Als bezitter van een XT600E profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft
verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw XT600E optimaal
kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de
motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
DAU00005
Q
X@
<>
OPMERKING:
OPMERKING:
8 Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet altijd
bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
8 Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze
reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in
deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit
leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder of omstanders of degene
die de motorfiets inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten
worden genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAAT
GEBRUIKEN.
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID...........................................................1-1
1
Q GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
Veiligheidsinformatie
Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven.
Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan
niet meer dan de natuurwetten toestaan.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw motor te
behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de motorfiets, maar ook voor de motorrijder: om goed en veilig te
rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk
uit den boze. Motorrijders horen altijd—meer nog dan autobestuurders—geestelijk en lichamelijk op hun best te
zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan
zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaal
met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermende
kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid. Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken
geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat
weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met
de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
ON
DAU00036
Alle elektrische systemen worden elektrisch gevoed en de motor kan worden
gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.
OFF
DAU00038
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
2. Draaien.
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai hem dan naar de “LOCK”-
stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt
gehouden.
3-1
DAU00027
DAU00040
X@
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de
motorfiets rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en mogelijk
zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorzaken.
Zorg altijd dat de motorfiets stilstaat
voordat u de sleutel naar “OFF” of
naar “LOCK” draait.
..
(Parkeren)
DAU01590
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht
en het parkeerlicht branden, maar alle
overige elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “
.
” te kunnen draaien.
DCA00043
<>
Gebruik de parkeerverlichting niet
gedurende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
12
3
&
5
N
1
2
4
3
1. Controlelampje grootlicht “&”
2. Controlelampje “N” voor vrijstand
3. Controlelampje “5” richtingaanwijzers
Controlelampjes
Controlelampjes
Controlelampje grootlicht “&”
Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingeschakeld.
Controlelampje “N” voor vrijstand
Controlelampje vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de
versnellingsbak in de vrijstand staat.
DAU00056
DAU00063
DAU00061
Controlelampje “5” richtingaanwij-
DAU00057
zers
Controlelampje richtingaanwijzers
Dit controlelampje knippert wanneer de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar
de linker- of rechterstand is gedrukt.
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. Ritteller
4. Nulstelknop
DAU00095
Snelheidsmeterunit
Snelheidsmeterunit
De snelheidsmeterunit is voorzien van
een snelheidsmeter, een kilometerteller
en een ritteller. De snelheidsmeter toont
de actuele rijsnelheid. De kilometerteller
toont de totale afgelegde afstand. De ritteller toont de afstand afgelegd sinds de
teller het laatst via de terugstelknop werd
teruggesteld op nul. De ritteller kan worden gebruikt om de afstand te schatten
die met een volle brandstoftank kan worden afgelegd. Deze informatie stelt u in
staat de volgende tankstops te plannen.
3
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
5
&
N
a
4
5
12
3
*
3
1. Toerenteller
2. Rode zone
Toerenteller
Toerenteller
Met de toerenteller kan de motorrijder het
motortoerental controleren en dit binnen
het ideale bereik houden.
<>
Laat de motor niet draaien terwijl de
toerenteller aanwijst in de rode zone.
Rode zone: 7.000 tpm en hoger
DAU00102
DC000003
1. Lichtschakelaar “9/'/:”
2. Lichtsignaalschakelaar “&”
3. Dimlichtschakelaar “%/&”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “4/6”
5. Claxonschakelaar “*”
DAU00118
Stuurschakelaars
Stuurschakelaars
Lichtschakelaar “9/'/:”
Lichtschakelaar
DAU03898
Zet deze schakelaar in de stand “'”
om het parkeerlicht, het achterlicht en de
instrumentenverlichting in te schakelen.
Zet de schakelaar in de stand “
:” om
ook de koplamp in te schakelen. Zet de
schakelaar in de stand “
9” om alle verlich-
ting uit te schakelen.
Lichtsignaalschakelaar “&”
Lichtsignaalschakelaar
DAU00119
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
3-3
Dimlichtschakelaar “%/&”
Dimlichtschakelaar
DAU03888
Zet deze schakelaar op “&” voor grootlicht en op “%” voor dimlicht.
Richtingaanwijzerschakelaar “4/6”
Richtingaanwijzerschakelaar
DAU03889
Druk deze schakelaar naar “6” om
afslaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “4” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten keert
de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te
schakelen wordt de schakelaar ingedrukt
nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.
Claxonschakelaar “*”
Claxonschakelaar
DAU00129
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
2
,
1
1. Noodstopschakelaar “$/#”
2. Startknop “,”
Noodstopschakelaar “$/#”
Noodstopschakelaar
DAU03890
Zet deze schakelaar op “#” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
“
$” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de
machine omslaat of als de gaskabel blijft
hangen.
Startknop “,”
Startknop
DAU00143
Druk deze knop in om de motor door middel van de startmotor te starten.
DC000005
<>
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
1. Koppelingshendel
DAU00152
Koppelingshendel
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen. Laat de hendel los om de koppeling
te laten aangrijpen. Voor een soepele
werking van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam
worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-12 voor
uitleg over het startspersysteem.)
3
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
1
1
3
1. Versnellingspedaal
DAU00157
Schakelpedaal
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de
linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt
bij het schakelen van de versnellingen
van de 5-traps constant-mesh versnellingsbak op deze motorfiets.
1. Voorremhendel
DAU00158
Remhendel
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
3-5
1. Achterrempedaal
DAU00162
Rempedaal
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechterzijde van de motorfiets. Trap op het
rempedaal om de achterrem te bekrachtigen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
b
a
2
1
OPMERKING:
De tankdop kan alleen worden aangebracht met de sleutel in het slot.
Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tankdop niet correct aangebracht en vergrendeld is.
a. Ontsluiten.
b. Openen.
DAU00177
Vuldop brandstoftank
Verwijderen van de tankdop
1. Steek de sleutel in het slot en draai
een kwartslag linksom.
2. Draai de tankdop 1/3 slag linksom
en trek hem los.
Aanbrengen van de tankdop
1. Breng de tankdop aan in de vulopening van de brandstoftank met de
sleutel in het slot, en draai dan de
dop 1/3 slag rechtsom.
2. Draai de sleutel 1/4 slag rechtsom
en neem hem dan uit.
DW000023
X@
Controleer of de tankdop correct is
afgesloten en vergrendeld alvorens te
Vuldop brandstoftank
gaan rijden.
1. Vulslang
2. Brandstofnivo
Brandstof
Brandstof
DAU03753
3
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulpijp zoals
getoond.
DW000130
X@
8 Overvul de brandstoftank niet,
anders zal benzine uitstromen
zodra deze warm wordt en uitzet.
8 Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
<>
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebrengen aan de lak of aan kunststof onderdelen.
3
DAU00185
DAU04284
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
15,0 L
Reservehoeveelheid:
2,0 L
DCA00104
<>
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motoronderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine
met een octaangetal van RON 91 of
hoger. Als de motor gaat detoneren (pingelen), gebruik dan brandstof van een
ander merk of gebruik loodvrije superbenzine. Door loodvrije benzine te gebruiken
gaan bougies langer mee en blijven de
onderhoudskosten beperkt.
3-7
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
RES
ON
FUEL
OFF
1
OFF
ON
FUEL
RES
1
RES
ON
FUEL
RES
OFF
1
ON
RES: reserve-standON: normale standOFF: gesloten stand
3
1. Pijlteken op “OFF”
Brandstofkraan
Brandstofkraan
Via de brandstofkraan wordt de benzine
vanuit de brandstoftank toegevoerd en
bovendien gefilterd.
De brandstofkraan kent drie standen:
OFF
Met de kraanhendel in deze stand
stroomt de benzine niet door. Zet de
kraanhendel steeds in deze stand als de
motor niet draait.
DAU03050
1. Pijlteken op “ON”
ON
Met de kraanhendel in deze stand
stroomt de benzine door naar de carburateur. Tijdens normaal rijden hoort de
kraanhendel in deze stand te staan.
3-8
1. Pijlteken op “RES”
RES
Dit is de reservestand. Zet de kraanhendel in deze stand wanneer u tijdens een
rit zonder brandstof komt te staan. Vul de
brandstoftank zodra de gelegenheid zich
voordoet. Vergeet na het tanken niet de
kraanhendel weer op “ON” te zetten!
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
b
a
1
2
1
3
1. Chokeknop (starter) “1”
Chokeknop “1”
Chokeknop
Voor het starten van een koude motor is
een rijker lucht/brandstof mengsel nodig;
via de choke wordt dit mengsel geleverd.
Beweeg de knop richting a om de choke
aan te zetten.
Beweeg de knop richting b om de choke
uit te zetten.
DAU04038
1. Bout (×2)
DAU00240
Zadel
Verwijderen van het zadel
Verwijder de bouten en neem dan het
zadel los.
3-9
1. Uitsteeksel (×2)
2. Zadelbevestiging (×2)
Aanbrengen van het zadel
Zadel
1. Steek de uitsteeksels aan de voorzijde van het zadel in de zadelbevestiging, zoals getoond in de afbeelding.
2. Plaats het zadel in de oorspronkelijke positie en draai dan de bouten
vast.
OPMERKING:
Controleer of het zadel stevig is vergrendeld alvorens te gaan rijden.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
a
a
b
1
2
A
3
1. Helmhouder
a. Openen.
DAU00260
Helmbevestiging
Helmbevestiging
Steek de sleutel in het slot en draai deze
dan zoals afgebeeld om de helmbevestiging te openen.
Vergrendel de helmbevestiging door deze
in de oorspronkelijke positie te plaatsen
en dan de sleutel uit te nemen.
DW000030
X@
Rijd nooit met een helm bevestigd aan
de helmbevestiging, de helm kan zo
voorwerpen raken waardoor de machine mogelijk onbestuurbaar wordt en
een ongeval niet uitgesloten is.
1. Borgmoer
2. Stelmoer
DAU03591
Afstellen van de
schokdemperunit
Deze schokdemper is uitgerust met een
stelmoer voor veervoorspanning.
Schokdemperunit, afstellen
DC000015
<>
Probeer nooit een stelmechanisme
voorbij de maximum- of minimuminstelwaarden te verdraaien.
Stel de veervoorspanning als volgt af.
1. Draai de borgmoer los.
3-10
2. Om de veervoorspanning te verhogen en zo de vering stugger te
maken, wordt de stelmoer gedraaid
richting a. Om de veervoorspanning
te verlagen voor een zachtere vering
wordt de stelmoer gedraaid richting
b.
OPMERKING:
De afstelling voor veervoorspanning
wordt gecontroleerd door de afstand A te
meten, zoals getoond in de afbeelding.
Hoe korter de afstand A, hoe lager de
veervoorspanning; hoe langer de afstand
A, hoe hoger de veervoorspanning.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Veervoorspanning:
Minimum (zacht):
Afstand A: = 1 mm
Standaard:
Afstand A: = 5,5 mm
Maximum (hard):
Afstand A: = 12 mm
3
3. Draai de borgmoer vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Borgmoer:
42 Nm (4,2 m0kgf)
<>
Draai de borgmoer altijd vast tegen de
stelmoer, en draai dan de borgmoer
vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
DC000018
DAU00315
X@
Deze schokdemper is gevuld met stikstofgas onder hoge druk. Lees en
begrijp de volgende informatie alvorens de schokdemper te gebruiken. De
fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade aan eigendommen of voor persoonlijk letsel als
dit voortvloeit uit verkeerd gebruik.
8 Probeer de gascilinder niet te
openen en blijf er verder vanaf.
8 Stel de schokdemper niet bloot
aan open vuur of aan andere hittebronnen, anders kan deze door de
oplopende druk exploderen.
8 Vervorm of beschadig de gascilin-
der op geen enkele wijze, de dempende werking zal dan achteruitgaan.
8 Laat onderhoud aan de schok-
demper altijd uitvoeren door een
Yamaha dealer.
DAU00330
Zijstandaard
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de linkerzijde van het frame. Trek of druk de
zijstandaard met uw voet omhoog of
omlaag terwijl u de motorfiets verticaal
houdt.
OPMERKING:
De ingebouwde sperschakelaar voor de
zijstandaard maakt deel uit van het startspersysteem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blokkeert. (Zie hierna voor een nadere uitleg
over het startspersysteem.)
3-11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DW000044
X@
Met de motorfiets mag nooit worden
gereden terwijl de zijstandaard omlaag
staat of niet behoorlijk kan worden
opgetrokken (of niet omhoog blijft),
anders kan de zijstandaard de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuur
verliest. Het Yamaha startspersysteem
is ontworpen om de motorrijder te helpen bij zijn verantwoordelijkheid de
zijstandaard op te trekken alvorens
weg te rijden. Controleer dit systeem
daarom regelmatig zoals hierna
beschreven en laat het repareren door
een Yamaha dealer als de werking niet
naar behoren is.
DAU03720
Startspersysteem
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de sperschakelaar voor de zijstandaard, de sperschakelaar voor de koppelingshendel en
de vrijstandschakelaar deel uitmaken)
heeft de volgende functies.
8 Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling
geschakeld is en de zijstandaard is
opgeklapt, terwijl de koppelingshendel niet is ingetrokken.
8 Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling
geschakeld is en de koppelingshendel is ingetrokken, terwijl de zijstandaard nog omlaag staat.
8 Het schakelt een draaiende motor uit
wanneer de versnellingsbak in een
versnelling staat en de zijstandaard
omlaag wordt bewogen.
Controleer de werking van het startspersysteem regelmatig, hanteer daarbij de
volgende werkwijze.
DW000045
X@
Als zich een storing voordoet, vraag
dan alvorens te gaan rijden een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
3
3-12
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Terwijl de motor uit staat:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Zorg dat de motorstopschakelaar op “
Deze controle werkt het best wanneer de motor
al is opgewarmd.
JANEE
Alles is in orde. U kunt met de motorfiets gaan rijden.
OPMERKING:
#” staat.
3
3. Draai de contactsleutel naar “ON”.
4. Zet de versnelling in z’n vrij.
5. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
JANEE
Terwijl de motor nog loopt:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Trek de koppelingshendel in.
8. Schakel naar de eerste versnelling.
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Nadat de motor is afgeslagen:
10. Klap de zijstandaard omhoog.
11. Trek de koppelingshendel in.
12. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
JANEE
Er kan iets mis zijn met de vrijloopschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat deze is
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Er kan iets mis zijn met de
zijstandaardschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat deze is
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Er kan iets mis zijn met de
koppelingsschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat deze is
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
3-13
CONTROLES VOOR HET STARTEN
Controlelijst voor gebruik.................................................................................4-1
4
DAU01114
ONDERDEELCONTROLESPAGINA
Brandstof
• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
• Vul zo nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.
3-6–3-7
Motorolie
• Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.
6-10–6-13
Voorrem
• Controleer de werking.
• Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de vrije slag van de remhendel.
• Stel zo nodig bij.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
3-5, 6-21–6-24
Achterrem
• Controleer de werking.
• Als de achterrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
3-5, 6-21–6-24
CONTROLES VOOR HET STARTEN
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en
wind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele
inspectie uit te voeren en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU03439
Controlelijst voor gebruik
Controlelijst voor gebruik
4
4-1
Koppeling
• Controleer de werking.
• Smeer de kabel als dat nodig is.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel zo nodig bij.
3-4, 6-20
Gasgreep
• Controleer of de werking soepel is.
• Controleer de vrije slag.
• Vraag zo nodig de Yamaha dealer om af te stellen of te smeren.
6-16, 6-27
Bedieningskabels
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer als dat nodig is.
6-27
Aandrijfketting
• Controleer of de ketting correct is aangespannen.
• Stel zo nodig bij.
• Controleer de conditie van de ketting.
• Smeer als dat nodig is.
6-25–6-26
Wielen en banden
• Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer als dat nodig is.
6-16–6-19
Rem- en schakelpedalen
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer de pedaalscharnierpunten als dat nodig is.
6-28
Rem- en koppelingshendels
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten.
6-28
Zijstandaard
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig het scharnierpunt.
6-28
ONDERDEELCONTROLESPAGINA
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4
4-2
Loading...
+ 70 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.