Meer originelen dan in één
keer geladen kunnen worden
Dikke originelen (aan de randen
verschijnen schaduwen)
Een kopie op dit type papier maken
Enveloppen en andere
speciale media
Transparanten
Datum of paginanummers toevoegen
2010/04/04
9
10
11
Datum toevoegen
Paginanummer toevoegen
Stempel toevoegen
Tekst toevoegen
ABCDEFG
De uitvoer samenvoegen tot een brochure
Een brochure maken
Een blanco marge voor
perforeren creëren
Geniete uitvoer
Andere handige functies
Functies voor specifieke doeleinden
z Een kopie van gerangschikte foto's maken
z Een gespiegelde kopie maken
z Op midden van papier kopiëren
z Een negatieve kopie maken
Handige functies
z Prioriteit geven aan een kopieeropdracht
z Status van een opdracht in de wachtrij controleren
z Een dun origineel kopiëren
z Kleur aanpassen
EEN DOCUMENT AFDRUKKEN
BesparenAfdrukken
zonder computer
De uitvoer
Aantrekkelijke
samenvoegen tot
uitvoer afdrukken
een brochure
Afdrukken op dit
type papier
Andere handige functies
Tekst of een
afbeelding toevoegen
Besparen
Op beide zijden van papier
afdrukken
Meerdere pagina's op één
papierzijde afdrukken
FTP
Afdrukken zonder computer
Een FTP-bestand afdrukken
Een bestand in een
netwerkmap afdrukken
Een bestand op een
USB-geheugenapparaat afdrukken
Een bestand dat in de machine
is opgeslagen afdrukken
Aantrekkelijke uitvoer afdrukken
Afdruk aan papierformaat
aanpassen
Afdrukken met kleurinstellingen
die geschikt zijn voor de gegevens
De afdrukmodus selecteren
Helderheid en contrast
aanpassen
Vage tekst en regels
verscherpen
De uitvoer samenvoegen tot een brochure
Een brochure maken
Een blanco marge voor
perforeren creëren
Geniete uitvoer
Bepaalde pagina's op
voorzijde van papier afdrukken
Afdrukken op dit type papier
Enveloppen
Bepaalde pagina's op ander
papier afdrukken
Transparanten
De afbeelding 180 graden
draaien
Tekst of een afbeelding toevoegen
Een watermerk aan de
afdrukgegevens toevoegen
Een vaste vorm over de
afdrukgegevens plakken
Een afbeelding over de
afdrukgegevens plakken
Andere handige functies
Formaat of afdrukstand van de afdrukgegevens corrigeren
z Afdrukbeeld vergroten of verkleinen
z Een gespiegelde afbeelding afdrukken
Veiligheid is van belang
z Vertrouwelijk afdrukken
z Een versleuteld PDF-bestand afdrukken
Functies voor specifieke doeleinden
z Een 'kopiefactuur' afdrukken
z Een grote poster maken
Handige functies
z Prioriteit geven aan een afdrukopdracht
z Veel gebruikte afdrukinstellingen opslaan
z Een afdrukopdracht opslaan
EEN FAX VERZENDEN
Besparen
Werk besparenVeiligheid is van
Andere handige functies
Dit type document
verzenden
belang
Verzending naar de verkeerde
bestemming voorkomen
Zend een duidelijk
document
Besparen
Verzend als het laagste
tarief geldt
Geef een verzending door
via een bijkantoor
Controleer ontvangen
gegevens vóór het afdrukken
Dit type document verzenden
Dikke originelen (aan de randen
verschijnen schaduwen)
Aan beide zijden bedrukt
origineel
Meer originelen dan in één
keer geladen kunnen worden
Identiteitskaart of andere
kaart
Verzending naar de verkeerde bestemming voorkomen
Controleer de bestemming
nogmaals voor verzending
Controleer het logboek van
vorige verzendingen
Controleer het resultaat
van de verzending
Zend een duidelijk document
Pas de belichting aan
Geef het formaat op vóór
verzending
Pas de kwaliteit van de
afbeelding aan
Zonder schaduwen aan de
randen verzenden
Werk besparen
12 3
XXXX-6789
XXXX-9874
XXXX-4567
XXXX-5432
XXXX-9999
Veel gebruikte instellingen
opslaan
Het verzendlogboek
bekijken
XXXX-6789
XXXX-9874
XXXX-4567
XXXX-5432
XXXX-9999
Naar meerdere
bestemmingen verzenden
Gemakkelijk een adres
opgeven (nummer zoeken)
Veiligheid is van belang
Controleer de bestemming
nogmaals voor verzending
Afdrukbeveiligde
ontvangstgegevens
Een document op verzoek van
een andere machine verzenden
Vertrouwelijk verzenden
Ontvangst van een
document van een
zendende machine starten
Andere handige functies
Handige beheerfuncties
z Een ontvangen fax naar een netwerkadres doorsturen
z Een adressenlijst afdrukken
Handige functies
z Een dun origineel verzenden
z Een verzendbestemming selecteren uit een globaal adresboek
z Prioriteit geven aan een verzending
z Een telefoontoestel gebruiken
EEN AFBEELDING SCANNEN / EEN INTERNETFAX VERZENDEN
Een duidelijke
afbeelding verzenden
Werk besparenScannen van
Andere handige functies
Dit type document
verzenden
computer
Verzending naar de verkeerde
bestemming voorkomen
Een kleiner
bestand verzenden
Een duidelijke afbeelding verzenden
Het contrast of de
beeldkwaliteit aanpassen
Zonder schaduwen aan de
randen verzenden
De resolutie aanpassen
vóór verzending
De achtergrond van een verzonden
document onderdrukken
Dit type document verzenden
Dikke originelen (aan de randen
verschijnen schaduwen)
Aan beide zijden bedrukt
origineel
Meer originelen dan in één
keer geladen kunnen worden
z Een ontvangen fax naar een netwerkadres doorsturen
z Een lijst verzendbestemmingen afdrukken
Handige functies
z Een dun origineel scannen
z Een verzendbestemming selecteren uit een globaal adresboek
z Op een specifiek tijdstip verzenden
z Prioriteit geven aan een verzending
z In USB-geheugenmodus verzenden
EEN OPDRACHT OPSLAAN EN LATER OPNIEUW GEBRUIKEN
Een bestand
zoeken
Mijn bestanden
ordenen
Een belangrijk
document opslaan
Een groep bestanden
afdrukken
abc
Een bestand zoeken
Een bestand zoeken met
een trefwoord
Mijn bestanden ordenen
Een bestand verwijderen
Regelmatig bestanden
verwijderen
OVER DE BEDIENINGSHANDLEIDING
U kunt op twee manieren naar een onderwerp zoeken in deze handleiding: u kunt een menu "Ik wil..." gebruiken, of de
normale inhoudsopgave.
Bij de volgende uitleg wordt uitgegaan van het gebruik van Adobe Reader 8.0. (Sommige knoppen worden niet
weergegeven in de standaardstatus.)
Terug naar de eerste pagina ()
Zoeken op basis van wat u
wilt doen
MenupaginaInhoudspagina
Terug naar de laatst weergegeven pagina ()
Zoeken met de
inhoudsopgave
Tekstpagina
i
DE HANDLEIDING GEBRUIKEN
Klik op een van onderstaande knoppen om naar de pagina te gaan die u wil weergeven.
(1) (2) (3)(4)
(5)
(1)Terug naar eerste pagina knop
Als een bewerking niet verloopt als verwacht, klik dan op
deze knop om opnieuw te beginnen.
(2)Eén pagina terug knop
Geeft de vorige pagina weer.
(3)Eén pagina vooruit knop
Geeft de volgende pagina weer.
(4)Terug naar de laatst weergegeven pagina knop
Geeft de webpagina weer die voor de huidige pagina
werd weergegeven.
• Mocht een knop niet verschijnen, zie dan Adobe Reader Help voor het weergeven van de knop.
• Let op bij het afdrukken
Als alle pagina's worden afgedrukt, worden ook de menupagina's van het menu "Ik wil..." afgedrukt. Wilt u alleen de
pagina's afdrukken die uitleg over de functie bevatten, geef dan een paginabereik op.
(6)
(5)Adobe Reader Help knop
Opent Adobe Reader Help.
(6)Inhoudsknop
Geeft de inhoud van elk hoofdstuk weer.
Is de huidige pagina bijvoorbeeld een pagina in het
tekstgedeelte van het printerhoofdstuk, dan gaat u met
deze knop naar de inhoudsopgave van het
printerhoofdstuk.
ii
MET HET APPARAAT MEEGELEVERDE HANDLEIDINGEN
Handleidingen in PDF-indeling (deze handleiding)
De handleidingen in PDF-indeling bieden uitgebreide beschrijvingen van procedures voor gebruik van de machine in elke modus.
Bekijk de PDF-handleidingen door ze te downloaden van de harde schijf van de machine. De procedure voor het downloaden van de
handleidingen wordt beschreven in "Hoe u de PDF-handleidingen downloadt" in de Verkorte installatiehandleiding.
1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Dit hoofdstuk biedt informatie over onderwerpen als elementaire bedieningsprocedures en het
laden van papier.
2. KOPIEERMACHINE
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de kopieerfunctie.
3. PRINTER
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de printerfunctie.
4. FAX
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de faxfunctie.
5. SCANNER / INTERNETFAX
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de scannerfunctie
en de internetfaxfunctie.
6. SYSTEEMINSTELLINGEN
In dit hoofdstuk worden de "Systeeminstellingen uitgelegd, waarmee een reeks parameters wordt
geconfigureerd die bedoeld zijn om optimaal aan te sluiten op de behoeften van uw werkplek. De
huidige instellingen kunnen worden weergegeven of afgedrukt vanuit de "Systeeminstellingen".
7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
Dit hoofdstuk legt uit hoe u vastgelopen papier kunt verwijderen en biedt antwoorden op veel gestelde
vragen over de bediening van de machine vanuit elke modus. Raadpleeg deze handleiding als u
problemen ondervindt met het gebruik van de machine.
Gedrukte handleidingen
Naam handleidingInhoud
Onderhouds- en
veiligheidshandleiding
Handleiding
software-installatie
Verkorte
installatiehandleiding
Deze handleiding bevat instructies voor een veilig gebruik van de machine en toont de technische gegevens van de
machine en de randapparatuur.
Deze handleiding legt uit hoe u de software moet installeren en de instellingen moet configureren om de machine als
printer of scanner te gebruiken.
Deze handleiding biedt eenvoudige uitleg over alle functies van de machine in één publicatie. Uitgebreide informatie
over elk van de functies vindt u in de PDF-handleidingen.
iii
OVER DE BEDIENINGSHANDLEIDING
Deze handleiding biedt uitleg over het gebruik van het digitaal kleuren multifunctioneel systeem MX-C310/MX-C380.
Opmerkingen
•
Zie voor informatie over het installeren van de in deze handleiding genoemde drivers en software de Handleiding software-installatie.
• Voor informatie over uw besturingssysteem verwijzen we naar de handleiding van uw besturingssysteem of de online Help.
®
• De uitleg over schermen en procedures in een Windows-omgeving zijn vooral bedoeld voor Windows Vista
kunnen variëren naargelang de versie van het besturingssysteem of de softwareapplicatie.
• De uitleg van schermen en procedures in een Macintosh-omgeving zijn gebaseerd op Mac OS X v10.4 in het geval van Mac OS
X. De schermen kunnen variëren naargelang de versie van het besturingssysteem of de softwareapplicatie.
• Overal in de handleiding waar "MX-xxxx" wordt vermeld, kunt u "xxxx" vervangen door uw modelnaam.
• In deze handleiding wordt verwezen naar de faxfunctie. In sommige landen en regio's is de faxfunctie echter niet beschikbaar.
• Deze handleiding is met de grootste zorg vervaardigd. Als u opmerkingen of vragen hebt over de handleiding, neem dan
contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde erkende servicevestiging.
• Dit product is onderworpen aan strenge kwaliteitscontroles en inspectieprocedures. Mocht zich toch een storing of ander
probleem voordoen, neem dan s.v.p. contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf.
• Behoudens voorzover wettelijk vereist kan SHARP niet aansprakelijk worden gesteld voor defecten die optreden gedurende het
gebruik van het product of zijn opties, of defecten die het gevolg zijn van een onjuiste bediening van het product en zijn opties,
of andere defecten, of voor enige schade die voortkomt uit het gebruik van het product.
Waarschuwing
• Verveelvoudiging, aanpassing of vertaling van de inhoud van deze handleiding zonder voorafgaande toestemming is verboden,
behoudens voorzover toegestaan onder het auteursrecht.
• Alle informatie in deze handleiding is onder voorbehoud.
. De schermen
In deze handleiding weergegeven illustraties, bedieningspaneel en display
De randapparatuur is meestal optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit van de standaarduitrusting.
Bij de uitleg in deze handleiding gaan we ervan uit dat de invoereenheden voor 500 bladen op de MX-C380 zijn geïnstalleerd.
Voor sommige functies en procedures veronderstelt de uitleg dat er andere eenheden dan de bovengenoemde zijn geïnstalleerd.
De schermweergaven, meldingen en toetsnamen in deze handleiding kunnen afwijken van die van het apparaat als
gevolg van verbeteringen en aanpassingen aan het product.
Pictogrammen in deze handleidingen
De pictogrammen in de handleidingen geven het volgende type informatie aan:
Waarschuwing
Let op
Hiermee wordt u gewezen op een
situatie die kan leiden tot beschadiging
of storing van de machine.
Hier volgt extra uitleg over een functie
of procedure.
Hier wordt het annuleren of corrigeren
van een bewerking uitgelegd.
Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of overlijden.
Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of schade aan eigendommen.
Dit verwijst naar de naam van een systeeminstelling en biedt korte
uitleg van de instelling.
Indien "Systeeminstellingen:" wordt weergegeven:
Dit betreft uitleg over een algemene instelling.
Indien "Systeeminstellingen (Beheerder):" wordt
weergegeven:
Dit betreft uitleg over een instelling die alleen door een beheerder
dient te worden geconfigureerd.
iv
HOOFDSTUK 1
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
In dit hoofdstuk vindt u informatie over elementaire bedieningsprocedures, het laden van papier en het onderhoud van de machine.
Dit hoofdstuk biedt basisinformatie over het apparaat. Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u het apparaat in gebruik neemt.
ONDERDELEN EN FUNCTIES
BUITENZIJDE
(4)
(3)(5)
(2)
(1)
(6)(7)(8)
(1)Automatische origineelinvoer
Deze laadt en scant automatisch meerdere originelen. Bij
2-zijdige originelen kunnen automatisch beide zijden
worden gescand.
☞ HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-48)
(2)Voorklep
Open deze klep om een tonercartridge te verwijderen.
☞ Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(3)Bedieningspaneel
Dit wordt gebruikt om functies te selecteren en het aantal
kopieën in te voeren.
☞ BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-7)
(4)Uitvoerlade (middelste lade)
Uitvoer wordt naar deze lade uitgevoerd.
(5)Afwerkingseenheid*
Deze kan worden gebruikt om afdrukken te nieten.
☞ AFWERKINGEENHEID (pagina 1-54)
* Randapparatuur.
Wanneer een afwerkingeenheid
is geïnstalleerd
(6)Hoofdvoedingsschakelaar
Deze wordt gebruikt om het apparaat in te schakelen.
Laat deze schakelaar in de stand "Aan" staan bij gebruik
van de fax- of internetfaxfunctie.
☞
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-14)
(7)Hendel
Pak hem vast bij het verplaatsen van de machine.
Let op
De hoofdeenheid is extreem zwaar en dus zijn er twee
mensen nodig voor dit karwei. Pak de hendels aan elke
kant stevig beet tijdens het optillen van de hoofdeenheid.
(8)Handinvoerlade
Gebruik deze lade om handmatig papier in te voeren.
Als u een groter papierformaat laadt dan A4 of 8-1/2" x 11", trek
dan het verlengstuk van de handinvoer uit.
☞ PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE (pagina
1-45)
1-2
Inhoudsopgave
(9)(11)(10)
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(9)Papierlade 1
Hierin wordt papier geplaatst.
☞ PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-43)
(10) Papierlade 2/Papierlade 3/Papierlade 4
(wanneer invoereenheden voor 500 bladen zijn
geïnstalleerd)*
Hierin wordt papier geplaatst.
Voor combinaties van invoereenheden voor 500 bladen
moet u uw dealer of het dichtstbijzijnde erkende
servicebedrijf raadplegen.
☞ PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4 (pagina 1-43)
* Randapparatuur.
(11) USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een
USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
1-3
Inhoudsopgave
BINNENZIJDE
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(12)
Toner inzamelcontainer
verwijderd en klep van
tonerkanalen geopend
(14)(13)(15)(17)(16)
(20)(19)(18)(21) (22)
(12) Ontwikkelaarcartridges
Deze bevatten de ontwikkelaar die nodig is voor het
overdragen van de toner op het papier.
Voordat u de drumcartridge vervangt, moet u de
ontwikkelaarcartridge verwijderen.
☞
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(13) \Fotogeleidende drumcartridges
Deze bevatten de fotogevoelige drum die wordt gebruikt
voor het maken van afbeeldingen voor kopiëren en
afdrukken.
☞
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(14) Tonercartridges
Deze bevat toner voor het afdrukken. Wanneer de toner
in de cartridge opraakt, dient de cartridge van de kleur
die opraakt vervangen te worden.
☞
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(15) Samenvoegeenheid
Hier wordt warmte toegepast om de overgebrachte
afbeelding in het papier te smelten.
Let op
De fuser wordt heet. Zorg dat u geen brandwonden
oploopt als u probeert vastgelopen papier te verwijderen.
(16) Rechterklep
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
☞ 7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
"VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER"
(pagina 7-2)
(17) Klep papieromkeergedeelte
Deze klep wordt gebruikt bij dubbelzijdig afdrukken.
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
☞ 7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
"VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER"
(pagina 7-2)
(18) Klep tonerkanalen
Open deze klep om de tonerkanalen te reinigen.
☞
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(19) Tonerafvalbak
Hierin wordt de overtollige toner die na het afdrukken is
overgebleven verzameld.
☞
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
De toneropvangbak kan worden meegegeven aan uw
onderhoudstechnicus.
(20) Ontgrendelhendel toner inzamelcontainer
Draai deze hendel om de toner inzamelcontainer te
ontgrendelen als u de toner inzamelcontainer wilt
vervangen of de laserunit wilt reinigen.
☞
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(21) Rechterklep van papierlade
Open dit onderdeel om papier te verwijderen dat is
vastgelopen in een lade.
☞
7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN VAN
VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 7-2)
(22) Ontgrendelhendel rechterklep
Vastgelopen papier wordt verwijderd door aan deze
hendel te trekken en hem omhoog te houden om de klep
aan de rechterkant te openen.
☞
7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN "VERWIJDEREN VAN
VASTGELOPEN PAPIER" (pagina 7-2)
1-4
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
AUTOMATISCHE ORIGINEELINVOER EN GLASPLAAT
(2)(1)(3)(4) (5)(6)(7)
(1)Papierinvoerrol
Deze rol draait zodat het origineel automatisch wordt
ingevoerd.
(2)Klep origineelinvoergedeelte
Open deze klep om een vastgelopen origineel te
verwijderen of de papierinvoerrol te reinigen.
☞ 7. HET OPSPOREN VAN FOUTEN
"VERWIJDEREN VAN VASTGELOPEN PAPIER"
(pagina 7-2)
☞ Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(3)Origineelgeleiders
Deze helpen te waarborgen dat het origineel goed wordt
gescand. Stel de geleiders af op de breedte van het
origineel.
☞ HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-48)
(4)Lade origineelinvoer
Plaats uw originelen in deze lade. Enkelzijdige originelen
moeten met de afbeelding naar boven worden geplaatst.
☞ HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 1-48)
(5)Origineeluitvoerlade
Na het scannen worden originelen naar deze lade
uitgevoerd.
(6)Scangedeelte
Hier worden originelen gescand die in de automatische
origineelinvoer zijn geplaatst.
☞
Onderhouds- en veiligheidshandleiding
(7)Glasplaat
Gebruik deze om een boek of een ander dik origineel te
scannen dat niet via de automatische origineelinvoer kan
worden geladen.
☞ HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN
(pagina 1-50)
1-5
Inhoudsopgave
ZIJDE EN ACHTER
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(1)USB-aansluiting (A-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
Deze wordt gebruikt om een USB-toestel of een
USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten.
Deze aansluiting is aanvankelijk niet bruikbaar. Wilt u de
aansluiting gebruiken, neem dan contact op met uw
onderhoudstechnicus.
(2)LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als het
apparaat binnen een netwerk wordt gebruikt.
Gebruik een afgeschermd type LAN-kabel.
(3)USB-aansluiting (B-type)
Ondersteunt USB 2.0 (Hi-Speed).
U kunt een computer aansluiten op deze aansluiting om
het apparaat te gebruiken als printer.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
(4)Aansluiting voor onderhoudsdoeleinden
Let op
Deze aansluiting dient alleen voor gebruik
door onderhoudstechnici.
Als u een kabel aansluit op deze aansluiting,
kan het apparaat storingen gaan vertonen.
Belangrijke informatie voor onderhoudstechnici:
De kabel voor de onderhoudsaansluiting mag
niet langer zijn dan 3 meter (118").
(5)Netstekker
1-6
Inhoudsopgave
BEDIENINGSPANEEL
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(8)(5)(3)(6) (7)(2)(4)(1)
OKVORIGE
(1)Display
Op het display worden meldingen en toetsen weergegeven.
Gebruik de pijltoetsen en de [OK] toets om weergegeven
items te selecteren en diverse handelingen uit te voeren.
☞
WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL (pagina 1-9)
(2)Toets [VORIGE]
Druk op deze toets om naar het vorige scherm terug te
gaan zonder uw instellingen kwijt te raken.
(3)Toets [OK]
Druk op deze toets om een gekozen instelling in te voeren.
(4)Pijltoetsen
Druk op deze toetsen om het selectiekader te verplaatsen dat
wordt gebruikt om toetsen en items in het display te selecteren.
(5)Modustoetsen en indicators
Selecteer met deze toetsen de weergavemodus.
De indicator van een toets brandt als een toets is
geselecteerd.
Toets [AFDRUKKEN]
Als u een vastgehouden afdrukopdracht wilt afdrukken,
druk dan op deze toets om over te schakelen naar de
printermodus.
Toets [BEELD VERZENDEN]
Druk op deze toets om netwerkscanner/faxmodus te
selecteren om de functie scanner of fax te gebruiken.
Toets [KOPIE]
Druk op deze toets om de kopieerfunctie te selecteren.
Houd de toets [KOPIE] ingedrukt om het totaal aantal
gemaakte afdrukken en de resterende tonerhoeveelheid
te bekijken.
(6)Indicatoren AFDRUKKEN
• Indicator GEREED
Als deze indicator brandt kunnen afdrukopdrachten
worden ontvangen.
• Indicator DATA
Deze knippert wanneer afdrukgegevens worden
ontvangen en brandt voortdurend wanneer wordt
afgedrukt.
AFDRUKKEN
BEELD
VERZENDEN
KOPIE
OPDRACHT STATUS
(9)(10)(11)
GEREED
DATA
LIJN
DATA
SYSTEEM
INSTELLINGEN
LOGOUT
(7)Indicatoren BEELD VERZENDEN
• Indicator LIJN
Dit gaat branden tijdens het verzenden of ontvangen
van een fax of internetfax. Dit gaat ook branden tijdens
het verzenden van een beeld in scanmodus.
• Indicator DATA
Dit gaat knipperen als een ontvangen fax of internetfax
niet afgedrukt kan worden bijvoorbeeld als het papier
op is. Dit gaat branden als er een verzendopdracht is
die niet verzonden is.
(8)Numerieke toetsen
Deze toetsen worden gebruikt om het aantal kopieën,
faxnummers en andere cijfers in te voeren. Met deze
toetsen worden ook getalswaarden voor instellingen
ingevoerd.
(9)Toets [OPDRACHT STATUS]
Druk op deze toets om het opdrachtstatusscherm weer te
geven. Dit scherm wordt gebruikt om informatie over
opdrachten weer te geven en opdrachten te annuleren.
Zie voor details de hoofdstukken voor elk van de functies
in deze handleiding.
(10) Toets [SYSTEEM INSTELLINGEN]
Druk op deze toets om het menuscherm voor de
systeeminstellingen weer te geven. De
systeeminstellingen worden gebruikt om de
papierlade-instellingen te configureren en parameters
aan te passen om het apparaat gebruiksvriendelijker te
maken.
(11) Sharp OSA-sneltoets
Druk op deze toets om een sneltoets naar de Sharp
OSA-modus weer te geven (wanneer de Applicatie
communicatiemodule wordt geïnstalleerd). In dit scherm
worden ook aangepaste toetsen weergegeven. Van de
aangepaste toetsen kunt u sneltoetsen maken naar
speciale functies en andere instellingen.
1-7
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(12)(13)(14)
AFDRUKKEN
OKVORIG E
VERZENDEN
(12) Toets [WISSEN] ()
Druk op deze toets het aantal kopieën terug te zetten op
"0".
(13) Toets [STARTEN ZWART-WIT]
Druk op deze toets om een origineel te kopiëren of
scannen in zwart-wit. Deze toets wordt ook gebruikt om
een fax te verzenden in de faxmodus.
(14) Toets [STARTEN KLEUR]
Druk op deze toets om een origineel in kleur te scannen.
Deze toets kan niet worden gebruikt in combinatie met de
fax- of internetfaxfunctie.
(15) Toets [LOGOUT] ()
Druk op deze toets om uit te loggen als u hebt ingelogd
om het apparaat te gebruiken. Als de faxfunctie wordt
gebruikt, kan deze toets ook ingedrukt worden om
toonsignalen met een puls telefoonlijn te verzenden.
☞ GEBRUIKERSAUTHENTICATIE (pagina 1-16)
(16) Toets [#/P] ()
In de kopieerfunctie drukt u op deze toets om een
werkprogramma te gebruiken. Als de faxfunctie gebruikt
wordt, kan deze toets gebruikt worden tijdens het bellen.
BEELD
KOPIE
OPDRACHT STATUS
GEREED
DATA
LIJN
DATA
SYSTEEM
INSTELLINGEN
LOGOUT
(17)(15)(16)(18)(20) (21)(19)
(17) Toets [ALLES WISSEN] ()
Druk op deze toets om terug te gaan naar de
oorspronkelijke bedieningstoestand.
Gebruik deze toets om alle gemaakte instellingen te annuleren
en het apparaat te gebruiken met de standaardinstellingen.
(18) Toets [STOP] ()
Druk op deze toets om een kopieer- of scanopdracht te
stoppen.
(19) Toets/indicator [SPAARSTAND] ())
Druk op deze toets om het apparaat in de stand
Automatisch Uitschakelen te zetten om energie te sparen.
De toets [SPAARSTAND] () knippert als het apparaat
in de stand Automatisch Uitschakelen staat.
☞ TOETS [SPAARSTAND] (pagina 1-15)
(20) Toets [AAN] ()
Druk op deze toets om de voeding van het apparaat in of
uit te schakelen.
☞
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-14)
(21) AAN-indicator
Deze indicator gaat branden als de hoofdvoedingsschakelaar
van het apparaat in de stand "Aan" staat.
☞
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 1-14)
De indicators van het bedieningspaneel kunnen variëren naargelang het land of gebied.
1-8
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL
Dit gedeelte legt het gebruik van het bedieningspaneel uit.
• Zie voor het invoeren van tekst "TEKST INVOEREN" (pagina 1-59).
•Zie "Algemene handelingsmethoden" (pagina 6-5) in "6. SYSTEEMINSTELLINGEN" voor informatie over de
schermen en procedures voor het gebruik van de systeeminstellingen.
WERKEN MET HET DISPLAY
Basisscherm
(1)(2)
OK
VORIGE
(1) Verplaats het selectiekader met de pijltoetsen.
Gebruik de pijltoetsen om het selectiekader in het display te verplaatsen naar de gewenste insteltoets (bijvoorbeeld [Origineel]
of [Papierformaat]).
Selectiekader
(2) Toets [OK]
Als het selectiekader op de gewenste instelling staat, drukt u op [OK] om de selectie te kiezen. Het instelscherm verschijnt.
1-9
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Items in lijsten selecteren en terugkeren naar het vorige scherm
(1)(2)(3)
OK
VORIGE
(1) Als keuzes als lijst verschijnen in een instelscherm, selecteert u het gewenste item in de lijst met
de toetsen .
Items die momenteel ingesteld zijn worden aangeduid met .
(2) Druk op de toets [OK] om uw keuze in te voeren.
• Als de toets [OK] wordt ingedrukt, verschijnt naast het geselecteerde item.
• Als er een selectievakje bij een geselecteerd item staat, dan verandert dit vakje telkens wanneer u op de toets [OK] drukt van
naar . geeft aan dat de instelling is geselecteerd.
(3) Druk op de toets [VORIGE] om naar het vorige scherm terug te keren.
Selecteer de toets [Basismenu] om naar het basisscherm terug te keren.
Instellingen voor speciale functies controleren
(1)(2)
OK
VORIGE
(1) Selecteer [Spec. Functies] in het basisscherm om een lijst met speciale functies weer te geven.
Verplaats het selectiekader naar de gewenste speciale functie met de toetsen .
(2) Als "…" rechts van het geselecteerde item verschijnt, opent u met de toets [OK] een uitgebreid
instelscherm.
• Als er een selectievakje bij het item staat, dan stelt u het item in op door op [OK] te drukken; er wordt geen uitgebreid
instelscherm geopend.
• Als speciale functies zijn ingesteld, kan de toets [Functieoverzicht] bovenaan de lijst worden geselecteerd. Door de toets
[Functieoverzicht] te selecteren, wordt een lijst met instellingen voor speciale functies weergegeven.
1-10
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Getallen invoeren bij de instellingen van speciale functies
(2)
(1)
OK
VORIGE
(1) Als een getal voor een instelling moet worden ingevoerd, verplaats het selectiekader dan naar
of .
(2) Het getal wordt telkens als u op [OK] drukt, verhoogd of verlaagd. Houd de toets [OK] ingedrukt
om een getal snel te wijzigen.
U kunt ook het getalsdisplay selecteren en het getal direct met de cijfertoetsen invoeren. Verplaats het selectiekader naar het
getalsdisplay en druk op [OK]. Er verschijnt een getalsinvoerscherm. Druk op de cijfertoetsen om een getal in te voeren en
selecteer [OK].
Dit pictogram verschijnt wanneer gegevens
worden verzonden of ontvangen
Dit pictogram verschijnt wanneer fax-, scanof internetfaxgegevens in het
machinegeheugen worden opgeslagen.
Wanneer te verzenden gegevens worden
opgeslagen, verschijnt . Wanneer te
ontvangen gegevens worden opgeslagen,
verschijnt . Wanneer zowel te verzenden
als te ontvangen gegevens worden
opgeslagen, verschijnt .
Dit pictogram verschijnt wanneer een
onderhoudstechnicus de simulatiefunctie
heeft geactiveerd.
Dit pictogram verschijnt als er een
USB-geheugen of ander USB-toestel op de
machine wordt aangesloten.
Dit pictogram verschijnt wanneer de
gegevensbeveiligingskit wordt gebruikt.
Dit pictogram verschijnt wanneer de
machine wordt verbonden met externe
toepassingen.
(3)Hier worden instellingen weergegeven.
Als u het selectiekader naar de onderste instelling
verplaatst en op de toets drukt, verschijnt het
volgende scherm.
(4)Dit geeft de huidige pagina/totaal aantal pagina's
aan.
(5)Hier wordt een bewerkingstip weergegeven.
De afbeeldingen van het display in deze handleiding zijn slechts illustraties en kunnen afwijken van de werkelijke schermen.
Systeeminstellingen (beheerder): Toetsgeluid
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van het geluidssignaal bij toetsdrukken aan te passen. Het toetsgeluid kan ook
worden uitgeschakeld.
1-12
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
WERKEN MET DE WEBPAGINA
De procedures voor het werken met de webpagina worden hieronder uitgelegd.
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(4)
(5)
(1)
(2)
(3)
(1)Algemene knoppen
Hier verschijnen de [Indienen] button om instellingen op
te slaan, de [Update] button om instellingen bij te werken,
en de [Annuleren] button om instellingen te annuleren en
terug te keren naar het vorige scherm. Zorg ervoor dat u
op de knop [Indienen] klikt nadat u een instelling hebt
gewijzigd.
(2)Webpaginamenu
De items die op de webpagina kunnen worden ingesteld,
verschijnen hier. Klik op een item om de instellingen
daarvan weer te geven.
(3)Hier worden instellingen weergegeven.
Hier verschijnen de instellingen van een geselecteerd
item uit het webpaginamenu.
(4)Knop [Afmelden]
Is Gebruikersauthenticatie ingeschakeld, klik dan op
deze knop om u af te melden van de webserver. Als u
niet bent aangemeld, is dit de knop [Aanmelden].
(5)Knop [Help]
Hiermee wordt de Help voor elk item weergegeven.
1-13
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN
Het apparaat is voorzien van twee voedingsschakelaars. De ene is de hoofdschakelaar aan de linkerzijde van de
machine. De andere is de toets [AAN] () aan de rechterbovenzijde van het bedieningspaneel.
Hoofdvoedingsschakelaar
Als de hoofdvoedingsschakelaar is ingeschakeld, brandt
de hoofdvoedingsindicator op het bedieningspaneel.
Stand "Aan"
Stand "Uit"
De voeding inschakelen
(1) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Aan".
(2) Druk op de toets [AAN] () om de voeding
in te schakelen.
Toets [AAN]
AAN-indicator
Toets [AAN]
De voeding uitschakelen
(1) Druk op de toets [AAN] () om de voeding
uit te schakelen.
(2) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de
stand "Uit".
• Zorg ervoor dat u tijdens het uitschakelen van de stroom op de toets [AAN] () op het bedieningspaneel drukt. Wacht
vervolgens 20 seconden en schakel dan de hoofdschakelaar uit. Mocht er een plotselinge stroomonderbreking optreden
door bijvoorbeeld een stroomstoring, zet de machine dan weer aan en schakel hem dan in de juiste volgorde uit.
Als de machine gedurende langere tijd niet gebruikt wordt nadat de hoofdvoeding voorafgaand aan de toets [AAN] ()
werd uitgeschakeld, kan dit abnormale geluiden, verslechterde beeldkwaliteit en andere problemen veroorzaken.
• Voordat u de hoofdschakelaar uitzet, moet u erop letten dat het display uit is en de indicator DATA voor afdrukken en de
indicatoren DATA en LIJN voor het verzenden van beelden op het bedieningspaneel niet branden of knipperen.
Wanneer u de hoofdschakelaar uitschakelt of het netsnoer uit het stopcontact haalt terwijl een van de indicatoren brandt of
knippert, kan dit een storing veroorzaken zoals beschadiging van de harde schijf of gegevensverlies.
• Zet bij een ernstige storing, naderend onweer of verplaatsing van het apparaat zowel de hoofdschakelaar als de toets
[AAN] () uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Laat deze hoofdschakelaar altijd in de stand "Aan" staan bij gebruik van de fax- of internetfaxfunctie.
De machine opnieuw starten
Sommige instellingen treden pas in werking als de machine opnieuw wordt gestart.
Als er een bericht in het aanraakpaneel verschijnt waarin u wordt gevraagd om de machine opnieuw te starten, druk dan op
de toets [AAN] () om de voeding uit te schakelen en druk dan nogmaals op de toets om de voeding weer in te schakelen.
In sommige machinesituaties treden de instellingen niet in werking door op de toets [AAN] () te drukken om te herstarten.
Schakel in dat geval de stroom uit en dan weer aan met de hoofdschakelaar.
1-14
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
ENERGIEBESPARENDE FUNCTIES
Dit product is voorzien van de volgende twee energiebesparende functies die voldoen aan Energy Star-richtlijnen om te
helpen bij de instandhouding van onze natuurlijke energiebronnen en het terugdringen van de milieuvervuiling.
Voorverwarmingsmodus (Verminderd energieverbruik)
Deze functie verlaagt automatisch de temperatuur van de fuser voor een verminderd stroomverbruik wanneer het
apparaat gedurende een onder "Instelling Voorverwarmingsfunctie" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde
periode in stand-by staat.
Het apparaat keert automatisch terug naar de bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen, een toets
op het bedieningspaneel wordt ingedrukt of een origineel wordt geplaatst.
Functie automatisch uitschakelen (Sluimerstand)
Deze functie schakelt automatisch de voeding naar het scherm en de fuser uit wanneer het apparaat gedurende een
onder "Timer voor Automatisch Uitschakelen" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde periode standby staat.
Deze modus biedt het laagst mogelijke energieverbruik. Er wordt aanzienlijk meer energie bespaard dan in de
voorverwarmingsmodus, maar het apparaat heeft meer tijd nodig om terug te keren in de bedrijfsmodus. Deze modus
kan worden geblokkeerd in de systeeminstellingen (beheerder).
Het apparaat keert automatisch terug naar de bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen of op de
knipperende toets [SPAARSTAND]
() wordt gedrukt.
TOETS [SPAARSTAND]
Druk op de toets [SPAARSTAND] () om het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen te zetten of te laten
terugkeren naar de bedrijfsmodus. De toets [SPAARSTAND]
apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen staat.
Als de indicator
[SPAARSTAND] () niet
brandt in de stand-bymodus
Als de indicator
[SPAARSTAND] ()
knippert.
Is het apparaat gebruiksklaar.
Als u op de toets [SPAARSTAND] () drukt terwijl de indicator niet brandt, gaat de
indicator knipperen en gaat het apparaat na enkele ogenblikken over naar de modus
Automatisch Uitschakelen.
Staat het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen.
Als u op de toets [SPAARSTAND] () drukt terwijl de indicator knippert, gaat de
indicator uit en keert het apparaat na enkele ogenblikken terug naar de bedrijfsmodus.
() is voorzien van een indicator die aangeeft of het
Toets / indicator
[SPAARSTAND]
1-15
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE
Met gebruikersauthenticatie wordt het gebruik van de machine beperkt tot gebruikers die geregistreerd zijn. De functies die
iedere gebruiker mag gebruiken, kunnen worden opgegeven, zodat de machine kan worden aangepast aan de behoeften
van uw werkplek.
Wanneer de beheerder van de machine de gebruikersauthenticatie heeft inschakeld, moet elke gebruiker inloggen om
de machine te gebruiken. Er zijn verschillende types gebruikersauthenticatie en elk type heeft een andere
inlogmethode.
Raadpleeg de uitleg bij de inlogmethodes voor meer informatie.
☞ AUTHENTICATIE OP BASIS VAN GEBRUIKERSNUMMER (zie hieronder)
☞ AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM / WACHTWOORD (pagina 1-18)
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNUMMER
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat ontvangen
gebruikersnummer.
Bij authenticatie op basis van gebruikersnummer
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
VORIGE
OK
Selecteer de toets [Gebruikersnr.].
1
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8
cijfers) in met de numerieke toetsen.
Elk cijfer dat u invoert wordt weergegeven als " ".
2
1-16
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
3
OK
VORIGE
Als het gebruikersnummer een nummer van 8 cijfers is, is deze stap niet vereist. (U wordt automatisch ingelogd nadat
u het gebruikersnummer hebt ingevoerd.)
Selecteer [OK].
Nadat het ingevoerde gebruikersnummer is geauthenticeerd,
wordt kort het aantallenscherm weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer
paginalimieten zijn ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen"
op de webpagina. (Het aantal pagina's dat de gebruiker nog
kan gebruiken in elke functie (kopiëren, scannen, etc.)
verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm kan worden
ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen" in de
systeeminstellingen (beheerder).
Als u klaar bent met het gebruiken van
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT] ().
LOGOUT
4
• Let er echter op dat de toets [LOGOUT] () niet kan worden gebruikt om uit te loggen als er een faxnummer in
faxmodus wordt ingevoerd, omdat de toets wordt gebruikt voor de invoer van faxnummers.
• Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie
Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u
automatisch afgemeld. Bij gebruik van de PC-scanmodus wordt de gebruiker niet uitgelogd wanneer de toets
[LOGOUT] () wordt ingedrukt en werkt de functie Automatisch wissen niet. Zet het apparaat in een andere
modus en log vervolgens uit.
Als er driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld op de webpagina, wordt het apparaat gedurende vijf
minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake het gebruikernummer dat u moet gebruiken.
De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken.
Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens [Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
1-17
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM /
WACHTWOORD
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat of de beheerder van de
LDAP-server ontvangen loginnaam of wachtwoord.
Bij authenticatie op basis van
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere items in het scherm weergegeven.)
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
VORIGE
OK
Selecteer de toets [Gebruikersnaam] of
de toets [Snel].
Als u de toets [Gebruikersnaam] selecteert, verschijnt een
scherm waarin u de gebruikersnaam kunt selecteren. Ga door
1
AB
VORIGE
OK
met de volgende stap.
Als de toets [Snel] wordt geselecteerd, verschijnt een vlak [---]
waar een "Registratienr." kan worden ingevoerd.
Met de cijfertoetsen geeft u het onder "Gebruikerslijst" op de
webpagina opgeslagen registratienummer op. Ga na het
invoeren van het registratienummer naar stap 3.
Selecteer de gebruikersnaam.
(A) Toets [Directe Invoer]
Gebruikers die niet geregistreerd zijn en alleen
LDAP-authenticatie gebruiken, maken gebruik van deze
toets.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Vier uw
gebruikersnaam in.
(B) Toets [Gebruikerslijst]
Selecteer uw gebruikersnaam zoals opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" op de webpagina.
2
LDAP-authenticatie kan worden gebruikt als de beheerder van de server LDAP-diensten levert via het LAN (Local
Area Network).
1-18
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
3
VORIGE
OK
Selecteer de toets [Wachtwoord].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm voor het invoeren van het
wachtwoord.
Voer uw wachtwoord in zoals opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" op de webpagina.
Als u inlogt op een LDAP-server, voer dan het wachtwoord in
dat is opgeslagen bij uw loginnaam voor de LDAP-server.
Elk ingevoerd teken wordt weergegeven als " ". Selecteer als
u klaar bent met het invoeren van het wachtwoord de toets
[OK].
Als de authenticatie plaatsvindt via de LDAP-server en er
verschillende wachtwoorden voor u zijn opgeslagen onder
"Gebruikerslijst" op de webpagina en op de LDAP-server,
gebruik dan het wachtwoord dat is opgeslagen op de
LDAP-server.
• Wanneer een LDAP-server is opgeslagen kan [Auth. om:] worden gewijzigd.
• Als u een gebruikersnaam uit de gebruikerslijst hebt geselecteerd...
De LDAP-server is opgeslagen toen uw gebruikersinformatie is opgeslagen, en daarom verschijnt de LDAP-server
als de authenticatie-server wanneer u uw gebruikersnaam selecteert. Ga naar stap 4.
• Wanneer u inlogt met de toets [Directe Invoer]...
Selecteer de [Auth. om:] -toets.
Selecteer de LDAP-server.
Auth. om:
Authenticeren tot:Authenticeren tot:
Lokaal aanmelden
Server 1
Server 2
Server 3
Server 4
Server 5
Server 6
Server 7
Directe Invoer
Lokaal aanmelden
1-19
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere
items in het scherm weergegeven.)
4
VORIGE
OK
Selecteer [OK].
Nadat de ingevoerde loginnaam en het ingevoerde wachtwoord
zijn geauthenticeerd, wordt kort het aantallenscherm
weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer
paginalimieten zijn ingesteld in "Lijst van paginalimietgroepen"
op de webpagina. (Het aantal pagina's dat de gebruiker nog
kan gebruiken in elke functie (kopiëren, scannen, etc.)
verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm kan worden
ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen" (alleen
webpagina).
Als u klaar bent met het gebruiken van
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT] ().
LOGOUT
5
• Let er echter op dat de toets [LOGOUT] () niet kan worden gebruikt om uit te loggen als er een faxnummer in
faxmodus wordt ingevoerd, omdat de toets wordt gebruikt voor de invoer van faxnummers.
• Als een van te voren ingestelde tijdsduur verloopt nadat de machine voor het laatst is gebruikt, wordt de functie
Automatisch wissen ingeschakeld. Wanneer de functie Automatisch wissen wordt ingeschakeld, wordt u
automatisch afgemeld. Bij gebruik van de PC-scanmodus wordt de gebruiker niet uitgelogd wanneer de toets
[LOGOUT] () wordt ingedrukt en werkt de functie Automatisch wissen niet. Zet het apparaat in een andere
modus en log vervolgens uit.
Als er driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt
ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld op de webpagina, wordt het apparaat gedurende vijf
minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt ingevoerd.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake de loginnaam en het wachtwoord die/dat u moet gebruiken.
• De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken.
Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens [Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
• Als LDAP=authenticatie wordt gebruikt, kan de toets [E-mailadres] verschijnen, afhankelijk van de authenticatiemethode.
Als de toets [E-mailadres] verschijnt, selecteer de toets dan.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer uw e-mailadres in.
• GEBRUIKERSLIJST (pagina 1-22)
Deze wordt gebruikt om namen van gebruikers van de machine op te slaan. Daarnaast wordt gedetailleerde informatie
opgeslagen zoals de loginnaam, het gebruikersnummer en het wachtwoord. Neem contact op met de beheerder van het
apparaat voor de informatie die u nodig hebt om het apparaat te gebruiken.
Registratie wordt uitgevoerd in de [Gebruikerslijst] in [Gebruikers-bediening] in het webpaginamenu.
1-20
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
DE WEBPAGINA OPENEN
De aanmeldwijze voor het openen van de webserver in de machine hangt af van het al dan niet ingeschakeld zijn van
gebruikersauthenticatie.
Raadpleeg "TOEGANG KRIJGEN TOT DE WEBSERVER IN DE MACHINE" in de Verkorte installatiehandleiding voor
informatie over het openen van de webserver in de machine.
Als gebruikersauthenticatie niet is ingeschakeld
Als u op een instelling klikt waarvoor beheerderrechten nodig zijn na het openen van de webpagina, dan verschijnt een
aanmeldscherm. Voer uw wachtwoord in.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld
Gebruik onderstaande procedure om u aan te melden. Als automatische aanmelding van de gebruiker is ingeschakeld,
verschijnt het authenticatiescherm niet.
Als aanmelding geschiedt met gebruikersnaam / wachtwoord ( / e-mailadres)
Open de webpagina door een gebruikersnaam en wachtwoord in te voeren op het weergegeven aanmeldscherm. Als de
aanmeldwijze is ingesteld op gebruikersnaam / wachtwoord / e-mailadres, verschijnt er een tekstvak voor invoer van uw
[E-mailadres]. Voer uw e-mailadres in als dit vak verschijnt.
Als de authenticatiewijze op gebruikersnummer is
Open de webpagina door een gebruikersnummer in te voeren op het weergegeven aanmeldscherm.
In de modus gebruikersnummer kunt u zich ook aanmelden via [Aanm. beheer.] op het aanmeldscherm.
• Gebruikersauthenticatie is standaard uitgeschakeld (standaardinstelling).
• Om te voorkomen dat wachtwoorden tijdens het aanmelden uitlekken op het netwerk, raden we aan om de SSL-functie in
te schakelen in uw webbrowser.
• Om af te melden...
Klik op de toets [Afmelden] rechtsboven op de webpagina, of sluit de webbrowser.
1-21
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GEBRUIKERSBEDIENING
Gebruikersbediening wordt gebruikt om instellingen voor gebruikersauthenticatie te configureren op de webpagina.
Selecteer de toets [Gebruikers-bediening] op de webpagina en configureer de instellingen.
GEBRUIKERSLIJST
Deze functie wordt gebruikt om gebruikers op te slaan, te bewerken en te verwijderen wanneer de
gebruikersauthenticatie is ingeschakeld.
Als de toets [Gebruikerslijst] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1)
(2)
(3)
(1) Gebruikerslijst
Hier worden de huidige opgeslagen gebruikers
weergegeven.
(2) [Wissen]-toets
Gebruik deze toets om een geregistreerde gebruiker te
wissen.
(3) [Alle gebruikers verwijderen]-toets
Gebruik deze toets om alle opgeslagen gebruikers te
verwijderen. (Exclusief standaardgebruikers.) Deze
functie kan alleen worden uitgevoerd door een
beheerder.
(4) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe gebruiker toe te voegen.
(4)
Een gebruiker opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 1000 gebruikers worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 1-23) voor meer informatie.
Een gebruiker bewerken/verwijderen
U kunt een gebruiker selecteren op bovenstaand scherm om een bewerkingsscherm voor deze gebruiker te openen.
Selecteer het selectievakje naast de gebruiker () om een wisscherm voor deze gebruiker te openen, en selecteer
dan [Wissen].
Raadpleeg "Instellingen" (pagina 1-23) voor meer informatie.
• De functie "Alle gebruikers wissen" kan niet worden gebruikt wanneer de functie automatische login is ingeschakeld.
• Standaardgebruikers kunnen niet worden verwijderd.
1-22
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Fabrieksinstellingen voor gebruikers
De volgende gebruikers werden in de fabriek in de machine opgeslagen.
• Beheerder:Account voor de beheerder van de machine, zoals opgeslagen in de fabriek.
• Gebruiker:Dit wordt gebruikt wanneer netwerkauthenticatie wordt gebruikt en een aanmeldnaam rechtstreeks
wordt ingegeven die niet in de machine zit opgeslagen. (Dit kan niet worden geselecteerd in het scherm
voor aanmelding van de gebruiker.)
• Andere gebruiker:
Voor instellingen die te maken hebben met elk van de gebruikers, verwijzen wij naar de volgende tabel.
Dit wordt gebruikt wanneer een afdrukopdracht wordt uitgevoerd met ongeldige gebruikersinformatie.
(Dit kan niet worden geselecteerd in het scherm voor aanmelding van de gebruiker.)
Gebruikersnaam
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Mijn map
Authenticatie-instellingen
Paginalimietgroep
Autoriteitsgroep*
2
Favoriete bedieningsgroep
*1 Onderdelen die kunnen worden gewijzigd.
*2 Voor gedetailleerde informatie over elk van de instellingen verwijzen wij naar "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van
sjabloongroepen" (pagina 1-29).
BeheerderGebruikersnaamAndere gebruiker
adminusersOther
(Zie de onderhouds- en veiligheidshandleiding.)
Hoofdmap
Lokaal aanmelden–
Onbeperkt*
BeheerderGebruiker*
Volgens de systeeminstellingen*
1
1
1
*
users*
1
1
–
Gast*
1
Instellingen
ItemBeschrijving
Sla de naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens). Deze gebruikersnaam wordt gebruikt
Gebruikersnaam
als toetsnaam in het loginscherm, als gebruikersnaam voor documentarchivering en als
verzendernaam. (De gebruikersnaam moet uniek zijn.)
Gebruikersnaam toepassen op
gebruikersnaam*
Eerste letter
Index
Gebruikersnummer*
Loginnaam*
Wachtwoord*
E-mailadres
Mijn map
Authenticatie-instellingen*
Authenticatieserver
1
2
1
1, 3
1
Selecteer deze toets om de ingevoerde gebruikersnaam in te voeren in de gebruikersnaam
(inlognaam).
Hiermee wordt bepaald waar de gebruikersnaam verschijnt in de gebruikerslijst. Er kunnen
maximaal 10 tekens worden ingevoerd.
Selecteer de gewenste aangepaste index. De aangepaste indexnamen zijn dezelfde namen
als in het adresboek.
Voer een gebruikersnummer (5 tot 8 cijfers) in.
Voer de gebruikte gebruikersnaam in wanneer authenticatie met behulp van gebruikersnaam/wachtwoord
is ingeschakeld (maximaal 255 tekens). (De gebruikersnaam moet uniek zijn.)
Voer het wachtwoord in wanneer authenticatie met behulp van gebruikersnaam/wachtwoord
is ingeschakeld (1 tot 32 tekens). (Het wachtwoord kan worden overgeslagen.)
Voer het e-mailadres in dat wordt gebruikt in de verzendlijst en voor LDAP-authenticatie
(maximaal 64 tekens).
U kunt een map specificeren ("Mijn map") als de map die wordt gebruikt door de gebruiker
voor documentarchivering. U kunt een eerder aangemaakte map selecteren of een nieuwe
map aanmaken en selecteren.
Selecteer [Lokaal aanmelden] of [Netwerkauthenticatie] (wanneer LDAP is ingeschakeld)
voor "Authenticeren tot:".
Selecteer de server die u wilt gebruiken voor gebruikersauthenticatie uit de lijst LDAP-servers
die is opgeslagen op de webpagina's wanneer [Netwerkauthenticatie] is geselecteerd.
1-23
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
ItemBeschrijving
Specificeer de paginalimieten voor de gebruiker door een van de opgeslagen
Paginalimietgroep
Autoriteitsgroep
Favoriete bedieningsgroep
*1 Verschijnt niet wanneer "Gebruikersnummer" als authenticatiemethode is geselecteerd.
*2 Verschijnt alleen wanneer "Gebruikersnummer" als authenticatiemethode is geselecteerd.
*3 Niet vereist wanneer netwerkauthenticatie wordt gebruikt, omdat het wachtwoord dat is opgeslagen in de LDAP-server wordt
gebruikt.
paginalimietengroep te selecteren. De standaardinstelling is [Onbeperkt].
Raadpleeg "GROEPSLIJST PAGINALIMIET" (pagina 1-27) voor meer informatie.
Specificeer de autoriteit van de gebruiker door een van de opgeslagen autoriteitsgroepen te
selecteren. De standaardinstelling is [Gebruiker].
Raadpleeg "GROEPSLIJST BEVOEGDHEID" (pagina 1-28) voor meer informatie.
De favoriete bedieningsgroep die wordt toegepast tijdens de login. De standaardinstelling is
[Volgens de systeeminstellingen].
U kunt deze instelling wijzigen in [Gebruiker-bediening] in het webpaginamenu.
1-24
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
STANDAARDINSTELLING
Met deze instelling kunt u de gebruikersauthenticatie in- of uitschakelen en de methode voor authenticatie specificeren.
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld wordt elke gebruiker van de machine geregistreerd. Wanneer een
gebruiker inlogt, zijn de instellingen voor die gebruiker van toepassing. Dankzij deze functie hebt u een betere controle
over de veiligheid en de kosten.
Bovendien is het zelfs wanneer de gebruikersinformatie niet wordt opgeslagen in de machine mogelijk om u
rechtstreeks aan te melden door gebruikersinformatie in te voeren die is opgeslagen op een LDAP-server. In dat geval
zal de aangemelde gebruiker de fabrieksinstelling "Gebruiker" zijn. Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers"
(pagina 1-23) voor meer informatie.
• Raadpleeg "GEBRUIKERSLIJST" (pagina 1-22) voor de procedure voor het opslaan van gebruikers.
• De te volgen inlogprocedures wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, vindt u in
"GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-16).
Gebruikersauthenticatie
Wanneer de functie [Gebruikersauthenticatie] is ingeschakeld,
verschijnt er een loginscherm voordat een handeling is begonnen
in een bepaalde modus, behalve in het opdrachtstatusscherm*. U
moet één van de opgeslagen gebruikersnamen gebruiken. (Nadat
u zich hebt aangemeld, kunt u binnen alle functies navigeren.)
* Behalve wanneer een vastgehouden (afdrukken
blokkeren) bestand wordt gebruikt of wanneer er opnieuw
wordt geprobeerd een distributieverzending vanuit het
opdrachtstatusscherm te verzenden.
Instelling authenticatiemethode
Hiermee wordt de authenticatiemethode geselecteerd. Zorg ervoor
dat u deze instelling configureert voordat u gebruikersauthenticatie
gaat gebruiken. De geconfigureerde items voor gebruikers die na
de gebruikersauthenticatiemethode zijn opgeslagen, worden
afhankelijk van de geselecteerde authenticatiemethode ingesteld.
Gebruikersauthenticatie via gebruikersnaam en
wachtwoord
De standaard authenticatiemethode vindt plaats met
gebruikersnaam en wachtwoord.
Gebruikersauthenticatie via gebruikersnaam,
wachtwoord en e-mailadres
In aanvulling op de gebruikersauthenticatie met gebruikersnaam
en wachtwoord, moet er ook een e-mailadres worden ingevoerd.
Gebruikersauthenticatie uitsluitend via
gebruikersnummer
Deze methode kunt u gebruiken wanneer er geen gebruik wordt
gemaakt van netwerkauthenticatie.
Inst. apparaataccountmodus
Een bepaalde gebruiker kan worden opgeslagen als automatische
login-gebruiker. Wanneer deze instelling is ingeschakeld, kan de
login automatisch worden uitgevoerd.
Met deze functie hoeft er niet meer worden ingelogd, terwijl toch de
instellingen van de geselecteerde gebruiker (netwerkinstellingen,
favoriete handelingen etc.) worden toegepast.
U kunt ook andere dan de automatische ingelogde gebruiker
toestaan om tijdelijk in te loggen en met hun eigen rechten en
instellingen te werken. Om andere gebruikers toe te staan tijdelijk in
te loggen wanneer [Inst. apparaataccountmodus] is ingeschakeld,
selecteert u [Inloggen door andere gebruiker toestaan].
Hierdoor wordt bijvoorbeeld een toepassing als "machtiging voor
alleen kleurenkopiëren" mogelijk.
•
Als de automatische login om wat voor reden dan ook
niet lukt terwijl deze wel is ingeschakeld, of wanneer de
gebruiker geen beheerdersrechten heeft, worden alle
systeeminstellingen of de systeeminstellingen
(beheerder) geblokkeerd. In zo'n geval moet de
beheerder de toets [Beheerderswachtw] in het scherm
systeeminstellingen selecteren en opnieuw inloggen.
•
Om in te loggen als een andere gebruiker dan de
automatisch ingelogde gebruiker wanneer [Login door
andere gebruiker toestaan] is ingeschakeld, drukt u op
de toets [LOGOUT] () om het automatisch inloggen
te annuleren. Het scherm gebruikersauthenticatie wordt
weergegeven om u aan te melden. Druk op de toets
[LOGOUT] () nadat u de machine hebt gebruikt.
Handelingen wanneer het maximum
aantal pagina's is bereikt
• Het loginscherm varieert afhankelijk van de
geselecteerde authenticatiemethode. Raadpleeg
"GEBRUIKERSAUTHENTICATIE" (pagina 1-16)
voor meer informatie.
• Als "Gebruikersauthenticatie uitsluitend via
gebruikersnummer" wordt gebruikt, is
netwerkauthenticatie niet mogelijk.
Met deze instelling bepaalt u of een opdracht moet wordt
voltooid wanneer het maximum aantal pagina's is bereikt
terwijl de opdracht nog wordt uitgevoerd.
De volgende selecties zijn mogelijk:
• De taak wordt beëindigd wanneer het maximum
aantal pagina's is bereikt
• De taak is voltooid wanneer het maximum aantal
pagina's is bereikt
1-25
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Instelling op bedieningspaneel voor
aantal getoonde gebruikersnamen
Het aantal gebruikers dat wordt weergegeven in het
gebruikerselectiescherm kan worden geselecteerd (6, 12 of 18
gebruikers).
Deze instelling is ook van toepassing op het
gebruikerselectiescherm van afdrukken blokkeren en het
verzenderselectiescherm.
Een waarschuwing wanneer de
aanmelding is mislukt
Deze instelling wordt gebruikt om een waarschuwing weer te
geven en de aanmelding gedurende vijf minuten te blokkeren
als het aanmelden drie maal achtereen mislukt. Hiermee wordt
voorkomen dat ongeautoriseerde personen een wachtwoord
proberen te raden. (Het aantal mislukte aanmeldpogingen blijft
bewaard, ook nadat u het apparaat heeft uitgeschakeld.)
U kunt de blokkering van vijf minuten van het
bedieningspaneel opheffen.
Afdrukken door ongeldige
gebruiker uitschakelen
Het is mogelijk het afdrukken door gebruikers waarvan geen
gegevens op de machine zijn opgeslagen, zoals afdrukken
zonder het invoeren van geldige gebruikersinformatie in de
printer driver of het afdrukken van een bestand vanaf een
FTP-server vanuit de webpagina's, onmogelijk te maken.
Wanneer de aanmelding wordt uitgevoerd via
netwerkauthenticatie met gebruikersinformatie die niet
in de machine opgeslagen zit, zal de aangemelde
gebruiker de fabrieksinstelling "Gebruiker" zijn.
Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers"
(pagina 1-23) voor meer informatie.
Gebruiksstatus weergeven na
aanmelden
Wanneer gebruikersauthenticatie is ingeschakeld,
bepaalt deze functie of de paginatellingen van een
gebruiker wordt weergegeven als deze gebruiker zich
aanmeldt.
Gebruikersinformatie afdrukken
De volgende lijsten kunnen worden afgedrukt.
• Gebruikerslijst
• Lijst met aantal gebruikte pagina's
• Paginalimietgroeplijst*
• Autoriteitsgroepslijst
• Favoriete bedieningsgroeplijst*
• Alle gebruikersinformatie afdrukken
Selecteer de toets van de gewenste lijst om het
afdrukken te starten.
* Afdrukken is niet mogelijk wanneer er geen groepen
zijn opgeslagen.
Verwijder de vergrendeling op het
Wanneer een afdruktaak wordt uitgevoerd door een gebruiker
die niet in de machine zit opgeslagen, zal de fabrieksinstelling
"Andere gebruiker" worden gebruikt als de aangemelde
gebruiker. Raadpleeg "Fabrieksinstellingen voor gebruikers"
(pagina 1-23) voor meer informatie.
Opgeslagen taken automatisch
afdrukken na login
Wanneer vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en
afdrukgegevens naar de machine is gespoold, kunt u de
gespoolde gegevens automatisch laten afdrukken als de
gebruiker die vasthouden heeft ingeschakeld zich aanmeldt.
Standaardinstelling
netwerkauthenticatieserver
Gebruik deze instelling om de standaard
netwerkauthenticatieserver in te stellen.
Wanneer een gebruiker zich vanaf de webpagina aanmeldt of
een afdrukopdracht verzendt naar de machine met behulp van
gebruikersinformatie die niet op de machine is opgeslagen, is
de authenticatieserver onbekend. Deze instelling wordt
gebruikt om één van de LDAP-servers die op de machine zijn
opgeslagen te gebruiken als authenticatie-server.
bedieningspaneel van de machine
Als het bedieningspaneel van de machine geblokkeerd
is door een mislukte aanmelding, heft u de blokkering op
door in te loggen als een beheerder.
1-26
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GROEPSLIJST PAGINALIMIET
Deze functie wordt gebruikt om groepen accountlimiet-instellingen op te slaan. De paginalimieten voor elke gebruiker
worden gespecificeerd door een van deze opgeslagen groepen te selecteren wanneer de gebruiker is opgeslagen.
Als de toets [Groepslijst paginalimiet] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1)
(2)
(1) Lijstweergave
Hier worden de huidige opgeslagen groepen weergegeven.
U kunt een groepsnaam selecteren om het scherm voor
bewerking of verwijdering voor deze groep te openen.
(3) Toets [Terug naar uitgangswaarden]
Zet hiermee de groepsinstellingen terug naar de
standaard fabrieksinstellingen en wis de groepen uit de
lijst.
(3)
(2) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te voegen.
Een paginalimietgroep opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 20 groepen worden opgeslagen.
Raadpleeg "Instellingen" voor meer informatie.
Een paginalimietgroep bewerken
U kunt een groepsnaam selecteren uit de lijst op bovenstaand scherm om een bewerkingsscherm voor deze groep te
openen. Selecteer het selectievakje naast de groep () om een groep uit de lijst te verwijderen, en selecteer dan
[Terug naar uitgangswaarden]. U wordt gevraagd dit te bevestigen. Selecteer [OK] om de groep te wissen.
Raadpleeg "Instellingen" voor meer informatie.
Instellingen
ItemBeschrijving
GroepsnaamSla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepsnaam die u wilt
gebruiken als registratiemodel
Functienamen
Paginalimiet
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de
nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
De namen van functies die kunnen worden geconfigureerd worden weergegeven. Stel een limiet
in voor elke functie.
Wanneer [Verboden] is geselecteerd voor een modus, zijn invoer en uitvoer van de modus niet mogelijk.
Wanneer [Onbeperkt] is geselecteerd voor een modus, zijn invoer en uitvoer van de modus niet mogelijk.
Voer een limiet in (1 tot 99.999.999 pagina's) wanneer de optie [Beperkt] is geselecteerd.
1-27
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GROEPSLIJST BEVOEGDHEID
Gebruik deze functie om groepen gebruikersautoriteit-instellingen op te slaan. De autoriteit van elke gebruiker wordt
gespecificeerd door een van deze opgeslagen groepen te selecteren wanneer de gebruiker is opgeslagen.
Als de toets [Groepslijst bevoegdheid] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1)
(2)
(1) Lijstweergave
Hier worden de huidige opgeslagen groepen
weergegeven. U kunt een groepsnaam selecteren om het
scherm voor bewerking of verwijdering voor deze groep
te openen.
(2) Toets [Toevoegen]
Gebruik deze toets om een nieuwe groep toe te voegen.
Een autoriteitsgroep opslaan
Selecteer de toets [Toevoegen] op het weergegeven scherm om het registratiescherm weer te geven. Er kunnen
maximaal 20 groepen worden opgeslagen.
Raadpleeg "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen" (pagina 1-29) voor informatie over de
instellingen.
Een autoriteitsgroep bewerken
U kunt een groep selecteren op het weergegeven scherm om een scherm voor bewerking of verwijdering deze groep te
openen. Raadpleeg "Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen" (pagina 1-29) voor informatie
over de instellingen.
Selecteer het selectievakje naast de groep (), selecteer dan [Terugkeren naar Beheerdersbevoegdheid],
[Terugkeren naar Gebruikersbevoegdheid], of [Terugkeren naar Gastbevoegdheid] om een groep terug te zetten naar
de standaardinstelling. De gebruikers van die groep krijgen de gekozen bevoegdheden en de groep wordt uit de lijst
gewist.
1-28
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Lijst met instellingen en standaardinstellingen van sjabloongroepen
ItemBeschrijving
GroepsnaamSla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de
Selecteer de groepsnaam die u wilt
gebruiken als registratiemodel
Kopiëren
nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
De standaardgroepen en bijbehorende instellingen worden hieronder weergegeven.
gebruikersautoriteit-inst
ellingen
zijn toegestaan
Alle instellingen
verboden
Weergave van apparaat-/netwerkstatus
Spanning uit/aanVerboden
Machine-identificatieVerboden
Toepassingsinstellingen (behalve
registratie van
voorkeurtekst/doorstuurtabel)
Registratie van voorgeprogrammeerde
tekst/Doorstuurtabel
Status- en waarschuwingsbericht via
e-mail
Instelling takenlogboekVerboden
Poortcontrole/filterinstellingenVerboden
Standaard koppelinginstellingVerboden
Bedieningshandleiding downloadenToegestaan
*1 Raadpleeg de lijst met systeeminstellingen (algemeen/beheerder) voor meer informatie over elke instelling.
*2 Alle toegestaan behalve "Beheerderswachtwoord wijzigen".
Afhankelijk van de specificaties van de machine en de geïnstalleerde randapparatuur, kan het mogelijk zijn dat sommige
instellingen niet beschikbaar zijn.
Toegestaan
Toegestaan
Verboden
Toegestaan
Verboden
Verboden
1-30
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
FAVORIETE BEDIENINGSGROEPLIJST
Dit wordt gebruikt om favoriete bedieningsgroepen op te slaan.
Favoriete bedieningsgroeplijstregistratie
Groepen voorkeursinstellingen kunnen als "favoriete bedieningsgroepen" worden opgeslagen. Een gebruiker die
bijvoorbeeld een andere taal spreekt zo normaal gesproken elke keer de taal moeten wijzigen om de machine te kunnen
gebruiken. Door de taalinstelling in een favoriete bedieningsgroep op te slaan, wordt de taal automatisch gekozen zodra
de betreffende gebruiker inlogt.
Instellingen
ItemBeschrijving
GroepsnaamSla naam van de gebruiker op (maximaal 32 tekens).
Selecteer de groepsnaam die u
wilt gebruiken als
registratiemodel
Kopiëren
Instelling oorspronkelijke statusSelecteer de instellingen voor kleurmodus, papierlade, belichtingstype, kopieerfactor, 2-zijdig
Beeld Verzenden
Instelling oorspronkelijke statusSelecteer instellingen voor resolutie, belichting, kleurmodus, bestandindeling en type
Systeeminstellingen
Instelling Detectie Formaat
Origineel
TaalinstellingSchermtaalinstelling selecteren.
Instelling ToetsbedieningStel de toetsinvoertijd en automatische toets herhaling in.
ToetsgeluidStel het geluid in dat u hoort wanneer een toets wordt geselecteerd.
Keuze ToetsenbordStel de taal van het toetsenbord in.
Instelling weergavepatroonSelecteer het kleurpatroon dat in het display wordt gebruikt.
Automatisch opgeslagen taken
na inloggen afdrukken
Selecteer een van de eerder opgeslagen groepen die u wilt gebruiken als sjabloon voor de
nieuwe groep. Nadat u de groep hebt geselecteerd, worden de instellingen toegepast.
en uitvoer.
origineel beeld Standaard eigen nummer en naam opslaan.
Selecteer of het formaat van originelen automatisch als AB-formaat of als inch-formaat wordt
gedetecteerd.
Wanneer vasthouden is ingeschakeld in de printerdriver en afdrukgegevens naar de machine
is gespoold, kunt u de gespoolde gegevens automatisch laten afdrukken als de gebruiker die
vasthouden heeft ingeschakeld zich aanmeldt.
Voorbeeldinstelling
Weergave standaardvoorbeeldBeeld verzenden: Selecteer de zoomfactor van de voorvertoning die kan worden
weergegeven bij ontvangst van een afbeelding en in het geheugenvak.
Toetsinstelling aanpassen
Toetsinstelling aanpassenStel vooor elke modus aangepaste toetsen in.
1-31
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
GEBRUIKERSAANTALLEN BEKIJKEN
Hiermee wordt het totale aantal pagina's weergegeven die door elke gebruiker zijn afgedrukt.
Als de toets [Gebruikersaantallen bekijken] wordt geselecteerd, verschijnt het volgende scherm.
(1)
(2)
(3)
(1) Gebruikerslijst
Hier worden de huidige opgeslagen gebruikers
weergegeven. Selecteer de gebruikersnaam als u een
gebruiker wil selecteren.
(2) Toets [ALLES selecteren]
Hiermee selecteert u alle gebruikers.
(3) Toets [Weergeven]
Hiermee worden de aantallen van de geselecteerde
gebruiker weergegeven.
(4) Toets [Aantal wissen]
Hiermee kunt u de aantallen van de geselecteerde
gebruiker wissen.
(4)
Gebruikersaantal weergegeven
Selecteer een gebruiker in het bovenstaande scherm en selecteer de toets [Weergeven]. De aantallen van de
betreffende gebruiker verschijnen.
ItemInstellingen
VolgendeHiermee wordt de volgende gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
VorigeHiermee wordt de vorige gebruiker weergegeven (gesorteerd op registratienummer).
Gebruikte pagina'sDe overgebleven aantallen en het aantal pagina's van de geselecteerde gebruiker worden
per functie weergegeven.
PaginalimietDe paginalimiet die voor de gebruiker is ingesteld wordt tussen haakjes weergegeven onder
het aantal.
Aantallen van apparaten die niet zijn geïnstalleerd worden niet weergegeven.
Gebruikersaantallen wissen
U kunt een gebruiker selecteren uit de lijst op bovenstaand scherm om de teller voor deze gebruiker op nul te stellen. U
wordt gevraagd dit te bevestigen. Selecteer [OK] om de aantallen van deze gebruiker te wissen.
1-32
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
EXTERNE BEDIENING VAN DE MACHINE
Met de functie externe bediening kunt u de machine vanuit uw computer bedienen.
Als deze functie is toegevoegd, verschijnt hetzelfde scherm als het bedieningspaneelscherm op uw computer.
Daarmee kunt u de machine vanaf uw computer op dezelfde manier bedienen alsof u voor de machine staat.
De machine
Uw computer
Bedieningspaneel
Bedien de
machine met uw
computerscherm
De functie voor bediening op afstand kan slechts op één computer tegelijkertijd worden gebruikt.
Netwerk
Werken met de functie externe bediening
Voordat u deze functie gebruikt, moet u "Bedieningsauthoriteit" instellen op "Toegestaan" in "Bediening van externe
software" van "Instellingen bediening op afstand" (alleen webpagina) in de systeeminstellingen (beheerder).
☞ 6. SYSTEEMINSTELLINGEN "Instellingen bediening op afstand" (pagina 6-70)
Om de de functie externe bediening te gebruiken, moet de machine zijn aangesloten op een netwerk en moet een
VNC-applicatie op uw computer zijn geïnstalleerd (aanbevolen VNC-software: RealVNC).
De procedure voor het gebruik van deze functie is als volgt:
Voorbeeld: RealVNC
Sluit de computer aan op het apparaat.
(1) Start de VCN-viewer
1
(2)(3)
Volg de aanwijzingen op het bedieningspaneel van het apparaat om de verbinding toe te laten.
(2) Voer het IP-adres van de machine in het
invoervak "Server" in.
(3) Druk op [OK].
2
Tijdens communicatie via externe software verschijnt de toets bij de systeeminstellingen van het apparaat. Wilt u
de verbinding verbreken, sluit dan de externe software of druk op de toets [SYSTEEMINSTELLINGEN] op het
bedieningspaneel en selecteer de toets op het scherm dat verschijnt.
Gebruik het bedieningspaneel op dezelfde manier als vanaf de machine*. Zie voor uitgebreide procedures de hoofdstukken
voor elk van de functies in deze handleiding. Let op, het is niet mogelijk om een waarde die wordt ingevoerd constant te
wijzigen door een toets ingedrukt te houden.
Systeeminstellingen (beheerder): Instellingen bediening op afstand (alleen webpagina)
Stel de bedieningsrechten voor de functie externe bediening in.
De registratie wordt uitgevoerd in [Systeeminstellingen] – [Bedieningsinstellingen] – "Instelling bediening op afstand" in het
webpaginamenu.
1-33
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
TAKENLOGBOEK
De machine houdt een logboek bij van de uitgevoerde opdrachten. De instellingen voor het takenlogboek dat op de
machine wordt opgeslagen worden op de webpagina geconfigureerd. Selecteer [Takenlogboek] op de webpagina om
de instellingen te configureren.
TAKENLOGBOEK OPSLAAN/VERWIJDEREN
Het logboek van uitgevoerde opdrachten op de machine kan worden opgeslagen of gewist.
ItemInstellingen
TakenlogboekHet totale aantal opgeslagen opdrachtlogboeken verschijnt.
Opdrachtlogboek opslaan
Gegevens opslaan en verwijderenVerwijdert het takenlogboek nadat het opslaan is gecontroleerd
Knop [Opslaan]Slaat het takenlogboek op.
Nummer van takenlogboek voor
kennisgeving via e-mail
Opdrachtlogboek verwijderen
Knop [Wissen]Wist het takenlogboek.
Selecteer het aantal opdrachten dat een e-mailmelding activeert.
Informeert het onder e-mail waarschuwingsbericht ingestelde adres wanneer het
toegewezen aantal wordt bereikt.
OPDRACHTLOGBOEK BEKIJKEN
Het logboek van uitgevoerde opdrachten op de machine kan worden weergegeven.
De weer te geven items en de van toepassing zijnde periode kan worden geselecteerd.
ItemInstellingen
Selecteer onderwerpSelecteer het weer te geven item.
Toets [Weergeven]Geeft het takenlogboek weer.
1-34
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
OPGESLAGEN ITEMS IN HET
OPDRACHTLOGBOEK
De machine slaat de uitgevoerde opdrachten op in het opdrachtlogboek.
De belangrijkste informatie die wordt opgeslagen in het opdrachtlogboek wordt hieronder beschreven.
•
Om het tellen van de totale gebruiksaantallen van apparaten met een verschillende configuratie te vereenvoudigen, worden de
in het opdrachtlogboek opgeslagen items vastgelegd, ongeacht geïnstalleerde randapparatuur en de reden van de opslag.
•
In sommige gevallen wordt de opdrachtinformatie mogelijk niet correct opgeslagen, bijvoorbeeld wanneer een stroomstoring optreedt tijdens een opdracht.
• TAKENLOGBOEK (pagina 1-34)
Het opdrachtlogboek kan worden opgeslagen, verwijderd of gecontroleerd.
Registratie wordt uitgevoerd in het [TAKENLOGBOEK] in het webpaginamenu.
Nr.ItemnaamBeschrijving
1Belangrijkste itemsTaak-idDe taak-id wordt opgeslagen.
Taak-id's worden in het logboek opgeslagen als opeenvolgende
nummers tot 999999, waarna het tellen opnieuw bij 1 begint.
2Opdrachtmodus
3Computernaam
4GebruikersnaamDe gebruikersnaam voor de authentificatiefunctie.
5GebruikersnaamDe loginnaam voor de authentificatiefunctie.
6Begindatum en -tijdDe datum en het tijdstip waarop de opdracht is begonnen.
7Einddatum en -tijdDe datum en het tijdstip waarop de opdracht is voltooid.
8Totaal aantal zwart/wit
9
10
11
12
Totaal aantal
meerkleuren
Totaal aantal
tweekleuren
Totaal aantal
enkelkleurs
Telling volgens formaat
De opdrachtmodus zoals kopiëren of afdrukken.
De naam van de computer die de afdrukopdracht heeft verzonden.*
Voor een afdrukopdracht wordt het totale aantal opgeslagen.
Voor een verzendopdracht wordt het totale aantal verzonden zwart-witpagina's
opgeslagen.
distributieverzending wordt het totale aantal pagina's opgeslagen.
Voor scannen naar schijf wordt het aantal opgeslagen zwart-witpagina's opgeslagen.
Voor een afdrukopdracht wordt het totale aantal opgeslagen.
Voor een verzendopdracht wordt het totale aantal verzonden
meerkleurenpagina's opgeslagen.
weergegeven van een distributieverzending, wordt het totale aantal
pagina's opgeslagen.
Voor scannen naar schijf wordt het aantal opgeslagen
meerkleurenpagina's opgeslagen.
Geeft
Geeft
Tellingen per origineel/papierformaat in kleur en zwart-wit.
Wanneer een overzicht wordt weergegeven van een
Wanneer een overzicht wordt
de totaaltelling in 2-kleuren aan.
de totaaltelling in één kleur aan.
13
14Ongeldig aantal vellen
15Ongeldig aantal vellen
Aantal vellen volgens
formaat
(zwart/wit)
(kleur)
Geeft het aantal vellen per papiersoort aan.
Geeft het aantal ongeldige zwart-wit vellen aan.
Geeft het aantal ongeldige kleurenvellen aan.
1-35
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Nr.ItemnaamBeschrijving
16Belangrijkste itemsAantal gereserveerde
sets
17Aantal voltooide setsAantal voltooide sets of aantal bestemmingen waarnaar de
18Aantal gereserveerde
pagina's
19Aantal voltooide
pagina's
20ResultaatHet resultaat van een opdracht.
21Foutoorzaak
22
Onderwerp betreffende
afdrukopdracht
23NietenDe nietstatus.
24
25Aantal perforatiesHet aantal perforaties. Altijd "0" wanneer de machine wordt gebruikt.
26VouwenOpgeslagen bij een opdracht die met de vouwfunctie werkt. Altijd
27Aantal vouwenAantal gevouwen pagina's. Altijd "0" wanneer de machine wordt
28PrintertintDe gebruikte tint voor een afdrukopdracht.
UitvoerDe uitvoermodus van een afdrukopdracht.
Aantal nietjes
Aantal opgegeven sets voor gereserveerde bestemmingen.
verzending met succes is voltooid.
Aantal gereserveerde origineelpagina's van een kopieeropdracht,
afdrukopdracht, scanopdracht of andere opdracht.
Aantal voltooide pagina's van een set.
De oorzaak van een fout die is opgetreden tijdens een opdracht.
Het aantal nietjes.
"Niet vouwen" wanneer de machine wordt gebruikt.
gebruikt.
29Onderwerp
betreffende afbeelding
30Naam AfzenderNaam van de afzender van een beeldverzendopdracht.
verzenden
31AfzenderadresAdres van de afzender van een beeldverzendopdracht.
32Type verzendingVerzendtype van een beeldverzendopdracht.
33Administratief
34RondzendnummerRondzendnummer van een beeldverzendopdracht.
35InvoervolgordeReserveringsvolgorde voor een distributieverzending van een
36BestandstypeBestandindeling van een beeldverzendopdracht.
37Compressiemodus/
38CommunicatietijdGeeft de communicatieduur van verzendopdrachten aan.
39Faxnr.Geeft het opgeslagen nummer van de afzender aan.
40Onderwerp
betreffende
41OpslagmodusOpslagmodus van document archiveren.
documentarchivering
42BestandsnaamBestandsnaam van een bestand dat is opgeslagen via document
43Gegevensgrootte [KB]Bestandsgrootte.
Direct AdresAdres van een beeldverzendopdracht.
Administratief serienummer van een beeldverzendopdracht.
serienummer
beeldverzendopdracht. Voor een seriële navraagopdracht wordt dit
gebruikt om de communicatie op het afdrukken af te stemmen.
Compressiemodus en comprimeringsfactor van het bestand van een
Comprimeringsfactor
Document ArchiverenStatus van document archiveren.
beeldverzendopdracht.
archiveren of afdruk achterhouden.*
44Algemene
functionaliteit
45Speciale FunctiesSpeciale functies die zijn geselecteerd toen de opdracht werd
46Bestandsnaam 2Slaat de bestandsnaam van afdrukopdrachten op.*
KleurinstellingDe door de gebruiker geselecteerde kleurmodus.
uitgevoerd.
1-36
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Nr.ItemnaamBeschrijving
47Gedetailleerde itemsFormaat OrigineelFormaat van een gescand origineel.
Voor een afdrukopdracht met document archiveren is dit het
papierformaat van het bestand.
48OrigineeltypeOrigineeltype (tekst, afgedrukte foto enz.) dat is ingesteld in het
scherm met belichtingsinstellingen.
49PapierformaatHet papierformaat van een afdrukopdracht.
Het papierformaat van het verzonden papier bij een verzendopdracht.
Bij scannen naar schijf is dit het papierformaat van het opgeslagen
bestand.
50PapiertypeHet papiertype dat wordt gebruikt voor het afdrukken.
51Papiereigenschap:
Duplex Uitschakelen
Geeft aan dat duplex was uitgeschakeld bij "Papiertype".
52Papiereigenschap:
Vaste Papierzijde
53Papiereigenschap:
Nieten Uitschakelen
54Papiereigenschap:
Perforeren
Uitschakelen
55Duplex configurerenGeeft de duplexinstelling aan.
56ResolutieGeeft de scanresolutie aan.
57ApparaatitemModelnaamGeeft de modelnaam van de machine aan.
58SerienummerGeeft het serienummer van de machine aan.
59NaamGeeft de op de webpagina's ingestelde naam van de machine aan.
60MacinelocatieGeeft de op de webpagina's ingestelde locatie van de machine aan.
*In sommige omgevingen wordt dit niet opgeslagen.
Geeft aan dat de vaste zijde was opgegeven bij "Papiertype".
Geeft aan dat nieten was uitgeschakeld bij "Papiertype".
Geeft aan dat perforeren was uitgeschakeld bij "Papiertype".
1-37
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
OPSLAG-BACKUP
Adresboekgegevens en gebruikersgegevens die op de machine zijn opgeslagen kunnen naar uw computer worden
gebackupt of van uw computer worden opgehaald via de webpagina.
Instellingen en gegevens die op de machine zijn opgeslagen kunnen naar de computer worden gebackupt.
Instellingen kunnen worden geëxporteerd of geïmporteerd in XML-formaat met de webpagina. Selecteer
[Opslag-backup] in het webpaginamenu en configureer de instellingen.
• De gegevens worden opgeslagen op de computer waarmee de webpagina wordt geopend.
• Deze functie kan niet worden gebruikt terwijl de systeeminstellingen worden gebruikt, tijdens het uitvoeren van een
opdracht of wanneer er sprake is van een gereserveerde opdracht.
• Neem voor apparaten waarvoor gegevens kunnen worden geïmporteerd contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde
erkende servicebedrijf.
EXPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens naar uw computer te backuppen.
ItemInstellingen
Type exportinstellingenSelecteer het type instellingen dat u wilt exporteren.
WachtwoordVoer het wachtwoord in dat vereist is voor het importeren van instellingen (maximaal
16 tekens).
IMPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens op de machine terug te zetten die eerder naar de computer zijn gebackupt.
ItemInstellingen
Instellingen importeren uit bestandVoer de naam van het te importeren bestand in (maximaal 200 tekens). Klik op
[Bladeren] om het bestand te selecteren uit het dialoogvenster bestandselectie.
WachtwoordAls er een wachtwoord is ingesteld voor het te importeren bestand, voer dan het
wachtwoord in (maximaal 16 tekens).
1-38
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
APPARAAT KOPIËREN
Met Apparaat kopiëren wordt de instellingsinformatie van de machine in XML-indeling opgeslagen en gekopieerd naar
een andere machine.
Deze functie hoeft u dezelfde instellingen niet telkens opnieuw te configureren in verschillende machines. Selecteer
[Apparaat kopiëren] in het webpaginamenu en configureer de instellingen.
• De gegevens worden opgeslagen op de computer waarmee de webpagina wordt geopend.
• Deze functie kan niet worden gebruikt terwijl de systeeminstellingen worden gebruikt, tijdens het uitvoeren van een
opdracht of wanneer er sprake is van een gereserveerde opdracht.
• Neem voor apparaten waarvoor gegevens kunnen worden geïmporteerd contact op met uw dealer of dichtstbijzijnde
erkende servicebedrijf.
• De volgende gegevens worden niet gekopieerd tijdens de functie Apparaat kopiëren:
- Items van lijst afdrukken en doorsturen van faxen.
- Weergave-items voor tellingen en apparaatstatus.
- IP-adressen van de machine, apparaatnaam, beheerderswachtwoord, afzendernamen voor beeld verzenden en overige
informatie die specifiek voor de machine is.
- Schermcontrast, kleurinstelling en andere aangepaste waarden specifiek voor ieder hardwareapparaat.
EXPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens naar uw computer te backuppen.
ItemInstellingen
Type exportinstellingenSelecteer het type instellingen dat u wilt exporteren.
WachtwoordVoer het wachtwoord in dat vereist is voor het importeren van instellingen (maximaal
16 tekens).
IMPORTINSTELLINGEN
Gebruik deze instellingen om gegevens op de machine terug te zetten die eerder naar de computer zijn gebackupt.
ItemInstellingen
Instellingen importeren uit bestandVoer de naam van het te importeren bestand in (maximaal 200 tekens). Klik op
[Bladeren] om het bestand te selecteren uit het dialoogvenster bestandselectie.
WachtwoordAls er een wachtwoord is ingesteld voor het te importeren bestand, voer dan het
wachtwoord in (maximaal 16 tekens).
1-39
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
PAPIER LADEN
BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER PAPIER
Dit hoofdstuk bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u papier in de papierladen laadt.
Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u papier laadt.
Diverse soorten papier worden verkocht. In dit gedeelte vindt u een uitleg over normaal papier en speciale media die u
kunt gebruiken met het apparaat. Zie voor uitgebreide informatie over het formaat en soort papier dat kan worden
geladen in elke lade van het apparaat de specificaties in de Veiligheidshandleiding en "Papierlade-Instellingen" (pagina
6-13) in "6. SYSTEEMINSTELLINGEN".
Normaal papier, speciale media
Normaal papier dat kan worden gebruikt
• SHARP standaard normaal papier (80 g/m2 (21 lbs.)). Raadpleeg de specificaties in de Veiligheidshandleiding voor
papierspecificaties.
• Ander normaal papier dan SHARP standaard papier (60 g/m
Gerecycled paper, gekleurd paper, reeds geperforeerd paper, voorbedrukt papier en briefpapier moeten voldoen
aan dezelfde specificaties als normaal papier. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
2
tot 105 g/m2 (16 lbs. tot 28 lbs.))
* De eenheden "g/m
2
" (lbs.) in deze uitleg geven het papiergewicht aan.
1-40
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Papiertypen die in elke lade kunnen worden gebruikt
De volgende papiertypen kunnen in elke lade worden geladen.
"-" in de tabel geeft aan "kan niet worden gebruikt".
Lade 1/Lade 2/Lade 3/Lade 4Handinvoerlade
Normaal papierToegestaanToegestaan
VoorbedruktToegestaanToegestaan
Recycle-PapierToegestaanToegestaan
BriefpapierToegestaanToegestaan
GeperforeerdToegestaanToegestaan
KleurToegestaanToegestaan
Zwaar papier 1*
Etiketten–Toegestaan
Glanspapier*
Transparant–Toegestaan
1
2
–Toegestaan
–Toegestaan
Enveloppen–Toegestaan
Dun papier*
*1 "Zwaar papier" is zwaar papier tot 209g/m2 (110 lbs. index).
*2 Printerdrivers die het gebruik van glanzend papier toestaan zijn PCL6-, PCL5c- en PS-printerdrivers in een Windows-omgeving.
*3 Dun papier van 55 g/m2 tot 59 g/m2 (15 lbs. tot 16 lbs.) kan worden gebruikt.
3
–Toegestaan
Afdrukzijde naar boven of naar beneden
Papier is geladen met de afdrukzijde naar boven of naar beneden afhankelijk van de papiertype en -lade.
De stand waarin geperforeerd papier, papier met briefhoofd en voorbedrukt papier wordt geladen is anders dan dat van
ander papier.
Zie voor informatie "Voorbeeld: plaatsingsstand van geperforeerd papier, briefhoofdpapier en voorbedrukt papier"
(pagina 1-42).
Papierlade 1 tot 4
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven.
Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar
beneden*.
Handinvoerlade
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar
boven*.
* Als "Uitschakelen van duplex" (Alleen webpagina) is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), laad het
papier dan op de normale manier (met de bedrukte zijde omhoog in lade 1 tot lade 4; bedrukte zijde omlaag in de
handinvoerlade).
1-41
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Voorbeeld: plaatsingsstand van geperforeerd papier, briefhoofdpapier en voorbedrukt papier
Bij deze uitleg wordt ervan uitgegaan dat "Uitschakelen van duplex"
systeeminstellingen (beheerder).
Lade origineelinvoerGlasplaat
(Alleen webpagina)
niet is ingeschakeld in de
Papierlade 1 tot 4
Handinvoerlade
A
Voorgeperforeerd
(links inbinden)
Laad de te bedrukken kant van het papier
naar onderen met de perforatiegaten
naar voren en de bovenrand rechts.
A
Laad de te bedrukken kant van het papier
naar boven met de perforatiegaten naar
voren en de bovenrand links.
A
A
BriefpapierVoorbedrukt
ABC
Laad de te bedrukken kant van
het papier naar onderen met het
briefhoofd (bovenrand) rechts.
ABC
Laad de te bedrukken kant van
het papier naar boven met het
briefhoofd (bovenrand) links.
ABC
A
ABC
A
-1-
A
-1-
Laad de te bedrukken (voorbedrukte)
kant van het papier naar onderen met
de bovenrand rechts.
-1-
Laad de te bedrukken
(voorbedrukte) kant van het papier
naar boven met de bovenrand links.
A
A
-1-
Papier dat u niet kunt gebruiken
• Speciale media voor inkjetprinters (fijn papier,
glanspapier, glansfilm, etc.)
• Carbonpapier of thermisch papier
• Geplakt papier
• Papier met clips
• Papier met vouwen
• Gescheurd papier
• Geoliede transparanten
• Dun papier van minder dan 55 g/m
• Papier van 210 g/m
2
(110 lbs. index) of meer
2
(15 lbs.)
Niet-aanbevolen papier
• Strijkpapier
• Japans papier
•
Diverse typen normaal papier en speciale media zijn verkrijgbaar. Sommige typen zijn met het apparaat niet te gebruiken. Neem contact
op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
•
De beeldkwaliteit en geschiktheid voor fusing van het papier wisselt mogelijk naargelang de omgeving, bedrijfssituatie en
papiereigenschappen. De afbeeldingkwaliteit is dan minder dan u zou verkrijgen op SHARP standaardpapier. Neem contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
• Wanneer u niet-aanbevolen of niet-bruikbaar papier gebruikt, kan dit leiden tot scheve invoer, papierstoringen en slechte
fusing van de toner (de toner hecht niet goed aan het papier en geeft af), of storingen van het apparaat.
• Wanneer u niet-aanbevolen papier gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen of een slechte beeldkwaliteit. Alvorens
niet-aanbevolen papier te gebruiken controleert u of u hiermee goed kunt afdrukken.
• Papier met onregelmatige afmetingen
• Geniet papier
• Vochtig papier
• Opgekruld papier
•
Papier waarvan ofwel de afdrukzijde ofwel de achterzijde door
een ander(e) printer of multifuntioneel apparaat is bedrukt.
• Papier met golfpatronen als gevolg van vochtabsorptie
• Geperforeerd papier
1-42
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
PAPIERLADE-INSTELLINGEN VOOR
PAPIERLADE 1 TOT 4
PAPIER LADEN EN PAPIERFORMAAT WIJZIGEN
Er kunnen maximaal 500 vellen papier van formaat A5 tot A4 (5-1/2" x 8-1/2" tot formaat 8-1/2" x 14") in lade 1 en 2 worden geladen.
Er kunnen maximaal 500 vellen papier van formaat B5 tot A4 (7-1/4" x 10-1/2" tot formaat 8-1/2" x 14") in lade 3 en 4 worden geladen.
Trek de papierlade naar buiten.
Trek rustig aan de lade totdat deze niet meer verder gaat.
Voor het laden van papier,ga naar stap 3. Voor het laden van
een ander papierformaat, ga naar de volgende stap.
1
2
Trek niet hard aan de lade. Dat kan storingen veroorzaken.
Stel de geleideplaten A en B af door de
vergrendelingshendels in te knijpen en
A
de geleideplaten naar de juiste
horizontale en verticale afmetingen voor
het te laden papier te schuiven.
B
• Stel de geleider goed in op het formaat van het papier. Als de geleider niet goed wordt ingesteld, kan het papier
scheef trekken of vastlopen.
• Het geplaatste papier mag niet boven deze uitsteeksels komen.
De geleideplaten A en B kunnen worden verschoven. Knijp de
vergrendelingshendel in en verschuif de geleideplaat.
3
Doorblader het papier.
Doorblader het papier voordat u het laadt. Als u het papier niet
doorbladert, kunnen meerdere vellen tegelijk worden ingevoerd
waardoor het apparaat vastloopt.
Pas op dat u zich bij het hanteren van papier niet aan de randen van het papier snijdt.
1-43
Inhoudsopgave
4
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Plaats het papier in de lade.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven. De stapel
mag niet boven de indicatorlijn uit komen (maximum 500
Indicatie
streep
• Wanneer papier tot boven de lijn wordt gevuld, kunnen papierstoringen optreden.
• Pas op dat uw vingers niet bekneld raken in de lade wanneer u deze naar binnen duwt.
vellen).
Duw de papierlade rustig terug in het
apparaat.
Druk stevig tegen de lade totdat deze volledig in het apparaat
zit.
5
Wanneer u een lade uittrekt nadat deze is gevuld, trek dan niet hard. Anders kan de lade beschadigen, of de machine
omkiepen, wat tot letsel kan leiden.
Als u een ander type of formaat papier hebt geladen dan ervoor, vergeet dan niet de "Papierlade-Instellingen" in de
systeeminstellingen te wijzigen. Als deze instellingen niet correct worden geconfigureerd, zal de automatische
papierselectie niet goed werken en kan het afdrukken op het verkeerde papierformaat of –soort gebeuren of kan er
papier vastlopen.
Let op
Zijn er kinderen in de buurt, zorg dan dat ze niet op een uitgetrokken lade gaan zitten of spelen.
Zitten op een lade kan de lade beschadigen en de machine doen omvallen, wat tot letsel kan leiden.
Plaats geen zware voorwerpen op de lade en druk niet omlaag op de lade.
Wijzig deze instellingen als u het in een lade geladen papierformaat en -type wijzigt.
1-44
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE
De handinvoer kan worden gebruikt voor het afdrukken op gewoon papier, enveloppen, etikettenvellen, tabpapier en
andere speciale media. Er kunnen maximaal 100 vellen papier worden geladen (maximaal 40 vellen zwaar papier) voor
ononderbroken afdrukken zoals met de andere laden.
Open de handinvoerlade.
Als u een groter papierformaat laadt dan A4 of 8-1/2" x 11", trek
1
het verlengstuk van de handinvoer dan helemaal uit. Als u het
verlengstuk van de handinvoer niet helemaal uittrekt, wordt het
formaat van het geladen papier niet juist weergegeven.
2
3
Plaats geen zware voorwerpen op de handinvoerlade en druk niet omlaag op de lade. Anders kan de handinvoerlade
beschadigen, of de machine omkiepen, wat tot letsel kan leiden.
Stel de geleiders van de handinvoerlade
in op de breedte van het papier.
Schuif het papier langs de geleiders van
de handinvoerlade totdat het niet meer
verder gaat.
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
• Druk het papier niet met kracht naar binnen.
•
Als de geleiders van de handinvoerlade breder zijn ingesteld dan het papier, schuif deze dan naar binnen totdat ze zijn afgesteld op de breedte
van het papier. Als de geleiders van de handinvoerlade te breed zijn afgesteld, kan het papier scheef worden geladen of gekreukt raken.
Let op
Zijn er kinderen in de buurt, zorg dan dat ze niet op een uitgetrokken handinvoerlade gaan zitten of spelen.
Zitten op een lade kan de lade beschadigen en de machine doen omvallen, wat tot letsel kan leiden.
1-45
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
BELANGRIJKE WENKEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE
HANDINVOERLADE
• Bij het gebruik van ander gewoon papier dan het SHARP-standaardpapier of andere speciale media dan de door
SHARP aanbevolen transparanten, of wanneer u afdrukt op de achterkant van eerder gebruikt papier, moet het papier
met één vel tegelijk worden geladen. Als u meerdere vellen tegelijk laadt, zal het apparaat vastlopen.
• Strijk voordat u het papier laadt eventuele krullen vlak. Als gekruld papier niet wordt gladgestreken, kan een
papierstoring optreden.
• Verwijder bij het toevoegen van papier eventueel resterend papier uit de handinvoerlade, combineer het met het toe
te voegen papier en plaats het papier als één stapel terug. Als u papier toevoegt zonder dit te combineren met het
resterende papier, kan het apparaat vastlopen.
Papier laden
Plaats papier in de horizontale stand.
Transparanten plaatsen
• Gebruik door SHARP aanbevolen transparanten. Wanneer u
transparanten gebruikt, plaats het vel dan met de afgeronde hoek
linksvoor in de handinvoerlade. Hierdoor weet u zeker dat de afdrukkant
in de juiste richting ligt.
• Raak de afdrukzijde van een transparant niet aan.
• Vergeet bij het laden van meerdere transparanten in de handinvoerlade
niet om de vellen enkele malen te doorbladeren.
• Verwijder bij het afdrukken op transparanten elk vel zodra dit uit het
apparaat komt. Als de vellen in de uitvoerlade worden opgestapeld
kunnen deze omkrullen.
1-46
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Enveloppen laden
Enveloppen dienen in één lijn met de linkerkant in de hieronder aangegeven afdrukstand in de handinvoerlade te
worden geladen.Alleen de voorzijde van de enveloppen kan bedrukt worden. Zorg dat de voorzijde naar beneden wijst.
Laadt u enveloppen , plaats dan maar één envelop tegelijk.
• Druk niet op beide zijden van een envelop af. Dit kan leiden tot vastlopen van het apparaat of een slechte afdrukkwaliteit.
• In sommige bedrijfsomgevingen kunnen kreukels, vegen, vastlopen van het papier, slechte tonerfusing of
apparaatstoringen optreden.
Voor sommige typen enveloppen gelden beperkingen. Neem voor meer informatie contact op met een
SHARP-onderhoudstechnicus.
Belangrijke wenken voor het laden van enveloppen
Enveloppen die u niet kunt gebruiken
Gebruik de volgende enveloppen niet. Enveloppen lopen vast met vegen en vlekken als resultaat.
• Enveloppen met metalen klemmen, plastic of stoffen haken
• Enveloppen met een sluitkoord
• Enveloppen met vensters of schutlaag
• Enveloppen met een oneffen voorzijde als gevolg van bosselering
• Dubbellaags enveloppen
• Enveloppen met een kleefstrook
• Handgemaakte enveloppen
• Bubbeltjesenveloppen
• Enveloppen met kreuken of vouwen, gescheurde of beschadigde enveloppen
• Enveloppen met een verkeerd uitgelijnde plaknaad aan de achterzijde kunnen niet worden gebruikt, aangezien deze
kunnen kreuken.
Kan worden
gebruikt
Kan niet worden
gebruikt
Afdrukkwaliteit op enveloppen
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd in het gebied van 10mm (13/32") rond de randen van de envelop.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op delen van enveloppen met een stapsgewijs verloop in dikte, zoals op
vierlaagse delen of delen met minder dan drie lagen.
• De afdrukkwaliteit wordt niet gegarandeerd op enveloppen met plakstroken.
1-47
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
ORIGINELEN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u originelen in de automatische origineelinvoer en op de glasplaat plaatst.
HET ORIGINEEL PLAATSEN
ORIGINELEN IN DE AUTOMATISCHE ORIGINEELINVOER
PLAATSEN
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u originelen in de automatische origineelinvoer plaatst.
1-zijdig scannen35 g/m2 tot 128 g/m2 (9 lbs. tot 32 lbs.)
2-zijdig scannen50 g/m2 tot 105 g/m2 (13 lbs. tot 28 lbs.)
Gebruik voor het scannen van originelen van 35 g/m
speciale functies. Bij scannen zonder gebruik van de "Langzame scanmodus" kunnen de originelen vastlopen.
Bij selectie van de "Langzame scanmodus" kan niet automatisch 2-zijdig worden gekopieerd.
Originelen die niet kunnen worden aangevoerd via de documentinvoer
Gebruik de volgende originelen niet. Originelen lopen vast met vegen en vlekken als resultaat.
• Transparanten
• Overtrekpapier
• Carbonpapier
• Thermisch papier of originelen die zijn bedrukt met een thermische printer
• Originelen die in de automatische documentinvoer worden geplaatst mogen niet beschadigd, gekreukt, gevouwen of
losjes aan elkaar geplakt zijn en mogen geen uitgeknipte gaten bevatten.
• Originelen met meer dan de gebruikelijke twee of drie perforatiegaten.
• Originelen die meerdere keren in de automatische documentinvoer zijn gescand en gekreukeld of gevouwen zijn
geraakt.
• Originelen die vochtig en zacht zijn geworden.
2
tot 49 g/m2 (9 lbs. tot 14 lbs.), "Langzame scanmodus" in de
1-48
Inhoudsopgave
1
2
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Zorg dat uw originelen niet op de
glasplaat achterblijven.
Open de automatische origineelinvoer, controleer of er geen
origineel op de glasplaat aanwezig is en sluit de automatische
origineelinvoer weer.
Zorg ervoor dat u uw vingers niet klemt bij het sluiten van de automatische documentinvoer.
Stel de origineelgeleiders af op de
breedte van de originelen.
Plaats het origineel.
Markeerstreep
3
• Steek uw hand niet in de insteekopening voor documenten in de automatische documentinvoer.
• Wanneer originelen tot boven de lijn worden gevuld, kunnen papierstoringen optreden.
• Verwijder voordat u originelen in de origineelinvoer plaatst alle aanwezige nietjes of paperclips.
• Als de originelen vochtige plekken vertonen door toepassing van correctievloeistof, wacht dan tot de originelen droog zijn
alvorens kopieën te maken. Als u dit niet doet, kunnen de binnenzijde van de origineelinvoer of de glasplaat bevuild raken.
• Plaats originelen met twee of drie perforaties zodat de
geperforeerde zijde zich niet aan de kant van de invoeropening
van de origineelinvoerlade bevindt.
Let erop dat de randen van de originelen gelijk liggen.
Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven
helemaal in de lade van de origineelinvoer.
Plaats een aantal originelen in de origineelinvoer, zodat de
stapel niet boven de indicatorlijn uit komt.
U kunt maximaal 100 vellen invoegen.
Verwijder originelen die volledig gescand werden uit de
uitvoerlade voor originelen.
1-49
Plaats van
perforaties
Invoeropening
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u een origineel op de glasplaat plaatst.
Toegestane formaten voor originelen
Maximaal formaat origineel
Standaardformaten
A4: 210 mm (hoogte) x 297 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 11" (breedte)
Afwijkende formaten
216 mm (hoogte) x 297 mm (breedte)
8-1/2" (hoogte) x 11-11/16" (breedte)
Als het origineel van niet-standaardformaat is, zie dan
de betreffende onderstaande uitleg voor de door u
gebruikte functie.
☞ 2. KOPIEERMACHINE "FORMAAT ORIGINEEL
OPGEVEN" (pagina 2-28)
☞ 4. FAX "WEERGAVE-INSTELLINGEN" (pagina
4-48)
☞ 5. SCANNER / INTERNETFAX
"WEERGAVE-INSTELLINGEN" (pagina 5-58)
Open de automatische origineelinvoer.
1
2
Plaats de originelen.
Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden links
van het midden op de glasplaat.
Schaalaanduiding van de glasplaat
merkteken
(5-1/2" x 8-1/2")
Alle originelen moeten in de linker middenpositie worden
geplaatst.
Plaats het midden van het origineel op één lijn met de punt van
het
teken.
A5
B5
A4 (8-1/2" x 11")
3
Sluit de automatische origineelinvoer.
Nadat u het origineel op zijn plaats hebt gelegd, moet u de
automatische origineelinvoer sluiten. Als die open blijft, zullen
de delen die buiten het origineel vallen zwart worden
gekopieerd, waardoor te veel toner zou worden verbruikt.
1-50
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Een dik boek plaatsen
Wanneer u een dik boek of een ander dik origineel plaatst, volgt u onderstaande stappen om het boek plat te drukken.
(1) Til de linker- en rechterzijde van de
automatisch documentinvoer licht op.
De automatische origineelinvoer zal naar boven komen.
(2) Sluit de automatische origineelinvoer
voorzichtig.
Let op
• Sluit de automatische origineelinvoer voorzichtig. Hardhandig sluiten van de automatische
origineelinvoer kan tot beschadiging leiden.
• Zorg ervoor dat u uw vingers niet klemt bij het sluiten van de automatische origineelinvoer.
• Druk niet hard op de automatisch documentinvoer. Dat kan storingen veroorzaken.
1-51
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
RANDAPPARATUUR
In dit gedeelte wordt de randapparatuur beschreven die samen met het apparaat kan worden gebruikt en wordt het gebruik
uitgelegd van de afwerkingeenheid, de zadelsteek afwerkingseenheid en de Sharp OSA (applicatie-communicatiemodule
en module voor externe accounts).
RANDAPPARATUUR
Het apparaat kan worden voorzien van randapparatuur voor extra functionaliteit.
De randapparatuur is meestal optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit van de
standaarduitrusting.
(Per oktober 2008)
ProductnaamProductnummerBeschrijving
Invoereenheid voor 500 bladen
MX-CSX1
MX-CSX2
Toevoer visitekaartenMX-BTX1
AfwerkingeenheidMX-FN12
Barcode fontkitAR-PF1Voegt barcode fonts toe aan de machine.
PS3 uitbreidingskitMX-PKX5
XPS-uitbreidingskitMX-PUX1
Optioneel geheugenMX-SMX3
InternetfaxuitbreidingskitMX-FWX1Maakt het gebruik van de internetfaxfunctie mogelijk.
FaxuitbreidingskitMX-FXX3Voegt een faxfunctie toe.
Applicatie-integratiemoduleMX-AMX1
Extra papierlade. In elke lade kan maximaal 500 vel papier
worden geladen.
Deze toevoereenheid kan op de automatisch documentinvoer
worden bevestigd en wordt gebruikt om automatisch
visitekaarten te scannen.
Dit uitvoerapparaat maakt het gebruik van de nietfunctie en
staffelfunctie mogelijk.
Maakt het mogelijk om het apparaat te gebruiken als
Postscript-compatibele printer.
De machine kan als XPS-compatibele printer worden gebruikt.
Neem voor informatie contact op met uw dealer.
Voor het installeren van de kit is 1 GB optioneel geheugen
(MX-SMX3) vereist.
Hiermee wordt het geheugen uitgebreid dat op de machine
wordt gebruikt.
De applicatie-integratiemodule kan worden gecombineerd met
de netwerkscannerfunctie om een metagegevensbestand* aan
een gescand afbeeldingbestand toe te voegen.
Applicatie-communicatiemoduleMX-AMX2
Module voor externe accountsMX-AMX3
Hiermee kan de machine via een netwerk aan een externe
softwaretoepassing worden gekoppeld.
Dit is vereist om een externe accountapplicatie op de machine te
gebruiken.
1-52
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
ProductnaamProductnummerBeschrijving
Sharpdesk 1 LICENTIEKITMX-USX1Deze software maakt geïntegreerd beheer van documenten en
Sharpdesk 5 LICENTIEKITMX-USX5
Sharpdesk 10 LICENTIEKITMX-US10
Sharpdesk 50 LICENTIEKITMX-US50
Sharpdesk 100 LICENTIEKITMX-USA0
Sommige opties zijn mogelijk niet in alle landen en gebieden beschikbaar.
computerbestanden mogelijk.
1-53
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
AFWERKINGEENHEID
De afwerkingeenheid is voorzien van de staffelfunctie, die elke nieuwe uitvoer los van de vorige set neerlegt.
Daarnaast kan iedere set gesorteerde uitvoer worden geniet.
ONDERDEELNAMEN
Als de afwerkingmodule openstaat, hebt u toegang tot de volgende onderdelen.
(1)
(3)
(1)Uitvoerlade
Geniete en gestaffelde uitvoer wordt in deze lade
neergelegd.
De lade is uitschuifbaar. Schuif de lade uit voor grote
uitvoer
(8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 13-1/2", en
8-1/2" x 13-2/5" formaten).
(2)Hendel
Hiermee kunt u de afwerkingeenheid bewegen om
vastgelopen papier of nietjes te verwijderen en de nietjes
te vervangen.
(2)
(5)(4)
(3)Voorklep
Open deze klep om vastgelopen papier of nietjes te
verwijderen, de nietjes te vervangen of de opvangbak
van de perforatiemodule uit te nemen.
(4)Nietjesmagazijn
Hierin wordt de nietjespatroon geplaatst. Trek het
magazijn naar buiten om het nietjespatroon te vervangen
of vastgelopen nietjes te verwijderen.
(5)Ontgrendelhendel nietjesmagazijn
Gebruik deze hendel om het nietjesmagazijn te verwijderen.
Wees voorzichtig bij het inschakelen van de voeding en terwijl het apparaat afdrukt, aangezien de lade op en neer kan
bewegen.
VERBRUIKSGOEDEREN
Voor de afwerkingeenheid is de volgende nietjespatroon vereist:
Nietjespatroon
(ca. 5000 nietjes per nietjespatroon x 3 patronen) MX-SCX1
1-54
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
TOEVOER VISITEKAARTEN
Deze toevoereenheid kan op de automatisch documentinvoer worden bevestigd en wordt gebruikt om automatisch
visitekaarten te scannen.
Open de geleider voor de originelen
zover als mogelijk.
1
Plaats de toevoer voor visitekaarten op
de documentinvoerlade.
2
3
4
(1) Plaats de toevoer voor visitekaarten in het
midden van de documentinvoerlade.
(2) Druk de toevoer voor visitekaarten
voorzichtig omlaag.
U zult de toevoer op zijn plaats horen klikken.
• Wanneer u de toevoer visitekaarten hebt aangebracht kunt u "Instelling scannen adreskaart" inschakelen in de
systeeminstellingen (beheerder).
• Bij het scannen van visitekaarten is het handig om "Scannen adreskaart" te gebruiken bij de speciale functies voor
kopiëren en scannen.
Plaats de visitekaarten.
Let erop dat de randen van de kaarten gelijk liggen.
Plaats de kaarten met de bedrukte zijde naar boven helemaal
in de toevoer voor visitekaarten.
Na gebruik van de toevoer voor
visitekaarten, tilt u de toevoereenheid op
om hem te verwijderen.
U hoort een klikgeluid als de toevoer vrij komt. Berg de toevoer
in zijn bewaarzak op.
Geef op of u de functie Scannen adreskaart wilt gebruiken.
1-55
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
SHARP OSA
Sharp OSA (Open Systems Architecture) is een standaard die het mogelijk maakt om informatie te delen en te
distribueren op een dusdanig geavanceerde wijze zoals voorheen niet mogelijk was op een digitale multifunctionele
machine zelf.
Bij gebruik van een digitale multifunctionele machine die Sharp OSA ondersteunt, zijn de weergegeven toetsen op het
bedieningspaneel en de functies zoals scan verzenden te koppelen aan een externe applicatie.
Er zijn twee soorten externe applicaties: "standaard applicatie" en "externe account-applicatie". Een "externe
account-applicatie" wordt gebruikt om het accountbeheer op een multifunctionele machine op een netwerk centraal uit
te voeren. Met een "standaard applicatie" worden alle overige applicaties bedoeld.
APPLICATIE-COMMUNICATIEMODULE (MX-AMX2)
De applicatie-communicatiemodule is vereist voor het gebruik van een "standaardapplicatie"op het apparaat.
Als een standaard applicatie die eerder is opgeslagen op de webpagina's vanaf een machine wordt geselecteerd, haalt
de machine het bedieningsscherm op vanaf een eerder opgeslagen URL. De besturing van het bedieningsscherm vindt
plaats door de standaard applicatie, en Scannen naar FTP, Scannen naar netwerkmap, en HTTPS-transmissie kan
worden uitgevoerd.
Standaard applicatie instellen
Om een algemene applicatie in de webpagina's van de machine in te schakelen, klikt u op [Toepassingsinstellingen] in
het frame met het menu beheerder en vervolgens op [Instellingen van externe applicaties] en [Standaard applicatie].
Configureer instellingen voor de standaardapplicatie in het scherm dat verschijnt.
Standaard applicatie selecteren
Er zijn twee methoden om een standaardapplicatie te selecteren die op de webpagina's van het apparaat is
geregistreerd.
U kunt de toetsen op het display selecteren met de pijltoetsen en de [OK]-toets.
1
BEELD
VERZENDEN
KOPIE
OPDRACHT STATUS
LIJN
DATA
SYSTEEM
INSTELLINGEN
VORIGE
OK
Druk op de Sharp OSA-sneltoets.
Selecteer de toets [Sharp OSA].
Als er geen standaard applicaties op de webpagina zijn
opgeslagen, wordt de toets [Sharp OSA] niet weergegeven.
2
1-56
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Selecteer de standaard applicatie.
Als twee of meer standaard applicaties zijn opgeslagen op de
webpagina's, verschijnt het scherm voor selectie van een
standaard applicatie. Selecteer de standaard applicatie die u
wilt gebruiken.
Als er slechts één standaard applicatie op de webpagina's is
opgeslagen, start de verbinding met de standaard applicatie.
3
VORIGE
OK
De machine maakt verbinding met de standaard applicatie.
Het bericht "Bezig verbinding te maken met de externe applicatieserver." wordt weergegeven terwijl de machine
4
communiceert met de standaard applicatie.
Tijdens het scannen kan de modustoets niet gebruikt worden.
MODULE VOOR EXTERNE ACCOUNTS (MX-AMX3)
De module voor externe accounts is vereist voor het gebruik van een "standaardapplicatie"op het apparaat.
Een externe account-applicatie kan zowel in "externe authenticatiemodus" als in "externe telmodus" worden gebruikt. Bij
toepassing van de externe authenticatiemodus wordt het inlogscherm van de applicatie opgehaald bij het aanzetten van de
machine. Als de opdracht is uitgevoerd, wordt een opdrachtmeldscherm naar de applicatie gezonden voor het bijhouden van de
telling per geautoriseerde gebruiker.
Bij toepassing van de "externe telmodus" wordt het inlogscherm niet getoond bij het aanzetten van de machine. Er wordt alleen
een melding van de opdrachtstatus naar de applicatie gezonden. Gebruikersauthenticatie door de externe account-applicatie kan
niet worden gebruikt. De externe account-applicatie kan echter wel in combinatie met de interne account-functie worden gebruikt.
Externe account-applicatie instellen
Om een externe accountapplicatie in de webpagina's van de machine in te schakelen, klikt u op [Toepassingsinstellingen]
in het frame met het menu beheerder en vervolgens op [Instellingen van externe applicaties] en [Instellingen externe
accountapplicatie]. Configureer de instellingen voor de externe accounttoepassing in het scherm dat verschijnt. De
instelling gaat van kracht nadat de machine opnieuw is gestart. Zie voor het opnieuw starten van de machine, "DE
VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-14).
Bediening in externe account-modus
De twee modi voor het gebruik van een externe account-applicatie worden hieronder uitgelegd.
Externe authenticatiemodus
Wanneer het selectievakje "Authenticatie door externe server inschakelen" wordt geselecteerd onder "Instellingen van
externe applicaties" op de webpagina, gaat de machine de externe authenticatiemodus in. Als de machine wordt
aangezet in externe authenticatiemodus, opent de machine de externe account-applicatie en verschijnt het inlogscherm.
Het inlogscherm verschijnt ook als de toets [Oproep] wordt geselecteerd om een voltooide opdracht uit het
opdrachtstatusscherm uit te voeren. (Het inlogscherm verschijnt niet als de gebruiker al op normale wijze is ingelogd.)
U kunt op de toets [OPDRACHT STATUS] drukken terwijl het inlogscherm verschijnt om het opdrachtstatusscherm
weer te geven. Raak de modustoets aan om naar de oorspronkelijke staat terug te keren.
• De gebruikersbeheerfunctie van het apparaat kan niet worden gebruikt in externe authenticatiemodus.
"Gebruikersregistratie", "Gebruikersaantallen tonen", "Gebruikersaantallen op nul zetten", "Gebruikersinformatie
afdrukken" en "Instelling aantal getoonde gebruikersnamen" kunnen echter wel worden gebruikt.
• Deze selectietoets kan niet worden gebruikt als het aanmeldscherm wordt weergegeven.
1-57
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Als inloggen mislukt
Indien het inlogscherm niet verschijnt of de applicatie niet goed werkt, kan het gebeuren dat de machine ook niet meer
goed functioneert. In dat geval adviseren we u om de externe account-modus te verlaten van de webpagina's van de
machine. Zie voor meer informatie [Help] op de webpagina's.
Volg deze stappen om de externe account-modus geforceerd te beëindigen via het bedieningspaneel van de machine:
Wijzig "Instellingen van externe applicaties" op de webpagina. Start de machine opnieuw om de wijziging te laten
ingaan. Zie voor het opnieuw starten van de machine, "DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN" (pagina 1-14).
Externe telmodus
Wanneer alleen de instelling "Extern accoountbeheer" wordt ingeschakeld onder "Instellingen van externe applicaties"
op de webpagina, gaat de machine de externe telmodus in.
Anders dan bij de externe authenticatiemodus, wordt het inlogscherm van de externe account-applicatie niet
weergegeven als de machine in de externe telmodus wordt gestart. Er wordt alleen een melding van de opdrachtstatus
naar de externe account-applicatie gezonden. Externe telmodus kan samen met de gebruikersbeheerfunctie van de
machine worden gebruikt. (Externe telmodus kan alleen worden gebruikt indien gebruikersbediening en accountbeheer
zijn uitgeschakeld.)
1-58
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
TEKST INVOEREN
In dit gedeelte wordt de werking van het tekstinvoerscherm uitgelegd.
FUNCTIES VAN DE BELANGRIJKSTE TOETSEN
Toets
Beschrijving
Met deze toets wisselt het tekstinvoerscherm tijdelijk naar het invoerscherm voor letters met
accenten en symbolen. Het scherm voor hoofdletters wordt weergegeven totdat opnieuw de toets
[Caps] wordt geselecteerd, zodat deze niet langer is gemarkeerd. De toets [Caps] is handig als u
tekst geheel in hoofdletters wilt invoeren. (Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Met deze toets wisselen de toetsen in het tekstinvoerscherm tijdelijk naar hoofdletters als kleine
letters worden weergegeven, of naar kleine letters als hoofdletters worden weergegeven.
Selecteer de toets [Shift] en vervolgens een letter om die letter in te voeren. Nadat u de letter hebt
ingevoerd is de toets [Shift] niet langer gemarkeerd en verschijnt het oorspronkelijke
tekstinvoerscherm.
De toets [Shift] is handig als u slechts één kleine of hoofdletter nodig hebt of een van de aan de
numerieke toetsen toegewezen symbolen wilt gebruiken.
Als u de selectie van de toets [Shift] wilt annuleren, selecteern dan nogmaals [Shift]. De toets [Shift]
is nu niet langer gemarkeerd. (Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Selecteer deze toets om een regeleinde toe te voegen bij het invoeren van de lopende tekst van
een e-mailbericht. (Deze toets kan per land en regio verschillen.)
Selecteer deze toets om het teken aan de linkerkant van de cursor te verwijderen.
Selecteer deze toets om een spatie tussen letters te plaatsen.
Hierdoor wisselt het tekstinvoerscherm tijdelijk naar het invoerscherm voor letters met
accenten en symbolen. Selecteer de toets [AltGr] en vervolgens een letter om die letter in te
voeren. Nadat u de letter hebt ingevoerd is de toets [AltGr] niet langer gemarkeerd en
verschijnt het oorspronkelijke tekstinvoerscherm.
Als u de selectie van de toets [AltGr] wilt annuleren, selecteer dan nogmaals [AltGr]. De toets
[AltGr] is nu niet langer gemarkeerd.
.biz
.info
http:
Selecteer deze toetsen om de cursor naar links of rechts te bewegen.
Selecteer deze toetsen om de cursor naar de regel boven of onder de huidige regel te
bewegen in de lopende tekst van een e-mailbericht.
Gebruik deze toets om een vooraf opgeslagen onderwerp voor een e-mail of andere
vooringestelde tekst op te halen.
Toont uitleg van elke toets.
Hiermee voert u eerder opgeslagen tekstreeksen in zoals ".com".
Tekstreeksen worden opgeslagen bij "Instelling sjabloon aanraaktoetsenbord" in
"Apparaatbeheer" bij de "Systeeminstellingen" op de webpagina.
1-59
Inhoudsopgave
VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT
Toets
Zoeken
Invoermodusscherm
• Sommige hierboven beschreven toetsen zijn in bepaalde landen of gebieden mogelijk niet beschikbaar.
• Op sommige toetsenborden met het Engelse alfabet blijft het scherm [AltGr] weergegeven totdat u de toets [AltGr]
selecteert om de markering te verwijderen.
• Welke toetsenbordindelingen u kunt selecteren, hangt af van de taal die u hebt geselecteerd in "Taalinstelling" in de
systeeminstellingen (beheerder).
• De volgende symbolen mogen niet worden gebruikt wanneer u een bestandsnaam of mapnaam invoert.
\ ? / " ; : , < > ! * | & #
In sommige computeromgevingen is het niet toegelaten om spaties en de onderstaande symbolen te gebruiken.
Hyperlinks zullen bijvoorbeeld niet juist werken of er verschijnen nonsenstekens.
$ % ' ( ) + - . = @ [ ] ^ ` { } _ ~
Beschrijving
Selecteer deze toets om naar het vorige instelvenster te gaan zonder tekst in te voeren.
Selecteer deze toets om de huidige weergegeven tekst in te voeren en terug te gaan
naar het vorige instelvenster.
Selecteer deze toets en zoekresultaten worden op basis van de ingevoerde tekens
weergegeven.
Als deze toets wordt geselecteerd, verschijnt het scherm "Invoermodus".
Selecteer deze toets om de tekeninvoermodus te selecteren.
Selecteer deze toets om de symboolinvoermodus te selecteren. De symboolmodus wordt
gebruikt om symbolen en letters met accenten in te voeren.
Selecteer deze toets om de toetsindeling voor de tekeninvoermodus tijdelijk te wisselen naar
een andere taal. Selecteer de toetsindeling die u wilt gebruiken.
1-60
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 2
KOPIEERMACHINE
In dit hoofdstuk vindt u uitgebreide uitleg over de procedures voor het gebruik van de kopieerfunctie.
Voor de procedure voor het gebruik van het display, zie "WERKEN MET HET BEDIENINGSPANEEL" (pagina 1-9) in
"1. VOORDAT U DE MACHINE GEBRUIKT".