De aanwezigheid van navigatiemogelijkheden kan als volgt worden gecontroleerd:
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
1 Wanneer het contact in stand ACC of AAN wordt gezet, wordt het opstart-
scherm weergegeven en treedt het systeem in werking.
Auto's met Smart entr y-systeem en startknop
1 Wanneer het contact in stand ACC of AAN wordt gezet, wordt het opstart-
scherm weergegeven en treedt het systeem in werking.
2 Druk op de toets MAP/NAV.
Eén van de volgende schermen wordt weergegeven.
2
SYMBOLEN IN AFBEELDINGEN
2. BEDIENING TELEFOON
1. BELLEN MET EEN Bluetooth®-TELEFOON
1
Geef het menuscherm Telefoon weer
en selecteer Contacten.
U kunt bellen met behulp van de telefoonboekgegevens van de aangesloten mobiele telefoon. Het telefoonboek wijzigt afhankelijk van welke telefoon is aangesloten.
z Selecteer om de informatie over
de vermelding weer te geven en te
bewerken.
INFORMATIE
● Wanneer een telefoon voor de eerste
keer wordt verbonden, moet het telefoonboek worden gedownload. Indien
het telefoonboek niet kan worden
gedownload, wordt er een pop-upvenster weergegeven.
● Indien er voor het contact geen telefoon-
nummer is opgeslagen, wordt die vermelding gedimd weergegeven.
● Het telefoonboekoverzicht kan worden
bijgewerkt.
Waarschuwingssymbool
Het symbool van een cirkel met een schuine streep erdoor betekent dat
er iets niet mag worden gedaan of mag gebeuren.
Pijlen die handelingen aangeven
Geeft de handeling aan voor het bedienen
van schakelaars en dergelijke (drukken,
draaien, enz.).
Geeft het resultaat van een handeling aan
(er wordt bijvoorbeeld een klep geopend).
GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
Nr.NaamBeschrijving
Beschrijving
bediening
Belangrijkste
handelingen
Verwante
handelingen
InformatieEr wordt voor de gebruiker nuttige informatie gegeven.
Er wordt een beschrijving gegeven van de bediening.
De stappen van een handeling worden uitgelegd.
Er wordt uitleg gegeven over de aanvullende handelingen op
de belangrijkste handelingen.
3
HANDLEIDING NAVIGATIESYSTEEM
In deze handleiding wordt de werking van het navigatie-/multimediasysteem uitgelegd.
Lees deze handleiding door en volg de aanwijzingen nauwkeurig op, zodat u de mogelijkheden op de juiste wijze kunt benutten. Bewaar deze handleiding altijd in uw auto.
De afbeeldingen in dit document wijken mogelijk af van de daadwerkelijke afbeeldingen
op het navigatie-/multimediasysteem, afhankelijk van het bestaan van de functies en/of
een contract en de beschikbaarheid van kaartgegevens op het moment van productie
van dit document.
De inhoud van deze handleiding verschilt in sommige gevallen mogelijk van het navigatie-/multimediasysteem, bijvoorbeeld wanneer de systeemsoftware is bijgewerkt.
NAVIGATIESYSTEEM
Het navigatiesysteem is één van de technologisch meest geavanceerde accessoires
die ooit voor de auto ontwikkeld zijn. Het systeem ontvangt satellietsignalen van het
Global Positioning System (GPS) van het ministerie van Defensie van de Verenigde
Staten van Amerika. Met behulp van deze signalen en sensoren in de auto kan het systeem de positie van uw auto berekenen en u helpen bij het vinden van uw bestemm ing.
Het navigatiesysteem is ontworpen om een efficiënte route te bepalen van uw vertrekpunt naar uw bestemming. Daarnaast is het navigatiesysteem ontworpen om u op een
efficiënte manier naar een voor u onbekende bestemming te brengen. Het systeem is
ontwikkeld door “Harman International” met behulp van kaarten van NAVTEQ. De berekende routes zijn niet altijd de kortste routes of routes zonder verkeersopstoppingen.
Met uw persoonlijke kennis van de situatie ter plaatse of door een stuk van de berekende route “af te snijden” kunt u soms sneller uw bestemming bereiken.
Het navigatiesysteem beschikt over categorieën POI's (nuttige adressen), zoals hotels
en restaurants, met behulp waarvan u snel en gemakkelijk uw bestemming kunt selecteren. Als uw bestemming niet in de database is opgenomen, kunt u de straatnaam of
een belangrijk kruispunt in de nabijheid van uw bestemming selecteren, waar het systeem u naartoe kan leiden.
Het systeem geeft zowel visuele aanwijzingen met behulp van een op het display getoonde kaart als gesproken aanwijzingen. De gesproken aanwijzingen gev en bij het naderen van een verkeersknooppunt de nog af te leggen afstand en de rich ting die u moet
volgen aan. Dankzij deze gesproken aanwijzingen kunt u uw volle aandacht bij het verkeer houden en hebt u genoeg tijd om van richting te veranderen, van rijbaan te wisselen of snelheid te minderen.
Houd er rekening mee dat alle actuele navigatiesystemen hun beperkingen hebben en
niet onder alle omstandigheden feilloos zullen functioneren. De nauwkeurigheid waarmee de actuele locatie van de auto wordt weergegeven, is afhankelijk van de conditie
van de satellieten, de ligging van de wegen, de conditie van de auto en ander e omstandigheden. Zie voor meer informatie over de beperkingen van het systeem bladzijde 228.
4
BELANGRIJKE INFORMATIE OVER DEZE HANDLEIDING
WAARSCHUWING
OPMERKING
Deze handleiding geeft onderwerpen die uit veiligheidsoverwegingen bijzondere
aandacht vragen, op de volgende wijze aan.
● Dit is een waarschuwing tegen iets wat mensen letsel kan toebrengen als de waarschuwing wordt genegeerd. U wordt geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet doen,
om het risico op letsel voor uzelf en voor anderen te verminderen.
● Dit is een waarschuwing tegen iets wat schade aan de auto of uitrusting ervan kan ver-
oorzaken als de waarschuwing wordt genegeerd. U wordt geïnformeerd over wat u moet
doen of niet moet doen om schade aan uw auto en de u itrust ing ervan te vermij den of het
risico hierop te verminderen.
5
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
WAARSCHUWING
(MULTIMEDIASYSTEEM)
Houd u aan de volgende instructies om dit
systeem zo veilig mogelijk te gebruiken.
Gebruik de functies van dit systeem zodanig dat ze geen afleiding vormen en een
veilige rit niet beletten. De veiligheid tijdens het rijden moet altijd als eerste prioriteit gezien worden. Neem tijdens het rijden
altijd de verkeersregels in acht.
Voordat u het systeem gaat gebruiken,
moet u eerst de werking en mogelijkheden
goed leren kennen. Lees eerst de volledige handleiding van het navigatiesysteem
door om er zeker van te zijn dat u het systeem begrijpt. Laat anderen geen gebruikmaken van het systeem tot ze de
aanwijzingen in deze handleiding gelezen
en begrepen hebben.
Uit veiligheidsoverwegingen zijn sommige
mogelijkheden niet beschikbaar als de
auto rijdt. De toetsen die niet beschikbaar
zijn, worden gedimd weergegeven.
● Uit veiligheidsoverwegingen mag de
bestuurder het multimediasysteem tijdens het rijden niet bedienen. Onvoldoende aandacht voor de weg en het
verkeer kan resulteren in een ongeval.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
(NAVIGATIESYSTEEM)
Houd u aan de volgende instructies om dit
systeem zo veilig mogelijk te gebruiken.
Het systeem is bedoeld om u te assisteren
bij het bereiken van uw bestemming en zal
dit, mits goed gebruikt, ook doen. U bent
als bestuurder verantwoordelijk voor het
veilig functioneren van uw auto en voor de
veiligheid van uw passagiers.
Gebruik de functies van dit systeem zodanig dat ze geen afleiding vormen en een
veilige rit niet beletten. De veiligheid tijdens het rijden moet altijd als eerste prioriteit gezien worden. Neem tijdens het rijden
altijd de verkeersregels in acht.
Voordat u het systeem gaat gebruiken,
moet u eerst de werking en mogelijkheden
goed leren kennen. Lees de volledige
handleiding van het navigatiesysteem
door om er zeker van te zijn dat u het systeem begrijpt. Laat anderen geen gebruik
maken van het systeem tot ze de aanwijzingen in deze handleiding gelezen en begrepen hebben.
Uit veiligheidsoverwegingen zijn sommige
mogelijkheden niet beschikbaar als de
auto rijdt. De toetsen die niet beschikbaar
zijn, worden gedimd weergegeven.
6
WAARSCHUWING
● Uit veiligheidsoverwegingen mag de
bestuurder het navigatiesysteem tijdens
het rijden niet bedienen. Onvoldoende
aandacht voor de weg en het verkeer
kan resulteren in een ongeval.
● Houd u tijdens het rijden aan de verkeersregels en let op de toestand van de
weg. Als een verkeerssituatie recentelijk
gewijzigd is, kan het routebegeleidingssysteem u van verkeerde informatie
voorzien, zoals het advies om een eenrichtingsweg in te rijden.
Luister tijdens het rijden zo veel mogelijk
naar de stembegeleiding en werp alleen
een blik op het scherm als de wegsituatie
dit toelaat. Vertrouw echter nooit volledig
op de informatie van de stembegeleiding.
Gebruik deze alleen als referentie. Het is
mogelijk dat u onjuiste, verlate of geen
stembegeleiding hoort als het systeem de
actuele positie niet kan vaststellen.
De gegevens in het systeem zijn soms niet
volledig. De wegsituatie, inclusief beperkingen (niet links afslaan, straten afgesloten, enz.) wijzigt regelmatig. Kijk daarom,
voordat u een instructie van het systeem
gaat opvolgen, of deze handeling veilig en
legitiem kan worden uitgevoerd.
Het systeem kan u niet waarschuwen voor
zaken als de veiligheid van een gebied, de
toestand van het wegdek en de beschikbaarheid van hulpdiensten. Als u niet overtuigd bent van de veiligheid van een
bepaald gebied, rijd dit gebied dan niet in.
Het systeem ondersteunt de bestuurder,
maar vervangt nooit diens persoonlijke beoordeling.
Gebruik dit systeem alleen waar dit wettelijk toegestaan is.
Druk op de toets
teem in te schakelen. Het audiobedieningsscherm wordt weergegeven. (
MEDIA
om het audiosys-
→
Blz.23)
Bluetooth® HANDSFREESYSTEEM
Druk om toegang te krijgen tot het
Bluetooth
wordt gedrukt, wijzigt het scherm tussen
de menuschermen “Telefoon” en “Extra's”/
“Toyota online”. De bestuurder kan bellen
of een gesprek aannemen zonder dat hij
zijn handen van het stuurwiel hoeft te nemen. (→Blz.75)
®
handsfree-systeem op de toets
. Elke keer dat op de toets
SPRAAKCOMMANDOSYSTEEM
Druk op de toets op het stuurwiel voor
toegang tot het spraakcommando-
systeem. Met een spraakcommando kunt
u het systeem bedienen. (→Blz.109)
VOERTUIGINFORMATIE
Druk op de toets CAR om toegang te krijgen tot het voertuiginformatiesysteem. Het
brandstofverbruik kan worden afgelezen.
(→Blz.113)
12
INSTELLEN
Druk op de toets SETUP om de functie-instellingen aan te passen aan uw persoonlijke voorkeur. (→Blz.117)
1. BEKNOPTE HANDLEIDING
REAR VIEW MONITORSYSTEEM
Door stand R in te schakelen wordt automatisch op het scherm weergegeven wat
zich achter de auto bevindt. (→Blz.153)
NAVIGATIESYSTEEM
Druk op de toets MAP/NAV voor toegang
tot het navigatiesysteem. Telkens als op
de toets MAP/NAV wordt gedrukt, wijzigt
het scherm tussen het kaartscherm en h et
menuscherm “Navigatie”. (→Blz.167)
APPLICATIESYSTEEM
Druk op de toets voor toegang tot
het applicatiesysteem. Elke keer dat op de
toets wordt gedrukt, wijzigt het
scherm tussen de menuschermen “Telefoon” en “Extra's”/“Toyota online”. De bestuurder kan gebruikmaken van
applicaties. (→Blz.231)
1
BEKNOPTE HANDLEIDING
13
2. BEDIENING EN KENMERKEN
2. BEDIENING EN KENMERKEN
1. OVERZICHT TOETSEN
Nr.FunctieBladzijde
14
Raak het scherm aan met uw vinger om de geselecteerde functie te
bedienen.
Plaats een disc in deze opening. De CD-speler schakelt onmiddellijk in.36
Druk op deze toets om de functie-instellingen aan te passen aan uw persoonlijke voorkeur.
Draai de knop Tune/Scroll om een radiozender te selecteren of naar het
volgende of vorige muziekstuk te gaan.
U kunt met deze knop ook de schaal van de kaart vergroten of verklei-
∗
nen.
Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het voertuiginformatie-
systeem.
Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het Bluetooth® handsfree-
systeem en de applicaties.
∗
Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het navigatiesysteem.167
16
117
23, 178
114
75, 231
2. BEDIENING EN KENMERKEN
Nr.FunctieBladzijde
Druk op de toets > of < om een radiozender te zoeken of om een
gewenst muziekstuk of bestand te beluisteren.
Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het audiosysteem. Het
audiosysteem zal de laatst ingestelde functie activeren.
28, 36, 41,
47, 56
24, 25, 26
Druk de AAN/UIT/volumeknop in om het navigatie-/multimediasysteem
in en uit te schakelen en draai de knop om het volume te regelen.
Druk op deze toets om een disc uit te werpen.27
∗
: Alleen navigatiesysteem
1
BEKNOPTE HANDLEIDING
25
15
2. BEDIENING EN KENMERKEN
2. HANDELINGEN TOUCHSCREEN
U kunt het systeem bedienen door het touchscreen direct met uw vinger aan te raken.
BedieningBeschrijving Belangrijkste gebruik
Aanraken
Raak het scherm kort aan.
Slepen*
Raak het scherm aan met
uw vinger en beweeg het
scherm naar de gewenste
positie.
Swipen*
Beweeg het scherm snel
door met uw vinger te swipen.
Wijzigen en selecteren van verschillende instellingen.
• Scrollen door lijsten
• Gebruik van de scrollbar in lijsten
• Aanpassen van de schaal van de kaart (→Blz.178)
• Handmatig aanpassen van het
afstembereik voor FM en AM
(→Blz.31)
• Aanpassen van de weergegeven
schuifbalken op het scherm
(→Blz.123)
• Aanpassen van balans/fader
(→Blz.150)
• Positie van onderdelen in de lijst
met tussenstops/bestemmingen
wijzigen (→Blz.203, 204)
• Scrollen op het hoofdscherm
• Terugkeren naar het menuscherm
vanaf het submenuscherm (het
scherm dat zich één niveau lager
bevindt)
• Naar de volgende/vorige afbeelding gaan (→Blz.235)
• Naar de volgende/vorige verkeersmelding gaan in het gedetailleerde
overzicht (→Blz.185)
• Naar de volgende/vorige sectie
van de route gaan in de weergave
op het volledige scherm (lijst met
afslagen) (→Blz.206)
*: Bovenstaande handelingen kunnen mogelijk niet op alle schermen worden uitgevoerd.
16
2. BEDIENING EN KENMERKEN
OPMERKING
INFORMATIE
3. TOUCHSCREEN-BEDIENING
Dit systeem wordt hoofdzakelijk bediend
met behulp van de schermtoetsen.
Als een schermtoets wordt aangeraakt, klinkt er een piepsignaal. (Voor
het instellen van een piepsignaal,
→Blz.120.)
● Raak, om beschadiging van het scherm
te voorkomen, de schermtoetsen licht
aan met uw vinger.
● Raak het scherm niet met iets anders
dan uw vinger aan.
● Verwijder vingerafdrukken op het
scherm met een brillendoekje. Gebruik
geen chemische reinigingsmiddelen om
het scherm te reinigen aangezien deze
het touchscreen kunnen beschadigen.
● Wanneer de motor niet draait, laat dan
het systeem niet langer ingeschakeld
dan nodig is, om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
● Als het systeem niet reageert op de aan-
raking van uw vinger, neem uw vinger
dan van het scherm en probeer het nogmaals.
● Schermtoetsen die gedimd worden
weergegeven, kunnen niet worden
bediend.
● Het beeld kan donker zijn en de bewe-
gende beelden kunnen iets vervormd
zijn als het display nog koud is.
● Bij extreem lage temperaturen kan het
scherm wellicht niet worden weergegeven en kunnen gegevens die door de
gebruiker worden ingevoerd, gewist
worden. Ook kan het moeilijker zijn dan
normaal om de schermtoetsen te bedienen.
● Wanneer u naar het scherm kijkt door
gepolariseerd materiaal zoals een gepolariseerde zonnebril, wordt het scherm
mogelijk donker en moeilijk te zien. Kijk
in dat geval vanuit een andere hoek
naar het scherm, en wijzig de scherminstellingen (→Blz.123) of zet uw zonnebril af.
● Selecteer om terug te keren
naar het vorige scherm.
1
BEKNOPTE HANDLEIDING
17
2. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
BEDIENING INVOERSCHERM
Als u zoekt naar een naam, kunt u de
letters en cijfers, enz. invoeren via het
scherm.
INVOEREN VAN LETTERS EN
CIJFERS
1 Selecteer de toetsen om letters of cij-
fers in te voeren.
Nr.Functie
Hiermee kunt u één letter verwijderen. Houd uw vinger op deze toets
om meerdere letters te verwijderen.
Hiermee kunt u symbolen invoeren.
● Wanneer een karakter wordt ingevoerd,
verschijnt er een suggestie met een
mogelijke overeenkomst voor het woord
dat wordt gezocht.
● Schermtoetsen die op dat moment niet
beschikbaar zijn, worden gedimd weergegeven.
● Wanneer een vermelding te lang is om
in het tekstveld weer te geven, wordt het
laatste deel van de ingevoerde tekst
weergegeven en wordt het eerste deel
weergegeven als “...”.
● In de volgende gevallen wordt de invoer-
functie automatisch gewijzigd tussen
hoofdletters en kleine letters.
• Wanneer de lay-out van het toetsenbord wordt gewijzigd naar invoer van
hoofdletters, wijzigt de lay-out automatisch terug naar invoer van kleine letters nadat er één letter is ingevoerd.
• Wanneer /, &, . of ( wordt ingevoerd,
wijzigt de lay-out van het toetsenbord
automatisch naar invoer van hoofdletters.
• Wanneer alle karakters worden gewist,
wijzigt de lay-out van het toetsenbord
automatisch naar invoer van hoofdletters.
2 Selecteer OK.
18
Hiermee kunt u kleine letters en
hoofdletters invoeren.
Hiermee kunt u van type toetsenbord wisselen.
2. BEDIENING EN KENMERKEN
INVOEREN VANUIT DE LIJST
MET OVEREENKOMSTIGE
VERMELDINGEN
Op bepaalde schermen wordt een
mogelijke invoertekst of een automatische aanvulling weergegeven op basis
van de ingevoerde letters. Het
gewenste item kan worden geselecteerd en ingevoerd.
1 Voer letters in.
Als er een mogelijke invoertekst wordt
weergegeven in het invoerveld en dit de
door u gezochte tekst is, selecteer dan
OK of de mogelijke invoertekst.
Selecteer om de lijst met
mogelijke invoerteksten weer te geven.
Het aantal overeenkomstige items wordt
weergegeven. Er kunnen maximaal 300
items worden weergegeven.
De lijst wordt automatisch weergegeven
wanneer er 5 of minder overeenkomstige
vermeldingen zijn.
2 Selecteer het gewenste item.
SCROLLEN
Kies, wanneer een lijst wordt weergegeven, de juiste schermtoets om door
de lijst te scrollen.
Nr.Functie
Hiermee wordt de volgende of vorige pagina weergegeven.
Dit geeft de positie van het weergegeven scherm weer.
Door uw vinger op of te houden,
kunt u op dit scherm omhoog of omlaag
scrollen. Het scrollen stopt automatisch
wanneer het begin/einde van de lijst is
bereikt.
U kunt ook als volgt de pagina wijzigen:
• Selecteren van het gewenste punt op de
scrollbar.
• Slepen van het merkteken van de scrollbar naar het gewenste punt.
1
BEKNOPTE HANDLEIDING
19
2. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
INFORMATIE
■AUTOMATISCH SCROLLEN VAN
TEKST
Vermeldingen die te lang zijn voor het
tekstveld worden automatisch van
rechts naar links gescrold.
Deze functie is tijdens het rijden niet
beschikbaar.
● Deze functie kan aan of uit worden
gezet. (→Blz.120)
SCHAKELTOETSEN
KARAKTERS IN LIJSTEN
Sommige lijsten bevatten karakterschermtoetsen, A-C, D-F, enz., waarmee u direct naar lijstvermeldingen die
met dezelfde letter als de karakterschermtoets beginnen, kunt springen.
1 Selecteer één van de karakterscherm-
toetsen.
● Telkens als dezelfde karakterscherm-
toets wordt gekozen, wordt de lijst die
met het volgende karakter begint weergegeven.
Sommige functies kunnen niet worden bediend tijdens het rijden.
23
1. BASISHANDELINGEN
1. KORTE UITLEG
Druk op de toets MEDIA om het audiosysteem in te schakelen. Het audiosysteem
zal de laatst ingestelde functie activeren.
FunctieBladzijde
Gebruik van de radio28
Afspelen van een audio-CD of MP3/WMA/AAC-disc36
Afspelen van bestanden op een USB-geheugen41
Afspelen van muziek op een iPod47
Gebruik van de AUX-aansluiting53
Afspelen van een Bluetooth®-apparaat56
Gebruik van de audiotoetsen op het stuurwiel63
Audio-instellingen149
24
1. BASISHANDELINGEN
WAARSCHUWING
OPMERKING
WAARSCHUWING:
DIT PRODUCT IS EEN KLASSE 1
LASERPRODUCT. HET BEDIENEN OF
AFSTELLEN VAN DIT APPARAAT EN
HET UITVOEREN VAN PROCEDURES
OP EEN WIJZE DIE NIET IN DEZE
HANDLEIDING ZIJN BESCHREVEN,
KAN TOT GEVOLG HEBBEN DAT U AAN
GEVAARLIJKE STRALING WORDT
BLOOTGESTELD. OPEN NOOIT APPARATUUR EN VOER ZELF GEEN REPARATIES UIT. LAAT REPARATIES
UITVOEREN DOOR DESKUNDIG PERSONEEL.
INFORMATIE
2. BASISHANDELINGEN
In dit deel worden een aantal basishandelingen uitgelegd die betrekking
hebben op uw audiosysteem. Mogelijk
is niet alle informatie op uw systeem
van toepassing.
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop
Uw audiosysteem functioneert wanneer het contact in stand ACC of AAN
staat.
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop
Uw audiosysteem functioneert wanneer het contact in stand ACC of AAN
staat.
IN- OF UITSCHAKELEN VAN
HET AUDIOSYSTEEM
2
AUDIOSYSTEEM
De AAN/UIT/volumeknop: Druk op deze
knop om het audiosysteem in en uit te
schakelen. Draai aan deze knop om het
volume te regelen. Het systeem zal bij het
inschakelen de laatst ingestelde functie
activeren.
Toets MEDIA: Druk op deze toets om de
schermtoetsen van het audiosysteem
weer te geven.
● Als het volume wordt ingesteld terwijl de
muziek tijdelijk onderbroken of onderdrukt is, zal het onderbreken of onderdrukken worden beëindigd.
● Wanneer de motor niet draait, laat dan
het audiosysteem niet langer ingeschakeld dan nodig is, om te voorkomen dat
de accu ontladen raakt.
25
1. BASISHANDELINGEN
INFORMATIE
INFORMATIE
OPMERKING
SELECTEREN VAN EEN
AUDIOBRON
1 Druk op de toets MEDIA.
Het audiosysteem zal de laatst ingestelde
functie activeren.
2 Selecteer of druk op de toets
MEDIA om het keuzescherm voor de
audiobron weer te geven.
3 Selecteer de gewenste audiobron.
PLAATSEN OF UITWERPEN
VAN EEN DISC
PLAATSEN VAN EEN DISC
1 Plaats de disc met het label aan de bo-
venzijde.
Als de disc goed in de opening is
geplaatst, zal de CD-speler automatisch
beginnen met het afspelen van het eerste
muziekstuk of het eerste muziekstuk van
de eerste map op de disc.
● Als de disc is geplaatst met het label
aan de onderzijde, verschijnt op het
scherm de melding “Disc error occurred”
(fout disc gevonden).
● Schermtoetsen die gedimd worden
weergegeven, kunnen niet worden
geselecteerd.
26
● Probeer nooit de CD-speler te demonte-
ren of onderdelen te smeren. Plaats
alleen discs in de invoeropening.
1. BASISHANDELINGEN
UITWERPEN VAN EEN DISC
1 Druk op de toets .
De disc zal worden uitgeworpen.
USB/AUX-AANSLUITING
1 Open het klepje van de USB/AUX-aan-
sluiting.
2 Sluit een apparaat aan.
Wanneer een apparaat is aangesloten,
wordt automatisch begonnen met afspelen. Zodra de speler kan worden afgespeeld, wordt automatisch het
audioweergavescherm weergegeven.
Wanneer een USB-hub wordt gebruikt,
kunnen er tegelijkertijd twee apparaten
worden aangesloten.
Zelfs wanneer een USB-hub wordt
gebruikt om meer dan twee USB-apparaten aan te sluiten, worden alleen de twee
apparaten herkend die als eerste werden
aangesloten.
2
AUDIOSYSTEEM
27
2. RADIOBEDIENING
∗
: Indien aanwezig
1. AM/FM/DAB∗-RADIO
OVERZICHT
U kunt het bedieningsscherm voor het audiosysteem op de volgende manieren
weergeven:
Druk op de toets MEDIA om het keuzescherm voor de audiobron weer te geven en
kies vervolgens AM, FM of DAB
weer te geven.
■BEDIENINGSPANEEL
∗
om het bedieningsscherm voor het audiosysteem
28
■BEDIENINGSSCHERM
2. RADIOBEDIENING
2
AUDIOSYSTEEM
29
2. RADIOBEDIENING
INFORMATIE
Nr.Functie
Kies deze toets om de geluidsinstellingen in te stellen. (→Blz.149)
De knop Tune/Scroll:
• Scherm voor afstemmen op voorkeuzezenders: Draaien om een voorkeuzezender te
selecteren.
• Scherm voor zenders: Draaien om verder/terug te gaan in de zenderlijst.
• Scherm voor handmatig afstemmen: Draaien om naar een hogere/lagere frequentie te
gaan.
• Scherm “DAB Time Shift”: Draaien om naar voren/achteren te springen.
• Scherm afstemmen op voorkeuzezenders: Druk hierop om verder/terug te gaan in de
voorkeuzezenders.
• Scherm voor zenders: Druk hierop om verder/terug te gaan in de zenderlijst.
• Scherm voor handmatig afstemmen: Houd deze toets ingedrukt om verder/terug te
zoeken in de beschikbare zenders terwijl de toets wordt ingedrukt.
Druk op deze toets om het selectiescherm voor de mediamodus weer te geven.
De AAN/UIT/volumeknop:
• Draaien om het volume te regelen.
• Druk op deze knop om het audiosysteem in of uit te schakelen.
Hiermee kunt u op voorkeuzezenders afstemmen.
Hiermee kunt u het optiescherm voor de radio weergeven.
Hiermee kunt u het scherm voor handmatig afstemmen weergeven.
Hiermee kunt u de zenderlijst weergeven.
Hiermee kunt u de voorkeuzezender weergeven.
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron weergeven.
● De radio zal automatisch overgaan op stereo-ontvangst als een stereo-uitzending wordt
ontvangen.
30
Loading...
+ 246 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.