor uw veiligheid .........................................................................................95
LAN-verbinding.............................................................................................. 95
Naleving van de International ENERGY STAR
EU-richtlijn 2002/96/EG en EN50419 ............................................................95
Handelsmerken .............................................................................................96
B Problemen oplossen en routineonderhoud
Problemen oplossen ............................................................................................97
Foutmeldingen............................................................................................... 97
Uw faxen of het faxjournaal overbrengen ....................................................100
Vastgelopen papier......................................................................................101
Papier vastgelopen in de machine ..............................................................102
®
-normen.............................. 95
viii
Als u problemen met de machine hebt ........................................................ 104
Kiestoondetectie instellen............................................................................109
Storing op de telefoonlijn .............................................................................109
Afdrukkwaliteit verbeteren .................................................................................110
De printkop reinigen .................................................................................... 110
De afdrukkwaliteit controleren .....................................................................110
De uitlijning controleren ...............................................................................111
Controleren hoeveel inkt er nog over is.............................................................112
De machine inpakken en vervoeren .................................................................. 112
Routineonderhoud .............................................................................................114
De buitenkant van de machine reinigen ......................................................114
De scanner reinigen .................................................................................... 114
De geleiderol reinigen..................................................................................115
De papierinvoerrol reinigen .........................................................................115
De inktcartridges vervangen........................................................................115
C Menu en functies
Programmeren op het scherm ...........................................................................118
Opslag in het geheugen .............................................................................. 118
Menutoetsen......................................................................................................118
Menutabel.................................................................................................... 119
Tekst invoeren ............................................................................................. 131
D Specificaties
Omschrijving van het product ............................................................................ 132
Algemeen ....................................................................................................132
Afdrukmedia ................................................................................................134
Kopie ...........................................................................................................135
PhotoCapture Center™ ...............................................................................136
Fax...............................................................................................................137
Scanner ....................................................................................................... 138
Printer ..........................................................................................................139
Interfaces.....................................................................................................139
Vereisten voor de computer ........................................................................140
Verbruiksartikelen........................................................................................ 141
Netwerk (LAN) ...................................................................................................142
E Verklarende woordenlijst
F Index
ix
x
Paragraaf I

Algemeen I

Algemene informatie 2 Documenten en papier laden 10 Algemene instellingen 19 Beveiligingsfuncties 26
1

Algemene informatie 1

Gebruik van deze handleiding 1

Wij danken u voor het aanschaffen van een machine van Brother! Deze machine is eenvoudig te gebruiken, met een LCD­scherm waarop aanwijzingen verschijnen die u helpen bij het instellen en gebruiken van diverse functies. Neemt u echter een paar minuten de tijd om deze handleiding te lezen, zodat u optimaal gebruik kunt maken van alle functies van de machine.
Informatie opzoeken 1
De titels van alle hoofdstukken en subhoofdstukken staan in de inhoudsopgave. U kunt informatie over specifieke kenmerken of functies opzoeken in de index achterin deze handleiding.
De symbolen die in deze handleiding worden gebruikt 1
In deze handleiding worden speciale symbolen gebruikt die u attenderen op belangrijke informatie, verwijzingen en waarschuwingen. Voor alle duidelijkheid zijn hier en daar speciale lettertypen gebruikt en LCD-schermen afgebeeld, zodat duidelijk wordt geïllustreerd op welke toetsen u moet drukken.
Courier New
Tekst in het lettertype Courier New geeft de meldingen op het LCD-scherm van de machine weer.
Waarschuwingen vestigen uw aandacht op maatregelen die u moet treffen om te voorkomen dat u letsel oploopt.
De pictogrammen Elektrisch Gevaar waarschuwen u voor een mogelijke elektrische schok.
De pictogrammen Heet Oppervlak waarschuwen u om de hete machinedelen niet aan te raken.
Deze waarschuwingen wijzen u op procedures die u moet volgen om te voorkomen dat de machine of andere voorwerpen worden beschadigd.
Opmerkingen leggen uit hoe u op een bepaalde situatie moet reageren, of hoe de bewerking met andere functies werkt.
Het pictogram Onjuiste Configuratie waarschuwt u voor apparaten en bewerkingen die niet compatibel zijn met de machine.
Vet Vetgedrukte tekst identificeert
specifieke toetsen op het bedieningspaneel van de machine.
Cursief Cursief gedrukte tekst legt de
nadruk op een belangrijk punt of verwijst naar een verwant onderwerp.
2
Algemene informatie

De Gebruikershandleiding openen 1

Deze Gebruikershandleiding bevat niet alle informatie over de machine, zoals het gebruik van de geavanceerde functies van de fax, printer, de scanner, PC-Fax en het netwerk. Voor gedetailleerde informatie over deze bewerkingen verwijzen wij u naar de complete Gebruikershandleiding op de cd­rom.
De documentatie weergeven (voor Windows®) 1
Ga in het menu Start naar Programma's en selecteer Brother, MFL Pro Suite MFC-
820CW en vervolgens Gebruikershandleiding.
Documentatie openen vanuit het hoofdmenu op de cd-rom
a Zet de computer aan. Plaats de cd-rom
van Brother met het label Windows het cd-romstation.
b Als het scherm met de modelnaam
wordt weergegeven, klikt u op de naam van uw model.
®
in
c Selecteer de gewenste taal wanneer u
het talenscherm ziet. Het hoofdmenu van de cd-rom wordt geopend.
Opmerking
Als dit venster niet wordt geopend, kunt u de Verkenner van Windows
om het programma setup.exe uit te voeren vanuit de hoofdmap van de cd-rom van Brother.
d Klik op Documentatie.
1
e Klik op de documentatie die u wilt lezen.
Installatiehandleiding: instructies
voor de configuratie van de machine en installatie van de software
Gebruikershandleiding (3
handleidingen): gebruikershandleiding voor stand­alone handelingen, softwarehandleiding en netwerkhandleiding
PaperPort
Gebruikershandleiding: Document Management Software
®
®
gebruiken
1
3
Hoofdstuk 1
Instructies voor het scannen 1
Er zijn verscheidene manieren waarop u documenten kunt scannen. U kunt de instructies als volgt vinden:
Softwarehandleiding
Scannen in hoofdstuk 2 (voor Windows
®
98/98SE/Me/2000 Professional en
®
Windows
XP)
ControlCenter2 in hoofdstuk 3 (voor
Windows Professional en Windows
®
98/98SE/Me/2000
®
XP)
Netwerkscannen in hoofdstuk 4
PaperPort
®
Gebruikershandleiding
Instructies voor scannen direct vanuit
ScanSoft
®
PaperPort
®
Instructies voor het instellen van een netwerk
U kunt de machine aansluiten op een draadloos of bekabeld netwerk. De basisinstructies voor de installatie vindt u in de installatiehandleiding. Raadpleeg de netwerkhandleiding voor meer informatie of als uw toegangspoort SecureEasySetup™ ondersteunt.
De documentatie weergeven (voor Macintosh®) 1
a Zet de Macintosh
rom van Brother met het label Macintosh volgende venster wordt weergegeven.
®
®
aan. Plaats de cd-
in het cd-romstation. Het
b Dubbelklik op het pictogram
Documentation.
c Als het taalselectiescherm wordt
1
weergegeven, dubbelklikt u op de gewenste taal.
d Klik op de documentatie die u wilt lezen.
Installatiehandleiding: instructies
voor de configuratie van de machine en installatie van de software
Gebruikershandleiding (3
handleidingen): gebruikershandleiding voor stand­alone handelingen, softwarehandleiding en netwerkhandleiding
Instructies voor het scannen 1
Er zijn verscheidene manieren waarop u documenten kunt scannen. U kunt de instructies als volgt vinden:
Softwarehandleiding
Scannen in hoofdstuk 9 (voor Mac OS
®
9.1-9.2/Mac OS
X 10.2.4 of hoger)
ControlCenter2 in hoofdstuk 10 (voor
Mac OS
4
®
X 10.2.4 of hoger)
®
Netwerkscannen in hoofdstuk 11 (voor
®
Mac OS
Presto!
X 10.2.4 of hoger)
®
PageManager®
Gebruikershandleiding
Instructies voor scannen direct vanuit
Presto!
®
PageManager
®
Instructies voor het instellen van een netwerk
U kunt de machine aansluiten op een draadloos of bekabeld netwerk. De basisinstructies voor de installatie vindt u in de installatiehandleiding. Raadpleeg de netwerkhandleiding voor meer informatie of als uw toegangspoort SecureEasySetup™ ondersteunt.
Algemene informatie
1
1
5
Hoofdstuk 1

Overzicht van het bedieningspaneel 1

1Kiestoetsen
Met deze toetsen kunt u telefoon- en faxnummers kiezen. Ze kunnen ook als toetsenbord worden gebruikt om informatie in de machine in te voeren.
Met de toets # kunt u tijdens een oproep de kiesmodus tijdelijk veranderen van Puls naar Toon.
2 Faxtoetsen
Fax Voorbeeld
Hiermee kunt u ontvangen faxberichten op het LCD-scherm bekijken.
Herkies/Pauze
Met deze toets kiest u een van de laatste 30 nummers opnieuw. Deze toets wordt tevens gebruikt voor het invoegen van een pauze in snelkiesnummers.
Telefoon/Intern
Deze toets wordt gebruikt voor een telefoongesprek nadat de externe handset met het dubbele belsignaal is opgepakt.
Deze toets wordt ook gebruikt om toegang te verkrijgen tot een buitenlijn of om een telefoontje over te zetten naar een ander toestel dat ook op de PBX is aangesloten.
3Inkt
Met deze toets kunt u de printkoppen reinigen, en de afdrukkwaliteit en de hoeveelheid inkt controleren.
4 Modus-toetsen:
PhotoCapture
Hiermee krijgt u toegang tot de stand PhotoCapture Center™.
Kopie
Voor het kopiëren van documenten.
Fax
Voor het faxen van documenten.
Scan
Voor het scannen van documenten.
6
Algemene informatie
1
5 Menutoetsen:
Volumetoetsen
d c
In de faxmodus kunt u met deze toetsen het belvolume aanpassen.
a Zoeken/Snelkiezen
Met deze toets kunt u nummers opzoeken die in het kiesgeheugen zijn opgeslagen. Hiermee kunt u ook opgeslagen nummers kiezen door een tweecijferig nummer in te toetsen.
d of c
Druk op deze toets om vooruit of achteruit door de menuopties te schuiven.
a of b
Druk op deze toets om door de menu’s en opties te bladeren.
Menu
Met deze toets krijgt u toegang tot het menu om uw instellingen op de machine vast te leggen.
OK
Hiermee kunt u de instellingen op de machine opslaan.
Wissen
Druk op deze toets om de huidige instelling te annuleren.
6Starttoetsen:
Kleur Start
Met deze toets start u het faxen of maakt u kopieën in kleur. Hiermee kunt u ook een scanbewerking uitvoeren (kleur of zwart-wit, afhankelijk van de scaninstelling die u in ControlCenter2 hebt opgegeven).
Mono Start
Met deze toets start u het faxen of maakt u kopieën in zwart-wit. Hiermee kunt u ook een scanbewerking uitvoeren (kleur of zwart-wit, afhankelijk van de scaninstelling die u in ControlCenter2 hebt opgegeven).
7 Stop/Eindigen
Met deze toets stopt u een bewerking of verlaat u het menu.
8 Spaarstand
Hiermee stelt u de energiebesparende stand in
9 LCD-scherm (Liquid Crystal Display)
Op het LCD-scherm verschijnen berichten die u helpen bij het instellen en gebruiken van uw machine. U kunt ook de hoek van het LCD-scherm aanpassen door deze te kantelen.
7
Hoofdstuk 1
Indicaties LCD-scherm 1
Wanneer de machine inactief is, wordt op het LCD-scherm wordt de huidige status van de machine weergegeven.
10.10.2006 Fax
1
20:48
04
2
1 Huidige ontvangststand
Hier ziet u de huidige ontvangststand.
Fax (alleen Fax)F/T (Fax/Telefoon)Ant (Antwoordapparaat)Hnd (Handmatig)
2 Fax in geheug.
Hier ziet u hoeveel ontvangen faxberichten zich in het geheugen bevinden.
3 Geheug.status
Hier ziet u hoeveel geheugen beschikbaar is in de machine.
4 Status draadloos
Als u gebruikmaakt van een draadloze verbinding wordt de huidige draadloze signaalsterkte op vier niveaus weergegeven.
3
4
5
b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Tijdklokstand te
selecteren.
Druk op OK.
d Druk op a of b om 30 Sec. te
selecteren.
0Max.
5 Inktindicator
Hier kunt u de beschikbare hoeveelheid inkt bekijken.
Basishandelingen 1
Doe het volgende om bijvoorbeeld de tijdklokstand in te stellen op 30 Sec..
a Druk op Menu.
8
Druk op OK. U kunt de huidige instelling op het LCD­scherm weergeven:
e Druk op Stop/Eindigen.
Algemene informatie

Over faxapparaten 1

Faxtonen en aansluitbevestiging 1
Wanneer iemand u een fax stuurt, zendt hun faxmachine faxtonen naar uw machine (de zogenaamde CNG-tonen). Dit zijn zachte, onderbroken piepjes die met een tussenpoos van vier seconden worden uitgezonden. U hoort deze piepjes als u na het kiezen op Mono Start of Kleur Start drukt en ze houden tot ongeveer 60 seconden na het kiezen aan. Tijdens deze 60 seconden begint de verzendende machine de ‘aansluitbevestiging’ of verbinding met het ontvangende apparaat.
Telkens wanneer u automatisch een fax verzendt, worden er via de telefoonlijn faxtonen uitgezonden. U zult deze zachte piepjes snel genoeg horen als u de telefoon op uw faxlijn beantwoordt, zodat u weet wanneer er een fax binnenkomt.
Het ontvangende apparaat antwoordt met faxontvangsttonen: een luid tjirpend geluid. Een faxmachine die een fax ontvangt, laat dit tjirpende geluid ongeveer 40 seconden lang horen, waarna op het LCD-scherm de melding Ontvangst wordt weergegeven.
Als de machine in de stand Alleen fax staat, wordt elk telefoontje automatisch met de faxontvangsttonen beantwoord. Zelfs als de andere partij ophangt, blijft uw machine gedurende ongeveer 40 seconden ‘faxontvangsttonen’ uitzenden en blijft de melding Ontvangst op het LCD-scherm staan. Druk op Stop/Eindigen om het ontvangen te annuleren.
De ‘aansluitbevestiging’ vindt plaats wanneer beide faxmachines tegelijkertijd het ‘tjirpende’ geluid maken. Dit moet minstens 2 tot 4 seconden duren, zodat de machines kunnen bepalen op welke wijze de fax wordt verzonden en ontvangen. De aansluitbevestiging kan pas beginnen wanneer de oproep is beantwoord. De aansluitbevestigingstonen blijven slechts circa 60 seconden actief nadat het nummer is gekozen. Het is dus belangrijk dat de machine die de oproep ontvangt, deze oproep zo snel mogelijk beantwoordt.
Opmerking
Als er op uw faxlijn ook een extern antwoordapparaat is aangesloten, bepaalt dit apparaat na hoeveel keer overgaan een telefoontje wordt beantwoord.
ECM-modus (foutencorrectie)1
In deze modus controleert de machine de faxtransmissie om te zien of deze zonder storingen verloopt. Wanneer de machine tijdens de faxtransmissie fouten ontdekt, worden de pagina’s die een fout hebben gegeven, opnieuw verzonden. ECM­transmissies zijn uitsluitend mogelijk als beide faxmachines over een ECM-functie beschikken. In dat geval worden faxberichten tijdens het verzenden en ontvangen continu gecontroleerd door de machine.
1
9
2

Documenten en papier laden 2

Documenten laden 2

U kunt een fax verzenden, kopiëren en scannen vanuit de ADF (automatische documentinvoer) of vanaf de glasplaat.
De ADF gebruiken 2
De ADF heeft een capaciteit van maximaal 10 vellen en voert het papier vel voor vel in.
2
Gebruik standaardpapier (80 g/m de stapel altijd door alvorens het papier in de ADF te plaatsen.
Aanbevolen omgeving 2
temperatuur: 20 tot 30° C Vochtigheid: 50% tot 70% Papier:
80 g/m
2
A4 (20 lb LTR)
Ondersteunde documentformaten 2
) en blader
Gebruik GEEN karton, krantenpapier of stof.
Zorg dat in inkt geschreven documenten
helemaal droog zijn.
a Blader de stapel goed door. Leg uw
documenten met de bedrukte zijde naar beneden en de bovenrand eerst
in de ADF tot u voelt dat ze de invoerrol raken.
b Stel de papiergeleiders in op de breedte
van uw documenten.
c Vouw de ADF documentsteunklep uit
(1).
1
Lengte: 147 tot 356 mm Breedte: 147 tot 216 mm Gewicht:
64 tot 90 g/m
2
Documenten laden 2
Trek NIET aan het document wanneer het doorschuift.
Gebruik GEEN omgekruld, verkreukeld, gevouwen, gescheurd of geniet papier, en ook geen papier met paperclips, lijm of plakband.
10
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Laat GEEN dikke documenten op de glasplaat liggen. Hierdoor kan het papier vastlopen in de ADF.
De glasplaat gebruiken 2
U kunt de glasplaat gebruiken voor het faxen, kopiëren of scannen van de pagina’s van een boek of een enkele pagina van een document.
Documenten en papier laden
Ondersteunde documentformaten 2
Lengte: Maximaal 297 mm Breedte: Maximaal 216 mm Gewicht: Maximaal 2 kg
Documenten laden 2
Opmerking
Als u de glasplaat wilt gebruiken, moet de ADF leeg zijn.
a Til het documentdeksel op.
VOORZICHTIG
Laat het documentdeksel NIET met een klap naar beneden vallen en druk NIET op het deksel bij het scannen van een boek of dik document.
Scangebied 2
De grootte van het scangebied is afhankelijk van de instellingen binnen de door u gebruikte toepassing. Hieronder wordt getoond welke gebieden van het papier u niet kunt scannen.
3
1
4
2
b Gebruik de documentgeleiders aan de
linkerkant om het document in het midden van de glasplaat te leggen, met de bedrukte zijde naar beneden.
c Sluit het documentdeksel.
2
Gebruik
Faxen Letter 3 mm 4 mm
Kopiëren
Scannen
Document­formaat
A4 3 mm 1 mm Letter 3 mm 3 mm A4 3 mm 3 mm Letter 3 mm 3 mm A4 3 mm 0 mm
Bovenkant (1) Onderkant (2)
Links (3) Rechts (4)
11
Hoofdstuk 2

Over papier 2

De afdrukkwaliteit kan worden beïnvloed door het soort papier dat u in de machine gebruikt.
Om de beste afdrukkwaliteit te krijgen voor de instellingen die u hebt gekozen, moet u de papiersoort altijd instellen op het soort papier dat u plaatst.
U kunt normaal papier, inkjetpapier (gecoat papier), glanzend papier, transparanten en enveloppen gebruiken.
Wij raden u aan om verschillende soorten papier te testen voordat u een grote hoeveelheid aanschaft.
Gebruik voor de beste resultaten uitsluitend het aanbevolen papier.
Wanneer u afdrukt op inkjetpapier (gecoat
papier), transparanten en glanzend papier, moet u op het tabblad ‘Normaal’ van het printerstuurprogramma of bij de menuoptie Papiersoort altijd het juiste type papier selecteren (Zie Het type papier instellen op pagina 21).
Wanneer u op glanzend Brother-papier afdrukt, plaatst u eerst het instructieblad dat met het glanzend papier wordt geleverd in de papierlade en plaatst u vervolgens het glanzend papier op het instructieblad.
Als u transparanten of glanzend papier gebruikt, moet u elk vel onmiddellijk uit de uitvoerlade verwijderen om te voorkomen dat de vellen vlekken of dat er papier vast komt te zitten.
Raak het afgedrukte oppervlak van het papier niet aan vlak na het afdrukken; de inkt kan nog nat zijn en op uw vingers vlekken.
Brother-Papier
Papiersoort Item
A4 Plain BP60PA A4 Glossy BP60GLA A4 Inkjet (Mat) BP60MA 10 x 15 cm Glanzend BP60GLP
Speciaal papier gebruiken 2
Bewaar papier in de originele verpakking
en zorg dat deze gesloten blijft. Bewaar het papier plat en verwijderd van vocht, direct zonlicht, en warmte.
De gecoate zijde van glanzend papier glimt. Zorg dat u de glimmende (gecoate) zijde niet aanraakt. Plaats glanzend papier met de glimmende zijde naar beneden toe.
Voorkom dat u de voor- of achterkant van transparanten aanraakt, daar deze gemakkelijk water en transpiratie absorbeert, wat afbreuk doet aan de afdrukkwaliteit. Transparanten die voor laserprinters en ­kopieerapparaten ontworpen zijn, kunnen het volgende document bevlekken. Gebruik alleen transparanten die worden aanbevolen voor inkjetprinters.
Gebruik NOOIT de volgende typen papier:
Onjuiste configuratie
• Papier dat beschadigd, gekruld of gekreukt is of een onregelmatige vorm heeft
1
Aanbevolen papiersoorten 2
Om de beste printkwaliteit te verkrijgen raden wij u aan Brother-papier te gebruiken. (Zie onderstaande tabel.)
Als er in uw land geen Brother-papier beschikbaar is, raden wij u aan verschillende soorten papier te testen voor u grote hoeveelheden papier koopt.
Wij adviseren ‘3M Transparency Film’ te gebruiken wanneer u op transparanten afdrukt.
12
1
1 2mm of langer
• Hoogglanzend of uit een speciale structuur bestaand papier
• Papier waarop al door een printer is afgedrukt
• Papier dat niet netjes kan worden gestapeld
• Breedlopend papier
Documenten en papier laden
Type en formaat papier voor elke functie 2
Papiersoort Papierformaat Gebruik
Faxen
Losse vellen Letter 216 × 279 mm Ja Ja Ja Ja
A4 210 × 297 mm Ja Ja Ja Ja Legal 216 × 356 mm Ja Ja Ja Executive 184 × 267 mm Ja JIS B5 182 × 257 mm Ja A5 148 × 210 mm Ja Ja A6 105 × 148 mm Ja
Kaarten Foto 102 × 152 mm Ja Ja Ja
Foto L 89 × 127 mm Ja Foto 2L 127 × 178 mm Ja Ja Indexkaart 127 × 203 mm Ja Briefkaart 1 Briefkaart 2
(Dubbel)
Enveloppen C5-
envelop DL-
envelop COM-10 105 × 241 mm Ja Monarch 98 × 191 mm Ja JE4-
envelop
Transparanten Letter 216 × 279 mm Ja Ja
A4 210 × 297 mm Ja Ja
100 × 148 mm Ja 148 × 200 mm Ja
162 × 229 mm Ja
110 × 220 mm Ja
105 × 235 mm Ja
Kopiëren
Photo Capture
Printer
2
13
Hoofdstuk 2
Gewicht, dikte en capaciteit van het papier 2
Papiersoort Gewicht Dikte Aantal vellen
Losse vellen
Normaal papier
Inkjetpapier
Glanzend
64 tot 120 g/m
64 to 200 g/m
2
2
Maximaal 220 g/m
0,08 tot 0,15 mm
0,08 tot 0,25 mm 20
2
Maximaal 0,25 mm 20
100
1
papier
Kaarten
Fotopapier
Indexkaart
Briefkaart
Enveloppen
Maximaal g/m
Maximaal 120 g/m
Maximaal 200 g/m
75 tot 95 g/m
2
2
2
2
Maximaal 0,28 mm 20
Maximaal 0,15 mm 30
Maximaal 0,23 mm 30
Maximaal 0,52 mm 10
Transparanten 10
1
Maximaal 50 vellen voor papier van Legal-formaat 80 g/m2. Maximaal 100 vel van 80 g/m
2
papier.
Papiercapaciteit van de uitvoerlade 2
Maximaal 25 vel van 80 g/m2 Letter- of A4­papier.
Om vlekken te voorkomen moeten
transparanten of glanzend papier vel voor vel van de uitvoerlade worden genomen.
Legal-papier kan niet in de uitvoerlade
worden gestapeld.
14
Documenten en papier laden
Afdrukgebied 2
Hoe groot het bedrukbare gedeelte van uw papier is, is afhankelijk van de instellingen binnen de door u gebruikte toepassing. De onderstaande afbeeldingen tonen het niet-bedrukbare gedeelte op losse vellen papier en enveloppen. Als u de functie Zonder rand inschakelt, wordt geen afdrukgebied weergegeven.
Losse vellen Enveloppen
3
1
4
3
1
4
2
2
Bovenkant (1) Onderkant (2) Links (3) Rechts (4)
Losse vellen 3 mm (0,12 inch) 3 mm (0,12 inch) 3 mm (0,12 inch) 3 mm (0,12 inch) Enveloppen 12 mm 24 mm 3 mm 3 mm
2
Opmerking
Zonder Marges kan niet worden gebruikt voor enveloppen.
15
Hoofdstuk 2
Papier, enveloppen en briefkaarten laden 2
Papier of ander materiaal laden 2
a Trek de papierlade volledig uit de
machine en verwijder het deksel (1).
1
c Trek de papiersteun (1) er uit en vouw
de papiersteunklep uit(2).
1
2
Opmerking
Gebruik de papiersteunklep voor papier van Letter-, Legal- of A4-formaat.
d Blader de stapel papier goed door om te
voorkomen dat papier vastloopt of scheef wordt ingevoerd.
b Houd de papiergeleider (1) ingedrukt en
stel deze af op de breedte van het gebruikte papier.
1
16
Documenten en papier laden
e Plaats het papier voorzichtig in de
papierlade met de afdrukzijde naar beneden en de bovenrand eerst. Controleer of het papier vlak in de lade ligt en of het papier niet boven de maximale papierhoogte (1) komt. Zorg dat de papiergeleiders aan de zijkant de randen van het papier aanraken.
1
Opmerking
Zorg ervoor dat u het papier er niet te ver induwt; het kan aan de achterkant van de lade omhoog gaan staan en problemen veroorzaken bij de invoer.
f Zet het deksel van de lade er weer op en
duw de papierlade stevig terug in de machine.
Enveloppen laden 2
Gebruik enveloppen met een gewicht van
2
75 tot 95 g/m
Voor sommige enveloppen is het nodig de
marge in te stellen in de toepassing. Zorg ervoor dat u eerst een testafdruk maakt.
VOORZICHTIG
Om te voorkomen dat het invoermechanisme wordt beschadigd, dient het gebruik van onderstaande soorten enveloppen te worden vermeden.
HET GEBRUIK VAN DE VOLGENDE ENVELOPPEN DIENT TE WORDEN VERMEDEN:
zakachtige enveloppenenveloppen met reliëf (met verhoogd
opschrift)
enveloppen met sluithakenenveloppen die geen scherpe vouw hebbenenveloppen die aan de binnenkant zijn
voorbedrukt
Lijm
.
Omslag met ronde hoeken
Dubbele omslag
Driehoekige omslag
2
17
Hoofdstuk 2
Enveloppen laden 2
a Druk de hoeken en zijkanten van de
enveloppen zo plat mogelijk alvorens deze te plaatsen.
Opmerking
Als er verscheidene enveloppen tegelijk naar binnen worden getrokken, plaats dan één envelop per keer in de papierlade.
c Stel de maat en marge bij in uw
toepassing.
Briefkaarten laden 2
a Til de papieraanslag (1) op en plaats de
briefkaarten (2) in de papierlade. Verschuif de papiergeleider (3) zodanig dat de briefkaartbreedte erin past.
b Leg de enveloppen in de papierlade met
de adreszijde naar beneden en de invoerkant (bovenkant van de enveloppen) eerst. Verschuif de papiergeleider zodanig dat de envelopbreedte erin past.
Als u problemen hebt bij het afdrukken op enveloppen, volg dan de volgende suggesties op:
a Open de omslag van de envelop. b
Zorg ervoor dat de open omslag zich aan de zijkant of aan de achterkant van de envelop bevindt tijdens het afdrukken.
18
2
3

Algemene instellingen 3

Energiebesparende stand 3

Wanneer de machine inactief is, kunt u hem in de energiebesparende stand zetten door op de toets Spaarstand te drukken. In deze stand kunt u nog steeds telefoontjes ontvangen. Zie de tabel op pagina 20 voor meer informatie over het ontvangen van faxberichten in de energiebesparende stand. De uitgestelde faxen die zijn ingesteld worden verzonden. U kunt faxen ook op een andere locatie opvragen als u zich niet in de buurt van uw machine bevindt. Voor andere bewerkingen moet u de energiebesparende stand opheffen.
Opmerking
Als u een externe telefoon of antwoordapparaat hebt aangesloten, blijven deze altijd beschikbaar.
De energiebesparende stand instellen 3
De energiebesparende stand opheffen 3
a Houd de Spaarstand-toets ingedrukt
totdat op het LCD-scherm Wachten a.u.b. wordt getoond. Op het LCD-scherm worden de datum en tijd weergegeven.
Opmerking
• De machine zal de printkop, zelfs als u de machine in de energiebesparende stand hebt gezet, toch nog af en toe reinigen om de afdrukkwaliteit te handhaven.
• Als u de stekker uit het stopcontact hebt gehaald, is de machine volledig uitgeschakeld.
• U kunt de energiebesparende stand zo instellen, dat behalve de automatische printkopreiniging, geen bewerkingen beschikbaar zijn. (Zie Faxen ontvangen in
de energiebesparende stand op pagina 20.)
3
a Houd de Spaarstand-toets ingedrukt
totdat op het LCD-scherm Afsluiten wordt getoond. Het lampje van het LCD-scherm gaat uit.
19
Hoofdstuk 3

Faxen ontvangen in de energiebesparende stand 3

U kunt de toets Spaarstand op de machine aanpassen. De fabrieksinstelling is Faxontv:Aan. Als de energiebesparende stand is ingeschakeld, kan de machine dan nog gewoon faxberichten en telefoontjes ontvangen. Wanneer u niet wilt dat de machine faxberichten of telefoontjes kan ontvangen, moet u deze instelling op Faxontv:Uit zetten. (Zie Energiebesparende stand op pagina 19.)
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om P.Bewaar inst.
te selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Faxontv:Uit (of
Faxontv:Aan) te selecteren.
Druk op OK.
e Druk op Stop/Eindigen.
Aan/Uit­instellingen
Faxontv:Aan
(fabrieksin­stelling)
Faxontv:Uit
1
Schakel deze functie uit voordat u de machine uitschakelt.
2
U kunt niet automatisch een fax ontvangen, ook als u de ontvangstmodus hebt ingesteld op Fax/Telefoon.
Ontvangst­modus
Alleen Fax
Telefoon /Beantw.
Handmatig
Fax/Tele
foon
Alleen de printkop
Beschikbare bewerkingen
Faxontv, Fax waarnemen,
Tijdklok Fax Doorzenden Fax Opslaan Faxvooruitblik FAX ontvangen Afstandsbediening
U kunt geen
faxberichten ontvangen door op Mono Start of Kleur Start te drukken.
Fax waarnemen, Tijdklok
2
U kunt geen
faxberichten ontvangen door op Mono Start of Kleur Start te drukken.
wordt gereinigd, daarnaast zijn geen bewerkingen beschikbaar.
1
,
1
1
,
1
, PC-
1
1
,
,
1
20
Algemene instellingen

Tijdklokstand 3

De tijdklokstand instellen 3
Op het bedieningspaneel van de machine bevinden zich vier tijdelijke modustoetsen: PhotoCapture, Kopie, Fax en Scan. U kunt instellen na hoeveel tijd de machine na de laatste kopie, scan of PhotoCapture­bewerking terugkeert naar de faxmodus. Wanneer u Uit selecteert, blijft de machine in de laatst gebruikte modus.

Papierinstellingen 3

Het type papier instellen 3
Voor de beste afdrukkwaliteit moet u de machine instellen op de papiersoort die u gebruikt.
3
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Papiersoort te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Normaal, Inkjet,
Glossy of Transparanten te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op Stop/Eindigen.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Tijdklokstand te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om 0Sec., 30 Sec.,
1 Min., 2 Min., 5 Min. of Uit te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Het papier wordt met de bedrukte zijde naar boven op de uitvoerlade aan de voorkant van de machine uitgeworpen. Als u transparanten of glanzend papier gebruikt, moet u elk vel onmiddellijk uit de uitvoerlade verwijderen om te voorkomen dat de vellen vlekken of dat er papier vast komt te zitten.
21
Hoofdstuk 3
Het papierformaat instellen 3
U kunt vijf papierformaten gebruiken voor het afdrukken van kopieën: Letter, Legal, A4, A5 en 10 × 15 cm en drie formaten voor het afdrukken van faxberichten: Letter, Legal en A4. Wanneer u het papierformaat verandert in de machine, moet u ook de instelling voor het papierformaat veranderen, zodat uw machine een binnenkomende fax op het blad kan instellen.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Papierformaat te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Letter, Legal,
A4, A5 of 10x15cm te selecteren.
Druk op OK.
e Druk op Stop/Eindigen.

Volume, instellen 3

Het belvolume instellen 3
U kunt het volume op Uit zetten of selecteren hoe luid het belvolume van de machine moet zijn. Deze instellingen blijven van kracht totdat u ze weer wijzigt.
a Druk op d of c .
Het belvolume instellen vanuit het menu
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Volume te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Belvolume te
selecteren. Druk op OK.
3
22
e Druk op a of b om Laag, Half, Hoog
of Uit te selecteren. Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
Algemene instellingen
Het volume van de waarschuwingstoon instellen 3
U kunt het volume van de waarschuwingstoon wijzigen. De fabrieksinstelling is waarschuwingstoon aanstaat zal de machine een geluidssignaal geven wanneer u een toets indrukt, een vergissing maakt of een fax verzendt of ontvangt.
Laag
. Wanneer de
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c
Druk op a of b om Druk op OK.
Volume
te selecteren.
d Druk op a of b om Waarsch.toon te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Laag, Half, Hoog
of Uit te selecteren. Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.

Automatisch zomertijd instellen 3

U kunt de machine zo instellen dat de zomertijd automatisch wordt ingeschakeld. De machine zal automatisch in de lente een uur naar voren worden gezet en een uur terug in de herfst. Zorg daarbij wel dat u de juiste datum en tijd bij Datum/Tijd instelt.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Aut. zomertijd
te selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Uit (of Aan) te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op Stop/Eindigen.
3
Het volume van de luidspreker instellen 3
U kunt het volume van de eenwegluidspreker van de machine instellen.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c
Druk op a of b om Druk op OK.
Volume
te selecteren.
d Druk op a of b om Luidspreker te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Laag, Half, Hoog
of Uit te selecteren. Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
23
Hoofdstuk 3

LCD-scherm 3

Het contrast van het LCD­scherm instellen 3
U kunt het contrast van het LCD-scherm afstellen, zodat de weergave duidelijker wordt. Wijzig de contrastinstellingen als het LCD-scherm niet duidelijk leesbaar is.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om LCD instell. te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om LCD Contrast te
selecteren. Druk op OK.
De helderheid van de schermverlichting instellen 3
Wijzig de helderheidsinstellingen als het LCD-scherm niet duidelijk leesbaar is.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om LCD instell. te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Schermverlicht
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Licht, Half of
Donker te selecteren.
Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
e Druk op a of b om Licht, Half of
Donker te selecteren. Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
De lichtdim-timer instellen voor de schermverlichting 3
U kunt instellen hoe lang het LCD-scherm verlicht blijft nadat op de laatste toets is gedrukt.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om LCD instell. te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Lichtdim-timer
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om 10 Sec.,
20 Sec., 30 Sec. of Uit te
selecteren. Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
24
De uitschakelklok instellen 3
U kunt instellen hoe lang het LCD-scherm aan blijft nadat op de laatste toets is gedrukt. Dit is een energiebesparende functie. Wanneer het LCD-scherm uit is, kan de machine nog gewoon afdrukken en scannen en faxberichten en telefoongesprekken ontvangen
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Standaardinst.
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om LCD instell. te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Uitschakelklok
te selecteren. Druk op OK.
Algemene instellingen
3
e Druk op a of b om 1 Min., 2Min.,
3 Min., 5 Min., 10 Min., 30 Min.
of Uit te selecteren. Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Als het LCD-scherm is uitgeschakeld, kunt u het weer inschakelen door op een willekeurige toets te drukken.
25
4

Beveiligingsfuncties 4

Geheugenbeveiliging 4

Met geheugenbeveiliging voorkomt u dat onbevoegden toegang krijgen tot de machine. U kunt geen uitgestelde faxen of pollingtaken plannen. Eerder geplande uitgestelde faxen worden echter wel verzonden wanneer u geheugenbeveiliging inschakelt. De documenten gaan dus niet verloren.
Wanneer geheugenbeveiliging is ingeschakeld, zijn de volgende opties beschikbaar:
Faxberichten in het geheugen ontvangen
(beperkt door geheugencapaciteit)
Faxen doorzenden (als de functie Fax
doorzend al op Aan stond)
Opvragen vanaf een ander toestel (als de
functie Fax Opslaan al op Aan stond)
Wanneer geheugenbeveiliging is ingeschakeld, zijn de volgende opties NIET beschikbaar:
Ontvangen faxen afdrukkenFaxen verzenden
Wachtwoord instellen 4
Opmerking
• Neem contact op met uw Brother­leverancier voor onderhoud als u het wachtwoord voor geheugenbeveiliging bent vergeten.
• Als u het wachtwoord al hebt ingesteld, dient u het opnieuw in te stellen.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Diversen te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Beveiligd geh.
te selecteren. Druk op OK.
e Toets een wachtwoord van vier cijfers
in. Druk op OK.
KopiërenAfdrukken vanaf de pcScannenPhotoCaptureOntvang PC-Fax
Opmerking
• Schakel de geheugenbeveiliging uit om de in het geheugen opgeslagen faxberichten af te drukken
• U moet Ontvang PC-Fax uitschakelen voordat u geheugenbeveiliging kunt inschakelen. (Zie Geavanceerde faxfuncties uitschakelen op pagina 57.)
26
f Als op het LCD-scherm Nogmaals:
wordt weergegeven, voert u het wachtwoord opnieuw in. Druk op OK.
g Druk op Stop/Eindigen.
Beveiligingsfuncties
Het wachtwoord voor geheugenbeveiliging wijzigen4
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Diversen te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Beveiligd geh.
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Wachtwoord te
selecteren. Druk op OK.
f Toets het viercijferig getal in dat voor het
huidige wachtwoord is vastgelegd. Druk op OK.
g Voer een viercijferig getal als een nieuw
wachtwoord in. Druk op OK.
h Als op het LCD-scherm Nogmaals:
wordt weergegeven, voert u het nieuwe wachtwoord opnieuw in. Druk op OK.
i Druk op Stop/Eindigen.
Geheugenbeveiliging inschakelen 4
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c
Druk op a of b om Druk op OK.
Diversen
te selecteren.
d Druk op a of b om Beveiligd geh.
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om
Stel beveilig in te selecteren. Druk op OK.
f Voer het wachtwoord van 4 cijfers in.
Druk op OK. De machine gaat offline en op het LCD­scherm wordt Beveiligingsmode weergegeven.
Opmerking
Als zich een stroomstoring voordoet, blijven de gegevens maximaal 24 uur in het geheugen behouden.
Geheugenbeveiliging uitschakelen 4
4
a Druk op Menu. b Voer het wachtwoord van 4 cijfers in.
Druk op OK. Geheugenbeveiliging wordt automatisch uitgeschakeld.
Opmerking
Wanneer u een verkeerd wachtwoord invoert, geeft het LCD-scherm Fout wachtwoord weer en blijft de machine offline. De geheugenbeveiliging blijft ingeschakeld totdat het correcte wachtwoord is ingevoerd.
27
Hoofdstuk 4
28
Paragraaf II
Fax II
Faxen verzenden 30 Faxberichten ontvangen 37 Telefoondiensten en externe apparaten 41 Snelkiesnummers en kiesopties 46
Geavanceerde faxhandelingen (alleen zwart-wit) Rapporten afdrukken 61 Pollen 63
53
5

Faxen verzenden 5

Faxmodus instellen 5

Wanneer u een fax wilt verzenden of de instellingen voor het verzenden of ontvangen van faxen wilt wijzigen, drukt u op de toets
(Fax) zodat deze groen wordt.
Op het LCD-scherm wordt het volgende weergegeven.
Druk op a of b om door de opties van de Fax-toets te bladeren. Sommige functies zijn alleen beschikbaar voor het verzenden van faxberichten in zwart-wit.
Faxresolutie (Zie pagina 33.)Contrast (Zie pagina 33.)
Afmeting scan (Zie pagina 31.)Nieuwe standaard (Zie pagina 35.)Fabrieksinstell. (Zie pagina 36.)
Als u de gewenste optie hebt geselecteerd, drukt u op OK.
Faxen verzenden vanuit de ADF 5
a Druk op (Fax). b Plaats het document met de bedrukte
zijde naar beneden in de ADF.
c Voer het faxnummer in met de
kiestoetsen, met een snelkiesnummer of met de zoekfunctie.
d Druk op Mono Start of Kleur Start.
De machine begint het document te scannen.
Opmerking
•Druk op Stop/Eindigen om het scannen te annuleren.
• Als het geheugen vol is, wordt het document direct verzonden.
Snelkies (Zie pagina 46.)Uitgaand gesprek (Zie pagina 47.)Rondsturen (Zie pagina 32.)Tijdklok (Zie pagina 35.)Verzamelen (Zie pagina 35.)Direct Verzend (Zie pagina 34.)Verzend Pollen (Zie pagina 64.)Ontvang Pollen (Zie pagina 63.)Internationaal (Zie pagina 35.)
30
Faxen verzenden
Faxen via de glasplaat 5
U kunt de glasplaat gebruiken om pagina’s van een boek één voor één te faxen. U kunt documenten van maximaal Letter- of A4­formaat gebruiken.
Bij kleurenfaxen kunt u niet meer dan één pagina per keer verzenden.
Opmerking
Omdat u op deze manier maar één pagina per keer kunt scannen, is het handiger om de ADF te gebruiken als u documenten van meerdere pagina's verzendt.
a Druk op (Fax). b Leg uw document met de bedrukte zijde
naar beneden op de glasplaat.
c Kies het faxnummer. d Druk op Mono Start of Kleur Start.
Als u op Mono Start drukt, begint de
machine de eerste pagina te scannen. Ga naar stap e.
Als u op Kleur Start drukt, wordt het
document verzonden.
Opmerking
Als het geheugen vol is en u slechts één pagina verzendt, wordt deze direct verzonden.
Documenten in Letter-formaat faxen via de glasplaat 5
Als u documenten in Letter-formaat wilt verzenden, moet u Afmeting scan instellen op Letter. Als u dit niet doet, zullen de zijkanten van de faxen wegvallen.
a Druk op (Fax). b Druk op a of b om Afmeting scan te
selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Letter (of A4) te
selecteren. Druk op OK.
Opmerking
U kunt de instelling die u het vaakst gebruikt opslaan door deze als de standaard in te stellen. (Zie pagina 35.)
5
e
Voer een van de volgende handelingen uit:
Om een enkele pagina te verzenden,
drukt u op 2 om Nee te selecteren (of drukt u nogmaals op Mono Start). De machine begint het document te verzenden.
Om meerdere pagina's te
verzenden, drukt u op 1 om Ja te selecteren en gaat u naar stap f.
f Plaats de volgende pagina op de
glasplaat. Druk op OK. De machine begint de pagina te scannen. (Herhaal stap e en f voor elke volgende pagina.)
Een fax annuleren 5
Als u een fax wilt annuleren terwijl de machine aan het scannen, kiezen of verzenden is, drukt u op Stop/Eindigen.
Een fax in kleur verzenden 5
De machine kan een fax in kleur verzenden naar machines die deze functie ondersteunen.
Faxen in kleur kunnen echter niet in het geheugen worden opgeslagen. Als u een kleurenfax verzendt, verstuurt de machine de fax direct (zelfs wanneer Direct Verzend is ingesteld op Uit).
31
Hoofdstuk 5

Rondsturen (alleen zwart-wit) 5

Met de functie Rondsturen kunt u één faxbericht automatisch naar verscheidene faxnummers verzenden. U kunt een fax naar Groepen, Snelkiesnummers en maximaal 50 met de hand gekozen nummers tegelijk versturen
Nadat het rondsturen is voltooid, wordt een rapport afgedrukt.
a Druk op (Fax). b Het document laden. c Druk op a of b om Rondsturen te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om
Nummer toevoegen te selecteren. Druk op OK.
e Voer een nummer in met een
snelkiesnummer, een groep of de kiestoetsen. Druk op OK.
• Voer de lange kiesnummers in op dezelfde manier als u dat normaal zou doen, maar denk eraan dat elke snelkiestoets telt als één locatie. Het aantal locaties dat u kunt opslaan is dus beperkt. (Zie Toegangscodes en creditcardnummers op pagina 52.)
• Als het geheugen vol is, drukt u op Stop/Eindigen om de opdracht te stoppen. Als al meerdere pagina's zijn gescand, drukt u op Mono Start om het gedeelte dat zich in het geheugen bevindt te verzenden.
Een faxverzending stoppen 5
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Rest. jobs te
selecteren. Druk op OK. Op het LCD-scherm worden het gekozen faxnummer en het taaknummer weergegeven.
f Herhaal stap d en e als u nog meer
faxnummers wilt invoeren en selecteer vervolgens Compleet door op a of b te drukken. Druk op OK.
g Druk op Mono Start.
Opmerking
• Als u geen locaties voor groepsnummers, toegangscodes en creditcardnummers gebruikt, kunt u naar maximaal 210 verschillende nummers faxen.
• Hoeveel geheugen er beschikbaar is, hangt echter af van de opdrachten die in het geheugen zijn opgeslagen en van het aantal nummers waarnaar u de fax stuurt. Als u de fax naar het maximale aantal nummers probeert te sturen, kunt u de tweevoudige werking en uitgesteld verzenden niet gebruiken.
32
d Druk op OK.
Op het LCD-scherm verschijnt de volgende vraag:
Taak annuleren? JaiDruk op 1 NeeiDruk op 2
e Druk op 1 om het nummer dat wordt
gekozen te wissen. Op het LCD-scherm wordt vervolgens het taaknummer van de fax weergegeven.
f Druk op OK.
Op het LCD-scherm verschijnt de volgende vraag:
Taak annuleren? JaiDruk op 1 NeeiDruk op 2
g
Druk op 1 om het rondsturen te annuleren.
h Druk op Stop/Eindigen.
Faxen verzenden

Extra handelingen bij het verzenden 5

Faxen met meer instellingen verzenden 5
Wanneer u een fax gaat verzenden, kunt u een combinatie van de volgende instellingen kiezen: resolutie, contrast, internationale modus, timer voor uitgestelde faxen, pollen of directe verzendingen.
a Druk op (Fax).
Op het LCD-scherm wordt het volgende weergegeven.
b Druk op a of b om de gewenste
instellingen te wijzigen. Druk op OK.
c Telkens nadat een instelling is
geaccepteerd, kunt u een volgende instelling wijzigen.
Opmerking
• De meeste instellingen zijn tijdelijk en de machine keert terug naar de standaardinstellingen nadat u een fax hebt verzonden.
U kunt sommige instellingen die u het vaakst gebruikt opslaan door ze als de standaard in te stellen. Deze instellingen blijven van kracht totdat u ze weer wijzigt. (Zie
instellingen opgeven als nieuwe standaardinstellingen op pagina 35
Gewijzigde
.)
Contrast 5
Als uw document erg licht of erg donker is, kunt u proberen het contrast aan te passen. Voor de meeste documenten kan de fabrieksinstelling Automatisch worden gebruikt. Hiermee wordt automatisch het juiste contrast voor uw document gekozen.
Gebruik Licht voor het verzenden van een licht document.
Gebruik Donker voor het verzenden van een donker document.
a Druk op (Fax). b Druk op a of b om Contrast te
selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Automatisch,
Licht of Donker te selecteren.
Druk op OK.
Opmerking
In de volgende omstandigheden worden faxberichten altijd met de functie
Automatisch verstuurd, zelfs als u Licht of Donker hebt geselecteerd:
• Wanneer u een fax in kleur verstuurd.
• Wanneer u Foto als faxresolutie hebt geselecteerd.
Faxresolutie 5
U kunt de kwaliteit van een fax verbeteren door de faxresolutie in te stellen.
a Druk op (Fax). b Druk op a of b om Faxresolutie te
selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om de gewenste
resolutie te selecteren. Druk op OK.
5
33
Hoofdstuk 5
Opmerking
U kunt de resolutie voor zwart-wit op vier niveaus instellen en voor kleuren op twee niveaus.
Zwart-wit
Standaard Geschikt voor de meeste
getypte documenten.
Fijn
Superfijn Geschikt voor kleine lettertjes
Foto
Kleur
Standaard Geschikt voor de meeste
Fijn
Geschikt voor documenten met een klein lettertype. De transmissiesnelheid is iets lager dan bij de standaardresolutie.
of artwork. De transmissiesnelheid is lager dan bij de fijne resolutie.
Gebruik deze instelling wanneer het document verschillende grijstinten heeft of een foto is. Deze instelling heeft de laagste transmissiesnelheid.
getypte documenten. Gebruik deze instelling wanneer
het document een foto is. De transmissiesnelheid is lager dan bij de standaardresolutie.
Als u Superfijn of Foto hebt geselecteerd en vervolgens de toets Kleur Start gebruikt om een fax te verzenden, springt de instelling automatisch terug op Fijn.
Tweevoudige werking (alleen zwart-wit) 5
Hoeveel pagina’s u in het geheugen kunt inlezen, is afhankelijk van de gegevens die erop zijn afgedrukt.
Opmerking
Als de melding Geheugen vol verschijnt tijdens het scannen van documenten, drukt u op Stop/Eindigen om de taak te annuleren of op Mono Start om de gescande pagina's te verzenden.
Direct verzenden 5
Als u een fax gaat verzenden, zal de machine het document eerst in het geheugen scannen alvorens deze te verzenden. Vervolgens begint de machine, zodra de telefoonlijn vrij is, met kiezen en verzenden.
Als het geheugen vol is, zal de machine het document direct verzenden (zelfs als Direct Verzend is ingesteld op Uit).
Soms wilt u een belangrijk document onmiddellijk verzenden, zonder te wachten totdat het vanuit het geheugen wordt verzonden. U kunt
Direct Verzend
inschakelen.
Als u een document direct wilt verzenden, zonder te wachten totdat het vanuit het geheugen wordt verzonden, stelt u Direct Verzend in op Aan.
a Druk op (Fax). b Druk op a of b om Direct Verzend
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Aan te selecteren.
Druk op OK.
U kunt een nummer kiezen en de fax in het geheugen— scannen, zelfs wanneer de machine een fax uit het geheugen verstuurt of faxen ontvangt. Het LCD-venster toont het nieuwe taaknummer en het beschikbare geheugen.
Als u een kleurenfax verzendt, verstuurt de machine het document direct (zelfs wanneer Direct Verzend is ingesteld op Uit).
34
Opmerking
• Bij direct verzenden werkt de functie voor opnieuw kiezen niet wanneer u de glasplaat gebruikt.
• Als u een kleurenfax verzendt, verstuurt de machine de fax direct (zelfs wanneer Direct Verzend is ingesteld op Uit).
Faxen verzenden
Internationale modus 5
Als u problemen hebt met het internationaal verzenden, bijvoorbeeld vanwege ruis op de lijn, is het raadzaam om de internationale stand te activeren. Nadat u een fax in deze modus hebt verzonden, wordt deze functie vanzelf weer uitgeschakeld.
a Druk op (Fax). b Het document laden. c Druk op a of b om Internationaal
te selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Aan (of Uit) te
selecteren. Druk op OK.
Tijdklok (uitgesteld zenden) (alleen zwart-wit) 5
U kunt 50 faxberichten maximaal 24-uur in het geheugen opslaan om ze later te verzenden. Deze faxen worden verzonden op het tijdstip dat u in stap e specificeert.
a Druk op (Fax). b Het document laden. c
Druk op a of b om Druk op OK.
Tijdklok
te selecteren.
d Druk op a of b om Aan te selecteren.
Druk op OK.
e Voer in 24-uurformaat in om hoe laat de
fax moet worden verzonden. (Voor kwart voor acht ’s avonds voert u bijvoorbeeld 19:45 in.) Druk op OK.
Opmerking
Hoeveel pagina’s u in het geheugen kunt inlezen, is afhankelijk van de gegevens die op elke pagina zijn afgedrukt.
Uitgestelde groepsverzending (alleen zwart-wit)
Alvorens uitgestelde faxen te verzenden, zal de machine alle faxen in het geheugen eerst sorteren op bestemming waarnaar en tijdstip waarop ze verzonden moeten worden. Alle uitgestelde faxen die op hetzelfde tijdstip naar dezelfde bestemming verzonden moeten worden, worden als een enkele transmissie verzonden. Zo wint u transmissietijd.
a Druk op (Fax). b Druk op a of b om Verzamelen te
selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Aan te selecteren.
Druk op OK.
d Druk op Stop/Eindigen.
Gewijzigde instellingen opgeven als nieuwe standaardinstellingen 5
U kunt de faxinstellingen die u het vaakst gebruikt voor Faxresolutie, Contrast, Direct Verzend en Afmeting scan opslaan door ze als de standaard in te stellen. Deze instellingen blijven van kracht totdat u ze weer wijzigt.
a Druk op (Fax). b Druk op a of b om de nieuwe instelling
te selecteren. Druk op OK. Herhaal deze stap voor elke instelling die u wilt wijzigen.
c Nadat u de laatste instelling hebt
gewijzigd, drukt u op a of b om Nieuwe standaard te selecteren. Druk op OK.
d Druk op 1 om Ja te selecteren. e Druk op Stop/Eindigen.
5
5
35
Hoofdstuk 5
De fabrieksinstellingen herstellen 5
U kunt alle instellingen die u hebt gewijzigd weer terugzetten naar de fabrieksinstellingen. Deze instellingen blijven van kracht totdat u ze weer wijzigt.
a Druk op (Fax). b Druk op a of b om
Fabrieksinstell. te selecteren. Druk op OK.
c Druk op 1 om Ja te selecteren. d Druk op Stop/Eindigen.
De status van taken controleren of geplande taken annuleren 5
U kunt controleren welke taken er nog in het geheugen op verzending wachten en een taak annuleren. (Als er geen taken op verzending wachten, wordt de melding op het LCD-scherm weergegeven.)
Geen opdrachten
Als u wilt afsluiten zonder te
annuleren, drukt u op 2 om Nee te selecteren.
f Druk op Stop/Eindigen.
Faxen handmatig verzenden 5
Als u documenten handmatig gaat verzenden, hoort u de kiestoon, de beltonen en de faxontvangsttonen tijdens het faxen.
a Druk op (Fax). b Het document laden. c Neem de hoorn van het externe toestel
van de haak en wacht totdat u de kiestoon hoort.
d Kies het faxnummer. e Als u een faxtoon hoort, drukt u op
Mono Start of Kleur Start.
f Leg de hoorn weer op het toestel.
De melding Geheugen vol 5
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Rest. jobs te
selecteren. Druk op OK. Op het LCD-scherm verschijnen alle taken die in de wachtrij staan.
d Druk op a of b om door de taken te
bladeren en de gewenste taak te annuleren. Druk op OK.
e Voer een van de volgende handelingen
uit:
Druk op 1 om Ja te selecteren.
Als u nog een taak wilt annuleren, gaat u naar d.
36
Als de melding Geheugen vol verschijnt terwijl de eerste pagina van een faxbericht wordt gescand, drukt u op Stop/Eindigen om de fax te annuleren.
Als de melding Geheugen vol verschijnt terwijl een volgende pagina wordt gescand, kunt u op Mono Start drukken om de reeds gescande pagina's te verzenden of op Stop/Eindigen drukken om de bewerking te annuleren.
Opmerking
Als de melding Geheugen vol verschijnt tijdens het faxen en u de opgeslagen faxen niet wilt verwijderen om geheugen vrij te maken, kunt u de fax direct verzenden zonder deze eerst in het geheugen op te slaan. (Zie Direct verzenden op pagina 34.)

Faxberichten ontvangen 6

6

Basishandelingen bij het ontvangen 6

De ontvangstmodus kiezen 6
Er zijn vier verschillende ontvangstmodi voor deze machine. Kies de modus die het beste aan uw eisen voldoet.
LCD-scherm Hoe werkt het Wanneer gebruikt u het
Alleen Fax
(automatisch ontvangen)
Fax/Telefoon
(fax en telefoon) (alleen met een extern
of tweede toestel)
Telefoon/Beantw.
(met alleen een extern antwoordapparaat)
Handmatig
(handmatig ontvangen) (alleen met een extern
of tweede toestel)
De machine beantwoordt elk telefoontje automatisch alsof het een faxbericht betreft.
De machine beheert de lijn en beantwoordt automatisch elke oproep. Is de oproep een fax, dan wordt die ontvangen. Is de oproep geen fax, dan krijgt u het dubbele belsignaal van de F/T-stand, dat verschilt van het gewone belsignaal.
Het externe antwoordapparaat beantwoordt alle telefoontjes automatisch.
Ingesproken berichten worden op het antwoordapparaat opgeslagen. Als het een faxoproep is, wordt de fax ontvangen.
U beheert de telefoonlijn en moet elk telefoontje zelf beantwoorden.
Voor aparte faxlijnen.
Gebruik deze stand als u talrijke faxen verwacht en slechts weinig telefoontjes. U kunt geen antwoordapparaat op dezelfde lijn aansluiten, zelfs niet als dit op een ander wandcontact/telefoonstekker wordt aangesloten. In deze stand kunt u de voicemail van uw telecombedrijf niet gebruiken.
Gebruik deze stand als u een antwoordapparaat op uw machine hebt aangesloten.
De instelling Externe telefoon/Beantw. werkt alleen met een extern antwoordapparaat. Belvertraging werkt in deze instelling niet.
Gebruik deze stand als u niet veel faxberichten ontvangt of een computer op dezelfde lijn gebruikt.
Als u beantwoordt en faxtonen hoort, moet u wachten tot de machine het telefoontje automatisch overneemt, en daarna ophangen. (Zie Fax waarnemen op pagina 39.)
6
Een ontvangststand kiezen of wijzigen
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Stand.instel. te
selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Ontvangstmodus
6
te selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Alleen Fax,
Fax/Telefoon, Telefoon/Beantw.
of Handmatig te selecteren. Druk op OK.
e Druk op Stop/Eindigen.
37
Hoofdstuk 6
De belvertraging instellen 6
De functie Belvertraging bepaalt hoe vaak de machine overgaat voordat de oproep wordt beantwoord in de stand Alleen Fax of Fax/Telefoon. Wanneer u een extern of tweede toestel hebt aangesloten op dezelfde lijn als de machine, kies dan het aantal keren dat de machine moet overgaan.
(Zie Werken met een tweede
toestel op pagina 41 en Fax waarnemen op pagina 39.)
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Ontvangstmenu te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Bel Vertraging
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om in te stellen hoe
vaak de telefoon moet overgaan voordat de machine opneemt (0-6). Druk op OK. Als u 0 hebt geselecteerd, gaat de telefoon helemaal niet over.
f Druk op Stop/Eindigen.
De F/T-beltijd instellen (alleen in de stand Fax/Telefoon) 6
Als u de ontvangststand instelt op Fax/Telefoon, moet u specificeren hoe lang de machine met een dubbele bel moet overgaan om u te laten weten dat het om een telefoongesprek gaat. (Als het een inkomend faxbericht is, wordt de fax ontvangen.)
Dit dubbele belsignaal hoort u na het eerste signaal van het telefoonbedrijf. Alleen de machine gaat over, de andere toestellen op deze lijn geven dit dubbele belsignaal niet. U kunt het gesprek echter nog steeds op elke telefoon aannemen.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Ontvangstmenu te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om F/T Beltijd te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om te selecteren hoe
lang (20, 30, 40 of 70 seconden) de machine moet overgaan om u op een normaal telefoongesprek te attenderen. Druk op OK.
38
f Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Zelfs als de beller tijdens het dubbele belsignaal ophangt, zal dit signaal het aantal seconden dat u hebt geselecteerd aanhouden.
Faxberichten ontvangen
Fax waarnemen 6
Als Fax waarnemen is ingesteld op Aan:
De machine ontvangt faxberichten automatisch, zelfs als u de hoorn van een tweede of extern toestel hebt opgenomen. Zodra u Ontvangst op het LCD-scherm ziet of als u ‘scherpe piepjes’ hoort door de hoorn van een tweede telefoontoestel dat op een ander contact is aangesloten, kunt u de hoorn terugplaatsen en doet uw machine de rest.
Als Fax waarnemen is ingesteld op
Als u een faxtoon hoort, drukt u op Mono Start of Kleur Start op de machine.
Als u niet in de buurt van de machine bent, drukt u op l 51 op het tweede telefoontoestel. (Zie Werken met een tweede toestel op pagina 41.)
Uit
Opmerking
• Als deze functie is ingesteld op Aan, maar de machine de faxoproep niet overneemt als u de hoorn van een extern of tweede toestel opneemt, moet u de faxontvangstcode l 51 intoetsen. Als u zich bij de machine bevindt, drukt u op Mono Start of Kleur Start.
• Als u faxen verzendt vanaf een computer die op dezelfde telefoonlijn is aangesloten en de machine de faxen onderschept , moet u Fax Waarnemen instellen op Uit.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Ontvangstmenu te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Fax Waarnemen te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Aan (of Uit) te
selecteren. Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
6
Een verkleinde afdruk van een inkomend document maken (Automatische verkleining) 6
Met deze instelling wordt een binnenkomend faxbericht automatisch verkleind om te passen op papier van Letter-, Legal- of A4­formaat. De machine bepaalt het
:
6
verkleiningspercentage aan de hand van het formaat van het document en de instelling die u hebt opgegeven voor het papierformaat (zie Het papierformaat instellen op pagina 22).
6
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Ontvangstmenu te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Auto reductie te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Aan (of Uit) te
selecteren. Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
• Zet deze instelling aan, als u faxen ontvangt die over twee pagina’s zijn verdeeld. Als het document te lang is, kan het echter zijn dat de machine het op twee pagina’s afdrukt.
• Zet deze instelling aan wanneer de linker­en rechtermarges zijn afgesneden.
39
Hoofdstuk 6
• Wanneer deze functie is ingesteld op Aan, lijken faxen die u in A4-formaat worden toegestuurd enigszins gekrompen, ondanks dat deze door de machine op papier van A4-formaat worden afgedrukt. Dit komt omdat de machine het stations­ID van de verzendende machine boven aan de pagina moet afdrukken.
Een fax uit het geheugen afdrukken 6
Als u voor faxen opslaan hebt gekozen, kunt u nog steeds vanaf de machine een fax uit het geheugen afdrukken. (Zie Geavanceerde faxfuncties uitschakelen op pagina 57.)
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om
Geavanc. Faxfuncties te selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Print document
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op Mono Start.
Als Geheugen ontv. op dat moment is ingesteld op Aan...
gaat de faxmachine gewoon door met het ontvangen van de fax en worden de overige pagina's in het geheugen opgeslagen (als er genoeg geheugen beschikbaar is). Faxen die daarna worden ontvangen, worden ook in het geheugen opgeslagen totdat het geheugen vol is. Hierna worden binnenkomende faxen niet meer automatisch beantwoord. Om alle gegevens af te drukken, plaatst u papier in de papierlade en drukt u op Mono Start of
Kleur Start.
Als Geheugen ontv. op dat moment is ingesteld op Uit...
gaat de faxmachine gewoon door met het ontvangen van de fax en worden de overige pagina's in het geheugen opgeslagen (als er genoeg geheugen beschikbaar is). Verdere faxoproepen worden pas weer automatisch beantwoord nadat er nieuw papier in de papierlade is geplaatst. Om de laatst ontvangen fax af te drukken, plaatst u papier in de papierlade en drukt u op Mono Start of Kleur Start.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
6
6
Ontvangst in het geheugen (Alleen zwart-wit) 6
Als de papierlade leeg raakt tijdens het ontvangen van een fax, wordt op het LCD­scherm Papier nazien weergegeven. Plaats vervolgens nieuw papier in de papierlade. (Zie Papier, enveloppen en briefkaarten laden op pagina 16.)
40
c Druk op a of b om Ontvangstmenu te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Geheugen ontv.
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Aan (of Uit) te
selecteren. Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
Telefoondiensten en externe
7
apparaten

Telefoongesprekken 7

U kunt telefoneren via een tweede of een extern telefoontoestel.
Toon of puls 7
Als u een externe telefoon met een pulskiezer (kiesschijf) gebruikt, maar over toonsignalen moet beschikken (bijvoorbeeld voor telefonisch bankieren), gaat u als volgt te werk. Als u een toetstelefoon hebt, hoeft u deze functie niet in te schakelen voor het verzenden van toonsignalen.
a Neem de hoorn van het externe toestel
van de haak.
b Druk op # op het bedieningspaneel van
de machine. Alle nummers die hierna worden gekozen, worden als toonsignalen verzonden. Zodra u hoorn ophangt, gaat de machine weer over op pulssignalen.
Werken met een tweede toestel 7
Als u een faxoproep aanneemt op een tweede toestel of op een extern toestel dat is aangesloten op de betreffende ingang op de machine, kunt u de oproep doorverbinden naar de machine door de faxontvangstcode in te toetsen. Als u de faxontvangstcode l 51 intoetst, zal het faxbericht op uw machine worden ontvangen.
Als de machine een normaal telefoontje aanneemt en het dubbele belsignaal geeft, toetst u de code voor het aannemen van de telefoon in (#51) om het telefoontje op een tweede toestel aan te nemen. (Zie De F/T-
beltijd instellen (alleen in de stand Fax/Telefoon) op pagina 38.)
Als u een oproep aanneemt en zich niemand aan de telefoon bevindt:
Waarschijnlijk krijgt u een handmatige fax binnen. Als u Activeren op afstand wilt gebruiken,
moet u de vereiste codes inschakelen. (Zie De codes voor afstandsbediening
wijzigen op pagina 45.) Druk op l51
hoort of totdat het LCD-scherm weergeeft, pas dan mag u ophangen.
en wacht tot u het tjirpende geluid
Ontvangst
Opmerking
U kunt de functie Fax waarnemen inschakelen zodat de machine het telefoontje automatisch overneemt. (Zie Fax waarnemen op pagina 39.)
Fax/Telefoon-modus 7
Als de machine in de stand Fax/Telefoon staat, wordt het dubbele belsignaal gebruikt om aan te geven dat het een normaal telefoontje betreft.
Als u zich bij een externe telefoon bevindt, tilt u de hoorn van het externe toestel op en drukt u op
Telefoon/Intern
Als u zich bij een tweede toestel bevindt, moet u de hoorn tijdens het overgaan van de dubbele bel opnemen en tussen twee dubbele belsignalen in op niemand aan de lijn is of wanneer iemand u een fax wilt sturen, stuurt u het gesprek terug naar de machine door op
om het gesprek te beantwoorden.
#51
drukken. Wanneer er
l51 te drukken.
Fax/Telefoon-modus in de energiebesparende stand 7
Fax/Telefoon-modus werkt niet in de energiebesparende stand. De machine zal geen telefoontjes of faxen beantwoorden en blijven rinkelen. Als u zich op een extern of tweede toestel bevindt, neemt u de hoorn van de haak om te praten. Als u faxtonen hoort, houd u de hoorn vast totdat Fax Waarnemen uw machine activeert. Als de andere partij zegt u een fax te willen versturen, activeert u de machine door te drukken op l 51.
7
7
7
41
Hoofdstuk 7

Telefoondiensten 7

Het type telefoonlijn instellen 7
Als u de machine aansluit op een lijn met PBX of ISDN voor het versturen en ontvangen van faxen, moet u ook het type telefoonlijn wijzigen aan de hand van de volgende stappen.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Stand.instel. te
selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Tel lijn inst te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om PBX, ISDN (of
Normaal) te selecteren.
Druk op OK.
e Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
U kunt een druk op de toets Telefoon/Intern programmeren als onderdeel van een nummer dat is opgeslagen als een snelkiesnummer. Hiertoe drukt u tijdens het programmeren van een snelkiesnummer eerst op Telefoon/Intern (in het LCD-scherm wordt ‘!’ getoond) en voert u vervolgens het telefoonnummer in. U hoeft dan niet telkens op Telefoon/Intern te drukken als een snelkiesnummer gebruikmaakt van een buitenlijn. (Zie Nummers opslaan om snel te kiezen op pagina 48.)
Als PBX echter niet is geselecteerd bij Type telefoonlijn, kunt u het snelkiesnummer waarin een druk op de toets Telefoon/Intern is geprogrammeerd niet gebruiken.
PBX en DOORVERBINDEN 7
De machine is in eerste instantie ingesteld op Normaal, zodat deze kan worden aangesloten op een standaard openbaar telefoonnetwerk. De meeste kantoren gebruiken echter een centraal telefoonsysteem of een Private Branch Exchange (PBX). De machine kan op de meeste PBX-telefoonsystemen worden aangesloten. De oproepfunctie van de machine ondersteunt alleen TBR (Timed Break Recall). TBR werkt met de meeste PABX-systemen zodat u toegang krijgt tot een buitenlijn of gesprekken naar een andere lijn kunt doorverbinden. U activeert deze functie met de toets Telefoon/Intern.
42
Telefoondiensten en externe apparaten

Een extern apparaat aansluiten op uw machine 7

Een extern of tweede telefoontoestel aansluiten 7
U kunt een aparte telefoon op de machine aansluiten, zoals hieronder getoond.
1
2
1 Tweede toestel
2 extern toestel
Wanneer u een externe telefoon gebruikt, wordt op het LCD-scherm Telefoon weergegeven.
Het antwoordapparaat moet elk gesprek binnen vier keer bellen beantwoorden (u wordt echter aangeraden om het apparaat in te stellen op twee keer bellen). De machine kan de faxtonen pas opvangen als het antwoordapparaat het gesprek heeft beantwoord en met vier keer bellen blijven er slechts 8 tot 10 seconden over voor de ‘aansluitbevestiging’. Volg de procedure voor het opnemen van een uitgaand bericht in deze handleiding nauwkeurig. Het wordt afgeraden om op uw externe antwoordapparaat de instelling voor “toll­saver” (bespaarstand voor telefoonkosten) te gebruiken wanneer deze meer dan vijf keer overgaat.
Opmerking
Als niet al uw faxen worden ontvangen, moet u uw antwoordapparaat zodanig instellen dat het de telefoon sneller aanneemt.
U mag een antwoordapparaat niet op een andere plaats op dezelfde lijn aansluiten.
Onjuiste configuratie
7
Een extern antwoordapparaat aansluiten 7
U wilt misschien een extern antwoordapparaat aansluiten. Als u echter een extern antwoordapparaat aansluit op dezelfde lijn als de machine, worden alle gesprekken beantwoord door het antwoordapparaat en ‘luistert’ de machine naar faxtonen. Als er faxtonen klinken, neemt de machine het gesprek over en wordt de fax ontvangen. Als er geen faxtonen klinken, laat de machine het gesprek over aan het antwoordapparaat en kan er op normale wijze een bericht worden ingesproken.
1
1
1Antw.app.
Wanneer het antwoordapparaat het gesprek beantwoordt, wordt op het LCD-scherm Telefoon weergegeven.
43
Hoofdstuk 7
Aansluitingen 7
Het externe antwoordapparaat moet zijn aangesloten zoals in de vorige illustratie wordt getoond.
a Stel uw externe antwoordapparaat zo in,
dat er na één of twee keer overgaan wordt opgenomen. (De instelling voor de belvertraging van de machine is niet van toepassing.)
b Neem een uitgaand bericht op uw
antwoordapparaat op.
c Activeer het antwoordapparaat. d Stel de ontvangstmodus in op
Telefoon/Beantw.. (Zie De ontvangstmodus kiezen op pagina 37.)
Een uitgaand bericht op een extern antwoordapparaat opnemen
Tijdsplanning is van essentieel belang wanneer u een uitgaand bericht opneemt. Het bericht bepaalt de wijze waarop de handmatige en automatische faxontvangst verloopt.
a Neem eerst vijf seconden stilte op. (Dit
geeft uw machine de gelegenheid om bij automatische faxtransmissies de faxtonen te horen voordat deze stoppen.)
b We adviseren het bericht te beperken
tot maximaal 20 seconden.
Aansluiting op meerdere lijnen (PBX)
De meeste kantoren gebruiken een centraal telefoonsysteem (PBX). Hoewel het vaak relatief eenvoudig is om de machine aan te sluiten op een PBX-systeem (Private Branch Exchange), raden wij u toch aan om contact op te nemen met het bedrijf dat uw telefoonsysteem heeft geïnstalleerd en hen te vragen de machine voor u aan te sluiten. We adviseren u de machine op een aparte lijn aan te sluiten.
Als de machine moet worden aangesloten op een systeem met meerdere lijnen, vraagt u uw installateur om de machine op de laatste lijn in het systeem aan te sluiten. Zo voorkomt u dat de machine wordt geactiveerd telkens wanneer er een telefoongesprek wordt ontvangen.
Als u de machine installeert om met een PBX te laten werken
7
a
We garanderen niet dat het apparaat onder alle omstandigheden naar behoren met PBX's werkt. Neem bij eventuele problemen eerst contact op met het bedrijf dat uw eigen centrale verzorgt.
b
Als alle inkomende telefoontjes door een telefonist(e) worden beantwoord, is het raadzaam de stand voor beantwoorden in te stellen op telefoontjes worden dan in eerste instantie als telefoongesprekken beschouwd.
Handmatig
. Alle inkomende
c Controleer of Type telefoonlijn is
ingesteld op PBX. (Zie Het type telefoonlijn instellen op pagina 42.)
7
7
Opmerking
Wij raden u aan om aan het begin van uw uitgaand bericht eerst een stilte van ongeveer 5 seconden op te nemen, omdat de machine geen faxtonen kan horen over een resonerende of luide stem. U kunt proberen om deze pauze weg te laten, maar als de machine problemen heeft met het ontvangen van faxberichten, dient u het bericht opnieuw op te nemen en deze stilte in te lassen.
44
Speciale functies op uw telefoonlijn
Als u functies zoals Voicemail, Wisselgesprek, Wisselgesprek/Nummerweergave, BelMaster, een antwoordapparaat, alarmsysteem of een andere speciale functie op dezelfde lijn als deze machine gebruikt, kan dit problemen veroorzaken bij de werking van de machine. (Zie Als u problemen met de machine hebt op pagina 104.)
7
Telefoondiensten en externe apparaten
Gebruik van een draadloze telefoon 7
Als de draadloze telefoon is aangesloten op de telefoonlijn (zie Een extern apparaat aansluiten op uw machine op pagina 43) en u de draadloze telefoon meestal bij u hebt, is het eenvoudiger om de oproepen tijdens de Belvertraging te beantwoorden.
Als u de machine eerst laat beantwoorden, moet u naar de machine lopen en op Telefoon/Intern drukken om het telefoontje op het draadloze toestel aan te nemen.
De codes voor afstandsbediening wijzigen 7
Met Activeren op afstand kunt u vanaf een tweede of extern toestel opdrachten naar de machine sturen. Als u Activeren op afstand wilt gebruiken, moet u de vereiste codes inschakelen. De voorgeprogrammeerde faxontvangstcode is l 51. De voorgeprogrammeerde code voor het aannemen van de telefoon is #51. Indien gewenst, kunt u deze codes wijzigen.
Opmerking
• Als de verbinding telkens wordt verbroken wanneer u probeert om vanaf een ander toestel toegang te krijgen tot uw antwoordapparaat, is het raadzaam om een andere driecijferige faxontvangstcode en een andere driecijferige code om de telefoon aan te nemen te kiezen met de cijfers 0-9, l, #.
• Codes voor afstandsbediening werken mogelijk niet met alle telefoonsystemen.
7
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Ontvangstmenu te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Code Op Afst. te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Aan (of Uit) te
selecteren. Druk op OK.
f Voer de nieuwe Faxontvangstcode in.
Druk op OK.
g Voer de nieuwe Code voor aannemen
van de telefoon in. Druk op OK.
h Druk op Stop/Eindigen.
45
8

Snelkiesnummers en kiesopties 8

Kiesopties 8

U kunt op alle volgende manieren nummers kiezen.
Handmatig kiezen 8
Toets alle nummers van het faxnummer in.
Snelkiezen 8
a Druk op Zoeken/Snelkiezen.
U kunt Snelkies ook selecteren door op (Fax) te drukken.
b Toets het tweecijferige snelkiesnummer
in. (Zie Snelkiesnummers opslaan op pagina 48.)
Opmerking
Wanneer het LCD-scherm Niet toegewezen weergeeft wanneer u het snelkiesnummer invoert, is er geen telefoonnummer opgeslagen onder dit nummer.
Zoeken op alfabetische volgorde 8
U kunt zoeken naar de namen die in het geheugen voor snelkiesnummers zijn opgeslagen.
a Druk op Zoeken/Snelkiezen.
U kunt Snelkies ook selecteren door op (Fax) te drukken.
b Druk op a of b om
Alfabetische volgorde te selecteren. Druk op OK.
Opmerking
•Druk op l om het lettertype van het LCD­scherm te vergroten.
•Druk op # om het lettertype van het LCD­scherm te verkleinen.
c Voer via de kiestoetsen de eerste letter
van de naam in en druk vervolgens op a of b om de naam en het nummer te selecteren die u wilt bellen. Druk op OK.
c Als u twee telefoonnummers onder dit
snelkiesnummer hebt opgeslagen, drukt u op a of b om het nummer te selecteren dat u wilt bellen. Druk op OK.
46
Snelkiesnummers en kiesopties
Zoeken op numerieke volgorde
U kunt de snelkieslocatie gebruiken om namen en nummers te zoeken die u in het snelkiesgeheugen hebt opgeslagen.
a Druk op Zoeken/Snelkiezen.
U kunt Snelkies ook selecteren door op (Fax) te drukken.
b Druk op a of b om Nummervolgorde
te selecteren. Druk op OK.
Opmerking
• Druk op l om het lettertype van het LCD­scherm te vergroten.
• Druk op # om het lettertype van het LCD­scherm te verkleinen.
c
Voer het eerste cijfer (1 tot en met 8) van de tweecijferige snelkieslocatie in en druk vervolgens op en het nummer te kiezen die u wilt bellen. (Voer bijvoorbeeld 3 in om te zoeken vanaf snelkieslocatie 30.) Druk op OK.
a
of b om de naam
Faxnummer opnieuw kiezen 8
Als u handmatig een fax verzendt en het nummer in gesprek is, kunt u op
Herkies/Pauze drukken en vervolgens op Mono Start of Kleur Start om het nummer
nogmaals te kiezen. Als u opnieuw een nummer wilt kiezen dat u kort tevoren hebt gekozen, kunt u op Herkies/Pauze drukken en een van de laatste 30 nummers uit de lijst van uitgaande gesprekken kiezen.
Herkies/Pauze
bedieningspaneel kiest. Als u een fax automatisch wilt verzenden en het nummer in gesprek is, zal de machine het nummer drie keer met intervallen van vijf minuten automatisch opnieuw proberen.
werkt alleen als u vanaf het
a Druk op Herkies/Pauze. b Druk op a of b om het nummer te
selecteren dat u opnieuw wilt kiezen. Druk op OK.
c Druk op a of b om Fax versturen
8
opnieuw te selecteren. Druk op OK.
d Druk op Mono Start of Kleur Start.
Opmerking
Bij direct verzenden werkt de functie voor opnieuw kiezen niet wanneer u de glasplaat gebruikt.
Uitgaand gesprek 8
De laatste 30 gekozen faxnummers worden opgeslagen in de geschiedenis van uitgaande gesprekken. U kunt een van deze nummers kiezen om een fax te verzenden, om het nummer toe te voegen aan de snelkiesnummers of om het nummer te verwijderen uit de historie.
a Druk op Herkies/Pauze.
U kunt
Uitgaand gesprek
Fax
door op (
) te drukken.
b Druk op a of b om het nummer te
kiezen dat u wilt bellen . Druk op OK.
c
Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u een faxbericht wilt verzenden,
drukt u op a of b om Fax versturen te selecteren. Druk op OK.
Als u het nummer wilt opslaan, drukt
u op a of b om Toevoegen snelkiesnrs. te selecteren. Druk op OK. (Zie Snelkiesnummers opslaan
vanuit uitgaande gesprekken op pagina 48.)
Druk op a of b om Verwijder te
selecteren. Druk op OK. Druk op 1 ter bevestiging.
Pauze 8
Druk op Herkies/Pauze om een pauze van 3,5 seconden tussen de cijfers van een nummer in te lassen. Als u internationaal belt, kunt u zo vaak als nodig op Herkies/Pauze drukken om de pauze langer te maken.
ook selecteren
8
47
Hoofdstuk 8

Nummers opslaan om snel te kiezen 8

U kunt de machine op twee manieren snel laten kiezen: via snelkiesnummers of groepen voor rondsturen van faxnummers. Wanneer u op een snelkiestoets drukt, geeft het LCD-scherm de naam (indien u deze hebt opgeslagen) of het nummer weer.
Opmerking
De snelkiesnummers die in het geheugen zijn opgeslagen, gaan niet verloren als de stroom uitvalt.
Snelkiesnummers opslaan 8
U kunt maximaal 80 2-cijferige locaties met een naam opslaan, waarbij onder elke naam twee faxnummers kunnen worden opgeslagen. Voor het kiezen van een nummer hoeft u dan slechts op een paar toetsen te drukken (bijvoorbeeld: Zoeken/Snelkiezen, het tweecijferige nummer en Mono Start of Kleur Start).
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Kiesgeheugen te
selecteren. Druk op OK.
d
Druk op a of b om Druk op OK.
Snelkies
te selecteren.
Om het nummer op te slaan zonder
naam, drukt u op OK.
g Toets het faxnummer in (maximaal 20
cijfers). Druk op OK.
h
Voer een van de volgende handelingen uit:
Toets het tweede faxnummer in
(maximaal 20 cijfers). Druk op OK.
Als u geen tweede nummer wilt
opslaan, drukt u op OK.
i
Voer een van de volgende handelingen uit:
Ga naar e om nog een
snelkiesnummer op te slaan.
Druk op
Stop/Eindigen
als u klaar bent.
Snelkiesnummers opslaan vanuit uitgaande gesprekken 8
U kunt snelkiesnummers opslaan vanuit de historie van uitgaande gesprekken.
a Druk op Herkies/Pauze.
U kunt
Uitgaand gesprek
door op (
Fax
ook selecteren
) te drukken.
b Druk op a of b om de naam of het
nummer te selecteren die/dat u wilt opslaan. Druk op OK.
c Druk op a of b om
Toevoegen snelkiesnrs. te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om de snelkieslocatie te
selecteren waaronder u het nummer wilt opslaan. Druk op OK.
f
Voer een van de volgende handelingen uit:
Toets de naam in via de kiestoetsen
(maximaal 15 tekens). Druk op OK. (Zie Tekst invoeren op pagina 131 voor hulp bij het invoeren van de letters.)
48
d Druk op a of b om de snelkieslocatie te
selecteren waaronder u het nummer wilt opslaan. Druk op OK.
e
Voer een van de volgende handelingen uit:
Toets de naam in via de kiestoetsen
(maximaal 15 tekens). Druk op OK. (Zie Tekst invoeren op pagina 131 voor hulp bij het invoeren van de letters.)
Snelkiesnummers en kiesopties
Om het nummer op te slaan zonder
naam, drukt u op OK.
f Druk op OK om het fax- of
telefoonnummer te bevestigen.
g
Voer een van de volgende handelingen uit:
Toets het tweede faxnummer in
(maximaal 20 cijfers). Druk op OK.
Als u geen tweede faxnummer wilt
opslaan, drukt u op OK.
h Druk op Stop/Eindigen.
Snelkiesnamen of -nummers wijzigen 8
U kunt een opgeslagen snelkiesnaam of ­nummer wijzigen.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Kiesgeheugen te
selecteren. Druk op OK.
Opmerking
De opgeslagen naam of het opgeslagen nummer wijzigen:
• Als u een teken wilt wijzigen, drukt u op d of c om de cursor onder het betreffende teken te plaatsen. Vervolgens voert u het nieuwe teken in.
• Als u de hele naam of het hele nummer wilt wissen, drukt u op Wissen wanneer de cursor onder het eerste teken staat. De tekens boven en rechts van de cursor worden nu verwijderd.
g
Voer een van de volgende handelingen uit:
Toets de naam in via de kiestoetsen
(maximaal 15 tekens). Druk op OK. (Zie Tekst invoeren op pagina 131.)
Als u de naam niet wilt wijzigen, drukt
u op OK.
h
Voer een van de volgende handelingen uit:
Toets het nieuwe fax- of
telefoonnummer in. Druk op OK.
Als u het nummer niet wilt wijzigen,
drukt u op OK.
8
d Druk op a of b om Snelkies te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om het tweecijferige
snelkiesnummer te selecteren dat u wilt wijzigen. Druk op OK.
f
Voer een van de volgende handelingen uit:
Druk op a of b om
Wijzig instell te selecteren. Druk op OK en ga naar stap g.
Druk op a of b om Verwijder te
selecteren. Druk op OK. Druk op 1 ter bevestiging en druk op Stop/Eindigen.
i
Voer een van de volgende handelingen uit:
Toets het tweede nieuwe fax- of
telefoonnummer in (maximaal 20 cijfers). Druk op OK.
Als u het nummer niet wilt wijzigen,
drukt u op OK.
j Druk op Stop/Eindigen.
49
Hoofdstuk 8
Nummergroepen voor het rondsturen instellen 8
Met groepen, die onder een snelkieslocatie kunnen worden opgeslagen, kunt u eenzelfde faxbericht eenvoudig naar een groot aantal verschillende faxnummers verzenden door op
Zoeken/Snelkiezen
en
Mono Start
faxnummer onder een snelkieslocatie worden opgeslagen. Vervolgens kunt u deze nummers toevoegen aan de groep. Elke nummergroep gebruikt een snelkieslocatie. U kunt maximaal zes groepen instellen, of maximaal 79 nummers aan één grote groep toewijzen.
(Zie
Snelkiesnummers opslaan
en
Rondsturen (alleen zwart-
wit)
op pagina 32.)
, de tweecijferige locatie
te drukken. Eerst moet elk
op pagina 48
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Kiesgeheugen te
selecteren. Druk op OK.
h Druk op a of b om het nummer te
kiezen dat u wilt toevoegen. Druk op OK. Zie Zoeken op alfabetische
volgorde op pagina 46 of Zoeken op numerieke volgorde op pagina 47.)
i Als u klaar bent met het toevoegen van
nummers volgens de stappen g en h, drukt u op a of b om Compleet te selecteren. Druk op OK.
j Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
U kunt een lijst van alle snelkiesnummers afdrukken. Groepsnummers staan in de kolom GROEP. (Zie Rapporten op pagina 62.)
Groepsnaam wijzigen 8
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
d Druk op a of b om Groep instell.
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om GROEP 1,
GROEP 2, GROEP 3, GROEP 4, GROEP 5 of GROEP 6 te selecteren
voor de groepsnaam waaronder u de faxnummers wilt opslaan. Druk op OK.
f Druk op a of b om de tweecijferige
locatie te kiezen waaraan u de groep wilt toevoegen. Druk op OK.
g Druk op a of b om
Nummer toevoegen te selecteren. Druk op OK.
50
c Druk op a of b om Kiesgeheugen te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Groep instell.
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om de groepsnaam te
selecteren die u wilt wijzigen. Druk op OK.
Snelkiesnummers en kiesopties
f Druk op a of b om
Groepsnaam wijzigen te selecteren. Druk op OK.
Opmerking
De opgeslagen naam of het opgeslagen nummer wijzigen:
• Als u een teken wilt wijzigen, drukt u op d of c om de cursor onder het betreffende teken te plaatsen. Vervolgens voert u het nieuwe teken in.
• Als u de hele naam of het hele nummer wilt wissen, drukt u op Wissen wanneer de cursor onder het eerste teken staat. De tekens boven en rechts van de cursor worden nu verwijderd.
g Toets de nieuwe naam in via de
kiestoetsen (maximaal 15 tekens). Druk op OK. (Zie Tekst invoeren op pagina 131.) Typ bijvoorbeeld NIEUWE KLANTEN.
h Druk op a of b om Compleet te
selecteren. Druk op OK.
i Druk op Stop/Eindigen.
Een groep verwijderen 8
a Druk op Menu.
f Druk op a of b om Verwijder te
selecteren. Druk op OK. Druk op 1 ter bevestiging.
g Druk op a of b om Compleet te
selecteren. Druk op OK.
h Druk op Stop/Eindigen.
Een nummer uit de groep verwijderen8
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Kiesgeheugen te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Groep instell.
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om de groep te
selecteren die u wilt wijzigen. Druk op OK.
f Druk op a of b om het nummer te
kiezen dat u wilt verwijderen. Druk op OK. Druk op 1 ter bevestiging.
8
b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Kiesgeheugen te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Groep instell.
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om de groep te
selecteren die u wilt verwijderen. Druk op OK.
g Druk op a of b om Compleet te
selecteren. Druk op OK.
h Druk op Stop/Eindigen.
51
Hoofdstuk 8
Toegangscodes en creditcardnummers 8
Soms is het voordeliger om een andere serviceprovider te gebruiken voor uw interlokale gesprekken. Tarieven variëren, al naar gelang bestemming en tijd van de dag. Om de lagere tarieven te kunnen gebruiken, kunt u toegangscodes of nummers van interlokale serviceproviders en creditcard opslaan als snelkiesnummers. U kunt deze lange kiesreeksen opslaan door ze van elkaar te scheiden en ze als aparte snelkiesnummers in iedere combinatie in te stellen. U kunt zelfs handmatig kiezen via de kiestoetsen toevoegen. (Zie Snelkiesnummers opslaan op pagina 48.)
U hebt bijvoorbeeld ‘555’ opgeslagen onder snelkiesnummer 03 en ‘7000’ onder snelkiesnummer 02.
a Druk op Zoeken/Snelkiezen. b Voer 03 in.
Opmerking
Als u ergens in het nummer moet wachten op een andere toon of een ander signaal, slaat u op de betreffende plaats in het nummer een pauze op door op Herkies/Pauze te drukken. Telkens wanneer u op deze toets drukt, wordt er een pauze van 3,5 seconde ingelast.
Opmerking
Als u twee nummers hebt opgeslagen voor één snelkieslocatie, wordt u gevraagd welk nummer u wilt kiezen.
c Druk op a of b om Snelkies te
selecteren. Druk op OK.
d Voer 02 in. e Druk op Mono Start of Kleur Start.
U kiest nu ‘555-7000’.
Als u een nummer tijdelijk wilt wijzigen, kunt u een deel van het nummer vervangen door via het toetsenbord handmatig een nummer te kiezen. Om het nummer 555-7001 te wijzigen, kunt u bijvoorbeeld op Zoeken/Snelkiezen, 03 drukken en vervolgens 7001 intoetsen via de kiestoetsen.
52
Geavanceerde faxhandelingen
9
U kunt slechts één geavanceerde faxhandeling tegelijk uitvoeren:
Fax DoorzendenFax OpslaanFaxvooruitblikOntvang PC-FaxUit
U kunt uw keuze op elk gewenst moment wijzigen. Als zich nog ontvangen faxberichten in het geheugen van de machine bevinden wanneer u de geavanceerde faxfunctie wijzigt, verschijnt een melding op het LCD­scherm. (Zie Geavanceerde faxfuncties wijzigen op pagina 57.)
(alleen zwart-wit)

Faxhandelingen 9

Fax Doorzenden 9
Als u Fax Doorzenden selecteert, slaat uw machine de ontvangen fax op in het geheugen. Vervolgens zal de machine het faxnummer dat u geprogrammeerd hebt kiezen en het faxbericht verzenden.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c
Druk op a of b om
Geavanc. Faxfuncties
Druk op OK.
d Druk op a of b om Drzenden/Opsln
te selecteren. Druk op OK.
te selecteren.
g Druk op a of b om
Backup Print:Aan of Backup Print:Uit te selecteren.
Druk op OK.
Opmerking
•Als u Backup Print:Aan hebt geselecteerd, maakt de machine ook een afdruk van de fax, zodat u over een kopie beschikt. Dit is voor alle zekerheid, zodat u geen gegevens verliest, mocht de stroom uitvallen voordat het faxbericht is verzonden of als er zich problemen voordoen bij de ontvangende machine. In geval van een stroomstoring blijven de faxberichten op deze machine maximaal 24 uur in het geheugen bewaard.
• Wanneer u Fax Doorzenden hebt ingeschakeld, ontvangt de machine alleen zwart-witfaxen in het geheugen. Kleurenfaxen worden niet ontvangen tenzij deze vóór het verzenden in zwart-wit worden omgezet op de verzendende machine.
h Druk op Stop/Eindigen.
Fax Opslaan 9
Als u Fax Opslaan selecteert, slaat uw machine de ontvangen fax op in het geheugen. U kunt faxberichten op een andere locatie ophalen met de afstandsbedieningsopties.
Als u Fax Opslaan hebt ingesteld, wordt er automatisch een reservekopie op de machine afgedrukt.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
9
9
e Druk op a of b om Fax Doorzenden
te selecteren. Druk op OK.
f
Toets het nummer in (maximaal 20 cijfers). Druk op OK.
c
Druk op a of b om
Geavanc. Faxfuncties
Druk op OK.
te selecteren.
d Druk op a of b om Drzenden/Opsln
te selecteren. Druk op OK.
53
Hoofdstuk 9
e Druk op a of b om Fax Opslaan te
selecteren. Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Als Fax Opslaan is ingeschakeld, kan de machine geen kleurenfaxen ontvangen, tenzij deze op de verzendende machine in zwart-wit worden omgezet.
Faxvooruitblik 9
Als u Faxvooruitblik hebt geselecteerd, kunt u ontvangen faxberichten op het LCD-scherm bekijken door op de toets Voorbeeld te drukken. Als de machine gereed is, verschijnt een melding op het LCD-scherm als u nieuwe faxberichten hebt ontvangen. U kunt alle andere handelingen gewoon voortzetten.
Faxvooruitblik instellen 9
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om
Geavanc. Faxfuncties te selecteren. Druk op OK.
Een voorbeeld van een fax weergeven9
Wanneer een faxbericht binnenkomt, verschijnt een melding op het LCD-scherm. (Bijvoorbeeld: Nieuwe fax:02)
a Druk op Fax Voorbeeld.
De lijst met nieuwe faxberichten wordt weergegeven.
Opmerking
Als u op l drukt, kunt u ook de lijst met oude faxberichten weergeven. Druk op te keren naar de lijst met nieuwe faxberichten.
#
om terug
b Druk op a of b om de fax te selecteren
die u wilt weergeven. Druk op OK.
Opmerking
Als uw faxbericht erg groot is, kan het even duren voordat het op het LCD­scherm wordt weergegeven.
c Druk op Stop/Eindigen.
Wanneer een faxbericht is geopend, kunt u met de toetsen op het bedieningspaneel de volgende handelingen uitvoeren.
d Druk op a of b om Drzenden/Opsln
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Faxvooruitblik
te selecteren. Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Wanneer Faxvooruitblik is ingeschakeld kan de machine kleurenfaxen die worden ontvangen alleen afdrukken. De functie Faxvooruitblik kan alleen worden gebruikt voor faxberichten in zwart-wit.
54
Geavanceerde faxhandelingen (alleen zwart-wit)
Toets Omschrijving
De fax vergroten.
De fax verkleinen.
a of b Verticaal door menu schuiven.
d of c Horizontaal door menu
schuiven. De fax rechtsom draaien.
De fax verwijderen. Druk op 1 ter bevestiging.
Terug naar de vorige pagina.
Naar de volgende pagina.
Naar de volgende stap. (Afdrukken, Terug en Eindigen
zijn beschikbaar.) Terug naar de lijst met faxen.
De fax afdrukken.
Mono Start
Alle faxberichten uit de lijst verwijderen
a Druk op Fax Voorbeeld. b Druk op a of b om Alles wissen te
selecteren. Druk op OK. Druk op 1 ter bevestiging.
Alle faxberichten in de lijst afdrukken 9
a Druk op Fax Voorbeeld.
Ontvang PC-Fax 9
Als u de functie PC-Fax Ontvangen inschakelt, worden binnenkomende faxen in het geheugen van de machine opgeslagen en automatisch doorgezonden naar uw pc. U kunt vervolgens uw pc gebruiken voor het weergeven en opslaan van deze faxen.
Zelfs als u de pc hebt uitgeschakeld (bijvoorbeeld ’s nachts of in het weekeinde) worden binnenkomende faxen in het geheugen van de machine opgeslagen. Links op het LCD-scherm wordt het aantal ontvangen faxberichten in het geheugen getoond.
Zodra u de pc weer opstart en de ontvangstsoftware voor PC-FAX actief is, worden de faxen automatisch doorgezonden naar de pc.
Om de binnengekomen faxen over te brengen naar uw pc moet de ontvangstsoftware voor PC-FAX geactiveerd zijn op uw pc. (Zie hoofdstuk 6 in de Softwarehandleiding op de cd-rom voor meer informatie.)
Als u Backup Print:Aan hebt
9
geselecteerd, wordt het faxbericht ook afgedrukt.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om
Geavanc. Faxfuncties te selecteren. Druk op OK.
9
b Druk op a of b om Alles afdr. te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Drzenden/Opsln
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Ontvang PC Fax
te selecteren. Druk op OK.
55
Hoofdstuk 9
f Druk op a of b om <USB> of de pc te
selecteren waarop u binnenkomende faxberichten wilt ontvangen. Druk op OK.
g Druk op a of b om
Backup Print:Aan of Backup Print:Uit te selecteren.
Druk op OK.
h Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
• De functie PC-Fax ontvangen wordt niet
®
ondersteund door het Mac OS
• Voordat u PC-Fax Ontvangen kunt instellen, moet u de software MFL-Pro Suite op uw PC installeren. Controleer of uw pc is aangesloten en ingeschakeld. (Zie hoofdstuk 6 in de Softwarehandleiding op de cd-rom voor meer informatie.)
• Mocht zich een stroomstoring voordoen, dan bewaart de machine uw faxberichten nog maximaal 24 uur in het geheugen. Als u echter Backup Print:Aan selecteert, wordt de fax op de machine afgedrukt, zodat u over een kopie beschikt mocht de stroom uitvallen voordat de fax naar de pc is gestuurd.
• Als u een foutmelding krijgt en de machine de faxen in het geheugen niet kan afdrukken, kunt u deze instelling gebruiken om de faxen naar uw pc over te dragen. (Zie voor meer informatie Foutmeldingen op pagina 97.)
.
De bestemmings-pc wijzigen 9
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om
Geavanc. Faxfuncties te selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Drzenden/Opsln
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Ontvang PC Fax
te selecteren. Druk op OK.
f Druk op a of b om Wijzig instell
te selecteren. Druk op OK.
g Druk op a of b om <USB> of de pc te
selecteren waarop u binnenkomende faxberichten wilt ontvangen. Druk op OK.
h Druk op a of b om
Backup Print:Aan of Backup Print:Uit te selecteren.
Druk op OK.
i Druk op Stop/Eindigen.
• Wanneer Ontvang PC-Fax is ingeschakeld, kunnen alleen zwart­witfaxen in het geheugen worden ontvangen en naar de pc worden gestuurd. Kleurenfaxen worden direct ontvangen en in kleur afgedrukt.
56
Geavanceerde faxhandelingen (alleen zwart-wit)
Geavanceerde faxfuncties uitschakelen 9
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om
Geavanc. Faxfuncties te selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Drzenden/Opsln
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Uit te selecteren.
Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
Op het LCD-scherm worden verdere opties getoond als er zich nog faxberichten in het geheugen bevinden. (Zie Geavanceerde faxfuncties wijzigen op pagina 57.)
Geavanceerde faxfuncties wijzigen 9
Als er zich nog faxberichten in het geheugen van de machine bevinden wanneer u de geavanceerde faxfuncties wijzigt, verschijnen de volgende vragen op het LCD-scherm:
Wis alle faxen?
JaiDruk op 1 NeeiDruk op 2
Tot. print fax?
JaiDruk op 1 NeeiDruk op 2
• Als u op 1 drukt, worden alle niet­afgedrukte faxen gewist of afgedrukt voordat de instelling wordt gewijzigd. Als er al een reservekopie is afgedrukt, wordt deze niet meer afgedrukt.
•Als u op 2 drukt, worden de faxen in het geheugen niet gewist of afgedrukt en blijft de instelling ongewijzigd.
Als er zich nog faxberichten in het geheugen van de machine bevinden wanneer u van Ontvang PC Fax overschakelt op een andere optie (Fax Doorzenden, Fax Opslaan of Faxvooruitblik), verschijnt de volgende vraag op het LCD­scherm:
Fax i PC zenden?
JaiDruk op 1
9
NeeiDruk op 2
•Als u op 1 drukt, worden de faxen in het geheugen naar de pc verzonden voordat de instelling wordt gewijzigd.
•Als u op 2 drukt, worden de faxen in het geheugen niet gewist of naar uw pc overgebracht en blijft de instelling ongewijzigd.
57
Hoofdstuk 9

Opvragen vanaf een ander toestel 9

U kunt uw machine van elk telefoontoestel of faxapparaat met aanraaktoetsen bellen en daarna uw toegangscode invoeren en een aantal andere toetsen indrukken om uw faxen op te vragen.
De toegangscode instellen 9
De toegangscode biedt u toegang tot de functies voor het op een ander toestel opvragen van uw berichten, die u kunt gebruiken wanneer u zich niet bij de machine bevindt. U moet eerst uw eigen code instellen, pas dan kunt u vanaf een ander toestel toegang tot uw machine krijgen. De van fabriekswege ingestelde standaardcode is een inactieve code (---l).
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om
Geavanc. Faxfuncties te selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Afst.bediening
te selecteren. Druk op OK.
e Voer een code van drie cijfers in met 0-
9, l of #.
Druk op OK. (Het vooraf ingestelde ‘l’ kan niet worden gewijzigd.)
Opmerking
Gebruik niet dezelfde code als de faxontvangstcode (l 5 1) of de code voor het aannemen van de telefoon (# 5 1). (Zie
Werken met een tweede toestel op pagina 41.)
f Druk op Stop/Eindigen.
Opmerking
U kunt uw code op elk gewenst moment wijzigen door gewoon een nieuwe code in te toetsen. Als u de code wilt desactiveren, drukt u in stap 5 op Wissen om de inactieve instelling (---l) weer in te stellen en drukt u vervolgens op OK.
De toegangscode gebruiken 9
a Kies op een toetstelefoon of op een
andere faxmachine het nummer van uw faxmachine in.
b Zodra u de toon van uw machine hoort,
toetst u uw toegangscode in (3 cijfers gevolgd door l).
c De machine geeft aan of een faxbericht
is ontvangen:
1 lange toon— FaxberichtenGeen toon — Geen faxberichten
d Wanneer u twee korte geluidssignalen
hoort, geeft u een opdracht. Als u na 30 seconden nog geen opdracht invoert, wordt de verbinding verbroken. Als u een ongeldige opdracht invoert, hoort u drie piepjes.
e Toets 9 0 in om toegang op afstand te
stoppen als u klaar bent.
f Hang op.
Opmerking
Als uw machine op de stand Handmatig is ingesteld en u de functie voor het ophalen van faxen op afstand wilt gebruiken, kunt u toegang tot de machine krijgen door de machine ongeveer twee minuten te laten overgaan en daarna binnen dertig seconde uw toegangscode in te voeren.
58
Geavanceerde faxhandelingen (alleen zwart-wit)
Opdrachten voor afstandsbediening 9
U kunt uw machine vanaf een ander toestel bedienen met behulp van de onderstaande opdrachten. Wanneer u de machine opbelt en de toegangscode (3 cijfers gevolgd door l invoert, hoort u twee korte piepjes om aan te geven dat u een opdracht moet invoeren.
Opdrachten voor afstandsbediening Wat u moet doen
95 Wijzig de instellingen voor Fax
Doorzenden of Fax Opslaan
1 UIT U kunt Uit selecteren nadat u alle berichten hebt
opgehaald of gewist. 2 Fax Doorzenden Als u één lange toon hoort, is de wijziging geaccepteerd. Als 4 Nummer voor Fax Doorzenden 6 Fax Opslaan
96 Een fax opvragen
2 Alle faxen opvragen Toets het nummer in van de faxmachine waarop de
3 Faxen in het geheugen wissen Als u een lange toon hoort, zijn de faxberichten uit het
97 De ontvangststatus controleren
1 Fax U kunt controleren of uw machine faxberichten heeft
98 De ontvangststand wijzigen
1 Telefoon/Beantw. Als u één lange toon hoort, is de wijziging geaccepteerd. 2 Fax/Telefoon 3 Alleen Fax
90 Stop wijziging Toets 9 0 in om de bediening op afstand af te sluiten. Zodra
u drie korte piepjes hoort, kunt u de instelling niet wijzigen
omdat er niet aan een van de voorwaarden is voldaan (er is
bijvoorbeeld geen nummer opgegeven waarnaar faxen
moeten worden doorgestuurd). Toets 4 in om het nummer
voor Fax Doorzenden te registreren. (Zie Het nummer
wijzigen waarnaar faxberichten worden
doorgestuurd op pagina 60.) Nadat u het nummer hebt
geregistreerd, werkt de functie Fax Doorzenden.
opgeslagen fax(en) moet(en) worden ontvangen. (Zie
Faxberichten opvragen op pagina 60.)
geheugen gewist.
ontvangen. Als dat het geval is, hoort u een lange toon. Als
er geen berichten zijn ontvangen, hoort u drie korte piepjes.
u een lange toon hoort, kunt u de hoorn neerleggen.
9
59
Hoofdstuk 9
Faxberichten opvragen 9
U kunt vanaf een toetstelefoon inbellen op uw machine en de faxberichten naar een andere machine doorzenden.
a Kies het nummer van uw faxmachine. b Zodra u de toon van uw machine hoort,
toetst u uw toegangscode in (3 cijfers gevolgd door l). Als u een lange toon hoort, zijn er berichten voor u.
c Zodra u twee korte piepjes hoort, toetst
u 9 6 2 in.
d Wacht op de lange toon en toets
vervolgens met de kiestoetsen het nummer in van de faxmachine waar de faxberichten naartoe moeten worden gestuurd, gevolgd door # # (maximaal 20 cijfers).
Opmerking
U kunt l en # niet als kiesnummers gebruiken. U kunt # echter wel gebruiken om een pauze in een nummer in te lassen.
e Toets 9 0 in om de machine te resetten
wanneer u klaar bent.
f Wacht totdat u het piepje van de
machine hoort en hang op. Uw machine belt het andere apparaat en dit apparaat drukt uw faxberichten af.
Het nummer wijzigen waarnaar faxberichten worden doorgestuurd 9
U kunt vanaf een andere telefoon of faxmachine met aanraaktoetsen de standaardinstellingen voor het nummer voor Fax Doorzenden wijzigen.
a Kies het nummer van uw faxmachine. b Zodra u de toon van uw machine hoort,
toetst u uw toegangscode in (3 cijfers gevolgd door l). Als u een lange toon hoort, zijn er berichten voor u.
c Zodra u twee korte piepjes hoort, drukt u
9 5 4 in.
d Wacht op de lange toon en toets
vervolgens met de kiestoetsen het nummer in van de faxmachine waar de faxberichten naartoe moeten worden gestuurd, gevolgd door # # (maximaal 20 cijfers).
Opmerking
U kunt l en # niet als kiesnummers gebruiken. U kunt # echter wel gebruiken om een pauze in een nummer in te lassen.
e Druk op 9 0 als u klaar bent. f Wacht totdat u het piepje van de
machine hoort en hang op.
60
10

Rapporten afdrukken 10

Faxrapporten 10

Gebruik de toets Menu om het verzendrapport en de journaaltijd in te stellen.
Verzendrapport 10
U kunt het verzendrapport gebruiken als bewijs dat u een fax hebt verzonden. In dit rapport staan de datum en de tijd waarop het bericht werd verzonden en er wordt aangegeven of het verzenden gelukt is (OK). Als u Aan of Aan+Beeld selecteert, wordt dit rapport afgedrukt voor elke fax die u verzendt.
Als u veel faxen naar hetzelfde nummer stuurt, hebt u waarschijnlijk meer nodig dan alleen de taaknummers om te weten welke faxen u opnieuw moet verzenden. Als u Aan+Beeld of Uit+Beeld selecteert, wordt in het rapport een deel van de eerste pagina van het faxbericht afgedrukt om u te helpen herinneren wat er in de fax stond.
Wanneer het verzendrapport op Uit of Uit+Beeld wordt gezet, wordt het rapport alleen afgedrukt als er een fout is opgetreden tijdens het verzenden en wordt NG in de RESULT-kolom gezet.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Kies rapport te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Verzendrapp. te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Aan, Aan+Beeld,
Uit of Uit+Beeld te selecteren.
Druk op OK.
f Druk op Stop/Eindigen.
Faxjournaal (activiteitenrapport) 10
U kunt de machine zo instellen dat er op vaste tijden een journaal wordt afgedrukt (elke 50 faxen, elke 6, 12 of 24 uur, elke 2 of 7 dagen). Als u het interval op Uit zet, kunt u het rapport afdrukken door de stappen te volgen in het gedeelte Rapporten op pagina 62. De fabrieksinstelling is Na 50 faxen.
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Fax te selecteren.
Druk op OK.
c Druk op a of b om Kies rapport te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Journaal tijd te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om een interval te
selecteren. Druk op OK. (Als u 7 dagen kiest, wordt u gevraagd aan te geven welke de eerste dag van de 7-daagse periode moet zijn.)
6, 12, 24 uur, 2 of 7 dagen
De machine drukt het rapport op het opgegeven tijdstip af en verwijdert vervolgens alle taken uit het geheugen. Als het geheugen van de machine vol is omdat er 200 taken in zitten en de geselecteerde tijd nog niet is verstreken, zal de machine het journaal voortijdig afdrukken en alle taken uit het geheugen wissen. Als u een extra rapport wilt voordat het tijd is om dit automatisch af te drukken, kunt u er een afdrukken zonder dat de taken uit het geheugen worden gewist.
10
61
Hoofdstuk 10
Na 50 faxen
Het journaal wordt afgedrukt als de machine 50 taken heeft opgeslagen.
f Voer in 24-uurformaat het tijdstip in
waarop met afdrukken moet worden begonnen. Druk op OK. (Voor kwart voor acht ’s avonds voert u bijvoorbeeld 19:45 in.)
g Druk op Stop/Eindigen.
Rapporten 10
De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Verzendrapport
Hiermee drukt u een verzendrapport af van de laatste transmissie.
Help
Een helplijst voor het snel programmeren van de machine.
Snel Kiezen
Een lijst van namen en nummers die zijn opgeslagen in het geheugen voor snelkiesnummers. De nummers staan in numerieke volgorde in de lijst.
Een rapport afdrukken 10
a Druk op Menu. b Druk op a of b om Print lijsten te
selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om het gewenste
rapport te selecteren. Druk op OK.
d Druk op Mono Start.
Fax Journaal
In deze lijst staat informatie over de laatste ontvangen en verzonden faxen. (TX betekent verzenden.) (RX betekent ontvangen.)
Gebruikersinst
Hiermee drukt u een lijst met de instellingen af.
Netwerk Conf.
Hiermee drukt u een lijst met de netwerkinstellingen af.
62
11

Pollen 11

Met pollen kunt u de machine zo instellen dat andere personen faxen van uw kunnen ontvangen, maar dat zij voor het telefoontje betalen. U kunt ook de faxmachine van derden bellen om daar documenten op te vragen, zodat u voor het telefoontje betaalt De pollingfunctie werkt alleen als deze op beide machines is ingesteld. Niet alle faxmachines ondersteunen de pollingfunctie.

Ontvang Pollen 11

Ontvang Pollen betekent dat u een andere faxmachine belt om daar documenten op te vragen.
a Druk op (Fax). b Druk op a of b om Ontvang Pollen
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Stand. te
selecteren. Druk op OK.
d Toets het te pollen faxnummer in. e Druk op Mono Start of Kleur Start.
Beveiligd pollen 11
d
Toets een viercijferige beveiligingscode in. Dit nummer moet hetzelfde zijn als de beveiligingscode van de faxmachine die u gaat pollen. Druk op OK.
e Toets het te pollen faxnummer in. f Druk op Mono Start of Kleur Start.
Uitgesteld pollen 11
Met Uitgesteld pollen kunt u instellen dat ontvang pollen op een later tijdstip wordt uitgevoerd. U kunt slechts één uitgestelde pollingtaak instellen.
a Druk op (Fax). b Druk op a of b om Ontvang Pollen
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Tijdklok te
selecteren. Druk op OK.
d Voer in 24-uurformaat in om hoe laat u
het pollen wilt starten. Voor kwart voor tien ’s avonds voert u bijvoorbeeld 21:45 in. Druk op OK.
e Toets het te pollen faxnummer in.
11
Met Beveiligd pollen kunt u instellen wie de documenten kan opvragen die u hebt klaargezet om te pollen.
Beveiligd pollen werkt alleen met Brother­faxmachines. Als u een fax wilt ophalen van een beveiligde Brother-machine, moet u de beveiligingscode invoeren.
a Druk op (Fax). b Druk op a of b om Ontvang Pollen
te selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om Beveilig te
selecteren. Druk op OK.
f Druk op Mono Start of Kleur Start.
De machine begint op het door u aangegeven tijdstip met het pollen.
Opeenvolgend pollen 11
Met Opeenvolgend pollen kunt u in één bewerking documenten op verschillende faxmachines opvragen.
a Druk op (Fax). b Druk op a of b om Ontvang Pollen
te selecteren. Druk op OK.
63
Hoofdstuk 11
c Druk op a of b om Standaard,
Beveilig of Tijdklok te selecteren.
Druk op OK.
d Voer een van de volgende handelingen
uit:
Als u Stand. hebt geselecteerd,
gaat u naar stap e.
Als u Beveilig hebt geselecteerd,
voert u een viercijferig nummer in, drukt u op OK en gaat u naar stap e.
Als u Tijdklok hebt geselecteerd,
voert u in 24-uurformaat in hoe laat u wilt pollen en drukt u op OK. Ga vervolgens naar stap e.
e Druk op a of b om Rondsturen te
selecteren. Druk op OK.
f Druk op a of b om
Nummer toevoegen te selecteren. Druk op OK.
g Voer een nummer in met een
snelkiesnummer, een groep of de kiestoetsen. Druk op OK.
h Herhaal stap f en g voor alle
faxnummers die u wilt pollen en selecteer vervolgens Compleet door op a of b te drukken. Druk op OK.
i Druk op Mono Start of Kleur Start.
Elk nummer of elk groepsnummer wordt op volgorde gekozen en de documenten worden op de betreffende faxmachines opgevraagd.
Druk op Stop/Eindigen terwijl de machine een nummer kiest om de huidige pollingtaak te annuleren.

Verzend pollen (alleen zwart-wit) 11

Als u Verzend pollen instelt, wacht de machine met een document in de invoer totdat een andere faxmachine de machine belt en het document opvraagt.
Het document wordt opgeslagen en kan vanaf andere faxmachine worden opgevraagd totdat u het document uit het geheugen wist. (Zie De status van taken
controleren of geplande taken annuleren op pagina 36.)
Verzend pollen instellen 11
a Druk op (Fax). b Het document laden. c Druk op a of b om Verzend Pollen
te selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Stand. te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om de gewenste
instellingen te wijzigen. Druk op OK. Telkens nadat een instelling is geaccepteerd, kunt u een volgende instelling wijzigen.
f Druk op Mono Start.
Zie De status van taken controleren of geplande taken annuleren op pagina 36 om alle opeenvolgende pollingtaken te annuleren.
64
Verzend pollen instellen met beveiligingscode 11
Met Beveiligd pollen kunt u instellen wie de documenten kan opvragen die u hebt klaargezet om te pollen.
Beveiligd pollen werkt alleen met Brother­faxmachines. Als een andere persoon een fax vanaf uw machine wil ophalen, dient deze de beveiligingscode in te voeren.
a Druk op (Fax). b Het document laden. c Druk op a of b om Verzend Pollen
te selecteren. Druk op OK.
d Druk op a of b om Beveilig te
selecteren. Druk op OK.
Pollen
e Toets een viercijferige code in.
Druk op OK.
f Druk op a of b om de gewenste
instellingen te wijzigen. Druk op OK. Telkens nadat een instelling is geaccepteerd, kunt u een volgende instelling wijzigen.
g Druk op Mono Start.
11
65
Hoofdstuk 11
66
Paragraaf III

Kopie III

Kopiëren 68
12

Kopiëren 12

Kopiëren 12

Kopieermodus instellen 12
Druk voor het maken van kopieën op de
(Kopie)-toets zodat deze groen
wordt.
Op het LCD-scherm wordt het volgende weergegeven.
Nieuwe standaard(Zie pagina 73.)Fabrieksinstell.(Zie pagina 73.)
Als u de gewenste optie hebt geselecteerd, drukt u op OK.
Opmerking
De standaardinstelling is de faxmodus. U kunt instellen hoe lang de machine na de laatste kopie nog in de kopieermodus blijft. (Zie De tijdklokstand instellen op pagina 21.)
Eén kopie maken 12
a Druk op (Kopie). b Het document laden.
(Zie Documenten laden op pagina 10.)
c Druk op Mono Start of Kleur Start.
Meerdere kopieën maken 12
1 Aant. kopieën
U kunt het gewenste aantal kopieën via het toetsenbord invoeren.
Druk op a of b om door de opties van de toets Kopie te bladeren.
Kwaliteit(Zie pagina 69.)Vergr./Verklein(Zie pagina 69.)Papiersoort(Zie pagina 70.)Papierformaat(Zie pagina 70.)Helderheid(Zie pagina 70.)Contrast(Zie pagina 71.)Kleuren aanp.(Zie pagina 71.)Stapel/Sorteer(Zie pagina 71.)Pagina layout(Zie pagina 72.)
68
U kunt maximaal 99 kopieën maken.
a Druk op (Kopie). b Het document laden. c Voer het gewenste aantal kopieën in. d Druk op Mono Start of Kleur Start.
Opmerking
Om de kopieën te sorteren, drukt u op a of b om Stapel/Sorteer te selecteren. (Zie Kopieën sorteren met de ADF op pagina 71.)
Kopiëren onderbreken 12
Druk op Stop/Eindigen om het kopiëren te stoppen.
Kopiëren

Kopieerinstellingen wijzigen 12

U kunt de kopieerinstellingen tijdelijk wijzigen voor de volgende kopie.
De machine schakelt 60 seconden na het kopiëren weer over naar de standaardinstellingen of naar de faxmodus als u de tijdklokstand hebt ingesteld. (Zie De tijdklokstand instellen op pagina 21.)
Druk op Mono Start of Kleur Start als u verder geen instellingen wilt opgeven.
Als u nog meer instellingen wilt opgeven, drukt u op a of b.
Opmerking
U kunt sommige instellingen die u het vaakst gebruikt opslaan door ze als de standaard in te stellen. Deze instellingen blijven van kracht totdat u ze weer wijzigt. (Zie Gewijzigde instellingen opgeven als
nieuwe standaardinstellingen op pagina 73.)
Kopieersnelheid of –kwaliteit verhogen 12
a Druk op (Kopie).
b Het document laden. c Voer het gewenste aantal kopieën in. d Druk op a of b om Kwaliteit te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Snel, Norm of Fijn
te selecteren. Druk op OK.
f Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Mono Start of Kleur Start.
De gekopieerde afbeelding vergroten of verkleinen 12
U kunt een vergrotings­/verkleiningspercentage selecteren.
a Druk op (Kopie). b Het document laden. c Voer het gewenste aantal kopieën in.
De fabrieksinstelling is Norm.
Snel
Hoge kopieersnelheid en laagste inktverbruik. Gebruik deze instelling om tijd te besparen (documenten die u wilt proeflezen, grote documenten of een groot aantal kopieën).
Norm
Aanbevolen instelling voor normale afdrukken. Goede kopieerkwaliteit met adequate kopieersnelheid.
Fijn
Gebruik deze instelling voor het kopiëren van precieze beelden, zoals foto's. Deze modus biedt de hoogste resolutie en de laagste snelheid.
d Druk op a of b om Vergr./Verklein
te selecteren. Druk op OK.
e
Voer een van de volgende handelingen uit:
Druk op a of b om het gewenste
vergrotings- of verkleiningspercentage te selecteren. Druk op OK.
Druk op a of b om
Custom(25-400%)te selecteren en een vergrotings- of verkleiningspercentage in te voeren tussen 25% en 400%. Druk op OK. (Druk bijvoorbeeld op 5 3 om 53% in te voeren.)
69
12
Hoofdstuk 12
50%
69% A4iA5
78% LGLiLTR
83% LGLiA4
93% A4iLTR
97% LTRiA4
100%*
104% EXEiLTR
142% A5iA4 186% 10x15cmiLTR 198% 10x15cmiA4
200%
Custom(25-400%)
f Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Mono Start of Kleur Start.
Opmerking
De opties voor de paginalay-out zijn bij Vergr./Verklein niet beschikbaar.
Papierformaat instellen 12
U moet de instelling voor het papierformaat wijzigen indien u op een ander formaat dan A4 kopieert.
U kunt uitsluitend kopiëren op de papierformaten Letter, Legal, A4, A5 of Photo Card [10 cm (B) × 15 cm (H)] .
a Druk op (Kopie). b Het document laden. c Voer het gewenste aantal kopieën in. d Druk op a of b om Papierformaat te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Letter, Legal,
A4, A5 of 10x15cm.
Druk op OK.
f Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Mono Start of Kleur Start.
Het type papier instellen 12
Als u op speciaal papier kopieert, selecteert u het type papier dat u gebruikt om de beste afdrukkwaliteit te verkrijgen.
a Druk op (Kopie). b Het document laden. c Voer het gewenste aantal kopieën in. d Druk op a of b om Papiersoort te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Normaal, Inkjet,
Glossy of Transparanten te
selecteren. Druk op OK.
f Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Mono Start of Kleur Start.
70
Helderheid instellen 12
U kunt de helderheid instellen om kopieën donkerder of lichter te maken.
a Druk op (Kopie). b Het document laden. c Voer het gewenste aantal kopieën in. d Druk op a of b om Helderheid te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op d om een donkerdere kopie te
maken of druk op c om een lichtere kopie te maken. Druk op OK.
f Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Mono Start of Kleur Start.
Kopiëren
Contrast instellen 12
U kunt het kopieercontrast wijzigen om het beeld er scherper en levendiger te laten uitzien.
a Druk op (Kopie). b Het document laden. c Voer het gewenste aantal kopieën in. d Druk op a of b om Contrast te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op c om het contrast te verhogen
of op d om het contrast te verlagen. Druk op OK.
f Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Mono Start of Kleur Start.
Kleurverzadiging aanpassen 12
a Druk op (Kopie). b Het document laden. c Voer het gewenste aantal kopieën in.
Als u nog meer instellingen wilt
wijzigen, drukt u op a of b om Stop wijziging te selecteren. Druk op OK.
Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Mono Start of Kleur Start.
Kopieën sorteren met de ADF12
U kunt meerdere kopieën sorteren. De pagina's worden in omgekeerde volgorde gesorteerd.
a Druk op (Kopie). b Het document laden. c Voer het gewenste aantal kopieën in. d Druk op a of b om Stapel/Sorteer
te selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Sorteren te
selecteren. Druk op OK.
f Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Mono Start of Kleur Start.
d Druk op a of b om Kleuren aanp. te
selecteren. Druk op OK.
e Druk op a of b om Rood, Groen of
Blauw te selecteren.
Druk op OK.
f Druk op c om de kleurverzadiging te
verhogen of op d om de kleurverzadiging te verlagen. Druk op OK.
g Voer een van de volgende handelingen
uit:
Als u de kleurverzadiging wilt
wijzigen, gaat u naar stap e.
12
71
Hoofdstuk 12
N op 1 kopieën of een poster maken (paginalayout) 12
U kunt het aantal pagina’s voor kopieën verlagen met de functie N op 1. U kunt zo twee of vier pagina’s op één vel kopiëren en daarmee papier besparen.
U kunt ook een poster maken. Wanneer u de posteroptie gebruikt, verdeelt de machine uw document in delen en vergroot deze delen, zodat u ze kunt samenvoegen tot een poster. Als u een poster wilt maken, moet u de glasplaat gebruiken.
Opmerking
• Controleer of het papierformaat is ingesteld op Letter of A4.
•(P) betekent Portret (staand) en (L) betekent Landschap (liggend).
• U kunt slechts één poster maken per kopieeropdracht.
a Druk op (Kopie). b Het document laden.
h
Plaats de volgende pagina op de glasplaat. Druk op OK. Herhaal stap g en h voor elke pagina die u in deze indeling gebruikt.
i Nadat alle pagina's zijn gescand, drukt u
op 2 om de opdracht te voltooien.
Opmerking
•Als u Glossy hebt geselecteerd als papiersoort voor N op 1, zal de machine de afbeeldingen afdrukken alsof normaal papier is geselecteerd.
• Als u kopieën met meerdere kleuren maakt, is N op 1-kopie niet beschikbaar.
Leg het document in de hieronder getoonde richting met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 in 1 (P)
2 in 1 (L)
c Voer het gewenste aantal kopieën in. d Druk op a of b om Pagina layout te
selecteren. Druk op OK.
e
Druk op a of b om
2in1P, 2in1L, 4in1P 4in1L
Druk op OK.
of
Uit (1 Op 1)
Poster(3×3)
,
,
te selecteren.
f Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Mono Start of Kleur Start om de pagina te scannen.
Als u een poster aan het maken bent of het document in de ADF hebt geplaatst, scant de machine de pagina's en start met printen.
Bij gebruik van de glasplaat gaat u naar stap g.
g Nadat de machine de pagina heeft
gescand, drukt u op 1 om de volgende pagina te scannen.
72
4 in 1 (P)
4 in 1 (L)
Poster (3 x 3) 12
U kunt van een foto een kopie op posterformaat maken.
Kopiëren
Gewijzigde instellingen opgeven als nieuwe standaardinstellingen 12
U kunt de kopieerinstellingen die u het vaakst gebruikt voor Kwaliteit, Papiersoort,
Helderheid, Contrast en Kleuren aanp. opslaan door ze als de
standaard in te stellen. Deze instellingen blijven van kracht totdat u ze weer wijzigt.
a Druk op (Kopie). b Druk op a of b om de nieuwe instelling
te selecteren. Druk op OK. Herhaal deze stap voor elke instelling die u wilt wijzigen.
c Nadat u de laatste instelling hebt
gewijzigd, drukt u op a of b om Nieuwe standaard te selecteren. Druk op OK.
d Druk op 1 om Ja te selecteren. e Druk op Stop/Eindigen.

De melding ‘Geheugen vol’ 12

Als de melding Geheugen vol verschijnt tijdens het scannen van documenten, drukt u op Stop/Eindigen om de taak te annuleren of op Mono Start of Kleur Start om de gescande pagina's te kopiëren.
Voordat u verder kunt gaan, dient u enkele taken uit het geheugen te verwijderen.
Ga als volgt te werk om geheugen vrij te maken:
Schakel geavanceerde faxfuncties uit (Zie
Geavanceerde faxfuncties uitschakelen op pagina 57.)
Druk de faxberichten in het geheugen af.
(Zie Een fax uit het geheugen afdrukken op pagina 40.)
Wanneer de melding Geheugen vol verschijnt, kunt u toch kopieën maken door eerst de binnengekomen faxberichten in het geheugen af te drukken zodat het beschikbare geheugen weer op 100% komt.
De fabrieksinstellingen herstellen 12
U kunt alle instellingen die u hebt gewijzigd weer terugzetten naar de fabrieksinstellingen. Deze instellingen blijven van kracht totdat u ze weer wijzigt.
a Druk op (Kopie). b Druk op a of b om
Fabrieksinstell. te selecteren. Druk op OK.
c Druk op 1 om Ja te selecteren. d Druk op Stop/Eindigen.
12
73
Hoofdstuk 12

Wettelijke beperkingen12

De kleurenreproductie van bepaalde documenten is verboden en kan strafrechtelijke of civielrechtelijke aansprakelijkheid als gevolg hebben. Deze aantekening is meer bedoeld als richtlijn dan als een volledige opsomming van elk mogelijk verbod. In geval van twijfel raden wij u aan de betreffende instanties in uw eigen land te raadplegen met betrekking tot de wettigheid van documenten waar twijfel over bestaat.
Hieronder staan een aantal voorbeelden van documenten die niet gekopieerd mogen worden:
GeldObligaties of andere schuldbewijzenDepositobewijzenStrijdmacht- of dienstpapierenPaspoortenPostzegels (al dan niet afgestempeld)ImmigratiepapierenBijstandsdocumentenCheques of wissels getrokken door
overheidsinstanties
Identificatiedocumenten, badges of
insignes
Rijbewijzen en eigendomspapieren voor
motorvoertuigen
Werk dat auteursrechtelijk is beschermd, mag niet worden gekopieerd. Delen van werk dat auteursrechtelijk is beschermd mogen echter wel voor ‘eigen gebruik’ worden gekopieerd. Meer kopieën zou ongepast gebruik kunnen betekenen.
Kunstwerken moeten worden beschouwd als werk dat auteursrechtelijk is beschermd.
Rijbewijzen en eigendomspapieren voor motorvoertuigen mogen niet worden gekopieerd in bepaalde rechtsgebieden.
74
Paragraaf
IV

PhotoCapture Center™

PhotoCapture Center™ 76
IV
13

PhotoCapture Center™ 13

Inleiding 13

Ook wanneer de machine niet is aangesloten op de computer, kunt u foto’s rechtstreeks vanaf de media van de digitale camera afdrukken. De machine van Brother is voorzien van mediasleuven die geschikt zijn voor de meeste populaire digitale
cameramedia: CompactFlash SmartMedia
Pro™, SecureDigital™, MultiMediaCard™ en xD-Picture Card™.
CompactFlash
Memory Stick
Memory Stick Pro™
xD-Picture Card™
miniSD™ kan worden gebruikt met een
miniSD™-adapter.
Memory Stick Duo™ kan worden gebruikt
met een Memory Stick Duo™-adapter.
Memory Stick Duo™ kan worden gebruikt
met een Memory Stick Duo™-adapter.
Bij de machine worden geen adapters
geleverd. Neem contact op met een leverancier voor adapters.
De functie PhotoCapture Center™ stelt u in staat om digitale foto's van uw digitale camera met een hoge resolutie af te drukken, zodat u afdrukken kunt maken met een kwaliteit die gelijk staat aan de kwaliteit van foto’s.
®
, Memory Stick® Memory Stick
®
®
®
,
SmartMedia
SecureDigital™
MultiMediaCard™
®
Vereisten voor PhotoCapture Center™ 13
Uw machine is compatibel met beeldbestanden en mediakaarten van moderne digitale camera’s. Lees echter het onderstaande om fouten te voorkomen:
Het DPOF-bestand op de mediakaart
moet een geldige bestandsindeling hebben. (Zie DPOF- afdrukken op pagina 80.)
De extensie van het beeldbestand moet
.JPG zijn (andere extensies voor beeldbestanden, zoals .JPEG, .TIF, .GIF enz., worden niet herkend.)
Afdrukken via PhotoCapture Center™
dient gescheiden te worden uitgevoerd van PhotoCapture Center™-bewerkingen waarbij een pc wordt gebruikt. (Het is niet mogelijk om deze bewerkingen gelijktijdig uit te voeren.)
IBM Microdrive™ is niet compatibel met
de machine.
De machine kan tot 999 bestanden op een
mediakaart lezen.
Gebruik alleen Smart-mediakaarten met
een spanning van 3,3 Volt.
CompactFlash
ondersteund.
xD-Picture Card™, type M (grote
capaciteit) wordt ondersteund.
Neem het volgende in acht:
Als u de INDEX of het BEELD afdrukt, zal
het PhotoCapture Center™ alle geldige beelden afdrukken, zelfs als een of meer beelden corrupt zijn. Bij defecte beelden kunnen bepaalde delen op de afdruk ontbreken.
®
, type II wordt niet
76
PhotoCapture Center™
Uw machine kan mediakaarten die door
een digitale camera zijn geformatteerd lezen.
Als een digitale camera een mediakaart formatteert, maakt de camera een speciale map waar de beeldgegevens naartoe worden gekopieerd. Als u de beeldgegevens die op een mediakaart staan met uw computer wilt bewerken, raden wij u aan de mapstructuur die door de digitale camera is aangemaakt niet te wijzigen. Als u nieuwe of gewijzigde beeldbestanden op de mediakaart opslaat, raden wij u ook aan de map te gebruiken die de digitale camera ook gebruikt. Als de gegevens niet in dezelfde map worden opgeslagen, kan de machine het bestand misschien niet lezen of het beeld afdrukken.

Aan de slag 13

Steek de kaart goed in de daarvoor bestemde sleuf.
1
1 SecureDigital™, MultiMediaCard™
2 Memory Stick
3SmartMedia
4 xD-Picture Card™
5 CompactFlash
Indicaties PhotoCapture-toets:
34 5
2
®
, Memory Stick Pro™
®
®
Als het PhotoCapture-lampje aan is, is de
mediakaart correct geplaatst.
Als het PhotoCapture-lampje uit is, is de
mediakaart niet correct geplaatst.
Als het PhotoCapture-lampje knippert,
wordt de mediakaart gelezen of beschreven.
77
13
Hoofdstuk 13
Wanneer de machine de kaart leest of daarnaar schrijft (de knippert), mag u NOOIT de stekker uit het stopcontact halen of de mediakaart uit de sleuf verwijderen.
kunnen de gegevens op de kaart verloren gaan of kan de kaart beschadigd raken.
De machine kan slechts één mediakaart tegelijk lezen, plaats daarom nooit meer dan één kaart in de sleuf.
PhotoCapture-modus instellen
Nadat u de mediakaart in de sleuf hebt geplaatst, drukt u op de
groen wordt en de opties van PhotoCapture op het LCD-scherm verschijnen.
Op het LCD-scherm wordt het volgende weergegeven.
VOORZICHTIG
PhotoCapture
Doet u dit toch, dan
(PhotoCapture)-toets zodat deze
-toets
13

Afbeeldingen afdrukken 13

Foto's bekijken 13
U kunt een voorvertoning van uw foto's op het LCD-scherm bekijken voordat u ze afdrukt. Als uw foto's grote bestanden zijn, kan het even duren voordat elke foto op het LCD­scherm wordt weergegeven.
a Controleer of u de mediakaart in de
juiste sleuf hebt geplaatst. Druk op (PhotoCapture).
b Druk op a of b om
Foto(s) bekijken te selecteren. Druk op OK.
c Druk op d of c om uw foto te selecteren.
Opmerking
In plaats van door de foto's te bladeren kunt u direct het 3-cijferige afbeeldingsnummer van de indexpagina invoeren via de kiestoetsen. (Zie
De index afdrukken
(miniatuurbeelden)
d Druk op a of b om het aantal
exemplaren te verhogen of verlagen.
op pagina 79.)
Druk op a of b om door de opties van de PhotoCapture-toets te bladeren.
Foto(s) bekijken (Zie pagina 78.)Print index (Zie pagina 79.)Alle fotos afdr. (Zie pagina 79.)Fotos afdrukken (Zie pagina 80.)
Opmerking
Zie
DPOF-afdrukken
digitale camera DPOF-afdrukken ondersteunt.
Als u de gewenste optie hebt geselecteerd, drukt u op OK.
78
op pagina 80 als uw
e Herhaal stap c en stap d totdat u alle
foto's hebt geselecteerd.
Opmerking
Druk op Wissen om terug te keren naar het vorige menuniveau.
f Nadat u alle foto's hebt geselecteerd,
voert u een van de volgende handelingen uit:
Druk op OK en geef de
afdrukinstellingen op. (Zie pagina 81.)
Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Kleur Start om af te drukken.
PhotoCapture Center™
De index afdrukken (miniatuurbeelden) 13
Het PhotoCapture Center™ geeft de beelden nummers (bijvoorbeeld nummer 1, nummer 2, nummer 3, enz.).
Het PhotoCapture Center™ herkent geen andere nummers of bestandsnamen die door uw digitale camera of computer werden gebruikt om de beelden te identificeren. U kunt een pagina met miniatuurbeelden afdrukken (indexpagina met 6 of 5 beelden per regel). Hierop staan alle beelden van de mediakaart.
a Controleer of u de mediakaart in de
juiste sleuf hebt geplaatst. Druk op (PhotoCapture).
d Druk op Kleur Start om af te drukken.
Alle foto's afdrukken 13
U kunt alle foto's op uw mediakaart afdrukken.
a Controleer of u de mediakaart in de
juiste sleuf hebt geplaatst. Druk op (PhotoCapture).
b Druk op a of b om
Alle fotos afdr. te selecteren. Druk op OK.
c Voer het gewenste aantal exemplaren
via kiestoetsen in.
d Voer een van de volgende handelingen
uit:
Wijzig de afdrukinstellingen. (Zie
pagina 81.)
Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Kleur Start om af te drukken.
b Druk op a of b om Print index te
selecteren. Druk op OK.
c Druk op a of b om
6 Images/Regel Snel of 5 Images/Regel Foto te selecteren.
Druk op OK.
5 Images/Regel Foto
Het afdrukken van 5 beelden per regel neemt meer tijd in beslag dan het afdrukken van 6 beelden per regel, maar de kwaliteit is beter.
6 Images/Regel Snel
13
79
Hoofdstuk 13
Foto's afdrukken 13
U moet eerst het nummer van een beeld weten voordat u het kunt afdrukken.
a Controleer of u de mediakaart in de
juiste sleuf hebt geplaatst. Druk op (PhotoCapture).
b Druk de index af. (Zie De index
afdrukken (miniatuurbeelden) op pagina 79.)
c Druk op a of b om Fotos afdrukken
te selecteren. Druk op OK.
d Voer het nummer van de afbeelding in
die u wilt afdrukken van de indexpagina (miniatuurbeelden). Druk op OK.
e Herhaal stap d totdat u alle nummers
van de af te drukken beelden ingevoerd hebt.
Opmerking
U kunt alle nummers tegelijk invoeren door de toets l als een komma te gebruiken of door de toets # als een koppelteken te gebruiken. (Voer bijvoorbeeld 1, l, 3, l, 6 in om de afbeeldingen nummer 1, 3 en 6 af te drukken. Voer 1, #, 5 in om de afbeeldingen 1 tot en met 5 af te drukken).
f Nadat u alle gewenste nummers hebt
geselecteerd, drukt u nogmaals op OK.
g Voer het gewenste aantal exemplaren
via het toetsenbord in.
DPOF-afdrukken 13
DPOF betekent Digital Print Order Format. Grote producenten van digitale camera’s
(Canon Inc., Eastman Kodak Company, Fuji Photo Film Co. Ltd. en Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. en Sony Corporation.) hebben deze standaard gecreëerd om het afdrukken van beelden vanaf een digitale camera te vereenvoudigen.
Als uw digitale camera het DPOF-afdrukken ondersteunt, kunt u de beelden en het aantal exemplaren dat u kunt afdrukken op de display van de digitale camera selecteren.
Wanneer u de geheugenkaart (CompactFlash
®
Stick
, Memory Stick Pro™, SecureDigital™ MultiMediaCard™ and xD-Picture Card™) met DPOF-gegevens in de machine plaatst, kunt u de geselecteerde afbeeldingen eenvoudig afdrukken.
®
, SmartMedia®, Memory
a Controleer of u de mediakaart in de
juiste sleuf hebt geplaatst. Druk op (PhotoCapture). Er
wordt u gevraagd of u de DPOF­instelling wilt gebruiken.
b Druk op 1 om Ja te selecteren. c Voer een van de volgende handelingen
uit:
Wijzig de afdrukinstellingen. (Zie
pagina 81).
Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Kleur Start om af te drukken.
h Voer een van de volgende handelingen
uit:
Wijzig de afdrukinstellingen. (Zie
pagina 81).
Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Kleur Start om af te drukken.
80
PhotoCapture Center™

Afdrukinstellingen wijzigen 13

U kunt de afdrukinstellingen tijdelijk wijzigen voor de volgende afdrukopdracht. De machine schakelt 180 seconden na het kopiëren weer over naar de standaardinstellingen of
naar de faxmodus als u de tijdklokstand hebt ingesteld. (Zie De tijdklokstand instellen op pagina 21.)
Opmerking
U kunt de afdrukinstellingen die u het vaakst gebruikt opslaan door ze als de standaard in te stellen. (Zie Gewijzigde instellingen opgeven als nieuwe standaardinstellingen op pagina 84.)
1 Aantal afdrukken
(Voor Foto (s) bekijken) Hiermee kunt u het totale aantal foto's bekijken dat wordt afgedrukt. (Voor Alle fotos afdr., Foto's afdrukken) Hiermee kunt u bekijken hoeveel exemplaren van elke foto worden afgedrukt.
Menuopties Opties Pagina
Printkwaliteit Norm/Foto* 82 Papier&Afmet. Letter Glossy/ 10x15cm Glossy/ 13x18cm Glossy/
A4 Glossy*/ Letter Gewoon/ A4 Plain/ Letter Inktjet/ A4 Inktjet/ 10x15cm Inktjet
Helderheid 82
Contrast 82
Kleur aanp. Aan/Uit*
Wit Balans / Scherpte /
Kleurdensiteit Bijsnijd(crop) Aan*/Uit 83 Zonder rand Aan*/Uit 83
Nieuwe standaard
Fabrieksinstell.
Ja/Nee 84
Ja/Nee 84
82
82
13
81
Hoofdstuk 13
Kopieersnelheid of –kwaliteit verhogen 13
a Druk op a of b om Printkwaliteit
te selecteren. Druk op OK.
b Druk op a of b om Norm of Foto te
selecteren. Druk op OK.
c
Als u verder geen instellingen wilt opgeven, drukt u op
Kleur Start
om af te drukken.
De papiersoort en het papierformaat instellen 13
a Druk op a of b om Papier&Afmet. te
selecteren. Druk op OK.
b
Druk op a of b om de papiersoort te selecteren die u gebruikt:
10x15cm Glossy, 13x18cm Glossy A4 Glossy, Letter Gewoon, A4 Plain Letter Inktjet, A4 Inktjet 10x15cm Inktjet
Druk op OK.
Letter Glossy
,
of
.
c Als u Letter of A4 hebt geselecteerd,
drukt u op a of b om het afdrukformaat te selecteren. Druk op OK.
Bjvoorbeeld: afdrukpositie voor A4-papier 1
10×8cm
2
13×9cm
3
15×10cm
d Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Kleur Start om af te drukken.
Helderheid instellen 13
a Druk op a of b om Helderheid te
selecteren. Druk op OK.
b Druk op d om een donkerdere kopie te
maken of druk op c om een lichtere kopie te maken. Druk op OK.
c Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Kleur Start om af te drukken.
Contrast instellen 13
,
,
U kunt de contrastinstelling wijzigen. Met meer contrast ziet een beeld er scherper en levendiger uit.
a Druk op a of b om Contrast te
selecteren. Druk op OK.
b Druk op c om het contrast te verhogen
of op d om het contrast te verlagen. Druk op OK.
c Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Kleur Start om af te drukken.
4
18×13cm
82
5
20×15cm
6
Max. afmetingen
Kleurverbetering 13
U kunt de functie voor kleurverbetering inschakelen om levendigere afdrukken te maken. Het afdrukken zal langer duren.
a Druk op a of b om Kleur aanp. te
selecteren. Druk op OK.
PhotoCapture Center™
b
Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u de witbalans, scherpte of
kleurdichtheid wilt aanpassen, drukt u op d of c om Aan te selecteren en gaat u vervolgens naar stap c.
Als u geen aanpassingen wilt
uitvoeren, drukt u op d of c om Uit te selecteren. Druk op OK en ga vervolgens naar stap f.
c Druk op a of b om Wit Balans,
Scherpte of Kleurdensiteit te
selecteren. Druk op OK.
d Druk op d of c om de instellingsbalans
aan te passen. Druk op OK.
e
Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u andere opties voor de
kleurverbetering wilt aanpassen, drukt u op a of b om een andere optie te selecteren.
Als u andere instellingen wilt
wijzigen, drukt u op a of b om Stop wijziging te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
Kleurdensiteit Met deze instelling kunt u de totale hoeveelheid
kleur in het beeld instellen. U kunt de hoeveelheid kleur in een beeld verhogen of verlagen om een vaag of vaal beeld te verbeteren.
Bijsnijd (crop) 13
Wanneer een foto te lang of te breed is voor de ruimte die u hebt geselecteerd, wordt er automatisch een gedeelte van de afbeelding afgesneden.
De fabrieksinstelling is Aan. Wanneer u de hele afbeelding wilt afdrukken, plaatst u deze instelling op Uit.
a Druk op a of b om Bijsnijd(crop)
te selecteren. Druk op OK.
b Druk op a of b om Uit (of Aan) te
selecteren. Druk op OK.
c
Als u verder geen instellingen wilt opgeven, drukt u op
Bijsnijd(crop): Aan 13
Kleur Start
om af te drukken.
f Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Kleur Start om af te drukken.
Opmerking
Witbalans Deze instelling regelt de tint van de witte
vlakken in een afbeelding. Verlichting, de instellingen van de camera en andere invloeden bepalen de tint wit. De witte vlakken van een afbeelding kunnen er een beetje roze of geelachtig uitzien of naar een andere kleur neigen. Met deze instelling kunt u dergelijke afwijkingen corrigeren en de witte vlakken weer zuiver wit maken.
Scherpte Met deze instelling verbetert u de details
van een afbeelding, vergelijkbaar met het scherpstellen van een camera. Als het beeld niet goed scherp is en u de fijne details van het beeld niet kunt zien, moet u de scherpte instellen.
Bijsnijd(crop): Uit 13
13
Zonder rand 13
Hiermee wordt het bedrukbare gedeelte vergroot tot de randen van het papier. Het afdrukken zal iets langer duren.
a Druk op a of b om Zonder rand te
selecteren. Druk op OK.
83
Hoofdstuk 13
b Druk op a of b om Uit (of Aan) te
selecteren. Druk op OK.
c Als u verder geen instellingen wilt
opgeven, drukt u op Kleur Start om af te drukken.
Gewijzigde instellingen opgeven als nieuwe standaardinstellingen 13
U kunt de afdrukinstellingen die u het vaakst gebruikt opslaan door ze als de standaard in te stellen. Deze instellingen blijven van kracht totdat u ze weer wijzigt.
a Druk op a of b om de nieuwe instelling
te selecteren. Druk op OK. Herhaal deze stap voor elke instelling die u wilt wijzigen.
b Nadat u de laatste instelling hebt
gewijzigd, drukt u op a of b om Nieuwe standaard te selecteren. Druk op OK.

Naar een kaart scannen 13

Scanmodus instellen 13
Als u naar een kaart wilt scannen, drukt u op de (Scan)-toets zodat deze groen
wordt.
Op het LCD-scherm wordt het volgende weergegeven.
c Druk op 1 om Ja te selecteren. d Druk op Stop/Eindigen.
De fabrieksinstellingen herstellen 13
U kunt alle instellingen die u hebt gewijzigd weer terugzetten naar de fabrieksinstellingen. Deze instellingen blijven van kracht totdat u ze weer wijzigt.
a Druk op a of b om
Fabrieksinstell. te selecteren. Druk op OK.
b Druk op 1 om Ja te selecteren. c Druk op Stop/Eindigen.
84
Druk op a of b om Scan n. kaart te selecteren.
Druk op OK. Als er geen verbinding met de computer is,
verschijnt alleen de optie Scan n. Kaart op het LCD-scherm. (Zie de Softwarehandleiding voor meer informatie over de overige menuopties.)
PhotoCapture Center™
Scannen naar een kaart 13
U kunt documenten in zwart-wit of kleur naar een mediakaart scannen. Documenten in zwart-wit kunnen worden opgeslagen in de bestandsindelingen PDF (*.PDF) of TIFF (*.TIF). Documenten in kleur kunnen worden opgeslagen in de bestandsindelingen PDF (*.PDF) of JPEG (*.JPG). Voor kleurendocumenten is de fabrieksinstelling 150 dpi Kleur. Het standaardbestandsformaat is PDF. Voor zwart-witdocumenten is de fabrieksinstelling 200x100 dpi ZW/W. Het standaardbestandsformaat is TIFF. De machine maakt automatisch bestandsnamen op basis van de huidige datum aan. (Zie de Installatiehandleiding voor meer informatie.) Zo wordt het vijfde beeld dat u op 1 juli 2006 scant bijvoorbeeld 07010605.PDF genoemd. U kunt de kleur, kwaliteit en bestandsnaam wijzigen.
Kwaliteit Bestandsformaat dat
u kunt selecteren
150 dpi Kleur JPEG / PDF 300 dpi Kleur JPEG / PDF 600 dpi Kleur JPEG / PDF 200x100 dpi ZW/W TIFF / PDF 200 dpi ZW/W TIFF / PDF
a Plaats een SmartMedia
CompactFlash Memory Stick Pro™-, SecureDigital™-, MultiMediaCard™- of xD-Picture Card™-kaart in de machine.
®
-, Memory Stick®-,
®
,-
d Druk op a of b om Scan n. kaart te
selecteren. Druk op OK.
e
Voer een van de volgende handelingen uit.
Ga naar stap f om de kwaliteit te
wijzigen.
Druk op Mono Start of Kleur Start
om het scannen te starten zonder extra instellingen te wijzigen.
f Druk op a of b om 150dpi Kleur,
300dpi Kleur, 600dpi Kleur, 200x100dpi ZW/W of 200dpi ZW/W
te selecteren. Druk op OK.
g
Voer een van de volgende handelingen uit.
Ga naar stap h om het
bestandstype te wijzigen.
Druk op Mono Start of Kleur Start
om het scannen te starten zonder extra instellingen te wijzigen.
h Druk op a of b om JPEG, PDF of TIFF
te selecteren. Druk op OK.
Opmerking
• Als u kleur hebt gekozen bij de resolutie, kunt u TIFF niet selecteren.
• Als u zwart-wit hebt gekozen bij de resolutie, kunt u JPEG niet selecteren.
i
Voer een van de volgende handelingen uit.
Ga naar stap j om de
bestandsnaam te wijzigen.
Druk op Mono Start of Kleur Start
om het scannen te starten zonder extra instellingen te wijzigen.
13
Verwijder de mediakaart niet als PhotoCapture knippert; anders kunnen de kaart of de gegevens erop beschadigd raken.
WAARSCHUWING
b Het document laden. c Druk op (Scan).
j De bestandsnaam wordt automatisch
ingesteld, maar u kunt een andere naam invoeren met de kiestoetsen. U kunt alleen de eerste 6 cijfers wijzigen. Druk op OK.
Opmerking
Druk op Wissen om de huidige naam te verwijderen.
k Druk op Mono Start of Kleur Start.
85
Hoofdstuk 13

Uitleg bij de foutmeldingen 13

Als u eenmaal vertrouwd bent met de verschillende fouten die kunnen optreden wanneer u met het PhotoCapture Center™ werkt, kunt u problemen gemakkelijk identificeren en verhelpen.
Als er een foutmelding op het LCD-scherm wordt weergegeven, geeft de machine een piepje om u daarop te attenderen.
Media fout
Deze melding verschijnt als u een mediakaart plaatst die defect of niet geformatteerd is, of als er iets niet in orde is met de mediasleuf. Verwijder de mediakaart om deze foutmelding te wissen.
Geen bestand
Deze melding verschijnt als u een mediakaart in de sleuf probeert te openen waarop geen .JPG-bestand staat.
Geheugen vol

PhotoCapture Center™ op uw computer gebruiken 13

U kunt vanaf de computer toegang krijgen tot de mediakaart die in de mediasleuf van de machine is geplaatst.
(Zie hoofdstuk 7 of hoofdstuk 12 in de Softwarehandleiding op de cd-rom.)
Deze melding verschijnt als u werkt met afbeeldingen die te groot zijn voor het geheugen van de machine.
86
Paragraaf V

Software V

Software- en netwerkfuncties 88
14

Software- en netwerkfuncties 14

De Gebruikershandleiding op de cd-rom bevat de Softwarehandleiding en Netwerkhandleiding voor de functies die beschikbaar zijn bij aansluiting op een computer (bijvoorbeeld printen en scannen).
Afdrukken
(Zie voor Windows Softwarehandleiding op de cd-rom.)
(Zie voor Macintosh Softwarehandleiding op de cd-rom.)
Scannen
(Zie voor Windows Softwarehandleiding op de cd-rom.)
(Zie voor Macintosh Softwarehandleiding op de cd-rom.)
ControlCenter2
(Zie voor Windows Softwarehandleiding op de cd-rom.)
(Zie voor Macintosh Softwarehandleiding op de cd-rom.)
Remote Setup
(Zie voor Windows Softwarehandleiding op de cd-rom.)
(Zie voor Macintosh Softwarehandleiding op de cd-rom.)
Faxen vanaf uw computer
(Zie voor Windows Softwarehandleiding op de cd-rom.)
(Zie voor Macintosh Softwarehandleiding op de cd-rom.)
®
hoofdstuk 1 in de
®
hoofdstuk 8 in de
®
hoofdstuk 2 in de
®
hoofdstuk 9 in de
®
hoofdstuk 3 in de
®
hoofdstuk 10 in de
®
hoofdstuk 5 in de
®
hoofdstuk 12 in de
®
hoofdstuk 6 in de
®
hoofdstuk 8 in de
Afdrukken in een netwerk
(Zie de Netwerkhandleiding op de cd-rom.)
Scannen in een netwerk
(Zie voor Windows Softwarehandleiding op de cd-rom.)
(Zie voor Macintosh Softwarehandleiding op de cd-rom.)
®
hoofdstuk 4 in de
®
hoofdstuk 11 in de
Opmerking
Zie De Gebruikershandleiding openen op pagina 3.
PhotoCapture Center™
(Zie voor Windows Softwarehandleiding op de cd-rom.)
(Zie voor Macintosh Softwarehandleiding op de cd-rom.)
88
®
hoofdstuk 7 in de
®
hoofdstuk 12 in de
Loading...