De onderdelen van de machine leren kennen
en hoe u ze moet gebruiken. Papier laden
Voordat u de machine gebruikt (pagina 9)
Een kopie maken
Kopiëren (pagina 27)
Een bestand afdrukken
Afdrukken (pagina 59)
Een fax verzenden
Faxen (pagina 73)
Deze handleiding biedt
eenvoudig te begrijpen uitleg
van de functies van de
machine in een enkele
handleiding.
De uitleg in deze handleiding
richt zich op veel gebruikte
functies. Voor speciale functies,
problemen oplossen en
gedetailleerde procedures voor
het gebruik van de machine, zie
de handleidingen in
PDF-formaat.
Beschrijft de procedures om de printerdriver
en de scannerdriver te installeren.
Lees voor het
gebruik van de machine.
Veiligheidshandleiding
Bevat belangrijke veiligheidsinformatie
en de specificaties van de machine.
Een gescande afbeelding verzenden
Internetfax gebruiken
Scannen (pagina 97)
Wat zijn de systeeminstellingen?
Systeeminstellingen (pagina 121)
Veel gestelde vragen en hoe
vastgelopen papier kan worden verwijderd
Het opsporen van fouten (pagina 125)
HOE U ZE MOET GEBRUIKEN
3 gedrukte handleidingen en een handleiding in PDF-formaat worden
meegeleverd met de machine.
Gedrukte handleidingen
Handige methodes om de bedieningshandleiding te gebruiken
De eerste pagina omvat een normale inhoudsopgave evenals een inhoudsopgave
"Ik wil…".
Met "Ik wil..." gaat u meteen naar een uitleg over wat u wilt doen. Bijvoorbeeld, "Ik
gebruik vaak de kopieerfunctie, dus wil ik papier besparen".
Gebruik één van de twee inhoudstabellen afhankelijk van wat u wilt weten.
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
KOPIEERMACHINE
PRINTER
FAX
SCANNER / INTERNETFAX
SYSTEEMINSTELLINGEN
HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Bedieningshandleiding
Voor
gedetailleerde
informatie
*
Om de bedieningshandleiding in PDF-formaat te bekijken is Om de bedieningshandleiding in PDF-formaat te
bekijken is Adobe® ReaderTM of Acrobat
®
Reader van Adobe Systems Incorporated vereist. Wanneer geen van
deze programma's op uw computer is geïnstalleerd, kunt u de programma's downloaden vanaf de volgende locatie:
http://www.adobe.com/
Gedetailleerde uitleg van de functies die op de machine gebruikt kunnen worden staan in de bedieningshandleiding
in PDF-formaat. De bedieningshandleiding kan worden gedownload van de webpagina's in de machine.
De inhoudsopgave van de bedieningshandleiding is als volgt:
Download de bedienings-handleiding van de webpagina;’s op de
machine.
Voor downloadprocedure, leest u
"Downloaden in de bedieningshandleiding" (pagina 3).
TBD
Handleidingen als PDF-bestand
1
HET IP-ADRES CONTROLEREN
SYSTEEM
INSTELLINGEN
Om het IP-adres van het apparaat te controleren drukt u de lijst met alle
gebruikersinstellingen in de systeeminstellingen.
Druk op de toets
1
[SYSTEEMINSTELLINGEN].
Systeeminstellingen
DisplayContrast
StandaardInstellingen
PapierladeInstellingen
Controle
USB-apparaat
Lijst afdrukken (gebruiker)
Lijst Alle Gebruikersinstellingen
Afdrukken
Testpagina Printer
Lijst PCL-symbolensets
Afdrukken
Adreslijst Wordt Verzonden
Individuele Lijst
Afdrukken
(2)
Beheerderswachtw
Totaal Aantal
Kopieën
Lijst afdrukken
(gebruiker)
Faxdata Ontv/
(1)
Doorsturen
Verlaten
Vorige
VORIGE
VORIGE
OK
gebruikersinstellingen.
Selecteer de lijst met alle
2
(1) Selecteer de toets [Lijst
afdrukken (gebruiker)].
OK
(2) Selecteer de toets
[Afdrukken] rechts
van "Lijst Alle
Gebruikersinstellingen".
Het IP-adres staat op de lijst die
wordt afgedrukt.
2
TOEGANG KRIJGEN TOT DE
WEBSERVER IN DE MACHINE
Als het apparaat is aangesloten op het netwerk, kunt u vanaf een
webbrowser op uw computer toegang krijgen tot de ingebouwde webserver
van het apparaat.
De webpagina's openen
Open de webserver in de
machine om de webpagina's
te openen.
Start een webbrowser op een
computer die is aangesloten
op hetzelfde netwerk als het
apparaat en typ het IP-adres
van het apparaat in.
Aanbevolen webbrowsers
• Internet Explorer: 6.0 of hoger (Windows
• Netscape Navigator: 9 (Windows
• Firefox: 2.0 of hoger (Windows
• Safari: 1.5 of hoger (Macintosh)
®
®
)
®
)
)
De webpagina verschijnt.
De apparaatinstellingen vereisen wellicht gebruikersauthenticatie om de
webpagina te openen. Vraag de beheerder welk wachtwoord u nodig hebt
voor de gebruikersauthenticatie.
3
Downloaden van de bediengshandleiding
(3)
(2)
(1)
De bedieningshandleiding, een gedetailleerdere handleiding, kan van de
webpagina's van de machine worden gedownload.
Deze paragraaf bevat algemene informatie over de machine,
inclusief de namen en functies van onderdelen van de machine
en de bijbehorende randapparatuur en de procedures voor het
plaatsen en bijvullen van papier.
XPAPIER IN EEN LADE VERWISSELEN . . . . . . . . . . . . . . 22
9
ONDERDEELBENAMINGEN EN
FUNCTIES
(1)
Automatische origineelinvoer
Voert automatisch meerdere originelen
in en scant deze. Beide zijden van
2-zijdige originelen kunnen tegelijk
worden gescand.
(2)
Documentinvoerlade
Plaats de originelen in deze lade
wanneer u de automatische
origineelinvoer gebruikt.
(3)
Bedieningspaneel
(4)
Glasplaat
Wordt gebruikt om boeken en andere
originelen te scannen die niet kunnen
worden gescand met de automatische
origineelinvoer.
(5)
Afwerkeenheid*
Deze kan worden gebruikt om
uitgevoerd papier te nieten.
(6)
Hoofdschakelaar
Hiermee zet u de machine aan en uit.
Houd deze schakelaar altijd in de stand
"AAN" bij het gebruik van de functie fax
of internetfax.
(1)(2)
(3)(4)
(7)
(8)(5)(9)(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(10)
Uitvoerlade (middelste lade)
Kopieeropdrachten en
afdrukopdrachten worden
in deze lade afgeleverd.
(Wanneer een afwerkeenheid is
geïnstalleerd, kan de uitvoerlade
(middelste lade) niet worden gebruikt.)
Lade 1
Er kunnen maximaal 500 vellen papier
(80
g
/m2 (21 lbs.)) per lade worden
geladen.
Lade 2/Lade 3/Lade 4 (invoereenheid
voor 500 bladen is geïnstalleerd)*
Bevat een voorraad papier.
Er kunnen maximaal 500 vellen papier
(80 g/m2 (21 lbs.)) worden geladen.
USB-aansluiting (type A)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Deze wordt gebruikt om een USB-stick
of andere USB-apparaat op de
machine aan te sluiten.
*Randapparaat. Voor meer informatie leest u "RANDAPPARATUUR" in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" in de bedieningshandleiding.
10
(11)(12)(13)
(11) Klep
Open deze klep om een
tonercartridge te vervangen.
(12) Handinvoerlade
Speciale papiersoorten en
enveloppen kunnen via de
handinvoerlade worden ingevoerd.
(13) USB-aansluiting (B-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
U kunt een computer aansluiten op
deze aansluiting om het apparaat
te gebruiken als printer.
(14) LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze
aansluiting als het apparaat binnen
een netwerk wordt gebruikt.
VERBRUIKSGOEDEREN
(14)
(2)(1)(3)(4)
(1) Drumcartridges
Deze bevatten de lichtgevoelige drum
die wordt gebruikt om afbeeldingen te
maken voor kopiëren en afdrukken.
(2) Ontwikkelaarcartridges
Deze bevatten de ontwikkelaar
die nodig is voor het overbrengen
van de toner op het papier.
(3) Toneropvangbak
Hierin wordt de overtollige toner
die na het afdrukken is overgebleven
verzameld.
(4) Tonercartridges
Deze bevat toner voor het afdrukken.
Wanneer de toner in de cartridge
opraakt, dient de cartridge van
de kleur die opraakt vervangen
te worden.
11
BEDIENINGSPANEEL
KOPI E
AFDRUKKEN
OK Vorige
OPDRACHT STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
BEELD
VERZENDEN
GEREED
DATA
DATA
LIJN
Sneltoets Sharp OSA
Druk hierop om een snelkoppeling naar de functie
Sharp OSA weer te geven (wanneer de
applicatie-integratiemodule is geïnstalleerd). De
gebruikerstoetsen worden ook in dit scherm
weergegeven. U kunt veelgebruikte instellingen en
functies opslaan in de gebruikerstoetsen.
[OPDRACHT STATUS]-toets
Druk op deze toets om het opdrachtstatusscherm te
zien. U kunt de opdrachtstatus controleren en
opdrachten annuleren in het opdrachtstatusscherm.
Modusselectietoetsen
Druk hierop om het scherm te wijzigen in de functie
voor afdrukken, fax/beeld verzenden of kopiëren.
Als u de toets [KOPIE] ingedrukt houdt, kunt u het
totaal aantal pagina’s en de resterende
hoeveelheid toner controleren.
Scherm
Selecteer de weergegeven
items om verschillende
bewerkingen uit te voeren.
Toets [OK] / Toets [VORIGE] / Pijltoetsen
Toets [OK]
Druk hierop om een geselecteerde instelling te openen.
Toets [VORIGE]
Druk hierop om terug te keren naar het vorige schermniveau.
Pijltoetsen
Druk hierop om het selectieframe te verplaatsen en zo
instellingen en items in het scherm te selecteren.
Afdrukmodusindicatoren
GEREED-indicator
Afdrukdata kunnen worden
ontvangen als deze indicator
brandt.
DATA-indicator
Deze knippert als er
afdrukdata worden ontvangen
en blijft continu branden als het
afdrukken wordt uitgevoerd.
Beeldverzendindicatoren
LIJN-indicator
Deze gaat branden tijdens de
overdracht of ontvangst in faxmodus.
De indicator gaat ook branden tijdens
overdracht in scanmodus.
[SYSTEEMINSTELLINGEN]-toets
Druk hierop om het menuscherm voor de
systeeminstellingen weer te geven. U kunt de
papierlade en andere instellingen configureren
volgens de behoeften van uw werkplek.
DATA-indicator
Als een ontvangen fax niet kan worden afgedrukt
vanwege een probleem, zoals papier op, gaat de
indicator knipperen.De indicator blijft continu branden als
er gegevens in de wacht staan om te worden verzonden.
12
Afmelden
Numeric keys
Netstroom-indicator
Numerieke toetsen
Deze worden gebruikt om het aantal kopieën,
faxnummers en andere nummers in te voeren.
[LOGOUT]-toets
( )
Als gebruikersidentificatie is geactiveerd, drukt
u op deze toets om uit te loggen na het gebruik
van de machine. Als u de faxfunctie gebruikt,
kan deze toets worden ingedrukt
ombeltoonsignalen via een pulslijn te verzenden.
[#/P]-toets
( )
Druk op deze toets om een
opdrachtprogramma te gebruiken als u de
kopieerfunctie gebruikt. Alsu de faxfunctie
gebruikt, drukt u op deze toetsom te bellen
d.m.v. een programma.
Gebruik deze toets om een origineel
in kleur af te drukken of te scannen.
[KLEUREN START]-toets
Deze indicator brandt als de
netstroom aan staat.
De hoofdschakelaar bevindt
zich aan de linkerkant van
het apparaat.
[WISSEN]-toets
Druk op deze toets om
instellingen, zoals het aantal
kopieën, terug te zetten op. "0".
[NETSTROOM]-toets
Gebruik deze toets
om de machine aan
en uit te zetten.
[ALLES WISSEN]-toets
Druk op deze toets om een handeling vanaf het
begin opnieuw uit te voeren.
Alle instellingen worden gewist en de handeling
keert terug naar de oorspronkelijke status.
[STOP]-toets
Druk op deze toets om een kopieeropdracht
of scannen van een origineel te stoppen.
Gebruik deze toets om de spaarstandmodus te
activeren De [SPAARSTAND]-toets knippert als de
machine in spaarstandmodus staat. Deze toets wordt
ook gebruikt om de spaarstand uit te schakelen.
[SPAARSTAND]-toets
[ZWART-WIT START]-toets
Gebruik deze toets om een origineel in zwart-wit te
kopiëren of te scannen. Deze toets wordt ook gebruikt
om een fax te verzenden in faxmodus.
13
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Basisscherm van de kopieerfunctie
Selectieframe
[VORIGE] Toets
[OK] Toets
Pijltoetsen
Wanneer tweemaal op de toets
wordt gedrukt en op de toets
[OK] wordt gedrukt…
Het instellingenscherm
"Belichting" verschijnt.
Wanneer u op de toets [VORIGE]
drukt in het instellingenscherm
"Belichting",
keert u terug naar het basisscherm
van de kopieerfunctie.
In dit gedeelte worden de procedures uitgelegd voor het selecteren van
instellingitems in het scherm. Het basisscherm van de kopieerfunctie wordt
als voorbeeld gebruikt.
INSTELLINGITEMS SELECTEREN
OK
VORIG E
Het frame dat in het scherm verschijnt, is het selectieframe.
Verplaast het selectieframe naar het item dat u wilt selecteren en druk op
de toets [OK].
U kunt het selectieframe verplaatsen met de pijltoetsen ().
Druk op de toets [VORIGE] om terug te keren naar het vorige schermniveau.
14
ITEMS IN HET SCHERM
Hier worden berichten weergegeven.
Hier worden tips over de
bediening weergegeven.
Cijfers met de indeling "1/2"
geven aan dat er meer items
zijn.
Deze cijfers staan voor
"huidige scherm / totaal
aantal schermen".
Hier worden instellingen
weergegeven.
Als u drukt op de toets terwijl
het selectieframe op de onderste
instelling staat, wordt het volgende
scherm weergegeven.
Hieronder worden handige items in het scherm uitgelegd.
15
Algemene bewerkingen voor alle schermen
(2)
(3)
OPDRACHTSTATUS
Als u wilt wijzigen welke taken worden weergegeven,
wijzigt u de functie en status (in wachtrij,
gereserveerd/bezig met uitvoeren, voltooid).
Taken worden weergegeven als een lijst. De taken worden
weergegeven in de volgorde waarin ze worden uitgevoerd.
U kunt een geselecteerde taak prioriteit geven en daarmee
eerder uitvoeren dan andere taken of u kunt een taak die in
de wachtrij staat annuleren.
(1)Wanneer u een keuzevakje
selecteert, verschijnt een vinkje
(1)
om aan te geven dat de instelling is
ingeschakeld.
(2) kunnen worden gebruikt om
een waarde te verhogen of te verlagen.
Als u een waarde snel wilt veranderen,
houdt u de toets [OK] ingedrukt. U kunt
ook de nummerweergave selecteren en
de waarde met de numerieke toetsen
wijzigen.
(3)U kunt een item selecteren zoals
"Spec. Functies" of "Basismenu"
om terug te keren naar dat scherm.
OPDRACHTSTATUSSCHERM
Druk op de toets [OPDRACHTSTATUS] op het bedieningspaneel om het
opdrachtstatusscherm weer te geven. In het opdrachtstatusscherm kunt u
de status controleren van een kopieertaak die wordt uitgevoerd, gegevens
die zijn ontvangen met de beeldverzendfunctie en andere taken.
16
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, moet u inloggen voordat
u het apparaat gebruikt. Aanvankelijk is de gebruikersauthenticatie
uitgeschakeld.
Log uit wanneer u klaar bent met het apparaat.
Methoden van gebruikersauthenticatie
Er zijn twee manieren om gebruikersauthenticatie uit te voeren: inloggen
door middel van gebruikersnummer en inloggen door middel van loginnaam
en wachtwoord. Vraag de informatie die nodig is om u aan te melden aan
de beheerder van de machine.
Voor meer informatie over gebruikersauthenticatie leest u
"GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" in "1. VOORDAT U DE MACHINE
GEBRUIKT" in de bedieningshandleiding.
Inloggen met behulp van gebruikersnummer
Bij deze methode moet u inloggen
OK
VORIG E
door uw eerder opgeslagen
gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers)
in te voeren met de numerieke
toetsen.
Inloggen door middel van loginnaam en wachtwoord
Bij deze methode moet u inloggen
OK
VORIG E
door uw loginnaam, wachtwoord
en de loginbestemming in te
voeren. Afhankelijk van de
authenticatie-instellingen moet
u mogelijk ook uw e-mailadres
invoeren.
17
Uitloggen
Log uit wanneer u klaar bent met het apparaat. Door uit te loggen voorkomt
u dat onbevoegden het apparaat gebruiken.
Hoe u uitlogt
U kunt uit elke modus van de machine uitloggen door op de toets
[LOGOUT] te () drukken.
Let op, de toets [LOGOUT] () kan niet worden gebruikt om u af te
melden wanneer een faxnummer in de faxmodus wordt ingevoerd. De
toets [LOGOUT] () dient op dat moment immers als numerieke toets.
Als een vooringestelde tijdsduur is verstreken nadat de machine voor het
laatst is gebruikt, wordt de functie automatisch wissen geactiveerd. Dan
wordt u automatisch uitgelogd.
18
BEELDCONTROLEFUNCTIE
Voorbeeld: het beeldcontrolescherm voor een ontvangen fax
De inhoud van de
ontvangen fax verschijnt
hier.
Met het bedieningspaneel
kunt u:
•
door het scherm
bladeren
•
de pagina's wijzigen
•
de weergavegrootte
wijzigen
(VOORBEELD)
De beeldcontrolefunctie wordt gebruikt om de inhoud weer te geven
van een ontvangen fax of andere gegevens in het scherm.
Handig gebruik van beeldcontrole
"Alleen noodzakelijke faxen afdrukken"
U kunt een ontvangen fax controleren voordat u hem afdrukt. Als u de fax niet nodig hebt,
kunt u hem verwijderen zonder hem af te drukken, wat u papier en toner bespaart.
Gegevens die kunnen worden gecontroleerd
De beeldcontrolefunctie kan worden gebruikt om de volgende soort gegevens te
controleren:
• Faxen die in faxmodus worden ontvangen
• Faxen die in internetfaxmodus worden ontvangen
• Faxen die in een geheugenvak worden opgeslagen
* De toetsnamen in het beeldcontrolescherm en de procedures om het scherm te
gebruiken kunnen verschillen afhankelijk van het afbeeldingstype.
Als de beeldcontrolefunctie wordt gebruikt, verschijnt er een scherm dat lijkt op het
volgende scherm.
Beeldcontrole
Afdrukken
Voor details over de beeldcontrolefunctie leest u alle instellingen in de
bedieningshandleiding.
Volg./Vorige
[Terug]: Terugker.
19
ORIGINELEN PLAATSEN
Met de automatische origineelinvoer kunt u automatisch een groot aantal originelen
tegelijk scannen. Hiermee bespaart u zich de moeite elk origineel handmatig te moeten
invoeren.
Voor originelen die niet kunnen worden gescand met de automatische origineelinvoer,
zoals een boek of een document met memovelletjes, gebruikt u de glasplaat.
Gebruik van de automatische origineelinvoer
Wanneer u de automatische origineelinvoer gebruikt, plaatst u de originelen in de
origineelinvoerlade.
Zorg ervoor dat er geen origineel op de glasplaat is geplaatst.
Plats de originelen met de voorkant naar
Stel de origineelgeleiders in
op de breedte van de
originelen.
Gebruik van de glasplaat
Let erop dat uw vingers niet klem komen te zitten als u de automatische documentinvoer sluit.
Nadat u het origineel hebt geplaatst moet u de automatische documentinvoer sluiten.
Als deze open blijft staan, worden stukken van het origineel in zwart afgedrukt, waardoor
er erg veel toner wordt gebruikt.
boven en de randen gelijkmatig uitgelijnd.
De indicatorlijn geeft ongeveer aan
hoeveel originelen ukunt plaatsen.
U mage originelen niet hoger stapelen dan deze lijn.
Plaats het origineel met de voorant omlaag.
Lijn de linkerbovenhoek van het origneel uit
met de punt van de markering in de verre
linkerhoek van de glasplaat.
20
Schuif de achterste rand van de automatische
origineelinvoer omhoog om een dik origineel
zoals een boek met veel pagina’s te plaatsen en
sluit de automatische origineelinvoer dan langzaam.
Druk niet te hard op de automatische
origineelinvoer, aangezien dit een storing kan
veroorzaken.
Plaats het origineel met
de voorkant omlaag.
Plaats het origineel in de horizontale afdrukstand volgens de schaalaanduiding
Originelen
Staand origineelLiggend origineel
Schaalaanduiding van de glasplaat
Merkteken
Bovenkant
van afbeelding
naar rechts
Bovenkant
van afbeelding
naar u toe
van de glasplaat.
A5 (5-1/2" x 8-1/2")
B5
A4 (8-1/2" x 11")
Staande originelen
Wanneer u de onderstaande functies in de
kopieermodus gebruikt, plaatst u het origineel
zo dat de bovenkant van de afbeelding zich
rechts bevindt.
• Sorteren nieten
• Inbindkopie
•2-in-1
•Stempel
Liggende originelen
Wanneer u de functie sorteren nieten gebruikt,
plaatst u het origineel zo dat de bovenkant van
de afbeelding naar u toe is gericht.
Voor meer informatie leest u
"ORIGINELEN" in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT" in de
bedieningshandleiding.
De namen van de laden worden hieronder weergegeven.
Voor het aantal vellen papier dat in elke lade kan worden geladen, verwijzen
we naar de volgende handleidingen:
• Bedieningshandleiding, "Papierlade-instellingen" in "6.
SYSTEEMINSTELLINGEN"
• Onderhouds- en veiligheidshandleiding, "SPECIFICATIES"
(5)
(1)
(2)
(3)
(4)
Afdrukken met bovenzijde naar boven of naar beneden
Papier wordt geladen met de afdrukzijde naar boven of naar beneden
afhankelijk van de papiersoort en lade.
LadeAfdrukzijde*
Lade 1 tot 4Bedrukte zijde omhoog
HandinvoerladeBedrukte zijde omlaag
* Wanneer u "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" papier
in de papierlade plaatst, verschilt de richting van de afdrukzijde.
Voor meer informatie leest u "PAPIER PLAATSEN" in "1. VOORDAT
U DE MACHINE GEBRUIKT" in de bedieningshandleiding.
22
Papier in een lade leggen
Om het papier in een lade te veranderen, laadt u het gewenste papier in de
lade en vervolgens wijzigt u de lade-instellingen in de machine om aan te
geven welk papier u geladen hebt. De procedure om het papierformaat voor
de lade te wijzigen, wordt hieronder uitgelegd. Als voorbeeld wordt het
papier in lade 1 gewijzigd van gewoon papier van A4-formaat (8-1/2" x 11")
naar gerecycleerd papier van A5-formaat (5-1/2" x 8-1/2").
Trek de papierlade voorzichtig uit. Als
er papier in de lade zit, verwijdert u dit.
Verplaats de twee geleiders van de lade.
Verplaats de geleiders bijvoorbeeld
van A4 (8-1/2" x 11") naar A5
(5-1/2" x 8-1/2").
Plaats het papier met de drukkant
omhog. Waaier het papier goed uit
voordat u het plaatst. Anders worden
mogelijk meerdere vellen tegelijk
ingevoerd, waardoor een papierstoring
optreedt. Voeg papier in en duw de
lade daarna voorzichtig in de machine.
Het geplaatste papier mag niet
hoger komen dan deze uitsteeksels.
Plaats het papier met de drukkant
omhog. Waaier het papier goed uit
voordat u het plaatst. Anders worden
mogelijk meerdere vellen tegelijk
ingevoerd, waardoor een papierstoring
optreedt. Voeg papier in en duw de
lade daarna voorzichtig in de machine.
Indicatorlijn
De indicatorlijn geeft ann tot
welke hoogte u maximaal papier
kunt laden in de lade. Laad dus
het papier beslist niet hoger dan
de indicatolijn.
23
De papierlade-instellingen wijzigen
VORIGE
VORIGE
VORIGE
Normaal papier
Papiercassette 1
Systeeminstellingen
DisplayContrast
Totaal Aantal
Kopieën
StandaardInstellingen
Lijst afdrukken
(gebruiker)
PapierladeInstellingen
Faxdata Ontv/
Doorsturen
Controle
USB-apparaat
Verlaten
Beheerderswachtw
Papierlade-Instellingen
Vorige
Lade-Instellingen
Papiersoortregistratie
Automatische Lade Selectie
Registratie aangepaste grootte (Omloop)
Auto-AB
Wijzigen
Papierlade-Instellingen
Vorig e
Type
Formaat
Auto-AB
Vast e
Papierzijde
Duplex
Uitschakelen
Nieten
Uitschakelen
(1)
(2)
(3)
Wanneer u het papier in een papierlade verwisselt, moet u ook de
papierlade-instellingen in de systeeminstellingen wijzigen.
SYSTEEM
INSTELLINGEN
Druk op de toets
1
[SYSTEEMINSTELLINGEN].
Configureer de
2
OK
OK
OK
papierlade-instellingen.
(1) Selecteer de toets
[Papierlade-Instellingen].
Selecteer met en
druk op [OK].
(2) Selecteer de toets
[Lade-instellingen].
Selecteer met en druk
op [OK].
(3) Selecteer de toets
[Wijzigen] in
"Papiercassette 1".
Selecteer met en
druk op [OK].
24
Configureer de
VORIGE
Recycled
Papierlade-Instellingen
OK
Annuleren
Papiercassette 1Papiercassette
Type
Formaat
Auto-AB
Bezig met
invoeren van
Afdrukken
Kopieren
(4)
(5)
(6)
papierlade-instellingen.
OK
(Vervolg)
(4) Selecteer [Recycled] uit het
selectievakje "Type".
Selecteer met en druk
op [OK].
(5) Zorg dat [Auto-AB]
geselecteerd is in het
selectievakje "Formaat".
Selecteer met[ en druk
op [OK].
Raadpleeg "Lade-Instellingen"
in "6. SYSTEEMINSTELLINGEN"
in de bedieningshandleiding.
(6) Selecteer de toets [OK].
Selecteer met en druk
op [OK].
Met de bovenstaande stappen
wijzigt u de papierinstellingen
voor lade 1 naar gerecycleerd
A5-papier.
25
Papier in een handinvoerlade plaatsen
De kant waarop de
kopie moet komen,
moet omlaag liggen!
Plaats het papier in horizontale richting.
Trek de ladeverlenging uit om papier van het
formaat A4 te laden.
In de handinvoer kunt u maximaal 100 vellen
normaal papier of maximaal 20 enveloppen
laden.
Plaats papier van het formaat A5
(7-1/4" x 10-1/2") of kleiner in
horizontale ligging.
Enveloppen kunnen alleen worden
bedrukt aan de adreskant. Plaats
enveloppen met de adreskant omlaag.
Plaats geen zware voorwerpen op de handinvoerlade en druk niet omlaag op de lade.
De handinvoerlade
kan hierdoor beschadigd raken of het apparaat kan gaan kantelen, wat kan leiden tot letsel.
Speciale papiersoorten die niet kunnen worden geladen in andere laden, kunnen in de
handinvoerlade worden geladen.
Voor gedetailleerde informatie over de handinvoerlade, leest u "PAPIER LADEN IN DE
HANDINVOERLADE" in "1. ALVORENS DE MACHINE TE GEBRUIKEN" in de
bedieningshandleiding.
Voorbeeld: een enveloppe laden
26
Kopiëren
Kopiëren
Deze sectie legt de basisprocedures uit voor het gebruik van
de kopieerfunctie. Hier worden ook de verschillende manieren
van kopiëren uitgelegd die mogelijk zijn met de speciale
functies.
X
BASISSCHERM VA N KO PIEER FU NCT IE . . . . . . . . . . . . . . . .
Druk op de toets [KOPIE] op het bedieningspaneel om het basisscherm
van de kopieerfunctie te openen.
Selecteer de kopieerinstellingen in het basisscherm.
(1)
[Origineel]-toets
Selecteer deze toets om het
origineelformaat handmatig in te voeren.
Nadat u het origineel hebt geplaatst,
selecteert u deze toets om het formaat
van het origineel in te stellen.
(2)
[Papierformaat]-toets
Selecteer deze toets om het gebruikte
papier (lade) te wijzigen. De lade, het
papierformaat en het papiertype zullen
verschijnen. U kunt de afbeeldingen
van de laden in het scherm van het
papierformaat selecteren om hetzelfde
scherm te openen.
28
(3)
[Belichting]-toets
Hier ziet u de huidige kopieerbelichting
en de instellingen voor de
belichtingsfunctie. Selecteer deze toets
om de belichting of de instelling voor
de belichtingsfunctie te wijzigen.
(4)
[Kopieerfactor]-toets
Toont de huidige kopieerfactor.
Selecteer deze toets om de
kopieerfactor af te stellen.
(5)
Toets [Kleurmodus]
Selecteer deze toets om de kleurmodus
te wijzigen.
Loading...
+ 110 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.