De naslaggids voor de MOTIF XF in PDF-indeling beschikt over speciale functies die alleen aanwezig zijn in elektronische
bestanden, zoals de functies voor koppelingen en zoeken, waarmee u rechtstreeks naar een betreffende pagina kunt gaan door
op het paginanummer van een specifieke term te klikken.
U kunt op de MOTIF XF kiezen uit acht verschillende kleurtypen (pagina 220). In deze gids worden de schermafbeeldingen gebruikt die
u ziet als u de Color-parameter op 'Yellow' zet in de modus Utility. Dit is in het algemeen de meest zichtbare kleur, waardoor de gids
gemakkelijk leesbaar is voor mensen met verschillende vormen van kleurherkenning.
Zoekfunctie
Deze in de viewersoftware geïntegreerde functie is heel
handig als u de betekenis zoekt van termen die u niet kent.
Als u Adobe Reader gebruikt om deze gids te lezen, voert u
een specifiek woord in het zoekvak in en drukt u op <Enter>
op het toetsenbord van uw computer om de betreffende
sectie van deze gids weer te geven.
Download indien nodig de meest recente versie van
de Adobe Reader van de volgende website:
http://www.adobe.com/products/reader/
Weergave Vorige pagina/
Volgende pagina
Als u Adobe Reader gebruikt, kunt u via de knoppen op
de werkbalk naar de weergave van de vorige pagina of
de volgende pagina gaan.
Deze functie is handig als u wilt terugkeren naar de vorige
pagina als u rechtstreeks via een koppeling naar een andere
pagina bent gegaan.
Als de knoppen voor de weergave Vorige pagina
of Volgende pagina niet op de werkbalk worden
weergegeven, houdt u de <Alt>-toets ingedrukt en drukt u
op de toetsen <>/<> om naar de vorige of volgende
pagina te gaan.
Zie de gebruikershandleiding van de software voor meer
informatie over deze functies en andere functies in
de software.
De functieboom gebruiken
Op de volgende pagina ziet u de functieboom van de
MOTIF XF. Via deze functieboom kunt u zoeken naar
de gewenste pagina's.
Als u bijvoorbeeld bewerkingen gaat uitvoeren in de
onderstaande display en u wilt een beschrijving van
de display, dan leest u de volgende vijf punten.
45
1 'VOICE' geeft aan dat de MOTIF XF in de modus Voice staat.
Ga in de functieboom naar het gedeelte Modus Voice.
2 'Edit-Elm 1' geeft aan dat u in deze display de Element-
parameters voor Normal Voice kunt bewerken.
3 Hier kunt u nagaan wat het huidige type Voice is, Normal Voice
of Drum Voice.
45 Hier kunt u zien dat u eerst op de knop [F3] Filter en daarna
op de knop [SF1] Type moet drukken.
Als u deze vijf punten zoals aangegeven toepast op de
functieboom, kunt u snel de gewenste pagina vinden.
Functieboom
Modus Voice
Modus Voice Play
VOICE
[VOICE]
*Beschikbaar op bepaalde displays.
Modus Voice Edit (Normal Voice)
VOICE
[VOICE] Selectie
Normal Voice [EDIT]
[COMMON]
VOICE
[VOICE] Selectie
Normal Voice [EDIT]
Selectie Element
*Beschikbaar op bepaalde displays.
**Starten/stoppen van Sampling verschilt afhankelijk van de instelling.
***Beschikbaar indien u vóór de Sampling-handeling 'slice+seq' hebt
geselecteerd.
RecordPagina
[SF6] INFO*123
STANDBY
RECORDING
FINISHED
[F6] Standby205
[F6] Start**206
[F6] Stop**206
[ENTER] (Record Trim display)***
[F6] Slice (Record Slice display)***
Modus Sampling Edit
SAMPLE
[INTEGRATED
SAMPLING] [EDIT]
EditPagina
[F1] Trim127
[F2] Param128
Modus Sampling Job
Sample Job
[INTEGRATED
SAMPLING]
[JOB]
[F1] KeyBank01 Copy130
02 Delete131
03 Move131
04 Normalize131
05 Time Stretch132
06 Convert Pitch132
07 Fade In/Out132
08 Half Sampling
Frequency
09 Stereo to Mono133
10 Loop-Remix133
11 Slice134
207
208
Pagina
133
MASTER
[MASTER]
*Beschikbaar op bepaalde displays.
PlayPagina
Modus Master Edit
MASTER
[MASTER] [EDIT]
[COMMON]
MASTER
[MASTER] [EDIT]
Selectie Zone
Edit-CommonPagina
[F1] Name214
[F2] Other214
Edit-ZonePagina
[F1] Transmit215
[F2] Note215
[F3] Tx Switch[SF1] Program215
[F4] Preset216
[F5] Knob/Slider217
Modus Master Job
Master Job
[MASTER] [JOB]
[F1] Init217
[F4] Bulk218
Modus Master Store
Master Store
[MASTER] [STORE]
[SF6] INFO*214
[SF2] Control216
Pagina
Pagina
213
MOTIF XF Naslaggids
6
Functieboom
Modus Utility
Modus Utility
UTILITY
[UTILITY]
[F1] Play[SF1] Play219
[F2] I/O223
[F3] Voice[SF1] Master FX224
[F4] Voice Audio [SF1] Output226
[F5] Control[SF1] Remote228
[F6] Flash231
*Beschikbaar op bepaalde displays.
Pagina
[SF6] INFO*219
[SF2] Screen220
[SF3] Network221
[SF4] Auto Load223
[SF2] Master EQ224
[SF3] Arpeggio225
[SF4] Tuning225
[SF2] Connect227
[SF3] Ins A227
[SF4] Ins B
[SF2] MIDI228
[SF3] Control230
Modus File
Modus File
File
[FILE]
[F1] File[SF1] Save241
[SF2] Load242
[SF3] Rename238
[SF4] Delete238
[SF5] New Dir238
[F2] Mount239
[F3] Format240
[F4] Audio[SF1] Rec248
[SF2] Play
Pagina
Modus Sequencer Setup
Sequencer Setup
[PERFORM] / [SONG] /
[PATTERN] [SEQ
SETUP]
[F1] Click231
[F2] MIDI Filter232
[F3] Quick232
[F4] Other233
Modus Utility Job
Utility Job
[UTILITY] [JOB]
Modus Utility Store
Utility Store
[UTILITY] [STORE]
Pagina
Pagina
231
Pagina
219
MOTIF XF Naslaggids
7
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Sectie Basisbediening
Regelblok
(pagina 21)
Toetsenbord
Regelaars
Arpeggioblok
(pagina 15)
Arpeggio afspelen x 4
Vooraf ingestelde arpeggio
Gebruikersarpeggio
Sequencerblok
(pagina 12)
16-tracks MIDI-sequencer
Songs en patronen
Toongeneratorblok
(pagina 9)
AWM2-toongenerator
16 partijen
Voices en performances
Song Mixing
Pattern Mixing
Samplingblok (pagina 21)
Samples, Waveforms (golfvormen)
Effectblok (pagina 22)
Systeemeffecten
Insertion-effect x 8
Element-EQ
Part EQ x 16
Master-effect
Master-EQ
Audio-ingangsblok
(pagina 12)
A/D-ingang, IEEE1394
Extern MIDI-apparaat
Computer
Microfoon, gitaar, bas,
audioapparatuur, enz.
Computer met
IEEE1394-
aansluiting(en)
Luidsprekers met eigen
voeding, enz.
Audiosignaalbaan
MIDI-berichtenbaan
MIDI OUTMIDI INUSB TO HOSTA/D INPUT
IEEE1394
(FW16E)
OUTPUT/
ASSIGNABLE OUTPUT
Basisstructuur
De zeven functionele blokken
Het MOTIF XF-systeem bestaat uit zeven functionele hoofdblokken: Toongenerator, Sampling, Audio-invoer, Sequencer,
Arpeggio, Regelaar en Effect.
MOTIF XF Naslaggids
8
Toongeneratorblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
Aanslag
Element 1
Element 2
Element 3
Element 4
Element 5
Element 6
Toets 1 Toets 5Toets 10 Toets 18 Toets 21Toets 73
C0
C1C6
Afzonderlijke
drumgeluiden
(voor elke
toets anders)
Toongeneratorblok
Het toongeneratorblok is het gedeelte dat het daadwerkelijke geluid produceert als reactie op de MIDI-berichten die worden
ontvangen van het sequencerblok, het regelaarblok, het arpeggioblok en van het externe MIDI-instrument via de MIDI INaansluiting of de USB-aansluiting. De structuur van het toongeneratorblok is afhankelijk van de modus.
4 en 6 klinken als het toetsenbord krachtig wordt bespeeld.
Toongeneratorblok in de modus
Voi ce
Partijstructuur in de modus Voice
In deze modus ontvangt het toongeneratorblok MIDI-data
via één kanaal. Deze status wordt een 'unitimbrale'
toongenerator genoemd. Een voice wordt op het toetsenbord
afgespeeld via één partij.
Houd er rekening mee dat songdata op een externe
sequencer die bestaat uit meerdere MIDI-kanalen, niet goed
worden afgespeeld in deze modus. Als u een externe MIDIsequencer of een computer gebruikt om het instrument te
bespelen, moet u de modus Song of Pattern gebruiken.
In een praktisch voorbeeld van dit gebruik zou een
pianovoice kunnen worden samengesteld uit zes
verschillende samples. Element 1, 3 en 5 vertegenwoordigen
daarin het geluid van de piano als deze zacht wordt
bespeeld in een nootbereik, terwijl element 2, 4 en 6 de
krachtig gespeelde geluiden vertegenwoordigen voor elk
afzonderlijk nootbereik. De MOTIF XF is eigenlijk nog
flexibeler, omdat hierop maximaal acht afzonderlijke
elementen zijn toegestaan.
Voi ce
Een programma dat de geluidselementen bevat voor
het genereren van het geluid van een specifiek
muziekinstrument, wordt een 'voice' genoemd. Intern
bestaan twee typen voices: normale voices en drumvoices.
De normale voices bestaan hoofdzakelijk uit melodische
geluiden van muziekinstrumenten die over het
toetsenbordbereik kunnen worden afgespeeld.
De drumvoices bestaan hoofdzakelijk uit percussie- en
drumgeluiden die worden toegewezen aan afzonderlijke
noten op het toetsenbord.
Zie pagina 53 voor instructies voor het bewerken van een
normale voice. Zie pagina 84 voor instructies voor het
bewerken van een drumvoice.
Normale voices en drumvoices
Normal Voice
Dit is een voice die normaal op het toetsenbord wordt
afgespeeld, waarbij de standaardtoonhoogte is te horen voor
elke toets. Elke normale voice kan maximaal acht elementen
hebben. Afhankelijk van de instellingen in de modus Voice
Edit hoort u deze elementen tegelijkertijd of worden de
verschillende elementen afgespeeld op basis van de
instellingen voor het nootbereik, het aanslagsnelheidsbereik
en de XA (Expanded Articulation).
In de illustratie hieronder ziet u een voorbeeld van een
normale voice. Omdat de zes elementen in het voorbeeld zijn
verdeeld over het nootbereik van het toetsenbord en het
aanslagsnelheidsbereik, hoort u een ander element
afhankelijk van de noot die u speelt en met welke kracht. In
de nootdistributie klinken element 1 en 2 in het lagere bereik
van het toetsenbord, klinken element 3 en 4 in het
middenbereik en klinken element 5 en 6 in het hogere bereik.
In de aanslagsnelheidsdistributie klinken element 1, 3 en 5
als het toetsenbord zacht wordt bespeeld, terwijl element 2,
Drumvoice (Drumkit)
De drumvoices bestaan hoofdzakelijk uit percussie- en
drumgeluiden die worden toegewezen aan afzonderlijke
noten op het toetsenbord. Een verzameling van toegewezen
percussie-/drumgolven of normale voices wordt een drumkit
genoemd.
Expanded Articulation (XA)
Expanded Articulation (XA) is een speciaal ontworpen
toongeneratiesysteem waarmee u over meer flexibiliteit en
groter akoestisch realisme beschikt bij uw spel. Hiermee
functie kunt u realistische geluiden en natuurlijke
speltechnieken, zoals legato en staccato, doelmatig
nabootsen en beschikt u over unieke modi voor willekeurige
en afwisselende geluidswijzigingen terwijl u speelt.
Realistisch legatospel
Op conventionele synthesizers wordt een legato-effect
bereikt doordat de volume-envelope van een eerdere noot
wordt voortgezet voor de volgende noot, in monomodus.
Dit resulteert echter in een onnatuurlijk geluid dat verschilt
van het geluid van een echt akoestisch instrument.
De MOTIF XF kan het legato-effect beter reproduceren
doordat specifieke elementen kunnen klinken bij het afspelen
van legato, terwijl andere elementen normaal kunnen worden
afgespeeld (met de XA Control-parameters ingesteld
op 'normal' en 'legato').
MOTIF XF Naslaggids
9
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Toongeneratorblok
OSC
(Oscillator)
Waveform
(AWM2)
LFO
Lagefrequentie-
oscillator
PITCH
Regelt de
toonhoogte
(pitch) van
het geluid.
Pitch EG
(Pitch
Envelope
Generator)
FILTER
Wijzigt de
klankkleurkwalit
eit van de
geluidsuitvoer
vanaf de
PITCH-eenheid.
Filter EG
(Filter
Envelope
Generator)
AMP
Regelt het uitgangs-
niveau (amplitude)
van de geluids-
uitgang vanaf de
FILTER-eenheid.
Vervolgens worden
de signalen volgens
dit niveau verzonden
naar het effectblok.
Amplitude EG
(Amplitude
Envelope
Generator)
Authentiek nootreleasegeluid
Conventionele synthesizers zijn niet goed in het weergeven
van het geluid dat wordt geproduceerd als de noot van het
akoestische instrument wordt losgelaten. De MOTIF XF geeft
het geluid dat wordt geproduceerd als de noot van het
akoestische instrument wordt losgelaten natuurgetrouw weer,
doordat de XA Control-parameter van een bepaald element
kan worden ingesteld op 'key off sound'.
Subtiele geluidsvariaties voor elke noot
die wordt gespeeld
Conventionele synthesizers proberen dit effect te
reproduceren door de toonhoogte en/of het filter op
willekeurige wijze te wijzigen. Dit resulteert echter in een
elektronisch effect dat sterk verschilt van de werkelijke
geluidswijzigingen op een akoestisch instrument.
De MOTIF XF geeft deze subtiele geluidsvariaties veel
nauwkeuriger weer via de instellingen van de XAbesturingsparameters 'wave cycle' en 'wave random'.
Overschakelen tussen verschillende geluiden
om het natuurlijke spel op een akoestisch
instrument te reproduceren
Akoestische instrumenten hebben eigen, unieke
eigenschappen of zelfs specifieke unieke geluiden die
alleen op bepaalde tijden tijdens het spel hoorbaar zijn.
Voorbeelden zijn de tongslag van een fluit of het spelen
van zeer hoge boventonen op een akoestische gitaar.
De MOTIF XF daarentegen reproduceert deze speciale
geluiden doordat u kunt overschakelen tussen de geluiden
terwijl u speelt, met behulp van de ASSIGNABLE
FUNCTION-knoppen en de instellingen van de XAbesturingsparameters 'AF 1 on', 'AF 2 on' en 'all AF off'.
Nieuwe geluiden en nieuwe manieren
van spelen
De zeer veelzijdige functies die hierboven zijn beschreven
kunnen niet alleen doelmatig worden toegepast op
akoestische geluiden, maar ook op synthesizervoices en
elektronische voices. De functie XA biedt daarmee een
enorm potentieel voor het produceren van authentieke
geluiden, expressief spel en het ontdekken van nieuwe
spelstijlen.
Als u geluiden zoals hierboven zijn beschreven wilt maken
met behulp van Expanded Articulation, raadpleegt
upagina70.
Elementen en drumtoetsen
Elementen en drumtoetsen zijn de kleinste 'bouwstenen' op
de MOTIF XF waaruit een voice bestaat. Sterker nog: er kan
slechts één element of drumtoets worden gebruikt om een
voice te maken. Deze kleine geluidseenheden kunnen
worden opgebouwd, versterkt en verwerkt met een groot
aantal traditionele synthesizerparameters zoals Oscillator,
Pitch Filter, Amplitude en LFO (hieronder toegelicht).
MOTIF XF Naslaggids
10
Oscillator
Deze eenheid verzendt de golf die de basistoonhoogte
bepaalt. U kunt de golfvorm (of het basisgeluidsmateriaal)
toewijzen aan elk element van een normale voice of elke
toets van een drumvoice. Bij een normale voice kunt u het
nootbereik instellen voor het element (het bereik van noten
op het toetsenbord waarop het element zal klinken), evenals
de aanslagsnelheid (het bereik van nootaanslagsnelheden
waarin het element zal klinken). Daarnaast kunt u de met XA
verwante parameters in deze eenheid instellen.
De oscillatorparameters kunnen worden ingesteld
in de display Oscillator (pagina 69 en 87).
Pitch
Deze eenheid regelt de toonhoogte (golf) van de
geluidsuitgang vanaf de oscillator. In het geval van een
normale voice kunt u aparte elementen ontstemmen,
toonhoogteschaalverdeling toepassen, enz. U kunt ook
het variëren van de toonhoogte in een bepaald tijdsbestek
regelen door de PEG (Pitch Envelope Generator) in te stellen.
Toonhoogteparameters kunnen worden ingesteld in de
display Pitch (pagina 71) en de display Pitch EG (pagina 72)
van de modus Voice Edit. Toonhoogteparameters van een
drumvoice kunnen worden ingesteld in de display Oscillator.
Filter
Deze eenheid wijzigt de toon van de geluidsuitgang vanaf
Pitch door de uitvoer van een specifiek frequentiegedeelte
van het geluid af te snijden. U kunt ook het variëren van de
afsnijfrequentie van het filter in een bepaald tijdsbestek
regelen door de FEG (Filter Envelope Generator) in te stellen.
Filterparameters kunnen worden ingesteld in de display Filter
(pagina 74 en 89), de display Filter EG (pagina 76) en de
display Filter Scale (pagina 78) van de modus Voice Edit.
Amplitude
Deze eenheid regelt het uitgangsniveau (amplitude) van de
geluidsuitgang vanaf het filterblok. Vervolgens worden de
signalen volgens dit niveau verzonden naar het effectblok.
U kunt ook het variëren van het volume in een bepaald
tijdsbestek regelen door de AEG (Amplitude Envelope
Generator) in te stellen.
Amplitudeparameters kunnen worden ingesteld in de display
Amplitude (pagina 79 en 89), de display Amplitude EG
(pagina 80) en de display Amplitude Scale (pagina 81) van
de modus Voice Edit.
Toongeneratorblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
LFO (Low Frequency Oscillator)
Zoals zijn naam al aangeeft, genereert de LFO een
laagfrequente golf. Deze golven kunnen worden gebruikt om
de toonhoogte, het filter of de amplitude van elk element te
variëren voor het creëren van effecten zoals vibrato, wah en
tremolo. De LFO kan voor elk element afzonderlijk of voor alle
elementen tegelijk worden ingesteld.
LFO-parameters kunnen worden ingesteld in de display
Common LFO (pagina 62) en de display Element LFO
(pagina 82) van de modus Voice Edit.
Geheugenstructuur van voice
Normale voice
Presetbanken 1 – 81024 normale voices
GM-bank128 voices
Gebruikersbanken
1 – 4
Drumvoice (Drumkit)
Vooraf ingestelde
drumbank
GM-drumbank1 voice
Gebruikersdrumbank64 voices
(128 voices voor elke bank)
512 normale voices
(128 voices voor elke bank)
(Standaard bevat gebruikersbank 1
de oorspronkelijke voices, terwijl
gebruikersbank 2-4 de voices bevatten
die uit de vooraf ingestelde voices zijn
gekozen.)
32 voices
(Standaard worden de oorspronkelijke
voices toegewezen aan nr. 1 – 8, terwijl de
voices die uit de vooraf ingestelde voices
zijn gekozen aan nr. 9 – 32 worden
toegewezen.)
Performance
Een programma waarin meerdere voices (partijen) worden
gecombineerd in een layer of in andere configuraties wordt
een 'performance' genoemd. Elke performance kan
maximaal vier verschillende partijen (voices) bevatten.
U maakt elke performance door het bewerken van
parameters die uniek zijn voor elke partij en parameters
die gemeenschappelijk zijn voor alle partijen.
Geheugenstructuur van performance
Er worden vier gebruikersbanken geleverd. Elke bank
bevat 128 performances. Derhalve worden in totaal
512 gebruikersperformances geleverd.
Toongeneratorblok in de modus
Song/Pattern
Partijstructuur van het toongeneratorblok in de modus Song/Pattern
In deze modi worden verschillende partijen geleverd en
kunnen voor elke partij verschillende voices en verschillende
melodieën en frasen worden afgespeeld. Aangezien u in
deze modi het MIDI-kanaal kunt instellen voor elke partij van
het toongeneratorblok, kunt u een externe MIDI-sequencer
alsmede het sequencerblok van het instrument gebruiken om
de geluiden af te spelen. De sequencedata van elke track
spelen de overeenkomstige partijen (de partijen met
dezelfde MIDI-kanaaltoewijzing) in het toongeneratorblok.
Toongeneratorblok in de modus
Performance
Partijstructuur in de modus
Performance
In deze modus ontvangt het toongeneratorblok MIDI-data
via één kanaal. Naar deze status wordt verwezen als
'unitimbrale' toongenerator. In deze modus kunt u een
performance spelen (waarin meerdere voices (partijen)
worden gecombineerd in een layer of in andere
configuraties) met het toetsenbord.
Houd er rekening mee dat songdata op een externe
sequencer die bestaat uit meerdere MIDI-kanalen, niet goed
worden afgespeeld in deze modus. Als u een externe MIDIsequencer of een computer gebruikt om het instrument te
bespelen, moet u de modus Song of Pattern gebruiken.
Wat is Mixing?
Een programma waarin meerdere voices worden
toegewezen aan partijen voor multitimbraal bespelen in de
modi Song en Pattern wordt een 'mix' genoemd. Elke mix kan
bestaan uit maximaal 16 partijen. U maakt elke mix door het
bewerken van parameters die uniek zijn voor elke partij en
parameters die gemeenschappelijk zijn voor alle partijen in
de modus Mixing (pagina 192).
Geheugenstructuur van mixing
Voor elke song en elk patroon is er een mixprogramma.
Als u een andere song of een ander patroon selecteert,
wordt het bijbehorende mixprogramma geactiveerd.
Modus Song
64 mixinstellingen (voor elke song één mix)
Pattern, modus
64 mixinstellingen (voor elk patroon één mix)
MOTIF XF Naslaggids
11
Sampling Block
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Maximum Polyphony
Maximale polyfonie verwijst naar het hoogste aantal noten dat tegelijk kan worden geproduceerd door de interne
toongenerator van het instrument. De maximale polyfonie van de synthesizer is 128. Wanneer het interne toongeneratorblok
meer noten ontvangt, worden eerder gespeelde noten afgekapt. Dit is met name merkbaar bij voices zonder decay.
De maximale polyfonie geldt voor het aantal voice-elementen dat wordt gebruikt, niet voor het aantal voices. Wanneer normale
voices met maximaal acht elementen worden gebruikt, is het maximale aantal gelijktijdige noten mogelijk minder dan 128.
Sampling Block
Via het samplingblok kunt u uw eigen opgenomen geluiden (uw stem, een instrument, ritmes, speciale geluidseffecten, enz.)
in het systeem van deze synthesizer brengen en deze geluiden precies zo afspelen als u welke voice dan ook afspeelt.
Deze geluiden, de audiodata, kunnen worden vastgelegd via de A/D-ingangs- en IEEE1394-aansluiting (beschikbaar indien
de optionele FW16E is geïnstalleerd) met maximaal 16-bits en kwaliteit van 44.1 kHz.
Houd er rekening mee dat de data die door de samplingbewerking worden gemaakt, afhankelijk zijn van de modus van waaruit
de modus Sampling is geactiveerd: Voice/Performance of Song/Pattern. Zie respectievelijk pagina 119 en 201.
Audio Input block
Dit blok verwerkt de audiosignaalinvoer vanuit de A/D-ingangs- en IEEE1394-aansluiting (beschikbaar indien de optionele
FW16E is geïnstalleerd). U kunt verschillende parameters, zoals volume, pan en effect, instellen voor het audiosignaal en
het geluid samen met andere voices laten uitvoeren. Het Insertion-effect en de systeemeffecten kunnen worden toegepast
op de audiosignaalinvoer via de A/D INPUT-aansluiting.
De audioinvoerparameters kunnen in de volgende display worden ingesteld.
ModusDisplayPagina
Voice, modus[F4] Display Voice Audio in de modus Utility226
Performance, modus[F4] Display Audio In in de modus Performance Edit106
Modus Song/Pattern[F4] Display Audio In in de modus Mixing Edit193
De versterking van het audiosignaal via de A/D INPUT-aansluiting kan worden aangepast via de versterkingsknop
op het achterpaneel.
Sequencerblok
Via dit blok kunt u songs en patronen maken door uw performances op te nemen en te bewerken als MIDI-data
(via het regelblok) en deze vervolgens af te spelen met het toongeneratorblok.
Sequencerblok in de modus Song
Wat is een song?
Een song wordt gemaakt door de MIDI-sequencedata die
worden gemaakt door uw toetsenbordspel op elke track
op te nemen. Een song op deze synthesizer is in wezen
hetzelfde als een song op een MIDI-sequencer en het
afspelen ervan stopt automatisch aan het einde van de
opgenomen data.
Songtrackstructuur
Een song bestaat uit 16 aparte tracks, een scenetrack
en een tempotrack.
Sequencetracks 1 – 16
Neem uw toetsenbordspel op deze tracks op via realtime
opname (pagina 144) en bewerk de opgenomen data in
de modus Song Edit (pagina 150).
MOTIF XF Naslaggids
12
Sequencerblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Song 01Song 22Song 15
Sectie ASectie BSectie C
OPMERKING
Track 1
Track 2
:
Track 16
Frase 001
Frase 002
:
Frase 003
Frase 001
Frase 002
Frase 003
:
MIDI-data
MIDI-data
MIDI-data
:
Scenetrack
Op deze track kunt u scenewijzigingsinstellingen opnemen,
zoals de status van trackdemping en solo. Deze kunnen
worden ingesteld in de display Song Play (pagina 136) en
worden opgeroepen tijdens het afspelen van songs. Tijdens
het afspelen van songs veranderen de trackdempings- en
soloinstellingen automatisch op basis van de instellingen die
u voor de scenetrack hebt opgenomen. U kunt deze track
opnemen via realtime opname (pagina 144) en de
opgenomen data bewerken in de modus Song Edit
(pagina 150).
Tempotrack
Op deze track kunt u tempowijzigingsinstellingen opnemen.
Tijdens het afspelen van songs veranderen de
tempowijzigingen automatisch op basis van de instellingen
die u voor deze track hebt opgenomen. U kunt deze track
opnemen via realtime opname (pagina 144) en de
opgenomen data bewerken in de modus Song Edit
(pagina 150).
Songketen
Met deze functie kunt u songs aan elkaar 'ketenen' om ze
automatisch na elkaar te laten afspelen. Zie pagina 143 voor
instructies voor het gebruik hiervan.
Patroonketen
In een patroonketen rijgt u verschillende secties (binnen één
patroon) aan elkaar om één volledige song te maken. U kunt
de MOTIF XF secties automatisch laten wijzigen door vooraf
een patroonketen te maken, waarbij het afspelen van een
patroon via de display Pattern Chain met sectiewijzigingen
wordt opgenomen. U kunt deze functie ook gebruiken bij het
maken van songs op basis van een bepaald patroon,
aangezien de gemaakte patroonketen in Pattern Chain Edit
kan worden omgezet in een song (pagina 174). Voor elk
patroon kan één patroonketen worden gemaakt.
Frase
Dit zijn de elementaire MIDI-sequentiegegevens in een track
(en de kleinste eenheid) die worden gebruikt bij het maken
van een patroon. Een 'frase' is een korte muziek-/
ritmepassage voor één instrument, zoals een ritmepatroon
voor de ritmepart, een baslijn voor de baspart of een
achtergrondakkoord voor de gitaarpart. Deze synthesizer
biedt geheugenruimte voor 256 van uw eigen
gebruikerfrasen.
De MOTIF XF heeft geen vooraf ingestelde frasen.
Sequencerblok in de modus Pattern
Wat is een patroon?
Op de MOTIF XF verwijst de term 'patroon' naar een relatief
korte muziek- of ritmefrase (1 tot 256 maten) die voor
afspelen in een lus wordt gebruikt. Als het afspelen van een
patroon eenmaal is gestart, wordt dit dus herhaald totdat
u op de knop [J] (Stoppen) drukt.
Sectie
Patronen zijn meer dan alleen een enkele frase. Ze bevatten
16 variaties, 'secties' genaamd. Deze secties kunnen tijdens
het afspelen worden gewijzigd en worden gebruikt als ritme-/
achtergrondvariaties voor de verschillende partijen van een
song. U kunt bijvoorbeeld één sectie voor het couplet, een
andere sectie voor het refrein en een derde sectie voor de
brug gebruiken. De patrooninstellingen zoals tempo en
mixing veranderen niet, zelfs niet wanneer de sectie wordt
omgeschakeld, zodat het afspelen ook bij de veranderingen
hetzelfde gevoel en ritme houdt.
Zie pagina 166 voor instructies over het selecteren van een
patroon en sectie.
Patroontrackstructuur
Een patroon bestaat uit 16 aparte tracks, een scenetrack en
een tempotrack (net als in een song). Zie pagina 12.
Patroontracks en -frasen
Een patroon bestaat uit 16 tracks waaraan de frase kan
worden toegewezen. MIDI-data kunnen niet rechtstreeks op
elke track worden opgenomen in de modus Pattern. Er wordt
opgenomen op een lege gebruikersfrase. De net gemaakte
frase wordt automatisch toegewezen aan de opnametrack.
MOTIF XF Naslaggids
13
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Sequencerblok
Sequencedata
(song, patroon)
Mengen
Sequencerblok
Track 1
Track 2
Track 3
Track 16
Too ng ene rato rblo k
MIDI-data
Audio-
opname
Audiodata
Samplevoice
Samplevoice
toewijzen
Opname
Audiodata
MIDI-data voor het activeren van de samplevoice
De audiodata worden opgenomen op een samplevoice die wordt
toegewezen aan een song/patroon en noot aan/uit-events voor
het activeren van het opgenomen audiosignaal worden
opgenomen op track 3.
Part 1: Voice 1
Part 2: Voice 2
Part 3: Samplevoice
Part 16: Voice 16
Uitvoer
Song/
patroon
Track 1
Track 2
:
Track 16
De timing en aanslag
van de noten wijzigen
De timing en aanslag
van de noten wijzigen
:
De timing en aanslag
van de noten wijzigen
Toon-
generator-
blok
Afspeeleffect (Play FX)
OPMERKING
OPMERKING
Sequencerblok toegepast op zowel
de song als het patroon
MIDI tracks and Audio tracks
Op basis van de opnamemethode worden de song-/
patroontracks (1 – 16) van deze synthesizer ingedeeld
in twee groepen: MIDI-tracks en audiotracks.
MIDI-tracks worden gemaakt door uw toetsenbordspel in
de modus Song Record/Pattern Record op te nemen. MIDIsequencegegevens worden opgenomen op de MIDI-track
en de normale voice of drumvoice wordt toegewezen aan
de mixpart die overeenkomt met de track.
Audiotracks worden gemaakt door audiosignalen van
de externe apparatuur of microfoon op te nemen via de
A/D-ingangsaansluiting in de modus Sampling Record.
Audiodata worden feitelijk niet rechtstreeks op een track
opgenomen, maar worden gesampled. Het opgenomen
audiosignaal wordt opgeslagen als samplevoice in een song/
patroon. De opgeslagen samplevoice wordt automatisch
toegewezen aan de mixpart die overeenkomt met de
opgegeven track en de MIDI-data voor het activeren van de
samplevoice worden opgenomen op de opgegeven track.
Tijdens het afspelen wordt de samplevoice geactiveerd door
de MIDI-data van de track. Hierdoor functioneert de track in
feite als opgenomen audiotrack.
Afspeeleffect (Play FX)
Via het afspeeleffect kunt u het 'ritmegevoel' van het
afgespeelde patroon wijzigen door de timing en aanslag van
de noten tijdelijk en alleen tijdens het afspelen te wijzigen,
waarbij de oorspronkelijke data intact blijven. Deze functie
kan worden ingesteld in de display Play FX van de modus
Song Play en de modus Pattern Play. Zie respectievelijk
pagina 141 en 169. Als u een instelling vindt die u bevalt,
kunt u deze omzetten in feitelijke MIDI-data met behulp van
de job Song (pagina 153) of Pattern (pagina 181).
Sequencerblok toegepast op
de modus Performance
Performances opnemen
In de modus Performance kunt u uw eigen toetsenbordspel
opnemen in de song of het patroon. U kunt knophandelingen,
regelaarhandelingen en het afspelen van arpeggio's,
alsmede uw toetsenbordspel als MIDI-events opnemen op
de opgegeven track. Arpeggio-afspeeldata voor partij 1 – 4
worden respectievelijk opgenomen op track 1 – 4 van de
song/het patroon. Uw toetsenbordspel en handelingen met
regelaars/knoppen (gemeenschappelijk voor partij 1 – 4)
worden afzonderlijk opgenomen op track 1 – 4.
Bij het opnemen van performances kunnen de volgende
knophandelingen worden opgenomen.
• Wanneer TONE 1 is ingeschakeld: CUTOFF,
RESONANCE, ATTACK, DECAY en RELEASE
• Wanneer TONE 2 is ingeschakeld: PAN, REVERB
en CHORUS
Andere knophandelingen en bediening van de schuif
kunnen niet worden opgenomen.
Zie pagina 98 voor instructies voor het opnemen van
een performance.
14
MOTIF XF Naslaggids
Arpeggio Block
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
OPMERKING
Arpeggio Block
Met dit blok kunt u automatisch muziek- en ritmefrasen activeren met behulp van de huidige voice. Hiervoor slaat u gewoon een
of meer noten op het toetsenbord aan. De arpeggiosequence verandert ook in overeenstemming met de noten of akkoorden die
u speelt, zodat u zowel bij het componeren als bij het bespelen een grote verscheidenheid aan inspirerende muzikale frases en
ideeën ter beschikking hebt.
Zelfs in de modi Song en Pattern kunt u vier verschillende arpeggiotypen tegelijk afspelen.
Arpeggiocategorie
De arpeggiotypen zijn verdeeld in de volgende
16 categorieën (met uitzondering van 'NoAsg').
Categorielijst
ApKbAcoustic Piano & Keyboard
OrganOrgan
GtPlGuitar / Plucked
GtMGGuitar for 'Mega Voice'
BassBass
BaMGBass for 'Mega Voice'
StrngStrings
BrassBrass
RdPpReed / Pipe
LeadSynth Lead
PdMeSynth Pad / Musical Effect
CPrcChromatic Percussion
DrPcDrum / Percussion
SeqSynth Seq
HybrdHybrid Seq
CntrControl (besturing)
NoAsgGeen toewijzing
De categorieën met de naam 'GtMG' en 'BaMG'
beschikken over arpeggiotypen die geschikt zijn voor
gebruik in combinatie met een megavoice.
Megavoices en megavoice-arpeggio’s
Normale voices gebruiken aanslagomschakeling om de
geluidskwaliteit en/of het niveau van een voicewijziging
overeen te laten komen met hoe sterk of zacht u speelt
op het toetsenbord. Dit zorgt ervoor dat deze voices
natuurlijk reageren. Megavoices hebben echter een zeer
complexe structuur met veel verschillende layers die niet
handmatig bespeeld kunnen worden. Megavoices zijn
specifiek ontworpen om te worden afgespeeld door
megavoice-arpeggio’s, waarmee een zeer realistisch
resultaat wordt behaald. Gebruik megavoices altijd met
megavoice-arpeggio’s (die u kunt vinden in de categorie
'GtMG' en 'BaMG'). Zie de parameter Voice with ARP op
pagina 147 voor meer informatie.
Arpeggiosubcategorie
De arpeggiocategorieën zijn verdeeld in de volgende
subcategorieën. Omdat de subcategorieën zijn gebaseerd
op het muziekgenre, is het gemakkelijk om de subcategorie
te vinden die bij de door u gewenste muziekstijl past.
Lijst met subcategorieën
RockRock
PopRkPopRk
BaladBallad
HipHpHip Hop
R&B-MR&B Modern
R&B-CR&B Classic
FunkFunk
TeknoTechno / Trance
HouseHouse / Dance Pop
D&BD&B / Breakbeats
ChillChillout / Ambient
JazzJazz / Swing
LatinLatin
WorldWorld
GenrlGeneral
CombCombination
ZoneZone Velocity*
Z.PadZone Velocity for Pad*
FiltrFilter
ExprsExpressie
PanPan
ModModulation
PbendPitch Bend
AsignAssign 1/2
---Geen toewijzing
Arpeggiotypen uit de subcategorieën die zijn gemarkeerd
met een sterretje (*) bevatten meer dan een
aanslagbereik. Aan elk bereik is een andere frase
toegewezen. Als een type uit deze categorieën wordt
geselecteerd in de modus Voice, is het aan te raden om
de aanslagbegrenzing van elk element in te stellen in het
bereik dat hieronder wordt weergegeven.
De naamgeving van arpeggiotypen geschiedt op basis van
bepaalde regels en afkortingen. Zodra u deze regels en
afkortingen onder de knie hebt, zult u het gemakkelijk vinden
om door de typen te bladeren en de gewenste
arpeggiotypen te selecteren.
Arpeggiotype met '_ES' aan het einde van
de naam (voorbeeld: HipHop1_ES)
Deze arpeggiotypen gebruiken dezelfde
meersporenarchitectuur voor arpeggio als de MOTIF ES.
Het ES-type arpeggio heeft de volgende voordelen:
• Deze arpeggio’s kunnen complexe noten en akkoorden
vormen, zelfs als ze door slechts één noot worden
geactiveerd.
• De arpeggio volgt kort op de noten die op het toetsenbord
worden gespeeld (in het gebied waaraan de arpeggio is
toegewezen), zodat u over een grote mate van
harmonische vrijheid beschikt en de mogelijkheid hebt
om solo's te spelen met deze arpeggio's.
Zie voor meer informatie pagina 18.
Arpeggiotype met '_XS' aan het einde van
de naam (voorbeeld: Rock1_XS)
Deze arpeggio’s maken gebruik van een recent ontwikkelde
technologie voor het herkennen van akkoorden om te
bepalen welke noten door de arpeggio moeten worden
afgespeeld. Het XS-type arpeggio heeft de volgende
voordelen:
• De arpeggio’s reageren alleen op de gebieden op het
toetsenbord waaraan het XS-type arpeggio is toegewezen.
Andere gebieden van het toetsenbord zijn niet van invloed
op akkoordherkenning. Dit maakt het bespelen van het
volledige toetsenbord een natuurlijke ervaring, inclusief
door arpeggio gegenereerde bas- en achtergrondpartijen.
• Met de arpeggio worden altijd harmonisch correcte
partijen gespeeld. Deze zijn vooral handig voor
begeleidingspartijen met bas en akkoorden.
Zie pagina 18 voor meer informatie.
Het combineren van deze twee arpeggiotypen ('***_ES'
en '***_XS') in performances bij het maken van songs en
patronen maakt enorme interactiviteit en creatieve
vrijheid mogelijk.
Arpeggiotype met een normale naam
(voorbeeld: UpOct1)
Naast de bovengenoemde typen zijn er drie afspeeltypen: de
arpeggio’s die zijn gemaakt voor gebruik met normale voices
en die alleen worden afgespeeld met de gespeelde noten en
octaafnoten (pagina 18), de arpeggio’s die zijn gemaakt voor
gebruik in combinatie met drumvoices (pagina 18), en de
arpeggio’s die hoofdzakelijk niet-nootevents bevatten
(pagina 18).
Arpeggiotype met '_AF1', '_AF2', of
'_AF1&AF2' (voorbeeld: Electro Pop AF1)
Wanneer dit type wordt geactiveerd, wordt de knop
ASSIGNABLE FUNCTION [1] en/of [2] ingeschakeld tijdens
het afspelen.
16
MOTIF XF Naslaggids
De lijst met arpeggiotypen
gebruiken
De lijst met arpeggiotypen in de datalijst bevat de volgende
kolommen.
Houd er rekening mee dat deze lijst alleen voor
illustratiedoeleinden is. Raadpleeg de datalijst voor
een compleet overzicht van de arpeggiotypen.
1 Category
Hiermee wordt een arpeggiocategorie aangeduid.
2 Sub Category
Hiermee wordt een arpeggiosubcategorie aangeduid.
3 ARP No. (Arpeggio Number)
4 ARP Name
Hier staat de arpeggionaam.
5 Time Signature
Geeft de maatsoort van het arpeggiotype aan.
6 Length
Geeft de datalengte (aantal maten) van het arpeggiotype
aan. Als de parameter Loop
wordt de arpeggio voor deze duur afgespeeld en
vervolgens gestopt.
7 Original Tempo
Geeft de toepasselijke tempowaarde van het arpeggiotype
aan. Houd er rekening mee dat dit tempo niet automatisch
wordt ingesteld bij het selecteren van het arpeggiotype.
8 Accent
De cirkel geeft aan dat voor de arpeggio gebruik wordt
gemaakt van de functie Accent Phrase (pagina 17).
9 Random SFX
De cirkel geeft aan dat voor de arpeggio gebruik wordt
gemaakt van de functie SFX (pagina 17).
) Vo i ce Typ e
Geeft het geschikte voicetype voor het arpeggiotype aan.
Als de parameter Voice with Arpeggio
'on' in de modus Song/Pattern Record, wordt de voice van dit
type automatisch geselecteerd.
*1 U kunt de parameter Loop instellen in de display Arpeggio
Other van Voice Common Edit (pagina 59), Performance Part
Edit (pagina 114) en Mixing Part Edit (pagina 194).
*2 De parameter Voice with Arpeggio kan worden ingesteld in
de display Arpeggio (pagina 147) van de display Song/
Pattern Record.
*1
wordt ingesteld op 'off',
*2
wordt ingesteld op
Arpeggio Block
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
Druk enkele malen op deze knop,
zodat het lampje gaat branden.
Arpeggiofuncties die geregeld
kunnen worden via de knoppen.
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
Arpeggioinstellingen
Er bestaan verschillende methoden voor het activeren en
stoppen van het afspelen van arpeggio. Daarnaast kunt u
instellen of SFX-geluiden en speciale accentfrasen samen
met de normale sequencedata worden geactiveerd. In deze
sectie worden arpeggioparameters beschreven die u kunt
instellen in de modi Voice, Performance en Mixing.
Afspelen van arpeggio in- of
uitschakelen
De volgende drie instellingen zijn beschikbaar voor het
in-/uitschakelen van het afspelen van arpeggio's.
De arpeggio alleen afspelen als
op de noot wordt gedrukt:
Doorgaan met arpeggio afspelen
zelfs als de noot wordt
losgelaten:
Het afspelen van de arpeggio inof uitschakelen als op de noot
wordt gedrukt:
Voor de displays met de modusparameter Hold en Trigger
raadpleegt u de arpeggioinstellingsdisplay hieronder.
De knoppen gebruiken om arpeggio's
in te stellen
Als het lampje ARP FX brandt, kunt u door enkele malen
op de knop [SELECTED PART CONTROL] te drukken de
knoppen gebruiken om het afspelen van arpeggio's in te
stellen. Probeer dit eens uit en luister naar de veranderingen
in het geluid. Zie voor meer informatie pagina 46.
Stel de parameter Hold in op 'off'
en de modus Trigger op 'gate'.
Stel de parameter Hold in op 'on'.
Stel de modus Trigger in op
'toggle'. De parameter Hold kan
worden ingesteld op 'on' of 'off'.
Random SFX
Bepaalde arpeggiotypen beschikken over de functie
Random SFX die speciale geluiden activeert (zoals fretruis
op een gitaar) als de noot wordt losgelaten. De volgende
parameters die van invloed zijn op Random SFX zijn
beschikbaar.
Voor het in- of uitschakelen van
Random SFX:
Voor het instellen van het volume
van het SFX-geluid:
Voor het bepalen of het volume
van het SFX-geluid wordt
bestuurd met
aanslaggevoeligheid:
Voor de displays met Random SFX, Random SFX Velocity
Offset en Random SFX Key On Control raadpleegt u de
arpeggioinstellingsdisplay hieronder.
Raadpleeg de lijst met arpeggiotypen in de datalijst voor
informatie over de arpeggiotypen die gebruikmaken van
deze functie.
Parameter Random SFX
Parameter Random SFX Velocity
Offset
Parameter Random SFX Key On
Control
Arpeggioinstellingsdisplays
ModusDisplayPagina
Voice, modusDisplay Arpeggio Main van
Performance, modusDisplay Arpeggio Main van
Modus Song/modus
Pattern (voor afspelen)
Modus Song RecordDisplay Arpeggio van
Modus Pattern Record Display Arpeggio van
Voice Common Edit
Display Arpeggio Other van
Voice Common Edit
Performance Part Edit
Display Arpeggio Other van
Performance Part Edit
Display Arpeggio Main van
Mixing Part Edit
Display Arpeggio Other van
Mixing Part Edit
Song Record
Pattern Record
58
59
112
114
194
194
147
Accentfrase
Accentfrasen bestaan uit sequencedata die deel uitmaken
van bepaalde arpeggiotypen en die alleen klinken als u
noten speelt met een aanslaggevoeligheid die hoger ligt
(sterker is) dan de waarde die is opgegeven voor de
parameter Accent Velocity Threshold. Als het moeilijk is om
te spelen met de vereiste aanslaggevoeligheid voor het
activeren van de accentfrase, moet u de parameter Accent
Velocity Threshold instellen op een lagere waarde.
Voor de displays met de parameter Accent Velocity
Threshold raadpleegt u de arpeggioinstellingsdisplay
hieronder.
Raadpleeg de lijst met arpeggiotypen in de datalijst voor
informatie over de arpeggiotypen die gebruikmaken van
deze functie.
MOTIF XF Naslaggids
17
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Arpeggio Block
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
Arpeggio-afspeeltypen
Voor het afspelen van arpeggio's zijn er vier hoofdtypen,
zoals hieronder wordt beschreven.
Arpeggiotypen voor normale voices
Arpeggiotypen (die behoren tot alle categorieën, behalve
DrPC en Cntr) die zijn gemaakt voor het gebruik van normale
voices hebben de volgende drie afspeeltypen:
Alleen afspelen van gespeelde noten
De arpeggio wordt alleen met behulp van de gespeelde noot
en de overeenkomstige octaafnoten afgespeeld.
Afspelen van een geprogrammeerde
sequence op basis van de gespeelde noten
Deze arpeggiotypen hebben verschillende sequences, elk
voor een bepaald akkoordtype. Zelfs als u slechts één toets
indrukt, wordt de arpeggio afgespeeld volgens de
geprogrammeerde sequence. Dit betekent dat u mogelijk
andere noten hoort dan de noten die u speelt. Als u op een
andere noot drukt, wordt de getransponeerde sequence
geactiveerd, waarbij de gespeelde noot als grondtoon wordt
beschouwd. Als u noten toevoegt aan de noten die u reeds
indrukt, wordt de sequence gewijzigd. Een arpeggio met dit
afspeeltype heeft '_ES' aan het einde van de naam.
Afspelen van een geprogrammeerde
sequence op basis van het gespeelde
akkoordtype
Deze arpeggiotypen voor gebruik met normale voices
worden afgespeeld volgens het akkoordtype dat wordt
bepaald via het vaststellen van de noten die u speelt op het
toetsenbord. Een arpeggio met dit afspeeltype heeft '_XS'
aan het einde van de naam.
Als de parameter Key Mode is ingesteld op 'sort' of
'sort+direct', wordt dezelfde sequence afgespeeld,
ongeacht de volgorde waarin u de noten speelt. Als de
parameter Key Mode is ingesteld op 'thru' of 'thru+direct',
wordt een andere sequence afgespeeld, afhankelijk van
de volgorde waarin u de noten speelt.
Aangezien deze typen zijn geprogrammeerd voor
normale voices, is het resultaat bij het gebruik met
drumvoices mogelijk niet muzikaal verantwoord.
Arpeggiotypen voor drumvoices
(categorie: DrPc)
Deze arpeggiotypen zijn specifiek geprogrammeerd voor
gebruik met drumvoices, waardoor u directe toegang hebt
tot verschillende ritmepatronen. Er zijn drie afspeeltypen
beschikbaar.
Afspelen van een drumpatroon
Wanneer u een willekeurige noot speelt, activeert u hetzelfde
ritmepatroon.
Afspelen van een drumpatroon, plus extra
afgespeelde noten (toegewezen
druminstrumenten)
Wanneer u een willekeurige noot speelt, activeert u hetzelfde
ritmepatroon. Door noten toe te voegen aan de noot die al
wordt gespeeld, kunt u extra geluiden (toegewezen
druminstrumenten) produceren voor het drumpatroon.
Alleen afspelen van gespeelde noten
(toegewezen druminstrumenten)
Wanneer u een willekeurige noot speelt, activeert u een
ritmepatroon waarbij alleen de gespeelde noten worden
afgespeeld (toegewezen druminstrumenten). Houd er
rekening mee dat zelfs als u dezelfde noten speelt, het
geactiveerde ritmepatroon varieert, afhankelijk van de
volgorde waarin de noten worden gespeeld. Hierdoor hebt
u toegang tot verschillende ritmepatronen met behulp van
dezelfde instrumenten door gewoon de volgorde te wijzigen
waarin u de noten speelt als de parameter Key Mode is
ingesteld op 'thru' of 'thru+direct'.
De drie hierboven vermelde afspeeltypen worden niet
onderscheiden door categorie- of typenaam. U moet
de typen daadwerkelijk afspelen en naar het
verschil luisteren.
Aangezien deze typen zijn geprogrammeerd voor
drumvoices, is het resultaat bij het gebruik met normale
voices mogelijk niet muzikaal verantwoord.
Arpeggiotypen met hoofdzakelijk
niet-nootevents (categorie: Cntr)
Deze arpeggiotypen zijn geprogrammeerd met hoofdzakelijk
besturingswijzigings- en pitchbenddata. Ze worden gebruikt
om de toon of toonhoogte van het geluid te wijzigen, maar
niet om specifieke noten af te spelen. In feite bevatten
sommige typen zelfs helemaal geen nootdata. Als u een type
uit deze categorie gebruikt, moet u de parameter Key Mode
instellen op 'direct', 'thru+direct' of 'sort+direct'.
U kunt de parameter Key Mode instellen in de display
Arpeggio Main van Voice Common Edit (pagina 58),
Performance Part Edit (pagina 112) en Mixing Part Edit
(pagina 194).
18
MOTIF XF Naslaggids
Arpeggio Block
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
OPMERKING
Tips voor het afspelen van arpeggio
Arpeggio's afspelen in de modus
Voi ce P lay
Probeer de arpeggio's af te spelen die zijn toegewezen
aan de vooraf ingestelde voice.
1 Controleer in de modus Voice Play of de knop
[ARPEGGIO ON/OFF] brandt en speel
vervolgens een willekeurige noot om het
afspelen van arpeggio's te activeren.
2 Probeer verschillende noten en akkoorden op
het toetsenbord uit en luister naar het afspelen
van arpeggio's.
Het afspelen van arpeggio's werkt op verschillende
manieren, afhankelijk van de volgorde van de noten die u
speelt en uiteraard van het geselecteerde arpeggiotype.
Probeer de noten stevig te raken en luister naar het effect
van de functie Accent Phrase.
3 U kunt verschillende arpeggiotypen
uitproberen door te drukken op de knoppen
[SF1] – [SF5].
Als het symbool voor de 1/8-noot niet rechts van
ARP1 – ARP5 wordt weergegeven (wat betekent
dat het arpeggiotype op 'off' is ingesteld in de
desbetreffende display), verandert het arpeggiotype
niet, zelfs niet als u op de bijbehorende knop
[SF1] ARP1 – [SF5] ARP5 drukt.
4 Gebruik de knoppen om het afspelen van
arpeggio's in te stellen nadat u enkele malen
op de knop [SELECTED PART CONTROL] hebt
gedrukt (het ARP FX-lampje gaat branden).
Nu u naar de arpeggiotypen hebt geluisterd die aan de
vooraf ingestelde voice zijn toegewezen, kunt u een aantal
andere beschikbare arpeggiotypen uitproberen.
5 Druk tijdens het afspelen van arpeggio's op de
knop [F4] om de display Arpeggio op te roepen
en selecteer vervolgens een arpeggiotype.
Voor de beste resultaten dient u en categorie en
subcategorie te selecteren die arpeggiotypen bevatten
die het beste bij de momenteel geselecteerde voice
passen. Als u een geschikt arpeggiotype vindt, houd
dit dan in de displayinstellingen en sla de voice
(hieronder) op.
6 Sla de arpeggioinstellingen op als
een gebruikersvoice.
Zie pagina 54 voor gedetailleerde instructies over
het opslaan van een voice.
Arpeggio's afspelen/opnemen
in de modus Performance
Roep een aantal performances in gebruikersbank 1 – 4
op en speel een aantal arpeggio's af die standaard aan de
performances zijn toegewezen. In de modus Performance
kunt u vier arpeggiotypen toewijzen aan de vier partijen.
Dit betekent dat er maximaal vier arpeggiotypen tegelijkertijd
kunnen worden afgespeeld. Speel de performance en maak
daarbij volledig gebruik van deze functie.
1 Controleer of de knop [ARPEGGIO ON/OFF]
brandt en speel vervolgens een willekeurige
noot om het afspelen van arpeggio's
te activeren.
Stap 2 – 4 zijn hetzelfde als in 'Arpeggio's afspelen in de
modus Voice' hierboven. Nadat u de arpeggiotypen hebt
uitgeprobeerd die aan de performance zijn toegewezen, kunt
u een aantal andere beschikbare arpeggiotypen uitproberen.
5 Druk tijdens het afspelen van arpeggio's op de
knop [F4] om de display Arpeggio op te roepen
en selecteer vervolgens een arpeggiotype voor
elke partij.
Voor de beste resultaten dient u en categorie en
subcategorie te selecteren die arpeggiotypen bevatten
die het beste bij de voice voor de partij passen. Als u
een geschikt arpeggiotype vindt, houd dit dan in de
displayinstellingen en sla de performance (hieronder) op.
6 Sla de arpeggioinstellingen op als
een gebruikersperformance.
Zie pagina 101 voor gedetailleerde instructies over het
opslaan van een performance.
In de modus Performance Record kunt u uw eigen
toetsenbordspel opnemen in een song/patroon. Afgespeelde
arpeggio's die u activeert in de modus Performance kunnen
eveneens worden opgenomen in de song of het patroon.
Zie pagina 98 voor meer informatie over het opnemen van
performances.
De arpeggioafspeeldata worden als MIDI-sequencedata
opgenomen op de song- of patroontrack. Met het spelen
van de noot activeert u alleen het afspelen van de
arpeggio. De song- of patroondata activeren het afspelen
van de arpeggio niet.
MOTIF XF Naslaggids
19
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Arpeggio Block
Arpeggio's afspelen/opnemen
in de modus Pattern
Arpeggio's zijn ook nuttig voor het maken van frasen,
die kunnen worden gebruikt als de basisbouwstenen
voor het maken van een patroon. Maak de gewenste
gebruikersfrasen en wijs deze vervolgens toe aan
de gewenste track in de display Patch (pagina 170).
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u afgespeelde arpeggio's
op een patroontrack kunt opnemen.
1 Selecteer een arpeggiotype in de display
Arpeggio (pagina 178) van de modus Pattern
Record.
Als de parameter Arpeggio With Voice Switch is ingesteld
op 'on', wordt de geschikte voice voor dit arpeggiotype
automatisch geselecteerd.
2 Neem het afspelen van de geselecteerde
arpeggio op de patroontrack op.
Neem verschillende arpeggio's op andere tracks op door
stap 1 – 2 te herhalen. Het is verstandig een naam aan de
gemaakte frase toe te wijzen in de display Pattern Patch
(pagina 170) om deze in de toekomst gemakkelijk terug
te kunnen vinden.
3 Maak patroondata door de gemaakte frasen
toe te wijzen aan de sectie in de display
Pattern Patch (pagina 170).
U maakt bijvoorbeeld een sectie A voor de intro, een
sectie B voor het couplet, een sectie C voor het refrein
en een sectie D voor het einde en u hebt de
basisbouwstenen voor een oorspronkelijke song.
Uw eigen arpeggiotype maken
U kunt niet alleen de vooraf ingestelde arpeggio's gebruiken,
maar u kunt ook uw eigen arpeggiodata maken.
De procedure is als volgt:
1 Neem de MIDI-sequencedata op in een song
of patroon.
Er kunnen bij het maken van een arpeggio maximaal vier
tracks worden gebruikt.
U kunt tot 16 unieke nootnummers opnemen op de
arpeggiotrack. Indien u meer dan 16 verschillende
nootnummers opneemt in de MIDI-sequencedata, wordt
met Convert het aantal noten automatisch teruggebracht
tot de limiet. Let daarom goed op dat u niet meer dan
16 verschillende noten opneemt als u een
arpeggio maakt.
2 Zet de opgenomen MIDI-sequencedata om
in arpeggiodata.
Gebruik de job 'Put Track to Arpeggio' in de modus
Song Job (pagina 164) of de modus Pattern Job
(pagina 186). Nadat u de gerelateerde parameters hebt
ingesteld, drukt u op de knop [ENTER] om de job uit
te voeren.
De gemaakte arpeggiotypen kunnen worden geselecteerd
via de gebruikersbank in de display Arpeggio.
4 Maak de patroonketendata door
de afspeelvolgorde van de secties
te programmeren.
In een patroonketen rijgt u verschillende patronen aan
elkaar om één song te maken. Zie voor meer informatie
pagina 171.
5 Zet de gemaakte patroonketen om naar
songdata.
Zie voor meer informatie pagina 174.
MOTIF XF Naslaggids
20
Regelblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Toonhoogte verhogen
Toonhoogte verlagen
Maximum
Minimum
Regelblok
Dit blok bestaat uit het toetsenbord, de pitchbend- en modulatiewielen, de lintregelaar, knoppen schuifregelaars enz.
Het toetsenbord zelf genereert geen geluiden maar genereert/verzendt noot aan/uit-, aanslag- en andere informatie
(MIDI-berichten) naar het toongeneratorblok van de synthesizer wanneer u noten speelt. Ook de regelaars genereren/verzenden
MIDI-berichten. Het toongeneratorblok van de synthesizer produceert het geluid op basis van de MIDI-berichten die vanaf het
toetsenbord en de regelaars worden verzonden.
is ingesteld op de minimumwaarde, zodat het onbedoeld
Keyboard
Het toetsenbord stuurt de noot-aan-/noot-uit-berichten
naar het toongeneratorblok (voor geluidsproductie) en het
sequencerblok (voor opname). Het toetsenbord wordt tevens
gebruikt om het afspelen van arpeggio te starten. U kunt het
nootbereik van het toetsenbord wijzigen in octaven met
behulp van de knoppen OCTAVE [UP] en [DOWN], de noten
transponeren in de display Play (pagina 219) van de modus
Utility en in dezelfde display instellen hoe de daadwerkelijke
aanslaggevoeligheid wordt gegenereerd op basis van
de kracht waarmee u de noten speelt.
gebruiken van effecten voor de huidige voice wordt
voorkomen. U kunt verschillende functies toewijzen aan het
modulatiewiel in de display Controller Set (pagina 61) van
de modus Voice Edit.
Pitchbendwiel
Gebruik het pitchbendwiel om de toonhoogte te verhogen
(draai het wiel van u af) of te verlagen (draai het wiel naar
u toe) terwijl u het toetsenbord bespeelt. Dit wiel is
zelfcentrerend en zal automatisch terugspringen naar de
normale toonhoogte wanneer u het loslaat. Probeer het
pitchbendwiel uit terwijl u een noot op het
toetsenbord indrukt.
Elke vooraf ingestelde voice heeft zijn eigen
standaardinstelling voor het pitchbendbereik. De instelling
Pitch Bend Range van elke voice kan worden gewijzigd in
de display Play Mode (pagina 55) van de modus Voice Edit.
Vanuit deze display kunt u de functie Pitch Bend tevens
omkeren, zodat de toonhoogte wordt verlaagd als u het wiel
omhoog beweegt en wordt verhoogd als u het wiel omlaag
beweegt.
U kunt andere functies dan Pitch Bend toewijzen aan het
Pitchbendwiel in de display Controller Set (pagina 61) van
de modus Voice Edit.
Modulatiewiel
Hoewel het modulatiewiel met name wordt gebruikt om
vibrato toe te voegen aan het geluid, zijn voor veel vooraf
ingestelde voices ook andere functies en effecten
toegewezen aan dit wiel. Naarmate u het wiel verder omhoog
draait, zal het toegepaste effect op het geluid sterker
worden. Probeer het modulatiewiel uit met verschillende
vooraf ingestelde voices terwijl u het toetsenbord bespeelt.
Controleer voordat u begint met spelen of het modulatiewiel
Lintregelaar
De lintregelaar is aanslaggevoelig en wordt bediend door uw
vinger zijwaarts over het oppervlak te laten gaan. Er zijn
verschillende functies aan elke vooraf ingestelde voice
toegewezen. Probeer de lintregelaar uit met verschillende
vooraf ingestelde voices terwijl u het toetsenbord bespeelt.
U kunt verschillende functies toewijzen aan de lintregelaar in
de display Controller Set (pagina 61) van de modus Voice
Edit. U kunt ook bepalen of de waarde voor Ribbon Controller
terugkeert naar het midden of op het punt blijft waar u uw
vinger hebt losgelaten in de display General Other
(pagina 57) van de modus Voice Common Edit.
Toewijsbare functieknoppen
Volgens de XA Control-instellingen (Expanded Articulation)
in de display Oscillator (pagina 69) van de modus Voice
Element Edit kunt u het specifieke element van de huidige
voice oproepen door op elk van deze knoppen te drukken
tijdens het toetsenbordspel. U kunt selecteren hoe de status
aan/uit van deze knoppen moet worden omgewisseld met de
parameters Assignable Function 1 Mode en Assignable
Function 2 Mode in de display General Other (pagina 57)
van de modus Voice Common Edit. Bovendien kunt u
verschillende functies (anders dan de functies voor het
oproepen van specifieke elementen) toewijzen aan
deze knoppen.
MOTIF XF Naslaggids
21
Effectblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
OPMERKING
Zie pagina 46 (modus Voice), pagina 94 (modus
Knoppen en schuiven
Met deze acht knoppen kunt u verschillende aspecten van
de voice in realtime aanpassen, terwijl u speelt. Met de acht
schuifregelaars kunt u het volume van de voice-elementen,
performancepartijen en mixpartijen aanpassen.
Performance) en pagina 138 (modus Song/Pattern)
voor meer informatie over het gebruik van de knoppen
en schuifregelaars in de respectieve modi.
Effectblok
Dit blok past effecten toe op de uitgang van het toongeneratorblok en het audio-ingangsblok, waarbij het geluid wordt verwerkt
en verbeterd. Via effecten kunt u het geluid van de gemaakte voice naar wens aanpassen.
Effectstructuur
Systeemeffecten - reverb en chorus
Systeemeffecten worden toegepast op het totaalgeluid (een
voice, een complete performance, een song, enz. Bij het
gebruik van systeemeffecten wordt het geluid van elke partij
verzonden naar het effect in overeenstemming met het Effect
Send-niveau voor elke partij. Het verwerkte geluid (dit wordt
'nat' genoemd) wordt naar de mixer teruggestuurd op basis
van het retourniveau en uitgevoerd nadat het is gemixt met
het onverwerkte 'droge' geluid. Hierdoor kunt u een optimale
balans realiseren tussen het effectgeluid en het
oorspronkelijke geluid van de partijen.
Insertion-effect
Insertion-effecten kunnen op elke partij afzonderlijk worden
toegepast. Ze worden hoofdzakelijk gebruikt om een enkele
partij direct te verwerken. U past de diepte van het effect aan
door de dry/wet (droog/nat)-balans in te stellen. Aangezien
een Insertion-effect maar op één specifieke partij kan worden
toegepast, gebruikt u dit effect het best voor geluiden die
u drastisch wilt veranderen of voor geluiden die een effect
gebruiken dat niet is bedoeld voor andere geluiden. U kunt
de balans ook zo instellen dat alleen het effectgeluid
hoorbaar is. Hiervoor stelt u Wet (nat-niveau) in op 100%.
Deze synthesizer biedt acht sets Insertion-effecten (één set
heeft A- en B-eenheden). Deze effecten kunnen worden
toegepast op alle partijen van de performance en op
maximaal acht partijen van de song/het patroon. Een ander
belangrijk Insertion-effect is de Vocoder, die slechts op één
partij kan worden toegepast.
Master Effect
Dit blok past effecten toe op het uiteindelijke stereo
uitgangssignaal van het totaalgeluid.
Element-EQ
De element-EQ wordt toegepast op elk element van de
normale voice en elke toets van de drumvoice. U kunt uit zes
typen vormen kiezen, zoals shelving of parametrisch.
Part EQ
Deze 3-bands parametrische EQ wordt toegepast op elke
partij van de performance/songmix/patroonmix. De hoge
band en de lage band zijn van het shelvingtype.
De middenband is van het parametrische type.
Master EQ
De Master-EQ wordt toegepast op het uiteindelijke
totaalgeluid (na de toepassing van effecten) van het
instrument. In deze EQ worden alle vijf banden ingesteld
op parametrisch, maar de hoge en lage band kunnen ook
worden ingesteld op shelving.
Met het type Parametrisch (een Equalizer-vorm) kunt
u het signaal verzwakken/versterken bij de opgegeven
frequentie-instelling. Met het type Shelving (een andere
Equalizer-vorm) kunt u het signaal verzwakken/versterken
bij frequenties boven of onder de opgegeven frequentie.
In de modus Voice kan het effect Vocoder op elk van de
voices worden toegepast. In de modus Mixing (Song/
Pattern) en Performance kan het effect Vocoder alleen op
partij 1 worden toegepast. Het effect Vocoder werkt zelfs
niet als u de voice (waarop Vocoder in de modus Voice is
toegepast) aan de andere partijen (partij 2 of hoger)
toewijst.
22
MOTIF XF Naslaggids
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Effectaansluitingen in elke modus
Voice
Element of drumtoets
Element-EQ
Element 1 – 8
Drumtoets C0 – C6
AD-partij (ingesteld in
de modus Utility)
Insertion A
Insertion B
Zendniveau
Retourniveau
Reverb
Chorus To
Reverb
Chorus
Master-effect
Master-EQ
OPMERKING
1
2
3
4
Performance
Part
Part EQ
Part 1 – 4
AD Part
Voice
Insertion A/B
Zend-
niveau
Retourniveau
Reverb
Chorus To
Reverb
Chorus
Master-effect
Master-EQ
In de modus Voice
Effectblok
1
2
3
1 Hiermee stelt u de Element EQ-parameters
in die worden toegepast op elk element
(van een normale voice) en elke toets
(van een drumvoice).
De Element EQ-parameters kunnen worden ingesteld
in de display EQ (pagina 83 en 90) van de modus
Voi ce Edit.
2 Hiermee bepaalt u het Insertion-effect (A of B)
dat wordt toegepast op elk element (of op een
toets, als er een drumvoice geselecteerd is).
Het Insertion-effect kan ook worden genegeerd. Dit kan
worden ingesteld in de display Connect (pagina 64) van
de display Voice Common Edit of de display Oscillator
(pagina 69) van Voice Element Edit (of Key Edit).
De twee displaytypen zijn aan elkaar gekoppeld en
hebben dezelfde instellingen, alleen in andere
indelingen.
3 Hiermee bepaalt u Insertion A/B-aansluiting,
uit de volgende vier typen: parallel, A F B,
B F A, en Vocoder.
Dit blok selecteert ook de effecttypen van respectievelijk
Insertion A en B en stelt de bijbehorende parameters in.
56
4
Deze kunnen worden ingesteld in de display Connect
(pagina 64) en de display Insertion A/B (pagina 66) van
Voice Common Edit.
4 Hiermee bepaalt u het zendniveau/retourniveau
naar/van Reverb/Chorus en het signaalniveau
dat wordt verzonden van Chorus naar Reverb.
Dit blok selecteert ook de effecttypen van respectievelijk
Reverb en Chorus en stelt de bijbehorende parameters
in. Deze kunnen worden ingesteld in de display Connect
(pagina 64) en de display Reverb/de display Chorus
(pagina 66) van Voice Common Edit.
5 Hiermee selecteert u het type Master Effect en
stelt de effectparameters in de display Master
Effect (pagina 224) van de modus Utility in.
6 Hiermee stelt u de Master EQ-parameters in de
display Master EQ (pagina 224) van de modus
Utility in.
In de modus Performance
MOTIF XF Naslaggids
23
Effectblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
1
2
3
45
Mengen
Part
Part EQ
Partij 1 – 16
AD Part
Voice
Insertion A/B
Zend-
niveau
Retourniveau
Reverb
Chorus To
Reverb
Chorus
Master-effect
Master-EQ
OPMERKING
1 Hiermee stelt u de Part EQ-parameters in die
worden toegepast op elke partij in de display
EQ (pagina 103) van Performance Part Edit.
2 Hiermee bepaalt u het zendniveau/retourniveau
naar/van Reverb/Chorus en het signaalniveau
dat wordt verzonden van Chorus naar Reverb.
Dit blok selecteert de effecttypen van respectievelijk
Reverb en Chorus en stelt de bijbehorende parameters
in. Deze kunnen worden ingesteld in de display Connect
(pagina 107) en de display Reverb/de display Chorus
(pagina 108) van Performance Common Edit.
Mixing, modus
3 Hiermee selecteert u het type Master Effect en
stelt u de effectparameters in de display Master
Effect (pagina 104) van Performance Common
Edit in.
4 Hiermee stelt u de Master EQ-parameters
in de display Master EQ (pagina 105) van
Performance Common Edit in.
De effectinstellingen van 1 – 3 in de modus Voice, zoals
toegelicht op pagina 23 zijn ook beschikbaar in de modus
Performance.
1 Hiermee stelt u de Part EQ-parameters in die
worden toegepast op elke partij in de display
EQ (pagina 195) van Mixing Part Edit.
2 Hiermee selecteert u de acht partijen waarop
het Insertion-effect wordt toegepast,
uitPart1– 16 en de AD Part.
Dit kan worden ingesteld in de display Insertion Effect
Switch (pagina 193) van Mixing Edit.
3 Hiermee bepaalt u het zendniveau/retourniveau
naar/van Reverb/Chorus en het signaalniveau
dat wordt verzonden van Chorus naar Reverb.
Dit blok selecteert de effecttypen van respectievelijk
Reverb en Chorus en stelt de bijbehorende parameters
in. Deze kunnen worden ingesteld in de display Connect
(pagina 193) en de display Reverb/de display Chorus
(pagina 193) van Mixing Common Edit.
4
Hiermee selecteert u het type Master Effect en
stelt u de effectparameters in de display Master
Effect (pagina 193) van Mixing Common Edit in.
5 Hiermee stelt u de Master EQ-parameters in
de display Master EQ (pagina 193) van Mixing
Common Edit in.
24
MOTIF XF Naslaggids
De effectinstellingen van 1 – 3 in de modus Voice,
zoals toegelicht op pagina 23, zijn beschikbaar voor
maximaal acht partijen waarvoor het Insertion-effect
is ingeschakeld.
Effectcategorie en -type
In deze sectie worden de effectcategorieën en hun typen
beschreven. De hieronder vermelde lijst met effecttypen
bevat de volgende kolommen voor elke categorie:
Rev (Reverb), Cho (Chorus), Ins (Insertion) en Mas (Master
Effect). Een vinkje in deze kolommen geeft aan dat het
effecttype beschikbaar is voor het desbetreffende blok.
Effecttypen met een vinkje kunnen met de paneelregelaars
worden geselecteerd.
Reverb
Reverb, ook wel 'reverberation' of nagalm genoemd, verwijst
naar de geluidsenergie in een kamer of afgesloten ruimte
nadat het oorspronkelijke geluid is gestopt. Reverb is
vergelijkbaar met echo, maar verschilt hier toch ook van en
vormt het indirecte, verstrooide geluid van reflecties via de
muren en het plafond die het directe geluid vergezellen.
De karakteristieken van dit indirecte geluid zijn afhankelijk
van de grootte van de kamer of ruimte en de materialen en
bekledingen in die ruimte.
EffecttypeRevChoInsBeschrijving
REV-X HALL––
R3 HALL––
SPX HALL
Reverb die de akoestiek van
een concertzaal emuleert
met behulp van de REV-Xtechnologie.
Reverb die de akoestiek van
een concertzaal emuleert
met behulp van het algoritme
afgeleid van de Yamaha
ProR3.
Reverb die de akoestiek van
een concertzaal emuleert,
afgeleid van de Yamaha
SPX1000.
Effectblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
EffecttypeRevChoInsBeschrijving
REV-X ROOM––
R3 ROOM––
SPX ROOM
R3 PLATE––
SPX STAGE
SPACE
SIMULATOR
Delay
Een effect (of apparaat) dat een geluidssignaal vertraagt om
ruimtelijke of ritmische effecten te genereren.
EffecttypeRevInsMasBeschrijving
CROSS DELAY –
TEMPO CROSS
DELAY
TEMPO DELAY
MONO
TEMPO DELAY
STEREO
CONTROL
DELAY
DELAY LR –
DELAY LCR –
DELAY LR
(Stereo)
Chorus
Afhankelijk van het specifieke chorustype en de parameters
kan dit een voice 'voller' laten klinken, alsof verscheidene
identieke instrumenten tegelijk hetzelfde spelen, of kan het
een voice meer warmte en diepte geven.
EffecttypeChoInsBeschrijving
G CHORUS
2 MODULATOR
SPX CHORUS
––
–
–
–
––
Een choruseffect dat een rijkere en
complexere modulatie voortbrengt
dan normale chorus.
Een choruseffect dat bestaat uit
toonhoogte- en amplitudemodulatie.
Een effect dat een driefasige LFO
gebruikt om modulatie en
ruimtelijkheid aan het geluid
toe te voegen.
Reverb die de akoestiek van
een kamer emuleert met
behulp van REV-Xtechnologie.
Reverb die de akoestiek van
een kamer emuleert met
behulp van het algoritme
afgeleid van de Yamaha
ProR3.
Reverb die de akoestiek van
een kamer emuleert, afgeleid
van de Yamaha SPX1000.
Reverb die een metalen
plaat emuleert met behulp
van het algoritme afgeleid
van de Yamaha ProR3.
Reverb die geschikt is voor
solo-instrumenten, afgeleid
van de Yamaha SPX1000.
Reverb waarmee u de
grootte van de ruimte kunt
instellen door breedte,
hoogte en diepte op
te geven.
De feedback van de twee
vertraagde geluiden wordt
gekruist.
Kruislingse vertraging
gesynchroniseerd met het
tempo van song/patroon/
arpeggio.
Mono-vertraging
gesynchroniseerd met het
tempo van song/patroon/
arpeggio.
Stereovertraging
gesynchroniseerd met het
tempo van song/patroon/
arpeggio.
Vertraging met
vertragingstijd regelbaar
in realtime.
Produceert twee vertraagde
geluiden: L en R.
Produceert drie vertraagde
geluiden: L, R en C (midden).
Produceert twee vertraagde
geluiden in stereo: L en R.
EffecttypeChoInsBeschrijving
SYMPHONIC
ENSEMBLE
DETUNE
Een multifaseversie van SPX
CHORUS-modulatie.
Choruseffect zonder modulatie,
geproduceerd door het toevoegen
van een geluid met kleine
toonhoogteverschuiving.
Flanger
Dit effect genereert een kolkend, metalig geluid.
EffecttypeChoInsBeschrijving
VCM FLANGER
CLASSIC
FLANGER
TEMPO
FLANGER
DYNAMIC
FLANGER
–
Een flanger met de VCM-technologie
die een analoog geluid voortbrengt.
Conventioneel flangertype.
Flanger met temposynchronisatie.
Dynamisch bestuurde flanger.
Phaser
Moduleert de fase cyclisch om modulatie toe te voegen aan
het geluid.
EffecttypeChoInsBeschrijving
VCM PHASER
MONO
VCM PHASER
STEREO
TEMPO
PHASER
DYNAMIC
PHASER
–
Een mono-phaser met de VCMtechnologie die een analoog geluid
voortbrengt.
Een stereo-phaser met de VCMtechnologie die een analoog geluid
voortbrengt.
Phaser met temposynchronisatie.
Dynamisch bestuurde
faseverschuiver.
Tremolo en Rotary
Het tremolo-effect moduleert het volume cyclisch.
Het Rotary Speaker-effect simuleert het karakteristieke
vibrato-effect van een draaiende luidspreker.
EffecttypeInsBeschrijving
AUTO PAN
TREMOLO
ROTARY
SPEAKER
Een effect dat het geluid cyclisch beweegt
tussen links en rechts en voor en achter.
Een effect dat het volume cyclisch
moduleert.
Simulatie van een draaiende luidspreker.
Distortion
Dit effecttype kan hoofdzakelijk worden gebruikt voor
gitaarpartijen, waarbij harde vervorming wordt toegevoegd
aan het geluid.
EffecttypeInsMasBeschrijving
AMP
SIMULATOR 1
AMP
SIMULATOR 2
COMP
DISTORTION
COMP
DISTORTION
DELAY
–
–
–
Simulatie van een gitaarversterker.
Simulatie van een gitaarversterker.
Aangezien een compressor deel
uitmaakt van de eerste fase, kan
gelijkmatige vervorming worden
gegenereerd, ongeacht de variaties
van het ingangsniveau.
Compressor, vervorming en
vertraging zijn in serie geschakeld.
MOTIF XF Naslaggids
25
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Effectblok
Compressor
Een compressor is een effect dat gewoonlijk wordt gebruikt
om de dynamiek (zacht/hard geluid) van een audiosignaal te
begrenzen en te comprimeren. Als het met versterking wordt
gebruikt om het totale niveau op te krikken, zorgt dit voor een
krachtiger, consistenter hoogniveaugeluid. Compressie kan
worden gebruikt om de sustain van een elektrische gitaar te
vergroten, het volume van een zangpartij te egaliseren of een
drumkit of ritmepatroon meer naar voren te halen in de mix.
EffecttypeInsMasBeschrijving
VCM
COMPRESSOR
376
CLASSIC
COMPRESSOR
MULTI BAND
COMP
Een compressor met VCM-
technology.
–Conventioneel compressortype.
Driebandscompressor.
Wah
Dit effect moduleert de helderheid van de klank cyclisch
(afsnijfrequentie van een filter). Auto Wah moduleert de klank
via LFO, Touch Wah via volume (noot-aan-aanslagsnelheid)
en Pedal Wah via pedaalbesturing.
EffecttypeInsBeschrijving
VCM AUTO WAHModuleert de toon via de LFO.
VCM TOUCH WAHModuleert de toon via het volume
VCM PEDAL WAHModuleert de toon via
(noot-aan-aanslagsnelheid).
pedaalbesturing. Wijs voor het
beste resultaat de parameter Pedal
Control van dit effecttype toe aan
de voetregelaar in de display
Controller Set en gebruik
vervolgens de voetregelaar om
dit effect in realtime te regelen.
Lo-Fi
Dit effect vermindert met opzet de geluidskwaliteit van het
ingangssignaal via meerdere methoden, zoals het verlagen
van de samplefrequentie.
EffecttypeInsMasBeschrijving
LO-FIVermindert de geluidskwaliteit van
NOISY–Voegt ruis toe aan het actuele
DIGITAL
TURNTABLE
–Simuleert de ruisgeluiden van
het ingangssignaal om een lo-fi
geluid te verkrijgen.
geluid.
een analoge opname.
Tech
Dit effect verandert de klankkleur radicaal met behulp van
een filter en modulatie.
EffecttypeInsMasBeschrijving
ISOLATORRegelt het niveau van een
SLICESegmenteert de AEG van
TECH
MODULATION
–Voegt een uniek gevoel van
opgegeven frequentieband van
het ingangssignaal.
het voicegeluid.
modulatie toe, vergelijkbaar
met ringmodulatie.
Vocoder
Het Vocoder-effect maakt deel uit van geen enkele categorie.
Wanneer u dit effect wilt gebruiken, stelt u de parameter
INSERTION CONNECT in de display Effect Connect
(pagina 66) in op 'ins L'.
EffecttypeInsBeschrijving
VOCODERDit effect ontleent eigenschappen aan het
microfoongeluid en past deze toe op de
voice die via het toetsenbord wordt
bespeeld. Hiermee wordt een
karakteristiek 'robotvoice'-effect bereikt dat
wordt gegenereerd als u het toetsenbord
bespeelt en tegelijkertijd in de microfoon
zingt of spreekt.
Misc
Deze categorie bevat de overige effecttypen.
EffecttypeChoInsBeschrijving
VCM EQ 501–Analoge vijfbands parametrische
PITCH
CHANGE
EARLY
REFLECTION
HARMONIC
ENHANCER
TALKING
MODULATOR
DAMPER
RESONANCE
–Verandert de toonhoogte van het
Dit effect isoleert alleen de ER-
–Voegt nieuwe harmonischen aan
–Voegt een stemgeluid aan het
–Simuleert de resonantie die zich
EQ met VCM-technologie.
ingangssignaal.
componenten (Early Reflection)
van de reverb.
het ingangssignaal toe om het
geluid uit te laten springen.
ingangssignaal toe.
voordoet als u het demperpedaal
van de piano indrukt.
VCM (Virtual Circuitry Modeling)
VCM is een technologie waarmee de elementen op
natuurlijke wijze worden gemodelleerd in analoge circuits
(zoals weerstanden en condensatoren). Effecttypen die
gebruikmaken van de VCM-technologie produceren
de unieke en warme eigenschappen van analoge
verwerkingsapparatuur.
EffecttypeInsMasBeschrijving
RING
MODULATOR
DYNAMIC RING
MODULATOR
DYNAMIC
FILTER
AUTO SYNTH–Zet het ingangssignaal om in een
MOTIF XF Naslaggids
26
Een effect dat de toonhoogte wijzigt
door amplitudemodulatie toe te
passen op de ingangsfrequentie.
–Dynamisch bestuurde
ringmodulator.
Dynamisch bestuurd filter.
synthesizergeluid.
VCM Compressor 376
Dit effect emuleert de eigenschappen van analoge
compressors die veelvuldig worden gebruikt als
standaardeffecten in opnamestudio's. Het produceert een
dik, stevig geluid, dat geschikt is voor drum- en basgeluid.
VCM Equalizer 501
Dit effect emuleert de eigenschappen van analoge
equalizers die in de jaren ’70 werden gebruikt.
Het produceert een warm en kwalitatief hoogwaardig
flangereffect.
Effectblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Standaardinstellingen kunnen hier worden geselecteerd.
OPMERKING
VCM Flanger
Deze effecten emuleren de eigenschappen van analoge
flangers die in de jaren ’70 werden gebruikt. Ze produceren
een warm en kwalitatief hoogwaardig flangereffect.
VCM Phaser Mono, VCM Phaser Stereo
Dit effect emuleert de eigenschappen van analoge phasers
die in de jaren '70 werden gebruikt. Het produceert een
warm en kwalitatief hoogwaardig phasereffect.
VCM Auto Wah, VCM Touch Wah,
VCM Pedal Wah
Deze effecten emuleren de eigenschappen van analoge Wah
die in de jaren '70 werd gebruikt. Ze produceren een warm
en kwalitatief hoogwaardig wah-wah-effect.
REV-X
REV-X is een door Yamaha ontwikkeld reverb-algoritme.
Dit effect zorgt voor een dichte, rijkelijk weergalmende
geluidskwaliteit, met vloeiende verzwakking, spreiding en
diepte, die samenwerken om het oorspronkelijke geluid
te verrijken.
De MOTIF XF biedt de volgende twee typen REV-X-effecten:
REV-X Hall en REV-X Roo m.
Effectparameters
Elk effecttype heeft parameters die bepalen hoe het effect op
het geluid wordt toegepast. Met behulp van deze parameters
kunnen verschillende geluiden worden geproduceerd op
basis van één effecttype. Zie verderop voor meer informatie
over effectparameters.
Standaardinstellingen voor
effectparameters
Het instrument wordt geleverd met standaardparameterinstellingen voor elk effecttype, die zijn opgenomen in
sjablonen en kunnen worden geselecteerd via de
selectiedisplay Effect Type. Om het gewenste effectgeluid te
verkrijgen, selecteert u eerst een standaardinstelling (preset)
dicht bij het geluid dat u wilt bereiken. Vervolgens brengt
u de nodige wijzigingen aan in de parameters.
Effectparameters
Sommige van de onderstaande parameters kunnen
voorkomen in verschillende effecttypen met dezelfde
naam, maar hebben in feite andere functies afhankelijk
van het specifieke effecttype. Voor de desbetreffende
parameters worden twee of drie beschrijvingen
opgegeven.
ParameternaamBeschrijvingen
AEG Phase Verschuift de fase van de AEG.
AM Depth Hiermee bepaalt u de diepte van de amplitudemodulatie.
AM Inverse R Hiermee bepaalt u de fase van de amplitudemodulatie voor
AM Speed Hiermee bepaalt u de snelheid van de amplitudemodulatie.
AM Wave Hiermee selecteert u het golftype voor het moduleren van de
AMP Type Hiermee selecteert u het type versterker dat u wilt simuleren.
Analog Feel Voegt de karakteristieken van een analoge flanger aan het
Attack Hiermee wordt de hoeveelheid tijd bepaald die verstrijkt tussen
Attack Offset Hiermee wordt de hoeveelheid tijd bepaald die verstrijkt tussen
Attacktijd Hiermee bepaalt u de attacktijd van de envelopevolger.
Bit Assign Hiermee bepaalt u de manier waarop de woordlengte wordt
*1
Hiermee bepaalt u de minimumwaarde van het wah-filter.
Bottom
BPF1–10 Gain Hiermee bepaalt u elke uitgangsversterking van BPF's 1 – 10 van
Click Density Hiermee bepaalt u de frequentie waarmee het klikgeluid
Click Level Hiermee bepaalt u het klikniveau.
*2
Color
Common Release Dit is een parameter van 'Multi Band Comp'. Deze parameter
Compress Hiermee bepaalt u het minimale ingangsniveau voor het
Control Type Dit is een parameter van 'Control Delay'. Wanneer deze
Damper Control Als de met halfdemper compatibele FC3-voetschakelaar wordt
Decay Hiermee bepaalt u hoe het reverb-geluid wegsterft.
Delay Level C Hiermee bepaalt u het niveau van het vertraagde geluid voor het
Delay Mix Hiermee bepaalt u het niveau van het wegstervende mixgeluid
Delay Offset Hiermee bepaalt u de offsetwaarde van de vertragingsmodulatie.
Delay Time Hiermee bepaalt u de vertraging van het geluid in nootwaarde of
Delay Time C, L, R Hier mee bepaalt u de vertragingstijd voor elk kanaal: midden,
Delay Time L>R Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd tussen het moment dat het
Delay Time Ofst R Hiermee bepaalt u de vertragingstijd voor het R-kanaal als offset.
Delay Time R>L Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd tussen het moment dat het
Delay Transition
Rate
Density Hiermee bepaalt u de dichtheid van de nagalm of reflecties.
Depth Wanneer 'Space Simulator' is geselecteerd, wordt met deze
Detune Hiermee bepaalt u de mate van de toonhoogteontstemming.
Apparaat Hiermee selecteer t u het apparaat voor het wijzigen van de
Diffusion Hiermee bepaalt u de spreiding van het geselecteerde effect.
Direction (richting) Hiermee bepaalt u de richting van de modulatie die wordt
Divide Freq High Hiermee bepaalt u de hoge frequentie voor het in drie banden
Divide Freq Low Hiermee bepaalt u de lage frequentie voor het in drie banden
het R-kanaal.
amplitude.
geluid toe.
het spelen van een toets en het begin van het compressoreffect.
het spelen van een toets en het begin van het wah-effect.
toegepast op het geluid.
het Vocoder-effect.
weerklinkt.
Hiermee bepaalt u de vaste-fasemodulatie.
bepaalt de hoeveelheid tijd die verstrijkt tussen het loslaten van
een noot en het einde van het effect.
toepassen van het compressoreffect.
parameter is ingesteld op 'Normal', wordt het vertragingseffect
altijd op het geluid toegepast. Wanneer deze parameter is
ingesteld op 'Scratch', wordt het vertragingseffect niet toegepast
als zowel Delay Time als Delay Time Offset is ingesteld op '0'.
aangesloten op de SUSTAIN-aansluiting, wordt de parameter
Damper Control bestuurd met de FC3 over een bereik van 0 –
127, waardoor gedeeltelijke dempereffecten mogelijk zijn, zoals
op een echte vleugel.
middenkanaal.
wanneer meerdere effecten worden toegepast.
absolute tijd.
links en rechts.
geluid wordt ingevoerd vanaf het L-kanaal en het moment dat het
geluid wordt uitgevoerd naar het R-kanaal.
geluid wordt ingevoerd via het R-kanaal en het moment dat het
geluid wordt uitgevoerd naar het L-kanaal.
Hiermee bepaalt u de snelheid waarmee de vertragingstijd wordt
gewijzigd van de huidige waarde in de opgegeven nieuwe
waarde.
parameter de diepte bepaald van de gesimuleerde kamer.
Als 'VCM Flanger' is geselecteerd, bepaalt deze parameter de
amplitude van de LFO-golf die de cyclische verandering van de
vertragingsmodulatie regelt.
Als 'Phaser Type' is geselecteerd, bepaalt deze parameter de
amplitude van de LFO-golf die de cyclische verandering van de
fasemodulatie regelt.
manier waarop het geluid wordt vervormd.
geregeld door de envelopevolger.
verdelen van het complete geluid.
verdelen van het complete geluid.
MOTIF XF Naslaggids
27
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Effectblok
ParameternaamBeschrijvingen
Divide Min Level Hiermee bepaalt u het minimumniveau van de segmenten die
Divide Type Hiermee bepaalt u de manier waarop het geluid (de golf) wordt
Drive Als een van de effecten voor vervorming, ruis of slice is
Drive Horn Hiermee bepaalt u de diepte van de modulatie die wordt
Drive Rotor Hiermee bepaalt u de diepte van de modulatie die wordt
Dry Level Hiermee bepaalt u het niveau aan droog geluid (waarop het
Dry LPF Cutoff
Frequency
Dry Mix Level Hiermee bepaalt u het niveau aan droog geluid (waarop het
Dry Send to Noise Hiermee bepaalt u het niveau van het droge signaal dat naar het
Dry/Wet Balance Hiermee bepaalt u de verhouding tussen het droge geluid en het
Dyna Level Offset Hiermee bepaalt u de offsetwaarde die wordt to egevoegd aan de
Dyna Threshold
Level
Edge Hiermee stelt u de curve in die bepaalt hoe het geluid wordt
Emphasis Hiermee bepaalt u de verandering van de karakteristieken bij
EQ Frequency Hiermee bepaalt u de middenfrequentie voor elke EQ-band.
EQ Gain Hiermee bepaalt u de niveauversterking van de EQ-
EQ High
Frequency
EQ High Gain Hiermee bepaalt u de mate van versterking of verzwakking die
EQ Low
Frequency
EQ Low Gain Hiermee bepaalt u de mate van versterking of verzwakking die
EQ Mid Frequency Hiermee bepaalt u de middenfrequentie van de middelste EQ-
EQ Mid Gain Hiermee bepaalt u de mate van versterking of verzwakking die
EQ Mid Width Hiermee bepaalt u de breedte van de middelste EQ-band.
EQ Width Hiermee bepaalt u de breedte van de EQ-band.
ER/Rev Balance Hiermee bepaalt u de niveaubalans van het Early Reflection- en
F/R Depth Deze parameter voor 'Auto Pan' (beschikbaar wanneer PAN
FB Hi Damp Ofst R Hiermee bepaalt u de mate van wegsterven bij hoge frequenties
FB Level Ofst R Hiermee bepaalt u het feedbackniveau voor het R-kanaal als
Feedback Hiermee bepaalt u het niveau van het geluidssignaal dat van het
Feedback High
Damp
Feedback Level Als een van de effecten voor reverb of eerste reflectie is
Feedback Level 1, 2 Hiermee bepaalt u het feedba ckniveau van het vertraagde geluid
Feedback Time Hiermee bepaalt u de vertragingstijd van de feedback.
Feedback Time 1,
2, L, R
Filter Type Als 'Lo-Fi' is geselecteerd, wordt met deze parameter het type
Fine 1, 2 Hiermee bepaalt u nauwkeurig de toonhoogte voor de eerste
Formant Offset Met deze parameter van Vocoder wordt de offsetwaarde
Formant Shift Met deze parameter van Vocoder wordt de afsnijfrequentie van
worden geëxtraheerd via het Slice-effect.
gesegmenteerd op basis van de nootlengte.
geselecteerd, bepaalt deze parameter de mate waarin het geluid
wordt vervormd.
Als een van de diverse effecten is geselecteerd, bepaalt deze
parameter de mate waarin de verbeteraar of spraakmodulator
wordt toegepast.
gegenereerd door het draaien van de hoorn.
gegenereerd door het draaien van de rotor.
effect niet wordt toegepast).
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie van het laagdoorlaatfilter
dat op het droge geluid wordt toegepast.
effect niet wordt toegepast).
ruiseffect wordt gezonden.
effectgeluid.
uitvoer van de envelopevolger.
Hiermee bepaalt u het minimum niveau waarop de
envelopevolger begint.
vervormd.
hoge frequenties.
middenfrequentie voor elke band.
Hiermee bepaalt u de middenfrequentie van de hoge EQ-band
die wordt verzwakt of versterkt.
wordt gebruikt voor de hoge EQ-band.
Hiermee bepaalt u de middenfrequentie van de lage EQ-band
die wordt verzwakt of versterkt.
wordt gebruikt voor de lage EQ-band.
band die wordt verzwakt of versterkt.
wordt gebruikt voor de middelste EQ-band.
reverb-geluid.
Direction is ingesteld op 'L turn' en 'R turn') bepaalt de diepte
van de F/R-pan (vooraan/achteraan) .
voor het R-kanaal als offset.
offset.
effectblok wordt uitgevoerd en naar zijn eige n ingang wordt
geretourneerd.
Hiermee bepaalt u hoe de hoge frequenties van het
feedbackgeluid wegsterven.
geselecteerd, bepaalt deze parameter het feedbackniveau van
de initiële vertraging.
Als een van de effecten voor vertraging, chorus, flanger, comp
distortion delay of TEC is geselecteerd, bepaalt deze parameter
het feedbackniveau dat na vertraging wordt uitgevoerd en naar
de ingang wordt geretourneerd.
Als 'Tempo Phaser' of 'Dynamic Phaser' is geselecteerd, bepaalt
deze parameter het feedbackniveau dat vanaf de phaser wordt
uitgevoerd en naar de ingang wordt geretourneerd.
in de eerste reeks en tweede reeks.
Hiermee bepaalt u de vertragingstijd van feedback 1, 2, L en R.
klankkleur geselecteerd.
Als 'Dynamic Filter' is geselecteerd, wordt met deze parameter
het type filter bepaald.
reeks en tweede reeks.
toegevoegd aan de afsnijfrequentie van BPF voor de Inst-ingang.
BPF voor Inst-ingang verschoven.
Param eterna amBeschrijvingen
Gate Switch Als dit is ingesteld op 'off', wordt de uitvoer van het
Gate Time
(gatetijd)
Hoogte Hiermee bepaalt u de hoogte van de gesimuleerde kamer.
Hi Resonance Hiermee past u de resonantie van de hoge frequenties aan.
High Attack Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd tussen het moment
High Gain Hier mee bepaalt u de uitgangsversterking voor de hoge
High Level Hiermee bepaalt u het niveau van de hoge frequenties.
High Mute Hiermee schakelt u de Mute-status (dempen) van de hoge
High Ratio Als 'REV-X Hall' of 'REV-X Room' is geselecteerd, bepaalt deze
High Threshold Hiermee bepaalt u het minimale ingangsniveau voor het
Horn Speed Fast Hiermee bepaalt u de snelheid van de hoorn wanneer de
Horn Speed Slow Hiermee bepaalt u de snelheid van de hoorn wanneer de
HPF FreqHiermee bepaalt u de afsnijfrequentie voor het hoogdoorlaatfilter
HPF Output Level Hiermee bepaalt u in welke mate de uitvoer van het
Initial Delay Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd die verstrijkt tussen het
Initial Delay 1, 2 Hiermee bepaalt u de vertragingstijd tot de eerste reflectie voor
Initial Delay Lch,
Rch
Ingangsniveau Hiermee bepaalt u het ingangsniveau van het signaal waarop de
Input Mode Hiermee selecteert u mono- of stereoconfiguratie voor het
Ingangsselectie Hiermee selecteert u een ingangskanaal.
Inst Input Level Hiermee bepaalt u het niveau van het instrumentgeluid waarop
L/R Depth Hiermee bepaalt u de diepte van het L/R-paneffect.
L/R Diffusion Hiermee bepaalt u de spreiding van het geluid.
Lag Hiermee bepaalt u de extra tijdsvertraging die op het vertraagde
LFO Depth Als 'SPX Chorus', 'Symphonic', 'Classic Flanger' of 'Ring
LFO Phase
Difference
LFO Phase Reset Hiermee bepaalt u hoe de initiële fase van de LFO wordt gereset.
LFO Speed Als choruseffecten, flangereffecten, tremolo of ringmodulator zijn
LFO Wave Als flangereffecten of ringmodulator zijn geselecteerd, selecteert
Liveness Hiermee bepaalt u de wegsterfkarakteristieken van Early
Low Attack Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd tussen het moment
Low Gain Hiermee bepaalt u de uitgangsversterking voor de lage
Low Level Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau voor de lage frequenties.
Low Mute Hiermee bepaalt u of de lage frequentieband is in- of
Low Ratio Als 'REV-X Hall' of 'REV-X Room' is geselecteerd, bepaalt deze
Low Threshold Hiermee bepaalt u het minimale ingangsniveau voor het
LPF Resonance Hiermee bepaalt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter voor
hoogdoorlaatfilter en de ruisgenerator door de gate doorgelaten.
Als dit is ingesteld op 'on', wordt de uitvoer van het
hoogdoorlaatfilter en de ruisgenerator alleen door de gate
doorgelaten als het audiosignaal wordt ingevoerd naar de Inst.
Hiermee bepaalt u de gatetijd (nootlengte) van het
gesegmenteerde stuk.
waarop u een noot speelt en het moment waarop de compressor
wordt toegepast op de hoge frequenties.
frequenties.
frequenties in of uit.
parameter de verhouding van de hoge frequenties.
Als 'Multi Band Comp' is geselecteerd, bepaalt deze parameter
de verhouding van de compressor voor de hoge frequenties.
toepassen van het effect op de hoge frequenties.
langzaam/snel-schakelaar is ingesteld op 'fast' (snel).
langzaam/snel-schakelaar is ingesteld op 'slow' (langzaam).
dat op de microfoon wordt toegepast.
hoogdoorlaatfilter wordt gemengd met de uitvoer van Vocoder.
directe, oorspronkelijke geluid en de eerste reflecties.
de eerste reeks en tweede reeks.
Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd die verstrijkt tussen het
directe, oorspronkelijke geluid en de eerste reflecties (echo’s) die
hierop volgen voor het R- en L-kanaal.
compressor wordt toegepast.
ingangsgeluid.
Vocoder wordt toegepast.
geluid wordt toegepast. Deze waarde wordt opgegeven met
behulp van een nootlengte.
Modulator' is geselecteerd, bepaalt deze parameter de diepte
van de modulatie.
Wanneer 'Tempo Phase' is geselecteerd, wordt met deze
parameter de frequentie van de fasemodulatie bepaald.
Hiermee bepaalt u het L/R-faseverschil van de gemoduleerde
golf.
geselecteerd, bepaalt deze parameter de frequentie van de
modulatie.
Wanneer 'Tempo Phaser' of 'Tempo Franger' is geselecteerd,
wordt met deze parameter de modulatiesnelheid bepaald via een
noottype.
Wanneer 'Auto Pan' is geselecteerd, wordt met deze parameter
de frequentie van de automatische pan bepaald.
deze parameter de golf van de modulatie.
Wanneer 'Auto Pan' is geselecteerd, wordt met deze parameter
de pancurve bepaald.
Wanneer 'VCM Auto Wah' is geselecteerd, wordt met deze
parameter de golf, sinus of het vierkant geselecteerd.
Reflection.
waarop u een noot speelt en het moment waarop de compressor
wordt toegepast op de lage frequenties.
frequenties.
uitgeschakeld.
parameter de verhouding van de lage frequenties.
Als 'Multi Band Comp' is geselecteerd, bepaalt deze parameter
de verhouding van de compressor voor de lage frequenties.
toepassen van het effect op de lage frequenties.
het ingangsgeluid.
MOTIF XF Naslaggids
28
Effectblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
ParameternaamBeschrijvingen
Manual Wanneer 'VCM Flanger' is geselecteerd, wordt met deze
ManualWanneer 'VCM Phaser mono' of 'VCM Phaser stereo' is
Meter (maatsoort) Hiermee wijzigt u de maat.
Mic Gate
Threshold
Mic Level Hiermee bepaalt u het ingangsniveau van het microfoongeluid.
Mic L-R Angle Hiermee bepaalt u de L/R-hoek van de microfoon.
Mid Attack Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd tussen het moment
Mid Gain Hiermee bepaalt u de uitgangsversterking voor de
Mid Level Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau voor de
Mid Mute Hiermee schakelt u de Mute-status (dempen) van de
Mid Ratio Hiermee bepaalt u de compressorverhouding voor de
Mid Threshold Hiermee bepaalt u het minimale ingangsniveau voor het
Mix Hiermee bepaalt u het volume van het effectgeluid.
Mix Level Hiermee bepaalt u het effectmixniveau voor het droge geluid.
Mod Depth Hiermee bepaalt u de diepte van de modulatie.
Mod Depth Ofst R Hiermee bepaalt u de diepte van de modulatie voor het R-kanaal
Mod Feedback Hiermee bepaalt u het niveau van de feedback naar de
Mod Gain Hiermee bepaalt u de versterking van de modulatie.
Mod LPF Cutoff
Frequency
Mod LPF
Resonance
Mod Mix Balance Wanneer 'Noisy' is geselecteerd, wordt met deze parameter de
Mod Speed Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid.
Mod Wave Type Hiermee selecteert u het golftype voor modulatie.
Modus Hiermee bepaalt u het phasertype, en in het bijzonder de
Modulation Phase Hiermee bepaalt u het L/R-faseverschil van de gemoduleerde
Move Speed Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt om het geluid van de
Noise Input Level Hiermee wordt het ruisniveau bepaald dat wordt ingevoerd.
Noise Level Hiermee bepaalt u het ruisniveau.
Noise LPF Cutoff
Frequency
Noise LPF Q Hiermee bepaalt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter dat op
Noise Mod Depth Hier mee bepaalt u de diepte van de ruismodulatie.
Noise Mod Speed Hiermee bepaalt u de snelheid van de ruismodulatie.
Noise Tone Hiermee bepaalt u de karakteristieken van de ruis.
On/Off Switch Hiermee schakelt u de isolator in of uit.
OSC (Frequency) Hiermee wordt de frequentie bepaald waarmee de sinusgolfvorm
OSC Frequency
Fine
Uitvoer Hiermee bepaalt u het niveau van het signaal dat wordt
Output Gain Hiermee bepaalt u de versterking van het signaal dat wordt
Uitgangsniveau Hiermee bepaalt u het niveau van het signaal dat wordt
Output Level 1, 2 Hiermee bepaalt u het niveau van het signaal dat wordt
Over Drive Hiermee bepaalt u de mate en het karakter van het
Pan 1, 2 Hiermee bepaalt u de panregeling voor de eerste reeks en
Pan AEG Min
Level
Pan AEG Type Deze parameter van het Slice-effect bepaalt het type van de AEG
Pan Depth Hiermee bepaalt u de diepte van het paneffect.
Pan Direction Hiermee bepaalt u de richting waarin de stereopanpositie van het
Pan Type Hiermee bepaalt u het pantype.
Pedal Control Wanneer 'VCM Pedal Wah' is geselecteerd, wordt met deze
parameter de offsetwaarde van de vertragingsmodulatie
bepaald.
geselecteerd, wordt met deze parameter de offsetwaarde van de
fasemodulatie bepaald.
Hiermee wordt de drempelwaarde bepaald van de noisegate
voor het microfoongeluid.
waarop u een noot speelt en het moment waarop de compressor
wordt toegepast op de middenfrequenties.
middenfrequenties.
middenfrequenties.
middenfrequenties in of uit.
middenfrequenties.
toepassen van het effect op de middenfrequenties.
als offset.
modulatie.
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie van het laagdoorlaatfilter
dat op het gemoduleerde geluid wordt toegepast.
Hiermee bepaalt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter voor
het gemoduleerde geluid.
mixbalans van het gemoduleerde element bepaald.
Wanneer 'Tech Modulation' is geselecteerd, wordt met deze
parameter het volume van het gemoduleerde geluid bepaald.
vormfactor voor het phasereffect.
golf.
huidige status te verplaatsen naar het geluid dat is opgegeven
via de Vowel-parameter.
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie van het laagdoorlaatfilter
dat op de ruis wordt toegepast.
de ruis wordt toegepast.
de amplitude van de ingangsgolf moduleert.
Hiermee wordt nauwkeurig de frequentie bepaald waarmee de
sinusgolfvorm de amplitude van de ingangsgolf moduleert.
uitgevoerd uit het effectblok.
uitgevoerd uit het effectblok.
uitgevoerd uit het effectblok.
uitgevoerd uit respectievelijk het eerste en tweede blok.
vervormingseffect.
tweede reeks.
Deze parameter van het Slice-effect bepaalt het minimumniveau
voor de AEG die op het gepande geluid wordt toegepast.
die op het gepande geluid wordt toegepast.
geluid zich beweegt.
parameter de afsnijfrequentie van het wah-filter bepaald. Wijs
deze parameter voor het beste resultaat toe aan de voetregelaar
in de display Controller Set en gebruik vervolgens de
voetregelaar om deze parameter te regelen.
ParameternaamBeschrijvingen
Pedal Response Hiermee wordt bepaald hoe het geluid reageert op de wijziging
Phase Shift Offset Hiermee bepaalt u de offsetwaarde van de fasemodulatie.
Pitch 1, 2 Hiermee bepaalt u de toonhoogte in halve tonen voor de eerste
PM Depth Hiermee bepaalt u de diepte van de toonhoogtemodulatie.
Pre Mod HPF
Cutoff Frequency
Pre-LPF Cutoff
Frequency
Pre-LPF
Resonance
Presence Deze parameter van het gitaarversterkereffect regelt de hoge
Ratio Hiermee bepaalt u de verhouding van de compressor.
Release Hiermee wordt de hoeveelheid tijd bepaald die verstrijkt tussen
Release Curve Hiermee bepaalt u de releasecurve van de envelopevolger.
Releasetijd Hiermee bepaalt u de releasetijd van de envelopevolger.
Resonance Hiermee bepaalt u de resonantie van het filter.
Resonance Offset Hiermee bepaalt u de resonantie als offset.
Reverb Delay Hiermee bepaalt u de vertragingstijd tussen de eerste reflecties
Reverb Time Hiermee bepaalt u de reverbtijd.
Room Size Hiermee bepaalt u de grootte van de kamer waarin het
Rotor Speed Fast Hiermee bepaalt u de snelheid van de rotor wanneer de
Rotor Speed Slow Hiermee bepaalt u de snelheid van de rotor wanneer de
Rotor/Horn
Balance
Sampling Freq.
Control
Gevoeligheid Als 'Dynamic Flanger', 'Dynamic Phaser' of een TEC-effect is
Slow-Fast Time of
Horn
Slow-Fast Time of
Rotor
Space Type Hiermee selecteert u het type ruimtesimulatie.
Speaker Type Hiermee selecteert u het type luidsprekersimulatie.
Speed Als 'VCM Flanger' is geselecteerd, bepaalt deze parameter de
Speed Control Schakelt de draaisnelheid om.
Spread Hiermee bepaalt u de spreiding van het geluid.
Podium Hiermee bepaalt u het stapnummer van de faseverschuiver.
Threshold
(drempel)
To p*3 Hiermee bepaalt u de maximumwaarde van het wah-filter.
Type Als 'VCM Flanger' is geselecteerd, wordt met deze parameter het
Vocoder Attack Hiermee bepaalt u de attacktijd van het Vocoder-geluid.
Vocoder Release Hiermee wordt de releasetijd bepaald van het Vocoder-geluid.
Vowel Hiermee selecteert u een stemtype.
Wall Vary Hiermee bepaalt u de muurstatus van de gesimuleerde kamer.
Width Hiermee bepaalt u de breedte van de gesimuleerde kamer.
Word Length Hiermee bepaalt u de mate van ruigheid van het geluid.
*1 De Bottom-parameter is alleen beschikbaar wanneer de waarde kleiner is dan die van
de Top-parameter.
*2 De Color-parameter heeft mogelijk geen effect. Dit is afhankelijk van de waarden van
de Mode- en Stage-parameters.
*3 De Top-parameter is all een beschikbaar wanneer de waarde groter is dan die van de
Bottom-parameter.
van de demperregeling.
reeks en tweede reeks.
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie van het hoogdoorlaatfilter
vóór de modulatie.
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie van het laagdoorlaatfilter
vóór de modulatie.
Hiermee bepaalt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter voor
het ingangsgeluid.
frequenties.
het loslaten van een toets en het einde van het compressoreffect.
en de nagalm.
instrument klinkt.
langzaam/snel-schakelaar is ingesteld op 'fast' (snel).
langzaam/snel-schakelaar is ingesteld op 'slow' (langzaam).
Hiermee bepaalt u de volumebalans van hoorn en rotor.
Hiermee regelt u de samplefrequentie.
geselecteerd, bepaalt deze parameter de gevoeligheid van de
modulatie die wordt toegepast op de ingangswijziging.
Als een van de VCM Touch Wah-effecten wordt geselecteerd,
bepaalt deze parameter de gevoeligheid van de wijziging in het
wah-filter die wordt toegepast op de ingangswijziging.
Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt om de rotatiesnelheid van
de hoorn te wijzigen van de huidige snelheid (langzaam of snel)
naar een andere (snel of langzaam) wanneer de rotatiesn elheid
wordt geschakeld.
Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt om de rotatiesnelheid van
de rotor te wijzigen van de huidige snelheid (langzaam of snel)
naar een andere (snel of langzaam) wanneer de rotatiesn elheid
wordt geschakeld.
frequentie van de LFO-golf die de cyclische vera ndering van de
vertragingsmodulatie regelt.
Als een van de phasertypen is geselecteerd, bepaalt deze
parameter de frequentie van de LFO-golf die de cyclische
verandering van de fasemodulatie regelt.
Wanneer 'VCM Auto Wah' is geselecteerd, wordt met deze
parameter de snelheid van de LFO bepaald.
Hiermee bepaalt u het minimale ingangsniveau voor het
toepassen van het effect.
flangertype bepaald.
Wanneer een van de wah-effecten is geselecteerd, wordt met
deze parameter het type Auto Wah bepaald.
Wanneer 'Early Reflection' is geselecteerd, wordt met deze
parameter het type reflectiegeluid bepaald.
Hoe hoger de instellingen, hoe groter de verstrooiing van de
reflecties.
MOTIF XF Naslaggids
29
Over MIDI
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
1
2
2
Weerbericht
Nieuws
Nieuws
MIDI-ontvangstkanaal 2
MIDI-verzendkanaal 2
MIDI-kabel
Nootnaam
Gatetijd
Aanslag
Staafdiagram van
aanslagsnelheid
Datawaarde
Staafdiagram van
de datawaarde
Over MIDI
MIDI (Musical Instrument Digital Interface) is een standaard waarmee u elektronische muziekinstrumenten met elkaar kunt laten
communiceren, door het versturen en ontvangen van uitwisselbare data zoals noten, besturingswijzigingen,
programmawijzigingen en verscheidene andere soorten MIDI-data en -berichten.
Deze synthesizer kan andere MIDI-apparaten besturen door nootgerelateerde data en verscheidene soorten besturingsdata
te versturen. Het apparaat kan ook worden bestuurd door binnenkomende MIDI-berichten die automatisch de
toongeneratormodus bepalen, de MIDI-kanalen, voices en effecten selecteren, parameterwaarden wijzigen en uiteraard
de voices bespelen die zijn opgegeven voor de verschillende partijen.
MIDI-kanalen
MIDI-speeldata worden toegewezen aan één van zestien
MIDI-kanalen. Door deze kanalen (1-16) te gebruiken,
kunnen de speelgegevens voor zestien verschillende
instrumentpartijen tegelijkertijd over één MIDI-kabel worden
verzonden.
Beschouw MIDI-kanalen als tv-kanalen. Elk tv-station
verzendt zijn uitzendingen over een bepaald kanaal.
Uw tv ontvangt veel verschillende programma's van
verscheidene tv-stations tegelijk en u selecteert het
desbetreffende kanaal om het gewenste programma
te bekijken.
MIDI werkt volgens hetzelfde basisprincipe.
Het zendende instrument stuurt MIDI-data op een bepaald
MIDI-kanaal (MIDI-zendkanaal) via één enkele MIDI-kabel
naar het ontvangende instrument. Als het MIDI-kanaal
(MIDI-ontvangstkanaal) van het ontvangende instrument
overeenkomt met het verzendkanaal, speelt het ontvangende
instrument de door het verzendende instrument verzonden
data af.
Zie pagina 228 voor informatie over het instellen van
het MIDI-zendkanaal en het MIDI-ontvangstkanaal.
MIDI-berichten die door deze
synthesizer worden verzonden/
herkend
De door de MOTIF XF verzonden/ontvangen berichten
worden getoond in het overzicht van MIDI-data-indeling
en MIDI-implementatie in de afzonderlijke datalijst.
Het toongeneratorblok (aangegeven met 'synth. part' in de
datalijst) en het sequencerblok (aangegeven met 'seq. part'
in de datalijst) van de MOTIF XF verwerken verschillende
MIDI-berichten. De MIDI-berichten die het sequencerblok
kan ontvangen, kunnen worden opgenomen op tracks van
een song/patroon. De MIDI-berichten die de toongenerator
kan ontvangen, kunnen echter invloed hebben op het geluid
van de MOTIF XF.
MIDI-events verwerkt door de MOTIF XF
In deze sectie komen MIDI-events aan bod, de data-indeling
waarin de door uw toetsenbordspel gegenereerde MIDIberichten worden opgenomen op een track of een song/
patroon. Deze hieronder beschreven events kunnen worden
bewerkt of ingevoegd in de displays van de modi Song Edit/
Pattern Edit.
Note
MOTIF XF Naslaggids
30
Dit zijn de events die noten definiëren, die het grootste deel
van alle performancedata uitmaken. De nootnaam (C -2 – G8)
definieert de toonhoogte. Via de gatetijd wordt de lengte
van de noot opgegeven in tellen en kloksignalen.
De aanslagsnelheid (1 – 127) geeft aan 'hoe hard' de noot
gespeeld wordt. Het staafdiagram aan de rechterkant is een
grafische weergave van de waarde.
Pitchbend
Loading...
+ 225 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.