Sharp MX-C380P OPERATION MANUAL [nl]

Bedieningshandleiding
MX-C380PMODEL:
VOORDAT U DE
VOORDAT U DE
MACHINE GEBRUIKT
MACHINE GEBRUIKT
SYSTEEMINSTELLINGEN
SYSTEEMINSTELLINGEN
AFDRUKKEN
AFDRUKKEN
HET OPSPOREN
HET OPSPOREN
VAN FOUTEN
VAN FOUTEN
MET HET APPARAAT MEEGELEVERDE HANDLEIDINGEN
Handleidingen in PDF-indeling (deze handleiding)
De handleidingen in PDF-indeling bieden uitgebreide beschrijvingen van procedures voor gebruik van de machine in elke modus. Bekijk de PDF-handleidingen door ze te downloaden van de harde schijf van de machine. De procedure voor het downloaden van de handleidingen wordt beschreven in "Hoe u de PDF-handleidingen downloadt" in de Verkorte installatiehandleiding.
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Dit hoofdstuk biedt informatie over onderwerpen als elementaire bedieningsprocedures en het laden van papier.
2. AFDRUKKEN
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de printerfunctie.
3. SYSTEEMINSTELLINGEN
In dit hoofdstuk worden de "Systeeminstellingen uitgelegd, waarmee een reeks parameters wordt geconfigureerd die bedoeld zijn om optimaal aan te sluiten op de behoeften van uw werkplek. De huidige instellingen kunnen worden weergegeven of afgedrukt vanuit de "Systeeminstellingen".
4. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Dit hoofdstuk legt uit hoe u vastgelopen papier kunt verwijderen en biedt antwoorden op veel gestelde vragen over de bediening van de machine vanuit elke modus. Raadpleeg deze handleiding als u problemen ondervindt met het gebruik van de machine.
Gedrukte handleidingen
Naam handleiding Inhoud
Veiligheidshandleiding
Handleiding software-installatie
Verkorte installatiehandleiding
Deze handleiding bevat instructies voor een veilig gebruik van de machine en toont de technische gegevens van de machine en de randapparatuur.
Deze handleiding legt uit hoe u de software moet installeren en de instellingen moet configureren om de machine te gebruiken.
Deze handleiding biedt eenvoudige uitleg over alle functies van de machine in één publicatie. Uitgebreide informatie over elk van de functies vindt u in de PDF-handleidingen.
OVER DE BEDIENINGSHANDLEIDING
Deze handleiding biedt uitleg over het gebruik van het digitaal kleuren multifunctioneel systeem MX-C380P.
Opmerkingen
Zie voor informatie over het installeren van de in deze handleiding genoemde drivers en software de Handleiding software-installatie.
• Voor informatie over uw besturingssysteem verwijzen we naar de handleiding van uw besturingssysteem of de online Help.
®
• De uitleg over schermen en procedures in een Windows-omgeving zijn vooral bedoeld voor Windows Vista kunnen variëren naargelang de versie van het besturingssysteem of de softwareapplicatie.
• De uitleg van schermen en procedures in een Macintosh-omgeving zijn gebaseerd op Mac OS X v10.4 in het geval van Mac OS X. De schermen kunnen variëren naargelang de versie van het besturingssysteem of de softwareapplicatie.
• Overal in de handleiding waar "MX-xxxx" wordt vermeld, kunt u "xxxx" vervangen door uw modelnaam.
• Deze handleiding is met de grootste zorg vervaardigd. Als u opmerkingen of vragen hebt over de handleiding, neem dan contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde erkende servicevestiging.
• Dit product is onderworpen aan strenge kwaliteitscontroles en inspectieprocedures. Mocht zich toch een storing of ander probleem voordoen, neem dan s.v.p. contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf.
• Behoudens voorzover wettelijk vereist kan SHARP niet aansprakelijk worden gesteld voor defecten die optreden gedurende het gebruik van het product of zijn opties, of defecten die het gevolg zijn van een onjuiste bediening van het product en zijn opties, of andere defecten, of voor enige schade die voortkomt uit het gebruik van het product.
Waarschuwing
• Verveelvoudiging, aanpassing of vertaling van de inhoud van deze handleiding zonder voorafgaande toestemming is verboden, behoudens voorzover toegestaan onder het auteursrecht.
• Alle informatie in deze handleiding is onder voorbehoud.
. De schermen
In deze handleiding weergegeven illustraties, bedieningspaneel en display
De randapparatuur is meestal optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit van de standaarduitrusting. De uitleg in deze handleiding gaat ervan uit dat invoereenheden voor 500 bladen (in totaal 4 papierladen) zijn geïnstalleerd op de machine. Voor sommige functies en procedures veronderstelt de uitleg dat er andere eenheden dan de bovengenoemde zijn geïnstalleerd.
De schermweergaven, meldingen en toetsnamen in deze handleiding kunnen afwijken van die van het apparaat als gevolg van verbeteringen en aanpassingen aan het product.
Pictogrammen in deze handleidingen
De pictogrammen in de handleidingen geven het volgende type informatie aan:
Waarschuwing Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of overlijden.
Let op
Hiermee wordt u gewezen op een situatie die kan leiden tot beschadiging of storing van de machine.
Hier volgt extra uitleg over een functie of procedure.
Hier wordt het annuleren of corrigeren van een bewerking uitgelegd.
Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of schade aan eigendommen.
Dit verwijst naar de naam van een systeeminstelling en biedt korte uitleg van de instelling.
Indien "Systeeminstellingen:" wordt weergegeven:
Dit betreft uitleg over een algemene instelling.
Indien "Systeeminstellingen (Beheerder):" wordt weergegeven:
Dit betreft uitleg over een instelling die alleen door een beheerder dient te worden geconfigureerd.
ii
HOOFDSTUK 1 VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
In dit hoofdstuk vindt u informatie over elementaire bedieningsprocedures, het laden van papier en het onderhoud van de machine.

VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT

ONDERDELEN EN FUNCTIES . . . . . . . . . . . . . . . . 1-3
• BUITENZIJDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-3
• BINNENZIJDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-5
• ZIJDE EN ACHTER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-6
• BEDIENINGSPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-7
WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL . . . . . . 1-8
• WERKEN MET HET DISPLAY. . . . . . . . . . . . . . 1-8
WERKEN MET DE WEBPAGINA . . . . . . . . . . . . . 1-12
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN. . . . . . . . . 1-13
• ENERGIEBESPARENDE FUNCTIES . . . . . . . 1-14
• TOETS [SPAARSTAND] . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-14
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE . . . . . . . . . . . . . . 1-15
• AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNUMMER . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-15
• AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
LOGINNAAM / WACHTWOORD . . . . . . . . . . . 1-17
• DE WEBPAGINA OPENEN . . . . . . . . . . . . . . . 1-20
GEBRUIKERSBEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-21
• GEBRUIKERSLIJST. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-21
• STANDAARDINSTELLING . . . . . . . . . . . . . . . 1-24
• GROEPSLIJST PAGINALIMIET. . . . . . . . . . . . 1-26
• GROEPSLIJST BEVOEGDHEID . . . . . . . . . . . 1-27
• FAVORIETE BEDIENINGSGROEPLIJST . . . . 1-29
• GEBRUIKERSAANTALLEN BEKIJKEN. . . . . . 1-30
EXTERNE BEDIENING VAN DE MACHINE . . . . . 1-31
PAPIER LADEN
BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER PAPIER .
• NAAM EN PLAATS VAN DE LADEN . . . . . . . . 1-37
• BRUIKBAAR PAPIER. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-37
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-40
• PAPIER LADEN EN PAPIERFORMAAT
WIJZIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-40
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE . . . . 1-42
• BELANGRIJKE WENKEN VOOR HET
GEBRUIK VAN DE HANDINVOERLADE. . . . . 1-43
. . . 1-37
RANDAPPARATUUR
RANDAPPARATUUR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-45
AFWERKINGEENHEID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-46
• ONDERDEELNAMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-46
• VERBRUIKSGOEDEREN . . . . . . . . . . . . . . . . 1-46
SHARP OSA. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-47
• APPLICATIE-COMMUNICATIEMODULE
(MX-AMX2). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-47
• MODULE VOOR EXTERNE ACCOUNTS
(MX-AMX3). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-48
TAKENLOGBOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-32
• TAKENLOGBOEK
OPSLAAN/VERWIJDEREN . . . . . . . . . . . . . . . 1-32
• OPDRACHTLOGBOEK BEKIJKEN . . . . . . . . . 1-32
OPGESLAGEN ITEMS IN HET OPDRACHTLOGBOEK
OPSLAG-BACKUP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-35
• EXPORTINSTELLINGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . 1-35
• IMPORTINSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-35
APPARAAT KOPIËREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-36
• EXPORTINSTELLINGEN. . . . . . . . . . . . . . . . . 1-36
• IMPORTINSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-36
. . . 1-33
1-1
ONDERHOUD
DE TONERCARTRIDGES VERVANGEN . . . . . . . 1-49
DE TONERINZAMELCONTAINER
VERVANGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-52
DE ONTWIKKELAARCARTRIDGE/FOTOGELEIDENDE
DRUMCARTRIDGE VERVANGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . .
• DE ONTWIKKELAARCARTRIDGE
VERVANGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-55
• DE DRUMCARTRIDGE VERVANGEN . . . . . . 1-60
DE NIETJESPATROON IN DE
AFWERKINGSEENHEID VERVANGEN . . . . . . . . 1-62
REGELMATIG ONDERHOUD . . . . . . . . . . . . . . . . 1-64
• DE CORONA VAN DE LICHTGEVOELIGE
TROMMEL RENIGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-64
• DE INVOERROL VAN DE
HANDINVOERLADE REINIGEN . . . . . . . . . . . 1-67
• DE LASERUNIT REINIGEN . . . . . . . . . . . . . . . 1-69
• DE PT-CORONA REINIGEN . . . . . . . . . . . . . . 1-73
. . . 1-55
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
TEKST INVOEREN
FUNCTIES VAN DE BELANGRIJKSTE
TOETSEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-75
1-2
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
1
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Dit hoofdstuk biedt basisinformatie over het apparaat. Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u het apparaat in gebruik neemt.
ONDERDELEN EN FUNCTIES
BUITENZIJDE
(5) (6) (7)
(1) Voorklep
Open deze klep om een tonercartridge te verwijderen.
DE TONERCARTRIDGES VERVANGEN (pagina 1-49)
(2) Uitvoerlade (middelste lade)
Uitvoer wordt naar deze lade uitgevoerd.
(3) Bedieningspaneel
Dit wordt gebruikt om functies te selecteren en het aantal kopieën in te voeren.
BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-7)
(4) Afwerkingseenheid*
Deze kan worden gebruikt om afdrukken te nieten.
AFWERKINGEENHEID (pagina 1-46)
* Randapparatuur.
(1)
(2) (3)
(4)
Wanneer een afwerkingeenheid is geïnstalleerd
(5) Hoofdvoedingsschakelaar
Deze wordt gebruikt om het apparaat in te schakelen.
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-13)
(6) Hendel
Pak hem vast bij het verplaatsen van de machine.
Let op
De hoofdeenheid is extreem zwaar en dus zijn er twee mensen nodig voor dit karwei. Pak de hendels aan elke kant stevig beet tijdens het optillen van de hoofdeenheid.
(7) Handinvoerlade
Gebruik deze lade om handmatig papier in te voeren. Als u een groter papierformaat laadt dan A4 of 8-1/2" x 11", trek dan het verlengstuk van de handinvoer uit.
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE
(pagina 1-42)
1-3
(8) (10)(9)
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(8) Papierlade 1
Hierin wordt papier geplaatst.
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-40)
(9) Papierlade 2/Papierlade 3/Papierlade 4
(wanneer invoereenheden voor 500 bladen zijn geïnstalleerd)*
Hierin wordt papier geplaatst. Voor combinaties van invoereenheden voor 500 bladen moet u uw dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf raadplegen.
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-40)
* Randapparatuur.
(10) USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed). Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten. Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
1-4
BINNENZIJDE
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(11)
Toner inzamelcontainer verwijderd en klep van tonerkanalen geopend
(13)(12) (14) (16)(15)
(19)(18)(17) (20) (21)
(11) Ontwikkelaarcartridges
Deze bevatten de ontwikkelaar die nodig is voor het overdragen van de toner op het papier. Voordat u de drumcartridge vervangt, moet u de ontwikkelaarcartridge verwijderen.
DE ONTWIKKELAARCARTRIDGE VERVANGEN
(pagina 1-55)
(12) \Fotogeleidende drumcartridges
Deze bevatten de fotogevoelige drum die wordt gebruikt voor het maken van afbeeldingen voor kopiëren en afdrukken.
DE DRUMCARTRIDGE VERVANGEN (pagina 1-60)
(13) Tonercartridges
Deze bevat toner voor het afdrukken. Wanneer de toner in de cartridge opraakt, dient de cartridge van de kleur die opraakt vervangen te worden.
DE TONERCARTRIDGES VERVANGEN (pagina 1-49)
(14) Samenvoegeenheid
Hier wordt warmte toegepast om de overgebrachte afbeelding in het papier te smelten.
Let op
De fuser wordt heet. Zorg dat u geen brandwonden oploopt als u probeert vastgelopen papier te verwijderen.
(15) Rechterklep
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
4. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
"VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 4-2)
(16) Klep papieromkeergedeelte
Deze klep wordt gebruikt bij dubbelzijdig afdrukken. Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
4. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN VAN
VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 4-2)
(17) Klep tonerkanalen
Open deze klep om de tonerkanalen te reinigen.
DE CORONA VAN DE LICHTGEVOELIGE TROMMEL RENIGEN
(18) Tonerafvalbak
Hierin wordt de overtollige toner die na het afdrukken is overgebleven verzameld.
DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN
(pagina 1-52)
De toneropvangbak kan worden meegegeven aan uw onderhoudstechnicus.
(19) Ontgrendelhendel toner inzamelcontainer
Draai deze hendel om de toner inzamelcontainer te ontgrendelen als u de toner inzamelcontainer wilt vervangen of de laserunit wilt reinigen.
DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN (pagina
1-52)
(20) Rechterklep van papierlade
Open dit onderdeel om papier te verwijderen dat is vastgelopen in een lade.
4. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN VAN
VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 4-2)
(21) Ontgrendelhendel rechterklep
Vastgelopen papier wordt verwijderd door aan deze hendel te trekken en hem omhoog te houden om de klep aan de rechterkant te openen.
4. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN VAN
VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 4-2)
(pagina 1-64)
1-5
ZIJDE EN ACHTER
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(1) (2) (3) (4)
(5)
(1) USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed). Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten. Deze aansluiting is aanvankelijk niet bruikbaar. Wilt u de aansluiting gebruiken, neem dan contact op met uw onderhoudstechnicus.
(2) LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als het apparaat binnen een netwerk wordt gebruikt. Gebruik een afgeschermd type LAN-kabel.
(3) USB-aansluiting (B-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed). U kunt een computer aansluiten op deze aansluiting om het apparaat te gebruiken als printer. Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
(4) Aansluiting voor onderhoudsdoeleinden
Let op
Deze aansluiting dient alleen voor gebruik door onderhoudstechnici. Als u een kabel aansluit op deze aansluiting, kan het apparaat storingen gaan vertonen.
Belangrijke informatie voor onderhoudstechnici: De kabel voor de onderhoudsaansluiting mag niet langer zijn dan 3 meter (118").
(5) Netstekker
1-6
BEDIENINGSPANEEL
(1)
(2) (3) (4)
(5) (6)
(7)
AFDRUKKEN
OPDRACHT
STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
VORIGE
LOGOUT
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GEREED
OK
DATA
(10)
(11)
(12)
(13)
(8) (9)
(1) Display
Op het display worden meldingen en toetsen weergegeven. Gebruik de pijltoetsen en de [OK] toets om weergegeven
items te selecteren en diverse handelingen uit te voeren.
WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-8)
(2) Toets [OK]
Druk op deze toets om een gekozen instelling in te voeren.
(3) Toets [VORIGE]
Druk op deze toets om naar het vorige scherm terug te gaan zonder uw instellingen kwijt te raken.
(4) Toets [AFDRUKKEN]
Als u een vastgehouden afdrukopdracht wilt afdrukken, druk dan op deze toets om over te schakelen naar de printermodus. U kunt de [AFDRUKKEN] toets ingedrukt houden om het totaal aantal gebruikte pagina's, de resterende toner en het display van de machine te controleren.
(5) Toets [OPDRACHT STATUS]
Druk op deze toets om het opdrachtstatusscherm weer te geven. Dit scherm wordt gebruikt om informatie over opdrachten weer te geven en opdrachten te annuleren. Voor details, zie: "OPDRACHTSTATUSSCHERM" (pagina 2-79).
(6) Sharp OSA-sneltoets
Druk op deze toets om een sneltoets naar de Sharp OSA-modus weer te geven (wanneer de Applicatie communicatiemodule wordt geïnstalleerd).
(7) Toets [SYSTEEM INSTELLINGEN]
Druk op deze toets om het menuscherm voor de systeeminstellingen weer te geven. De systeeminstellingen worden gebruikt om de papierlade-instellingen te configureren en parameters aan te passen om het apparaat gebruiksvriendelijker te maken.
(14)
(8) Toets [LOGOUT]
Druk op deze toets om uit te loggen als u hebt ingelogd om het apparaat te gebruiken.
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE (pagina 1-15)
(9) Pijltoetsen
Druk op deze toetsen om het selectiekader te verplaatsen dat wordt gebruikt om toetsen en items in het display te selecteren.
(10) Indicatoren AFDRUKKEN
Indicator GEREED
Als deze indicator brandt kunnen afdrukopdrachten worden ontvangen.
Indicator DATA
Deze knippert wanneer afdrukgegevens worden ontvangen en brandt voortdurend wanneer wordt afgedrukt.
(11) AAN-indicator
Deze indicator gaat branden als de hoofdvoedingsschakelaar van het apparaat in de stand "Aan" staat.
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-13)
(12) Toets [AAN] ( )
Druk op deze toets om de voeding van het apparaat in of uit te schakelen.
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-13)
(13) Toets/indicator [SPAARSTAND] ( )
Druk op deze toets om het apparaat in de stand Automatisch Uitschakelen te zetten om energie te sparen. De toets [SPAARSTAND] ( ) knippert als het apparaat in de stand Automatisch Uitschakelen staat.
TOETS [SPAARSTAND] (pagina 1-14)
(14) Toets [STOP] ( )
Druk op deze toets om een afdruktaak te stoppen.
TOETS [SPAARSTAND] (pagina 1-14)
De indicators van het bedieningspaneel kunnen variëren naargelang het land of gebied.
1-7
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL
Dit gedeelte legt het gebruik van het bedieningspaneel uit.
• Zie voor het invoeren van tekst "TEKST INVOEREN" (pagina 1-75).
•Zie "Algemene handelingsmethoden" (pagina 3-5) in "3. SYSTEEMINSTELLINGEN" voor informatie over de schermen en procedures voor het gebruik van de systeeminstellingen.
WERKEN MET HET DISPLAY
Basisscherm
04/04/2010 04/04/2010
OK
VORI GE
(2)
(1)
(1) Verplaats het selectiekader met de pijltoetsen.
Gebruik de pijltoetsen om het selectiekader in het display te verplaatsen naar de gewenste insteltoets.
04/04/2010
Selectiekader
(2) Toets [OK]
Als het selectiekader op de gewenste instelling staat, drukt u op [OK] om de selectie te kiezen. Het instelscherm verschijnt.
1-8
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Items in lijsten selecteren en terugkeren naar het vorige scherm
OK
VORIGE
(3)
(1) Als keuzes als lijst verschijnen in een instelscherm, selecteert u het gewenste item in de lijst met
de toetsen .
Items die momenteel ingesteld zijn worden aangeduid met .
(2) Druk op de toets [OK] om uw keuze in te voeren.
• Als de toets [OK] wordt ingedrukt, verschijnt naast het geselecteerde item.
• Als er een selectievakje bij een geselecteerd item staat, dan verandert dit vakje telkens wanneer u op de toets [OK] drukt van naar . geeft aan dat de instelling is geselecteerd.
(2)
(1)
(3) Druk op de toets [VORIGE] om naar het vorige scherm terug te keren.
Selecteer de toets [Basismenu] om naar het basisscherm terug te keren.
Invoeren van getallen
Er zijn drie manieren om getallen in te voeren.
Invoeren met de verhogen/verlagen toetsen (onder) Invoeren met de pijltoetsen (pagina 1-10) Gebruik van het numerieke schermtoetsenbord (pagina 1-10)
Invoeren met de verhogen/verlagen toetsen
Voer als volgt een getal in voor het wijzigen van het papierformaat.
OK
VORIGE
(2)
(1)
(1)
Verplaats het selectieframe naar of als er voor de instelling een getal ingevoerd moet worden.
(2) Telkens wanneer op de toets [OK] wordt gedrukt, gaat het getal omhoog of omlaag. Als u een
getal snel wilt veranderen, houdt u de toets [OK] ingedrukt.
1-9
Invoeren met de pijltoetsen
Voer als volgt een getal in voor het wijzigen van het aantal kopieën.
Voorbeeld: 123
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(1)
(2)
VORIGE
OK
VORI GE
OK
(4)
(1) Selecteer het getal met de toetsen . (2) Gebruik de toetsen om het frame naar de volgende plaats te verschuiven. (3) Herhaal de stappen (1) en (2) voor het invoeren van 2 en 3. (4) Druk na het invoeren van het getal op de [OK] toets.
Voor het herstellen van een getal ...
Stel alle cijfers in op 0.
Gebruik van het numerieke schermtoetsenbord
Gebruik voor het invoeren van een wachtwoord of paginanummer, het numerieke schermtoetsenbord om het getal in te voeren.
Voorbeeld: 123
(4)
(1)
VORIGE
OK
(2)
VORIGE
OK
(1) Gebruik de pijltoetsen om het frame naar het gewenste getal te verschuiven.
Hier wordt het frame verplaatst naar "1".
(2) Druk op de [OK] toets. (3) Herhaal de stappen (1) en (2) voor het invoeren van het gewenste getal.
Voer hier "2" en "3" in.
(4) Druk als u klaar bent met het invoeren van het getal, de toets [OK] toets selecteren.
Een cijfer toevoegen ...
Verplaats de cursor naar de positie waar u een cijfer wilt toevoegen en voer het cijfer in.
Een cijfer wissen ...
Verplaats de cursor naar de positie onmiddellijk achter het cijfer dat u wilt wissen en selecteer de toets. Het cijfer onmiddellijk vóór de cursor wordt gewist.
1-10
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Items die op het display worden weergegeven
(2) (3)
(1)
(4)
(5)
(1) Pictogramweergave (2) Hier verschijnen meldingen.
Dit pictogram verschijnt als er een USB-geheugen of ander USB-toestel op de machine wordt aangesloten.
Dit pictogram verschijnt wanneer de gegevensbeveiligingskit wordt gebruikt.
Dit pictogram verschijnt wanneer de machine wordt verbonden met externe toepassingen.
Dit pictogram verschijnt wanneer de machine en de computer communiceren met behulp van de functie externe bediening.
(3) Hier worden instellingen weergegeven.
Als u het selectiekader naar de onderste instelling verplaatst en op de toets drukt, verschijnt het volgende scherm.
(4) Dit geeft de huidige pagina/totaal aantal pagina's
aan.
(5) Hier wordt een bewerkingstip weergegeven.
De afbeeldingen van het display in deze handleiding zijn slechts illustraties en kunnen afwijken van de werkelijke schermen.
Systeeminstellingen (beheerder): Toetsgeluid
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van het geluidssignaal bij toetsdrukken aan te passen. Het toetsgeluid kan ook worden uitgeschakeld.
1-11
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
WERKEN MET DE WEBPAGINA
De procedures voor het werken met de webpagina worden hieronder uitgelegd.
xxxx
(1)
(2)
(4) (5)
(3)
(1) Algemene knoppen
Hier verschijnen de [Indienen] button om instellingen op te slaan, de [Update] button om instellingen bij te werken, en de [Annuleren] button om instellingen te annuleren en terug te keren naar het vorige scherm. Zorg ervoor dat u op de knop [Indienen] klikt nadat u een instelling hebt gewijzigd.
(2) Webpaginamenu
De items die op de webpagina kunnen worden ingesteld, verschijnen hier. Klik op een item om de instellingen daarvan weer te geven.
(3) Hier worden instellingen weergegeven.
Hier verschijnen de instellingen van een geselecteerd item uit het webpaginamenu.
(4) Knop [Afmelden]
Is Gebruikersauthenticatie ingeschakeld, klik dan op deze knop om u af te melden van de webserver. Als u niet bent aangemeld, is dit de knop [Aanmelden].
(5) Knop [Help]
Hiermee wordt de Help voor elk item weergegeven.
1-12
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN
Het apparaat is voorzien van twee voedingsschakelaars. De ene is de hoofdschakelaar aan de linkerzijde van de machine. De andere is de toets [AAN] ( ) aan de rechterbovenzijde van het bedieningspaneel.
Hoofdvoedingsschakelaar
Als de hoofdvoedingsschakelaar is ingeschakeld, brandt de hoofdvoedingsindicator op het bedieningspaneel.
Stand "Aan"
Stand "Uit"
De voeding inschakelen
(1) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Aan".
(2) Druk op de toets [AAN] ( ) om de voeding
in te schakelen.
Toets [AAN]
AAN-indicator
AFDRUKKEN
OPDRACHT
STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
VORIGE
LOGOUT
OK
GEREED
DATA
Toets [AAN]
De voeding uitschakelen
(1) Druk op de toets [AAN] ( ) om de voeding
uit te schakelen. (2) Controleer of het display uit staat. (3) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Uit".
• Zorg ervoor dat u tijdens het uitschakelen van de stroom op de toets [AAN] ( ) op het bedieningspaneel drukt. Wacht vervolgens 20 seconden en schakel dan de hoofdschakelaar uit. Mocht er een plotselinge stroomonderbreking optreden door bijvoorbeeld een stroomstoring, zet de machine dan weer aan en schakel hem dan in de juiste volgorde uit. Als de machine gedurende langere tijd niet gebruikt wordt nadat de hoofdvoeding voorafgaand aan de toets [AAN] ( ) werd uitgeschakeld, kan dit abnormale geluiden, verslechterde beeldkwaliteit en andere problemen veroorzaken.
• Voordat u de hoofdschakelaar uitzet, moet u erop letten dat het display uit is en de indicator DATA voor afdrukken en de indicatoren DATA en LIJN voor het verzenden van beelden op het bedieningspaneel niet branden of knipperen. Wanneer u de hoofdschakelaar uitschakelt of het netsnoer uit het stopcontact haalt terwijl een van de indicatoren brandt of knippert, kan dit een storing veroorzaken zoals beschadiging van de harde schijf of gegevensverlies.
• Zet bij een ernstige storing, naderend onweer of verplaatsing van het apparaat zowel de hoofdschakelaar als de toets [AAN] ( ) uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Laat deze hoofdschakelaar altijd in de stand "Aan" staan bij gebruik van de fax- of internetfaxfunctie.
De machine opnieuw starten
Sommige instellingen treden pas in werking als de machine opnieuw wordt gestart. Als er een bericht in het aanraakpaneel verschijnt waarin u wordt gevraagd om de machine opnieuw te starten, druk dan op de toets [AAN] ( ) om de voeding uit te schakelen en druk dan nogmaals op de toets om de voeding weer in te schakelen.
In sommige machinesituaties treden de instellingen niet in werking door op de toets [AAN] ( ) te drukken om te herstarten. Schakel in dat geval de stroom uit en dan weer aan met de hoofdschakelaar.
1-13
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
ENERGIEBESPARENDE FUNCTIES
Dit product is voorzien van de volgende twee energiebesparende functies die voldoen aan Energy Star-richtlijnen om te helpen bij de instandhouding van onze natuurlijke energiebronnen en het terugdringen van de milieuvervuiling.
Voorverwarmingsmodus (Verminderd energieverbruik)
Deze functie verlaagt automatisch de temperatuur van de fuser voor een verminderd stroomverbruik wanneer het apparaat gedurende een onder "Instelling Voorverwarmingsfunctie" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde periode in stand-by staat. De machine keert automatisch terug naar de normale bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen of een toets op het bedieningspaneel wordt ingedrukt.
Functie automatisch uitschakelen (Sluimerstand)
Deze functie schakelt automatisch de voeding naar het scherm en de fuser uit wanneer het apparaat gedurende een onder "Timer voor Automatisch Uitschakelen" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde periode standby staat. Deze modus biedt het laagst mogelijke energieverbruik. Er wordt aanzienlijk meer energie bespaard dan in de voorverwarmingsmodus, maar het apparaat heeft meer tijd nodig om terug te keren in de bedrijfsmodus. Deze modus kan worden geblokkeerd in de systeeminstellingen (beheerder). De machine keert automatisch terug naar de normale bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen of op de toets [SPAARSTAND]
() wordt gedrukt.
TOETS [SPAARSTAND]
Druk op de toets [SPAARSTAND] () om het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen te zetten of te laten terugkeren naar de bedrijfsmodus. De toets [SPAARSTAND] apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen staat.
Als de indicator [SPAARSTAND] ( ) niet brandt in de stand-bymodus
Als de indicator [SPAARSTAND] ( ) knippert.
AFDRUKKEN
OPDRACHT
INSTELLINGEN
Is het apparaat gebruiksklaar. Als u op de toets [SPAARSTAND] ( ) drukt terwijl de indicator niet brandt, gaat de indicator knipperen en gaat het apparaat na enkele ogenblikken over naar de modus Automatisch Uitschakelen.
Staat het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen. Als u op de toets [SPAARSTAND] ( ) drukt terwijl de indicator knippert, gaat de indicator uit en keert het apparaat na enkele ogenblikken terug naar de bedrijfsmodus.
VORIGE
STATUS
SYSTEEM
LOGOUT
OK
() is voorzien van een indicator die aangeeft of het
GEREED
DATA
Toets / indicator [SPAARSTAND]
1-14
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE
Met gebruikersauthenticatie wordt het gebruik van de machine beperkt tot gebruikers die geregistreerd zijn. De functies die iedere gebruiker mag gebruiken, kunnen worden opgegeven, zodat de machine kan worden aangepast aan de behoeften van uw werkplek. Wanneer de beheerder van de machine de gebruikersauthenticatie heeft inschakeld, moet elke gebruiker inloggen om de machine te gebruiken. Er zijn verschillende types gebruikersauthenticatie en elk type heeft een andere inlogmethode. Raadpleeg de uitleg bij de inlogmethodes voor meer informatie.
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN GEBRUIKERSNUMMER (zie hieronder)AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM / WACHTWOORD (pagina 1-17)
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN GEBRUIKERSNUMMER
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat ontvangen gebruikersnummer.
Bij authenticatie op basis van gebruikersnummer
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Selecteer de toets [Gebruikersnr.].
1
OK
VORIGE
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in met de numerieke toetsen.
Elk cijfer dat u invoert wordt weergegeven als " ".
2
Raadpleeg "Invoeren van getallen" (pagina 1-9) voor de procedure voor het invoeren van getallen.
1-15
VORIGE
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Selecteer [OK].
Nadat het ingevoerde gebruikersnummer is geauthenticeerd, wordt kort het aantallenscherm weergegeven.
OK
3
4
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer paginalimieten zijn ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen" op de webpagina. (Het aantal pagina's dat de gebruiker nog kan gebruiken verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm kan worden ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen" in de systeeminstellingen (beheerder).
Als het gebruikersnummer een nummer van 8 cijfers is, is deze stap niet vereist. (U wordt automatisch ingelogd nadat u het gebruikersnummer hebt ingevoerd.)
Als u klaar bent met het gebruiken van
LOGOUT
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u op de toets [LOGOUT].
Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u automatisch afgemeld.
Als er driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld op de webpagina, wordt het apparaat gedurende vijf minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd. Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake het gebruikernummer dat u moet gebruiken.
De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken. Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens [Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
1-16
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM / WACHTWOORD
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat of de beheerder van de LDAP-server ontvangen loginnaam of wachtwoord.
Bij authenticatie op basis van
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere items in het scherm weergegeven.)
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Selecteer de toets [Gebruikersnaam] of de toets [Snel].
Als u de toets [Gebruikersnaam] selecteert, verschijnt een scherm waarin u de gebruikersnaam kunt selecteren. Ga door met de volgende stap. Als de toets [Snel] wordt geselecteerd, verschijnt een vlak [---]
1
VORIGE
A B
VORIGE
OK
OK
waar een "Registratienr." kan worden ingevoerd. Gebruik het numerieke schermtoetsenbord voor het invoeren van uw registratienummer dat is opgeslagen onder "Gebruikerslijst" in de webpagina. Raadpleeg "Invoeren van
getallen" (pagina 1-9) voor de procedure voor het invoeren van
getallen. Ga na het invoeren van het registratienummer naar stap 3.
Selecteer de gebruikersnaam.
(A) Toets [Directe Invoer]
Gebruikers die niet geregistreerd zijn en alleen LDAP-authenticatie gebruiken, maken gebruik van deze toets. Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Vier uw gebruikersnaam in.
(B) Toets [Gebruikerslijst]
Selecteer uw gebruikersnaam zoals opgeslagen onder "Gebruikerslijst" op de webpagina.
2
LDAP-authenticatie kan worden gebruikt als de beheerder van de server LDAP-diensten levert via het LAN (Local Area Network).
1-17
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Selecteer de toets [Wachtwoord].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm voor het invoeren van het wachtwoord. Voer uw wachtwoord in zoals opgeslagen onder "Gebruikerslijst" op de webpagina.
Als u inlogt op een LDAP-server, voer dan het wachtwoord in
OK
VORIGE
• Wanneer een LDAP-server is opgeslagen kan [Auth. om:] worden gewijzigd.
dat is opgeslagen bij uw loginnaam voor de LDAP-server. Elk ingevoerd teken wordt weergegeven als " ". Selecteer als u klaar bent met het invoeren van het wachtwoord de toets [OK]. Als de authenticatie plaatsvindt via de LDAP-server en er verschillende wachtwoorden voor u zijn opgeslagen onder "Gebruikerslijst" op de webpagina en op de LDAP-server, gebruik dan het wachtwoord dat is opgeslagen op de LDAP-server.
3
Als u een gebruikersnaam uit de gebruikerslijst hebt geselecteerd...
De LDAP-server is opgeslagen toen uw gebruikersinformatie is opgeslagen, en daarom verschijnt de LDAP-server als de authenticatie-server wanneer u uw gebruikersnaam selecteert. Ga naar stap 4.
Wanneer u inlogt met de toets [Directe Invoer]...
Selecteer de [Auth. om:] -toets.
Directe Invoer
Auth. om:
Lokaal aanmelden
Selecteer de LDAP-server.
Authenticeren tot:Authenticeren tot:
Lokaal aanmelden
Server 1
Server 2
Server 3
Server 4
Server 5
Server 6
Server 7
1-18
OK
VORIGE
4
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere items in het scherm weergegeven.)
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Selecteer [OK].
Nadat de ingevoerde loginnaam en het ingevoerde wachtwoord zijn geauthenticeerd, wordt kort het aantallenscherm weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer paginalimieten zijn ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen" op de webpagina. (Het aantal pagina's dat de gebruiker nog kan gebruiken verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm kan worden ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen" (alleen webpagina).
LOGOUT
Als u klaar bent met het gebruiken van het apparaat en wilt uitloggen, drukt u op de toets [LOGOUT].
5
Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u automatisch afgemeld.
Als er driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld op de webpagina, wordt het apparaat gedurende vijf minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt ingevoerd. Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake de loginnaam en het wachtwoord die/dat u moet gebruiken.
• De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken. Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens [Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
• Als LDAP=authenticatie wordt gebruikt, kan de toets [E-mailadres] verschijnen, afhankelijk van de authenticatiemethode. Als de toets [E-mailadres] verschijnt, selecteer de toets dan. Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer uw e-mailadres in.
GEBRUIKERSLIJST (pagina 1-21) Deze wordt gebruikt om namen van gebruikers van de machine op te slaan. Daarnaast wordt gedetailleerde informatie opgeslagen zoals de loginnaam, het gebruikersnummer en het wachtwoord. Neem contact op met de beheerder van het apparaat voor de informatie die u nodig hebt om het apparaat te gebruiken. Registratie wordt uitgevoerd in de [Gebruikerslijst] in [Gebruikers-bediening] in het webpaginamenu.
1-19
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE WEBPAGINA OPENEN
De aanmeldwijze voor het openen van de webserver in de machine hangt af van het al dan niet ingeschakeld zijn van gebruikersauthenticatie. Raadpleeg "TOEGANG KRIJGEN TOT DE WEBSERVER IN DE MACHINE" in de Verkorte installatiehandleiding voor informatie over het openen van de webserver in de machine.
Als gebruikersauthenticatie niet is ingeschakeld
Als u op een instelling klikt waarvoor beheerderrechten nodig zijn na het openen van de webpagina, dan verschijnt een aanmeldscherm. Voer uw wachtwoord in.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld
Gebruik onderstaande procedure om u aan te melden. Als automatische aanmelding van de gebruiker is ingeschakeld, verschijnt het authenticatiescherm niet.
Als aanmelding geschiedt met gebruikersnaam / wachtwoord ( / e-mailadres)
Open de webpagina door een gebruikersnaam en wachtwoord in te voeren op het weergegeven aanmeldscherm. Als de aanmeldwijze is ingesteld op gebruikersnaam / wachtwoord / e-mailadres, verschijnt er een tekstvak voor invoer van uw [E-mailadres]. Voer uw e-mailadres in als dit vak verschijnt.
Als de authenticatiewijze op gebruikersnummer is
Open de webpagina door een gebruikersnummer in te voeren op het weergegeven aanmeldscherm. In de modus gebruikersnummer kunt u zich ook aanmelden via [Aanm. beheer.] op het aanmeldscherm.
• Gebruikersauthenticatie is standaard uitgeschakeld (standaardinstelling).
• Om te voorkomen dat wachtwoorden tijdens het aanmelden uitlekken op het netwerk, raden we aan om de SSL-functie in te schakelen in uw webbrowser.
Om af te melden... Klik op de toets [Afmelden] rechtsboven op de webpagina, of sluit de webbrowser.
1-20
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GEBRUIKERSBEDIENING
Gebruikersbediening wordt gebruikt om instellingen voor gebruikersauthenticatie te configureren op de webpagina. Selecteer de toets [Gebruikers-bediening] op de webpagina en configureer de instellingen.
GEBRUIKERSLIJST
Deze functie wordt gebruikt om gebruikers op te slaan, te bewerken en te verwijderen wanneer de gebruikersauthenticatie is ingeschakeld. Als de toets [Gebruikerslijst] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1)
(2) (3)
(1) Gebruikerslijst
Hier worden de huidige opgeslagen gebruikers weergegeven.
(2) [Wissen]-toets
Gebruik deze toets om een geregistreerde gebruiker te wissen.
(3) [Alle gebruikers verwijderen]-toets
Gebruik deze toets om alle opgeslagen gebruikers te verwijderen. (Exclusief standaardgebruikers.) Deze functie kan alleen worden uitgevoerd door een beheerder.
(4) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe gebruiker toe te voegen.
(4)
Een gebruiker opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen maximaal 1000 gebruikers worden opgeslagen. Raadpleeg "Instellingen" (pagina 1-22) voor meer informatie.
Een gebruiker bewerken/verwijderen
U kunt een gebruiker selecteren op bovenstaand scherm om een bewerkingsscherm voor deze gebruiker te openen. Selecteer het selectievakje naast de gebruiker ( ) om een wisscherm voor deze gebruiker te openen, en selecteer dan [Wissen]. Raadpleeg "Instellingen" (pagina 1-22) voor meer informatie.
• De functie "Alle gebruikers wissen" kan niet worden gebruikt wanneer de functie automatische login is ingeschakeld.
• Standaardgebruikers kunnen niet worden verwijderd.
1-21
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Fabrieksinstellingen voor gebruikers
De volgende gebruikers werden in de fabriek in de machine opgeslagen.
• Beheerder: Account voor de beheerder van de machine, zoals opgeslagen in de fabriek.
• Gebruiker: Dit wordt gebruikt wanneer netwerkauthenticatie wordt gebruikt en een aanmeldnaam rechtstreeks wordt ingegeven die niet in de machine zit opgeslagen. (Dit kan niet worden geselecteerd in het scherm voor aanmelding van de gebruiker.)
• Andere gebruiker:
Voor instellingen die te maken hebben met elk van de gebruikers, verwijzen wij naar de volgende tabel.
Dit wordt gebruikt wanneer een afdrukopdracht wordt uitgevoerd met ongeldige gebruikersinformatie. (Dit kan niet worden geselecteerd in het scherm voor aanmelding van de gebruiker.)
Gebruikersnaam
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Mijn map
Authenticatie-instellingen
Paginalimietgroep
Autoriteitsgroep*
2
Favoriete bedieningsgroep
Cardinstellingen*
*1 Onderdelen die kunnen worden gewijzigd. *2 Voor gedetailleerde informatie over elk van de instellingen verwijzen wij naar "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van
sjabloongroepen" (pagina 1-28).
*3 Als de HID-cardlezer beschikbaar is.
3
Beheerder Gebruikersnaam Andere gebruiker
admin users Other
(Zie de Veiligheidshandleiding.)*
Hoofdmap
Lokaal aanmelden
Onbeperkt*
Beheerder Gebruiker*
Volgens de systeeminstellingen*
Niet ingesteld
1
1
1
users*
1
1
Gast*
1
Instellingen
Item Beschrijving
Sla de naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens). Deze gebruikersnaam wordt gebruikt
Gebruikersnaam
Gebruikersnaam toepassen op gebruikersnaam*
Eerste letter
1
als toetsnaam in het loginscherm, als gebruikersnaam voor documentarchivering en als verzendernaam. (De gebruikersnaam moet uniek zijn.)
Selecteer deze toets om de ingevoerde gebruikersnaam in te voeren in de gebruikersnaam (inlognaam).
Hiermee wordt bepaald waar de gebruikersnaam verschijnt in de gebruikerslijst. Er kunnen maximaal 10 tekens worden ingevoerd.
Index
Gebruikersnummer*
Loginnaam*
Wachtwoord*
E-mailadres
Mijn map
Authenticatie-instellingen*
1
2
1, 3
Selecteer de gewenste aangepaste index. De aangepaste indexnamen zijn dezelfde namen als in het adresboek.
Voer een gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in.
Voer de gebruikte gebruikersnaam in wanneer authenticatie met behulp van gebruikersnaam/wachtwoord is ingeschakeld (maximaal 255 tekens). (De gebruikersnaam moet uniek zijn.)
Voer het wachtwoord in wanneer authenticatie met behulp van gebruikersnaam/wachtwoord is ingeschakeld (1 tot 32 tekens). (Het wachtwoord kan worden overgeslagen.)
Voer het e-mailadres in dat wordt gebruikt in de verzendlijst en voor LDAP-authenticatie (maximaal 64 tekens).
U kunt een map specificeren ("Mijn map") als de map die wordt gebruikt door de gebruiker voor documentarchivering. U kunt een eerder aangemaakte map selecteren of een nieuwe map aanmaken en selecteren.
1
Selecteer [Lokaal aanmelden] of [Netwerkauthenticatie] (wanneer LDAP is ingeschakeld) voor "Authenticeren tot:".
1-22
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Item Beschrijving
Authenticatieserver
Paginalimietgroep
Autoriteitsgroep
Favoriete bedieningsgroep
Aangepaste Index Selecteer de aangepaste index.
*1 Verschijnt niet wanneer "Gebruikersnummer" als authenticatiemethode is geselecteerd. *2 Verschijnt alleen wanneer "Gebruikersnummer" als authenticatiemethode is geselecteerd. *3 Niet vereist wanneer netwerkauthenticatie wordt gebruikt, omdat het wachtwoord dat is opgeslagen in de LDAP-server wordt
gebruikt.
Selecteer de server die u wilt gebruiken voor gebruikersauthenticatie uit de lijst LDAP-servers die is opgeslagen op de webpagina's wanneer [Netwerkauthenticatie] is geselecteerd.
Specificeer de paginalimieten voor de gebruiker door een van de opgeslagen paginalimietengroep te selecteren. De standaardinstelling is [Onbeperkt]. Raadpleeg "GROEPSLIJST PAGINALIMIET" (pagina 1-26) voor meer informatie.
Specificeer de autoriteit van de gebruiker door een van de opgeslagen autoriteitsgroepen te selecteren. De standaardinstelling is [Gebruiker]. Raadpleeg "GROEPSLIJST BEVOEGDHEID" (pagina 1-27) voor meer informatie.
De favoriete bedieningsgroep die wordt toegepast tijdens de login. De standaardinstelling is [Volgens de systeeminstellingen]. U kunt deze instelling wijzigen in [Gebruiker-bediening] in het webpaginamenu.
1-23
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
STANDAARDINSTELLING
Met deze instelling kunt u de gebruikersauthenticatie in- of uitschakelen en de methode voor authenticatie specificeren. Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld wordt elke gebruiker van de machine geregistreerd. Wanneer een gebruiker inlogt, zijn de instellingen voor die gebruiker van toepassing. Dankzij deze functie hebt u een betere controle over de veiligheid en de kosten. Bovendien is het zelfs wanneer de gebruikersinformatie niet wordt opgeslagen in de machine mogelijk om u rechtstreeks aan te melden door gebruikersinformatie in te voeren die is opgeslagen op een LDAP-server. In dat geval zal de aangemelde gebruiker de fabrieksinstelling "Gebruiker" zijn. Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers" (pagina 1-22) voor meer informatie.
• Raadpleeg "GEBRUIKERSLIJST" (pagina 1-21) voor de procedure voor het opslaan van gebruikers.
• De te volgen inlogprocedures wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, vindt u in "GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-15).
Gebruikersauthenticatie
Wanneer de functie [Gebruikersauthenticatie] is ingeschakeld, verschijnt er een loginscherm voordat een handeling is begonnen in een bepaalde modus, behalve in het opdrachtstatusscherm*. U moet één van de opgeslagen gebruikersnamen gebruiken. (Nadat u zich hebt aangemeld, kunt u binnen alle functies navigeren.) * Behalve wanneer een afdruk vasthouden
(achterhouden) bestand gebruikt wordt in het opdrachtstatusscherm.
Instelling authenticatiemethode
Hiermee wordt de authenticatiemethode geselecteerd. Zorg ervoor dat u deze instelling configureert voordat u gebruikersauthenticatie gaat gebruiken. De geconfigureerde items voor gebruikers die na de gebruikersauthenticatiemethode zijn opgeslagen, worden afhankelijk van de geselecteerde authenticatiemethode ingesteld.
Gebruikersauthenticatie via gebruikersnaam en wachtwoord
De standaard authenticatiemethode vindt plaats met gebruikersnaam en wachtwoord.
Gebruikersauthenticatie via gebruikersnaam, wachtwoord en e-mailadres
In aanvulling op de gebruikersauthenticatie met gebruikersnaam en wachtwoord, moet er ook een e-mailadres worden ingevoerd.
Gebruikersauthenticatie uitsluitend via gebruikersnummer
Deze methode kunt u gebruiken wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van netwerkauthenticatie.
• Het loginscherm varieert afhankelijk van de geselecteerde authenticatiemethode. Raadpleeg "GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-15) voor meer informatie.
• Als "Gebruikersauthenticatie uitsluitend via gebruikersnummer" wordt gebruikt, is netwerkauthenticatie niet mogelijk.
Inst. apparaataccountmodus
Een bepaalde gebruiker kan worden opgeslagen als automatische login-gebruiker. Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de login automatisch worden uitgevoerd. Met deze functie hoeft er niet meer worden ingelogd, terwijl toch de instellingen van de geselecteerde gebruiker (netwerkinstellingen, favoriete handelingen etc.) worden toegepast. U kunt ook andere dan de automatische ingelogde gebruiker toestaan om tijdelijk in te loggen en met hun eigen rechten en instellingen te werken. Om andere gebruikers toe te staan tijdelijk in te loggen wanneer [Inst. apparaataccountmodus] is ingeschakeld, selecteert u [Inloggen door andere gebruiker toestaan]. Hierdoor wordt bijvoorbeeld een toepassing als "machtiging voor alleen kleurenkopiëren" mogelijk.
Als de automatische login om wat voor reden dan ook niet lukt terwijl deze wel is ingeschakeld, of wanneer de gebruiker geen beheerdersrechten heeft, worden alle systeeminstellingen of de systeeminstellingen (beheerder) geblokkeerd. In zo'n geval moet de beheerder de toets [Beheerderswachtw] in het scherm systeeminstellingen selecteren en opnieuw inloggen.
Om in te loggen als een andere gebruiker dan de automatisch ingelogde gebruiker wanneer [Login door andere gebruiker toestaan] is ingeschakeld, drukt u op de toets [LOGOUT] om het automatisch inloggen te annuleren. Het scherm gebruikersauthenticatie wordt weergegeven om u aan te melden. Druk op de toets [LOGOUT] nadat u de machine hebt gebruikt.
Handelingen wanneer het maximum aantal pagina's is bereikt
Met deze instelling bepaalt u of een opdracht moet wordt voltooid wanneer het maximum aantal pagina's is bereikt terwijl de opdracht nog wordt uitgevoerd. De volgende selecties zijn mogelijk:
• De taak wordt beëindigd wanneer het maximum aantal pagina's is bereikt
• De taak is voltooid wanneer het maximum aantal pagina's is bereikt
1-24
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Instelling op bedieningspaneel voor aantal getoonde gebruikersnamen
Het aantal gebruikers dat wordt weergegeven in het gebruikerselectiescherm kan worden geselecteerd (6, 12 of 18 gebruikers).
Deze instelling is ook van toepassing op het gebruikerselectiescherm van afdruk vasthouden.
Een waarschuwing wanneer de aanmelding is mislukt
Deze instelling wordt gebruikt om een waarschuwing weer te geven en de aanmelding gedurende vijf minuten te blokkeren als het aanmelden drie maal achtereen mislukt. Hiermee wordt voorkomen dat ongeautoriseerde personen een wachtwoord proberen te raden. (Het aantal mislukte aanmeldpogingen blijft bewaard, ook nadat u het apparaat heeft uitgeschakeld.)
U kunt de blokkering van vijf minuten van het bedieningspaneel opheffen.
Wanneer de aanmelding wordt uitgevoerd via netwerkauthenticatie met gebruikersinformatie die niet in de machine opgeslagen zit, zal de aangemelde gebruiker de fabrieksinstelling "Gebruiker" zijn. Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers" (pagina 1-22) voor meer informatie.
Gebruiksstatus weergeven na aanmelden
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, bepaalt deze functie of de paginatellingen van een gebruiker wordt weergegeven als deze gebruiker zich aanmeldt.
Omschakelen weergave-volgorde uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om wijzigingen in de weergavevolgorde (volgorde van zoeknummer, oplopend, aflopend) in de gebruikerslijst onmogelijk te maken. Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de volgorde
niet worden gewijzigd door het selecteren van een tab op het gebruikerslijstscherm. De weergave-volgorde blijft de gebruikte volgorde nadat deze instelling is geactiveerd.
Afdrukken door ongeldige gebruiker uitschakelen
Het is mogelijk het afdrukken door gebruikers waarvan geen gegevens op de machine zijn opgeslagen, zoals afdrukken zonder het invoeren van geldige gebruikersinformatie in de printer driver of het afdrukken van een bestand vanaf een FTP-server vanuit de webpagina's, onmogelijk te maken.
Wanneer een afdruktaak wordt uitgevoerd door een gebruiker die niet in de machine zit opgeslagen, zal de fabrieksinstelling "Andere gebruiker" worden gebruikt als de aangemelde gebruiker. Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers" (pagina 1-22) voor meer informatie.
Opgeslagen taken automatisch afdrukken na login
Wanneer vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en afdrukgegevens naar de machine is gespoold, kunt u de gespoolde gegevens automatisch laten afdrukken als de gebruiker die vasthouden heeft ingeschakeld zich aanmeldt.
Standaardinstelling netwerkauthenticatieserver
Gebruik deze instelling om de standaard netwerkauthenticatieserver in te stellen. Wanneer een gebruiker zich vanaf de webpagina aanmeldt of een afdrukopdracht verzendt naar de machine met behulp van gebruikersinformatie die niet op de machine is opgeslagen, is de authenticatieserver onbekend. Deze instelling wordt gebruikt om één van de LDAP-servers die op de machine zijn opgeslagen te gebruiken als authenticatie-server.
Gebruikersinformatie afdrukken
De volgende lijsten kunnen worden afgedrukt.
• Gebruikerslijst
• Lijst met aantal gebruikte pagina's
• Paginalimietgroeplijst*
• Autoriteitsgroepslijst
• Favoriete bedieningsgroeplijst*
• Alle gebruikersinformatie afdrukken
Selecteer de toets van de gewenste lijst om het afdrukken te starten. * Afdrukken is niet mogelijk wanneer er geen groepen
zijn opgeslagen.
Verwijder de vergrendeling op het bedieningspaneel van de machine
Als het bedieningspaneel van de machine geblokkeerd is door een mislukte aanmelding, heft u de blokkering op door in te loggen als een beheerder.
Cardinstellingen
(als de HID-cardlezer beschikbaar is.)
Configureer deze instelling als gebruikersauthenticatie wordt uitgevoerd via een externe Sharp OSA-authenticatietoepassing en een HID-card.
Registratie van cardlezer
Bij deze instelling worden het product-ID en de fabrikant-ID van de aangesloten HID-cardlezer weergegeven. Om de HID-cardlezer op te slaan drukt u op de toets [Lezen]. * Neem contact op met uw onderhoudsmonteur voor de
instellingen om een HID-card te kunnen gebruiken.
1-25
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GROEPSLIJST PAGINALIMIET
Deze functie wordt gebruikt om groepen accountlimiet-instellingen op te slaan. De paginalimieten voor elke gebruiker worden gespecificeerd door een van deze opgeslagen groepen te selecteren wanneer de gebruiker is opgeslagen. Als de toets [Groepslijst paginalimiet] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1)
(2)
(1) Lijstweergave
Hier worden de huidige opgeslagen groepen weergegeven. U kunt een groepsnaam selecteren om het scherm voor bewerking of verwijdering voor deze groep te openen.
(3) Toets [Terug naar uitgangswaarden]
Zet hiermee de groepsinstellingen terug naar de standaard fabrieksinstellingen en wis de groepen uit de lijst.
(3)
(2) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te voegen.
Een paginalimietgroep opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen maximaal 20 groepen worden opgeslagen. Raadpleeg "Instellingen" voor meer informatie.
Een paginalimietgroep bewerken
U kunt een groepsnaam selecteren uit de lijst op bovenstaand scherm om een bewerkingsscherm voor deze groep te openen. Selecteer het selectievakje naast de groep ( ) om een groep uit de lijst te verwijderen, en selecteer dan [Terug naar uitgangswaarden]. U wordt gevraagd dit te bevestigen. Selecteer [OK] om de groep te wissen. Raadpleeg "Instellingen" voor meer informatie.
Instellingen
Item Beschrijving
Groepsnaam Sla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens). Selecteer de groepsnaam die u wilt
gebruiken als registratiemodel
Functienamen
Paginalimiet
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
De namen van functies die kunnen worden geconfigureerd worden weergegeven. Stel een limiet in voor elke functie.
Wanneer [Verboden] is geselecteerd voor een modus, zijn invoer en uitvoer van de modus niet mogelijk. Wanneer [Onbeperkt] is geselecteerd voor een modus, zijn invoer en uitvoer van de modus niet mogelijk. Voer een limiet in (1 tot 99.999.999 pagina's) wanneer de optie [Beperkt] is geselecteerd.
1-26
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GROEPSLIJST BEVOEGDHEID
Gebruik deze functie om groepen gebruikersautoriteit-instellingen op te slaan. De autoriteit van elke gebruiker wordt gespecificeerd door een van deze opgeslagen groepen te selecteren wanneer de gebruiker is opgeslagen. Als de toets [Groepslijst bevoegdheid] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1)
(2)
(1) Lijstweergave
Hier worden de huidige opgeslagen groepen weergegeven. U kunt een groepsnaam selecteren om het scherm voor bewerking of verwijdering voor deze groep te openen.
(2) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te voegen.
Een autoriteitsgroep opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen maximaal 20 groepen worden opgeslagen. Raadpleeg "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen" (pagina 1-28) voor informatie over de instellingen.
Een autoriteitsgroep bewerken
U kunt een groep selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering deze groep te openen. Raadpleeg "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen" (pagina 1-28) voor informatie over de instellingen. Selecteer het selectievakje naast de groep ( ), selecteer dan [Terugkeren naar Beheerdersbevoegdheid], [Terugkeren naar Gebruikersbevoegdheid], of [Terugkeren naar Gastbevoegdheid] om een groep terug te zetten naar de standaardinstelling. De gebruikers van die groep krijgen de gekozen bevoegdheden en de groep wordt uit de lijst gewist.
1-27
Loading...
+ 226 hidden pages