Sharp MX-C400 User Manual [nl]

MODEL:
MX-C310 MX-C380 MX-C400
DIGITAAL KLEUREN MULTIFUNCTIONEEL SUSTEEM
Verkorte installatiehandleidingVerkorte installatiehandleidingVerkorte installatiehandleiding
Voordat u de machine gebruikt
Functies van de machine en procedures voor het plaatsen van originelen en het laden van papier.
Kopiëren
De kopieerfunctie gebruiken.
Houd deze handleiding bij de hand zodat u hem indien nodig kunt raadplegen.
Afdrukken
De afdrukfunctie gebruiken.
Faxen
De faxfunctie gebruiken.
Scannen
De scanfunctie gebruiken.
Systeeminstellingen
Instellingen configureren om de machine gebruiksvriendelijker te maken.
Het opsporen van fouten
Veel gestelde vragen en hoe u vastgelopen papier kan verhelpen.
BEDIENINGSHANDLEIDINGEN EN
To send a scanned image To use Internet fax
Scanning (page 81)
Verkorte installatiehandleiding
(deze handleiding)
Handleiding Software-installatie / Sharpdesk Software installatiehandleiding
De onderdelen van de machine leren kennen en hoe u ze moet gebruiken. Papier laden
Voordat u de machine gebruikt (pagina 9)
Een kopie maken
Kopiëren (pagina 27)
Een bestand afdrukken
Afdrukken (pagina 59)
Een fax verzenden
Faxen (pagina 73)
Deze handleiding biedt eenvoudig te begrijpen uitleg van de functies van de machine in een enkele handleiding.
De uitleg in deze handleiding richt zich op veel gebruikte functies. Voor speciale functies, problemen oplossen en gedetailleerde procedures voor het gebruik van de machine, zie de handleidingen in PDF-formaat.
Beschrijft de procedures om de printerdriver en de scannerdriver te installeren.
Lees voor het gebruik van de machine.
Veiligheidshandleiding
Bevat belangrijke veiligheidsinformatie en de specificaties van de machine.
Een gescande afbeelding verzenden Internetfax gebruiken
Scannen (pagina 97)
Wat zijn de systeeminstellingen?
Systeeminstellingen (pagina 121)
Veel gestelde vragen en hoe vastgelopen papier kan worden verwijderd
Het opsporen van fouten (pagina 125)
HOE U ZE MOET GEBRUIKEN
3 gedrukte handleidingen en een handleiding in PDF-formaat worden meegeleverd met de machine.

Gedrukte handleidingen

Handige methodes om de bedieningshandleiding te gebruiken
De eerste pagina omvat een normale inhoudsopgave evenals een inhoudsopgave "Ik wil…". Met "Ik wil..." gaat u meteen naar een uitleg over wat u wilt doen. Bijvoorbeeld, "Ik gebruik vaak de kopieerfunctie, dus wil ik papier besparen". Gebruik één van de twee inhoudstabellen afhankelijk van wat u wilt weten.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT KOPIEERMACHINE PRINTER FAX
SCANNER / INTERNETFAX SYSTEEMINSTELLINGEN HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Bedieningshandleiding
Voor gedetailleerde informatie
*
Om de bedieningshandleiding in PDF-formaat te bekijken is Om de bedieningshandleiding in PDF-formaat te bekijken is Adobe® ReaderTM of Acrobat
®
Reader van Adobe Systems Incorporated vereist. Wanneer geen van
deze programma's op uw computer is geïnstalleerd, kunt u de programma's downloaden vanaf de volgende locatie:
http://www.adobe.com/
Gedetailleerde uitleg van de functies die op de machine gebruikt kunnen worden staan in de bedieningshandleiding in PDF-formaat. De bedieningshandleiding kan worden gedownload van de webpagina's in de machine.
De inhoudsopgave van de bedieningshandleiding is als volgt:
Download de bedienings-hand­leiding van de webpagina;’s op de machine.
Voor downloadprocedure, leest u "Downloaden in de bedienings­handleiding" (pagina 3).
TBD

Handleidingen als PDF-bestand

1

HET IP-ADRES CONTROLEREN

SYSTEEM
INSTELLINGEN
Om het IP-adres van het apparaat te controleren drukt u de lijst met alle gebruikersinstellingen in de systeeminstellingen.
Druk op de toets
1
[SYSTEEMINSTELLINGEN].
Systeeminstellingen
Display­Contrast
Standaard­Instellingen
Papierlade­Instellingen
Controle
USB-apparaat
Lijst afdrukken (gebruiker)
Lijst Alle Gebruikersinstellingen
Afdrukken
Testpagina Printer
Lijst PCL-symbolensets
Afdrukken
Adreslijst Wordt Verzonden
Individuele Lijst
Afdrukken
(2)
Beheerderswachtw
Totaal Aantal
Kopieën
Lijst afdrukken
(gebruiker)
Faxdata Ontv/
(1)
Doorsturen
Verlaten
Vorige
VORIGE
VORIGE
OK
gebruikersinstellingen.
Selecteer de lijst met alle
2
(1) Selecteer de toets [Lijst
afdrukken (gebruiker)].
OK
(2) Selecteer de toets
[Afdrukken] rechts van "Lijst Alle Gebruikersinstellingen".
Het IP-adres staat op de lijst die wordt afgedrukt.
2

TOEGANG KRIJGEN TOT DE WEBSERVER IN DE MACHINE

Als het apparaat is aangesloten op het netwerk, kunt u vanaf een webbrowser op uw computer toegang krijgen tot de ingebouwde webserver van het apparaat.

De webpagina's openen

Open de webserver in de machine om de webpagina's te openen.
Start een webbrowser op een computer die is aangesloten op hetzelfde netwerk als het apparaat en typ het IP-adres van het apparaat in.
Aanbevolen webbrowsers
• Internet Explorer: 6.0 of hoger (Windows
• Netscape Navigator: 9 (Windows
• Firefox: 2.0 of hoger (Windows
• Safari: 1.5 of hoger (Macintosh)
®
®
)
®
)
)
De webpagina verschijnt. De apparaatinstellingen vereisen wellicht gebruikersauthenticatie om de webpagina te openen. Vraag de beheerder welk wachtwoord u nodig hebt voor de gebruikersauthenticatie.
3

Downloaden van de bediengshandleiding

(3)
(2)
(1)
De bedieningshandleiding, een gedetailleerdere handleiding, kan van de webpagina's van de machine worden gedownload.
Downloaden van de bediengshandleiding.
(1) Klik op [Bedieningshandleiding
downloaden] in het menu van de webpagina.
(2)Selecteer de gewenste taal.
(3)Klik op de knop [Ophalen].
De bedieningshandleiding wordt gedownload.
4

INHOUDSOPGAVE

HET IP-ADRES CONTROLEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
TOEGANG KRIJGEN TOT DE WEBSERVER IN DE MACHINE . . . . . . . . 3
Voordat u de machine gebruikt
ONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
VERBRUIKSGOEDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
BEDIENINGSPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
ITEMS IN HET SCHERM. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
BEELDCONTROLEFUNCTIE (VOORBEELD). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
ORIGINELEN PLAATSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
PAPIER IN EEN LADE VERWISSELEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Kopiëren
BASISSCHERM VAN KOPIEERFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
KOPIEËN MAKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .30
TWEEZIJDIG KOPIËREN (Automatische origineelinvoer) . . . . . . . . . .32
KOPIËREN OP SPECIAAL PAPIER (Handinvoerkopie) . . . . . . . . . . . .34
KLEURENKOPIEËN MAKEN (kleurmodus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
DE BELICHTING EN HET AFBEELDINGSTYPE SELECTEREN . . . . . . 39
DE KOPIE AANPASSEN AAN HET PAPIER (Kopieerfactor
automatisch selecteren) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
VERGROTEN/VERKLEINEN (Vaste kopieerfactoren / Zoom) . . . . . . . 43
EEN KOPIEERSESSIE ONDERBREKEN (Kopiëren onderbreken). . . . 45
KOPIEERHANDELINGEN OPSLAAN (Werkprogramma's) . . . . . . . . . . 46
SPECIALE FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
EEN SPECIALE FUNCTIE SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
5
Afdrukken
AFDRUKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
HET AFDRUKKEN ANNULEREN (OP DE MACHINE) . . . . . . . . . . . . . . 66
AFDRUKINSTELLINGEN SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
HANDIGE PRINTERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Faxen
BASISSCHERM VAN FAXFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
FAXBERICHT VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
HET FORMAAT VAN EEN FAX WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
DE BELICHTING AANPASSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
DE RESOLUTIE AANPASSEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
EEN FAXNUMMER OPSLAAN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
ONTVANGEN FAXEN DOORSTUREN (Doorsturen Faxdata). . . . . . . . 84
HANDIGE BELMETHODEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
DEZELFDE FAX NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN VERZENDEN
(distributieverzending) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
SPECIALE FAXFUNCTIES. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
EEN SPECIALE FUNCTIE SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
HANDIGE FAXFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95
6
Scannen
NETWERKSCANNERFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
BASISSCHERM VAN SCANFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
EEN ORIGINEEL SCANNEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
DE BELICHTING EN HET AFBEELDINGSTYPE WIJZIGEN . . . . . . . . 103
DE RESOLUTIE AANPASSEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
BESTANDSTYPE WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
EEN BESTEMMING OPSLAAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
HANDIGE MANIEREN OM TE VERZENDEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111
DEZELFDE AFBEELDING NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN
ZENDEN (Distributie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
SPECIALE SCANFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
EEN SPECIALE FUNCTIE SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
HANDIGE SCANNERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Systeeminstellingen
SYSTEEMINSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Problemen oplossen
VEELGESTELDE VRAGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
7
Voordat u de machine gebruikt
Voordat u de machine gebruikt
Deze paragraaf bevat algemene informatie over de machine, inclusief de namen en functies van onderdelen van de machine en de bijbehorende randapparatuur en de procedures voor het plaatsen en bijvullen van papier.
XONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES . . . . . . . . . . 10
XVERBRUIKSGOEDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
XBEDIENINGSPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
XGEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL. . . . . . . . . . . 14
XITEMS IN HET SCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
XGEBRUIKERSAUTHENTICATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
XBEELDCONTROLEFUNCTIE (VOORBEELD) . . . . . . . . . 19
XORIGINELEN PLAATSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
XPAPIER IN EEN LADE VERWISSELEN . . . . . . . . . . . . . . 22
9

ONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES

(1)
Automatische origineelinvoer
Voert automatisch meerdere originelen in en scant deze. Beide zijden van 2-zijdige originelen kunnen tegelijk worden gescand.
(2)
Documentinvoerlade
Plaats de originelen in deze lade wanneer u de automatische origineelinvoer gebruikt.
(3)
Bedieningspaneel
(4)
Glasplaat
Wordt gebruikt om boeken en andere originelen te scannen die niet kunnen worden gescand met de automatische origineelinvoer.
(5)
Afwerkeenheid*
Deze kan worden gebruikt om uitgevoerd papier te nieten.
(6)
Hoofdschakelaar
Hiermee zet u de machine aan en uit. Houd deze schakelaar altijd in de stand "AAN" bij het gebruik van de functie fax of internetfax.
(1) (2)
(3) (4)
(7)
(8)(5) (9)(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(10)
Uitvoerlade (middelste lade)
Kopieeropdrachten en afdrukopdrachten worden in deze lade afgeleverd. (Wanneer een afwerkeenheid is geïnstalleerd, kan de uitvoerlade (middelste lade) niet worden gebruikt.)
Lade 1
Er kunnen maximaal 500 vellen papier (80
g
/m2 (21 lbs.)) per lade worden
geladen.
Lade 2/Lade 3/Lade 4 (invoereenheid voor 500 bladen is geïnstalleerd)*
Bevat een voorraad papier. Er kunnen maximaal 500 vellen papier (80 g/m2 (21 lbs.)) worden geladen.
USB-aansluiting (type A)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed). Deze wordt gebruikt om een USB-stick of andere USB-apparaat op de machine aan te sluiten.
*Randapparaat. Voor meer informatie leest u "RANDAPPARATUUR" in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" in de bedieningshandleiding.
10
(11) (12) (13)
(11) Klep
Open deze klep om een tonercartridge te vervangen.
(12) Handinvoerlade
Speciale papiersoorten en enveloppen kunnen via de handinvoerlade worden ingevoerd.
(13) USB-aansluiting (B-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed). U kunt een computer aansluiten op deze aansluiting om het apparaat te gebruiken als printer.
(14) LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als het apparaat binnen een netwerk wordt gebruikt.

VERBRUIKSGOEDEREN

(14)
(2)(1) (3) (4)
(1) Drumcartridges
Deze bevatten de lichtgevoelige drum die wordt gebruikt om afbeeldingen te maken voor kopiëren en afdrukken.
(2) Ontwikkelaarcartridges
Deze bevatten de ontwikkelaar die nodig is voor het overbrengen van de toner op het papier.
(3) Toneropvangbak
Hierin wordt de overtollige toner die na het afdrukken is overgebleven verzameld.
(4) Tonercartridges
Deze bevat toner voor het afdrukken. Wanneer de toner in de cartridge opraakt, dient de cartridge van de kleur die opraakt vervangen te worden.
11

BEDIENINGSPANEEL

KOPI E
AFDRUKKEN
OK Vorige
OPDRACHT STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
BEELD VERZENDEN
GEREED DATA
DATA
LIJN
Sneltoets Sharp OSA
Druk hierop om een snelkoppeling naar de functie Sharp OSA weer te geven (wanneer de applicatie-integratiemodule is geïnstalleerd). De gebruikerstoetsen worden ook in dit scherm weergegeven. U kunt veelgebruikte instellingen en functies opslaan in de gebruikerstoetsen.
[OPDRACHT STATUS]-toets
Druk op deze toets om het opdrachtstatusscherm te zien. U kunt de opdrachtstatus controleren en opdrachten annuleren in het opdrachtstatusscherm.
Modusselectietoetsen
Druk hierop om het scherm te wijzigen in de functie voor afdrukken, fax/beeld verzenden of kopiëren. Als u de toets [KOPIE] ingedrukt houdt, kunt u het totaal aantal pagina’s en de resterende hoeveelheid toner controleren.
Scherm
Selecteer de weergegeven items om verschillende bewerkingen uit te voeren.
Toets [OK] / Toets [VORIGE] / Pijltoetsen
Toets [OK]
Druk hierop om een geselecteerde instelling te openen.
Toets [VORIGE]
Druk hierop om terug te keren naar het vorige schermniveau.
Pijltoetsen
Druk hierop om het selectieframe te verplaatsen en zo instellingen en items in het scherm te selecteren.
Afdrukmodusindicatoren
GEREED-indicator
Afdrukdata kunnen worden ontvangen als deze indicator brandt.
DATA-indicator
Deze knippert als er afdrukdata worden ontvangen en blijft continu branden als het afdrukken wordt uitgevoerd.
Beeldverzendindicatoren
LIJN-indicator
Deze gaat branden tijdens de overdracht of ontvangst in faxmodus. De indicator gaat ook branden tijdens overdracht in scanmodus.
[SYSTEEMINSTELLINGEN]-toets
Druk hierop om het menuscherm voor de systeeminstellingen weer te geven. U kunt de papierlade en andere instellingen configureren volgens de behoeften van uw werkplek.
DATA-indicator
Als een ontvangen fax niet kan worden afgedrukt vanwege een probleem, zoals papier op, gaat de indicator knipperen.De indicator blijft continu branden als er gegevens in de wacht staan om te worden verzonden.
12
Afmelden
Numeric keys
Netstroom-indicator
Numerieke toetsen
Deze worden gebruikt om het aantal kopieën, faxnummers en andere nummers in te voeren.
[LOGOUT]-toets
( )
Als gebruikersidentificatie is geactiveerd, drukt u op deze toets om uit te loggen na het gebruik van de machine. Als u de faxfunctie gebruikt, kan deze toets worden ingedrukt ombeltoonsignalen via een pulslijn te verzenden.
[#/P]-toets
( )
Druk op deze toets om een opdrachtprogramma te gebruiken als u de kopieerfunctie gebruikt. Alsu de faxfunctie gebruikt, drukt u op deze toetsom te bellen d.m.v. een programma.
Gebruik deze toets om een origineel in kleur af te drukken of te scannen.
[KLEUREN START]-toets
Deze indicator brandt als de netstroom aan staat. De hoofdschakelaar bevindt zich aan de linkerkant van het apparaat.
[WISSEN]-toets
Druk op deze toets om instellingen, zoals het aantal kopieën, terug te zetten op. "0".
[NETSTROOM]-toets
Gebruik deze toets om de machine aan en uit te zetten.
[ALLES WISSEN]-toets
Druk op deze toets om een handeling vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Alle instellingen worden gewist en de handeling keert terug naar de oorspronkelijke status.
[STOP]-toets
Druk op deze toets om een kopieeropdracht of scannen van een origineel te stoppen.
Gebruik deze toets om de spaarstandmodus te activeren De [SPAARSTAND]-toets knippert als de machine in spaarstandmodus staat. Deze toets wordt ook gebruikt om de spaarstand uit te schakelen.
[SPAARSTAND]-toets
[ZWART-WIT START]-toets
Gebruik deze toets om een origineel in zwart-wit te kopiëren of te scannen. Deze toets wordt ook gebruikt om een fax te verzenden in faxmodus.
13

GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL

Basisscherm van de kopieerfunctie
Selectieframe
[VORIGE] Toets
[OK] Toets
Pijltoetsen
Wanneer tweemaal op de toets
wordt gedrukt en op de toets
[OK] wordt gedrukt…
Het instellingenscherm "Belichting" verschijnt.
Wanneer u op de toets [VORIGE] drukt in het instellingenscherm "Belichting",
keert u terug naar het basisscherm van de kopieerfunctie.
In dit gedeelte worden de procedures uitgelegd voor het selecteren van instellingitems in het scherm. Het basisscherm van de kopieerfunctie wordt als voorbeeld gebruikt.

INSTELLINGITEMS SELECTEREN

OK
VORIG E
Het frame dat in het scherm verschijnt, is het selectieframe. Verplaast het selectieframe naar het item dat u wilt selecteren en druk op de toets [OK]. U kunt het selectieframe verplaatsen met de pijltoetsen ( ).
Druk op de toets [VORIGE] om terug te keren naar het vorige schermniveau.
14

ITEMS IN HET SCHERM

Hier worden berichten weergegeven.
Hier worden tips over de bediening weergegeven.
Cijfers met de indeling "1/2" geven aan dat er meer items zijn. Deze cijfers staan voor
"huidige scherm / totaal
aantal schermen".
Hier worden instellingen weergegeven. Als u drukt op de toets terwijl het selectieframe op de onderste instelling staat, wordt het volgende scherm weergegeven.
Hieronder worden handige items in het scherm uitgelegd.
15
Algemene bewerkingen voor alle schermen
(2)
(3)
OPDRACHTSTATUS
Als u wilt wijzigen welke taken worden weergegeven, wijzigt u de functie en status (in wachtrij, gereserveerd/bezig met uitvoeren, voltooid).
Taken worden weergegeven als een lijst. De taken worden weergegeven in de volgorde waarin ze worden uitgevoerd. U kunt een geselecteerde taak prioriteit geven en daarmee eerder uitvoeren dan andere taken of u kunt een taak die in de wachtrij staat annuleren.
(1)Wanneer u een keuzevakje selecteert, verschijnt een vinkje
(1)
om aan te geven dat de instelling is ingeschakeld. (2) kunnen worden gebruikt om een waarde te verhogen of te verlagen. Als u een waarde snel wilt veranderen, houdt u de toets [OK] ingedrukt. U kunt ook de nummerweergave selecteren en de waarde met de numerieke toetsen wijzigen. (3)U kunt een item selecteren zoals "Spec. Functies" of "Basismenu" om terug te keren naar dat scherm.

OPDRACHTSTATUSSCHERM

Druk op de toets [OPDRACHTSTATUS] op het bedieningspaneel om het opdrachtstatusscherm weer te geven. In het opdrachtstatusscherm kunt u de status controleren van een kopieertaak die wordt uitgevoerd, gegevens die zijn ontvangen met de beeldverzendfunctie en andere taken.
16

GEBRUIKERSAUTHENTICATIE

Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, moet u inloggen voordat u het apparaat gebruikt. Aanvankelijk is de gebruikersauthenticatie uitgeschakeld. Log uit wanneer u klaar bent met het apparaat.

Methoden van gebruikersauthenticatie

Er zijn twee manieren om gebruikersauthenticatie uit te voeren: inloggen door middel van gebruikersnummer en inloggen door middel van loginnaam en wachtwoord. Vraag de informatie die nodig is om u aan te melden aan de beheerder van de machine. Voor meer informatie over gebruikersauthenticatie leest u "GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" in de bedieningshandleiding.
Inloggen met behulp van gebruikersnummer
Bij deze methode moet u inloggen
OK
VORIG E
door uw eerder opgeslagen gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in te voeren met de numerieke toetsen.
Inloggen door middel van loginnaam en wachtwoord
Bij deze methode moet u inloggen
OK
VORIG E
door uw loginnaam, wachtwoord en de loginbestemming in te voeren. Afhankelijk van de authenticatie-instellingen moet u mogelijk ook uw e-mailadres invoeren.
17

Uitloggen

Log uit wanneer u klaar bent met het apparaat. Door uit te loggen voorkomt u dat onbevoegden het apparaat gebruiken.
Hoe u uitlogt
U kunt uit elke modus van de machine uitloggen door op de toets [LOGOUT] te ( ) drukken.
Let op, de toets [LOGOUT] ( ) kan niet worden gebruikt om u af te melden wanneer een faxnummer in de faxmodus wordt ingevoerd. De toets [LOGOUT] ( ) dient op dat moment immers als numerieke toets.
Als een vooringestelde tijdsduur is verstreken nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie automatisch wissen geactiveerd. Dan wordt u automatisch uitgelogd.
18
BEELDCONTROLEFUNCTIE
Voorbeeld: het beeldcontrolescherm voor een ontvangen fax
De inhoud van de ontvangen fax verschijnt hier. Met het bedieningspaneel kunt u:
door het scherm bladeren
de pagina's wijzigen
de weergavegrootte wijzigen
(VOORBEELD)
De beeldcontrolefunctie wordt gebruikt om de inhoud weer te geven van een ontvangen fax of andere gegevens in het scherm.

Handig gebruik van beeldcontrole

"Alleen noodzakelijke faxen afdrukken"
U kunt een ontvangen fax controleren voordat u hem afdrukt. Als u de fax niet nodig hebt, kunt u hem verwijderen zonder hem af te drukken, wat u papier en toner bespaart.

Gegevens die kunnen worden gecontroleerd

De beeldcontrolefunctie kan worden gebruikt om de volgende soort gegevens te controleren:
• Faxen die in faxmodus worden ontvangen
• Faxen die in internetfaxmodus worden ontvangen
• Faxen die in een geheugenvak worden opgeslagen
* De toetsnamen in het beeldcontrolescherm en de procedures om het scherm te
gebruiken kunnen verschillen afhankelijk van het afbeeldingstype.
Als de beeldcontrolefunctie wordt gebruikt, verschijnt er een scherm dat lijkt op het volgende scherm.
Beeldcontrole
Afdrukken
Voor details over de beeldcontrolefunctie leest u alle instellingen in de bedieningshandleiding.
Volg./Vorige
[Terug]: Terugker.
19

ORIGINELEN PLAATSEN

Met de automatische origineelinvoer kunt u automatisch een groot aantal originelen tegelijk scannen. Hiermee bespaart u zich de moeite elk origineel handmatig te moeten invoeren. Voor originelen die niet kunnen worden gescand met de automatische origineelinvoer, zoals een boek of een document met memovelletjes, gebruikt u de glasplaat.

Gebruik van de automatische origineelinvoer

Wanneer u de automatische origineelinvoer gebruikt, plaatst u de originelen in de origineelinvoerlade. Zorg ervoor dat er geen origineel op de glasplaat is geplaatst.
Plats de originelen met de voorkant naar
Stel de origineelgeleiders in op de breedte van de originelen.

Gebruik van de glasplaat

Let erop dat uw vingers niet klem komen te zitten als u de automatische documentinvoer sluit. Nadat u het origineel hebt geplaatst moet u de automatische documentinvoer sluiten. Als deze open blijft staan, worden stukken van het origineel in zwart afgedrukt, waardoor er erg veel toner wordt gebruikt.
boven en de randen gelijkmatig uitgelijnd.
De indicatorlijn geeft ongeveer aan hoeveel originelen ukunt plaatsen. U mage originelen niet hoger stapelen dan deze lijn.
Plaats het origineel met de voorant omlaag.
Lijn de linkerbovenhoek van het origneel uit met de punt van de markering in de verre linkerhoek van de glasplaat.
20
Schuif de achterste rand van de automatische origineelinvoer omhoog om een dik origineel zoals een boek met veel pagina’s te plaatsen en sluit de automatische origineelinvoer dan langzaam. Druk niet te hard op de automatische origineelinvoer, aangezien dit een storing kan veroorzaken.
Plaats het origineel met de voorkant omlaag.
Plaats het origineel in de horizontale afdrukstand volgens de schaalaanduiding
Originelen
Staand origineel Liggend origineel
Schaalaanduiding van de glasplaat
Merkteken
Bovenkant van afbeelding naar rechts
Bovenkant van afbeelding naar u toe
van de glasplaat.
A5 (5-1/2" x 8-1/2")
B5
A4 (8-1/2" x 11")
Staande originelen
Wanneer u de onderstaande functies in de kopieermodus gebruikt, plaatst u het origineel zo dat de bovenkant van de afbeelding zich rechts bevindt.
• Sorteren nieten
• Inbindkopie
•2-in-1
•Stempel
Liggende originelen
Wanneer u de functie sorteren nieten gebruikt, plaatst u het origineel zo dat de bovenkant van de afbeelding naar u toe is gericht.
Voor meer informatie leest u "ORIGINELEN" in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" in de bedieningshandleiding.
21

PAPIER IN EEN LADE VERWISSELEN

(1) Lade 1 (2) Lade 2 (3) Lade 3 (4) Lade 4 (5) Handinvoerlade

Namen van de papierladen

De namen van de laden worden hieronder weergegeven. Voor het aantal vellen papier dat in elke lade kan worden geladen, verwijzen we naar de volgende handleidingen:
• Bedieningshandleiding, "Papierlade-instellingen" in "6. SYSTEEMINSTELLINGEN"
• Onderhouds- en veiligheidshandleiding, "SPECIFICATIES"
(5)
(1) (2)
(3) (4)
Afdrukken met bovenzijde naar boven of naar beneden
Papier wordt geladen met de afdrukzijde naar boven of naar beneden afhankelijk van de papiersoort en lade.
Lade Afdrukzijde*
Lade 1 tot 4 Bedrukte zijde omhoog
Handinvoerlade Bedrukte zijde omlaag
* Wanneer u "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" papier
in de papierlade plaatst, verschilt de richting van de afdrukzijde. Voor meer informatie leest u "PAPIER PLAATSEN" in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" in de bedieningshandleiding.
22

Papier in een lade leggen

Om het papier in een lade te veranderen, laadt u het gewenste papier in de lade en vervolgens wijzigt u de lade-instellingen in de machine om aan te geven welk papier u geladen hebt. De procedure om het papierformaat voor de lade te wijzigen, wordt hieronder uitgelegd. Als voorbeeld wordt het papier in lade 1 gewijzigd van gewoon papier van A4-formaat (8-1/2" x 11") naar gerecycleerd papier van A5-formaat (5-1/2" x 8-1/2").
Trek de papierlade voorzichtig uit. Als er papier in de lade zit, verwijdert u dit.
Verplaats de twee geleiders van de lade. Verplaats de geleiders bijvoorbeeld van A4 (8-1/2" x 11") naar A5 (5-1/2" x 8-1/2"). Plaats het papier met de drukkant omhog. Waaier het papier goed uit voordat u het plaatst. Anders worden mogelijk meerdere vellen tegelijk ingevoerd, waardoor een papierstoring optreedt. Voeg papier in en duw de lade daarna voorzichtig in de machine.
Het geplaatste papier mag niet hoger komen dan deze uitsteeksels.
Plaats het papier met de drukkant omhog. Waaier het papier goed uit voordat u het plaatst. Anders worden mogelijk meerdere vellen tegelijk ingevoerd, waardoor een papierstoring optreedt. Voeg papier in en duw de lade daarna voorzichtig in de machine.
Indicatorlijn De indicatorlijn geeft ann tot welke hoogte u maximaal papier kunt laden in de lade. Laad dus het papier beslist niet hoger dan de indicatolijn.
23

De papierlade-instellingen wijzigen

VORIGE
VORIGE
VORIGE
Normaal papier
Papiercassette 1
Systeeminstellingen
Display­Contrast
Totaal Aantal
Kopieën
Standaard­Instellingen
Lijst afdrukken
(gebruiker)
Papierlade­Instellingen
Faxdata Ontv/
Doorsturen
Controle
USB-apparaat
Verlaten
Beheerderswachtw
Papierlade-Instellingen
Vorige
Lade-Instellingen
Papiersoortregistratie
Automatische Lade Selectie
Registratie aangepaste grootte (Omloop)
Auto-AB
Wijzigen
Papierlade-Instellingen
Vorig e
Type
Formaat
Auto-AB
Vast e
Papierzijde
Duplex
Uitschakelen
Nieten
Uitschakelen
(1)
(2)
(3)
Wanneer u het papier in een papierlade verwisselt, moet u ook de papierlade-instellingen in de systeeminstellingen wijzigen.
SYSTEEM
INSTELLINGEN
Druk op de toets
1
[SYSTEEMINSTELLINGEN].
Configureer de
2
OK
OK
OK
papierlade-instellingen.
(1) Selecteer de toets
[Papierlade-Instellingen].
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets
[Lade-instellingen].
Selecteer met en druk op [OK].
(3) Selecteer de toets
[Wijzigen] in "Papiercassette 1".
Selecteer met en druk op [OK].
24
Configureer de
VORIGE
Recycled
Papierlade-Instellingen
OK
Annuleren
Papiercassette 1Papiercassette
Type
Formaat
Auto-AB
Bezig met invoeren van
Afdrukken
Kopieren
(4) (5)
(6)
papierlade-instellingen.
OK
(Vervolg)
(4) Selecteer [Recycled] uit het
selectievakje "Type".
Selecteer met en druk op [OK].
(5) Zorg dat [Auto-AB]
geselecteerd is in het selectievakje "Formaat".
Selecteer met[ en druk op [OK]. Raadpleeg "Lade-Instellingen" in "6. SYSTEEMINSTELLINGEN" in de bedieningshandleiding.
(6) Selecteer de toets [OK].
Selecteer met en druk op [OK]. Met de bovenstaande stappen wijzigt u de papierinstellingen voor lade 1 naar gerecycleerd A5-papier.
25

Papier in een handinvoerlade plaatsen

De kant waarop de kopie moet komen, moet omlaag liggen!
Plaats het papier in horizontale richting.
Trek de ladeverlenging uit om papier van het formaat A4 te laden. In de handinvoer kunt u maximaal 100 vellen normaal papier of maximaal 20 enveloppen laden.
Plaats papier van het formaat A5 (7-1/4" x 10-1/2") of kleiner in horizontale ligging.
Enveloppen kunnen alleen worden bedrukt aan de adreskant. Plaats enveloppen met de adreskant omlaag.
Plaats geen zware voorwerpen op de handinvoerlade en druk niet omlaag op de lade. De handinvoerlade kan hierdoor beschadigd raken of het apparaat kan gaan kantelen, wat kan leiden tot letsel. Speciale papiersoorten die niet kunnen worden geladen in andere laden, kunnen in de handinvoerlade worden geladen. Voor gedetailleerde informatie over de handinvoerlade, leest u "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" in "1. ALVORENS DE MACHINE TE GEBRUIKEN" in de bedieningshandleiding.
Voorbeeld: een enveloppe laden
26
Kopiëren
Kopiëren
Deze sectie legt de basisprocedures uit voor het gebruik van de kopieerfunctie. Hier worden ook de verschillende manieren van kopiëren uitgelegd die mogelijk zijn met de speciale functies.
X
BASISSCHERM VA N KO PIEER FU NCT IE . . . . . . . . . . . . . . . .
X
KOPIEËN MAKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
X
TWEEZIJDIG KOPIËREN (Automatische origineelinvoer). .
X
KOPIËREN OP SPECIAAL PAPIE R (Han dinvo erkopie) . . . .
X
KLEURENKOPIEËN MAKE N (kleurm odus ) . . . . . . . . . . . . . .
X
DE BELICHTING EN HET AFBEELDINGSTYPE
SELECTEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
X
DE KOPIE AANPASSEN AAN HET PAPIER (Kopieerfactor
automatisch selecteren). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
X
VERGROTEN/VERKLEINEN (Vaste kopieerfactoren / Zoom)
X
EEN KOPIEERSESSIE ONDERB REK EN (Kopiëren
onderbreken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
X
KOPIEERHANDELINGEN OPSLAAN (Werkprogramma's). .
X
SPECIALE FUNCT IES. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
X
EEN SPECIALE FUN CTIE S ELE CT EREN. . . . . . . . . . . . . . . .
X
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . 28 . . 30 . . 32 . . 34 . . 37
. . 39
. . 41 . . 43
. . 45 . . 46 . . 49 . . 51 . . 53
27

BASISSCHERM VAN KOPIEERFUNCTIE

(11)
(10)
(9)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(12)
Druk op de toets [KOPIE] op het bedieningspaneel om het basisscherm van de kopieerfunctie te openen. Selecteer de kopieerinstellingen in het basisscherm.
(1)
[Origineel]-toets
Selecteer deze toets om het origineelformaat handmatig in te voeren. Nadat u het origineel hebt geplaatst, selecteert u deze toets om het formaat van het origineel in te stellen.
(2)
[Papierformaat]-toets
Selecteer deze toets om het gebruikte papier (lade) te wijzigen. De lade, het papierformaat en het papiertype zullen verschijnen. U kunt de afbeeldingen van de laden in het scherm van het papierformaat selecteren om hetzelfde scherm te openen.
28
(3)
[Belichting]-toets
Hier ziet u de huidige kopieerbelichting en de instellingen voor de belichtingsfunctie. Selecteer deze toets om de belichting of de instelling voor de belichtingsfunctie te wijzigen.
(4)
[Kopieerfactor]-toets
Toont de huidige kopieerfactor. Selecteer deze toets om de kopieerfactor af te stellen.
(5)
Toets [Kleurmodus]
Selecteer deze toets om de kleurmodus te wijzigen.
(6)
[Dubbelz. Kopie]-toets
Selecteer deze toets om de 2-zijdige kopieerfunctie te selecteren.
(7)
[Uitvoer]-toets
Selecteer deze toets om een uitvoerfunctie te selecteren zoals sorteren, groeperen, staffel of sorteren en nieten.
(8)
Toets [Spec. Functies]
Selecteer deze toets om speciale functies zoals Kantlijnverschuiving, Wissen en Inbindkopie te selecteren.
(9)
Uitvoerscherm
Als een of meer uitvoerfuncties zoals sorteren, groeperen of sorteren nieten zijn geselecteerd, verschijnen hier de pictogrammen van de geselecteerde functies.
(10)
Origineeltoevoerdisplay
Verschijnt als een origineel in de automatische origineelinvoer wordt gelegd.
(11)
Papierselectiedisplay
Toont het formaat van het papier dat in elke lade werd gelegd en de hoeveelheid papier die er nog inzit
.
De geselecteerde lade wordt gemarkeerd.
De lade van de papierinvoer wordt met groen aangegeven.
Trek de lade niet uit zolang papier uit de lade wordt ingevoerd. Dit kan namelijk vastlopen van papier veroorzaken.
(12)
Display van aantal kopieën
Toont het ingestelde aantal kopieën.
29

KOPIEËN MAKEN

(1)
(2)
Dit is de eenvoudigste procedure om kopieën te maken.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
KOP IE
OK
VORIG E
OK
VORIGE
Eenzijdig origineel
Plaats de originelen.
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
Druk op de toets
2
Eenzijdige kopie
[KOPIEREN].
Het basisscherm van de kopieerfunctie verschijnt.
Selecteer de instellingen.
3
(1) Selecteer de toets [Origineel].
Selecteer met en druk op [OK].
30
VORIGE
(2) Selecteer de toets [A4].
Selecteer met en druk
OK
op [OK]. Selecteer het formaat van het origineel.
VORIGE
(3)
Kopiëren annuleren
Scannen annuleren
Selecteer de instellingen.
OK
(Vervolg)
(3)Zorg dat het gewenste
papierformaat is geselecteerd.
Stel het aantal kopieën in
4
en druk vervolgens op de toets [KLEUREN START] of [ZWART-WIT START].
Corrigeer sets
31

TWEEZIJDIG KOPIËREN (Automatische origineelinvoer)

Met de automatische origineelinvoer kunt u handig automatisch tweezijdige kopieën maken zonder de originelen handmatig te draaien en opnieuw in te voeren. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u eenzijdige originelen kopieert op beide zijden van het papier.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
Eenzijdig origineel
Plaats de originelen.
1
Tweezijdige kopie
32
(1)
(2)
(3)
(4)
VORIGE
VORIGE
OK
OK
Selecteer de instellingen.
2
(1) Stel het originele
formaat in.
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets [Dubbelz.
Kopie].
Selecteer met en druk op [OK].
(3) Selecteer de toets [Enkelzijdig
naar dubbelzijdig].
Selecteer met en druk op [OK].
(4) Selecteer de toets
[Basismenu].
Selecteer met en druk op [OK]. Het basisscherm van de
kopieerfunctie verschijnt.
Stel het aantal kopieën in
3
en druk vervolgens op de toets [KLEUREN START] of [ZWART-WIT START].
Corrigeer sets
Scannen annuleren
Kopiëren annuleren
33
KOPIËREN OP SPECIAAL PAPIER
Origineel
Kopie op zwaar papier
De te scannen kan moet omhoog liggen!
(1)
(2)
(3)
(Handinvoerkopie)
Gebruik de handinvoerlade voor speciale papiersoorten zoals zwaar papier en enveloppen. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u zwaar A4 papier laadt in de handinvoer.
Plaats de originelen.
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
Plaats papier in de
De kant waarop de kopie moet komen, moet omlaag liggen!
2
handinvoer.
34
VORIGE
VORIGE
OK
Selecteer de instellingen.
3
(1)
Stel het originele formaat in.
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets
[Papierformaat].
Selecteer met en druk
OK
op [OK].
(3) Selecteer de toets met
het papiertype van de handinvoer.
Selecteer met en druk op [OK].
VORIGE
(4)
(5)
(6)
Selecteer de instellingen.
OK
(Vervolg)
(4) Selecteer de toets
[Zwaar Papier].
Selecteer met en druk op [OK].
VORIGE
VORIGE
OK
(5) Selecteer de toets
[Auto-AB].
Selecteer met en druk op [OK].
OK
(6) Selecteer de
handinvoertoets.
Selecteer met en druk op [OK].
Stel het aantal kopieën in
4
en druk vervolgens op de toets [KLEUREN START] of [ZWART-WIT START].
Corrigeer sets
Scannen annuleren
Kopiëren annuleren
35

Papierlade selecteren

OK
VORIGE
Selecteer de toets [Papierformaat] en druk op de toets [OK] om de papierlade te selecteren die wordt gebruikt.
(A)
(B) (C)
VORIGE
OK
(A) Selecteer een van de laden 1 tot 4. (B) Selecteer de handinvoerlade. (C) Stel het papiertype in de
handinvoerlade in.
36

KLEURENKOPIEËN MAKEN (kleurmodus)

Als kleurenoriginelen en zwart/wit-originelen door elkaar zitten, kunt u de machine automatisch laten detecteren of elk origineel in kleur of zwart/wit is en afhankelijk daarvan de kopie laten maken. De procedure om te kopiëren met de kleurmodus ingesteld op "Auto" voor automatische detectie van kleur en zwart/wit wordt hieronder uitgelegd.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
Plaats de originelen.
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
Origineel Kopie
(1)
(2)
VORIGE
VORIGE
OK
OK
Selecteer de instellingen.
2
(1) Selecteer de toets
[Kleurmodus].
Selecteer met en druk op [OK]. De toets [Kleurmodus] bevindt zich op het tweede scherm van het basisscherm.
(2) Selecteer de toets [Auto].
Selecteer met en druk op [OK].
37
Stel het aantal kopieën in
3
en druk op de [KLEUREN START]-toets.
Corrigeer sets
Scannen annuleren
Kopiëren annuleren
38

DE BELICHTING EN HET AFBEELDINGSTYPE SELECTEREN

U kunt het afbeeldingstype van het origineel aangeven om een duidelijker kopie te krijgen. In onderstaand voorbeeld wordt beschreven hoe u een origineel met lichte kleuren, bijvoorbeeld met potlood beschreven, kopieert.
Plaats de originelen.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
Licht origineel
Belichting aanpassen
(1)
(2)
(4)
(3)
VORIGE
VORIGE
VORIGE
OK
OK
OK
Selecteer de instellingen.
2
(1) Selecteer de toets
[Belichting].
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets [Belichting
origineel].
Selecteer met en druk op [OK].
(3) Selecteer de toets
om het afdrukresultaat donkerder te maken.
Selecteer met en druk op [OK]. Er zijn negen niveaus voor de belichting. Selecteer de toets
en stel de gewenste waarde in om het afdrukresultaat lichter te maken.
(4)
Selecteer de toets [Basismenu].
Selecteer met en druk op [OK]. Het basisscherm van de kopieerfunctie verschijnt.
39
Stel het aantal kopieën in
3
en druk vervolgens op de toets [KLEUREN START] of [ZWART-WIT START].
Corrigeer sets
Scannen annuleren
Kopiëren annuleren
40
DE KOPIE AANPASSEN AAN HET
(2)
(3)
(1)
PAPIER (Kopieerfactor automatisch selecteren)
Met de functie automatisch vergroten/verkleinen kunt u een origineel kopiëren naar papier van elk formaat. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een A5-origineel kopieert op A4-papier.
A5
A4
De te scannen kant moet omhoog liggen!
OK
VORIGE
OK
VORIGE
VORIGE
OK
Plaats de originelen.
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
Selecteer de instellingen.
2
(1) Selecteer de toets
[Origineel].
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets [A5].
Selecteer met en druk op [OK].
(3) Selecteer de toets
[Papierformaat].
Selecteer met en druk op [OK].
41
VORIG E
(4)
(5)
(6)
E
Selecteer de instellingen.
OK
(Vervolg)
(4)Selecteer de lade waarin
het gewenste papierformaat zit.
Selecteer met en druk op [OK].
VORIG
VORIG E
VORIG E
OK
(5) Selecteer de toets
[Kopieerfactor].
Selecteer met en druk op [OK].
OK
(6) Selecteer de toets
[Auto Image].
Selecteer met en druk op [OK].
Druk op de toets [VORIGE].
3
Het basisscherm van de kopieerfunctie verschijnt.
Stel het aantal kopieën in.
4
Corrigeer sets
Druk op de toets
5
[KLEUREN START] of de toets [ZWART-WIT START].
Scannen annuleren
42
Kopiëren annuleren
VERGROTEN/VERKLEINEN
VORIGE
(Vaste kopieerfactoren / Zoom)
Voor een nauwkeurige bijstelling van het kopieformaat kunt u een vooraf ingegeven ratio selecteren en/of de ratio in stappen van 1% bijstellen. Deze sectie legt als voorbeeld uit hoe een afbeelding tot 55% wordt gereduceerd.
Plaats de originelen.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
(1)
VORIGE
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
OK
Selecteer de instellingen.
2
(1)
(2)
(3)
VORIGE
OK
(2) Selecteer de toets
(3) Selecteer de weergave
55%
Origineel
Kopie met gespecificeerde
kopieerfactor
Stel het originele formaat in.
Selecteer met en druk op [OK].
[Kopieerfactor].
Selecteer met en druk op [OK].
van het zoomgetal.
Selecteer met en druk op [OK].
(4)
VORIGE
(4)Voer "55" in met de
OK
numerieke toetsen en selecteer de toets [OK].
Selecteer met en druk op [OK].
Druk op de toets [VORIGE].
3
Het basisscherm van de kopieerfunctie verschijnt.
43
Stel het aantal kopieën in.
4
Corrigeer sets
Druk op de toets
5
[KLEUREN START] of de toets [ZWART-WIT START].
Scannen annuleren
Kopiëren annuleren
44
EEN KOPIEERSESSIE ONDERBREKEN
Kopiëren annuleren
Scannen annuleren
Corrigeer sets
(Kopiëren onderbreken)
Als de machine aan het afdrukken is, kunt u de opdracht tijdelijk onderbreken en een kopieeropdracht uitvoeren waaraan u prioriteit wilt verlenen. Dit is een handige functie wanneer u dringend een kopie moet maken tijdens een lange kopieersessie.
(1)
VORIGE
terwijl de machine aan het afdrukken is.
Selecteer de toets [Onderbrek en]
1
OK
Selecteer met en druk op [OK].
De toets [Onderbreken] verschijnt in het basisscherm terwijl het apparaat bezig is met afdrukken.
Plaats de originelen.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
2
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
Stel het aantal kopieën in
3
en druk vervolgens op de toets [KLEUREN START] of [ZWART-WIT START].
De onderbroken kopieertaak wordt hervat wanneer de tussentaak is beëindigd.
Afdrukken
Origineel
Onderbreken
45
KOPIEERHANDELINGEN
(1)
(2)
(3)
OPSLAAN (Werkprogramma's)
U kunt een groep kopieerinstellingen opslaan. Die instellingen kunnen dan worden opgehaald en gebruikt telkens wanneer u ze nodig hebt. Wanneer u dezelfde groep instellingen vaak gebruikt, hoeft u niet steeds opnieuw handmatig deze instellingen te selecteren.

Een werkprogramma opslaan

Druk op de toets [#/P] ( ).
1
Selecteer de instellingen.
2
OK
VORIGE
VORIGE
VORIGE
OK
OK
(1) Selecteer de toets
[Opslaan/Wissen].
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets waarin
u een werkprogramma wilt opslaan.
Selecteer met en druk op [OK]. Selecteer een willekeurige toets die niet gemarkeerd is. Toetsen waarin een werkprogramma zit, zijn gemarkeerd.
(3) Selecteer de
kopieerinstellingen die u wilt opslaan.
Selecteer met en druk op [OK]. De instellingitems bevinden zich op verschillende pagina's.
46
Selecteer de instellingen.
(5)
(6)
(4)
(Vervolg)
(4) Selecteer de
kopieerinstellingen die u wilt opslaan.
Selecteer met en druk op [OK].
De instellingitems bevinden zich op verschillende pagina's.
(5) Selecteer de toets
VORIGE
OK
[Programmanaam].
Selecteer met en druk op [OK]. Een tekstinvoerscherm verschijnt. Voer een naam voor het programa in.
(6) Selecteer de toets [OK].
Selecteer met en druk op [OK].

Een werkprogramma gebruiken

Druk op de toets [#/P] ( ).
1
Plaats het origineel.
(1)
(2)
VORIGE
VORIGE
Selecteer de instellingen.
2
OK
(1) Selecteer de toets
[Oproepen].
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets van het
gewenste werkprogramma.
OK
Selecteer met en druk op [OK]. Nadat u het werkprogramma hebt geselecteerd, stelt u het aantal kopieën in en drukt u op de toets [KLEUREN START] of [ZWART-WIT START] om te beginnen met kopiëren.
47

Een werkprogramma wissen

VORIGE
Druk op de toets [#/P] ( ).
1
(1)
(3)
(2)
VORIGE
VORIGE
VORIGE
OK
OK
OK
Selecteer de instellingen.
2
(1) Selecteer de toets
[Opslaan/Wissen].
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets van het
werkprogramma dat u wilt verwijderen.
Selecteer met en druk op [OK]. Selecteer een toets die gemarkeerd is. Toetsen waarin een werkprogramma zit, zijn gemarkeerd.
(3) Lees het bericht op het
scherm en selecteer de toets [Wissen].
Selecteer met en druk op [OK].
Druk op de toets [VORIGE].
3
Het basisscherm van de kopieerfunctie verschijnt.
48
VORIGE
OK
Selecteer de toets [Verlaten].
4

SPECIALE FUNCTIES

Met de speciale functies kunt u allerlei speciale kopieertaken uitvoeren. In dit gedeelte laten we zien welke soorten kopieën u kunt maken met de speciale functies. (De procedures voor het gebruik van elke functie worden niet uitgelegd.) Elke speciale functie heeft zijn eigen instellingen en stappen, maar de basisprocedure is voor alle functies gelijk. De basisprocedure voor het selecteren van een speciale functie wordt op de volgende pagina uitgelegd, waarbij "Kantlijn verschuiving" als voorbeeld wordt gebruikt.
Voor de procedures voor het gebruik van de speciale functies, raadpleeg "SPEC. FUNCTIES" in "2. KOPIEERDER" in de bedieningshandleiding.

Speciale functies

OK
VORIG E
1e scherm 2e scherm
Als u een speciale functie wilt gebruiken, opent u het menu voor de speciale functies en selecteert u de functie die u wilt gebruiken. Het menu bestaat uit vier schermen. Met de toetsen wisselt u van scherm. Selecteer [Spec. Functies] in het basisscherm om het menu voor de speciale functies te openen.
3e scherm
49
4e scherm
Menuscherm voor beeldbewerkingMenuscherm voor beeldbewerking
Menuscherm voor kleurbijstellingenMenuscherm voor kleurbijstellingen
Wanneer u een speciale functie selecteert met een keuzevakje ( ), verandert het keuzevakje in en is de instelling voltooid. Als u een andere speciale functietoets selecteert, verschijnt een instellingenscherm waarin u de instellingen voor die functie kunt selecteren. Welke toetsen worden weergegeven hangt af van het land/gebied en van de randapparatuur die is geïnstalleerd.
Toets [Functieoverzicht]
Selecteer deze instellingstoets om de huidige instellingen voor speciale functies te controleren.
50

EEN SPECIALE FUNCTIE SELECTEREN

(2)
(3)
(1)
(4)
De procedure om instellingen te selecteren voor "Marges toevoegen (Kantlijn Verschuiving)" wordt hieronder als voorbeeld uitgelegd. Hoewel de specifieke instellingen voor elke speciale functie anders kunnen zijn, is de algemene procedure dezelfde.
Plaats de originelen.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
VORIGE
VORIGE
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
Selecteer de instellingen.
2
OK
OK
(1) Selecteer de toets
[Spec. functies].
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets
[Kantlijn Verschuiving].
Selecteer met en druk op [OK]. Er worden instellingen geselecteerd om de kantlijn 15 mm omlaag te verschuiven.
VORIGE
VORIGE
(3)
Selecteer de toets [Omhoog].
OK
Selecteer met en druk op [OK].
Aanvankelijk staat de kantlijnverschuiving ingesteld op "Omhoog". Als u de kantlijnverschuiving wilt instellen op "Rechts", "Links"
OK
of "Omlaag", selecteert u de overeenkomstige toets.
(4) Selecteer de
nummerweergave voor de voorzijde (zijde 1).
Selecteer met en druk op [OK].
51
VORIGE
(5)
(8)
(6)
(7)
VORIGE
Selecteer de instellingen. (Vervolg)
OK
OK
(5)Stel de voorzijde in op
15 mm met de numerieke toetsen.
(6) Selecteer de toets [OK].
Selecteer met en druk op [OK].
(7)Stel de achterzijde (zijde 2)
in op 15 mm op dezelfde manier als de voorzijde.
(8) Selecteer de toets
[Basismenu].
Selecteer met en druk op [OK]. Het basisscherm van de kopieerfunctie verschijnt.
Stel het aantal kopieën in
3
en druk vervolgens op de toets [KLEUREN START] of [ZWART-WIT START].
52
Corrigeer sets
Scannen annuleren
Kopiëren annuleren

HANDIGE KOPIEERFUNCTIES

Zonder wissen
Met wissen

Marges toevoegen (Kantlijn Verschuiving)

Met deze functie verschuift u de afbeelding op de kopie, zodat u bindmarges creëert. Deze functie is handig wanneer u de kopieën wilt perforeren.

Wissen schaduwen rondom kantlijnen (wissen)

Met deze functie wist u randschaduw die optreedt wanneer u kopieën maakt van boeken of andere dikke originelen.

Kopieën maken voor boekje (Inbindkopie)

Met deze functie maakt u kopieën die kunnen worden gevouwen tot een boekje. Met Inbindkopie kunt u gemakkelijk boekjes maken.
1
2
3
4
5
6
7
8
4
2
5
7
1
3
5
7
53

Een groot aantal originelen tegelijk kopiëren (Opdracht Samenstel.)

Een stapel originelen die boven de indicatiestreep van de automatische origineelinvoer uitkomt, kan niet in een keer door de invoer worden gehaald. De functie opdracht samenstelling stelt u in staat de stapel originelen in kleinere sets te verdelen, elke set apart in te voeren en de sets te kopiëren als een enkele opdracht.

Insteekvellen toevoegen op het kopiëren op transparanten (transparant insteekvellen)

Wanneer u kopieert op transparanten, kunt u met deze functie insteekvellen tussen de transparanten invoegen zodat ze niet aan elkaar plakken.
Papieren insteekvel
Papieren insteekvel
Papieren insteekvel

Meerdere pagina's kopiëren op één vel papier (2-in-1)

Met deze functie kunt u twee origineelpagina's kopiëren op één vel papier.
54
1
2
3
4
1
3
2
4
Beide zijden van een kaart kopiëren op
n
één vel papier (Kaart Formaat)
Gebruik deze functie om de voorzijde en de achterzijde van een kaart op één vel papier te kopiëren.
Voorkant
Achterkant

De datum of een stempel afdrukken op kopieën (Stempel)

Met deze functie drukt u de datum, een stempel, het paginanummer of tekst af op kopieën. Er kan een kleur worden geselecteerd voor het afdrukken van een stempel
Datum afdrukeen
04/04/2010
VERTROUWELIJK
Paginanummer Tekst
1
2
Vergadering planne
3
Stempel
of tekst in kleur.

Foto's herhalen op een kopie (Foto herhalen)

Met deze functie drukt u maar liefst 12 kopieën van één foto af op één vel papier.

De afbeelding spiegelen (Spiegel-Beeld)

Met deze functie maakt u op de kopie een spiegelbeeld van het origineel.
55

Kopiëren in het midden van het papier (Centreren)

Met deze functie plaatst u de kopie in het midden van het papier. Dit is handig wanneer u de afbeelding verkleint of kopieert op groter papier dan het origineel.

Zwart en wit omkeren in een kopie (Z/W Omgekeerd)

Met deze functie keert u zwart en wit om op de kopie, zodat een negatieve afbeelding ontstaat. Met deze functie bespaart u als u een origineel met grote zwarte vlakken kopieert.

Rood/groen/blauw aanpassen in kopieën (RGB-instelling)

Gebruik deze functie om rood, groen of blauw (slechts één kleur) te versterken of verzwakken en wijzig daarmee de algehele kleur van de kopie. Een afbeelding van deze functie wordt weergegeven achterin deze handleiding.

De scherpte van een afbeelding aanpassen (Scherpte)

Met deze functie maakt u de kopie scherper of zachter. Een afbeelding van deze functie wordt weergegeven achterin deze handleiding.
56

Vage kleuren in kopieën wit maken (Achtergrond-Onderdrukking)

Met deze functie onderdrukt u lichte achtergrondvlakken op de kopie. Als u een kopie maakt van een origineel met een lichtgekleurde achtergrond, kunt u dit gebruiken om de achtergrond wit te maken. Een afbeelding van deze functie wordt weergegeven achterin deze handleiding.

De kleur aanpassen (Kleurbalans Instellen)

Met deze functie past u de kleurbalans in een kleurenkopie aan. U kunt de dichtheid van de vier kleuren cyaan, magenta, geel en zwart aanpassen. Een afbeelding van deze functie wordt weergegeven achterin deze handleiding.

De helderheid van een kopie aanpassen (Helderheid)

Met deze functie past u de helderheid van een kopie aan. Een afbeelding van deze functie wordt weergegeven achterin deze handleiding.

De intensiteit van een kopie aanpassen (Intensiteit)

Met deze functie past u de intensiteit van een kopie aan. Een afbeelding van deze functie wordt weergegeven achterin deze handleiding.

Originelen van verschillend formaat afdrukken (Origineel gem. form.)

Bijvoorbeeld: als er een B5-origineel tussen A4-originelen zit, kunt u met deze functie alle originelen in één keer kopiëren. Indien gebruikt in combinatie met de automatische beeldfunctie, kunnen alle kopieën op hetzelfde papierformaat worden afgedrukt.
B5
A4
B5
A4
57

Dunne originelen kopiëren (Langzame scanfunctie)

Met deze functie kunt u dunne originelen, die normaal gezien moeilijk te verwerken zijn, in de automatische origineelinvoer scannen.

Meerdere adreskaarten scannen kopiëren (Scannen adreskaart)

U kunt maximaal acht adreskaarten kopiëren op één vel papier. U kunt deze functie gebruiken om een lijst van adreskaarten te maken of meerdere adreskaarten samen te archiveren als een groep. (Toevoer visitekaarten is vereist.)
58
Afdrukken
Afdrukken
In dit gedeelte wordt de basisprocedure voor het afdrukken behandeld met behulp van de printerdriver van het apparaat. Ook wordt behandeld welke instellingen u kunt selecteren in de printerdriver. De uitleg van schermen en procedures is in de eerste plaats bestemd voor Windows Vista en Mac OS X v10.4 in Macintosh-omgevingen. Dit venster is afhankelijk van de versie van het besturingssysteem en de printerdriver en de toepassing.
XAFDRUKKEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
XHET AFDRUKKEN ANNULEREN (OP DE MACHINE) . . . . 66
XAFDRUKINSTELLINGEN SELECTEREN. . . . . . . . . . . . . . . 67
XHANDIGE PRINTERFUNCTIES. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
®
in Windows®-omgevingen,
59

AFDRUKKEN

In dit onderdeel worden de basisprocedures voor het afdrukken uitgelegd.
Windows
In het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document van A4-formaat afdrukt uit WordPad, een standaardprogramma dat met Windows wordt meegeleverd. Om het printerstuurprogramma te installeren en de instellingen te configureren in een Windows-omgeving, verwijzen we naar "2. INSTALLATIE IN EEN WINDOWS-OMGEVING" in de Handleiding Software-installatie. Voor informatie over de beschikbare printerstuurprogramma's en de vereisten voor hun gebruiken, verwijzen we naar "PRINTERFUNCTIE VAN HET APPARAAT" in "3. PRINTER" in de bedieningshandleiding.
Selecteer de
(1)
(2)
1
afdrukopdracht in de toepassing.
(1)Open het menu
[Bestand].
(2) Selecteer [Afdrukken].
60
Open het instelvenster
2
van de printerdriver.
(1) Selecteer de
printerdriver
(1)
(2)
van het apparaat.
(2)Klik op de knop
[Voorkeursinstellingen].
In Windows 2000 verschijnt de knop [Voorkeursinstellingen] niet. Klik op elke tab in het dialoogvenster "Afdrukken" om de instellingen op dat tabblad te wijzigen. Klik in Windows 98/Me/NT 4.0 op de knop [Eigenschappen].
(1)
(2)
(3)
Selecteer de
3
afdrukinstellingen.
(1) Klik op het tabblad
[Papier]. (2) Selecteer [A4]. (3)Kli k op [OK].
Klik op de knop
4
[Afdrukken].
Het afdrukken begint. Klik in Windows 98/Me/NT 4.0 op [OK].
61
De helpfunctie van de printerdriver
(2)
(1)
gebruiken
Wanneer u de instellingen selecteert in het instelvenster van de printerdriver, kunt u Help weergeven voor uitleg over de verschillende opties. (Alleen in Windows)
Open het instelvenster
1
van de printerdriver.
(1) Selecteer de
printerdriver
van het apparaat. (2)Klik op de knop
[Voorkeursinstellingen].
In Windows 2000 verschijnt de
knop [Voorkeursinstellingen]
niet. Klik op elke tab in het
dialoogvenster "Afdrukken"
om de instellingen op dat
tabblad te wijzigen.
Klik in Windows 98/Me/NT 4.0
op de knop [Eigenschappen].
Klik op de knop [Help].
2
Er wordt een helpvenster geopend met uitleg over de instellingen op het tabblad. Om Help voor instellingen in een dialoogvenster te zien, klikt u op de groene tekst bovenaan in het Help-venster.
62
Om Help voor een specifieke instelling te zien
Klik op de instelling waarovert u iets wilt weten en druk op [F1]. Help voor die instelling verschijnt. * Help bekijken voor een speciale instelling in Windows 98/Me/NT 4.0/2000/XP/
Server 2003, klik op de knop in de rechterbovenhoek van het printerdrivervenster en klik daarna op de instelling.
Als het informatiepictogram ( ) verschijnt
U kunt op het pictogram klikken om te zien welke combinaties van functies verboden zijn en voor andere informatie.
63
Macintosh
In het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document van Letter-formaat afdrukt vanuit "TextEdit" ("SimpleText" in Mac OS 9), een standaardprogramma dat met Macintosh-computers wordt meegeleverd. In een Macintosh-omgeving kan de PS3-uitbreidingskit worden geïnstalleerd om de machine als netwerkprinter te gebruiken. Om het printerstuurprogramma te installeren en de instellingen te configureren in een Macintosh-omgeving, verwijzen we naar "3. INSTALLATIE IN EEN MACINTOSH-OMGEVING" in de Handleiding Software-installatie.

Het papierformaat instellen

Selecteer de papierinstellingen in de printerdriver voordat u het afdrukcommando selecteert.
Open het venster voor
1
de pagina-instelling in TextEdit.
(1)
Open het menu [Archief]. (2) Selecteer
[Pagina-instelling].
In Mac OS 9, selecteert
u [Afdrukken] van het
[Bestand]-menu van SimpleText.
64
Selecteer de
2
papierinstellingen.
(1)Controleer of de juiste
printer is geselecteerd.
De apparaatnaam die
verschijnt in het menu "Stel
in voor" is normaal gesproken
[SCxxxxxx]. ("xxxxxx" is een
reeks tekens die varieert
naargelang het model van
uw apparaat.)
(2) Selecteer [A4]. (3)Kli k op [OK].

Een bestand afdrukken

(1)
(2)
Printen uitvoeren vanuit
1
TextEdit.
(1)
Open het menu [Archief]. (2)Selecteer [Druk af].
In Mac OS 9, selecteert
u [Druk af] van het
[Bestand]-menu van
SimpleText.
Selecteer de afdrukinstellingen en klik op de knop [Druk af].
2
(1)Controleer of de juiste printer is geselecteerd.
De naam van het apparaat dat verschijnt in het menu "Printer" is normaal gezien [SCxxxxxx]. ("xxxxxx" is een reeks tekens die varieert naargelang het model van uw apparaat.)
(2) Selecteer de afdrukinstellingen.
Klik op naast [Aantal en Pagina's] en selecteer elke instelling die u wenst te configureren uit het vervolgkeuzemenu. Het scherm voor de geselecteerde instelling zal dan verschijnen. Als de instelling niet verschijnt in Mac OS X v10.5 tot 10.5.1, klikt u op naast de printernaam. In Mac OS 9 klikt u op naast [Algemeen] en selecteert een instelling van het vervolgkeuzemenu. Het scherm voor de geselecteerde instelling zal dan verschijnen.
(3) Klik op de knop [Druk af].
Het afdrukken begint.
65

HET AFDRUKKEN ANNULEREN (OP DE MACHINE)

U kunt een afdruktaak annuleren, als u annuleert voordat het afdrukken is gestart.
OPDRACHTSTATUS
(1) (2)
User_1
User_2
(3)
(4)
User_2
(5)
VORIGE
VORIGE
VORIGE
Druk op de toets
1
[OPDRACHTSTATUS].
Selecteer de instellingen.
2
OK
(1)Wijzig de status
van de afdruktaak
in [Afdrukopdracht].
Selecteer een van de toetsen
met de toetsen en druk op de toets [OK]. Telkens wanneer op de toets
OK
OK
[OK] wordt gedrukt, verandert de status.
(2)Wijzig de status van
de afdruktaak in [Spool] of [Opdr.Wachtr].
Selecteer een van de toetsen
met de toetsen en druk op de toets [OK]. Telkens wanneer op de toets [OK] wordt gedrukt, verandert de status.
Selecteer de toets voor
(3)
de afdruktaak die u wilt annuleren.
Selecteer met en druk op [OK].
Selecteer de toets
(4)
[Stop./Wis.].
Selecteer met en druk op [OK].
(5)
Selecteer de toets [Ja].
Selecteer met en druk op [OK].
66

AFDRUKINSTELLINGEN SELECTEREN

Om de afdrukfunctie van de machine te wijzigen, moeten de instellingen in het eigenschappenvenster van de printerdriver worden geconfigureerd. Zie "AFDRUKKEN" (pagina 60) voor de procedure om het eigenschappenvenster van de printerdriver te openen en voor de basisprocedure om af te drukken.
Windows
Hieronder wordt uitgelegd hoe u instellingen selecteert in de printerdriver aan de hand "Aanpassen aan pagina". Met de functie passend maken wordt de afbeelding automatisch vergroot of verkleind zodat hij past op het geselecteerde papierformaat. In dit voorbeeld wordt de afbeelding van A5-formaat afgedrukt op papierformaat A4. De procedures om de printerdriverinstellingen te configureren verschillen
per instelling. U vindt meer informatie over elke instelling in
"VEELGEBRUIKTE FUNCTIES" en "HANDIGE AFDRUKFUNCTIES" in "3. PRINTER" in de bedieningshandleiding.
Selecteer de
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
afdrukinstellingen.
(1) Klik op het tabblad
[Papier].
(2) Selecteer [A5].
Selecteer het formaat van de afbeelding.
(3) Selecteer [Aanpassen
aan pagina].
(4) Selecteer [A4].
Selecteer het formaat van het papier waarop u wilt afdrukken.
(5)Kli k op [OK].
Hiermee zijn de instellingen voltooid. Begin met afdrukken.
67
Macintosh
De procedure om de printerdriverinstellingen te selecteren, wordt hieronder uitgelegd aan de hand van het voorbeeld "Meerdere afbeeldingen afdrukken op één vel papier (X pagina's-op-1vel afdr)". Met deze functie wordt het formaat van elke pagina gereduceerd, zodat u meerdere pagina's op één vel papier kunt afdrukken. Als voorbeeld wordt uitgelegd hoe u twee pagina's op één vel papier met scheidingslijnen afdrukt. De procedures om de printerdriverinstellingen te configureren verschillen
per instelling. U vindt meer informatie over elke instelling in
"VEELGEBRUIKTE FUNCTIES" en "HANDIGE AFDRUKFUNCTIES" in "3. PRINTER" in de bedieningshandleiding.
Selecteer de afdrukinstellingen.
(1) Selecteer [Lay-out]. (2) Selecteer [2]. (3) Selecteer de volgorde
van de pagina's.
(4)Selecteer het gewenste
type scheidingslijn.
68

HANDIGE PRINTERFUNCTIES

Afdrukken op beide zijden van het papier (2-zijdig afdrukken)

Met deze functie drukt u af op beide zijden van het papier. U kunt 2-zijdig afdrukken gebruiken om het aantal afgedrukte vellen te beperken als u een groot aantal pagina's afdrukt of als u papier wilt besparen.

De afbeelding aanpassen aan het papier (Aanpassen aan pagina)

Met deze functie vergroot of verkleint u de afbeelding zodat deze op het papierformaat past. Dit is handig als u bijvoorbeeld een document van het formaat A5 of Invoice wilt vergroten tot het formaat A4 of Letter om dit eenvoudiger leesbaar te maken of toch afdrukken wilt maken als er geen papier van het juiste formaat in het apparaat is geladen.
1
2
3
4
A5 A4
1
3
69

Meerdere afbeeldingen op één pagina afdrukken (X pagina's op 1vel afdr.)

Gebruik deze functie om meerdere pagina's op één vel papier af te drukken door de grootte van de afgedrukte afbeeldingen te verkleinen. Dit is handig wanneer u een algemeen overzicht van meerdere pagina's wenst of om papier te besparen.
1
2
3
4
1
3 4
2

Afgedrukte pagina's nieten (Nieten)

Met deze functie niet u de afdrukken. (Wanneer een afwerkeenheid is geïnstalleerd.)

Een kleurenafbeelding afdrukken in grijstonen (zwart/wit-afdruk)

Met deze functie kunt u kleurenafbeeldingen afdrukken in grijstonen. Zo kunt u kleurentoner besparen als een kleurenafdruk niet speciaal noodzakelijk is, bijvoorbeeld wanneer u alleen de inhoud van een document wilt controleren.
70

De machine heeft ook de volgende functies

Voor informatie over elk van deze functies verwijzen we naar "HANDIGE AFDRUKFUNCTIES" en "VASTHOUDFUNCTIE (AFDRUK ACHTERHOUDEN)" in "3. PRINTER" in de bedieningshandleiding.
Handige functies om folders en affiches te maken
• Een boekje maken (Inbindkopie)
• De kantlijn verbreden (Kantlijn Verschuiving)
• Een grote poster maken (Poster afdrukken)
Functies om het formaat en de richting van gegevens aan te passen
• Het beeld 180 graden draaien (180 graden draaien)
• De afdruk vergroten/verkleinen (Zoom / X-y zoom)
• De lijndikten afstellen tijdens het afdrukken (Lijndikte-instellingen)
• De afbeelding spiegelen (Spiegelbeeld)
Instelfunctie kleurmodus
• De helderheid en het contrast van de afbeelding aanpassen (Kleurafstelling)
• Lichte tekst of zwarte lijnen afdrukken (Tekst naar zwart/Vector naar zwart)
• Kleurinstellingen selecteren in overeenstemming met het type afbeelding (Afbeeldingstype)
Functies om tekst en afbeeldingen te combineren
• Een watermerk toevoegen aan afgedrukte pagina's (Watermerk)
• Een afbeelding over de afgedrukte gegevens afdrukken (Afbeeldingsstempel)
• Overlays maken voor afbeeldingen (Overlays)
Afdrukfuncties voor speciale doeleinden
• Gespecificeerde pagina's afdrukken op ander papier (Ander papier)
• Insteekvellen toevoegen als u op transparanten afdrukt (Transparant-Insteekvellen)
• Carbonafdruk maken (Carbonafdruk)
• Zo afdrukken dat een specifieke pagina de voorpagina is bij 2-zijdig afdrukken (Hoofdstuk insteekvellen)
Vasthoudfunctie (afdruk achterhouden)
• De afgedrukte bestanden opslaan (Vasthouden)
71
Faxen
Faxen
Deze sectie legt de basisprocedures uit voor het gebruik van de faxfunctie van de machine. Bovendien worden de speciale functies uitgelegd die met de faxfunctie kunnen worden gebruikt. De faxuitbreidingskit is noodzakelijk om de faxfunctie te kunnen gebruiken.
XBASISSCHERM VAN FAXFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
XFAXBERICHT VERZENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
XHET FORMAAT VAN EEN FAX WIJZIGEN . . . . . . . . . . . 77
XDE BELICHTING AANPASSEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
XDE RESOLUTIE AANPASSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
XEEN FAXNUMMER OPSLAAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
XONTVANGEN FAXEN DOORSTUREN (Doorsturen
Faxdata) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
XHANDIGE BELMETHODEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
XDEZELFDE FAX NAAR MEERDERE
BESTEMMINGEN VERZENDEN
(distributieverzending) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
XSPECIALE FAXFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
XEEN SPECIALE FUNCTIE SELECTEREN . . . . . . . . . . . . 93
XHANDIGE FAXFUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
73

BASISSCHERM VAN FAXFUNCTIE

(3)
(4)
(5)
(13)
(11)
(12)
(14)
(1) (2)
(8) (9)
(7)
(6)
(10)
Druk op de toets [BEELD VERZENDEN] op het bedieningspaneel om het basisscherm van de faxfunctie te openen. Als het scherm niet verschijnt, selecteert u de toets [Modus Wijzigen] en vervolgens de toets [Fax]. Selecteer de faxinstellingen in het basisscherm.
(1) Toets [Modus Wijzigen]
Gebruik deze toets om de functie waarmee u afbeeldingen verstuurt te wijzigen. Selecteer de toets [Faxen] om over te schakelen naar de faxfunctie.
(2) Toets [Snel]
Selecteer deze toets om een bestemming op te halen door gebruik te maken van een zoeknummer.* * Er wordt een nummer van 3 cijfers
aan de bestemming toegekend als die wordt opgeslagen.
74
(3) [Adres]-toets
(4) Toets [Scanformaat]
(5) Toets [Verzendformaat]
Selecteer deze toets om te bellen via een sneltoets of groeptoets.
Beeldinstellingen (origineel formaat, duplex configureren, afdrukstand) kunnen worden geselecteerd.
Selecteer deze toets om het verzendformaat van het document op te geven.
(6) toets / toets/ toets
Als "Instellingen vasthouden ontvangen afdrukgegevens" of "Ontvangen gegevens Beeldcontrole-instelling" is geactiveerd in de systeeminstellingen (beheerder), verschijnt dit als er een fax binnenkomt.
: alleen "Instellingen vasthouden ontvangen afdrukgegegevens" is geactiveerd
: alleen "Ontvangen gegevens beeldcontrole-instelling" is geactiveerd
: beide instellingen zijn geactiveerd
(7) [Subadres]-toets
Selecteer deze toets om een subadres en een wachtwoord voor een F-codeverzending in te voeren.
(8) [Luidspreker]-toets /
[Onderbreking]-toets / [Spatie]-toets
Selecteer deze toets om het nummer te vormen met de luidspreker. Wanneer u een faxnummer invoert dat gebeld moet worden, verandert de toets in de [Onderbreking]-toets. Wanneer u een subadres invoert, verandert de toets in de [Spatie]-toets.
(9) [Opn. verzenden]-toets /
[Volgend adres]-toets
De bestemmingen van de meest recente acht verzendingen van scannen naar e-mail, fax en/of internetfax (inclusief direct SMTP-adres) worden opgeslagen. Selecteer de toets [Opn. verzenden] om naar een van deze adressen te verzenden. Nadat een bestemming werd geselecteerd, verandert deze toets in de toets [Volgend adres].
(10) Dit laat de huidige geselecteerde
faxontvangstfunctie zien en de hoeveelheid vrij geheugen dat nog over is.
(11) [Belichting]-toets
Selecteer deze toets om de belichting voor scannen op te geven.
(12) Toets [Resolutie]
Selecteer deze toets om de scanresolutie te kiezen.
(13) Toets [Spec. Functies]
Selecteer deze toets om een speciale functie te gebruiken.
(14) [Direct TX]-to ets
Selecteer deze toets om een fax te verzenden door een directe verzending. Als de [Direct TX]-toets niet gemarkeerd is, staat de normale transmissie geselecteerd (modus geheugen TX).
75

FAXBERICHT VERZENDEN

BEELD
VERZENDEN
Scannen annuleren
Corrigeer een fout
Hieronder wordt de basisprocedure voor het verzenden van faxen uitgelegd. In de faxfunctie worden originelen in kleur verzonden als zwart-wit beelden.
OK
VORIG E
De te scannen kan moet omhoog liggen!
Druk op de toets
1
[BEELD VERZENDEN].
Het basisscherm van de faxfunctie verschijnt. Als het scherm niet verschijnt, selecteert u de toets [Modus Wijzigen] en vervolgens de toets [Fax].
Plaats de originelen.
2
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
Origineel
Verzending
Resultaat van de
verzending
76
VORIGE
OK
Zorg dat het formaat van
3
het geplaatste origineel wordt weergegeven.
Als het verkeerde formaat wordt weergegeven, selecteert u het juiste scanformaat.
Voer het faxnummer van de
4
ontvangende faxmachine in en druk op de [ZWART-WIT START]-toets.
In de faxfunctie kan de [KLEUREN START]-toets niet worden gebruikt om een fax te verzenden.

HET FORMAAT VAN EEN FAX WIJZIGEN

Het formaat van het origineel en het verzendformaat kunnen voor de verzending worden opgegeven. Dat is handig als u een origineel faxt dat klein is en moeilijk te lezen. De procedure om beide zijden van een A4-origineel op A3-formaat te faxen, wordt hieronder uitgelegd.
Plaats de originelen.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
(1)
(2)
(3)
(4)
VORIGE
VORIGE
VORIGE
VORIGE
OK
Selecteer de instellingen.
2
(Scanformaat)
(1)
Selecteer de toets [Origineel].
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets
OK
OK
[Duplex config.].
Selecteer met en druk op [OK].
(3) Selecteer de toets
[2-Zijdig Boekje].
Selecteer met en druk op [OK]. Deze toets wordt gebruikt om een 2-zijdig origineel te verzenden.
(4)Zorg dat het formaat van
het geplaatste origineel
OK
wordt weergegeven.
Als het verkeerde formaat wordt weergegeven, selecteert u de toets en selecteert u het juiste formaat.
77
VORIG
E
(3)
(1)
Druk op de toets [VORIGE].
3
Het scherm voor het volgende, hogere niveau verschijnt.
VORIGE
VORIGE
VORIGE
OK
Selecteer de instellingen (Verzendformaat)
(1) Selecteer de toets
[Verzendformaat].
Selecteer met en druk op [OK].
(2)Ga naar de volgende
OK
OK
pagina met de toets .
(3) Selecteer de toets [A3].
Selecteer met en druk op [OK].
Voer het faxnummer van
4
de eerste bestemming in.
Corrigeer een fout
Druk op de toets
5
[ZWART-WIT START].
Scannen annuleren
78

DE BELICHTING AANPASSEN

(2)
(1)
(4)
(3)
De belichting kan worden gewijzigd tot die geschikt is voor de donkerheid of lichtheid van het origineel. Het volgende voorbeeld laat zien hoe u lichte kleuren in een origineel donkerder kunt maken om zo het beeld helderder te krijgen.
Plaats de originelen.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
VORIGE
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
Selecteer de instellingen.
2
OK
(1) Selecteer de toets
[Belichting].
Selecteer met en druk op [OK].
VORIGE
VORIGE
OK
(2) Selecteer de toets
[Handmatig].
Selecteer met en druk op [OK].
(3) Selecteer de toets
OK
om het verzendresultaat donkerder te maken.
Selecteer met en druk op [OK]. Er zijn 5 niveaus voor de belichting. Selecteer de toets
en stel de gewenste waarde in om het afdrukresultaat lichter te maken.
(4) Selecteer de toets
[Basismenu].
Het basisscherm van de faxfunctie verschijnt.
79
Voer het faxnummer van de
3
ontvangende faxmachine in en druk op de [ZWART-WIT START]-toets.
Corrigeer een fout
Scannen annuleren
80

DE RESOLUTIE AANPASSEN

De resolutie kan zo gekozen worden dat deze overeenkomt met de eigenschappen van het origineel, zoals tekst of foto, het formaat van de tekst en de lichtsterkte van de afbeelding. Het volgende voorbeeld laat zien hoe u de resolutie kan instellen op [Fijn] en [Halftoon] wanneer u een origineel verzendt met kleine letters.
Plaats de originelen.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
(1)
(2)
(3) (4)
VORIGE
VORIGE
OK
OK
Selecteer de instellingen.
2
(1) Selecteer de toets [Resolutie].
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets [Fijn].
Selecteer met en druk op [OK]. De resolutie verhoogt (waardoor een duidelijker beeld ontstaat) in de volgende volgorde: [Standaard], [Fijn], [Extra fijn], [Ultrafijn].
(3) Selecteer de toets [Halftoon].
Selecteer met en druk op [OK]. Selecteer [Halftoon] voor een foto of illustratie met schaduw om zo het beeld te verbeteren. [Halftoon] kan niet geselecteerd worden wanneer [Standaard] geselecteerd is.
(4) Selecteer de toets
[Basismenu].
Selecteer met en druk op [OK]. Het basisscherm van de faxfunctie verschijnt.
Voer het faxnummer van de
3
ontvangende faxmachine in en druk op de [ZWART-WIT START]-toets.
Corrigeer een fout
Scannen annuleren
81

EEN FAXNUMMER OPSLAAN

U kunt faxnummers opslaan onder sneltoetsen. Opgeslagen nummers kunnen snel en gemakkelijk opgeroepen worden. Als u regelmatig faxen verzendt naar dezelfde groep faxmachines, kunnen nummers van die faxmachines als een groep worden opgeslagen (meerdere faxnummers kunnen worden opgeslagen onder één toets).
One-touch-toetsen

Een afzonderlijke toets opslaan

Sneltoetsen kunnen op de webpagina worden opgeslagen. Selecteer [Adresboek] in het webpaginamenu om de pagina "Adresboek" te openen.
Selecteer [Toevoegen] op
1
de pagina "Adresboek".
De pagina "Adresregistratie" verschijnt.
Groepstoets
A Corp.
82
Voer de benodigde informatie in.
(2)
(3)
(1)
(4)
(5)
Adresregistratie
2
(1)Selecteer [Fax] in "Adrestype". (2)Voer de "Adresnaam" in. (3)Voer een "Voorletter" in. (4)Voer het "Faxnummer" in. (5)Selecteer "Indienen".
Als u nog een adres wilt opslaan, selecteert u [Versturen en volgende registreren].
De items in de stap hierboven moeten worden ingevoerd. Voor details over de ingevoerde items leest u "4. FAX" in de bedieningshandleiding. Als hetzelfde document of dezelfde afbeelding naar meerdere bestemmingen wordt verzonden, is het handig een bestemmingsgroep op te slaan. Voor details over het opslaan van groepen leest u "4. FAX" in de bedieningshandleiding.
83
ONTVANGEN FAXEN DOORSTUREN
Systeeminstellingen
Display­Contrast
Totaal Aantal
Kopieën
Standaard­Instellingen
Lijst afdrukken
(gebruiker)
Papierlade­Instellingen
Faxdata Ontv/
Doorsturen
Controle
USB-apparaat
Verlaten
Beheerderswachtw
Faxdata Ontvangen/Doorsturen
Vorige
Faxinstellingen
I-Faxinstellingen
Automat. Ontvangst
Faxinstellingen
OK
Annuleren
Uitvoeren
Ontvangstinstelling
Meer sets printen
Ontvangen gegevens
(1)
(2)
(3)
(Doorsturen Faxdata)
Wanneer de machine niet kan afdrukken om dat er geen papier of toner meer is, kunnen ontvangen faxen worden doorgestuurd naar een andere faxmachine. Om deze functie te gebruiken moet het faxnummer van de bestemmingsmachine opgeslagen zijn in "Telefoonnummer voor doorsturen gegevens instellen" in de systeeminstellingen.
SYSTEEM
INSTELLINGEN
VORIG E
VORIG E
VORIG E
Druk op de toets
1
[SYSTEEMINSTELLINGEN].
Selecteer de instellingen.
OK
OK
OK
2
(1)Selecteer de toets [Faxdata
Ontv/Doorsturen].
Selecteer met en druk op [OK].
(2) Selecteer de toets
[Faxinstellingen].
Selecteer met en druk op [OK].
(3) Selecteer de toets
[Uitvoeren] in "Ontvangen gegevens doorsturen".
Selecteer met en druk op [OK].
84
VORIGE
Automat. Ontvangst
Faxinstellingen
OK
Annuleren
Uitvoeren
Ontvangstinstellingen
Meer sets printen
Ontvangen gegevens doorsturen
De ontvangen data verzenden
naar een ander apparaat?
Nee
Ja
(4)
Selecteer de instellingen. (Vervolg)
OK
(4) Selecteer de toets [Ja].
Selecteer met en druk op [OK].
85

HANDIGE BELMETHODEN

AAA AAA BBB BBB CCC CCC DDD DDD EEE EEE FFF FFF GGG GGG HHH HHH III III JJJ JJJ
(1)
(2)
(3)
Handige sneltoetsen en de functie Opnieuw verzenden kan worden gebruikt om kiesfouten te voorkomen en tijd te besparen.

Sneltoetsen

Een faxnummer dat onder een sneltoets is opgeslagen, kan met een eenvoudige bediening van de knop worden gebeld. U kunt een sneltoets voor een groep selecteren om automatisch te verzenden naar de bestemmingen die in deze groep liggen opgeslagen.
VORIGE
OK
(1) Selecteer de toets [Adres].
Selecteer met en druk op [OK].
VORIGE
VORIGE
OK
(2) Selecteer de toets
[Adresboek].
Selecteer met en druk op [OK].
OK
(3) Selecteer de toets van de
gewenste bestemming.
Selecteer met en druk op [OK].
86

Opnieuw verzenden

De toets [Opn. verzenden] kan worden gebruikt om iets naar een van de acht bestemmingen te verzenden die het meest recent werden gebruikt. In sommige gevallen is het niet mogelijk om een fax opnieuw te verzenden, bijvoorbeeld wanneer een beeld is verzonden met behulp van een sneltoets voor een groep.
(1) Selecteer de toets
[Opn. verzenden].
Selecteer met en druk op [OK].
(1)
VORIGE
OK
Nr.
AAA AAA
Nr.
BBB BBB
Nr.
CCC CCC
Nr.
DDD DDD
Nr.
EEE EEE
Nr.
HHH HHH
Nr.
III III
Nr.
JJJ JJJ
(2)
VORIGE
OK
(2) Selecteer de toets van de
gewenste bestemming.
Selecteer met en druk op [OK].
De bestemmingen die verschijnen omvatten ook Scan naar e-mail- en internetfax-bestemmingen.

Snelkiezen

Wanneer u een afzonderlijke toets of een groeptoets opslaat, wordt er een 3-cijferig zoeknummer aan de toets toegekend. U kunt bellen door de toets [Snel] te selecteren en een zoeknummer van drie cijfers in te voeren. Druk de bijhorende lijst in het menu van de lijst van verzendadressen in de systeeminstellingen om een zoeknummer te controleren.
(1)
Selecteer de toets [Snel].
Selecteer met en druk op [OK].
(2)Voer het 3-cijferige
zoeknummer in met de cijfertoetsen.
(1)
(2)
VORIGE
OK
87

Bellen met de luidspreker

Wanneer u de luidspreker gebruikt om te bellen, wordt de fax verstuurd nadat het nummer is gebeld en de verbinding is gemaakt. Als iemand antwoordt, zult u zijn of haar stem horen, maar u zult zelf niet kunnen spreken.
VORIG E
OK
Selecteer de toets [Luidspreker].
Selecteer met en druk op [OK]. U zult de kiestoon via de luidspreker van de machine horen. Kies het faxnummer van bestemming met de cijfertoetsen of met de [Adresboek]-toets. Wanneer de verbinding gemaakt is, druk dan op de [ZWART-WIT START]-toets om een fax te verzenden.
88
DEZELFDE FAX NAAR MEERDERE
Origineel
Distribueren
Verzending
Corrigeer een fout
BESTEMMINGEN VERZENDEN (distributieverzending)
Hetzelfde document/beeld kan in één handeling worden verzonden naar bestemmingen in meervoudige faxfunctie, scanfunctie en internetfaxfunctie. Als u regelmatig documenten/beelden naar dezelfde groep bestemmingen verzendt, is het aan te raden deze bestemmingen als een groep op te slaan onder een sneltoets. De volgende procedure laat zien hoe u met de cijfertoetsen een faxnummer kunt invoeren en vervolgens een bestemming kunt selecteren die opgeslagen is onder een sneltoets.
Plaats de originelen.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
Voer het faxnummer van
2
de eerste bestemming in.
89
(1)
Scannen annuleren
VORIGE
Selecteer de instellingen.
3
OK
(1) Selecteer de toets [Adres].
Selecteer met en druk op [OK].
(4)
AAA AAA BBB BBB CCC CCC DDD DDD
(3)
EEE EEE FFF FFF GGG GGG HHH HHH III III JJJ JJJ
0123456789
002001
AAA AAA
(5)
(2)
VORIGE
VORIGE
VORIGE
OK
(2) Selecteer de toets
[Adresboek].
Selecteer met en druk op [OK].
OK
(3)Selecteer de sneltoets
waaronder de gewenste bestemming is opgeslagen.
Selecteer met en druk op [OK].
(4) Selecteer de toets
OK
[Adresoverzicht].
Selecteer met en druk op [OK].
(5)Controleer de
bestemmingen.
Als u een bestemming wilt verwijderen, selecteert u de toets van de betreffende bestemming. Er verschijnt een bericht om de verwijdering te bevestigen. Selecteer de toets [Ja].
90
Druk op de toets
4
[ZWART-WIT START].

SPECIALE FAXFUNCTIES

De speciale functies kunnen worden gebruikt voor allerlei verzendtaken met speciale doeleinden. De volgende pagina's laten de soorten faxverzendingen zien die verricht kunnen worden. (De procedures voor het gebruik van elke functie worden niet uitgelegd.) Elke speciale functie heeft zijn eigen instellingen en stappen, maar de basisprocedure is voor alle functies gelijk. De basisprocedure voor het selecteren van een speciale functie wordt op de volgende pagina uitgelegd, waarbij "Wissen" als voorbeeld wordt gebruikt.
Voor de procedures voor het gebruik van de speciale functies, raadpleeg "SPEC. FUNCTIES" in "4. FAX" in de bedieningshandleiding.

Speciale functies

Als u een speciale functie wilt gebruiken, opent u het menu voor de speciale functies en selecteert u de functie die u wilt gebruiken. Het menu bestaat uit vijf schermen. Met de toetsen wisselt u van scherm. Selecteer [Spec. Functies] in het basisscherm om het menu voor de speciale functies te openen.
Faxfunctie
(1)
VORIGE
OK
1e scherm 2e scherm
3e scherm 4e scherm
91
5e scherm
Wanneer u een speciale functie selecteert met een keuzevakje ( ), verandert het keuzevakje in en is de instelling voltooid. Als u een andere speciale functietoets selecteert, verschijnt een instellingenscherm waarin u de instellingen voor die functie kunt selecteren. Welke toetsen worden weergegeven hangt af van het land/gebied en van de randapparatuur die is geïnstalleerd.
Toets [Functieoverzicht]
Selecteer deze instellingstoets om de huidige instellingen voor speciale functies te controleren.
92

EEN SPECIALE FUNCTIE SELECTEREN

15
(2)
(3)
(5)
(1)
(4)
Hieronder wordt de procedure voor het selecteren van een speciale functie voor de fax uitgelegd. De instellingen die geselecteerd moeten worden, variëren voor elke speciale functie, maar de algemene procedure is gelijk. De procedure om schaduwen aan de randen van het beeld te wissen als u een fax verstuurt, wordt hieronder uitgelegd als voorbeeld.
De te scannen kan moet omhoog liggen!
VORIGE
VORIGE
VORIGE
VORIGE
Plaats de originelen.
1
Wanneer u de glasplaat gebruikt, plaats het origineel dan met de zijde die gescand moet worden naar beneden.
Selecteer de instellingen.
2
OK
(1) Selecteer de toets
[Spec. functies].
Selecteer met en druk op [OK].
Selecteer de toets [Wissen].
(2)
OK
Selecteer met en druk op [OK]. De instellingen voor het wissen worden zo geconfigureerd dat er om de randen van het origineel een strook van 15 mm wordt gewist.
(3)Selecteer de weergave van
OK
het getal voor rand wissen.
Selecteer met en druk op [OK].
(4)Stel de wisbreedte in op
15 mm met behulp van de numerieke toetsen.
De standaardinstelling voor het
OK
wisgebied is "Rand wissen". U kunt een bepaalde kant wissen door de toets "Zijkant wissen" te selecteren en instellingen voor die kant te kiezen.
(5) Selecteer de toets [OK].
Selecteer met en druk op [OK].
93
VORIGE
15
(6)
Selecteer de instellingen. (Vervolg)
OK
(6) Selecteer de toets
[Basismenu].
Selecteer met en druk op [OK]. Het basisscherm van de faxfunctie verschijnt.
Voer het faxnummer van de
3
ontvangende faxmachine in en druk op de [ZWART-WIT START]-toets.
Scannen annuleren
94

HANDIGE FAXFUNCTIES

Wissen schaduwen rondom kantlijnen (wissen)

Gebruik deze functie om schaduwen te wissen die ontstaan wanneer u boeken of andere dikke originelen faxt.
Verznding
Verznding

De voorzijde en achterzijde van een kaart versturen als één pagina (Kaart formaat)

Gebruik deze functie om de voor- en achterkant van een kaart als een enkele pagina en in één verzending te verzenden.
Voorkant
Verzending
Achterkant
Zonder wissen
Met wissen

Een groot aantal pagina's in één verzendtaak doorsturen (Opdr. samenst.)

Een stapel originelen die boven de indicatiestreep van de automatische origineelinvoer uitkomt, kan niet in een keer door de invoer worden gehaald. De functie "opdracht samenstelling" stelt u in staat de stapel originelen in kleinere sets te verdelen, elke set apart in te voeren en de sets te verzenden als een enkele verzending.
Verzending
95

Direct vanaf uw computer een fax verzenden (PC-Fax)

Een document op een computer kunt u via de machine als een fax verzenden. Selecteer de PC-Fax-driver als de printer driver op uw computer en kies vervolgens Afdrukken in het softwareprogramma. Beeldgegevens voor de verzending zullen worden aangemaakt en worden verzonden als een fax. Deze functie is alleen beschikbaar voor Windows-computers.
Voor meer informatie, raadpleeg het helpbestand van de PC-Fax-driver.
Verzending

De machine heeft ook de volgende functies

• Een ontvangen fax doorsturen naar een netwerkmaildres (Inbound routing instellingen)
Bedieningshandleiding "FAXONTVANGST" in "4. FAX"
• Verzenden van een fax op een vooraf ingesteld tijdstip (Timer)
• Faxfuncties opslaan (Programma)
• Afdrukinstellingen wijzigen voor het transactierapport (Transactierapport)
• De zenderinformatie tijdelijk wijzigen (Eigen naam kiezen)
• Dunne originelen faxen (Langzaam scannen)
• Adreskaarten verzenden (Scannen adreskaart)
• Een faxmachine bellen en de faxontvangst beginnen (Navraag)
Een fax verzenden wanneer een andere machine uw machine navraagt (Navraaggeheugen)
Bedieningshandleiding "SPEC. FUNCTIES" in "4. FAX"
• Uitvoeren van communicatie met F-code
Bedieningshandleiding "F-CODE COMMUNICATIE VERRICHTEN" in "4. FAX"
• Verbinding maken en een extra telefoon gebruiken (Verbinding extra telefoon)
Bedieningshandleiding "EEN EXTRA TELEFOON GEBRUIKEN" in "4. FAX"
96
Scannen
Scannen
In dit gedeelte worden de toepassingen van de netwerkscannerfunctie en de basisprocedure voor de scannerfunctie uitgelegd. Bovendien geven we een overzicht van de speciale functies die u kunt gebruiken met de netwerkscannerfunctie. De internetfaxuitbreidingskit is vereist om de internetfaxfunctie te kunnen gebruiken.
XNETWERKSCANNERFUNCTIE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
XBASISSCHERM VAN SCANFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . 99
XEEN ORIGINEEL SCANNEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
XDE BELICHTING EN HET AFBEELDINGSTYPE
WIJZIGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
XDE RESOLUTIE AANPASSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
XBESTANDSTYPE WIJZIGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
XEEN BESTEMMING OPSLAAN. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
XHANDIGE MANIEREN OM TE VERZENDEN . . . . . . . . . 111
XDEZELFDE AFBEELDING NAAR MEERDERE
BESTEMMINGEN ZENDEN (Distributie) . . . . . . . . . . . . 114
XSPECIALE SCANFUNCTIES. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
XEEN SPECIALE FUNCTIE SELECTEREN . . . . . . . . . . . 117
XHANDIGE SCANNERFUNCTIES. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
97

NETWERKSCANNERFUNCTIE

Scan the original,
and then...
De netwerkscannerfunctie van de machine kan worden gebruikt om gescande beelden op verschillende manieren te verzenden. De netwerkscannerfunctie heeft de volgende functies.
Scanmodus
Scannen naar e-mail
Als u wilt uploaden naar een FTP-server,
Scannen naar FTP
Als u wilt verzenden naar een gedeelde map op uw computer,
Scannen naar netwerkmap
Scannen naar desktop
Als u wilt verzenden naar een e-mailadres,
Als u wilt verwerken in een specifieke toepassing,
Het origineel scannen
en daarna…
USB-geheugenscanfunctie
Als u wilt opslaan op USB-geheugen,
Internetfaxfunctie
Als u een fax wilt verzenden via Internet,
De machine ondersteunt Direct SMTP.
Pc-scanfunctie
Als u een foto wilt scannen terwijl u correcties maakt met uw computer,
Een TWAIN-compatibele softwaretoepassing kan worden gebruikt.
Datainvoermodus
Gebruik deze modus voor een documentoplossing die gelinkt is aan een
• Functies die kunnen worden gebruikt verschillen afhankleijk van uw model en de uitbreidingskits die zijn geïnstalleerd.
• De uitleg in deze handleiding richt zich op de functie Scan naar e-mail van de Scanfunctie.
Bedieningshandleiding "5. SCANNER / INTERNETFAX"
98
Loading...