Sharp MX-C400 User Manual [nl]

MODEL:
MX-C310 MX-C380 MX-C400
DIGITAAL KLEUREN MULTIFUNCTIONEEL SUSTEEM
Verkorte installatiehandleidingVerkorte installatiehandleidingVerkorte installatiehandleiding
Voordat u de machine gebruikt
Functies van de machine en procedures voor het plaatsen van originelen en het laden van papier.
Kopiëren
De kopieerfunctie gebruiken.
Houd deze handleiding bij de hand zodat u hem indien nodig kunt raadplegen.
Afdrukken
De afdrukfunctie gebruiken.
Faxen
De faxfunctie gebruiken.
Scannen
De scanfunctie gebruiken.
Systeeminstellingen
Instellingen configureren om de machine gebruiksvriendelijker te maken.
Het opsporen van fouten
Veel gestelde vragen en hoe u vastgelopen papier kan verhelpen.
BEDIENINGSHANDLEIDINGEN EN
To send a scanned image To use Internet fax
Scanning (page 81)
Verkorte installatiehandleiding
(deze handleiding)
Handleiding Software-installatie / Sharpdesk Software installatiehandleiding
De onderdelen van de machine leren kennen en hoe u ze moet gebruiken. Papier laden
Voordat u de machine gebruikt (pagina 9)
Een kopie maken
Kopiëren (pagina 27)
Een bestand afdrukken
Afdrukken (pagina 59)
Een fax verzenden
Faxen (pagina 73)
Deze handleiding biedt eenvoudig te begrijpen uitleg van de functies van de machine in een enkele handleiding.
De uitleg in deze handleiding richt zich op veel gebruikte functies. Voor speciale functies, problemen oplossen en gedetailleerde procedures voor het gebruik van de machine, zie de handleidingen in PDF-formaat.
Beschrijft de procedures om de printerdriver en de scannerdriver te installeren.
Lees voor het gebruik van de machine.
Veiligheidshandleiding
Bevat belangrijke veiligheidsinformatie en de specificaties van de machine.
Een gescande afbeelding verzenden Internetfax gebruiken
Scannen (pagina 97)
Wat zijn de systeeminstellingen?
Systeeminstellingen (pagina 121)
Veel gestelde vragen en hoe vastgelopen papier kan worden verwijderd
Het opsporen van fouten (pagina 125)
HOE U ZE MOET GEBRUIKEN
3 gedrukte handleidingen en een handleiding in PDF-formaat worden meegeleverd met de machine.

Gedrukte handleidingen

Handige methodes om de bedieningshandleiding te gebruiken
De eerste pagina omvat een normale inhoudsopgave evenals een inhoudsopgave "Ik wil…". Met "Ik wil..." gaat u meteen naar een uitleg over wat u wilt doen. Bijvoorbeeld, "Ik gebruik vaak de kopieerfunctie, dus wil ik papier besparen". Gebruik één van de twee inhoudstabellen afhankelijk van wat u wilt weten.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT KOPIEERMACHINE PRINTER FAX
SCANNER / INTERNETFAX SYSTEEMINSTELLINGEN HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Bedieningshandleiding
Voor gedetailleerde informatie
*
Om de bedieningshandleiding in PDF-formaat te bekijken is Om de bedieningshandleiding in PDF-formaat te bekijken is Adobe® ReaderTM of Acrobat
®
Reader van Adobe Systems Incorporated vereist. Wanneer geen van
deze programma's op uw computer is geïnstalleerd, kunt u de programma's downloaden vanaf de volgende locatie:
http://www.adobe.com/
Gedetailleerde uitleg van de functies die op de machine gebruikt kunnen worden staan in de bedieningshandleiding in PDF-formaat. De bedieningshandleiding kan worden gedownload van de webpagina's in de machine.
De inhoudsopgave van de bedieningshandleiding is als volgt:
Download de bedienings-hand­leiding van de webpagina;’s op de machine.
Voor downloadprocedure, leest u "Downloaden in de bedienings­handleiding" (pagina 3).
TBD

Handleidingen als PDF-bestand

1

HET IP-ADRES CONTROLEREN

SYSTEEM
INSTELLINGEN
Om het IP-adres van het apparaat te controleren drukt u de lijst met alle gebruikersinstellingen in de systeeminstellingen.
Druk op de toets
1
[SYSTEEMINSTELLINGEN].
Systeeminstellingen
Display­Contrast
Standaard­Instellingen
Papierlade­Instellingen
Controle
USB-apparaat
Lijst afdrukken (gebruiker)
Lijst Alle Gebruikersinstellingen
Afdrukken
Testpagina Printer
Lijst PCL-symbolensets
Afdrukken
Adreslijst Wordt Verzonden
Individuele Lijst
Afdrukken
(2)
Beheerderswachtw
Totaal Aantal
Kopieën
Lijst afdrukken
(gebruiker)
Faxdata Ontv/
(1)
Doorsturen
Verlaten
Vorige
VORIGE
VORIGE
OK
gebruikersinstellingen.
Selecteer de lijst met alle
2
(1) Selecteer de toets [Lijst
afdrukken (gebruiker)].
OK
(2) Selecteer de toets
[Afdrukken] rechts van "Lijst Alle Gebruikersinstellingen".
Het IP-adres staat op de lijst die wordt afgedrukt.
2

TOEGANG KRIJGEN TOT DE WEBSERVER IN DE MACHINE

Als het apparaat is aangesloten op het netwerk, kunt u vanaf een webbrowser op uw computer toegang krijgen tot de ingebouwde webserver van het apparaat.

De webpagina's openen

Open de webserver in de machine om de webpagina's te openen.
Start een webbrowser op een computer die is aangesloten op hetzelfde netwerk als het apparaat en typ het IP-adres van het apparaat in.
Aanbevolen webbrowsers
• Internet Explorer: 6.0 of hoger (Windows
• Netscape Navigator: 9 (Windows
• Firefox: 2.0 of hoger (Windows
• Safari: 1.5 of hoger (Macintosh)
®
®
)
®
)
)
De webpagina verschijnt. De apparaatinstellingen vereisen wellicht gebruikersauthenticatie om de webpagina te openen. Vraag de beheerder welk wachtwoord u nodig hebt voor de gebruikersauthenticatie.
3

Downloaden van de bediengshandleiding

(3)
(2)
(1)
De bedieningshandleiding, een gedetailleerdere handleiding, kan van de webpagina's van de machine worden gedownload.
Downloaden van de bediengshandleiding.
(1) Klik op [Bedieningshandleiding
downloaden] in het menu van de webpagina.
(2)Selecteer de gewenste taal.
(3)Klik op de knop [Ophalen].
De bedieningshandleiding wordt gedownload.
4

INHOUDSOPGAVE

HET IP-ADRES CONTROLEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
TOEGANG KRIJGEN TOT DE WEBSERVER IN DE MACHINE . . . . . . . . 3
Voordat u de machine gebruikt
ONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
VERBRUIKSGOEDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
BEDIENINGSPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
ITEMS IN HET SCHERM. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
BEELDCONTROLEFUNCTIE (VOORBEELD). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
ORIGINELEN PLAATSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
PAPIER IN EEN LADE VERWISSELEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Kopiëren
BASISSCHERM VAN KOPIEERFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
KOPIEËN MAKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .30
TWEEZIJDIG KOPIËREN (Automatische origineelinvoer) . . . . . . . . . .32
KOPIËREN OP SPECIAAL PAPIER (Handinvoerkopie) . . . . . . . . . . . .34
KLEURENKOPIEËN MAKEN (kleurmodus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
DE BELICHTING EN HET AFBEELDINGSTYPE SELECTEREN . . . . . . 39
DE KOPIE AANPASSEN AAN HET PAPIER (Kopieerfactor
automatisch selecteren) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
VERGROTEN/VERKLEINEN (Vaste kopieerfactoren / Zoom) . . . . . . . 43
EEN KOPIEERSESSIE ONDERBREKEN (Kopiëren onderbreken). . . . 45
KOPIEERHANDELINGEN OPSLAAN (Werkprogramma's) . . . . . . . . . . 46
SPECIALE FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
EEN SPECIALE FUNCTIE SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
5
Afdrukken
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
HET AFDRUKKEN ANNULEREN (OP DE MACHINE) . . . . . . . . . . . . . . 66
AFDRUKINSTELLINGEN SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
HANDIGE PRINTERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Faxen
BASISSCHERM VAN FAXFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
FAXBERICHT VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
HET FORMAAT VAN EEN FAX WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
DE BELICHTING AANPASSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
DE RESOLUTIE AANPASSEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
EEN FAXNUMMER OPSLAAN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
ONTVANGEN FAXEN DOORSTUREN (Doorsturen Faxdata). . . . . . . . 84
HANDIGE BELMETHODEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
DEZELFDE FAX NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN VERZENDEN
(distributieverzending) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
SPECIALE FAXFUNCTIES. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
EEN SPECIALE FUNCTIE SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
HANDIGE FAXFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95
6
Scannen
NETWERKSCANNERFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
BASISSCHERM VAN SCANFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
EEN ORIGINEEL SCANNEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
DE BELICHTING EN HET AFBEELDINGSTYPE WIJZIGEN . . . . . . . . 103
DE RESOLUTIE AANPASSEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
BESTANDSTYPE WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
EEN BESTEMMING OPSLAAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
HANDIGE MANIEREN OM TE VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111
DEZELFDE AFBEELDING NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN
ZENDEN (Distributie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
SPECIALE SCANFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
EEN SPECIALE FUNCTIE SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
HANDIGE SCANNERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Systeeminstellingen
SYSTEEMINSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Problemen oplossen
VEELGESTELDE VRAGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
7
Voordat u de machine gebruikt
Voordat u de machine gebruikt
Deze paragraaf bevat algemene informatie over de machine, inclusief de namen en functies van onderdelen van de machine en de bijbehorende randapparatuur en de procedures voor het plaatsen en bijvullen van papier.
XONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES . . . . . . . . . . 10
XVERBRUIKSGOEDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
XBEDIENINGSPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
XGEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL. . . . . . . . . . . 14
XITEMS IN HET SCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
XGEBRUIKERSAUTHENTICATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
XBEELDCONTROLEFUNCTIE (VOORBEELD) . . . . . . . . . 19
XORIGINELEN PLAATSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
XPAPIER IN EEN LADE VERWISSELEN . . . . . . . . . . . . . . 22
9

ONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES

(1)
Automatische origineelinvoer
Voert automatisch meerdere originelen in en scant deze. Beide zijden van 2-zijdige originelen kunnen tegelijk worden gescand.
(2)
Documentinvoerlade
Plaats de originelen in deze lade wanneer u de automatische origineelinvoer gebruikt.
(3)
Bedieningspaneel
(4)
Glasplaat
Wordt gebruikt om boeken en andere originelen te scannen die niet kunnen worden gescand met de automatische origineelinvoer.
(5)
Afwerkeenheid*
Deze kan worden gebruikt om uitgevoerd papier te nieten.
(6)
Hoofdschakelaar
Hiermee zet u de machine aan en uit. Houd deze schakelaar altijd in de stand "AAN" bij het gebruik van de functie fax of internetfax.
(1) (2)
(3) (4)
(7)
(8)(5) (9)(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(10)
Uitvoerlade (middelste lade)
Kopieeropdrachten en afdrukopdrachten worden in deze lade afgeleverd. (Wanneer een afwerkeenheid is geïnstalleerd, kan de uitvoerlade (middelste lade) niet worden gebruikt.)
Lade 1
Er kunnen maximaal 500 vellen papier (80
g
/m2 (21 lbs.)) per lade worden
geladen.
Lade 2/Lade 3/Lade 4 (invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd)*
Bevat een voorraad papier. Er kunnen maximaal 500 vellen papier (80 g/m2 (21 lbs.)) worden geladen.
USB-aansluiting (type A)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed). Deze wordt gebruikt om een USB-stick of andere USB-apparaat op de machine aan te sluiten.
*Randapparaat. Voor meer informatie leest u "RANDAPPARATUUR" in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" in de bedieningshandleiding.
10
(11) (12) (13)
(11) Klep
Open deze klep om een tonercartridge te vervangen.
(12) Handinvoerlade
Speciale papiersoorten en enveloppen kunnen via de handinvoerlade worden ingevoerd.
(13) USB-aansluiting (B-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed). U kunt een computer aansluiten op deze aansluiting om het apparaat te gebruiken als printer.
(14) LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als het apparaat binnen een netwerk wordt gebruikt.

VERBRUIKSGOEDEREN

(14)
(2)(1) (3) (4)
(1) Drumcartridges
Deze bevatten de lichtgevoelige drum die wordt gebruikt om afbeeldingen te maken voor kopiëren en afdrukken.
(2) Ontwikkelaarcartridges
Deze bevatten de ontwikkelaar die nodig is voor het overbrengen van de toner op het papier.
(3) Toneropvangbak
Hierin wordt de overtollige toner die na het afdrukken is overgebleven verzameld.
(4) Tonercartridges
Deze bevat toner voor het afdrukken. Wanneer de toner in de cartridge opraakt, dient de cartridge van de kleur die opraakt vervangen te worden.
11

BEDIENINGSPANEEL

KOPI E
AFDRUKKEN
OK Vorige
OPDRACHT STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
BEELD VERZENDEN
GEREED DATA
DATA
LIJN
Sneltoets Sharp OSA
Druk hierop om een snelkoppeling naar de functie Sharp OSA weer te geven (wanneer de applicatie-integratiemodule is geïnstalleerd). De gebruikerstoetsen worden ook in dit scherm weergegeven. U kunt veelgebruikte instellingen en functies opslaan in de gebruikerstoetsen.
[OPDRACHT STATUS]-toets
Druk op deze toets om het opdrachtstatusscherm te zien. U kunt de opdrachtstatus controleren en opdrachten annuleren in het opdrachtstatusscherm.
Modusselectietoetsen
Druk hierop om het scherm te wijzigen in de functie voor afdrukken, fax/beeld verzenden of kopiëren. Als u de toets [KOPIE] ingedrukt houdt, kunt u het totaal aantal pagina’s en de resterende hoeveelheid toner controleren.
Scherm
Selecteer de weergegeven items om verschillende bewerkingen uit te voeren.
Toets [OK] / Toets [VORIGE] / Pijltoetsen
Toets [OK]
Druk hierop om een geselecteerde instelling te openen.
Toets [VORIGE]
Druk hierop om terug te keren naar het vorige schermniveau.
Pijltoetsen
Druk hierop om het selectieframe te verplaatsen en zo instellingen en items in het scherm te selecteren.
Afdrukmodusindicatoren
GEREED-indicator
Afdrukdata kunnen worden ontvangen als deze indicator brandt.
DATA-indicator
Deze knippert als er afdrukdata worden ontvangen en blijft continu branden als het afdrukken wordt uitgevoerd.
Beeldverzendindicatoren
LIJN-indicator
Deze gaat branden tijdens de overdracht of ontvangst in faxmodus. De indicator gaat ook branden tijdens overdracht in scanmodus.
[SYSTEEMINSTELLINGEN]-toets
Druk hierop om het menuscherm voor de systeeminstellingen weer te geven. U kunt de papierlade en andere instellingen configureren volgens de behoeften van uw werkplek.
DATA-indicator
Als een ontvangen fax niet kan worden afgedrukt vanwege een probleem, zoals papier op, gaat de indicator knipperen.De indicator blijft continu branden als er gegevens in de wacht staan om te worden verzonden.
12
Afmelden
Numeric keys
Netstroom-indicator
Numerieke toetsen
Deze worden gebruikt om het aantal kopieën, faxnummers en andere nummers in te voeren.
[LOGOUT]-toets
( )
Als gebruikersidentificatie is geactiveerd, drukt u op deze toets om uit te loggen na het gebruik van de machine. Als u de faxfunctie gebruikt, kan deze toets worden ingedrukt ombeltoonsignalen via een pulslijn te verzenden.
[#/P]-toets
( )
Druk op deze toets om een opdrachtprogramma te gebruiken als u de kopieerfunctie gebruikt. Alsu de faxfunctie gebruikt, drukt u op deze toetsom te bellen d.m.v. een programma.
Gebruik deze toets om een origineel in kleur af te drukken of te scannen.
[KLEUREN START]-toets
Deze indicator brandt als de netstroom aan staat. De hoofdschakelaar bevindt zich aan de linkerkant van het apparaat.
[WISSEN]-toets
Druk op deze toets om instellingen, zoals het aantal kopieën, terug te zetten op. "0".
[NETSTROOM]-toets
Gebruik deze toets om de machine aan en uit te zetten.
[ALLES WISSEN]-toets
Druk op deze toets om een handeling vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Alle instellingen worden gewist en de handeling keert terug naar de oorspronkelijke status.
[STOP]-toets
Druk op deze toets om een kopieeropdracht of scannen van een origineel te stoppen.
Gebruik deze toets om de spaarstandmodus te activeren De [SPAARSTAND]-toets knippert als de machine in spaarstandmodus staat. Deze toets wordt ook gebruikt om de spaarstand uit te schakelen.
[SPAARSTAND]-toets
[ZWART-WIT START]-toets
Gebruik deze toets om een origineel in zwart-wit te kopiëren of te scannen. Deze toets wordt ook gebruikt om een fax te verzenden in faxmodus.
13

GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL

Basisscherm van de kopieerfunctie
Selectieframe
[VORIGE] Toets
[OK] Toets
Pijltoetsen
Wanneer tweemaal op de toets
wordt gedrukt en op de toets
[OK] wordt gedrukt…
Het instellingenscherm "Belichting" verschijnt.
Wanneer u op de toets [VORIGE] drukt in het instellingenscherm "Belichting",
keert u terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
In dit gedeelte worden de procedures uitgelegd voor het selecteren van instellingitems in het scherm. Het basisscherm van de kopieerfunctie wordt als voorbeeld gebruikt.

INSTELLINGITEMS SELECTEREN

OK
VORIG E
Het frame dat in het scherm verschijnt, is het selectieframe. Verplaast het selectieframe naar het item dat u wilt selecteren en druk op de toets [OK]. U kunt het selectieframe verplaatsen met de pijltoetsen ( ).
Druk op de toets [VORIGE] om terug te keren naar het vorige schermniveau.
14

ITEMS IN HET SCHERM

Hier worden berichten weergegeven.
Hier worden tips over de bediening weergegeven.
Cijfers met de indeling "1/2" geven aan dat er meer items zijn. Deze cijfers staan voor
"huidige scherm / totaal
aantal schermen".
Hier worden instellingen weergegeven. Als u drukt op de toets terwijl het selectieframe op de onderste instelling staat, wordt het volgende scherm weergegeven.
Hieronder worden handige items in het scherm uitgelegd.
15
Algemene bewerkingen voor alle schermen
(2)
(3)
OPDRACHTSTATUS
Als u wilt wijzigen welke taken worden weergegeven, wijzigt u de functie en status (in wachtrij, gereserveerd/bezig met uitvoeren, voltooid).
Taken worden weergegeven als een lijst. De taken worden weergegeven in de volgorde waarin ze worden uitgevoerd. U kunt een geselecteerde taak prioriteit geven en daarmee eerder uitvoeren dan andere taken of u kunt een taak die in de wachtrij staat annuleren.
(1)Wanneer u een keuzevakje selecteert, verschijnt een vinkje
(1)
om aan te geven dat de instelling is ingeschakeld. (2) kunnen worden gebruikt om een waarde te verhogen of te verlagen. Als u een waarde snel wilt veranderen, houdt u de toets [OK] ingedrukt. U kunt ook de nummerweergave selecteren en de waarde met de numerieke toetsen wijzigen. (3)U kunt een item selecteren zoals "Spec. Functies" of "Basismenu" om terug te keren naar dat scherm.

OPDRACHTSTATUSSCHERM

Druk op de toets [OPDRACHTSTATUS] op het bedieningspaneel om het opdrachtstatusscherm weer te geven. In het opdrachtstatusscherm kunt u de status controleren van een kopieertaak die wordt uitgevoerd, gegevens die zijn ontvangen met de beeldverzendfunctie en andere taken.
16

GEBRUIKERSAUTHENTICATIE

Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, moet u inloggen voordat u het apparaat gebruikt. Aanvankelijk is de gebruikersauthenticatie uitgeschakeld. Log uit wanneer u klaar bent met het apparaat.

Methoden van gebruikersauthenticatie

Er zijn twee manieren om gebruikersauthenticatie uit te voeren: inloggen door middel van gebruikersnummer en inloggen door middel van loginnaam en wachtwoord. Vraag de informatie die nodig is om u aan te melden aan de beheerder van de machine. Voor meer informatie over gebruikersauthenticatie leest u "GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" in de bedieningshandleiding.
Inloggen met behulp van gebruikersnummer
Bij deze methode moet u inloggen
OK
VORIG E
door uw eerder opgeslagen gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in te voeren met de numerieke toetsen.
Inloggen door middel van loginnaam en wachtwoord
Bij deze methode moet u inloggen
OK
VORIG E
door uw loginnaam, wachtwoord en de loginbestemming in te voeren. Afhankelijk van de authenticatie-instellingen moet u mogelijk ook uw e-mailadres invoeren.
17

Uitloggen

Log uit wanneer u klaar bent met het apparaat. Door uit te loggen voorkomt u dat onbevoegden het apparaat gebruiken.
Hoe u uitlogt
U kunt uit elke modus van de machine uitloggen door op de toets [LOGOUT] te ( ) drukken.
Let op, de toets [LOGOUT] ( ) kan niet worden gebruikt om u af te melden wanneer een faxnummer in de faxmodus wordt ingevoerd. De toets [LOGOUT] ( ) dient op dat moment immers als numerieke toets.
Als een vooringestelde tijdsduur is verstreken nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie automatisch wissen geactiveerd. Dan wordt u automatisch uitgelogd.
18
BEELDCONTROLEFUNCTIE
Voorbeeld: het beeldcontrolescherm voor een ontvangen fax
De inhoud van de ontvangen fax verschijnt hier. Met het bedieningspaneel kunt u:
door het scherm bladeren
de pagina's wijzigen
de weergavegrootte wijzigen
(VOORBEELD)
De beeldcontrolefunctie wordt gebruikt om de inhoud weer te geven van een ontvangen fax of andere gegevens in het scherm.

Handig gebruik van beeldcontrole

"Alleen noodzakelijke faxen afdrukken"
U kunt een ontvangen fax controleren voordat u hem afdrukt. Als u de fax niet nodig hebt, kunt u hem verwijderen zonder hem af te drukken, wat u papier en toner bespaart.

Gegevens die kunnen worden gecontroleerd

De beeldcontrolefunctie kan worden gebruikt om de volgende soort gegevens te controleren:
• Faxen die in faxmodus worden ontvangen
• Faxen die in internetfaxmodus worden ontvangen
• Faxen die in een geheugenvak worden opgeslagen
* De toetsnamen in het beeldcontrolescherm en de procedures om het scherm te
gebruiken kunnen verschillen afhankelijk van het afbeeldingstype.
Als de beeldcontrolefunctie wordt gebruikt, verschijnt er een scherm dat lijkt op het volgende scherm.
Beeldcontrole
Afdrukken
Voor details over de beeldcontrolefunctie leest u alle instellingen in de bedieningshandleiding.
Volg./Vorige
[Terug]: Terugker.
19

ORIGINELEN PLAATSEN

Met de automatische origineelinvoer kunt u automatisch een groot aantal originelen tegelijk scannen. Hiermee bespaart u zich de moeite elk origineel handmatig te moeten invoeren. Voor originelen die niet kunnen worden gescand met de automatische origineelinvoer, zoals een boek of een document met memovelletjes, gebruikt u de glasplaat.

Gebruik van de automatische origineelinvoer

Wanneer u de automatische origineelinvoer gebruikt, plaatst u de originelen in de origineelinvoerlade. Zorg ervoor dat er geen origineel op de glasplaat is geplaatst.
Plats de originelen met de voorkant naar
Stel de origineelgeleiders in op de breedte van de originelen.

Gebruik van de glasplaat

Let erop dat uw vingers niet klem komen te zitten als u de automatische documentinvoer sluit. Nadat u het origineel hebt geplaatst moet u de automatische documentinvoer sluiten. Als deze open blijft staan, worden stukken van het origineel in zwart afgedrukt, waardoor er erg veel toner wordt gebruikt.
boven en de randen gelijkmatig uitgelijnd.
De indicatorlijn geeft ongeveer aan hoeveel originelen ukunt plaatsen. U mage originelen niet hoger stapelen dan deze lijn.
Plaats het origineel met de voorant omlaag.
Lijn de linkerbovenhoek van het origneel uit met de punt van de markering in de verre linkerhoek van de glasplaat.
20
Schuif de achterste rand van de automatische origineelinvoer omhoog om een dik origineel zoals een boek met veel pagina’s te plaatsen en sluit de automatische origineelinvoer dan langzaam. Druk niet te hard op de automatische origineelinvoer, aangezien dit een storing kan veroorzaken.
Plaats het origineel met de voorkant omlaag.
Plaats het origineel in de horizontale afdrukstand volgens de schaalaanduiding
Originelen
Staand origineel Liggend origineel
Schaalaanduiding van de glasplaat
Merkteken
Bovenkant van afbeelding naar rechts
Bovenkant van afbeelding naar u toe
van de glasplaat.
A5 (5-1/2" x 8-1/2")
B5
A4 (8-1/2" x 11")
Staande originelen
Wanneer u de onderstaande functies in de kopieermodus gebruikt, plaatst u het origineel zo dat de bovenkant van de afbeelding zich rechts bevindt.
• Sorteren nieten
• Inbindkopie
•2-in-1
•Stempel
Liggende originelen
Wanneer u de functie sorteren nieten gebruikt, plaatst u het origineel zo dat de bovenkant van de afbeelding naar u toe is gericht.
Voor meer informatie leest u "ORIGINELEN" in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" in de bedieningshandleiding.
21

PAPIER IN EEN LADE VERWISSELEN

(1) Lade 1 (2) Lade 2 (3) Lade 3 (4) Lade 4 (5) Handinvoerlade

Namen van de papierladen

De namen van de laden worden hieronder weergegeven. Voor het aantal vellen papier dat in elke lade kan worden geladen, verwijzen we naar de volgende handleidingen:
• Bedieningshandleiding, "Papierlade-instellingen" in "6. SYSTEEMINSTELLINGEN"
• Onderhouds- en veiligheidshandleiding, "SPECIFICATIES"
(5)
(1) (2)
(3) (4)
Afdrukken met bovenzijde naar boven of naar beneden
Papier wordt geladen met de afdrukzijde naar boven of naar beneden afhankelijk van de papiersoort en lade.
Lade Afdrukzijde*
Lade 1 tot 4 Bedrukte zijde omhoog
Handinvoerlade Bedrukte zijde omlaag
* Wanneer u "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" papier
in de papierlade plaatst, verschilt de richting van de afdrukzijde. Voor meer informatie leest u "PAPIER PLAATSEN" in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" in de bedieningshandleiding.
22

Papier in een lade leggen

Om het papier in een lade te veranderen, laadt u het gewenste papier in de lade en vervolgens wijzigt u de lade-instellingen in de machine om aan te geven welk papier u geladen hebt. De procedure om het papierformaat voor de lade te wijzigen, wordt hieronder uitgelegd. Als voorbeeld wordt het papier in lade 1 gewijzigd van gewoon papier van A4-formaat (8-1/2" x 11") naar gerecycleerd papier van A5-formaat (5-1/2" x 8-1/2").
Trek de papierlade voorzichtig uit. Als er papier in de lade zit, verwijdert u dit.
Verplaats de twee geleiders van de lade. Verplaats de geleiders bijvoorbeeld van A4 (8-1/2" x 11") naar A5 (5-1/2" x 8-1/2"). Plaats het papier met de drukkant omhog. Waaier het papier goed uit voordat u het plaatst. Anders worden mogelijk meerdere vellen tegelijk ingevoerd, waardoor een papierstoring optreedt. Voeg papier in en duw de lade daarna voorzichtig in de machine.
Het geplaatste papier mag niet hoger komen dan deze uitsteeksels.
Plaats het papier met de drukkant omhog. Waaier het papier goed uit voordat u het plaatst. Anders worden mogelijk meerdere vellen tegelijk ingevoerd, waardoor een papierstoring optreedt. Voeg papier in en duw de lade daarna voorzichtig in de machine.
Indicatorlijn De indicatorlijn geeft ann tot welke hoogte u maximaal papier kunt laden in de lade. Laad dus het papier beslist niet hoger dan de indicatolijn.
23

De papierlade-instellingen wijzigen

VORIGE
VORIGE
VORIGE
Normaal papier
Papiercassette 1
Systeeminstellingen
Display­Contrast
Totaal Aantal
Kopieën
Standaard­Instellingen
Lijst afdrukken
(gebruiker)
Papierlade­Instellingen
Faxdata Ontv/
Doorsturen
Controle
USB-apparaat
Verlaten
Beheerderswachtw
Papierlade-Instellingen
Vorige
Lade-Instellingen
Papiersoortregistratie
Automatische Lade Selectie
Registratie aangepaste grootte (Omloop)
Auto-AB
Wijzigen
Papierlade-Instellingen
Vorig e
Type
Formaat
Auto-AB
Vast e
Papierzijde
Duplex
Uitschakelen
Nieten
Uitschakelen
(1)
(2)
(3)
Wanneer u het papier in een papierlade verwisselt, moet u ook de papierlade-instellingen in de systeeminstellingen wijzigen.
SYSTEEM
INSTELLINGEN
Druk op de toets
1
[SYSTEEMINSTELLINGEN].
Configureer de
2
OK
OK
OK
papierlade-instellingen.
(1) Selecteer de toets
[Papierlade-Instellingen].
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets
[Lade-instellingen].
Selecteer met en druk op [OK].
(3) Selecteer de toets
[Wijzigen] in "Papiercassette 1".
Selecteer met en druk op [OK].
24
Configureer de
VORIGE
Recycled
Papierlade-Instellingen
OK
Annuleren
Papiercassette 1Papiercassette
Type
Formaat
Auto-AB
Bezig met invoeren van
Afdrukken
Kopieren
(4) (5)
(6)
papierlade-instellingen.
OK
(Vervolg)
(4) Selecteer [Recycled] uit het
selectievakje "Type".
Selecteer met en druk op [OK].
(5) Zorg dat [Auto-AB]
geselecteerd is in het selectievakje "Formaat".
Selecteer met[ en druk op [OK]. Raadpleeg "Lade-Instellingen" in "6. SYSTEEMINSTELLINGEN" in de bedieningshandleiding.
(6) Selecteer de toets [OK].
Selecteer met en druk op [OK]. Met de bovenstaande stappen wijzigt u de papierinstellingen voor lade 1 naar gerecycleerd A5-papier.
25

Papier in een handinvoerlade plaatsen

De kant waarop de kopie moet komen, moet omlaag liggen!
Plaats het papier in horizontale richting.
Trek de ladeverlenging uit om papier van het formaat A4 te laden. In de handinvoer kunt u maximaal 100 vellen normaal papier of maximaal 20 enveloppen laden.
Plaats papier van het formaat A5 (7-1/4" x 10-1/2") of kleiner in horizontale ligging.
Enveloppen kunnen alleen worden bedrukt aan de adreskant. Plaats enveloppen met de adreskant omlaag.
Plaats geen zware voorwerpen op de handinvoerlade en druk niet omlaag op de lade. De handinvoerlade kan hierdoor beschadigd raken of het apparaat kan gaan kantelen, wat kan leiden tot letsel. Speciale papiersoorten die niet kunnen worden geladen in andere laden, kunnen in de handinvoerlade worden geladen. Voor gedetailleerde informatie over de handinvoerlade, leest u "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" in "1. ALVORENS DE MACHINE TE GEBRUIKEN" in de bedieningshandleiding.
Voorbeeld: een enveloppe laden
26
Kopiëren
Kopiëren
Deze sectie legt de basisprocedures uit voor het gebruik van de kopieerfunctie. Hier worden ook de verschillende manieren van kopiëren uitgelegd die mogelijk zijn met de speciale functies.
X
BASISSCHERM VA N KO PIEER FU NCT IE . . . . . . . . . . . . . . . .
X
KOPIEËN MAKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
X
TWEEZIJDIG KOPIËREN (Automatische origineelinvoer). .
X
KOPIËREN OP SPECIAAL PAPIE R (Han dinvo erkopie) . . . .
X
KLEURENKOPIEËN MAKE N (kleurm odus ) . . . . . . . . . . . . . .
X
DE BELICHTING EN HET AFBEELDINGSTYPE
SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
X
DE KOPIE AANPASSEN AAN HET PAPIER (Kopieerfactor
automatisch selecteren). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
X
VERGROTEN/VERKLEINEN (Vaste kopieerfactoren / Zoom)
X
EEN KOPIEERSESSIE ONDERB REK EN (Kopiëren
onderbreken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
X
KOPIEERHANDELINGEN OPSLAAN (Werkprogramma's). .
X
SPECIALE FUNCT IES. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
X
EEN SPECIALE FUN CTIE S ELE CT EREN. . . . . . . . . . . . . . . .
X
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . 28 . . 30 . . 32 . . 34 . . 37
. . 39
. . 41 . . 43
. . 45 . . 46 . . 49 . . 51 . . 53
27

BASISSCHERM VAN KOPIEERFUNCTIE

(11)
(10)
(9)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(12)
Druk op de toets [KOPIE] op het bedieningspaneel om het basisscherm van de kopieerfunctie te openen. Selecteer de kopieerinstellingen in het basisscherm.
(1)
[Origineel]-toets
Selecteer deze toets om het origineelformaat handmatig in te voeren. Nadat u het origineel hebt geplaatst, selecteert u deze toets om het formaat van het origineel in te stellen.
(2)
[Papierformaat]-toets
Selecteer deze toets om het gebruikte papier (lade) te wijzigen. De lade, het papierformaat en het papiertype zullen verschijnen. U kunt de afbeeldingen van de laden in het scherm van het papierformaat selecteren om hetzelfde scherm te openen.
28
(3)
[Belichting]-toets
Hier ziet u de huidige kopieerbelichting en de instellingen voor de belichtingsfunctie. Selecteer deze toets om de belichting of de instelling voor de belichtingsfunctie te wijzigen.
(4)
[Kopieerfactor]-toets
Toont de huidige kopieerfactor. Selecteer deze toets om de kopieerfactor af te stellen.
(5)
Toets [Kleurmodus]
Selecteer deze toets om de kleurmodus te wijzigen.
Loading...
+ 110 hidden pages