Yamaha XT600E User Manual [nl]

HANDLEIDING
XT600E
4PT-28199-D7
DAU03338

INLEIDING

Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als bezitter van een XT600E profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabri­ceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw XT600E optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er ten­slotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING

Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
DAU00005
Q
X@
<>
OPMERKING:
OPMERKING:
8 Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet altijd
bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
8 Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze
reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publica­tie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIG­HEID!
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder of omstanders of degene die de motorfiets inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakke­lijken of verhelderen.
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
X@
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAAT GEBRUIKEN.
DAU04229
XT600E
HANDLEIDING
©2001 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e uitgave, Juli 2001
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Printed in Japan.
DAU00009

INHOUDSOPGAVE

1 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
2 BESCHRIJVING
3 FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4 CONTROLES VOOR HET STARTEN
5 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
7 VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
8 SPECIFICATIES
9 GEBRUIKERSINFORMATIE
INDEX
1
2
3
4
5
6
7
8
9

Q GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID

GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID...........................................................1-1
1
Q GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
Veiligheidsinformatie
Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet meer dan de natuurwetten toestaan.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de motorfiets, maar ook voor de motorrijder: om goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorrijders horen altijd—meer nog dan autobestuurders—geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de bestuurder en inzit­tenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid. Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het ver­keer. Ken uw eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar wegge­drag. Ook al weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
DAU00021
Veel plezier onderweg!
1-1

BESCHRIJVING

Aanzicht linkerzijde .........................................................................................2-1
Aanzicht rechterzijde.......................................................................................2-2
Schakelaars en instrumenten..........................................................................2-3
2
BESCHRIJVING
1 2 3 45
6789
Aanzicht linkerzijde
2
DAU00026
Locaties van onderdelen
1. Koplamp (pagina 6-33)
2. Benzinekraan (pagina 3-8)
3. Accu (pagina 6-31)
4. Gereedschapsset (pagina 6-1)
5. Helmhouder (pagina 3-10)
6. Afstelring voor achterschokbreker­veervoorspanning (pagina 3-10)
7. Zekering (pagina 6-32)
8. Chokeknop (choke) (pagina 3-9)
9. Versnellingspedaal (pagina 3-5)
2-1
10 11
13
12
Aanzicht rechterzijde
BESCHRIJVING
2
10. Luchtfilter (pagina 6-13)
11. Oliefilter (pagina 6-11)
12. Olietank peilstock (pagina 6-10)
13. Achterrempedaal (pagina 3-5, 6-21)
2-2
BESCHRIJVING
1
23
4
5
67
89
Schakelaars en instrumenten
2
1. Koppelingshendel (pagina 3-4, 6-20)
2. Linker stuurschakelaars (pagina 3-3)
3. Snelheidsmeter (pagina 3-2)
4. Kontaktslot-schakelaar (pagina 3-1)
5. Toerenteller (pagina 3-3)
6. Rechter stuurschakelaars (pagina 3-4)
7. Voorremhendel (pagina 3-5, 6-21)
8. Gashendel (pagina 6-16, 6-27)
9. Tankdop (pagina 3-6)
2-3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Contactslot/stuurslot-unit.................................................................................3-1
Controlelampjes..............................................................................................3-2
Snelheidsmeterunit .........................................................................................3-2
Toerenteller.....................................................................................................3-3
Stuurschakelaars ............................................................................................3-3
Koppelingshendel............................................................................................3-4
Schakelpedaal.................................................................................................3-5
Remhendel......................................................................................................3-5
Rempedaal......................................................................................................3-5
Vuldop brandstoftank......................................................................................3-6
Brandstof.........................................................................................................3-6
Brandstofkraan................................................................................................3-8
Chokeknop .....................................................................................................3-9
Zadel...............................................................................................................3-9
Helmbevestiging............................................................................................3-10
Afstellen van de schokdemperunit................................................................3-10
Zijstandaard ..................................................................................................3-11
Startspersysteem..........................................................................................3-12
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
ON
OFF
LOCK
.
12
3
1. Indrukken.
DAU00029
Contactslot/stuurslot-unit
Contactslot/stuurslot-unit
Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtings­systemen bediend en wordt het stuur ver­grendeld. De diverse standen worden hierna beschreven.
ON
DAU00036
Alle elektrische systemen worden elek­trisch gevoed en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden uitge­nomen.
OFF
DAU00038
Alle elektrische systemen zijn uitgescha­keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
2. Draaien.
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektri­sche systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen. Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en draai hem dan naar de LOCK”- stand. Houd de sleutel hierbij inge­drukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen Druk de sleutel in en draai hem dan naar OFF terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.
3-1
DAU00027
DAU00040
X@
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF” of naar “LOCK” terwijl de motorfiets rijdt; elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur ver­liezen of een ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de motorfiets stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
..
(Parkeren)
DAU01590
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht en het parkeerlicht branden, maar alle overige elektrische systemen zijn uitge­schakeld. De sleutel kan worden uitgeno­men. Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleutel naar “
.
” te kunnen draaien.
DCA00043
<>
Gebruik de parkeerverlichting niet gedurende langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
12
3
&
5
N
1
2
4
3
1. Controlelampje grootlicht &
2. Controlelampje “N” voor vrijstand
3. Controlelampje 5 richtingaanwijzers
Controlelampjes
Controlelampjes
Controlelampje grootlicht &
Controlelampje grootlicht
Dit controlelampje gaat branden wanneer het grootlicht van de koplamp is inge­schakeld.
Controlelampje “N” voor vrijstand
Controlelampje vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de versnellingsbak in de vrijstand staat.
DAU00056
DAU00063
DAU00061
Controlelampje 5 richtingaanwij-
DAU00057
zers
Controlelampje richtingaanwijzers
Dit controlelampje knippert wanneer de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. Ritteller
4. Nulstelknop
DAU00095
Snelheidsmeterunit
Snelheidsmeterunit
De snelheidsmeterunit is voorzien van een snelheidsmeter, een kilometerteller en een ritteller. De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid. De kilometerteller toont de totale afgelegde afstand. De rit­teller toont de afstand afgelegd sinds de teller het laatst via de terugstelknop werd teruggesteld op nul. De ritteller kan wor­den gebruikt om de afstand te schatten die met een volle brandstoftank kan wor­den afgelegd. Deze informatie stelt u in staat de volgende tankstops te plannen.
3
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
5
&
N
a
4
5
12
3
*
3
1. Toerenteller
2. Rode zone
Toerenteller
Toerenteller
Met de toerenteller kan de motorrijder het motortoerental controleren en dit binnen het ideale bereik houden.
<>
Laat de motor niet draaien terwijl de toerenteller aanwijst in de rode zone. Rode zone: 7.000 tpm en hoger
DAU00102
DC000003
1. Lichtschakelaar 9/'/:
2. Lichtsignaalschakelaar &
3. Dimlichtschakelaar %/&
4. Richtingaanwijzerschakelaar 4/6
5. Claxonschakelaar *
DAU00118
Stuurschakelaars
Stuurschakelaars
Lichtschakelaar 9/'/:
Lichtschakelaar
DAU03898
Zet deze schakelaar in de stand “'” om het parkeerlicht, het achterlicht en de instrumentenverlichting in te schakelen. Zet de schakelaar in de stand
:” om
ook de koplamp in te schakelen. Zet de schakelaar in de stand
9” om alle verlich-
ting uit te schakelen.
Lichtsignaalschakelaar &
Lichtsignaalschakelaar
DAU00119
Druk deze schakelaar in om de koplamp een lichtsignaal te laten afgeven.
3-3
Dimlichtschakelaar %/&
Dimlichtschakelaar
DAU03888
Zet deze schakelaar op & voor groot­licht en op % voor dimlicht.
Richtingaanwijzerschakelaar 4/6
Richtingaanwijzerschakelaar
DAU03889
Druk deze schakelaar naar 6 om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar 4 om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de midden­stand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de midden­stand.
Claxonschakelaar *
Claxonschakelaar
DAU00129
Druk deze schakelaar in om een claxon­signaal te geven.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
2
,
1
1. Noodstopschakelaar $/#
2. Startknop “,”
Noodstopschakelaar $/#
Noodstopschakelaar
DAU03890
Zet deze schakelaar op # alvorens de motor te starten. Zet deze schakelaar op
$” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
Startknop “,”
Startknop
DAU00143
Druk deze knop in om de motor door mid­del van de startmotor te starten.
DC000005
<>
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.
1. Koppelingshendel
DAU00152
Koppelingshendel
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de koppeling te ontkoppe­len. Laat de hendel los om de koppeling te laten aangrijpen. Voor een soepele werking van de koppeling moet de hendel snel ingetrokken worden en langzaam worden losgelaten. De koppelingshendel is voorzien van een sperschakelaar die deel uitmaakt van het startspersysteem. (Zie pagina 3-12 voor uitleg over het startspersysteem.)
3
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
1
1
3
1. Versnellingspedaal
DAU00157
Schakelpedaal
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in com­binatie met de koppelingshendel gebruikt bij het schakelen van de versnellingen van de 5-traps constant-mesh versnel­lingsbak op deze motorfiets.
1. Voorremhendel
DAU00158
Remhendel
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rech­terstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
3-5
1. Achterrempedaal
DAU00162
Rempedaal
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rech­terzijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachti­gen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
b
a
2
1
OPMERKING:
De tankdop kan alleen worden aange­bracht met de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uit­genomen als de tankdop niet correct aan­gebracht en vergrendeld is.
a. Ontsluiten. b. Openen.
DAU00177
Vuldop brandstoftank
Verwijderen van de tankdop
1. Steek de sleutel in het slot en draai een kwartslag linksom.
2. Draai de tankdop 1/3 slag linksom en trek hem los.
Aanbrengen van de tankdop
1. Breng de tankdop aan in de vulope­ning van de brandstoftank met de sleutel in het slot, en draai dan de dop 1/3 slag rechtsom.
2. Draai de sleutel 1/4 slag rechtsom en neem hem dan uit.
DW000023
X@
Controleer of de tankdop correct is afgesloten en vergrendeld alvorens te
Vuldop brandstoftank
gaan rijden.
1. Vulslang
2. Brandstofnivo
Brandstof
Brandstof
DAU03753
3
Controleer of voldoende brandstof in de brandstoftank aanwezig is. Vul de brand­stoftank tot onderaan de vulpijp zoals getoond.
DW000130
X@
8 Overvul de brandstoftank niet,
anders zal benzine uitstromen zodra deze warm wordt en uitzet.
8 Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
<>
Veeg gemorste brandstof direct af met een schone, droge en zachte doek, de brandstof kan immers schade toebren­gen aan de lak of aan kunststof onder­delen.
3
DAU00185
DAU04284
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
15,0 L
Reservehoeveelheid:
2,0 L
DCA00104
<>
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Loodhoudende benzine veroorzaakt ernstige schade aan inwendige motor­onderdelen als kleppen en zuigerveren en ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het gebruik van normale loodvrije benzine met een octaangetal van RON 91 of hoger. Als de motor gaat detoneren (pin­gelen), gebruik dan brandstof van een ander merk of gebruik loodvrije superben­zine. Door loodvrije benzine te gebruiken gaan bougies langer mee en blijven de onderhoudskosten beperkt.
3-7
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
RES
ON
FUEL
OFF
1
OFF
ON
FUEL
RES
1
RES
ON
FUEL
RES
OFF
1
ON
RES: reserve-standON: normale standOFF: gesloten stand
3
1. Pijlteken op OFF
Brandstofkraan
Brandstofkraan
Via de brandstofkraan wordt de benzine vanuit de brandstoftank toegevoerd en bovendien gefilterd. De brandstofkraan kent drie standen:
OFF
Met de kraanhendel in deze stand stroomt de benzine niet door. Zet de kraanhendel steeds in deze stand als de motor niet draait.
DAU03050
1. Pijlteken op ON
ON
Met de kraanhendel in deze stand stroomt de benzine door naar de carbura­teur. Tijdens normaal rijden hoort de kraanhendel in deze stand te staan.
3-8
1. Pijlteken op RES
RES
Dit is de reservestand. Zet de kraanhen­del in deze stand wanneer u tijdens een rit zonder brandstof komt te staan. Vul de brandstoftank zodra de gelegenheid zich voordoet. Vergeet na het tanken niet de kraanhendel weer op ON te zetten!
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
b
a
1
2
1
3
1. Chokeknop (starter) 1
Chokeknop 1
Chokeknop
Voor het starten van een koude motor is een rijker lucht/brandstof mengsel nodig; via de choke wordt dit mengsel geleverd. Beweeg de knop richting a om de choke aan te zetten. Beweeg de knop richting b om de choke uit te zetten.
DAU04038
1. Bout (×2)
DAU00240
Zadel
Verwijderen van het zadel
Verwijder de bouten en neem dan het zadel los.
3-9
1. Uitsteeksel (×2)
2. Zadelbevestiging (×2)
Aanbrengen van het zadel
Zadel
1. Steek de uitsteeksels aan de voorzij­de van het zadel in de zadelbevesti­ging, zoals getoond in de afbeelding.
2. Plaats het zadel in de oorspronkelij­ke positie en draai dan de bouten vast.
OPMERKING:
Controleer of het zadel stevig is vergren­deld alvorens te gaan rijden.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1
a
a
b
1
2
A
3
1. Helmhouder a. Openen.
DAU00260
Helmbevestiging
Helmbevestiging
Steek de sleutel in het slot en draai deze dan zoals afgebeeld om de helmbevesti­ging te openen. Vergrendel de helmbevestiging door deze in de oorspronkelijke positie te plaatsen en dan de sleutel uit te nemen.
DW000030
X@
Rijd nooit met een helm bevestigd aan de helmbevestiging, de helm kan zo voorwerpen raken waardoor de machi­ne mogelijk onbestuurbaar wordt en een ongeval niet uitgesloten is.
1. Borgmoer
2. Stelmoer
DAU03591
Afstellen van de schokdemperunit
Deze schokdemper is uitgerust met een stelmoer voor veervoorspanning.
Schokdemperunit, afstellen
DC000015
<>
Probeer nooit een stelmechanisme voorbij de maximum- of minimumin­stelwaarden te verdraaien.
Stel de veervoorspanning als volgt af.
1. Draai de borgmoer los.
3-10
2. Om de veervoorspanning te verho­gen en zo de vering stugger te maken, wordt de stelmoer gedraaid richting a. Om de veervoorspanning te verlagen voor een zachtere vering wordt de stelmoer gedraaid richting b.
OPMERKING:
De afstelling voor veervoorspanning wordt gecontroleerd door de afstand A te meten, zoals getoond in de afbeelding. Hoe korter de afstand A, hoe lager de veervoorspanning; hoe langer de afstand A, hoe hoger de veervoorspanning.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Veervoorspanning:
Minimum (zacht):
Afstand A: = 1 mm
Standaard:
Afstand A: = 5,5 mm
Maximum (hard):
Afstand A: = 12 mm
3
3. Draai de borgmoer vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Borgmoer:
42 Nm (4,2 m0kgf)
<>
Draai de borgmoer altijd vast tegen de stelmoer, en draai dan de borgmoer vast met het voorgeschreven aanhaal­moment.
DC000018
DAU00315
X@
Deze schokdemper is gevuld met stik­stofgas onder hoge druk. Lees en begrijp de volgende informatie alvo­rens de schokdemper te gebruiken. De fabrikant kan niet aansprakelijk wor­den gesteld voor schade aan eigen­dommen of voor persoonlijk letsel als dit voortvloeit uit verkeerd gebruik.
8 Probeer de gascilinder niet te
openen en blijf er verder vanaf.
8 Stel de schokdemper niet bloot
aan open vuur of aan andere hitte­bronnen, anders kan deze door de oplopende druk exploderen.
8 Vervorm of beschadig de gascilin-
der op geen enkele wijze, de dem­pende werking zal dan achteruit­gaan.
8 Laat onderhoud aan de schok-
demper altijd uitvoeren door een Yamaha dealer.
DAU00330
Zijstandaard
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de lin­kerzijde van het frame. Trek of druk de zijstandaard met uw voet omhoog of omlaag terwijl u de motorfiets verticaal houdt.
OPMERKING:
De ingebouwde sperschakelaar voor de zijstandaard maakt deel uit van het starts­persysteem, dat in bepaalde situaties de werking van het ontstekingssysteem blok­keert. (Zie hierna voor een nadere uitleg over het startspersysteem.)
3-11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DW000044
X@
Met de motorfiets mag nooit worden gereden terwijl de zijstandaard omlaag staat of niet behoorlijk kan worden opgetrokken (of niet omhoog blijft), anders kan de zijstandaard de grond raken en zo de motorrijder afleiden, waardoor u de macht over het stuur verliest. Het Yamaha startspersysteem is ontworpen om de motorrijder te hel­pen bij zijn verantwoordelijkheid de zijstandaard op te trekken alvorens weg te rijden. Controleer dit systeem daarom regelmatig zoals hierna beschreven en laat het repareren door een Yamaha dealer als de werking niet naar behoren is.
DAU03720
Startspersysteem
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de sper­schakelaar voor de zijstandaard, de sper­schakelaar voor de koppelingshendel en de vrijstandschakelaar deel uitmaken) heeft de volgende functies.
8 Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling geschakeld is en de zijstandaard is opgeklapt, terwijl de koppelingshen­del niet is ingetrokken.
8 Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling geschakeld is en de koppelingshen­del is ingetrokken, terwijl de zijstan­daard nog omlaag staat.
8 Het schakelt een draaiende motor uit
wanneer de versnellingsbak in een versnelling staat en de zijstandaard
omlaag wordt bewogen. Controleer de werking van het startsper­systeem regelmatig, hanteer daarbij de volgende werkwijze.
DW000045
X@
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te contro­leren.
3
3-12
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Terwijl de motor uit staat:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Zorg dat de motorstopschakelaar op
Deze controle werkt het best wanneer de motor al is opgewarmd.
JA NEE
Alles is in orde. U kunt met de motorfiets gaan rijden.
OPMERKING:
# staat.
3
3. Draai de contactsleutel naar ON.
4. Zet de versnelling in zn vrij.
5. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
JA NEE
Terwijl de motor nog loopt:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Trek de koppelingshendel in.
8. Schakel naar de eerste versnelling.
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Nadat de motor is afgeslagen:
10. Klap de zijstandaard omhoog.
11. Trek de koppelingshendel in.
12. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
JA NEE
Er kan iets mis zijn met de vrijloopschakelaar. Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Er kan iets mis zijn met de zijstandaardschakelaar. Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Er kan iets mis zijn met de koppelingsschakelaar. Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.
3-13

CONTROLES VOOR HET STARTEN

Controlelijst voor gebruik.................................................................................4-1
4
DAU01114
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
Brandstof
Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul zo nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.
3-63-7
Motorolie
Controleer het olieniveau in de motor.
Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage.
6-106-13
Voorrem
Controleer de werking.
Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
Controleer de vrije slag van de remhendel.
Stel zo nodig bij.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
3-5, 6-21–6-24
Achterrem
Controleer de werking.
Als de achterrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
3-5, 6-21–6-24
CONTROLES VOOR HET STARTEN
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het weg­vallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU03439
Controlelijst voor gebruik
Controlelijst voor gebruik
4
4-1
Koppeling
Controleer de werking.
Smeer de kabel als dat nodig is.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel zo nodig bij.
3-4, 6-20
Gasgreep
Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag.
Vraag zo nodig de Yamaha dealer om af te stellen of te smeren.
6-16, 6-27
Bedieningskabels
Controleer of de werking soepel is.
Smeer als dat nodig is.
6-27
Aandrijfketting
Controleer of de ketting correct is aangespannen.
Stel zo nodig bij.
Controleer de conditie van de ketting.
Smeer als dat nodig is.
6-256-26
Wielen en banden
Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer als dat nodig is.
6-166-19
Rem- en schakelpedalen
Controleer of de werking soepel is.
Smeer de pedaalscharnierpunten als dat nodig is.
6-28
Rem- en koppelingshendels
Controleer of de werking soepel is.
Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten.
6-28
Zijstandaard
Controleer of de werking soepel is.
Smeer zo nodig het scharnierpunt.
6-28
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4
4-2
Loading...
+ 70 hidden pages