Yamaha MOTIF XF7, MOTIF XF8, MOTIF XF6 User Manual [nl]

OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
213
213
4
5
Klik hier om te springen.
Naslaggids

Hoe deze gids te gebruiken

De naslaggids voor de MOTIF XF in PDF-indeling beschikt over speciale functies die alleen aanwezig zijn in elektronische bestanden, zoals de functies voor koppelingen en zoeken, waarmee u rechtstreeks naar een betreffende pagina kunt gaan door op het paginanummer van een specifieke term te klikken.
U kunt op de MOTIF XF kiezen uit acht verschillende kleurtypen (pagina 220). In deze gids worden de schermafbeeldingen gebruikt die u ziet als u de Color-parameter op 'Yellow' zet in de modus Utility. Dit is in het algemeen de meest zichtbare kleur, waardoor de gids gemakkelijk leesbaar is voor mensen met verschillende vormen van kleurherkenning.
Zoekfunctie
Deze in de viewersoftware geïntegreerde functie is heel handig als u de betekenis zoekt van termen die u niet kent. Als u Adobe Reader gebruikt om deze gids te lezen, voert u een specifiek woord in het zoekvak in en drukt u op <Enter> op het toetsenbord van uw computer om de betreffende sectie van deze gids weer te geven.
Download indien nodig de meest recente versie van de Adobe Reader van de volgende website: http://www.adobe.com/products/reader/
Weergave Vorige pagina/ Volgende pagina
Als u Adobe Reader gebruikt, kunt u via de knoppen op de werkbalk naar de weergave van de vorige pagina of de volgende pagina gaan. Deze functie is handig als u wilt terugkeren naar de vorige pagina als u rechtstreeks via een koppeling naar een andere pagina bent gegaan.
Als de knoppen voor de weergave Vorige pagina of Volgende pagina niet op de werkbalk worden weergegeven, houdt u de <Alt>-toets ingedrukt en drukt u op de toetsen <>/<> om naar de vorige of volgende pagina te gaan.
Zie de gebruikershandleiding van de software voor meer informatie over deze functies en andere functies in de software.
De functieboom gebruiken
Op de volgende pagina ziet u de functieboom van de MOTIF XF. Via deze functieboom kunt u zoeken naar de gewenste pagina's. Als u bijvoorbeeld bewerkingen gaat uitvoeren in de onderstaande display en u wilt een beschrijving van de display, dan leest u de volgende vijf punten.
45
1 'VOICE' geeft aan dat de MOTIF XF in de modus Voice staat.
Ga in de functieboom naar het gedeelte Modus Voice.
2 'Edit-Elm 1' geeft aan dat u in deze display de Element-
parameters voor Normal Voice kunt bewerken.
3 Hier kunt u nagaan wat het huidige type Voice is, Normal Voice
of Drum Voice.
45 Hier kunt u zien dat u eerst op de knop [F3] Filter en daarna
op de knop [SF1] Type moet drukken.
Als u deze vijf punten zoals aangegeven toepast op de functieboom, kunt u snel de gewenste pagina vinden.

Functieboom

Modus Voice

Modus Voice Play
VOICE
[VOICE]
*Beschikbaar op bepaalde displays.
Modus Voice Edit (Normal Voice)
VOICE
[VOICE] Selectie Normal Voice [EDIT] [COMMON]
VOICE
[VOICE] Selectie Normal Voice [EDIT] Selectie Element
Play Pagina
[SF6] INFO* 50
[F1] Play 48
[F2] Porta 50
[F3] EG/EQ 51
[F4] Arpeggio 52
[F6] Effect 64
Edit-Common ***** (Naam van Normal Voice) Pagina
[F1] General [SF1] Name 55
[SF2] Play Mode 55
[SF3] Other 57
[F2] ARP Main 58
[F3] ARP Other 59
[F4] Ctrl Set 61
[F5] Com LFO [SF1] Wave 62
[SF2] Set 63
[SF3] User 64
[F6] Effect [SF1] Connect 64
[SF2] Ins A 66
[SF3] Ins B
[SF4] Reverb
[SF5] Chorus
Edit-Elm ***** (Naam van Normal Voice) Pagina
[F1] Oscillator 69
[F2] Pitch [SF1] Tune 71
[SF2] PEG 72
[F3] Filter [SF1] Type 74
[SF2] FEG 76
[SF3] Scale 78
[F4] Amplitude [SF1] Level/Pan 79
[SF2] AEG 80
[SF3] Scale 81
[F5] Elm LFO 82
[F6] EQ 83
Modus Voice Edit (Drum Voice)
VOICE
[VOICE] Selectie Drum Voice [EDIT] [COMMON]
VOICE
[VOICE] Selectie Drum Voice [EDIT] Selectie Drumtoets
Edit-Common ***** (Naam van Drum Voice) Pagina
[F1] General [SF1] Name 85
[F2] ARP Main 85
[F3] ARP Other 85
[F4] Ctrl Set 86
[F6] Effect [SF1] Connect 86
Edit-Key ***** (Naam van Drum Voice) Pagina
[F1] Oscillator 87
[F3] Filter 89
[F4] Amplitude 89
[F6] EQ 90
Modus Voice Job
Voice Job
[JOB] [F1] Init 91
[VOICE]
[F2] Recall 92
[F3] Copy 92
[F4] Bulk 92
Modus Voice Store
Voice Store
[VOICE] [STORE]
[SF2] Play Mode 85
[SF3] Other 85
[SF2] Ins A 86
[SF3] Ins B
[SF4] Reverb
[SF5] Chorus
Pagina
Pagina
54
MOTIF XF Naslaggids
2
Functieboom

Modus Performance

Modus Performance Play
PERF
[PERFORM]
*Beschikbaar op bepaalde displays.
Modus Performance Record
PERF
[PERFORM] [I] (Record)
Modus Performance Edit
PERF
[PERFORM] [EDIT] [COMMON]
PERF
[PERFORM] [EDIT] Selectie Part
Modus Performance Job
Perfo rmance Job
[PERFORM] [JOB]
Play Pagina
[F1] Play 95
[F2] Voice 97
[F3] EG 97
[F4] Arpeggio 98
[F6] Effect 107
Record Pagina
[F1] Setup 98
Edit-Common Pagina
[F1] General [SF1] Name 102
[F2] Level/MEF [SF1] Level 104
[F4] Audio In [SF1] Output 106
[F5] Effect [SF1] Connect 107
Edit-Part Pagina
[F1] Voice [SF1] Voice 109
[F2] ARP Main 112
[F3] ARP Other 114
[F4] EG 115
[F5] EQ 116
[F6] Rcv Switch 116
[F1] Init 117
[F2] Recall 117
[F3] Copy 118
[F4] Bulk 118
[SF6] INFO* 96
[SF2] Porta 103
[SF3] Part EQ 103
[SF4] Other 104
[SF2] Master FX 104
[SF3] Master EQ 105
[SF2] Connect 106
[SF3] Ins A 107
[SF3] Ins B
[SF2] Ins Switch 108
[SF3] Reverb 108
[SF4] Chorus
[SF2] Output 110
[SF3] Other 111
Pagina
Modus Performance Store
Performance Store
[PERFORM]
[STORE] 101

Modus Song

Modus Song Play
SONG
[SONG]
*Beschikbaar op bepaalde displays.
Modus Song Record
SONG
[SONG] [I] (Record)
Modus Song Edit
SONG
[SONG] [EDIT]
Modus Song Job
Song Job
[SONG] [JOB]
Play Pagina
[F1] Track View 139
[F2] Play FX 141
[F3] Track [SF1] Out 142
[F4] Chain 143
Record Pagina
[F1] Setup 145
[F2] Arpeggio 147
Edit Pagina
[F1] Undo/Redo 154
[F2] Note 01 Quantize 154
02 Modify Velocity 155
03 Modify Gate Time 156
04 Crescendo 156
05 Transpose 156
06 Glide 157
07 Create Roll 157
08 Sort Chord 158
09 Separate Chord 158
[F3] Event 01 Shift Clock 158
02 Copy Event 159
03 Erase Event 159
04 Extract Event 159
05 Create Continuous Data
06 Thin Out 160
07 Modify Control Data 161
08 Beat Stretch 161
[F4] Measure 01 Create Measure 161
02 Delete Measure 162
Pagina
[SF6] INFO* 142
[SF2] Loop 143
150
Pagina
160
MOTIF XF Naslaggids
3
Functieboom
Modus Song Job
Song Job
[SONG] [JOB]
[F5] Track 01 Copy Track 162
02 Exchange Track 163
03 Mix Track 163
04 Clear Track 163
05 Normalize Play Effect 163
06 Divide Drum Track 163
07 Put Track to Arpeggio 164
08 Copy Phrase 164
[F6] Song 01 Copy Song 165
02 Split Song to Pattern 165
03 Clear Song 165
Modus Song Store
Song Store
[SONG] [STORE]

Modus Pattern

Modus Pattern Play
PATTERN
[PATTERN]
*Beschikbaar op bepaalde displays.
Modus Pattern Chain Record
PATTERN
[PATTERN] [F5] Chain [I] (Record)
Modus Pattern Chain Edit
PATTERN
[PATTERN] [F5] Chain [EDIT]
Modus Pattern Record
Play Pagina
[F1] Play 168
[F2] Play FX 169
[F3] Track 169
[F4] Patch 170
[F5] Chain 171
[F6] Remix 175
Chain Record Pagina
Chain Record Pagina
Pagina
Pagina
144
[SF6] INFO* 169
172
[SF1] View Filter 173
[SF2] Copy 173
[SF3] Song 174
[SF4] Insert 174
[SF5] Delete 174
Modus Pattern Edit
PATTERN
[PATTERN] [EDIT]
Edit Pagina
Modus Pattern Job
Pattern Job
[PATTERN] [JOB]
[F1] Undo/Redo 154
[F2] Note 01 Quantize 154
[F3] Event 01 Shift Clock 158
[F4] Phrase 01 Copy Phrase 182
[F5] Track 01 Copy Track 185
[F6] Pattern 01 Copy Pattern 186
Modus Pattern Store
Pattern Store
[PATTERN] [STORE]
179
Pagina
02 Modify Velocity 155
03 Modify Gate Time 156
04 Crescendo 156
05 Transpose 156
06 Glide 157
07 Create Roll 157
08 Sort Chord 158
09 Separate Chord 158
02 Copy Event 159
03 Erase Event 159
04 Extract Event 159
05 Create Continuous Data
06 Thin Out 160
07 Modify Control Data 161
08 Beat Stretch 161
02 Exchange Phrase 183
03 Mix Phrase 183
04 Append Phrase 183
05 Split Phrase 184
06 Get Phrase from Song 184
07 Put Phrase to Song 184
08 Clear Phrase 185
02 Exchange Track 185
03 Mix Track 185
04 Clear Track 185
05 Normalize Play Effect 186
06 Divide Drum Track 186
07 Put Track to Arpeggio 186
02 Append Pattern 186
03 Split Pattern 187
04 Clear Pattern 187
160
Pagina
177
PATTERN
[PATTERN] [I] (Record)
MOTIF XF Naslaggids
4
Record Pagina
[F1] Setup 178
[F2] Arpeggio 147
Functieboom

Modus Mixing

Modus Mixing Play
SONG PATTERN
[SONG] / [PATTERN] [MIXING]
Modus Mixing Edit
SONG PATTERN
[SONG] / [PATTERN] [MIXING] [EDIT] [COMMON]
SONG PATTERN
[SONG] / [PATTERN] [MIXING] [EDIT] Selectie Part
Mix Play Pagina
Edit-Common Pagina
Edit-Part Pagina
[F1] Part 1-16 190
[F2] Audio 191
[F5] Effect 193
[F6] Vce Edit 198
[F1] General 192
[F2] Master FX [SF2] Master FX 193
[SF3] Master EQ 193
[F4] Audio In [SF1] Output 193
[SF2] Connect 193
[SF3] Ins A 193
[SF4] Ins B
[F5] Effect [SF1] Connect 193
[SF2] Ins Switch 193
[SF3] Reverb 193
[SF4] Chorus
[F1] Voice [SF1] Voice 194
[SF2] Output 194
[SF3] Other 194
[F2] ARP Main 194
[F3] ARP Other 194
[F4] EG 194
[F5] EQ 195
[F6] Rcv Switch 195
SONG PATTERN
[SONG] / [PATTERN] [MIXING] Selectie Normal Voice [F6] Vce Edit Selectie Element
Edit-Elm Pagina
[F1] Oscillator 69
[F2] Pitch [SF1] Tune 71
[SF2] PEG 72
[F3] Filter [SF1] Type 74
[SF2] FEG 76
[SF3] Scale 78
[F4] Amplitude [SF1] Level/Pan 79
[SF2] AEG 80
[SF3] Scale 81
[F5] Elm LFO 82
[F6] EQ 83
Modus Mixing Voice Edit (Drum Voice)
SONG PATTERN
[SONG] / [PATTERN] [MIXING] Selectie Drum Voice [F6] Vce Edit [COMMON]
SONG PATTERN
[SONG] / [PATTERN] [MIXING] Selectie Drum Voice [F6] Vce Edit Selectie Drum Key
Edit-Common Pagina
[F1] General [SF1] Name 85
[SF2] Play Mode 85
[SF3] Other 85
[F4] Ctrl Set 86
[F6] Effect [SF1] Connect 86
[SF2] Ins A 86
[SF3] Ins B
Edit-Key Pagina
[F1] Oscillator 87
[F3] Filter 89
[F4] Amplitude 89
[F6] EQ 90
Modus Mixing Voice Job
Mix Voice Job
[SONG] / [PATTERN] [MIXING] [F6] Vce Edit [JOB]
[F2] Recall 200
[F3] Copy 200
[F4] Delete 200
Pagina
Modus Mixing Voice Edit (Normal Voice)
SONG PATTERN
[SONG] / [PATTERN] [MIXING] Selectie Normal Voice [F6] Vce Edit [COMMON]
Edit-Common Pagina
[F1] General [SF1] Name 55
[SF2] Play Mode 55
[SF3] Other 57
[F2] ARP Main 58
[F3] ARP Other 59
[F4] Ctrl Set 61
[F5] Com LFO [SF1] Wave 62
[SF2] Set 63
[SF3] User 64
[F5] Effect [SF1] Connect 64
[SF2] Ins A 66
[SF3] Ins B
Modus Mixing Voice Store
Mix Voice Store
[SONG] / [PATTERN] [MIXING] [F6] Vce Edit [STORE]
Modus Mixing Job
Mix Job
[SONG] / [PATTERN] [MIXING] [EDIT] [JOB]
[SONG] / [PATTERN] [MIXING] [EDIT] [JOB]
[F1] Init 195
[F2] Recall 196
[F3] Copy [SF1] Part 196
[SF2] Voice 196
[SF3] Perf 197
[F4] Bulk 197
[F5] Template [SF1] Mix 197
[SF2] Perf 197
MOTIF XF Naslaggids
Pagina
199
Pagina
5
Functieboom

Modus Sampling

Modus Sampling
SAMPLE
[VOICE] / [PERFORM] [INTEGRATED SAMPLING] [SONG] / [PATTERN] [INTEGRATED SAMPLING]
Modus Sampling Record (Voice/Performance)
SAMPLE
[VOICE] / [PERFORM] [INTEGRATED SAMPLING] [F6] Rec
*Beschikbaar op bepaalde displays. **Starten/stoppen van Sampling verschilt afhankelijk van de instelling.
Select Pagina
Record Pagina
[SF6] INFO* 123
STANDBY
RECORDING
FINISHED
[F6] Standby 124
Sampling start** 125
Sampling stop** 125
120 203
Modus Sampling Job
Sample Job
[INTEGRATED SAMPLING] [JOB]
[F2] Waveform 01 Copy 134
[F3] Other 01 Optimize Memory 135

Modus Master

Modus Master Play
Pagina
02 Delete 135
03 Extract 135
04 Transpose 135
05 Rename 135
02 Delete All 135
03 Copy to Flash Memory 135
Modus Sampling Record (Song/Pattern)
SAMPLE
[SONG] / [PATTERN] [INTEGRATED SAMPLING] [F6] Rec
*Beschikbaar op bepaalde displays. **Starten/stoppen van Sampling verschilt afhankelijk van de instelling. ***Beschikbaar indien u vóór de Sampling-handeling 'slice+seq' hebt geselecteerd.
Record Pagina
[SF6] INFO* 123
STANDBY
RECORDING
FINISHED
[F6] Standby 205
[F6] Start** 206
[F6] Stop** 206
[ENTER] (Record Trim display)***
[F6] Slice (Record Slice display)***
Modus Sampling Edit
SAMPLE
[INTEGRATED SAMPLING] [EDIT]
Edit Pagina
[F1] Trim 127
[F2] Param 128
Modus Sampling Job
Sample Job
[INTEGRATED SAMPLING] [JOB]
[F1] KeyBank 01 Copy 130
02 Delete 131
03 Move 131
04 Normalize 131
05 Time Stretch 132
06 Convert Pitch 132
07 Fade In/Out 132
08 Half Sampling Frequency
09 Stereo to Mono 133
10 Loop-Remix 133
11 Slice 134
207
208
Pagina
133
MASTER
[MASTER]
*Beschikbaar op bepaalde displays.
Play Pagina
Modus Master Edit
MASTER
[MASTER] [EDIT] [COMMON]
MASTER
[MASTER] [EDIT] Selectie Zone
Edit-Common Pagina
[F1] Name 214
[F2] Other 214
Edit-Zone Pagina
[F1] Transmit 215
[F2] Note 215
[F3] Tx Switch [SF1] Program 215
[F4] Preset 216
[F5] Knob/Slider 217
Modus Master Job
Master Job
[MASTER] [JOB]
[F1] Init 217
[F4] Bulk 218
Modus Master Store
Master Store
[MASTER] [STORE]
[SF6] INFO* 214
[SF2] Control 216
Pagina
Pagina
213
MOTIF XF Naslaggids
6
Functieboom

Modus Utility

Modus Utility
UTILITY
[UTILITY]
[F1] Play [SF1] Play 219
[F2] I/O 223
[F3] Voice [SF1] Master FX 224
[F4] Voice Audio [SF1] Output 226
[F5] Control [SF1] Remote 228
[F6] Flash 231
*Beschikbaar op bepaalde displays.
Pagina
[SF6] INFO* 219
[SF2] Screen 220
[SF3] Network 221
[SF4] Auto Load 223
[SF2] Master EQ 224
[SF3] Arpeggio 225
[SF4] Tuning 225
[SF2] Connect 227
[SF3] Ins A 227
[SF4] Ins B
[SF2] MIDI 228
[SF3] Control 230

Modus File

Modus File
File
[FILE]
[F1] File [SF1] Save 241
[SF2] Load 242
[SF3] Rename 238
[SF4] Delete 238
[SF5] New Dir 238
[F2] Mount 239
[F3] Format 240
[F4] Audio [SF1] Rec 248
[SF2] Play
Pagina
Modus Sequencer Setup
Sequencer Setup
[PERFORM] / [SONG] / [PATTERN] [SEQ SETUP]
[F1] Click 231
[F2] MIDI Filter 232
[F3] Quick 232
[F4] Other 233
Modus Utility Job
Utility Job
[UTILITY] [JOB]
Modus Utility Store
Utility Store
[UTILITY] [STORE]
Pagina
Pagina
231
Pagina
219
MOTIF XF Naslaggids
7
Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen

Sectie Basisbediening

Sectie Basisbediening
Regelblok
(pagina 21)
Toetsenbord
Regelaars
Arpeggioblok
(pagina 15)
Arpeggio afspelen x 4
Vooraf ingestelde arpeggio
Gebruikersarpeggio
Sequencerblok
(pagina 12)
16-tracks MIDI-sequencer
Songs en patronen
Toongeneratorblok
(pagina 9)
AWM2-toongenerator
16 partijen
Voices en performances
Song Mixing
Pattern Mixing
Samplingblok (pagina 21)
Samples, Waveforms (golfvormen)
Effectblok (pagina 22)
Systeemeffecten
Insertion-effect x 8
Element-EQ
Part EQ x 16
Master-effect
Master-EQ
Audio-ingangsblok
(pagina 12)
A/D-ingang, IEEE1394
Extern MIDI-apparaat
Computer
Microfoon, gitaar, bas, audioapparatuur, enz.
Computer met
IEEE1394-
aansluiting(en)
Luidsprekers met eigen
voeding, enz.
Audiosignaalbaan
MIDI-berichtenbaan
MIDI OUT MIDI IN USB TO HOST A/D INPUT
IEEE1394
(FW16E)
OUTPUT/
ASSIGNABLE OUTPUT

Basisstructuur

De zeven functionele blokken

Het MOTIF XF-systeem bestaat uit zeven functionele hoofdblokken: Toongenerator, Sampling, Audio-invoer, Sequencer, Arpeggio, Regelaar en Effect.
MOTIF XF Naslaggids
8

Toongeneratorblok

BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
Aanslag
Element 1
Element 2
Element 3
Element 4
Element 5
Element 6
Toets 1 Toets 5Toets 10 Toets 18 Toets 21 Toets 73
C0
C1 C6
Afzonderlijke
drumgeluiden
(voor elke
toets anders)
Toongeneratorblok
Het toongeneratorblok is het gedeelte dat het daadwerkelijke geluid produceert als reactie op de MIDI-berichten die worden ontvangen van het sequencerblok, het regelaarblok, het arpeggioblok en van het externe MIDI-instrument via de MIDI IN­aansluiting of de USB-aansluiting. De structuur van het toongeneratorblok is afhankelijk van de modus.
4 en 6 klinken als het toetsenbord krachtig wordt bespeeld.
Toongeneratorblok in de modus Voi ce
Partijstructuur in de modus Voice
In deze modus ontvangt het toongeneratorblok MIDI-data via één kanaal. Deze status wordt een 'unitimbrale' toongenerator genoemd. Een voice wordt op het toetsenbord afgespeeld via één partij. Houd er rekening mee dat songdata op een externe sequencer die bestaat uit meerdere MIDI-kanalen, niet goed worden afgespeeld in deze modus. Als u een externe MIDI­sequencer of een computer gebruikt om het instrument te bespelen, moet u de modus Song of Pattern gebruiken.
In een praktisch voorbeeld van dit gebruik zou een pianovoice kunnen worden samengesteld uit zes verschillende samples. Element 1, 3 en 5 vertegenwoordigen daarin het geluid van de piano als deze zacht wordt bespeeld in een nootbereik, terwijl element 2, 4 en 6 de krachtig gespeelde geluiden vertegenwoordigen voor elk afzonderlijk nootbereik. De MOTIF XF is eigenlijk nog flexibeler, omdat hierop maximaal acht afzonderlijke elementen zijn toegestaan.
Voi ce
Een programma dat de geluidselementen bevat voor het genereren van het geluid van een specifiek muziekinstrument, wordt een 'voice' genoemd. Intern bestaan twee typen voices: normale voices en drumvoices. De normale voices bestaan hoofdzakelijk uit melodische geluiden van muziekinstrumenten die over het toetsenbordbereik kunnen worden afgespeeld. De drumvoices bestaan hoofdzakelijk uit percussie- en drumgeluiden die worden toegewezen aan afzonderlijke noten op het toetsenbord.
Zie pagina 53 voor instructies voor het bewerken van een normale voice. Zie pagina 84 voor instructies voor het bewerken van een drumvoice.
Normale voices en drumvoices
Normal Voice
Dit is een voice die normaal op het toetsenbord wordt afgespeeld, waarbij de standaardtoonhoogte is te horen voor elke toets. Elke normale voice kan maximaal acht elementen hebben. Afhankelijk van de instellingen in de modus Voice Edit hoort u deze elementen tegelijkertijd of worden de verschillende elementen afgespeeld op basis van de instellingen voor het nootbereik, het aanslagsnelheidsbereik en de XA (Expanded Articulation). In de illustratie hieronder ziet u een voorbeeld van een normale voice. Omdat de zes elementen in het voorbeeld zijn verdeeld over het nootbereik van het toetsenbord en het aanslagsnelheidsbereik, hoort u een ander element afhankelijk van de noot die u speelt en met welke kracht. In de nootdistributie klinken element 1 en 2 in het lagere bereik van het toetsenbord, klinken element 3 en 4 in het middenbereik en klinken element 5 en 6 in het hogere bereik. In de aanslagsnelheidsdistributie klinken element 1, 3 en 5 als het toetsenbord zacht wordt bespeeld, terwijl element 2,
Drumvoice (Drumkit)
De drumvoices bestaan hoofdzakelijk uit percussie- en drumgeluiden die worden toegewezen aan afzonderlijke noten op het toetsenbord. Een verzameling van toegewezen percussie-/drumgolven of normale voices wordt een drumkit genoemd.
Expanded Articulation (XA)
Expanded Articulation (XA) is een speciaal ontworpen toongeneratiesysteem waarmee u over meer flexibiliteit en groter akoestisch realisme beschikt bij uw spel. Hiermee functie kunt u realistische geluiden en natuurlijke speltechnieken, zoals legato en staccato, doelmatig nabootsen en beschikt u over unieke modi voor willekeurige en afwisselende geluidswijzigingen terwijl u speelt.
Realistisch legatospel
Op conventionele synthesizers wordt een legato-effect bereikt doordat de volume-envelope van een eerdere noot wordt voortgezet voor de volgende noot, in monomodus. Dit resulteert echter in een onnatuurlijk geluid dat verschilt van het geluid van een echt akoestisch instrument. De MOTIF XF kan het legato-effect beter reproduceren doordat specifieke elementen kunnen klinken bij het afspelen van legato, terwijl andere elementen normaal kunnen worden afgespeeld (met de XA Control-parameters ingesteld op 'normal' en 'legato').
MOTIF XF Naslaggids
9
Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Toongeneratorblok
OSC
(Oscillator)
Waveform
(AWM2)
LFO
Lagefrequentie-
oscillator
PITCH
Regelt de
toonhoogte
(pitch) van het geluid.
Pitch EG
(Pitch
Envelope
Generator)
FILTER
Wijzigt de
klankkleurkwalit
eit van de
geluidsuitvoer
vanaf de
PITCH-eenheid.
Filter EG
(Filter
Envelope
Generator)
AMP
Regelt het uitgangs-
niveau (amplitude)
van de geluids-
uitgang vanaf de
FILTER-eenheid.
Vervolgens worden
de signalen volgens
dit niveau verzonden
naar het effectblok.
Amplitude EG
(Amplitude
Envelope
Generator)
Authentiek nootreleasegeluid
Conventionele synthesizers zijn niet goed in het weergeven van het geluid dat wordt geproduceerd als de noot van het akoestische instrument wordt losgelaten. De MOTIF XF geeft het geluid dat wordt geproduceerd als de noot van het akoestische instrument wordt losgelaten natuurgetrouw weer, doordat de XA Control-parameter van een bepaald element kan worden ingesteld op 'key off sound'.
Subtiele geluidsvariaties voor elke noot die wordt gespeeld
Conventionele synthesizers proberen dit effect te reproduceren door de toonhoogte en/of het filter op willekeurige wijze te wijzigen. Dit resulteert echter in een elektronisch effect dat sterk verschilt van de werkelijke geluidswijzigingen op een akoestisch instrument. De MOTIF XF geeft deze subtiele geluidsvariaties veel nauwkeuriger weer via de instellingen van de XA­besturingsparameters 'wave cycle' en 'wave random'.
Overschakelen tussen verschillende geluiden om het natuurlijke spel op een akoestisch instrument te reproduceren
Akoestische instrumenten hebben eigen, unieke eigenschappen of zelfs specifieke unieke geluiden die alleen op bepaalde tijden tijdens het spel hoorbaar zijn. Voorbeelden zijn de tongslag van een fluit of het spelen van zeer hoge boventonen op een akoestische gitaar. De MOTIF XF daarentegen reproduceert deze speciale geluiden doordat u kunt overschakelen tussen de geluiden terwijl u speelt, met behulp van de ASSIGNABLE FUNCTION-knoppen en de instellingen van de XA­besturingsparameters 'AF 1 on', 'AF 2 on' en 'all AF off'.
Nieuwe geluiden en nieuwe manieren van spelen
De zeer veelzijdige functies die hierboven zijn beschreven kunnen niet alleen doelmatig worden toegepast op akoestische geluiden, maar ook op synthesizervoices en elektronische voices. De functie XA biedt daarmee een enorm potentieel voor het produceren van authentieke geluiden, expressief spel en het ontdekken van nieuwe spelstijlen.
Als u geluiden zoals hierboven zijn beschreven wilt maken met behulp van Expanded Articulation, raadpleegt upagina70.
Elementen en drumtoetsen
Elementen en drumtoetsen zijn de kleinste 'bouwstenen' op de MOTIF XF waaruit een voice bestaat. Sterker nog: er kan slechts één element of drumtoets worden gebruikt om een voice te maken. Deze kleine geluidseenheden kunnen worden opgebouwd, versterkt en verwerkt met een groot aantal traditionele synthesizerparameters zoals Oscillator, Pitch Filter, Amplitude en LFO (hieronder toegelicht).
MOTIF XF Naslaggids
10
Oscillator
Deze eenheid verzendt de golf die de basistoonhoogte bepaalt. U kunt de golfvorm (of het basisgeluidsmateriaal) toewijzen aan elk element van een normale voice of elke toets van een drumvoice. Bij een normale voice kunt u het nootbereik instellen voor het element (het bereik van noten op het toetsenbord waarop het element zal klinken), evenals de aanslagsnelheid (het bereik van nootaanslagsnelheden waarin het element zal klinken). Daarnaast kunt u de met XA verwante parameters in deze eenheid instellen. De oscillatorparameters kunnen worden ingesteld in de display Oscillator (pagina 69 en 87).
Pitch
Deze eenheid regelt de toonhoogte (golf) van de geluidsuitgang vanaf de oscillator. In het geval van een normale voice kunt u aparte elementen ontstemmen, toonhoogteschaalverdeling toepassen, enz. U kunt ook het variëren van de toonhoogte in een bepaald tijdsbestek regelen door de PEG (Pitch Envelope Generator) in te stellen. Toonhoogteparameters kunnen worden ingesteld in de display Pitch (pagina 71) en de display Pitch EG (pagina 72) van de modus Voice Edit. Toonhoogteparameters van een drumvoice kunnen worden ingesteld in de display Oscillator.
Filter
Deze eenheid wijzigt de toon van de geluidsuitgang vanaf Pitch door de uitvoer van een specifiek frequentiegedeelte van het geluid af te snijden. U kunt ook het variëren van de afsnijfrequentie van het filter in een bepaald tijdsbestek regelen door de FEG (Filter Envelope Generator) in te stellen. Filterparameters kunnen worden ingesteld in de display Filter (pagina 74 en 89), de display Filter EG (pagina 76) en de display Filter Scale (pagina 78) van de modus Voice Edit.
Amplitude
Deze eenheid regelt het uitgangsniveau (amplitude) van de geluidsuitgang vanaf het filterblok. Vervolgens worden de signalen volgens dit niveau verzonden naar het effectblok. U kunt ook het variëren van het volume in een bepaald tijdsbestek regelen door de AEG (Amplitude Envelope Generator) in te stellen. Amplitudeparameters kunnen worden ingesteld in de display Amplitude (pagina 79 en 89), de display Amplitude EG (pagina 80) en de display Amplitude Scale (pagina 81) van de modus Voice Edit.
Toongeneratorblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
LFO (Low Frequency Oscillator)
Zoals zijn naam al aangeeft, genereert de LFO een laagfrequente golf. Deze golven kunnen worden gebruikt om de toonhoogte, het filter of de amplitude van elk element te variëren voor het creëren van effecten zoals vibrato, wah en tremolo. De LFO kan voor elk element afzonderlijk of voor alle elementen tegelijk worden ingesteld. LFO-parameters kunnen worden ingesteld in de display Common LFO (pagina 62) en de display Element LFO (pagina 82) van de modus Voice Edit.
Geheugenstructuur van voice
Normale voice
Presetbanken 1 – 8 1024 normale voices
GM-bank 128 voices
Gebruikersbanken 1 – 4
Drumvoice (Drumkit)
Vooraf ingestelde drumbank
GM-drumbank 1 voice
Gebruikersdrumbank 64 voices
(128 voices voor elke bank)
512 normale voices (128 voices voor elke bank) (Standaard bevat gebruikersbank 1 de oorspronkelijke voices, terwijl gebruikersbank 2-4 de voices bevatten die uit de vooraf ingestelde voices zijn gekozen.)
32 voices
(Standaard worden de oorspronkelijke voices toegewezen aan nr. 1 – 8, terwijl de voices die uit de vooraf ingestelde voices zijn gekozen aan nr. 9 – 32 worden toegewezen.)
Performance
Een programma waarin meerdere voices (partijen) worden gecombineerd in een layer of in andere configuraties wordt een 'performance' genoemd. Elke performance kan maximaal vier verschillende partijen (voices) bevatten. U maakt elke performance door het bewerken van parameters die uniek zijn voor elke partij en parameters die gemeenschappelijk zijn voor alle partijen.
Geheugenstructuur van performance
Er worden vier gebruikersbanken geleverd. Elke bank bevat 128 performances. Derhalve worden in totaal 512 gebruikersperformances geleverd.
Toongeneratorblok in de modus Song/Pattern
Partijstructuur van het toongenerator­blok in de modus Song/Pattern
In deze modi worden verschillende partijen geleverd en kunnen voor elke partij verschillende voices en verschillende melodieën en frasen worden afgespeeld. Aangezien u in deze modi het MIDI-kanaal kunt instellen voor elke partij van het toongeneratorblok, kunt u een externe MIDI-sequencer alsmede het sequencerblok van het instrument gebruiken om de geluiden af te spelen. De sequencedata van elke track spelen de overeenkomstige partijen (de partijen met dezelfde MIDI-kanaaltoewijzing) in het toongeneratorblok.
Toongeneratorblok in de modus Performance
Partijstructuur in de modus Performance
In deze modus ontvangt het toongeneratorblok MIDI-data via één kanaal. Naar deze status wordt verwezen als 'unitimbrale' toongenerator. In deze modus kunt u een performance spelen (waarin meerdere voices (partijen) worden gecombineerd in een layer of in andere configuraties) met het toetsenbord. Houd er rekening mee dat songdata op een externe sequencer die bestaat uit meerdere MIDI-kanalen, niet goed worden afgespeeld in deze modus. Als u een externe MIDI­sequencer of een computer gebruikt om het instrument te bespelen, moet u de modus Song of Pattern gebruiken.
Wat is Mixing?
Een programma waarin meerdere voices worden toegewezen aan partijen voor multitimbraal bespelen in de modi Song en Pattern wordt een 'mix' genoemd. Elke mix kan bestaan uit maximaal 16 partijen. U maakt elke mix door het bewerken van parameters die uniek zijn voor elke partij en parameters die gemeenschappelijk zijn voor alle partijen in de modus Mixing (pagina 192).
Geheugenstructuur van mixing
Voor elke song en elk patroon is er een mixprogramma. Als u een andere song of een ander patroon selecteert, wordt het bijbehorende mixprogramma geactiveerd.
Modus Song
64 mixinstellingen (voor elke song één mix)
Pattern, modus
64 mixinstellingen (voor elk patroon één mix)
MOTIF XF Naslaggids
11

Sampling Block

Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Maximum Polyphony
Maximale polyfonie verwijst naar het hoogste aantal noten dat tegelijk kan worden geproduceerd door de interne toongenerator van het instrument. De maximale polyfonie van de synthesizer is 128. Wanneer het interne toongeneratorblok meer noten ontvangt, worden eerder gespeelde noten afgekapt. Dit is met name merkbaar bij voices zonder decay. De maximale polyfonie geldt voor het aantal voice-elementen dat wordt gebruikt, niet voor het aantal voices. Wanneer normale voices met maximaal acht elementen worden gebruikt, is het maximale aantal gelijktijdige noten mogelijk minder dan 128.
Sampling Block
Via het samplingblok kunt u uw eigen opgenomen geluiden (uw stem, een instrument, ritmes, speciale geluidseffecten, enz.) in het systeem van deze synthesizer brengen en deze geluiden precies zo afspelen als u welke voice dan ook afspeelt. Deze geluiden, de audiodata, kunnen worden vastgelegd via de A/D-ingangs- en IEEE1394-aansluiting (beschikbaar indien de optionele FW16E is geïnstalleerd) met maximaal 16-bits en kwaliteit van 44.1 kHz. Houd er rekening mee dat de data die door de samplingbewerking worden gemaakt, afhankelijk zijn van de modus van waaruit de modus Sampling is geactiveerd: Voice/Performance of Song/Pattern. Zie respectievelijk pagina 119 en 201.

Audio Input block

Dit blok verwerkt de audiosignaalinvoer vanuit de A/D-ingangs- en IEEE1394-aansluiting (beschikbaar indien de optionele FW16E is geïnstalleerd). U kunt verschillende parameters, zoals volume, pan en effect, instellen voor het audiosignaal en het geluid samen met andere voices laten uitvoeren. Het Insertion-effect en de systeemeffecten kunnen worden toegepast op de audiosignaalinvoer via de A/D INPUT-aansluiting. De audioinvoerparameters kunnen in de volgende display worden ingesteld.
Modus Display Pagina
Voice, modus [F4] Display Voice Audio in de modus Utility 226
Performance, modus [F4] Display Audio In in de modus Performance Edit 106
Modus Song/Pattern [F4] Display Audio In in de modus Mixing Edit 193
De versterking van het audiosignaal via de A/D INPUT-aansluiting kan worden aangepast via de versterkingsknop op het achterpaneel.

Sequencerblok

Via dit blok kunt u songs en patronen maken door uw performances op te nemen en te bewerken als MIDI-data (via het regelblok) en deze vervolgens af te spelen met het toongeneratorblok.
Sequencerblok in de modus Song
Wat is een song?
Een song wordt gemaakt door de MIDI-sequencedata die worden gemaakt door uw toetsenbordspel op elke track op te nemen. Een song op deze synthesizer is in wezen hetzelfde als een song op een MIDI-sequencer en het afspelen ervan stopt automatisch aan het einde van de opgenomen data.
Songtrackstructuur
Een song bestaat uit 16 aparte tracks, een scenetrack en een tempotrack.
Sequencetracks 1 – 16
Neem uw toetsenbordspel op deze tracks op via realtime opname (pagina 144) en bewerk de opgenomen data in de modus Song Edit (pagina 150).
MOTIF XF Naslaggids
12
Sequencerblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Song 01 Song 22 Song 15
Sectie A Sectie B Sectie C
OPMERKING
Track 1 Track 2
:
Track 16
Frase 001 Frase 002
:
Frase 003
Frase 001 Frase 002 Frase 003
:
MIDI-data MIDI-data MIDI-data
:
Scenetrack
Op deze track kunt u scenewijzigingsinstellingen opnemen, zoals de status van trackdemping en solo. Deze kunnen worden ingesteld in de display Song Play (pagina 136) en worden opgeroepen tijdens het afspelen van songs. Tijdens het afspelen van songs veranderen de trackdempings- en soloinstellingen automatisch op basis van de instellingen die u voor de scenetrack hebt opgenomen. U kunt deze track opnemen via realtime opname (pagina 144) en de opgenomen data bewerken in de modus Song Edit (pagina 150).
Tempotrack
Op deze track kunt u tempowijzigingsinstellingen opnemen. Tijdens het afspelen van songs veranderen de tempowijzigingen automatisch op basis van de instellingen die u voor deze track hebt opgenomen. U kunt deze track opnemen via realtime opname (pagina 144) en de opgenomen data bewerken in de modus Song Edit (pagina 150).
Songketen
Met deze functie kunt u songs aan elkaar 'ketenen' om ze automatisch na elkaar te laten afspelen. Zie pagina 143 voor instructies voor het gebruik hiervan.
Patroonketen
In een patroonketen rijgt u verschillende secties (binnen één patroon) aan elkaar om één volledige song te maken. U kunt de MOTIF XF secties automatisch laten wijzigen door vooraf een patroonketen te maken, waarbij het afspelen van een patroon via de display Pattern Chain met sectiewijzigingen wordt opgenomen. U kunt deze functie ook gebruiken bij het maken van songs op basis van een bepaald patroon, aangezien de gemaakte patroonketen in Pattern Chain Edit kan worden omgezet in een song (pagina 174). Voor elk patroon kan één patroonketen worden gemaakt.
Frase
Dit zijn de elementaire MIDI-sequentiegegevens in een track (en de kleinste eenheid) die worden gebruikt bij het maken van een patroon. Een 'frase' is een korte muziek-/ ritmepassage voor één instrument, zoals een ritmepatroon voor de ritmepart, een baslijn voor de baspart of een achtergrondakkoord voor de gitaarpart. Deze synthesizer biedt geheugenruimte voor 256 van uw eigen gebruikerfrasen.
De MOTIF XF heeft geen vooraf ingestelde frasen.
Sequencerblok in de modus Pattern
Wat is een patroon?
Op de MOTIF XF verwijst de term 'patroon' naar een relatief korte muziek- of ritmefrase (1 tot 256 maten) die voor afspelen in een lus wordt gebruikt. Als het afspelen van een patroon eenmaal is gestart, wordt dit dus herhaald totdat u op de knop [J] (Stoppen) drukt.
Sectie
Patronen zijn meer dan alleen een enkele frase. Ze bevatten 16 variaties, 'secties' genaamd. Deze secties kunnen tijdens het afspelen worden gewijzigd en worden gebruikt als ritme-/ achtergrondvariaties voor de verschillende partijen van een song. U kunt bijvoorbeeld één sectie voor het couplet, een andere sectie voor het refrein en een derde sectie voor de brug gebruiken. De patrooninstellingen zoals tempo en mixing veranderen niet, zelfs niet wanneer de sectie wordt omgeschakeld, zodat het afspelen ook bij de veranderingen hetzelfde gevoel en ritme houdt. Zie pagina 166 voor instructies over het selecteren van een patroon en sectie.
Patroontrackstructuur
Een patroon bestaat uit 16 aparte tracks, een scenetrack en een tempotrack (net als in een song). Zie pagina 12.
Patroontracks en -frasen
Een patroon bestaat uit 16 tracks waaraan de frase kan worden toegewezen. MIDI-data kunnen niet rechtstreeks op elke track worden opgenomen in de modus Pattern. Er wordt opgenomen op een lege gebruikersfrase. De net gemaakte frase wordt automatisch toegewezen aan de opnametrack.
MOTIF XF Naslaggids
13
Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Sequencerblok
Sequencedata
(song, patroon)
Mengen
Sequencerblok
Track 1
Track 2
Track 3
Track 16
Too ng ene rato rblo k
MIDI-data
Audio-
opname
Audiodata
Samplevoice
Samplevoice toewijzen
Opname
Audiodata MIDI-data voor het activeren van de samplevoice
De audiodata worden opgenomen op een samplevoice die wordt toegewezen aan een song/patroon en noot aan/uit-events voor het activeren van het opgenomen audiosignaal worden opgenomen op track 3.
Part 1: Voice 1
Part 2: Voice 2
Part 3: Samplevoice
Part 16: Voice 16
Uitvoer
Song/
patroon
Track 1
Track 2
:
Track 16
De timing en aanslag van de noten wijzigen
De timing en aanslag van de noten wijzigen
:
De timing en aanslag van de noten wijzigen
Toon-
generator-
blok
Afspeeleffect (Play FX)
OPMERKING
OPMERKING
Sequencerblok toegepast op zowel de song als het patroon
MIDI tracks and Audio tracks
Op basis van de opnamemethode worden de song-/ patroontracks (1 – 16) van deze synthesizer ingedeeld in twee groepen: MIDI-tracks en audiotracks. MIDI-tracks worden gemaakt door uw toetsenbordspel in de modus Song Record/Pattern Record op te nemen. MIDI­sequencegegevens worden opgenomen op de MIDI-track en de normale voice of drumvoice wordt toegewezen aan de mixpart die overeenkomt met de track. Audiotracks worden gemaakt door audiosignalen van de externe apparatuur of microfoon op te nemen via de A/D-ingangsaansluiting in de modus Sampling Record. Audiodata worden feitelijk niet rechtstreeks op een track opgenomen, maar worden gesampled. Het opgenomen audiosignaal wordt opgeslagen als samplevoice in een song/ patroon. De opgeslagen samplevoice wordt automatisch toegewezen aan de mixpart die overeenkomt met de opgegeven track en de MIDI-data voor het activeren van de samplevoice worden opgenomen op de opgegeven track. Tijdens het afspelen wordt de samplevoice geactiveerd door de MIDI-data van de track. Hierdoor functioneert de track in feite als opgenomen audiotrack.
Afspeeleffect (Play FX)
Via het afspeeleffect kunt u het 'ritmegevoel' van het afgespeelde patroon wijzigen door de timing en aanslag van de noten tijdelijk en alleen tijdens het afspelen te wijzigen, waarbij de oorspronkelijke data intact blijven. Deze functie kan worden ingesteld in de display Play FX van de modus Song Play en de modus Pattern Play. Zie respectievelijk pagina 141 en 169. Als u een instelling vindt die u bevalt, kunt u deze omzetten in feitelijke MIDI-data met behulp van de job Song (pagina 153) of Pattern (pagina 181).
Sequencerblok toegepast op de modus Performance
Performances opnemen
In de modus Performance kunt u uw eigen toetsenbordspel opnemen in de song of het patroon. U kunt knophandelingen, regelaarhandelingen en het afspelen van arpeggio's, alsmede uw toetsenbordspel als MIDI-events opnemen op de opgegeven track. Arpeggio-afspeeldata voor partij 1 – 4 worden respectievelijk opgenomen op track 1 – 4 van de song/het patroon. Uw toetsenbordspel en handelingen met regelaars/knoppen (gemeenschappelijk voor partij 1 – 4) worden afzonderlijk opgenomen op track 1 – 4.
Bij het opnemen van performances kunnen de volgende knophandelingen worden opgenomen.
• Wanneer TONE 1 is ingeschakeld: CUTOFF, RESONANCE, ATTACK, DECAY en RELEASE
• Wanneer TONE 2 is ingeschakeld: PAN, REVERB en CHORUS
Andere knophandelingen en bediening van de schuif kunnen niet worden opgenomen.
Zie pagina 98 voor instructies voor het opnemen van een performance.
14
MOTIF XF Naslaggids

Arpeggio Block

BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
OPMERKING
Arpeggio Block
Met dit blok kunt u automatisch muziek- en ritmefrasen activeren met behulp van de huidige voice. Hiervoor slaat u gewoon een of meer noten op het toetsenbord aan. De arpeggiosequence verandert ook in overeenstemming met de noten of akkoorden die u speelt, zodat u zowel bij het componeren als bij het bespelen een grote verscheidenheid aan inspirerende muzikale frases en ideeën ter beschikking hebt. Zelfs in de modi Song en Pattern kunt u vier verschillende arpeggiotypen tegelijk afspelen.
Arpeggiocategorie
De arpeggiotypen zijn verdeeld in de volgende 16 categorieën (met uitzondering van 'NoAsg').
Categorielijst
ApKb Acoustic Piano & Keyboard
Organ Organ
GtPl Guitar / Plucked
GtMG Guitar for 'Mega Voice'
Bass Bass
BaMG Bass for 'Mega Voice'
Strng Strings
Brass Brass
RdPp Reed / Pipe
Lead Synth Lead
PdMe Synth Pad / Musical Effect
CPrc Chromatic Percussion
DrPc Drum / Percussion
Seq Synth Seq
Hybrd Hybrid Seq
Cntr Control (besturing)
NoAsg Geen toewijzing
De categorieën met de naam 'GtMG' en 'BaMG' beschikken over arpeggiotypen die geschikt zijn voor gebruik in combinatie met een megavoice.
Megavoices en megavoice-arpeggio’s
Normale voices gebruiken aanslagomschakeling om de geluidskwaliteit en/of het niveau van een voicewijziging overeen te laten komen met hoe sterk of zacht u speelt op het toetsenbord. Dit zorgt ervoor dat deze voices natuurlijk reageren. Megavoices hebben echter een zeer complexe structuur met veel verschillende layers die niet handmatig bespeeld kunnen worden. Megavoices zijn specifiek ontworpen om te worden afgespeeld door megavoice-arpeggio’s, waarmee een zeer realistisch resultaat wordt behaald. Gebruik megavoices altijd met megavoice-arpeggio’s (die u kunt vinden in de categorie 'GtMG' en 'BaMG'). Zie de parameter Voice with ARP op pagina 147 voor meer informatie.
Arpeggiosubcategorie
De arpeggiocategorieën zijn verdeeld in de volgende subcategorieën. Omdat de subcategorieën zijn gebaseerd op het muziekgenre, is het gemakkelijk om de subcategorie te vinden die bij de door u gewenste muziekstijl past.
Lijst met subcategorieën
Rock Rock
PopRk PopRk
Balad Ballad
HipHp Hip Hop
R&B-M R&B Modern
R&B-C R&B Classic
Funk Funk
Tekno Techno / Trance
House House / Dance Pop
D&B D&B / Breakbeats
Chill Chillout / Ambient
Jazz Jazz / Swing
Latin Latin
World World
Genrl General
Comb Combination
Zone Zone Velocity*
Z.Pad Zone Velocity for Pad*
Filtr Filter
Exprs Expressie
Pan Pan
Mod Modulation
Pbend Pitch Bend
Asign Assign 1/2
--- Geen toewijzing
Arpeggiotypen uit de subcategorieën die zijn gemarkeerd met een sterretje (*) bevatten meer dan een aanslagbereik. Aan elk bereik is een andere frase toegewezen. Als een type uit deze categorieën wordt geselecteerd in de modus Voice, is het aan te raden om de aanslagbegrenzing van elk element in te stellen in het bereik dat hieronder wordt weergegeven.
Aanslagbereik van elk arpeggiotype 2Z_*****: 1 – 90, 91 – 127 4Z_*****: 1 – 70, 71 – 90, 91 – 110, 111 – 127 8Z_*****: 1 – 16, 17 – 32, 33 – 48, 49 – 64, 65 – 80, 81 – 96, 97 – 108, 109 – 127 PadL_*****: 1 – 1, 2 – 2, 3 – 127 PadH_*****: 1 – 112, 113 – 120, 121 – 127
MOTIF XF Naslaggids
15
Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Arpeggio Block
OPMERKING
Main
Category
Sub
Category
ARP
No.
ARP Name
Time
Signature
Length
Original
Temp o
Accent
Random
SFX
Voice Type
ApKb Rock 1 70sRockB 4 / 4 2 130 Acoustic Piano
ApKb Rock 2 70sRockC 4 / 4 1 130 :
ApKb Rock 3 70sRockD 4 / 4 2 130
ApKb Rock 4 70sRockE 4 / 4 4 130
ApKb Rock 5 70sRockF 4 / 4 2 130
ApKb Rock 6 70sRockG 4 / 4 1 130
ApKb Rock 7 70sRockH 4 / 4 1 130
123 4 56789
)
OPMERKING
Naam van arpeggiotype
De naamgeving van arpeggiotypen geschiedt op basis van bepaalde regels en afkortingen. Zodra u deze regels en afkortingen onder de knie hebt, zult u het gemakkelijk vinden om door de typen te bladeren en de gewenste arpeggiotypen te selecteren.
Arpeggiotype met '_ES' aan het einde van de naam (voorbeeld: HipHop1_ES)
Deze arpeggiotypen gebruiken dezelfde meersporenarchitectuur voor arpeggio als de MOTIF ES. Het ES-type arpeggio heeft de volgende voordelen:
• Deze arpeggio’s kunnen complexe noten en akkoorden vormen, zelfs als ze door slechts één noot worden geactiveerd.
• De arpeggio volgt kort op de noten die op het toetsenbord worden gespeeld (in het gebied waaraan de arpeggio is toegewezen), zodat u over een grote mate van harmonische vrijheid beschikt en de mogelijkheid hebt om solo's te spelen met deze arpeggio's.
Zie voor meer informatie pagina 18.
Arpeggiotype met '_XS' aan het einde van de naam (voorbeeld: Rock1_XS)
Deze arpeggio’s maken gebruik van een recent ontwikkelde technologie voor het herkennen van akkoorden om te bepalen welke noten door de arpeggio moeten worden afgespeeld. Het XS-type arpeggio heeft de volgende voordelen:
• De arpeggio’s reageren alleen op de gebieden op het toetsenbord waaraan het XS-type arpeggio is toegewezen. Andere gebieden van het toetsenbord zijn niet van invloed op akkoordherkenning. Dit maakt het bespelen van het volledige toetsenbord een natuurlijke ervaring, inclusief door arpeggio gegenereerde bas- en achtergrondpartijen.
• Met de arpeggio worden altijd harmonisch correcte partijen gespeeld. Deze zijn vooral handig voor begeleidingspartijen met bas en akkoorden.
Zie pagina 18 voor meer informatie.
Het combineren van deze twee arpeggiotypen ('***_ES' en '***_XS') in performances bij het maken van songs en patronen maakt enorme interactiviteit en creatieve vrijheid mogelijk.
Arpeggiotype met een normale naam (voorbeeld: UpOct1)
Naast de bovengenoemde typen zijn er drie afspeeltypen: de arpeggio’s die zijn gemaakt voor gebruik met normale voices en die alleen worden afgespeeld met de gespeelde noten en octaafnoten (pagina 18), de arpeggio’s die zijn gemaakt voor gebruik in combinatie met drumvoices (pagina 18), en de arpeggio’s die hoofdzakelijk niet-nootevents bevatten (pagina 18).
Arpeggiotype met '_AF1', '_AF2', of '_AF1&AF2' (voorbeeld: Electro Pop AF1)
Wanneer dit type wordt geactiveerd, wordt de knop ASSIGNABLE FUNCTION [1] en/of [2] ingeschakeld tijdens het afspelen.
16
MOTIF XF Naslaggids
De lijst met arpeggiotypen gebruiken
De lijst met arpeggiotypen in de datalijst bevat de volgende kolommen.
Houd er rekening mee dat deze lijst alleen voor illustratiedoeleinden is. Raadpleeg de datalijst voor een compleet overzicht van de arpeggiotypen.
1 Category
Hiermee wordt een arpeggiocategorie aangeduid.
2 Sub Category
Hiermee wordt een arpeggiosubcategorie aangeduid.
3 ARP No. (Arpeggio Number)
4 ARP Name
Hier staat de arpeggionaam.
5 Time Signature
Geeft de maatsoort van het arpeggiotype aan.
6 Length
Geeft de datalengte (aantal maten) van het arpeggiotype aan. Als de parameter Loop wordt de arpeggio voor deze duur afgespeeld en vervolgens gestopt.
7 Original Tempo
Geeft de toepasselijke tempowaarde van het arpeggiotype aan. Houd er rekening mee dat dit tempo niet automatisch wordt ingesteld bij het selecteren van het arpeggiotype.
8 Accent
De cirkel geeft aan dat voor de arpeggio gebruik wordt gemaakt van de functie Accent Phrase (pagina 17).
9 Random SFX
De cirkel geeft aan dat voor de arpeggio gebruik wordt gemaakt van de functie SFX (pagina 17).
) Vo i ce Typ e
Geeft het geschikte voicetype voor het arpeggiotype aan. Als de parameter Voice with Arpeggio 'on' in de modus Song/Pattern Record, wordt de voice van dit type automatisch geselecteerd.
*1 U kunt de parameter Loop instellen in de display Arpeggio
Other van Voice Common Edit (pagina 59), Performance Part Edit (pagina 114) en Mixing Part Edit (pagina 194).
*2 De parameter Voice with Arpeggio kan worden ingesteld in
de display Arpeggio (pagina 147) van de display Song/ Pattern Record.
*1
wordt ingesteld op 'off',
*2
wordt ingesteld op
Arpeggio Block
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
Druk enkele malen op deze knop, zodat het lampje gaat branden.
Arpeggiofuncties die geregeld kunnen worden via de knoppen.
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
Arpeggioinstellingen
Er bestaan verschillende methoden voor het activeren en stoppen van het afspelen van arpeggio. Daarnaast kunt u instellen of SFX-geluiden en speciale accentfrasen samen met de normale sequencedata worden geactiveerd. In deze sectie worden arpeggioparameters beschreven die u kunt instellen in de modi Voice, Performance en Mixing.
Afspelen van arpeggio in- of uitschakelen
De volgende drie instellingen zijn beschikbaar voor het in-/uitschakelen van het afspelen van arpeggio's.
De arpeggio alleen afspelen als op de noot wordt gedrukt:
Doorgaan met arpeggio afspelen zelfs als de noot wordt losgelaten:
Het afspelen van de arpeggio in­of uitschakelen als op de noot wordt gedrukt:
Voor de displays met de modusparameter Hold en Trigger raadpleegt u de arpeggioinstellingsdisplay hieronder.
De knoppen gebruiken om arpeggio's in te stellen
Als het lampje ARP FX brandt, kunt u door enkele malen op de knop [SELECTED PART CONTROL] te drukken de knoppen gebruiken om het afspelen van arpeggio's in te stellen. Probeer dit eens uit en luister naar de veranderingen in het geluid. Zie voor meer informatie pagina 46.
Stel de parameter Hold in op 'off' en de modus Trigger op 'gate'.
Stel de parameter Hold in op 'on'.
Stel de modus Trigger in op 'toggle'. De parameter Hold kan worden ingesteld op 'on' of 'off'.
Random SFX
Bepaalde arpeggiotypen beschikken over de functie Random SFX die speciale geluiden activeert (zoals fretruis op een gitaar) als de noot wordt losgelaten. De volgende parameters die van invloed zijn op Random SFX zijn beschikbaar.
Voor het in- of uitschakelen van Random SFX:
Voor het instellen van het volume van het SFX-geluid:
Voor het bepalen of het volume van het SFX-geluid wordt bestuurd met aanslaggevoeligheid:
Voor de displays met Random SFX, Random SFX Velocity Offset en Random SFX Key On Control raadpleegt u de arpeggioinstellingsdisplay hieronder.
Raadpleeg de lijst met arpeggiotypen in de datalijst voor informatie over de arpeggiotypen die gebruikmaken van deze functie.
Parameter Random SFX
Parameter Random SFX Velocity Offset
Parameter Random SFX Key On Control
Arpeggioinstellingsdisplays
Modus Display Pagina
Voice, modus Display Arpeggio Main van
Performance, modus Display Arpeggio Main van
Modus Song/modus Pattern (voor afspelen)
Modus Song Record Display Arpeggio van
Modus Pattern Record Display Arpeggio van
Voice Common Edit
Display Arpeggio Other van Voice Common Edit
Performance Part Edit
Display Arpeggio Other van Performance Part Edit
Display Arpeggio Main van Mixing Part Edit
Display Arpeggio Other van Mixing Part Edit
Song Record
Pattern Record
58
59
112
114
194
194
147
Accentfrase
Accentfrasen bestaan uit sequencedata die deel uitmaken van bepaalde arpeggiotypen en die alleen klinken als u noten speelt met een aanslaggevoeligheid die hoger ligt (sterker is) dan de waarde die is opgegeven voor de parameter Accent Velocity Threshold. Als het moeilijk is om te spelen met de vereiste aanslaggevoeligheid voor het activeren van de accentfrase, moet u de parameter Accent Velocity Threshold instellen op een lagere waarde.
Voor de displays met de parameter Accent Velocity Threshold raadpleegt u de arpeggioinstellingsdisplay hieronder.
Raadpleeg de lijst met arpeggiotypen in de datalijst voor informatie over de arpeggiotypen die gebruikmaken van deze functie.
MOTIF XF Naslaggids
17
Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Arpeggio Block
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING
Arpeggio-afspeeltypen
Voor het afspelen van arpeggio's zijn er vier hoofdtypen, zoals hieronder wordt beschreven.
Arpeggiotypen voor normale voices
Arpeggiotypen (die behoren tot alle categorieën, behalve DrPC en Cntr) die zijn gemaakt voor het gebruik van normale voices hebben de volgende drie afspeeltypen:
Alleen afspelen van gespeelde noten
De arpeggio wordt alleen met behulp van de gespeelde noot en de overeenkomstige octaafnoten afgespeeld.
Afspelen van een geprogrammeerde sequence op basis van de gespeelde noten
Deze arpeggiotypen hebben verschillende sequences, elk voor een bepaald akkoordtype. Zelfs als u slechts één toets indrukt, wordt de arpeggio afgespeeld volgens de geprogrammeerde sequence. Dit betekent dat u mogelijk andere noten hoort dan de noten die u speelt. Als u op een andere noot drukt, wordt de getransponeerde sequence geactiveerd, waarbij de gespeelde noot als grondtoon wordt beschouwd. Als u noten toevoegt aan de noten die u reeds indrukt, wordt de sequence gewijzigd. Een arpeggio met dit afspeeltype heeft '_ES' aan het einde van de naam.
Afspelen van een geprogrammeerde sequence op basis van het gespeelde akkoordtype
Deze arpeggiotypen voor gebruik met normale voices worden afgespeeld volgens het akkoordtype dat wordt bepaald via het vaststellen van de noten die u speelt op het toetsenbord. Een arpeggio met dit afspeeltype heeft '_XS' aan het einde van de naam.
Als de parameter Key Mode is ingesteld op 'sort' of 'sort+direct', wordt dezelfde sequence afgespeeld, ongeacht de volgorde waarin u de noten speelt. Als de parameter Key Mode is ingesteld op 'thru' of 'thru+direct', wordt een andere sequence afgespeeld, afhankelijk van de volgorde waarin u de noten speelt.
Aangezien deze typen zijn geprogrammeerd voor normale voices, is het resultaat bij het gebruik met drumvoices mogelijk niet muzikaal verantwoord.
Arpeggiotypen voor drumvoices (categorie: DrPc)
Deze arpeggiotypen zijn specifiek geprogrammeerd voor gebruik met drumvoices, waardoor u directe toegang hebt tot verschillende ritmepatronen. Er zijn drie afspeeltypen beschikbaar.
Afspelen van een drumpatroon
Wanneer u een willekeurige noot speelt, activeert u hetzelfde ritmepatroon.
Afspelen van een drumpatroon, plus extra afgespeelde noten (toegewezen druminstrumenten)
Wanneer u een willekeurige noot speelt, activeert u hetzelfde ritmepatroon. Door noten toe te voegen aan de noot die al wordt gespeeld, kunt u extra geluiden (toegewezen druminstrumenten) produceren voor het drumpatroon.
Alleen afspelen van gespeelde noten (toegewezen druminstrumenten)
Wanneer u een willekeurige noot speelt, activeert u een ritmepatroon waarbij alleen de gespeelde noten worden afgespeeld (toegewezen druminstrumenten). Houd er rekening mee dat zelfs als u dezelfde noten speelt, het geactiveerde ritmepatroon varieert, afhankelijk van de volgorde waarin de noten worden gespeeld. Hierdoor hebt u toegang tot verschillende ritmepatronen met behulp van dezelfde instrumenten door gewoon de volgorde te wijzigen waarin u de noten speelt als de parameter Key Mode is ingesteld op 'thru' of 'thru+direct'.
De drie hierboven vermelde afspeeltypen worden niet onderscheiden door categorie- of typenaam. U moet de typen daadwerkelijk afspelen en naar het verschil luisteren.
Aangezien deze typen zijn geprogrammeerd voor drumvoices, is het resultaat bij het gebruik met normale voices mogelijk niet muzikaal verantwoord.
Arpeggiotypen met hoofdzakelijk niet-nootevents (categorie: Cntr)
Deze arpeggiotypen zijn geprogrammeerd met hoofdzakelijk besturingswijzigings- en pitchbenddata. Ze worden gebruikt om de toon of toonhoogte van het geluid te wijzigen, maar niet om specifieke noten af te spelen. In feite bevatten sommige typen zelfs helemaal geen nootdata. Als u een type uit deze categorie gebruikt, moet u de parameter Key Mode instellen op 'direct', 'thru+direct' of 'sort+direct'.
U kunt de parameter Key Mode instellen in de display Arpeggio Main van Voice Common Edit (pagina 58), Performance Part Edit (pagina 112) en Mixing Part Edit (pagina 194).
18
MOTIF XF Naslaggids
Arpeggio Block
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
OPMERKING
Tips voor het afspelen van arpeggio
Arpeggio's afspelen in de modus Voi ce P lay
Probeer de arpeggio's af te spelen die zijn toegewezen aan de vooraf ingestelde voice.
1 Controleer in de modus Voice Play of de knop
[ARPEGGIO ON/OFF] brandt en speel vervolgens een willekeurige noot om het afspelen van arpeggio's te activeren.
2 Probeer verschillende noten en akkoorden op
het toetsenbord uit en luister naar het afspelen van arpeggio's.
Het afspelen van arpeggio's werkt op verschillende manieren, afhankelijk van de volgorde van de noten die u speelt en uiteraard van het geselecteerde arpeggiotype. Probeer de noten stevig te raken en luister naar het effect van de functie Accent Phrase.
3 U kunt verschillende arpeggiotypen
uitproberen door te drukken op de knoppen [SF1] – [SF5].
Als het symbool voor de 1/8-noot niet rechts van ARP1 – ARP5 wordt weergegeven (wat betekent dat het arpeggiotype op 'off' is ingesteld in de desbetreffende display), verandert het arpeggiotype niet, zelfs niet als u op de bijbehorende knop [SF1] ARP1 – [SF5] ARP5 drukt.
4 Gebruik de knoppen om het afspelen van
arpeggio's in te stellen nadat u enkele malen op de knop [SELECTED PART CONTROL] hebt gedrukt (het ARP FX-lampje gaat branden).
Nu u naar de arpeggiotypen hebt geluisterd die aan de vooraf ingestelde voice zijn toegewezen, kunt u een aantal andere beschikbare arpeggiotypen uitproberen.
5 Druk tijdens het afspelen van arpeggio's op de
knop [F4] om de display Arpeggio op te roepen en selecteer vervolgens een arpeggiotype.
Voor de beste resultaten dient u en categorie en subcategorie te selecteren die arpeggiotypen bevatten die het beste bij de momenteel geselecteerde voice passen. Als u een geschikt arpeggiotype vindt, houd dit dan in de displayinstellingen en sla de voice (hieronder) op.
6 Sla de arpeggioinstellingen op als
een gebruikersvoice.
Zie pagina 54 voor gedetailleerde instructies over het opslaan van een voice.
Arpeggio's afspelen/opnemen in de modus Performance
Roep een aantal performances in gebruikersbank 1 – 4 op en speel een aantal arpeggio's af die standaard aan de performances zijn toegewezen. In de modus Performance kunt u vier arpeggiotypen toewijzen aan de vier partijen. Dit betekent dat er maximaal vier arpeggiotypen tegelijkertijd kunnen worden afgespeeld. Speel de performance en maak daarbij volledig gebruik van deze functie.
1 Controleer of de knop [ARPEGGIO ON/OFF]
brandt en speel vervolgens een willekeurige noot om het afspelen van arpeggio's te activeren.
Stap 2 – 4 zijn hetzelfde als in 'Arpeggio's afspelen in de modus Voice' hierboven. Nadat u de arpeggiotypen hebt uitgeprobeerd die aan de performance zijn toegewezen, kunt u een aantal andere beschikbare arpeggiotypen uitproberen.
5 Druk tijdens het afspelen van arpeggio's op de
knop [F4] om de display Arpeggio op te roepen en selecteer vervolgens een arpeggiotype voor elke partij.
Voor de beste resultaten dient u en categorie en subcategorie te selecteren die arpeggiotypen bevatten die het beste bij de voice voor de partij passen. Als u een geschikt arpeggiotype vindt, houd dit dan in de displayinstellingen en sla de performance (hieronder) op.
6 Sla de arpeggioinstellingen op als
een gebruikersperformance.
Zie pagina 101 voor gedetailleerde instructies over het opslaan van een performance.
In de modus Performance Record kunt u uw eigen toetsenbordspel opnemen in een song/patroon. Afgespeelde arpeggio's die u activeert in de modus Performance kunnen eveneens worden opgenomen in de song of het patroon. Zie pagina 98 voor meer informatie over het opnemen van performances.
De arpeggioafspeeldata worden als MIDI-sequencedata opgenomen op de song- of patroontrack. Met het spelen van de noot activeert u alleen het afspelen van de arpeggio. De song- of patroondata activeren het afspelen van de arpeggio niet.
MOTIF XF Naslaggids
19
Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Arpeggio Block
Arpeggio's afspelen/opnemen in de modus Pattern
Arpeggio's zijn ook nuttig voor het maken van frasen, die kunnen worden gebruikt als de basisbouwstenen voor het maken van een patroon. Maak de gewenste gebruikersfrasen en wijs deze vervolgens toe aan de gewenste track in de display Patch (pagina 170). In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u afgespeelde arpeggio's op een patroontrack kunt opnemen.
1 Selecteer een arpeggiotype in de display
Arpeggio (pagina 178) van de modus Pattern Record.
Als de parameter Arpeggio With Voice Switch is ingesteld op 'on', wordt de geschikte voice voor dit arpeggiotype automatisch geselecteerd.
2 Neem het afspelen van de geselecteerde
arpeggio op de patroontrack op.
Neem verschillende arpeggio's op andere tracks op door stap 1 – 2 te herhalen. Het is verstandig een naam aan de gemaakte frase toe te wijzen in de display Pattern Patch (pagina 170) om deze in de toekomst gemakkelijk terug te kunnen vinden.
3 Maak patroondata door de gemaakte frasen
toe te wijzen aan de sectie in de display Pattern Patch (pagina 170).
U maakt bijvoorbeeld een sectie A voor de intro, een sectie B voor het couplet, een sectie C voor het refrein en een sectie D voor het einde en u hebt de basisbouwstenen voor een oorspronkelijke song.
Uw eigen arpeggiotype maken
U kunt niet alleen de vooraf ingestelde arpeggio's gebruiken, maar u kunt ook uw eigen arpeggiodata maken. De procedure is als volgt:
1 Neem de MIDI-sequencedata op in een song
of patroon.
Er kunnen bij het maken van een arpeggio maximaal vier tracks worden gebruikt. U kunt tot 16 unieke nootnummers opnemen op de arpeggiotrack. Indien u meer dan 16 verschillende nootnummers opneemt in de MIDI-sequencedata, wordt met Convert het aantal noten automatisch teruggebracht tot de limiet. Let daarom goed op dat u niet meer dan 16 verschillende noten opneemt als u een arpeggio maakt.
2 Zet de opgenomen MIDI-sequencedata om
in arpeggiodata.
Gebruik de job 'Put Track to Arpeggio' in de modus Song Job (pagina 164) of de modus Pattern Job (pagina 186). Nadat u de gerelateerde parameters hebt ingesteld, drukt u op de knop [ENTER] om de job uit te voeren.
De gemaakte arpeggiotypen kunnen worden geselecteerd via de gebruikersbank in de display Arpeggio.
4 Maak de patroonketendata door
de afspeelvolgorde van de secties te programmeren.
In een patroonketen rijgt u verschillende patronen aan elkaar om één song te maken. Zie voor meer informatie pagina 171.
5 Zet de gemaakte patroonketen om naar
songdata.
Zie voor meer informatie pagina 174.
MOTIF XF Naslaggids
20

Regelblok

BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Toonhoogte verhogen
Toonhoogte verlagen
Maximum
Minimum
Regelblok
Dit blok bestaat uit het toetsenbord, de pitchbend- en modulatiewielen, de lintregelaar, knoppen schuifregelaars enz. Het toetsenbord zelf genereert geen geluiden maar genereert/verzendt noot aan/uit-, aanslag- en andere informatie (MIDI-berichten) naar het toongeneratorblok van de synthesizer wanneer u noten speelt. Ook de regelaars genereren/verzenden MIDI-berichten. Het toongeneratorblok van de synthesizer produceert het geluid op basis van de MIDI-berichten die vanaf het toetsenbord en de regelaars worden verzonden.
is ingesteld op de minimumwaarde, zodat het onbedoeld
Keyboard
Het toetsenbord stuurt de noot-aan-/noot-uit-berichten naar het toongeneratorblok (voor geluidsproductie) en het sequencerblok (voor opname). Het toetsenbord wordt tevens gebruikt om het afspelen van arpeggio te starten. U kunt het nootbereik van het toetsenbord wijzigen in octaven met behulp van de knoppen OCTAVE [UP] en [DOWN], de noten transponeren in de display Play (pagina 219) van de modus Utility en in dezelfde display instellen hoe de daadwerkelijke aanslaggevoeligheid wordt gegenereerd op basis van de kracht waarmee u de noten speelt.
gebruiken van effecten voor de huidige voice wordt voorkomen. U kunt verschillende functies toewijzen aan het modulatiewiel in de display Controller Set (pagina 61) van de modus Voice Edit.
Pitchbendwiel
Gebruik het pitchbendwiel om de toonhoogte te verhogen (draai het wiel van u af) of te verlagen (draai het wiel naar u toe) terwijl u het toetsenbord bespeelt. Dit wiel is zelfcentrerend en zal automatisch terugspringen naar de normale toonhoogte wanneer u het loslaat. Probeer het pitchbendwiel uit terwijl u een noot op het toetsenbord indrukt. Elke vooraf ingestelde voice heeft zijn eigen standaardinstelling voor het pitchbendbereik. De instelling Pitch Bend Range van elke voice kan worden gewijzigd in de display Play Mode (pagina 55) van de modus Voice Edit. Vanuit deze display kunt u de functie Pitch Bend tevens omkeren, zodat de toonhoogte wordt verlaagd als u het wiel omhoog beweegt en wordt verhoogd als u het wiel omlaag beweegt. U kunt andere functies dan Pitch Bend toewijzen aan het Pitchbendwiel in de display Controller Set (pagina 61) van de modus Voice Edit.
Modulatiewiel
Hoewel het modulatiewiel met name wordt gebruikt om vibrato toe te voegen aan het geluid, zijn voor veel vooraf ingestelde voices ook andere functies en effecten toegewezen aan dit wiel. Naarmate u het wiel verder omhoog draait, zal het toegepaste effect op het geluid sterker worden. Probeer het modulatiewiel uit met verschillende vooraf ingestelde voices terwijl u het toetsenbord bespeelt. Controleer voordat u begint met spelen of het modulatiewiel
Lintregelaar
De lintregelaar is aanslaggevoelig en wordt bediend door uw vinger zijwaarts over het oppervlak te laten gaan. Er zijn verschillende functies aan elke vooraf ingestelde voice toegewezen. Probeer de lintregelaar uit met verschillende vooraf ingestelde voices terwijl u het toetsenbord bespeelt. U kunt verschillende functies toewijzen aan de lintregelaar in de display Controller Set (pagina 61) van de modus Voice Edit. U kunt ook bepalen of de waarde voor Ribbon Controller terugkeert naar het midden of op het punt blijft waar u uw vinger hebt losgelaten in de display General Other (pagina 57) van de modus Voice Common Edit.
Toewijsbare functieknoppen
Volgens de XA Control-instellingen (Expanded Articulation) in de display Oscillator (pagina 69) van de modus Voice Element Edit kunt u het specifieke element van de huidige voice oproepen door op elk van deze knoppen te drukken tijdens het toetsenbordspel. U kunt selecteren hoe de status aan/uit van deze knoppen moet worden omgewisseld met de parameters Assignable Function 1 Mode en Assignable Function 2 Mode in de display General Other (pagina 57) van de modus Voice Common Edit. Bovendien kunt u verschillende functies (anders dan de functies voor het oproepen van specifieke elementen) toewijzen aan deze knoppen.
MOTIF XF Naslaggids
21

Effectblok

Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
OPMERKING
Zie pagina 46 (modus Voice), pagina 94 (modus
Knoppen en schuiven
Met deze acht knoppen kunt u verschillende aspecten van de voice in realtime aanpassen, terwijl u speelt. Met de acht schuifregelaars kunt u het volume van de voice-elementen, performancepartijen en mixpartijen aanpassen.
Performance) en pagina 138 (modus Song/Pattern) voor meer informatie over het gebruik van de knoppen en schuifregelaars in de respectieve modi.
Effectblok
Dit blok past effecten toe op de uitgang van het toongeneratorblok en het audio-ingangsblok, waarbij het geluid wordt verwerkt en verbeterd. Via effecten kunt u het geluid van de gemaakte voice naar wens aanpassen.
Effectstructuur
Systeemeffecten - reverb en chorus
Systeemeffecten worden toegepast op het totaalgeluid (een voice, een complete performance, een song, enz. Bij het gebruik van systeemeffecten wordt het geluid van elke partij verzonden naar het effect in overeenstemming met het Effect Send-niveau voor elke partij. Het verwerkte geluid (dit wordt 'nat' genoemd) wordt naar de mixer teruggestuurd op basis van het retourniveau en uitgevoerd nadat het is gemixt met het onverwerkte 'droge' geluid. Hierdoor kunt u een optimale balans realiseren tussen het effectgeluid en het oorspronkelijke geluid van de partijen.
Insertion-effect
Insertion-effecten kunnen op elke partij afzonderlijk worden toegepast. Ze worden hoofdzakelijk gebruikt om een enkele partij direct te verwerken. U past de diepte van het effect aan door de dry/wet (droog/nat)-balans in te stellen. Aangezien een Insertion-effect maar op één specifieke partij kan worden toegepast, gebruikt u dit effect het best voor geluiden die u drastisch wilt veranderen of voor geluiden die een effect gebruiken dat niet is bedoeld voor andere geluiden. U kunt de balans ook zo instellen dat alleen het effectgeluid hoorbaar is. Hiervoor stelt u Wet (nat-niveau) in op 100%. Deze synthesizer biedt acht sets Insertion-effecten (één set heeft A- en B-eenheden). Deze effecten kunnen worden toegepast op alle partijen van de performance en op maximaal acht partijen van de song/het patroon. Een ander belangrijk Insertion-effect is de Vocoder, die slechts op één partij kan worden toegepast.
Master Effect
Dit blok past effecten toe op het uiteindelijke stereo uitgangssignaal van het totaalgeluid.
Element-EQ
De element-EQ wordt toegepast op elk element van de normale voice en elke toets van de drumvoice. U kunt uit zes typen vormen kiezen, zoals shelving of parametrisch.
Part EQ
Deze 3-bands parametrische EQ wordt toegepast op elke partij van de performance/songmix/patroonmix. De hoge band en de lage band zijn van het shelvingtype. De middenband is van het parametrische type.
Master EQ
De Master-EQ wordt toegepast op het uiteindelijke totaalgeluid (na de toepassing van effecten) van het instrument. In deze EQ worden alle vijf banden ingesteld op parametrisch, maar de hoge en lage band kunnen ook worden ingesteld op shelving.
Met het type Parametrisch (een Equalizer-vorm) kunt u het signaal verzwakken/versterken bij de opgegeven frequentie-instelling. Met het type Shelving (een andere Equalizer-vorm) kunt u het signaal verzwakken/versterken bij frequenties boven of onder de opgegeven frequentie.
In de modus Voice kan het effect Vocoder op elk van de voices worden toegepast. In de modus Mixing (Song/ Pattern) en Performance kan het effect Vocoder alleen op partij 1 worden toegepast. Het effect Vocoder werkt zelfs niet als u de voice (waarop Vocoder in de modus Voice is toegepast) aan de andere partijen (partij 2 of hoger) toewijst.
22
MOTIF XF Naslaggids
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Effectaansluitingen in elke modus
Voice
Element of drumtoets
Element-EQ
Element 1 – 8
Drumtoets C0 – C6
AD-partij (ingesteld in
de modus Utility)
Insertion A
Insertion B
Zendniveau
Retourniveau
Reverb
Chorus To Reverb
Chorus
Master-effect
Master-EQ
OPMERKING
1
2
3
4
Performance
Part
Part EQ
Part 1 – 4
AD Part
Voice
Insertion A/B
Zend-
niveau
Retour­niveau
Reverb
Chorus To Reverb
Chorus
Master-effect
Master-EQ
In de modus Voice
Effectblok
1
2
3
1 Hiermee stelt u de Element EQ-parameters
in die worden toegepast op elk element (van een normale voice) en elke toets (van een drumvoice).
De Element EQ-parameters kunnen worden ingesteld in de display EQ (pagina 83 en 90) van de modus Voi ce Edit.
2 Hiermee bepaalt u het Insertion-effect (A of B)
dat wordt toegepast op elk element (of op een toets, als er een drumvoice geselecteerd is).
Het Insertion-effect kan ook worden genegeerd. Dit kan worden ingesteld in de display Connect (pagina 64) van de display Voice Common Edit of de display Oscillator (pagina 69) van Voice Element Edit (of Key Edit).
De twee displaytypen zijn aan elkaar gekoppeld en hebben dezelfde instellingen, alleen in andere indelingen.
3 Hiermee bepaalt u Insertion A/B-aansluiting,
uit de volgende vier typen: parallel, A F B, B F A, en Vocoder.
Dit blok selecteert ook de effecttypen van respectievelijk Insertion A en B en stelt de bijbehorende parameters in.
56
4
Deze kunnen worden ingesteld in de display Connect (pagina 64) en de display Insertion A/B (pagina 66) van Voice Common Edit.
4 Hiermee bepaalt u het zendniveau/retourniveau
naar/van Reverb/Chorus en het signaalniveau dat wordt verzonden van Chorus naar Reverb.
Dit blok selecteert ook de effecttypen van respectievelijk Reverb en Chorus en stelt de bijbehorende parameters in. Deze kunnen worden ingesteld in de display Connect (pagina 64) en de display Reverb/de display Chorus (pagina 66) van Voice Common Edit.
5 Hiermee selecteert u het type Master Effect en
stelt de effectparameters in de display Master Effect (pagina 224) van de modus Utility in.
6 Hiermee stelt u de Master EQ-parameters in de
display Master EQ (pagina 224) van de modus Utility in.
In de modus Performance
MOTIF XF Naslaggids
23
Effectblok
Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
OPMERKING
1
2
3
45
Mengen
Part
Part EQ
Partij 1 – 16
AD Part
Voice
Insertion A/B
Zend-
niveau
Retour­niveau
Reverb
Chorus To Reverb
Chorus
Master-effect
Master-EQ
OPMERKING
1 Hiermee stelt u de Part EQ-parameters in die
worden toegepast op elke partij in de display EQ (pagina 103) van Performance Part Edit.
2 Hiermee bepaalt u het zendniveau/retourniveau
naar/van Reverb/Chorus en het signaalniveau dat wordt verzonden van Chorus naar Reverb.
Dit blok selecteert de effecttypen van respectievelijk Reverb en Chorus en stelt de bijbehorende parameters in. Deze kunnen worden ingesteld in de display Connect (pagina 107) en de display Reverb/de display Chorus (pagina 108) van Performance Common Edit.
Mixing, modus
3 Hiermee selecteert u het type Master Effect en
stelt u de effectparameters in de display Master Effect (pagina 104) van Performance Common Edit in.
4 Hiermee stelt u de Master EQ-parameters
in de display Master EQ (pagina 105) van Performance Common Edit in.
De effectinstellingen van 13 in de modus Voice, zoals toegelicht op pagina 23 zijn ook beschikbaar in de modus Performance.
1 Hiermee stelt u de Part EQ-parameters in die
worden toegepast op elke partij in de display EQ (pagina 195) van Mixing Part Edit.
2 Hiermee selecteert u de acht partijen waarop
het Insertion-effect wordt toegepast, uitPart1– 16 en de AD Part.
Dit kan worden ingesteld in de display Insertion Effect Switch (pagina 193) van Mixing Edit.
3 Hiermee bepaalt u het zendniveau/retourniveau
naar/van Reverb/Chorus en het signaalniveau dat wordt verzonden van Chorus naar Reverb.
Dit blok selecteert de effecttypen van respectievelijk Reverb en Chorus en stelt de bijbehorende parameters in. Deze kunnen worden ingesteld in de display Connect (pagina 193) en de display Reverb/de display Chorus (pagina 193) van Mixing Common Edit.
4
Hiermee selecteert u het type Master Effect en stelt u de effectparameters in de display Master Effect (pagina 193) van Mixing Common Edit in.
5 Hiermee stelt u de Master EQ-parameters in
de display Master EQ (pagina 193) van Mixing Common Edit in.
24
MOTIF XF Naslaggids
De effectinstellingen van 13 in de modus Voice, zoals toegelicht op pagina 23, zijn beschikbaar voor maximaal acht partijen waarvoor het Insertion-effect is ingeschakeld.
Effectcategorie en -type
In deze sectie worden de effectcategorieën en hun typen beschreven. De hieronder vermelde lijst met effecttypen bevat de volgende kolommen voor elke categorie: Rev (Reverb), Cho (Chorus), Ins (Insertion) en Mas (Master Effect). Een vinkje in deze kolommen geeft aan dat het effecttype beschikbaar is voor het desbetreffende blok. Effecttypen met een vinkje kunnen met de paneelregelaars worden geselecteerd.
Reverb
Reverb, ook wel 'reverberation' of nagalm genoemd, verwijst naar de geluidsenergie in een kamer of afgesloten ruimte nadat het oorspronkelijke geluid is gestopt. Reverb is vergelijkbaar met echo, maar verschilt hier toch ook van en vormt het indirecte, verstrooide geluid van reflecties via de muren en het plafond die het directe geluid vergezellen. De karakteristieken van dit indirecte geluid zijn afhankelijk van de grootte van de kamer of ruimte en de materialen en bekledingen in die ruimte.
Effecttype Rev Cho Ins Beschrijving
REV-X HALL ––
R3 HALL ––
SPX HALL 
Reverb die de akoestiek van een concertzaal emuleert met behulp van de REV-X­technologie.
Reverb die de akoestiek van een concertzaal emuleert met behulp van het algoritme afgeleid van de Yamaha ProR3.
Reverb die de akoestiek van een concertzaal emuleert, afgeleid van de Yamaha SPX1000.
Effectblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Effecttype Rev Cho Ins Beschrijving
REV-X ROOM ––
R3 ROOM ––
SPX ROOM 
R3 PLATE ––
SPX STAGE 
SPACE SIMULATOR
Delay
Een effect (of apparaat) dat een geluidssignaal vertraagt om ruimtelijke of ritmische effecten te genereren.
Effecttype Rev Ins Mas Beschrijving
CROSS DELAY  –
TEMPO CROSS DELAY
TEMPO DELAY MONO
TEMPO DELAY STEREO
CONTROL DELAY
DELAY LR  –
DELAY LCR  –
DELAY LR (Stereo)
Chorus
Afhankelijk van het specifieke chorustype en de parameters kan dit een voice 'voller' laten klinken, alsof verscheidene identieke instrumenten tegelijk hetzelfde spelen, of kan het een voice meer warmte en diepte geven.
Effecttype Cho Ins Beschrijving
G CHORUS 
2 MODULATOR 
SPX CHORUS 
––
 –
 –
 –

Een choruseffect dat een rijkere en complexere modulatie voortbrengt dan normale chorus.
Een choruseffect dat bestaat uit toonhoogte- en amplitudemodulatie.
Een effect dat een driefasige LFO gebruikt om modulatie en ruimtelijkheid aan het geluid toe te voegen.
Reverb die de akoestiek van een kamer emuleert met behulp van REV-X­technologie.
Reverb die de akoestiek van een kamer emuleert met behulp van het algoritme afgeleid van de Yamaha ProR3.
Reverb die de akoestiek van een kamer emuleert, afgeleid van de Yamaha SPX1000.
Reverb die een metalen plaat emuleert met behulp van het algoritme afgeleid van de Yamaha ProR3.
Reverb die geschikt is voor solo-instrumenten, afgeleid van de Yamaha SPX1000.
Reverb waarmee u de grootte van de ruimte kunt instellen door breedte, hoogte en diepte op te geven.
De feedback van de twee vertraagde geluiden wordt gekruist.
Kruislingse vertraging gesynchroniseerd met het tempo van song/patroon/ arpeggio.
Mono-vertraging gesynchroniseerd met het tempo van song/patroon/ arpeggio.
Stereovertraging gesynchroniseerd met het tempo van song/patroon/ arpeggio.
Vertraging met vertragingstijd regelbaar in realtime.
Produceert twee vertraagde geluiden: L en R.
Produceert drie vertraagde geluiden: L, R en C (midden).
Produceert twee vertraagde geluiden in stereo: L en R.
Effecttype Cho Ins Beschrijving
SYMPHONIC 
ENSEMBLE DETUNE

Een multifaseversie van SPX CHORUS-modulatie.
Choruseffect zonder modulatie, geproduceerd door het toevoegen van een geluid met kleine toonhoogteverschuiving.
Flanger
Dit effect genereert een kolkend, metalig geluid.
Effecttype Cho Ins Beschrijving
VCM FLANGER 
CLASSIC FLANGER
TEMPO FLANGER
DYNAMIC FLANGER


Een flanger met de VCM-technologie die een analoog geluid voortbrengt.
Conventioneel flangertype.
Flanger met temposynchronisatie.
Dynamisch bestuurde flanger.
Phaser
Moduleert de fase cyclisch om modulatie toe te voegen aan het geluid.
Effecttype Cho Ins Beschrijving
VCM PHASER MONO
VCM PHASER STEREO
TEMPO PHASER
DYNAMIC PHASER



Een mono-phaser met de VCM­technologie die een analoog geluid voortbrengt.
Een stereo-phaser met de VCM­technologie die een analoog geluid voortbrengt.
Phaser met temposynchronisatie.
Dynamisch bestuurde faseverschuiver.
Tremolo en Rotary
Het tremolo-effect moduleert het volume cyclisch. Het Rotary Speaker-effect simuleert het karakteristieke vibrato-effect van een draaiende luidspreker.
Effecttype Ins Beschrijving
AUTO PAN
TREMOLO
ROTARY SPEAKER
Een effect dat het geluid cyclisch beweegt tussen links en rechts en voor en achter.
Een effect dat het volume cyclisch moduleert.
Simulatie van een draaiende luidspreker.
Distortion
Dit effecttype kan hoofdzakelijk worden gebruikt voor gitaarpartijen, waarbij harde vervorming wordt toegevoegd aan het geluid.
Effecttype Ins Mas Beschrijving
AMP SIMULATOR 1
AMP SIMULATOR 2
COMP DISTORTION
COMP DISTORTION DELAY

Simulatie van een gitaarversterker.
Simulatie van een gitaarversterker.
Aangezien een compressor deel uitmaakt van de eerste fase, kan gelijkmatige vervorming worden gegenereerd, ongeacht de variaties van het ingangsniveau.
Compressor, vervorming en vertraging zijn in serie geschakeld.
MOTIF XF Naslaggids
25
Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Effectblok
Compressor
Een compressor is een effect dat gewoonlijk wordt gebruikt om de dynamiek (zacht/hard geluid) van een audiosignaal te begrenzen en te comprimeren. Als het met versterking wordt gebruikt om het totale niveau op te krikken, zorgt dit voor een krachtiger, consistenter hoogniveaugeluid. Compressie kan worden gebruikt om de sustain van een elektrische gitaar te vergroten, het volume van een zangpartij te egaliseren of een drumkit of ritmepatroon meer naar voren te halen in de mix.
Effecttype Ins Mas Beschrijving
VCM COMPRESSOR 376
CLASSIC COMPRESSOR
MULTI BAND COMP
Een compressor met VCM-
technology.
Conventioneel compressortype.
Driebandscompressor.
Wah
Dit effect moduleert de helderheid van de klank cyclisch (afsnijfrequentie van een filter). Auto Wah moduleert de klank via LFO, Touch Wah via volume (noot-aan-aanslagsnelheid) en Pedal Wah via pedaalbesturing.
Effecttype Ins Beschrijving
VCM AUTO WAH Moduleert de toon via de LFO.
VCM TOUCH WAH Moduleert de toon via het volume
VCM PEDAL WAH Moduleert de toon via
(noot-aan-aanslagsnelheid).
pedaalbesturing. Wijs voor het beste resultaat de parameter Pedal Control van dit effecttype toe aan de voetregelaar in de display Controller Set en gebruik vervolgens de voetregelaar om dit effect in realtime te regelen.
Lo-Fi
Dit effect vermindert met opzet de geluidskwaliteit van het ingangssignaal via meerdere methoden, zoals het verlagen van de samplefrequentie.
Effecttype Ins Mas Beschrijving
LO-FI Vermindert de geluidskwaliteit van
NOISY Voegt ruis toe aan het actuele
DIGITAL TURNTABLE
Simuleert de ruisgeluiden van
het ingangssignaal om een lo-fi geluid te verkrijgen.
geluid.
een analoge opname.
Tech
Dit effect verandert de klankkleur radicaal met behulp van een filter en modulatie.
Effecttype Ins Mas Beschrijving
ISOLATOR Regelt het niveau van een
SLICE Segmenteert de AEG van
TECH MODULATION
Voegt een uniek gevoel van
opgegeven frequentieband van het ingangssignaal.
het voicegeluid.
modulatie toe, vergelijkbaar met ringmodulatie.
Vocoder
Het Vocoder-effect maakt deel uit van geen enkele categorie. Wanneer u dit effect wilt gebruiken, stelt u de parameter INSERTION CONNECT in de display Effect Connect (pagina 66) in op 'ins L'.
Effecttype Ins Beschrijving
VOCODER Dit effect ontleent eigenschappen aan het
microfoongeluid en past deze toe op de voice die via het toetsenbord wordt bespeeld. Hiermee wordt een karakteristiek 'robotvoice'-effect bereikt dat wordt gegenereerd als u het toetsenbord bespeelt en tegelijkertijd in de microfoon zingt of spreekt.
Misc
Deze categorie bevat de overige effecttypen.
Effecttype Cho Ins Beschrijving
VCM EQ 501 Analoge vijfbands parametrische
PITCH CHANGE
EARLY REFLECTION
HARMONIC ENHANCER
TALKING MODULATOR
DAMPER RESONANCE
Verandert de toonhoogte van het
Dit effect isoleert alleen de ER-
Voegt nieuwe harmonischen aan
Voegt een stemgeluid aan het
Simuleert de resonantie die zich
EQ met VCM-technologie.
ingangssignaal.
componenten (Early Reflection) van de reverb.
het ingangssignaal toe om het geluid uit te laten springen.
ingangssignaal toe.
voordoet als u het demperpedaal van de piano indrukt.
VCM (Virtual Circuitry Modeling)
VCM is een technologie waarmee de elementen op natuurlijke wijze worden gemodelleerd in analoge circuits (zoals weerstanden en condensatoren). Effecttypen die gebruikmaken van de VCM-technologie produceren de unieke en warme eigenschappen van analoge verwerkingsapparatuur.
Effecttype Ins Mas Beschrijving
RING MODULATOR
DYNAMIC RING MODULATOR
DYNAMIC FILTER
AUTO SYNTH Zet het ingangssignaal om in een
MOTIF XF Naslaggids
26
Een effect dat de toonhoogte wijzigt
door amplitudemodulatie toe te passen op de ingangsfrequentie.
Dynamisch bestuurde
ringmodulator.
Dynamisch bestuurd filter.
synthesizergeluid.
VCM Compressor 376
Dit effect emuleert de eigenschappen van analoge compressors die veelvuldig worden gebruikt als standaardeffecten in opnamestudio's. Het produceert een dik, stevig geluid, dat geschikt is voor drum- en basgeluid.
VCM Equalizer 501
Dit effect emuleert de eigenschappen van analoge equalizers die in de jaren ’70 werden gebruikt. Het produceert een warm en kwalitatief hoogwaardig flangereffect.
Effectblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Standaardinstellingen kunnen hier worden geselecteerd.
OPMERKING
VCM Flanger
Deze effecten emuleren de eigenschappen van analoge flangers die in de jaren ’70 werden gebruikt. Ze produceren een warm en kwalitatief hoogwaardig flangereffect.
VCM Phaser Mono, VCM Phaser Stereo
Dit effect emuleert de eigenschappen van analoge phasers die in de jaren '70 werden gebruikt. Het produceert een warm en kwalitatief hoogwaardig phasereffect.
VCM Auto Wah, VCM Touch Wah, VCM Pedal Wah
Deze effecten emuleren de eigenschappen van analoge Wah die in de jaren '70 werd gebruikt. Ze produceren een warm en kwalitatief hoogwaardig wah-wah-effect.
REV-X
REV-X is een door Yamaha ontwikkeld reverb-algoritme. Dit effect zorgt voor een dichte, rijkelijk weergalmende geluidskwaliteit, met vloeiende verzwakking, spreiding en diepte, die samenwerken om het oorspronkelijke geluid te verrijken. De MOTIF XF biedt de volgende twee typen REV-X-effecten: REV-X Hall en REV-X Roo m.
Effectparameters
Elk effecttype heeft parameters die bepalen hoe het effect op het geluid wordt toegepast. Met behulp van deze parameters kunnen verschillende geluiden worden geproduceerd op basis van één effecttype. Zie verderop voor meer informatie over effectparameters.
Standaardinstellingen voor effectparameters
Het instrument wordt geleverd met standaardparameter­instellingen voor elk effecttype, die zijn opgenomen in
sjablonen en kunnen worden geselecteerd via de selectiedisplay Effect Type. Om het gewenste effectgeluid te verkrijgen, selecteert u eerst een standaardinstelling (preset) dicht bij het geluid dat u wilt bereiken. Vervolgens brengt u de nodige wijzigingen aan in de parameters.
Effectparameters
Sommige van de onderstaande parameters kunnen voorkomen in verschillende effecttypen met dezelfde naam, maar hebben in feite andere functies afhankelijk van het specifieke effecttype. Voor de desbetreffende parameters worden twee of drie beschrijvingen opgegeven.
Parameternaam Beschrijvingen
AEG Phase Verschuift de fase van de AEG.
AM Depth Hiermee bepaalt u de diepte van de amplitudemodulatie.
AM Inverse R Hiermee bepaalt u de fase van de amplitudemodulatie voor
AM Speed Hiermee bepaalt u de snelheid van de amplitudemodulatie.
AM Wave Hiermee selecteert u het golftype voor het moduleren van de
AMP Type Hiermee selecteert u het type versterker dat u wilt simuleren.
Analog Feel Voegt de karakteristieken van een analoge flanger aan het
Attack Hiermee wordt de hoeveelheid tijd bepaald die verstrijkt tussen
Attack Offset Hiermee wordt de hoeveelheid tijd bepaald die verstrijkt tussen
Attacktijd Hiermee bepaalt u de attacktijd van de envelopevolger.
Bit Assign Hiermee bepaalt u de manier waarop de woordlengte wordt
*1
Hiermee bepaalt u de minimumwaarde van het wah-filter.
Bottom
BPF1–10 Gain Hiermee bepaalt u elke uitgangsversterking van BPF's 1 – 10 van
Click Density Hiermee bepaalt u de frequentie waarmee het klikgeluid
Click Level Hiermee bepaalt u het klikniveau.
*2
Color
Common Release Dit is een parameter van 'Multi Band Comp'. Deze parameter
Compress Hiermee bepaalt u het minimale ingangsniveau voor het
Control Type Dit is een parameter van 'Control Delay'. Wanneer deze
Damper Control Als de met halfdemper compatibele FC3-voetschakelaar wordt
Decay Hiermee bepaalt u hoe het reverb-geluid wegsterft.
Delay Level C Hiermee bepaalt u het niveau van het vertraagde geluid voor het
Delay Mix Hiermee bepaalt u het niveau van het wegstervende mixgeluid
Delay Offset Hiermee bepaalt u de offsetwaarde van de vertragingsmodulatie.
Delay Time Hiermee bepaalt u de vertraging van het geluid in nootwaarde of
Delay Time C, L, R Hier mee bepaalt u de vertragingstijd voor elk kanaal: midden,
Delay Time L>R Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd tussen het moment dat het
Delay Time Ofst R Hiermee bepaalt u de vertragingstijd voor het R-kanaal als offset.
Delay Time R>L Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd tussen het moment dat het
Delay Transition Rate
Density Hiermee bepaalt u de dichtheid van de nagalm of reflecties.
Depth Wanneer 'Space Simulator' is geselecteerd, wordt met deze
Detune Hiermee bepaalt u de mate van de toonhoogteontstemming.
Apparaat Hiermee selecteer t u het apparaat voor het wijzigen van de
Diffusion Hiermee bepaalt u de spreiding van het geselecteerde effect.
Direction (richting) Hiermee bepaalt u de richting van de modulatie die wordt
Divide Freq High Hiermee bepaalt u de hoge frequentie voor het in drie banden
Divide Freq Low Hiermee bepaalt u de lage frequentie voor het in drie banden
het R-kanaal.
amplitude.
geluid toe.
het spelen van een toets en het begin van het compressoreffect.
het spelen van een toets en het begin van het wah-effect.
toegepast op het geluid.
het Vocoder-effect.
weerklinkt.
Hiermee bepaalt u de vaste-fasemodulatie.
bepaalt de hoeveelheid tijd die verstrijkt tussen het loslaten van een noot en het einde van het effect.
toepassen van het compressoreffect.
parameter is ingesteld op 'Normal', wordt het vertragingseffect altijd op het geluid toegepast. Wanneer deze parameter is ingesteld op 'Scratch', wordt het vertragingseffect niet toegepast als zowel Delay Time als Delay Time Offset is ingesteld op '0'.
aangesloten op de SUSTAIN-aansluiting, wordt de parameter Damper Control bestuurd met de FC3 over een bereik van 0 – 127, waardoor gedeeltelijke dempereffecten mogelijk zijn, zoals op een echte vleugel.
middenkanaal.
wanneer meerdere effecten worden toegepast.
absolute tijd.
links en rechts.
geluid wordt ingevoerd vanaf het L-kanaal en het moment dat het geluid wordt uitgevoerd naar het R-kanaal.
geluid wordt ingevoerd via het R-kanaal en het moment dat het geluid wordt uitgevoerd naar het L-kanaal.
Hiermee bepaalt u de snelheid waarmee de vertragingstijd wordt gewijzigd van de huidige waarde in de opgegeven nieuwe waarde.
parameter de diepte bepaald van de gesimuleerde kamer.
Als 'VCM Flanger' is geselecteerd, bepaalt deze parameter de amplitude van de LFO-golf die de cyclische verandering van de vertragingsmodulatie regelt.
Als 'Phaser Type' is geselecteerd, bepaalt deze parameter de amplitude van de LFO-golf die de cyclische verandering van de fasemodulatie regelt.
manier waarop het geluid wordt vervormd.
geregeld door de envelopevolger.
verdelen van het complete geluid.
verdelen van het complete geluid.
MOTIF XF Naslaggids
27
Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Effectblok
Parameternaam Beschrijvingen
Divide Min Level Hiermee bepaalt u het minimumniveau van de segmenten die
Divide Type Hiermee bepaalt u de manier waarop het geluid (de golf) wordt
Drive Als een van de effecten voor vervorming, ruis of slice is
Drive Horn Hiermee bepaalt u de diepte van de modulatie die wordt
Drive Rotor Hiermee bepaalt u de diepte van de modulatie die wordt
Dry Level Hiermee bepaalt u het niveau aan droog geluid (waarop het
Dry LPF Cutoff Frequency
Dry Mix Level Hiermee bepaalt u het niveau aan droog geluid (waarop het
Dry Send to Noise Hiermee bepaalt u het niveau van het droge signaal dat naar het
Dry/Wet Balance Hiermee bepaalt u de verhouding tussen het droge geluid en het
Dyna Level Offset Hiermee bepaalt u de offsetwaarde die wordt to egevoegd aan de
Dyna Threshold Level
Edge Hiermee stelt u de curve in die bepaalt hoe het geluid wordt
Emphasis Hiermee bepaalt u de verandering van de karakteristieken bij
EQ Frequency Hiermee bepaalt u de middenfrequentie voor elke EQ-band.
EQ Gain Hiermee bepaalt u de niveauversterking van de EQ-
EQ High Frequency
EQ High Gain Hiermee bepaalt u de mate van versterking of verzwakking die
EQ Low Frequency
EQ Low Gain Hiermee bepaalt u de mate van versterking of verzwakking die
EQ Mid Frequency Hiermee bepaalt u de middenfrequentie van de middelste EQ-
EQ Mid Gain Hiermee bepaalt u de mate van versterking of verzwakking die
EQ Mid Width Hiermee bepaalt u de breedte van de middelste EQ-band.
EQ Width Hiermee bepaalt u de breedte van de EQ-band.
ER/Rev Balance Hiermee bepaalt u de niveaubalans van het Early Reflection- en
F/R Depth Deze parameter voor 'Auto Pan' (beschikbaar wanneer PAN
FB Hi Damp Ofst R Hiermee bepaalt u de mate van wegsterven bij hoge frequenties
FB Level Ofst R Hiermee bepaalt u het feedbackniveau voor het R-kanaal als
Feedback Hiermee bepaalt u het niveau van het geluidssignaal dat van het
Feedback High Damp
Feedback Level Als een van de effecten voor reverb of eerste reflectie is
Feedback Level 1, 2 Hiermee bepaalt u het feedba ckniveau van het vertraagde geluid
Feedback Time Hiermee bepaalt u de vertragingstijd van de feedback.
Feedback Time 1, 2, L, R
Filter Type Als 'Lo-Fi' is geselecteerd, wordt met deze parameter het type
Fine 1, 2 Hiermee bepaalt u nauwkeurig de toonhoogte voor de eerste
Formant Offset Met deze parameter van Vocoder wordt de offsetwaarde
Formant Shift Met deze parameter van Vocoder wordt de afsnijfrequentie van
worden geëxtraheerd via het Slice-effect.
gesegmenteerd op basis van de nootlengte.
geselecteerd, bepaalt deze parameter de mate waarin het geluid wordt vervormd.
Als een van de diverse effecten is geselecteerd, bepaalt deze parameter de mate waarin de verbeteraar of spraakmodulator wordt toegepast.
gegenereerd door het draaien van de hoorn.
gegenereerd door het draaien van de rotor.
effect niet wordt toegepast).
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie van het laagdoorlaatfilter dat op het droge geluid wordt toegepast.
effect niet wordt toegepast).
ruiseffect wordt gezonden.
effectgeluid.
uitvoer van de envelopevolger.
Hiermee bepaalt u het minimum niveau waarop de envelopevolger begint.
vervormd.
hoge frequenties.
middenfrequentie voor elke band.
Hiermee bepaalt u de middenfrequentie van de hoge EQ-band die wordt verzwakt of versterkt.
wordt gebruikt voor de hoge EQ-band.
Hiermee bepaalt u de middenfrequentie van de lage EQ-band die wordt verzwakt of versterkt.
wordt gebruikt voor de lage EQ-band.
band die wordt verzwakt of versterkt.
wordt gebruikt voor de middelste EQ-band.
reverb-geluid.
Direction is ingesteld op 'L turn' en 'R turn') bepaalt de diepte van de F/R-pan (vooraan/achteraan) .
voor het R-kanaal als offset.
offset.
effectblok wordt uitgevoerd en naar zijn eige n ingang wordt geretourneerd.
Hiermee bepaalt u hoe de hoge frequenties van het feedbackgeluid wegsterven.
geselecteerd, bepaalt deze parameter het feedbackniveau van de initiële vertraging.
Als een van de effecten voor vertraging, chorus, flanger, comp distortion delay of TEC is geselecteerd, bepaalt deze parameter het feedbackniveau dat na vertraging wordt uitgevoerd en naar de ingang wordt geretourneerd.
Als 'Tempo Phaser' of 'Dynamic Phaser' is geselecteerd, bepaalt deze parameter het feedbackniveau dat vanaf de phaser wordt uitgevoerd en naar de ingang wordt geretourneerd.
in de eerste reeks en tweede reeks.
Hiermee bepaalt u de vertragingstijd van feedback 1, 2, L en R.
klankkleur geselecteerd.
Als 'Dynamic Filter' is geselecteerd, wordt met deze parameter het type filter bepaald.
reeks en tweede reeks.
toegevoegd aan de afsnijfrequentie van BPF voor de Inst-ingang.
BPF voor Inst-ingang verschoven.
Param eterna am Beschrijvingen
Gate Switch Als dit is ingesteld op 'off', wordt de uitvoer van het
Gate Time (gatetijd)
Hoogte Hiermee bepaalt u de hoogte van de gesimuleerde kamer.
Hi Resonance Hiermee past u de resonantie van de hoge frequenties aan.
High Attack Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd tussen het moment
High Gain Hier mee bepaalt u de uitgangsversterking voor de hoge
High Level Hiermee bepaalt u het niveau van de hoge frequenties.
High Mute Hiermee schakelt u de Mute-status (dempen) van de hoge
High Ratio Als 'REV-X Hall' of 'REV-X Room' is geselecteerd, bepaalt deze
High Threshold Hiermee bepaalt u het minimale ingangsniveau voor het
Horn Speed Fast Hiermee bepaalt u de snelheid van de hoorn wanneer de
Horn Speed Slow Hiermee bepaalt u de snelheid van de hoorn wanneer de
HPF Freq Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie voor het hoogdoorlaatfilter
HPF Output Level Hiermee bepaalt u in welke mate de uitvoer van het
Initial Delay Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd die verstrijkt tussen het
Initial Delay 1, 2 Hiermee bepaalt u de vertragingstijd tot de eerste reflectie voor
Initial Delay Lch, Rch
Ingangsniveau Hiermee bepaalt u het ingangsniveau van het signaal waarop de
Input Mode Hiermee selecteert u mono- of stereoconfiguratie voor het
Ingangsselectie Hiermee selecteert u een ingangskanaal.
Inst Input Level Hiermee bepaalt u het niveau van het instrumentgeluid waarop
L/R Depth Hiermee bepaalt u de diepte van het L/R-paneffect.
L/R Diffusion Hiermee bepaalt u de spreiding van het geluid.
Lag Hiermee bepaalt u de extra tijdsvertraging die op het vertraagde
LFO Depth Als 'SPX Chorus', 'Symphonic', 'Classic Flanger' of 'Ring
LFO Phase Difference
LFO Phase Reset Hiermee bepaalt u hoe de initiële fase van de LFO wordt gereset.
LFO Speed Als choruseffecten, flangereffecten, tremolo of ringmodulator zijn
LFO Wave Als flangereffecten of ringmodulator zijn geselecteerd, selecteert
Liveness Hiermee bepaalt u de wegsterfkarakteristieken van Early
Low Attack Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd tussen het moment
Low Gain Hiermee bepaalt u de uitgangsversterking voor de lage
Low Level Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau voor de lage frequenties.
Low Mute Hiermee bepaalt u of de lage frequentieband is in- of
Low Ratio Als 'REV-X Hall' of 'REV-X Room' is geselecteerd, bepaalt deze
Low Threshold Hiermee bepaalt u het minimale ingangsniveau voor het
LPF Resonance Hiermee bepaalt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter voor
hoogdoorlaatfilter en de ruisgenerator door de gate doorgelaten. Als dit is ingesteld op 'on', wordt de uitvoer van het hoogdoorlaatfilter en de ruisgenerator alleen door de gate doorgelaten als het audiosignaal wordt ingevoerd naar de Inst.
Hiermee bepaalt u de gatetijd (nootlengte) van het gesegmenteerde stuk.
waarop u een noot speelt en het moment waarop de compressor wordt toegepast op de hoge frequenties.
frequenties.
frequenties in of uit.
parameter de verhouding van de hoge frequenties.
Als 'Multi Band Comp' is geselecteerd, bepaalt deze parameter de verhouding van de compressor voor de hoge frequenties.
toepassen van het effect op de hoge frequenties.
langzaam/snel-schakelaar is ingesteld op 'fast' (snel).
langzaam/snel-schakelaar is ingesteld op 'slow' (langzaam).
dat op de microfoon wordt toegepast.
hoogdoorlaatfilter wordt gemengd met de uitvoer van Vocoder.
directe, oorspronkelijke geluid en de eerste reflecties.
de eerste reeks en tweede reeks.
Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd die verstrijkt tussen het directe, oorspronkelijke geluid en de eerste reflecties (echo’s) die hierop volgen voor het R- en L-kanaal.
compressor wordt toegepast.
ingangsgeluid.
Vocoder wordt toegepast.
geluid wordt toegepast. Deze waarde wordt opgegeven met behulp van een nootlengte.
Modulator' is geselecteerd, bepaalt deze parameter de diepte van de modulatie.
Wanneer 'Tempo Phase' is geselecteerd, wordt met deze parameter de frequentie van de fasemodulatie bepaald.
Hiermee bepaalt u het L/R-faseverschil van de gemoduleerde golf.
geselecteerd, bepaalt deze parameter de frequentie van de modulatie.
Wanneer 'Tempo Phaser' of 'Tempo Franger' is geselecteerd, wordt met deze parameter de modulatiesnelheid bepaald via een noottype.
Wanneer 'Auto Pan' is geselecteerd, wordt met deze parameter de frequentie van de automatische pan bepaald.
deze parameter de golf van de modulatie.
Wanneer 'Auto Pan' is geselecteerd, wordt met deze parameter de pancurve bepaald.
Wanneer 'VCM Auto Wah' is geselecteerd, wordt met deze parameter de golf, sinus of het vierkant geselecteerd.
Reflection.
waarop u een noot speelt en het moment waarop de compressor wordt toegepast op de lage frequenties.
frequenties.
uitgeschakeld.
parameter de verhouding van de lage frequenties.
Als 'Multi Band Comp' is geselecteerd, bepaalt deze parameter de verhouding van de compressor voor de lage frequenties.
toepassen van het effect op de lage frequenties.
het ingangsgeluid.
MOTIF XF Naslaggids
28
Effectblok
BasisstructuurBasisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
Parameternaam Beschrijvingen
Manual Wanneer 'VCM Flanger' is geselecteerd, wordt met deze
Manual Wanneer 'VCM Phaser mono' of 'VCM Phaser stereo' is
Meter (maatsoort) Hiermee wijzigt u de maat.
Mic Gate
Threshold
Mic Level Hiermee bepaalt u het ingangsniveau van het microfoongeluid.
Mic L-R Angle Hiermee bepaalt u de L/R-hoek van de microfoon.
Mid Attack Hiermee bepaalt u de hoeveelheid tijd tussen het moment
Mid Gain Hiermee bepaalt u de uitgangsversterking voor de
Mid Level Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau voor de
Mid Mute Hiermee schakelt u de Mute-status (dempen) van de
Mid Ratio Hiermee bepaalt u de compressorverhouding voor de
Mid Threshold Hiermee bepaalt u het minimale ingangsniveau voor het
Mix Hiermee bepaalt u het volume van het effectgeluid.
Mix Level Hiermee bepaalt u het effectmixniveau voor het droge geluid.
Mod Depth Hiermee bepaalt u de diepte van de modulatie.
Mod Depth Ofst R Hiermee bepaalt u de diepte van de modulatie voor het R-kanaal
Mod Feedback Hiermee bepaalt u het niveau van de feedback naar de
Mod Gain Hiermee bepaalt u de versterking van de modulatie.
Mod LPF Cutoff
Frequency
Mod LPF
Resonance
Mod Mix Balance Wanneer 'Noisy' is geselecteerd, wordt met deze parameter de
Mod Speed Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid.
Mod Wave Type Hiermee selecteert u het golftype voor modulatie.
Modus Hiermee bepaalt u het phasertype, en in het bijzonder de
Modulation Phase Hiermee bepaalt u het L/R-faseverschil van de gemoduleerde
Move Speed Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt om het geluid van de
Noise Input Level Hiermee wordt het ruisniveau bepaald dat wordt ingevoerd.
Noise Level Hiermee bepaalt u het ruisniveau.
Noise LPF Cutoff
Frequency
Noise LPF Q Hiermee bepaalt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter dat op
Noise Mod Depth Hier mee bepaalt u de diepte van de ruismodulatie.
Noise Mod Speed Hiermee bepaalt u de snelheid van de ruismodulatie.
Noise Tone Hiermee bepaalt u de karakteristieken van de ruis.
On/Off Switch Hiermee schakelt u de isolator in of uit.
OSC (Frequency) Hiermee wordt de frequentie bepaald waarmee de sinusgolfvorm
OSC Frequency
Fine
Uitvoer Hiermee bepaalt u het niveau van het signaal dat wordt
Output Gain Hiermee bepaalt u de versterking van het signaal dat wordt
Uitgangsniveau Hiermee bepaalt u het niveau van het signaal dat wordt
Output Level 1, 2 Hiermee bepaalt u het niveau van het signaal dat wordt
Over Drive Hiermee bepaalt u de mate en het karakter van het
Pan 1, 2 Hiermee bepaalt u de panregeling voor de eerste reeks en
Pan AEG Min
Level
Pan AEG Type Deze parameter van het Slice-effect bepaalt het type van de AEG
Pan Depth Hiermee bepaalt u de diepte van het paneffect.
Pan Direction Hiermee bepaalt u de richting waarin de stereopanpositie van het
Pan Type Hiermee bepaalt u het pantype.
Pedal Control Wanneer 'VCM Pedal Wah' is geselecteerd, wordt met deze
parameter de offsetwaarde van de vertragingsmodulatie bepaald.
geselecteerd, wordt met deze parameter de offsetwaarde van de fasemodulatie bepaald.
Hiermee wordt de drempelwaarde bepaald van de noisegate voor het microfoongeluid.
waarop u een noot speelt en het moment waarop de compressor wordt toegepast op de middenfrequenties.
middenfrequenties.
middenfrequenties.
middenfrequenties in of uit.
middenfrequenties.
toepassen van het effect op de middenfrequenties.
als offset.
modulatie.
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie van het laagdoorlaatfilter dat op het gemoduleerde geluid wordt toegepast.
Hiermee bepaalt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter voor het gemoduleerde geluid.
mixbalans van het gemoduleerde element bepaald.
Wanneer 'Tech Modulation' is geselecteerd, wordt met deze parameter het volume van het gemoduleerde geluid bepaald.
vormfactor voor het phasereffect.
golf.
huidige status te verplaatsen naar het geluid dat is opgegeven via de Vowel-parameter.
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie van het laagdoorlaatfilter dat op de ruis wordt toegepast.
de ruis wordt toegepast.
de amplitude van de ingangsgolf moduleert.
Hiermee wordt nauwkeurig de frequentie bepaald waarmee de sinusgolfvorm de amplitude van de ingangsgolf moduleert.
uitgevoerd uit het effectblok.
uitgevoerd uit het effectblok.
uitgevoerd uit het effectblok.
uitgevoerd uit respectievelijk het eerste en tweede blok.
vervormingseffect.
tweede reeks.
Deze parameter van het Slice-effect bepaalt het minimumniveau voor de AEG die op het gepande geluid wordt toegepast.
die op het gepande geluid wordt toegepast.
geluid zich beweegt.
parameter de afsnijfrequentie van het wah-filter bepaald. Wijs deze parameter voor het beste resultaat toe aan de voetregelaar in de display Controller Set en gebruik vervolgens de voetregelaar om deze parameter te regelen.
Parameternaam Beschrijvingen
Pedal Response Hiermee wordt bepaald hoe het geluid reageert op de wijziging
Phase Shift Offset Hiermee bepaalt u de offsetwaarde van de fasemodulatie.
Pitch 1, 2 Hiermee bepaalt u de toonhoogte in halve tonen voor de eerste
PM Depth Hiermee bepaalt u de diepte van de toonhoogtemodulatie.
Pre Mod HPF Cutoff Frequency
Pre-LPF Cutoff Frequency
Pre-LPF Resonance
Presence Deze parameter van het gitaarversterkereffect regelt de hoge
Ratio Hiermee bepaalt u de verhouding van de compressor.
Release Hiermee wordt de hoeveelheid tijd bepaald die verstrijkt tussen
Release Curve Hiermee bepaalt u de releasecurve van de envelopevolger.
Releasetijd Hiermee bepaalt u de releasetijd van de envelopevolger.
Resonance Hiermee bepaalt u de resonantie van het filter.
Resonance Offset Hiermee bepaalt u de resonantie als offset.
Reverb Delay Hiermee bepaalt u de vertragingstijd tussen de eerste reflecties
Reverb Time Hiermee bepaalt u de reverbtijd.
Room Size Hiermee bepaalt u de grootte van de kamer waarin het
Rotor Speed Fast Hiermee bepaalt u de snelheid van de rotor wanneer de
Rotor Speed Slow Hiermee bepaalt u de snelheid van de rotor wanneer de
Rotor/Horn Balance
Sampling Freq. Control
Gevoeligheid Als 'Dynamic Flanger', 'Dynamic Phaser' of een TEC-effect is
Slow-Fast Time of Horn
Slow-Fast Time of Rotor
Space Type Hiermee selecteert u het type ruimtesimulatie.
Speaker Type Hiermee selecteert u het type luidsprekersimulatie.
Speed Als 'VCM Flanger' is geselecteerd, bepaalt deze parameter de
Speed Control Schakelt de draaisnelheid om.
Spread Hiermee bepaalt u de spreiding van het geluid.
Podium Hiermee bepaalt u het stapnummer van de faseverschuiver.
Threshold (drempel)
To p*3 Hiermee bepaalt u de maximumwaarde van het wah-filter.
Type Als 'VCM Flanger' is geselecteerd, wordt met deze parameter het
Vocoder Attack Hiermee bepaalt u de attacktijd van het Vocoder-geluid.
Vocoder Release Hiermee wordt de releasetijd bepaald van het Vocoder-geluid.
Vowel Hiermee selecteert u een stemtype.
Wall Vary Hiermee bepaalt u de muurstatus van de gesimuleerde kamer.
Width Hiermee bepaalt u de breedte van de gesimuleerde kamer.
Word Length Hiermee bepaalt u de mate van ruigheid van het geluid.
*1 De Bottom-parameter is alleen beschikbaar wanneer de waarde kleiner is dan die van
de Top-parameter.
*2 De Color-parameter heeft mogelijk geen effect. Dit is afhankelijk van de waarden van
de Mode- en Stage-parameters.
*3 De Top-parameter is all een beschikbaar wanneer de waarde groter is dan die van de
Bottom-parameter.
van de demperregeling.
reeks en tweede reeks.
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie van het hoogdoorlaatfilter vóór de modulatie.
Hiermee bepaalt u de afsnijfrequentie van het laagdoorlaatfilter vóór de modulatie.
Hiermee bepaalt u de resonantie van het laagdoorlaatfilter voor het ingangsgeluid.
frequenties.
het loslaten van een toets en het einde van het compressoreffect.
en de nagalm.
instrument klinkt.
langzaam/snel-schakelaar is ingesteld op 'fast' (snel).
langzaam/snel-schakelaar is ingesteld op 'slow' (langzaam).
Hiermee bepaalt u de volumebalans van hoorn en rotor.
Hiermee regelt u de samplefrequentie.
geselecteerd, bepaalt deze parameter de gevoeligheid van de modulatie die wordt toegepast op de ingangswijziging.
Als een van de VCM Touch Wah-effecten wordt geselecteerd, bepaalt deze parameter de gevoeligheid van de wijziging in het wah-filter die wordt toegepast op de ingangswijziging.
Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt om de rotatiesnelheid van de hoorn te wijzigen van de huidige snelheid (langzaam of snel) naar een andere (snel of langzaam) wanneer de rotatiesn elheid wordt geschakeld.
Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt om de rotatiesnelheid van de rotor te wijzigen van de huidige snelheid (langzaam of snel) naar een andere (snel of langzaam) wanneer de rotatiesn elheid wordt geschakeld.
frequentie van de LFO-golf die de cyclische vera ndering van de vertragingsmodulatie regelt.
Als een van de phasertypen is geselecteerd, bepaalt deze parameter de frequentie van de LFO-golf die de cyclische verandering van de fasemodulatie regelt.
Wanneer 'VCM Auto Wah' is geselecteerd, wordt met deze parameter de snelheid van de LFO bepaald.
Hiermee bepaalt u het minimale ingangsniveau voor het toepassen van het effect.
flangertype bepaald.
Wanneer een van de wah-effecten is geselecteerd, wordt met deze parameter het type Auto Wah bepaald.
Wanneer 'Early Reflection' is geselecteerd, wordt met deze parameter het type reflectiegeluid bepaald.
Hoe hoger de instellingen, hoe groter de verstrooiing van de reflecties.
MOTIF XF Naslaggids
29

Over MIDI

Basisstructuur Basisbediening
Aansluitingen
Sectie Basisbediening
1
2
2
Weerbericht
Nieuws
Nieuws
MIDI-ontvangstkanaal 2
MIDI-verzendkanaal 2
MIDI-kabel
Nootnaam
Gatetijd
Aanslag
Staafdiagram van aanslagsnelheid
Datawaarde
Staafdiagram van de datawaarde
Over MIDI
MIDI (Musical Instrument Digital Interface) is een standaard waarmee u elektronische muziekinstrumenten met elkaar kunt laten communiceren, door het versturen en ontvangen van uitwisselbare data zoals noten, besturingswijzigingen, programmawijzigingen en verscheidene andere soorten MIDI-data en -berichten. Deze synthesizer kan andere MIDI-apparaten besturen door nootgerelateerde data en verscheidene soorten besturingsdata te versturen. Het apparaat kan ook worden bestuurd door binnenkomende MIDI-berichten die automatisch de toongeneratormodus bepalen, de MIDI-kanalen, voices en effecten selecteren, parameterwaarden wijzigen en uiteraard de voices bespelen die zijn opgegeven voor de verschillende partijen.
MIDI-kanalen
MIDI-speeldata worden toegewezen aan één van zestien MIDI-kanalen. Door deze kanalen (1-16) te gebruiken, kunnen de speelgegevens voor zestien verschillende instrumentpartijen tegelijkertijd over één MIDI-kabel worden verzonden. Beschouw MIDI-kanalen als tv-kanalen. Elk tv-station verzendt zijn uitzendingen over een bepaald kanaal. Uw tv ontvangt veel verschillende programma's van verscheidene tv-stations tegelijk en u selecteert het desbetreffende kanaal om het gewenste programma te bekijken.
MIDI werkt volgens hetzelfde basisprincipe. Het zendende instrument stuurt MIDI-data op een bepaald MIDI-kanaal (MIDI-zendkanaal) via één enkele MIDI-kabel naar het ontvangende instrument. Als het MIDI-kanaal (MIDI-ontvangstkanaal) van het ontvangende instrument overeenkomt met het verzendkanaal, speelt het ontvangende instrument de door het verzendende instrument verzonden data af. Zie pagina 228 voor informatie over het instellen van het MIDI-zendkanaal en het MIDI-ontvangstkanaal.
MIDI-berichten die door deze synthesizer worden verzonden/ herkend
De door de MOTIF XF verzonden/ontvangen berichten worden getoond in het overzicht van MIDI-data-indeling en MIDI-implementatie in de afzonderlijke datalijst. Het toongeneratorblok (aangegeven met 'synth. part' in de datalijst) en het sequencerblok (aangegeven met 'seq. part' in de datalijst) van de MOTIF XF verwerken verschillende MIDI-berichten. De MIDI-berichten die het sequencerblok kan ontvangen, kunnen worden opgenomen op tracks van een song/patroon. De MIDI-berichten die de toongenerator kan ontvangen, kunnen echter invloed hebben op het geluid van de MOTIF XF.
MIDI-events verwerkt door de MOTIF XF
In deze sectie komen MIDI-events aan bod, de data-indeling waarin de door uw toetsenbordspel gegenereerde MIDI­berichten worden opgenomen op een track of een song/ patroon. Deze hieronder beschreven events kunnen worden bewerkt of ingevoegd in de displays van de modi Song Edit/ Pattern Edit.
Note
MOTIF XF Naslaggids
30
Dit zijn de events die noten definiëren, die het grootste deel van alle performancedata uitmaken. De nootnaam (C -2 – G8) definieert de toonhoogte. Via de gatetijd wordt de lengte van de noot opgegeven in tellen en kloksignalen. De aanslagsnelheid (1 – 127) geeft aan 'hoe hard' de noot gespeeld wordt. Het staafdiagram aan de rechterkant is een grafische weergave van de waarde.
Pitchbend
Loading...
+ 225 hidden pages