De handleidingen in PDF-indeling bieden uitgebreide beschrijvingen van procedures voor gebruik van de machine in elke modus.
Bekijk de PDF-handleidingen door ze te downloaden van de harde schijf van de machine. De procedure voor het downloaden van de
handleidingen wordt beschreven in "Hoe u de PDF-handleidingen downloadt" in de Verkorte installatiehandleiding.
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Dit hoofdstuk biedt informatie over onderwerpen als elementaire bedieningsprocedures en het
laden van papier.
2. AFDRUKKEN
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de printerfunctie.
3. SYSTEEMINSTELLINGEN
In dit hoofdstuk worden de "Systeeminstellingen uitgelegd, waarmee een reeks parameters wordt
geconfigureerd die bedoeld zijn om optimaal aan te sluiten op de behoeften van uw werkplek. De
huidige instellingen kunnen worden weergegeven of afgedrukt vanuit de "Systeeminstellingen".
4. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Dit hoofdstuk legt uit hoe u vastgelopen papier kunt verwijderen en biedt antwoorden op veel gestelde
vragen over de bediening van de machine vanuit elke modus. Raadpleeg deze handleiding als u
problemen ondervindt met het gebruik van de machine.
Gedrukte handleidingen
Naam handleidingInhoud
Veiligheidshandleiding
Handleiding
software-installatie
Verkorte
installatiehandleiding
Deze handleiding bevat instructies voor een veilig gebruik van de machine en toont de technische gegevens van de
machine en de randapparatuur.
Deze handleiding legt uit hoe u de software moet installeren en de instellingen moet configureren om de
machine te gebruiken.
Deze handleiding biedt eenvoudige uitleg over alle functies van de machine in één publicatie. Uitgebreide informatie
over elk van de functies vindt u in de PDF-handleidingen.
i
OVER DE BEDIENINGSHANDLEIDING
Deze handleiding biedt uitleg over het gebruik van het digitaal kleuren multifunctioneel systeem MX-C380P.
Opmerkingen
•
Zie voor informatie over het installeren van de in deze handleiding genoemde drivers en software de Handleiding software-installatie.
• Voor informatie over uw besturingssysteem verwijzen we naar de handleiding van uw besturingssysteem of de online Help.
®
• De uitleg over schermen en procedures in een Windows-omgeving zijn vooral bedoeld voor Windows Vista
kunnen variëren naargelang de versie van het besturingssysteem of de softwareapplicatie.
• De uitleg van schermen en procedures in een Macintosh-omgeving zijn gebaseerd op Mac OS X v10.4 in het geval van Mac OS
X. De schermen kunnen variëren naargelang de versie van het besturingssysteem of de softwareapplicatie.
• Overal in de handleiding waar "MX-xxxx" wordt vermeld, kunt u "xxxx" vervangen door uw modelnaam.
• Deze handleiding is met de grootste zorg vervaardigd. Als u opmerkingen of vragen hebt over de handleiding, neem dan
contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde erkende servicevestiging.
• Dit product is onderworpen aan strenge kwaliteitscontroles en inspectieprocedures. Mocht zich toch een storing of ander
probleem voordoen, neem dan s.v.p. contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf.
• Behoudens voorzover wettelijk vereist kan SHARP niet aansprakelijk worden gesteld voor defecten die optreden gedurende het
gebruik van het product of zijn opties, of defecten die het gevolg zijn van een onjuiste bediening van het product en zijn opties,
of andere defecten, of voor enige schade die voortkomt uit het gebruik van het product.
Waarschuwing
• Verveelvoudiging, aanpassing of vertaling van de inhoud van deze handleiding zonder voorafgaande toestemming is verboden,
behoudens voorzover toegestaan onder het auteursrecht.
• Alle informatie in deze handleiding is onder voorbehoud.
. De schermen
In deze handleiding weergegeven illustraties, bedieningspaneel en display
De randapparatuur is meestal optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit van de standaarduitrusting.
De uitleg in deze handleiding gaat ervan uit dat invoereenheden voor 500 bladen (in totaal 4 papierladen) zijn geïnstalleerd op de machine.
Voor sommige functies en procedures veronderstelt de uitleg dat er andere eenheden dan de bovengenoemde zijn geïnstalleerd.
De schermweergaven, meldingen en toetsnamen in deze handleiding kunnen afwijken van die van het apparaat als
gevolg van verbeteringen en aanpassingen aan het product.
Pictogrammen in deze handleidingen
De pictogrammen in de handleidingen geven het volgende type informatie aan:
Waarschuwing Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of overlijden.
Let op
Hiermee wordt u gewezen op een
situatie die kan leiden tot beschadiging
of storing van de machine.
Hier volgt extra uitleg over een functie
of procedure.
Hier wordt het annuleren of corrigeren
van een bewerking uitgelegd.
Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of schade aan eigendommen.
Dit verwijst naar de naam van een systeeminstelling en biedt korte
uitleg van de instelling.
Indien "Systeeminstellingen:" wordt weergegeven:
Dit betreft uitleg over een algemene instelling.
Indien "Systeeminstellingen (Beheerder):" wordt
weergegeven:
Dit betreft uitleg over een instelling die alleen door een beheerder
dient te worden geconfigureerd.
ii
HOOFDSTUK 1
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
In dit hoofdstuk vindt u informatie over elementaire bedieningsprocedures, het laden van papier en het onderhoud van de machine.
Dit hoofdstuk biedt basisinformatie over het apparaat. Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u het apparaat in gebruik neemt.
ONDERDELEN EN FUNCTIES
BUITENZIJDE
(5)(6)(7)
(1)Voorklep
Open deze klep om een tonercartridge te verwijderen.
☞
DE TONERCARTRIDGES VERVANGEN (pagina 1-49)
(2)Uitvoerlade (middelste lade)
Uitvoer wordt naar deze lade uitgevoerd.
(3)Bedieningspaneel
Dit wordt gebruikt om functies te selecteren en het aantal
kopieën in te voeren.
☞
BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-7)
(4)Afwerkingseenheid*
Deze kan worden gebruikt om afdrukken te nieten.
☞ AFWERKINGEENHEID (pagina 1-46)
* Randapparatuur.
(1)
(2)(3)
(4)
Wanneer een afwerkingeenheid
is geïnstalleerd
(5)Hoofdvoedingsschakelaar
Deze wordt gebruikt om het apparaat in te schakelen.
☞
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-13)
(6)Hendel
Pak hem vast bij het verplaatsen van de machine.
Let op
De hoofdeenheid is extreem zwaar en dus zijn er twee
mensen nodig voor dit karwei. Pak de hendels aan elke
kant stevig beet tijdens het optillen van de hoofdeenheid.
(7)Handinvoerlade
Gebruik deze lade om handmatig papier in te voeren.
Als u een groter papierformaat laadt dan A4 of 8-1/2" x 11", trek
dan het verlengstuk van de handinvoer uit.
☞ PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE
(pagina 1-42)
1-3
(8)(10)(9)
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(8)Papierlade 1
Hierin wordt papier geplaatst.
☞ PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-40)
(9)Papierlade 2/Papierlade 3/Papierlade 4
(wanneer invoereenheden voor 500 bladen zijn
geïnstalleerd)*
Hierin wordt papier geplaatst.
Voor combinaties van invoereenheden voor 500 bladen
moet u uw dealer of het dichtstbijzijnde erkende
servicebedrijf raadplegen.
☞ PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-40)
* Randapparatuur.
(10) USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een
USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
1-4
BINNENZIJDE
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(11)
Toner inzamelcontainer
verwijderd en klep van
tonerkanalen geopend
(13)(12)(14)(16)(15)
(19)(18)(17)(20) (21)
(11) Ontwikkelaarcartridges
Deze bevatten de ontwikkelaar die nodig is voor het
overdragen van de toner op het papier.
Voordat u de drumcartridge vervangt, moet u de
ontwikkelaarcartridge verwijderen.
☞
DE ONTWIKKELAARCARTRIDGE VERVANGEN
(pagina 1-55)
(12) \Fotogeleidende drumcartridges
Deze bevatten de fotogevoelige drum die wordt gebruikt
voor het maken van afbeeldingen voor kopiëren en
afdrukken.
☞
DE DRUMCARTRIDGE VERVANGEN (pagina 1-60)
(13) Tonercartridges
Deze bevat toner voor het afdrukken. Wanneer de toner
in de cartridge opraakt, dient de cartridge van de kleur
die opraakt vervangen te worden.
☞
DE TONERCARTRIDGES VERVANGEN (pagina 1-49)
(14) Samenvoegeenheid
Hier wordt warmte toegepast om de overgebrachte
afbeelding in het papier te smelten.
Let op
De fuser wordt heet. Zorg dat u geen brandwonden
oploopt als u probeert vastgelopen papier te verwijderen.
(15) Rechterklep
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
☞ 4. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
"VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER"
(pagina 4-2)
(16) Klep papieromkeergedeelte
Deze klep wordt gebruikt bij dubbelzijdig afdrukken.
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
☞
4. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN VAN
VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 4-2)
(17) Klep tonerkanalen
Open deze klep om de tonerkanalen te reinigen.
☞
DE CORONA VAN DE LICHTGEVOELIGE TROMMEL
RENIGEN
(18) Tonerafvalbak
Hierin wordt de overtollige toner die na het afdrukken is
overgebleven verzameld.
☞
DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN
(pagina 1-52)
De toneropvangbak kan worden meegegeven aan uw
onderhoudstechnicus.
(19) Ontgrendelhendel toner inzamelcontainer
Draai deze hendel om de toner inzamelcontainer te
ontgrendelen als u de toner inzamelcontainer wilt
vervangen of de laserunit wilt reinigen.
☞
DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN (pagina
1-52)
(20) Rechterklep van papierlade
Open dit onderdeel om papier te verwijderen dat is
vastgelopen in een lade.
☞
4. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN VAN
VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 4-2)
(21) Ontgrendelhendel rechterklep
Vastgelopen papier wordt verwijderd door aan deze
hendel te trekken en hem omhoog te houden om de klep
aan de rechterkant te openen.
☞
4. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN VAN
VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 4-2)
(pagina 1-64)
1-5
ZIJDE EN ACHTER
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(1)USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een
USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten.
Deze aansluiting is aanvankelijk niet bruikbaar. Wilt u de
aansluiting gebruiken, neem dan contact op met uw
onderhoudstechnicus.
(2)LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als het
apparaat binnen een netwerk wordt gebruikt.
Gebruik een afgeschermd type LAN-kabel.
(3)USB-aansluiting (B-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
U kunt een computer aansluiten op deze aansluiting om
het apparaat te gebruiken als printer.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
(4)Aansluiting voor onderhoudsdoeleinden
Let op
Deze aansluiting dient alleen voor gebruik
door onderhoudstechnici.
Als u een kabel aansluit op deze aansluiting,
kan het apparaat storingen gaan vertonen.
Belangrijke informatie voor onderhoudstechnici:
De kabel voor de onderhoudsaansluiting mag
niet langer zijn dan 3 meter (118").
(5)Netstekker
1-6
BEDIENINGSPANEEL
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
AFDRUKKEN
OPDRACHT
STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
VORIGE
LOGOUT
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GEREED
OK
DATA
(10)
(11)
(12)
(13)
(8)
(9)
(1)Display
Op het display worden meldingen en toetsen weergegeven.
Gebruik de pijltoetsen en de [OK] toets om weergegeven
items te selecteren en diverse handelingen uit te voeren.
☞
WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-8)
(2)Toets [OK]
Druk op deze toets om een gekozen instelling in te voeren.
(3)Toets [VORIGE]
Druk op deze toets om naar het vorige scherm terug te
gaan zonder uw instellingen kwijt te raken.
(4)Toets [AFDRUKKEN]
Als u een vastgehouden afdrukopdracht wilt afdrukken,
druk dan op deze toets om over te schakelen naar de
printermodus.
U kunt de [AFDRUKKEN] toets ingedrukt houden om het
totaal aantal gebruikte pagina's, de resterende toner en
het display van de machine te controleren.
(5)Toets [OPDRACHT STATUS]
Druk op deze toets om het opdrachtstatusscherm weer te
geven. Dit scherm wordt gebruikt om informatie over
opdrachten weer te geven en opdrachten te annuleren.
Voor details, zie: "OPDRACHTSTATUSSCHERM"
(pagina 2-79).
(6)Sharp OSA-sneltoets
Druk op deze toets om een sneltoets naar de Sharp
OSA-modus weer te geven (wanneer de Applicatie
communicatiemodule wordt geïnstalleerd).
(7)Toets [SYSTEEM INSTELLINGEN]
Druk op deze toets om het menuscherm voor de
systeeminstellingen weer te geven. De
systeeminstellingen worden gebruikt om de
papierlade-instellingen te configureren en parameters
aan te passen om het apparaat gebruiksvriendelijker te
maken.
(14)
(8)Toets [LOGOUT]
Druk op deze toets om uit te loggen als u hebt ingelogd
om het apparaat te gebruiken.
☞ GEBRUIKERSAUTHENTICATIE (pagina 1-15)
(9)Pijltoetsen
Druk op deze toetsen om het selectiekader te
verplaatsen dat wordt gebruikt om toetsen en items in het
display te selecteren.
(10) Indicatoren AFDRUKKEN
• Indicator GEREED
Als deze indicator brandt kunnen afdrukopdrachten
worden ontvangen.
• Indicator DATA
Deze knippert wanneer afdrukgegevens worden ontvangen
en brandt voortdurend wanneer wordt afgedrukt.
(11) AAN-indicator
Deze indicator gaat branden als de hoofdvoedingsschakelaar
van het apparaat in de stand "Aan" staat.
☞
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-13)
(12) Toets [AAN] ()
Druk op deze toets om de voeding van het apparaat in of
uit te schakelen.
☞
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-13)
(13) Toets/indicator [SPAARSTAND] ()
Druk op deze toets om het apparaat in de stand
Automatisch Uitschakelen te zetten om energie te sparen.
De toets [SPAARSTAND] () knippert als het apparaat
in de stand Automatisch Uitschakelen staat.
☞ TOETS [SPAARSTAND] (pagina 1-14)
(14) Toets [STOP] ()
Druk op deze toets om een afdruktaak te stoppen.
☞ TOETS [SPAARSTAND] (pagina 1-14)
De indicators van het bedieningspaneel kunnen variëren naargelang het land of gebied.
1-7
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL
Dit gedeelte legt het gebruik van het bedieningspaneel uit.
• Zie voor het invoeren van tekst "TEKST INVOEREN" (pagina 1-75).
•Zie "Algemene handelingsmethoden" (pagina 3-5) in "3. SYSTEEMINSTELLINGEN" voor informatie over de
schermen en procedures voor het gebruik van de systeeminstellingen.
WERKEN MET HET DISPLAY
Basisscherm
04/04/2010
04/04/2010
OK
VORI GE
(2)
(1)
(1) Verplaats het selectiekader met de pijltoetsen.
Gebruik de pijltoetsen om het selectiekader in het display te verplaatsen naar de gewenste insteltoets.
04/04/2010
Selectiekader
(2) Toets [OK]
Als het selectiekader op de gewenste instelling staat, drukt u op [OK] om de selectie te kiezen. Het instelscherm verschijnt.
1-8
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Items in lijsten selecteren en terugkeren naar het vorige scherm
OK
VORIGE
(3)
(1) Als keuzes als lijst verschijnen in een instelscherm, selecteert u het gewenste item in de lijst met
de toetsen .
Items die momenteel ingesteld zijn worden aangeduid met .
(2) Druk op de toets [OK] om uw keuze in te voeren.
• Als de toets [OK] wordt ingedrukt, verschijnt naast het geselecteerde item.
• Als er een selectievakje bij een geselecteerd item staat, dan verandert dit vakje telkens wanneer u op de toets [OK] drukt van
naar . geeft aan dat de instelling is geselecteerd.
(2)
(1)
(3) Druk op de toets [VORIGE] om naar het vorige scherm terug te keren.
Selecteer de toets [Basismenu] om naar het basisscherm terug te keren.
Invoeren van getallen
Er zijn drie manieren om getallen in te voeren.
Invoeren met de verhogen/verlagen toetsen (onder)
Invoeren met de pijltoetsen (pagina 1-10)
Gebruik van het numerieke schermtoetsenbord (pagina 1-10)
Invoeren met de verhogen/verlagen toetsen
Voer als volgt een getal in voor het wijzigen van het papierformaat.
OK
VORIGE
(2)
(1)
(1)
Verplaats het selectieframe naar of als er voor de instelling een getal ingevoerd moet worden.
(2) Telkens wanneer op de toets [OK] wordt gedrukt, gaat het getal omhoog of omlaag. Als u een
getal snel wilt veranderen, houdt u de toets [OK] ingedrukt.
1-9
Invoeren met de pijltoetsen
Voer als volgt een getal in voor het wijzigen van het aantal kopieën.
Voorbeeld: 123
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(1)
(2)
VORIGE
OK
VORI GE
OK
(4)
(1) Selecteer het getal met de toetsen .
(2) Gebruik de toetsen om het frame naar de volgende plaats te verschuiven.
(3) Herhaal de stappen (1) en (2) voor het invoeren van 2 en 3.
(4) Druk na het invoeren van het getal op de [OK] toets.
Voor het herstellen van een getal ...
Stel alle cijfers in op 0.
Gebruik van het numerieke schermtoetsenbord
Gebruik voor het invoeren van een wachtwoord of paginanummer, het numerieke schermtoetsenbord om het getal in te voeren.
Voorbeeld: 123
(4)
(1)
VORIGE
OK
(2)
VORIGE
OK
(1) Gebruik de pijltoetsen om het frame naar het gewenste getal te verschuiven.
Hier wordt het frame verplaatst naar "1".
(2) Druk op de [OK] toets.
(3) Herhaal de stappen (1) en (2) voor het invoeren van het gewenste getal.
Voer hier "2" en "3" in.
(4) Druk als u klaar bent met het invoeren van het getal, de toets [OK] toets selecteren.
Een cijfer toevoegen ...
Verplaats de cursor naar de positie waar u een cijfer wilt toevoegen en voer het cijfer in.
Een cijfer wissen ...
Verplaats de cursor naar de positie onmiddellijk achter het cijfer dat u wilt wissen en selecteer de toets. Het cijfer
onmiddellijk vóór de cursor wordt gewist.
Dit pictogram verschijnt als er een
USB-geheugen of ander USB-toestel op de
machine wordt aangesloten.
Dit pictogram verschijnt wanneer de
gegevensbeveiligingskit wordt gebruikt.
Dit pictogram verschijnt wanneer de
machine wordt verbonden met externe
toepassingen.
Dit pictogram verschijnt wanneer de
machine en de computer communiceren met
behulp van de functie externe bediening.
(3)Hier worden instellingen weergegeven.
Als u het selectiekader naar de onderste instelling
verplaatst en op de toets drukt, verschijnt het
volgende scherm.
(4)Dit geeft de huidige pagina/totaal aantal pagina's
aan.
(5)Hier wordt een bewerkingstip weergegeven.
De afbeeldingen van het display in deze handleiding zijn slechts illustraties en kunnen afwijken van de werkelijke schermen.
Systeeminstellingen (beheerder): Toetsgeluid
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van het geluidssignaal bij toetsdrukken aan te passen. Het toetsgeluid kan ook
worden uitgeschakeld.
1-11
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
WERKEN MET DE WEBPAGINA
De procedures voor het werken met de webpagina worden hieronder uitgelegd.
xxxx
(1)
(2)
(4)
(5)
(3)
(1)Algemene knoppen
Hier verschijnen de [Indienen] button om instellingen op
te slaan, de [Update] button om instellingen bij te werken,
en de [Annuleren] button om instellingen te annuleren en
terug te keren naar het vorige scherm. Zorg ervoor dat u
op de knop [Indienen] klikt nadat u een instelling hebt
gewijzigd.
(2)Webpaginamenu
De items die op de webpagina kunnen worden ingesteld,
verschijnen hier. Klik op een item om de instellingen
daarvan weer te geven.
(3)Hier worden instellingen weergegeven.
Hier verschijnen de instellingen van een geselecteerd
item uit het webpaginamenu.
(4)Knop [Afmelden]
Is Gebruikersauthenticatie ingeschakeld, klik dan op
deze knop om u af te melden van de webserver. Als u
niet bent aangemeld, is dit de knop [Aanmelden].
(5)Knop [Help]
Hiermee wordt de Help voor elk item weergegeven.
1-12
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN
Het apparaat is voorzien van twee voedingsschakelaars. De ene is de hoofdschakelaar aan de linkerzijde van de
machine. De andere is de toets [AAN] () aan de rechterbovenzijde van het bedieningspaneel.
Hoofdvoedingsschakelaar
Als de hoofdvoedingsschakelaar is ingeschakeld, brandt
de hoofdvoedingsindicator op het bedieningspaneel.
Stand "Aan"
Stand "Uit"
De voeding inschakelen
(1) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Aan".
(2) Druk op de toets [AAN] () om de voeding
in te schakelen.
Toets [AAN]
AAN-indicator
AFDRUKKEN
OPDRACHT
STATUS
SYSTEEM
INSTELLINGEN
VORIGE
LOGOUT
OK
GEREED
DATA
Toets [AAN]
De voeding uitschakelen
(1) Druk op de toets [AAN] () om de voeding
uit te schakelen.
(2) Controleer of het display uit staat.
(3) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Uit".
• Zorg ervoor dat u tijdens het uitschakelen van de stroom op de toets [AAN] () op het bedieningspaneel drukt. Wacht
vervolgens 20 seconden en schakel dan de hoofdschakelaar uit. Mocht er een plotselinge stroomonderbreking optreden
door bijvoorbeeld een stroomstoring, zet de machine dan weer aan en schakel hem dan in de juiste volgorde uit.
Als de machine gedurende langere tijd niet gebruikt wordt nadat de hoofdvoeding voorafgaand aan de toets [AAN] ()
werd uitgeschakeld, kan dit abnormale geluiden, verslechterde beeldkwaliteit en andere problemen veroorzaken.
• Voordat u de hoofdschakelaar uitzet, moet u erop letten dat het display uit is en de indicator DATA voor afdrukken en de
indicatoren DATA en LIJN voor het verzenden van beelden op het bedieningspaneel niet branden of knipperen.
Wanneer u de hoofdschakelaar uitschakelt of het netsnoer uit het stopcontact haalt terwijl een van de indicatoren brandt of
knippert, kan dit een storing veroorzaken zoals beschadiging van de harde schijf of gegevensverlies.
• Zet bij een ernstige storing, naderend onweer of verplaatsing van het apparaat zowel de hoofdschakelaar als de toets
[AAN] () uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Laat deze hoofdschakelaar altijd in de stand "Aan" staan bij gebruik van de fax- of internetfaxfunctie.
De machine opnieuw starten
Sommige instellingen treden pas in werking als de machine opnieuw wordt gestart.
Als er een bericht in het aanraakpaneel verschijnt waarin u wordt gevraagd om de machine opnieuw te starten, druk dan op
de toets [AAN] () om de voeding uit te schakelen en druk dan nogmaals op de toets om de voeding weer in te schakelen.
In sommige machinesituaties treden de instellingen niet in werking door op de toets [AAN] () te drukken om te herstarten.
Schakel in dat geval de stroom uit en dan weer aan met de hoofdschakelaar.
1-13
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
ENERGIEBESPARENDE FUNCTIES
Dit product is voorzien van de volgende twee energiebesparende functies die voldoen aan Energy Star-richtlijnen om te
helpen bij de instandhouding van onze natuurlijke energiebronnen en het terugdringen van de milieuvervuiling.
Voorverwarmingsmodus (Verminderd energieverbruik)
Deze functie verlaagt automatisch de temperatuur van de fuser voor een verminderd stroomverbruik wanneer het
apparaat gedurende een onder "Instelling Voorverwarmingsfunctie" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde
periode in stand-by staat.
De machine keert automatisch terug naar de normale bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen of
een toets op het bedieningspaneel wordt ingedrukt.
Functie automatisch uitschakelen (Sluimerstand)
Deze functie schakelt automatisch de voeding naar het scherm en de fuser uit wanneer het apparaat gedurende een
onder "Timer voor Automatisch Uitschakelen" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde periode standby staat.
Deze modus biedt het laagst mogelijke energieverbruik. Er wordt aanzienlijk meer energie bespaard dan in de
voorverwarmingsmodus, maar het apparaat heeft meer tijd nodig om terug te keren in de bedrijfsmodus. Deze modus
kan worden geblokkeerd in de systeeminstellingen (beheerder).
De machine keert automatisch terug naar de normale bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen of
op de toets [SPAARSTAND]
() wordt gedrukt.
TOETS [SPAARSTAND]
Druk op de toets [SPAARSTAND] () om het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen te zetten of te laten
terugkeren naar de bedrijfsmodus. De toets [SPAARSTAND]
apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen staat.
Als de indicator
[SPAARSTAND] () niet
brandt in de stand-bymodus
Als de indicator
[SPAARSTAND] ()
knippert.
AFDRUKKEN
OPDRACHT
INSTELLINGEN
Is het apparaat gebruiksklaar.
Als u op de toets [SPAARSTAND] () drukt terwijl de indicator niet brandt, gaat de
indicator knipperen en gaat het apparaat na enkele ogenblikken over naar de modus
Automatisch Uitschakelen.
Staat het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen.
Als u op de toets [SPAARSTAND] () drukt terwijl de indicator knippert, gaat de
indicator uit en keert het apparaat na enkele ogenblikken terug naar de bedrijfsmodus.
VORIGE
STATUS
SYSTEEM
LOGOUT
OK
() is voorzien van een indicator die aangeeft of het
GEREED
DATA
Toets / indicator
[SPAARSTAND]
1-14
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE
Met gebruikersauthenticatie wordt het gebruik van de machine beperkt tot gebruikers die geregistreerd zijn. De functies die
iedere gebruiker mag gebruiken, kunnen worden opgegeven, zodat de machine kan worden aangepast aan de behoeften
van uw werkplek.
Wanneer de beheerder van de machine de gebruikersauthenticatie heeft inschakeld, moet elke gebruiker inloggen om
de machine te gebruiken. Er zijn verschillende types gebruikersauthenticatie en elk type heeft een andere
inlogmethode.
Raadpleeg de uitleg bij de inlogmethodes voor meer informatie.
☞ AUTHENTICATIE OP BASIS VAN GEBRUIKERSNUMMER (zie hieronder)
☞ AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM / WACHTWOORD (pagina 1-17)
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNUMMER
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat ontvangen gebruikersnummer.
Bij authenticatie op basis van gebruikersnummer
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Selecteer de toets [Gebruikersnr.].
1
OK
VORIGE
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8
cijfers) in met de numerieke toetsen.
Elk cijfer dat u invoert wordt weergegeven als " ".
2
Raadpleeg "Invoeren van getallen" (pagina 1-9) voor de
procedure voor het invoeren van getallen.
1-15
VORIGE
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Selecteer [OK].
Nadat het ingevoerde gebruikersnummer is geauthenticeerd,
wordt kort het aantallenscherm weergegeven.
OK
3
4
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer
paginalimieten zijn ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen"
op de webpagina. (Het aantal pagina's dat de gebruiker nog
kan gebruiken verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm
kan worden ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen" in de
systeeminstellingen (beheerder).
Als het gebruikersnummer een nummer van 8 cijfers is, is deze stap niet vereist. (U wordt automatisch ingelogd nadat
u het gebruikersnummer hebt ingevoerd.)
Als u klaar bent met het gebruiken van
LOGOUT
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT].
Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie
Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u automatisch
afgemeld.
Als er driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld op de webpagina, wordt het apparaat gedurende vijf
minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake het gebruikernummer dat u moet gebruiken.
De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken.
Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens [Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
1-16
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM /
WACHTWOORD
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat of de beheerder van de
LDAP-server ontvangen loginnaam of wachtwoord.
Bij authenticatie op basis van
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere items in het scherm weergegeven.)
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Selecteer de toets [Gebruikersnaam] of
de toets [Snel].
Als u de toets [Gebruikersnaam] selecteert, verschijnt een
scherm waarin u de gebruikersnaam kunt selecteren. Ga door
met de volgende stap.
Als de toets [Snel] wordt geselecteerd, verschijnt een vlak [---]
1
VORIGE
AB
VORIGE
OK
OK
waar een "Registratienr." kan worden ingevoerd.
Gebruik het numerieke schermtoetsenbord voor het invoeren
van uw registratienummer dat is opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" in de webpagina. Raadpleeg "Invoeren van
getallen" (pagina 1-9) voor de procedure voor het invoeren van
getallen. Ga na het invoeren van het registratienummer naar
stap 3.
Selecteer de gebruikersnaam.
(A) Toets [Directe Invoer]
Gebruikers die niet geregistreerd zijn en alleen
LDAP-authenticatie gebruiken, maken gebruik van deze toets.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Vier uw
gebruikersnaam in.
(B) Toets [Gebruikerslijst]
Selecteer uw gebruikersnaam zoals opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" op de webpagina.
2
LDAP-authenticatie kan worden gebruikt als de beheerder van de server LDAP-diensten levert via het LAN (Local
Area Network).
1-17
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Selecteer de toets [Wachtwoord].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm voor het invoeren van het
wachtwoord.
Voer uw wachtwoord in zoals opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" op de webpagina.
Als u inlogt op een LDAP-server, voer dan het wachtwoord in
OK
VORIGE
• Wanneer een LDAP-server is opgeslagen kan [Auth. om:] worden gewijzigd.
dat is opgeslagen bij uw loginnaam voor de LDAP-server.
Elk ingevoerd teken wordt weergegeven als " ". Selecteer als
u klaar bent met het invoeren van het wachtwoord de toets
[OK].
Als de authenticatie plaatsvindt via de LDAP-server en er
verschillende wachtwoorden voor u zijn opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" op de webpagina en op de LDAP-server,
gebruik dan het wachtwoord dat is opgeslagen op de
LDAP-server.
3
• Als u een gebruikersnaam uit de gebruikerslijst hebt geselecteerd...
De LDAP-server is opgeslagen toen uw gebruikersinformatie is opgeslagen, en daarom verschijnt de LDAP-server
als de authenticatie-server wanneer u uw gebruikersnaam selecteert. Ga naar stap 4.
• Wanneer u inlogt met de toets [Directe Invoer]...
Selecteer de [Auth. om:] -toets.
Directe Invoer
Auth. om:
Lokaal aanmelden
Selecteer de LDAP-server.
Authenticeren tot:Authenticeren tot:
Lokaal aanmelden
Server 1
Server 2
Server 3
Server 4
Server 5
Server 6
Server 7
1-18
OK
VORIGE
4
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere
items in het scherm weergegeven.)
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Selecteer [OK].
Nadat de ingevoerde loginnaam en het ingevoerde wachtwoord
zijn geauthenticeerd, wordt kort het aantallenscherm
weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer
paginalimieten zijn ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen"
op de webpagina. (Het aantal pagina's dat de gebruiker nog
kan gebruiken verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm
kan worden ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen"
(alleen webpagina).
LOGOUT
Als u klaar bent met het gebruiken van
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT].
5
Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie
Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u automatisch
afgemeld.
Als er driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt
ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld op de webpagina, wordt het apparaat gedurende vijf
minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt ingevoerd.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake de loginnaam en het wachtwoord die/dat u moet gebruiken.
• De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken.
Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens [Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
• Als LDAP=authenticatie wordt gebruikt, kan de toets [E-mailadres] verschijnen, afhankelijk van de authenticatiemethode.
Als de toets [E-mailadres] verschijnt, selecteer de toets dan.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer uw e-mailadres in.
• GEBRUIKERSLIJST (pagina 1-21)
Deze wordt gebruikt om namen van gebruikers van de machine op te slaan. Daarnaast wordt gedetailleerde informatie
opgeslagen zoals de loginnaam, het gebruikersnummer en het wachtwoord. Neem contact op met de beheerder van het
apparaat voor de informatie die u nodig hebt om het apparaat te gebruiken.
Registratie wordt uitgevoerd in de [Gebruikerslijst] in [Gebruikers-bediening] in het webpaginamenu.
1-19
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE WEBPAGINA OPENEN
De aanmeldwijze voor het openen van de webserver in de machine hangt af van het al dan niet ingeschakeld zijn van
gebruikersauthenticatie.
Raadpleeg "TOEGANG KRIJGEN TOT DE WEBSERVER IN DE MACHINE" in de Verkorte installatiehandleiding voor
informatie over het openen van de webserver in de machine.
Als gebruikersauthenticatie niet is ingeschakeld
Als u op een instelling klikt waarvoor beheerderrechten nodig zijn na het openen van de webpagina, dan verschijnt een
aanmeldscherm. Voer uw wachtwoord in.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld
Gebruik onderstaande procedure om u aan te melden. Als automatische aanmelding van de gebruiker is ingeschakeld,
verschijnt het authenticatiescherm niet.
Als aanmelding geschiedt met gebruikersnaam / wachtwoord ( / e-mailadres)
Open de webpagina door een gebruikersnaam en wachtwoord in te voeren op het weergegeven aanmeldscherm. Als de
aanmeldwijze is ingesteld op gebruikersnaam / wachtwoord / e-mailadres, verschijnt er een tekstvak voor invoer van uw
[E-mailadres]. Voer uw e-mailadres in als dit vak verschijnt.
Als de authenticatiewijze op gebruikersnummer is
Open de webpagina door een gebruikersnummer in te voeren op het weergegeven aanmeldscherm.
In de modus gebruikersnummer kunt u zich ook aanmelden via [Aanm. beheer.] op het aanmeldscherm.
• Gebruikersauthenticatie is standaard uitgeschakeld (standaardinstelling).
• Om te voorkomen dat wachtwoorden tijdens het aanmelden uitlekken op het netwerk, raden we aan om de SSL-functie in
te schakelen in uw webbrowser.
• Om af te melden...
Klik op de toets [Afmelden] rechtsboven op de webpagina, of sluit de webbrowser.
1-20
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GEBRUIKERSBEDIENING
Gebruikersbediening wordt gebruikt om instellingen voor gebruikersauthenticatie te configureren op de webpagina.
Selecteer de toets [Gebruikers-bediening] op de webpagina en configureer de instellingen.
GEBRUIKERSLIJST
Deze functie wordt gebruikt om gebruikers op te slaan, te bewerken en te verwijderen wanneer de
gebruikersauthenticatie is ingeschakeld.
Als de toets [Gebruikerslijst] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1)
(2)
(3)
(1) Gebruikerslijst
Hier worden de huidige opgeslagen gebruikers
weergegeven.
(2) [Wissen]-toets
Gebruik deze toets om een geregistreerde gebruiker te
wissen.
(3) [Alle gebruikers verwijderen]-toets
Gebruik deze toets om alle opgeslagen gebruikers te
verwijderen. (Exclusief standaardgebruikers.) Deze
functie kan alleen worden uitgevoerd door een
beheerder.
(4) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe gebruiker toe te voegen.
(4)
Een gebruiker opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 1000 gebruikers worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 1-22) voor meer informatie.
Een gebruiker bewerken/verwijderen
U kunt een gebruiker selecteren op bovenstaand scherm om een bewerkingsscherm voor deze gebruiker te openen.
Selecteer het selectievakje naast de gebruiker () om een wisscherm voor deze gebruiker te openen, en selecteer
dan [Wissen].
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 1-22) voor meer informatie.
• De functie "Alle gebruikers wissen" kan niet worden gebruikt wanneer de functie automatische login is ingeschakeld.
• Standaardgebruikers kunnen niet worden verwijderd.
1-21
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Fabrieksinstellingen voor gebruikers
De volgende gebruikers werden in de fabriek in de machine opgeslagen.
• Beheerder:Account voor de beheerder van de machine, zoals opgeslagen in de fabriek.
• Gebruiker:Dit wordt gebruikt wanneer netwerkauthenticatie wordt gebruikt en een aanmeldnaam rechtstreeks
wordt ingegeven die niet in de machine zit opgeslagen. (Dit kan niet worden geselecteerd in het scherm
voor aanmelding van de gebruiker.)
• Andere gebruiker:
Voor instellingen die te maken hebben met elk van de gebruikers, verwijzen wij naar de volgende tabel.
Dit wordt gebruikt wanneer een afdrukopdracht wordt uitgevoerd met ongeldige gebruikersinformatie.
(Dit kan niet worden geselecteerd in het scherm voor aanmelding van de gebruiker.)
Gebruikersnaam
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Mijn map
Authenticatie-instellingen
Paginalimietgroep
Autoriteitsgroep*
2
Favoriete bedieningsgroep
Cardinstellingen*
*1 Onderdelen die kunnen worden gewijzigd.
*2 Voor gedetailleerde informatie over elk van de instellingen verwijzen wij naar "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van
sjabloongroepen" (pagina 1-28).
*3 Als de HID-cardlezer beschikbaar is.
3
BeheerderGebruikersnaamAndere gebruiker
adminusersOther
(Zie de Veiligheidshandleiding.)*
Hoofdmap
Lokaal aanmelden–
Onbeperkt*
BeheerderGebruiker*
Volgens de systeeminstellingen*
Niet ingesteld
1
1
1
users*
1
1
–
Gast*
1
Instellingen
ItemBeschrijving
Sla de naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens). Deze gebruikersnaam wordt gebruikt
Gebruikersnaam
Gebruikersnaam toepassen op
gebruikersnaam*
Eerste letter
1
als toetsnaam in het loginscherm, als gebruikersnaam voor documentarchivering en als
verzendernaam. (De gebruikersnaam moet uniek zijn.)
Selecteer deze toets om de ingevoerde gebruikersnaam in te voeren in de gebruikersnaam
(inlognaam).
Hiermee wordt bepaald waar de gebruikersnaam verschijnt in de gebruikerslijst. Er kunnen
maximaal 10 tekens worden ingevoerd.
Index
Gebruikersnummer*
Loginnaam*
Wachtwoord*
E-mailadres
Mijn map
Authenticatie-instellingen*
1
2
1, 3
Selecteer de gewenste aangepaste index. De aangepaste indexnamen zijn dezelfde namen
als in het adresboek.
Voer een gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in.
Voer de gebruikte gebruikersnaam in wanneer authenticatie met behulp van gebruikersnaam/wachtwoord
is ingeschakeld (maximaal 255 tekens). (De gebruikersnaam moet uniek zijn.)
Voer het wachtwoord in wanneer authenticatie met behulp van gebruikersnaam/wachtwoord
is ingeschakeld (1 tot 32 tekens). (Het wachtwoord kan worden overgeslagen.)
Voer het e-mailadres in dat wordt gebruikt in de verzendlijst en voor LDAP-authenticatie
(maximaal 64 tekens).
U kunt een map specificeren ("Mijn map") als de map die wordt gebruikt door de gebruiker
voor documentarchivering. U kunt een eerder aangemaakte map selecteren of een nieuwe
map aanmaken en selecteren.
1
Selecteer [Lokaal aanmelden] of [Netwerkauthenticatie] (wanneer LDAP is ingeschakeld)
voor "Authenticeren tot:".
1-22
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
ItemBeschrijving
Authenticatieserver
Paginalimietgroep
Autoriteitsgroep
Favoriete bedieningsgroep
Aangepaste IndexSelecteer de aangepaste index.
*1 Verschijnt niet wanneer "Gebruikersnummer" als authenticatiemethode is geselecteerd.
*2 Verschijnt alleen wanneer "Gebruikersnummer" als authenticatiemethode is geselecteerd.
*3 Niet vereist wanneer netwerkauthenticatie wordt gebruikt, omdat het wachtwoord dat is opgeslagen in de LDAP-server wordt
gebruikt.
Selecteer de server die u wilt gebruiken voor gebruikersauthenticatie uit de lijst LDAP-servers
die is opgeslagen op de webpagina's wanneer [Netwerkauthenticatie] is geselecteerd.
Specificeer de paginalimieten voor de gebruiker door een van de opgeslagen
paginalimietengroep te selecteren. De standaardinstelling is [Onbeperkt].
Raadpleeg "GROEPSLIJST PAGINALIMIET" (pagina 1-26) voor meer informatie.
Specificeer de autoriteit van de gebruiker door een van de opgeslagen autoriteitsgroepen te
selecteren. De standaardinstelling is [Gebruiker].
Raadpleeg "GROEPSLIJST BEVOEGDHEID" (pagina 1-27) voor meer informatie.
De favoriete bedieningsgroep die wordt toegepast tijdens de login. De standaardinstelling is
[Volgens de systeeminstellingen].
U kunt deze instelling wijzigen in [Gebruiker-bediening] in het webpaginamenu.
1-23
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
STANDAARDINSTELLING
Met deze instelling kunt u de gebruikersauthenticatie in- of uitschakelen en de methode voor authenticatie specificeren.
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld wordt elke gebruiker van de machine geregistreerd. Wanneer een
gebruiker inlogt, zijn de instellingen voor die gebruiker van toepassing. Dankzij deze functie hebt u een betere controle
over de veiligheid en de kosten.
Bovendien is het zelfs wanneer de gebruikersinformatie niet wordt opgeslagen in de machine mogelijk om u
rechtstreeks aan te melden door gebruikersinformatie in te voeren die is opgeslagen op een LDAP-server. In dat geval
zal de aangemelde gebruiker de fabrieksinstelling "Gebruiker" zijn. Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers"
(pagina 1-22) voor meer informatie.
• Raadpleeg "GEBRUIKERSLIJST" (pagina 1-21) voor de procedure voor het opslaan van gebruikers.
• De te volgen inlogprocedures wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, vindt u in
"GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-15).
Gebruikersauthenticatie
Wanneer de functie [Gebruikersauthenticatie] is ingeschakeld,
verschijnt er een loginscherm voordat een handeling is begonnen
in een bepaalde modus, behalve in het opdrachtstatusscherm*. U
moet één van de opgeslagen gebruikersnamen gebruiken. (Nadat
u zich hebt aangemeld, kunt u binnen alle functies navigeren.)
* Behalve wanneer een afdruk vasthouden
(achterhouden) bestand gebruikt wordt in het
opdrachtstatusscherm.
Instelling authenticatiemethode
Hiermee wordt de authenticatiemethode geselecteerd. Zorg ervoor
dat u deze instelling configureert voordat u gebruikersauthenticatie
gaat gebruiken. De geconfigureerde items voor gebruikers die na
de gebruikersauthenticatiemethode zijn opgeslagen, worden
afhankelijk van de geselecteerde authenticatiemethode ingesteld.
Gebruikersauthenticatie via gebruikersnaam en
wachtwoord
De standaard authenticatiemethode vindt plaats met
gebruikersnaam en wachtwoord.
Gebruikersauthenticatie via gebruikersnaam,
wachtwoord en e-mailadres
In aanvulling op de gebruikersauthenticatie met gebruikersnaam
en wachtwoord, moet er ook een e-mailadres worden ingevoerd.
Gebruikersauthenticatie uitsluitend via
gebruikersnummer
Deze methode kunt u gebruiken wanneer er geen gebruik wordt
gemaakt van netwerkauthenticatie.
• Het loginscherm varieert afhankelijk van de
geselecteerde authenticatiemethode. Raadpleeg
"GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-15)
voor meer informatie.
• Als "Gebruikersauthenticatie uitsluitend via
gebruikersnummer" wordt gebruikt, is
netwerkauthenticatie niet mogelijk.
Inst. apparaataccountmodus
Een bepaalde gebruiker kan worden opgeslagen als automatische
login-gebruiker. Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de
login automatisch worden uitgevoerd.
Met deze functie hoeft er niet meer worden ingelogd, terwijl toch de
instellingen van de geselecteerde gebruiker (netwerkinstellingen,
favoriete handelingen etc.) worden toegepast.
U kunt ook andere dan de automatische ingelogde gebruiker
toestaan om tijdelijk in te loggen en met hun eigen rechten en
instellingen te werken. Om andere gebruikers toe te staan tijdelijk in
te loggen wanneer [Inst. apparaataccountmodus] is ingeschakeld,
selecteert u [Inloggen door andere gebruiker toestaan].
Hierdoor wordt bijvoorbeeld een toepassing als "machtiging voor
alleen kleurenkopiëren" mogelijk.
•
Als de automatische login om wat voor reden dan ook
niet lukt terwijl deze wel is ingeschakeld, of wanneer de
gebruiker geen beheerdersrechten heeft, worden alle
systeeminstellingen of de systeeminstellingen
(beheerder) geblokkeerd. In zo'n geval moet de
beheerder de toets [Beheerderswachtw] in het scherm
systeeminstellingen selecteren en opnieuw inloggen.
•
Om in te loggen als een andere gebruiker dan de
automatisch ingelogde gebruiker wanneer [Login door
andere gebruiker toestaan] is ingeschakeld, drukt u op
de toets [LOGOUT] om het automatisch inloggen te
annuleren. Het scherm gebruikersauthenticatie wordt
weergegeven om u aan te melden. Druk op de toets
[LOGOUT] nadat u de machine hebt gebruikt.
Handelingen wanneer het maximum
aantal pagina's is bereikt
Met deze instelling bepaalt u of een opdracht moet wordt
voltooid wanneer het maximum aantal pagina's is bereikt
terwijl de opdracht nog wordt uitgevoerd.
De volgende selecties zijn mogelijk:
• De taak wordt beëindigd wanneer het maximum
aantal pagina's is bereikt
• De taak is voltooid wanneer het maximum aantal
pagina's is bereikt
1-24
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Instelling op bedieningspaneel voor
aantal getoonde gebruikersnamen
Het aantal gebruikers dat wordt weergegeven in het
gebruikerselectiescherm kan worden geselecteerd (6, 12 of 18
gebruikers).
Deze instelling is ook van toepassing op het
gebruikerselectiescherm van afdruk vasthouden.
Een waarschuwing wanneer de
aanmelding is mislukt
Deze instelling wordt gebruikt om een waarschuwing weer te
geven en de aanmelding gedurende vijf minuten te blokkeren
als het aanmelden drie maal achtereen mislukt. Hiermee wordt
voorkomen dat ongeautoriseerde personen een wachtwoord
proberen te raden. (Het aantal mislukte aanmeldpogingen blijft
bewaard, ook nadat u het apparaat heeft uitgeschakeld.)
U kunt de blokkering van vijf minuten van het
bedieningspaneel opheffen.
Wanneer de aanmelding wordt uitgevoerd via
netwerkauthenticatie met gebruikersinformatie die niet
in de machine opgeslagen zit, zal de aangemelde
gebruiker de fabrieksinstelling "Gebruiker" zijn.
Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers"
(pagina 1-22) voor meer informatie.
Gebruiksstatus weergeven na aanmelden
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, bepaalt
deze functie of de paginatellingen van een gebruiker wordt
weergegeven als deze gebruiker zich aanmeldt.
Omschakelen weergave-volgorde
uitschakelen
Deze instelling wordt gebruikt om wijzigingen in de
weergavevolgorde (volgorde van zoeknummer, oplopend,
aflopend) in de gebruikerslijst onmogelijk te maken.
Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de volgorde
niet worden gewijzigd door het selecteren van een tab op
het gebruikerslijstscherm. De weergave-volgorde blijft de
gebruikte volgorde nadat deze instelling is geactiveerd.
Afdrukken door ongeldige
gebruiker uitschakelen
Het is mogelijk het afdrukken door gebruikers waarvan geen
gegevens op de machine zijn opgeslagen, zoals afdrukken
zonder het invoeren van geldige gebruikersinformatie in de
printer driver of het afdrukken van een bestand vanaf een
FTP-server vanuit de webpagina's, onmogelijk te maken.
Wanneer een afdruktaak wordt uitgevoerd door een gebruiker
die niet in de machine zit opgeslagen, zal de fabrieksinstelling
"Andere gebruiker" worden gebruikt als de aangemelde
gebruiker. Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers"
(pagina 1-22) voor meer informatie.
Opgeslagen taken automatisch
afdrukken na login
Wanneer vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en
afdrukgegevens naar de machine is gespoold, kunt u de
gespoolde gegevens automatisch laten afdrukken als de
gebruiker die vasthouden heeft ingeschakeld zich aanmeldt.
Standaardinstelling
netwerkauthenticatieserver
Gebruik deze instelling om de standaard
netwerkauthenticatieserver in te stellen.
Wanneer een gebruiker zich vanaf de webpagina aanmeldt of
een afdrukopdracht verzendt naar de machine met behulp van
gebruikersinformatie die niet op de machine is opgeslagen, is
de authenticatieserver onbekend. Deze instelling wordt
gebruikt om één van de LDAP-servers die op de machine zijn
opgeslagen te gebruiken als authenticatie-server.
Gebruikersinformatie afdrukken
De volgende lijsten kunnen worden afgedrukt.
• Gebruikerslijst
• Lijst met aantal gebruikte pagina's
• Paginalimietgroeplijst*
• Autoriteitsgroepslijst
• Favoriete bedieningsgroeplijst*
• Alle gebruikersinformatie afdrukken
Selecteer de toets van de gewenste lijst om het afdrukken te starten.
* Afdrukken is niet mogelijk wanneer er geen groepen
zijn opgeslagen.
Verwijder de vergrendeling op het
bedieningspaneel van de machine
Als het bedieningspaneel van de machine geblokkeerd
is door een mislukte aanmelding, heft u de blokkering op
door in te loggen als een beheerder.
Cardinstellingen
(als de HID-cardlezer beschikbaar is.)
Configureer deze instelling als gebruikersauthenticatie
wordt uitgevoerd via een externe Sharp
OSA-authenticatietoepassing en een HID-card.
Registratie van cardlezer
Bij deze instelling worden het product-ID en de
fabrikant-ID van de aangesloten HID-cardlezer
weergegeven. Om de HID-cardlezer op te slaan drukt u
op de toets [Lezen].
* Neem contact op met uw onderhoudsmonteur voor de
instellingen om een HID-card te kunnen gebruiken.
1-25
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GROEPSLIJST PAGINALIMIET
Deze functie wordt gebruikt om groepen accountlimiet-instellingen op te slaan. De paginalimieten voor elke gebruiker
worden gespecificeerd door een van deze opgeslagen groepen te selecteren wanneer de gebruiker is opgeslagen.
Als de toets [Groepslijst paginalimiet] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1)
(2)
(1) Lijstweergave
Hier worden de huidige opgeslagen groepen weergegeven.
U kunt een groepsnaam selecteren om het scherm voor
bewerking of verwijdering voor deze groep te openen.
(3) Toets [Terug naar uitgangswaarden]
Zet hiermee de groepsinstellingen terug naar de
standaard fabrieksinstellingen en wis de groepen uit de
lijst.
(3)
(2) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te voegen.
Een paginalimietgroep opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 20 groepen worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" voor meer informatie.
Een paginalimietgroep bewerken
U kunt een groepsnaam selecteren uit de lijst op bovenstaand scherm om een bewerkingsscherm voor deze groep te
openen. Selecteer het selectievakje naast de groep () om een groep uit de lijst te verwijderen, en selecteer dan
[Terug naar uitgangswaarden]. U wordt gevraagd dit te bevestigen. Selecteer [OK] om de groep te wissen.
Raadpleeg "Instellingen" voor meer informatie.
Instellingen
ItemBeschrijving
GroepsnaamSla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepsnaam die u wilt
gebruiken als registratiemodel
Functienamen
Paginalimiet
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de
nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
De namen van functies die kunnen worden geconfigureerd worden weergegeven. Stel een limiet
in voor elke functie.
Wanneer [Verboden] is geselecteerd voor een modus, zijn invoer en uitvoer van de modus niet mogelijk.
Wanneer [Onbeperkt] is geselecteerd voor een modus, zijn invoer en uitvoer van de modus niet mogelijk.
Voer een limiet in (1 tot 99.999.999 pagina's) wanneer de optie [Beperkt] is geselecteerd.
1-26
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GROEPSLIJST BEVOEGDHEID
Gebruik deze functie om groepen gebruikersautoriteit-instellingen op te slaan. De autoriteit van elke gebruiker wordt
gespecificeerd door een van deze opgeslagen groepen te selecteren wanneer de gebruiker is opgeslagen.
Als de toets [Groepslijst bevoegdheid] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1)
(2)
(1) Lijstweergave
Hier worden de huidige opgeslagen groepen
weergegeven. U kunt een groepsnaam selecteren om het
scherm voor bewerking of verwijdering voor deze groep
te openen.
(2) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te voegen.
Een autoriteitsgroep opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 20 groepen worden opgeslagen.
Raadpleeg "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen" (pagina 1-28) voor informatie over de
instellingen.
Een autoriteitsgroep bewerken
U kunt een groep selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering deze groep te
openen. Raadpleeg "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen" (pagina 1-28) voor informatie
over de instellingen.
Selecteer het selectievakje naast de groep (), selecteer dan [Terugkeren naar Beheerdersbevoegdheid],
[Terugkeren naar Gebruikersbevoegdheid], of [Terugkeren naar Gastbevoegdheid] om een groep terug te zetten naar
de standaardinstelling. De gebruikers van die groep krijgen de gekozen bevoegdheden en de groep wordt uit de lijst
gewist.
1-27
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen
ItemBeschrijving
GroepsnaamSla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de
Selecteer de groepsnaam die u wilt
gebruiken als registratiemodel
Printer
nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
De standaardgroepen en bijbehorende instellingen worden hieronder weergegeven.
Alleen
gebruikersautoriteit-inst
ellingen
zijn toegestaan
Alleen Zwart-wit toegestaan
[Enkelzijdig/dubbelzijdig
toegestaan]
Alle instellingen
verboden
Handelingsauthoriteit webinstellingen
Weergave van apparaat-/netwerkstatus
Spanning uit/aanVerboden
Machine-identificatieVerboden
Status- en waarschuwingsbericht via e-mail
Toegestaan
Instelling takenlogboekVerboden
Poortcontrole/filterinstellingenVerboden
Standaard koppelinginstellingVerboden
Bedieningshandleiding downloadenToegestaan
*1 Raadpleeg de lijst met systeeminstellingen (algemeen/beheerder) voor meer informatie over elke instelling.
*2 Alle toegestaan behalve "Beheerderswachtwoord wijzigen".
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Toegestaan
Verboden
Verboden
1-28
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
FAVORIETE BEDIENINGSGROEPLIJST
Dit wordt gebruikt om favoriete bedieningsgroepen op te slaan.
Favoriete bedieningsgroeplijstregistratie
Groepen voorkeursinstellingen kunnen als "favoriete bedieningsgroepen" worden opgeslagen. Een gebruiker die
bijvoorbeeld een andere taal spreekt zo normaal gesproken elke keer de taal moeten wijzigen om de machine te kunnen
gebruiken. Door de taalinstelling in een favoriete bedieningsgroep op te slaan, wordt de taal automatisch gekozen zodra
de betreffende gebruiker inlogt.
Instellingen
ItemBeschrijving
GroepsnaamSla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepsnaam die u
wilt gebruiken als
registratiemodel
Systeeminstellingen
TaalinstellingSchermtaalinstelling selecteren.
Instelling ToetsbedieningStel de toetsinvoertijd en automatische toets herhaling in.
ToetsgeluidStel het geluid in dat u hoort wanneer een toets wordt geselecteerd.
Keuze ToetsenbordStel de taal van het toetsenbord in.
Automatisch opgeslagen taken
na inloggen afdrukken
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de
nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
Wanneer vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en afdrukgegevens naar de machine
is gespoold, kunt u de gespoolde gegevens automatisch laten afdrukken als de gebruiker die
vasthouden heeft ingeschakeld zich aanmeldt.
1-29
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GEBRUIKERSAANTALLEN BEKIJKEN
Hiermee wordt het totale aantal pagina's weergegeven die door elke gebruiker zijn afgedrukt.
Als de toets [Gebruikersaantallen bekijken] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1)
(2)
(3)
(1) Gebruikerslijst
Hier worden de huidige opgeslagen gebruikers
weergegeven. Selecteer de gebruikersnaam als u een
gebruiker wil selecteren.
(2) Toets [ALLES selecteren]
Hiermee selecteert u alle gebruikers.
(3) Toets [Weergeven]
Hiermee worden de aantallen van de geselecteerde
gebruiker weergegeven.
(4) Toets [Aantal wissen]
Hiermee kunt u de aantallen van de geselecteerde
gebruiker wissen.
(4)
Gebruikersaantal weergegeven
Selecteer een gebruiker in het bovenstaande scherm en selecteer de toets [Weergeven]. De aantallen van de
betreffende gebruiker verschijnen.
ItemInstellingen
VolgendeHiermee wordt de volgende gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
VorigeHiermee wordt de vorige gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Gebruikte pagina'sDe overgebleven aantallen en het aantal pagina's van de geselecteerde gebruiker worden
per functie weergegeven.
PaginalimietDe paginalimiet die voor de gebruiker is ingesteld wordt tussen haakjes weergegeven onder
het aantal.
Aantallen van apparaten die niet zijn geïnstalleerd worden niet weergegeven.
Gebruikersaantallen wissen
U kunt een gebruiker selecteren uit de lijst op bovenstaand scherm om de teller voor deze gebruiker op nul te stellen. U
wordt gevraagd dit te bevestigen. Selecteer [OK] om de aantallen van deze gebruiker te wissen.
1-30
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
EXTERNE BEDIENING VAN DE MACHINE
Met de functie externe bediening kunt u de machine vanuit uw computer bedienen.
Als deze functie is toegevoegd, verschijnt hetzelfde scherm als het bedieningspaneelscherm op uw computer.
Daarmee kunt u de machine vanaf uw computer op dezelfde manier bedienen alsof u voor de machine staat.
De machine
Uw computer
Bedieningspaneel
Bedien de
machine met uw
computerscherm
De functie voor bediening op afstand kan slechts op één computer tegelijkertijd worden gebruikt.
Netwerk
Werken met de functie externe bediening
Voordat u deze functie gebruikt, moet u "Bedieningsauthoriteit" instellen op "Toegestaan" in "Bediening van externe
software" van "Instellingen bediening op afstand" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen (beheerder).
☞ 3. SYSTEEMINSTELLINGEN "Instellingen bediening op afstand" (pagina 3-53)
Om de de functie externe bediening te gebruiken, moet de machine zijn aangesloten op een netwerk en moet een
VNC-applicatie op uw computer zijn geïnstalleerd (aanbevolen VNC-software: RealVNC).
De procedure voor het gebruik van deze functie is als volgt:
Voorbeeld: RealVNC
Sluit de computer aan op het apparaat.
(1) Start de VCN-viewer
1
(2)(3)
Volg de aanwijzingen op het bedieningspaneel van het apparaat om de verbinding toe te laten.
(2) Voer het IP-adres van de machine in het
invoervak "Server" in.
(3) Druk op [OK].
2
Tijdens communicatie via externe software verschijnt de toets bij de systeeminstellingen van het apparaat. Wilt u
de verbinding verbreken, sluit dan de externe software of druk op de toets [SYSTEEMINSTELLINGEN] op het
bedieningspaneel en selecteer de toets op het scherm dat verschijnt.
Gebruik het bedieningspaneel op dezelfde manier als vanaf de machine*. Zie voor uitgebreide procedures de hoofdstukken
voor elk van de functies in deze handleiding. Let op, het is niet mogelijk om een waarde die wordt ingevoerd constant te
wijzigen door een toets ingedrukt te houden.
Systeeminstellingen (beheerder): Instellingen bediening op afstand (alleen webpagina)
Stel de bedieningsrechten voor de functie externe bediening in.
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] – [Bedieningsinstellingen] – "Instelling bediening op afstand" in het
webpaginamenu.
1-31
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
TAKENLOGBOEK
De machine houdt een logboek bij van de uitgevoerde opdrachten. De instellingen voor het takenlogboek dat op de
machine wordt opgeslagen worden op de webpagina geconfigureerd. Selecteer [Takenlogboek] op de webpagina om
de instellingen te configureren.
TAKENLOGBOEK OPSLAAN/VERWIJDEREN
Het logboek van uitgevoerde opdrachten op de machine kan worden opgeslagen of gewist.
ItemInstellingen
TakenlogboekHet totale aantal opgeslagen opdrachtlogboeken verschijnt.
Opdrachtlogboek opslaan
Gegevens opslaan en verwijderenVerwijdert het takenlogboek nadat het opslaan is gecontroleerd
Knop [Opslaan]Slaat het takenlogboek op.
Nummer van takenlogboek voor
kennisgeving via e-mail
Opdrachtlogboek verwijderen
Knop [Wissen]Wist het takenlogboek.
Selecteer het aantal opdrachten dat een e-mailmelding activeert.
Informeert het onder e-mail waarschuwingsbericht ingestelde adres wanneer het
toegewezen aantal wordt bereikt.
OPDRACHTLOGBOEK BEKIJKEN
Het logboek van uitgevoerde opdrachten op de machine kan worden weergegeven.
De weer te geven items en de van toepassing zijnde periode kan worden geselecteerd.
ItemInstellingen
Selecteer onderwerpSelecteer het weer te geven item.
Toets [Weergeven]Geeft het takenlogboek weer.
1-32
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
OPGESLAGEN ITEMS IN HET
OPDRACHTLOGBOEK
De machine slaat de uitgevoerde opdrachten op in het opdrachtlogboek.
De belangrijkste informatie die wordt opgeslagen in het opdrachtlogboek wordt hieronder beschreven.
•
Om het tellen van de totale gebruiksaantallen van apparaten met een verschillende configuratie te vereenvoudigen, worden de
in het opdrachtlogboek opgeslagen items vastgelegd, ongeacht geïnstalleerde randapparatuur en de reden van de opslag.
•
In sommige gevallen wordt de opdrachtinformatie mogelijk niet correct opgeslagen, bijvoorbeeld wanneer een stroomstoring optreedt tijdens een opdracht.
• TAKENLOGBOEK (pagina 1-32)
Het opdrachtlogboek kan worden opgeslagen, verwijderd of gecontroleerd.
Registratie wordt uitgevoerd in het [TAKENLOGBOEK] in het webpaginamenu.
Nr.ItemnaamBeschrijving
1Belangrijkste itemsTaak-idDe taak-id wordt opgeslagen.
Taak-id's worden in het logboek opgeslagen als opeenvolgende
nummers tot 999999, waarna het tellen opnieuw bij 1 begint.
2Opdrachtmodus
3Computernaam
4GebruikersnaamDe gebruikersnaam voor de authentificatiefunctie.
5GebruikersnaamDe loginnaam voor de authentificatiefunctie.
6Begindatum en -tijdDe datum en het tijdstip waarop de opdracht is begonnen.
7Einddatum en -tijdDe datum en het tijdstip waarop de opdracht is voltooid.
8Totaal aantal zwart/wit
9
10
11
12
13
14Ongeldig aantal vellen
15Ongeldig aantal vellen
Totaal aantal
meerkleuren
Totaal aantal
tweekleuren
Totaal aantal
enkelkleurs
Telling volgens formaat
Aantal vellen volgens
formaat
(zwart/wit)
(kleur)
De opdrachtmodus zoals kopiëren of afdrukken.
De naam van de computer die de afdrukopdracht heeft verzonden.*
Voor een afdrukopdracht wordt het totale aantal opgeslagen.
Voor een afdruk vasthouden taak wordt het aantal opgeslagen
zwart-witpagina's geregistreerd.
Voor een afdrukopdracht wordt het totale aantal opgeslagen.
Voor een afdruk vasthouden taak wordt het aantal opgeslagen
meerkleurenpagina's geregistreerd.
Geeft
de totaaltelling in 2-kleuren aan.
Geeft
de totaaltelling in één kleur aan.
Tellingen per origineel/papierformaat in kleur en zwart-wit.
Geeft het aantal vellen per papiersoort aan.
Geeft het aantal ongeldige zwart-wit vellen aan.
Geeft het aantal ongeldige kleurenvellen aan.
1-33
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Nr.ItemnaamBeschrijving
16Belangrijkste itemsAantal gereserveerde
sets
17Aantal voltooide setsAantal voltooide sets.
18Aantal gereserveerde
pagina's
19Aantal voltooide
pagina's
20ResultaatHet resultaat van een opdracht.
21Foutoorzaak
22
23NietenDe nietstatus.
24
25PrintertintDe gebruikte tint voor een afdrukopdracht.
26Onderwerp
27OpslagmodusOpslagmodus van document archiveren.
28BestandsnaamBestandsnaam van een bestand dat is opgeslagen via document
29Gegevensgrootte [KB]Bestandsgrootte.
30Algemene
31Speciale Functies
Onderwerp betreffende
afdrukopdracht
betreffende
documentarchivering
functionaliteit
UitvoerDe uitvoermodus van een afdrukopdracht.
Aantal nietjes
Document ArchiverenStatus van document archiveren.
KleurinstellingDe door de gebruiker geselecteerde kleurmodus.
Aantal opgegeven sets voor gereserveerde bestemmingen.
Aantal gereserveerde afdruktaken.
Aantal voltooide pagina's van een set.
De oorzaak van een fout die is opgetreden tijdens een opdracht.
Het aantal nietjes.
archiveren of afdruk achterhouden.*
Speciale functies die zijn geselecteerd toen de opdracht werd uitgevoerd.
32Bestandsnaam 2Slaat de bestandsnaam van afdrukopdrachten op.*
33Gedetailleerde itemsFormaat OrigineelHiermee wordt het papierformaat van de afdruktaak geregistreerd.
34OrigineeltypeHiermee wordt het "Origineeltype" van het printerstuurprogramma
geregistreerd.
35PapierformaatHet papierformaat van een afdrukopdracht.
Bij een afdruk vasthouden taak is dit het papierformaat van het
opgeslagen bestand.
36PapiertypeHet papiertype dat wordt gebruikt voor het afdrukken.
37Papiereigenschap:
Duplex Uitschakelen
38Papiereigenschap:
Vaste Papierzijde
39Papiereigenschap:
Nieten Uitschakelen
40Duplex configurerenGeeft de duplexinstelling aan.
41ResolutieGeeft de scanresolutie aan.
42ApparaatitemModelnaamGeeft de modelnaam van de machine aan.
43SerienummerGeeft het serienummer van de machine aan.
44NaamGeeft de op de webpagina's ingestelde naam van de machine aan.
45MacinelocatieGeeft de op de webpagina's ingestelde locatie van de machine aan.
Geeft aan dat duplex was uitgeschakeld bij "Papiertype".
Geeft aan dat de vaste zijde was opgegeven bij "Papiertype".
Geeft aan dat nieten was uitgeschakeld bij "Papiertype".
*In sommige omgevingen wordt dit niet opgeslagen.
1-34
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
OPSLAG-BACKUP
Gebruikersinformatie die in de machine is opgeslagen kan op uw computer worden bewaard of via de webpagina op uw
computer hersteld worden.
Instellingen en gegevens die op de machine zijn opgeslagen kunnen naar de computer worden gebackupt.
Instellingen kunnen worden geëxporteerd of geïmporteerd in XML-formaat met de webpagina. Selecteer
[Opslag-backup] in het webpaginamenu en configureer de instellingen.
• De gegevens worden opgeslagen op de computer waarmee de webpagina wordt geopend.
• Deze functie kan niet worden gebruikt terwijl de systeeminstellingen worden gebruikt, tijdens het uitvoeren van een
opdracht of wanneer er sprake is van een gereserveerde opdracht.
• Neem voor apparaten waarvoor gegevens kunnen worden geïmporteerd contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde
erkende servicebedrijf.
EXPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens naar uw computer te backuppen.
ItemInstellingen
Type exportinstellingenSelecteer het type instellingen dat u wilt exporteren.
WachtwoordVoer het wachtwoord in dat vereist is voor het importeren van instellingen (maximaal
16 tekens).
IMPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens op de machine terug te zetten die eerder naar de computer zijn gebackupt.
ItemInstellingen
Instellingen importeren uit bestandVoer de naam van het te importeren bestand in (maximaal 200 tekens). Klik op
[Bladeren] om het bestand te selecteren uit het dialoogvenster bestandselectie.
WachtwoordAls er een wachtwoord is ingesteld voor het te importeren bestand, voer dan het
wachtwoord in (maximaal 16 tekens).
1-35
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
APPARAAT KOPIËREN
Met Apparaat kopiëren wordt de instellingsinformatie van de machine in XML-indeling opgeslagen en gekopieerd naar
een andere machine.
Deze functie hoeft u dezelfde instellingen niet telkens opnieuw te configureren in verschillende machines. Selecteer
[Apparaat kopiëren] in het webpaginamenu en configureer de instellingen.
• De gegevens worden opgeslagen op de computer waarmee de webpagina wordt geopend.
• Deze functie kan niet worden gebruikt terwijl de systeeminstellingen worden gebruikt, tijdens het uitvoeren van een
opdracht of wanneer er sprake is van een gereserveerde opdracht.
• Neem voor apparaten waarvoor gegevens kunnen worden geïmporteerd contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde
erkende servicebedrijf.
• De volgende gegevens worden niet gekopieerd tijdens de functie Apparaat kopiëren:
- Lijst afdrukken
- Weergave-items voor tellingen en apparaatstatus.
- IP-adres van de machine, apparaatnaam, beheerderswachtwoord en overige informatie die specifiek voor de machine
is.
- Schermcontrast, kleurinstelling en andere aangepaste waarden specifiek voor ieder hardwareapparaat.
EXPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens naar uw computer te backuppen.
ItemInstellingen
Type exportinstellingenSelecteer het type instellingen dat u wilt exporteren.
WachtwoordVoer het wachtwoord in dat vereist is voor het importeren van instellingen (maximaal
16 tekens).
IMPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens op de machine terug te zetten die eerder naar de computer zijn gebackupt.
ItemInstellingen
Instellingen importeren uit bestandVoer de naam van het te importeren bestand in (maximaal 200 tekens). Klik op
[Bladeren] om het bestand te selecteren uit het dialoogvenster bestandselectie.
WachtwoordAls er een wachtwoord is ingesteld voor het te importeren bestand, voer dan het
wachtwoord in (maximaal 16 tekens).
1-36
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
PAPIER LADEN
BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER PAPIER
Dit hoofdstuk bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u papier in de papierladen laadt.
Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u papier laadt.
Diverse soorten papier worden verkocht. In dit gedeelte vindt u een uitleg over normaal papier en speciale media die u
kunt gebruiken met het apparaat. Zie voor uitgebreide informatie over het formaat en soort papier dat kan worden
geladen in elke lade van het apparaat de specificaties in de Veiligheidshandleiding en "Lade-instellingen" (pagina 3-37)
in "3. SYSTEEMINSTELLINGEN".
Normaal papier, speciale media
Normaal papier dat kan worden gebruikt
• SHARP standaard normaal papier (80 g/m2 (21 lbs.)). Raadpleeg de specificaties in de Veiligheidshandleiding voor
papierspecificaties.
• Ander normaal papier dan SHARP standaard papier (60 g/m
Gerecycled paper, gekleurd paper, reeds geperforeerd paper, voorbedrukt papier en briefpapier moeten voldoen
aan dezelfde specificaties als normaal papier. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
2
tot 105 g/m2 (16 lbs. tot 28 lbs.))
* De eenheden "g/m
2
" (lbs.) in deze uitleg geven het papiergewicht aan.
1-37
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Papiertypen die in elke lade kunnen worden gebruikt
De volgende papiertypen kunnen in elke lade worden geladen.
"-" in de tabel geeft aan "kan niet worden gebruikt".
Lade 1/Lade 2/Lade 3/Lade 4Handinvoerlade
Normaal papierToegestaanToegestaan
VoorbedruktToegestaanToegestaan
Recycle-PapierToegestaanToegestaan
BriefpapierToegestaanToegestaan
GeperforeerdToegestaanToegestaan
KleurToegestaanToegestaan
Zwaar papier 1*
Etiketten–Toegestaan
Glanspapier–Toegestaan
Transparant–Toegestaan
1
–Toegestaan
Enveloppen–Toegestaan
Dun papier*
*1 "Zwaar papier" is zwaar papier tot 209g/m2 (110 lbs. index).
*2 Dun papier van 55 g/m2 tot 59 g/m2 (15 lbs. tot 16 lbs.) kan worden gebruikt.
2
–Toegestaan
Afdrukzijde naar boven of naar beneden
Papier is geladen met de afdrukzijde naar boven of naar beneden afhankelijk van de papiertype en -lade.
Papierlade 1 tot 4
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven.
Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar
beneden*.
Handinvoerlade
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar
boven*.
* Als "Uitschakelen van duplex" (Alleen webpagina) is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), laad het
papier dan op de normale manier (met de bedrukte zijde omhoog in lade 1 tot lade 4; bedrukte zijde omlaag in de
handinvoerlade).
1-38
Papier dat u niet kunt gebruiken
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
• Speciale media voor inkjetprinters
(fijn papier, glanspapier, glansfilm, etc.)
• Carbonpapier of thermisch papier
• Geplakt papier
• Papier met clips
• Papier met vouwen
• Gescheurd papier
• Geoliede transparanten
• Dun papier van minder dan 55 g/m
•Papier met 210g/m
2
(110 lbs.) index of meer
Niet-aanbevolen papier
• Strijkpapier
• Japans papier
• Diverse typen normaal papier en speciale media zijn verkrijgbaar. Sommige typen zijn met het apparaat niet te gebruiken.
Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde SHARP serviceafdeling als u advies wilt over het gebruik van deze
soorten papier.
• De beeldkwaliteit en geschiktheid voor fusing van het papier wisselt mogelijk naargelang de omgeving, bedrijfssituatie en
papiereigenschappen. De afbeeldingkwaliteit is dan minder dan u zou verkrijgen op SHARP standaardpapier. Neem
contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van
deze soorten papier.
• Wanneer u niet-aanbevolen of niet-bruikbaar papier gebruikt, kan dit leiden tot scheve invoer, papierstoringen en slechte
fusing van de toner (de toner hecht niet goed aan het papier en geeft af), of storingen van het apparaat.
• Wanneer u niet-aanbevolen papier gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen of een slechte beeldkwaliteit. Alvorens
niet-aanbevolen papier te gebruiken controleert u of u hiermee goed kunt afdrukken.
2
(15 lbs.)
• Papier met onregelmatige afmetingen
• Geniet papier
• Vochtig papier
• Opgekruld papier
• Papier waarvan ofwel de afdrukzijde ofwel de
achterzijde door een ander(e) printer of multifuntioneel
apparaat is bedrukt.
• Papier met golfpatronen als gevolg van vochtabsorptie
• Geperforeerd papier
Verwijderen van de afgedrukte uitvoer...
Bij het verwijderen van de afgedrukte uitvoer, deze voorzichtig verwijderen zonder het papier te vouwen.
Bij het verwijderen van de uitvoer, het papier niet vouwen of dit met kracht omhoog duwen.
In het bijzonder, wanneer er horizontaal teveel druk wordt uitgeoefend, kan de actuator losraken. Let er op dat bij het
verwijderen van de uitvoer het papier niet tussen de actuator beklemd raakt.
Wanneer geen afwerkingseenheid is geïnstalleerd, kan de actuator voor detectie van uitvoerlade vol losraken.
Als de actuator niet opnieuw wordt bevestigd, kan de detectie van uitvoerlade vol niet plaatsvinden en bestaat de kans dat de
uitvoer uit de machine valt.
Zie in het geval de actuator is losgeraakt "De actuator is losgeraakt (wanneer geen afwerkingseenheid is geïnstalleerd)"
(pagina 4-22) in "4. HET OPSPOREN VAN FOUTEN".
1-39
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4
PAPIER LADEN EN PAPIERFORMAAT WIJZIGEN
Er kunnen maximaal 500 vellen papier van formaat A5 tot A4 (5-1/2" x 8-1/2" tot formaat 8-1/2" x 14") in lade 1 en 2 worden geladen.
Er kunnen maximaal 500 vellen papier van formaat B5 tot A4 (7-1/4" x 10-1/2" tot formaat 8-1/2" x 14") in lade 3 en 4 worden geladen.
Trek de papierlade naar buiten.
Trek rustig aan de lade totdat deze niet meer verder gaat.
Voor het laden van papier,ga naar stap 3. Voor het laden van
een ander papierformaat, ga naar de volgende stap.
1
2
Trek niet hard aan de lade. Dat kan storingen veroorzaken.
Stel de geleideplaten A en B af door de
vergrendelingshendels in te knijpen en
A
de geleideplaten naar de juiste
horizontale en verticale afmetingen voor
het te laden papier te schuiven.
B
• Stel de geleider goed in op het formaat van het papier. Als de geleider niet goed wordt ingesteld, kan het papier
scheef trekken of vastlopen.
• Het geplaatste papier mag niet boven deze uitsteeksels komen.
De geleideplaten A en B kunnen worden verschoven. Knijp de
vergrendelingshendel in en verschuif de geleideplaat.
3
Doorblader het papier.
Doorblader het papier voordat u het laadt. Als u het papier niet
doorbladert, kunnen meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd
waardoor het apparaat vastloopt.
Pas op dat u zich bij het hanteren van papier niet aan de randen van het papier snijdt.
1-40
4
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Plaats het papier in de lade.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven. De stapel
mag niet boven de indicatorlijn uit komen (maximum 500
Indicatie
streep
• Wanneer papier tot boven de lijn wordt gevuld, kunnen papierstoringen optreden.
• Pas op dat uw vingers niet bekneld raken in de lade wanneer u deze naar binnen duwt.
vellen).
Duw de papierlade rustig terug in het
apparaat.
Druk stevig tegen de lade totdat deze volledig in het apparaat
zit.
5
Wanneer u een lade uittrekt nadat deze is gevuld, trek dan niet hard. Anders kan de lade beschadigen, of de machine
omkiepen, wat tot letsel kan leiden.
Als u een ander type of formaat papier hebt geladen dan ervoor, vergeet dan niet de "Papierlade-Instellingen" in de
systeeminstellingen te wijzigen. Als deze instellingen niet correct worden geconfigureerd, zal de automatische
papierselectie niet goed werken en kan het afdrukken op het verkeerde papierformaat of –soort gebeuren of kan er
papier vastlopen.
Let op
Zijn er kinderen in de buurt, zorg dan dat ze niet op een uitgetrokken lade gaan zitten of spelen.
Zitten op een lade kan de lade beschadigen en de machine doen omvallen, wat tot letsel kan leiden.
Plaats geen zware voorwerpen op de lade en druk niet omlaag op de lade.
Wijzig deze instellingen als u het in een lade geladen papierformaat en -type wijzigt.
1-41
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE
De handinvoer kan worden gebruikt voor het afdrukken op gewoon papier, enveloppen, etikettenvellen, tabpapier en
andere speciale media. Er kunnen maximaal 100 vellen papier worden geladen (maximaal 40 vellen zwaar papier) voor
ononderbroken afdrukken zoals met de andere laden.
Open de handinvoerlade.
Als u een groter papierformaat laadt dan A4 of 8-1/2" x 11", trek
1
het verlengstuk van de handinvoer dan helemaal uit. Als u het
verlengstuk van de handinvoer niet helemaal uittrekt, wordt het
formaat van het geladen papier niet juist weergegeven.
2
3
Plaats geen zware voorwerpen op de handinvoerlade en druk niet omlaag op de lade. Anders kan de handinvoerlade
beschadigen, of de machine omkiepen, wat tot letsel kan leiden.
Stel de geleiders van de handinvoerlade
in op de breedte van het papier.
Schuif het papier langs de geleiders van
de handinvoerlade totdat het niet meer
verder gaat.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
• Druk het papier niet met kracht naar binnen.
•
Als de geleiders van de handinvoerlade breder zijn ingesteld dan het papier, schuif deze dan naar binnen totdat ze zijn afgesteld op de breedte
van het papier. Als de geleiders van de handinvoerlade te breed zijn afgesteld, kan het papier scheef worden geladen of gekreukt raken.
Let op
Zijn er kinderen in de buurt, zorg dan dat ze niet op een uitgetrokken handinvoerlade gaan zitten of spelen.
Zitten op een lade kan de lade beschadigen en de machine doen omvallen, wat tot letsel kan leiden.
1-42
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
BELANGRIJKE WENKEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE
HANDINVOERLADE
• Bij het gebruik van ander gewoon papier dan het SHARP-standaardpapier of andere speciale media dan de door
SHARP aanbevolen transparanten, of wanneer u afdrukt op de achterkant van eerder gebruikt papier, moet het papier
met één vel tegelijk worden geladen. Als u meerdere vellen tegelijk laadt, zal het apparaat vastlopen.
• Strijk voordat u het papier laadt eventuele krullen vlak. Als gekruld papier niet wordt gladgestreken, kan een
papierstoring optreden.
• Verwijder bij het toevoegen van papier eventueel resterend papier uit de handinvoerlade, combineer het met het toe
te voegen papier en plaats het papier als één stapel terug. Als u papier toevoegt zonder dit te combineren met het
resterende papier, kan het apparaat vastlopen.
Papier laden
Plaats papier in de horizontale stand.
Transparanten plaatsen
• Gebruik door SHARP aanbevolen transparanten. Wanneer u
transparanten gebruikt, plaats het vel dan met de afgeronde hoek
linksvoor in de handinvoerlade. Hierdoor weet u zeker dat de afdrukkant
in de juiste richting ligt.
• Raak de afdrukzijde van een transparant niet aan.
• Vergeet bij het laden van meerdere transparanten in de handinvoerlade
niet om de vellen enkele malen te doorbladeren.
• Verwijder bij het afdrukken op transparanten elk vel zodra dit uit het
apparaat komt. Als de vellen in de uitvoerlade worden opgestapeld
kunnen deze omkrullen.
1-43
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Enveloppen laden
Enveloppen dienen in één lijn met de linkerkant in de hieronder aangegeven afdrukstand in de handinvoerlade te
worden geladen.Alleen de voorzijde van de enveloppen kan bedrukt worden. Zorg dat de voorzijde naar beneden wijst.
Laadt u enveloppen , plaats dan maar één envelop tegelijk.
• Druk niet op beide zijden van een envelop af. Dit kan leiden tot vastlopen van het apparaat of een slechte afdrukkwaliteit.
• In sommige bedrijfsomgevingen kunnen kreukels, vegen, vastlopen van het papier, slechte tonerfusing of
apparaatstoringen optreden.
Voor sommige typen enveloppen gelden beperkingen. Neem voor meer informatie contact op met een
SHARP-onderhoudstechnicus.
Belangrijke wenken voor het laden van enveloppen
Enveloppen die u niet kunt gebruiken
Gebruik de volgende enveloppen niet. Enveloppen lopen vast met vegen en vlekken als resultaat.
• Enveloppen met metalen klemmen, plastic of stoffen haken
• Enveloppen met een sluitkoord
• Enveloppen met vensters of schutlaag
• Enveloppen met een oneffen voorzijde als gevolg van bosselering
• Dubbellaags enveloppen
• Enveloppen met een kleefstrook
• Handgemaakte enveloppen
• Bubbeltjesenveloppen
• Enveloppen met kreuken of vouwen, gescheurde of beschadigde enveloppen
• Enveloppen met een verkeerd uitgelijnde plaknaad aan de achterzijde kunnen niet worden gebruikt, aangezien deze
kunnen kreuken.
Kan worden
gebruikt
Kan niet worden
gebruikt
Afdrukkwaliteit op enveloppen
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd in het gebied van 10mm (13/32") rond de randen van de envelop.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op delen van enveloppen met een stapsgewijs verloop in dikte, zoals op
vierlaagse delen of delen met minder dan drie lagen.
• De afdrukkwaliteit wordt niet gegarandeerd op enveloppen met plakstroken.
1-44
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
RANDAPPARATUUR
In dit gedeelte wordt de randapparatuur beschreven die samen met het apparaat kan worden gebruikt en wordt het gebruik
uitgelegd van de afwerkingeenheid, de zadelsteek afwerkingseenheid en de Sharp OSA (applicatie-communicatiemodule
en module voor externe accounts).
RANDAPPARATUUR
Het apparaat kan worden voorzien van randapparatuur voor extra functionaliteit.
De randapparatuur is meestal optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit van de
standaarduitrusting.
(Per juli 2010)
ProductnaamProductnummerBeschrijving
Invoereenheid voor 500 bladen
MX-CSX1
MX-CSX2
AfwerkingeenheidMX-FN12
Klep van afwerkingseenheidMX-CV10
Barcode fontkitAR-PF1Voegt barcode fonts toe aan de machine.
XPS-uitbreidingskitMX-PUX1
Optioneel geheugenMX-SMX3
Applicatie-integratiemoduleMX-AMX1
Applicatie-communicatiemoduleMX-AMX2
Extra papierlade. In elke lade kan maximaal 500 vel papier
worden geladen.
Dit uitvoerapparaat maakt het gebruik van de nietfunctie en
staffelfunctie mogelijk.
Wanneer een afwerkingseenheid is geïnstalleerd, de klep van de
afwerkingseenheid weer goed vast maken (MX-CV10).
Wanneer een afwerkingseenheid is geïnstalleerd, beschermt
deze klep de bovenzijde van de afwerkingseenheid.
De machine kan als XPS-compatibele printer worden gebruikt.
Neem voor informatie contact op met uw dealer.
Voor het installeren van de kit is 1 GB optioneel geheugen
(MX-SMX3) vereist.
Hiermee wordt het geheugen uitgebreid dat op de machine
wordt gebruikt.
De applicatie-integratiemodule kan worden gecombineerd met
de netwerkscannerfunctie om een metagegevensbestand* aan
een gescand afbeeldingbestand toe te voegen.
Hiermee kan de machine via een netwerk aan een externe
softwaretoepassing worden gekoppeld.
Module voor externe accountsMX-AMX3
Sommige opties zijn mogelijk niet in alle landen en gebieden beschikbaar.
Dit is vereist om een externe accountapplicatie op de machine te
gebruiken.
1-45
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
AFWERKINGEENHEID
De afwerkingeenheid is voorzien van de staffelfunctie, die elke nieuwe uitvoer los van de vorige set neerlegt.
Daarnaast kan iedere set gesorteerde uitvoer worden geniet.
ONDERDEELNAMEN
Als de afwerkingmodule openstaat, hebt u toegang tot de volgende onderdelen.
(1)
(3)
(1)Uitvoerlade
Geniete en gestaffelde uitvoer wordt in deze lade
neergelegd.
De lade is uitschuifbaar. Schuif de lade uit voor grote
uitvoer
(8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 13-1/2", en
8-1/2" x 13-2/5" formaten).
(2)Hendel
Hiermee kunt u de afwerkingeenheid bewegen om
vastgelopen papier of nietjes te verwijderen en de nietjes
te vervangen.
(2)
(5)(4)
(3)Voorklep
Open deze klep om vastgelopen papier of nietjes te
verwijderen, de nietjes te vervangen of de opvangbak
van de perforatiemodule uit te nemen.
(4)Nietjesmagazijn
Hierin wordt de nietjespatroon geplaatst. Trek het
magazijn naar buiten om het nietjespatroon te vervangen
of vastgelopen nietjes te verwijderen.
(5)Ontgrendelhendel nietjesmagazijn
Gebruik deze hendel om het nietjesmagazijn te verwijderen.
Plaats geen zware voorwerpen op de afwerkingseenheid en duw de eenheid niet naar beneden.
Wees voorzichtig bij het inschakelen van de voeding en terwijl het apparaat afdrukt, aangezien de lade op en neer kan
bewegen.
VERBRUIKSGOEDEREN
Voor de afwerkingeenheid is de volgende nietjespatroon vereist:
Nietjespatroon
(ca. 5000 nietjes per nietjespatroon x 3 patronen) MX-SCX1
1-46
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
OPDRACHT
SHARP OSA
Sharp OSA (Open Systems Architecture) is een standaard die het mogelijk maakt externe applicaties direct aan te
sluiten op een machine via een netwerk.
Bij gebruik van een machine die Sharp OSA ondersteunt, kunnen de toetsen die op het bedieningspaneel worden
weergegeven en hun functies vanaf een externe applicatie bestuurd worden.
Er zijn twee soorten externe applicaties: "standaard applicatie" en "externe account-applicatie". Een "externe
account-applicatie" wordt gebruikt om het accountbeheer op een multifunctionele machine op een netwerk centraal uit
te voeren. Met een "standaard applicatie" worden alle overige applicaties bedoeld.
APPLICATIE-COMMUNICATIEMODULE (MX-AMX2)
De applicatie-communicatiemodule is vereist voor het gebruik van een "standaardapplicatie"op het apparaat.
Als een standaard applicatie die eerder is opgeslagen op de webpagina's vanaf een machine wordt geselecteerd, haalt
de machine het bedieningsscherm op vanaf een eerder opgeslagen URL. De besturing van het bedieningsscherm vindt
plaats door de standaard applicatie.
Standaard applicatie instellen
Om een algemene applicatie in de webpagina's van de machine in te schakelen, klikt u op [Toepassingsinstellingen] in
het frame met het menu beheerder en vervolgens op [Instellingen van externe applicaties] en [Standaard applicatie].
Configureer instellingen voor de standaardapplicatie in het scherm dat verschijnt.
Standaard applicatie selecteren
Er zijn twee methoden om een standaardapplicatie te selecteren die op de webpagina's van het apparaat is
geregistreerd.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
Druk op de Sharp OSA-sneltoets.
STATUS
1
SYSTEEM
Selecteer de standaard applicatie.
Als twee of meer standaard applicaties zijn opgeslagen op de
webpagina's, verschijnt het scherm voor selectie van een
standaard applicatie. Selecteer de standaard applicatie die u
wilt gebruiken.
Als er slechts één standaard applicatie op de webpagina's is
2
VORIGE
OK
opgeslagen, start de verbinding met de standaard applicatie.
De machine maakt verbinding met de standaard applicatie.
Het bericht "Bezig verbinding te maken met de externe applicatieserver." wordt weergegeven terwijl de machine
3
communiceert met de standaard applicatie.
1-47
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
MODULE VOOR EXTERNE ACCOUNTS (MX-AMX3)
De module voor externe accounts is vereist voor het gebruik van een "standaardapplicatie"op het apparaat.
Een externe account-applicatie kan zowel in "externe authenticatiemodus" als in "externe telmodus" worden gebruikt. Bij
toepassing van de externe authenticatiemodus wordt het inlogscherm van de applicatie opgehaald bij het aanzetten van de
machine. Als de opdracht is uitgevoerd, wordt een opdrachtmeldscherm naar de applicatie gezonden voor het bijhouden van de
telling per geautoriseerde gebruiker.
Bij toepassing van de "externe telmodus" wordt het inlogscherm niet getoond bij het aanzetten van de machine. Er wordt alleen
een melding van de opdrachtstatus naar de applicatie gezonden. Gebruikersauthenticatie door de externe account-applicatie kan
niet worden gebruikt. De externe account-applicatie kan echter wel in combinatie met de interne account-functie worden gebruikt.
Externe account-applicatie instellen
Om een externe accountapplicatie in de webpagina's van de machine in te schakelen, klikt u op [Toepassingsinstellingen]
in het frame met het menu beheerder en vervolgens op [Instellingen van externe applicaties] en [Instellingen externe
accountapplicatie]. Configureer de instellingen voor de externe accounttoepassing in het scherm dat verschijnt. De
instelling gaat van kracht nadat de machine opnieuw is gestart. Zie voor het opnieuw starten van de machine, "DE
VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-13).
Bediening in externe account-modus
De twee modi voor het gebruik van een externe account-applicatie worden hieronder uitgelegd.
Externe authenticatiemodus
Wanneer het selectievakje "Authenticatie door externe server inschakelen" wordt geselecteerd onder "Instellingen van
externe applicaties" op de webpagina, gaat de machine de externe authenticatiemodus in. Als de machine wordt
aangezet in externe authenticatiemodus, opent de machine de externe account-applicatie en verschijnt het inlogscherm.
Het inlogscherm verschijnt ook als de toets [Oproep] wordt geselecteerd om een voltooide opdracht uit het
opdrachtstatusscherm uit te voeren. (Het inlogscherm verschijnt niet als de gebruiker al op normale wijze is ingelogd.)
U kunt op de toets [OPDRACHT STATUS] drukken terwijl het inlogscherm verschijnt om het opdrachtstatusscherm
weer te geven. Raak de modustoets aan om naar de oorspronkelijke staat terug te keren.
• De gebruikersbeheerfunctie van het apparaat kan niet worden gebruikt in externe authenticatiemodus.
"Gebruikersregistratie", "Gebruikersaantallen tonen", "Gebruikersaantallen op nul zetten", "Gebruikersinformatie
afdrukken" en "Instelling aantal getoonde gebruikersnamen" kunnen echter wel worden gebruikt.
• Deze selectietoets kan niet worden gebruikt als het aanmeldscherm wordt weergegeven.
Als inloggen mislukt
Indien het inlogscherm niet verschijnt of de applicatie niet goed werkt, kan het gebeuren dat de machine ook niet meer
goed functioneert. In dat geval adviseren we u om de externe account-modus te verlaten van de webpagina's van de
machine. Zie voor meer informatie [Help] op de webpagina's.
Volg deze stappen om de externe account-modus geforceerd te beëindigen via het bedieningspaneel van de machine:
Wijzig "Instellingen van externe applicaties" op de webpagina. Start de machine opnieuw om de wijziging te laten
ingaan. Zie voor het opnieuw starten van de machine, "DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-13).
Externe telmodus
Wanneer alleen de instelling "Extern accoountbeheer" wordt ingeschakeld onder "Instellingen van externe applicaties"
op de webpagina, gaat de machine de externe telmodus in.
Anders dan bij de externe authenticatiemodus, wordt het inlogscherm van de externe account-applicatie niet
weergegeven als de machine in de externe telmodus wordt gestart. Er wordt alleen een melding van de opdrachtstatus
naar de externe account-applicatie gezonden. Externe telmodus kan samen met de gebruikersbeheerfunctie van de
machine worden gebruikt. (Externe telmodus kan alleen worden gebruikt indien gebruikersbediening en accountbeheer
zijn uitgeschakeld.)
1-48
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
ONDERHOUD
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u het apparaat reinigt en hoe u de tonercartridges of toneropvangbak vervangt.
DE TONERCARTRIDGES VERVANGEN
Wanneer het tijd is om een verbruiksonderdeel te vervangen, verschijnt er een bericht met de instructie voor vervangen
van het onderdeel op het display.
Controleer bij het vervangen van een tonercartridge zorgvuldig de aangegeven kleur en vervang de tonercartridge voor
die kleur.
• Vervang geen verbruiksonderdeel voordat het vervangingsbericht op het display is verschenen.
• Nadat een cartridge is opgebruikt, dit inpakken in de doos met het verpakkingsmateriaal en de zak dat voor de
oorspronkelijke cartridge is gebruikt.
Plaats van de kleurentonercartridges
(M)(Y)(C)(Bk)
1
(Y): geel (M): magenta
(C): cyaan (Bk): zwart
Voorbeeld: De gele tonercartridge vervangen
Open de voorklep.
Trek de tonercartridge naar u toe.
2
1-49
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Houd de nieuwe tonercartridge met
beide handen vast en schud deze vijf of
zes keer in horizontale richting.
3
4
Beschermend
materiaal
• Wanneer u de tonercartridge schudt, moet u dit doen met het beschermingsmateriaal nog in de cartridge. Als u met
de cartridge schudt nadat u het beschermingsmateriaal hebt verwijderd, lekt er mogelijk toner.
• Schud de tonercartridge alleen in horizontale richting. Als u in een andere richting schudt, kan zich toner ophopen in
één gedeelte van de cartridge.
Verwijder het beschermingsmateriaal
van de nieuwe tonercartridge.
• Houd de tonercartridge stevig vast terwijl u het beschermingsmateriaal verwijdert.
•
Wanneer het beschermingsmateriaal is verwijderd, wijst u niet met de tonercartridge omlaag en schudt u deze niet.
Anders lekt er mogelijk toner.
5
Plaats de nieuwe tonercartridge
horizontaal en druk deze stevig naar
binnen.
De vorm van de tonercartridge is afhankelijk van de kleur.
Plaats de tonercartridge op dezelfde plaats waar u deze hebt
verwijderd.
1-50
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Sluit de voorklep.
6
• Alvorens de machine te verplaatsen, de tonercartridge verwijderen. Wanneer de machine verplaatst wordt terwijl de
tonercartridge nog is geïnstalleerd, kan dit defecten veroorzaken.
•
Wanneer de ontwikkelaarcartridge is verwijderd, de tonercartridge niet verwijderen of aanbrengen. Dit kan een storing
veroorzaken.
• Nadat u de tonercartridge hebt vervangen, gaat het apparaat automatisch naar de instelmodus voor afbeeldingen.
Afbeeldingsaanpassing vindt niet plaats als de klep is geopend.
• Let erop dat uw vingers niet klem komen te zitten als u de klep sluit.
Let op
• Werp tonercartridges niet in het vuur. De toner kan in het rond vliegen en brandwonden veroorzaken.
• Berg tonercartridges buiten het bereik van kleine kinderen op.
• Sla de doos met tonercartridges liggend op, dus niet staand. Als de tonercartridge rechtop wordt bewaard, kan de toner
binnen in de cartridge gaan stollen.
• Bewaar de toner op een plaats beneden een temperatuur van 40°C. Als toner in een warme ruimte wordt bewaard, kan
deze in de cartridge hard worden.
• Als u een andere tonercartridge gebruikt dan door SHARP aanbevolen, krijgt u misschien geen optimale kwaliteit, terwijl
het apparaat mogelijk wordt beschadigd. Gebruik een door SHARP aanbevolen tonercartridge.
• Plaats de oude tonercartridge in de zak waarin de nieuwe tonercartridge was verpakt, sluit de zak en plaats deze in de
doos.
• Bewaar de gebruikte tonercartridge in een plastic zak (werp deze niet weg).
• Houd om de resterende hoeveelheid toner weer te geven de toets
[AFDRUKKEN] ingedrukt tijdens het afdrukken of als de machine niet wordt
gebruikt. Het percentage resterende toner wordt op het scherm weergegeven
terwijl u de toets indrukt. Als het percentage onder de "25-0%" daalt, koop dan
een nieuwe tonercartridge en houdt die paraat ter vervanging. Wanneer de
resterende toner onder "25-0%" komt, kunnen kleuren in de uitvoer flets zijn of
gedeeltelijk ontbreken wanneer een afbeelding met donkere kleuren wordt
afgedrukt.
Totaal Aantal Kopieën Zwart/wit
Meerkleuren:00,000,000
Tweekleuren:00,000,000
Enkelkleurs:00,000,000
In de tonerinzamelcontainer wordt de overtollige toner opgevangen die bij het printen wordt geproduceerd.
Wanneer het tijd is om een verbruiksonderdeel te vervangen, verschijnt er een bericht met de instructie voor vervangen
van het onderdeel op het display. Volg de onderstaande procedure om de tonerinzamelcontainer te vervangen.
• Stel de tonerinzamelcontainer niet bloot aan schokken. Het is mogelijk dat de hoeveelheid verzamelde toner dan niet
correct kan worden afgetast waardoor de machine defect kan raken.
• Vervang geen verbruiksonderdeel voordat het vervangingsbericht op het display is verschenen.
• Er kan toner lekken wanneer u de tonerinzamelcontainer vervangt. Neem voordat u de tonerinzamelcontainer vervangt
maatregelen, zoals het bedekken van het apparaat, om vlekken te voorkomen.
Open de voorklep.
1
2
Merkteken
Ontgrendel de gebruikte
tonerinzamelcontainer.
(1) Draai de vergrendelingshendel van de
tonerinzamelcontainer naar rechts totdat
deze horizontaal staat.
(2) Kantel de tonerinzamelcontainer naar
voren.
Pak de tonerinzamelcontainer met beide handen vast bij
de merktekens rechtsboven en linksonder op de container
en kantel de container langzaam naar u toe.
Merkteken
1-52
3
4
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Verwijder de tonerinzamelcontainer.
• Als u de tonerinzamelcontainer te ver voorover kantelt, kunt u deze er niet uithalen.
• Zorg dat de gaatjes niet naar onder wijzen, want dan lekt de verbruikte toner uit de tonerinzamelcontainer.
• Houd de tonerinzamelcontainer met beide handen vast en duw deze langzaam iets omhoog.
• Gooi de tonerinzamelcontainer niet bij het afval. Doe de container in een plastic zak en bewaar deze tot uw
onderhoudstechnicus komt voor onderhoud.
Installeer de nieuwe
(2)
(1)
tonerinzamelcontainer.
Steek de tonerinzamelcontainer schuin van boven in. (De
omgekeerde richting als waarin u de tonerinzamelcontainer
hebt verwijderd.)
5
6
Draai de vergrendelingshendel van de
tonerinzamelcontainer naar links.
Draai de vergrendelingshendel naar links totdat deze niet meer
verder gaat.
Als u de vergrendelingshendel niet kunt draaien, controleert u of de tonerinzamelcontainer juist is geplaatst. Zorg met
name dat de linkerbovenhoek van de tonerinzamelcontainer op de juiste plaats zit.
Sluit de voorklep.
Let erop dat uw vingers niet klem komen te zitten als u de klep sluit.
1-53
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Let op
• Werp de tonerinzamelcontainer niet in een vuur. De toner kan in het rond vliegen en brandwonden veroorzaken.
• Berg de tonerinzamelcontainer buiten het bereik van kleine kinderen op.
• Plaats de oude tonerinzamelcontainer in de zak waarin de nieuwe tonerinzamelcontainer was verpakt, sluit de zak en
plaats deze in de doos.
• Er kan toner lekken wanneer u de tonerinzamelcontainer vervangt. Neem maatregelen zodat er geen problemen ontstaan
doordat toner terechtkomt op of in de buurt van het apparaat of op uw kleren.
• Raak geen onderdelen van de verwijderde tonerinzamelcontainer aan die met toner zijn bevuild. Als u per ongeluk in
aanraking komt met toner, moet u onmiddellijk uw handen wassen.
1-54
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE
ONTWIKKELAARCARTRIDGE/FOTOGELEID
ENDE DRUMCARTRIDGE VERVANGEN
Zet de hoofdschakelaar van het apparaat uit en wacht enige tijd voordat u de ontwikkelaarcartridge of fotogeleidende
drumcartridge gaat vervangen.
DE ONTWIKKELAARCARTRIDGE VERVANGEN
Wanneer het tijd is om een verbruiksonderdeel te vervangen, verschijnt er een bericht met de instructie voor vervangen
van het onderdeel op het display. Controleer bij het vervangen van een ontwikkelaarcartridge zorgvuldig de aangegeven
kleur en vervang de ontwikkelaarcartridge voor die kleur.
Het is ook noodzakelijk de ontwikkelaarcartridge te verwijderen als u de fotogeleidende drumcartridge wilt vervangen.
Volg de onderstaande procedure om de ontwikkelaarcartridge te verwijderen bij het vervangen van de fotogeleidende
drumcartridge.
Vervang geen verbruiksonderdeel voordat het vervangingsbericht op het display is verschenen.
Druk op de toets [AAN] () op het
bedieningspaneel om de voeding uit te
schakelen en zet vervolgens de
1
hoofdschakelaar van het apparaat uit.
Open de voorklep en verwijder de
tonerinzamelcontainer.
☞ DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN
(pagina 1-52)
2
Zorg dat de gaatjes niet naar onder wijzen, want dan lekt de verbruikte toner uit de tonerinzamelcontainer.
1-55
3
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Open de klep van de corona's.
(1) Draai de vergrendelingshendels van de
coronaklep in de richting van de pijlen
hieronder.
Wanneer de vergrendelingshendels horizontaal staan, is
de klep ontgrendeld.
(2) Pak de vergrendelingshendels vast en
kantel de klep naar voren.
4
(3)
(2)(2)
Roller
Verwijder de ontwikkelaarcartridge.
(1) Pak de vergrendeling van de
ontwikkelaarcartridge en trek deze naar
voren en omlaag.
(2) Druk de hendel van de
ontwikkelaarcartridge in.
(3) Trek de ontwikkelaarcartridge horizontaal
naar buiten.
(4) Ondersteun de ontwikkelaarcartridge in het
midden met uw hand en verwijder deze
volledig.
• Houd bij het verwijderen de ontwikkelaarcartridge met beide handen in het midden vast.
• Probeer de ontwikkelaarcartridge horizontaal te houden terwijl u deze verwijdert. Als u de ontwikkelaarcartridge
tijdens het verwijderen kantelt, lekt er mogelijk ontwikkelaar uit.
• Op het rolgedeelte van de verwijderde ontwikkelaarcartridge zit toner. Raak het rolgedeelte niet aan. Als u per
ongeluk in aanraking komt met toner, moet u onmiddellijk uw handen wassen.
• Plaats de oude ontwikkelaarcartridge in de zak waarin de nieuwe ontwikkelaarcartridge was verpakt, sluit de zak en
plaats deze in de doos.
1-56
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
5
Beschermingsmateriaal
Schud de nieuwe ontwikkelaarcartridge
vijf of zes keer zoals aangegeven.
Houd de ontwikkelaarcartridge stevig vast zoals hieronder
weergegeven en schud van voren naar achteren en van links
naar rechts.
Verwijder het beschermingsmateriaal nadat u de
ontwikkelaarcartridge hebt geschud.
• Het gedeelte van de ontwikkelaarcartridge dat in de volgende illustratie wordt
getoond, kan gemakkelijk vervormd of beschadigd raken. Raak bij het
vastnemen van de cartridge dit gedeelte niet aan.
• Raak de rol in de ontwikkelaarcartridge niet aan. Als u de rol per ongeluk aanraakt,
kan dit beeldproblemen veroorzaken. Vervang in dat geval de ontwikkelaarcartridge
door een nieuw exemplaar.
• Zorg dat u de verzegeling niet verwijdert wanneer u de nieuwe ontwikkelaarcartridge
schudt.
• Zorg dat u de ontwikkelaarcartridge niet beschadigt bij het schudden. Als de
ontwikkelaarcartridge beschadigd raakt, lekt er mogelijk ontwikkelaar uit.
6
7
Plaats de nieuwe ontwikkelaarcartridge
horizontaal.
Plaats de nieuwe ontwikkelaarcartridge op dezelfde plaats
waar u deze hebt verwijderd.
• Kantel de ontwikkelaarcartridge niet en plaats deze niet in de verkeerde richting. Dit kan de ontwikkelaarcartridge of
de fotogeleidende drumcartridge beschadigen en een storing veroorzaken.
• Houd bij het plaatsen de ontwikkelaarcartridge met beide handen in het midden vast.
•
Verwijder de verzegeling van de ontwikkelaarcartridge pas wanneer de cartridge in het apparaat is geplaatst. Als u de
verzegeling verwijdert wanneer de ontwikkelaarcartridge nog niet is vergrendeld, kan de cartridge uit het apparaat vallen.
Zorg bij het plaatsen dat de pijl op de cartridge is uitgelijnd met de pijl op het apparaat.
Maak het uiteinde van de verzegeling los
van de ontwikkelaarcartridge.
Lijn de uitsparing in de verzegeling uit met het uitsteeksel op
het bevestigingsgedeelte en trek dit omhoog. Wees voorzichtig
de verzegeling niet volledig te verwijderen door te hard te
trekken.
1-57
8
9
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Pak de vergrendeling van de
ontwikkelaarcartridge en plaats deze
terug op het apparaat.
Ondersteun met uw ene hand de
ontwikkelaarcartridge en verwijder met
uw andere hand voorzichtig de
verzegeling.
Trek de verzegeling voorzichtig recht en horizontaal naar
buiten.
Als u te veel kracht gebruikt of als u schuin aan de verzegeling trekt, kan deze scheuren.
10
11
Aan het uiteinde van de verzegeling bevindt zich een markering (rode band). Nadat u de verzegeling hebt verwijderd,
moet u controleren of zich aan het uiteinde de markering (rode band) bevindt.
Als de verzegeling is afgescheurd in de ontwikkelaarcartridge, kunt u de cartridge niet gebruiken. Vervang de
ontwikkelaarcartridge dan door een nieuw exemplaar.
Sluit de coronaklep en draai de
vergrendelingshendels in de richting
van de pijlen om de klep te sluiten.
Wanneer de vergrendelingshendels verticaal staan, is de klep
vergrendeld.
Plaats de tonerinzamelcontainer.
☞
(2)
(1)
DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN
(pagina 1-52)
1-58
12
DATA
13
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Sluit de voorklep.
Let erop dat uw vingers niet klem komen te zitten als u de klep sluit.
Schakel de voeding in.
Zet de hoofdschakelaar aan en druk op de toets [AAN] ()
van het bedieningspaneel om de voeding in te schakelen.
Let op
• Werp ontwikkelaarcartridges niet in het vuur. De toner kan in het rond vliegen en brandwonden veroorzaken.
• Berg ontwikkelaarcartridges buiten het bereik van kleine kinderen op.
• Let er bij het vervangen van de ontwikkelaarcartridge op dat u uw kleding of de omgeving niet bevuilt.
• Raak geen onderdelen van de verwijderde tonerinzamelcontainer aan die met toner zijn bevuild. Als u per ongeluk in
aanraking komt met toner, moet u onmiddellijk uw handen wassen.
1-59
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE DRUMCARTRIDGE VERVANGEN
Wanneer het tijd is om een verbruiksonderdeel te vervangen, verschijnt er een bericht met de instructie voor vervangen
van het onderdeel op het display. Controleer bij het vervangen van een drumcartridge zorgvuldig de aangegeven kleur.
Als zwart is aangegeven, de drumcartridge voor zwart vervangen. Als cyaan, magenta of geel is aangegeven, de
drumcartridge voor die kleur vervangen.
• Vervang geen verbruiksonderdeel voordat het vervangingsbericht op het display is verschenen.
• Laat de fotogeleidende drumcartridge niet te lang uit de verpakking en haal de cartridge niet uit de verpakking op plaatsen
met veel (zon)licht. Dit kan een storing veroorzaken.
• Wanneer u de fotogeleidende drumcartridge verwijdert, moet u hem op een donkere plaats bewaren en ervoor zorgen dat
er geen licht op schijnt.
Schakel de voeding uit en verwijder de ontwikkelaarcartridge.
Raadpleeg stap 1 tot en met 4 van "DE ONTWIKKELAARCARTRIDGE VERVANGEN" (pagina 1-55) voor de procedure voor
het verwijderen van de ontwikkelaarcartridge.
1
2
U moet eerst de ontwikkelaarcartridge verwijderen als u de fotogeleidende drumcartridge wilt vervangen.
Uitlijningsmarkering voor
drumcartridge op de machine.
Fotogeleidende drumcartridge
Ontwikkelaarcartridge
Druk de hendel van de fotogeleidende
drumcartridge in met uw vinger en trek
de cartridge naar u toe.
Plaats een hand in het midden van de fotogeleidende
drumcartridge en trek deze met beide handen naar buiten.
• Raak geen toner van de oude fotogeleidende drumcartridge aan. Als u per ongeluk in aanraking komt met toner,
moet u onmiddellijk uw handen wassen.
• Plaats de oude drumcartridge in de zak waarin de nieuwe drumcartridge was verpakt, sluit de zak en plaats deze in
de doos.
1-60
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
3
Uitlijningsmarkering voor
drumcartridge op de machine.
Fotogeleidende
drumcartridge
Uitlijningsmerkteken
Rechts
Drum
Links
• Verwijder het beschermingsmateriaal door het voorzichtig naar buiten te trekken zodat het niet scheurt.
• Raak bij het plaatsen van de fotogeleidende drumcartridge de drum niet aan en zorg dat deze niet beschadigd raakt. Dit kan een storing veroorzaken.
• Nadat u het beschermingsmateriaal hebt verwijderd, moet u de fotogeleidende drumcartridge direct in het apparaat
plaatsen. Zorg dat de fotogeleidende drumcartridge niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht of elektrisch licht.
• Kantel de fotogeleidende drumcartridge niet en plaats deze niet in de verkeerde richting. Hierdoor kan de
fotogeleidende drumcartridge beschadigd raken of een storing veroorzaken.
Verwijder het beschermingsmateriaal
van de fotogeleidende drumcartridge en
schuif de cartridge voorzichtig langs de
geleiders in het apparaat.
Zorg er bij het plaatsen voor dat de markering op de
fotogeleidende drumcartridge is uitgelijnd met de markering
op het apparaat.
Zorg dat de kleuren op de nieuwe fotogeleidende drumcartridge en het insteeklabel overeenkomen.
Plaats de ontwikkelaarcartridge en tonerinzamelcontainer terug, sluit de
voorklep van het apparaat en schakel de voeding in.
4
Raadpleeg stap 7 en 8 en stap 10 en 11 van "DE ONTWIKKELAARCARTRIDGE VERVANGEN" (pagina 1-55) voor de
procedure voor het terugplaatsen van de ontwikkelaarcartridge en de tonerinzamelcontainer.
1-61
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE NIETJESPATROON IN DE
AFWERKINGSEENHEID VERVANGEN
Als de nietjespatroon leeg raakt, verschijnt een melding op het bedieningspaneel. Volg de onderstaande procedure om
de nietjespatroon te vervangen.
Open de klep.
1
2
3
4
Druk de hendel naar links en schuif de
afwerkeenheid naar links totdat deze
niet meer verder gaat.
Schuif de afwerkeenheid totdat deze niet meer verder gaat.
Draai de ontgrendelhendel van het
nietjesmagazijn omlaag en verwijder het
nietjesmagazijn.
Trek het nietjesmagazijn aan de rechterzijde uit.
Verwijder de lege nietjespatroon uit het
nietjesmagazijn.
Pak de rechterzijde van de nietjespatroon zoals aangegeven
en til deze naar links en omhoog. U kunt de vergrendeling nu
eenvoudig losmaken. Als de vergrendeling is losgemaakt, blijft
u de nietjespatroon naar links en omhoog tillen om deze te
verwijderen.
• Zelfs wanneer een melding op het bedieningspaneel verschijnt, kunnen er soms nog nietjes in de nietjespatroon
aanwezig zijn.
• Als er nog nietjes aanwezig zijn, kunt u de vergrendeling niet eenvoudig losmaken. Maak de vergrendeling niet
geforceerd los, aangezien het nietjesmagazijn en de nietjespatroon hierdoor vervormd kunnen raken, wat een
storing kan veroorzaken.
1-62
5
6
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Plaats een nieuwe nietjespatroon in het
nietjesmagazijn zoals afgebeeld.
Druk de nietjespatroon naar binnen totdat deze vastklikt.
Plaats het nietjesmagazijn terug.
Duw het nietjesmagazijn naar binnen totdat dit vast klikt.
Schuif de afwerkeenheid terug naar
rechts.
Schuif de afwerkeenheid terug naar rechts totdat deze op zijn
oorspronkelijke plaats vastklikt.
7
Let erop dat uw vingers niet klem komen te zitten als u de klep sluit.
Sluit de klep.
8
Let erop dat uw vingers niet klem komen te zitten als u de klep sluit.
Maak een testafdruk in de modus sorteren-nieten om te controleren of het apparaat correct niet.
1-63
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
REGELMATIG ONDERHOUD
Om te waarborgen dat het apparaat optimale prestaties levert, moet het regelmatig worden gereinigd.
Let op
Gebruik geen ontvlambare sprays voor het reinigen van het apparaat. Als gassen uit de spray in aanraking komen met de
hete elektronische onderdelen van de fuser in het apparaat, kan dit brand of elektrische schokken veroorzaken.
Gebruik geen thinner, benzeen of soortgelijke vluchtige reinigingsmiddelen voor het reinigen van het apparaat. Deze kunnen
de behuizing van het apparaat aantasten of verkleuren.
DE CORONA VAN DE LICHTGEVOELIGE TROMMEL
RENIGEN
Als er nog steeds zwarte of gekleurde lijnen verschijnen, gebruik dan de coronareiniger om de corona's te reinigen.
Bij de drumcartridge (zwart) wordt een vervangende coronareiniger meegeleverd. Bij het vervangen van de drumcartridge
(zwart), moet de coronareiniger eveneens worden vervangen.
Druk op de toets [AAN] () op het
bedieningspaneel om de voeding uit te
schakelen en zet vervolgens de
1
hoofdschakelaar van het apparaat uit.
Open de voorklep en verwijder de
tonerinzamelcontainer.
☞
DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN
(pagina 1-52)
2
Zorg dat de gaatjes niet naar onder wijzen, want dan lekt de verbruikte toner uit de tonerinzamelcontainer.
1-64
3
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Maak de vergrendelingshendels los en
open de coronaklep.
DE ONTWIKKELAARCARTRIDGE VERVANGEN
☞
(pagina 1-55)
4
5
(1)
(A)
(A)
Plaats van markering
(2)
Verwijder de coronareiniger.
(1) Kantel de vergrendeling van de
coronareiniger (A) in de richting van de pijl
en til het linkeruiteinde van de
coronareiniger op.
(2) Verplaats de coronareiniger naar links en
trek deze naar buiten.
Reinig de corona's.
De openingen die met de coronareiniger moeten worden
gereinigd, worden aangegeven met labels vergelijkbaar met
(A).
(1)
Duw de coronareinigers voorzichtig in zijn
geheel naar binnen.
(2) Trek de coronareinigers voorzichtig naar
buiten.
(3) Herhaal de bovenstaande stappen (1) en (2)
drie maal.
Zorg dat het uiteinde van de coronareiniger niet bevuild raakt met toner.
• Houd bij het reinigen de markering () op de coronareiniger naar beneden.
• Gebruik de coronareiniger alleen voor het reinigen van de corona's.
1-65
6
DATA
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Herhaal stap 5 met alle andere corona's.
Corona's
Er moeten in totaal 4 kanalen in het apparaat worden gereinigd zoals aangegeven.
7
8
9
(2)
(1)
(2)
(1)
Plaats de coronareiniger op zijn
oorspronkelijke positie terug.
Steek het ene uiteinde van de coronareiniger in de rechterkant
en druk vervolgens op het uiteinde van de coronareiniger. De
coronareiniger klikt vast op zijn plaats.
Sluit de coronaklep en draai de
vergrendelingshendels in de richting
van de pijlen om de klep te sluiten.
☞
DE ONTWIKKELAARCARTRIDGE VERVANGEN
(pagina 1-55)
Plaats de tonerinzamelcontainer.
DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN
☞
(pagina 1-52)
10
11
Sluit de voorklep.
Schakel de voeding in.
Zet de hoofdschakelaar aan en druk op de toets [AAN] ()
van het bedieningspaneel om de voeding in te schakelen.
1-66
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE INVOERROL VAN DE HANDINVOERLADE REINIGEN
Als u merkt dat papier uit de handinvoer vastloopt of bevuild wordt door de rol, de rol reinigen.
Verwijder voordat u begint het papier uit de handinvoer.
Druk op de toets [AAN] () op het
bedieningspaneel om de voeding uit te
schakelen en zet vervolgens de
1
2
Markeringen
hoofdschakelaar van het apparaat uit.
Neem het deksel van de rol van de
handinvoer.
Plaats uw vingers achter de markeringen op het roldeksel
en trek dit recht naar u toe. Trek beurtelings aan de linker- en
rechterzijde van het roldeksel.
3
Let op
Pas op bij het reinigen van de rollen dat u uw handen niet bezeert.
Raak het oppervlak van de rol niet aan met vuile handen.
Als het vuil moeilijk is te verwijderen, kunt u de doek bevochtigen met wat water of een kleine hoeveelheid mild
reinigingsmiddel en nawrijven met een schone, droge doek zodat geen vuil achterblijft.
4
Veeg elke rol schoon met een zachte
doek.
Bevestig het deksel van de rol op de
handinvoer.
Duw het deksel op de handinvoer zodat het op zijn plaats klikt.
1-67
5
DATA
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Schakel de voeding in.
Zet de hoofdschakelaar aan en druk op de toets [AAN] ()
van het bedieningspaneel om de voeding in te schakelen.
1-68
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE LASERUNIT REINIGEN
Wanneer de laserunit in het apparaat vuil wordt, vertoont de afdruk mogelijk streepachtige onregelmatigheden
(gekleurde lijnen). Volg de onderstaande stappen om de laserunit te reinigen.
Kenmerkende lijnen (gekleurde lijnen) door een vuile laserunit
• Gekleurde lijnen steeds op dezelfde plek. (De lijnen zijn nooit zwart.)
• De gekleurde lijnen lopen parallel aan de richting van de papierinvoer.
Richting van
papierinvoer
Gekleurde lijn
1
2
Druk op de toets [AAN] () op het
bedieningspaneel om de voeding uit te
schakelen en zet vervolgens de
hoofdschakelaar van het apparaat uit.
Open de voorklep en verwijder de
tonerinzamelcontainer.
DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN
☞
(pagina 1-52)
Zorg dat de gaatjes niet naar onder wijzen, want dan lekt de verbruikte toner uit de tonerinzamelcontainer.
Neem het reinigingsgereedschap voor
de schrijfeenheid uit de voorklep.
3
1-69
4
5
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Let op dat de reinigingstop van het
reinigingsgereedschap niet vuil is.
Reinigingstop
Als de reinigingstop vuil is, vervangt u deze door een schone. De procedure voor het vervangen van de reinigingstop
vindt u in stap 5 tot en met 7. Als de reinigingstop niet vuil is, gaat u door naar stap 8.
Neem de vervangende reinigingstop uit
de tonerinzamelcontainer.
6
7
Verwijder de vuile reinigingstop.
Houd de reinigingshaak voor het bevestigingsgat in het
reinigingsgereedschap.
Houd de reinigingstop stevig vast en druk het
reinigingsgereedschap naar binnen.
Plaats de verwijderde reiniger terug op de tonerinzamelcontainer.
Bevestig de nieuwe reinigingstop op het
reinigingsgereedschap.
Houd de reinigingshaak voor het bevestigingsgat in het
reinigingsgereedschap.
Houd de reinigingstop stevig vast en druk het
reinigingsgereedschap naar binnen.
Zorg dat de reinigingstop stevig is bevestigd op het reinigingsgereedschap.
1-70
(A)
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Reinig de laserunit.
(1) Wijs met de reinigingstop naar beneden en
steek deze voorzichtig in de opening die u
wilt reinigen.
De onderdelen van de schrijfeenheid die moeten worden
gereinigd, worden aangegeven met labels vergelijkbaar
met (A).
8
(2) Steek het reinigingsgereedschap geheel in
de opening en trek het er vervolgens weer
uit.
Trek het reinigingsgereedschap uit totdat u voelt dat de
top van het gereedschap uit het reinigingsoppervlak van
de laserunit komt.
(3) Herhaal stap (2) twee of drie maal en haal
vervolgens het reinigingsgereedschap
eruit.
Herhaal stap 8 om alle openingen in de
laserunit te reinigen.
9
10
Te reinigen openingen
Er moeten in totaal 4 openingen in de laserunit worden gereinigd.
Als de reinigingstop vuil wordt tijdens het reinigen, vervangt u deze door een nieuw exemplaar. Raadpleeg stap 5 tot
en met 7 voor de procedure voor het vervangen van de reinigingstop.
Vervang het reinigingsgereedschap.
1-71
11
DATA
12
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Plaats de tonerinzamelcontainer.
DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN
(2)
(1)
☞
(pagina 1-52)
Sluit de voorklep.
Let erop dat uw vingers niet klem komen te zitten als u de klep sluit.
13
Schakel de voeding in.
Zet de hoofdschakelaar aan en druk op de toets [AAN] ()
van het bedieningspaneel om de voeding in te schakelen.
1-72
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE PT-CORONA REINIGEN
Als er nog steeds zwarte of gekleurde lijnen verschijnen nadat u de corona's hebt gereinigd, gebruik dan de
PT-coronareiniger om de PT-corona te reinigen.
Druk op de toets [AAN] () op het
bedieningspaneel om de voeding uit te
schakelen en zet vervolgens de
1
hoofdschakelaar van het apparaat uit.
Open de voorklep en verwijder de
tonerinzamelcontainer.
DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN
☞
(pagina 1-52)
2
3
Zorg dat de gaatjes niet naar onder wijzen, want dan lekt de verbruikte toner uit de tonerinzamelcontainer.
Reinig de PT-corona.
(1) Trek de PT-coronareiniger voorzichtig naar
buiten totdat u enige weerstand voelt.
(2) Duw de PT-coronareiniger voorzichtig weer
naar binnen.
(3) Herhaal de bovenstaande stappen (1) en (2)
drie maal.
4
(1)
(2)
Plaats de tonerinzamelcontainer.
☞
DE TONERINZAMELCONTAINER VERVANGEN
(pagina 1-52)
1-73
5
DATA
6
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Sluit de voorklep.
Let erop dat uw vingers niet klem komen te zitten als u de klep sluit.
Schakel de voeding in.
Zet de hoofdschakelaar aan en druk op de toets [AAN] ()
van het bedieningspaneel om de voeding in te schakelen.
1-74
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
TEKST INVOEREN
In dit gedeelte wordt de werking van het tekstinvoerscherm uitgelegd.
FUNCTIES VAN DE BELANGRIJKSTE TOETSEN
Toets
Beschrijving
Met deze toets wisselt het tekstinvoerscherm tijdelijk naar het invoerscherm voor letters met
accenten en symbolen. Het scherm voor hoofdletters wordt weergegeven totdat opnieuw de toets
[Caps] wordt geselecteerd, zodat deze niet langer is gemarkeerd. De toets [Caps] is handig als u
tekst geheel in hoofdletters wilt invoeren. (Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Met deze toets wisselen de toetsen in het tekstinvoerscherm tijdelijk naar hoofdletters als kleine
letters worden weergegeven, of naar kleine letters als hoofdletters worden weergegeven.
Selecteer de toets [Shift] en vervolgens een letter om die letter in te voeren. Nadat u de letter hebt
ingevoerd is de toets [Shift] niet langer gemarkeerd en verschijnt het oorspronkelijke
tekstinvoerscherm.
De toets [Shift] is handig als u slechts één kleine of hoofdletter nodig hebt of een van de aan de
numerieke toetsen toegewezen symbolen wilt gebruiken.
Als u de selectie van de toets [Shift] wilt annuleren, selecteern dan nogmaals [Shift]. De toets [Shift]
is nu niet langer gemarkeerd. (Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Selecteer deze toets om een regeleinde toe te voegen bij het invoeren van de lopende tekst van
een e-mailbericht. (Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Selecteer deze toets om het teken aan de linkerkant van de cursor te verwijderen.
Selecteer deze toets om een spatie tussen letters te plaatsen.
Hierdoor wisselt het tekstinvoerscherm tijdelijk naar het invoerscherm voor letters met
accenten en symbolen. Selecteer de toets [AltGr] en vervolgens een letter om die letter in te
voeren. Nadat u de letter hebt ingevoerd is de toets [AltGr] niet langer gemarkeerd en
verschijnt het oorspronkelijke tekstinvoerscherm.
Als u de selectie van de toets [AltGr] wilt annuleren, selecteer dan nogmaals [AltGr]. De toets
[AltGr] is nu niet langer gemarkeerd.
.biz
.info
http:
Selecteer deze toetsen om de cursor naar links of rechts te bewegen.
Toont uitleg van elke toets.
Hiermee voert u eerder opgeslagen tekstreeksen in zoals ".com".
Tekstreeksen worden opgeslagen bij "Instelling sjabloon aanraaktoetsenbord" in
"Apparaatbeheer" bij de "Systeeminstellingen" op de webpagina.
1-75
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Toets
Zoeken
Invoermodusscherm
• Sommige hierboven beschreven toetsen zijn in bepaalde landen of gebieden mogelijk niet beschikbaar.
• Op sommige toetsenborden met het Engelse alfabet blijft het scherm [AltGr] weergegeven totdat u de toets [AltGr]
selecteert om de markering te verwijderen.
• Welke toetsenbordindelingen u kunt selecteren, hangt af van de taal die u hebt geselecteerd in "Taalinstelling" in de
systeeminstellingen (beheerder).
• De volgende symbolen mogen niet worden gebruikt wanneer u een bestandsnaam of mapnaam invoert.
\ ? / " ; : , < > ! * | & #
In sommige computeromgevingen is het niet toegelaten om spaties en de onderstaande symbolen te gebruiken.
Hyperlinks zullen bijvoorbeeld niet juist werken of er verschijnen nonsenstekens.
$ % ' ( ) + - . = @ [ ] ^ ` { } _ ~
Beschrijving
Selecteer deze toets om naar het vorige instelvenster te gaan zonder tekst in te voeren.
Selecteer deze toets om de huidige weergegeven tekst in te voeren en terug te gaan
naar het vorige instelvenster.
Selecteer deze toets en zoekresultaten worden op basis van de ingevoerde tekens
weergegeven.
Als deze toets wordt geselecteerd, verschijnt het scherm "Invoermodus".
Selecteer deze toets om de tekeninvoermodus te selecteren.
Selecteer deze toets om de symboolinvoermodus te selecteren. De symboolmodus wordt
gebruikt om symbolen en letters met accenten in te voeren.
Selecteer deze toets om de toetsindeling voor de tekeninvoermodus tijdelijk te wisselen naar
een andere taal. Selecteer de toetsindeling die u wilt gebruiken.
1-76
HOOFDSTUK 2
AFDRUKKEN
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het afdrukken.
Voor de procedure voor het gebruik van het display van de machine, zie "WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL"
(pagina 1-8) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
Raadpleeg de Verkorte installatiehandleiding voor de procedure om de webpagina's te openen.
Voor de procedures voor het gebruik van de webpagina, zie "WERKEN MET DE WEBPAGINA" (pagina 1-12) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".
De machine is standaard uitgerust met een full colour printerfunctie. Om te kunnen afdrukken vanuit uw computer moet
een printerdriver zijn geïnstalleerd.
Stel met behulp van de onderstaande tabel vast welke printerdriver bij uw omgeving past.
OmgevingType printerdriverOpmerkingen
PCL6, PCL5c
Het apparaat ondersteunt de Hewlett-Packard PCL6- en
PCL5c-printerbesturingstalen. Het gebruik van de PCL6-printerdriver
wordt aanbevolen. Als u problemen ondervindt bij het afdrukken met
Windows
Macintosh
oudere software bij gebruik van de PCL6-printerdriver, gebruik dan de
PCL5c-printerdriver.
PS
Deze printerdriver ondersteunt de PostScript 3-paginabeschrijvingstaal
die is ontwikkeld door Adobe Systems Incorporated zodat het apparaat
als een met PostScript 3 compatibele printer kan worden gebruikt.
(Voor gebruikers die de standaard Windows PS-printerdriver willen
gebruiken, is een PPD-bestand beschikbaar.)
Kan worden gebruikt in de
standaardconfiguratie van
de machine.
Het installeren van de printerdriver in een Windows-omgeving
Om de printerdriver en configuratie-instellingen in een Windows-omgeving te installeren, zie: "2. INSTALLATIE IN EEN
WINDOWS-OMGEVING" in de Handleiding software-installatie.
Voor de uitleg over afdrukken in Windows-omgevingen in deze handleiding zijn voornamelijk de schermen van de
PCL6-printerdriver gebruikt. De schermen van de printerdriver kunnen iets verschillen naargelang de printerdriver die u
gebruikt.
Het installeren van de printerdriver in een Macintosh-omgeving
Om de printerdriver en configuratie-instellingen in een Macintosh-omgeving te installeren, zie: "3. INSTALLATIE IN EEN
MACINTOSH-OMGEVING" in de Handleiding software-installatie.
In een Macintosh omgeving, kan de machine enkel worden gebruikt als deze op uw netwerk is aangesloten.
2-3
AFDRUKKEN
AFDRUKKEN VANUIT WINDOWS
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
In het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "WordPad", een
standaardonderdeel van Windows.
Selecteer [Afdrukken] in het menu
[Bestand] van WordPad.
Als u Windows 7 gebruikt, klik dan op de knop .
1
2
Het menu om af te drukken varieert mogelijk naargelang de softwareapplicatie.
Open het instelvenster van de
printerdriver.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
• Als de printerdrivers worden weergegeven als
pictogrammen, klik dan op het pictogram van de
gewenste printerdriver.
• Als de printerdrivers worden weergegeven in een
lijst, selecteer dan de naam van de gewenste
printerdriver uit de lijst.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
• Als u Windows 2000 gebruikt, wordt de knop
[Voorkeursinstellingen] niet weergegeven. Klik op
een tabblad in het dialoogvenster "Afdrukken" om
de instellingen op dat tabblad te wijzigen.
• Klik in Windows 98/Me/NT 4.0 op de knop
(1)
(2)
[Eigenschappen].
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
2-4
AFDRUKKEN
3
(1)
• Zorg dat het papierformaat gelijk is aan het ingestelde papierformaat in de softwareapplicatie.
• Er kunnen acht aangepaste papierformaten worden opgeslagen. Door aangepaste papierformaten op te slaan, kunt
u dat formaat eenvoudiger opgeven als u het nodig hebt. Sla een paperformaat op door [Extra papier] of een van de
opties [Gebruiker 1] tot [Gebruiker 7] uit het vervolgmenu te selecteren en op de toets [Extra] te klikken.
(2)
Selecteer de afdrukinstellingen.
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het papierformaat.
Als u instellingen op andere tabbladen wilt wijzigen,
klikt u op het gewenste tabblad en kiest u vervolgens
de instellingen.
(3) Klik op [OK].
(3)
4
Klik op de knop [Afdrukken].
Het afdrukken begint.
Klik in Windows 98/Me/NT 4.0 op de toets [OK].
2-5
AFDRUKKEN
HET PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de instelling "Papierkeuze" configureert op het tabblad
[Papier] van het instelvenster van de printerdriver.
Controleer voordat u gaat afdrukken het papiertype en -formaat en de aanwezige
hoeveelheid papier in de laden van het apparaat. Als u de meest actuele informatie over de
lades wilt bekijken, klikt u op de knop [Ladestatus].
• Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron"
Het apparaat selecteert automatisch de lade die papier bevat van het onder "Papierformaat" en "Papiertype" op het
tabblad [Papier] gespecificeerde formaat en type.
• Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron"
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instelling van "Papierformaat".
Als [Handinvoer] is geselecteerd
De "Papiertype" moet ook geselecteerd zijn. Controleer de handinvoer en zorg dat het gewenste soort papier is
geladen. Selecteer vervolgens de juiste instelling voor "Papiertype".
• Ook speciale media zoals enveloppen kunt u in de handinvoer plaatsen. Voor de procedure van het laden van papier en
andere media in de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-42) in "1. VOORDAT U
DE MACHINE GEBRUIKT".
• Wanneer "Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen" (Alleen webpagina : uitgeschakeld in fabrieksstandaard) of
"Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen" (Alleen webpagina : ingeschakeld in fabrieksstandaard) is ingeschakeld
in de systeeminstellingen (beheerder) wordt niet afgedrukt als het papierformaat en de papiersoort die zijn opgegeven in
de printerdriver anders zijn dan het papierformaat of de papiersoort die zijn opgegeven in de instellingen van de
handinvoer.
• Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiersoort"
Er wordt automatisch een lade geselecteerd met normaal of gerecycled papier van het formaat dat is opgegeven bij
"Papierformaat". (De standaard fabrieksinstelling is alleen normaal papier.)
• Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiersoort"
Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de opgegeven soort papier van het opgegeven formaat bij
"Papierformaat".
Systeeminstellingen (Beheerder): Doorvoerlade overslaan bij automatische papierselectie (Alleen webpagina)
Wanneer [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierkeuze" geeft u op of papier in de handinvoer al dan niet wordt
uitgesloten van het papier dat kan worden geselecteerd. Als fabrieksstandaard is deze instelling uitgeschakeld. Papier in de
handinvoer behoort tot papier dat automatisch kan worden geselecteerd. Als u vaak speciale media in de handinvoer laadt,
is het aan te raden deze instelling in te schakelen.
2-6
AFDRUKKEN
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN
Met de handinvoerlade kunt u op speciale media zoals enveloppen afdrukken. De procedure voor het afdrukken op een
envelop vanuit het eigenschappenscherm van de printerdriver wordt hieronder beschreven.
Voor de soorten papier die in de handinvoerlade kunnen worden gebruikt, zie "BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER
PAPIER" (pagina 1-37) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT". Voor de procedure van het laden van papier in
de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-42) in "1. VOORDAT U DE MACHINE
GEBRUIKT".
Selecteer het envelopformaat (zoals DL) bij de betreffende instellingen van de applicatie (in de meeste applicaties
"Pagina-instellingen") en voer dan de volgende stappen uit.
(2)(1)(3)
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het envelopformaat uit het menu
"Papierformaat".
(3) Selecteer [Handinvoer] uit het menu
"Papierinvoerbron" of "Papierkeuze".
(4) Selecteer [Envelop] uit het menu
"Papiertype".
Stel het papiertype van de handinvoer in op [Envelop] en
zorg dat de envelop in de handinvoer is geladen.
(4)
• We raden aan om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een envelop gebruikt.
• Bij media die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geplaatst zoals een envelop, kunt u het beeld desnoods 180
graden draaien. Zie voor meer informatie "HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 graden draaien)" (pagina
2-37).
• Voor meer informatie over "Papierkeuze", zie "HET PAPIER SELECTEREN" (pagina 2-6).
2-7
AFDRUKKEN
AFDRUKKEN ALS DE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS
INGESCHAKELD
Als de functie gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, moet u uw gebruikersinformatie (gebruikersnaam, wachtwoord
etc.) invoeren in het eigenschappenvenster van de printerdriver voordat u kunt afdrukken. De in te voeren informatie
varieert naargelang de gebruikte authenticatiemethode, dus neem contact op met de beheerder van het apparaat
voordat u gaat afdrukken.
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
1
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
(1)
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
(2)
2-8
2
(4)(3)
AFDRUKKEN
Voer uw loginnaam en wachtwoord in.
(2)(1)
(1)
Klik op het tabblad [Taakverwerking].
(2)
Voer uw gebruikersinformatie in.
•
Als de authenticatie plaatsvindt via
loginnaam/wachtwoord
Schakel de selectievakjes [Loginnaam] en [Wachtwoord] in
zodat er vinkjes in verschijnen en voer uw loginnaam en
wachtwoord in. Voer 1 tot 32 tekens in voor het wachtwoord.
•
Als de authenticatie plaatsvindt op
gebruikersnummer
Klik op het vakje [Gebruikersnummer] en voer een
gebruikersnummer in (5 tot 8 cijfers).
(3)
Voer zonodig de gebruikersnaam en
taaknaam in.
•
Gebruikersnaam
Klik op het vakje [Gebruikersnaam] en voer een
gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens). De door u
ingevoerde gebruikersnaam verschijnt bovenaan het
bedieningspaneel. Als u geen gebruikersnaam invoert, wordt
de aanmeldnaam van uw computer weergegeven.
•
Naam taak
Klik op het vakje [Naam taak] en voer een taaknaam in
(maximaal 30 tekens). De door u ingevoerde taaknaam
verschijnt bovenaan het bedieningspaneel als bestandnaam.
Als u geen taaknaam invoert, wordt de ingestelde
bestandnaam uit de softwareapplicatie weergegeven.
Als u wilt dat een bevestigingsvenster wordt weergegeven voordat het afdrukken start, schakelt u het selectievakje
[Contr.opd.regeling] in zodat er een vinkje in verschijnt.
3
•
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingesteld, kan worden afgedrukt zonder gebruikersinformatie in te voeren indien zwart-wit afdrukken
is ingesteld in de printerdriver. Zie "ZWART-WIT AFDRUKKEN" (pagina 2-24) voor zwart-wit afdrukinstellingen.
pagina's wordt opgeteld bij de telling van "Andere gebruiker". In dit geval gelden voor andere afdrukfuncties mogelijk
beperkingen. Vraag uw beheerder om meer informatie.
•
De functie gebruikersauthenticatie van het apparaat kan niet worden gebruikt wanneer het PPD-bestand* is geïnstalleerd en de
standaard PS-printerdriver van Windows wordt gebruikt. Om die reden is afdrukken niet mogelijk wanneer afdrukken door ongeldige
gebruikers is geblokkeerd.
* Het PPD-bestand stelt het apparaat in staat om af te drukken door middel van de standaard PS-printerdriver van het besturingssysteem.
• Uitschakelen van afdrukken door ongeldige gebruiker
Deze instelling wordt gebruikt om afdrukken door gebruikers voor wie geen gebruikersinformatie in het apparaat is opgeslagen te
blokkeren. Als deze optie is ingeschakeld, is afdrukken niet mogelijk wanneer geen of onjuiste gebruikersinformatie wordt ingevoerd.
Deze instelling kan worden geconfigureerd onder [Gebruikersbediening] – [Standaardinstellingen] - [Uitschakelen van afdrukken door
ongeldige gebruiker] in het webpaginamenu. (Beheerderrechten zijn vereist.)
(4)
Klik op de toets [OK].
Begin met afdrukken.
Het aantal afgedrukte
2-9
AFDRUKKEN
DE HELP-FUNCTIE VAN DE
PRINTERDRIVER WEERGEVEN
Wanneer u de instellingen voor de printerdriver configureert, kunt u de Help-functie weergeven voor uitleg over de verschillende opties.
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
1
2
(1)
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
(2)
Klik op de knop [Help].
Het hulpscherm wordt geopend om u de uitleg van de
instellingen op de tab te laten zien.
Om de Help-functie voor instellingen in een dialoogbox te
zien, klikt u op de onderstreepte tekst bovenaan in het
Help-venster.
Pop-up Help
De Help kan voor een instelling worden weergegeven door op de instelling te klikken en op de toets [F1] te drukken.
* Om de Help voor een instelling in Windows 98/Me/NT 4.0/2000/XP/Server 2003 weer te geven, klikt u op de toets in de rechterbovenhoek van
het eigenschappenvenster van de printerdriver en klik dan op de instelling. U kunt de zelfde Help ook weergeven door te rechtsklikken op de
instelling en dan te klikken op het [Help]-vak dat verschijnt.
Informatiepictogram
Er gelden bepaalde beperkingen voor de combinaties van instellingen die kunnen worden geselecteerd in het instelvenster voor de printerdriver. Als er
een beperking geldt op een geselecteerde instelling, dan verschijnt er een informatiepictogram () naast de instelling. Klik op het pictogram voor
uitleg over de beperking.
2-10
AFDRUKKEN
VEELGEBRUIKTE AFDRUKINSTELLINGEN
OPSLAAN
Instellingen die bij het afdrukken op alle tabbladen zijn geconfigureerd kunnen als gebruikersinstellingen worden
opgeslagen. Regelmatig opslaan van veelgebruikte instellingen of ingewikkelde kleureninstellingen onder een
toegewezen naam vereenvoudigt de configuratie van dergelijke instellingen wanneer u ze weer nodig hebt.
INSTELLINGEN OPSLAAN TIJDENS HET AFDRUKKEN
U kunt instellingen opslaan vanaf elk tabblad van het instelvenster van de printerdriver. De op elk tabblad geselecteerde
instellingen worden voor het opslaan in een lijst geplaatst, zodat u deze kunt controleren.
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
1
2
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
(1)
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
(2)
Sla de afdrukinstellingen op.
(1) Configureer de afdrukinstellingen op elk
tabblad.
(2) Klik op de toets [Opslaan].
(2)(1)
2-11
AFDRUKKEN
3
(2)(1)
Controleer de instellingen en sla deze
op.
(1) Controleer de weergegeven instellingen.
(2) Voer een naam voor de instellingen in
(maximaal 20 tekens).
(3) Klik op de toets [OK].
(3)
Klik op de toets [OK].
4
Begin met afdrukken.
5
• Er kunnen maximaal 30 sets gebruikersinstellingen worden opgeslagen.
• De volgende zaken kunnen niet in de gebruikersinstellingen worden opgeslagen.
- Een watermerk dat u hebt gemaakt
- Instellingen voor papier invoegen
- Overlaybestand
- De loginnaam, het wachtwoord, de gebruikersnaam en de naam van de taak zoals ingevoerd op het tabblad
[Taakverwerking]
2-12
OPGESLAGEN INSTELLINGEN GEBRUIKEN
Open het eigenschappenvenster voor
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
(1) Selecteer de printerdriver van het
apparaat.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
1
AFDRUKKEN
2
(1)
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
(2)
Selecteer de afdrukinstellingen.
(1) Selecteer de gebruikersinstellingen die u
wilt gebruiken.
(2) Klik op de toets [OK].
(1)
(2)
Begin met afdrukken.
3
Opgeslagen instellingen verwijderen
Selecteer de gebruikersinstellingen die u wilt verwijderen in (1) van stap 2 hierboven en klik op de knop [Wissen].
2-13
AFDRUKKEN
(3)
DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER WIJZIGEN
U kunt de standaardinstellingen van de printerdriver wijzigen volgens de onderstaande procedure. De hier
geselecteerde instellingen worden opgeslagen en als standaardinstellingen gebruikt wanneer met het apparaat wordt
afgedrukt vanuit een softwaretoepassing. (Instellingen die u in het instelvenster van de printerdriver hebt geselecteerd
bij het afdrukken vanuit een softwaretoepassing blijven geldig zolang de toepassing wordt gebruikt.)
Klik op de toets [Start] () en selecteer [Configuratiescherm] en dan [Printer].
• Klik in Windows 7 op de [Starten]-knop en klik dan op [Apparaten en printers].
• Klik in Windows XP/Server 2003 op de [Start]-knop en klik dan op [Printers en faxapparaten].
• Klik in Windows 98/Me/NT 4.0/2000 op de knop [Start], ga naar [Instellingen] en selecteer vervolgens [Printers].
1
Als in Windows XP, [Printers en faxapparaten] niet in het menu [start] wordt weergegeven, selecteer dan
[Configuratiescherm], selecteer [Printers en andere hardware] en vervolgens [Printers en faxapparaten].
2
3
(2)
(1)
Open het instelvenster voor het
apparaat.
(1) Klik op het pictogram van de
printerdriver van het apparaat.
Klik in Windows 7 met de rechtermuisknop op het
pictogram van de printerdriver van het apparaat. Ga
naar stap (3).
(2) Klik op het menu [Organiseren].
Klik in Windows 98/Me/NT 4.0/2000/XP/Server 2003
op het menu [Bestand].
(3) Selecteer [Eigenschappen].
• Klik in Windows 7 op het menu [Eigenschappen van
printer].
• Selecteer in Windows NT 4.0
[Standaardinstellingen voor documenten] in het
menu [Bestand] om het instelvenster voor de
printerdriver openen. Ga naar stap 4.
Klik op de knop
[Voorkeursinstellingen] op het tabblad
[Algemeen].
• Klik in Windows 7 op de knop
[Voorkeursinstellingen] in het tabblad [Algemeen].
• Klik in Windows 98/Me op het tabblad [Instellen].
2-14
4
AFDRUKKEN
Configureer de instellingen en klik op
[OK].
Zie voor meer informatie over de instellingen de Help van
de printerdriver.
2-15
AFDRUKKEN
AFDRUKKEN VANAF EEN
MACINTOSH-COMPUTER
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
In het onderstaande voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "TextEdit", een
standaardonderdeel van Mac OS X ("SimpleText" in Mac OS 9).
PAPIERINSTELLINGEN SELECTEREN
Selecteer de papierinstellingen in de printerdriver alvorens de afdrukopdracht te selecteren.
1
(1)
Selecteer [Pagina-instelling] in het
menu [Archief] van TextEdit.
Selecteer in Mac OS 9 [Pagina-instelling] in het menu
[Archief] van SimpleText.
Selecteer de papierinstellingen.
(1) Controleer of de juiste printer is
geselecteerd.
(2) Selecteer de papierinstellingen.
U kunt het formaat en de richting van het papier en
vergroten/verkleinen selecteren.
2
(3) Klik op de toets [OK].
(2)
De apparaatnaam die verschijnt in het menu "Stel in voor" is normaal gesproken [SCxxxxxx]. ("xxxxxx" is een reeks
tekens die varieert naargelang het model van uw apparaat.)
(3)
2-16
AFDRUKKEN
1
AFDRUKKEN
Selecteer [Druk af] in het menu
[Archief] van TextEdit.
Selecteer in Mac OS 9 [Druk af##] in het menu [Archief##]
van SimpleText.
2
3
Het menu om af te drukken varieert mogelijk naargelang de softwareapplicatie.
Controleer of de juiste printer is
geselecteerd.
De apparaatnaam die verschijnt in het menu "Printer" is normaal gesproken [SCxxxxxx]. ("xxxxxx" is een reeks tekens
die varieert naargelang het model van het apparaat.)
Selecteer de afdrukinstellingen.
• Klik in Mac OS X op naast [Aantal en pagina's] en
selecteer de instellingen die u wilt configureren in het
vervolgmenu. Het bijbehorende instellingenscherm
verschijnt. Als de instellingen niet verschijnen in Mac OS
X v10.5 tot 10.5.8 en 10.6, klik dan op "" naast de
printernaam.
• Klik in Mac OS 9 op naast [Algemeen] en selecteer
de instellingen die u wilt configureren in het vervolgmenu.
Het bijbehorende instellingenscherm verschijnt.
2-17
4
AFDRUKKEN
Klik op de knop [Druk af].
Het afdrukken begint.
2-18
AFDRUKKEN
HET PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt het instellen van de [Papierinvoer] ("Papierinvoer" onder [Algemeen] in Mac OS 9) in het venster
met afdrukinstellingen uitgelegd.
• Als [Automatische keuze] is geselecteerd
Een lade met normaal of gerecycled papier (standaard fabrieksinstelling is alleen normaal papier) van het formaat dat
is opgegeven in "Papierformaat" in het pagina-instelvenster, wordt automatisch geselecteerd.
• Als een papierlade is geselecteerd
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instellingen voor "Papierformaat".
Ook kunt u een papiertype opgeven voor de handinvoer. Zorg ervoor dat de instellingen voor het papiertype
handinvoer correct zijn en dat het type papier zich inderdaad in de handinvoer bevindt. Selecteer vervolgens de juiste
handinvoer (papiertype).
• Ook speciale media zoals enveloppen kunt u in de handinvoer plaatsen. Voor de procedure van het laden van papier en
andere media in de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-42) in "1. VOORDAT U
DE MACHINE GEBRUIKT".
• Wanneer "Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen" (Alleen webpagina : uitgeschakeld in fabrieksstandaard) of
"Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen" (Alleen webpagina : ingeschakeld in fabrieksstandaard) is ingeschakeld
in de systeeminstellingen (beheerder) wordt niet afgedrukt als het papierformaat en de papiersoort die zijn opgegeven in
de printerdriver anders zijn dan het papierformaat of de papiersoort die zijn opgegeven in de instellingen van de
handinvoer.
• Als een papiertype is geselecteerd
Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de in het pagina-instelvenster opgegeven soort papier van het
opgegeven formaat bij "Papierformaat".
Systeeminstellingen (Beheerder): Doorvoerlade overslaan bij automatische papierselectie (Alleen webpagina)
Wanneer [Automatische keuze] is geselecteerd voor het afdrukken, bepaalt deze instelling of papier in de handinvoer al dan
niet wordt uitgesloten van het papier dat kan worden geselecteerd. Als fabrieksstandaard is deze instelling uitgeschakeld.
Papier in de handinvoer behoort tot papier dat automatisch kan worden geselecteerd. Als u vaak speciale media in de
handinvoer laadt, is het aan te raden deze instelling in te schakelen.
2-19
AFDRUKKEN
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN
Met de handinvoerlade kunt u op speciale media zoals enveloppen afdrukken. De procedure voor het afdrukken op een
envelop vanuit het eigenschappenscherm van de printerdriver wordt hieronder beschreven.
Voor de soorten papier die in de handinvoerlade kunnen worden gebruikt, zie "BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER
PAPIER" (pagina 1-37) in "1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT". Voor de procedure van het laden van papier in
de handinvoerlade, zie "PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE" (pagina 1-42) in "1. VOORDAT U DE MACHINE
GEBRUIKT".
Selecteer het envelopformaat (zoals DL-envelop) bij de betreffende instellingen van de applicatie (in de meeste
applicaties "Pagina-instellingen") en voer dan de volgende stappen uit.
1
(1)
Selecteer het papierformaat.
(1) Selecteer het envelopformaat uit het
menu "Papierformaat" op het scherm
pagina-instelling.
Selecteer het envelopformaat in Mac OS 9 uit het
menu "Papier" op het scherm pagina-instelling.
(2) Klik op de toets [OK].
(2)
Bij media die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geplaatst zoals een envelop, kunt u het beeld desnoods
180 graden draaien. Zie voor meer informatie "HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 graden draaien)"
(pagina 2-37).
(1)
Selecteer de handinvoer.
(1) Selecteer [Papierinvoer] op het
afdrukscherm.
Selecteer in Max OS 9 [Algemeen].
(2) Selecteer [Handinvoer (Envelop)] uit het
menu "Alle pagina's uit".
2
(2)
Voor meer informatie over "Papierinvoer", zie "HET PAPIER SELECTEREN" (pagina 2-19).
We raden aan om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een envelop gebruikt.
• Selecteer Mac OS 9 [Handinvoer (Envelop)] uit het
menu "Alle pagina's uit" van "Papierinvoerbron".
• Stel het papiertype van de handinvoer in op
[Envelop] en zorg dat de envelop in de handinvoer
is geladen.
2-20
AFDRUKKEN
AFDRUKKEN ALS DE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS
INGESCHAKELD
Als de functie gebruikersauthenticatie is ingeschakeld moet u uw gebruikersinformatie (gebruikersnaam, wachtwoord
etc.) invoeren voordat u kunt afdrukken. De in te voeren informatie varieert naargelang de gebruikte
authenticatiemethode, dus neem contact op met de beheerder van het apparaat voordat u gaat afdrukken.
Selecteer [Print] in het menu [Archief]
van de toepassing.
1
2
Het menu om af te drukken varieert mogelijk naargelang de softwareapplicatie.
Open het taakverwerkingsvenster.
(1)
(1) Controleer of de printernaam van het
apparaat is geselecteerd.
(2) Selecteer [Taakverwerking].
• Selecteer in Mac OS X v10.5 tot 10.5.8 en in 10.6
[Taakverwerking] en klik dan op het tabblad
[Authenticatie] in het scherm dat verschijnt.
• Selecteer in Max OS 9 [Gebruikersauthenticatie].
(2)
De apparaatnaam die verschijnt in het menu "Printer" is normaal gesproken [SCxxxxxx]. ("xxxxxx" is een reeks tekens
die varieert naargelang het model van het apparaat.)
2-21
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.