U moet deze veiligheidsvoorschriften volgen om te voorkomen dat u risico loopt en het apparaat
beschadigd raakt.
Lees de instructies zorgvuldig en gebruik het product op de juiste manier.
Waarschuwing / Voorzichtig
Het niet opvolgen van de aanwijzingen die dit symbool aanduidt kan resulteren
in persoonlijk letsel of schade aan de apparatuur.
Gebruikte symbolen
Stroom
Verboden
Niet demonteren
Niet aanraken
Als uw computer gedurende langere tijd niet gebruikt wordt, stel hem dan in op
DPM.
Als u een schermbeveiliging gebruikt, stelt u deze in op de actieve schermmodus.
De afbeeldingen zijn alleen ter referentie, en mogelijk niet in alle gevallen (of
landen) van toepassing.
Snelkoppeling naar instructies ter voorkoming van scherminbranding
Gebruik geen beschadigde voedingskabel of stekker, of een bescha-
digd of loszittend stopcontact.
Op ieder moment belangrijk om
te lezen en begrijpen
Haal de stekker uit het stopcontact
Geaard om een elektrische
schok te voorkomen
•Dit zou een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
Raak de stekker bij het aansluiten of verwijderen niet met natte handen
aan.
•Dit zou een elektrische schok kunnen veroorzaken.
Sluit de stekker aan op een geaard stopcontact.
•Anders zou u een elektrische schok of persoonlijk letsel kunnen veroorzaken.
Veiligheidsinstructies
Controleer of de stekker goed en stevig in het stopcontact zit.
•Dit kan brand veroorzaken.
Buig de voedingskabel niet, trek er niet aan en plaats er geen zware
spullen op.
•Dit kan brand veroorzaken.
Sluit niet meerdere apparaten aan op hetzelfde stopcontact.
•Hierdoor kan, door oververhitting, brand ontstaan.
Verwijder het netsnoer niet tijdens het gebruik van het product.
•Dit kan een elektrische schok veroorzaken waardoor het product beschadigd kan raken.
De stekker moet uit het stopcontact worden gehaald om het apparaat
te ontkoppelen. De stekker moet daarom goed bereikbaar zijn.
Installatie
•Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Gebruik alleen het door ons bedrijf geleverde netsnoer. Gebruik geen
netsnoeren die bij een ander product horen.
•Dit zou brand of een elektrische schok kunnen veroorzaken.
Neem contact op met een geautoriseerd Servicecentrum als u de monitor installeert in een omgeving waar veel stof, hoge of lage temperaturen of hoge
vochtigheid voorkomt, op een plaats waar gewerkt wordt met chemische oplossingen of waar de monitor 24 uur per dag in werking is, zoals een vliegveld of
treinstation.
Als u dit niet doet, kan er schade aan het apparaat ontstaan.
Zorg dat u het apparaat met minimaal twee personen optilt en ver-
plaatst.
•Het apparaat zou kunnen vallen, wat zou kunnen leiden tot persoonlijk letsel en/of beschadiging van het product.
Als u het product in een kast of op een rek plaatst, moet u ervoor zorgen
dat de voorzijde van de onderkant van het product niet uitsteekt.
•Anders kan het product vallen of persoonlijk letsel veroorzaken.
•Zorg dat de kast of het rek groot genoeg is voor het product.
PLAATS GEEN KAARSEN, INSECTENWERENDE MIDDELEN,
SIGARETTEN EN VERWARMINGSAPPARATUUR IN DE BUURT
VAN HET PRODUCT.
•Dit kan brand veroorzaken.
Veiligheidsinstructies
Houd verwarmingsapparatuur zo veel mogelijk uit de buurt van de
voedingskabel en het product.
•Dit zou een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
Plaats het apparaat niet op een slecht geventileerde plaats, zoals in een
boekenkast.
•Dit zou kunnen resulteren in brand door oververhitting.
Wees voorzichtig bij het neerzetten van het product.
•Dit kan schade aan het beeldscherm veroorzaken.
Plaats de voorzijde van het product niet op de vloer.
•Dit kan schade aan het beeldscherm veroorzaken.
De muurbevestiging moet worden gemonteerd door een geautoriseerd
installatiebedrijf.
Schoonmaken
•Anders kan het product vallen en persoonlijk letsel veroorzaken.
•Gebruik de aangegeven muurbevestiging.
Installeer het product op een goed geventileerde plaats. Er moet minimaal 10 cm ruimte tussen het product en de muur zijn.
•Anders zou er brand kunnen ontstaan als gevolg van oververhitting.
Houd het verpakkingsmateriaal buiten bereik van kinderen.
•Kinderen kunnen letsel oplopen (stikken) als ze hiermee spelen.
Steun niet op de standaard en plaats geen voorwerpen op de standaard
wanneer u de hoogte van de monitor verstelt.
•Dit kan schade aan het product of persoonlijk letsel veroorzaken.
U kunt de monitor en het oppervlak van de PDP afnemen met een zachte, iets
vochtige doek.
Spuit geen reinigingsmiddelen rechtstreeks op het oppervlak van het
product.
•Dit kan verkleuringen en vervaging van de structuur veroorzaken.
Ook kan het oppervlak van het scherm losraken.
Reinig het product met een zachte doek met alleen een monitorreiniger.
Als u toch een ander reinigingsmiddel moet gebruiken, moet u deze in
een verhouding van 1:10 in water verdunnen.
Veiligheidsinstructies
Gebruik voor het reinigen van de stekkers en het stopcontact een droge
doek.
•Anders kunt u brand veroorzaken.
Haal voor het reinigen van het product de stekker uit het stopcontact.
•Anders kunt u een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal voor het reinigen van het product eerst de stekker uit het stopcontact en reinig deze met een zachte, droge doek.
•(Gebruik geen chemische middelen zoals was, benzeen, alcohol, ver-
dunningsmiddelen, insectenwerende middelen, smeermiddelen of
reinigingsmiddelen.) Hierdoor kan het uiterlijk van het oppervlak
worden aangetast en kunnen de indicatielabels op het product losraken.
De behuizing van het product is gevoelig voor krassen. Gebruik daarom alleen het soort doek dat wordt voorgeschreven.
•Gebruik het voorgeschreven soort doek met een klein beetje water.
Schud de doek eerst goed uit om te voorkomen dat er iets in zit dat
krassen op het product kan veroorzaken.
Spuit bij het reinigen van het product geen water rechtstreeks op de
behuizing.
Overig
•Zorg ervoor dat er geen water in het product loopt en dat het product
niet nat wordt.
•Dit zou een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
Dit product werkt op hoge spanning. Gebruikers mogen het product
niet zelf uit elkaar halen, repareren of aanpassen.
•Dit zou een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken. Neem
contact op met een servicecentrum als het product gerepareerd moet
worden.
Als er een vreemde geur, een vreemd geluid of rook uit het product
komt, moet u direct de stekker uit het stopcontact halen en contact opnemen met een Servicecentrum.
•Dit zou een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
Stel het product niet bloot aan vocht, stof, rook of water en installeer
het niet in een auto.
•Dit zou een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
Als u het product laat vallen of als de behuizing kapot gaat, moet u het
product uitschakelen en de stekker uit het stopcontact halen. Neem contact op met een Servicecentrum.
•Dit zou een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
Veiligheidsinstructies
Raak bij onweer het netsnoer en de antennekabel niet aan.
•Dit zou een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
Probeer het beeldscherm niet te verplaatsen door enkel aan het snoer
of de signaalkabel te trekken.
•Anders kan het product vallen, wat schade aan de kabel kan veroor-
zaken waardoor een elektrische schok, schade aan het product of
brand kan ontstaan.
U kunt het product niet optillen of verplaatsen door alleen het netsnoer
of de signaalkabels vast te houden.
•Anders kan het product vallen, wat schade aan de kabel kan veroor-
zaken waardoor een elektrische schok, schade aan het product of
brand kan ontstaan.
Voorkom dat de ventilatieopening wordt geblokkeerd door een tafel
of gordijn.
•Anders zou er brand kunnen ontstaan als gevolg van oververhitting.
Plaats geen voorwerpen die water bevatten, vazen, bloempotten, geneesmiddelen of metalen voorwerpen op het product.
•Als er water of vreemde voorwerpen in het product terechtkomen,
moet u de stekker uit het stopcontact halen en contact opnemen met
een Servicecentrum.
•Dit kan een defect, elektrische schok of brand veroorzaken.
Gebruik of bewaar geen brandbare sprays of licht ontvlambare materialen in de buurt van het product.
•Dit zou een explosie of brand kunnen veroorzaken.
Steek geen metalen voorwerpen, zoals pennen, munten, naalden en
draad, of licht ontvlambare voorwerpen als lucifers of papier in het product (bijvoorbeeld via de ventilatieopeningen, ingangen en uitgangen).
•Als er water of vreemde voorwerpen in het product terechtkomen,
moet u de stekker uit het stopcontact halen en contact opnemen met
een Servicecentrum.
•Dit zou een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
Als een stilstaand beeld lang wordt weergegeven, kan een nabeeld of
vlek ontstaan.
•Zet het product in de slaapstand of gebruik een bewegende scherm-
beveiliging als u het product langere tijd niet gebruikt.
Stel een resolutie en frequentie in die geschikt zijn voor het product.
•Anders kan schade aan uw ogen ontstaan.
Veiligheidsinstructies
Zet bij het gebruik van een koptelefoon het volume niet te hard.
•Dit kan uw gehoor beschadigen.
Als u steeds dichter bij het scherm gaat zitten, kan het zijn dat uw ogen
achteruit gaan.
Neem minimaal vijf (5) minuten pauze nadat u de monitor één (1) uur
hebt gebruikt.
Hiermee voorkomt u dat uw ogen vermoeid raken.
Installeer het product niet op een instabiele plaats als een instabiel rek
of een onregelmatig oppervlak of op een plaats die blootstaat aan trillingen.
•Het apparaat zou kunnen vallen, wat zou kunnen leiden tot persoon-
lijk letsel en/of beschadiging van het product.
•Als u het product gebruikt op een plaats die blootstaat aan trillingen,
kan het product beschadigd raken, wat brand tot gevolg kan hebben.
Schakel het product voordat u het gaat verplaatsen uit en haal de stekker uit het stopcontact. Ontkoppel ook de antennekabel en alle andere
kabels die op het product zijn aangesloten.
•Anders kunt u een elektrische schok of brand veroorzaken.
Voorkom dat kinderen aan het product gaan hangen of erop klimmen.
•Het product kan namelijk vallen, wat persoonlijk letsel of zelfs de
dood tot gevolg kan hebben.
Haal de stekker uit het stopcontact als u het product gedurende langere
tijd niet gebruikt.
•Anders kan het product oververhit raken of ontbranden als gevolg
van stofophoping. Ook kan als gevolg van een elektrische schok of
lekkage brand ontstaan.
Plaats geen zware voorwerpen, speelgoed of lekkernijen (bijvoorbeeld
koekjes) op het product die de aandacht van kinderen kunnen trekken.
•Uw kinderen kunnen aan het product gaan hangen waardoor het kan
vallen, wat persoonlijk letsel of zelfs de dood tot gevolg kan hebben.
Voorkom dat kinderen de batterij in hun mond stoppen als deze uit de
afstandsbediening wordt gehaald. Houd de batterij buiten bereik van
kinderen.
•Neem direct contact op met uw arts als een kind een batterij in zijn
mond heeft gestopt.
Let bij het plaatsen van de batterij op de juiste polariteit (+, -).
•Anders kan de batterij beschadigd raken of brand, persoonlijk letsel
of schade veroorzaken als gevolg van lekkage van batterijvloeistof.
Veiligheidsinstructies
Gebruik alleen de aangegeven standaard batterijen en gebruik nooit
tegelijkertijd een nieuwe en een gebruikte batterij.
•Anders kunnen de batterijen beschadigd raken of brand, persoonlijk
letsel of schade veroorzaken als gevolg van lekkage van batterijvloeistof.
Batterijen (oplaadbaar en niet oplaadbaar) zijn geen standaard afval
en dienen ter recycling te worden aangeboden. Als verbruiker is de klant
verantwoordelijk voor het op de juiste manier retourneren van gebruikte
of oplaadbare batterijen.
•De klant kan gebruikte of oplaadbare batterijen afgeven bij het
dichtstbijzijnde gemeentelijke afvaldepot of bij een winkel die eenzelfde type batterijen verkoopt.
Plaats het product niet in direct zonlicht of in de buurt van warmtebronnen zoals open vuur of een kachel.
•Dit kan de levensduur van het product verkorten en brand tot gevolg
hebben.
Laat geen voorwerpen op het product vallen en oefen geen druk uit op
het product.
•Dit zou een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
Gebruik geen luchtbevochtiger of keukentafel in de buurt van het
product.
•Dit zou een elektrische schok of brand kunnen veroorzaken.
Raak in geval van een gaslek het product en de stekker niet aan maar
zorg direct voor ventilatie.
•Een vonk kan een explosie of brand veroorzaken.
Als het product gedurende lange tijd ingeschakeld is, wordt het beeldscherm heet. Raak het niet aan.
•Houd de kleine accessoires buiten bereik van kinderen.
Wees voorzichtig bij het instellen van de hoek van het product of de
hoogte van de voet.
•Uw hand of vingers kunnen klem raken.
•Als u het product te ver kantelt, kan het vallen en persoonlijk letsel
veroorzaken.
Plaats het product niet op een plaats waar kinderen er gemakkelijk bij
kunnen.
•Anders kan het product vallen en persoonlijk letsel veroorzaken.
•Het voorste deel ven het product is zwaar. Plaats het product daarom
op een vlakke en stabiele ondergrond.
Veiligheidsinstructies
Plaats geen zware voorwerpen op het product.
•Dit kan persoonlijk letsel en/of schade aan het product veroorzaken.
Inleiding
Inhoud van de verpakking
Opmerking
Controleer of de volgende onderdelen bij uw plasmascherm zijn geleverd.
Neem contact op met uw verkoper als er onderdelen ontbreken.
Neem contact op met een plaatselijke dealer voor de aanschaf van accessoires.
Uitpakken
Handleidingen
Handleiding voor snelle in-
stallatie
Kabels
D-Sub-kabelNetsnoer
Overig
Plasmascherm
Garantiekaart
(Niet op alle locaties verkrijg-
baar)
Gebruikershandleiding
Inleiding
Overig
AfstandsbedieningBatterijen (AAA X 2)
Ferrietkern voor netsnoer
(Niet op alle locaties verkrijg-
Apart verkrijgbaar
DVI-kabelMuurbevestigssetLAN-kabel
TV-tunermoduleNetWork-module
(Alleen van toepassing op
model P42H / P50H)
Opmerking
(3301-001110)
baar)
(Alleen van toepassing op
model P42HN / P50HN)
Tijdelijke voetkit
•U kunt een aparte netwerkmodule of een TV-tunermodule aanschaffen en aansluiten. Voor meer
informatie over het gebruik daarvan raadpleegt u bijbehorende gebruiksaanwijzing.
•U kunt slechts één externe module aansluiten.
Ferrietkern (netsnoer)
•De ferrietkernen schermen de kabels af voor storingen.
•Bij het aansluiten van een kabel opent u de ferrietkern en klikt deze
om de stekker heen.
Uw plasmascherm
Voorkant
Inleiding
SOURCE knop [SOURCE/]
Hiermee schakelt u over van de pc-modus op de videomodus. U mag de bron alleen
veranderen voor externe apparaten die op dat moment op het plasmascherm zijn
aangesloten.
[PC] → [DVI] → [AV] → [HDMI] → [MagicInfo]
Opmerking
•Het menu TV is beschikbaar wanneer een TV-tunermodule is aangesloten.
•Het MagicInfo is beschikbaar als een netwerkmodule is aangesloten op model
HN of H.
Enter-toets []
Activeert een gemarkeerd menu-item.
MENU knop [MENU/]
Het schermmenu openen en sluiten. U kunt hiermee ook het schermmenu afsluiten
of terugkeren naar het vorige menu.
- VOL+
Sprint van de ene menuoptie naar de andere in horizontale richting of wijzigt de
geselecteerde menuwaarden. Wanneer OSD niet wordt afgebeeld, drukt u op de
knop om het volume aan te passen.
SEL
Sprint van de ene menuoptie naar de andere in verticale richting of wijzigt de
geselecteerde menuwaarden.
/ Wanneer het schermmenu niet wordt weergegeven, drukt u op de knop om het
kanaal aan te passen.
Aan/uit-knop []
Achterkant
Ausführliche Informationen in Bezug auf Kabelverbindungen finden Sie im Abschnitt Anschließen
von Kabeln unter Aufstellen. De configuratie van het plasmascherm aan de achterzijde kan iets verschillen per model.
Inleiding
Gebruik deze knop om het plasmascherm aan en uit te zetten.
Controlelampje stroom
Gaat branden als u de stroom inschakelt.
Opmerking
Zie het gedeelte PowerSaver in de handleiding voor meer informatie over energiebesparingsfuncties. Om energie te besparen, kunt u het beste het plasmascherm
uitschakelen als u dit gedurende langere tijd niet gebruikt.
Afstandsbedieningssensor
Richt de afstandsbediening op deze plek op het plasmascherm.
Opmerking
POWER IN
U sluit het netsnoer aan op het plasmascherm en
op het stopcontact.
Inleiding
LAN(LAN aansluiting)
(Alleen van toepassing op model P42HN /
P50HN)
USB(USB aansluiting)
Compatibel met toetsenbord/muis, opslagapparatuur met grote capaciteit.
(Alleen van toepassing op model P42HN /
P50HN)
Opmerking
Het aantal Plasmascherm dat kan worden verbonden met de loopout (het stroomcircuit) kan
afhankelijk zijn van de kabel, de bron van het
signaal, etc. Bij gebruik van een kabel zonder
degradatie van het signaal, kunnen tien Plasmascherm worden aangesloten.
RS232C OUT/IN(Serieller ANSCHLUSS
RS232C)
MDC (Multiple Display Control)-ProgrammAnschluss
DVI / PC / HDMI IN [DVI/PC/HDMI AUDIO
IN] (PC/DVI/HDMI Audio-aansluitklem (invoer))
DVI / PC / HDMI IN [HDMI]
Verbind het HDMI-aansluitpunt aan de achterkant van uw plasmascherm met het HDMI-aansluitpunt op het digitale uitgangsapparaat met een
HDMI-kabel.
DVI / PC / HDMI IN [RGB](PC-Video-Anschlussbuchse)
Verwenden des 15-polig, D-Sub – PC-Modus
(Analog PC)
DVI / PC / HDMI IN [DVI] (PC-Video-Anschlussbuchse)
Verwenden des DVI-D an DVI-D – DVI-Modus
(Digital PC)
Inleiding
DC OUT [5V/1.5A]
Sluit dit aan op de aansluiting POWER van een
TV-tunermodule of netwerkmodule.
AV IN [VIDEO]
Verbind de aansluiting [ VIDEO ] van uw monitor
door middel van een VIDEO-kabel met de videouitgang van het externe apparaat.
AV AUDIO IN [L- AUDIO - R]
Sluit de poort van de dvd-speler, videorecorder
(dvd / DTV Set-Top Box) aan op de poort L- AUDIO - R van het plasmascherm.
AUDIO OUT [L- AUDIO - R]
Aansluitpunt hoofdtelefoon.
Kensington Lock
Het Kensingtonslot is een vergrendeling waarmee u het systeem fysiek kunt vastzetten voor
gebruik in het openbaar. Het slot moet apart worden aangeschaft. Afhankelijk van de fabrikant,
kan het uiterlijk en de vergrendelingsmethode
enigszins afwijken van de afbeelding. Raadpleeg
de handleiding bij het Kensington-slot voor correct gebruik. Het slot moet apart worden aangeschaft.
Opmerking
De plaats van het Kensington-slot kan variëren
afhankelijk van het model.
Diefstal voorkomen met het
Kensington-slot
1.Plaats het vergrendelingsapparaat in het
Kensington-slot op de TV en draai deze
in de vergrendelingsrichting .
2.Sluit de kabel voor het Kensington-slot aan.
3.Bevestig het Kensington-slot aan een tafel
of ander zwaar, vaststaand object.
Opmerking
Zie Kabels aansluiten voor meer informatie over kabelverbindingen.
Afstandsbediening
Opmerking
De prestaties van de afstandsbediening kunnen worden beïnvloed door een tv of een ander elektronisch
apparaat dat actief is in de buurt van het plasmascherm. Hierdoor kan de frequentie van de afstandsbediening worden gestoord.
Inleiding
POWER
OFF
Cijfertoets
DEL -toets
+ VOL -
MUTE
TV/DTV
MENU
INFO
KLEURTOETSEN
TTX/MIX
STILL
AUTO
S.MODE
MDC
LOCK
SOURCE
ENTER/PRE-CH
CH/P
D.MENU
GUIDE
RETURN
De toetsen Naar boven, naar
EXIT
SRS
MagicInfo
P.MODE
Inleiding
DUAL/MTS
PIP
SWAP
1. POWER
2.
Off
3. CijfertoetsDruk hierop om het kanaal te wijzigen.
4. DEL -toets
5. + VOL -Past het geluidsniveau aan.
6. MUTE
7. TV/DTVHiermee selecteert u direct de modus TV en DTV.
8. MENU
9.
10. INFO
Hiermee zet u het product aan.
Hiermee zet u het product uit.
De knop "-" werkt alleen bij DTV. U selecteert hiermee MMS
(meerdere kanalen) voor een DTV.
Hiermee pauzeert (dempt) u de geluidsuitvoer tijdelijk. Dit wordt
weergegeven linksonder in het scherm. De audio wordt hervat
wanneer u in de modus Mute (Dempen) op MUTE of - VOL +
drukt.
Het schermmenu openen en sluiten, of het menu voor het afstellen
van het scherm sluiten.
Activeert een gemarkeerd menu-item.
Informatie over het huidige beeld wordt linksboven op het scherm
weergegeven.
11. KLEURTOETSENdruk hierop om kanalen toe te voegen en te verwijderen en om
kanalen op te slaan in de lijst met voorkeurkanalen in de kanalenlijst.
12.
13. STILLDruk eenmaal op de toets om het beeld stil te zetten. Druk nog-
14. AUTODruk op deze knop om de OSD automatisch aan te passen.(PC)
15. S.MODEWanneer u op deze kop drukt, wordt de huidige modus midden
TTX/MIX
Tv-kanalen bieden schriftelijke informatiediensten via teletekst.
- Teletekstknoppen
Voor meer informatie > TTX / MIX
maals op deze toets om het beeld weer te laten bewegen.
Wanneer de resolutie wordt gewijzigd via het configuratiescherm,
wordt de automatische functie uitgevoerd.
onder op het scherm weergegeven. Het plasmascherm is voorzien
van een ingebouwde hifi stereo luidspreker. Druk vervolgens nogmaals op de knop om door de lijst met beschikbare al geconfigureerde modi te gaan. ( Standard → Music → Movie → Speech
→ Custom )
16. MDCMDC knop voor snelstart.
Inleiding
17. LOCKHiermee activeert of deactiveert u alle functietoetsen op de afstandsbediening en het plasmascherm met uitzondering van Aan/
Uit en LOCK.
18. SOURCE
19.
ENTER/PRE-CH
CH/PIn de TV -modus selecteert u hiermee TV -kanalen.
24. De toetsen Naar boven, naarSpringt van het ene item naar het andere in horizontale richting,
25. EXIT
26.
27. MagicInfoMagicInfo knop voor snelstart.
SRS
Druk op de knop om de bron van het ingangssignaal SOURCE te
veranderen.
U mag SOURCE alleen veranderen voor externe apparaten die op
dat moment aan de monitor zijn aangesloten.
Met deze knop keert u terug naar het laatst gebruikte kanaal.
Hiermee keert u terug naar het vorige menu.
in verticale richting, of wijzigt de waarde van de geselecteerde
menuoptie.
Hiermee verlaat u het menuscherm.
Selecteert de modus SRS TruSurround XT.
28. P.MODEAls u op deze toets drukt, wordt de huidige beeldmodus midden
onder in het scherm weergegeven.
AV / HDMI / TV : P.MODE
Het plasmascherm beschikt over vier automatische fabrieksinstellingen voor afbeeldingen. Druk nogmaals op de knop om de
beschikbare voorgeconfigureerde modi te doorlopen. ( Dynamic
→ Standard → Movie → Custom )
PC / DVI / MagicInfo: M/B (MagicBright)
MagicBright is een functie voor een optimale kijkomgeving, afhankelijk van het materiaal dat u bekijkt. Druk nogmaals op de
knop om de beschikbare voorgeconfigureerde modi te doorlopen.
(Entertain → Internet → Text → Custom )
29. DUAL/MTS
DUAL-
STEREO/MONO, DUAL l / DUAL ll en MONO/NICAM
MONO/NICAM STEREO kunnen afhankelijk van het soort uitzending worden bediend door tijdens het tv kijken gebruik te
maken van de knop DUAL op de afstandsbediening.
MTS-
Hiermee kunt u de modus MTS (Multichannel Television Stereo)
selecteren.
30. PIPTelkens als u een knop indrukt, verandert de signaalbron van het
31. SWAPDe inhoud van de PIP en de hoofdafbeelding verwisselen. De af-
Mechanische indeling (P42H(N))
Mechanische indeling
FORMAAT NETWERKMODEL
Inleiding
Type geluidMTS/S_ModeStandaard
FM StereoMonoMonoHandmatig wij-
StereoMono ↔ Stereo
SAPMono ↔ SAPMono
PIP-venster.
- Deze functie werkt niet voor dit plasmascherm.
beelding in het PIP-venster verschijnt op het hoofdscherm, terwijl
de afbeelding van het hoofdscherm in het PIP-venster verschijnt.
- Deze functie werkt niet voor dit plasmascherm.
zigen
Bovenzijde plasmascherm
FORMAAT NETWERKMODEL
Inleiding
Aanwijzingen voor het installeren van de VESA-beugel
•Let er bij het installeren van VESA op, dat u voldoet aan de internationale VESA-normen.
•Informatie over en aankoop en installatie van de VESA-beugel: Neem contact op met uw dichts-
bijzijnde SAMSUNG distributeur om een bestelling te plaatsen. Nadat de bestelling is geplaatst,
zal een professioneel team de beugel bij u komen installeren.
•Er zijn ten minste twee personen nodig om het plasmascherm te verplaatsen.
•SAMSUNG draagt geen verantwoordelijkheid voor schade aan het product of verwondingen die
tijdens het installeren door onvoorzichtigheid van de klant zijn veroorzaakt.
Afmetingen
Opmerking
Gebruik voor het bevestigen van de beugel aan de muur alleen kolomschroeven met een diameter van
6 mm en een lengte van 8 tot 12 millimeter.
Installatie van de wandsteun
•Neem contact op met een technicus alvorens de wandsteun te bevestigen.
•SAMSUNG Electronics aanvaardt geen aansprakelijkheid voor enige schade aan het product of
letsel bij de klant als de installatie uitgevoerd wordt door de klant zelf.
•Dit product is geschikt voor installatie aan cementen muren. Als het product aan een gipsen of
houten wand wordt geplaatst, blijft het mogelijk niet goed hangen.
Componenten
Gebruik alleen de componenten en accessoires die u bijgevoegd bij dit product vindt.
Inleiding
Muurbevestigingsbeugel (1)
Montage van de wandsteun
Opmerking
Er zijn twee scharnieren (links en rechts). Gebruik een correcte ondergrond.
1.Plaats de bevestigingsschroef en draai hem vast in de richting van de pijl.
Bevestig de muurbeugel daarna aan de wand.
Scharnier (Links : 1,
Rechts : 1)
Kunststof drager (4)
Schroef
(A) (11)
Schroef
(B) (4)
Plug (11)
Er zijn twee scharnieren (links en rechts). Gebruik een correcte ondergrond.
Inleiding
A -Bevestigingsschroef
B -Wandsteun
C -Scharnier (Links)
D -Scharnier (Rechts)
2.Controleer voordat u in de wand gaat boren of de lengte tussen de twee schroefgaten aan de
achterkant van het product juist is.
Als de afstand te klein of te groot is, maakt u alle of enkele van de vier schroeven van de muurbevestigingsbeugel los om de afstand aan te passen.
A -Afstand tussen de twee schroefgaten
3.Controleer het installatiediagram en markeer de boorpunten op de wand. Gebruik het boortje van
5,0 mm om gaten dieper dan 35 mm te boren.Plaats iedere plug in het bijbehorende gat. Plaats de
gaten van de beugels en de scharnieren op de bijbehorende pluggaten, zet de 11 schroeven A erin
en draai ze vast.
Het product op de wandsteun bevestigen
De vorm van het product kan afhankelijk van het model variëren. (de montage van de kunststof drager
en de schroeven zijn hetzelfde)
Inleiding
1.Verwijder de 4 schroeven aan de achterkant van het product.
2.Plaats de schroef B in de kunststof drager.
Opmerking
•Monteer het product op de wandsteun en controleer dat het goed is bevestigd aan de linker en
rechter kunststof dragers.
•Wees voorzichtig bij het installeren van het product op de steun. Vingers kunnen vast komen
te zitten in de gaten.
•Controleer dat de wandsteun stevig is bevestigd aan de wand, anders blijft het product misschien niet goed zitten na installatie.
3.Draai de 4 schroeven uit stap 2 vast (kunststof drager + schroef B)in de gaten aan de achterkant
van het product.
4.Verwijder de veiligheidspin (3) en plaats de 4 producthouders in de bijbehorende beugelgaten
(1). Plaats het product (2) zodat het stevig bevestigd wordt aan de beugel. Zorg ervoor dat u de
veiligheidspin (3) weer plaatst en vastdraait om het product veilig op de beugel gemonteerd te
houden.
Inleiding
A -Plasmascherm
B -Wandsteun
C -Muur
Aanpassing van de stand van de wandsteun
Bepaal de stand van de beugel op -2˚ voordat u deze aan de muur installeert.
1.Bevestig het product aan de wandsteun.
2.Houd het product bovenop in het midden vast en trek het naar voren (in de richting van de pijl)
om de stand aan te passen. (Zie de afbeelding rechts)
3.U kunt de stand van de beugel aanpassen tussen -2˚ en 15˚.
Zorg ervoor dat u het midden van het product gebruikt om de stand aan te passen, en niet de linker- of
rechterkant.
Mechanische indeling (P50H(N))
Mechanische indeling
FORMAAT NETWERKMODEL
Inleiding
Bovenzijde plasmascherm
FORMAAT NETWERKMODEL
Aanwijzingen voor het installeren van de VESA-beugel
•Let er bij het installeren van VESA op, dat u voldoet aan de internationale VESA-normen.
•Informatie over en aankoop en installatie van de VESA-beugel: Neem contact op met uw dichts-
bijzijnde SAMSUNG distributeur om een bestelling te plaatsen. Nadat de bestelling is geplaatst,
zal een professioneel team de beugel bij u komen installeren.
•Er zijn ten minste twee personen nodig om het plasmascherm te verplaatsen.
•SAMSUNG draagt geen verantwoordelijkheid voor schade aan het product of verwondingen die
Afmetingen
Inleiding
tijdens het installeren door onvoorzichtigheid van de klant zijn veroorzaakt.
Opmerking
Gebruik voor het bevestigen van de beugel aan de muur alleen kolomschroeven met een diameter van
6 mm en een lengte van 8 tot 12 millimeter.
Installatie van de wandsteun
•Neem contact op met een technicus alvorens de wandsteun te bevestigen.
•SAMSUNG Electronics aanvaardt geen aansprakelijkheid voor enige schade aan het product of
letsel bij de klant als de installatie uitgevoerd wordt door de klant zelf.
•Dit product is geschikt voor installatie aan cementen muren. Als het product aan een gipsen of
houten wand wordt geplaatst, blijft het mogelijk niet goed hangen.
Componenten
Gebruik alleen de componenten en accessoires die u bijgevoegd bij dit product vindt.
Inleiding
Muurbevestigingsbeugel (1)
Montage van de wandsteun
Opmerking
Er zijn twee scharnieren (links en rechts). Gebruik een correcte ondergrond.
1.Plaats de bevestigingsschroef en draai hem vast in de richting van de pijl.
Bevestig de muurbeugel daarna aan de wand.
Scharnier (Links : 1,
Rechts : 1)
Kunststof drager (4)
Schroef
(A) (11)
Schroef
(B) (4)
Plug (11)
Er zijn twee scharnieren (links en rechts). Gebruik een correcte ondergrond.
A -Bevestigingsschroef
B -Wandsteun
C -Scharnier (Links)
D -Scharnier (Rechts)
2.Controleer voordat u in de wand gaat boren of de lengte tussen de twee schroefgaten aan de
achterkant van het product juist is.
Als de afstand te klein of te groot is, maakt u alle of enkele van de vier schroeven van de muurbevestigingsbeugel los om de afstand aan te passen.
Inleiding
A -Afstand tussen de twee schroefgaten
3.Controleer het installatiediagram en markeer de boorpunten op de wand. Gebruik het boortje van
5,0 mm om gaten dieper dan 35 mm te boren.Plaats iedere plug in het bijbehorende gat. Plaats de
gaten van de beugels en de scharnieren op de bijbehorende pluggaten, zet de 11 schroeven A erin
en draai ze vast.
Het product op de wandsteun bevestigen
De vorm van het product kan afhankelijk van het model variëren. (de montage van de kunststof drager
en de schroeven zijn hetzelfde)
1.Verwijder de 4 schroeven aan de achterkant van het product.
2.Plaats de schroef B in de kunststof drager.
Opmerking
•Monteer het product op de wandsteun en controleer dat het goed is bevestigd aan de linker en
rechter kunststof dragers.
•Wees voorzichtig bij het installeren van het product op de steun. Vingers kunnen vast komen
te zitten in de gaten.
Inleiding
•Controleer dat de wandsteun stevig is bevestigd aan de wand, anders blijft het product mis-
schien niet goed zitten na installatie.
3.Draai de 4 schroeven uit stap 2 vast (kunststof drager + schroef B)in de gaten aan de achterkant
van het product.
4.Verwijder de veiligheidspin (3) en plaats de 4 producthouders in de bijbehorende beugelgaten
(1). Plaats het product (2) zodat het stevig bevestigd wordt aan de beugel. Zorg ervoor dat u de
veiligheidspin (3) weer plaatst en vastdraait om het product veilig op de beugel gemonteerd te
houden.
A -Plasmascherm
B -Wandsteun
C -Muur
Aanpassing van de stand van de wandsteun
Bepaal de stand van de beugel op -2˚ voordat u deze aan de muur installeert.
1.Bevestig het product aan de wandsteun.
Inleiding
2.Houd het product bovenop in het midden vast en trek het naar voren (in de richting van de pijl)
om de stand aan te passen. (Zie de afbeelding rechts)
3.U kunt de stand van de beugel aanpassen tussen -2˚ en 15˚.
Zorg ervoor dat u het midden van het product gebruikt om de stand aan te passen, en niet de linker- of
rechterkant.
Aansluitingen
Op een computer aansluiten
Bij een netsnoer met aarding
•In geval van defecten, kan de aardaansluiting een elektrische schok veroorzaken. Zorg ervoor dat de aardaansluiting op de juiste manier is aangesloten
voordat u het apparaat op de netstroom aansluit. Of als u de aardaansluiting
wilt loskoppelen, zorg dan dat u het apparaat vooraf loskoppelt van de netstroom.
Opmerking
AV-invoerapparaten zoals dvd-spelers, videorecorders of camcorders, maar ook computers kunnen op
het plasmascherm worden aangesloten. Zie Uw plasmascherm aanpassen voor gedetailleerde informatie over het aansluiten van AV-invoerapparaten.
Sluit het netsnoer van het plasmascherm aan op de stroomaansluiting aan de achterkant van het scherm. Druk op de Aanknop.
U kunt de D-sub op 2 manieren aansluiten op het plasmascherm. Kies een van de
volgende manieren :
De D-sub-stekker (analoog) gebruiken op uw videokaart.
•Sluit de D-sub aan op de 15-pins RGB-poort op de achterkant van het plasmascherm en de 15-pins D-sub-poort op de computer.
De DVI-stekker (digitaal) gebruiken op uw videokaart.
•Sluit de DVI-kabel aan op de DVI(HDCP)-poort aan de achterkant van het
plasmascherm en de DVI-poort op de computer.
Sluit de geluidskabel van het plasmascherm aan op de geluidspoort aan de achterzijde van uw computer.
Opmerking
•Schakel de computer en het plasmascherm in.
•De DVI-kabel is optioneel.
•Neem contact op met een plaatselijk SAMSUNG Electronics Servicecentrum voor de aanschaf van
accessoires.
Aansluiten op andere apparatuur
Bij een netsnoer met aarding
•In geval van defecten, kan de aardaansluiting een elektrische schok veroorzaken. Zorg ervoor dat de aardaansluiting op de juiste manier is aangesloten
voordat u het apparaat op de netstroom aansluit. Of als u de aardaansluiting
wilt loskoppelen, zorg dan dat u het apparaat vooraf loskoppelt van de netstroom.
Aansluitingen
Opmerking
AV-invoerapparaten zoals dvd-spelers, videorecorders of camcorders, maar ook computers kunnen op
het plasmascherm worden aangesloten. Zie Uw plasmascherm aanpassen voor gedetailleerde informatie over het aansluiten van AV-invoerapparaten.
AV-apparaten aansluiten
1.Sluit de poort van de dvd-speler, videorecorder (dvd / DTV Set-Top Box) aan op de poort [RAUDIO-L] van het plasmascherm.
2.Start dan de dvd-speler, videorecorder of camcorder met een dvd of band erin.
3.Selecteer AV met de knop SOURCE .
Opmerking
Het plasmascherm heeft AV-aansluitingen voor het aansluiten van AV-invoerapparaten zoals dvdspelers, videorecorders of camcorders. U kunt AV-signalen weergeven zolang het PDP-scherm is
ingeschakeld.
Aansluiten op een camcorder
1.Zoek de A/V-uitgang op de camcorder. Deze treft u gewoonlijk aan op de zijkant of achterkant
van de camcorder. Sluit audiokabels aan op de AUDIO-uitgang van de camcorder en de op de
AV AUDIO IN [L-AUDIO-R] het plasmascherm.
2.Sluit een videokabel aan op de VIDEO-uitgang van de camcorder en op de AV IN [VIDEO] van
het plasmascherm.
Aansluitingen
3.Selecteer AV voor de camcorderaansluiting met de knop Source op de voorzijde van het plasmascherm of op de afstandsbediening.
4.Start vervolgens de camcorder door er een tape.
Opmerking
De audio- videokabels die hier worden weergegeven, worden normaliter geleverd bij de camcorder.
(Als dit niet het geval is, neem dan contact op uw lokale dealer.) Als u een stereo camcorder heeft,
moet u twee kabels aansluiten.
Aansluiten via een HDMI-kabel
Opmerking
•Invoerapparaten zoals een digitale dvd-speler worden aangesloten op de HDMI IN-aansluiting van
het plasmascherm met de HDMI-kabel.
•U kunt geen pc aansluiten op een HDMI IN-ingang.
Aansluitingen
Aansluiten met gebruik van een DVI naar HDMI-kabel
Opmerking
•Sluit de DVI-uitgang van een digitaal uitvoerapparaat aan op de HDMI IN-ingang van het plas-
mascherm met een DVI-naar-HDMI-kabel.
•Sluit de rode en zwarte aansluitpunten van een RCA-naar-stereo-kabel (voor pc) aan op de bijbe-
horende audio-uitgangspunten van het digitale uitvoerapparaat en sluit de andere aansluitpunten
van de kabel aan op de HDMI / PC / DVI AUDIO IN-ingang van het plasmascherm.
Aansluiten op een stereo-installatie
Opmerking
•Sluit een set audiokabels aan op de poorten AUX L, R van het AUDIOSYSTEEM en de poorten
AUDIO OUT [L-AUDIO-R] op het plasmascherm.
Sluit de LAN-kabel aan
Bij een netsnoer met aarding
•In geval van defecten, kan de aardaansluiting een elektrische schok veroorzaken. Zorg ervoor dat de aardaansluiting op de juiste manier is aangesloten
voordat u het apparaat op de netstroom aansluit. Of als u de aardaansluiting
wilt loskoppelen, zorg dan dat u het apparaat vooraf loskoppelt van de netstroom.
Opmerking
AV-invoerapparaten zoals dvd-spelers, videorecorders of camcorders, maar ook computers kunnen op
het plasmascherm worden aangesloten. Zie Uw plasmascherm aanpassen voor gedetailleerde informatie over het aansluiten van AV-invoerapparaten.
Aansluitingen
Opmerking
Sluit de LAN-kabel aan.
(Alleen van toepassing op model P42HN / P50HN)
USB aansluiten
Opmerking
AV-invoerapparaten zoals dvd-spelers, videorecorders of camcorders, maar ook computers kunnen op
het plasmascherm worden aangesloten. Zie Uw plasmascherm aanpassen voor gedetailleerde informatie over het aansluiten van AV-invoerapparaten.
Bij een netsnoer met aarding
•In geval van defecten, kan de aardaansluiting een elektrische schok veroorzaken. Zorg ervoor dat de aardaansluiting op de juiste manier is aangesloten
voordat u het apparaat op de netstroom aansluit. Of als u de aardaansluiting
wilt loskoppelen, zorg dan dat u het apparaat vooraf loskoppelt van de netstroom.
Opmerking
U kunt wel verbinding maken met USB-apparaten zoals een muis of een toetsenbord.
(Alleen van toepassing op model P42HN / P50HN)
Software gebruiken
MagicInfo Pro installeren
Installatie
1.Plaats de cd in het CD-ROM-station.
2.Klik op het installatiebestand van MagicInfo Pro.
3.Wanneer het venster InstallShield Wizard verschijnt, klikt u op "Next."
4.
Selecteer 'I agree to the terms of the license agreement' (Ik accepteer de voorwaarden van de
licentieovereenkomst) om de gebruiksvoorwaarden te accepteren.
Software gebruiken
5.U wordt gevraagd om in te loggen in het MagicInfo Pro serverprogramma. Voer uw pincode in.
Het wachtwoord kan niet worden veranderd zolang u ingelogd bent.
6.Selecteer de map waar u het programma MagicInfo Pro wilt installeren.
7.Klik op 'Install' (Installeren).
Software gebruiken
8.Het venster 'Installation Status' (Status installatie) wordt weergegeven.
9.U wordt aangeraden om het systeem opnieuw te starten voor een normale werking van het MagicInfo Pro serverprogramma. Klik op 'Finish' (Voltooien).
Software gebruiken
10. Als de installatie voltooid is, wordt het pictogram MagicInfo Pro op uw bureaublad weergegeven.
11. Dubbelklik op het pictogram om het programma te starten.
Systeemvereisten
MinimumP1.8256M100M/1GWindows XP
Aanbevolen P3.0GHz512M
CPURAMEthernetBesturings-
systeem
Windows
2000 (Service Pack 4)
Toepassing
WMP 9 or
later
Inleiding
Multiple Display Control (MDC) is een toepassing waarmee verschillende beeldschermen gemakkelijk en tegelijk op
een pc kunnen worden gebruikt. RS-232C, een standaard voor seriële communicatie, wordt gebruikt voor de
communicatie tussen een computer en een beeldscherm. Daarom moet er een seriële kabel verbonden worden
met de seriële poort van uw computer en de seriële poort van het beeldscherm.
Begin - Hoofdscherm
Klik op Start > Program > Samsung > MDC System, om het programma te starten.
Selecteer een apparaat, om het volume van het geselecteerde apparaat in de schuifbalk te kunnen zien.
HoofdpictogrammenSelectieknop
Remocon Overzicht
Safety LockSelectie beeldscherm
PoortselectieBedieningsgereedschappen
1. Gebruik de hoofdpictogrammen om over te schakelen naar ieder beeldscherm.
2. Met deze optie kunt u de signaalontvangst van de afstandsbediening van de betreffende beeldschermeenheid in- en
uitschakelen.
3. Stelt de slotfunctie in.
Wanneer u de slotfunctie instelt, kunt u de knoppen power <aan/uit> en lock <slot> alleen op de
afstandsbediening en op de set gebruiken.
4. U kunt de instelling voor de seriële poort van de pc wijzigen. De oorspronkelijke waarde is COM1.
5. Klik op Alles selecteren of Wissen, om alle beeldschermen te wissen of te selecteren.
6. In het overzicht vindt u beknopte informatie over het geselecteerde beeldscherm.
7. Selecteer in Display Selection (Weergaveselectie) een weergave.
8. Maak gebruik van de bedieningsgereedschappen om de beeldschermen te bedienen.
<Opmerking> De in- en uitschakelfunctie van de afstandsbediening werkt onafhankelijk van het feit of het
apparaat wel of niet aanstaat. Dit is van toepassing op alle aangesloten beeldschermen die
aangesloten zijn op schermen die wederom aangesloten zijn op de MDC. Echter ongeacht de
status op het moment dat de MDC uitgezet wordt, zal de signaalontvangstfunctie van de
afstandsbediening van alle beeldschermen geactiveerd worden als de MDC wordt afgesloten.
Port Selection
1. De Meervoudige Display Control wordt oorspronkelijk ingesteld op COM1.
2. Als u een andere poort dan COM1 gebruikt, kunt u COM1 tot en met COM4 selecteren in het menu Port selection.
3. Als de exacte poortnaam die op de monitor met een seriële kabel is aangesloten, niet is geselecteerd, is
communicatie niet mogelijk.
4. De geselecteerde poort is in het programma opgeslagen en wordt ook voor het volgende programma gebruikt.
Power Control
1. Klik in de hoofdpictogrammen op de optie Power Control. Naar aanleiding hiervan verschijnt het venster Power
Control.
In het overzicht treft u basisinformatie aan die noodzakelijk is voor Power Control.
1) (Power Status (resterend vermogen))
2) Input
3) Image Size
4) On Timer
5) Off Timer
2. Gebruik de knop Alles selecteren of het aankruisvakje, om een beeldscherm te selecteren dat u wilt bedienen.
Met de optie Power Control kunt u sommige functies bedienen van het geselecteerde beeldscherm.
1)
Power On/Off
- Schakelt het geselecteerde beeldscherm Aan/Uit.
2) Volume
- Controleert het volumeniveau van het geselecteerde scherm.
Het ontvangt de volumewaarde van het geselecteerde beeldscherm en geeft dit weer in de schuifbalk.
(Als u een selectie annuleert of de optie Alles selecteren selecteert, zal de waarde de standaardwaarde 10
aannemen)
3)
Mute On/Off (Mute Aan/Uit)
- Schakelt de Mute van het geselecteerde beeldscherm Aan/Uit.
Als het geselecteerde apparaat al is ingesteld op MUTE en u één voor één een apparaat selecteert, moet u het
scherm MUTE markeren.
(Als u de selecties ongedaan maakt of de optie Alles selecteren selecteert, zullen de standaardinstellingen
aangenomen worden.)
De Power Control is van toepassing op alle beeldschermen.
De Volume- en Mute-functies zijn alleen beschikbaar voor schermen die AANSTAAN.
Input Source
1. Als u in de hoofdpictogrammen op de optie (Input Source)Ingangsbron klikt, verschijnt het scherm waarin u de
ingangsbron kunt instellen.
Klik op de optie Alles selecteren of maak gebruik van het aankruisvakje, om een beeldscherm te selecteren dat u wilt
bedienen.
• TV Mode
• MagicInfo Mode
Het overzicht toont u basisinformatie die noodzakelijk is voor de Input Source Control.
1)PC
- Verandert de ingangsbron van het geselecteerde display in PC.
2)BNC
- Verandert de ingangsbron van het geselecteerde display in BNC.
3)DVI
- Verandert de ingangsbron van het geselecteerde display in DVI.
4)TV
-Verandert de ingangsbron van het geselecteerde display in TV.
5)DTV
-Verandert de ingangsbron van het geselecteerde display in DTV.
6)AV
- Verandert de ingangsbron van het geselecteerde display in AV.
7)S-Video
- Verandert de ingangsbron van het geselecteerde display in S-Video.
8)Component
-Verandert de ingangsbron van het geselecteerde display in Component.
9)MagicInfo
- Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
10) HDMI
-Verandert de ingangsbron van het geselecteerde display in HDMI.
11) Channel
- De pijl voor het kanaal verschijnt wanneer de tv als Input Source (invoerbron) is ingesteld.
De tv kan alleen als bron worden geselecteerd bij producten met een tv en het besturen van kanalen is
alleen toegestaan wanneer de invoerbron de tv is.
De Input Source Control is alleen beschikbaar voor beeldschermen die AANSTAAN.
Image Size
PC, BNC, DVI
1. Als u in de hoofdpictogrammen op de optie Beeldformaat klikt, verschijnt het scherm waarin u het beeldformaat kunt
instellen.
Het overzicht toont u basisinformatie die noodzakelijk is voor het instellen van het beeldformaat.
1)
(Power Status (resterend vermogen))
- Geeft aan of het huidige beeldscherm in of uitgeschakeld is.
2) Image Size
- Geeft aan of het huidige Image Size in of uitgeschakeld is.
3) Input
- Geeft de huidige Ingangsbron aan van het beeldscherm dat u momenteel gebruikt.
4) Het overzicht geeft alleen de beeldschermen weer, waarvan de ingangsbron PC, BNC, DVI is.
5) PC Source - PC Source (pc-bron) is het eerste tabblad aan de linkerzijde wanneer u op het tabblad Image Source
(beeldbron) klikt.
- De knop Beeldformaat instellen, regelt het beeldformaat dat beschikbaar is voor PC, BNC, DVI.
6) Video Source
- Klik op het tabblad Video Source (videobron) om de beeldgrootte voor de respectieve invoerbron te beheren.
Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
De optie Beeldformaat instellen is alleen beschikbaar voor beeldschermen die AANSTAAN.
Image Size
TV, AV, S-Video, Component, HDMI, DTV.
1. Als u in de hoofdpictogrammen op de optie Beeldformaat klikt, verschijnt het scherm waarin u het beeldformaat kunt
instellen.
Het overzicht toont u basisinformatie die noodzakelijk is voor het instellen van het beeldformaat.
1) Klik op het tabblad Video Source (videobron) om de beeldgrootte aan te passen voor TV, AV, S-Video, Component,
HDMI, DTV.
Klik op de optie Alles selecteren of maak gebruik van het aankruisvakje, om een beeldscherm te selecteren dat u wilt
bedienen.
2) Het overzicht geeft alleen het beeldscherm weer waarvan Video TV, AV, S-VIDEO, Component, HDMI en DTV de
ingangsbron is.
3) Met deze optie schakelt u willekeurig het beeldformaat van het geselecteerde beeldscherm in.
Opmerking: Auto Wide, Zoom1 en Zoom2 kunnen niet worden geselecteerd wanneer het
ingangssignaaltype voor Component en DVI (HDCP) 720p of 1080i is.
Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
De optie Beeldformaat instellen is alleen beschikbaar voor beeldschermen die AANSTAAN.
Time
1. Klik in de hoofdpictogrammen op de optie Time Control (Tijdcontrole). Naar aanleiding hiervan verschijnt het venster
Tijdcontrole.
Het overzicht toont u basisinformatie die noodzakelijk is voor Tijdcontrole.
1) Current Time
- Stel de huidige tijd in voor het geselecteerde beeldscherm (PC-tijd)
- U moet eerst de PC-tijd veranderen, voordat u de huidige tijd kunt veranderen.
2) On Time Setup
- Stelt de uren, minuten, AM/PM en het volume van het geselecteerde beeldscherm in op de gewenste starttijd.
3) Off Time Setup
- Stelt de uren, minuten en AM/PM in op de gewenste eindtijd van het geselecteerde beeldscherm.
4) Geeft de instellingen van On Timer (Timer Aan) weer.
5) Geeft de instellingen van Off Timer (Timer Uit) weer.
Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
De Tijdcontrole is alleen beschikbaar voor beeldschermen die AANSTAAN.
Bij de On Time Setup (instellingen voor inschakelingsduur), werkt TV Source (tv-bron) alleen voor een
tv-model.
PIP
PIP Size
1. Klik in de hoofdpictogrammen op PIP en vervolgens zal het scherm PIP instellen op uw beeldscherm verschijnen.
Klik op de optie Alles selecteren of maak gebruik van het aankruisvakje, om een beeldscherm te selecteren dat u wilt
bedienen.
Het overzicht toont u basisinformatie die noodzakelijk is voor het instellen van het PIP-formaat.
1) PIP Size
- Geeft het huidige PIP-formaat aan van het beeldsherm dat u momenteel gebruikt.
2) OFF
- Schakelt de PIP uit van het geselecteerde display.
3) Large
- Schakelt de PIP in van het geselecteerde display en verandert het formaat in Large.
4) Small
- Schakelt de PIP in van het geselecteerde display en verandert het formaat in Small.
5) Double1
- Schakelt de PIP in van het geselecteerde display en verandert het formaat in Double 1.
6) Double 2
- Schakelt de PIP in van het geselecteerde display en verandert het formaat in Double 2.
7) Double 3 (Dubbel 3) (beeld per beeld)
– Schakelt de functie PBP (picture by picture) van de geselecteerde weergave in en wijzigt het formaat naar Dubbel
3.
Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
U kunt het PIP-formaat instellen, zodra u de monitor heeft ingeschakeld.
PIP
PIP Source
1. Klik in de hoofdpictogrammen op PIP en vervolgens zal het scherm PIP instellen op uw beeldscherm verschijnen.
Het overzicht toont u basisinformatie die noodzakelijk is voor het instellen van het PIP-bron.
1) PIP Source
- U kunt de PIP-bron instellen, zodra u de monitor heeft ingeschakeld.
2) PC
- Verandert de PIP-bron van het geselecteerde display in PC.
3) BNC
- Verandert de PIP-bron van het geselecteerde display in BNC.
4) DVI
- Verandert de PIP-bron van het geselecteerde display in DVI.
5) AV
- Verandert de PIP-bron van het geselecteerde display in AV.
6) S-Video
- Verandert de PIP-bron van het geselecteerde display in S-Video.
7) Component
- Verandert de PIP-bron van het geselecteerde display in Component.
8) HDMI
- Verandert de PIP-bron van het geselecteerde display in HDMI.
Opmerking: Sommige PIP-bronnen kunnen wellicht niet worden geselecteerd.
Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
Dit is afhankelijk van het ingangsbrontype van het hoofdscherm.
Settings
Picture
1. Klik in de hoofdpictogrammen op Instellingen en vervolgens zal het scherm Settings Control op uw beeldscherm
verschijnen.
Het overzicht toont u basisinformatie die noodzakelijk is voor Settings Control.
Als iedere functie geselecteerd is, wordt de ingestelde waarde van de geselecteerde functie weergeven op de
schuifbalk. Als u de optie Alles selecteren geselecteerd heeft, verandert de waarde weer in de standaardwaarde 50.
Wanneer u een waarde op dit scherm wijzigt, wordt de modus automatisch gewijzigd in "CUSTOM".
1) Picture
- Alleen beschikbaar voor TV, AV, S-Video, Component, HDMI, DTV.
2) Contrast
- Met deze optie kunt het Contrast instellen van het geselecteerde scherm.
3) Brightness
- Met deze optie kunt de Helderheid instellen van het geselecteerde scherm.
4) Sharpness
- Met deze optie kunt de Scherpte instellen van het geselecteerde beeldscherm.
5) Color
- Met deze optie kunt de Kleur instellen van het geselecteerde beeldscherm.
6) Tint
- Met deze optie kunt de Kleur instellen van het geselecteerde beeldscherm.
7) Color Tone
- Wijzigt de kleurtoon voor de geselecteerde display.
8) Color Temp
- Pas de Color Temp aan voor de geselecteerde weergave.
Deze functie wordt alleen ingeschakeld als Color Tone is ingesteld op Off.
9) Brightness Sensor
- Pas de Brightness Sensor aan voor de geselecteerde weergave.
10) Dynamic Contrast
- Pas de Dynamic Contrast aan voor de geselecteerde weergave.
Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
Deze optie is alleen beschikbaar voor de weergaven met stroomstatus AAN, en indien er geen selectie
is gemaakt, wordt de fabrieksinstelling weergegeven.
Settings
Picture PC
1. Klik in de hoofdpictogrammen op Instellingen en vervolgens zal het scherm Settings Control op uw beeldscherm
verschijnen.
Het overzicht toont u basisinformatie die noodzakelijk is voor Settings Control. Nadat elke functie is geselecteerd,
wordt de ingestelde waarde voor de geselecteerde functie weergegeven in de schuifbalk. Wanneer de selectie is
gemaakt, zal elke functie de waarde van de instelling ophalen en weergeven in de schuifbalk. Als u de optie Alles
selecteren geselecteerd heeft, verandert de waarde weer in de standaardwaarde 50. Wanneer u een waarde op dit
scherm wijzigt, wordt de modus automatisch gewijzigd in "CUSTOM".
1) Picture PC
- Alleen beschikbaar voor PC, BNC, DVI.
2) Contrast
- Met deze optie kunt het Contrast instellen van het geselecteerde scherm.
3) Brightness
- Met deze optie kunt de Helderheid instellen van het geselecteerde scherm.
4) Red
- De kleurtemperatuur van het geselecteerde beeldscherm instellen.(Red)
5) Green
- De kleurtemperatuur van het geselecteerde beeldscherm instellen.(Green)
6) Blue
- De kleurtemperatuur van het geselecteerde beeldscherm instellen.(Blue)
7) Color Tone
- Adjusts the Color Tone for the selected display.
8) Color Temp
- Pas de Color Temp aan voor de geselecteerde weergave.
Deze functie wordt alleen ingeschakeld als Color Tone is ingesteld op Off.
9) Brightness Sensor
- Pas de Brightness Sensor aan voor de geselecteerde weergave.
Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
Deze optie is alleen beschikbaar voor de weergaven met stroomstatus AAN, en indien er geen selectie
is gemaakt, wordt de fabrieksinstelling weergegeven.
Settings
Audio
1. Klik in de hoofdpictogrammen op Instellingen en vervolgens zal het scherm Settings Control op uw beeldscherm
verschijnen.
Het overzicht toont u basisinformatie die noodzakelijk is voor Settings Control. Nadat elke functie is geselecteerd,
wordt de ingestelde waarde voor de geselecteerde functie weergegeven in de schuifbalk. Wanneer de selectie is
gemaakt, zal elke functie de waarde van de instelling ophalen en weergeven in de schuifbalk. Als u de optie Alles
selecteren geselecteerd heeft, verandert de waarde weer in de standaardwaarde 50. Wanneer u een waarde op dit
scherm wijzigt, wordt de modus automatisch gewijzigd in "CUSTOM".
1) Audio
- Bediening van de audio-instellingen van alle ingangsbronnen.
2) Bass
- Adjusts Bass of the selected display.
3) Treble
- Met deze optie kunt u de Treble instellen van het geselecteerde scherm.
4) Balance
- Met deze optie kunt u de Balance instellen van het geselecteerde scherm.
5) SRS TSXT
- SRS TSXT Sound On/Off.
6) Sound Select
- Als de PIP-functie geactiveerd is, kunt u alleen kiezen tussen hoofd- of subscherm (main of sub).
Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
Deze optie is alleen beschikbaar voor de weergaven met stroomstatus AAN, en indien er geen selectie
is gemaakt, wordt de fabrieksinstelling weergegeven.
Settings
Image Lock
1. Klik in de hoofdpictogrammen op Instellingen en vervolgens zal het scherm Settings Control op uw beeldscherm
verschijnen.
Het overzicht toont u basisinformatie die noodzakelijk is voor Settings Control.
1) Image Lock
- Alleen beschikbaar voor PC, BNC.
2) Coarse
- Met deze optie kunt u de Coarse instellen van het geselecteerde beeldscherm.
3) Fine
- Met deze optie kunt u de Fine instellen van het geselecteerde beeldscherm.
4) Position
- Met deze optie kunt u de positie instellen van het geselecteerde beeldscherm.
5) Auto Adjustment
- Als u zelf het binnenkomende signaal wilt aanpassen.
Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
Indstillinger er kun tilgængelige for skærme, der er slået til (ON).
Maintenance
Lamp Control
1. Klik op het pictogram "Maintenance" in de kolom Main Icon om het scherm Maintenance weer te geven.
Op het informatieraster ziet u een aantal basisgegevens verschijnen.
1) Maintenance
- Hiermee is de functie Maintenance Control mogelijk voor alle ingangsbronnen.
2) Auto Lamp Control
- Regelt automatisch de achtergrondverlichting van de geselecteerde display op een specifieke tijd.
De Manual Lamp Control (handmatige lampbediening) wordt automatisch uitgeschakeld als u overschakelt naar de
Auto Lamp Control (automatische lampbediening).
3) Manual Lamp Control
- Hiermee kunt u de achtergrondverlicht van de geselecteerde display regelen, ongeacht het tijdstip.
De functie Auto Lamp Control wordt automatisch uitgeschakeld als u de functie Manual Lamp Control regelt.
De functie Maintenance Control is alleen beschikbaar voor beeldschermen die AANSTAAN.
Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
Maintenance
Scroll
1. Klik op het pictogram "Maintenance" in de kolom Main Icon om het scherm Maintenance weer te geven.
1) Safety Screen
- Elimineert de nabeelden die zich kunnen voordoen wanneer de geselecteerde display langere tijd in de modus
Pause staat. U kunt de timer voor de herhalingscyclus instellen door de "Interval" op uur en "Second" op seconde
te selecteren.
U kunt dit per Screen Type (Schermtype) instellen op Scroll (Verschuiven), Pixel, Bar (Balk) en Eraser (Wisser).
Indgangskilden for MagicInfo fungerer kun på MagicInfo-modellen.
Voor het instellen van de seconden, hebt u de keuze tussen 1, 2, 3, 4 en 5 voor het type Scroll
(Verschuiven) en tussen 10, 20, 30, 40 en 50 voor het type Pixel, Bar (Balk) en Eraser (Wisser).
De functie Maintenance Control is alleen beschikbaar voor beeldschermen die AANSTAAN.
Maintenance
Video Wall
1. Klik op het pictogram "Maintenance" in de kolom Main Icon om het scherm Maintenance weer te geven.
1) Video Wall
- Een videomuur is een aantal videoschermen die met elkaar zijn verbonden, zodat op ieder scherm een gedeelte
van het geheel wordt weergegeven of zodat op ieder scherm het beeld wordt herhaald.
2) Video Wall (Screen divider)
- De videomuur kan op verschillende manieren worden ingedeeld.
U kunt gebruikmaken van verschillende schermen en deze op verschillende manieren indelen.
z
Selecteer een modus in Screen divider (Schermindeling).
z
Selecteer in Display Selection (Weergaveselectie) een weergave.
z
U kunt de plaats selecteren door in de geselecteerde modus op een nummer te drukken.
z
Het MDC-programma dat Samsung levert ondersteunt maximaal 5x5 LCD-schermen.
3) On / Off
- U kunt de plaats selecteren door in de geselecteerde modus op een nummer te drukken.
4) Format
- De indeling kan worden geselecteerd om het scherm te splitsen.
z
Full
z
Natural
U mag deze functie niet gebruiken in MagicInfo.
De functie Maintenance Control is alleen beschikbaar voor beeldschermen die AANSTAAN.
Problemen oplossen
1.
Het beeldscherm dat u wilt bedienen, verschijnt niet in het overzicht
- Controleer de verbinding van RS232C. (Controleer of deze goed aangesloten is op de Com1 poort)
-
Controleer of andere aangesloten schermen dezelfde ID hebben. Als meer beeldschermen dezelfde ID hebben,
worden deze schermen niet goed waargenomen door het programma. De oorzaak hiervan is een gegevensconflict.
- Controleer of de ID van het beeldscherm tussen een waarde van 0 en 25 ligt. (Instellen via het beeldschermmenu)
Opmerking: Het ID van het beeldscherm moet een waarde hebben tussen de 0 en de 25.
2. Het beeldscherm dat u wilt bedienen, verschijnt niet in de andere bedieningsoverzichten.
- Controleer of het scherm AANSTAAT. (Dit kunt u controleren in het overzicht van Power Control)
- Controleer of u de ingangsbron van het beeldscherm kunt veranderen.
3. Het dialoogvenster verschijnt regelmatig.
- Controleer of het beeldscherm dat u wilt bedienen geselecteerd is.
4. Zowel de On Timer als Off Timer is ingesteld, maar er wordt een andere tijd aangegeven.
- Gebruik de huidige tijd om de klok van het beeldscherm te synchroniseren.
5. Het kan zijn dat de afstandsbediening niet goed functioneert, door het uitschakelen van de
afstandsbedieningsfunctie. Haal de RS-232C kabel eruit of sluit het programma af. Start het programma opnieuw op
en schakel de afstandsbedieningsfunctie opnieuw in om de normale functies herstellen.
<Opmerking> Het kan zijn dat dit programma niet werkt door communicatieproblemen of door interferentie van
Als deze waarde buiten dit bereik ligt, kan het MDC-systeem het beeldscherm niet bedienen.
elektronische apparaten die in de buurt staan.
Settings Value Display (Instellingen waardescherm) in de Multiple
Display (multi-schermmodus)
Als u meer dan vier beeldschermen heeft aangesloten, worden waarden van de instellingen als volgt weergegeven.
1. Geen selectie: Geeft de standaard fabrieksinstellingen weer.
2. Eén beeldscherm geselecteerd: geeft de instellingen van de waarde aan van het geselecteerde beeldscherm.
3. Een beeldscherm is geselecteerd (ID1) en een andere beeldscherm (ID3) : Het programma gaf eerst de instellingen
van de waarde van ID1 weer en de waarde van ID3.
4. Alle apparaten selecteren via de optie Alles selecteren: alle waarden zullen worden ingesteld op de standaard
fabrieksinstellingen.
MagicInfo Pro gebruikt een Ethernet-netwerk voor servers en monitoren en draagt mediabestanden
(afbeeldingsbestanden, muziekbestanden en films) en kantoorbestanden (HTML, PDF) over van de
server naar de monitors via het network. Er worden meerdere monitoren verbonden met een server
via een netwerk en de server kan bestanden tegelijkertijd naar alle monitoren of één bestand naar
één monitor overdragen. Er zijn twee manieren om bestanden over te dragen. Bij de eerste manier
registreert de server een schema voor de monitoren en draagt vervolgens de bestanden over volgens
dat schema. Bij de tweede manier zoekt een monitor de bestanden die in de bibliotheeklijst van de
server zijn geregistreerd en ontvangt ze en speelt ze af. Als er meer dan één server is verbonden, kan
de monitor een server selecteren en een schema van de server ontvangen. De monitor beschikt over
ingebouwde internetverbindingsfunctie. De servers en monitoren worden verbonden met het netwerk.
Elke server of monitor heeft een unieke naam om zichzelf te identificeren op het netwerk. Een server
en een monitor kunnen alleen worden verbonden als ze dezelfde servernaam hebben. Als de naam
van een server bijvoorbeeld "MagicInfo Pro" is, kunnen alleen de monitoren waarvan de servernaam
"MagicInfo Pro" is, schema's ontvangen van de server. Als een monitor geen server kan vinden
waarvan de naam dezelfde is als de servernaam die erin is geconfigureerd, wacht deze tot een server
met die naam verschijnt. Als u echter Auto Connection (Automatische verbinding) hebt ingeschakeld,
probeert de monitor een verbinding te maken met andere servers en maakt deze een verbinding met
de eerste server die reageert.
Belangrijkste functies van MagicInfo Pro
1. Vrij schermontwerp
→ U kunt de schermen die op de monitor moeten worden weergegeven configureren door meerdere
gebieden vrij te verplaatsen en af te spelen en door de eigenschappen van het gebied te wijzigen.
2. Downloaden en streaming van inhoud
→ U kunt Stream of Download selecteren voor de overdrachtmodus om inhoud af te spelen op de
schermen en zo de schermen af te spelen volgens de omstandigheden. De gedownloade schermen
worden op het geplande tijdstip afgespeeld op de monitoren, zelfs wanneer de monitoren niet met de
server zijn verbonden.
3. Bibliotheek mediabestandsbeheer en inhoudsserver
→ U kunt de geregistreerde inhoud in de bibliotheek efficiënt beheren door mappen te maken. U kunt
de inhoud op de schermen afspelen volgens uw omstandigheden door gebruik te maken van de
inhoudsserver in overeenstemming met de netwerkstatus.
4. Netwerk-/lokale schema's en publicatie
→ U kunt de bewerkte schermen overdragen naar de geselecteerde monitoren met behulp van de
publicatiefunctie. Door gebruik te maken van lokale schema's, kunt u schermen ook overdragen naar
monitoren die niet verbonden zijn met het netwerk.
5. Expresberichten
→ U kunt een bericht op geselecteerde monitoren weergeven, ongeacht de schema's.
6. MDC en System
→ Met de functies MDC en System (Systeem) kunt u de monitoren controleren, hun status weergeven
of diagnoses stellen.
7. VNC
→ Met de functie VNC kunt u een externe verbinding maken met een monitor en de monitor beheren,
zijn status weergeven en een diagnose stellen.
8. Update en PXE
→ Met de functie Update kunt u de programma's op de monitor gemakkelijk bijwerken. Met PXE kunt u
een image van het besturingssysteem voor een monitor herstellen.
1. Klik op Programma's -> MagicInfo Pro -> MagicInfo Pro.
2. Nadat MagicInfo Pro is opgestart, selecteert u Log In (Aanmelden) in het menu File (Bestand).
3. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in en klik op OK.
Als u voor de eerste keer aanmeldt, voert u "Administrator" in als de gebruikersnaam en geeft u het
wachtwoord op dat u hebt ingesteld tijdens de installatie van het programma. (Raadpleeg MagicInfo
Pro installeren, de software gebruiken voor meer informatie over het installeren van MagicInfo Pro.)
Een monitor verbinden met een server
Een server instellen
1. Klik in het menu Tools (Extra) op Option (Optie) om het venster Server Setup (Serverinstelling) te
openen.
2. Configureer de instellingen voor Network Connection (Netwerkverbinding) op het tabblad General
(Algemeen). Voer de identieke naam van de server in als de servernaam op de monitor. Om de
servernaam te wijzigen, dubbelklikt u op het veld Value (Waarde) van het item Server Name
(Servernaam).
3. Als de server meerdere netwerkkaarten heeft, selecteert u een netwerkkaart onder het item Network
Device (Netwerkapparaat).
4. Als de server en de monitor op hetzelfde netwerk zitten, moet u ¡®Automatic connection using a
server name¡¯ (Automatische verbinding door middel van een servernaam) selecteren als de
verbindingsmethode in het veld Value (Waarde) van het item Network Connection
(Netwerkverbinding). Zorg dat u dezelfde instellingen gebruikt wanneer u de monitor instelt.
5. Als de server en de monitor op verschillende netwerken zitten, moet u ¡®Direct connection using an
IP address¡¯ (Directe verbinding door middel van een IP-adres) selecteren als de verbindingsmethode
in het veld Value (Waarde) van het item Network Connection (Netwerkverbinding). Zorg dat u
dezelfde instellingen gebruikt wanneer u de monitor instelt.
Op dit punt moet het IP-adres van de server waarmee de monitor een verbinding zal
maken, een openbaar IP-adres zijn. Zorg dat u dit IP-adres invoert onder het item Server
IP Address (IP-adres van server) wanneer u de monitor instelt.
Als de server een firewall gebruikt, moet u het IP-adres van de monitor opnemen in de
lijst met uitzonderingen voor de firewall.
De monitor instellen
1. Stel de bron van de monitor in op MagicInfo Pro en voer vervolgens het IP-adres en de servernaam in
via het menu Setup (Instelling) of het item Network Connection (Netwerkverbinding). Deze gegevens
moeten dezelfde zijn als het IP-adres en de naam van de server waarmee een verbinding moet
worden gemaakt. (Raadpleeg de beschrijving voor het instellen van MagicInfo op de OSD-pagina's
voor meer informatie.)
2. Er wordt een bericht weergegeven om te melden dat de verbinding van de monitor met de server is
gelukt.
Submenu's Bestand
Een bibliotheek registreren
1. Selecteer Library (Bibliotheek) in het menu File (Bestand) om de bibliotheekweergave te openen.
2. Selecteer een fotobestand, muziekbestand, filmbestand, document, flashbestand, enz. op de server.
3. Klik met de rechtermuisknop op het geselecteerde bestand en selecteer Send To Library (Naar
bibliotheek verzenden) in het weergegeven menu om het bestand te registreren in de bibliotheek.
4. De geregistreerde bibliotheekbestanden worden door de monitor gebruikt wanneer de Operating Mode
(Gebruiksmodus) van de monitor is ingesteld op Player (Speler) of wordt gebruikt wanneer een
scherm wordt geregistreerd.
Een scherm registreren
1. Selecteer Screen (Scherm) in het menu File (Bestand) om de schermweergave te openen.
2. Klik met de rechtermuisknop op de achtergrondweergave. Klik op Area (Gebied) en klik in het
weergegeven menu op Photo (Foto), Movie (Film), Flash, Web, Text (Tekst) of Source (Bron).
3. Wanneer de muisaanwijzer verandert in een pluspictogram (+), sleept u dit naar de
bewerkingsweergave om het gebied in te stellen voor het bestand dat moet worden weergegeven.
4. Wanneer een gebied is ingesteld, worden structuuritems toegevoegd aan de structuurweergave in
dezelfde volgorde zoals ze worden weergegeven onder het item Background (Achtergrond). De
toegevoegde structuuritems verschillen afhankelijk van het bestandstype dat in stap 2 is
geselecteerd. U kunt een bestand selecteren door een schermitem te selecteren en vervolgens een
item onder het item Background (Achtergrond) te selecteren.
5. Herhaal stappen 2 tot 4 om andere gebieden op een scherm te registreren.
6. Nadat het registreren van de gebieden is voltooid, selecteert u Save (Opslaan) in het menu File
(Bestand) om het scherm op te slaan.
7. Registreer een schema om het opgeslagen scherm op een of meerdere monitoren weer te geven.
Een schema registreren
1. Selecteer Schedule (Schema) in het menu File (Bestand) om de schemaweergave te openen.
2. Selecteer de monitoren waarvoor het schema moet worden geregistreerd in de structuurweergave
links. De Operating Mode (Gebruiksmodus) van de geselecteerde monitoren moet worden ingesteld
op Schedule (Schema) als ze het schema dat op de server is geregistreerd, kunnen weergeven.
3. Klik op een datum en tijd in de bewerkingsweergave aan de rechterzijde om de datum en het tijdstip
waarop het schema moet worden uitgevoerd, te selecteren. Klik met de rechtermuisknop op de
bewerkingsweergave en selecteer Add (Toevoegen) in het weergegeven menu. Op dit punt kunt u
alleen de schema's gebruiken voor de schermen die u hebt opgeslagen via het menu Screen
(Scherm).
4. Als u de datum of het tijdstip van het schema wilt wijzigen, sleept u de aanwijzer naar een andere
datum of tijd.
5. Selecteer Publish (Publiceren) in het menu Tools (Extra). Schakel het selectievakje in naast de
monitoren waarvoor u het geselecteerde schema wilt registreren.
Een bericht verzenden
1. Selecteer Message (Bericht) in het menu File (Bestand) om de berichtenweergave te openen.
2. Schakel het selectievakje in naast de monitoren waarvoor u een bericht wilt registreren.
3. Configureer de instellingen voor het bericht in de lijstweergave onderaan rechts. De tekst die u hier
invoert, zal worden weergegeven op de geselecteerde monitoren.
4. Om het bericht weer te geven op de geselecteerde monitoren, klikt u op het pictogram Send Message
(Bericht verzenden) in de werkbalk onder de menubalk.
Om het bericht dat zal worden weergegeven op de geselecteerde monitoren te verbergen, klikt u op
het pictogram Stop Message (Bericht stoppen) in de werkbalk.
Maakt een weergave of selecteert een opgemaakte weergave voor elk menu-item zodat u een
schermschema kunt uitvoeren en de basisbesturing voor de monitoren van de server kunt beheren.
Close
z
Sluit de schermweergave waarmee u werkt. Als er niet-opgeslagen wijzigingen zijn, wordt een nieuw
venster weergegeven zodat u de wijzigingen kunt opslaan.
Log In
z
Voordat u de functies van de server kunt gebruiken, moet u zich eerst aanmelden bij die server. U
kunt zich aanmelden bij de server om een serverprogramma uit te voeren. Het wachtwoord dat u
opgeeft tijdens de installatie van MagicInfo Pro wordt het standaard wachtwoord van de
beheerdersaccount.
z
Nadat u bij de server bent aangemeld, kunt u zich afmelden. Als u zich afmeldt bij de server, worden
alle gemaakte weergaven gesloten en als er niet-opgeslagen wijzigingen zijn, wordt een nieuw venster
weergegeven zodat u ze kunt opslaan.
z
Wijzigt het wachtwoord voor de momenteel aangemelde account.
User Account
z
Maakt, verwijdert en wijzigt de gebruikersaccounts die in staat zijn zich aan te melden bij de server. Er
kunnen twee typen accounts worden gemaakt: beheerders- en gebruikersaccounts..
{
Administrator : Heeft privileges voor alle serverfuncties.
{
User : Heeft privileges voor alle functies, behalve voor het wijzigen van serveropties en
gebruikersaccounteigenschappen.
Exit
z
Sluit het programma. Als er niet-opgeslagen wijzigingen zijn, wordt een nieuw venster weergegeven
zodat u de wijzigingen kunt opslaan.
Menu Extra
Synchronize
z
Synchroniseert de bibliotheekbestanden van de hoofdserver met de bestanden van de inhoudsserver.
Option
z
Wijzigt de serverinstellingen. Raadpleeg het gedeelte Opties voor meer informatie.
Bibliotheek
Structuurweergave
Lijstweergave
Uitvoerweergave
Structuurweergave
Alle mappen van Deze computer op het bureaublad van Windows, library (bibliotheek), screen (scherm) en content
server (inhoudsserver), worden in een structuurweergave weergegeven. Als u een map selecteert, worden de
submappen en de lijst van bestanden weergegeven in de lijstweergave in het rechterdeelvenster.
Normale bestanden
verkennen
Bibliotheken verkennen
Schermbestanden
verkennen
Inhoudsservers
verkennen
Normale bestanden verkennen
Toont alle mappen van de computer waarop een server is geïnstalleerd in een structuurweergave.
Functie: als u een map onder het Bureaublad selecteert, worden de submappen en bestanden die u kunt
registreren in een bibliotheek weergegeven in de lijstweergave in het rechterdeelvenster.
Bibliotheken verkennen
Toont alle mappen die in de libraries (bibliotheken) zijn gemaakt in een structuurweergave.
Functie: als u een map onder het Bureaublad selecteert, worden de submappen en bestanden die u kunt
registreren in een bibliotheek weergegeven in de lijstweergave in het rechterdeelvenster.
Als u een map selecteert, worden de submappen en de lijst van bibliotheekbestanden weergegeven in de
lijstweergave in het rechterdeelvenster.
Sneltoets
z
F2-toets: wijzigt de naam van de geselecteerde map.
z Delete-toets: verwijdert de geselecteerde map, de submap(pen) en alle bestanden in de
geselecteerde map.
Slepen & neerzetten
z
Bureaubladbestand: als u een bestand sleept van de lijstweergave en neerzet in een bibliotheek,
Schermbestanden verkennen
Toont de schermbeheermappen die zijn gemaakt met het schermmenu in een structuurweergave.
Functie:
wordt gecontroleerd of het in die bibliotheek kan worden geregistreerd. Als dat het geval is, wordt
het bestand geregistreerd.
z
Bibliotheekbestand: als u een bestand sleept van de lijstweergave en neerzet in een bibliotheek,
wordt het bestand verplaatst naar de bibliotheek als de inhoudstypen van zowel het bestand als de
bibliotheek hetzelfde zijn.
rechterzijde door een map te selecteren.
Sneltoets
toont de submappen en schermbestanden onder de geselecteerde map in het lijstvenster aan de
Inhoudsservers verkennen
Toont de beheermappen voor de inhoudsservers in een structuurweergave.
z
F2-toets: wijzigt de naam van de geselecteerde map.
z
Delete-toets: verwijdert de geselecteerde map, de submap(pen) en alle bestanden in de
geselecteerde map en submappen.
Slepen & neerzetten
z
Schermbestand: als u schermbestanden in de lijstweergave sleept en neerzet, worden ze naar die
map verplaatst.
Functie:
als u een map selecteert, worden de submappen en de lijst van inhoudsservers weergegeven in de
lijstweergave in het rechterdeelvenster.
Sneltoets
z
F2-toets: wijzigt de naam van de geselecteerde map.
z
Delete-toets: verwijdert de geselecteerde map, de submap(pen) en alle bestanden in de
geselecteerde map en de submap.
Slepen & neerzetten
z
Inhoudsserver: als u de inhoudsservers sleept en neerzet in de map van een inhoudsserver in de
structuurweergave, worden de servers naar die map verplaatst.
Lijstweergave
Toont alle mappen en bestanden of inhoudsservers die in een map in de structuurweergave zijn geselecteerd als een
lijst. U kunt items slepen en neerzetten, sneltoetsen gebruiken en items verplaatsen, verwijderen en hun naam
wijzigen via het weergegeven contextmenu.
Normale bestanden verkennen
Toont de submappen en bestanden onder de geselecteerde map.
Functie:
Dubbelklikken
z
Dubbelklik op om naar de bovenliggende map te gaan.
z
Dubbelklik op om naar de onderliggende map te gaan.
z
Dubbelklik op een bestand om het te openen.
Slepen & neerzetten
Contextmenu
z
als u een bestand sleept van de lijstweergave en neerzet in een bibliotheek, wordt het bestand in die
bibliotheek geregistreerd. De functie Slepen & neerzetten wordt echter niet ondersteund voor mappen.
z
Open (Openen): als u voor een map op Open (Openen) klikt, gaat u naar die map. Als u voor een
bestand op Open (Openen) klikt, wordt het bestand geopend.
z
Send To Library (Verzenden naar bibliotheek): als u voor de geselecteerde bestanden op Send To Library
(Verzenden naar bibliotheek) klikt, worden de bestanden geregistreerd in de bibliotheek.
Bibliotheken verkennen
Toont de submappen en bestanden onder de geselecteerde map.
Functie:
Dubbelklikken
z
Dubbelklik op om naar de bovenliggende map te gaan.
z
Dubbelklik op om naar de onderliggende map te gaan.
z
Dubbelklik op een bestand om het te openen.
Slepen & neerzetten
Contextmenu
z
als u bibliotheekbestanden sleept en neerzet in een bibliotheekmap in de structuur- of lijstweergave,
worden de bestanden naar die map verplaatst als de inhoudstypen van de bibliotheekbestanden en de
bibliotheekmap dezelfde zijn. De functie Slepen & neerzetten wordt echter niet ondersteund voor
mappen.
z
Open (Openen): als u voor een map op Open (Openen) klikt, gaat u naar die map. Als u voor een
bestand op Open (Openen) klikt, wordt het bestand geopend.
z
Send To Library (Verzenden naar bibliotheek): verplaatst de geselecteerde bibliotheekbestanden naar de
bovenste map voor elk inhoudsitem.
Dit menu-item wordt echter uitgeschakeld wanneer een map is geselecteerd.
z
Cut (Knippen): knipt de geselecteerde bibliotheekbestanden en plaatst ze op het klembord zodat u ze op
een andere locatie kunt plakken.
Dit menu-item wordt echter uitgeschakeld wanneer een map is geselecteerd.
z
Paste (Plakken): plakt de bestanden die op het klembord zijn geplaatst op de geselecteerde locatie.
Dit menu-item wordt echter uitgeschakeld wanneer de map die in de structuurweergave is geselecteerd,
een bibliotheek- of Office-map is.
z
Rename (Naam wijzigen): wijzigt de naam van de geselecteerde map.
Dit menu-item wordt echter uitgeschakeld wanneer een bibliotheek- of Office-map is geselecteerd in de
structuurweergave. Dit menu-item wordt niet ondersteund voor bibliotheekbestanden.
z
Delete (Verwijderen): verwijdert de geselecteerde mappen en bibliotheekbestanden.
Dit menu-item wordt echter uitgeschakeld wanneer een bibliotheek- of Office-map is geselecteerd in de
structuurweergave en de selectie " " bevat die verwijst naar een map op een hoger niveau.
z
Property (Eigenschap): toont gedetailleerde informatie over het geselecteerde bibliotheekbestand. U kunt
een opmerking toevoegen voor het bestand.
- Name: naam van het geselecteerde bestand.
- Location: locatie waar het geselecteerde bestand is geregistreerd.
- Size : grootte van het geselecteerde bestand.
- Resolution : de resolutie van het geselecteerde bestand.
- Duration : de speelduur van het geselecteerde bestand.
- Date Modified : de datum waarop het geselecteerde bestand voor het laatst is aangepast.
- Target : de werkelijke locatie van het geselecteerde bestand.
- Comments : opmerkingen die door de gebruiker zijn opgegeven voor het geselecteerde
bibliotheekbestand. U kunt deze bewerken.
z
New Folder (Nieuwe map): dit menu-item wordt alleen geactiveerd wanneer er geen map of bestand is
geselecteerd. Als u dit menu-item selecteert, wordt een nieuwe map gemaakt. Dit menu-item wordt
echter uitgeschakeld wanneer een bibliotheek- of Office-map is geselecteerd in de structuurweergave.
Sneltoets
z
F2-toets: wijzigt de naam van de geselecteerde map. Het is echter niet mogelijk de naam van een
bestand te wijzigen.
z
Delete-toets: verwijdert de geselecteerde mappen, submappen en bibliotheekbestanden.
z
Toetsen Ctrl + X: knipt de geselecteerde bibliotheekbestanden en plaatst ze op het klembord zodat u ze
op een andere locatie kunt plakken. Deze sneltoets wordt echter niet ondersteund voor mappen.
z
Toetsen Ctrl + V: plakt de bibliotheekbestanden die op het klembord zijn geplaatst op de geselecteerde
locatie. U kunt de bestanden echter niet plakken wanneer een bibliotheek- of Office-map is geselecteerd
in de structuurweergave.
Schermbestanden verkennen
Toont de submappen en bestanden onder de geselecteerde map.
Functie:
Dubbelklikken
z
Dubbelklik op om naar de bovenliggende map te gaan.
z
Dubbelklik op om naar de onderliggende map te gaan.
Slepen & neerzetten
Contextmenu
z
Als u schermbestanden sleept en neerzet in een schermmap in de structuur- of lijstweergave, worden de
bestanden naar die map verplaatst. De functie Slepen & neerzetten wordt echter niet ondersteund voor
mappen.
z
Open (Openen): als u voor een map op Open (Openen) klikt, gaat u naar die map. Dit menu-item wordt
echter uitgeschakeld wanneer een schermmap is geselecteerd.
z
Rename (Naam wijzigen): wijzigt de naam van de geselecteerde map. Dit menu-item wordt echter niet
ondersteund voor een schermbestand.
z
Delete (Verwijderen): verwijdert de geselecteerde schermbestanden en -mappen. Als de selectie echter
".." bevat, wat verwijst naar een map op een hoger niveau, wordt dit menu-item uitgeschakeld.
z
Cut (Knippen): knipt de geselecteerde schermbestanden en plaatst ze op het klembord zodat u ze op een
andere locatie kunt plakken. Dit menu-item wordt echter uitgeschakeld wanneer een map is
geselecteerd.
z
Delete (Verwijderen): verwijdert de geselecteerde schermbestanden en -mappen. Als de selectie echter
".." bevat, wat verwijst naar een map op een hoger niveau, wordt dit menu-item uitgeschakeld.
z
Property (Eigenschap): toont gedetailleerde informatie over het geselecteerde schermbestand. U kunt
een opmerking invoeren voor het bestand.
- Name: de naam van het geselecteerde scherm.
- Location : de locatie waar het geselecteerde scherm is geregistreerd.
- Size : de grootte van het geselecteerde scherm.
- Resolution : de resolutie van het geselecteerde scherm
- Duration : de speelduur van het geselecteerde scherm.
- Date Modified : de datum waarop het geselecteerde scherm voor het laatst is aangepast.
- Target : de werkelijke locatie van het geselecteerde scherm.
- Comments : opmerkingen die door de gebruiker zijn opgegeven voor het geselecteerde scherm. U kunt
deze bewerken.
z
New Folder (Nieuwe map): dit menu-item wordt alleen geactiveerd wanneer er geen map of bestand is
geselecteerd. Als u dit menu-item selecteert, wordt een nieuwe map gemaakt op de geselecteerde
locatie.
Sneltoets
z
F2-toets: wijzigt de naam van de geselecteerde map. Het is echter niet mogelijk de naam van een
De inhoudsserver verkennen
bestand te wijzigen.
z
Delete-toets: verwijdert de geselecteerde mappen, submappen en schermbestanden.
z
Toetsen Ctrl + X: knipt de geselecteerde schermbestanden en plaatst ze op het klembord zodat u ze op
een andere locatie kunt plakken. Deze sneltoets wordt echter niet ondersteund voor een map.
z
Toetsen Ctrl + V: plakt de schermbestanden die op het klembord zijn geplaatst op de geselecteerde
locatie.
Toont de submappen en inhoudsservers onder de geselecteerde map.
Functie:
Dubbelklikken
z
Dubbelklik op om naar de bovenliggende map te gaan.
z
Dubbelklik op om naar de onderliggende map te gaan.
Slepen & neerzetten
z
Als u inhoudsservers sleept en neerzet in de map van een inhoudsserver in de structuur- of
lijstweergave, worden de servers naar die map verplaatst. De functie Slepen & neerzetten wordt
echter niet ondersteund voor mappen.
Contextmenu
z
Open (Openen): als u voor een map op Open (Openen) klikt, gaat u naar die map. Dit menu-item
wordt echter uitgeschakeld wanneer een inhoudsserver is geselecteerd.
z
New Server (Nieuwe server): wordt alleen geactiveerd wanneer er geen mappen of bestanden zijn
geselecteerd. Met dit menu-item kunt u het MAC-adres, de servernaam en opmerkingen voor een
nieuwe server invoeren.
- Mac Address: het MAC-adres van de nieuwe inhoudsserver.
- Server Name: de naam van de nieuwe inhoudsserver.
- Comments: opmerkingen over de nieuwe inhoudsserver.
z
New Folder (Nieuwe map): dit menu-item wordt alleen geactiveerd wanneer er geen map of
bestand is geselecteerd. Als u dit menu-item selecteert, wordt een nieuwe map gemaakt op de
geselecteerde locatie.
z
Cut (Knippen): knipt de geselecteerde inhoudsservers en plaatst ze op het klembord zodat u ze op
een andere locatie kunt plakken. Dit menu-item wordt echter uitgeschakeld wanneer een map is
geselecteerd.
z
Paste (Plakken): plakt de inhoudsservers die op het klembord zijn geplaatst op de geselecteerde
locatie.
z
Rename (Naam wijzigen): wijzigt de naam van de geselecteerde map. Bij een inhoudsserver kunt
u de naam echter alleen wijzigen via het venster Properties (Eigenschappen).
z
Delete (Verwijderen): verwijdert de geselecteerde inhoudsservers en mappen. Als de selectie
echter ".." bevat, wat verwijst naar een map op een hoger niveau, wordt dit menu-item
uitgeschakeld.
z
Properties (Eigenschappen): hiermee kunt u het MAC-adres, de servernaam en opmerkingen
bewerken voor de geselecteerde inhoudsserver.
1) Mac Address: het MAC-adres van de geselecteerde inhoudsserver. U kunt dit bewerken.
2) Server Name: de servernaam van de geselecteerde inhoudsserver. U kunt deze bewerken.
3) IP Address: het IP-adres van de geselecteerde inhoudsserver. U kunt deze niet bewerken.
* Het IP-adres wordt weergegeven als er ten minste een keer verbinding is gemaakt met de
inhoudsserver.
4) Comments: opmerkingen over de geselecteerde inhoudsserver.
5) History : toont de synchronisatiegeschiedenis voor de inhoudsserver.
Sneltoets
z
F2-toets: wijzigt de naam van de geselecteerde map. Het is echter niet mogelijk de naam van een
bestand te wijzigen.
z
Delete-toets: verwijdert de geselecteerde mappen, submappen en inhoudsservers.
z
Toetsen Ctrl + X: knipt de geselecteerde inhoudsservers en plaatst ze op het klembord zodat u ze
op een andere locatie kunt plakken. Deze sneltoets wordt echter niet ondersteund voor mappen.
z Toetsen Ctrl + V: plakt de inhoudsservers die op het klembord zijn geplaatst op de geselecteerde
locatie.
Content Server Status (Status inhoudsserver)
z
Uitvoerweergave
Dit pictogram wordt weergegeven wanneer de inhoudsserver is verbonden.
z
Dit pictogram wordt weergegeven wanneer de inhoudsserver wordt gesynchroniseerd.
z
Dit pictogram wordt weergegeven wanneer het synchroniseren van de inhoudsserver is mislukt.
z
Dit pictogram wordt weergegeven wanneer de inhoudsserver niet is verbonden.
Toont de voortgang en de resultaten van het toevoegen en verwijderen van bibliotheken. Met deze weergave
kunt u een opdracht voor het toevoegen of verwijderen annuleren.
Contextmenu
z
Sneltoets
Clear (Wissen): wist alle voortgangs- en resultaatberichten van de bibliotheek.
z
Cancel (Annuleren): u kunt een opdracht voor het toevoegen of verwijderen van een bibliotheek
die nog niet is voltooid, selecteren en annuleren.
z
Ctrl + C: kopieert het geselecteerde bericht naar het klembord zodat u het op een andere locatie
kunt plakken.
Maakt een weergave of selecteert een opgemaakte weergave voor elk menu-item zodat u een
schermschema kunt uitvoeren en beheert de basisbesturing voor de monitoren van de server.
Maakt een nieuwe schermweergave om meer dan één schermweergave te ontwerpen. U kunt slechts
één weergave maken voor andere weergavetypen, behalve voor de schermweergave.
initialiseert de schermweergave waarmee u momenteel werkt. Als er niet opgeslagen wijzigingen zijn,
wordt een nieuw venster weergegeven zodat u de wijzigingen kunt opslaan.
opent een schermbestand. Als er niet opgeslagen wijzigingen zijn, wordt een nieuw venster
weergegeven zodat u de wijzigingen kunt opslaan.
slaat de wijzigingen aan het huidige schermbestand op of slaat het op als een nieuw schermbestand.
Sluit de schermweergave waarmee u werkt. Als er niet opgeslagen wijzigingen zijn, wordt een nieuw
venster weergegeven zodat u de wijzigingen kunt opslaan.
Voordat u de functies van de server kunt gebruiken, moet u zich eerst aanmelden bij die server. U
kunt aanmelden bij de server om een serverprogramma uit te voeren. Het wachtwoord dat u hebt
ingevoerd tijdens de installatie van MagicInfo Pro wordt het standaard wachtwoord van de
beheerdersaccount.
Nadat u bij de server bent aangemeld, kunt u zich afmelden. Als u zich afmeldt bij de server, worden
alle gemaakte weergaven gesloten en als er niet opgeslagen wijzigingen zijn, wordt een nieuw
venster weergegeven zodat u ze kunt opslaan.
Wijzigt het wachtwoord voor de momenteel aangemelde account.
User Account (Gebruikersaccount)
z
Maakt, verwijdert en wijzigt de gebruikersaccounts die in staat zijn zich aan te melden bij de server.
Er kunnen twee typen accounts worden gemaakt: Beheerders- en gebruikersaccounts
{
Administrator (Beheerder): heeft privileges voor alle serverfuncties.
{
User (Gebruiker): heeft privileges voor alle serverfuncties, behalve voor het wijzigen van
serveropties en gebruikersaccounteigenschappen.
Exit (Afsluiten)
z
Sluit het programma. Als er niet opgeslagen wijzigingen zijn, wordt een nieuw venster weergegeven
zodat u de wijzigingen kunt opslaan.
Menu Tool (Extra)
Undo / Redo (Ongedaan maken / Opnieuw)
z
annuleert de eerder uitgevoerde opdracht of voert de geannuleerde opdracht opnieuw uit. U kunt het
maximum aantal opdrachten dat ongedaan kan worden gemaakt, wijzigen via het menu Options
(Opties).
kopieert, plakt en verwijdert het momenteel geselecteerde gebied.
Area (Gebied)
z
Selecteer het type gebied dat u wilt maken. U kunt een gebied maken door het naar het venster
Screen Edit (Schermbewerking) te slepen en neer te zetten.
Er kunnen niet meerdere brongebieden tegelijkertijd worden afgespeeld. Als de afspeeltijden van
brongebieden gedeeltelijk samenvallen, wordt het brongebied afgespeeld waarvan de afspeeltijd
later eindigt.
(U kunt gebieden toevoegen voor foto, film, flash, web, tekst en bron.)
Order (Volgorde)
z
wijzigt de volgorde van het momenteel geselecteerde gebied.
Het brongebied bevindt zich altijd op de bovenste positie.
(Bring to Front (Naar voorgrond), Send to Back (Naar achtergrond), Bring Forward (Naar voren),
Send Backward (Naar achteren))
Lock All Position (Alle posities vergrendelen)
z
Vergrendelt de positie voor alle gemaakte gebieden. Wanneer een gebied is vergrendeld, kunt u de
positie en grootte van het gebied niet meer wijzigen met de muis.
Preview Screen (Schermvoorbeeld)
z
Toont een voorbeeld van de huidige status. Een afzonderlijk voorbeeldvenster wordt geopend. Om
het voorbeeldvenster te sluiten, dubbelklikt u op het venster of drukt u op de ESC-toets.
U kunt geen voorbeeld weergeven van de office-bestanden voor de bron en achtergrond.
Option (Optie)
z
Wijzigt de serverinstellingen. Raadpleeg het gedeelte Opties voor meer informatie.
Structuurweergave
Bewerkingsweergave
Lijstweergave
Scherm
Structuurweergave
Er wordt een boomstructuur gemaakt in overeenstemming met de volgorde van de gebieden die in de
bewerkingsweergave zijn gemaakt. U kunt het momenteel geselecteerde gebied in de bewerkingsweergave
controleren met behulp van de structuurweergave. Als u een eigenschap van een gebied selecteert, worden
gedetailleerde eigenschapsgegevens weergegeven in de lijstweergave.
Contextmenu
z
New (Nieuw): initialiseert de schermweergave waarmee u momenteel werkt. Als er niet opgeslagen
wijzigingen zijn, wordt een nieuw venster weergegeven zodat u de wijzigingen kunt opslaan.
z Open (Openen): opent een schermbestand. Als er niet opgeslagen wijzigingen zijn, wordt een nieuw
venster weergegeven zodat u de wijzigingen kunt opslaan.
z
Save / Save As (Opslaan / Opslaan als): slaat de wijzigingen aan het huidige schermbestand op of slaat
het op als een nieuw schermbestand.
z
Order (Volgorde): wijzigt de volgorde van het momenteel geselecteerde gebied.
Het brongebied bevindt zich altijd op de bovenste positie.
(Bring to Front (Naar voorgrond), Send to Back (Naar achtergrond), Bring Forward (Naar voren),
Send Backward (Naar achteren))
z
Copy / Paste / Delete (Kopiëren / Plakken / Verwijderen): kopieert, plakt en verwijdert het momenteel
geselecteerde gebied.
z
Preview Area (Voorbeeld van gebied): toont een voorbeeld van de huidige status van het momenteel
geselecteerde gebied.
U kunt geen voorbeeld weergeven van de office-bestanden voor de bron en achtergrond.
Background (Achtergrond)
Deze optie is bedoeld voor het configureren van de achtergrond voor alle schermen. De achtergrond
bestaat uit de functie Area (Gebied), Screen (Scherm), Music (Muziek) en Effect. Als een kleur of foto
wordt gebruikt als achtergrond, kunt u andere gebieden, zoals een film of tekst, vrij op de achtergrond
plaatsen om een gevarieerd scherm samen te stellen. Als een office-bestand of een externe invoer wordt
gebruikt als achtergrond, kunt u geen andere gebieden op de achtergrond plaatsen en zult u schermen
moeten samenstellen met alleen de achtergrond. Met de functie Area (Gebied) kunt u het formaat van
de achtergrond en de totale duur voor het afspelen van alle schermen instellen. Met de functie Screen
(Scherm) kunt u de achtergrondinhoud die u wilt gebruiken, instellen. Met de functie Music (Muziek)
kunt u de achtergrondmuziek instellen. Met de functie Effect kunt u het effect instellen dat moet worden
gebruikt wanneer de achtergrond verandert.
Area (Gebied)
Name (Naam): wijzigt de naam van de achtergrond.
U kunt geen naam gebruiken die al voor een ander gebied werd gebruikt.
Resolution (Resolutie): wijzigt de resolutie voor de achtergrond. U kunt een nieuwe resolutie toevoegen
en de standaardresolutie instellen met het menu Options (Opties).
Start Time, Stop Time, Duration (Starttijd, Stoptijd, Duur): stelt de afspeelduur van de achtergrond in
minuten in.
De weergaveduur van de achtergrond wijzigt naar de duur van het scherm. Deze duur kan niet
korter zijn dan de weergaveduur van het gebied dat in de achtergrond is opgenomen.
Screen (Scherm)
Type: stelt het type achtergrond in (Color (Kleur), Photo File (Fotobestand), Office File (Office-bestand),
Source List (Bronlijst)).
Color (Kleur): selecteert de kleur die moet worden gebruikt wanneer het achtergrondtype is ingesteld op
Color (Kleur).
Photo File (Fotobestand): selecteert het fotobestand wanneer het achtergrondtype is ingesteld op Photo
File (Fotobestand).
Aspect ratio (Beeldverhouding): selecteert de beeldverhouding voor het fotobestand wanneer het
achtergrondtype is ingesteld op Photo File (Fotobestand).
Als Office File (Office-bestand) of Source List (Bronlijst) is geselecteerd, kunt u geen ander gebied
maken.
z
Full (Volledig): het fotobestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige
Original (Origineel): het fotobestand wordt weergegeven op oorspronkelijke grootte.
z
Auto: het fotobestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige achtergrond en
de oorspronkelijke beeldverhouding behoudt.
z
Tile (Naast elkaar): het fotobestand wordt herhaaldelijk gespreid zodat de volledige achtergrond
wordt bedekt.
Time Interval (Tijdsinterval): stelt de duur tussen de fotobestanden in voor een diavoorstelling wanneer
het achtergrondtype is ingesteld op Photo File (Fotobestand).
Office File (Office-bestand): selecteert de office-bestanden wanneer het achtergrondtype is ingesteld op
Office File (Office-bestand).
U kunt de achtergrond maken met een PowerPoint-, Excel-, Word- of PDF-bestand. Het officebestand wordt niet geconfigureerd als een gebied en wordt alleen weergegeven in de volledige
modus op de achtergrond. Om een office-bestand te gebruiken, moet u het overeenkomende
weergaveprogramma installeren.
U kunt slechts één office-bestand selecteren.
Source List (Bronlijst): selecteert de bron wanneer het achtergrondtype is ingesteld op Source List
(Bronlijst).
U kunt slechts één bron selecteren.
Wijzigt de gedetailleerde eigenschappen en de overdrachtmodus voor het geselecteerde bestand van elk
type.
z
Transfer Mode (Overdrachtmodus): wijzigt de modus waarin het geselecteerde bestand wordt
Music (Muziek)
overgedragen naar de monitor.
z
Download: downloadt het bestand naar de monitor en speelt het af.
z
Stream: zorgt voor de streaming van het bestand naar de monitor.
z
Contextmenu: Add, Delete, Up, Down (Toevoegen, Verwijderen, Omhoog, Omlaag): hiermee kunt
u een bestand toevoegen en verwijderen en de afspeelvolgorde wijzigen.
Sound (Geluid): schakelt het achtergrondgeluid in of uit.
Music File (Muziekbestand): selecteert een muziekbestand voor de achtergrond.
Volume: regelt het volume van de achtergrondmuziek.
Repeat (Herhalen): een muziekbestand kan herhaaldelijk worden afgespeeld. Wanneer Repeat
(Herhalen) is geselecteerd, wordt het muziekbestand herhaaldelijk afgespeeld terwijl de achtergrond
wordt gemaakt.
Effect
Effect: selecteert het type effect dat moet worden toegepast wanneer de achtergrond wordt gemaakt.
z
None (Geen): er wordt geen effect gebruikt.
z
Slide (Schuiven): de achtergrond wordt gemaakt terwijl deze beweegt.
z
Block (Blok): de achtergrond wordt gemaakt met blokken.
z
Fade In (Infaden): de achtergrond infaden terwijl deze wordt gemaakt.
Effect Speed (Effectsnelheid): past de snelheid aan van een effect dat wordt gemaakt.
Effect Direction (Richting effect): stelt de richting in wanneer het effect Slide (Schuiven) is geselecteerd.
Effect Size (Grootte effect): stelt de grootte van de blokken in wanneer het effect Block (Blok) is
geselecteerd.
Photo (Foto)
Deze functie wordt gebruikt om schermen te configureren met fotobestanden en bestaat uit de functies
Area (Gebied), Screen (Scherm), Background (Achtergrond), Effect. Met de functie Area (Gebied) kunt u
instellen op welke positie de foto wordt weergegeven en wanneer en hoe lang de foto wordt
weergegeven. Met de functie Screen (Scherm) kunt u fotobestanden selecteren en instellen hoe ze
moeten worden weergegeven. Met de functie Background (Achtergrond) kunt u de
achtergrondafbeelding en -muziek instellen wanneer de foto wordt weergegeven. Met de functie Effect
kunt u het effect instellen dat moet worden gebruikt wanneer de achtergrond verandert. Het volgende
deel beschrijft de gedetailleerde opties die worden gebruikt met de functie Photo (Foto).
Area (Gebied)
Name (Naam): wijzigt de naam van het gebied.
Lock Position (Positie vergrendelen): vergrendelt de positie van het gebied.
Left, Top, Width, Height (Links, Boven, Breedte, Hoogte): wijzigt de positie en de grootte van het
gebied.
Start Time, Stop Time, Duration (Starttijd, Stoptijd, Duur): stelt de weergaveduur in seconden in.
Screen (Scherm)
U kunt geen naam gebruiken die al voor een ander gebied werd gebruikt.
De gebiedsposities moeten zich binnen de achtergrond bevinden en de grootte van het gebied mag
niet groter zijn dan de grootte van de achtergrond.
Deze duur mag niet langer zijn dan de weergaveduur van de achtergrond.
Photo File (Fotobestand): selecteert een fotobestand dat moet worden afgespeeld in het fotogebied.
Aspect ratio (Beeldverhouding): selecteert de beeldverhouding voor de fotobestanden die moeten
worden weergegeven in het fotogebied.
z
Full (Volledig): het fotobestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige
achtergrond.
z
Original (Origineel): het fotobestand wordt weergegeven op oorspronkelijke grootte.
z
Background (Achtergrond)
Auto: het fotobestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige achtergrond en
de oorspronkelijke beeldverhouding behoudt.
z
Tile (Naast elkaar): het fotobestand wordt herhaaldelijk gespreid zodat de volledige achtergrond
wordt bedekt.
Time Interval (Tijdsinterval): stelt de tijd in tussen de geselecteerde fotobestanden voor een
diavoorstelling.
Type: stelt het achtergrondtype (Color (Kleur), Picture File (Afbeeldingsbestand)) in voor het fotogebied.
Color (Kleur): selecteert de kleur wanneer het achtergrondtype voor het gebied Photo (Foto) is ingesteld
op Color (Kleur).
Transparency (Transparantie): selecteert de graad van doorzichtigheid wanneer het achtergrondtype
voor het gebied Photo (Foto) is ingesteld op Color (Kleur).
Als Transparency (Transparantie) is ingesteld op een waarde die lager is dan 100, wordt het gebied
dat onder het huidige gebied is geplaatst, doorzichtig weergegeven. Als er echter een film wordt
afgespeeld in een van de gebeiden, heeft de instelling Transparantie geen invloed op het
filmgebied.
Picture File (Afbeeldingsbestand): selecteert het fotobestand wanneer het achtergrondtype voor het
gebied Photo (Foto) is ingesteld op Picture File (Afbeeldingsbestand).
Picture Aspect Ration (Beeldverhouding afbeelding): selecteert de beeldverhouding voor het fotobestand
wanneer het achtergrondtype voor het gebied Photo (Foto) is ingesteld op Picture File
(Afbeeldingsbestand).
z
Full (Volledig): het fotobestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige
achtergrond.
z
Original (Origineel): het fotobestand wordt weergegeven op oorspronkelijke grootte.
z
Auto: het fotobestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige achtergrond en
de oorspronkelijke beeldverhouding behoudt.
z
Tile (Naast elkaar): het fotobestand wordt herhaaldelijk gespreid zodat de volledige achtergrond
wordt bedekt.
Picture Time Interval (Tijdsinterval afbeelding): stelt de duur tussen de geselecteerde fotobestanden in
voor een diavoorstelling wanneer het achtergrondtype voor het gebied Photo (Foto) is ingesteld op
Picture File (Afbeeldingsbestand).
Sound (Geluid): schakelt het achtergrondgeluid voor het fotogebied in of uit.
Music File (Muziekbestand): selecteert een muziekbestand voor de achtergrond in het fotogebied.
Volume: regelt het volume voor de achtergrondmuziek in het fotogebied.
Repeat (Herhalen): een muziekbestand kan herhaaldelijk worden afgespeeld. Wanneer Repeat
(Herhalen) is geselecteerd, wordt het muziekbestand herhaaldelijk afgespeeld terwijl de achtergrond
voor het fotogebied wordt gemaakt.
Wijzigt de gedetailleerde eigenschappen en de overdrachtmodus voor het geselecteerde bestand van elk
type.
z
Transfer Mode (Overdrachtmodus): wijzigt de modus waarin het geselecteerde bestand wordt
overgedragen naar de monitor.
z
Download: downloadt het bestand naar de monitor en speelt het af.
z
Stream: zorgt voor de streaming van het bestand naar de monitor.
z
Contextmenu: Add, Delete, Up, Down (Toevoegen, Verwijderen, Omhoog, Omlaag): hiermee kunt
u een bestand toevoegen en verwijderen en de afspeelvolgorde wijzigen.
z
Effect: selecteert het type effect dat moet worden toegepast wanneer het fotogebied wordt
gemaakt.
{
None (Geen): er wordt geen effect gebruikt.
{
Slide (Schuiven): het fotogebied wordt gemaakt terwijl het beweegt.
{
Block (Blok): het fotogebied wordt gemaakt met blokken.
{
z
z
Fade In (Infaden): het fotogebied infaden terwijl het wordt gemaakt.
Effect Speed (Effectsnelheid): past de snelheid aan van een effect dat wordt gemaakt.
Effect Direction (Richting effect): stelt de richting in wanneer het effect Slide (Schuiven) is
geselecteerd.
Movie (Film)
z
Effect Size (Grootte effect): stelt de grootte van de blokken in wanneer het effect Block (Blok) is
geselecteerd.
Deze functie wordt gebruikt om schermen te configureren met filmbestanden en bestaat uit de functies
Area (Gebied), Screen (Scherm), Background (Achtergrond), Effect. Met de functie Area (Gebied) kunt u
instellen op welke positie de film wordt afgespeeld en wanneer en hoe lang de film wordt weergegeven.
Met de functie Screen (Scherm) kunt u het filmbestand selecteren en instellen hoe het moet worden
afgespeeld. Met de functie Background (Achtergrond) kunt u de achtergrondafbeelding en -muziek
instellen wanneer de film wordt weergegeven. Met de functie Effect kunt u het effect instellen dat moet
worden gebruikt wanneer de achtergrond verandert.
Area (Gebied)
Name (Naam): wijzigt de naam van het gebied.
U kunt geen naam gebruiken die al voor een ander gebied werd gebruikt.
Lock Position (Positie vergrendelen): vergrendelt de positie van het gebied.
Left, Top, Width, Height (Links, Boven, Breedte, Hoogte): wijzigt de positie en de grootte van het
gebied.
Start Time, Stop Time, Duration (Starttijd, Stoptijd, Duur): stelt de weergaveduur in seconden in.
Screen (Scherm)
De gebiedsposities moeten zich binnen de achtergrond bevinden en de grootte van het gebied mag
niet groter zijn dan de grootte van de achtergrond.
Deze duur mag niet langer zijn dan de weergaveduur van de achtergrond.
Movie File (Filmbestand): selecteert het filmbestand dat moet worden afgespeeld in het filmgebied.
Aspect ratio (Beeldverhouding): selecteert de beeldverhouding voor het filmbestand dat moet worden
afgespeeld in het filmgebied.
Mute (Dempen): dempt het geluid van het filmbestand dat moet worden afgespeeld in het filmgebied.
Movie Volume (Filmvolume): regelt het volume van het filmbestand dat moet worden afgespeeld in het
filmgebied.
Movie Repeat (Film herhalen): een filmbestand kan herhaaldelijk worden afgespeeld. Wanneer Repeat
(Herhalen) is geselecteerd, wordt het filmbestand herhaaldelijk afgespeeld terwijl de achtergrond wordt
gemaakt.
Background (Achtergrond)
z
Full (Volledig): het filmbestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige
achtergrond.
z
Original (Origineel): het filmbestand wordt weergegeven op oorspronkelijke grootte.
z
Auto: het filmbestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige achtergrond en
de oorspronkelijke beeldverhouding behoudt.
Movie File / Picture File / Music File (Filmbestand / Afbeeldingsbestand / Muziekbestand)
Type: stelt het achtergrondtype (Color (Kleur), Picture File (Afbeeldingsbestand)) in voor het filmgebied.
Color (Kleur): selecteert de kleur wanneer het achtergrondtype voor het gebied Movie (Film) is ingesteld
op Color (Kleur).
Transparency (Transparantie): selecteert de graad van doorzichtigheid wanneer het achtergrondtype
voor het gebied Movie (Film) is ingesteld op Color (Kleur).
Als Transparency (Transparantie) is ingesteld op een waarde die lager is dan 100, wordt het gebied
dat onder het huidige gebied is geplaatst, doorzichtig weergegeven. Als er echter een film wordt
afgespeeld in een van de gebeiden, heeft de instelling Transparantie geen invloed op het
filmgebied.
Picture File (Afbeeldingsbestand): selecteert het fotobestand wanneer het achtergrondtype voor het
gebied Movie (Film) is ingesteld op Picture File (Afbeeldingsbestand).
Er kan slechts één afbeeldingsbestand worden geselecteerd in het filmgebied.
Picture Aspect Ration (Beeldverhouding afbeelding): selecteert de beeldverhouding voor het fotobestand
dat moet worden weergegeven in het filmgebied wanneer het achtergrondtype voor het gebied Movie
(Film) is ingesteld op Picture File (Afbeeldingsbestand).
z
Full (Volledig): het fotobestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige
achtergrond.
z
Original (Origineel): het fotobestand wordt weergegeven op oorspronkelijke grootte.
z
Auto: het fotobestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige achtergrond en
de oorspronkelijke beeldverhouding behoudt.
z
Tile (Naast elkaar): het fotobestand wordt herhaaldelijk gespreid zodat de volledige achtergrond
wordt bedekt.
Sound (Geluid): schakelt het achtergrondgeluid voor het filmgebied in of uit.
Music File (Muziekbestand): selecteert een muziekbestand voor de achtergrond in het filmgebied.
Volume: regelt het volume van de achtergrondmuziek in het filmgebied.
Repeat (Herhalen): een muziekbestand kan herhaaldelijk worden afgespeeld. Wanneer Repeat
(Herhalen) is geselecteerd, wordt het muziekbestand herhaaldelijk afgespeeld terwijl de achtergrond
voor het fotogebied wordt gemaakt.
Effect
Wijzigt de gedetailleerde eigenschappen en de overdrachtmodus voor het geselecteerde bestand van elk
type.
z
Transfer Mode (Overdrachtmodus): wijzigt de modus waarin het geselecteerde bestand wordt
overgedragen naar de monitor.
z
Download: downloadt het bestand naar de monitor en speelt het af.
z
Stream: zorgt voor de streaming van het bestand naar de monitor.
z
Contextmenu: Add, Delete, Up, Down (Toevoegen, Verwijderen, Omhoog, Omlaag): hiermee kunt
u een bestand toevoegen en verwijderen en de afspeelvolgorde wijzigen.
z
Effect: selecteert het type effect dat moet worden toegepast wanneer het filmgebied wordt
gemaakt.
{
None (Geen): er wordt geen effect gebruikt.
{
Slide (Schuiven): het filmgebied wordt gemaakt terwijl het beweegt.
{
Block (Blok): het filmgebied wordt gemaakt met blokken.
{
z
z
Fade In (Infaden): het filmgebied infaden terwijl het wordt gemaakt.
Effect Speed (Effectsnelheid): past de snelheid aan van een effect dat wordt gemaakt.
Effect Direction (Richting effect): stelt de richting in wanneer het effect Slide (Schuiven) is
geselecteerd.
Flash
z
Effect Size (Grootte effect): stelt de grootte van de blokken in wanneer het effect Block (Blok) is
geselecteerd.
Deze functie wordt gebruikt om schermen te configureren met Macromedia flashbestanden en bestaat
uit de functies Area (Gebied), Screen (Scherm), Background (Achtergrond), Effect. Met de functie Area
(Gebied) kunt u instellen op welke positie de film wordt afgespeeld en wanneer en hoe lang de film
wordt weergegeven. Met de functie Screen (Scherm) kunt u het flashbestand selecteren en instellen hoe
het moet worden afgespeeld. Met de functie Background (Achtergrond) kunt u de achtergrondafbeelding
en -muziek instellen wanneer het flashbestand wordt weergegeven. Met de functie Effect kunt u een
effect instellen dat moet worden gebruikt wanneer de achtergrond verandert.
Als er geen flashspeler is geïnstalleerd op de pc waarop de server is geïnstalleerd, zal de bewerking
mogelijk niet normaal verlopen. Zorg dat u een flashspeler installeert.
Area (Gebied)
Name (Naam): wijzigt de naam van het gebied.
U kunt geen naam gebruiken die al voor een ander gebied werd gebruikt.
Lock Position (Positie vergrendelen): vergrendelt de positie van het gebied.
Left, Top, Width, Height (Links, Boven, Breedte, Hoogte): wijzigt de positie en de grootte van het
gebied.
De gebiedsposities moeten zich binnen de achtergrond bevinden en de grootte van het gebied mag
niet groter zijn dan de grootte van de achtergrond.
Start Time, Stop Time, Duration (Starttijd, Stoptijd, Duur): stelt de weergaveduur in seconden in.
Deze duur mag niet langer zijn dan de weergaveduur van de achtergrond.
Screen (Scherm)
Background (Achtergrond)
Flash File (Flashbestand): selecteert het flashbestand dat moet worden afgespeeld in het flashgebied.
Aspect ratio (Beeldverhouding): selecteert de beeldverhouding voor het flashbestand dat moet worden
afgespeeld in het flashgebied.
z
Full (Volledig): het flashbestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige
achtergrond.
z
Original (Origineel): het flashbestand wordt weergegeven op oorspronkelijke grootte.
z
Auto: het flashbestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige achtergrond en
de oorspronkelijke beeldverhouding behoudt.
Input Enable (Invoer inschakelen): u kunt gegevens invoeren in het flashgebied met behulp van de
muis.
Type: stelt het achtergrondtype (Color (Kleur), Picture File (Afbeeldingsbestand)) in voor het
flashgebied.
Color (Kleur): selecteert de kleur wanneer het achtergrondtype voor het gebied Flash is ingesteld op
Color (Kleur).
Transparency (Transparantie): selecteert de graad van doorzichtigheid wanneer het achtergrondtype
voor het gebied Flash is ingesteld op Color (Kleur).
Als Transparency (Transparantie) is ingesteld op een waarde die lager is dan 100, wordt het gebied
dat onder het huidige gebied is geplaatst, doorzichtig weergegeven. Als er echter een film wordt
afgespeeld in een van de gebeiden, heeft de instelling Transparantie geen invloed op het
filmgebied.
Picture File (Afbeeldingsbestand): selecteert het fotobestand wanneer het achtergrondtype voor het
gebied Flash is ingesteld op Picture File (Afbeeldingsbestand).
Picture Aspect Ration (Beeldverhouding afbeelding): selecteert de beeldverhouding voor het fotobestand
dat moet worden weergegeven in het flashgebied wanneer het achtergrondtype voor het gebied Flash is
ingesteld op Picture File (Afbeeldingsbestand).
z
Full (Volledig): het fotobestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige
achtergrond.
z
Original (Origineel): het fotobestand wordt weergegeven op oorspronkelijke grootte.
z
Auto: het fotobestand wordt vergroot of verkleind zodat het past op de volledige achtergrond en
de oorspronkelijke beeldverhouding behoudt.
z
Tile (Naast elkaar): het fotobestand wordt herhaaldelijk gespreid zodat de volledige achtergrond
wordt bedekt.
Picture Time Interval (Tijdsinterval afbeelding): stelt de duur tussen de fotobestanden in voor een
diavoorstelling wanneer het achtergrondtype voor het gebied Flash is ingesteld op Picture File
(Afbeeldingsbestand).
Sound (Geluid): schakelt het achtergrondgeluid voor het flashgebied in of uit.
Music File (Muziekbestand): selecteert een muziekbestand voor de achtergrond in het flashgebied.
Volume: regelt het volume voor de achtergrondmuziek in het flashgebied.
Repeat (Herhalen): een muziekbestand kan herhaaldelijk worden afgespeeld. Wanneer Repeat
(Herhalen) is geselecteerd, wordt het muziekbestand herhaaldelijk afgespeeld terwijl de achtergrond
voor het flashgebied wordt gemaakt.
Wijzigt de gedetailleerde eigenschappen en de overdrachtmodus voor het geselecteerde bestand van elk
type.
z
Transfer Mode (Overdrachtmodus): wijzigt de modus waarin het geselecteerde bestand wordt
overgedragen naar de monitor.
z
Download: downloadt het bestand naar de monitor en speelt het af.
z
Stream: zorgt voor de streaming naar de monitor.
z
Contextmenu: Add, Delete, Up, Down (Toevoegen, Verwijderen, Omhoog, Omlaag): hiermee kunt
u een bestand toevoegen en verwijderen en de afspeelvolgorde wijzigen.
z
Effect: selecteert het type effect dat moet worden toegepast wanneer het flashgebied wordt
gemaakt.
{
None (Geen): er wordt geen effect gebruikt.
{
Slide (Schuiven): het flashgebied wordt gemaakt terwijl het beweegt.
{
Block (Blok): het flashgebied wordt gemaakt met blokken.
{
z
z
Fade In (Infaden): het flashgebied infaden terwijl het wordt gemaakt.
Effect Speed (Effectsnelheid): past de snelheid aan van een effect dat wordt gemaakt.
Effect Direction (Richting effect): stelt de richting in wanneer het effect Slide (Schuiven) is
geselecteerd.
Web
z
Effect Size (Grootte effect): stelt de grootte van de blokken in wanneer het effect Block (Blok) is
geselecteerd.
Deze functie wordt gebruikt om schermen te configureren door het verbinden van websitebestanden en
bestaat uit de functies Area (Gebied), Screen (Scherm), Background (Achtergrond), Effect. Met de
functie Area (Gebied) kunt u de positie van de webpagina en wanneer en hoe lang de pagina wordt
weergegeven, instellen. Met de functie Scherm kunt u het websitebestand dat u wilt verbinden en de
locatie van de webpagina instellen. Met de functie Background (Achtergrond) kunt u de
achtergrondafbeelding en -muziek instellen wanneer de webpagina wordt weergegeven. Met de functie
Effect kunt u een effect instellen dat moet worden gebruikt wanneer de achtergrond verandert.
Area (Gebied)
Name (Naam): wijzigt de naam van het gebied.
U kunt geen naam gebruiken die al voor een ander gebied werd gebruikt.
Lock Position (Positie vergrendelen): vergrendelt de positie van het gebied.
Left, Top, Width, Height (Links, Boven, Breedte, Hoogte): wijzigt de positie en de grootte van het
gebied.
De gebiedsposities moeten zich binnen de achtergrond bevinden en de grootte van het gebied mag
niet groter zijn dan de grootte van de achtergrond.
Start Time, Stop Time, Duration (Starttijd, Stoptijd, Duur): stelt de weergaveduur in seconden in.
Deze duur mag niet langer zijn dan de weergaveduur van de achtergrond.
Screen (Scherm)
Website: stelt een webpagina in die in het webgebied moet worden weergegeven.
Refresh (Vernieuwen): stelt de vernieuwingstijd in voor de URL die in het webgebied wordt
weergegeven.
Input Enable (Invoer inschakelen): u kunt gegevens invoeren in het webgebied met behulp van de
muis.
Offset Left /Top / Right / Bottom (Verschuiving links / boven / rechts / onder): verplaatst de positie van
de webpagina in het webgebied.
Scroll (Schuiven): schakelt de schuifbalk voor webpagina's in of uit.
Border (Rand): hiermee wordt de rand voor webpagina's in het webgebied weergegeven of verborgen.
Background (Achtergrond)
U kunt slechts één URL selecteren in het webgebied.
Type: stelt het achtergrondtype (Color (Kleur), Picture File (Afbeeldingsbestand)) in voor het
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.