N
Gebruikershandleiding
Personal computer
VGN-Z-serie
n 2 N
Inhoud |
|
Voor gebruik ....................................................................... |
4 |
Meer informatie over uw VAIO-computer...................... |
5 |
Ergonomische overwegingen........................................ |
7 |
Aan de slag......................................................................... |
9 |
De besturingselementen en poorten ........................... |
10 |
De lampjes .................................................................. |
16 |
Een stroombron aansluiten ......................................... |
17 |
De batterij gebruiken ................................................... |
19 |
De computer veilig uitschakelen ................................. |
25 |
Energiebesparingsstanden gebruiken......................... |
26 |
Uw computer bijwerken............................................... |
28 |
De VAIO-computer gebruiken........................................... |
29 |
Het toetsenbord gebruiken.......................................... |
30 |
Het touchpad gebruiken .............................................. |
32 |
De knoppen voor speciale functies gebruiken ............ |
33 |
De ingebouwde camera gebruiken ............................. |
34 |
Het optische station gebruiken.................................... |
35 |
De Memory Stick gebruiken ........................................ |
42 |
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken ............ |
48 |
Het internet gebruiken................................................. |
54 |
Het netwerk (LAN) gebruiken...................................... |
56 |
Het draadloze LAN gebruiken ..................................... |
57 |
Het draadloze WAN gebruiken .................................... |
64 |
De Bluetooth-functie gebruiken ................................... |
68 |
Vingerafdrukverificatie gebruiken ................................ |
73 |
De TPM gebruiken....................................................... |
80 |
Randapparaten gebruiken................................................. |
90 |
Een dokstation aansluiten ........................................... |
91 |
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon |
|
aansluiten .................................................................... |
99 |
Een externe monitor aansluiten................................. |
100 |
Weergavemodi selecteren......................................... |
107 |
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken ................... |
108 |
Een externe microfoon aansluiten ............................. |
110 |
Een USB-apparaat aansluiten ................................... |
111 |
Een i.LINK-apparaat aansluiten................................. |
113 |
Uw VAIO-computer aanpassen....................................... |
115 |
Prestatiemodi selecteren ........................................... |
116 |
Het wachtwoord instellen........................................... |
118 |
Intel® VT gebruiken ................................................... |
130 |
VAIO Control Center gebruiken................................. |
131 |
VAIO Power Management gebruiken ........................ |
133 |
De weergavetaal wijzigen.......................................... |
135 |
De modem configureren ............................................ |
136 |
De harde schijf beschermen...................................... |
137 |
n 3 N
Uw VAIO-computer uitbreiden ........................................ |
138 |
Geheugen toevoegen en verwijderen ....................... |
139 |
Voorzorgsmaatregelen ................................................... |
145 |
Informatie over de veiligheid ..................................... |
146 |
Informatie over reinigen en onderhoud ..................... |
149 |
Met de computer omgaan ......................................... |
150 |
Met het LCD-scherm omgaan ................................... |
152 |
De stroomvoorziening gebruiken .............................. |
153 |
Met de ingebouwde camera omgaan........................ |
154 |
Met schijven omgaan ................................................ |
155 |
De batterij gebruiken ................................................. |
156 |
Memory Sticks hanteren ........................................... |
157 |
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan .......... |
158 |
Vingerafdrukverificatie gebruiken.............................. |
159 |
De TPM gebruiken .................................................... |
161 |
Problemen oplossen ....................................................... |
163 |
Computer .................................................................. |
165 |
Systeembeveiliging ................................................... |
174 |
Batterij ....................................................................... |
175 |
Ingebouwde camera.................................................. |
177 |
Internet ...................................................................... |
179 |
Netwerken ................................................................. |
181 |
Bluetooth-technologie ............................................... |
186 |
Optische schijven ...................................................... |
190 |
Beeldscherm.............................................................. |
194 |
Afdrukken .................................................................. |
198 |
Microfoon................................................................... |
199 |
Luidsprekers .............................................................. |
200 |
Touchpad................................................................... |
201 |
Toetsenbord .............................................................. |
202 |
Diskettes.................................................................... |
203 |
Audio/video................................................................ |
204 |
Memory Stick............................................................. |
207 |
Randapparatuur......................................................... |
208 |
Dokstation.................................................................. |
209 |
Handelsmerken ............................................................... |
210 |
Opmerking....................................................................... |
212 |
Voor gebruik >
n 4 N
Voor gebruik
Gefeliciteerd met de aankoop van deze Sony VAIO®-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm. Sony heeft speerpunttechnologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie gecombineerd en geïntegreerd in deze uiterst geavanceerde computer.
!
Externe aanzichten die in deze handleiding worden geïllustreerd, kunnen enigszins verschillen van de werkelijke aanzichten van uw computer.
Locatie van specificaties
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen, opties en meegeleverde items beschikbaar op uw computer.
Ga naar de website van VAIO-Link op http://www.vaio-link.com voor meer informatie over de configuratie van uw computer.
Voor gebruik > |
|
Meer informatie over uw VAIO-computer |
n 5 N |
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit gedeelte vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
Handleiding Snel aan de slag: een overzicht van het aansluiten van onderdelen, configuratiegegevens, enzovoort.
Gids systeemherstel en probleemoplossing
Voorschriften, Garantie en Ondersteuning
2. Documentatie op het scherm
Gebruikershandleiding (deze handleiding): de functies van de computer en informatie over veelvoorkomende problemen. U geeft deze handleiding als volgt op het scherm weer:
1 Klik op Start, Alle programma's en VAIO Documentation.
2 Open de map voor uw taal.
3 Kies de handleiding die u wilt lezen.
Als u handmatig in de gebruikershandleiding wilt zoeken, gaat u naar Computer > VAIO (C:) (uw C-schijf) > Documentatie (Documentation) > Documentatie (Documentation) en opent u de map voor uw taal.
Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning klikt u op Start en op Help en ondersteuning, of houdt u de Microsoft Windows-toets ingedrukt en drukt u op F1.
Voor gebruik > |
|
Meer informatie over uw VAIO-computer |
n 6 N |
3. Ondersteuningswebsites
Als u een probleem hebt met de computer, kunt u naar de website van VAIO-Link gaan op http://www.vaio-link.com voor probleemoplossing.
Alvorens telefonisch contact op te nemen met VAIO-Link, moet u proberen het probleem op te lossen door de meegeleverde documentatie te lezen en andere websites van Sony te bezoeken.
Ga naar de website http://www.club-vaio.com als u meer te weten wilt komen over VAIO en deel wilt uitmaken van de groeiende VAIO-gemeenschap.
Ga naar de website http://www.sonystyle-europe.com voor het online aanschaffen van producten.
Ga naar de website http://www.sony.net voor overige Sony-producten.
Zorg dat u het serienummer van uw VAIO-computer bij de hand hebt wanneer u telefonisch contact opneemt met VAIO-Link. Het serienummer bevindt zich aan de onderkant, aan de achterkant of in het batterijcompartiment van uw VAIO-computer.
Voor gebruik > |
|
Ergonomische overwegingen |
n 7 N |
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
Positie van de computer: plaats de computer direct voor u. Houd uw onderarmen horizontaal, met uw polsen in een neutrale, comfortabele positie als u het toetsenbord of aanwijsapparaat gebruikt. Houd uw bovenarmen ontspannen naast uw bovenlichaam. Pauzeer regelmatig tijdens het gebruik van de computer. Als u te veel met de computer werkt, kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan, houd uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
Voor gebruik > |
|
Ergonomische overwegingen |
n 8 N |
Gezichtshoek t.o.v. het scherm: kantel het scherm tot u de optimale gezichtshoek vindt. Dit is minder belastend voor uw ogen en spieren. Stel ook de helderheid van het scherm optimaal in.
Verlichting: zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden. Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen comfortabeler, maar ook efficiënter.
Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u vlak voor de monitor zit.
Aan de slag >
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
De besturingselementen en poorten (pagina 10)
De lampjes (pagina 16)
Een stroombron aansluiten (pagina 17)
De batterij gebruiken (pagina 19)
De computer veilig uitschakelen (pagina 25)
Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 26)
Uw computer bijwerken (pagina 28)
n 9 N
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 10 N |
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
!
Het uiterlijk van uw computer zoals dit in deze handleiding wordt geïllustreerd, kan verschillen van het werkelijke uiterlijk van uw computer vanwege verschillen in de specificaties. Het kan ook per land of regio verschillen.
Voorzijde
A Ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 34)
B Lampje voor ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 16)
C Num lock-lampje (pagina 16)
D Caps lock-lampje (pagina 16)
E Scroll lock-lampje (pagina 16)
F LCD-scherm (pagina 152)
G Ingebouwde luidsprekers (stereo)
H Toetsenbord (pagina 30)
I Touchpad (pagina 32)
J Linkerknop (pagina 32)
K Vingerafdruksensor* (pagina 73)
L Rechterknop (pagina 32)
* Alleen op bepaalde modellen.
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 11 N |
|
A Lampje voor STAMINA-modus (pagina 16) |
|
B Prestatiekeuzeschakelaar (pagina 116) |
|
C Lampje voor SPEED-modus (pagina 16) |
|
D Knop S1/S2 (pagina 33) |
|
E Uitwerpknop voor station (pagina 33) |
|
F Batterijlampje (pagina 16) |
|
G Lampje voor schijfstation (pagina 16) |
|
H Lampje voor mediatoegang (pagina 16) |
|
I WIRELESS-lampje (pagina 16) |
|
J Sleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 50) |
|
K Memory Stick-sleuf* (pagina 42) |
|
L WIRELESS-schakelaar (pagina 57), (pagina 64), (pagina 68) |
|
M Ingebouwde microfoon (mono) |
|
* Uw computer ondersteunt zowel Memory Sticks in het standaardformaat als |
|
Memory Sticks in het Duo-formaat. |
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 12 N |
Achterzijde
A SIM-kaartsleuf* (pagina 64)
B Batterijconnector (pagina 19)
* Alleen op bepaalde modellen.
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 13 N |
Rechterzijde
A Optisch station (pagina 35)
B Lampje voor optisch station (pagina 16)
C Opening voor handmatig uitwerpen (pagina 190)
D Reserve-uitwerpknop voor station (pagina 35)
E HDMI-uitgangspoort*1 (pagina 104)
F Hi-Speed USB-poort (USB 2.0)*2 (pagina 111)
G Monitorpoort*3 (pagina 100)
H Aan/uit-knop / Aan/uit-lampje (pagina 16)
*1 |
Alleen functioneel wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt. |
|
*2 |
Ondersteunt hoge/volle/lage snelheid. |
|
*3 |
Is niet toegankelijk wanneer de computer op het dokstation is aangesloten. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 14 N |
Linkerzijde
A DC IN-poort (pagina 17)
B Netwerkpoort (LAN) (pagina 56)
C Ventilatieopening
D ExpressCard/34 -sleuf (pagina 48)
E Beveiligingssleuf
F Modempoort (pagina 54)
G Hi-Speed USB-poort (USB 2.0)* (pagina 111)
H 4-pins i.LINK-poort (S400) (pagina 113)
I Microfoonconnector (pagina 110)
J Hoofdtelefoonconnector (pagina 99)
* Ondersteunt hoge/volle/lage snelheid.
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 15 N |
Onderzijde
A Aansluiting voor dokstation (pagina 93)
B Ventilatieopeningen
C Kapje van geheugenmodulecompartiment (pagina 139)
Aan de slag > |
|
De lampjes |
n 16 N |
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
Lampje |
Functies |
|
|
|
|
Aan/uit 1 |
Brandt groen als de computer is ingeschakeld, knippert langzaam oranje als de computer in de slaapstand is |
|
|
gezet en gaat uit als de computer wordt uitgeschakeld of in de sluimerstand is gezet. |
|
|
|
|
Batterijlading |
Brandt als de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 22) voor meer informatie. |
|
|
|
|
Mediatoegang |
Brandt terwijl gegevens worden gelezen van een geheugenkaart, zoals een Memory Stick of een |
|
|
SD-geheugenkaart. (Zet de computer niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit lampje |
|
|
brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de geheugenkaart niet gebruikt. |
|
|
|
|
Ingebouwde MOTION EYE-camera |
Brandt als de ingebouwde camera in gebruik is. |
|
|
|
|
STAMINA-modus |
Brandt wanneer de computer zich in de STAMINA-modus bevindt zodat de batterij minder snel leeg raakt. |
|
|
|
|
SPEED-modus |
Brandt wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt voor snellere prestaties. |
|
|
|
|
Optisch station |
Brandt als gegevens worden gelezen van het optische station. Als het lampje niet brandt, wordt het optische |
|
|
station niet gebruikt. |
|
|
|
|
Schijfstation |
Brandt als gegevens worden gelezen van het ingebouwde opslagapparaat of het optische station. Zet de computer |
|
niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit lampje brandt. |
||
|
||
|
|
|
Num lock |
Druk op de toets Num Lk om het numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk er nogmaals op om het numerieke |
|
toetsenblok uit te schakelen. Als het lampje niet brandt, is het numerieke toetsenblok uitgeschakeld. |
||
|
||
|
|
|
Caps lock |
Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als |
|
u op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen. |
||
|
||
|
U kunt weer normaal typen als het lampje Caps lock niet meer brandt. |
|
|
|
|
Scroll lock |
Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal bladeren als |
|
het lampje Scroll lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het |
||
|
||
|
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's. |
|
|
|
|
WIRELESS |
Brandt als een of meer draadloze opties zijn ingeschakeld. |
|
|
|
Aan de slag > |
|
Een stroombron aansluiten |
n 17 N |
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij.
De netadapter gebruiken
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
Gebruik alleen de meegeleverde netadapter voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3Steek de stekker van de netadapter (3) in de DC IN-poort (4) van de computer of het optionele dokstation.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
Aan de slag > |
|
Een stroombron aansluiten |
n 18 N |
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los. Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer langere tijd niet gaat gebruiken, zet u de computer in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 27).
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 19 N |
De batterij gebruiken
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij plaatsen/verwijderen
De batterij plaatsen
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar binnen.
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 20 N |
3Schuif de batterij diagonaal in het batterijcompartiment tot de uitsteeksels (2) aan beide kanten van het batterijcompartiment in de U-vormige uitsparingen (3) aan beide kanten van de batterij vastzitten.
4 Duw de batterij omlaag in het compartiment totdat deze op zijn plaats klikt.
5 Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij naar buiten om de batterij in de computer vast te zetten.
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 21 N |
De batterij verwijderen
!
U kunt gegevens verliezen als u de batterij verwijdert wanneer de computer is ingeschakeld en niet op de netspanning is aangesloten, of wanneer u de batterij verwijdert als de computer in de slaapstand is gezet.
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar binnen.
3Schuif de RELEASE-pal voor de batterij (2) naar binnen en houd deze vast, plaats een vingertop onder het lipje (3) op de batterij en til de batterij in de richting van de pijl. Schuif de batterij vervolgens uit de computer.
!
Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteitsen veiligheidsstandaarden van Sony. Om veiligheidsredenen werkt deze computer alleen met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen. Als u een niet-goedgekeurde batterij plaatst, wordt de batterij niet opgeladen en werkt de computer niet.
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 22 N |
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1Plaats de batterij.
2Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het batterijlampje brandt als de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterijlading bijna het maximale percentage heeft bereikt dat u hebt opgegeven bij de batterijladingsfuncties, gaat het batterijlampje uit.
Batterijlampje |
Betekenis |
|
|
Brandt oranje |
De batterij wordt opgeladen. |
|
|
Knippert samen met het groene |
De batterij is bijna leeg. (Normale stand) |
stroomlampje |
|
|
|
Knippert samen met het oranje |
De batterij is bijna leeg. (Slaapstand) |
stroomlampje |
|
|
|
Is oranje en knippert snel |
Er is een batterijstoring opgetreden vanwege een |
|
defecte of niet goed vergrendelde batterij. |
|
|
!
Laad de batterij vanaf de eerste keer op zoals is beschreven in deze handleiding.
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 23 N |
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer gebruikt.
Als de batterijlading bijna op is en de batterijen stroomlampjes knipperen, moet u de netadapter aansluiten zodat de batterij weer kan worden opgeladen of de computer uitschakelen en een volledig opgeladen batterij plaatsen.
Uw computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de levensduur van de batterij.
U kunt de levensduur van de batterij verlengen als u de batterijbeheerfunctie inschakelt met de Functies batterijlading (Battery Charge Functions) van het VAIO Control Center.
Tijdens het gebruik van sommige toepassingen of randapparaten is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet als de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan en handmatig een energiebeheerstand activeren, bijvoorbeeld de slaapof sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 24 N |
De levensduur van de batterij verlengen
Als de computer op batterijstroom werkt, kunt u de levensduur van de batterij verlengen met de volgende methoden.
Verminder de helderheid van uw computerscherm.
Gebruik de energiebesparingsstand. Zie Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 26) voor meer informatie.
Wijzig de instellingen voor energiebesparing bij Energiebeheer. Zie VAIO Power Management gebruiken (pagina 133) voor meer informatie.
Stel de wallpaper in bij Een energiebesparende wallpaper instellen (Long Battery Life Wallpaper Setting) in het VAIO Control Center als de achtergrond voor uw bureablad.
Aan de slag > |
|
De computer veilig uitschakelen |
n 25 N |
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt beschreven.
De computer afsluiten
1Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2Klik op Start en op Afsluiten.
3Antwoord op alle waarschuwingen om documenten op te slaan of rekening te houden met andere gebruikers en wacht tot de computer is uitgeschakeld.
Het stroomlampje gaat uit.
Aan de slag > |
|
Energiebesparingsstanden gebruiken |
n 26 N |
Energiebesparingsstanden gebruiken
Via de instellingen voor energiebeheer kunt u ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale werkingsmodus heeft de computer twee andere energiebesparingsstanden waaruit u kunt kiezen: slaapen sluimerstand.
!
Als u de computer langere tijd niet gaat gebruiken terwijl deze is losgekoppeld van de netvoeding, zet u de computer in de sluimerstand of schakelt u de computer uit.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Stand |
Beschrijving |
|
|
Normale stand |
Dit is de normale toestand als de computer in gebruik is. Als de computer in deze stand staat, brandt het groene |
|
stroomlampje. |
|
|
Slaapstand |
In de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparatuur en de CPU |
|
ingesteld op laag energieverbruik. Als de computer in deze stand staat, knippert het oranje stroomlampje langzaam. |
|
De computer verlaat de slaapstand sneller dan de sluimerstand. In de slaapstand verbruikt de computer echter |
|
meer stroom dan in de sluimerstand. |
|
|
Sluimerstand |
Als de computer in de sluimerstand staat, wordt de toestand van het systeem opgeslagen in de ingebouwde |
|
opslagapparatuur en wordt de stroom uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens |
|
verloren gaan. Als de computer in deze stand staat, brandt het aan/uit-lampje niet. |
|
|
Aan de slag > |
|
Energiebesparingsstanden gebruiken |
n 27 N |
Slaapstand gebruiken
De slaapstand activeren
Klik op Start, de pijl naast de knop Afsluiten en op Slaapstand.
Terugkeren naar de normale stand
Druk op een willekeurige toets.
Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens gaan hierbij verloren.
De sluimerstand gebruiken
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
U kunt ook klikken op Start, op de pijl naast de knop Afsluiten en op Sluimerstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
Terugkeren naar de normale stand
Druk op de aan/uit-knop.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
Aan de slag > |
|
Uw computer bijwerken |
n 28 N |
Uw computer bijwerken
Installeer met de volgende softwaretoepassingen de meest recente updates op uw computer, zodat de computer efficiënter kan werken.
Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update, en volg de instructies op het scherm.
VAIO Update 4
Klik op Start, Alle programma's, VAIO Update 4 en Ga naar VAIO webondersteuning (Go to VAIO Web Support), en volg de instructies op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met het internet voordat u updates kunt downloaden.
De VAIO-computer gebruiken >
n 29 N
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
Het toetsenbord gebruiken (pagina 30)
Het touchpad gebruiken (pagina 32)
De knoppen voor speciale functies gebruiken (pagina 33)
De ingebouwde camera gebruiken (pagina 34)
Het optische station gebruiken (pagina 35)
De Memory Stick gebruiken (pagina 42)
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken (pagina 48)
Het internet gebruiken (pagina 54)
Het netwerk (LAN) gebruiken (pagina 56)
Het draadloze LAN gebruiken (pagina 57)
Het draadloze WAN gebruiken (pagina 64)
De Bluetooth-functie gebruiken (pagina 68)
Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 73)
De TPM gebruiken (pagina 80)
De VAIO-computer gebruiken > |
|
Het toetsenbord gebruiken |
n 30 N |
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken voor een bepaald model kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinaties/Functie |
Functie |
||
|
|
||
Fn + % (F2): dempen |
Hiermee worden de ingebouwde luidsprekers of de hoofdtelefoon inen uitgeschakeld. |
||
|
|
||
Fn + 2 (F3/F4): volumeregeling |
Hiermee wijzigt u het volumeniveau. |
||
|
|
Om het volume te verhogen, drukt u op de toetsen Fn+F4 en vervolgens op de toets M of ,, of u houdt de |
|
|
|
toetsen Fn+F4 ingedrukt. |
|
|
|
Om het volume te verlagen, drukt u op de toetsen Fn+F3 en vervolgens op de toets m of <, of u houdt de |
|
|
|
toetsen Fn+F3 ingedrukt. |
|
|
|
||
Fn + 8 (F5/F6): helderheidsregeling |
Hiermee wijzigt u de helderheid van uw computerscherm. |
||
|
|
Om de lichtintensiteit te verhogen, houdt u de toetsen Fn+F6 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F6 en |
|
|
|
vervolgens op de toets M of ,. |
|
|
|
Om de lichtintensiteit te verlagen, houdt u de toetsen Fn+F5 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F5 en |
|
|
|
vervolgens op de toets m of <. |
|
|
|
|
|
Fn + |
/T (F7): schermuitvoer |
Hiermee wisselt u af tussen schermuitvoer naar het computerscherm, een extern beeldscherm, gelijktijdige |
|
uitvoer naar beide en meerdere beeldschermen die dienst doen als één bureaublad. Druk op Enter om de |
|||
|
|
||
|
|
schermuitvoer te selecteren. |
|
|
|
! |
|
|
|
Als u een monitorkabel loskoppelt van de computer terwijl een extern beeldscherm is geselecteerd als bestemming voor |
|
|
|
de schermuitvoer, gaat het scherm uit. Druk in dit geval tweemaal op F7 terwijl u de toets Fn ingedrukt houdt en druk |
|
|
|
vervolgens op Enter om de schermuitvoer naar het computerscherm te verplaatsen. |
|
|
|
Mogelijk worden meerdere beeldschermen niet ondersteund. Dit is afhankelijk van het besturingssysteem van de computer. |
|
|
|
|