Roland FANTOM XR User Manual [nl]

Naar de Demo songs luisteren
fig.03-001
1. Druk op [MENU], terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt.
Het Demo Menu scherm verschijnt.
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de demo song te selecteren.
Als u “ALL” kiest, zullen de songs opeenvolgend afspelen, beginnend met de eerste.
3. Druk op [ENTER] om het afspelen van de demo te beginnen.
Het afspelen stopt automatisch, wanneer de song afgelopen is. U kunt tijdens het afspelen op [EXIT] drukken om terug te keren naar het Demo Menu
scherm.
4. Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
2 32
4
1
Gebruikershandleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor de Roland Fantom-XR.
Lees, voordat u dit apparaat in gebruik neemt, de hoofdstukken ‘BELANGRIJKE VEILIG­HEIDSINSTRUCTIES’ (pag. 2) en ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ (pag. 3, 4) en ‘BELANGRIJKE OPMERKINGEN’ (pag.4, 5) zorgvuldig door. Deze hoofdstukken bevatten belangrijke informatie betreffende het juiste gebruik van het apparaat. In aanvulling daarop verdient het aanbeveling om deze gebruikershandleiding in zijn geheel door te lezen, zodat u een goed beeld krijgt van alle mogelijkheden, die dit apparaat biedt. Bewaar de gebruikershandleiding om deze later te kunnen raadplegen.
202
Copyright © 2005 ROLAND CORPORATION Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag, op welke wijze dan ook,
vermenigvuldigd worden zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
ATTENTION
WAARSCHUWING: VERWIJDER HET DEKSEL (OF DE
ACHTERKANT) NIET, OM HET RISICO OP EEN ELEKTRISCHE
SCHOK TE REDUCEREN. BINNENIN BEVINDEN ZICH GEEN ONDERDELEN DIE DOOR DE GEBRUIKER ONDERHOUDEN
KUNNEN WORDEN. LAAT HET ONDERHOUD AAN ERKEND
: RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
ONDERHOUDSPERSONEEL OVER.
Het symbool van de bliksemflits met pijl, binnen een gelijkzijdige driehoek, is bedoeld om de gebruiker te waarschuwen voor de aanwezigheid van niet geïsoleerd, ’gevaarlijk voltage’ binnenin het apparaat, welke krachtig genoeg kan zijn om een elektrische schok bij personen te veroorzaken.
Het uitroepteken binnen een gelijkzijdige driehoek is bedoeld om de gebruiker te waarschuwen voor de aanwezigheid van belangrijke bedienings- en onderhoudsinstructies in de literatuur behorende bij het product.
INSTRUCTIES MET BETREKKING TOT HET RISICO VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK
OF VERWONDINGEN AAN PERSONEN.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
WAARSCHUWING – Tijdens het gebruik van elektrische producten moeten de voorzorgsmaatregelen altijd opgevolgd worden,
1. Lees deze instructies.
2. Bewaar deze instructies.
3. Neem alle waarschuwingen serieus.
4. Volg alle instructies.
5. Gebruik dit apparaat niet in de buurt van water.
6. Maak dit apparaat alleen met een droge doek schoon.
7. De ventilatie openingen mogen niet geblokkeerd worden. Installeer in overeenstemming met de instructies van de fabrikant.
8. Installeer het apparaat niet in de buurt van warmtebronnen, zoals radiatoren, kachelschuiven, kachels of andere apparaten (inclusief versterkers) die warmte produceren.
9. De veiligheidsopzet van de gepolariseerde of aarde plug dient niet teniet gedaan te worden. Een gepolariseerde plug heeft twee polen, de één breder dan de andere. Een aardeplug heeft twee platte kanten en een derde aarde pin. De brede pool of de derde pin zijn voor uw veiligheid aange­bracht. Wanneer de plug niet in uw stopcontact past, raadpleegt u een elektricien voor vervanging van het verou­derde stopcontact.
10. Bescherm het netsnoer, zodat er niet overheen gelopen kan worden. Zorg dat het snoer, in het bijzonder bij de stekkers,
inclusief de volgende:
stopcontactdozen en op het punt waar zij uit het apparaat komen, niet gedraaid of in elkaar gedrukt wordt.
11. Gebruik alleen door de fabrikant gespecificeerde aanhangsels of accessoires.
12. Gebruik het apparaat met een door de fabrikant gespecificeerde of bij het apparaat geleverde kar, standaard, statief, console of tafel. Voorzichtigheid is geboden tijdens het verplaatsen van de kar/ apparaat combinatie, zodat deze niet kan omvallen en daardoor stuk gaat.
13. Tijdens onweer of wanneer het apparaat gedurende een langere periode niet gebruikt zal worden, haalt u de stekker uit het stopcontact.
14. Laat al het onderhoud aan erkend onderhoudspersoneel over. Onderhoud is vereist, wanneer het apparaat op enigerlei wijze beschadigd is, bijvoorbeeld als het netsnoer of de stekker beschadigd is, er vloeistof of objecten in het apparaat terecht zijn gekomen, als het apparaat aan regen of vochtigheid heeft blootgestaan, niet normaal functioneert of is gevallen.
154
2
USING THE UNIT SAFELY
OGGU
WAARSCHUWING

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN

INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG opmerkingen
Wordt gebruikt bij instructies waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt. * Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
WAARSCHUWING
001
• Voordat u het apparaat in gebruik neemt, leest u onderstaande instructies en de gebruikershandleiding.
..........................................................................................................
002b
• Maak het apparaat niet open, en voer geen interne modificaties uit. (Behalve waar deze handleiding specifieke instructies biedt welke gevolgd dienen te worden om extensies te installeren, zoals op p. 166, p. 168, p. 170, p. 172).
..........................................................................................................
003
• Tracht het apparaat niet te repareren of onderdelen in het apparaat te vervangen (behalve wanneer daartoe specifieke instructies in de handleiding staan.) Ga voor alle onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkende Roland distributeur, die u op de ‘Informatie’ pagina kunt vinden.
..........................................................................................................
004
• Gebruik of berg het apparaat nooit op, op plaatsen die:
• aan extreme temperaturen onderhevig zijn (bijvoorbeeld in direct zonlicht, in een afgesloten voertuig, dichtbij een warmtekanaal of bovenop warmte genererende apparatuur of die
• vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers, wasruimtes of natte vloeren hebben of die
• aan regen worden blootgesteld of die
• stoffig zijn of die
• aan een hoge mate van vibratie onderhevig zijn.
..........................................................................................................
005
•U dient dit product alleen te gebruiken met een rek dat door Roland wordt aangeraden.
..........................................................................................................
006
• Wanneer u dit product gebruikt met een rek of standaard die door Roland wordt aangeraden, dient u het zo te plaatsen dat het stabiel en waterpas is. Als u geen rek of standaard gebruikt dient u een locatie te kiezen die voldoende steun biedt, en wiebelen voorkomt.
..........................................................................................................
008a
• Het product hoort verbonden te zijn met een stroomvoorziening, zoals die beschreven staat in de instructies of die op het product aangegeven staat.
..........................................................................................................
008e
• Gebruik alleen de meegeleverde stroomkabel. De meegeleverde kabel dient u ook niet met andere apparaten te gebruiken.
..........................................................................................................
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.
Het ● wijst de gebruiker op onderdelen die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
001
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig, en plaats er geen zware objecten bovenop. Hierdoor kan het snoer beschadigen, waardoor afgebroken elementen en kortsluiting geproduceerd kan worden. Beschadigde snoeren betekenen een risico op brand en schokken!
..........................................................................................................
010
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie met een versterker en koptelefoon of luidsprekers, kan geluidsniveaus produceren die in staat zijn permanent gehoorsverlies te veroor­zaken. Werk nooit lange tijd achter elkaar op een hoog of oncom­fortabel volumeniveau. Wanneer u een bepaalde mate van gehoorsverlies of een piep in de oren bemerkt, moet u het apparaat direct uitzetten en een oorarts consulteren.
..........................................................................................................
011
• Zorg dat er geen objecten (bijvoorbeeld brandbaar materiaal, munten of spelden) of vloeistoffen (water, frisdrank, enz.) in het apparaat terechtkomen.
..........................................................................................................
012a:
• Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en breng het apparaat voor onderhoud naar uw handelaar, het dichtst-bijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur, te vinden op de “Informatie” pagina, indien:
• Het netsnoer of de stekker is beschadigd, of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn gekomen, of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere wijze nat is geworden), of
• Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren of een duidelijke verandering in werking laat zien.
..........................................................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden, totdat het kind in staat is de regels die essentieel zijn voor een veilige bediening van het apparaat op te volgen.
..........................................................................................................
014
• Bescherm het apparaat tegen zware schokken. (Laat het niet vallen!)
..........................................................................................................
3
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
022a015
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een stopcontact, waar een buitensporig aantal andere apparaten gebruik van maakt. Wees in het bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verleng­snoeren – de totale hoeveelheid stroom die door alle aangesloten apparaten wordt gebruikt, mag nooit de stroom classificatie (watts/ampères) van het verlengsnoer overschrijden. Door overmatige ladingen kan de isolatie van het snoer verhit raken en uiteindelijk smelten.
..........................................................................................................
016
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op de ‘Informatie’ pagina.
..........................................................................................................
• Schakel het product altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact, voordat u een circuit board wilt gaan installeren (SRX series; p. 166, p. 168, DIMM; p. 170, p. 172).
..........................................................................................................
023
• SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele CD speler af. Het geluidsniveau, dat geproduceerd wordt, kan permanent gehoorsverlies veroorzaken. Dit kan resulteren in schade aan luidsprekers of andere systeemcomponenten.
..........................................................................................................
026
• Zet niets dat water bevat (bv. bloemvazen) op dit product. Vermijd ook het gebruik van insecticiden, parfums, alcohol, nagellak, spuitbussen e.d. in de buurt van dit product. Veeg snel alle vloeistoffen die op het product terecht komen af met een droge, zachte doek.
..........................................................................................................
VOORZICHTIG
101a
• Het apparaat dient op een zodanige wijze geplaatst te worden, dat er voldoende ventilatieruimte beschikbaar is.
..........................................................................................................
102b
• Wanneer de stekker in het stopcontact of in dit apparaat word gestoken of eruit wordt gehaald, houdt u deze altijd bij de stekker zelf vast.
..........................................................................................................
104103a:
• Haal de adapter regelmatig uit het stopcontact, en maak deze met een droge doek schoon om stof en andere opeenhopingen te verwijderen. Verwijder de adapter ook uit het stopcontact, wanneer u het apparaat langere tijd niet zult gebruiken. Ophoping van stof tussen de stekker en het stopcontact kan tot verminderde isolatie leiden en brand veroorzaken.
..........................................................................................................
• Probeer het in elkaar verwikkeld raken van snoeren en kabels te voorkomen. Bovendien zouden alle snoeren en kabels buiten het bereik van kinderen geplaatst moeten worden.
..........................................................................................................
106
• Ga nooit boven op dit apparaat staan, en plaats er geen zware objecten op.
..........................................................................................................
107b
• Wanneer de stekker in het stopcontact of in dit apparaat word gestoken of eruit wordt gehaald, mogen uw handen nooit nat zijn.
..........................................................................................................
108a
• Voordat u het apparaat gaat verplaatsen, haalt u het netsnoer uit het stopcontact, en koppelt u de snoeren van alle apparaten los.
..........................................................................................................
109a
• Voordat u het apparaat gaat schoonmaken, zet u de stroom uit, en haalt u het netsnoer uit het stopcontact (p. 19).
..........................................................................................................
110a
• Indien er onweer in uw omgeving wordt verwacht, haalt u het netsnoer uit het stopcontact.
..........................................................................................................
115a
• Installeer alleen de specifieke circuit board(s) (SRX series, DIMM). Verwijder alleen de aangegeven schroeven (p. 166, p. 168, p. 170, p. 172).
..........................................................................................................
118
• Indien u de schroeven van het bovenpaneel verwijdert, bewaart u deze op een veilige plaats, buiten het bereik van kinderen, zodat zij deze niet per ongeluk kunnen inslikken (p. 166, p. 168, p. 170, p. 172).
..........................................................................................................
118
• Bewaar de meegeleverde schroeven op een veilige plaats buiten het bereik van kinderen, zodat zij deze niet per ongeluk kunnen inslikken (p. 174).
..........................................................................................................

BELANGRIJKE OPMERKINGEN

291b
Naast de onderdele,n die onder “BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES” en “HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN” op pagina’s 2 -4 worden genoemd, raden wij u aan het volgende te lezen en in acht nemen:
Stroomvoorziening
• Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde stopcontact, dat door een apparaat gebruikt wordt dat een inverter gebruikt (zoals een koelkast, wasmachine, magnetron of airconditioning) of dat een motor bevat. Afhankelijke van de manier waarop het apparaat gebruikt wordt, kan stroomvoorzieningruis ervoor zorgen dat dit product storingen krijgt of hoorbare ruis produceert. Als het onpraktisch is om een apart stopcontact te gebruiken dient u een filter te gebruiken voor storing van het stroomcircuit.
• Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt aangesloten, zet u de stroom van alle apparaten uit. Dit zal storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten helpen voorkomen.
• Hoewel de LCD en LEDs niet branden wanneer de POWER knop uitge­schakeld, betekent dit niet dat het product helemaal van de krachtbron afgesloten is. Als u de stroom volledig uit wilt schakelen, dient u eerst de POWER knop uit te schakelen, en daarna de stroomkabel uit het stopcontact te halen. Hierom zou het stopcontact waar u het product op aansluit in handbereik moeten zijn.
4
Plaatsing
• Het gebruik van dit apparaat in de nabijheid van versterkers (of andere apparatuur, die grote stroom transformatoren bevat) kan tot een brom leiden. Om dit probleem op te heffen, verandert u de richting van dit apparaat of zet het verder van de storingsbron weg.
• Dit apparaat kan de ontvangst van radio of televisie verstoren. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van dit soort ontvangers.
• Ruis kan geproduceerd worden, wanneer draadloze communicatie apparaten, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit apparaat worden gebruikt. Dit soort ruis kan optreden tijdens bellen of gebeld worden of tijdens het converseren. Als u dit soort problemen ondervindt, moet u de draadloze apparaten op meer afstand van dit apparaat plaatsen of deze uitzetten.
• Stel dit apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het niet bij apparaten, die warmte verspreiden, laat het niet in een afgesloten voertuig achter, en stel het niet aan extreme temperaturen bloot. Door overmatige hitte kan het apparaat misvormen of verkleuren.
• Wanneer het apparaat naar een andere locatie wordt verplaatst, waar de temperatuur en/of vochtigheid verschilt van de vorige locatie, kunnen binnen het apparaat waterdruppels (condensatie) gevormd worden. Als u het apparaat in deze staat gebruikt, kunnen schade of storingen ontstaan. Voordat u het apparaat op de nieuwe locatie gaat gebruiken, laat u het enige uren acclimatiseren, totdat de condensatie volledig is verdampt.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonmaken van het apparaat gebruikt u een droge, zachte doek of één die enigszins vochtig is. Voor het verwijderen van hardnekkig vuil, gebruikt u een doek met een mild, niet schurend schoonmaakmiddel. Daarna veegt u het apparaat met een zachte, droge doek goed af.
• Gebruik nooit wasbenzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen om de mogelijkheid van verkleuring en/of misvorming te voorkomen.
Reparatie en data
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen verloren kan gaan als u het apparaat laat repareren. Van belangrijke gegevens moet u altijd een reservekopie maken, in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een sequencer), computer of op papier opgeschreven (indien mogelijk). Tijdens reparaties wordt getracht het verlies van data te vermijden. Echter, in bepaalde gevallen (wanneer het schakelsysteem van het geheugen zelf niet meer werkt) kan data helaas niet meer hersteld worden. Roland is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen door storingen of onjuist gebruik van het apparaat onherstelbaar verloren kan gaan. Om uzelf tegen het risico van verlies van belangrijke gegevens te beschermen, raden wij u aan om van tijd tot tijd een reservekopie van belangrijke gegevens, die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, te maken.
• De inhoud van data die in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een sequencer) of computer is opgeslagen, kan helaas niet meer hersteld worden, wanneer deze verloren is gegaan. Roland Corporation is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars van dit apparaat met gepaste voorzichtigheid. Dit geldt ook voor het gebruik van de stekkers en aansluitingen. Ruwe behandeling kan tot storingen leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm, en voer er geen hoge druk op uit.
•U kunt een kleine hoeveelheid geluid verwachten van het display tijdens normaal gebruik.
• Bij het verbinden van alle kabels dient u de plug vast te pakken –nooit de kabel zelf. U voorkomt op deze manier kortsluiting of schade aan de interne delen van de kabel.
• Er komt een kleine hoeveelheid warmte van het apparaat tijdens het gebruik.
• Om te vermijden, dat u uw buren stoort, probeert u het volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden. U kunt ervoor kiezen om een koptelefoon te gebruiken, zodat u zich geen zorgen om de personen in uw naaste omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
• Wanneer u het apparaat moet vervoeren, verpakt u het in de originele doos (inclusief schokabsorberend materiaal). Anders zult u soortgelijk verpak­kingsmateriaal moeten gebruiken.
• Gebruik een Roland kabel om de aansluiting te maken. Als u een kabel van een ander merk gebruikt, neem dan notitie van onderstaande voorzorgs­maatregelen.
• Sommige aansluitingskabels bevatten weerstanden. Gebruik voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels die weerstanden hebben. Bij gebruik van dit soort kabels, kan het geluidsniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar zijn. Informatie over kabelspecificaties kunt u bij de fabrikant van de kabel verkrijgen.
Voordat u kaarten gebruikt Geheugenkaarten gebruiken
• Schuif de kaart voorzichtig naar binnen, totdat deze stevig vast zit.
• Raak nooit de contactpunten van de kaart aan. Zorg er ook voor, dat deze schoon blijven.
• Het geheugen van dit apparaat is compatibel met CompactFlash geheu­genkaarten.
• Geheugenkaarten worden gefabriceerd met behulp van precieze gereed­schappen, doe er voorzichtig mee, en let op het volgende.
• Voorkom schade aan de kaarten als gevolg van statische elektriciteit, zorg er daarom voor dat uzelf niet meer statisch bent, voordat u een kaart vast pakt.
• Zorg ervoor, dat er geen metaal in aanraking komt met de contact­punten van de kaart.
• Buig de kaarten nooit, laat ze nooit vallen, en stel ze niet bloot aan extreme schokken of trillingen.
• Stel de kaarten niet bloot aan direct zonlicht, bewaar ze nooit in afgesloten voertuigen of soortgelijke plekken. (Opslagtemperatuur: -25 tot 85 graden Celsius).
• Laat de kaarten niet nat worden.
• Verander de kaarten nooit, en haal ze nooit uit elkaar.
Het behandelen van CD-ROM's
• Voorkom het aanraken van of het krassen op de glimmende onderkant van de disk. Beschadigde of vieze CD-ROM-disks worden mogelijkerwijs niet goed gelezen. Houd uw disks schoon met een commercieel verkrijgbaar CD-schoonmaakmiddel.
Copyright
• Het ongeautoriseerd opnemen, distribueren, verkopen, uitlenen, publiek vertonen, uitzenden of soortgelijke dingen, van een werk (muzikale compositie, video, uitzending, show of publieke vertoning), gedeeltelijk of geheel, waarop copyright van derden op rust, is bij wet verboden.
• Wanneer geluidssignalen via een digitale verbinding met een extern instrument worden uitgewisseld, kan dit apparaat opnemen zonder beperkt te worden door de restricties van het Serial Copy Management System (SCMS).Dit is omdat het apparaat alleen bestemd is voor het produceren van muziek, en niet ontworpen is om onderhevig aan restricties te zijn zo lang het gebruikt wordt om muzikale stukken (zoals uw eigen composities) die geen inbreuk maken op copyrights van anderen op te nemen. (SCMS is een functie die verhindert dat er tweede-generatie en latere generaties kopiëen gemaakt worden via een digitale verbinding. Het is in MD recorders en andere digitale audio-apparaten ingebouwd als een copyright-bescherming.)
• Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden, die mogelijk inbreuk op iemands copyright kunnen maken. Roland accepteert geen enkele verant­woordelijkheid aangaande inbreuk op copyrights van derden die door dit apparaat veroorzaakt zijn.
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft
Corporation.
* Windows® staat officieel bekend als “Microsoft® Windows® operating
system”.
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van Apple
Computer, Inc.
* MacOS is een handelsmerk van Apple Computer, Inc.
* Pentium is een geregistreerd handelsmerk van Intel Corporation.
* Alle productnamen die in dit document vermeld worden zijn handels-
merken of geregistreerde handelsmerken en zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaren.
* OMS is een geregistreerd handelsmerk van Opcode Systems, Inc.
* SmartMedia is een handelsmerk van Toshiba Corp.
* OMS is een geregistreerd handelsmerk van Opcode Systems, Inc.
* CompactFlash en zijn handelsmerken van SanDisk Corporation en
zijn gelicenseerd door de CompactFlash associatie.
* Roland Corporation heeft een geautoriseerde licentie voor het gebruik van
de CompactFlash(tm) en het CF logo handelsmerk.
* Fugue © 2004 Kyoto Software Research, Inc. All rechten voorbehouden.
5

Inhoud

Belangrijke kenmerken.........................................................................13
Paneel beschrijving ..............................................................................14
Voorzijde.................................................................................................................................................... 14
Achterzijde ................................................................................................................................................ 15
Voorbereidingen ...................................................................................16
Een versterker en speakersysteem aansluiten...................................................................................... 16
Inschakelen................................................................................................................................................ 17
Het schermcontrast aanpassen (LCD contrast).................................................................................... 18
Uitschakelen.............................................................................................................................................. 19
Terug naar standaard fabrieksinstellingen (Factory Reset) ...............................................................19
Snelle start ...................................21
Demo’s beluisteren...............................................................................22
Geluiden afspelen.................................................................................23
Patches afspelen (Phrase Preview)......................................................................................................... 23
Een Patch van een extern MIDI apparaat op de Fantom-XR afspelen
(MIDI keyboard)............................................................................................................................ 23
Een Patch kiezen....................................................................................................................................... 24
Basishandelingen om een Patch te kiezen................................................................................. 24
Een groep kiezen...........................................................................................................................24
Een Patch per categorie selecteren..............................................................................................25
Een Ritme set selecteren ..........................................................................................................................27
Basisprocedure om een Ritme set te selecteren ........................................................................27
Diverse verbindingsmogelijkheden ....................................................28
Verbinding voorbeeld 1: De Fantom-XR als geluidsmodule voor live uitvoeringen
gebruiken........................................................................................................................................ 28
Verbinding voorbeeld 2: Een compacte productie opstelling ............................................... 29
Verbinding voorbeeld 3: Muziek productie met meer dan een Fantom-XR....................... 30
6
Inhoud
Gevorderd gebruik....................... 31
Overzicht van de Fantom-XR...............................................................32
Patch mode en Performance mode ........................................................................................................ 32
Hoe de Fantom-XR ingedeeld is............................................................................................................. 32
Classificatie van de Fantom-XR geluidstypes........................................................................... 32
Over simultane polyfonie ............................................................................................................34
Over geheugen.......................................................................................................................................... 34
Tijdelijk geheugen......................................................................................................................... 35
Rewritable geheugen.................................................................................................................... 35
Non-rewritable geheugen............................................................................................................ 35
Over ingebouwde effecten ...................................................................................................................... 35
Effect types..................................................................................................................................... 35
Hoe effecten units werken in verschillende modi.................................................................... 36
Over de sample sectie .............................................................................................................................. 36
Waar samples worden opgeslagen............................................................................................. 37
Basisfuncties van de Fantom-XR............................................................................................................ 37
De geluidsgenerator mode instellen........................................................................................... 37
De cursor bewegen........................................................................................................................ 38
Een waarde aanpassen .................................................................................................................38
Over de [SHIFT] knop .................................................................................................................. 38
Een naam toewijzen...................................................................................................................... 39
Spelen in de Patch mode .....................................................................40
Over het Patch play scherm.................................................................................................................... 40
Patches beluisteren (Phrase Preview).................................................................................................... 40
Een Patch selecteren................................................................................................................................. 40
Patches per categorie selecteren.................................................................................................. 41
Een Patch uit de lijst selecteren ..............................................................................................................42
Patches per categorie selecteren.................................................................................................. 42
Patches/Ritme sets per groep selecteren................................................................................... 43
Favoriete Patches selecteren ........................................................................................................ 43
Patches per keyword selecteren..................................................................................................44
(Keyword Search).......................................................................................................................... 44
Percussie-instrumenten afspelen............................................................................................................ 45
Een Ritme set selecteren............................................................................................................... 45
Een Patch creëren.................................................................................46
Patch instellingen maken ........................................................................................................................46
Patch Edit Menu scherm structuur............................................................................................. 46
Patch instellingen maken ............................................................................................................. 47
Een toon selecteren om aan te passen (Tone select)................................................................. 47
Selecteren van tonen die zullen klinken (Tone switch)........................................................... 47
Waarschuwing bij het selecteren van een waveform............................................................... 48
Functies van de Patch parameters .........................................................................................................49
Instellingen voor de gehele Patch (GENERAL)........................................................................ 49
Veranderen hoe een toon klinkt (TMT) .....................................................................................51
Waveforms aanpassen (WG)....................................................................................................... 54
De helderheid van een geluid aanpassen door middel van een filter (TVF/TVF Env) ..... 58
Het volume instellen (TVA/TVA Env)...................................................................................... 60
Output instellingen....................................................................................................................... 62
Geluiden moduleren (LFO1/2/Step LFO)............................................................................... 63
Controller-gerelateerde instellingen (CTRL) ............................................................................66
Matrix Control instellingen (Matrix Ctrl1–4)............................................................................ 66
Patch instellingen initialiseren (Init)...................................................................................................... 69
Patch (Tone) instellingen kopiëren (Copy)........................................................................................... 69
Patches opslaan, die u gemaakt heeft (Write) ...................................................................................... 69
7
Inhoud
Een Ritme set creëren ..........................................................................71
Ritme set instellingen maken..................................................................................................................71
Ritme Edit Menu scherm structuur............................................................................................ 71
Ritme set instellingen maken ......................................................................................................71
De te veranderen wave/toets selecteren ...................................................................................72
Voorzorgsmaatregelen bij het kiezen van een waveform....................................................... 72
Functies van Ritme set parameters ........................................................................................................ 73
Instellingen maken voor de gehele Ritme set (GENERAL).................................................... 73
Waveforms veranderen (WG) ..................................................................................................... 74
Veranderen hoe een Rhythm Tone klinkt (WMT).................................................................... 76
Pitch Veranderen (PCH/PCH Env) ...........................................................................................77
De helderheid van van een geluid aanpassen met een filter (TVF/TVF Env)..................... 78
Het volume instellen (TVA/TVA Env)...................................................................................... 80
Output instellingen....................................................................................................................... 81
Ritme set instellingen initialiseren (Init)............................................................................................... 82
Rhythm (Tone) instellingen kopiëren (Copy) ......................................................................................82
Ritme sets opslaan die u gemaakt heeft (Write) ..................................................................................83
In Performance mode spelen...............................................................84
Over het Performance Play scherm .......................................................................................................84
Een Performance selecteren .................................................................................................................... 84
Favoriete Performances selecteren (Favorite Performance) ................................................... 85
Een Part selecteren ................................................................................................................................... 86
Het geluid voor een Part selecteren............................................................................................ 86
Over het Performance Mixer scherm..................................................................................................... 86
Een Part selecteren ........................................................................................................................ 86
De Part instellingen bewerken .................................................................................................... 87
Performances maken met de Arpeggio/Rhythm functie................................................................... 87
MIDI-opdrachten voor elke Part bekijken (Part Information)........................................................... 87
Een Performance creëren ....................................................................88
De Part instellingen in een lijst bekijken (Performance Part View) ..................................................88
De parameters een Part aanpassen ........................................................................................................ 88
Parameter List...............................................................................................................................88
Scale Tune instellingen ............................................................................................................................ 92
Parameter lijst ................................................................................................................................ 93
MIDI-gerelateerde instellingen .............................................................................................................. 93
Parameter lijst ............................................................................................................................... 93
Andere instellingen (General) ................................................................................................................94
Parameter lijst ............................................................................................................................... 94
De instellingen wijzigen van een Patch die aan een Part is toegewezen .........................................95
Performance instellingen initialiseren (Init)......................................................................................... 95
Performances opslaan, die u gemaakt heeft (Write) ...........................................................................96
8
Inhoud
Arpeggios afspelen...............................................................................97
Over Arpeggio ..........................................................................................................................................97
Arpeggios afspelen................................................................................................................................... 97
Arpeggio in- en uitschakelen....................................................................................................... 97
Een arpeggio vasthouden ............................................................................................................97
Arpeggio instellingen ..............................................................................................................................98
Styles selecteren voor arpeggio Performances (Arpeggio Style) ...........................................98
Het tempo bepalen voor Arpeggio Performances.................................................................... 98
De sterkte van het accent wijzigen (Accent Rate)..................................................................... 99
Het bereik van de arpeggio instelling (Octave Range)............................................................ 99
De Beat en Shuffle veranderen (Grid)........................................................................................ 99
Staccato en Tenuto toepassen (Duration) .................................................................................. 99
Stijgende/dalende variaties selecteren (Verschillende manieren om de geluiden
af te spelen) (Motif)...................................................................................................................... 99
De velocity van de arpeggio instellen (Velocity).................................................................... 100
Het kanaal specificeren, dat arpeggios in Performance mode af zal spelen
(Arpeggio Channel) ....................................................................................................................100
Uw eigen Styles maken.......................................................................................................................... 100
Een nieuwe Arpeggio Style creëren (Arpeggio Style Recording)........................................ 100
Een Arpeggio Style die u gemaakt heeft bewerken (Arpeggio Style Edit)......................... 102
De Styles die u heeft gemaakt opslaan (Write) .................................................................................. 103
Arpeggios op uw externe sequencer opnemen.................................................................................. 103
De Chord Memory functie gebruiken (CHORD MEMORY) ..............104
Over de Chord Memory functie........................................................................................................... 104
Spelen met de Chord Memory functie ................................................................................................ 104
De Chord Memory functie in/uitschakelen............................................................................ 104
Akkoord patronen selecteren .................................................................................................... 104
Een akoord laten klinken in de volgorde van zijn noten (Rolled Chord)........................... 105
Uw eigen Akkoord patronen creëren.................................................................................................. 105
De Akkoord patronen die u gemaakt heeft opslaan (Write)............................................................ 106
Akkoorden op uw externe sequencer opnemen................................................................................ 106
Rhythms afspelen...............................................................................107
Over Ritme patronen .............................................................................................................................107
Ritme groepen gebruiken...................................................................................................................... 107
Ritme bespelen........................................................................................................................................ 107
Ritme aan- en uitzetten .............................................................................................................. 107
Selecteer de Ritme groep ....................................................................................................................... 108
Het tempo voor een Ritme groep bepalen............................................................................... 108
Uw eigen Styles creëren (Rhythm Group Edit).................................................................................. 109
De Ritme groep die u gemaakt heeft opslaan (Write)....................................................................... 109
Ritme patroon instellingen.................................................................................................................... 110
Ritme patronen selecteren ......................................................................................................... 110
Het Tempo voor een Ritme patroon instellen (Tempo)......................................................... 110
De sterkte van het accent wijzigen (Rhythm Accent) ............................................................ 110
De Beat en Shuffle veranderen (Grid)...................................................................................... 110
Staccato en Tenuity toepassen (Duration).............................................................................. 111
De Velocity van een Ritme patroon veranderen (Velocity) .................................................. 111
Het kanaal bepalen dat het Ritme patroon in Performance mode af zal spelen
(Rhy Ptn Channel)....................................................................................................................... 111
Uw eigen Styles creëren (Rhythm Pattern Edit) ................................................................................111
Een nieuw Ritme patroon creëren (Rhythm Pattern Step Recording) ................................111
Een Ritme patroon bewerken (Rhythm Pattern Edit)............................................................ 113
De patronen die u heeft gemaakt opslaan (Write)............................................................................. 114
Ritme patronen op uw externe sequencer opnemen......................................................................... 114
9
Inhoud
Sampling..............................................................................................115
Externe input aan/uitzetten .................................................................................................................115
Input Source intellingen maken (MIX IN).......................................................................................... 115
Input Effet instellingen (Input Effect).................................................................................................. 116
Input effects aan/uitschakelen.................................................................................................. 116
De Input Effect instellingen bewerken..................................................................................... 116
Output instellingen voor de External Input (Mix In Output).......................................................... 117
Samplingprocedure................................................................................................................................ 117
Een sample verdelen tijdens het samplen ...............................................................................119
Een sample bewerken ........................................................................120
Een sample selecteren (Sample List).................................................................................................... 120
Een sample selecteren................................................................................................................. 120
Een sample laden ........................................................................................................................120
Alle samples laden...................................................................................................................... 121
Een sample uitladen ................................................................................................................... 121
Een sample wissen...................................................................................................................... 121
Een audiobestand importeren................................................................................................... 121
Het Sample Edit scherm weergeven.................................................................................................... 122
De waveform display vergroten/verkleinen (Zoom In/Out).............................................. 122
De Start/End punten van een sample instellen................................................................................. 122
Instellingen maken voor een sample (Sample Parameters) .............................................................123
Een Patch creëren van een sample (Create Patch)............................................................................. 124
Als u begint vanuit Patch mode................................................................................................ 124
Als u begint vanuit Performance mode................................................................................... 124
Een Rhythm Set van samples maken (Create Rhythm Set).............................................................. 125
Als u begint vanuit de Patch mode ..........................................................................................125
Als u begint vanuit de Performance mode.............................................................................. 125
Een Patch van meerdere samples creëren (Create Multisample).................................................... 126
Ongewenste gedeeltes weglaten (Truncate)....................................................................................... 127
Het hogefrequentiebereik van de sample versterken/limiteren (Emphasis)................................ 128
Het volume van een sample maximaliseren (Normalize)................................................................ 128
Amp.......................................................................................................................................................... 129
Een sample verlegen of inkorten (Time Stretch)................................................................................ 129
Een sample in noten verdelen (Chop).................................................................................................130
Een sample opslaan................................................................................................................................ 131
Effecten toevoegen.............................................................................132
Effecten aan/uitzetten ........................................................................................................................... 132
Effecten toepassen in Patch mode........................................................................................................ 133
Signaalroute diagram (Routing) ...............................................................................................133
Effect Edit Menu scherm structuur ..........................................................................................134
Effect instellingen maken........................................................................................................... 134
Functies van effect parameters.................................................................................................. 134
Effecten toepassen in Performance mode........................................................................................... 139
Signaalroute diagram (Routing) ...............................................................................................139
Effect Edit Menu scherm structuur ..........................................................................................140
Effect instellingen maken........................................................................................................... 140
Functies van effect parameters.................................................................................................. 140
Instellen van de effect bron........................................................................................................ 145
Instellen van de multi-effect structuur (MFX Structuur) ......................................................146
Mastering effecten .................................................................................................................................. 146
10
Inhoud
Verbinden met uw computer via USB (USB Mode)..........................148
Over USB functies .................................................................................................................................. 148
Wisselen tussen de USB Storage mode en de MIDI mode............................................................... 148
Verplaatsen van bestanden naar of van uw computer (Storage mode) ......................................... 149
Verbindingen ............................................................................................................................... 149
Specificeer het verbinding-bestemming gebied .....................................................................149
Waarschuwingen betreffende folders en bestanden.............................................................. 150
Verlaten van de Storage mode .................................................................................................. 150
Annuleren van USB communicatie .......................................................................................... 150
Voorbeelden van het gebruik van Storage mode................................................................... 150
Uitwisselen van MIDI boodschappen met uw computer (MIDI Mode)........................................ 151
Bestand gerelateerde functies (File Utility) ......................................153
Selecteren van een bestand ...................................................................................................................153
Kopiëren van een bestand (File Copy) ................................................................................................ 154
Verplaatsen van een bestand (File Move)........................................................................................... 154
Verwijderen van een bestand (File Delete)......................................................................................... 154
Formatteren van een geheugenkaart (Card Format)......................................................................... 154
Instellingen gelijk voor alle modes (System Function) ...................155
Hoe System Function instellingen te maken ...................................................................................... 155
Opslaan van de systeem instellingen (Write)..................................................................................... 155
Functies van systeem parameters ........................................................................................................156
Data management functies Reset naar fabrieksinstellingen
(Factory Reset)....................................................................................162
Basis procedure....................................................................................................................................... 162
Opslaan van gebruikersdata (User Backup)....................................................................................... 162
Herstellen van gebruikersdata die u heeft opgeslagen (User Restore) ..........................................162
Factory Reset ........................................................................................................................................... 162
Gebruiken van de Fantom-X Editor...................................................163
Installeren van de Fantom-X Editor op uw computer ...................................................................... 163
Verbinding maken.................................................................................................................................. 163
Gebruiken van de Fantom-X Librarian ............................................................................................... 163
Fantom-XR Editor systeem eisen .........................................................................................................164
Systeem eisen (Windows) .......................................................................................................... 164
Systeem eisen (Mac OS) .............................................................................................................164
Installeren van de Wave uitbreidingskaart.......................................166
Waarschuwingen voor het installeren van een Wave uitbreidingskaart....................................... 166
Hoe een Wave uitbreidingskaart te installeren.................................................................................. 166
Controleren van geïnstalleerde Wave uitbreidingskaarten ............................................................. 167
Installation de la carte d’expansion Wave.......................................168
Précautions à prendre lors de l’installation d’une carte d’expansion Wave .................................168
Installation d’une carte d’expansion Wave ........................................................................................168
Vérification des cartes d’extension audio aprés installation............................................................ 169
Uitbreiden van het geheugen.............................................................170
Waarschuwingen bij het uitbreiden van het geheugen .................................................................... 170
Hoe het geheugen uit te breiden.......................................................................................................... 170
Verwijderen van het geheugen ................................................................................................. 171
Controleren of het geheugen correct is geïnstalleerd........................................................................ 171
11
Inhoud
Ajouter de la mémoire ........................................................................172
Précautions à prendre lors de l’ajout de mémoire............................................................................. 172
Installation du module de mémoire ....................................................................................................172
Retrait du module de mémoire................................................................................................. 173
Vérifier que la mémoire est installée correctement ........................................................................... 173
Gebruiken van een geheugenkaart ...................................................174
Voordat u een geheugenkaart gebruikt ..............................................................................................174
Schrijven van data naar de kaart.......................................................................................................... 174
Installeren van de PC Kaart beschermer............................................................................................. 174
Appendix ...................................175
Problemen oplossen...........................................................................176
Effecten lijst.........................................................................................193
Foutmeldingen ....................................................................................218
Performance lijst.................................................................................219
Patch lijst.............................................................................................220
Ritme set lijst.......................................................................................226
Waveform Lijst ....................................................................................235
Arpeggio stijl lijst................................................................................239
Ritme patroon lijst ..............................................................................240
Ritme groep lijst..................................................................................243
Over MIDI .............................................................................................244
MIDI Implementatie .............................................................................245
Specificaties........................................................................................272
Index.....................................................................................................274
12

Belangrijke kenmerken

Innovatieve sound engine, die audio en MIDI verenigt
De Fantom-XR erft dezelfde sound engine die op de Fantom-X6/X7/ X8 werd geroemd, en die synthesizer en sampler in een enkele geluidsgenerator verenigt. Gesampelde waveforms en waveforms, die vanuit een PC of andere externe bron worden geimporteerd, kunnen ook als synthesizer waveforms worden gebruikt.
In aanvulling op de interne geluiden en gesamplede waveforms, kunt u tot zes SRX-series wave uitbreidingsborden installeren voor een directe toegang tot een nog grotere verzameling geluiden.
Top-klasse 128-voice polyphony
128 polyfoon stemmen garanderen stress-vrije muziekproductie of live optredens.
Hoogste kwaliteit 88-note gesampelde piano waveforms
De Fantom-XR heeft een 88-note gesampelde piano, die nauwkeurig door professionele technici is opgenomen. Elke noot is in stereo met vier aanslag-switched lagen vastgelegd, wat betekent dat 704 samp­les worden gebruikt om het pianogeluid te creëren. Het heeft niet alleen toonkwaliteit maar ook een hoog presentieniveau, waardoor het meer dan ooit “het echte werk” benadert.
Het interne waveform geheugen is dezelfde 128 MB als in de Fan­tom-X6/X7/X8. Dit voegt een ruime collectie geluiden toe, die zijn gecreëerd met de nadruk op kwaliteit met piano, strijkinstrumenten, nylonsnarige gitaren, drums en bas.
* 88-note multisampling wordt alleen gebruikt voor de piano waveform.
Volwaardige sampler
Een complete set interfaces
USB aansluiting voor een verbinding met uw computer. USB-MIDI ondersteuning maakt de uitwisseling van data met uw
computer mogelijk en maakt tevens een gemakkelijke verbinding met PC apparatuur mogelijk.
Zowel analoge als digitale input en output worden standaard gele­verd voor verbindingen met audio appartuur. Voor samples kunt u zowel een analoge als digitale bron selecteren. Er is ook een PC kaart slot om back-ups van uw data te kunnen maken.
Dit geeft u een ruime keuze in media, zoals SmartMedia en Compact Flash. Omdat media capaciteiten tot 1 GB worden ondersteund (wanneer u Compact Flash gebruikt), kunt u flexibel met data over­dracht omgaan.
Mastering functionaliteit
Er worden 78 verschillende multi-effecten, chorus en galm aangebo­den. Omdat de mastering effecten die onmisbaar zijn voor de laatste stap in het muziek productie proces ook worden aangeboden, kunt u muziek creëren die de kwaliteit van een commerciële CD evenaart.
160 x 48 pixel grafische LCD
De Fantom-XR heeft een groot scherm voor gedetailleerde grafische weergave, met gegarandeerd uitstekende zichtbaarheid. Of u nu geluiden selecteert of waveforms wilt aanpassen, dankzij het inge­bouwde scherm kunt u comfortabel werken.
Inclusief Fantom-X Editor/Librarian
Met de inbegrepen editor en bibliotheek software kunt u Fantom-XR geluiden van uw computer aanpassen en beheren.
In aanvulling op sample en her-sample functionaliteit wordt ook waveform editing aangeboden, die concurreert met bekende samp­lers. Er is ook een Auto Sync functie, die automatisch de lengte van een maat aanpast aan het huidige tempo. 16 MB aan sample geheu­gen wordt standaard gegeven en u kunt uitbreiding DIMM modules installeren om het geheugen tot wel 528 MB uit te breiden.
13

Paneel beschrijving

Voorzijde

fig.01-001
QP N
OM
ABC D FGHJIKL
A PHONES Jack
Hier kunt u koptelefoons aansluiten (afzonderlijk verkrijgbaar). (p. 16)
B OUTPUT knop
Past het volume aan van de output A (MIX) aan de achterzijde en van de koptelefoons. (p. 17)
U kunt deze schakelaar gebruiken om naar het geluid te luisteren, zonder een extern keyboard of ander apparaat te gebruiken (PRE­VIEW).
C INPUT/MIX IN knop
Regelt het volume van de externe input. Gebruik de schakelaar om de externe input aan/uit te schakelen.
(p. 115)
* Druk op [SHIFT], en dan op deze knop om toegang te krijgen tot het
External Source scherm.
D Display
Hier vindt u informatie over de te verrichten handeling.
E
H [ENTER]
Gebruik deze knop om een handeling uit te voeren.
I
[ ///] (CURSOR) knop
Beweegt de cursor naar boven/beneden/links/rechts.
[LIST] knop
Om een lijst te bekijken van geluiden of samples, druk op [SHIFT] en dan op deze knop. (p. 42, p. 120)
[EDIT] knop
U kunt de [SHIFT] knop indrukken en deze knop indrukken om een verscheidenheid aan parameters aan te passen.
[WRITE] knop
Om uw aangepaste instellingen op te slaan in het interne geheugen of een geheugen kaart, druk op [SHIFT] en dan op deze knop. (p. 69, p. 83, p. 96, p. 103, p. 106, p. 131, p. 155)
J
TONE SWITCH indicator
Geeft de toon aan/uit status aan. (p. 47)
E MIDI MESSAGE indicator
Dit zal oplichten, wanneer u via de MIDI verbinding informatie ont­vangt.
USB MESSAGE indicator
Dit zal oplichten wanneer informatie via de USB verbinding wordt ontvangen, of wanneer bestandsoverdracht plaatsvindt in de Opslag mode. (p. 148)
PEAK indicator
Dit zal oplichten, wanneer het volume van de externe input te hoog is.
F [EXIT]
Keer terug naar vorig scherm. In sommige gevallen betekent dit, dat de op dat moment uitgevoerde functie wordt afgebroken.
G VALUE/QUICK knop
Hiermee kunnen waarden worden aangepast. Om een waarde sneller te veranderen, draait u de schakelaar, terwijl u deze ingedrukt houdt.
14
K
PC kaart slot
Hier kan een geheugen kaart worden ingestoken. (p. 170, p. 172)
* Steek de geheugen kaart hier voorzichtig geheel in, totdat hij stevig
geplaatst is.
L
POWER schakelaar
Zet de stroom aan/uit. (p. 17, p. 19)
M
[SAMPLING]
Bekijk het Sample Menu scherm. (p. 117)
[SAMPLE EDIT]
Om een sample aan te passen, houdt u [SHIFT] ingedrukt en druk op deze knop (p. 122)
Paneel beschrijving
N
[MODE]
Wisselt tussen Patch mode en Performance mode.
[GROUP]
Wisselt de Patch groep of andere groepen. Om de groep te wisselen, houd deze knop ingedrukt en draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC].
[FX]
Maakt effect-gerelateerde instellingen. Hier kunt u ook mastering instellingen maken. (p. 132)
[ARP]
Maakt instellingen voor arpeggios, akkoord geheugen en ritme. (p. 97, p. 104, p, 107)
Toon schakelaars [1]-[4]
Om tonen 1-4 aan/uit te schakelen, houd [SHIFT] ingedrukt en druk op deze knoppen.

Achterzijde

fig.01-002
O
[DEC], [INC]
Hiermee kunt u waarden aanpassen. Wanneer u een knop ingedrukt houdt, terwijl u de andere indrukt, versnelt de waardeverandering.
P
[SHIFT]
Deze knop wordt in combinatie met andere knoppen gebruikt om functies uit te voeren.
Als u op [SHIFT] drukt, zal de knop oplichten en andere knoppen zul­len dan een alternatieve set functies bieden. Om naar de originele functies terug te keren, druk nogmaals op deze knop en de indicator zal doven.
Q
[MENU]
Opent het Menu. De inhoud van het menu hangt af van de huidige mode.
R S U V W XT
R
AC ingang
Sluit hier het bijgeleverde snoer aan (p. 17)
* Voor details over stroomverbruik, zie p. 272
Het apparaat kan alleen op bronnen worden aangesloten, zoals aangegeven op de onderkant van het apparaat
S
DIGITAL IN/OUT aansluitingen
Dit zijn coaxiale in/uit aansluitingen. Deze connecties voeren een digitaal geluidssignaal (stereo) in en uit. Het output signaal is identiek aan het output signaal van de Output A
(Mix) pluggen.
T
MIDI aansluitingen (IN, OUT, THRU)
Deze aansluitingen kunnen op andere MIDI apparaten worden aange­sloten voor het verzenden of ontvangen van MIDI berichten.
U
OUTPUT B jacks (L, R)
Deze jacks zenden een stereosignaal uit naar een aangesloten mixer/ versterker.
V
OUTPUT A (MIX) jacks (L (MONO), R)
Deze jacks zenden het audiosignaal in stereo uit naar de aangesloten mixer of versterker. Voor een mono output gebruik de L-jack. (p. 16)
INDIVIDUAL 1-4 jacks.
Deze jacks zenden audiosignalen in mono uit naar de versterker of mixer.
* Met de Output Assign instellingen kunt bepalen of deze jacks als
stereo Output jacks worden gebruikt of als Individuele jacks. (p. 134,
p. 140)
W
Input (Audio input) jack (L,R)
Accepteert input of audiosignalen in stereo van externe apparaten. Wanneer u mono input wilt gebruiken, sluit u aan op de L jack. Wanneer u opnames maakt met een microfoon, sluit aan op de L jack
en zet de Input Selectie
(p. 115)
op “ MICROPHONE”.
X
USB aansluiting
Met deze aansluiting kunt u uw computer op de Fantom-XR aansluiten.
(p. 148)
15

Voorbereidingen

b

Een versterker en speakersysteem aansluiten

Omdat de Fantom-XR geen versterker of speakers heeft, zult u hem op audioapparatuur moeten aansluiten, zoals een keyboard versterker, monitor speaker systeem of stereo­installatie of koptelefoons moeten gebruiken om het geluid te kunnen horen.
1. Voordat u iets aansluit, dient u na te gaan of alle apparaten uit staan.
2. Sluit een uiteinde van het stroomsnoer op de Fantom-XR aan en steek de andere kant in
het stopcontact.
3. Sluit de Fantom-XR op uw versterker/speakers aan, zoals aangegeven in onderstaan diagram.
fig.02-002.e
Naar stopcontact
Stereo koptelefoon
Om storing en/of schade aan de speakers of andere apparaten te voorkomen, dient u altijd het volume laag te zetten en tevens alle betrokken apparaten uit te zetten alvorens een aansluiting te maken.
MIDI IN
Om het geluid van de Fantom­XR volledig te beleven, raden wij u aan een stereo versterker/speakersysteem te gebruiken. Wanneer u echter een monosysteem gebruikt, maak uw aansluitingen met de
MIDI OUT
Extern MIDI-apparaat
(MIDI keyboard, sequencer etc.)
Mixer etc.
Eindversterker
Monitor luidsprekers
(versterkt)
Output A (Mix) jack L (Mono) van de Fantom-XR.
Audiokabels worden niet
ijgeleverd. U dient deze aan
te schaffen.
Voor details over het installeren van een Wave uitbreidingskaart (apart verkrijgbaar) zie “Installeren
van de Wave uitbreidings­kaart” (p. 166).
16

Inschakelen

Voorbereidingen
941
Wanneer u de aansluitingen heeft voltooid (zie vorige pagina), kunt de apparaten in de aangegeven volgorde aanzetten. Wanneer u dit in de verkeerde volgorde doet, riskeert u storingen en/of schade aan de speakers of andere apparaten.
1. Voordat u de Fantom-XR aanzet, overweeg de volgende twee vragen:
• Zijn alle externe apparaten correct aangesloten?
• Zijn op alle apparaten de volume schakelaars op hun laagste stand gezet?
2. Zet m.b.v. de stroomschakelaar op de voorzijde de Fantom-XR aan.
fig.02-003
942
* Dit apparaat is voorzien van een beschermingscircuit. Nadat de stroom is ingeschakeld, is een
korte pauze (een paar seconden) nodig, voordat het apparaat normaal kan functioneren.
3. Zet de aangesloten versterkers of speakers aan.
Let erop, dat u het volume niet te hoog zet, om schade aan uw versterker/speakersyteem of gehoor te voorkomen.
17
Voorbereidingen

Het schermcontrast aanpassen (LCD contrast)

Kort nadat het apparaat is aangezet of na langdurig gebruik, kunnen de tekens op het scherm moeilijk leesbaar zijn. Ook de hoek waaronder u kijkt of de belichting kunnen de zichtbaarheid beinvloeden. Pas in deze gevallen het contrast van het scherm als volgt aan.
1. In het Patch Play scherm (p. 40) of het Performance Play scherm (p. 84), druk op [MENU]. Het Top Menu scherm verschijnt.
2. Druk op of om “System” te selecteren.
3. Druk op [ENTER].
Het Systeem Setup scherm verschijnt.
4. De parameters zijn verdeeld over verschillende edit groepen. Gebruik of om “System Startup” te selecteren.
5. Druk op of om de cursor naar “LCD contrast” te bewegen.
fig.02-005
6. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de waarde in te stellen.
Hogere waarden maken de tekens donkerder. Waarde: 1-20.
7. Om de nieuwe instellingen te bewaren, druk op [SHIFT], zodat deze oplicht en druk dan op om de Syteem instellingen te bewaren.
Indien u niets wilt bewaren, druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
“De Systeeminstellingen opslaan (Write)” (p. 155)
18
Voorbereidingen
b

Uitschakelen

1. Voordat u de stroom uitzet, overweeg de volgende twee vragen:
• Zijn de volume schakelaars van de Fantom-XR en alle aangesloten apparaten op hun laagste stand gezet?
• Heeft u uw Fantom-XR geluiden of andere data die u gecreëerd heeft opgeslagen?
2. Zet de stroom van alle aangesloten apparaten uit.
3. Zet de stroom van de Fantom-XR uit.

Terug naar standaard fabrieksinstellingen (Factory Reset)

Dit herstelt alle data in de Fantom-XR naar de fabrieksinstellingen. (Factory Reset)
1. In het Patch play scherm (p. 40) of het Performance play scherm (p. 84), druk op [MENU] om het Top Menu te openen.
2. Druk op of om “Utility” te selecteren, en druk dan op [ENTER].
3. Druk op of om “Factory reset” te selecteren en druk dan op [ENTER].
Een bericht vraagt om bevestiging.
4. Druk op [ENTER] om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.
* Druk op [EXIT] om te annuleren.
5. Wanneer “Power off” op het scherm verschijnt, zet dan de stroom uit en vervolgens weer aan.
Wanneer er belangrijke data die u gecreëerd heeft in het geheugen van de Fantom-XR is opgeslagen, zal al deze data verloren gaan als u naar de fabrieksinstellingen terugkeert (de data van het interne
gebruikersgeheugen gaat verloren). Wanneer u de
estaande data wil behouden, sla deze op een geheugenkaart (p. 162) of sla het via USB op op uw computer (p. 149).
19
Voorbereidingen
20

Snelle start

21

Demo’s beluisteren

De Fantom-XR heeft een demonstratie melodie (“demo”) die u kunt beluisteren door de Demo play functie van de Fantom-XR te gebruiken. Deze demo laat u kennis maken met de uitzonderlijke geluiden en effecten van de Fantom-XR.
fig.03-001
1
2 32
4
1. Terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, druk op [ENTER].
Het demo menu scherm verschijnt.
fig.03-002a
2. Gebruik de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om de demo te selecteren.
Wanneer u [All] kiest zullen de demo’s achtereenvolgend worden afgespeeld, te beginnen bij de eerste.
3. Druk op [ENTER] om de demo te starten.
Het afspelen zal automatisch beëindigd worden aan het einde van een demo. Wanneer u op [EXIT] drukt terwijl de demo speelt, zult u terug gaan naar het Demo menu
scherm.
Demo titel Componist Copyright
1 Holla If Ya Hear Me Scott Tibbs © 2004 Roland Corporation 2 The Escape David Ahlund © 2004 Roland Corporation 3 Moon Cluster Tatsuya Nishiwaki © 2004 Roland Corporation 4 Still Solace Scott Tibbs © 2004 Roland Corporation 5 Nu-Ages Christian Sales © 2004 Roland Corporation 6 Cellular Tissue Hisashi Saito © 2004 Roland Corporation 7 AKEBONO Satoshi Mishiba © 2004 Roland Corporation
4. Druk op [EXIT] naar het vorige scherm terug te keren.
U kunt ook bij het Demo Menu scherm komen door in het Patch Play scherm (p. 40) of in het Performance Play scherm (p. 84) op [MENU] te drukken om bij het Top Menu scherm te komen.
Wanneer u de demo afspeelt, zal een Patch of Performance die u aan het bewerken was verloren gaan.
Alle rechten voorbehouden. Ongeautoriseerd gebruik van dit materiaal voor anders dan privédoeleinden is een schen­ding van toepasbare wetten.
22
Geen data voor de muziek die afgespeeld wordt zal vanaf MIDI OUT uitgevoerd wor­den.

Geluiden afspelen

De Fantom-XR heeft een ruime keuze aan geluiden, de zogenaamde “Patches”. Luistert u naar een aantal Patches in de Patch mode.

Patches afspelen (Phrase Preview)

Zelfs wanneer er geen MIDI keyboard of sequencer is aangesloten, kunt u met de Fantom-XR geluiden selecteren door gebruik te maken van standaard segmenten (phrases), die perfect op elk van de Patches (categorie) aansluiten.
fig.03-003
2, 3 1
1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
Zo komt u in de Patch mode en het Patch play scherm verschijnt.
2. Druk op de Output knop.
Het segment met de geselecteerde Patch zal beginnen te spelen.
3. Druk nogmaals op de Output knop en het segment zal ophouden met spelen.

Een Patch van een extern MIDI apparaat op de Fantom-XR afspelen (MIDI keyboard)

De Fantom-XR produceert een geluid als gevolg van de MIDI berichten, die het ontvangt van een extern MIDI apparaat, zoals een MIDI keyboard of sequencer.
Sluit uw MIDI keyboard aan en speel de geluiden op de Fantom-XR af.
Het MIDI keyboard aansluiten
Sluit het MIDI keyboard als volgt aan.
fig.03-005.e
Fantom-XR
MIDI IN
MIDI OUT
MIDI keyboard
Wanneer u de fabrieksinstel-
MIDI kanalen afstellen
De Fantom-XR kan reageren op MIDI data van een extern MIDI apparaat, wanneer beide apparaten op hetzelfde MIDI kanaal/dezelfde MIDI kanalen zijn afgestemd.
Laten we hier in Patch mode, beide apparaten instellen op MIDI kanaal 1.
lingen heeft hersteld, schakelt u het ontvangstkanaal van de Fantom-XR naar “1”.
23
Geluiden afspelen

Een Patch kiezen

Basishandelingen om een Patch te kiezen

fig.03-006
33
2
1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
Dit start de Patch mode en het Patch Play scherm verschijnt.
2. Druk op of om de cursor naar het Patchnummer te verplaatsen.
fig.03-006a.e
1
Patch nummer
3. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om het Patch te selecteren.

Een groep kiezen

1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
Dit start de Patch mode en het Patch Play scherm verschijnt.
2. Druk op [Group] om de Patch groep te selecteren.
De groep zal als volgt veranderen: User (gebruiker) -> PR-A (Preset A) -> … -> PR-H (Preset H) -> GM (General MIDI) -> Card
(Geheugenkaart) -> XP-A (Expansie A) -> … -> XP-F (Expansie F).
fig.03-007.e
Patch groep
U kunt ook de cursor naar de Patchgroep verplaatsen en met de VALUE draaiknop of [INC][DEC] de Patchgroep selecteren.
De waarde zal sneller veranderen als u aan de knop draait, terwijl u [VALUE] ingedrukt houdt.
XP-A tot XP-F verschijnen alleen als de corresponde­rende uitbreidingskaart is geïnstalleerd.
24

Een Patch per categorie selecteren

De Patches van de Fantom-XR zijn per categorie geordend. Een Patch zoeken op categorie is een snelle manier om een Patch te vinden.
fig.03-008
1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
Dit start de Patch mode en het Patch Play scherm verschijnt.
2. Druk op [Cursor] om de cursor naar de Patch-categorie te verplaatsen.
fig.03-008a.e
Geluiden afspelen
133, 5
2, 4
Patch categorie
3. Gebruik de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om een Patchgroep te selecteren.
U kunt de volgende categorieën selecteren.
Categorie Inhoud Categorie Inhoud
- - - No Assign Geen waarde SBR Synth Brass Synth. koper­instrumenten
PNO AC.Piano Akoestische piano SAX Sax Saxofoon EP EL.Piano Elektrische piano HLD Hard Lead Hard synth. lead KEY Keyboards Andere keyboards
(Clavecimbel etc.)
BEL Bell Bel TEK Techno
MLT Mallet Mallet PLS Pulsating Pulserende synth. ORG Organ Elektrisch orgel en
kerkorgel ACD Accordion Accordeon SYN Other Synth Poly Synth HRMHarmonica Harmonica, Blues harp BPD Bright Pad Helder pad synth.
AGT AC.Guitar Akoestische gitaar SPD Soft Pad Zacht pad synth. EGT EL.Guitar Elektrische gitaar VOX Vox Stem, koor DGT DIST.Guitar Distortie gitaar PLK Plucked Tokkelen (Harp etc. ) BS Bass Akoestische en elek-
trische bas SBS Synth Bass Strijkers FRT Fretted Fretted inst. (Mandoline
STR Strings Orkest ensemble PRC Percussion Percussie ORC Orchestra Orkest Hit, Hit SFX Sound FX Geluid FX HIT Hit&Stab Blaasinstrumenten (Ho-
bo, klarinet etc.)
WND
Wind Fluit, Piccolo DRM Drums Drum set
FLT Flute Akoestische koperin-
strumenten BRS AC.Brass Geen waarde
SLD Soft Lead Zacht synth. lead
Techno synth.
Synth
FX Synth FX Synth. FX (Geluids-
effecten)
ETH Ethnic Etnisch overig
etc.)
BTS
CMB
Beat&Groove
Combination
Beat en groove
Andere Patches met Split en Layer.
25
Geluiden afspelen
4. Druk op [Cursor] om de cursor naar het Lock (slot) icoon te verplaatsen.
fig.05-003.e
Lock icoon: open
5. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de categorie te vergrendelen.
U kunt een categorie vergrendelen, zodat alleen de Patches binnen die categorie zullen verschijnen, wanneer u een Patch selecteert. Als u achtereenvolgens Patches selecteert, wanneer de categorie niet vergrendeld is, kunt u ongemerkt Patches beginnen te selecteren die ik de volgende categorie vallen. Het vergrendelen van de categorie zal dit voorkomen. .
fig.05-004.e
Lock icoon: vergrendeld
6. Druk op om de cursor maar het Patch nummer te verplaatsen.
7. Gebruik de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om een Patch te selecteren.
U kunt geluiden binnen een categorie selecteren, ongeacht in welke Patch groep u zich bevindt.
Om een categorie te ontgren­delen gebruikt u de VALUE draaiknop of [DEC].
In Patch mode kunt u ook een aantal andere methoden gebruiken om de gewenste Patch te vinden. Voor details, zie “Een Patch selecteren” (p. 40)
26

Een Ritme set selecteren

Basisprocedure om een Ritme set te selecteren

1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
Dit start de Patch mode en het Patch play scherm verschijnt.
2. Druk op [CURSOR] om de cursor naar het Patch type te verplaatsen.
fig.03-009.e
Patch type
3. Gebruik de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om het Patch type om “Rythm” (ritme) te zetten.
fig.03-010
Geluiden afspelen
De waarde zal sneller veranderen, wanneer u de VALUE draaiknop draait terwijl u [Waarde] ingedrukt houdt.
De rest van de procedure is gelijk aan het kiezen van een Patch.
Er zijn geen ritme categorieën, dus u kunt ritme niet per cate­gorie selecteren.
27

Diverse verbindingsmogelijkheden

Verbinding voorbeeld 1: De Fantom-XR als geluidsmodule voor live uitvoeringen gebruiken

Hier is een voorbeeld van hoe u de Fantom-XR kunt gebruiken in de opstelling van een live uitvoering.
Gebruik de MIDI verbindingen om de Fantom-XR met uw keyboard en andere geluidsmodules te verbinden en gebruik USB aansluiting om de Fantom-XR Editor of bibliotheek aan te sluiten. Omdat u via de USB aansluiting geluiden kunt aanpassen of data kunt veranderen, kunt u op het laatste moment nog veranderingen aanbrengen tijdens een uitvoering.
fig.03-012.e
Computer
MIDI keyboard/sequencer
MIDI OUT
Geluiden aanpassen en data veranderen
Naar de USB aansluiting van uw computer
MIDI THRU
Andere geluidsmodule
USB kabel
MIDI IN
MIDI IN
Naar DI, mixer of versterker
28
Parameter instellingen op de Fantom-XR:
USB mode: MIDI (wanneer u USB MIDI gebruikt)/Storage (opslag) (wanneer u bestanden verzendt)
-> Zet dit op MIDI mode, zodat de USB aansluiting voor de Fantom-XR kunt gebruiken.
Diverse verbindingsmogelijkheden

Verbinding voorbeeld 2: Een compacte productie opstelling

Hier is een voorbeeld van hoe u de Fantom-XR kunt gebruiken in een zeer goede muziek productie opstelling, die niet veel ruimte inneemt.
Wanneer de Fantom-XR als geluidsmodule en sampler werkt en uw computer als hard disk recorder, heeft u een compacte opstelling met alle basisbenodigdheden.
fig.03-012.e
MIDI controller keyboard
MIDI OUT
MIDI kabel
MIDI IN
Computer
Sequencer software zoals SONAR
Naar de USB aansluiting van uw computer
USB kabel
Naar speakers of versterker
Parameter instellingen op de Fantom-XR:
USB mode: MIDI (wanneer u USB MIDI gebruikt)/Storage (opslag) (wanneer u bestanden verzendt)
-> selecteer de manier, waarop u de USB aansluiting wilt gebruiken. USB MIDI Thru: ON
-> Berichten van MIDI zullen onveranderd naar uw computer worden gezonden via USB MIDI. Gebruik deze opstelling wanneer u sequencer software gebruikt.
Instellingen voor de sequencer sofware op uw computer:
Schakel de parameter “MIDI Thru” of “Thru” (door) aan.
-> MIDI berichten, die door uw sequencer software worden ontvangen, zullen onveranderd naar de Fantom-XR via USB MIDI worden gezonden. Hierdoor kunt u naar uw geluidsmodule luisteren, terwijl u met uw sequencer software opneemt.
Naar geluidsbron, zoals een Cd-speler of ander instrument
29
Diverse verbindingsmogelijkheden

Verbinding voorbeeld 3: Muziek productie met meer dan een Fantom-XR

Door drie Fantom-XR units te gebruiken, kunt u een krachtige 384-stemmig muziekproductie opstelling samenstellen met slechts beperkte ruimte. Sluit de eerste Fantom-XR via USB aan. Deze Fantom-XR zal als MIDI interface fungeren en de tweede en derde Fantom-XR van data voorzien. Om data tussen de verschillende Fantom-XR units te verzenden, is het handig om CompactFlash of SmartMedia met een PC-kaart adapter te gebruiken. De meeste notebook computers hebben een PC-kaart aansluiting, wat deze methode bijzonder handig maakt.
fig.03-013.e
Computer
MIDI controller
Naar de USB aansluiting van uw computer
MIDI OUT
U heeft een aparte mixer nodig om de output van elke geluidsmodule te mixen
Geluiden aanpassen en data veranderen en sequencer software gebruiken, zoals SONAR naar de USB aansluiting
Parameter instellingen op de Fantom-XR:
Unit 1: USB mode: MIDI
-> in dit voorbeeld gebruiken we de USB aansluiting in MIDI mode. USB MIDI Thru: On.
-> in deze opstelling wordt data, die door de Fantom-XR’s MIDI IN is ontvangen onveranderd naar uw computer gestuurd.
Unit 2 en 3: geen bijzondere instellingen nodig. Dezelfde data wordt naar alle geluidsmodules gestuurd. Gebruik de Part Receive Switch (p. 92) instellingen om elke geluidsmodule alleen de data te laten spelen, die u wenst te gebruiken.
USB kabel
Microfoon of instrument
30
Instellingen voor de sequencer sofware op uw computer:
Schakel de parameter “MIDI Thru” of “Thru” (door) aan.
-> MIDI berichten, die door uw sequencer software worden ontvangen, zullen onveranderd naar de Fantom-XR via USB MIDI worden gezonden. Hierdoor kunt u naar uw geluidsmodule luisteren, terwijl u met uw sequencer software opneemt.

Gevorderd gebruik

31

Overzicht van de Fantom-XR

WG
Pitch
Envelope
TVF
TVF
Envelope
TVA
Envelope
TVA
LFO 1 LFO 2
besturingssignaal
Tone
audiosignaal

Patch mode en Performance mode

De Fantom-XR heeft twee standen: Patch mode en Performance mode. Gebruik de mode, die van toepassing is.
Patch mode – het afspelen of creëren van een individueel geluid
In de Patch mode kunt u met behulp van een aangesloten keyboard of ander apparaat een enkele Patch (p. 33) afspelen. Omdat u in de Patch mode tussen effecten op een enkele Patch kunt variëren, is het mogelijk zeer rijke texturen te vormen.
In de Patch mode is het ook makkelijk het geselecteerde geluid aan te passen. Dus is deze mode van toepassing, wanneer u uw eigen gelui­den wilt creëren of aanpassen.
Performance mode – het afspelen van meerdere geluiden/melodieën creëren
In de Performance mode kunt u meerdere Patches of Ritme sets tege­lijkertijd gebruiken. Een Performance bevat zestien “Delen”. U kunt aan elk deel een Patch of Ritme set toekennen en deze als ensemble gebruiken of de geluiden structureren zodat deze een rijke textuur vormen.
Omdat u in de Performance mode een extern MIDI apparaat of sequencer sofware kunt gebruiken om elk van de zestien delen van de Fantom-XR onafhankelijk te besturen, is deze mode van toepas­sing, wanneer u een melodie creëert.
* Wanneer de Fantom-XR wordt geleverd, is de Patch mode ingesteld.
Wanneer u de Fantom-XR in deze stand laat staan en muziek data van
een extern MIDI apparaat of sequencer software afspeelt, zult u slechts
een deel van de melodie horen. In dit geval dient u de Fantom-XR in
de Performance mode te zetten.
zie
Voor details over het wisselen tussen Patch mode en Performance mode, zie p. 37.

Hoe de Fantom-XR ingedeeld is

Classificatie van de Fantom-XR geluidstypes
Wanneer u met de Fantom-XR werkt, zal het u opvallen dat een ver­zameling verschillende categorieën van toepassing is wanneer u met geluiden werkt. Hieronder volgt een beknopte uitleg van elke geluidscategorie.
Tonen
Op de Fantom-XR zijn tonen de kleinste geluidseenheden. Het is echter niet mogelijk een toon afzonderlijk te spelen. De Patch
is de geluidseenheid, die kan worden afgespeeld, en de tonen zijn de bouwstenen van een Patch.
fig.04-002.e
Tonen bestaan uit de volgende vijf componenten.
WG (Wave Generator)
Bepaald de PCM waveform (wave) die de basis van het geluid vormt en bepaalt hoe de toonhoogte van het geluid zal veranderen.
De Fantom-XR heeft 1480 verschillende waveforms. Alle Patches van de Fantom-XR bestaan uit combinaties van tonen, gebaseerd op deze waveforms.
32
Er zijn vier wave generators voor elk ritme (percussie­instrumenten).
TVF (Time Variant Filter)
Bepaalt hoe de frequentie componenten van het geluid zullen veran­deren.
TVA (Time Variant Amplifier)
Bepaalt de veranderingen in volume en de positie van een geluid in een stereo geluidsveld.
Envelope
Gebruik Envelope om veranderingen te starten, die geleidelijk plaatsvinden. Er zijn afzonderlijke envelopes voor Pitch, TVF (filter) en TVA (volume). Als u bijvoorbeeld de manier wenst aan te passen,
Overzicht van de Fantom-XR
Note nummer 98 (D7)
Note nummer 97 (C#7)
Note nummer 36 (C2)
Note nummer 35 (B1)
Ritme toon (percussie-instrument geluid)
Ritme set
WG
Pitch
Envelope
TVF
TVF
Envelope
TVA
Envelope
TVA
Performance
Part 16
Part 1
Patch/
Ritme set
waarop een geluid geleidelijk opkomt of afneemt, dient u de TVA envelope aan te passen.
LFO (Low Frequency Oscillator)
Gebruik de LFO om cyclische veranderingen (modulatie) in een geluid te creëren. De Fantom-XR heeft twee LFO’s. Elk kan gebruikt worden om de WG (toonhoogte), TVF (filter) en/of TVA (volume) te bepalen. Wanneer een LFO op de WG toonhoogte wordt toegepast, zal een vibrato effect worden geproduceerd. Wanneer een LFO op de TVF cutoff frequentie wordt toegepast, zal een wah effect worden geproduceerd. Wanneer een LFO op de TVA volume wordt toege­past, zal een tremolo effect worden geproduceerd.
LFO is niet van toepassing op de ritme tonen (percussie­instrumenten).
Patches
Patches zijn de basis geluidsconfiguraties, die u tijdens een uitvoe­ring kunt afspelen. Elke Patch kan geconfigureerd worden door tot vier tonen te combineren. Hoe de vier tonen worden gecombineerd, wordt bepaald door de Structure type parameter (p. 51).
fig.04-003.e
Tone
Tone
1
Tone
2
Voorbeeld 1: Een Patch bestaande uit slecht een toon (Toon 2-4 zijn uitgeschakeld).
Tone
3
4
fig.04-004.e
Elke percussie-instrument betaat uit de volgende vier elementen. (Zie voor details de toelichting voor “Tonen”).
WG (Wave Generator)
TVF (Time Variant Filter)
TVA (Time Variant Amplifier)
Envelope
Performances
Een Performance heeft een Patch of Ritme set toegekend gekregen aan elk van de 16 delen en kan 16 geluiden tegelijkertijd behandelen.
Omdat de Fantom geluidsgenerator meerdere geluiden (instrumen­ten) kan besturen, heet het een Multi-timbral geluidsgenerator.
fig.04-005.e
Voorbeeld 2: Een Patch bestaande uit vier tonen.
Ritme sets
Ritme sets zijn groepen met een aantal verschillende percussie­instrumenten. Omdat percussie-instrumenten gewoonlijk geen melo­dieën spelen, is het niet nodig dat een percussie-instrument geluid een toonladder op het keyboard kan spelen. Het is echter wel belang­rijk, dat er zoveel mogelijk percussie-instrumenten tegelijkertijd beschikbaar zijn. Daarom zal elke toets (noot nummer) van een Ritme set een ander percussie-instrument produceren.
Tone
Tone
1
2
Tone
Tone
3
4
Part
Op de Fantom-XR is een “Part” een geheugenplaats, waar u een Patch of Ritme set aan kunt toekennen. In de Performance mode heeft elke Performance zestien Parts en kunt u een Patch of Ritme set aan elke Part toekennen.
33
Overzicht van de Fantom-XR
EXP F Slot
EXP E Slot
EXP D Slot
EXP C Slot
Preset H (PR-H)
Preset G (PR-G)
Preset F (PR-F)
EXP B Slot
Preset E (PR-E)
Fantom-XR
Preset D (PR-D)
Preset C (PR-C)
Preset B (PR-B)
Preset A (PR-A)
Tijdelijk gebied
Rhythm Set
40
Patch
128
Performance
64
GM (GM2)
User (USER)
System
Rhythm Set
32
Patch
256
Performance
64
Geheugenkaart
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
* 1
* 2
Patch
256
Rhythm Set
9
EXP A Slot
Patch
Rhythm Set
* 1
Selecteren Selec-
teren
Selec-
teren
Schrijven
Selecteren SchrijvenSelecteren
Wave Uitbreidingskaart
*1 Alleen in PR-A (PRST) *2 De geselecteerd Patches/Rhythm sets kunnen niet veranderd worden.
Over simultane polyfonie
De Fantom-XR kan maximaal 128 geluiden tegelijkertijd afspelen. In de volgende paragrafen zal worden behandeld wat dit betekent en wat er zal gebeuren, wanneer meer dan 128 geluiden tegelijkertijd van de Fantom-XR worden geëist.
Het aantal gebruikte stemmen berekenen
De Fantom-XR kan maximaal 128 geluiden tegelijkertijd afspelen. De polyfonie of het aantal stemmen (geluiden), verwijst niet alleen naar het aantal Patches dat wordt gespeeld, maar verandert aan de hand van het aantal tonen dat in de Patches wordt gebruikt en het aantal waves dat in de tonen wordt gebruikt. De volgende methode wordt toegepast om het aantal geluiden te berekenen dat voor een Patch wordt gebruikt.
(Aantal Patches die gespeeld worden) x (Aantal tonen die gebruikt worden in Patches) x (Aantal waves die in de tonen hoorbaar zijn)
Bijvoorbeeld, een Patch die vier tonen combineert, die elk twee waves gebruiken zal acht polyfone tonen tegelijkertijd gebruiken. In de Performance mode wordt het aantal geluiden per deel geteld om een totale aantal geluiden van alle delen te krijgen.
Hoe een Patch klinkt
Wanneer de Fantom-XR meer dan 128 geluiden moet afspelen, zul­len geluiden, die op dat moment spelen, worden uitgeschakeld om ruimte maken voor de nieuwe geluiden. De geluiden met de laagste prioriteit zullen als eerste worden uitgeschakeld. De volgorde van prioriteit wordt bepaald door de Patch Prioriteit instelling (p. 49).
De Patch prioriteit kan op “last” (laatste) of “loudest” (luidst) wor­den gezet. Wanneer “last” is geselecteerd, zal een nieuwe noot die het 128 geluiden limiet overschrijdt ervoor zorgen, dat de toon die als eerste speelt van de op dat moment spelende tonen, worden uit­geschakeld. Wanneer “loudest” wordt geselecteerd zal de zachtste van de op dat moment spelende tonen worden uitgeschakeld. Nor­maliter wordt “last” geselecteerd.
capaciteit van 10 noten beschikbaar hebben, zelfs wanneer er meer dan 128 noten (totaal van alle delen) gevraagd worden. Wanneer u de Voice Reserve instelt, houdt dan rekening met het aantal noten dat u op elk deel wilt spelen en ook met het aantal tonen dat door de geselecteerde Patch wordt gebruikt (p. 92).
Het is niet mogelijk om Voice Reserve instellingen te maken, die meer dan 128 stemmen nodig hebben.

Over geheugen

Patch en Performance instellingen worden opgeslagen in het zoge­naamde geheugen. Er zijn drie soorten geheugen: tijdelijk, rewritable (overschrijfbaar) en non-rewritable.
fig.04-006.e
Noot prioriteit in performance mode
Omdat perfomance mode normaalgesproken wordt gebruikt om een ensemble te spelen dat uit verschillende Patches bestaat, is het belangrijk te bepalen welke delen prioriteit hebben. De Prioriteit wordt bepaald door de Voice Reserve instellingen (p. 92). Wanneer een noot in een Patch uitgeschakeld moet worden om ruimte te maken voor een nieuwe noot, zullen de Patch prioriteit instellingen van de Patch van toepassing zijn (p. 49).
Voice reserve
De Fantom-XR heeft een Voice Reserve functie, die u in staat stelt een minimum aantal noten te reserveren dat altijd beschikbaar zal zijn voor elk deel. Wanneer de Voice Reserve voor deel 16 bijvoor­beeld op “10” is ingesteld, zal deel 16 altijd een geluidsproductie
34
Overzicht van de Fantom-XR
Tijdelijk geheugen
Tijdelijk gebied
Dit geheugen bevat de data van de Patch of Performance, die u door middel van de knoppen op het paneel heeft geselecteerd .
Wanneer u de Fantom-XR afspeelt, wordt geluid geproduceerd op basis van de data in het tijdelijk geheugen. Wanneer u een Patch of Performance aanpast, past u niet de data in het geheugen aan, maar de data in het tijdelijk geheugen.
Instellingen in het tijdelijk geheugen zijn tijdelijk en zullen verloren gaan wanneer het apparaat wordt uitgezet of wanneer u een andere Patch/Performance selecteert. Om de gewijzigde instellingen op te slaan, dient u ze in het rewritable (herschrijfbaar) geheugen op te slaan.
Rewritable geheugen
Systeem geheugen
In het systeem geheugen worden systeem parameter instellingen opgeslagen, die bepalen hoe de Fantom-XR functioneert.
Gebruikersgeheugen
In het gebruikersgeheugen wordt normaalgesproken de data opge­slagen die u nodig heeft.

Over ingebouwde effecten

Effect types
De Fantom-XR heeft ingebouwde effect units en u kunt de instellin­gen van elke unit apart veranderen.
Multi-effecten
De multi-effecten zijn multifunctionele effecten, die een signaal com­pleet veranderen door het geluid zelf te veranderen. Inbegrepen zijn 78 verschillende effect types. Selecteer en gebruik het type dat van toepassing is op uw wensen. In aanvulling op samengestelde effec­ten en simpele effecten, zoals Distortion, Flanger en dergelijke effec­ten, kunt u ook een groot aantal andere effecten instellen en zelfs effecten in serie of parallel met elkaar verbinden. Terwijl chorus en reverb zich bij de multi-effecten bevinden, worden de volgende cho­rus en reverb in een ander systeem bestuurd. In Performance mode kunnen drie multi-effecten tegelijkertijd worden gebruikt; deze wor­den MFX1, MFX2 en MFX3 genoemd. In de ptach mode kunt slecht een multi-effect gebruiken.
Chorus
Chorus geeft het geluid diepte en ruimtelijkheid. U kunt kiezen of u dit als een chorus effect of een vertraagd effect wilt gebruiken.
Geheugenkaart
Patches, Ritme sets en Performances kunnen op een geheugenkaart worden opgeslagen op dezelfde manier als ze in het gebruikersge­heugen worden opgeslagen.
Non-rewritable geheugen
Preset geheugen
Data in het preset geheugen kan niet worden overschreven. U kunt echter instellingen uit het preset geheugen oproepen in het tijdelijk geheugen, aanpassingen maken en deze aanpassingen opslaan in het rewritable geheugen (behalve GM2).
Wave uitbreidingskaarten (Optioneel: SRX serie)
De Fantom-XR kan met maximaal zes Wave uitbreidingskaarten (optioneel: SRX serie) worden uitgerust. Wave uitbreidingskaarten bevatten wave data en tevens Patches en Ritme sets, die deze wave data gebruiken, die direct in het tijdelijk geheugen kunnen worden opgeroepen en afgespeeld.
Reverb (galm)
Reverb geeft het effect van een hal of auditorium. Er zijn vijf ver­schillende selecteerbare types.
Mastering effect
Dit is een stereo compressor, die wordt toegepast op de uiteindelijke output van de Fantom-XR. Het heeft onafhankelijk hoog, midden en laag bereik. Onafhankelijk voor hoge frequentie, midden frequentie en lage frequenties beperkt dit alle geluiden, die het aangegeven niveau overschrijden, zodat het volume consistenter is.
Input effect
Dit is een effect bedoeld voor externe input. Het geeft effecten die vooral handig zijn voor het samplen van geluiden van een externe audio bron.
35
Overzicht van de Fantom-XR
Sample
Sampling
Drum
Sample List
0001 0002
2000
User Sample
Wave
(Sample)
Automatisch toegevoegd
No.001Multisample
sample No.001
No.128Multisample
sample No.002
sample No.003
sample No.127
sample No.128
Multisample
Nummer in de sample lijst
Een multisample is
verdeeld in 128
Hoe effecten units werken in verschillende modi
In Patch mode
De multi-effecten, chorus en reverb effecten kunnen individueel voor elke Patch/Ritme set worden ingesteld. Door het, via de effect unit te verzenden, signaal niveau (Send Level) aan te passen heeft u controle over de intensiteit, die op elke toon wordt toegepast.
fig.04-007
Patch
Rhythm Set
C8
TONE
A0
RHYTHM
TONE
Multi-Effects
Chorus
Reverb
Multi-Effects
Chorus
Reverb
* Aan elke Part kunt een Patch of Ritme set toewijzen.
In de Performance mode
De multi-effecten, chorus en reverb effecten kunnen individueel voor elke Performance worden ingesteld. De intensiteit van elk effect zal voor elk deel worden ingesteld. Wanneer u effecten in Perfor­mance mode toepast, zullen effect-instellingen van de Patch of Ritme set die aan een deel is toegekend worden genegeerd en zullen de effect-instellingen van de Performance worden gebruikt. De effecten voor een Patch of Ritme set zullen dus verschillen, wanneer ze in Patch mode en Performance mode worden gespeeld. U kunt echter, afhankelijk van de instellingen, effect-instellingen van de Patch of Ritme set die aan een deel is toegekend toepassen op de gehele Per­formance.
fig.04-008.e
Performance
Part 1
Part16
Patch

Over de sample sectie

De sample sectie neemt externe geluiden van een audio apparaat of microfoon as digitale data. Gesamplede geluiden kunnen worden afgespeeld als Patch of Ritme set. U knut ook WAV/AIFF format bestanden importeren en ze op dezelfde manier gebruiken.
Samples
Een sample bevat waveform data die is gesampled door de Fantom­XR. In aanvulling op de eigenlijk waveform data bevat een sample ook parameters zoals startpunt, loop start en loop einde. De Fantom­XR kan 9.000 samples opslaan.
fig.04-011.e
Multisamples
Twee of meer samples die aan het keyboard zijn toegekend, worden samen een multisample genoemd. Een multisample wordt verdeeld in 128 “splits.” Elke split bevat het nummer van de sample in de sample lijst – het bevat niet de data zelf.
De Fantom-XR heeft 128 interne samples (preset samples) en kan maximaal 128 gebruikerssamples opslaan op een apart verkrijgbare geheugenkaart.
fig.04-012.e
36
TONE
Multi-Effects
Chorus
Reverb
Overzicht van de Fantom-XR
Waar samples worden opgeslagen
Samples, die u opneemt of importeert, worden opgeslagen in het samplegeheugen. Het samplegeheugen is tijdelijk en de data zal ver­loren gaan, wanneer het apparaat wordt uitgezet. Wanneer u de samples wilt bewaren, dient u ze op te slaan in het gebruikers­geheugen of op een geheugenkaart.
*U kunt data niet in het Preset geheugen opslaan.
fig.04-013.e
Sample geheugen
Schrijven
Schrijven
Laden/Schrijven
Sampler Section
Preset Group
User Group
Card Group
Schrijven
Schrijven
Schrijven
Preset geheugen
Laden
Laden
Gebruikers-
geheugen
Fantom-XR

Basisfuncties van de Fantom-XR

De geluidsgenerator mode instellen
De Fantom-XR heeft twee geluidsgenerator standen: Patch mode en Performance mode. U kunt de geluidsgenerator mode kiezen, die het beste past bij de manier, waarop u de Fantom-XR gebruikt.
Gebruik de volgende procedure om tussen deze modus te wisselen.
Patch mode
Deze mode stelt u in staat individuele geluiden (Patches/Ritme sets) te spelen.
Om Patch mode te selecteren
1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
fig.04-014_50
Performance mode
Geheugenkaart
Om performance mode te selecteren
Deze mode stelt u in staat om meerder geluiden (Patches of Ritme sets) te combineren.
1. Druk op [MODE], zodat de knop groen oplicht.
fig.04-015_50
Sampling
37
Overzicht van de Fantom-XR
De cursor bewegen
Een enkel scherm toont de verschillende parameters of items voor selectie. Om een parameterinstelling te wijzigen, beweegt u de cur­sor naar de waarde van die parameter. Om een item te selecteren, beweegt u de cursor naar dat item. Wanneer geselecteerd met de cursor, zal de parameter waarde of andere selectie zijn gemarkeerd.
fig.04-019.e
Cursor
Beweeg de cursor met de , , en (cursor knoppen).
fig.04-020
: beweegt de cursor naar boven : beweegt de cursor naar beneden
: beweegt de cursor naar links
: beweegt de cursor naar rechts
Een waarde aanpassen
Om een waarde aan te passen, gebruikt u de VALUE draaiknop of de [INC][DEC] knoppen.
fig.04-021
Elke parameter heeft zijn eigen schaal van mogelijke waarden, dus kunt u de waarde niet lager dan de minimumwaarde en niet hoger dan de maximumwaarde instellen.
VALUE draaiknop
Draai de VALUE draaiknop met de klok mee op de waarde te verho­gen en tegen de klok in om deze te verlagen. Als u de schakelaar indrukt terwijl u draait zal de waarde in grotere stappen veranderen.
[INC] en [DEC]
Druk op [INC] om de waarde te verhogen en op [DEC] om de waarde te verlagen. Houd de knop ingedrukt voor een ononderbro­ken verandering. Om de waarde sneller te verhogen, houdt u [INC] ingedrukt, waarna u op [DEC] drukt. Om de waarde sneller te verla­gen, houdt u [DEC] ingedrukt, waarna u op [INC] drukt.
Wanneer u een cursor knop ingedrukt houdt en tegelijkertijd de cursor knop in tegenovergestelde richting indrukt, zal de cursor sneller bewegen in de richting van de cursor knop, die u als eerste indrukte.
Over de [SHIFT] knop
De [SHIFT] knop van de Fantom-XR werkt in samenwerking met andere knoppen. Over het algemeen gebruikt u de [SHIFT] knop samen met functies die op het paneel in witte letters zijn afgebeeld (op een zwarte achtergrond).
fig.04-025
Wanneer u op [SHIFT] drukt, zal een scherm verschijnen, waarop u ziet welke knoppen u kunt indrukken om verschillende functies uit te voeren. Hierdoor kunt u de gewenste operaties vertrouwd uitvoe­ren, ongeacht welk scherm u zich in bevindt. Als u bijvoorbeeld in het Patch scherm op [SHIFT] drukt, zal het volgende scherm ver­schijnen.
fig.04-026
Dit scherm betekent dat u nu op [ ] [ ] [ ] kunt drukken om respectievelijk naar “Lijst” (een lijst bekijken), “Edit” (instellingen wijzigen) of “Write” (instellingen schrijven) te gaan.
* Het scherm dat zal verschijnen, wanneer u op [SHIFT] drukt is
afhankelijk van scherm dat geselecteerd heeft.
38
Een naam toewijzen
Op de Fantom-XR kunt u een naam toewijzen aan elke Patch, Ritme set, Performance en sample. De procedure is hetzelfde voor elk type data.
1. Druk op of om de cursor te verplaatsen naar de locatie, waar u een teken wilt invoeren.
fig.04-022a
2. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om het teken te selecteren.
• Druk op [SHIFT], zodat deze oplicht en druk dan op [DEC]. Dit verwijdert het teken op de cursorlocatie en plaatst de
daarop volgende tekens een positie naar voren.
• Druk op [SHIFT], zodat deze oplicht en druk dan op [DEC]. Dit voegt een spatie in op de cursorlocatie.
of Beweeg de cursor.
•, Wisselt tussen grote en kleine lettertekens.
* Als u beslist de input te verwijderen, drukt u op [EXIT].
Beschikbare tekens/symbolen: spatie, A–Z, a–z, 0–9, ! “ # $ % & ‘ ( ) + , - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^ _
` { | }
Overzicht van de Fantom-XR
Keywords gebruiken om een naam in te voeren
U kunt ook individuele woorden (keywords) selecteren en invoeren die vaak in de naam van een Patch worden gebruikt. Dit is bijvoor­beeld een snelle manier om de namen van instrumenten als “Piano” of “Gitaar” of verwante termen als “Control” of “Dance” in te voe­ren.
1. In het scherm van stap 1 beweegt u de cursor naar de locatie, waar u het keyword wilt invoeren.
2. Druk op de VALUE draaiknop.
De indicatie “Keyword” zal onderin het scherm verschijnen.
3. Draai de VALUE draaiknop om een keyword te selecteren.
4. Druk op [ENTER].
Het keyword zal op de cursor locatie worden ingevoerd.
39

Spelen in de Patch mode

De Patch mode wordt gebruikt om één geluid (Patch/Ritme set) af te spelen.

Over het Patch play scherm

Het Patch play scherm oproepen
Om toegang te krijgen tot het Patch play scherm, volgt u de vol­gende procedure:
1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
Dit start de Patch mode en het Patch Play scherm verschijnt.
fig.05-001.e
Functies in het Patch Play scherm
fig.05-005.e
Wisselt het keyboard Part en het Pad Part
MIDI ontvangst kanaal
Geeft aan of multi-effecten (MFX1), chorus (CHO)
Selecteert de groep en nummer van de geselecteerde Patch.
en mastering (MASTER) aan of uit staan.

Patches beluisteren (Phrase Preview)

Een Patch selecteren

De Fantom-XR heeft acht Patch groepen, inclusief de gebruikers­groep en de Preset groepen A-H en GM en elke groep bevat 128b Patches (256 in GM, USER). U kunt uw opties verder uitbreiden door maximaal zes Wave uitbreidingskaarten te installeren (optioneel SRX serie), waardoor u uit een gigantische verzameling beschikbare Patches kunt kiezen.
USER
Dit is de groep binnen de Fantom-XR die overschreven kan worden. Patches, die u zelf heeft gecreëerd, kunt u in deze groep opslaan. De Fantom-XR heeft 256 preset Patches.
PR-A-H (Preset A-H)
Dit is de groep binnen de Fantom-XR, die niet kan worden over­schreven. U kunt wel de instellingen van de geselecteerde Patch wij­zigen en de aanpaste Patch in het gebruikersgeheugen opslaan. De groepen A-H bevatten elk 128 kant en klare Patches, dus in totaal 1024 Patches.
GM (GM2)
Deze interne groep Patches is verenigbaar met General MIDI 2, een systeem van MIDI functie specificaties, dat is ontworpen om ver­schillen tussen makers en machinetypes te overbruggen. Deze Patches kunnen niet worden overschreven. Ook kunnen instellingen van geselecteerde Patches niet worden gewijzigd. De Fantom-XR heeft 256 preset Patches.
CARD (Geheugenkaart)
Deze groep stelt u in staat de Patches te gebruiken, die zijn opslagen op een geheugenkaart die in de daarvoor bestemde sleuf aan de voorzijde is gestoken. Omdat deze groep overschreven kan worden, kunt u deze groep gebruiken om gecreëerde Patches in op te slaan.
De Fantom-XR stelt u in staat Patches te kiezen door een segment van elk type Patch te beluisteren.
1. Druk op de Output knop.
De Patch die geselecteerd is in het Patch list scherm zal worden afgespeeld.
2. Druk nogmaals op de Output knop en het segment zal gestopt worden.
zie
Indien u de manier, waarop het segment door de Phrase Preview wordt afgespeeld, wenst te wijzigen, kunt u de Preview mode parameter wijzigen (p. 160).
40
XP-A-F (Wave uitbreidingskaarten die in EXP A-F sleuven zijn geïnstalleerd)
Dit zijn de groepen, die worden gebruikt wanneer Patches opgeroe­pen zijn van Wave uitbreidingskaarten, die in EXP A-F sleuven zijn geïnstalleerd, en kunnen niet overschreven worden. U kunt wel de instellingen van de geselecteerde Patch wijzigen en de aanpaste Patch in het gebruikersgeheugen of op de geheugenkaart opslaan. Het aantal beschikbare Patches is afhankelijk van de geïnstalleerde Wave uitbreidingskaarten.
XP-A-F Patches kunnen alleen geselecteerd worden, wanneer een Wave uitbreidingskaart SRX serie (apart verkrijgbaar) in de daarvoor bestemde sleuf is geïnstalleerd.
* Zorg ervoor, dat het Patch type is ingesteld op “Patch”. Wanneer het
is ingesteld op “Rhythm”, gebruikt u [CURSOR] om de cursor naar
“Rhythm” te bewegen en draait u de VALUE draaiknop op drukt u op
[DEC] om “Patch” te selecteren.
1. In het Patch Play scherm drukt u op [CURSOR] om de cursor naar de Patch groep te bewegen.
fig.05-001.e
Patch type
Patch groep Patch nummer, naam
2. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de Patch groep te selecteren.
*U kunt ook [Group] gebruiken om een performance groep te selecteren.
USER: Gebruiker PR-A–H: Preset A–H CARD: Geheugenkaart GM: Preset GM (GM2) XP-A–F: Wave uitbreidingskaarten die in EEXP-A-F sleuven
zijn geïnstalleerd)
3. Druk op of om de cursor naar het Patch nummer te bewegen.
4. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de Patch te selecteren.
Spelen in de Patch mode
Patches per categorie selecteren
De Fantom-XR heeft een “Patch zoekfunctie”, die u in staat stelt een type (categorie) Patch te specificeren, waardoor u sneller de gewenste Patch vindt.
De volgende categorieen kunnen worden geselecteerd:
Categorie Inhoud
- - - No Assign Niet toegewezen PNO AC.Piano Akoestische piano EP EL.Piano Elektrische piano KEY Keyboards Andere keyboards (Clav,
Harpischord etc.) BEL Bell Bel, bel pad MLT Mallet Hamer ORG Organ Elektrisch - en kerkorgel ACD Accordion Accordeon HRM Harmonica Harmonica, Blues harp AGT AC.Guitar Akoestische gitaar EGT EL.Guitar Elektrische gitaar DGT DIST.Guitar Overdrive gitaar BS Bass Akoestische & elektrische
bass SBS Synth Bass Synth bass STR Strings Strijkers ORC Orchestra Orkest ensemble HIT Hit&Stab Okest hit, hit WND Wind Blaasinstrumenten, (Hobo,
clarinet etc.) FLT Flute Fluit, piccolo BRS AC.Brass Akoestisch koper SBR Synth Brass Synth koper SAX Sax Sax HLD Hard Lead Harde synth lead SLD Soft Lead Zachte synth lead TEK Techno Synth Techno synth PLS Pulsating Pulserende synth FX Synth FX Synth FX (Ruis etc.) SYN Other Synth Poly synth BPD Bright Pad Heldere pad synth SPD Soft Pad Zachte pad synth VOX Vox Vocaal, koor PLK Plucked Geplukt (harp etc.) ETH Ethnic Anders etnischs FRT Fretted Fret inst (Mandoline etc.) PRC Percussion Percussie SFX Sound FX Sound FX BTS Beat&Groove Beat en groove DRM Drums Drum set CMB Combination Andere Patches, die Split en
Layer gebruiken
41
Spelen in de Patch mode
1. In het Patch play scherm drukt u op [Cursor] om de cursor
naar de Patch categorie te bewegen.
fig.05-002.e
Patch categorie
2. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de Patch categorie te wisselen.
3. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar het Lock icoon te verplaatsen.
fig.05-003.e
Lock icoon: open
4. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de categorie te vergrendelen.
U kunt een categorie vergrendelen, zodat alleen de Patches binnen die categorie zullen verschijnen, wanneer u een Patch selecteert. Wanneer u achtereenvolgens Patches selecteert, wanneer de categorie niet vergrendeld is, kunt u ongemerkt Patches beginnen te selecteren die ik de volgende categorie vallen. Het vergrendelen van de categorie zal dit voorkomen.
fig.05-004.e

Een Patch uit de lijst selecteren

U kunt een lijst met Patches weergeven en daar een Patch uit selecteren. U kunt een van de volgende methodes gebruiken om een Patch te selecteren:
• Patches per categorie selecteren (p. 42)
• Patches per groep selecteren (p. 43)
• Favoriete Patches selecteren (p. 43)
• Patches per keyword selecteren (p. 44)
• Ritme sets per groep selecteren (p. 43)
• Patches per categorie selecteren (p. 42)
Patches per categorie selecteren
1. Druk in het Patch play scherm op [SHIFT], zodat deze
oplicht en druk dan op .
Het Patch List scherm verschijnt.
fig.05-008.e
Patch categorie
Patch groep Patch nummer, naam
2. Druk op of om de Patch categorie te wisselen en draai de VALUE draaiknop of druk op [INC][DEC] om de Patch te selecteren.
Lock icoon: vergrendeld
Om te categorie te ontgrendelen, draai de VALUE draaiknop of gebruik [DEC].
5. Druk op om de cursor naar het Patch nummer te verplaatsen.
6. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de Patch te selecteren.
U kunt geluiden in een categorie selecteren, ongeacht de Patch groep.
3. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
U kunt Patches op dezelfde manier selecteren door in stap 3 van “Patches/Ritme sets per groep selecteren” (p. 43) “Patch List (Categ)” te kiezen.
42
Spelen in de Patch mode
Patches/Ritme sets per groep selecteren
1. Druk in het Patch play scherm op [SHIFT], zodat deze
oplicht en druk dan op .
Het Patch lijst scherm verschijnt.
2. Druk op [MENU].
Het Patch List Menu scherm verschijnt.
fig.05-009
3. Druk op of om “Patch List (Group)” te selecteren. Als u een Ritme set selecteert, selecteer “Rhythm Set List”.
4. Druk op [ENTER].
Het Patch lijst menuscherm of Ritme set lijst scherm verschijnt.
5. Druk op of om de Patch groep te wisselen en draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de Patch te selecteren.
6. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
Favoriete Patches selecteren
U kunt uw favoriete en meest gebruikte Patches samenbrengen door ze in de Favorite Patch te registreren. Met deze functie kunt u snel uw favoriete Patches selecteren in het interne geheugen of een Wave uitbreidingskaart.
Indien een Patch van een Wave uitbreidingskaart is geregistreerd als favoriete Patch, kunt u deze alleen selecteren wanneer het betreffende Wave uitbreidingskaart is geïnstalleerd.
1. In stap 3 van “Patches/Ritme sets per groep selecteren” (p.
43) kiest u “Favorite Patch”.
2. Druk op [ENTER].
Het Favorite Patch scherm verschijnt.
fig.05-006
3. Druk op of om de bank te wisselen en draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de Patch te kiezen.
4. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
43
Spelen in de Patch mode
Een favoriete Patch/Ritme set registreren
U kunt in totaal 64 geluiden (8 geluiden x 8 banks) als favoriete Patches registreren.
1. Selecteer de Patch of Ritme set, die u wenst te registreren (p. 40).
2. Kies in stap drie van “Patches/Ritme sets per groep selecteren” (p. 43) de optie “Favorite Patch”.
3. Druk op [ENTER].
Het Favorite Patch scherm verschijnt.
4. Druk op of om de Bank te selecteren.
5. Druk op of om een nummer te selecteren.
Patches per keyword selecteren (Keyword Search)
Met de Fantom-XR kunt naar Patches zoeken met behulp van keywords in de naam van de Patch. Wanneer u bijvoorbeeld naar pianogeluiden zoekt met behulp van het keyword “Piano”, zult u een lijst vinden met geluiden met het woord “Piano”.
1. Kies in het Patch Play scherm een geluid dat een keyword bevat.
* Wij kiezen het keyword “Piano” als voorbeeld.
fig.05-030
6. Druk op [MENU].
Het Favorite Patch Utility (diensten) scherm verschijnt.
7. Druk op of om de optie “Regist” te selecteren en druk op [ENTER].
De geselecteerde Patch of Ritme set zal in de Favorite Patch worden geregistreerd.
* Druk op [EXIT] om te annuleren.
Door op de Output knop te drukken, kunt een het geluid van de geregistreerde Patch testen (Phrase Preview).
Een Patch registratie afbreken
Door “Remove” te selecteren in stap zeven hierboven, kunt u de Patch registratie afbreken die in het Favorite Patch scherm geselecteerd is.
2. Kies in stap drie van “Patches/Ritme sets per groep selecteren” (p. 43) de optie “Keyword Search” (zoeken).
3. Druk op [ENTER].
Het Keyword Search scherm verschijnt.
fig.05-031
4. Druk op of om een keyword te selecteren.
Druk op om “Piano” te selecteren.
fig.05-032
Druk op of om keywords in de Fantom-XR in alfabetische volgorde te selecteren. Hierdoor kunt u keywords vinden, die lijken op het op dat moment geselecteerde keyword.
5. Druk op [ENTER].
Geluidsnamen met het woord “Piano” zullen verschijnen.
fig.05-033
44
Als de lijst niet het gewenste geluid bevat, kunt u op drukken om naar het vorige scherm terug te keren en een ander keyword te selecteren.
6. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om een Patch te selecteren.
7. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
Spelen in de Patch mode

Percussie-instrumenten afspelen

U kunt in de Patch mode percussie-instrumenten afpelen. Elke Ritme set bevat vele verschillende instrumentale geluiden, waardoor u een grote verzameling percussie-instrumenten kunt afspelen.
Een Ritme set selecteren
De Fantom-XR heeft vier Ritme set groepen, waaronder de User (gebruiker) groep, Preset groep en GM groep. De User groep heeft 32 Ritme sets, de preset groep heeft 44 Ritme sets en de GM groep heeft 9 Ritme sets. Ritme sets kunnen ook worden opgeslagen op geheugenkaarten. Bovendien kunt u maximaal drie Wave uitbreidingskaarten (optioneel SRX serie) installeren om uw opties verder uit te breiden, waardoor u kunt selecteren uit een grote verzameling Ritme sets.
USER
Dit is de groep binnen de Fantom-XR die overschreven kan worden. Ritme sets, die u zelf heeft gecreëerd, kunt u in deze groep opslaan. De Fantom-XR heeft 32 Ritme sets.
PRST (Preset)
Dit is de groep binnen de Fantom-XR die niet kan worden overschreven. U kunt wel de instellingen van de geselecteerde Ritme set wijzigen en de aanpaste Ritme set in het gebruikersgeheugen opslaan. De Fantom-XR heeft 40 preset Ritme sets.
XP-A-F Ritme sets kunnen alleen geselecteerd worden, wanneer een Wave uitbreidingskaart SRX serie (apart verkrijgbaar) is geïnstalleerd.
* Zorg ervoor, dat het Patch type is ingesteld op “Rhythm”. Wanneer
het is ingesteld op “Patch”, gebruikt u [Cursor] om de cursor naar
“Patch” te bewegen en draait u de VALUE draaiknop of drukt u op
[DEC] om “Rhythm” te selecteren.
1. In het Patch play scherm drukt u op of om de cursor naar de Ritme set groep te bewegen.
fig.05-022.e
Patch type
Rhythm set groep Rhythm set nummer
2. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de Ritme set groep te selecteren.
*U kunt ook [Group] gebruiken om een performance groep te selecteren.
USER: Gebruiker PRST: Preset CARD: Geheugenkaart GM: Preset GM (GM2) XP-A–F: Wave uitbreidingskaarten die in EEXP-A-F sleuven
zijn geïnstalleerd)
CARD (geheugenkaart)
Deze groep stelt u in staat de Patches te gebruiken, die zijn opslagen op een geheugenkaart, die in de daarvoor bestemde sleuf aan de voorzijde is gestoken. Omdat deze groep overschreven kan worden, kunt u deze groep gebruiken om de gecreëerde Patches in op te slaan.
GM (GM2)
Deze interne groep Patches is verenigbaar met General MIDI 2, een systeem van MIDI functie specificaties, dat is ontworpen om verschillen tussen makers en machinetypes te overbruggen. Deze Ritme sets kunnen niet worden overschreven. Ook kunnen instellingen van geselecteerde Ritme sets niet worden gewijzigd.
De Fantom-XR heeft negen preset Ritme sets.
XP-A-F (Wave uitbreidingskaarten die in EXP A-F sleuven zijn geïnstalleerd)
Dit zijn de groepen die worden gebruikt, wanneer Ritme sets zijn toegepast van Wave uitbreidingskaarten die in EXP A-F sleuven zijn geïnstalleerd en kunnen niet overschreven worden. U kunt wel de instellingen van de geselecteerde Ritme set wijzigen en de aanpaste Ritme set in het gebruikersgeheugen of op de geheugenkaart opslaan. Het aantal beschikbare Ritme sets is afhankelijk van de geïnstalleerde Wave uitbreidingskaarten.
3. Druk op of om de cursor naar het Ritme set nummer te bewegen.
4. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de Ritme set te selecteren.
U kunt favoriete Ritme sets op dezelfde manier selecteren als favoriete Patches. Voor details, zie “Favoriete Patches selecteren” (p. 43).
45

Een Patch creëren

Met de Fantom-XR heeft u totale controle over een reeks aan instellingen. Alles wat ingesteld kan worden, wordt een parameter genoemd. In dit hoofdstuk worden de procedures om een Patch te creëren en de functies van de Patch parameters uitgelegd.
De inbegrepen Fantom-XR editor laat u de instellingen van de Fantom-XR vanaf uw computer wijzigen, in een gemakkelijke grafische omgeving (p. 163).

Patch instellingen maken

Begin met een bestaande Patch en pas deze aan om een nieuwe Patch te creëren. Omdat een Patch uit een combinatie van maximaal vier tonen bestaat, is het verstandig eerst naar de vier afzonderlijke tonen te luisteren voordat u aanpassingen maakt.
Vier tips om Patches aan te passen:
Kies een Patch die lijkt op het geluid dat u wenst te creëren. (p. 40)
Het is moeilijk een nieuw geluid te creëren dat precies is zoals u wenst, wanneer u zomaar een Patch selecteert en de parameters willekeurig wijzigt. Het is verstandig om met een geluid te beginnen, dat lijkt op wat u in gedachten heeft.
Beslis welke tonen zullen klinken (p. 47)
Wanneer u een Patch creëert is het belangrijk te weten, welke tonen u gaat gebruiken. Gebruik in het Patch edit scherm de Tone Switch funtie om te bepalen of een toon zal klinken (on) of niet (off). Het is ook belangrijk om ongebruikte tonen uit te schakelen om het verspillen van stemmen te voorkomen, waardoor het aantal noten dat u tegelijkertijd kunt spelen onnodig verminderd wordt.
Controleer de Structure instelling (p. 51)
De belangrijke Structure parameter bepaalt hoe de vier tonen worden gecombineerd. Voordat u nieuwe tonen selecteert, dient u ervoor te zorgen, dat u weet hoe de op dat moment geselecteerde tonen elkaar beïnvloeden.
Schakel de effecten uit (p. 132)
Omdat de effecten van de Fantom-XR de geluiden sterk beïnvloeden, dient u ze uit te schakelen om naar het geluid zelf te luisteren zodat u een betere evaluatie kunt maken van de aangebrachte veranderingen. Aangezien u het originele geluid zult horen, wanneer de effecten zijn uitgeschakeld, is het makkelijker om de resultaten van uw modificaties te horen. Soms kan het veranderen van de effecten al het gewenste geluid opleveren.
Patch Edit Menu scherm structuur
Het aanpassen van een Patch wordt in het Patch Edit Menu scherm (p. 46) gedaan. Het Patch Edit Menu scherm is als volgt ingedeeld:
fig.06-002
46
Patch instellingen maken
1. Selecteer een Patch in het Patch play scherm (p. 40).
U kunt geen Patches uit de GM2 groep veranderen.
Wanneer u een Patch geheel zelf wilt creëren (in plaats van met een bestaande Patch te beginnen), die u de Initialize (begin) bewerking te starten (p. 69).
2. Druk op [SHIFT], zodat deze oplicht en druk op .
Het Patch Edit Menu scherm verschijnt.
fig.06-003
Een Patch creëren
evenredig veranderen.
7. Herhaal stap 3 (of 5) – 7 om elke parameter in te stellen, die u wenst te veranderen.
8. Bewaar de gemaakte aanpassingen (p. 69).
Indien u de veranderingen niet wilt opslaan, druk op [EXIT] terug te keren naar het Patch Play scherm.
Als u naar het Patch Play scherm terugkeert zonder op te slaan, zal de indicatie “E” verschijnen in de rechter bovenhoek van het Patch Play scherm. Deze “E” indicatie zal verdwijnen, wanneer u de Patch in het interne gebruikersgeheugen van de Fantom­XR of op een geheugenkaart opslaat.
Als u de stroom uitschakelt of een ander geluid selecteert terwijl de “E” indicatie wordt weergegeven, zullen de veranderingen aan de Patch verloren gaan.
3. Kijk naar “Patch Edit Menu scherm structuur” (p. 46) en draai de VALUE draaiknop of gebruik [CURSOR] om de edit groep te selecteren met de parameter die u wenst aan te passen.
4. Druk op de VALUE draaiknop of op [ENTER].
Het Patch Edit scherm verschijnt. Het getoonde scherm is afhankelijk van de edit groep van de
geselecteerde parameter.
fig.06-003a
zie
“Functies van Patch parameters” (p. 49)
Druk op of om de cursor te verplaatsen naar de parameter, die u wenst aan te passen.
U kunt ook op of drukken om naar een edit groep of andere parameter te bewegen.
5. Wanneer u een parameter wilt veranderen voor een specifieke toon, druk dan op of om de gewenste
toon te selecteren.
U kunt op [SHIFT] drukken, zodat deze oplicht en vervolgens op [INC] drukken om de toon aan de rechterkant van de geselecteerde toon te activeren. Druk op [DEC] om de toon uit te schakelen.
Een toon selecteren om aan te passen (Tone select)
Zo kunt u een bepaalde toon selecteren, als u de parameters van een specifieke toon wenst aan te passen.
1. Druk in het Patch edit scherm op [ENTER].
Het Tone select scherm verschijnt.
fig.06-004
Geselecteerde toon/tonen
U kunt het Tone select scherm ook oproepen door in het Patch edit scherm op [MENU] te drukken om het Patch Utility scherm op te roepen en vervolgens “Tone Select” te kiezen en op [ENTER] te drukken.
2. Druk op of om een toon te selecteren en draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de aan te passen toon aan of uit te schakelen.
*U kunt niet alle tonen uitschakelen.
3. Wanneer u uw keuze heeft gemaakt, drukt u op [EXIT] om het Tone Select scherm te sluiten.
Selecteren van tonen die zullen klinken (Tone switch)
zie
Indien u een of meer tonen wenst te selecteren, gebruikt u het Tone select scherm (p. 47).
6. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INCDEC] om de gewenste waarde te krijgen.
Indien u meer dan een toon heeft geselecteerd, zal uw aanpassing de parameter waarden van alle geselecteerde tonen
Omdat een Patch is opgebouwd uit een combinatie van vier tonen, kunt u ongewenste tonen (van de vier) uitschakelen om alleen het geluid van een specifieke toon te horen.
1. Selecteer de Patch in het Patch Play scherm (p. 40).
47
Een Patch creëren
.
Toonverandering die in
de wave opgeslagen is
Envelope voor
de TVF filter
Uiteindelijke
toonverandering
Looped gedeelte
Tijd
Niveau
2. Druk op [SHIFT], zodat deze oplicht en druk op [MODE] (toon 1), [Group] (toon 2), [FX] (toon 3) of [ARP] (toon 4) om de betreffende toon uit te schakelen.
fig.06-004a
Als een toon is geactiveerd, zal de indicator van die toon oplichten
Indien u een toon niet nodig heeft, bewaar dan de Patch terwijl deze toon is uitgeschakeld. Dit zal polyfonie besparen.
Waarschuwing bij het selecteren van een waveform
De geluiden van de Fantom-XR zijn gebaseerd op complexe PCM waveforms en als u poogt instellingen te maken, die strijdig zijn met de originele waveform, zal het resultaat afwijken van wat u verwacht.
De interne waveforms van de Fantom-XR zijn ingedeeld in de volgende twee groepen.
One-Shot: Deze waveforms bevatten geluiden met een korte
verlooptijd. Een one-shot waveform geeft de initiële stijging en daling van een geluid weer. Sommige one­shot waveforms op de Fantom-XR zijn complete geluiden, zoals de percussie-instrument geluiden. De Fantom-XR bevat ook vele one-shot waveforms, die onderdeel van andere geluiden zijn. Dit zijn onder andere attack componenten zoals piano-hammer en gitaar fret geluiden.
Looped: Deze waveforms bevatten geluiden met een lange
verlooptijd en verlengde geluiden. Loop waveforms spelen herhaaldelijk (loop) een deel van de waveform nadat het geluid een relatief stabiele staat heeft bereikt. De looped waveforms van de Fantom-XR bevatten ook componenten van andere geluiden, zoals pianosnaar resonantie vibraties en de holle geluid van koperinstrumenten.
Het volgende diagram toont een voorbeeld van een geluid (elektrisch orgel) met one-shot en looped waveforms.
fig.06-005.e
TVA ENV voor een looped Organ waveform (sustain gedeelte)
Level
TVA ENV voor een one-shot Key-click waveform (attack gedeelte)
Resulterende TVA ENV verandering
zou u een deel van het geluid veranderen, dat simpelweg niet bestaat en de envelope zou geen effect hebben.
Waarschuwing bij het gebruik van een loop waveform
Bij veel akoestische instrumenten, zoals de piano of sax vinden extreme timbrale veranderingen plaats tijdens het eerste gedeelte van de noot. Deze initiële attack bepaalt een groot deel van het karakter van het instrument. Bij dergelijke waveforms is het verstandig dit eerste gedeelte onveranderd te laten en alleen het verloopgedeelte met behulp van de envelope aan te passen. Indien u probeert de envelope te gebruiken om het eerste gedeelte ook te veranderen, kunnen de eigenschappen van de originele waveform voorkomen dat u het gewenste geluid bereikt.
fig.06-006.e
Waarschuwing bij het gebruik van een one-shot waveform
Het is niet mogelijk de envelope te gebruiken om een one-shot waveform aan te passen, zodat deze een langere verlooptijd heeft dan de originele waveform of het in een verlengd geluid te veranderen. Als u zou proberen zo’n envelope te programmeren,
48
Note off
+=
Tijd
Note off
Functies van de Patch
1
2
3
OFF
2
1
OFF
3
Hoog bereik
Toonhoogte verschil van equal temperament
Parameter waarde
Laag bereik
parameters
Dit hoofdstuk behandelt de functies van de verschillende Patch parameters en de samenstelling van deze parameters.
Een Patch creëren
Patch fine tune Past de toonhoogte van het geluid van een Patch naar boven of
beneden aan in 1-cent stappen (+/-50 cents). Waarde: -50 - +50
Een cent is 1/100ste halve toon.
Parameters die met een “” zijn gemarkeerd, kunnen met speciale MIDI berichten (Matrix Control) worden bestuurd. Instellingen in het Control scherm bepalen hoe deze parameters beswerkt zullen worden (p. 66).
Instellingen voor de gehele Patch (GENERAL)
Voor details over deze instellingen, zie “Patch instellingen maken” (p. 46).
Patch algemeen
Patch categorie
Bepaalt het type (categorie) van een Patch. Het bepaalt ook het segment dat zal klinken, wanneer u de Phrase Preview functie gebruikt.
zie
Zie voor details over mogelijke categorie namen p. 41.
Patch level
Bepaalt het volume van een Patch. Waarde: 0-127
Stretch tune depth
Deze instelling stelt u in staat “stretched tuning” op een Patch toe te passen. (Stretched tuning is een methode, waarmee piano’s normaliter worden gestemd, waardoor de lagere tonen lager worden en de hogere tonen hoger dan de mathematische stem-ratio gewoonlijk voorschrijft.) Wanneer de optie is uitgeschakeld, hebben de tonen in de Patch een gelijkwaardig temperatuur. Wanneer de optie op “3” is ingesteld, zal een groot verschil in de toonhoogte van de hoge en lage tonen worden bereikt.
Waarde: Off, 1-3 Dit diagram toont de verandering in toonhoogte aan, in verhouding
tot een gelijke temperatuur, dat zal plaatsvinden in hoog en laag bereik. Deze instelling zal een subtiel effect hebben op de manier waarop de akkoorden resoneren.
fig.06-011.e
Patch Pan
Bepaalt de hoek van de Patch. “L64” is geheel links, “0” is het midden en “63R” is geheel rechts.
Waarde: L64-0-63R
Patch prioriteit
Dit bepaalt hoe noten worden beheerd wanneer de maximale polyfonie wordt overschreden (128 stemmen).
Waarde: LAST: De laatst gespeelde stemmen zullen prioriteit krijgen en
LOUDEST: De stemmen met het hardste volume zullen prioriteit
Octave shift
Past de toonhoogte van het geluid van een Patch naar boven of beneden aan in octaven (+/- 3 octaven).
Waarde: -3 - +3
Patch coarse tune
Past de toonhoogte van het geluid van een Patch naar boven of beneden aan in halve toon stappen (+/- 4 octaven).
Waarde: -48 - +48
de op dat moment spelende noten zullen op volgorde worden uitgeschakeld, beginnend bij de eerst gespeelde noot.
krijgen en de op dat moment spelende noten zullen worden uitgeschakeld, beginnend met het geluid met het laagste volume.
Analog feel (Analog feel diepte)
Bepaalt de diepte van een 1/f modulatie die op een Patch wordt toegepast. (1/f modulatie is een plezierige en natuurlijke modulatie­ratio die u vindt in een kabbelend beekje of ruisende wind.)
Door deze “1/f modulatie” toe te voegen, kunt u de natuurlijke instabiliteit simuleren, die kenmerkend is voor een analoge synthesizer.
Waarde: 0-127
Cutoff Offset
Cutoff Fequency Offset verandert de cutoff frequentie van de Patch in het algemeen, terwijl de relatieve verschillen tussen de cutoff frequentie waarden, die voor elke toon in de Cutoff Frequency parameters zijn ingesteld, worden bewaard (p. 58).
Bereik: -63 - +63
Deze waarde wordt toegevoegd aan de cutoff frequentie waarde van een toon, dus als de cutoff frequentie waarde van een toon reeds op “127” (Maximum) is ingesteld, zullen positieve “+” instellingen geen verandering produceren.
49
Een Patch creëren
Resonance Offset
Resonance Offset verandert de resonantie van de Patch in het algemeen, terwijl de relatieve verschillen tussen de resonantie waarden, die voor elke toon in de Resonantie parameters zijn ingesteld, worden bewaard (p. 58).
Bereik: -63 - +63
* Resonantie: benadrukt de boventonen in het cutoff frequentie gebied,
waardoor het geluid meer karakter krijgt.
Deze waarde wordt toegevoegd aan de resonantie waarde van een toon, dus als de resonantie waarde van een toon reeds op “127” (Maximum) is ingesteld, zullen positieve “+” instellingen geen verandering produceren.
Attack Time Offset
Attack Time Offset verandert de attack time van de Patch in het algemeen, terwijl de relatieve verschillen tussen de attack time waarden worden bewaard, die voor elke toon zijn ingesteld in de A­Env Time 1 parameters (p. 62), F-Env Time 1 parameters (p. 60).
Bereik: -63 - +63
* Attack Time: de tijd die nodig is om het maximum volume te
bereiken, nadat de toets is ingedrukt en het geluid is begonnen.
Deze waarde wordt toegevoegd aan de attack time waarde van een toon, dus als de attack time waarde van een toon reeds op “127” (Maximum) is ingesteld, zullen positieve “+” instellingen geen verandering produceren.
Release Time Offset
Release Time Offset verandert de release time van de Patch in het algemeen, terwijl de relatieve verschillen tussen de release time waarden worden bewaard, die voor elke toon zijn ingesteld in de A­Env Time 4 parameters (p. 62), F-Env Time 4 parameters (p. 60).
Bereik: -63 - +63
* Release Time: de tijd tussen het moment, dat u de toets loslaat en
het moment, dat het geluid verdwijnt.
Deze waarde wordt aan de release time waarde van een toon toegevoegd. Dus als de release time waarde van een toon reeds op “127” (Maximum) is ingesteld, zullen positieve “+” instellingen geen verandering produceren.
Velocity Sens Offset (Velocity Sensitivity Offset)
Velocity Sensitivity Offset verandert de aanslaggevoeligheid van de Patch in het algemeen, terwijl de relatieve verschillen tussen de aanslaggevoeligheid waarden worden bewaard, die voor elke toon zijn ingesteld in de onderstaande parameters:
Cutoff V-Sens parameter (p. 59) Level V-Sens parameter (p. 60) Bereik: -63 - +63
* Velocity: De sterkte (aanslaggevoeligheid) waarmee een toets wordt
ingedrukt.
Deze waarde wordt toegevoegd aan de aanslaggevoeligheid waarde van een toon, dus als de aanslaggevoeligheid waarde
van een toon reeds op “+63” (Maximum) is ingesteld, zullen positieve “+” instellingen geen verandering produceren.
Mono/Poly
Specificeert of een toon polyfoon (Poly) of monofoon (Mono) zal spelen. De “Mono” instelling is nuttig, wanneer u een solo instrument Patch, zoals sax of fluit, speelt.
Waarde MONO: Alleen de laatst gespeelde noot zal klinken. POLY: Twee of meer noten kunnen tegelijk worden gespeeld.
Legato Switch
Legato Switch is van toepassing wanneer de Mono/Poly parameter op “MONO” is ingesteld. Deze Instelling specificeert of de Legato Switch wordt gebruikt (ON) of niet (OFF).
Als de Legato Switch parameter op “ON” staat, zal het drukken op een toets, terwijl u de vorige toets ingedrukt houdt ervoor zorgen, dat de toonhoogte verandert naar de toonhoogte van de laatst ingedrukte toets, die ondertussen klinkt. Dit creëert een geleidelijke overgang tussen noten, wat effectief is wanneer u de hammering-on en pulling-off technieken van een gitarist wenst te simuleren.
Waarde: OFF, ON
Legato Retrigger (Legato Retrigger Switch)
Legato retrigger is van toepassing, wanneer de Mono/Poly parameter op “MONO” is ingesteld en de Legato Switch parameter op “ON”. Deze Instelling specificeert of geluiden worden herhaald (ON) of niet (OFF), wanner u legato uitvoert. Normaal laat u deze parameter aan “ON”. Wanneer uitgeschakeld “OFF” zal , wanneer een toets wordt ingedrukt, terwijl een andere ingedrukt blijft, alleen de toonhoogte veranderen, zonder de attack van de laatste toets. Schakel dit uit, wanneer u blaas of snaar segmenten gebruikt, of wanneer u modulatie met het mono synth keyboard geluid gebruikt.
Waarde: OFF, ON
Stel dat u de Legato Switch op “ON” heeft gezet en de Legato Retrigger op “OFF”. Wanneer u een legato probeert te laten klinken (door een hogere toets in te drukken, terwijl een lagere toets ingedrukt blijft), zal de toonhoogte soms niet kunnen stijgen naar de bedoelde toonhoogte (en in plaats daarvan halverwege stoppen). Dit kan gebeuren doordat de beperking op toonhoogte stijging, zoals bepaald het wave niveau, wordt overschreden. Bovendien, wanneer verschillende upper toonhoogte limieten worden gebruikt voor de waves die meerdere tonen gebruiken, kan het in MONO onhoorbaar worden. Zet de Legato Retrigger op “ON”, als u grote
Portamento Switch
Bepaalt of het Portomento effect wordt toegepast (ON) of niet (OFF). Waarde: OFF, ON
Portamento
Portamento is een effect die de toonhoogte van de eerst gespeelde toets geleidelijk verandert naar de volgende toets. Door portamento toe te passen, wanneer de Mono/Poly parameter op “Mono” staat, kunt u slide Performance technieken simuleren op een viool of gelijksoortig instrument.
50
Een Patch creëren
Portamento Mode
Bepaalt de Performance condities waaronder portamento zal worden toegepast.
Waarde NORMAL: Portamento zal altijd worden toegepast. LEGATO: Portamento wordt alleen toegepast als u legato speelt.
(d.w.z. wanneer u de volgende toets indrukt voor de vorige los te laten.)
Portamento type
Bepaalt het type portamento effect.
Waarde RATE: Hoe lang het duurt hangt af van de afstand tussen twee
toonhoogtes.
TIME: Hoe lang het duurt is constant, ongeacht hoe ver de
toonhoogtes uit elkaar liggen.
Portamento start
Wanneer een andere toets wordt ingedrukt, terwijl een toonhoogte verandering, geproduceerd door portamento, gaande is, zal een nieuwe toonhoogte verandering beginnen. Deze instelling specificeert de toonhoogte waar de verandering zal beginnen.
Waarde PITCH: Start een nieuwe portamento, wanneer een andere toets
wordt ingedrukt, terwijl de toonhoogte verandert.
fig.06-048.e
Toonhoogte
C5
Waarde: 0-127
Veranderen hoe een toon klinkt (TMT)
U kunt de kracht, waarmee de toetsen worden gespeelt of MIDI berichten gebruiken om de manier waarop elke toon wordt gespeeld te controleren. Dit wordt Tone Mix Tabel (TMT) genoemd.
zie
Voor details over deze instellingen, zie “Patch instellingen maken” (p. 46).
Patch TMT
Structuur type 1 & 2, 3 & 4
Bepaalt hoe toon 1 en 2 of toon 3 en 4 zijn verbonden. Waarde: 1 – 10 De volgende 10 verschillende combinaties zijn mogelijk:
fig.06-014
TYPE 1
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Met dit type zijn toon 1 en 2 (of 3 en 4) onafhankelijk. Gebruik dit type om PCM geluiden te behouden of om geluiden voor elke toon te creëren of te combineren.
fig.06-015
TYPE 2
WG
WG
TVATVF
TVF TVA
D4 C4
Tijd
druk D4 key in
druk C5 key in
druk C4 key in
NOOT: Portamento begint opnieuw vanaf de toonhoogte waar
de huidige verandering zou eindigen.
fig.06-049.e
Toonhoogte
C5
D4 C4
Tijd
druk D4 key in
druk C5 key in
druk C4 key in
Portamento Time
Dit bepaalt, wanneer portamento wordt gebruikt, hoe lang het duurt voordat de toonhoogte verandert. Hogere instellingen zullen ervoor zorgen dat de toonhoogte verandering naar de volgende noot langer duurt.
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVA
TVF
TVF TVA
Dit type brengt de twee filters samen om de eigenschappen van de beide filters te versterken. De TVA van toon 1 (of 3) bepaalt de volume balans tussen de twee tonen.
fig.06-016
TYPE 3
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVA TVF
B
TVF TVA
Dit type mixt het geluid van toon 1 (3) en toon 2 (4), past een filter toe en past dan een booster toe om de waveform te vervormen.
51
Een Patch creëren
fig.06-017
TYPE 4
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
TVA TVF
WG
B
TVF TVA
Dit type past een booster toe om een de waverform te vervormen en combineert dan de twee filters. De TVA van toon 1 (of 3) bepaalt de volume balans tussen de twee tonen en past het booster niveau aan.
fig.06-018
TYPE 5
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
TVA TVF
WG
R
TVF TVA
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creëren en combineert de twee filters. De TVA van toon 1 (of 3) bepaalt de volume balans tussen de twee tonen en past de diepte van de ring modulator aan.
fig.06-019
TYPE 6
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
TVA TVF
WG
R
TVF TVA
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creëren, mixt het geluid van toon 2 (of 4) en stapelt de twee filters. Aangezien het ring modulatie geluid met toon 2 (of 4 ) gemixt kan worden, kan de TVA van toon 1 (of 3) de hoeveelheid ring modulatie geluid aanpassen.
fig.06-020
TYPE 7
fig.06-022
TYPE 9
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
TVF TVA
R
Dit type leidt het gefilterde geluid door een ring modulator om nieuwe boventonen te creëren. De TVA van toon 1 (3) zal de volume balans van de twee tonen bepalen door de diepte van de ring modulator aan te passen.
fig.06-023
TYPE 10
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
TVF TVA
R
Dit type leidt het gefilterde geluid door een ring modulator om nieuwe boventonen te creëren en mixt tevens het geluid van toon 2 (4). Omdat het gemoduleerde geluid gemixt kan worden met toon 2 (4), kan de TVA van toon 1 (3) de hoeveelheid gemoduleerd geluid aanpassen.
• Als TYPE 2-10 is geselecteerd en een van de twee tonen is uitgeschakeld zal de andere toon als een TYPE 1 klinken, ongeacht welke instelling is gekozen.
• Als u het keyboard gebied beperkt, waarin een toon zal klinken (Keyboard Range, p. 53) of het aanslag (kracht) bereik beperkt (Velocity Range, p. 54), is het resultaat in gebieden waar de toon niet zal klinken net alsof de toon is uitgeschakeld. Dit betekent dat wanneer TYPE 2-10 is geselecteerd en u een keyboard bereik of snelheidsbereik beperking heeft gecreëerd, noten die in dat gebied worden gespeeld klinken als een TYPE 1, ongeacht de gekozen instelling.
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
R
TVF TVA
Dit type past een filter toe op toon 1 (of 3) en creëert nieuwe boventonen door ring modulatie met toon 2 (4).
fig.06-021
TYPE 8
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
R
TVF TVA
Dit type zendt de gefilterde toon 1 (3) en toon 2 (4) door een ring modulator, mixt vervolgens het geluid van toon 2 (4) en past dan een filter op het resultaat toe.
Booster 1&2, 3&4 (Booster gain)
Wanneer een structuur type van TYPE 3 of TYPE 4 is geselecteerd, kunt u de diepte van de booster instellen. De booster vergroot het inputsignaal om het geluid te vervormen. Dit geeft een het vervormingeffect dat vaak bij elektrische gitaren wordt gebruikt. Hogere instellingen zullen meer vervorming produceren.
Waarde: 0, +6, +12, +18
52
Booster
Range Lower
Range Upper
Fade Lower
Fade Upper
Niveau
Toonhoogte
De Booster wordt gebruikt om het binnenkomende signaal te vervormen.
fig.06-024.e
Booster level
In aanvulling op gebruik om vervorming te creëren, kunt u de waveform (WG1) van een van de tonen als een LFO gebruiken, die de andere waveform (WG2) naar boven of beneden beweegt om een modulatie te creëren die lijkt op PWM (pulse width modulation). Deze parameter werkt het beste in combinatie met de Wave Gain parameter (p. 54).
fig.06-025.e
Gebruikt WG1 als LFO
WG1
TVA
Bepaalt WG1 output
Booster
WG2
WG2
Voegt aan WG1 toe
Vervormd gebied van
de Waveform verandert
Een Patch creëren
Key Fade Lower (Keyboard Fade Width Lower)
Dit bepaalt, wat er gebeurt met het toon niveau wanneer een toon wordt gespeeld die lager is dan het gespecificeerde keyboard bereik. Hogere instellingen produceren een geleidelijkere verandering in volume. Als u niet wilt dat een toon klinkt, wanneer een noot lager dan het keyboardbereik wordt gespeeld, zet dan de parameter op “0”.
Waarde: 0-127
Key Range Lower (Keyboard Range Lower)
Bepaalt de laagste noot die voor elke toon hoorbaar is. Waarde: C-1-UPPER
Key Range Upper (Keyboard Range Upper)
Bepaalt de hoogste noot die voor elke toon hoorbaar is. Waarde: LOWER-G9
Als u probeert de laagste toon hoger dan de bovenste toets of lager dan de laagste toets te plaatsen, zal de andere waarde automatisch naar dezelfde instelling worden aangepast.
Key Fade Upper (Keyboard Fade Width Upper)
Dit bepaalt, wat er gebeurt met het toon niveau wanneer een toon wordt gespeeld, die hoger is dan het gespecificeerde keyboard bereik. Hogere instellingen produceren een geleidelijkere verandering in volume. Als u niet wilt dat een toon klinkt, wanneer een noot lager dan het keyboardbereik wordt gespeeld, zet dan de parameter op “0”.
Waarde: 0-127
fig.06-027.e
Verandering in waveform door WG1
Ring Modulator
Een ring modulator vermenigvuldigt de waveforms van twee tonen met elkaar, zodat vele nieuwe boventonen worden gecreëerd die in geen van beide waveforms voorkomen. (Behalve wanneer een van de waveforms een sine wave is, zullen geen frequentie componenten op gelijke afstand worden gegenereerd).
Als het toonhoogte verschil tussen twee waveforms de harmonische structuur verandert, zal dat resulteren in een metalen geluid zonder toonhoogte. Deze functie is geschikt om metalen geluiden te creëren zoals bellen.
fig.06-026
TMT Velocity Control (TMT Velocity Control Switch)
TMT Velocity Cotrol bepaalt of een verschillende toon hoorbaar is (ON) of niet (OFF), afhankelijk van de kracht waarmee een toets wordt bespeeld.
Wanneer ingesteld op “RANDOM” zullen de tonen van de Patch willekeurig klinken, ongeacht Velocity berichten.
Wanneer ingesteld op “CYCLE” zullen de tonen van de Patch opeenvolgend klinken, ongeacht Velocity berichten.
Waarde: OFF, ON, RANDOM, CYCLE
In plaats van Velocity te gebruiken, kunt u ook tonen vervangen met de Matrix Control (p. 54). Echter, keyboard aanslag en Matrix Control kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt om verschillende tonen te maken. Zet de Velocity Control op “OFF”, wanneer u de Matrix Control gebruikt om tonen te wisselen.
53
Een Patch creëren
Velo Fade Lower (Velocity Fade Width Lower)
Dit bepaalt wat er met het toon niveau gebeurt, wanneer de toon wordt gespeeld met een aanslag die lager is dan het gespecificeerde aanslag bereik. Hogere instellingen produceren een geleidelijkere overgang in volume. Indien u wilt, dat noten die buiten het gespecificeerde aanslag bereik vallen helemaal niet klinken, zet dan de parameter op “0”.
Waarde: 0-127
Velo Range Lower (Velocity Range Lower)
Dit stelt de laagste aanslag in, waarop de toon zal klinken. Stel dit in, wanneer u wilt dat verschillende tonen klinken, als reactie op noten die op verschillende sterktes worden gespeeld.
Waarde: 1-UPPER
Velo Range Upper (Velocity Range Upper)
Dit stelt de hoogste aanslag in waarop de toon zal klinken. Stel dit in, wanneer u wilt dat verschillende tonen klinken, als reactie op noten die op verschillende sterktes worden gespeeld.
Waarde: LOWER-127
Als u probeert de Lower aanslag limiet hoger dan Upper of de Upper lager dan de Lower te plaatsen, zal de andere waarde automatisch naar dezelfde instelling worden aangepast.
Wanneer u de Matrix Control gebruikt om verschillende tonen te spelen, stel dan de laagste waarde (Lower) en de hoogste waarde (Upper) in van de waarden van de MIDI berichten die gebruikt worden.
Waveforms aanpassen (WG)
zie
Voor details over deze instellingen, zie “Patch instellingen maken” (p. 46).
Patch WG
Wave Groep
Selecteert de groep voor de waveform die de basis van de toon zal vormen.
Waarde: INT: Waveforms opgeslagen in het interne geheugen EXP: Waveforms opgeslagen in een Wave uitbreidingskaart
(SRX serie), geïnstalleerd in EXP slots.
SAMP: Sample waveforms MSAM: Multisample waveforms
U kunt geen waveform groep selecteren van een Wave uitbreidingskaart dat niet geïnstalleerd is.
Wave Bank
Selecteert de Wave bank.
Waarde: Wanneer de groep INT is: A,B Wanneer de groep EXP is: A-F Wanneer de groep SAMP is: PRST, USER, CARD Wanneer de groep MSAM is: USER, CARD
Velo Fade Upper (Velocity Fade Width Upper)
Dit bepaalt wat er met het toon niveau gebeurt, wanneer de toon wordt gespeeld op een aanslag die hoger is dan het gespecificeerde aanslag bereik. Hogere instellingen produceren een geleidelijkere overgang in volume. Indien u wilt dat noten die buiten het gespecificeerde aanslag bereik vallen helemaal niet klinken, zet dan de parameter op “0”.
Waarde: 0-127
fig.06-028.e
Niveau
Velocity
(gevoeligheid)
Fade Lower
Range Lower
Fade Upper
Range Upper
TMT Control Sw (TMT Control Switch)
Gebruik de Matrix Control om het klinken van verschillende tonen aan (ON) of uit (OFF) te schakelen.
Waarde: OFF, ON
U kunt ook verschillende tonen laten klinken afhankelijk van noten die op verschillende sterktes (aanslag) op het keyboard worden gespeeld (p. 53). Echter, keyboard aanslag en Matrix Control kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt om verschillende tonen te maken. Zet de Velocity Control op “OFF” (p. 53) wanneer u de Matrix Control gebruikt om tonen te wisselen.
Wave Nr. L (Mono) (Wave nummer L (Mono)) Wave Nr. R (Wave nummer R)
Selecteert de basis waveform voor een toon. De naam van de wave zal samen met het nummer van de wave op het scherm verschijnen. In de monoaurale mode is alleen de linker kant (L) gespecificeerd. In stereo is ook de rechterkant gespecificeerd.
* Wanneer u een mutisample in stereo gebruikt, dient u hetzelfde
nummer voor L en R te specificeren.
Waarde: ---, 1-1228 (De bovenste limiet is afhankelijk van de wave groep.)
* Wanneer u een mutisample in stereo gebruikt, dient u hetzelfde
nummer voor L en R te specificeren.
Wave Gain
Stelt de gain (versterking) van de waveform in. De waarde verandert in 6 dB (decibel) stappen – een toename van 6 dB verdubbeld de gain van de waveform. Als u van plan bent de booster te gebruiken om het geluid van de waveform te vervormen, zet dan de parameter op zijn maximale waarde (p. 53).
Waarde: -6, 0, +6, +12
54
Een Patch creëren
Note off
Delay tijd
Note on
Wave Tempo Sync
Zet dit op “ON” wanneer u een Phrase loop wenst te synchroniseren met de klok (tempo). Dit geldt alleen wanneer een afzonderlijk verkrijgbaar Wave uitbreidingskaart is geinstalleerd en wanneer een waveform is geselecteerd als het sample voor de toon, die een tempo aangeeft (BPM).
Waarde: OFF, ON
Als een waveform van een Wave uitbreidingskaarten is geselecteerd voor de toon, zal het inschakelen van de Wave Tempo Sync parameter ervoor zorgen, dat toonhoogte­gerelateerde instellingen en FXM-gerelateerde instellingen worden genegeerd.
• Als een sample is geselecteerd voor een toon, moet u eerst de BPM (tempo) parameter van de sample instellen.
• Als een sample is geselecteerd voor een toon, zijn voor Wave Tempo Sync twee keer zoveel stemmen nodig als normaal.
• Wanneer de Wave Tempo Sync parameter op “ON” staat, zet u de Delay Time parameter (P. 56) op “0”. Met andere instellingen zullen er delay effecten worden toegepast en zult u niet in staat zijn te spelen zoals u verwacht.
Phrase Loop
Phrase loop verwijst naar het herhaaldelijk afspelen van een segment dat uit een muziekstuk is geselecteerd (bijv. door middel van een sampler). Een techniek waarbij Pharse Loops worden gebruikt, is het ontlenen van een segment van een bestaand muziekstuk in een bepaald genre, bijvoorbeeld dance muziek en het vervolgens creëren van een nieuwe melodie met dat segment als de basis. Dit wordt “Break Beats” genoemd.
Waarde: 1-4
FXM Depth
Bepaalt de diepte van de modulatie, die door FXM wordt geproduceerd.
Waarde: 0-16
Tone Delay mode
Selecteert het type toon delay.
Waarde: NORM: De toon begint te spelen, wanneer de door de Time
fig.06-051.e
HOLD: Hoewel de toon begint te spelen wanneer de door de
fig.06-052.e
Delay gespecificeerde tijd is verstreken.
Geen toonvertraging
Delay tijd
Note on
Time Delay gespecificeerde tijd is verstreken, zal de toon niet spelen als de toets wordt losgelaten voordat de door de Time Delay gespecificeerde tijd is verstreken.
Note off
Realtime Time Stretch
Als de wave groep “SAMP” of “MSAM” is en de Wave Tempo Sync is ingeschakeld, kunt u de terugspeelsnelheid variëren zonder de toonhoogte te beïnvloeden.
FXM Switch
Dit bepaalt of de FXM wordt gebruikt (ON) of niet (OFF). Waarde: OFF, ON
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een gespcificeerde waveform om frequentie modulatie toe te passen op de op dat moment geselecteerde waveform, waardoor complexe boventonen worden gecreëerd. Dit is nuttig bij het maken van dramatische geluiden of geluidseffecten.
FXM Color
Bepaalt hoe FXM de frequentie modulatie zal uitvoeren. Hogere instellingen zorgen voor een korreliger geluid, terwijl lager instellingen een meer metalen geluid produceren.
Geen afgespeeld
Delay tijd
Note on
OFF-N: In plaats van te spelen, wanneer de toets is ingedrukt,
zal de toon hoorbaar zijn, wanneer de door de Time Delay gespecificeerde tijd is verstreken na het loslaten van de toets. Dit is effectief als u geluiden van bijvoorbeeld gitaren en andere instrumenten wilt nabootsen.
fig.06-053.e
Note off
geluid
55
Een Patch creëren
OFF-D: In plaats van te spelen wanneer de toets is ingedrukt, zal
de toon hoorbaar zijn, wanneer de door de Time Delay gespecificeerde tijd is verstreken na het loslaten van de toets. Veranderingen in de TVA envelope zullen echter beginnen, wanneer de toets is ingedrukt, wat is veel gevallen betekent, dat alleen het geluid van het release gedeelte van de envelope wordt gehoord.
fig.06-054.e
Delay time
Note on
Note off
Als u een waveform heeft geselecteerd van het decay type (d.w.z. een geluid dat natuurlijk afneemt, zelfs als de toets niet wordt losgelaten), kan het selecteren van “OFF-N” of “OFF-D” het resultaat hebben dat geen enkel geluid wordt gehoord.
Tone Delay
Dit veroorzaakt een vertraging tussen het moment dat een toets wordt ingedrukt (of losgelaten) en het moment dat het geluid klinkt. U kunt ook instellingen maken die de timing veranderen, waarop elke toon klinkt. Dit verschilt van de Delay in de interne effecten, doordat u, door de geluidskwaliteit van de vertraagde tonen en de toonhoogte van elke toon te veranderen, een arpeggio-achtig effect kunt creëren door op een toets te drukken. U kunt de toon delay tijd ook synchroniseren met het tempo van de externe MIDI sequencer.
Als u de Tone Delay niet gebruikt, zet dan de Delay mode para,meter op “NORM” en de Delay tijd op “0”.
• Als de Structure parameters op “2-10” zijn ingesteld, zal de output van tonen 1 en 2 worden gecombineerd in toon 2 en de output van toon 3 en 4 in toon 4. Daarom zal toon 1 de instellingen van toon 2 volgen en toon 3 die van toon 4 (p. 51).
Tone Coarse Tune
Past de toonhoogte van het geluid van de toon naar boven of beneden aan in halve toon stappen (+/- 4 octaven).
Waarde: -48 - +48
Tone Fine Tune
Past de toonhoogte van het geluid van de toon naar boven of beneden aan in 1-cent stappen (+/- 50 cents).
Waarde: -50 - +50
Een cent is 1/100ste halve toon.
Random Pitch Depth
Dit bepaalt de breedte van de willekeurige toonhoogte afwijking die plaatsvindt, wanneer een toets wordt ingedrukt. Als u niet wilt dat de toonhoogte willekeurig verandert, zet dit dan op “0”. Deze waarden zijn in eenheden van cents (1/100e van een halve toon).
Waarde: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80, 90, 100,
200, 300, 400, 500, 600, 700, 800, 900, 1000, 1100, 1200
Pitch Keyfollow
Dit bepaalt de hoeveelheid toonhoogte verandering, die zal plaatsvinden als u een toets een octaaf hoger speelt (d.w.z. 12 toetsen hoger op het keyboard). Als u wilt dat de toonhoogte een octaaf stijgt zoals op een conventioneel keyboard, stel dit in op “+100”. Als u wilt dat de toonhoogte twee octaven stijgt, stelt u “+200” in. Stel een negatieve waarde in als u wilt dat de toonhoogte daalt. Met de instelling “0” zullen alle toetsen dezelfde toonhoogte produceren.
Waarde: -200, -190, -180, -170, -160, -150, -140, -130, -120, -110, -
100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10, +20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100, +110, +120, +130,
fig.06-030.e
Toonhoogte
+140, +150, +160, +170, +180, +190, +200
+200
+100
+50
0
Tone Delay Time
Bepaalt de tijd tussen het moment, waarop de toets wordt ingedrukt (of, als de Delay mode is ingesteld op “OFF-N” of “OFF-D”, het moment dat de toets wordt losgelaten) en het moment dat het geluid zal klinken.
Waarde: 0-127, Note Tone Delay Time specificeert de lengte van een beat voor het
gesynchroniseerde tempo, wanneer het tempo dat de verstreken tijd tot het moment dat de toon klinkt (Patch Tempo) specificeert is gesynchroniseerd met het tempo dat is ingesteld op een externe MIDI sequencer.
(Voorbeeld) Voor een tempo van 120 (120 kwart noten in 1 minuut (60 seconden))
Instelling Delay time
(halve noot) (kwart noot)
(achtste noot)
1 seconde (60/60 = 1 (seconde)) 0,5 seconde (60/120 = 0,5 (seconde)) 0,25 seconde (60/240 = 0,025 (seconde))
56
-50
-100-200
C4C3C2C1 C5 C6 C7
Toets
Bend Range Up (Pitch Bend Range Up)
Bepaalt de mate van verandering in toonhoogte met halve tonen wanneer de Pitch Bend hendel geheel naar rechts staat. Bijvoorbeeld, als deze parameter op “12” staat, zal de toonhoogte een octaaf stijgen, wanneer de Pitch Bend hendel geheel naar rechts verplaatst wordt.
Waarde: 0 - +48
Een Patch creëren
T1 T2 T3 T4
L3
L4
L2
L1
L0
Note off
Toonhoogte
Tijd
Note on
T: Tijd L: Niveau
Bend Range Down (Pitch Bend Range Down)
Bepaalt de mate van verandering in toonhoogte met halve tonen wanneer de Pitch Bend hendel geheel naar links staat. Bijvoorbeeld, als deze parameter op “-48” staat, zal de toonhoogte vier octaven dalen wanneer de Pitch Bend hendel geheel naar links verplaatst wordt.
Waarde: -48 – 0
Patch Pitch Env (Patch Pitch Envelope)
P-Env Depth (Pitch Envelope Depth)
Past het effect van de Pitch envelope aan. Hogere instellingen zorgen ervoor, dat de toonhoogte envelope een groter effect heeft. Negatieve instellingen (-) draaien de vorm van de envelope om.
Waarde: -12 - +12
P-Env V-Sens (Pitch Envelope Velocity Sensitivity)
De speeldynamiek van een keyboard kan gebruikt worden om de diepte van de toonhoogte envelope te bepalen. Als u wilt dat de toonhoogte envelope meer effect heeft op hard gespeeld noten, stelt u de parameter op een positieve waarde (+) in. Als u wilt dat de toonhoogte envelope minder effect heeft op hard gespeeld noten, stelt u de parameter op een negatieve waarde (-) in.
Waarde: -63 - +63
P-Env T1 V-Sens (Pitch Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)
Hierdoor kan keyboard dynamiek de Time 1 van de Pitch envelope beïnvloeden. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt voor sterk gespeelde noten, zet u deze waarde op een positieve (+) waarde. Als u het wil vertragen, stelt u een negatieve waarde (-) in.
Waarde: -63 - +63
P-Env Time KF (Pitch Envelope Time Keyfollow)
Gebruik deze instelling als u wilt dat de toonhoogte envelope time (Time2-time4) wordt beïnvloed door de keyboard locatie. Gebaseerd op de toonhoogte envelope time voor de C4 toets, zullen positieve instellingen ervoor zorgen dat noten hoger dan C4 in toenemende mate kortere tijden hebben en negatieve instellingen ervoor zorgen, dat deze noten in toenemende mate langere tijden hebben. Hogere instellingen zorgen voor grotere veranderingen.
Waarde: -100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10, +20,
fig.06-031.e
Tijd
+30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
-100
-50
0
+50
+100
C4C3C2C1 C5 C6 C7
Toets
P-Env Time 1–4 (Pitch Envelope Time 1–4)
Specificeert de toonhoogte envelope times (tijden) (Time 1 –Time 4). Hogere instellingen resulteren in een langere tijd tot de volgende toonhoogte wordt bereikt. (Bijvoorbeeld, Time 2 is de tijd die het de toonhoogte kost om van niveau 1 naar niveau 2 te veranderen.)
Waarde: 0-127
fig.06-032.e
P-Env T4 V-Sens (Pitch Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)
Gebruik deze parameter als u wilt dat de snelheid, waarmee u een toets loslaat de Time 4 van de Pitch envelope beïnvloedt. Als u wilt dat Time 4 versneld wordt voor snel losgelaten noten, zet u deze waarde op een positieve (+) waarde. Als u het wil vertragen, stelt een negatieve waarde (-) in.
Waarde: -63 - +63
P-Env Level 0–4 (Pitch Envelope Level 0–4)
Specificeert de toonhoogte envelope niveaus (Level 0- level4). Het bepaalt hoeveel de toonhoogte verandert van de oorspronkelijke toonhoogte (de waarde die is ingesteld met Coarse Tune of Fine Tune op het Pitch scherm) op elk punt. Positieve instellingen (+) zorgen ervoor dat de toonhoogte hoger wordt dan de standaard toonhoogte wordt en negatieve (-) instellingen zorgen ervoor, dat de toonhoogte lager wordt dan de standaard toonhoogte.
Waarde: -63 - +63
57
Een Patch creëren
LPF BPF HPF PKG
parameter waarde
Niveau
Cutoff frequentie
Frequentie
Hoog
Laag
De helderheid van een geluid aanpassen door middel van een filter (TVF/TVF Env)
zie
Voor details over deze instellingen, zie “Patch instellingen maken” (p. 46).
Patch TVF
Filter type
Selecteert het type filter. Een filter snijdt en versterkt een bepaald frequentie gebied om de helderheid, dikte en andere kwaliteiten van een geluid te veranderen.
Waarde: OFF: Er wordt geen filter gebruikt. LPF: Low Pass Filter. Dit reduceert het volume van alle
frequenties boven de aangegeven frequentie (Cutoff Freq) om het geluid af te ronden of om het minder helder te maken. Dit is het meest voorkomende filter bij keyboards.
BPF: Band Pass Filter. Dit laat alleen de frequenties over in het
aangegeven gebied (Cutoff Freq) en laat de rest weg. Dit kan nuttig zijn, wanneer u opvallende geluiden creëert.
HPF: High Pass Filter. Dit schakelt de frequenties in het
gebied onder de aangegeven frequentie (Cutoff Freq) uit. Dit is nuttig om de hogere tonen van percussie geluiden te benadrukken.
PKG: Peaking Filter. Dit benadrukt de frequenties in het
gebied van de aangegeven frequentie (Cutoff Freq). U kunt dit gebruiken om wah-wah effecten te produceren door een LFO toe te passen om de cutoff frequentie cyclisch te veranderen.
LPF2: Low Pass Filter 2. Hoewel frequentie componenten
boven de aangegeven frequentie (Cutoff Freq) worden uitgeschakeld, is de gevoeligheid van dit filter de helft van de LPF. Dit maakt dit een relatief warmer low pass filter. Dit filter is goed voor het simuleren van instrument geluiden, zoals de akoestische piano.
LPF3: Low pass Filter 3. Hoewel frequentie componenten
boven de aangegeven frequentie (Cutoff Freq) worden uitgeschakeld, verandert de gevoeligheid van dit filter aan de hand van de Cutoff frequentie. Hoewel dit filter ook goed is voor het simuleren van instrument geluiden, is de nuance anders dan die van de LPF2, zelfs met dezelfde TVF envelope instellingen.
Cutoff Frequency
Selecteert de frequentie, waarop de filter effect begint te hebben op de frequentiecomponenten van de waveform.
Waarde: 0-127 Met “LPF/LPF2/LPF3” geselecteerd voor de Filter Type parameter,
zorgen lagere cutoff frequentie-instellingen ervoor, dat de hogere harmoniek van een toon worden verminderd, wat zorgt voor een meer afgerond, warmer geluid. Hogere instellingen laten het geluid helderder klinken.
Als “BPF” is geselecteerd, veranderen de harmonische componenten afhankelijk van de TVF Cutoff Frequency instelling. Dit kan handig zijn, wanneer u kenmerkende geluiden wilt creëren.
Als “HPF” is geselecteerd zorgen hogere Cutoff Frequency instellingen ervoor, dat de lagere harmoniek van een geluid wordt verminderd, wat de meer heldere delen van het geluid versterkt.
Wanneer “PKG” is geselecteerd, hangen de te versterken harmonieën af van de Cutoff Frequency instelling.
Om de hele Patch te bewerken zonder de relatieve Cutoff Frequency veranderingen voor elke toon te beïnvloeden, bewerkt u de Cutoff Offset parameter (p. 49).
Resonance
Versterkt het deel van het geluid in het gebied van de cutoff frequentie, wat het geluid meer karakter geeft. Excessief hoge instellingen kunnen oscillatie veroorzaken, waardoor ruis ontstaat.
Waarde: 0-127
Om de hele Patch te bewerken zonder de relatieve Resonance veranderingen voor elke toon te beïnvloeden, bewerkt u de Resonance parameter (p. 50).
fig.06-034.e
58
Als u “LPF2” of “LPF3” instelt, zal de instelling voor de Resonantie parameter (p. 58) worden genegeerd.
Een Patch creëren
1234567
Cutoff Keyfollow
Gebruik deze parameter als u wilt dat de cutoff frequentie verandert aan de hand van de ingedrukte toets. Gekoppeld aan de cutoff frequentie van de C4 toets zullen positieve (+) instellingen ervoor zorgen, dat de cutoff frequentie stijgt voor noten hoger dan C4 en negatieve (-) instellingen dat de cutoff frequentie afneemt voor noten hoger dan C4. Hogere instellingen produceren een grotere verandering.
Waarde: -200, -190, -180, -170, -160, -150, -140, -130, -120, -110, -
100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10, +20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100, +110, +120, +130,
fig.06-035.e
Cutoff frequentie (octaaf)
+2
+1
+140, +150, +160, +170, +180, +190, +200
o
-1
-2
C4C3C2C1 C5 C6 C7
+200
+100
+50
0
-50
-100-200
Toets
Resonance V-Sens (Resonance Velocity Sensitivity)
Hierdoor beinvloedt de keyboard aanslag de hoeveelheid resonantie. Indien u wilt dat sterk gespeeld noten een groter resonantie effect hebben, stelt u deze parameter op positieve waarden (+) in. Indien u wilt dat sterk gespeeld noten een zwakker resonantie effect hebben, stelt u deze parameter op negatieve waarden (-) in.
Waarde: -63 - +63
Patch TVF Env (Patch TVF Envelope)
F-Env Depth (TVF Envelope Depth)
Specificeert de diepte van de TVF envelope. Hogere instellingen zullen ervoor zorgen dat de TVF envelope grotere veranderingen produceert. Negatieve (-) instellingen keren de vorm van de envelope om.
Waarde: -63 - +63
F-Env V-Curve (TVF Envelope Velocity Curve)
Selecteert een van de volgende curves die bepalen, hoe de dynamiek van uw keyboardspel de TVF envelope beïnvloeden. Stel dit op “FIX” in als u niet wilt dat de TVF Envelope door de keyboard aanslag beïnvloed wordt.
Waarde: FIX, 1-7
fig.06-036
Cutoff V-Curve (Cutoff Frequency Velocity Curve)
Selecteert één van de volgende zeven curves, die bepalen hoe keyboard speeldynamiek (aanslag) de cutoff frequentie beïnvloeden. Stel dit in op “FIXED” als u niet wilt dat de cutoff frequentie wordt beïnvloed door de keyboard aanslag.
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-036
1234567
Cutoff V-Sens (Cutoff Velocity Sensitivity)
Gebruik deze parameter, wanneer u de cutoff frequentie verandert om te worden toegepast als het resultaat van veranderingen in speel­aanslag. Als u wilt dat de cutoff frequentie van hard gespeelde noten toeneemt, stelt u deze parameter positief (+) in. Als u wilt dat de cutoff frequentie van hard gespeelde noten afneemt, stelt u deze parameter negatief (-) in.
Waarde: -63 - +63
Om de gehele Patch aan te passen, terwijl de relatieve veranderingen in de Cutoff Frequentie Velocity Sensitivity waarden voor elke toon bewaard blijven, stelt u de Velocity Sens Offset (p. 50) in. Deze instelling wordt echter gedeeld door de Level V-Sens parameter (p. 60).
F-Env V-Sens (TVF Envelope Velocity Sensitivity)
Bepaalt hoe de dynamiek van uw keyboardspel de diepte van de TVF envelope zal beïnvloeden. Positieve (+) instellingen zorgen ervoor dat de TVF envelope een groter effect heeft op sterk gespeelde noten, en negatieve (-) instellingen verminderen dit effect.
Waarde: -63 - +63
F-Env T1 V-Sens ( TVF Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)
Hiermee kunt u uw keyboard dynamiek invloed laten hebben op Time 1 van de TVF envelope. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt voor sterk afgespeeld noten, stelt u deze parameter op een positieve waarde (+) in. Als u wilt dat het langzamer gaat, zet u dit op een negatieve (-) waarde.
Waarde: -63- +63
F-Env T4 V-Sens (TVF Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)
Deze parameter gebruikt u, wanneer u de snelheid waarmee u de toetsen loslaat de Time 4 waarde van de TVF envelope wilt laten bepalen. Als u wilt dat Time 4 versneld wordt voor noten, die u snel loslaat, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat het langzamer gaat zet u dit op een negatieve (-) waarde.
Waarde: -63- +63
59
Een Patch creëren
1234567
F-Env Time KF (TVF Envelope Time Keyfollow)
Gebruik deze instelling als u wilt dat de TVA envelope tijden (Time 2-Time 4) beïnvloed worden door de keyboard locaties. Deze instel­ling is gebaseerd op de C4 toets (middelste C), en zorgt ervoor dat positieve (+) waardes als gevolg hebben dat noten die hoger dan C4 zijn toenemend kortere tijden hebben, en negatieve (-) instellingen zorgen ervoor, dat deze tijden langer worden. Grotere instellingen zorger voor grotere veranderingen.
Waarde: -100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10, +20,
fig.06-031.e
Tijd
+30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
-100
-50
0
+50
+100
C4C3C2C1 C5 C6 C7
Toets
Het volume instellen (TVA/TVA Env)
zie
Zie voor meer details over deze instellingen “Patch instellingen maken” (p. 46).
Patch TVA
Tone Level
Stelt het volume van de toon in. Deze instelling is hoofdzakelijk han­dig voor de volumebalans tussen de verschillende tonen in te stellen.
Waarde: 0-127
Level V-Curve (TVA Level Velocity Curve)
U kunt uit zeven curves kiezen die bepalen hoe de sterkte, waarmee u het keyboard bespeelt, invloed heeft op het volume. Als u niet wilt dat de sterkte, waarmee u het keyboard bespeelt, invloedt heeft op het volume van de tonen, stelt u dit op “FIXED” in.
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-036
F-Env Time 1-4 (TVF Envelope Time 1-4)
Specificeer de TVF envelope tijden (Time 1-Time 4). Hogere instellingen zorgen ervoor dat het langer duurt voordat het volgende cutoff frequentie niveau is bereikt. (Bijvoorbeeld: Time 2 bepaalt hoe lang het duurt voordat Level 1 naar Level 2 verandert.)
Waarde: 0–127
fig.06-037.e
T1 T2 T3 T4
Cutoff
Frequentie
L0
L1
Note on
T: Tijd L: Niveau
L3
L2 L4
Note off
Tijd
F-Env Level 0-4 (TVF Envelope 0-4)
Bepaalt de TVF envelope levels (Level 0-Level 4). Deze instellingen bepalen hoe de cutoff frequentie op elk punt verandert, relatief aan de standaard cutoff frequentie (de waarde van de cutoff frequentie die in het TVF scherm ingesteld is).
Waarde: 0-127
Level V-Sens (TVA Level Velocity Sensitivity)
Stel dit in, als u wilt dat het volume van de tonen verandert met de sterkte, waarop u de toetsen indrukt. Stel deze instelling op een posi­tieve (+) waarde in als u wilt dat de tonen steeds harder klinken naar mate u harder speelt; om de tonen dat zachter te laten klinken stelt u de waarde negatief (-) in.
Waarde: -63- +63
Als u instellingen voor de hele Patch wilt maken, terwijl u de relatieve waardes van TVA Level Velocity Sensitivity wilt behouden, dient u de Velocity Sens OffSet parameter (p. 50) in te stellen. Deze instelling is echter gedeeld met de Cutoff V-Sens parameter (p. 59).
60
Bias
Bias zorgt ervoor, dat het volume wordt beïnvloed door de positie van het keyboard.
Dit is handig voor het veranderen van het volume met de keyboard positie (toonhoogte), wanneer u akoestische instrumenten bespeelt.
fig.06-039.e
LOWER
Niveau
+
0
C-1 G9
Bias positie
UPPER
Niveau
Toets
C-1 G9
Bias positie
+
0
Toets
Een Patch creëren
Pan Keyfollow
Gebruik deze parameter als u wilt dat de positie van de toets de Pan­ning beïnvloedt.
Positieve (+) instellingen zorgen ervoor dat noten, die hoger zijn dan de C4 toets (middelste C), toenemend verder naar rechts klinken, en negatieve (-) instellingen zorgen ervoor dat noten hoger dan de C4 toets (middelste C) toenemend verder naar links klinken. Grotere instellingen zorgen voor grotere veranderingen.
Waarde: -100-+100
fig.06-040.e
Pan
R
+100
+50
LO&UP
Niveau
+
0
C-1 G9
Bias positie
+
0
ALL
Niveau
Toets
0
+
C-1 G9
Bias positie
+
0
Toets
Bias Level
Bepaalt de hoek van de volume verandering, die zal optreden in de geselecteerde Bias Direction. Hogere instellingen zorgen voor gro­tere veranderingen.
Negatieve (-) waardes zorgen ervoor dat de richting van de verande­ring omgekeerd is.
Waarde: -100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10, +20,
+30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
Bias Position
Bepaalt de toets, waaraan het volume relatief wordt aangepast. Waarde: C-1-G9
Bias Direction
Selecteert de richting waarin de verandering plaats zal vinden, beginnend op de Bias Position.
Waarde LOWER: Het volume zal veranderd worden voor het
keyboard gedeelte onder het Bias Point.
UPPER: Het volume zal veranderd worden voor het
keyboard gedeelte boven het Bias Point.
LO&UP: Het volume zal symmetrisch veranderd worden
naar de linker- en rechterkant van het Bias Point.
ALL: Het volume verandert lineair met het bias point in
het midden.
Tone Pan
Stelt de Pan van de toon in. “L64” is uiterst links, “0” is midden, en “63R” is uiterst rechts.
Waarde: L64-0-63R
o
L
C4C3C2C1 C5 C6 C7
0
-50
-100
Toets
Random Pan Depth
Gebruik deze parameter, wanneer u wilt dat de stereo locatie elke keer willekeurig verandert als u een toets indrukt. Hogere instellin­gen zorgen voor meer verandering.
Waarde: 0-63
Alternate Pan Depth
Deze instelling zorgt ervoor dat de Panning wisselt tussen links en rechts, elke keer dat een toets wordt ingedrukt. Hogere instellingen zorgen voor grotere veranderingen. “L” of “R” instellingen zullen de volgorde omdraaien waarin de Pan tussen links en rechts wisselt. Als bijvoorbeeld twee tonen op “L” en “R” respectievelijk zijn inge­steld, zal de Panning van de twee tonen elke keer dat ze bespeeld worden wisselen.
Waarde: L64-0-63R
Wanneer een waarde van Type “2”-”10” is gekozen voor de Structure parameter van de Pan KF, Rnd Pan Depth, Altter Pan Depth parameter instellingen, zal de output van tonen 1 en 2 samengevoegd worden in toon 2, en de output van tonen 3 en 4 in toon 4. Hierdoor zal toon 1 dezelfde instellingen als toon 2 hebben, en toon 3 dezelfde als toon 4 (p. 51).
Patch TVA Env
A-Env T1 V-Sens (TVA Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)
Hiermee kunt u de keyboard dynamiek invloed laten hebben op Time 1 van de TVA envelope. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt voor sterker gespeelde tonen, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat Time 1 langzamer gaat stelt u dit in op een negatieve (-) waarde.
Waarde: -63~+63
61
Een Patch creëren
A-EnvT4 V-Sens (TVA Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)
De parameter die u gebruikt als u wilt dat de snelheid, waarmee u toetsen loslaat, invloed heeft op Time 4 van de TVA Envelope. Als u dat Time 4 versneld wordt voor snel losgelaten tonen, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat het langza­mer gaat, stelt u de waarde op een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63~+63
A-Env Time KF (TVA Envelope Time Keyfollow)
Gebruik deze instelling als u wilt dat de TVA envelope times (Time 2-Time 4) beïnvloed worden door de keyboard locatie. Deze instel­ling is gebaseerd op de TVA envelope times voor de C4 toets (mid­delste C) en zorgt ervoor dat noten die hoger dan C4 zijn toenemend kortere tijden hebben (bij positeve (+) waardes), en noten die lager dan C4 zijn toenemend langere tijden hebben. Hogere instellingen zorgen voor grotere veranderingen.
Waarde: -100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10, +20,
fig.06-031.e
Tijd
A-Env Time 1-4 (TVA Envelope Time 1-4)
Stelt de TVA envelope times in (Time 1- Time 4). Hogere instellingen zorgen ervoor, dat het langer duurt totdat het volgende volume­niveau bereikt wordt. (Bijvoorbeeld: Time 2 bepaalt hoe lang het duurt voordat Level 1 naar Level 2 verandert.)
Waarde: 0-127
A-Env Level 1-3 (TVA Envelope Level 1-3)
Stelt de TVA envelope levels (Level 1-Level 3) in. Deze instellingen bepalen hoe het volume bij elk punt verandert, relatief aan het stan­daardvolume (de Tone Level waarde die in het TVA scherm bepaald wordt).
Waarde: 0-127
fig.06-041.e
+30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
-100
-50
0
+50
+100
C4C3C2C1 C5 C6 C7
T1 T2 T3 T4
Toets
Output instellingen
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Patch instellingen maken” (p. 46).
Patch Output
Patch Out Assign
Bepaalt de output van het directe geluid van elk Patch.
Waarde: MFX: Output in stereo door multi-effects. U kunt ook
chorus of reverb op het geluid dat door de multi­effects gaat toepassen.
A, B: Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of de OUT-
PUT B jack in stereo, zonder multi-effects.
1-4: Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder multi-effects.
TONE: Output volgens de instellingen voor elke toon.
* Als u instellingen gemaakt heeft, zodat geluiden apart naar de
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack gaan, maar er geen
plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken, worden de geluiden van
de INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 jacks gemixt en gaat de
output via de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter (p. 158) op “MIX” ingesteld is, gaat
alle output in stereo naar de OUTPUT A (MIX) jacks.
Tone Out Assign
Bepaalt de output van het directe geluid van elke toon.
Waarde: MFX: Output in stereo door multi-effects. U kunt ook cho-
rus of reverb op het geluid dat door de multi-effects gaat toepassen.
A, B: Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of de OUT-
PUT B jack in stereo, zonder multi-effects.
1-4: Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder multi-effects.
* Als de Patch Output Assign instelling op iets anders dan op “TONE”
is ingesteld, worden deze instellingen genegeerd.
* Als de Structure Type parameter op Type”2”-”10,” zullen de outputs
van tonen 1 en 2 in toon 2 gecombineerd worden, en de outputs van
tonen 3 en 4 in toon 4. Hierdoor volgt toon 1 de instellingen van toon
2, en volgt toon 3 de instellingen van toon 4 (p. 51).
Niveau
62
L2
L1
Note on
T: Tijd L: Niveau
L3
Note off
Tijd
* Als u instellingen gemaakt heeft, zodat geluiden apart naar de
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack gaan, maar er geen
plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken, worden de geluiden van
de INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 jacks gemixt en gaat de
output via de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter (p. 158) op “MIX” ingesteld is, gaat
alle output in stereo naar de OUTPUT A (MIX) jacks.
* Als u Tone Out Assign op “MFX” heeft ingesteld, dient u met de
MFX Output Assign parameter (p. 135) in te stellen wat de output
bestemming is van het geluid dat door de multi-effects is gegaan.
* De output van geluiden naar chorus en reverb is altijd in mono.
* De outputbestemming van het signaal nadat het door de chorus
heengaat stelt u in met Chorus Output Select (p. 136) en Chorus
Output Assign (p. 136).
* De outputbestemming van het signaal, nadat het door de reverb is
gegaan, stelt u in met Reverb Output Assign (p. 137).
Tone Out Level
Stelt het niveau van het signaal in dat naar de outputbestemming wordt gestuurd, die in Tone Output Assign bepaald is.
Waarde: 0-127
Tone Chorus Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de chorus wordt gestuurd als de toon door de MFX gestuurd wordt.
Waarde: 0-127
Tone Reverb Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de reverb wordt gestuurd als de toon door de MFX gestuurd wordt.
Waarde: 0-127
Tone Chorus Send (Send Level (Output=non MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de chorus wordt gestuurd als de toon niet door de MFX gestuurd wordt.
Waarde: 0-127
Tone Reverb Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de reverb wordt gestuurd als de toon niet door de MFX gestuurd wordt.
Waarde: 0-127
Een Patch creëren
Geluiden moduleren (LFO1/2/Step LFO)
zie
Zie voor meer details over deze instellingen “Patch instellingen maken” (p. 46).
Een LFO (Lage Frequentie Oscillator) zorgt voor verandering in een cyclus van een geluid. Elke toon heeft twee LFO's, (LFO1/ LFO2), en deze kunnen gebruikt worden om de toonhoogte, cutoff frequentie en volume cyclisch te veranderen om zo modulatie-effecten te creëren, zoals vibrato, wah en tremolo. Beide LFO's hebben dezelfde parameters dus is er maar één uitleg nodig.
Patch LFO 1/2
Selecteert de waveform van de LFO.
Waarde SIN: Sinusgolf TRI: Driehoeksgolf SAW-U: Zaagtandgolf SAW-D: Zaagtandgolf (negatieve polariteit) SQR: Vierkante golf RND: Willekeurige golf BND-U: Zodra de LFO's aanval op de waveform output op een
standaardmanier is uitgevoerd, gaat deze zonder veranderingen verder.
BND-D: Zodra het wegsterven van de LFO op de waveform
output op een standaardmanier is uitgevoerd, gaat deze zonder veranderingen verder.
TRP: Trapeziumgolf S&H: Sample & Hold golf (eens per cyclus, LFO waarde is
veranderd)
CHAOS: Chaosgolf VSIN Gemodificeerde sinusgolf. De amplitude van de
sinusgolf wordt elke cyclus willekeurig veranderd.
STEP: Een waveform, die gegenereerd wordt door de data
gespecificeerd in LFO Step 1-16. Dit zorgt voor een vast patroon met stapsgewijze veranderingen, zoals die van een stappenmodulator.
Als u dit op “BND-U” of “BND-D” instelt, dient u de Key Trigger parameter op “ON” te zetten. Er is geen effect als deze uitgeschakeld is.
63
Een Patch creëren
LFO Rate (LFO1/LFO2 Rate)
Stelt de rate, ofwel snelheid, van de modulatie van de LFO in. Waarde: 0-127, Note LFO Rate stelt de beat lengte in voor het tempo dat gesynchroniseerd
is met het tempo van een externe MIDI sequencer.
(Voorbeeld) Voor een tempo van 120 (120 kwart noten per minuut (60 seconden))
Instelling LFO Rate
(halve noot) (kwart noot)
(achtste noot)
Deze instelling wordt genegeerd als de Waveform parameter op “CHAOS” ingesteld is.
1 seconde (60 / 60 = 1 (seconde))
0.5 seconde (60 / 120 = 0.5 (seconde))
0.25 seconde (60 / 240 = 0.25 (seconde))
Rate Detune (LFO1/LFO2 Rate Detune)
LFO Rate Detune maakt subtiele veranderingen in de snelheid van de LFO cyclus (Rate parameter) elke keer dat u een toets indrukt. Hogere instellingen zorgen voor grotere veranderingen. Deze para­meter kan niet gebruikt worden als Rate op “note” ingesteld staat.
Waarde: 0-127
Offset (LFO1/LFO2 Offset)
Verhoogt of verlaagt de LFO waveform relatief aan de centrale waarde (toonhoogte of cutoff frequentie). Positieve (+) instellingen verplaatsen de waveform, zodat modulatie optreedt bij waardes hoger dan de centrale waarde. Negatieve (-) instellingen verplaatsen de waveform, zodat modulatie optreedt bij waardes lager dan de centrale waarde.
Waarde: -100, -50, 0, +50, +100
Delay Time (LFO1/LFO2 Delay Time)
Delay Time (LFO Delay Time) bepaalt hoe lang het duurt, voordat het effect van de LFO toegepast wordt, nadat de toets is ingedrukt (of losgelaten).
Waarde: 0.127
zie
Na het raadplegen van “Hoe de LFO toe te passen” (p. 65) kunt u de instelling veranderen, totdat het gewenste effect is bereikt.
Wanneer u viool-, wind- of andere instrumentgeluiden in een Performance gebruikt, kan het effectief zijn om vibrato pas toe te passen nadat de noot iets is uitgerekt, in plaats van dit direct na de noot te doen. Als u de Delay Time parameter in conjunctie met de Pitch Depth en Rate parameters instelt, zal de vibrato automatisch toegepast worden volgens een bepaald interval na het indrukken van de toets. Dit effect heet Delay Vibrato.
Delay Time KF (LFO1/LFO2 Delay Time Keyfollow)
Bepaalt de waarde voor de Delay Time parameter, die afhangt van de toetspositie, relatief aan de C4 toets (middelste C). Om de tijd te verkorten, voordat het LFO effect toegepast wordt (het effect loopt door) bij elke toets die in de hogere registers ingedrukt wordt, kiest u een positieve waarde. Om de tijd te verlengen kiest u een negatieve waarde. Grotere instellingen zorgen voor grotere veranderingen. Als u niet wilt dat de tijd, voordat het effect van de LFO wordt toegepast per ingedrukte toets verandert, stelt u deze waarde in op “0”.
Waarde: -100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10, +20,
fig.06-031.e
Tijd
+30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
-100
-50
0
+50
+100
C4C3C2C1 C5 C6 C7
Toets
Fade Mode (LFO1/LFO2 Fade Mode)
Bepaalt hoe de LFO toegepast wordt.
Waarde: ON <, ON >, OFF <, OFF >
zie
Na het raadplegen van “Hoe de LFO toe te passen” (p. 65) kunt u de instelling veranderen, totdat het gewenste effect is bereikt.
Fade Time (LFO1/LFO2 Fade Time)
Bepaalt hoe lang het duurt voordat de LFO amplitude haar maxi­mum (minimum) bereikt.
Waarde: 0-127
zie
Na het raadplegen van “Hoe de LFO toe te passen” (p. 65) kunt u de instelling veranderen totdat het gewenste effect is bereikt.
Key Trigger (LFO1/LFO2 Key Trigger)
Dit bepaalt of de LFO cyclus wel (ON) of niet (OFF) synchroon met het indrukken van de toets zal beginnen.
Waarde: OFF, ON
Pitch Depth (LFO1/LFO2 Pitch Depth)
Bepaalt het effect van de LFO op de toonhoogte. Waarde: -63~+63
64
Een Patch creëren
TVF Depth (LFO1/LFO2 TVF Depth)
Bepaalt het effect van de LFO op de cutoff frequentie. Waarde: -63– +63
TVA Depth (LFO1/LFO2 TVA Depth)
Bepaalt het effect van de LFO op het volume. Waarde: -63– +63
Pan Depth (LFO1/LFO2 Pan Depth)
Bepaalt het effect van de LFO op de Pan parameter. Waarde: -63– +63
Positieve (+) en negatieve (-) instellingen voor de Depth para­meter zorgen voor verschillende soorten verandering van pitch en volume. Zo kunt u bijvoorbeeld de Depth parameter voor een bepaalde toon op een positieve (+) waarde instellen, en voor een andere toon een waarde kiezen die numeriek hetzelfde, maar negatief is. Dit zal tot gevolg hebben dat de modulatie voor deze tonen precies tegenovergesteld is. Hiermee kunt u tussen twee tonen heen en weer schakelen, of gecombineerd met de Pan instelling de locatie van het geluid cyclisch te laten veranderen.
Wanneer de Structure parameter op een waarde tussen “2” en “10” is ingesteld, wordt de output van tonen 1 en 2 gecombi­neerd in toon 2, en de output van tonen 3 en 4 in toon 4. Dit is van toepassing op de Pan Depth parameter instellingen. Hier­door volgt toon 1 de instellingen van toon 2, toon 3 van toon 4 (p. 51).
Patch Step LFO
Step Type (LFO Step Type)
Wanneer er een LFO waveform gegenereerd wordt met de data in LFO Step1-16, kunt u hier instellen of het niveau abrupt verandert of dat de stappen lineair met elkaar verbonden worden.
Waarde: TYPE1 (verandering als een traptrede), TYPE2
(lineaire verandering)
Step 1-16 (LFO Step 1-16)
Bepaalt de data voor de Step LFO. Als de LFO Pitch Depth op +63 ingesteld staat, correspondeert elke +1 eenheid van de stap data met een toonhoogte van +50 cent.
Waarde: -36– +36
Hoe de LFO toe te passen
De LFO geleidelijk toe te passen nadat de toets is ingedrukt
fig.06-043.e
Pan
Delay tijd
Note on
Fade tijd
Diepte
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Level
lager (minder)
Fade Mode: ON <
Delay Time: De tijd tussen het bespelen van het keyboard en
het toepassen van de LFO.
Fade Time: Hoe lang het duurt voordat de LFO amplitude
haar maximum bereikt nadat de Delay Time afgelopen is.
De LFO direct toepassen wanneer de toets ingedrukt wordt, en daarna geleidelijk laten wegsterven
fig.06-044.e
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Level
Pan
lager (minder)
Note on
Delay tijd
Fade tijd
Diepte
Fade Mode: ON > Delay Time: De tijd tussen het bespelen van het keyboard en
het toepassen van de LFO.
Fade Time: Hoe lang het duurt voordat de LFO amplitude
haar maximum bereikt nadat de Delay Time afgelopen is.
De LFO geleidelijk toe te passen nadat de toets is losgelaten
fig.06-045.e
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Level
Pan
lager (minder)
Note
Delay tijd
Fade tijd
Diepte
Note
off
on
Fade Mode: OFF < Delay Time: De tijd tussen het bespelen van het keyboard en
het toepassen van de LFO.
Fade Time: Hoe lang het duurt, voordat de LFO amplitude
haar maximum bereikt nadat de Delay Time afgelopen is.
De LFO toepassen vanaf het punt, waarop u de toets indrukt, totdat u hem loslaat, en na het loslaten geleidelijk laten wegsterven
fig.06-046.e
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Level
Pan
lager (minder)
Note on
Fade Mode: OFF > Delay Time: De tijd tussen het bespelen van het keyboard en
het toepassen van de LFO.
Fade Time: Hoe lang het duurt voordat de LFO amplitude
haar maximum bereikt, nadat de Delay Time afgelopen is.
Note off
Delay tijd
Fade tijd
Diepte
65
Een Patch creëren
Controller-gerelateerde instellingen (CTRL)
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Patch instellingen maken” (p. 46)
Patch Ctrl
Tone Env Mode (Tone Envelope Mode)
Wanneer een loop waveform (p. 48) geselecteerd is zal het geluid normaliter doorgaan, totdat de toets losgelaten wordt. Als u wilt dat het geluid toch op een natuurlijke manier wegsterft terwijl de toets ingedrukt blijft, stelt u dit in op “NO SUS”.
Waarde: NO SUS, SUST
Tone Redamper Sw (Tone Redamper Switch)
U kunt per individuele toon bepalen of het geluid vastgehouden wordt als een Hold-1 opdracht ontvangen wordt nadat een toets wordt losgelaten, maar nog voordat het tot stilte is weggestorven. Als u het geluid wilt laten blijven klinken, kiest u “ON”. Zet wan­neer u deze functie gebruikt ook de Rx Hold-1 parameter op “ON”. Deze functie is ook effectief voor pianogeluiden.
Waarde: OFF, ON
Matrix Control instellingen (Matrix Ctrl1–4)
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Patch instellingen maken” (p. 46)
Als een Wave is geselecteerd van een one-shot type (p. 48), zal het geluid niet doorgaan, zelfs niet als deze parameter op SUST is ingesteld.
Tone Rx Bender (Tone Receive Pitch Bend Switch)
Bepaal voor elke toon of MIDI Pitch Bend-berichten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Waarde: OFF, ON
Tone Rx Expression (Tone Receive Expression Switch)
Bepaal voor elke toon of MIDI Expression-berichten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Waarde: OFF, ON
Tone Rx Hold-1 (Tone Receive Hold Switch)
Bepaal voor elke toon of MIDI Hold-1-berichten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Waarde: OFF, ON
Deze instelling heeft geen effect als “NO SUS” in gekozen voor de Env Mode parameter.
Tone Rx Pan Mode (Tone Receive Pan Mode)
Bepaalt voor elke toon, hoe Pan opdrachten ontvangen worden.
Waarde: CONT: Wanneer Pan opdrachten ontvangen worden, wordt de
stereo positie van de toon veranderd.
K-ON: De Pan van de toon wordt alleen veranderd, wanneer de
volgende noot bespeeld wordt. Als een Pan opdracht wordt ontvangen terwijl een noot klinkt, zal de Panning niet veranderen totdat de volgende toets ingedrukt wordt.
Matrix Control
Normaliter, als u toonparameters met een extern MIDI-apparaat wilt veranderen, hoort u Systeem exclusieve opdrachten – opdrachten die speciaal voor de Fantom XR ontworpen zijn. Systeem exclusieve opdrachten zijn echter vrij ingewikkeld, en de hoeveelheid data die moet worden verstuurd kan groot wor­den.
Hierom is een aantal van de typischere toonparameters van de Fantom XR zo ontworpen dat deze ook het gebruik van Control Change (of andere) MIDI-opdrachten accepteren om waardes te veranderen. Hierdoor heeft u verschillende manieren om veran­deringen te maken in de manier, waarop Patches afgespeeld worden. U kunt bijvoorbeeld een Pitch Bend hendel gebruiken om de snelheid van de LFO-cyclus te veranderen of het key­board gebruiken om een filter te openen of sluiten.
Deze functie, die u toestaat om MIDI-opdrachten te versturen om in realtime veranderingen aan de toonparameters te maken, wordt de Matrix Control genoemd. U kunt maximaal vier Matrix Controls in een Patch gebruiken.
Om de Matrix Control te gebruiken, dient u te specificeren welke MIDI-opdrachten (Source parameter) gebruikt zullen worden om te bepalen welke parameter (Destination parameter) veranderd wordt, het effect van deze verandering, (Sns parameter), en de toon waarop het effect toegepast wordt (Tone parameter).
De kanalen kunnen niet zo ingesteld worden dat ze geen Pan opdrachten ontvangen.
66
Een Patch creëren
Patch Mtrx Control 1–4 Source (Patch Matrix Control 1–4)
Control 1–4 Source (Matrix Control Source 1–4)
Bepaalt de MIDI-opdracht die gebruikt wordt om de toonparameters met de Matrix Control te veranderen.
Waarde OFF: Matrix Control wordt niet gebruikt CC01-31, 33-95: Controller nummers 1-31, 33-95
zie
Zie voor meer informatie over Control Change-opdrachten
“MIDI Implementatie” (p. 245).
PITCH BEND: Pitch Bend AFTERTOUCH: Aftertouch SYS CTRL1-SYS CTRL4: MIDI-opdrachten, die als normale
matrix controls gebruikt worden.
VELOCITY: Velocity (de druk, waarmee u een toets
indrukt)
KEYFOLLOW: Keyfollow (Keyboard positie met C4 als
0)
TEMPO: Het systeemtempo (p. 156) of het tempo
van een externe MIDI-sequencer.
LFO1: LFO 1 LFO2: LFO 2 PITCH ENV: Pitch envelope TVF ENV: TVF envelope TVA ENV: TVA envelope
Velocity en Keyfollow corresponderen met Note-opdrachten.
• Er zijn parameters die u laten bepalen of specifieke MIDI­opdrachten worden ontvangen voor elk kanaal in een Performance (p. 92). Wanneer een Patch met Matrix Control instellingen aan een Part is toegewezen, dient u te bevestigen of de MIDI-opdrachten, die voor Matrix Control gebruikt worden ontvangen zullen worden. Als de Fantom XR zo ingesteld is, dat het ontvangen van MIDI-opdrachten uitgeschakeld is, zal Matrix Control niet functioneren.
CTRL Destination 1–4 (Matrix Control Destination 1–4)
Matrix Control Destination selecteert de toonparameter die u wilt besturen met de Matrix Control. De volgende parameters kunnen bestuurd worden. Wanneer u parameters niet met de Matrix Control wilt besturen, zet u de instelling op “OFF”. U kunt maximaal vier parameters voor elke Matrix Control selecteren; deze kunnen tegelijkertijd bestuurd worden.
In deze handleiding zijn parameters die met de Matrix Control bestuurd kunnen worden gemarkeerd met een
Het filter openen en sluiten
CUTOFF: Verandert de cutoff frequentie. RESONANCE: Versterkt de boventonen in het gebied van
de cutoff frequentie, wat het geluid meer karakter geeft.
Het volume, de Pan en de pitch veranderen
LEVEL: Verandert het volumeniveau. PAN: Verandert de Pan. PITCH: Verandert de toonhoogte.
★.
Hoewel er geen MIDI-opdrachten voor LFO 1 zijn, die door TVA Envelope gestuurd worden, kunnen deze gebruikt worden als Matrix Control. In deze situatie kunt u de toon-instellingen realtime veranderen door Patches af te spelen.
• Als u algemene controllers voor de gehele Fantom-XR wilt gebruiken, selecteert u “SYS CTRL1”-”SYS CTRl4”. MIDI­opdrachten die als System Control 1-4 gebruikt worden stelt u met de System Ctrl1-4 Source parameters (p. 159).
Er zijn parameters die bepalen of Pitch Bend, Controller Nummer 11 (Expression) en Controller Nummer 64 (Hold 1) ontvangen worden (p. 66). Wanneer deze instellingen op “ON” staan, en de MIDI-opdrachten ontvangen worden, zullen de Pitch Bend, Expression en Hold 1 instellingen meeveranderen als er veranderingen gemaakt worden. Als u alleen de geselecteerde parameters wilt veranderen zet u deze instelling op “OFF”.
Veranderen hoe effecten toegepast worden
OUTPUT LEVEL: Verandert het volume van de output
niveaus.
CHORUS SEND: Verandert de hoeveelheid chorus. REVERB SEND: Verandert de hoeveelheid reverb.
LFO toepassen om geluiden te moduleren
LFO1/LFO PITCH DEPTH: Verandert de diepte van de
vibrato.
LFO1/LFO2 TVF DEPTH: Verandert de diepte van de wah. LFO1/LFO2 TVA DEPTH: Verandert de diepte van de
tremolo.
LFO1/LFO2 PAN DEPTH: Verandert het effect dat de LFO
heeft op de Pan.
LFO1/LFO2 RATE: Verandert de rate van de LFO's
cyclus. Verandert de snelheid van de LFO's cyclus. De snelheid zal niet veranderen als LFO Rate op “note” ingesteld staat.
67
Een Patch creëren
De pitch envelope veranderen
PIT ENV A-Time: Verandert de Env Time 1 parameter van de
toonhoogte envelope.
PIT ENV D-Time: Verandert de Env Time 2 en Env Time 3
parameters van de toonhoogte envelope.
PIT ENV R-Time: Verandert de Env Time 4 parameter van de
toonhoogte envelope.
De TVF envelope veranderen
TVF ENV A-Time: Verandert de Env Time 1 parameter van de
TVF envelope.
TVF ENV D-Time: Verandert de Env Time 2 en Env Time 3
parameters van de TVF envelope.
TVF ENV R-Time: Verandert de Env Time 4 parameter van de
TVF envelope.
Tonen die afgespeeld worden splitsen
TMT
Als de Matrix Control gebruikt wordt om tonen te splitsen, dient u de TMT Vel Control paramter op “OFF” te zetten, en de TMT Control Switch paramter op “ON” (p. 53, p. 54).
• Als de Matrix Control gebruikt wordt om tonen te splitsen, raden we u aan om de Matrix Control Sens op “+63” te zetten. Het selecteren van een lagere waarde kan voorkomen dat de toon wisselt. Als u het effect wilt omkeren, zet u de waarde op “-63”.
• Als u de matrix control wilt gebruiken om soepel tussen tonen te wisselen, dient u de Velo Fade Lower en Velo Fade Upper parameters in te stellen (p. 54). Des te hoger deze waarden zijn, des te soepeler is de overgang tussen tonen.
Het veranderen van de diepte van de frequentiemodulatie voor FXM
FXM DEPTH
De hoeveelheid realtime stretch/shrink
regelen
TIME
Deze instelling heeft geen effect als Realtime Time Stretch (p. 55) niet geselecteerd is. Als matrix control sensitivity op “+” is ingesteld wordt de stretch/shrink tijd korter, en op “-” wordt deze langer.
Specifieke multi-effects parameters veranderen
MFX CTRL1-4: Verandert de parameter, die door de MFX
Control 1-4 parameter gespecificeerd is.
Als u de benodigde instellingen voor het gebruik van de multi­effects niet heeft gemaakt, zal het multi-effect niet toegepast worden, zelfs niet als u het als Matrix Control-bestemming aangeeft.
Als u Matrix Control niet gebruikt
OFF: Matrix Control zal niet gebruikt worden.
CTRL Sens 1–4 (Matrix Control Sens 1–4)
Stelt de grootte in van het door de Matrix Control toegepaste effect. Als u de geselecteerde parameter in een positieve (+) richting wilt wijzigen, bijvoorbeeld een hogere waarde, naar rechts, sneller, etc. ­vanuit zijn huidige waarde, kiest u een positieve (+) waarde. Als u de geselecteerde parameter in een negatieve (-) richting wilt wijzi­gen, bijvoorbeeld een lagere waarde, naar links, langzamer, etc. ­vanuit zijn huidige waarde, kiest u een negatieve (-) waarde. Voor positieve en negatieve waardes geldt allebei dat grotere absolute waardes zorgen voor grotere veranderingen in het geluid. Zet deze instelling op “0” als u dit effect niet wilt toepassen.
Waarde: -63~+63
CTRL Tone 1-4 (Tone Control Switch 1-4)
Matrix Control Tone selecteert de toon, waarop het wordt toegepast, wanneer u de Matrix Control gebruikt.
Waarde OFF: Het effect wordt niet toegepast. ON: Het effect wordt toegepast. REVS: Het effect wordt achterstevoren toegepast.
68

Patch instellingen initialiseren (Init)

“Initialiseren” betekent het terugzetten van de instellingen van het huidig geselecteerde geluid naar standaardwaardes.
Een Patch creëren
5. Druk op [CURSOR] om de cursor te bewegen, kies de
“Source” (kopieerbron) groep en nummer, en Patch toon.
fig.06-062
De Initialize bewerking heeft alleen invloed op het huidig geselecteerde geluid. De geluiden die in het gebruikers­geheugen opgeslagen zijn, worden niet beïnvloed. Als u alle instellingen van de Fantom XR weer op hun fabriekswaardes wilt instellen, voert u een Factory Reset uit (p. 162).
1. Druk in het Patch Edit Menu scherm op [MENU].
Het Patch Utility scherm verschijnt.
2. Gebruik of om “Initialize” te kiezen.
fig.06-060
3. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
4. Druk op [ENTER].
De initialisatie wordt uitgevoerd, en u keert terug naar het vorige scherm.
Druk op [EXIT] om te annuleren.

Patch (Tone) instellingen kopiëren (Copy)

Deze bewerking kopieert de instellingen van een Patch naar de gese­lecteerde Patch. U kunt deze functie gebruiken om het editing-proces sneller en gemakkelijker te maken.
1. Selecteer in het Patch Play scherm de Patch, die u als kopieerbestemming wilt (p. 40).
2. Druk in het Patch Edit Menu scherm op [MENU].
Het Patch Utility scherm verschijnt.
3. Gebruik of om “Tone Copy” te selecteren.
U kunt hier op de OUTPUT knop drukken om de kopieerbron te verifïeren (dit heet de Compare functie).
* De Patch, die met de Compare functie afgespeeld wordt, kan iets
anders klinken dan wanneer deze normaal afgespeeld wordt.
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om instellingen te maken.
7. Druk op [CURSOR] om de cursor te bewegen, selecteer de “Destination” (kopieerbestemming), het Patch toon nummer.
8. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om instellingen te maken.
9. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
10. Druk op [ENTER].
U keert naar het Patch Edit Menu scherm terug. Druk op [EXIT] om te annuleren.

Patches opslaan, die u gemaakt heeft (Write)

Veranderingen die u aan geluidsinstellingen maakt zijn tijdelijk, en raken verloren als u het product uitschakelt of een ander geluid selecteert. Als u het bewerkte geluid wilt bewaren, dient u het op te slaan in de interne USER groep (gebruikersgeheugen) of op een geheugenkaart.
Als u de instellingen van een Patch bewerkt, wordt er een “E” weergegeven in de rechterbovenhoek van het Patch Play scherm. Deze “E” indicatie verdwijnt wanneer u de Patch opslaat in het interne geheugen, of op een geheugenkaart.
Wanneer u de save procedure uitvoert, zal de data die voorheen op de save-bestemming stond verloren gaan.
4. Druk op [ENTER].
Het Patch Tone Copy scherm verschijnt.
fig.06-061
1. Controleer dat de Patch die u wilt opslaan geselecteerd is.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht en druk dan op .
Het Patch Name scherm verschijnt.
fig.06-063
3. Wijs een naam aan de Patch toe.
zie
Zie voor meer informatie over het toewijzen van namen “Een naam toewijzen” (p. 39).
69
Een Patch creëren
4. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam drukt u
op [ENTER].
Een scherm verschijnt, waarin u de write bestemming kunt kiezen.
fig.06-064
5. Druk op of om de write bestemming te kiezen.
De write bestemming kan het interne geheugen van de Fantom XR zijn (User) of een geheugenkaart (Card).
*U kunt ook [GROUP] gebruiken als de write bestemming.
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om het Patch nummer te selecteren.
U kunt hier op de OUTPUT knop drukken om de kopieerbron te verifïeren (dit heet de Compare functie). U kunt deze functie gebruiken, voordat u een Patch opslaat, om te controleren dat u niet per ongeluk een Patch wist, die u wilt houden.
* De Patch, die met de Compare functie afgespeeld wordt, kan iets
anders klinken dan wanneer deze normaal afgespeeld wordt.
7. Draai aan de VALUE-knop of gebruik [DEC][INC] om de write bestemming te veranderen.
8. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
fig.06-065
9. Druk op [ENTER] om de save bewerking uit te voeren.
Om de bewerking te annuleren, drukt u op [EXIT].
Schakel de Fantom XR nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
70

Een Ritme set creëren

U heeft met de Fantom XR alle mogelijkheden om over een grote verscheidenheid aan instellingen te beschikken. Alles dat ingesteld kan worden staat bekend als een parameter. Dit hoofdstuk legt de procedures uit, waarin u Ritme sets creëert, en licht de functies van de Ritme set parameters toe.
Met de meegeleverde Fantom-X editor kunt u de instellingen van de Fantom XR vanaf uw computer in een simpele grafische omgeving bewerken (p. 163).

Ritme set instellingen maken

Begin met een bestaande Ritme set en bewerk deze om een nieuw ritme te creëren. Ritme sets worden gemaakt van een collectie van meerdere ritme tonen (percussie-instrumenten). U kunt de toewijzin­gen van de ritme tonen voor elke toets wijzigen met Ritme set edit.
De ritme toon die aan elke toets is toegewezen, bestaat uit maximaal vier waves. Ritme tonen en waves relateren aan elkaar op dezelfde manier als Patches en tonen dat doen.
Ritme Edit Menu scherm structuur
Ritme set editing gebeurt in het Ritme Edit Menu scherm. Het Ritme Edit Menu scherm is als volgt ingedeeld.
fig.07-001
Het scherm, dat u nu ziet, hangt af van de edit groep van de gekozen parameter.
fig.07-002a
zie
“Functies van Ritme set parameters” (p. 73)
5. Druk op of om de cursor te bewegen naar de parameter, die u wilt bewerken.
U kunt ook op of drukken om een naar een andere edit groep of een andere parameter te gaan.
6. Als u een parameter voor een bepaalde wave wilt bewerken, drukt u op of om de wave die u wilt bewerken te
kiezen.
U kunt op [SHIFT] drukken zodat het oplicht, en dan op [INC] drukken om vervolgens de wave die zich rechts van de geselecteerde wave bevindt aan te zetten. U schakelt de wave weer uit door op [DEC] te drukken.
zie
Gebruik het Wave Select scherm (p. 72) als u een of meerdere wave tonen wilt selecteren.
Ritme set instellingen maken
1. Selecteer de Ritme set in het Patch Play scherm (p. 45).
U kunt de Ritme sets in de GM groep niet bewerken.
Als u een Ritme set vanuit het niets wilt creëren (in plaats vanuit een bestaande Ritme set), voert u de Initialize bewerking uit (p. 82).
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op .
Het Ritme Edit Menu scherm verschijnt.
fig.07-002
3. Zie “Ritme Edit Menu scherm structuur” (p. 71), en draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [CURSOR] om de edit groep te kiezen die de Ritme set parameter bevat die u wilt bewerken.
7. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om de waarde in te stellen.
8. Herhaal stappen 3 (of 5) -7 om elke parameter in te stellen die u wilt bewerken.
9. Sla de gemaakte veranderingen op (p. 83).
Als u de veranderingen niet op wilt slaan, drukt u op [EXIT] om terug te keren naar het Patch Play scherm.
Als u terugkeert naar het Patch Play scherm zonder op te slaan, zal de indicatie “E” in de rechterbovenhoek van het Patch Play scherm weergegeven worden. Deze “E” indicatie verdwijnt, wanneer u de Patch in het interne geheugen van de Fantom-XR of op een geheugenkaart opslaat.
Als u het apparaat uitschakelt of een ander geluid kiest, terwijl display “E” aangeeft, gaan de veranderingen verloren.
4. Druk op de VALUE draaiknop of op [ENTER].
71
Een Ritme set creëren
De te veranderen wave/toets selecteren
Hier leest u, hoe u bepaalde waves of toetsen specificeert, wanneer u parameters aan het wijzigen bent die van toepassing zijn op een bepaalde wave.
1. Druk in het Ritme Edit Menu scherm op [ENTER].
2. Druk op [ENTER].
Het Wave Select scherm verschijnt.
fig.07-003
Geselecteerde toets
U kunt ook op een andere manier in het Wave Select scherm komen. Druk hiervoor op [MENU] in het Ritme Edit Menu scherm om in het Ritme Utility scherm te komen. Kies hier “Wave/Key Select” en druk op [ENTER].
3. Druk op of om een wave te selecteren, en draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de geselecteerde wave aan of uit te schakelen.
*U kunt niet alle waves uitschakelen.
4. U kunt Key selecteren en een specifieke toets van de Ritme set kiezen.
Voorzorgsmaatregelen bij het kiezen van een waveform
De geluiden van de Fantom-XR zijn gebaseerd op complexe PCM waveforms, en als u instellingen maakt, die tegengesteld zijn aan het type van de originele waveform, zullen de resultaten niet zijn zoals u verwacht.
De interne waveforms van de Fantom-XR zijn in twee groepen te verdelen:
One-shot: Deze groep bevat waveforms met korte decays
(wegsterftijden). Een one-shot waveform neemt het initïele aanzwellen en wegsterven van het geluid op. Sommige van de one-shot waveforms van de Fantom­XR zijn van zichzelf al compleet, zoals percussiegeluiden. De Fantom-XR bevat ook veel one­shot waveforms die elementen zijn van andere geluiden. Dit zijn bijvoorbeeld attack componenten, zoals piano-hamer geluiden en gitaar fret geluiden.
Looped: Deze groep bevat zowel waveforms met lange decays
(wegsterftijden) als wel constante geluiden. Loop waveforms blijven een deel van het geluid afspelen (loopen) als dat een relatief constant niveau heeft bereikt. De Fantom-XR's waveforms in loops bevatten ook componenten van andere geluiden, zoals resonerende vibraties van pianosnaren en de holle geluiden van koperen instrumenten.
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van een one-shot waveform
U kunt ook een toets kiezen door een noot op uw externe MIDI keyboard te bespelen.
5. Wanneer u uw keuze gemaakt heeft, drukt u op [EXIT] om het Wave Select scherm te sluiten.
Het is niet mogelijk de envelope te gebruiken om een one-shot wave­form zo te bewerken, dat u een decay creëert die langer is dan de ori­ginele waveform of om er een constant geluid van te maken. Als u zo'n envelope zou programmeren, zou u proberen om een stuk geluid vorm te geven dat simpelweg niet bestaat, en heeft de enve­lope dus geen effect.
72
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van een loop waveform
Bij veel akoestische instrumenten, zoals piano en sax, treden er extreme timbrale veranderingen op in de eerste momenten van een noot. Deze aanvankelijke attack bepaalt een groot deel van het karakter van het instrument. Het is voor zulke waveforms het beste om de complexe toonveranderingen intact te laten, en de envelope alleen te gebruiken om het decay-gedeelte te bewerken. Als u met de envelope probeert om het attack gedeelte te bewerken, kan het karakter van de originele waveform mogelijk voorkomen, dat u het gewenste geluid krijgt.
fig.06-006.e
Niveau
Looped gedeelte
Toonverandering die in
de wave opgeslagen is
Tijd
Een Ritme set creëren

Functies van Ritme set parameters

Dit gedeelte licht de functies toe van de verschillende Ritme set para­meters, en hoe deze in elkaar zitten.
Instellingen maken voor de gehele Ritme set (GENERAL)
zie
Zie voor meer details over deze instellingen “Ritme set instellingen maken” (p. 71).
Ritme Level is van invloed op de hele Ritme set. De andere parameters worden voor elke toon apart ingesteld.
Envelope voor
de TVF filter
Uiteindelijke
toonverandering
Rhythm General
Ritme Level (Rhythm Set Level)
Stelt het volume van de Ritme set in. Waarde: 0-127
De volumeniveaus van de tonen, waar de Ritme set uit bestaat stelt u in met de Tone Level parameter (p. 80). De volumeniveaus van de Waves, waar de ritme tonen uit bestaan, stelt u in met de Wave Level parameter (p. 76).
Rhythm Tone Name
U kunt een naam van maximaal 12 tekens aan een ritme toon toewij­zen.
Gebruik [ ][ ] om de cursor te bewegen, en gebruik de VALUE draaiknop om een teken te kiezen.
Waarde: spatie, A-Z, a-z, 0-9, ! " # $ % & ’ ( ) + , - . / : ; < = > ? @ [ \
] ^ _ ` { | }
zie
Zie voor meer informatie over het toewijzen van namen “Een naam toewijzen” (p. 39).
Assign Type
Assign Type bepaalt de manier, waarop geluiden afgespeeld worden wanneer dezelfde toets een aantal keren ingedrukt wordt.
Waarde MULTI: Zet het geluid van dezelfde toetsen in lagen. Zelfs
met constante geluiden waar het geluid lang doorspeelt, zoals met crash cymbals zijn de geluiden in lagen, zonder dat de voorgaande geluiden geëlimineerd worden.
SINGLE: Er kan slechts één geluid tegelijk afgespeeld worden,
wanneer dezelfde toets nogmaals ingedrukt wordt. Met constante geluiden waar het geluid lang doorspeelt, zal het eerste geluid gestopt worden, voordat het volgende geluid afspeelt.
73
Een Ritme set creëren
Mute Group
Op een echte akoestische drumset kunnen een open hi-hat en een dichte hi-hat nooit tegelijk klinken. Om deze situatie na te bootsen, kunt u een Mute Group instellen.
Met de Mute Group functie kunt u twee of meer ritme tonen aanwij­zen, die niet tegelijk mogen klinken. U kunt maximaal 31 Mute Groups gebruiken. Ritme tonen, die niet bij een van deze groepen horen, dient u op “OFF” te zetten.
Waarde: OFF, 1-31
Tone Env Mode (Rhythm Tone Envelope Mode)
Wanneer een loop waveform (p. 73) geselecteerd is, duurt een geluid normaliter zo lang als de toets ingedrukt is. Als u wilt dat het geluid natuurlijk wegsterft, zelfs als de toets ingedrukt blijft, stelt u dit in op “NO SUS”
Waarde: NO-SUS, SUSTAIN
Als de One Shot Mode (p. 74) op ON staat, zal de noot niet constant zijn, zelfs niet als de parameter op “SUST” staat.
Tone Pitch Bend Range (Rhythm Tone Pitch Bend Range)
Bepaalt de hoeveelheid toonhoogte verandering in halve tonen (4 octaven) die optreedt wanneer de Pitch Bend hendel bewogen wordt. De hoeveelheid verandering, wanneer de hendel bewogen wordt, is hetzelfde voor de linker- en rechterkant.
Waarde: 0-48
Tone Receive Expression (Rhythm Tone Receive Expression Switch)
Voor elke ritme tone kunt u bepalen of MIDI Expression opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Waarde: OFF, ON
Tone Receive Pan Mode (Rhythm Tone Receive Pan Mode)
Bepaal voor elke Ritme tone hoe Pan opdrachten ontvangen worden.
Waarde CONTINUOUS:Wanneer Pan opdrachten ontvangen worden, wordt
de stereopositie van de toon veranderd.
KEY-ON: De Pan van de toon verandert alleen, wanneer de
volgende toon afgespeeld wordt. Als een Pan opdracht ontvangen wordt terwijl een toon klinkt, verandert de Pan niet, totdat de volgende toets ingedrukt wordt.
De kanalen kunnen niet zo ingesteld worden, zodat er geen Pan-opdrachten ontvangen worden.
One Shot Mode
Het geluid zal tot het einde van de waveform (of de envelope, welke eerst komt) klinken. Het resultaat zal hetzelfde zijn wanneer de Tone Env Mode parameter (p. 74) van de envelope op NO-SUS ingesteld staat. Als u Wave Group (p. 75) op Sample zet, wordt deze instel­ling op ONE SHOT geforceerd.
Waarde: OFF, ON
Aft Time Ctrl Sens (Aftertouch Time Control Sensitivity)
Als Wave Group op SAMPLE ingesteld staat en Wave Tempo Sync (p. 75) op ON, zal aftertouch de hoeveelheid stretching/shrinking bepalen die door Time Stretch veroorzaakt wordt. Als Time Stretch niet toegepast wordt gebeurt er niets. Bij positieve (+) instellingen wordt de stretch/shrink tijd korter, en bij negatieve (-) instellingen wordt deze langer.
Waarde: -63~+63
Tone Receive Hold-1 (Rhythm Tone Receive Hold-1 Switch)
Voor elke ritme tone kunt u bepalen of MIDI Hold-1-opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Waarde: OFF, ON
Als “NO SUS” is geselecteerd voor de Env Mode parameter (p. 74) heeft deze instelling geen effect.
Waveforms veranderen (WG)
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Ritme set instellingen maken” (p. 71).
Bij ritme tonen worden geluiden gemaakt door het combineren van maximaal vier Waves (acht bij stereo).
Tips voor het maken van een Rhythm Tone
De Waves voor de bass drum, snare, hi-hat, toms en andere per­cussie instrumenten zijn elk aan één ritme tone toegewezen. Wanneer u 3D effecten aan het geluid toevoegt, dient u de Pan instellingen voor elke ritme toon apart te maken.
74
Een Ritme set creëren
Rhythm Wave
Wave Group
Selecteert de groepen, die de Waves bevatten, waar de ritme tone uit bestaat.
Waarde INT: Waveforms, die in het interne geheugen opgeslagen zijn EXP: Waveform, die opgeslagen is op een Wave
uitbreidingskaart (SRX serie), geïnstalleerd in EXP slots.
SMAP: Sample waveforms MSAM: Multisample waveforms
U kunt geen waveform groep selecteren, die zich op een Wave uitbreidingskaart bevindt, dat niet geïnstalleerd is.
Wave Bank
Selecteert de Wave Bank.
Waarde Wanneer de wave group INT is: A, B Wanneer de wave group ESP is: A-F Wanneer de wave group SAMP is: PRST, USER, CARD Wanneer de wave group MSAM is: USER, CARD
Wave No. L (Mono) (Wave nummer L (Mono)) Wave NO. R (Wave nummer R)
Hiermee selecteert u de Waves, waar de ritme tone uit bestaat. Samen met het Wave nummer, zal de naam van de wave weergege­ven worden in het onderste deel van de display.
Wanneer u in mono werkt, wordt alleen de linkerkant (L) gespecifi­ceerd. Wanneer u in stereo werkt, wordt de rechterkant (R) ook gespecificeerd.
Waarde: ---, 1-1228 (De bovenlimiet hangt af van de wave groep).
* Wanneer u een multi sample in stereo gebruikt, dient u hetzelfde
nummer voor L en R te geven.
Wave Gain
Stelt de gain (versterking) van de waveform in. De waarde verandert in stappen van 6 dB (decibel) – een toename van 6 dB verdubbelt de versterking van de waveform.
Waarde: -6, 0, +6, +12
Wave Tempo Sync
Wanneer u een Phrase Loop met de klok wilt synchroniseren (tempo), stelt u dit in op “ON”. Dit is alleen geldig, wanneer een apart verkrijgbaar Wave uitbreidingskaart geïnstalleerd is, en een waveform, die een tempo (BPM) als sample voor een wave heeft geselecteerd.
Waarde: OFF, ON
Als een waveform van een Wave uitbreidingskaart geselecteerd is voor de toon, zal het aanzetten van de Wave Tempo Sync parameter tot gevolg hebben, dat toonhoogte (p. 77) en FXM­gerelateerde instellingen (p. 75) genegeerd worden.
• Als een sample voor een toon geselecteerd is, moet u eerst de BPM (tempo) parameter van de sample instellen.
• Als een sample voor een toon geselecteerd is, zal Wave Tempo Sync tweemaal het normale aantal voices nodig hebben.
Phrase Loop
Phrase Loop houdt het herhaalde afspelen van een phrase in dat uit een lied is gehaald (door bijvoorbeeld een sampler). Een bepaalde techniek die Phrase Loops gebruikt is het opnemen van een Phrase uit een al bestaand nummer van een bepaald genre, zoals dance, en die Phrase dan als het basismotief voor een nummer te gebruiken. Dit wordt “Break Beats” genoemd.
Realtime Time Stretch
Als de wave group op “SAMP” of “MSAM” staat, en de Wave Tempo Sync parameter op “ON” staat, kunt u de afspeelsnel­heid van de waveform veranderen zonder dat dit invloed heeft op de toonhoogte.
FXM Switch
Dit stelt in of FXM wel (ON) of niet (OFF) gebruikt wordt. Waarde: OFF,ON
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een waveform om frequentiemodulatie toe te passen op de huidig geselecteerde waveform om complexe overtonen te creëren. Dit is handig voor het maken van dramatische geluiden of geluidseffecten.
FXM Color
Bepaalt hoe FXM de frequentiemodulatie toepast. Hogere instellin­gen zorgen voor een gruizig geluid, terwijl lagere instellingen zorgen voor een metalen geluid.
Waarde: 1-4
FXM Depth
Bepaalt de diepte van de modulatie van de FXM. Waarde: 0-16
Wanneer de Tempo Sync paramer op “ON” staat, worden de instellingen gerelateerd aan Pitch (p. 77) en FXM (p. 75) genegeerd.
Wave Coarse Tune
Bepaalt de toonhoogte van het geluid van de waveform in halve stappen (+/-4 octaven)
Waarde: -48~+48
De Coarse Tune voor de gehele ritme tone wordt door de Tone Coarse parameter ingesteld (p. 77).
75
Een Ritme set creëren
Wave Fine Tune
Bepaalt de toonhoogte van het geluid van de waveform in stappen van 1-cent. (+/-50 cents).
Waarde: -50~+50
Een cent is 1/100ste halve toon.
De Fine Tune voor de gehele ritme tone wordt door de Tone Fine Tune parameter ingesteld (p. 77).
Wave Level
U kunt het volume van de waveform instellen. Waarde: 0-127
Het volumeniveau van elke ritme tone wordt ingesteld met de Tone Level parameter; de volumeniveaus van de gehele Ritme set wordt ingesteld met de Ritme Level parameter. (p. 73).
Wave Pan
Dit bepaalt de Pan van de waveform. “L63” is uiterst links, “0” is in het midden, “63R” is uiterst rechts.
Waarde: L63-0-63R
Wave Rnd Pan Sw (Wave Random Pan Switch)
Gebruik deze instelling om ervoor te zorgen, dat de Panning van de waveform willekeurig verandert elke keer dat een toets wordt inge­drukt.
Waarde: OFF,ON
* Het bereik van de Pan-verandering stelt u in met de Rnd Pan Depth
parameter (p. 80).
Wave Alter Pan Sw (Wave Alternate Pan Switch)
Deze instelling zorgt ervoor dat de Panning van de waveform wis­selt tussen links en rechts, elke keer dat een toets wordt ingedrukt. Stel Alternate Pan Switch in op “ON” om de Wave te pannen vol­gens de instellingen van de Alter Pan Depth parameter (p. 80) of op “REV” om de Panning andersom in te stellen. Als u niet wilt dat de Panning verandert elke keer dat u een toets indrukt, stelt u dit in op “OFF”.
Waarde: OFF,ON,REV
Veranderen hoe een Rhythm Tone klinkt (WMT)
De WMT (Wave Mix Table) gebruikt toets aanslag om de vier wave­forms, die aan ritme tone toegewezen zijn, te besturen.
zie
Zie voor meer details over deze instellingen “Ritme set instellingen maken” (p. 71).
Rhythm WMT
WMT Velocity Control (Velocity Control Switch)
WMT Velocity Control bepaalt of een andere ritme tone wel (ON) of niet (OFF) afgespeeld wordt, afhangend van de kracht, waarmee de toets bespeeld wordt (aanslag).
Wanneer dit op “RND” is ingesteld, zullen de tonen van de Ritme set willekeurig klinken, zonder rekening te houden met aanslag­opdrachten.
Waarde: OFF,ON,RANDOM
Velo Fade Lower (Velocity Fade Width Lower)
Dit bepaalt wat er gebeurt met het niveau van de toon als de toon wordt bespeeld met een aanslag die lager is dan zijn ingestelde aan­slagbereik. Hogere instellingen zorgen voor een geleidelijkere veran­dering in volume. Als u wilt dat noten die buiten het ingestelde bereik van de toetsaanslag vallen helemaal niet afgespeeld worden, zet u deze instelling op “0”.
Waarde: 0-127
Velo Range Lower (Velocity Range Lower)
Dit stelt de laagste aanslag in waar de waveform nog hoorbaar blijft. Maak hier instellingen als u wilt dat verschillende waveforms spelen als reactie op noten, die op verschillende sterktes bespeeld worden.
Waarde: 1-UPPER
Velo Range Upper (Velocity Range Upper)
Dit stelt de hoogste aanslag in waar de waveform nog hoorbaar blijft. Maak hier instellingen als u wilt dat verschillende waveforms spelen als reactie op noten, die op verschillende sterktes bespeeld worden.
Waarde: LOWER-127
Als u de Lower aanslag limiet zo probeert in te stellen, dat deze hoger is dan de Upper of andersom, zal de andere waarde automatisch op dezelfde waarde ingesteld worden.
76
Een Ritme set creëren
Velo Fade Upper (Velocity Fade Width Upper)
Dit bepaalt wat er gebeurt met het niveau van de toon als de toon wordt bespeeld met een aanslag, die hoger is dan zijn ingestelde aan­slagbereik. Hogere instellingen zorgen voor een geleidelijkere veran­dering in volume. Als u wilt dat noten, die buiten het ingestelde bereik van de toetsaanslag vallen helemaal niet afgespeeld worden, zet u deze instelling op “0”.
Waarde: 0-127
fig.06-028.e
Niveau
Velocity
(gevoeligheid)
Fade Lower
Range Lower
Fade Upper
Range Upper
Pitch Veranderen (PCH/PCH Env)
zie
Zie voor meer details over deze instellingen “Ritme set instellingen maken” (p. 71).
Rhythm Pitch
Tone Coarse Tune (Rhythm Tone Coarse Tune)
Selecteert de toonhoogte, waar een ritme tone zal klinken. Waarde: C-1-G9
Stel de coarse tuning voor de waves, waar de ritme tonen uit bestaan met de Wave Coarse Tune parameter (p. 75).
Tone Fine Tune (Rhythm Tone Fine Tune)
Stelt de toonhoogte van het geluid van de rhtyhm tone in stappen van 1-cent in (+/-50 cents).
Waarde: -50~+50
Een cent is 1/100ste halve toon.
Stel de fijn afstelling voor de waves waar de ritme tonen uit bestaan in met de Wave Fine Tune parameter (p. 76).
Tone Random Pitch Depth
Dit bepaalt het bereik van de willekeurige toonhoogte verandering die optreedt elke keer, dat een toets ingedrukt wordt. Als u niet wilt, dat de toonhoogte willekeurig verandert, zet u deze instelling op “0”. Deze waardes zijn in eenheden van cents (1/100ste van een halve toon).
Waarde:0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80, 90, 100,
200, 300, 400, 500, 600, 700, 800, 900, 1000, 1100, 1200
Rhythm Pitch Env
P-Env Depth (Envelope Depth)
Stelt het effect van de Pitch Envelope in. Hogere instellingen zorgen ervoor dat toonhoogte envelope grotere veranderingen veroorzaakt. Negatieve (-) instellingen keren de vorm van de envelope om.
Waarde: -12-+12
P-Env V-Sens (Pitch Envelope Velocity Sensitivity)
Keyboard dynamiek kan gebruikt worden om de diepte van de toon­hoogte envelope te besturen. Als u wilt dat de toonhoogte envelope meer effect heeft op sterker gespeelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat de toonhoogte enve­lope minder effect heeft op sterker gespeelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (-) waarde in.
Waarde: -63~+63
P-Env T1 V-Sens (Pitch Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)
Dit zorgt ervoor, dat keyboard dynamiek invloed heeft op Time 1 van de Pitch envelope. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt voor sterker gespeelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat Time 1 langzamer wordt, stelt u deze para­meter op een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63~+63
P-Env T4 V-Sens (Pitch Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)
Gebruik deze parameter als u wilt dat de snelheid, waarmee u toet­sen loslaat invloed heeft op de Time 4 waarde van de toonhoogte envelope. Als u wilt dat Time 4 versneld wordt voor toetsen, die snel losgelaten worden, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat deze langzamer wordt, stelt u de waarde negatief (-) in.
Waarde: -63~+63
P-Env Time 1-4 (Pitch Envelope Time 1-4)
Bepaalt de toonhoogte envelope tijden (Time 1-Time 4). Hogere instellingen zorgen voor een langere tijd tot de volgende toonhoogte bereikt wordt. (Bijvoorbeeld, Time 2 is de tijd die verstrijkt voordat de toonhoogte verandert van Level 1 naar Level 2).
Waarde: 0-127
77
Een Ritme set creëren
LPF BPF HPF PKG
parameter waarde
Niveau
Cutoff frequentie
Frequentie
Hoog
Laag
P-Env Level 0–4 (Pitch Envelope Level 0–4)
Bepaalt de toonhoogte envelope levels (Level 0-Level 4). Het bepaalt hoeveel de toonhoogte bij elk punt verandert vanaf de referentie­toonhoogte (de waarde, die met Coarse Tune of Fine Tune op het Pitch scherm is ingesteld). Positieve (+) instellingen zorgen ervoor, dat toonhoogte hoger wordt dan de standaardtoonhoogte, en nega­tieve (-) instellingen zorgen ervoor dat hij lager wordt.
Waarde: -63~+63
fig.06-032.e
Toonhoogte
De helderheid van van een geluid aanpassen met een filter (TVF/TVF Env)
Rhythm TVF
Filter Type
Kiest het type filter. Een filter versterkt of verwijdert een specifiek frequentiebereik om de helderheid, breedte of andere kwaliteiten van een geluid te veranderen.
Waarde OFF: Er wordt geen filter gebruikt.
LPF: Low Pass Filter. Dit filter vermindert het volume van
BPF: Band Pass Filter. Dit filter laat alleen de frequenties in
HPF: High Pass Filter. Dit filter verwijdert de frequenties, die
PKG: Peaking Filter. Dit filter legt de nadruk op de
LPF2: Low Pass Filter 2. Hoewel frequentiegebieden die zich
78
T1 T2 T3 T4
L0
L1
Note on
T: Tijd L: Niveau
L3
Note off
L2
L4
zie
Zie voor meer details over deze instellingen “Ritme set instellingen maken” (p. 71).
alle frequenties boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq) met als doel het geluid af te ronden of minder helder te maken. Dit is meest gebruikt filter voor alle synthesizers.
het gebied van de cutoff frequentie (Cutoff Frequency) intact, en verwijdert de rest. Dit is handig voor het creëren van karakteristieke geluiden.
zich onder de cutoff frequentie (Cutoff Frequency) bevinden. Dit is geschikt voor het creëren van percussiegeluiden, die de nadruk leggen op hogere tonen.
frequenties, die zich in de buurt van de cutoff frequentie (Cutoff Frequency) bevinden. U kunt dit filter gebruiken om wah-wah effecten te creëren als u tegelijk een LFO filter gebruikt om de de cutoff frequentie cyclisch te veranderen.
Tijd
boven de Cutoff frequentie (Cutoff Frequency) bevinden, verwijderd worden, is de gevoeligheid van dit filter de helft van die van de normale LPF. Hierdoor is het een relatief warme low pass filter. Dit filter is ook goed voor het simuleren van akoestische instrumentgeluiden zoals een akoestische piano.
LPF3: Low Pass Filter 3. Hoewel frequentiegebieden boven de
Cutoff Frequentie (Cutoff Frequency) verwijderd worden, verandert de gevoeligheid van dit filter relatief aan de Cutoff frequentie. Dit filter is ook goed voor het simuleren van akoestische instrumentgeluiden, verschillen de nuances van die van de LPF2, zelfs met dezelfde TVF Envelope-instellingen.
Als u “LPF2” of “LPF3” selecteert wordt de instelling voor de Resonance parameter genegeerd.
Cutoff Frequency
Selecteert de frequentie, waarbij het filter effect begint te krijgen op de frequentiegebieden van de waveform.
Waarde: 0-127 Met “LPF1/LPF2/LPF3” geselecteerd voor de Filter Type parameter, zorgen lagere cutoff frequenties ervoor, dat de hogere harmonische klanken van een toon verminderd worden, wat het geluid een meer afgerond en warmer karakter geeft. Hogere instellingen zorgen ervoor, dat het geluid helderder wordt.
Als “BPF” geselecteerd is, veranderen harmonische componenten onder invloed van de TVF Cutoff Frequency instelling. Dit kan han­dig zijn voor het creëren van karakteristieke geluiden.
Als “HPF” geselecteerd is, zorgen hogere Cutoff Frequenties ervoor dat de lagere harmonische klanken van een geluid verminderd wordt, wat de meer heldere delen van het geluid versterkt.
Als “PKG” geselecteerd is, hangt het van de Cutoff Frequency instel­ling af welke harmonische klanken versterkt zal worden.
Resonance (resonantie)
Legt de nadruk op het gedeelte van het geluid in het gebied van de cutoff frequentie, wat het geluid meer karakter geeft. Excessief hoge instellingen kunnen oscillatie veroorzaken, dus ruis!.
Waarde: 0-127
fig.06-034.e
Een Ritme set creëren
T1 T2 T3 T4
L3
L1
L0
L2 L4
Note off
Cutoff
Frequentie
Tijd
Note on
T: Tijd L: Niveau
Cutoff V-Curve (Cutoff Frequency Velocity Curve)
Kiest een van de volgende zeven curves, die bepalen hoe de key­board dynamiek (aanslag) invloed heeft op de cutoff frequentie. Zet deze instelling op “FIXED” als u niet wilt, dat de Cutoff frequentie beïnvloed wordt door de keyboard aanslag.
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-036
1234567
Cutoff V-Sens (Cutoff Velocity Sensitivity)
Gebruik deze parameter, wanneer u de toe te passen cutoff frequentie verandert als gevolg van veranderinngen in de keyboard velocity. Als u wilt dat sterker gespeelde noten de cutoff frequentie verhogen, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat sterker gespeelde noten de cutoff frequentie verlagen, stelt u deze parameter op een negatieve (-) in.
Waarde: -63~+63
RCutoff V-Sens (Cutoff Velocity Sensitivity)
Dit maakt het mogelijk dat de hoeveelheid resonatie geregeld wordt door de keyboard aanslag. Als u wilt dat sterker gespeelde noten een grotere resonantie effect hebben, stelt u deze parameter op een posi­tieve (+) waarde in. Als u wilt dat sterker gespeelde noten minder resonantie effect hebben, stelt u deze parameter op een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63~+63
Rhythm TVF Env
F-Env Depth (TVF Envelope Depth)
Bepaalt de diepte van de TVF Envelope. Hogere instellingen zorgen ervoor, dat de TVF evenlope grotere veranderingen produceert. Negatieve (-) instellingen keren de vorm van de envelope om.
Waarde: -63~+63
F-Env T1 V-Sens (TVF Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)
Dit zorgt ervoor, dat keyboard dynamiek invloed heeft op Time 1 van de TVF envelope. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt voor sterker bespeeld noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat Time 1 langzamer wordt, stelt u deze para­meter op een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63~+63
F-Env T4 V-Sens (TVF Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)
Gebruik deze parameter als u wilt dat de snelheid, waarmee u toet­sen loslaat, invloed heeft op de Time 4 waarde van de TVF envelope. Als u wilt dat Time 4 versneld wordt voor toetsen, die snel losgela­ten worden, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat deze langzamer wordt, stelt u de waarde negatief (-) in.
Waarde: -63~+63
F-Env Time 1-4 (TVF Envelope Time 1-4)
Bepaalt de TVF envelope tijden (Time 1-Time 4). Hogere instellingen zorgen voor een langere tijd tot de volgende cutoff frequentie bereikt wordt. (Bijvoorbeeld, Time 2 is de tijd die verstrijkt voordat Level 1 verandert naar Level 2).
Waarde: 0-127
F-Env Level 0–4 (TVF Envelope Level 0–4)
Bepaalt de TVF envelope levels (Level 0-Level 4). Het bepaalt hoe­veel de cutoff frequentie bij elk punt verandert, relatief aan de stan­daard cutoff frequentie (de waarde die op het TVF scherm is ingesteld).
Waarde: 0–127
fig.06-037.e
F-Env V-Curve (TVF Envelope Velocity Curve)
Kiest een van de volgende zeven curves, die bepalen hoe de key­board dynamiek invloed heeft op de TVF envelope. Zet deze instel­ling op “FIXED” als u niet wilt dat de TVF Envelope door de keyboard aanslag beïnvloed wordt .
Waarde: FIX, 1-7
fig.06-036
1234567
F-Env V-Sens (TVF Envelope Velocity Sensitivity)
Stelt de invloed van de keyboard dynamiek op de diepte van de TVF envelope in. Positieve (+) instellingen zorgen ervoor dat de TVF envelope meer effect heeft op sterker gespeelde noten, en negatieve (-) instellingen zorgen ervoor dat dit effect minder wordt.
Waarde: -63– +63
79
Een Ritme set creëren
T1 T2 T3 T4
L3
L1
L2
Note off
Niveau
Tijd
Note on
T: Tijd L: Niveau
Het volume instellen (TVA/TVA Env)
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Ritme set instellingen maken” (p. 71).
Rhythm TVA
Tone Level (Rhythm Tone level)
Stelt het volume van de ritme tone in. Gebruik deze parameter om de volumebalans tussen de ritme tonen in te stellen.
Waarde: 0-127
Alternate Pan Depth
Deze instelling zorgt ervoor, dat de Panning wisselt tussen links en rechts elke keer dat een toets ingedrukt wordt. Hogere instellingen zorgen voor meer verandering. “L” of “R” instellingen keren de volgorde om, waarin de Pan tussen links en rechts zal wisselen. Als bijvoorbeeld twee ritme tonen op “L” en “R” respectievelijk zijn ingesteld, zal de Panning van deze tonen wisselen, elke keer dat ze bespeeld worden.
Waarde: L63-0-63R
Dit is alleen van toepassing op waves die de Wave Alter Pan Sw parameter (p. 76) op ON of REV hebben staan.
De volumeniveaus van de Waves waar de ritme tone uit bestaat, worden ingesteld met de WMT1-4 Wave Level parameter (p. 76).
Level V-Curve (Level Velocity Curve)
U kunt uit zeven curves kiezen, bepalend voor hoe de kracht waar­mee u het keyboard bespeelt van invloed is op het volume. Als u niet wilt dat het volume van de ritme tone beïnvloed wordt door de kracht waarmee u de toets indrukt, kiest u “FIXED”.
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-036
1234567
Level V-Sens (Level Velocity Sensitivity)
Stelt dit in als u wilt dat het volume van de ritme verandert relatief aan de kracht, waarmee u de toetsen indrukt. Stel dit op een posi­tieve (+) waarde in als u wilt dat de veranderingen in het ritme toon volume toenemen bij harder gespeelde tonen; om de toon zachter te laten spelen als u de toets harder indrukt, kiest u een negatieve (-) waarde.
Waarde: -63~+63
Tone Pan (Rhythm Tone Pan)
Stelt de Pan voor de ritme tone in. “L64” is uiterst links, “0” is in het midden, en “63R” is uiterst rechts.
Waarde: L64-0-63R
Zet de Pan voor de Waves waar de ritme tonen uit bestaan met de Wave Pan parameter (p. 76).
Random Pan Depth
Gebruik deze parameter als u wilt dat de stereo locatie willekeurig verandert elke keer dat u een toets indrukt. Hogere instellingen zor­gen voor meer verandering.
Waarde: 0-63
Rhythm TVA Env
A-Env T1 V-Sens (TVA Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)
Dit zorgt ervoor, dat keyboard dynamiek invloed heeft op Time 1 van de TVA envelope. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt voor sterker bespeeld noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat Time 1 langzamer wordt, stelt u deze para­meter op een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63~+63
A-Env T4 V-Sens (TVA Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)
Gebruik deze parameter als u wilt dat de snelheid, waarmee u toetsen loslaat invloed heeft op de Time 4 waarde van de TVA envelope. Als u wilt dat Time 4 versneld wordt voor toetsen, die snel losgelaten wor­den, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat deze langzamer wordt, stelt u de waarde negatief (-) in.
Waarde: -63~+63
A-Env Time 1-4 (TVA Envelope Time 1-4)
Bepaalt de TVF envelope tijden (Time 1-Time 4). Hogere instellingen zorgen voor een langere tijd tot het volgende volumeniveau bereikt wordt. (Bijvoorbeeld, Time 2 is de tijd die verstrijkt, voordat Level 1 verandert naar Level 2).
Waarde: 0-127
A-Env Level 1-3 (TVA Envelope level 1-3)
Bepaalt de TVA envelope levels (Level 1-Level 3). Deze instellingen bepalen hoe het volume bij elk verandert, relatief aan het standaard­volume (de Ritme Tone Level waarde die bepaald is in het TVA scherm).
Waarde: 0-127
fig.06-041.e
Dit is alleen van toepassing op waves die de Wave Rnd Pan Sw parameter (p. 76) op ON hebben staan.
80
Output instellingen
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Rhythm instellingen maken” (p. 76).
Rhythm Output
Rhythm Out Assign
Bepaalt de output van het directe geluid voor elke Ritme set.
Waarde: MFX: Output in stereo met multi-effects. U kunt ook
chorus of reverb toepassen op het geluid, dat door multi-effects gestuurd wordt.
A, B: Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of de
OUTPUT B jack in stereo, zonder multi-effects.
1-4: Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder multi-effects.
Als u instellingen gemaakt heeft, zodat geluiden apart naar de INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack gaan, maar er geen plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken, worden de geluiden van de INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 jacks gemixt en gaat de output via de INDIVIDUAL 1 jack.
Als de Mix/Parallel parameter (p. 158) op “MIX” ingesteld is, gaat alle output in stereo naar de OUTPUT A (MIX) jacks.
Tone Out Assign
Bepaalt de output van het directe geluid van elke toon.
Waarde: MFX: Output in stereo door multi-effects. U kunt ook
chorus of reverb op het geluid dat door de multi­effects gaat toepassen.
A, B: Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of de
OUTPUT B jack in stereo, zonder multi-effects.
1-4: Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder multi-effects.
* Als de Rhythm Output Assign instelling op iets anders dan op
“TONE” is ingesteld, worden deze instellingen genegeerd.
* Als u instellingen gemaakt heeft, zodat geluiden apart naar de
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack gaan, maar er geen
plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken, worden de geluiden van
de INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 jacks gemixt en gaat de
output via de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter (p. 158) op “MIX” ingesteld is, gaat
alle output in stereo naar de OUTPUT A (MIX) jacks.
* Als u Tone Out Assign op “MFX” heeft ingesteld, dient u met de
MFX Output Assign parameter (p. 135) in te stellen wat de output
bestemming is van het geluid, dat door de multi-effects is gegaan.
* De output van geluiden naar chorus en reverb is altijd in mono.
* De outputbestemming van het signaal, nadat het door de chorus
heengaat, stelt u in met Chorus Output Select (p. 136) en Chorus
Een Ritme set creëren
Output Assign (p. 136).
* De outputbestemming van het signaal, nadat het door de reverb is
gegaan, stelt u in met Reverb Output Assign (p. 137).
Tone Out Level
Stelt het niveau van het signaal in dat naar de outputbestemming wordt gestuurd. De outputbestemming wordt ingesteld door Patch/ Tone Output Assign.
Waarde: 0-127
Tone Chorus Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de chorus wordt gestuurd als de toon door de MFX gestuurd wordt.
Waarde: 0-127
Tone Reverb Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de reverb wordt gestuurd als de toon door de MFX gestuurd wordt.
Waarde: 0-127
Tone Chorus Send (Send Level (Output=non MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de chorus wordt gestuurd als de toon niet door de MFX gestuurd wordt.
Waarde: 0-127
Tone Reverb Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de reverb wordt gestuurd als de toon niet door de MFX gestuurd wordt.
Waarde: 0-127
81
Een Ritme set creëren

Ritme set instellingen initialiseren (Init)

“Initialiseren” betekent het terugzetten van de instellingen van het huidig geselecteerde geluid naar een standaardset waardes.
De Initialize-bewerking heeft alleen invloed op het huidig geselecteerde geluid. De geluiden, die in het gebruikers­geheugen opgeslagen zijn, worden niet beïnvloed. Als u alle instellingen van de Fantom XR weer op hun fabriekswaardes wilt instellen, voert u een Factory Reset uit (p. 162).
1. Druk in het Rhythm Edit Menu scherm op [MENU].
Het Ritme Utility scherm verschijnt.
2. Gebruik of om “Initialize” te kiezen.
fig.07-004
3. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
4. Druk op [ENTER].
De initialisatie wordt uitgevoerd, en u keert terug naar het vorige scherm.
Druk op [EXIT] om te annuleren.

Rhythm (Tone) instellingen kopiëren (Copy)

Deze bewerking kopieert de instellingen van een Ritme set naar de geselecteerde Ritme set. U kunt deze functie gebruiken om het editing-proces sneller en gemakkelijker te maken.
1. Selecteer in het Patch Play scherm de Patch, die u als kopieerbestemming wilt (p. 40).
2. Druk in het Rhythm Edit Menu scherm op [MENU].
Het Ritme Utility scherm verschijnt.
3. Gebruik of om “Rhythm Tone Copy” te selecteren.
4. Druk op [ENTER].
Het Ritme Tone Copy scherm verschijnt.
fig.07-006
5. Druk op [CURSOR] om de cursor te bewegen, kies de “Source” (kopieerbron) groep en nummer, en Patch toon.
fig.07-007
Alleen een specifieke toets initialiseren
Hier leest u, hoe u alleen een specifieke toets of Ritme set initialiseert.
1. Druk in het Rhythm Edit Menu scherm op [MENU].
Het Ritme Utility scherm verschijnt.
2. Gebruik of om “Rhythm Tone Init” te kiezen.
fig.07-005
3. Druk op [ENTER].
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de toets (A0-C8) te kiezen, die u wilt initaliseren.
U kunt ook de toets kiezen door een noot op uw externe MIDI­keyboard te spelen.
4. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
5. Druk op [ENTER].
De initialisatie wordt uitgevoerd, en u keert terug naar het vorige scherm.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
U kunt hier op de OUTPUT knop drukken om de kopieerbron te verifïeren (dit heet de Compare functie).
* De Patch, die met de Compare functie afgespeeld wordt, kan iets
anders klinken dan wanneer deze normaal afgespeeld wordt.
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om instellingen te maken.
7. Druk op [CURSOR] om de cursor te bewegen, selecteer de “Destination” (kopieerbestemming), het Patch toon nummer.
8. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om instellingen te maken.
9. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
10. Druk op [ENTER].
U keert naar het Patch Edit Menu scherm terug. Druk op [EXIT] om te annuleren.
82

Ritme sets opslaan die u gemaakt heeft (Write)

Veranderingen, die u aan geluidsinstellingen maakt, zijn tijdelijk en raken verloren als u het apparaat uitschakelt of een ander geluid selecteert. Als u het bewerkte geluid wilt bewaren, dient u het op te slaan in de interne USER groep (gebruikersgeheugen) of op een geheugenkaart.
Als u de instellingen van een Ritme set bewerkt, wordt er een “E” weergegeven in de rechterbovenhoek van het Patch Play scherm. Deze “E” indicatie verdwijnt wanneer u de Patch opslaat in het interne geheugen of op een geheugenkaart.
Wanneer u de save procedure uitvoert, zal de data die voorheen op de save-bestemming stond verloren gaan.
1. Controleer dat de Ritme set die u wilt opslaan geselecteerd is.
Een Ritme set creëren
7. Draai aan de VALUE-knop of gebruik [DEC][INC] om de
write bestemming te veranderen.
8. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
fig.07-012
9. Druk op [ENTER] om de save bewerking uit te voeren.
Om de bewerking te annuleren, drukt u op [EXIT].
Schakel de Fantom XR nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht en druk dan op .
Het Ritme set Name scherm verschijnt.
fig.07-010
3. Wijs een naam aan de Ritme set toe.
zie
Zie voor meer informatie over het toewijzen van namen “Een naam toewijzen” (p. 39).
4. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam, drukt u op [ENTER].
Een scherm verschijnt, waarin u de write bestemming kunt kiezen.
fig.07-011
5. Druk op of om de write bestemming te kiezen.
De write bestemming kan het interne geheugen van de Fantom XR zijn (User) of een geheugenkaart (Card).
*U kunt ook [GROUP] gebruiken als de write bestemming.
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om het Patch nummer te selecteren.
U kunt hier op de OUTPUT knop drukken om de kopieerbron te verifiëren (dit heet de Compare functie). U kunt deze functie gebruiken, voordat u een Patch opslaat, om te controleren dat u niet per ongeluk een Patch wist die u wilt houden.
* De Patch, die met de Compare functie afgespeeld wordt, kan iets
anders klinken dan wanneer deze normaal afgespeeld wordt.
83

In Performance mode spelen

Performance mode is ideaal als u een externe MIDI-sequencer wilt gebruiken om een song te maken of wanneer u song data af wilt spe­len. Wanneer u songs aan het maken bent of song data afspeelt, wordt er aan elke Patch of Ritme set een apart MIDI-kanaal toegewe­zen. Zo'n set geluiden dat voor een Part geselecteerd is wordt een Performance genoemd. Naast de instellingen voor elke Part, kun­nen de volgende instellingen ook voor een Performance opgeslagen worden.
• Arpeggio en Chord Memory nummer of instellingen
• Ritme groep nummer of instellingen

Een Performance selecteren

De Fantom-XR heeft drie Performancegroepen: de User groep, de Preset groepen en de Card groep. User en Preset groepen bevatten 64 Performances, met een totaal van 128 Performances.
USER
Dit is de groep in de Fantom-XR, die overschreven kan worden. Per­formances die u zelf maakt worden in deze groep opgeslagen. De Fantom-XR bevat 64 vooraf ingestelde Performances.

Over het Performance Play scherm

Performance Play scherm weergeven
Om bij het Performance Play scherm te komen, neemt u de volgende stappen.
PRST (Preset)
Dit is de groep in de Fantom-XR, die niet overschreven kan worden. U kunt echter wel de instellingen van de geselecteerde Performance wijzigen en dan de gewijzigde Performance in de User groep opslaan. De Fantom-XR bevat 64 vooraf ingestelde Performances.
CARD (Geheugen Kaart)
1. Druk op [MODE], zodat de knop groen oplicht.
U bent nu in Performance mode en het Performance Play scherm verschijnt.
fig.08-001.e
Een Performance part selecteren
2. Druk in het Performance Play scherm op of om de Part te selecteren.
fig.08-002.e
Selecting a performance part
U kunt in het Performance Play scherm op drukken, zodat het oplicht, en dan op [omhoog] om de cursor naar het Performancenummer te bewegen.
Functies in het Performance Play scherm
fig.08-002.e
Geeft aan of multi-effects ingeschakeld zijn (MFX1,2,3) chorus (CHO), reverb (REV) en mastering (MASTER).
Deze groep stelt u in de gelegenheid om Patches te gebruiken die op een geheugenkaart staan opgeslagen, die u in de PC Kaart Poort in het voorpaneel steekt.
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
2. Druk op of om de cursor naar de Performancegroep
fig.08-003.e
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om
*U kunt ook [GROUP] gebruiken om een groep te kiezen.
4. Druk op of om de cursor naar het Performance
5. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om
Performancegroep of bij het goede Performance nummer staat in het Performance Play scherm.
te bewegen.
Performancegroep
Performance nummer
een Performancegroep te selecteren.
USER: User PRST: Preset CARD: Memory Card
nummer te bewegen.
het Performance nummer te selecteren.
Kiest de groep, en het nummer van de gekozen Performance.
Geeft de patches weer, die aan de Parts toegewezen zijn.
84
In Performance mode spelen
Performances uit de lijst selecteren
U kunt een lijst van perstaties weergeven en daaruit een Perfor­mance kiezen.
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede Performancegroep of bij het goede Performance nummer staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk dan op .
Het Performance List scherm verschijnt.
fig.08-004_50
3. Druk op of om tussen Performancegroepen te wisselen, en draai dan aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de Performance te selecteren.
*U kunt ook [GROUP] gebruiken om een groep te kiezen.
4. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
Favoriete Performances selecteren (Favorite Performance)
7. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
Een favoriete performance registreren
U kunt maximaal 64 Performances (8 geluiden x 8 banks) als favoriete Performance registreren.
1. Selecteer de Performance, die u wilt registreren. (p. 84).
2. Kies in stap 4 van “Favoriete Performances selecteren
(Favorite Performance)” (p. 85) “Favorite Performance”.
3. Druk op [ENTER].
Het Favorite Performance scherm verschijnt.
4. Druk op of om de Bank te kiezen.
5. Druk op of om een nummer te kiezen.
6. Druk op [MENU].
Het Favorite Perform Utility scherm verschijnt.
7. Gebruik of om “Regist” te kiezen, en druk dan op [ENTER].
De geselecteerde Performance wordt geregistreerd als favoriete Performance.
* Druk om te annuleren op [EXIT].
U kunt uw favoriete en en Performances die u het meest gebruikt in één plaats zetten door ze te registreren in de Favorite Performance lijst. U kunt met deze functie snel uw favoriete Performances uit het interne geheugen selecteren.
zie
Zie voor meer informatie over het registreren van Favoriete Performances “Een favoriete Performance registreren” (p. 85).
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede Performancegroep of bij het goede Performance nummer staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk dan op .
Het Performance List scherm verschijnt.
3. Druk op [MENU].
Het Performance List Menu scherm verschijnt.
4. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om “Favorite Performance” te selecteren.
fig.08-005_50
Een Patch registratie annuleren
Door “Remove” bij bovenstaande stap 7 te kiezen, annuleert u de Patch registratie die geselecteerd is in het Favorite Performance scherm.
5. Druk op [ENTER].
Het Favorite Performance scherm verschjnt.
6. Druk op of om van Performancegroep te wisselen, en druk op of om de performance te kiezen.
85
In Performance mode spelen

Een Part selecteren

Het geselecteerde Part wordt “current Part” genoemd.
1. Druk in het Performance Play scherm op of om de Part te selecteren.
fig.08-007_50
Selecteren vanuit een display lijst
1. Selecteer de Part waarvan u het geluid wilt wisselen.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk dan op .
Het Patch List scherm verschijnt.
fig.08-008a
* Druk om te annuleren op [EXIT].
Het geluid voor een Part selecteren
Als de Patch niet aan een Part is toegewezen u niet bevalt, is het simpel om van Patch te wisselen.
1. Selecteer de Part waarvan u het geluid wilt wisselen.
2. Druk op of om de cursor naar het Patch type te
bewegen.
fig.08-009a.e
Patch Type: Patch
fig.08-009.e
Patch Type: Rhythm
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om te bepalen of het type geluid, dat aan de Part toegewezen wordt Patch of Rhythm is.
3. Druk op of om van Patch groep te wisselen, en druk op of om de Patch te kiezen.
U kunt een Patch laten klinken door op de OUTPUT knop te drukken, door een vooraf geselecteerde phrase te gebruiken die past bij dat type (categorie) Patch (Phrase Preview).
4. Druk op [ENTER] om het Patch list scherm te sluiten.
zie
“Patches uit een lijst kiezen” (p. 42)

Over het Performance Mixer scherm

De Fantom-XR heeft een mixer scherm, waarmee u instellingen, zoals level en Pan voor de zestien delen van een Performance kunt bewerken. Gebruik de volgende procedure om bij het Performance Mixer scherm te komen:
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede Performancegroep of bij het goede Performance nummer staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat dit oplicht, en druk dan op .
Het Performance Mixer scherm verschijnt.
fig.08-008b
4. Druk op of om de cursor naar de Patch groep of het Patch nummer te bewegen.
fig.08-008.e
Patch groep
Patch nummer
5. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om een Patch groep of Patch nummer te selecteren.
*U kunt ook [GROUP] gebruiken om een Patch group te kiezen.
zie
“Een Patch selecteren” (p. 40)
86
Een Part selecteren
Het geselecteerde Part wordt “current Part” genoemd.
1. Gebruik in het Performance Mixer scherm of om de Part te selecteren.
fig.08-012
Huidige Part
In Performance mode spelen
De Part instellingen bewerken
De volgende Part parameters kunnen vanaf het Performance Mixer scherm bewerkt worden:
• Level (p. 88)
• Pan (p. 88)
• Chorus Send Level (p. 89)
• Reverb Send Level (p. 89)
1. Druk in het Performance mixer scherm op of om de parameter te selecteren.
fig.08-013
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de waarde in te stellen.
Level: Level Pan: Pan Chorus: Chorus Send Level Reverb: Reverb Send Level

Performances maken met de Arpeggio/Rhythm functie

Zie voor meer details over de Arpeggio en Ritme functies “Arpeggios afspelen” (p. 97), en “Rhythms afspelen” (p. 107).

MIDI-opdrachten voor elke Part bekijken (Part Information)

U kunt in Performance mode voor elke Part de ontvangststatus bekijken voor MIDI-opdrachten die verscheidene dingen besturen. Dit is handig, wanneer u wilt controleren of de geluidsgenerator correct reageert op de bewerkingen van een externe MIDI-controller.
1. Ga naar het Performance Play scherm (p. 84).
2. Druk op [MENU].
Het Top Menu scherm verschijnt.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om “Part Information” te selecteren.
4. Druk op [ENTER].
de Part Information scherm verschijnt.
fig.08-018
5. Gebruik of om de opdrachten te selecteren, die u wilt controleren.
Mod: Modulatie opdrachten Breath: Breath opdrachten Foot type: Foot type opdrachten Volume: Volume opdrachten Panpot: Panpot opdrachten Expression: Expression opdrachten Hold-1: Hold 1 opdrachten Pitch Bend: Pitch Bend opdrachten Aftertouch: Aftertouch opdrachten Voices: Voice opdrachten (het aantal gebruikte voices)
6. Gebruik of om de Part te selecteren.
De parameterwaardes voor het geselecteerde Part worden weergegeven.
fig.08-019
7. Druk op [EXIT] om het scherm te sluiten.
87

Een Performance creëren

U kunt met de Fantom-XR een grote verscheidenheid aan instellingen reguleren. Elke ingestelde functie heet een parameter. Dit hoofdstuk legt de procedures uit, die gebruikt worden bij het creëren van Performances, en de functies van de Performance parameters.
De meegeleverde Fantom-XR editor stelt u in de gelegenheid de instellingen van de Fantom-XR te bewerken in een makkelijke grafische omgeving (p. 163).

De Part instellingen in een lijst bekijken (Performance Part View)

In Performance mode kunt u de Part instellingen in een lijst bekijken. Dit wordt het “Part View” scherm genoemd. In dit scherm kunt u dingen, zoals de Patch die aan een Part is toegewezen, bekijken en bewerken, en instellingen maken voor onder andere het volume en de Pan voor elke Part.
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede Performancegroep of bij het goede Performance nummer staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op .
Het Performance Mixer scherm verschijnt.
fig.09-011
kunt u op [SHIFT] drukken, zodat het oplicht, en dan op drukken om het Patch List scherm te openen en een Patch uit de lijst te kiezen (p. 42).
Wanneer de cursor bij een Patch groep of Patch nummer is, kunt u op [SHIFT] drukken, zodat het oplicht, en dan op drukken om het Patch Edit scherm te openen en een Patch te bwerken (p. 95).
Wanneer de cursor bij een Patch groep of Patch nummer is kunt u op [GROUP] drukken om de groep van de geselecteerde Patch te wisselen.

De parameters een Part aanpassen

1. Druk in het Performance Part scherm op of om de
Part te selecteren.
2. Druk op of om de cursor naar de parameter te bewegen, die u wilt veranderen.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de waarde in te stellen.
Parameter List
3. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op .
Het Performance Part scherm verschijnt.
fig.08-012.e
Dit betekent dat er andere parameters zijn die niet weergegeven worden. Druk op [ ] om de cursor te bewegen.
Geselecteerde parameter
Naam van de geselecteerde parameter
Geselecteerd part nummer
* De naam van de parameter bij de cursor wordt in de onderste lijn van
het Performance Part scherm weergegeven.
Als u in het Performance Mixer scherm bent, kunt in het Performance Part scherm komen door op [MENU] te drukken en “Part” te kiezen uit dit menu.
4. Wanneer u klaar bent met het maken van instellingen, drukt u op [EXIT] om naar het Mixer scherm terug te keren.
Wanneer de cursor bij een Patch groep of Patch nummer is,
Patch Type
Stelt de toewijzing van een Patch (Patch) of Ritme set (Rhythm) in op een van de Parts.
Patch Group
Selecteert de groep, waar de geselecteerde Patch of Ritme set hoort.
Waarde USR: User PRA-H: Preset A-H GM: GM (GM2) CRD: Memory card XPA-F: Wave uitbreidingskaarten, geïnstalleerd in de EXP-
A-F slots
Patch Number
Selecteert de gewenste Patch of Ritme set met hun nummer. Waarde: 001-
Level
Bepaalt het volume van elke Part. Het hoofddoel van deze instelling is om de volumebalans tussen de Parts in te stellen.
Waarde: 0-127
Pan
Stelt de Pan van elke Part in. “L64” is uiterst links, “0” is midden, en “63R” is uiterst rechts.
Waarde: L64-0-63R
88
Een Performance creëren
Solo Switch
Selecteer een Part waarmee u een geluid af wilt laten spelen. Zet het op “SOLO” als om de Part van uw keuze solo te laten spelen. Andere Parts zullen niet klinken.
Waarde: -,SOLO
Mute Switch
Zet een geluid op stil (MUTE) of laat het klinken (OFF.). Waarde: OFF, MUTE
De Mute Switch parameter schakelt niet de Part uit, maar zet het volume op een minimaal niveau, zodat er geen geluid klinkt. De MIDI-opdrachten worden echter nog wel ontvangen.
Octave Shift
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Part in, in eenheden van een octaaf (+/-3 octaven).
Waarde: -3-+3
Let op dat wanneer een Ritme set aan een Part is toegewezen, u de Octave Shift parameter niet meer kunt bewerken.
Coarse Tune
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Part in, in eenheden van een halve toon (+/-3 octaven).
Waarde: -48-+48
Coarse Tune en Octave Shift
De Coarse Tune en Fine Tune parameters kunnen samen met de Octave Shift parameter beschouwd worden als instellingen, die hetzelfde effect op het geluid hebben, namelijk de toonhoogte van het geluid veranderen. Als bijvoorbeeld C4 (middelste) bespeeld wordt met de Coarse Tune parameter ingesteld op “+12”, zal de noot C5 zijn (één octaaf boven C4). Als bijvoor­beeld C4 (middelste) bespeeld wordt met de Octave Shift para­meter ingesteld op “+1”, zal de noot C5 zijn (één octaaf boven C4).
De functies verschillen echter intern. Wanneer de Coarse Tune parameter op “+12” is ingesteld, wordt de toonhoogte een octaaf verhoogd. Aan de andere kant zorgt het instellen van de Octave Shift parameter op “+1” er slechts voor, dat het indruk­ken van een toets die een octaaf hoger is hetzelfde effect teweeg­brengt. Met andere woorden, u dient de Coarse Tune parameter te gebruiken, wanneer u het gehele keyboard wilt verplaatsen als er bijvoorbeeld niet genoeg toetsen beschikbaar zijn.
Fine Tune
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Part in, in stappen van 1­cent (+/- 50 cent).
Waarde: -50-+50
Een cent is een honderste halve toon.
Output Assign
Bepaalt de output van het directe geluid van elke toon.
Waarde MFX: Output in stereo door multi-effects. U kunt ook chorus
of reverb op het geluid dat door de multi-effects gaat toepassen.
A, B: Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of de OUTPUT B
jack in stereo, zonder multi-effects.
1-4: Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono, zonder
multi-effects.
PAT: De outputbestemming van de Part wordt bepaald door
de instellingen van de Patch of de Ritme set die aan de Part is toegewezen.
Als u instellingen gemaakt heeft, zodat geluiden apart naar de INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack gaan, maar er geen plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken, worden de geluiden van de INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 jacks gemixt en gaat de output via de INDIVIDUAL 1 jack.
Als de Mix/Parallel parameter (p. 158) op “MIX” ingesteld is, gaat alle output in stereo naar de OUTPUT A (MIX) jacks.
Als u Tone Out Assign op “MFX” heeft ingesteld, dient u met de MFX Output Assign parameter (p. 135) in te stellen, wat de output bestemming is van het geluid dat door de multi-effects is gegaan.
• De output van geluiden naar chorus en reverb is altijd in mono.
• De outputbestemming van het signaal, nadat het door de chorus heengaat, stelt u in met Chorus Output Select (p. 136) en Chorus Output Assign (p. 136).
• De outputbestemming van het signaal, nadat het door de reverb is gegaan, stelt u in met Reverb Output Assign.
Output MFX Select (Part Output Multi-effects Select)
Bepaal welke multi-effects tegelijk gebruikt worden, van de drie waarbij dat kan.
Waarde: 1-3 (MFX-1-MFX-3)
Output Level (Part Output Level)
Stelt het niveau van het signaal in dat naar de outputbestemming gestuurd wordt, ingesteld met Part Output Assign.
Waarde: 0-127
Chorus Send Level (Part Chorus Send Level)
Stelt voor elke Part het niveau van het signaal in dat naar de chorus wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
Reverb Send Level (Part Reverb Send Level)
Stelt voor elke Part het niveau van het signaal in dat naar de reverb wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
89
Een Performance creëren
Cutoff Offset
Stelt de cutoff frequentie voor de Patch of de Ritme set in, die aan een Part is toegewezen.
Waarde: -64-+63
Patches hebben ook een Cutoff Offset instelling (p. 50). De uiteindelijke Cutoff frequentie-waarde is het totaal van de Cutoff Frequency waarde voor de toon, en de waardes van de Cutoff Offset-instellingen voor de Patch en Part. Als de cutoff frequentie van de toon al op “127” (maximum) is ingesteld, treden er geen verdere veranderingen op door de Cutoff Offset op een positieve waarde in te stellen.
Resonance Offset
Stelt de resonantie voor de Patch of de Ritme set in, die aan een Part is toegewezen.
Waarde: -64-+63
Patches hebben ook een Resonance Offset instelling (p. 49). De uiteindelijke resonantiewaarde is het totaal van de Resonance Offset waarde voor de toon, en de waardes van de Resonance Offset-instellingen voor de Patch en Part. Als de resonantie van de toon al op “127” (maximum) is ingesteld, treden er geen verdere veranderingen op door de Resonance Offset op een positieve waarde in te stellen.
Attack Time Offset
Stelt de TVA/TVF Envelope Attack Time voor de Patch of de Ritme set in, die aan een Part is toegewezen.
Waarde: -64-+63
Patches hebben ook een Attack Time Offset instelling (p. 50). De uiteindelijke TVA Envelope attack time waarde is het totaal van de TVA Envelope Time 1 waarde voor de toon, en de waardes van de Attack Time Offset-instellingen voor de Patch en Part. Als de Time 1 parameter van de toon al op “127” (maximum) is ingesteld, treden er geen verdere veranderingen op door de Attack Time Offset op een positieve waarde in te stellen. Hetzelfde geldt voor de TVF Envelope.
Release Time Offset
Stelt de TVA/TVF Envelope Release Time voor de Patch of de Ritme set in die aan een Part is toegewezen.
Waarde: -64-+63 Patches hebben ook een Release Time Offset instelling (p. 50). De uit-
eindelijke TVA Envelope release time waarde is het totaal van de TVA Envelope Time 4 waarde voor de toon, en de waardes van de Release Time Offset-instellingen voor de Patch en Part. Als de Time 4 parameter van de toon al op “127” (maximum) is ingesteld, treden er geen verdere veranderingen op door de Release Time Offset op een positieve waarde in te stellen. Hetzelfde geldt voor de TVF Envelope.
Decay Time Offset
Stelt de TVA/TVF Envelope Decay Time voor de Patch of de Ritme set in die aan een Part is toegewezen.
Waarde: -64-+63
Mono/Poly
Zet de instelling op “MONO” als u wilt dat de Patch, die aan de Part is toegewezen monofonisch afspeelt of op “POLY” als u wilt dat de Patch polyfonisch afgespeeld wordt. Als u de Mono/Poly instelling wilt gebruiken van de Patch die aan de Part is toegewezen (p. 50), zet u dit op “PAT”.
Waarde: MONO, POLY, PAT
Deze instelling wordt genegeerd voor Parts, waar een Ritme set aan is toegewezen.
Legato Switch
U kunt legato toevoegen wanneer u monofonisch aan het spelen bent. Met de term “legato” wordt een speelstijl bedoeld, waarin tonen geleidelijk in elkaar overlopen om een vloeiend geluid te creë­ren. Dit zorgt voor gladde overgangen tussen tonen, wat effectief is als u de technieken, die door gitaristen gebruikt worden, wilt simu­leren (hammering-on, pulling-off). Zet deze parameter op “ON” als u Legato wilt gebruiken, en “OFF” als u dit niet wilt. Als u de Legato Switch instelling van de Patch die aan de Part is toegewezen wilt gebruikt (p. 50), zet u dit op “PAT”.
Waarde: OFF, ON, PAT
Deze instelling wordt genegeerd voor Parts, waar een Ritme set aan is toegewezen.
Portamento Switch Bepaalt of portamento toegepast wordt. Zet deze parameter op
“ON” als u Portamento wilt toepassen, en “OFF” als u dit niet wilt. Als u de Portamento Switch instelling van de Patch, die aan de Part is toegewezen wilt gebruikt (p. 50), zet u dit op “PAT”.
Deze instelling wordt genegeerd voor Parts, waar een Ritme set aan is toegewezen.
Portamento Time
Wanneer portamento gebruikt wordt, kunt u hiermee de tijd bepa­len, waarin de toonhoogte veranderd wordt. Hogere instellingen zorgen ervoor dat de toonhoogte-verandering naar de volgende noot langer duurt. Als u de Portamento Time instelling van de Patch, die aan de Part is toegewezen, wilt gebruikt (p. 50), zet u dit op “PAT”.
Deze instelling wordt genegeerd voor Parts, waar een Ritme set aan is toegewezen.
90
Een Performance creëren
g
Toetsbereik ingesteld voor Performance
Toetsbereik ingesteld voor Patch
Het bereik waarin noten afspelen
Vibrato Rate
Stel voor elke Part de vibrato-snelheid (de snelheid waarmee de toonhoogte gemoduleerd wordt) in. De toonhoogte wordt sneller gemoduleerd voor hogere instellingen, en langzamer voor lagere.
Waarde: -64-+63
Vibrato Depth
Stel voor elke Part de vibrato-diepte (de diepte waarop de toon­hoogte gemoduleerd wordt) in. De toonhoogte wordt meer gemodu­leerd voor hogere instellingen, en minder voor lagere.
Waarde: -64-+63
Vibrato Delay
Stel voor elk de tijdsvertraging in tot het vibrato effect (toonhoogte­modulatie) begint. Hogere instellingen zorgen voor een grotere ver­traging, lagere instellingen voor een kortere.
Waarde: -64-+63
Key Fade Lower (Part Keyboard Fade Width Lower)
Bepaalt wat er met het niveau van de Part gebeurt, wanneer er een noot bespeeld wordt die lager is dan zijn gespecifeerde bereik. Hogere instellingen zorgen voor een meer geleidelijke volumeveran­dering. Als u niet wilt dat de Tone klinkt als u een noot bespeelt, die lager is dan het keyboard bereik, zet u deze parameter op 0.
Waarde: 0-127
fig.09-005.e
Niveau
Toonhoo
Key Fade Lower
Key Range Lower Key Range Upper
Key Fade Upper
Key Range Lower (Part Keyboard Range Lower)
Stelt de laagste noot in die voor elke Part zal klinken. Waarde: C-1-UPPER
Key Range Upper (Part Keyboard Range Upper)
Stelt de hoogste noot in die voor elke Part zal klinken. Waarde: LOWER-G9
Wanneer de Key Range (het klankbereik) (p. 53) ingesteld is voor elke individuele toon in een Patch, worden geluiden geproduceerd in het gebied waar de Key Range voor elke toon, en de Key Range voor de Part elkaar overlappen.
fig.09-006.e
Als u probeert de laagste toon hoger dan de bovenste toets of lager dan de laagste toets te plaatsen, zal de andere waarde automatisch naar dezelfde instelling worden aangepast.
Key Fade Lower (Part Keyboard Fade Width Lower)
Bepaalt wat er met het niveau van de Part gebeurt, wanneer er een noot bespeeld wordt die hoger is dan zijn gespecifeerde bereik. Hogere instellingen zorgen voor een meer geleidelijke volumeveran­dering. Als u niet wilt dat de Tone klinkt als u een noot bespeelt die hoger is dan het keyboardbereik, zet u deze parameter op 0.
Waarde: 0-127
Receive Channel (Part Receive Channel)
Stelt het MIDI receive-kanaal voor elke Part in. Waarde: 1-16
91
Een Performance creëren
Voice Reserve
Deze instelling specificeert het aantal stemmen, dat gereserveerd wordt voor elke Part, wanneer er meer dan 128 stemmen tegelijk afgespeeld worden.
Waarde: 0-63, FUL
Het is niet mogelijk dat de instellingen van alle Parts een totaal vormen dat groter dan 64 is. Het aantal overgebleven stemmen wordt weergegeven bij (rest=). Let hierop, als u Voice Reserve­instellingen maakt.
Het aantal gebruikte stemmen berekenen
De Fantom-XR kan maximaal 128 noten tegelijk afspelen. De polyfonie of het aantal stemmen (geluiden) refereert niet alleen aan het aantal geluiden dat afgespeeld wordt, maar verandert ook naar gelang het aantal tonen gebruikt in de Patches, en het aantal Waves per toon verandert. De volgende methode wordt gebruikt om het aantal geluiden te berekenen, dat voor één Patch afgespeeld wordt.
(Aantal geluiden dat afgespeeld wordt) x (Aantal tonen gebruikt door de Patches die afgespeeld worden) x (Aantal waves gebruikt in de tonen)
Receive Switch (Part Receive Switch)
Stel voor elke Part in of MIDI-opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Als dit op “OFF” staat zal de Part niet reageren. Normaliter dient u dit op “ON” te laten staan, maar u kunt het uitzetten als u niet wilt dat een bepaalde Part tijdens het afspelen van een song afgespeeld wordt.
Waarde: OFF, ON

Scale Tune instellingen

De Fantom-XR stelt u in de gelegenheid om temperaturen te gebrui­ken, die anders zijn dan een gelijke temperatuur. Scale Tune instel­lingen kunnen apart opgeslagen worden voor elke Performance.
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede Performancegroep of bij het goede Performance nummer staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk dan op .
Het Performance Mixer scherm verschijnt.
3. Druk op [MENU]
Het Performance Edit Menu verschijnt.
4. Gebruik of om “Scale Tune” te kiezen.
fig.09-013
Part Velocity Sensitivity Offset
Dit verandert het volume en de cutoff frequentie voor elke Part, afhangend voor de aanslag waarmee de toetsen ingedrukt worden. Als u wilt dat sterker gespeelde noten het volume/de cutoff frequen­tie verhogen, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat sterker gespeelde noten het volume/de cutoff frequen­tie verlagen, stelt u deze parameter op een negatieve (-) waarde in. Zet aanslaggevoeligheid op “0” als u wilt dat geluiden met een con­stante cutoff frequentie en constant volume afgespeeld worden, ongeacht de kracht waarmee de toetsen ingedrukt worden.
Patches hebben ook een Velocity Sensitivity Offset instelling (p. 50). De uiteindelijke Velocity Sensitivity Offset waarde is het totaal van de Velocity Sensitivity Offset-parameters van de Part en de Patch. Hierdoor zullen er geen veranderingen optreden in de Velocity Sensitivity Offset van de Part, als de Velocity Sensitivity Offset parameter van de Patch al op “127” (het maximum) is ingesteld, zelfs niet als u deze op een positieve waarde instelt.
Part Pitch Bend Range
Bepaalt de hoeveelheid toonhoogte verandering in halve tonen (2 octaven) die hoorbaar wordt, wanneer de Pitch Bend hendel bewo­gen wordt. De hoeveelheid verandering die optreedt, wanneer de hendel schuin wordt gehouden, is hetzelfde voor de linker- als de rechterkant. Als u de Pitch Bend Range instelling van de Patch die aan de Part is toegewezen (p. 54) wilt gebruiken, zet u dit op “PAT”.
Waarde: 0-24, PAT
5. Druk op [ENTER].
Het Perform Scale Tune scherm verschijnt.
fig.09-014
6. Gebruik of om de Part te selecteren.
7. Gebruik of om de cursor naar de temerpatuur dat u
wilt veranderen te bewegen.
8. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de waarde in te stellen.
92
Een Performance creëren
Parameter lijst
Part Scale Tune C–B
Maakt schaalinstellingen voor elke Part.
Waarde: -64-+63
zie
Scale Tune wordt aan- en uitgeschakeld met de Scale Tune Switch parameter (p. 160).
Gelijke temperatuur
Dit afstellen verdeelt de octaaf in 12 gelijkwaardige Parts en is de meest gebruikte temperatuur methode gebruikt in Westerse muziek. De Fantom-Xa gebruikt gelijke temperatuur, wanneer de Scale Tune Switch op “OFF” is ingesteld.
Vaste temperatuur (Tonic of C)
Vergeleken met de instelling van gelijke temperatuur klinkt een vaste temperatuur in deze stemming zuiver. Dit effect wordt echter alleen in één toets bereikt, en de drieklanken zullen dub­bel klinken als u transponeert.
Arabische schaal
In deze schaal zijn E en B een kwart noot lager en C#, F# enG# een kwart noot hoger vergeleken met gelijke temperatuur . De tussenpauze tussen G en B, C en E, F en G#, Bb en C# en Eb en F# hebben een natuurlijke derde- de interval tussen een derde majeur en een derde mineur. Bij de Fantom-Xa kunt een Arabi­sche schaalgebruiken bij de drie toetsen van G, C en F.
<Voorbeeld>
Noot naam Gelijke
temperatuur
C 0 0 -6
C# 0 -8 +45
D 0 +4 -2
Eb 0 +16 -12
E 0 -14 -51 F 0 -2 -8
F# 0 -10 +43
G 0 +2 -4
G# 0 +14 +47
A 0 -16 0
Bb 0 +14 -10
B 0 -12 -49
Vaste
temperatuur
(tonic C)
Arabische
schaal

MIDI-gerelateerde instellingen

1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
Performancegroep of bij het goede Performance nummer staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op .
Het Performance Mixer scherm verschijnt.
3. Druk op [MENU].
Het Performance Edit Menu scherm verschijnt.
4. Gebruik of om “MIDI” te kiezen.
fig.9-009
5. Druk op [ENTER].
Het Performance MIDI scherm verschijnt.
fig.09-009a.e
Ch1–16
off
* De naam van de parameter op de locatie van de cursor wordt
weergegeven in de onderste lijn van het Performance MIDI scherm.
6. Gebruik of om het kanaal te selecteren.
7. Gebruik of om de cursor naar de parameter, die u
wilt veranderen te bewegen.
8. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de waarde in te stellen.
Parameter lijst
Rx Program Change (Receive Program Change Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Program Change opdrach­ten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
on
Rx Bank Select (Receive Bank Select Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Bank Select opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Rx Pitch Bend (Receive Pitch Bend Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Pitch Bend opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
93
Een Performance creëren
Rx Poly Key Pressure (Receive Key Pressure Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI polyfonische toetsdruk­opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Rx Channel Pressure (Receive Channel Pressure Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Channel Pressure­opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.

Andere instellingen (General)

1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
Performancegroep of bij het goede Performance nummer staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op
Het Performance Mixer scherm verschijnt.
Rx Modulation (Receive Modulation Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Modulation opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Rx Volume (Receive Volume Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Volume opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Rx Pan (Receive Pan Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Pan opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Rx Expression (Receive Expression Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Expression-opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Rx Hold-1 (Receive Hold 1 Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Hold 1 opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Phase Lock (Phase Lock Switch)
Zet Phase Lock op “ON” als u bepaalde discrepanties in timing van Parts, die op eenzelfde MIDI-kanaal afgespeeld worden wilt onder­drukken.
Wanneer de Phase Lock-parameter op “ON” staat, worden Parts op eenzelfde MIDI-kanaal neergezet op een manier dat hun timing gelijk is, wat ervoor zorgt dat ze tegelijk afgespeeld kunnen worden. Hierdoor kan er tijd verstrijken tussen het ontvangen van de Note-opdrachten en het afspelen van de geluiden. Zet deze instelling alleen op “ON” wanneer dit nodig is.
3. Druk op [MENU].
Het Performance Edit Menu scherm verschijnt.
4. Gebruik of om “General” te kiezen.
fig.9-018
5. Druk op [ENTER].
Het Performance General scherm verschijnt.
fig.9-019
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de waarde te selecteren.
Parameter lijst
Recommended Tempo
Als u wilt dat het systeemtempo verandert, wanneer u van Perfor­mance wisselt, bepaal dan het tempo dat op deze verandering zal volgen. Deze instelling kan gebruikt worden, wanneer de Seq Tempo Override parameter op “ON” staat. Om deze instelling te gebruiken dient u de Tempo Override parameter aan te zetten (p.
156).
Waarde: 20-250
Velocity Curve Type
Velocity Curve selecteert voor elk MIDI-kanaal één van de volgende vier Velocity Curve types, die het meest overeenkomt met het ver­bonden MIDI-keyboard. Zet dit op “OFF” als u aanslag curve van het MIDI keyboard zelf gebruikt.
Waarde: OFF, 1-4
fig.09-010
2134
94
Een Performance creëren

De instellingen wijzigen van een Patch die aan een Part is toegewezen

Wanneer u Patches in de Performance mode gebruikt, worden bepaalde instellingen, zoals die voor effecten, beïnvloed door de Per­formance instellingen. Als u een Patch wilt bewerken, terwijl u hoort hoe deze in de Performance zal klinken, gebruikt u deze methode.
* Hier wordt uitgelegd hoe de instellingen van een Patch dat aan een
Part is toegewezen gewijzigd worden. De procedure voor het
veranderen van Ritme sets is hetzelfde. Vervang “Patch” door “Ritme
set”, wanneer u dit in een zin tegenkomt.
1. Druk in het Performance Play scherm op of om de Part te selecteren waarvan u de instellingen wilt veranderen.
fig.08-007
U kunt ook in het Performance Part scherm (p. 88) het scherm selecteren, zodat de Patch naam weergegeven wordt, en dan op of te drukken om de Part te selecteren waarvan u de Patch instellingen wilt wijzigen.
fig.09-030
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op .
Het Patch Edit scherm verschijnt.
fig.09-020

Performance instellingen initialiseren (Init)

“Initialiseren” betekent het terugzetten van de instellingen van het huidig geselecteerde geluid naar standaard waardes.
De Initialize bewerking heeft alleen invloed op het huidig geselecteerde geluid. De geluiden die in het gebruikersgeheugen opgeslagen zijn worden niet beïnvloed. Als u alle instellingen van de Fantom XR weer naar de fabriekswaardes wilt instellen, voert u een Factory Reset uit (p.
162).
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede Performancegroep of bij het goede Performance nummer staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [MENU].
Het Top Menu scherm verschijnt.
3. Gebruik of om “Sound Ctrl Init” of “Performance Init”.
fig.09-015
Sound Ctrl Init: Initialiseert de waardes van de volgende
Part parameters. Cutoff Offset, Resonance Offset, Attack Time Offset, Release Time Offset, Decay Time Offset, Vibrato Rate, Vibrato, Depth, Vibrato Delay
Performance Init: Reset de huidig geselecteerde
Performance in het tijdelijke geheugen naar de standaard waardes. Gebruik deze instelling als u een geluid vanuit het niets wilt creëren.
3. De rest van de procedure is hetzelfde als voor het maken van veranderingen in Patch mode (p. 46).
U kunt in het Patch Utility scherm, wanneer u in het scherm bij stap 2 op [MENU] drukt , “Part Select” kiezen en de Part opnieuw selecteren.
4. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
5. Druk op [ENTER].
De initialisatie wordt uitgevoerd, en u keert terug naar het vorige scherm.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
U kunt ook Init kiezen door op [MENU] te drukken in het Performance Mixer scherm (p. 86), het Performance Part scherm (p. 88), het Perform Scale Tune scherm, (p. 92), het Performance MIDI scherm (p. 93) of het Performance General scherm (p. 94).
95
Een Performance creëren

Performances opslaan, die u gemaakt heeft (Write)

Veranderingen, die u aan geluidsinstellingen maakt, zijn tijdelijk, en gaan verloren als u het apparaat uitschakelt of een ander geluid selecteert. Als u het bewerkte geluid wilt bewaren, dient u het op te slaan in de interne USER groep (gebruikersgeheugen) of op een geheugenkaart.
Als u de instellingen van een Performance bewerkt, wordt er een “E” weergegeven in de rechterbovenhoek van het Performance Play scherm. Deze “E” indicatie verdwijnt, wanneer u de Performance opslaat in het interne geheugen of op een geheugenkaart.
Wanneer u de save procedure uitvoert, zal de data die voorheen op de save-bestemming stond verloren gaan.
1. Controleer dat de Performance die u wilt opslaan geselecteerd is.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht en druk dan op .
Het Performance Name scherm verschijnt.
fig.09-021
Schakel de Fantom XR nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
Wanneer u de instellingen verandert voor een Patch of Ritme set die aan Part in een Performance is toegewezen
Als u een Patch of Ritme set die aan een Part in een Performance is toegewezen verandert, en daarna probeert de Performance op te slaan, zonder eerst de bewerkte Patch of Ritme set op te hebben geslagen, verschijnt het volgende bericht.
fig.09-024
Sla in zulke gevallen eerst de Patches en Ritme sets op, en daarna de Performance.
* Een bericht, zoals het bovenstaande, verschijnt ook als u de arpeggio,
chord, rhythm patroon of rhythm groep niet opgeslagen heeft.
3. Wijs een naam aan de Performance toe.
zie
Zie voor meer informatie over het toewijzen van namen “Een naam toewijzen” (p. 39).
4. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam, drukt u op [ENTER].
Een scherm verschijnt, waarin u de write bestemming kunt kiezen.
fig.09-022
5. Druk op of om de write bestemming te kiezen.
De write bestemming kan het interne geheugen van de Fantom XR zijn (User) of een geheugenkaart (Card).
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om het Performance nummer te selecteren.
7. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
fig.09-023
8. Druk op [ENTER] om de save bewerking uit te voeren.
* Om de bewerking te annuleren, drukt u op [EXIT].
96

Arpeggios afspelen

Over Arpeggio

De Fantom-XR bevat een arpeggio functie, die automatisch arpeg­gios genereert. Door de arpeggio te gebruiken kunt u een arpeggio creëren door simpelweg één of meerdere toetsen ingedrukt te hou­den.
De manier waar de arpeggio op gegenereerd wordt, wordt de “Arpeggio Style” genoemd. Wanneer de Fantom-XR geleverd wordt, bevat deze 128 “preset” arpeggio Styles en 128 “user” arpeggio Sty­les, waarin u uw eigen creaties op kunt slaan.
Arpeggio Styles zijn niet een deel van een Patch of Performance, ze worden als aparte data behandeld. Dit houdt in dat een arpeggio Style voor meer dan één Patch of Performance gebruikt kan worden.
In Performance mode kunt u gemakkelijk ensembles maken door de arpeggio in combinatie met Ritme patronen te gebruiken (p. 107).

Arpeggios afspelen

Arpeggio in- en uitschakelen
1. Druk op [ARP].
Als u in Patch mode bent
* Selecteer als u in de Patch mode bent eerst een Patch.
Het Arpeggio/Chord Switch scherm verschijnt.
Als u in Performance mode bent
Het Arp/Chd/Rhy Switch scherm verschijnt.
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik of om “Arp” te selecteren.
fig.11-001
Gebruiken in combinatie met de Chord Memory functie
Wanneer u met de arpeggio ingeschakeld aan het spelen bent, kunt u het samen met de Chord Memory functie (p. 104) gebrui­ken. Nadat u de complexe Akkoord patronen (akkoorden) in het geheugen hebt opgeslagen, kunt u deze allemaal oproepen wanneer de Arpeggio functie aanstaat, en kunt u gemakkelijk complexe arpeggio-geluiden afspelen door simpelweg op een toets te drukken.
Een arpeggio vasthouden
Door de volgende procedure te volgen, kunt u zelfs arpeggios creë­ren zonder het keyboard ingedrukt te houden.
1. Druk op [ARP].
Het Arpeggio/Chord Switch scherm (Het Arp/Chd/Rhy Switch scherm in Performance mode) verschijnt.
fig.11-003
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik of om “Hold” te selecteren.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om hold aan/uit te schakelen.
4. Speel een akkoord op uw keyboard.
Als u verschillende akkoorden of noten bespeelt, terwijl de arpeggio vastgehouden wordt, zal de arpeggio relatief aan de gespeelde noten veranderen.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om arpeggio aan of uit te schakelen.
fig.11-002
Als dit aanstaat, wordt er een arpeggio geproduceerd volgens de noten die u ingedrukt houdt op een extern MIDI keyboard.
De Style (Arpeggio Style) (p. 98) is bij de arpeggio instellingen specifiek belangrijk. Het playback patroon van de arpeggio wordt hoofdzakelijk bepaald door deze instelling.
zie
Zie voor meer informatie over elke parameter “Arpeggio instellingen” (p. 98)
97
Arpeggios afspelen

Arpeggio instellingen

1. Gebruik of in het Arpeggio/Chord Switch scherm
(Het Arp/Chd/Rhy Switch scherm in Performance mode) om “Arp” te selecteren.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op . Of, druk op [ENTER].
Het Arpeggio scherm verschijnt.
fig.11-004.e
Arpeggio Style
U kunt op [SHIFT] drukken, zodat het oplicht terwijl dit scherm
wordt weergegeven, en vervolgens op drukken om een lijst van de arpeggio Styles te bekijken.
Een andere manier om het Arpeggio scherm te bereiken is door op [MENU] te drukken om in het Arpeggio/Chord Menu scherm (het Arp/Chd/Rhy Menu scherm in Performance mode) te komen, en vervolgens “Arpeggio” te kiezen en op [ENTER] te drukken.
3. Gebruik of om de cursor naar elke parameter te bewegen, en gebruik de VALUE draaiknop [DEC][INC] om de instellingen te wijzigen.
Styles selecteren voor arpeggio Performances (Arpeggio Style)
Hiermee selecteert u de basis Performancestijl voor de arpeggio. De arpeggio Styles staan in het preset memory en het user memory.
Waarde: U001-128 (User), P001-128 (Preset)
U kunt op [GROUP] drukken om tussen User en Preset geheugen te wisselen.
zie
Zie voor meer informatie over de voorgeprogrammeerde Arpeggio Styles in de Fantom-XR “Arpeggio Style List” (p.
239).
Over Arpeggio Styles
Een Arpeggio Style is een dataserie voor arpeggio basispatro­nen en akkoord Styles die opgeslagen worden in de vorm van een raster met een maximum van 32 stappen x 16 toonhoogtes.
fig.11-005
Noot 16
HOOG
Note 06 Note 05
Note 04 Note 03 Note 02
Note 01
1
4 5
23
6
STAP
8
10
9
7
....
11
32
4. Wanneer de instellingen gewijzigd heeft, drukt u op [EXIT].
U kunt in het Arpeggio scherm op [SHIFT] drukken, zodat het oplicht, en vervolgens op [omhoog] om de cursor naar de arpeggio Style te bewegen.
Door op de OUTPUT knop te drukken kunt u het geluid van de arpeggio Style beluisteren.
Wanneer u een Performance opslaat wordt de arpeggio aan/uit status, net als de instellingen van het Arpeggio scherm ook opgeslagen. Als u een specifieke combinatie van geluiden en arpeggio instellingen wilt maken, dient u uw instellingen in Performance mode te maken en op te slaan.
Elk raster bevat een deze data soorten:
• ON: Note On (met Velocity data)
• TIE: Tie (houd de vorige noot vast)
• REST: Rest (er wordt geen geluid afgespeeld)
De toetsen die ingedrukt worden samen met de volgorde waarin ze ingedrukt worden, is relatief aan de “toets met de laagste toonhoogte tijdens input”. Hierdoor kunt u een Arpeg­gio Style in verschillende Patches en Performances tegelijk gebruiken.
Een Arpeggio Style is geen deel van een Patch of Performance, maar is onafhankelijke data. U kunt maximaal 64 Arpeggio Sty­les opslaan.
Het tempo bepalen voor Arpeggio Performances
Dit stelt het arpeggio tempo in.
* De Tempo instelling wijzigen zal de Systeem “Tempo” (p. 156)
instelling wijzigen. De tempo instelling kan niet als een deel van de
Arpeggio Style opgeslagen worden.
Waarde: 5-300
98
Arpeggios afspelen
De sterkte van het accent wijzigen (Accent Rate)
Wanneer u arpeggios afspeelt, hangt de aanslag (aanslagkracht) van elke arpeggionoot af van de aanslag van de noten die in de arpeggio Style geprogrammeerd zijn. U kunt de hoeveelheid (“spreiding”) van deze dynamische variatie aanpassen. Met een instelling van 100% zullen de arpeggionoten de precieze aanslag hebben van de geprogrammeerde arpeggio Style. Met een instelling van 0% worden alle arpeggionoten op een vaste aanslag afgespeeld.
Waarde: 0-100%
Het bereik van de arpeggio instelling (Octave Range)
Dit voegt een effect toe, dat de arpeggio per cyclus verschuift, in een eenheden van een octaaf (octaaf bereik). U kunt het bereik van de verschuiving omhoog of omlaag instellen (met een maximum van drie octaven omhoog of omlaag).
Waarde: -3-0-+3
De Beat en Shuffle veranderen (Grid)
Staccato en Tenuto toepassen (Duration)
Deze instelling (duur) bepaalt of de afgespeelde geluiden staccato zijn (kort en afgeknipt) of tenuto (helemaal uitgerekt).
* Raster-instellingen worden gedeeld met het rhythm pattern.
Waarde: 30, 40, 50, 60, 70, 80, 90, 100, 120, FULL 30-120: Als u deze instelling op bijvoorbeeld “30” instelt, is
de lengte van de noot in een raster (of wanneer een serie rasters verbonden is met ties, het laatste grid) 30% van de volle lengte van de noot die in het rastertype ingesteld is.
FULL: Zelfs als het verbonden raster niet met een tie
verbonden is, zal dezelfde noot blijven klinken totdat het volgende geluid gespecificeerd is.
Stijgende/dalende variaties selecteren (Verschillende manieren om de geluiden af te spelen) (Motif)
Dit selecteert de method,e die gebruikt wordt om geluiden (motif) af te spelen, wanneer u een groter aantal noten heeft dan geprogram­meerd is voor de Arpeggio Style.
Dit stelt de nootverdeling en -resolutie in een “single raster” in, dat gebruikt wordt bij het creëren van een arpeggio in een Arpeggio Style, en hoeveel “shuffle” syncopatie er op (rastertype) toegepast zal worden (geen/zwak/sterk).
* Raster instellingen worden gedeeld met het rhythm pattern.
Waarde 1 /4: Kwart noot (een rastersecie = een beat) 1 /8: Achtste noot (twee rastersecties = een beat) 1 /8L: Achtste noot shuffle Light (twee rastersecties = een beat,
met een lichte shuffle)
1 /8H: Achtste noot shuffle Heavy (twee rastersecties = een
beat, met een zware shuffle)
1 /12: Achtste noot triool (drie rastersecties = een beat) 1 /16: Zestiende noot (vier rastersecties = een beat) 1 /16L: Zestiende noot shuffle (vier rastersecties = een beat, met
een lichte shuffle)
1 /16H: Zesntiende noot shuffle (vier rastersecties = een beat,
met een zware shuffle)
1 /24: Zestiende noot triool (zes rastersecties = een beat)
Wanneer het aantal gespeelde toetsen kleiner is dan het aantal noten in de Style, zal de toets met de hoogste toonhoogte automatisch afgespeeld worden.
Waarde UP (L): Alleen de laagste van de ingedrukte toetsen
klinkt, en de noten spelen in de volgorde van de laagste van de ingedrukte toetsen.
UP (L&H): Noten van de laagste en hoogste toetsen klinken
elke keer, en de noten spelen in de volgorde van de laagste van de ingedrukte toetsen.
UP (_): De noten spelen in de volgorde van de laagste
van de ingedrukte toetsen. Er worden geen noten meerdere keren afgespeeld.
DOWN (L): Alleen de laagste van de ingedrukte toetsen
klinkt elke keer, en de noten spelen in de volgorde van de hoogste van de ingedrukte toetsen.
DOWN (L&H): Noten van beide de laagste en hoogste
ingedrukte toetsen klinken elke keer, en de noten spelen in de volgorde van de hoogste van de ingedrukte toetsen.
DOWN (_): De noten spelen in de volgorde van de hoogste
van de ingedrukte toetsen. Er worden geen noten meerere keren afgespeeld.
UP&DOWN (L): Noten zullen klinken van de laagste tot de
hoogste toets die u indrukt, en daarna terug naar de laagste toets, waarbij alleen de laagste toets elke keer klinkt.
UP&DOWN (L&H): Noten van de laagste en hoogste ingedrukte
toetsen zullen elke keer klinken, en de noten spelen in de volgorde van de laagste ingedrukte
99
Arpeggios afspelen
toets, en daarna terug in een volgorde die andersom is.
UP&DOWN (_): De noten spelen in de volgorde van de laagste
van de ingedrukte toetsen, en daarna terug in een volgorde die andersom is. Er worden geen noten meerdere keren afgespeeld.
RANDOM (L): Noten zullen willekeurig klinken van de toetsen,
die u heeft ingedrukt, met alleen de laagste toets die elke keer klinkt.
RANDOM (_): Alleen de laagste van de ingedrukte toetsen
klinkt elke keer, de noten die u indrukt zullen willekeurig klinken. Er worden geen noten meerdere keren afgespeeld.
PHRASE: Door op één toets te drukken, speelt u een
phrase af, gebaseerd op de toonhoogte van die toets. Als u meerdere toetsen indrukt, wordt de
laatste gebruikt. <Voorbeeld> Actie van een Style die begint van de laagste noot, “1-2-3-3” wanneer
de toetsen “C-D-E-F-G” worden afgespeeld Wanneer “UP (L)” als motief geselecteerd is: C-D-E-D -> C-E-F-E -> C-F-G-F (-> herhaald) Wanneer “UP (_)” als motief geselecteerd is: C-D-E-D -> D-E-F-E -> E-F-G-F (-> herhaald) Wanneer “UP&DOWN (L&H)” als motief geselecteerd is: C-D-G-F -> C-E-G-E -> C-F-G-F -> C-E-G-E (-> herhaald)
De velocity van de arpeggio instellen (Velocity)

Uw eigen Styles maken

U kunt niet alleen de voorbereide interne Arpeggio Styles gebrui­ken, die bepalen hoe arpeggios afgespeeld worden, maar u kunt ze ook zelf creëren. Op deze manier kunt u uw eigen originele arpeg­gios afspelen. Arpeggio Styles die u zelf maakt kunt u opslaan in het interne user geheugen.
Door op de OUTPUT knop te drukken, kunt u het geluid van de arpeggio Style beluisteren.
Een nieuwe Arpeggio Style creëren (Arpeggio Style Recording)
Step Recording is de methode, waarbij u een extern MIDI-keyboard gebruikt om noten één voor één in te voeren.
U heeft een extern MIDI-keyboard nodig om Arpeggio Step Recording te gebruiken. U kunt op deze manier geen arpeggio Style creëren met alleen de Fantom-XR.
1. Druk op [MENU] in het Arpeggio scherm.
Het Arpeggio/Chord Menu scherm verschijnt.
2. Druk op of om “Arpeggio Step Rec” te kiezen.
3. Druk op [ENTER].
Het Arpeggio Step Rec scherm verschijnt.
fig.11-007
Stelt de kracht in waarmee de noten die u speelt klinken. Als u wilt dat de aanslag waarde van elke noot afhangt van hoe sterk
u het keyboard bespeelt, zet u deze parameter op REAL. Als u wilt dat elke noot een vaste aanslag heeft, zonder dat de sterkte van uw keyboardspel daar invloed op heeft, zet u deze parameter op de gewenste waarde (1-127).
Waarde: REAL, 1-127
Het kanaal specificeren, dat arpeggios in Performance mode af zal spelen (Arpeggio Channel)
Hier leest u, hoe u het kanaal kiest dat de arpeggio in Performance mode zal gebruiken. U kunt alleen één kanaal selecteren om arpeg­gios af te spelen.
Het geselecteerde kanaal fungeert niet alleen als kanaal voor de arpeggio, maar ook voor de akkoord memory functies.
Waarde: 1-16
Als de Arpeggio Channel en de Rhy Ptn Channel (p. 111) allebei op hetzelfde kanaal staan ingesteld, zal de Ritme functie niet gebruikt worden als de Arpeggio functie of de Chord Memory functie ingeschakeld zijn.
1. De Arpeggio Style initaliseren.
1. Druk in het Arpeggio Step Rec scherm op [MENU].
Het Arpeggio Style Utility scherm verschijnt.
fig.11-007a
2. Gebruik of om “Initialize” te kiezen.
3. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
4. Druk op [ENTER].
De initialisatie wordt uitgevoerd, en u keert terug naar het vorige scherm.
Druk om te annuleren op [EXIT].
100
Loading...