De SmartBand 2 is een begeleidend product dat via Bluetooth® draadloos verbinding
maakt met Android™-apparaten. Wanneer u het apparaat om uw pols draagt, kan het
uw lichaamsbewegingen monitoren en samenwerken met uw Android™-apparaat om
gegevens over uw dagelijkse leven en gewoonten te genereren. De SmartBand 2 telt
bijvoorbeeld uw stappen en registreert gegevens over uw fysieke toestand als u slaapt,
loopt of hardloopt.
De SmartBand 2 is een apparaat dat u de hele dag kunt dragen en het bevat een sensor
die uw polsslag kan meten en uw hartslag kan bepalen. Als u dit product samen met de
Lifelog-applicatie gebruikt, kunt u persoonlijke doelen instellen en uw voortgang
eenvoudig en overzichtelijkbijhouden. Als u de SmartBand 2 in combinatie met een
combatibel Android™-apparaat gebruikt, kunt u er meldingen op ontvangen en
alarmsignalen en telefoongesprekken mee beheren.
Voordat u met de SmartBand 2 aan de slag kunt, moet u de SmartBand 2-applicatie
downloaden en het accessoire instellen op samenwerking met uw telefoon of tablet. Zie
de betreffende installatiegegevens voor meer details. Denk er ook aan dat uw Android™apparaat moet werken met Android™ software versie 4.4 of hoger en het Bluetooth®-profiel versie 4.0 moet ondersteunen.
De ventilatieopening wordt niet gebruikt om het apparaat te resetten. Plaats en forceer geen
scherpe voorwerpen in de opening omdat dit het apparaat kan beschadigen.
Micro-USB-poort
NFC-detectie/tikgebied
De SmartBand 2 opladen
Voordat u de SmartBand 2 voor de eerste keer gebruikt, moet u deze ongeveer 30
minuten lang opladen. We raden aan Sony-laders te gebruiken.
De SmartBand 2 wordt automatisch uitgeschakeld als de lader wordt aangesloten. U
kunt het apparaat niet inschakelen als de lader is aangesloten.
De SmartBand 2 opladen
1
Sluit een uiteinde van de USB-kabel aan op de lader of in de USB-poort van een
computer.
2
Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de micro-USB-poort van uw
SmartBand 2.
3
Als de batterij wordt opgeladen, verandert het meldingslampje A van rood in
oranje. Het meldingslampje verandert in groen als de batterij 90% vol is.
Zorg dat de USB-poort droog en schoon is voordat u een USB-kabel in de poort steekt. Het
wordt aanbevolen om een microvezeldoekje te gebruiken.
De SmartBand 2 wordt uitgeschakeld als u een lader aansluit en keert terug naar de vorige
aan- of uittoestand als de lader wordt losgetrokken.
Meldingslampje batterijstatus
Rood lampjeDe batterij wordt opgeladen en het oplaadniveau is minder dan 15%.
Oranje lampjeDe batterij wordt opgeladen en het oplaadniveau is tussen 15% en 90%.
Groen lampjeDe batterij wordt opgeladen en het oplaadniveau is meer dan 90%.
Het batterijniveau van de SmartBand 2 controleren
•
Zoek en tik in het hoofdapplicatiescherm van het Android™-apparaat op
SmartBand 2-applicatie en het batterijniveau (percentage) verschijnt op het
scherm.
Melding 'Batterij bijna leeg'
Als de SmartBand 2 een bepaald batterijniveau bereikt, trilt het apparaat en knippert elke
vier seconden een rood lampje totdat u het apparaat oplaadt of het uitschakelt. De
melding 'Batterijbijna leeg' verschijnt als nog ongeveer 5 minuten resteren in de modus
Hartactiviteit en 75 minuten in de modus STAMINA. De precieze tijd is afhankelijk van het
gebruik. Als het batterijniveau lager is dan 1% wordt de SmartBand 2 automatisch
uitgeschakeld. Laad de SmartBand 2 als de batterijbijna leeg is.
Als de functie 'Niet storen' is geactiveerd, krijgt u de melding 'Batterijbijna leeg' niet te zien.
Samenstelling
Om uw SmartBand 2 persoonlijk te maken, kunt u de polsband vervangen met banden
met een andere kleur. Deze zijn apart verkrijgbaar.
De SmartBand 2 in elkaar zetten
•
Steek de core op een dusdanige manier in de polsband zodat de aan-uitknop
onder de cover van de aan-uitknop komt.
De SmartBand 2 dragen
Als u rechtshandig bent, draagt u de SmartBand 2 rechts, als u linkshandig bent links, en
plaats het apparaat twee vingers boven het handwortelbeen rond de pols. Draag de
SmartBand 2 stevig en comfortabel rond de pols, niet te strak en niet te los. De
SmartBand 2 kan alleen uw polsslag bijhouden als de polsband niet rond de pols schuift.
Trek de polsband wat steviger vast als u sport. Als u klaar bent maakt u de polsband
weer wat losser.
De SmartBand 2 en uw huid verzorgen
Om huidirritatie tegen te gaan, dient u de armband zo af te stellen dat deze correct rond
uw pols past. Maak de SmartBand 2 regelmatig schoon. Spoel de SmartBand 2 af onder
de kraan met schoon water en droog het apparaat volledig af, vooral na zware
inspanning, veel transpiratie of activiteiten buitenshuis.
Als u last heeft van huidirriratie of een allergische reactie stopt u met het dragen van de
SmartBand 2. Raadpleeg een arts als de sypmtomen aanhouden.
In- en uitschakelen
De SmartBand 2 inschakelen
•
Houd de aan-uitknop ingedrukt totdat de SmartBand 2 trilt. Alle meldingslampjes
gaan één voor één branden en vervolgens uit.
Als u de SmartBand 2 voor het eerst inschakelt, activeert deze automatisch de koppelmodus
en knippert meldingslampje A totdat de SmartBand 2 met een apparaat is verbonden.
De SmartBand 2 uitschakelen
•
Houd de aan-uitknop ingedrukt totdat de SmartBand 2 trilt. Alle meldingslampjes
gaan gelijktijdig branden en vervolgens één voor één uit.
Om de SmartBand 2 goed te laten werken, moet u de nieuwste versie van de
SmartBand 2-applicatie installeren op het Android™-apparaat en deze vervolgens
koppelen en verbinden met uw Android™-apparaat. U moet ook de Lifelog-applicatie
installeren die extra functies en opties toevoegt waarmee u bijvoorbeeld nauwkeurige
informatie over uw dagelijkse activiteiten kunt bekijken.
U kunt uw SmartBand 2 instellen met NFC. Dit start automatisch de procedures voor
koppelen, verbinden en instellen. Of voer deze stappen handmatig uit met de
Bluetooth®-optie.
Een installatiewizard in de SmartBand 2-applicatie begeleidt u door het proces voor het
voor het eerst instellen van de SmartBand 2.
Alle vereiste applicaties voor de SmartBand 2 zijn beschikbaar op Google Play™.
De SmartBand 2 instellen met NFC
1
Zorg dat de SmartBand 2 volledig is opgeladen.
2
Android™-apparaat: Zorg dat de NFC-functie is ingeschakeld en dat het scherm
actief en ontgrendeld is.
3
Plaats het Android™-apparaat tegen de SmartBand 2 zodat de NFCdetectiegebieden van de twee apparaten met elkaar in contact komen. Volg
daarna de aanwijzingen op het Android™-apparaat om de SmartBand 2applicatie en de Lifelog-applicatie te installeren. wordt kort op de statusbalk en
permanent in het gedeelte voor meldingen weergegeven als een verbinding met
de SmartBand 2 actief is.
Als u de SmartBand 2 voor het eerst start en de SmartBand 2 nog niet eerder met een
apparaat is gekoppeld, activeert de SmartBand 2 automatisch de koppelmodus. Als uw
SmartBand 2 wordt ingeschakeld en eerder is gekoppeld, probeert deze de verbinding met het
laatst gekoppelde apparaat te herstellen. De SmartBand 2 kan slechts met één apparaat per
keer worden gekoppeld.
U kunt uw SmartBand 2 instellen met behulp van NFC, zelfs als de SmartBand 2 is
uitgeschakeld. De SmartBand 2 wordt ingeschakeld zodra het NFC-detectiegebied wordt
aangeraakt. Als u problemen ondervindt bij het koppelen van uw SmartBand 2 met een
Android™-apparaat met NFC, probeer dan handmatig verbinding te maken met Bluetooth®.
U kunt de statusbalk omlaag slepen om het gedeelte voor meldingen te openen en zo snel
toegang te verkrijgen tot de SmartBand 2-applicatie en de Lifelog-applicatie.