1. Druk op [MENU], terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt.
Het Demo Menu scherm verschijnt.
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de demo song te selecteren.
Als u “ALL” kiest, zullen de songs opeenvolgend afspelen, beginnend met de eerste.
3. Druk op [ENTER] om het afspelen van de demo te beginnen.
Het afspelen stopt automatisch, wanneer de song afgelopen is.
U kunt tijdens het afspelen op [EXIT] drukken om terug te keren naar het Demo Menu
scherm.
4. Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
2 32
4
1
Gebruikershandleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor de Roland Fantom-XR.
Lees, voordat u dit apparaat in gebruik neemt, de hoofdstukken ‘BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES’ (pag. 2) en ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER
GEBRUIKEN’ (pag. 3, 4) en ‘BELANGRIJKE OPMERKINGEN’ (pag.4, 5) zorgvuldig door.
Deze hoofdstukken bevatten belangrijke informatie betreffende het juiste gebruik van het
apparaat. In aanvulling daarop verdient het aanbeveling om deze gebruikershandleiding
in zijn geheel door te lezen, zodat u een goed beeld krijgt van alle mogelijkheden, die dit
apparaat biedt. Bewaar de gebruikershandleiding om deze later te kunnen raadplegen.
vermenigvuldigd worden zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
ATTENTION
WAARSCHUWING: VERWIJDER HET DEKSEL (OF DE
ACHTERKANT) NIET, OM HET RISICO OP EEN ELEKTRISCHE
SCHOK TE REDUCEREN. BINNENIN BEVINDEN ZICH GEEN
ONDERDELEN DIE DOOR DE GEBRUIKER ONDERHOUDEN
KUNNEN WORDEN. LAAT HET ONDERHOUD AAN ERKEND
: RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
ONDERHOUDSPERSONEEL OVER.
Het symbool van de bliksemflits met pijl, binnen een
gelijkzijdige driehoek, is bedoeld om de gebruiker te
waarschuwen voor de aanwezigheid van niet geïsoleerd,
’gevaarlijk voltage’ binnenin het apparaat, welke krachtig
genoeg kan zijn om een elektrische schok bij personen te
veroorzaken.
Het uitroepteken binnen een gelijkzijdige driehoek is
bedoeld om de gebruiker te waarschuwen voor de
aanwezigheid van belangrijke bedienings- en
onderhoudsinstructies in de literatuur behorende bij het
product.
INSTRUCTIES MET BETREKKING TOT HET RISICO VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK
OF VERWONDINGEN AAN PERSONEN.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
WAARSCHUWING – Tijdens het gebruik van elektrische producten moeten de voorzorgsmaatregelen altijd opgevolgd worden,
1.Lees deze instructies.
2.Bewaar deze instructies.
3.Neem alle waarschuwingen serieus.
4.Volg alle instructies.
5.Gebruik dit apparaat niet in de buurt van water.
6. Maak dit apparaat alleen met een droge doek schoon.
7. De ventilatie openingen mogen niet geblokkeerd worden.
Installeer in overeenstemming met de instructies van de
fabrikant.
8. Installeer het apparaat niet in de buurt van warmtebronnen,
zoals radiatoren, kachelschuiven, kachels of andere
apparaten (inclusief versterkers) die warmte produceren.
9.De veiligheidsopzet van de gepolariseerde of aarde plug
dient niet teniet gedaan te worden. Een gepolariseerde plug
heeft twee polen, de één breder dan de andere. Een
aardeplug heeft twee platte kanten en een derde aarde pin.
De brede pool of de derde pin zijn voor uw veiligheid aangebracht. Wanneer de plug niet in uw stopcontact past,
raadpleegt u een elektricien voor vervanging van het verouderde stopcontact.
10. Bescherm het netsnoer, zodat er niet overheen gelopen kan
worden. Zorg dat het snoer, in het bijzonder bij de stekkers,
inclusief de volgende:
stopcontactdozen en op het punt waar zij uit het apparaat
komen, niet gedraaid of in elkaar gedrukt wordt.
11. Gebruik alleen door de fabrikant gespecificeerde
aanhangsels of accessoires.
12. Gebruik het apparaat met een door de fabrikant
gespecificeerde of bij het apparaat
geleverde kar, standaard, statief, console
of tafel. Voorzichtigheid is geboden
tijdens het verplaatsen van de kar/
apparaat combinatie, zodat deze niet kan
omvallen en daardoor stuk gaat.
13. Tijdens onweer of wanneer het apparaat
gedurende een langere periode niet gebruikt zal worden,
haalt u de stekker uit het stopcontact.
14. Laat al het onderhoud aan erkend onderhoudspersoneel
over. Onderhoud is vereist, wanneer het apparaat op
enigerlei wijze beschadigd is, bijvoorbeeld als het netsnoer
of de stekker beschadigd is, er vloeistof of objecten in het
apparaat terecht zijn gekomen, als het apparaat aan regen
of vochtigheid heeft blootgestaan, niet normaal functioneert
of is gevallen.
154
2
USING THE UNIT SAFELY
OGGU
WAARSCHUWING
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG opmerkingen
Wordt gebruikt bij instructies waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van overlijden of zwaar letsel,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van letsel of materiële schade,
wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten
aanzien van het huis en al het
aanwezige meubilair, en tevens aan
huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
WAARSCHUWING
001
• Voordat u het apparaat in gebruik neemt, leest u onderstaande
instructies en de gebruikershandleiding.
• Maak het apparaat niet open, en voer geen interne modificaties
uit. (Behalve waar deze handleiding specifieke instructies biedt
welke gevolgd dienen te worden om extensies te installeren, zoals
op p. 166, p. 168, p. 170, p. 172).
• Tracht het apparaat niet te repareren of onderdelen in het
apparaat te vervangen (behalve wanneer daartoe specifieke
instructies in de handleiding staan.) Ga voor alle onderhoud naar
uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een
erkende Roland distributeur, die u op de ‘Informatie’ pagina
kunt vinden.
• Gebruik of berg het apparaat nooit op, op plaatsen die:
• aan extreme temperaturen onderhevig zijn (bijvoorbeeld in
direct zonlicht, in een afgesloten voertuig, dichtbij een
warmtekanaal of bovenop warmte genererende apparatuur of
die
• vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers, wasruimtes of natte
vloeren hebben of die
• Wanneer u dit product gebruikt met een rek of standaard die
door Roland wordt aangeraden, dient u het zo te plaatsen dat het
stabiel en waterpas is. Als u geen rek of standaard gebruikt dient
u een locatie te kiezen die voldoende steun biedt, en wiebelen
voorkomt.
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis
van het symbool wordt bepaald door het teken dat zich
binnen de driehoek bevindt. Het symbool dat zich in dit
geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken
voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen,
of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen die
nooit verplaatst mogen worden (verboden). De
specifieke handeling die niet uitgevoerd mag worden,
wordt aangegeven door het symbool dat zich binnen
de cirkel bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan
de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit
uit elkaar gehaald mag worden.
Het ● wijst de gebruiker op onderdelen die verwijderd
moeten worden. De specifieke handeling die uitgevoerd
moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel
aangegeven. Het symbool dat zich in dit geval aan de
linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de
daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
001
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig, en plaats er geen zware
objecten bovenop. Hierdoor kan het snoer beschadigen, waardoor
afgebroken elementen en kortsluiting geproduceerd kan worden.
Beschadigde snoeren betekenen een risico op brand en schokken!
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie met een
versterker en koptelefoon of luidsprekers, kan geluidsniveaus
produceren die in staat zijn permanent gehoorsverlies te veroorzaken. Werk nooit lange tijd achter elkaar op een hoog of oncomfortabel volumeniveau. Wanneer u een bepaalde mate van
gehoorsverlies of een piep in de oren bemerkt, moet u het
apparaat direct uitzetten en een oorarts consulteren.
• Zorg dat er geen objecten (bijvoorbeeld brandbaar materiaal,
munten of spelden) of vloeistoffen (water, frisdrank, enz.) in het
apparaat terechtkomen.
• Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en
breng het apparaat voor onderhoud naar uw handelaar, het
dichtst-bijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland
distributeur, te vinden op de “Informatie” pagina, indien:
• Het netsnoer of de stekker is beschadigd, of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn gekomen,
of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere wijze nat
is geworden), of
• Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren of een
duidelijke verandering in werking laat zien.
• In huishoudens met kleine kinderen moet een volwassene
toezicht houden, totdat het kind in staat is de regels die essentieel
zijn voor een veilige bediening van het apparaat op te volgen.
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een stopcontact, waar
een buitensporig aantal andere apparaten gebruik van maakt.
Wees in het bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verlengsnoeren – de totale hoeveelheid stroom die door alle aangesloten
apparaten wordt gebruikt, mag nooit de stroom classificatie
(watts/ampères) van het verlengsnoer overschrijden. Door
overmatige ladingen kan de isolatie van het snoer verhit raken en
uiteindelijk smelten.
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat gebruiken, neemt u
contact op met uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service
Centrum of een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden
op de ‘Informatie’ pagina.
• Schakel het product altijd uit en haal de stekker uit het
stopcontact, voordat u een circuit board wilt gaan installeren
(SRX series; p. 166, p. 168, DIMM; p. 170, p. 172).
• SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele CD speler af.
Het geluidsniveau, dat geproduceerd wordt, kan permanent
gehoorsverlies veroorzaken. Dit kan resulteren in schade aan
luidsprekers of andere systeemcomponenten.
• Zet niets dat water bevat (bv. bloemvazen) op dit product.
Vermijd ook het gebruik van insecticiden, parfums, alcohol,
nagellak, spuitbussen e.d. in de buurt van dit product. Veeg snel
alle vloeistoffen die op het product terecht komen af met een
droge, zachte doek.
• Haal de adapter regelmatig uit het stopcontact, en maak deze met
een droge doek schoon om stof en andere opeenhopingen te
verwijderen. Verwijder de adapter ook uit het stopcontact,
wanneer u het apparaat langere tijd niet zult gebruiken.
Ophoping van stof tussen de stekker en het stopcontact kan tot
verminderde isolatie leiden en brand veroorzaken.
• Probeer het in elkaar verwikkeld raken van snoeren en kabels te
voorkomen. Bovendien zouden alle snoeren en kabels buiten het
bereik van kinderen geplaatst moeten worden.
• Indien u de schroeven van het bovenpaneel verwijdert, bewaart u
deze op een veilige plaats, buiten het bereik van kinderen, zodat
zij deze niet per ongeluk kunnen inslikken (p. 166, p. 168, p. 170,
p. 172).
Naast de onderdele,n die onder “BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES” en “HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER
GEBRUIKEN” op pagina’s 2 -4 worden genoemd, raden wij u aan het volgende te lezen en in acht nemen:
Stroomvoorziening
• Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde stopcontact, dat door een apparaat
gebruikt wordt dat een inverter gebruikt (zoals een koelkast, wasmachine,
magnetron of airconditioning) of dat een motor bevat. Afhankelijke van de
manier waarop het apparaat gebruikt wordt, kan stroomvoorzieningruis
ervoor zorgen dat dit product storingen krijgt of hoorbare ruis produceert.
Als het onpraktisch is om een apart stopcontact te gebruiken dient u een
filter te gebruiken voor storing van het stroomcircuit.
• Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt aangesloten, zet u de
stroom van alle apparaten uit. Dit zal storingen en/of schade aan
luidsprekers of andere apparaten helpen voorkomen.
• Hoewel de LCD en LEDs niet branden wanneer de POWER knop uitgeschakeld, betekent dit niet dat het product helemaal van de krachtbron
afgesloten is. Als u de stroom volledig uit wilt schakelen, dient u eerst de
POWER knop uit te schakelen, en daarna de stroomkabel uit het
stopcontact te halen. Hierom zou het stopcontact waar u het product op
aansluit in handbereik moeten zijn.
4
Plaatsing
• Het gebruik van dit apparaat in de nabijheid van versterkers (of andere
apparatuur, die grote stroom transformatoren bevat) kan tot een brom
leiden. Om dit probleem op te heffen, verandert u de richting van dit
apparaat of zet het verder van de storingsbron weg.
• Dit apparaat kan de ontvangst van radio of televisie verstoren. Gebruik dit
apparaat niet in de nabijheid van dit soort ontvangers.
• Ruis kan geproduceerd worden, wanneer draadloze communicatie
apparaten, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit apparaat worden
gebruikt. Dit soort ruis kan optreden tijdens bellen of gebeld worden of
tijdens het converseren. Als u dit soort problemen ondervindt, moet u de
draadloze apparaten op meer afstand van dit apparaat plaatsen of deze
uitzetten.
• Stel dit apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het niet bij apparaten,
die warmte verspreiden, laat het niet in een afgesloten voertuig achter, en
stel het niet aan extreme temperaturen bloot. Door overmatige hitte kan
het apparaat misvormen of verkleuren.
• Wanneer het apparaat naar een andere locatie wordt verplaatst, waar de
temperatuur en/of vochtigheid verschilt van de vorige locatie, kunnen
binnen het apparaat waterdruppels (condensatie) gevormd worden. Als u
het apparaat in deze staat gebruikt, kunnen schade of storingen ontstaan.
Voordat u het apparaat op de nieuwe locatie gaat gebruiken, laat u het
enige uren acclimatiseren, totdat de condensatie volledig is verdampt.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonmaken van het apparaat gebruikt u een droge,
zachte doek of één die enigszins vochtig is. Voor het verwijderen van
hardnekkig vuil, gebruikt u een doek met een mild, niet schurend
schoonmaakmiddel. Daarna veegt u het apparaat met een zachte, droge
doek goed af.
• Gebruik nooit wasbenzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen om de
mogelijkheid van verkleuring en/of misvorming te voorkomen.
Reparatie en data
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen verloren kan gaan als
u het apparaat laat repareren. Van belangrijke gegevens moet u altijd een
reservekopie maken, in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een
sequencer), computer of op papier opgeschreven (indien mogelijk). Tijdens
reparaties wordt getracht het verlies van data te vermijden. Echter, in
bepaalde gevallen (wanneer het schakelsysteem van het geheugen zelf niet
meer werkt) kan data helaas niet meer hersteld worden. Roland is niet
verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen door storingen of
onjuist gebruik van het apparaat onherstelbaar verloren kan gaan. Om
uzelf tegen het risico van verlies van belangrijke gegevens te beschermen,
raden wij u aan om van tijd tot tijd een reservekopie van belangrijke
gegevens, die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, te
maken.
• De inhoud van data die in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een
sequencer) of computer is opgeslagen, kan helaas niet meer hersteld
worden, wanneer deze verloren is gegaan. Roland Corporation is niet
verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars van dit apparaat
met gepaste voorzichtigheid. Dit geldt ook voor het gebruik van de
stekkers en aansluitingen. Ruwe behandeling kan tot storingen leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm, en voer er geen hoge druk op uit.
•U kunt een kleine hoeveelheid geluid verwachten van het display tijdens
normaal gebruik.
• Bij het verbinden van alle kabels dient u de plug vast te pakken –nooit de
kabel zelf. U voorkomt op deze manier kortsluiting of schade aan de
interne delen van de kabel.
• Er komt een kleine hoeveelheid warmte van het apparaat tijdens het
gebruik.
• Om te vermijden, dat u uw buren stoort, probeert u het volume van dit
apparaat op een redelijk niveau te houden. U kunt ervoor kiezen om een
koptelefoon te gebruiken, zodat u zich geen zorgen om de personen in uw
naaste omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
• Wanneer u het apparaat moet vervoeren, verpakt u het in de originele doos
(inclusief schokabsorberend materiaal). Anders zult u soortgelijk verpakkingsmateriaal moeten gebruiken.
• Gebruik een Roland kabel om de aansluiting te maken. Als u een kabel van
een ander merk gebruikt, neem dan notitie van onderstaande voorzorgsmaatregelen.
• Sommige aansluitingskabels bevatten weerstanden. Gebruik voor het
aansluiten van dit apparaat geen kabels die weerstanden hebben. Bij
gebruik van dit soort kabels, kan het geluidsniveau extreem laag of
zelfs niet hoorbaar zijn. Informatie over kabelspecificaties kunt u bij de
fabrikant van de kabel verkrijgen.
Voordat u kaarten gebruikt
Geheugenkaarten gebruiken
• Schuif de kaart voorzichtig naar binnen, totdat deze stevig vast zit.
• Raak nooit de contactpunten van de kaart aan. Zorg er ook voor, dat deze
schoon blijven.
• Het geheugen van dit apparaat is compatibel met CompactFlash geheugenkaarten.
• Geheugenkaarten worden gefabriceerd met behulp van precieze gereedschappen, doe er voorzichtig mee, en let op het volgende.
• Voorkom schade aan de kaarten als gevolg van statische elektriciteit,
zorg er daarom voor dat uzelf niet meer statisch bent, voordat u een
kaart vast pakt.
• Zorg ervoor, dat er geen metaal in aanraking komt met de contactpunten van de kaart.
• Buig de kaarten nooit, laat ze nooit vallen, en stel ze niet bloot aan
extreme schokken of trillingen.
• Stel de kaarten niet bloot aan direct zonlicht, bewaar ze nooit in
afgesloten voertuigen of soortgelijke plekken. (Opslagtemperatuur: -25
tot 85 graden Celsius).
• Laat de kaarten niet nat worden.
• Verander de kaarten nooit, en haal ze nooit uit elkaar.
Het behandelen van CD-ROM's
• Voorkom het aanraken van of het krassen op de glimmende onderkant van
de disk. Beschadigde of vieze CD-ROM-disks worden mogelijkerwijs niet
goed gelezen. Houd uw disks schoon met een commercieel verkrijgbaar
CD-schoonmaakmiddel.
Copyright
• Het ongeautoriseerd opnemen, distribueren, verkopen, uitlenen, publiek
vertonen, uitzenden of soortgelijke dingen, van een werk (muzikale
compositie, video, uitzending, show of publieke vertoning), gedeeltelijk of
geheel, waarop copyright van derden op rust, is bij wet verboden.
• Wanneer geluidssignalen via een digitale verbinding met een extern
instrument worden uitgewisseld, kan dit apparaat opnemen zonder
beperkt te worden door de restricties van het Serial Copy Management
System (SCMS).Dit is omdat het apparaat alleen bestemd is voor het
produceren van muziek, en niet ontworpen is om onderhevig aan
restricties te zijn zo lang het gebruikt wordt om muzikale stukken (zoals
uw eigen composities) die geen inbreuk maken op copyrights van anderen
op te nemen. (SCMS is een functie die verhindert dat er tweede-generatie
en latere generaties kopiëen gemaakt worden via een digitale verbinding.
Het is in MD recorders en andere digitale audio-apparaten ingebouwd als
een copyright-bescherming.)
• Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden, die mogelijk inbreuk op
iemands copyright kunnen maken. Roland accepteert geen enkele verantwoordelijkheid aangaande inbreuk op copyrights van derden die door dit
apparaat veroorzaakt zijn.
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft
Corporation.
* Windows® staat officieel bekend als “Microsoft® Windows® operating
system”.
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van Apple
Computer, Inc.
* MacOS is een handelsmerk van Apple Computer, Inc.
* Pentium is een geregistreerd handelsmerk van Intel Corporation.
* Alle productnamen die in dit document vermeld worden zijn handels-
merken of geregistreerde handelsmerken en zijn eigendom van hun
respectievelijke eigenaren.
* OMS is een geregistreerd handelsmerk van Opcode Systems, Inc.
* SmartMedia is een handelsmerk van Toshiba Corp.
* OMS is een geregistreerd handelsmerk van Opcode Systems, Inc.
* CompactFlash en zijn handelsmerken van SanDisk Corporation en
zijn gelicenseerd door de CompactFlash associatie.
* Roland Corporation heeft een geautoriseerde licentie voor het gebruik van
Een Patch kiezen....................................................................................................................................... 24
Basishandelingen om een Patch te kiezen................................................................................. 24
Een groep kiezen...........................................................................................................................24
Een Patch per categorie selecteren..............................................................................................25
Een Ritme set selecteren ..........................................................................................................................27
Basisprocedure om een Ritme set te selecteren ........................................................................27
Diverse verbindingsmogelijkheden ....................................................28
Verbinding voorbeeld 1: De Fantom-XR als geluidsmodule voor live uitvoeringen
Verbinding voorbeeld 2: Een compacte productie opstelling ............................................... 29
Verbinding voorbeeld 3: Muziek productie met meer dan een Fantom-XR....................... 30
6
Inhoud
Gevorderd gebruik....................... 31
Overzicht van de Fantom-XR...............................................................32
Patch mode en Performance mode ........................................................................................................ 32
Hoe de Fantom-XR ingedeeld is............................................................................................................. 32
Classificatie van de Fantom-XR geluidstypes........................................................................... 32
Over simultane polyfonie ............................................................................................................34
Over geheugen.......................................................................................................................................... 34
Hoe effecten units werken in verschillende modi.................................................................... 36
Over de sample sectie .............................................................................................................................. 36
Waar samples worden opgeslagen............................................................................................. 37
Basisfuncties van de Fantom-XR............................................................................................................ 37
De geluidsgenerator mode instellen........................................................................................... 37
De cursor bewegen........................................................................................................................ 38
Een waarde aanpassen .................................................................................................................38
Over de [SHIFT] knop .................................................................................................................. 38
Een naam toewijzen...................................................................................................................... 39
Spelen in de Patch mode .....................................................................40
Over het Patch play scherm.................................................................................................................... 40
Een Patch selecteren................................................................................................................................. 40
Patches per categorie selecteren.................................................................................................. 41
Een Patch uit de lijst selecteren ..............................................................................................................42
Patches per categorie selecteren.................................................................................................. 42
Patches/Ritme sets per groep selecteren................................................................................... 43
Een Part selecteren ................................................................................................................................... 86
Het geluid voor een Part selecteren............................................................................................ 86
Over het Performance Mixer scherm..................................................................................................... 86
Een Part selecteren ........................................................................................................................ 86
De Part instellingen bewerken .................................................................................................... 87
Performances maken met de Arpeggio/Rhythm functie................................................................... 87
MIDI-opdrachten voor elke Part bekijken (Part Information)........................................................... 87
Een Performance creëren ....................................................................88
De Part instellingen in een lijst bekijken (Performance Part View) ..................................................88
De parameters een Part aanpassen ........................................................................................................ 88
Over Arpeggio ..........................................................................................................................................97
Verbinden met uw computer via USB (USB Mode)..........................148
Over USB functies .................................................................................................................................. 148
Wisselen tussen de USB Storage mode en de MIDI mode............................................................... 148
Verplaatsen van bestanden naar of van uw computer (Storage mode) ......................................... 149
Innovatieve sound engine, die
audio en MIDI verenigt
De Fantom-XR erft dezelfde sound engine die op de Fantom-X6/X7/
X8 werd geroemd, en die synthesizer en sampler in een enkele
geluidsgenerator verenigt. Gesampelde waveforms en waveforms,
die vanuit een PC of andere externe bron worden geimporteerd,
kunnen ook als synthesizer waveforms worden gebruikt.
In aanvulling op de interne geluiden en gesamplede waveforms,
kunt u tot zes SRX-series wave uitbreidingsborden installeren voor
een directe toegang tot een nog grotere verzameling geluiden.
Top-klasse 128-voice polyphony
128 polyfoon stemmen garanderen stress-vrije muziekproductie of
live optredens.
Hoogste kwaliteit 88-note
gesampelde piano waveforms
De Fantom-XR heeft een 88-note gesampelde piano, die nauwkeurig
door professionele technici is opgenomen. Elke noot is in stereo met
vier aanslag-switched lagen vastgelegd, wat betekent dat 704 samples worden gebruikt om het pianogeluid te creëren. Het heeft niet
alleen toonkwaliteit maar ook een hoog presentieniveau, waardoor
het meer dan ooit “het echte werk” benadert.
Het interne waveform geheugen is dezelfde 128 MB als in de Fantom-X6/X7/X8. Dit voegt een ruime collectie geluiden toe, die zijn
gecreëerd met de nadruk op kwaliteit met piano, strijkinstrumenten,
nylonsnarige gitaren, drums en bas.
* 88-note multisampling wordt alleen gebruikt voor de piano waveform.
Volwaardige sampler
Een complete set interfaces
USB aansluiting voor een verbinding met uw computer.
USB-MIDI ondersteuning maakt de uitwisseling van data met uw
computer mogelijk en maakt tevens een gemakkelijke verbinding
met PC apparatuur mogelijk.
Zowel analoge als digitale input en output worden standaard geleverd voor verbindingen met audio appartuur. Voor samples kunt u
zowel een analoge als digitale bron selecteren. Er is ook een PC kaart
slot om back-ups van uw data te kunnen maken.
Dit geeft u een ruime keuze in media, zoals SmartMedia en Compact
Flash. Omdat media capaciteiten tot 1 GB worden ondersteund
(wanneer u Compact Flash gebruikt), kunt u flexibel met data overdracht omgaan.
Mastering functionaliteit
Er worden 78 verschillende multi-effecten, chorus en galm aangeboden. Omdat de mastering effecten die onmisbaar zijn voor de laatste
stap in het muziek productie proces ook worden aangeboden, kunt u
muziek creëren die de kwaliteit van een commerciële CD evenaart.
160 x 48 pixel grafische LCD
De Fantom-XR heeft een groot scherm voor gedetailleerde grafische
weergave, met gegarandeerd uitstekende zichtbaarheid. Of u nu
geluiden selecteert of waveforms wilt aanpassen, dankzij het ingebouwde scherm kunt u comfortabel werken.
Inclusief Fantom-X Editor/Librarian
Met de inbegrepen editor en bibliotheek software kunt u Fantom-XR
geluiden van uw computer aanpassen en beheren.
In aanvulling op sample en her-sample functionaliteit wordt ook
waveform editing aangeboden, die concurreert met bekende samplers. Er is ook een Auto Sync functie, die automatisch de lengte van
een maat aanpast aan het huidige tempo. 16 MB aan sample geheugen wordt standaard gegeven en u kunt uitbreiding DIMM modules
installeren om het geheugen tot wel 528 MB uit te breiden.
13
Paneel beschrijving
Voorzijde
fig.01-001
QPN
OM
ABCDFGHJIKL
A
PHONES Jack
Hier kunt u koptelefoons aansluiten (afzonderlijk verkrijgbaar). (p. 16)
B
OUTPUT knop
Past het volume aan van de output A (MIX) aan de achterzijde en van
de koptelefoons. (p. 17)
U kunt deze schakelaar gebruiken om naar het geluid te luisteren,
zonder een extern keyboard of ander apparaat te gebruiken (PREVIEW).
C
INPUT/MIX IN knop
Regelt het volume van de externe input.
Gebruik de schakelaar om de externe input aan/uit te schakelen.
(p. 115)
* Druk op [SHIFT], en dan op deze knop om toegang te krijgen tot het
External Source scherm.
D
Display
Hier vindt u informatie over de te verrichten handeling.
E
H
[ENTER]
Gebruik deze knop om een handeling uit te voeren.
I
[///] (CURSOR) knop
Beweegt de cursor naar boven/beneden/links/rechts.
[LIST] knop
Om een lijst te bekijken van geluiden of samples, druk op [SHIFT] en
dan op deze knop. (p. 42, p. 120)
[EDIT] knop
U kunt de [SHIFT] knop indrukken en deze knop indrukken om een
verscheidenheid aan parameters aan te passen.
[WRITE] knop
Om uw aangepaste instellingen op te slaan in het interne geheugen of
een geheugen kaart, druk op [SHIFT] en dan op deze knop. (p. 69,
p. 83, p. 96, p. 103, p. 106, p. 131, p. 155)
J
TONE SWITCH indicator
Geeft de toon aan/uit status aan. (p. 47)
E
MIDI MESSAGE indicator
Dit zal oplichten, wanneer u via de MIDI verbinding informatie ontvangt.
USB MESSAGE indicator
Dit zal oplichten wanneer informatie via de USB verbinding wordt
ontvangen, of wanneer bestandsoverdracht plaatsvindt in de Opslag
mode. (p. 148)
PEAK indicator
Dit zal oplichten, wanneer het volume van de externe input te hoog is.
F
[EXIT]
Keer terug naar vorig scherm. In sommige gevallen betekent dit, dat
de op dat moment uitgevoerde functie wordt afgebroken.
G
VALUE/QUICK knop
Hiermee kunnen waarden worden aangepast. Om een waarde sneller
te veranderen, draait u de schakelaar, terwijl u deze ingedrukt houdt.
14
K
PC kaart slot
Hier kan een geheugen kaart worden ingestoken. (p. 170, p. 172)
* Steek de geheugen kaart hier voorzichtig geheel in, totdat hij stevig
geplaatst is.
L
POWER schakelaar
Zet de stroom aan/uit. (p. 17, p. 19)
M
[SAMPLING]
Bekijk het Sample Menu scherm. (p. 117)
[SAMPLE EDIT]
Om een sample aan te passen, houdt u [SHIFT] ingedrukt en druk op
deze knop (p. 122)
Paneel beschrijving
N
[MODE]
Wisselt tussen Patch mode en Performance mode.
[GROUP]
Wisselt de Patch groep of andere groepen. Om de groep te wisselen,
houd deze knop ingedrukt en draai de VALUE draaiknop of gebruik
[INC][DEC].
[FX]
Maakt effect-gerelateerde instellingen. Hier kunt u ook mastering
instellingen maken. (p. 132)
[ARP]
Maakt instellingen voor arpeggios, akkoord geheugen en ritme. (p. 97,
p. 104, p, 107)
Toon schakelaars [1]-[4]
Om tonen 1-4 aan/uit te schakelen, houd [SHIFT] ingedrukt en druk
op deze knoppen.
Achterzijde
fig.01-002
O
[DEC], [INC]
Hiermee kunt u waarden aanpassen. Wanneer u een knop ingedrukt
houdt, terwijl u de andere indrukt, versnelt de waardeverandering.
P
[SHIFT]
Deze knop wordt in combinatie met andere knoppen gebruikt om
functies uit te voeren.
Als u op [SHIFT] drukt, zal de knop oplichten en andere knoppen zullen dan een alternatieve set functies bieden. Om naar de originele
functies terug te keren, druk nogmaals op deze knop en de indicator
zal doven.
Q
[MENU]
Opent het Menu. De inhoud van het menu hangt af van de huidige
mode.
RSUVWXT
R
AC ingang
Sluit hier het bijgeleverde snoer aan (p. 17)
* Voor details over stroomverbruik, zie p. 272
Het apparaat kan alleen op bronnen worden aangesloten,
zoals aangegeven op de onderkant van het apparaat
S
DIGITAL IN/OUT aansluitingen
Dit zijn coaxiale in/uit aansluitingen.
Deze connecties voeren een digitaal geluidssignaal (stereo) in en uit.
Het output signaal is identiek aan het output signaal van de Output A
(Mix) pluggen.
T
MIDI aansluitingen (IN, OUT, THRU)
Deze aansluitingen kunnen op andere MIDI apparaten worden aangesloten voor het verzenden of ontvangen van MIDI berichten.
U
OUTPUT B jacks (L, R)
Deze jacks zenden een stereosignaal uit naar een aangesloten mixer/
versterker.
V
OUTPUT A (MIX) jacks (L (MONO), R)
Deze jacks zenden het audiosignaal in stereo uit naar de aangesloten
mixer of versterker. Voor een mono output gebruik de L-jack. (p. 16)
INDIVIDUAL 1-4 jacks.
Deze jacks zenden audiosignalen in mono uit naar de versterker of
mixer.
* Met de Output Assign instellingen kunt bepalen of deze jacks als
stereo Output jacks worden gebruikt of als Individuele jacks. (p. 134,
p. 140)
W
Input (Audio input) jack (L,R)
Accepteert input of audiosignalen in stereo van externe apparaten.
Wanneer u mono input wilt gebruiken, sluit u aan op de L jack.
Wanneer u opnames maakt met een microfoon, sluit aan op de L jack
en zet de Input Selectie
(p. 115)
op “ MICROPHONE”.
X
USB aansluiting
Met deze aansluiting kunt u uw computer op de Fantom-XR
aansluiten.
(p. 148)
15
Voorbereidingen
b
Een versterker en speakersysteem aansluiten
Omdat de Fantom-XR geen versterker of speakers heeft, zult u hem op audioapparatuur
moeten aansluiten, zoals een keyboard versterker, monitor speaker systeem of stereoinstallatie of koptelefoons moeten gebruiken om het geluid te kunnen horen.
1. Voordat u iets aansluit, dient u na te gaan of alle apparaten uit staan.
2. Sluit een uiteinde van het stroomsnoer op de Fantom-XR aan en steek de andere kant in
het stopcontact.
3. Sluit de Fantom-XR op uw versterker/speakers aan, zoals aangegeven in onderstaan
diagram.
fig.02-002.e
Naar stopcontact
Stereo koptelefoon
Om storing en/of schade aan
de speakers of andere
apparaten te voorkomen, dient
u altijd het volume laag te
zetten en tevens alle betrokken
apparaten uit te zetten
alvorens een aansluiting te
maken.
MIDI IN
Om het geluid van de FantomXR volledig te beleven, raden
wij u aan een stereo
versterker/speakersysteem te
gebruiken. Wanneer u echter
een monosysteem gebruikt,
maak uw aansluitingen met de
MIDI OUT
Extern MIDI-apparaat
(MIDI keyboard, sequencer etc.)
Mixer etc.
Eindversterker
Monitor luidsprekers
(versterkt)
Output A (Mix) jack L (Mono)
van de Fantom-XR.
Audiokabels worden niet
ijgeleverd. U dient deze aan
te schaffen.
Voor details over het
installeren van een Wave
uitbreidingskaart (apart
verkrijgbaar) zie “Installeren
van de Wave uitbreidingskaart” (p. 166).
16
Inschakelen
Voorbereidingen
941
Wanneer u de aansluitingen heeft voltooid (zie vorige pagina), kunt de apparaten in de
aangegeven volgorde aanzetten. Wanneer u dit in de verkeerde volgorde doet, riskeert u
storingen en/of schade aan de speakers of andere apparaten.
1. Voordat u de Fantom-XR aanzet, overweeg de volgende twee vragen:
• Zijn alle externe apparaten correct aangesloten?
• Zijn op alle apparaten de volume schakelaars op hun laagste stand gezet?
2. Zet m.b.v. de stroomschakelaar op de voorzijde de Fantom-XR aan.
fig.02-003
942
* Dit apparaat is voorzien van een beschermingscircuit. Nadat de stroom is ingeschakeld, is een
korte pauze (een paar seconden) nodig, voordat het apparaat normaal kan functioneren.
3. Zet de aangesloten versterkers of speakers aan.
Let erop, dat u het volume niet
te hoog zet, om schade aan uw
versterker/speakersyteem of
gehoor te voorkomen.
17
Voorbereidingen
Het schermcontrast aanpassen (LCD contrast)
Kort nadat het apparaat is aangezet of na langdurig gebruik, kunnen de tekens op het scherm
moeilijk leesbaar zijn. Ook de hoek waaronder u kijkt of de belichting kunnen de zichtbaarheid
beinvloeden. Pas in deze gevallen het contrast van het scherm als volgt aan.
1. In het Patch Play scherm (p. 40) of het Performance Play scherm (p. 84), druk op
[MENU]. Het Top Menu scherm verschijnt.
2. Druk op of om “System” te selecteren.
3. Druk op [ENTER].
Het Systeem Setup scherm verschijnt.
4. De parameters zijn verdeeld over verschillende edit groepen. Gebruik of om
“System Startup” te selecteren.
5. Druk op of om de cursor naar “LCD contrast” te bewegen.
fig.02-005
6. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de waarde in te stellen.
Hogere waarden maken de tekens donkerder.
Waarde: 1-20.
7. Om de nieuwe instellingen te bewaren, druk op [SHIFT], zodat deze oplicht en druk dan
op om de Syteem instellingen te bewaren.
Indien u niets wilt bewaren, druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
“De Systeeminstellingen
opslaan (Write)” (p. 155)
18
Voorbereidingen
b
Uitschakelen
1. Voordat u de stroom uitzet, overweeg de volgende twee vragen:
• Zijn de volume schakelaars van de Fantom-XR en alle aangesloten apparaten op
hun laagste stand gezet?
• Heeft u uw Fantom-XR geluiden of andere data die u gecreëerd heeft opgeslagen?
2. Zet de stroom van alle aangesloten apparaten uit.
3. Zet de stroom van de Fantom-XR uit.
Terug naar standaard fabrieksinstellingen (Factory Reset)
Dit herstelt alle data in de Fantom-XR naar de fabrieksinstellingen. (Factory Reset)
1. In het Patch play scherm (p. 40) of het Performance play scherm (p. 84), druk op [MENU]
om het Top Menu te openen.
2. Druk op of om “Utility” te selecteren, en druk dan op [ENTER].
3. Druk op of om “Factory reset” te selecteren en druk dan op [ENTER].
Een bericht vraagt om bevestiging.
4. Druk op [ENTER] om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.
* Druk op [EXIT] om te annuleren.
5. Wanneer “Power off” op het scherm verschijnt, zet dan de stroom uit en vervolgens
weer aan.
Wanneer er belangrijke data
die u gecreëerd heeft in het
geheugen van de Fantom-XR is
opgeslagen, zal al deze data
verloren gaan als u naar de
fabrieksinstellingen terugkeert
(de data van het interne
gebruikersgeheugen gaat
verloren). Wanneer u de
estaande data wil behouden,
sla deze op een geheugenkaart
(p. 162) of sla het via USB op
op uw computer (p. 149).
19
Voorbereidingen
20
Snelle start
21
Demo’s beluisteren
De Fantom-XR heeft een demonstratie melodie (“demo”) die u kunt beluisteren door de Demo
play functie van de Fantom-XR te gebruiken. Deze demo laat u kennis maken met de
uitzonderlijke geluiden en effecten van de Fantom-XR.
fig.03-001
1
2 32
4
1. Terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, druk op [ENTER].
Het demo menu scherm verschijnt.
fig.03-002a
2. Gebruik de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om de demo te selecteren.
Wanneer u [All] kiest zullen de demo’s achtereenvolgend worden afgespeeld, te beginnen bij
de eerste.
3. Druk op [ENTER] om de demo te starten.
Het afspelen zal automatisch beëindigd worden aan het einde van een demo.
Wanneer u op [EXIT] drukt terwijl de demo speelt, zult u terug gaan naar het Demo menu
4. Druk op [EXIT] naar het vorige scherm terug te keren.
U kunt ook bij het Demo Menu
scherm komen door in het
Patch Play scherm (p. 40) of in
het Performance Play scherm
(p. 84) op [MENU] te drukken
om bij het Top Menu scherm te
komen.
Wanneer u de demo afspeelt,
zal een Patch of Performance
die u aan het bewerken was
verloren gaan.
Alle rechten voorbehouden.
Ongeautoriseerd gebruik van
dit materiaal voor anders dan
privédoeleinden is een schending van toepasbare wetten.
22
Geen data voor de muziek die
afgespeeld wordt zal vanaf
MIDI OUT uitgevoerd worden.
Geluiden afspelen
De Fantom-XR heeft een ruime keuze aan geluiden, de zogenaamde “Patches”. Luistert u naar
een aantal Patches in de Patch mode.
Patches afspelen (Phrase Preview)
Zelfs wanneer er geen MIDI keyboard of sequencer is aangesloten, kunt u met de Fantom-XR
geluiden selecteren door gebruik te maken van standaard segmenten (phrases), die perfect op
elk van de Patches (categorie) aansluiten.
fig.03-003
2, 31
1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
Zo komt u in de Patch mode en het Patch play scherm verschijnt.
2. Druk op de Output knop.
Het segment met de geselecteerde Patch zal beginnen te spelen.
3. Druk nogmaals op de Output knop en het segment zal ophouden met spelen.
Een Patch van een extern MIDI apparaat op de Fantom-XR afspelen
(MIDI keyboard)
De Fantom-XR produceert een geluid als gevolg van de MIDI berichten, die het ontvangt van
een extern MIDI apparaat, zoals een MIDI keyboard of sequencer.
Sluit uw MIDI keyboard aan en speel de geluiden op de Fantom-XR af.
Het MIDI keyboard aansluiten
Sluit het MIDI keyboard als volgt aan.
fig.03-005.e
Fantom-XR
MIDI IN
MIDI OUT
MIDI keyboard
Wanneer u de fabrieksinstel-
MIDI kanalen afstellen
De Fantom-XR kan reageren op MIDI data van een extern MIDI apparaat, wanneer beide
apparaten op hetzelfde MIDI kanaal/dezelfde MIDI kanalen zijn afgestemd.
Laten we hier in Patch mode, beide apparaten instellen op MIDI kanaal 1.
lingen heeft hersteld, schakelt
u het ontvangstkanaal van de
Fantom-XR naar “1”.
23
Geluiden afspelen
Een Patch kiezen
Basishandelingen om een Patch te kiezen
fig.03-006
33
2
1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
Dit start de Patch mode en het Patch Play scherm verschijnt.
2. Druk op of om de cursor naar het Patchnummer te verplaatsen.
fig.03-006a.e
1
Patch nummer
3. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om het Patch te selecteren.
Een groep kiezen
1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
Dit start de Patch mode en het Patch Play scherm verschijnt.
2. Druk op [Group] om de Patch groep te selecteren.
De groep zal als volgt veranderen:
User (gebruiker) -> PR-A (Preset A) -> … -> PR-H (Preset H) -> GM (General MIDI) -> Card
4. Druk op [Cursor] om de cursor naar het Lock (slot) icoon te verplaatsen.
fig.05-003.e
Lock icoon: open
5. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de categorie te vergrendelen.
U kunt een categorie vergrendelen, zodat alleen de Patches binnen die categorie zullen
verschijnen, wanneer u een Patch selecteert. Als u achtereenvolgens Patches selecteert,
wanneer de categorie niet vergrendeld is, kunt u ongemerkt Patches beginnen te selecteren die
ik de volgende categorie vallen. Het vergrendelen van de categorie zal dit voorkomen. .
fig.05-004.e
Lock icoon: vergrendeld
6. Druk op om de cursor maar het Patch nummer te verplaatsen.
7. Gebruik de VALUE draaiknop of [INC][DEC] om een Patch te selecteren.
U kunt geluiden binnen een categorie selecteren, ongeacht in welke Patch groep u zich bevindt.
Om een categorie te ontgrendelen gebruikt u de VALUE
draaiknop of [DEC].
In Patch mode kunt u ook een aantal andere methoden gebruiken om de gewenste
Patch te vinden. Voor details, zie “Een Patch selecteren” (p. 40)
26
Een Ritme set selecteren
Basisprocedure om een Ritme set te selecteren
1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
Dit start de Patch mode en het Patch play scherm verschijnt.
2. Druk op [CURSOR] om de cursor naar het Patch type te verplaatsen.
fig.03-009.e
Patch type
3. Gebruik de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om het Patch type om “Rythm”
(ritme) te zetten.
fig.03-010
Geluiden afspelen
De waarde zal sneller
veranderen, wanneer u de
VALUE draaiknop draait
terwijl u [Waarde] ingedrukt
houdt.
De rest van de procedure is gelijk aan het kiezen van een Patch.
Er zijn geen ritme categorieën,
dus u kunt ritme niet per categorie selecteren.
27
Diverse verbindingsmogelijkheden
Verbinding voorbeeld 1:
De Fantom-XR als geluidsmodule voor live
uitvoeringen gebruiken
Hier is een voorbeeld van hoe u de Fantom-XR kunt gebruiken in de opstelling van een live
uitvoering.
Gebruik de MIDI verbindingen om de Fantom-XR met uw keyboard en andere geluidsmodules
te verbinden en gebruik USB aansluiting om de Fantom-XR Editor of bibliotheek aan te sluiten.
Omdat u via de USB aansluiting geluiden kunt aanpassen of data kunt veranderen, kunt u op
het laatste moment nog veranderingen aanbrengen tijdens een uitvoering.
fig.03-012.e
Computer
MIDI keyboard/sequencer
MIDI OUT
Geluiden aanpassen
en data veranderen
Naar de USB
aansluiting van
uw computer
MIDI THRU
Andere geluidsmodule
USB kabel
MIDI IN
MIDI IN
Naar DI, mixer
of versterker
28
Parameter instellingen op de Fantom-XR:
USB mode: MIDI (wanneer u USB MIDI gebruikt)/Storage (opslag) (wanneer u bestanden
verzendt)
-> Zet dit op MIDI mode, zodat de USB aansluiting voor de Fantom-XR kunt gebruiken.
Diverse verbindingsmogelijkheden
Verbinding voorbeeld 2: Een compacte productie
opstelling
Hier is een voorbeeld van hoe u de Fantom-XR kunt gebruiken in een zeer goede muziek
productie opstelling, die niet veel ruimte inneemt.
Wanneer de Fantom-XR als geluidsmodule en sampler werkt en uw computer als hard disk
recorder, heeft u een compacte opstelling met alle basisbenodigdheden.
fig.03-012.e
MIDI controller keyboard
MIDI OUT
MIDI kabel
MIDI IN
Computer
Sequencer software
zoals SONAR
Naar de USB
aansluiting van
uw computer
USB kabel
Naar speakers
of versterker
Parameter instellingen op de Fantom-XR:
USB mode: MIDI (wanneer u USB MIDI gebruikt)/Storage (opslag) (wanneer u bestanden
verzendt)
-> selecteer de manier, waarop u de USB aansluiting wilt gebruiken.
USB MIDI Thru: ON
-> Berichten van MIDI zullen onveranderd naar uw computer worden gezonden via USB
MIDI. Gebruik deze opstelling wanneer u sequencer software gebruikt.
Instellingen voor de sequencer sofware op uw computer:
Schakel de parameter “MIDI Thru” of “Thru” (door) aan.
-> MIDI berichten, die door uw sequencer software worden ontvangen, zullen onveranderd
naar de Fantom-XR via USB MIDI worden gezonden. Hierdoor kunt u naar uw geluidsmodule
luisteren, terwijl u met uw sequencer software opneemt.
Naar geluidsbron, zoals
een Cd-speler of
ander instrument
29
Diverse verbindingsmogelijkheden
Verbinding voorbeeld 3:
Muziek productie met meer dan een Fantom-XR
Door drie Fantom-XR units te gebruiken, kunt u een krachtige 384-stemmig muziekproductie
opstelling samenstellen met slechts beperkte ruimte. Sluit de eerste Fantom-XR via USB aan.
Deze Fantom-XR zal als MIDI interface fungeren en de tweede en derde Fantom-XR van data
voorzien. Om data tussen de verschillende Fantom-XR units te verzenden, is het handig om
CompactFlash of SmartMedia met een PC-kaart adapter te gebruiken. De meeste notebook
computers hebben een PC-kaart aansluiting, wat deze methode bijzonder handig maakt.
fig.03-013.e
Computer
MIDI controller
Naar de USB
aansluiting van
uw computer
MIDI OUT
U heeft een aparte mixer nodig om de
output van elke geluidsmodule te mixen
Geluiden aanpassen en
data veranderen en
sequencer software
gebruiken, zoals SONAR
naar de USB aansluiting
Parameter instellingen op de Fantom-XR:
Unit 1: USB mode: MIDI
-> in dit voorbeeld gebruiken we de USB aansluiting in MIDI mode.
USB MIDI Thru: On.
-> in deze opstelling wordt data, die door de Fantom-XR’s MIDI IN is
ontvangen onveranderd naar uw computer gestuurd.
Unit 2 en 3: geen bijzondere instellingen nodig. Dezelfde data wordt naar alle geluidsmodules
gestuurd. Gebruik de Part Receive Switch (p. 92) instellingen om elke geluidsmodule alleen de
data te laten spelen, die u wenst te gebruiken.
USB kabel
Microfoon of instrument
30
Instellingen voor de sequencer sofware op uw computer:
Schakel de parameter “MIDI Thru” of “Thru” (door) aan.
-> MIDI berichten, die door uw sequencer software worden ontvangen, zullen onveranderd
naar de Fantom-XR via USB MIDI worden gezonden. Hierdoor kunt u naar uw geluidsmodule
luisteren, terwijl u met uw sequencer software opneemt.
Gevorderd gebruik
31
Overzicht van de Fantom-XR
WG
Pitch
Envelope
TVF
TVF
Envelope
TVA
Envelope
TVA
LFO 1LFO 2
besturingssignaal
Tone
audiosignaal
Patch mode en Performance
mode
De Fantom-XR heeft twee standen: Patch mode en Performance
mode. Gebruik de mode, die van toepassing is.
Patch mode – het afspelen of
creëren van een individueel geluid
In de Patch mode kunt u met behulp van een aangesloten keyboard
of ander apparaat een enkele Patch (p. 33) afspelen. Omdat u in de
Patch mode tussen effecten op een enkele Patch kunt variëren, is het
mogelijk zeer rijke texturen te vormen.
In de Patch mode is het ook makkelijk het geselecteerde geluid aan te
passen. Dus is deze mode van toepassing, wanneer u uw eigen geluiden wilt creëren of aanpassen.
Performance mode – het afspelen
van meerdere geluiden/melodieën
creëren
In de Performance mode kunt u meerdere Patches of Ritme sets tegelijkertijd gebruiken. Een Performance bevat zestien “Delen”. U kunt
aan elk deel een Patch of Ritme set toekennen en deze als ensemble
gebruiken of de geluiden structureren zodat deze een rijke textuur
vormen.
Omdat u in de Performance mode een extern MIDI apparaat of
sequencer sofware kunt gebruiken om elk van de zestien delen van
de Fantom-XR onafhankelijk te besturen, is deze mode van toepassing, wanneer u een melodie creëert.
* Wanneer de Fantom-XR wordt geleverd, is de Patch mode ingesteld.
Wanneer u de Fantom-XR in deze stand laat staan en muziek data van
een extern MIDI apparaat of sequencer software afspeelt, zult u slechts
een deel van de melodie horen. In dit geval dient u de Fantom-XR in
de Performance mode te zetten.
zie
Voor details over het wisselen tussen Patch mode en
Performance mode, zie p. 37.
Hoe de Fantom-XR ingedeeld is
Classificatie van de Fantom-XR
geluidstypes
Wanneer u met de Fantom-XR werkt, zal het u opvallen dat een verzameling verschillende categorieën van toepassing is wanneer u met
geluiden werkt. Hieronder volgt een beknopte uitleg van elke
geluidscategorie.
Tonen
Op de Fantom-XR zijn tonen de kleinste geluidseenheden.
Het is echter niet mogelijk een toon afzonderlijk te spelen. De Patch
is de geluidseenheid, die kan worden afgespeeld, en de tonen zijn de
bouwstenen van een Patch.
fig.04-002.e
Tonen bestaan uit de volgende vijf componenten.
WG (Wave Generator)
Bepaald de PCM waveform (wave) die de basis van het geluid vormt
en bepaalt hoe de toonhoogte van het geluid zal veranderen.
De Fantom-XR heeft 1480 verschillende waveforms. Alle Patches van
de Fantom-XR bestaan uit combinaties van tonen, gebaseerd op deze
waveforms.
32
Er zijn vier wave generators voor elk ritme (percussieinstrumenten).
TVF (Time Variant Filter)
Bepaalt hoe de frequentie componenten van het geluid zullen veranderen.
TVA (Time Variant Amplifier)
Bepaalt de veranderingen in volume en de positie van een geluid in
een stereo geluidsveld.
Envelope
Gebruik Envelope om veranderingen te starten, die geleidelijk
plaatsvinden. Er zijn afzonderlijke envelopes voor Pitch, TVF (filter)
en TVA (volume). Als u bijvoorbeeld de manier wenst aan te passen,
Overzicht van de Fantom-XR
Note nummer 98 (D7)
Note nummer 97 (C#7)
Note nummer 36 (C2)
Note nummer 35 (B1)
Ritme toon (percussie-instrument geluid)
Ritme set
WG
Pitch
Envelope
TVF
TVF
Envelope
TVA
Envelope
TVA
Performance
Part 16
Part 1
Patch/
Ritme set
waarop een geluid geleidelijk opkomt of afneemt, dient u de TVA
envelope aan te passen.
LFO (Low Frequency Oscillator)
Gebruik de LFO om cyclische veranderingen (modulatie) in een
geluid te creëren. De Fantom-XR heeft twee LFO’s. Elk kan gebruikt
worden om de WG (toonhoogte), TVF (filter) en/of TVA (volume) te
bepalen. Wanneer een LFO op de WG toonhoogte wordt toegepast,
zal een vibrato effect worden geproduceerd. Wanneer een LFO op de
TVF cutoff frequentie wordt toegepast, zal een wah effect worden
geproduceerd. Wanneer een LFO op de TVA volume wordt toegepast, zal een tremolo effect worden geproduceerd.
LFO is niet van toepassing op de ritme tonen (percussieinstrumenten).
Patches
Patches zijn de basis geluidsconfiguraties, die u tijdens een uitvoering kunt afspelen. Elke Patch kan geconfigureerd worden door tot
vier tonen te combineren. Hoe de vier tonen worden gecombineerd,
wordt bepaald door de Structure type parameter (p. 51).
fig.04-003.e
Tone
Tone
1
Tone
2
Voorbeeld 1: Een Patch bestaande uit slecht een toon
(Toon 2-4 zijn uitgeschakeld).
Tone
3
4
fig.04-004.e
Elke percussie-instrument betaat uit de volgende vier elementen.
(Zie voor details de toelichting voor “Tonen”).
WG (Wave Generator)
TVF (Time Variant Filter)
TVA (Time Variant Amplifier)
Envelope
Performances
Een Performance heeft een Patch of Ritme set toegekend gekregen
aan elk van de 16 delen en kan 16 geluiden tegelijkertijd behandelen.
Omdat de Fantom geluidsgenerator meerdere geluiden (instrumenten) kan besturen, heet het een Multi-timbral geluidsgenerator.
fig.04-005.e
Voorbeeld 2: Een Patch bestaande uit vier tonen.
Ritme sets
Ritme sets zijn groepen met een aantal verschillende percussieinstrumenten. Omdat percussie-instrumenten gewoonlijk geen melodieën spelen, is het niet nodig dat een percussie-instrument geluid
een toonladder op het keyboard kan spelen. Het is echter wel belangrijk, dat er zoveel mogelijk percussie-instrumenten tegelijkertijd
beschikbaar zijn. Daarom zal elke toets (noot nummer) van een
Ritme set een ander percussie-instrument produceren.
Tone
Tone
1
2
Tone
Tone
3
4
Part
Op de Fantom-XR is een “Part” een geheugenplaats, waar u een
Patch of Ritme set aan kunt toekennen. In de Performance mode
heeft elke Performance zestien Parts en kunt u een Patch of Ritme set
aan elke Part toekennen.
33
Overzicht van de Fantom-XR
EXP F Slot
EXP E Slot
EXP D Slot
EXP C Slot
Preset H (PR-H)
Preset G (PR-G)
Preset F (PR-F)
EXP B Slot
Preset E (PR-E)
Fantom-XR
Preset D (PR-D)
Preset C (PR-C)
Preset B (PR-B)
Preset A (PR-A)
Tijdelijk gebied
Rhythm Set
40
Patch
128
Performance
64
GM (GM2)
User (USER)
System
Rhythm Set
32
Patch
256
Performance
64
Geheugenkaart
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
* 1
* 2
Patch
256
Rhythm Set
9
EXP A Slot
Patch
Rhythm Set
* 1
SelecterenSelec-
teren
Selec-
teren
Schrijven
SelecterenSchrijvenSelecteren
Wave Uitbreidingskaart
*1 Alleen in PR-A (PRST)
*2 De geselecteerd Patches/Rhythm sets kunnen niet veranderd
worden.
Over simultane polyfonie
De Fantom-XR kan maximaal 128 geluiden tegelijkertijd afspelen. In
de volgende paragrafen zal worden behandeld wat dit betekent en
wat er zal gebeuren, wanneer meer dan 128 geluiden tegelijkertijd
van de Fantom-XR worden geëist.
Het aantal gebruikte stemmen
berekenen
De Fantom-XR kan maximaal 128 geluiden tegelijkertijd afspelen. De
polyfonie of het aantal stemmen (geluiden), verwijst niet alleen naar
het aantal Patches dat wordt gespeeld, maar verandert aan de hand
van het aantal tonen dat in de Patches wordt gebruikt en het aantal
waves dat in de tonen wordt gebruikt. De volgende methode wordt
toegepast om het aantal geluiden te berekenen dat voor een Patch
wordt gebruikt.
(Aantal Patches die gespeeld worden) x (Aantal tonen die gebruikt
worden in Patches) x (Aantal waves die in de tonen hoorbaar zijn)
Bijvoorbeeld, een Patch die vier tonen combineert, die elk twee
waves gebruiken zal acht polyfone tonen tegelijkertijd gebruiken. In
de Performance mode wordt het aantal geluiden per deel geteld om
een totale aantal geluiden van alle delen te krijgen.
Hoe een Patch klinkt
Wanneer de Fantom-XR meer dan 128 geluiden moet afspelen, zullen geluiden, die op dat moment spelen, worden uitgeschakeld om
ruimte maken voor de nieuwe geluiden. De geluiden met de laagste
prioriteit zullen als eerste worden uitgeschakeld. De volgorde van
prioriteit wordt bepaald door de Patch Prioriteit instelling (p. 49).
De Patch prioriteit kan op “last” (laatste) of “loudest” (luidst) worden gezet. Wanneer “last” is geselecteerd, zal een nieuwe noot die
het 128 geluiden limiet overschrijdt ervoor zorgen, dat de toon die
als eerste speelt van de op dat moment spelende tonen, worden uitgeschakeld. Wanneer “loudest” wordt geselecteerd zal de zachtste
van de op dat moment spelende tonen worden uitgeschakeld. Normaliter wordt “last” geselecteerd.
capaciteit van 10 noten beschikbaar hebben, zelfs wanneer er meer
dan 128 noten (totaal van alle delen) gevraagd worden. Wanneer u
de Voice Reserve instelt, houdt dan rekening met het aantal noten
dat u op elk deel wilt spelen en ook met het aantal tonen dat door de
geselecteerde Patch wordt gebruikt (p. 92).
Het is niet mogelijk om Voice Reserve instellingen te maken, die
meer dan 128 stemmen nodig hebben.
Over geheugen
Patch en Performance instellingen worden opgeslagen in het zogenaamde geheugen. Er zijn drie soorten geheugen: tijdelijk, rewritable
(overschrijfbaar) en non-rewritable.
fig.04-006.e
Noot prioriteit in performance
mode
Omdat perfomance mode normaalgesproken wordt gebruikt om een
ensemble te spelen dat uit verschillende Patches bestaat, is het
belangrijk te bepalen welke delen prioriteit hebben. De Prioriteit
wordt bepaald door de Voice Reserve instellingen (p. 92). Wanneer
een noot in een Patch uitgeschakeld moet worden om ruimte te
maken voor een nieuwe noot, zullen de Patch prioriteit instellingen
van de Patch van toepassing zijn (p. 49).
Voice reserve
De Fantom-XR heeft een Voice Reserve functie, die u in staat stelt
een minimum aantal noten te reserveren dat altijd beschikbaar zal
zijn voor elk deel. Wanneer de Voice Reserve voor deel 16 bijvoorbeeld op “10” is ingesteld, zal deel 16 altijd een geluidsproductie
34
Overzicht van de Fantom-XR
Tijdelijk geheugen
Tijdelijk gebied
Dit geheugen bevat de data van de Patch of Performance, die u door
middel van de knoppen op het paneel heeft geselecteerd .
Wanneer u de Fantom-XR afspeelt, wordt geluid geproduceerd op
basis van de data in het tijdelijk geheugen. Wanneer u een Patch of
Performance aanpast, past u niet de data in het geheugen aan, maar
de data in het tijdelijk geheugen.
Instellingen in het tijdelijk geheugen zijn tijdelijk en zullen verloren
gaan wanneer het apparaat wordt uitgezet of wanneer u een andere
Patch/Performance selecteert. Om de gewijzigde instellingen op te
slaan, dient u ze in het rewritable (herschrijfbaar) geheugen op te
slaan.
Rewritable geheugen
Systeem geheugen
In het systeem geheugen worden systeem parameter instellingen
opgeslagen, die bepalen hoe de Fantom-XR functioneert.
Gebruikersgeheugen
In het gebruikersgeheugen wordt normaalgesproken de data opgeslagen die u nodig heeft.
Over ingebouwde effecten
Effect types
De Fantom-XR heeft ingebouwde effect units en u kunt de instellingen van elke unit apart veranderen.
Multi-effecten
De multi-effecten zijn multifunctionele effecten, die een signaal compleet veranderen door het geluid zelf te veranderen. Inbegrepen zijn
78 verschillende effect types. Selecteer en gebruik het type dat van
toepassing is op uw wensen. In aanvulling op samengestelde effecten en simpele effecten, zoals Distortion, Flanger en dergelijke effecten, kunt u ook een groot aantal andere effecten instellen en zelfs
effecten in serie of parallel met elkaar verbinden. Terwijl chorus en
reverb zich bij de multi-effecten bevinden, worden de volgende chorus en reverb in een ander systeem bestuurd. In Performance mode
kunnen drie multi-effecten tegelijkertijd worden gebruikt; deze worden MFX1, MFX2 en MFX3 genoemd. In de ptach mode kunt slecht
een multi-effect gebruiken.
Chorus
Chorus geeft het geluid diepte en ruimtelijkheid. U kunt kiezen of u
dit als een chorus effect of een vertraagd effect wilt gebruiken.
Geheugenkaart
Patches, Ritme sets en Performances kunnen op een geheugenkaart
worden opgeslagen op dezelfde manier als ze in het gebruikersgeheugen worden opgeslagen.
Non-rewritable geheugen
Preset geheugen
Data in het preset geheugen kan niet worden overschreven. U kunt
echter instellingen uit het preset geheugen oproepen in het tijdelijk
geheugen, aanpassingen maken en deze aanpassingen opslaan in het
rewritable geheugen (behalve GM2).
Wave uitbreidingskaarten
(Optioneel: SRX serie)
De Fantom-XR kan met maximaal zes Wave uitbreidingskaarten
(optioneel: SRX serie) worden uitgerust. Wave uitbreidingskaarten
bevatten wave data en tevens Patches en Ritme sets, die deze wave
data gebruiken, die direct in het tijdelijk geheugen kunnen worden
opgeroepen en afgespeeld.
Reverb (galm)
Reverb geeft het effect van een hal of auditorium. Er zijn vijf verschillende selecteerbare types.
Mastering effect
Dit is een stereo compressor, die wordt toegepast op de uiteindelijke
output van de Fantom-XR. Het heeft onafhankelijk hoog, midden en
laag bereik. Onafhankelijk voor hoge frequentie, midden frequentie
en lage frequenties beperkt dit alle geluiden, die het aangegeven
niveau overschrijden, zodat het volume consistenter is.
Input effect
Dit is een effect bedoeld voor externe input. Het geeft effecten die
vooral handig zijn voor het samplen van geluiden van een externe
audio bron.
35
Overzicht van de Fantom-XR
Sample
Sampling
Drum
Sample List
0001
0002
2000
User Sample
Wave
(Sample)
Automatisch
toegevoegd
No.001Multisample
sample
No.001
No.128Multisample
sample
No.002
sample
No.003
sample
No.127
sample
No.128
Multisample
Nummer in de sample lijst
Een multisample is
verdeeld in 128
Hoe effecten units werken in
verschillende modi
In Patch mode
De multi-effecten, chorus en reverb effecten kunnen individueel
voor elke Patch/Ritme set worden ingesteld. Door het, via de effect
unit te verzenden, signaal niveau (Send Level) aan te passen heeft u
controle over de intensiteit, die op elke toon wordt toegepast.
fig.04-007
Patch
Rhythm Set
C8
TONE
A0
RHYTHM
TONE
Multi-Effects
Chorus
Reverb
Multi-Effects
Chorus
Reverb
* Aan elke Part kunt een Patch of Ritme set toewijzen.
In de Performance mode
De multi-effecten, chorus en reverb effecten kunnen individueel
voor elke Performance worden ingesteld. De intensiteit van elk effect
zal voor elk deel worden ingesteld. Wanneer u effecten in Performance mode toepast, zullen effect-instellingen van de Patch of Ritme
set die aan een deel is toegekend worden genegeerd en zullen de
effect-instellingen van de Performance worden gebruikt. De effecten
voor een Patch of Ritme set zullen dus verschillen, wanneer ze in
Patch mode en Performance mode worden gespeeld. U kunt echter,
afhankelijk van de instellingen, effect-instellingen van de Patch of
Ritme set die aan een deel is toegekend toepassen op de gehele Performance.
fig.04-008.e
Performance
Part 1
Part16
Patch
Over de sample sectie
De sample sectie neemt externe geluiden van een audio apparaat of
microfoon as digitale data. Gesamplede geluiden kunnen worden
afgespeeld als Patch of Ritme set. U knut ook WAV/AIFF format
bestanden importeren en ze op dezelfde manier gebruiken.
Samples
Een sample bevat waveform data die is gesampled door de FantomXR. In aanvulling op de eigenlijk waveform data bevat een sample
ook parameters zoals startpunt, loop start en loop einde. De FantomXR kan 9.000 samples opslaan.
fig.04-011.e
Multisamples
Twee of meer samples die aan het keyboard zijn toegekend, worden
samen een multisample genoemd. Een multisample wordt verdeeld
in 128 “splits.” Elke split bevat het nummer van de sample in de
sample lijst – het bevat niet de data zelf.
De Fantom-XR heeft 128 interne samples (preset samples) en kan
maximaal 128 gebruikerssamples opslaan op een apart verkrijgbare
geheugenkaart.
fig.04-012.e
36
TONE
Multi-Effects
Chorus
Reverb
Overzicht van de Fantom-XR
Waar samples worden opgeslagen
Samples, die u opneemt of importeert, worden opgeslagen in het
samplegeheugen. Het samplegeheugen is tijdelijk en de data zal verloren gaan, wanneer het apparaat wordt uitgezet. Wanneer u de
samples wilt bewaren, dient u ze op te slaan in het gebruikersgeheugen of op een geheugenkaart.
*U kunt data niet in het Preset geheugen opslaan.
fig.04-013.e
Sample geheugen
Schrijven
Schrijven
Laden/Schrijven
Sampler Section
Preset Group
User Group
Card Group
Schrijven
Schrijven
Schrijven
Preset geheugen
Laden
Laden
Gebruikers-
geheugen
Fantom-XR
Basisfuncties van de Fantom-XR
De geluidsgenerator mode instellen
De Fantom-XR heeft twee geluidsgenerator standen: Patch mode en
Performance mode. U kunt de geluidsgenerator mode kiezen, die het
beste past bij de manier, waarop u de Fantom-XR gebruikt.
Gebruik de volgende procedure om tussen deze modus te wisselen.
Patch mode
Deze mode stelt u in staat individuele geluiden (Patches/Ritme sets)
te spelen.
Om Patch mode te selecteren
1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
fig.04-014_50
Performance mode
Geheugenkaart
Om performance mode te selecteren
Deze mode stelt u in staat om meerder geluiden (Patches of Ritme
sets) te combineren.
1. Druk op [MODE], zodat de knop groen oplicht.
fig.04-015_50
Sampling
37
Overzicht van de Fantom-XR
De cursor bewegen
Een enkel scherm toont de verschillende parameters of items voor
selectie. Om een parameterinstelling te wijzigen, beweegt u de cursor naar de waarde van die parameter. Om een item te selecteren,
beweegt u de cursor naar dat item. Wanneer geselecteerd met de
cursor, zal de parameter waarde of andere selectie zijn gemarkeerd.
fig.04-019.e
Cursor
Beweeg de cursor met de , , en (cursor knoppen).
fig.04-020
: beweegt de cursor naar boven
: beweegt de cursor naar beneden
: beweegt de cursor naar links
: beweegt de cursor naar rechts
Een waarde aanpassen
Om een waarde aan te passen, gebruikt u de VALUE draaiknop of
de [INC][DEC] knoppen.
fig.04-021
Elke parameter heeft zijn eigen schaal van mogelijke waarden,
dus kunt u de waarde niet lager dan de minimumwaarde en
niet hoger dan de maximumwaarde instellen.
VALUE draaiknop
Draai de VALUE draaiknop met de klok mee op de waarde te verhogen en tegen de klok in om deze te verlagen. Als u de schakelaar
indrukt terwijl u draait zal de waarde in grotere stappen veranderen.
[INC] en [DEC]
Druk op [INC] om de waarde te verhogen en op [DEC] om de
waarde te verlagen. Houd de knop ingedrukt voor een ononderbroken verandering. Om de waarde sneller te verhogen, houdt u [INC]
ingedrukt, waarna u op [DEC] drukt. Om de waarde sneller te verlagen, houdt u [DEC] ingedrukt, waarna u op [INC] drukt.
Wanneer u een cursor knop ingedrukt houdt en tegelijkertijd de
cursor knop in tegenovergestelde richting indrukt, zal de cursor
sneller bewegen in de richting van de cursor knop, die u als
eerste indrukte.
Over de [SHIFT] knop
De [SHIFT] knop van de Fantom-XR werkt in samenwerking met
andere knoppen. Over het algemeen gebruikt u de [SHIFT] knop
samen met functies die op het paneel in witte letters zijn afgebeeld
(op een zwarte achtergrond).
fig.04-025
Wanneer u op [SHIFT] drukt, zal een scherm verschijnen, waarop u
ziet welke knoppen u kunt indrukken om verschillende functies uit
te voeren. Hierdoor kunt u de gewenste operaties vertrouwd uitvoeren, ongeacht welk scherm u zich in bevindt. Als u bijvoorbeeld in
het Patch scherm op [SHIFT] drukt, zal het volgende scherm verschijnen.
fig.04-026
Dit scherm betekent dat u nu op [] [] [] kunt drukken om
respectievelijk naar “Lijst” (een lijst bekijken), “Edit” (instellingen
wijzigen) of “Write” (instellingen schrijven) te gaan.
* Het scherm dat zal verschijnen, wanneer u op [SHIFT] drukt is
afhankelijk van scherm dat geselecteerd heeft.
38
Een naam toewijzen
Op de Fantom-XR kunt u een naam toewijzen aan elke Patch, Ritme
set, Performance en sample. De procedure is hetzelfde voor elk type
data.
1. Druk op of om de cursor te verplaatsen naar de
locatie, waar u een teken wilt invoeren.
fig.04-022a
2. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om het
teken te selecteren.
• Druk op [SHIFT], zodat deze oplicht en druk dan op [DEC].
Dit verwijdert het teken op de cursorlocatie en plaatst de
daarop volgende tekens een positie naar voren.
• Druk op [SHIFT], zodat deze oplicht en druk dan op [DEC].
Dit voegt een spatie in op de cursorlocatie.
• of
Beweeg de cursor.
•,
Wisselt tussen grote en kleine lettertekens.
* Als u beslist de input te verwijderen, drukt u op [EXIT].
U kunt ook individuele woorden (keywords) selecteren en invoeren
die vaak in de naam van een Patch worden gebruikt. Dit is bijvoorbeeld een snelle manier om de namen van instrumenten als “Piano”
of “Gitaar” of verwante termen als “Control” of “Dance” in te voeren.
1. In het scherm van stap 1 beweegt u de cursor naar de
locatie, waar u het keyword wilt invoeren.
2. Druk op de VALUE draaiknop.
De indicatie “Keyword” zal onderin het scherm verschijnen.
3. Draai de VALUE draaiknop om een keyword te selecteren.
4. Druk op [ENTER].
Het keyword zal op de cursor locatie worden ingevoerd.
39
Spelen in de Patch mode
De Patch mode wordt gebruikt om één geluid (Patch/Ritme set) af te
spelen.
Over het Patch play scherm
Het Patch play scherm oproepen
Om toegang te krijgen tot het Patch play scherm, volgt u de volgende procedure:
1. Druk op [MODE], zodat de knop rood oplicht.
Dit start de Patch mode en het Patch Play scherm verschijnt.
fig.05-001.e
Functies in het Patch Play scherm
fig.05-005.e
Wisselt het keyboard Part en het Pad Part
MIDI ontvangst kanaal
Geeft aan of multi-effecten (MFX1), chorus (CHO)
Selecteert de groep en nummer
van de geselecteerde Patch.
en mastering (MASTER) aan of uit staan.
Patches beluisteren (Phrase
Preview)
Een Patch selecteren
De Fantom-XR heeft acht Patch groepen, inclusief de gebruikersgroep en de Preset groepen A-H en GM en elke groep bevat 128b
Patches (256 in GM, USER). U kunt uw opties verder uitbreiden door
maximaal zes Wave uitbreidingskaarten te installeren (optioneel
SRX serie), waardoor u uit een gigantische verzameling beschikbare
Patches kunt kiezen.
USER
Dit is de groep binnen de Fantom-XR die overschreven kan worden.
Patches, die u zelf heeft gecreëerd, kunt u in deze groep opslaan. De
Fantom-XR heeft 256 preset Patches.
PR-A-H (Preset A-H)
Dit is de groep binnen de Fantom-XR, die niet kan worden overschreven. U kunt wel de instellingen van de geselecteerde Patch wijzigen en de aanpaste Patch in het gebruikersgeheugen opslaan. De
groepen A-H bevatten elk 128 kant en klare Patches, dus in totaal
1024 Patches.
GM (GM2)
Deze interne groep Patches is verenigbaar met General MIDI 2, een
systeem van MIDI functie specificaties, dat is ontworpen om verschillen tussen makers en machinetypes te overbruggen. Deze
Patches kunnen niet worden overschreven. Ook kunnen instellingen
van geselecteerde Patches niet worden gewijzigd. De Fantom-XR
heeft 256 preset Patches.
CARD (Geheugenkaart)
Deze groep stelt u in staat de Patches te gebruiken, die zijn opslagen
op een geheugenkaart die in de daarvoor bestemde sleuf aan de
voorzijde is gestoken. Omdat deze groep overschreven kan worden,
kunt u deze groep gebruiken om gecreëerde Patches in op te slaan.
De Fantom-XR stelt u in staat Patches te kiezen door een segment
van elk type Patch te beluisteren.
1. Druk op de Output knop.
De Patch die geselecteerd is in het Patch list scherm zal worden
afgespeeld.
2. Druk nogmaals op de Output knop en het segment zal
gestopt worden.
zie
Indien u de manier, waarop het segment door de Phrase
Preview wordt afgespeeld, wenst te wijzigen, kunt u de
Preview mode parameter wijzigen (p. 160).
40
XP-A-F (Wave uitbreidingskaarten die in EXP
A-F sleuven zijn geïnstalleerd)
Dit zijn de groepen, die worden gebruikt wanneer Patches opgeroepen zijn van Wave uitbreidingskaarten, die in EXP A-F sleuven zijn
geïnstalleerd, en kunnen niet overschreven worden. U kunt wel de
instellingen van de geselecteerde Patch wijzigen en de aanpaste
Patch in het gebruikersgeheugen of op de geheugenkaart opslaan.
Het aantal beschikbare Patches is afhankelijk van de geïnstalleerde
Wave uitbreidingskaarten.
XP-A-F Patches kunnen alleen geselecteerd worden, wanneer
een Wave uitbreidingskaart SRX serie (apart verkrijgbaar) in de
daarvoor bestemde sleuf is geïnstalleerd.
* Zorg ervoor, dat het Patch type is ingesteld op “Patch”. Wanneer het
is ingesteld op “Rhythm”, gebruikt u [CURSOR] om de cursor naar
“Rhythm” te bewegen en draait u de VALUE draaiknop op drukt u op
[DEC] om “Patch” te selecteren.
1. In het Patch Play scherm drukt u op [CURSOR] om de
cursor naar de Patch groep te bewegen.
fig.05-001.e
Patch type
Patch groepPatch nummer, naam
2. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
Patch groep te selecteren.
*U kunt ook [Group] gebruiken om een performance groep te selecteren.
USER:Gebruiker
PR-A–H: Preset A–H
CARD:Geheugenkaart
GM:Preset GM (GM2)
XP-A–F:Wave uitbreidingskaarten die in EEXP-A-F sleuven
zijn geïnstalleerd)
3. Druk op of om de cursor naar het Patch nummer te
bewegen.
4. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
Patch te selecteren.
Spelen in de Patch mode
Patches per categorie selecteren
De Fantom-XR heeft een “Patch zoekfunctie”, die u in staat stelt een
type (categorie) Patch te specificeren, waardoor u sneller de
gewenste Patch vindt.
De volgende categorieen kunnen worden geselecteerd:
CategorieInhoud
- - -No AssignNiet toegewezen
PNOAC.PianoAkoestische piano
EPEL.PianoElektrische piano
KEYKeyboardsAndere keyboards (Clav,
Harpischord etc.)
BELBellBel, bel pad
MLTMalletHamer
ORGOrganElektrisch - en kerkorgel
ACDAccordionAccordeon
HRMHarmonicaHarmonica, Blues harp
AGTAC.GuitarAkoestische gitaar
EGTEL.GuitarElektrische gitaar
DGTDIST.GuitarOverdrive gitaar
BSBassAkoestische & elektrische
clarinet etc.)
FLTFluteFluit, piccolo
BRSAC.BrassAkoestisch koper
SBRSynth BrassSynth koper
SAXSaxSax
HLDHard LeadHarde synth lead
SLDSoft LeadZachte synth lead
TEKTechno SynthTechno synth
PLSPulsatingPulserende synth
FXSynth FXSynth FX (Ruis etc.)
SYNOther SynthPoly synth
BPDBright PadHeldere pad synth
SPDSoft PadZachte pad synth
VOXVoxVocaal, koor
PLKPluckedGeplukt (harp etc.)
ETHEthnicAnders etnischs
FRTFrettedFret inst (Mandoline etc.)
PRCPercussionPercussie
SFXSound FXSound FX
BTSBeat&GrooveBeat en groove
DRMDrumsDrum set
CMBCombinationAndere Patches, die Split en
Layer gebruiken
41
Spelen in de Patch mode
1. In het Patch play scherm drukt u op [Cursor] om de cursor
naar de Patch categorie te bewegen.
fig.05-002.e
Patch categorie
2. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
Patch categorie te wisselen.
3. Gebruik [CURSOR] om de cursor naar het Lock icoon te
verplaatsen.
fig.05-003.e
Lock icoon: open
4. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
categorie te vergrendelen.
U kunt een categorie vergrendelen, zodat alleen de Patches
binnen die categorie zullen verschijnen, wanneer u een Patch
selecteert. Wanneer u achtereenvolgens Patches selecteert,
wanneer de categorie niet vergrendeld is, kunt u ongemerkt
Patches beginnen te selecteren die ik de volgende categorie
vallen. Het vergrendelen van de categorie zal dit voorkomen.
fig.05-004.e
Een Patch uit de lijst
selecteren
U kunt een lijst met Patches weergeven en daar een Patch uit
selecteren. U kunt een van de volgende methodes gebruiken om een
Patch te selecteren:
• Patches per categorie selecteren (p. 42)
• Patches per groep selecteren (p. 43)
• Favoriete Patches selecteren (p. 43)
• Patches per keyword selecteren (p. 44)
• Ritme sets per groep selecteren (p. 43)
• Patches per categorie selecteren (p. 42)
Patches per categorie selecteren
1. Druk in het Patch play scherm op [SHIFT], zodat deze
oplicht en druk dan op .
Het Patch List scherm verschijnt.
fig.05-008.e
Patch categorie
Patch groepPatch nummer, naam
2. Druk op of om de Patch categorie te wisselen en
draai de VALUE draaiknop of druk op [INC][DEC] om de
Patch te selecteren.
Lock icoon: vergrendeld
Om te categorie te ontgrendelen, draai de VALUE draaiknop of
gebruik [DEC].
5. Druk op om de cursor naar het Patch nummer te
verplaatsen.
6. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
Patch te selecteren.
U kunt geluiden in een categorie selecteren, ongeacht de Patch
groep.
3. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
U kunt Patches op dezelfde manier selecteren door in stap 3 van
“Patches/Ritme sets per groep selecteren” (p. 43) “Patch List
(Categ)” te kiezen.
42
Spelen in de Patch mode
Patches/Ritme sets per groep
selecteren
1. Druk in het Patch play scherm op [SHIFT], zodat deze
oplicht en druk dan op .
Het Patch lijst scherm verschijnt.
2. Druk op [MENU].
Het Patch List Menu scherm verschijnt.
fig.05-009
3. Druk op of om “Patch List (Group)” te selecteren.
Als u een Ritme set selecteert, selecteer “Rhythm Set List”.
4. Druk op [ENTER].
Het Patch lijst menuscherm of Ritme set lijst scherm verschijnt.
5. Druk op of om de Patch groep te wisselen en draai
de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de Patch te
selecteren.
6. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
Favoriete Patches selecteren
U kunt uw favoriete en meest gebruikte Patches samenbrengen door
ze in de Favorite Patch te registreren. Met deze functie kunt u snel
uw favoriete Patches selecteren in het interne geheugen of een Wave
uitbreidingskaart.
Indien een Patch van een Wave uitbreidingskaart is
geregistreerd als favoriete Patch, kunt u deze alleen selecteren
wanneer het betreffende Wave uitbreidingskaart is
geïnstalleerd.
1. In stap 3 van “Patches/Ritme sets per groep selecteren” (p.
43) kiest u “Favorite Patch”.
2. Druk op [ENTER].
Het Favorite Patch scherm verschijnt.
fig.05-006
3. Druk op of om de bank te wisselen en draai de
VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de Patch te
kiezen.
4. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
43
Spelen in de Patch mode
Een favoriete Patch/Ritme set
registreren
U kunt in totaal 64 geluiden (8 geluiden x 8 banks) als favoriete
Patches registreren.
1. Selecteer de Patch of Ritme set, die u wenst te registreren
(p. 40).
2. Kies in stap drie van “Patches/Ritme sets per groep
selecteren” (p. 43) de optie “Favorite Patch”.
3. Druk op [ENTER].
Het Favorite Patch scherm verschijnt.
4. Druk op of om de Bank te selecteren.
5. Druk op of om een nummer te selecteren.
Patches per keyword selecteren
(Keyword Search)
Met de Fantom-XR kunt naar Patches zoeken met behulp van
keywords in de naam van de Patch. Wanneer u bijvoorbeeld naar
pianogeluiden zoekt met behulp van het keyword “Piano”, zult u
een lijst vinden met geluiden met het woord “Piano”.
1. Kies in het Patch Play scherm een geluid dat een keyword
bevat.
* Wij kiezen het keyword “Piano” als voorbeeld.
fig.05-030
6. Druk op [MENU].
Het Favorite Patch Utility (diensten) scherm verschijnt.
7. Druk op of om de optie “Regist” te selecteren en
druk op [ENTER].
De geselecteerde Patch of Ritme set zal in de Favorite Patch
worden geregistreerd.
* Druk op [EXIT] om te annuleren.
Door op de Output knop te drukken, kunt een het geluid van de
geregistreerde Patch testen (Phrase Preview).
Een Patch registratie afbreken
Door “Remove” te selecteren in stap zeven hierboven, kunt u de
Patch registratie afbreken die in het Favorite Patch scherm
geselecteerd is.
2. Kies in stap drie van “Patches/Ritme sets per groep
selecteren” (p. 43) de optie “Keyword Search” (zoeken).
3. Druk op [ENTER].
Het Keyword Search scherm verschijnt.
fig.05-031
4. Druk op of om een keyword te selecteren.
Druk op om “Piano” te selecteren.
fig.05-032
Druk op of om keywords in de Fantom-XR in
alfabetische volgorde te selecteren. Hierdoor kunt u keywords
vinden, die lijken op het op dat moment geselecteerde keyword.
5. Druk op [ENTER].
Geluidsnamen met het woord “Piano” zullen verschijnen.
fig.05-033
44
Als de lijst niet het gewenste geluid bevat, kunt u op
drukken om naar het vorige scherm terug te keren en een ander
keyword te selecteren.
6. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om een
Patch te selecteren.
7. Druk op [ENTER] om uw keuze te bevestigen.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
Spelen in de Patch mode
Percussie-instrumenten
afspelen
U kunt in de Patch mode percussie-instrumenten afpelen. Elke Ritme
set bevat vele verschillende instrumentale geluiden, waardoor u een
grote verzameling percussie-instrumenten kunt afspelen.
Een Ritme set selecteren
De Fantom-XR heeft vier Ritme set groepen, waaronder de User
(gebruiker) groep, Preset groep en GM groep. De User groep heeft 32
Ritme sets, de preset groep heeft 44 Ritme sets en de GM groep heeft
9 Ritme sets. Ritme sets kunnen ook worden opgeslagen op
geheugenkaarten. Bovendien kunt u maximaal drie Wave
uitbreidingskaarten (optioneel SRX serie) installeren om uw opties
verder uit te breiden, waardoor u kunt selecteren uit een grote
verzameling Ritme sets.
USER
Dit is de groep binnen de Fantom-XR die overschreven kan worden.
Ritme sets, die u zelf heeft gecreëerd, kunt u in deze groep opslaan.
De Fantom-XR heeft 32 Ritme sets.
PRST (Preset)
Dit is de groep binnen de Fantom-XR die niet kan worden
overschreven. U kunt wel de instellingen van de geselecteerde Ritme
set wijzigen en de aanpaste Ritme set in het gebruikersgeheugen
opslaan. De Fantom-XR heeft 40 preset Ritme sets.
XP-A-F Ritme sets kunnen alleen geselecteerd worden, wanneer
een Wave uitbreidingskaart SRX serie (apart verkrijgbaar) is
geïnstalleerd.
* Zorg ervoor, dat het Patch type is ingesteld op “Rhythm”. Wanneer
het is ingesteld op “Patch”, gebruikt u [Cursor] om de cursor naar
“Patch” te bewegen en draait u de VALUE draaiknop of drukt u op
[DEC] om “Rhythm” te selecteren.
1. In het Patch play scherm drukt u op of om de cursor
naar de Ritme set groep te bewegen.
fig.05-022.e
Patch type
Rhythm set groepRhythm set nummer
2. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
Ritme set groep te selecteren.
*U kunt ook [Group] gebruiken om een performance groep te selecteren.
USER:Gebruiker
PRST:Preset
CARD:Geheugenkaart
GM:Preset GM (GM2)
XP-A–F: Wave uitbreidingskaarten die in EEXP-A-F sleuven
zijn geïnstalleerd)
CARD (geheugenkaart)
Deze groep stelt u in staat de Patches te gebruiken, die zijn opslagen
op een geheugenkaart, die in de daarvoor bestemde sleuf aan de
voorzijde is gestoken. Omdat deze groep overschreven kan worden,
kunt u deze groep gebruiken om de gecreëerde Patches in op te
slaan.
GM (GM2)
Deze interne groep Patches is verenigbaar met General MIDI 2, een
systeem van MIDI functie specificaties, dat is ontworpen om
verschillen tussen makers en machinetypes te overbruggen. Deze
Ritme sets kunnen niet worden overschreven. Ook kunnen
instellingen van geselecteerde Ritme sets niet worden gewijzigd.
De Fantom-XR heeft negen preset Ritme sets.
XP-A-F (Wave uitbreidingskaarten die in
EXP A-F sleuven zijn geïnstalleerd)
Dit zijn de groepen die worden gebruikt, wanneer Ritme sets zijn
toegepast van Wave uitbreidingskaarten die in EXP A-F sleuven zijn
geïnstalleerd en kunnen niet overschreven worden. U kunt wel de
instellingen van de geselecteerde Ritme set wijzigen en de aanpaste
Ritme set in het gebruikersgeheugen of op de geheugenkaart
opslaan. Het aantal beschikbare Ritme sets is afhankelijk van de
geïnstalleerde Wave uitbreidingskaarten.
3. Druk op of om de cursor naar het Ritme set nummer
te bewegen.
4. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
Ritme set te selecteren.
U kunt favoriete Ritme sets op dezelfde manier selecteren als
favoriete Patches. Voor details, zie “Favoriete Patches selecteren” (p. 43).
45
Een Patch creëren
Met de Fantom-XR heeft u totale controle over een reeks aan instellingen. Alles wat ingesteld kan worden, wordt een parameter genoemd. In dit
hoofdstuk worden de procedures om een Patch te creëren en de functies van de Patch parameters uitgelegd.
De inbegrepen Fantom-XR editor laat u de instellingen van de Fantom-XR vanaf uw computer wijzigen, in een gemakkelijke grafische
omgeving (p. 163).
Patch instellingen maken
Begin met een bestaande Patch en pas deze aan om een nieuwe Patch te creëren. Omdat een Patch uit een combinatie van maximaal vier tonen
bestaat, is het verstandig eerst naar de vier afzonderlijke tonen te luisteren voordat u aanpassingen maakt.
Vier tips om Patches aan te passen:
●Kies een Patch die lijkt op het geluid dat u wenst te creëren. (p. 40)
Het is moeilijk een nieuw geluid te creëren dat precies is zoals u wenst, wanneer u zomaar een Patch selecteert en de parameters
willekeurig wijzigt. Het is verstandig om met een geluid te beginnen, dat lijkt op wat u in gedachten heeft.
●Beslis welke tonen zullen klinken (p. 47)
Wanneer u een Patch creëert is het belangrijk te weten, welke tonen u gaat gebruiken. Gebruik in het Patch edit scherm de Tone
Switch funtie om te bepalen of een toon zal klinken (on) of niet (off). Het is ook belangrijk om ongebruikte tonen uit te schakelen om
het verspillen van stemmen te voorkomen, waardoor het aantal noten dat u tegelijkertijd kunt spelen onnodig verminderd wordt.
●Controleer de Structure instelling (p. 51)
De belangrijke Structure parameter bepaalt hoe de vier tonen worden gecombineerd. Voordat u nieuwe tonen selecteert, dient u
ervoor te zorgen, dat u weet hoe de op dat moment geselecteerde tonen elkaar beïnvloeden.
●Schakel de effecten uit (p. 132)
Omdat de effecten van de Fantom-XR de geluiden sterk beïnvloeden, dient u ze uit te schakelen om naar het geluid zelf te luisteren
zodat u een betere evaluatie kunt maken van de aangebrachte veranderingen. Aangezien u het originele geluid zult horen, wanneer
de effecten zijn uitgeschakeld, is het makkelijker om de resultaten van uw modificaties te horen. Soms kan het veranderen van de
effecten al het gewenste geluid opleveren.
Patch Edit Menu scherm structuur
Het aanpassen van een Patch wordt in het Patch Edit Menu scherm (p. 46) gedaan. Het Patch Edit Menu scherm is als volgt ingedeeld:
fig.06-002
46
Patch instellingen maken
1. Selecteer een Patch in het Patch play scherm (p. 40).
U kunt geen Patches uit de GM2 groep veranderen.
Wanneer u een Patch geheel zelf wilt creëren (in plaats van met
een bestaande Patch te beginnen), die u de Initialize (begin)
bewerking te starten (p. 69).
2. Druk op [SHIFT], zodat deze oplicht en druk op .
Het Patch Edit Menu scherm verschijnt.
fig.06-003
Een Patch creëren
evenredig veranderen.
7. Herhaal stap 3 (of 5) – 7 om elke parameter in te stellen, die
u wenst te veranderen.
8. Bewaar de gemaakte aanpassingen (p. 69).
Indien u de veranderingen niet wilt opslaan, druk op [EXIT]
terug te keren naar het Patch Play scherm.
Als u naar het Patch Play scherm terugkeert zonder op te slaan,
zal de indicatie “E” verschijnen in de rechter bovenhoek van het
Patch Play scherm. Deze “E” indicatie zal verdwijnen, wanneer
u de Patch in het interne gebruikersgeheugen van de FantomXR of op een geheugenkaart opslaat.
Als u de stroom uitschakelt of een ander geluid selecteert terwijl
de “E” indicatie wordt weergegeven, zullen de veranderingen
aan de Patch verloren gaan.
3. Kijk naar “Patch Edit Menu scherm structuur” (p. 46) en
draai de VALUE draaiknop of gebruik [CURSOR] om de edit
groep te selecteren met de parameter die u wenst aan te
passen.
4. Druk op de VALUE draaiknop of op [ENTER].
Het Patch Edit scherm verschijnt.
Het getoonde scherm is afhankelijk van de edit groep van de
geselecteerde parameter.
fig.06-003a
zie
“Functies van Patch parameters” (p. 49)
Druk op of om de cursor te verplaatsen naar de
parameter, die u wenst aan te passen.
U kunt ook op of drukken om naar een edit groep of
andere parameter te bewegen.
5. Wanneer u een parameter wilt veranderen voor een
specifieke toon, druk dan op of om de gewenste
toon te selecteren.
U kunt op [SHIFT] drukken, zodat deze oplicht en vervolgens
op [INC] drukken om de toon aan de rechterkant van de
geselecteerde toon te activeren. Druk op [DEC] om de toon uit
te schakelen.
Een toon selecteren om aan te
passen (Tone select)
Zo kunt u een bepaalde toon selecteren, als u de parameters van een
specifieke toon wenst aan te passen.
1. Druk in het Patch edit scherm op [ENTER].
Het Tone select scherm verschijnt.
fig.06-004
Geselecteerde toon/tonen
U kunt het Tone select scherm ook oproepen door in het Patch
edit scherm op [MENU] te drukken om het Patch Utility scherm
op te roepen en vervolgens “Tone Select” te kiezen en op
[ENTER] te drukken.
2. Druk op of om een toon te selecteren en draai de
VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de aan te
passen toon aan of uit te schakelen.
*U kunt niet alle tonen uitschakelen.
3. Wanneer u uw keuze heeft gemaakt, drukt u op [EXIT] om
het Tone Select scherm te sluiten.
Selecteren van tonen die zullen
klinken (Tone switch)
zie
Indien u een of meer tonen wenst te selecteren, gebruikt u het
Tone select scherm (p. 47).
6. Draai de VALUE draaiknop of gebruik [INCDEC] om de
gewenste waarde te krijgen.
Indien u meer dan een toon heeft geselecteerd, zal uw
aanpassing de parameter waarden van alle geselecteerde tonen
Omdat een Patch is opgebouwd uit een combinatie van vier tonen,
kunt u ongewenste tonen (van de vier) uitschakelen om alleen het
geluid van een specifieke toon te horen.
1. Selecteer de Patch in het Patch Play scherm (p. 40).
47
Een Patch creëren
.
Toonverandering die in
de wave opgeslagen is
Envelope voor
de TVF filter
Uiteindelijke
toonverandering
Looped gedeelte
Tijd
Niveau
2. Druk op [SHIFT], zodat deze oplicht en druk op [MODE]
(toon 1), [Group] (toon 2), [FX] (toon 3) of [ARP] (toon 4) om
de betreffende toon uit te schakelen.
fig.06-004a
Als een toon is geactiveerd, zal de indicator van die toon oplichten
Indien u een toon niet nodig heeft, bewaar dan de Patch terwijl
deze toon is uitgeschakeld. Dit zal polyfonie besparen.
Waarschuwing bij het selecteren van
een waveform
De geluiden van de Fantom-XR zijn gebaseerd op complexe PCM
waveforms en als u poogt instellingen te maken, die strijdig zijn met
de originele waveform, zal het resultaat afwijken van wat u
verwacht.
De interne waveforms van de Fantom-XR zijn ingedeeld in de
volgende twee groepen.
One-Shot: Deze waveforms bevatten geluiden met een korte
verlooptijd. Een one-shot waveform geeft de initiële
stijging en daling van een geluid weer. Sommige oneshot waveforms op de Fantom-XR zijn complete
geluiden, zoals de percussie-instrument geluiden. De
Fantom-XR bevat ook vele one-shot waveforms, die
onderdeel van andere geluiden zijn. Dit zijn onder
andere attack componenten zoals piano-hammer en
gitaar fret geluiden.
Looped: Deze waveforms bevatten geluiden met een lange
verlooptijd en verlengde geluiden. Loop waveforms
spelen herhaaldelijk (loop) een deel van de waveform
nadat het geluid een relatief stabiele staat heeft bereikt.
De looped waveforms van de Fantom-XR bevatten ook
componenten van andere geluiden, zoals pianosnaar
resonantie vibraties en de holle geluid van
koperinstrumenten.
Het volgende diagram toont een voorbeeld van een geluid
(elektrisch orgel) met one-shot en looped waveforms.
fig.06-005.e
TVA ENV voor een looped
Organ waveform
(sustain gedeelte)
Level
TVA ENV voor een one-shot
Key-click waveform
(attack gedeelte)
Resulterende TVA ENV verandering
zou u een deel van het geluid veranderen, dat simpelweg niet
bestaat en de envelope zou geen effect hebben.
Waarschuwing bij het gebruik van
een loop waveform
Bij veel akoestische instrumenten, zoals de piano of sax vinden
extreme timbrale veranderingen plaats tijdens het eerste gedeelte
van de noot. Deze initiële attack bepaalt een groot deel van het
karakter van het instrument. Bij dergelijke waveforms is het
verstandig dit eerste gedeelte onveranderd te laten en alleen het
verloopgedeelte met behulp van de envelope aan te passen. Indien u
probeert de envelope te gebruiken om het eerste gedeelte ook te
veranderen, kunnen de eigenschappen van de originele waveform
voorkomen dat u het gewenste geluid bereikt.
fig.06-006.e
Waarschuwing bij het gebruik van
een one-shot waveform
Het is niet mogelijk de envelope te gebruiken om een one-shot
waveform aan te passen, zodat deze een langere verlooptijd heeft
dan de originele waveform of het in een verlengd geluid te
veranderen. Als u zou proberen zo’n envelope te programmeren,
48
Note off
+=
Tijd
Note off
Functies van de Patch
1
2
3
OFF
2
1
OFF
3
Hoog bereik
Toonhoogte verschil van
equal temperament
Parameter waarde
Laag bereik
parameters
Dit hoofdstuk behandelt de functies van de verschillende Patch
parameters en de samenstelling van deze parameters.
Een Patch creëren
Patch fine tune
Past de toonhoogte van het geluid van een Patch naar boven of
beneden aan in 1-cent stappen (+/-50 cents).
Waarde:-50 - +50
Een cent is 1/100ste halve toon.
Parameters die met een “★” zijn gemarkeerd, kunnen met
speciale MIDI berichten (Matrix Control) worden bestuurd.
Instellingen in het Control scherm bepalen hoe deze parameters
beswerkt zullen worden (p. 66).
Instellingen voor de gehele Patch
(GENERAL)
Voor details over deze instellingen, zie “Patch instellingen maken”
(p. 46).
Patch algemeen
Patch categorie
Bepaalt het type (categorie) van een Patch. Het bepaalt ook het
segment dat zal klinken, wanneer u de Phrase Preview functie
gebruikt.
zie
Zie voor details over mogelijke categorie namen p. 41.
Patch level
Bepaalt het volume van een Patch.
Waarde:0-127
Stretch tune depth
Deze instelling stelt u in staat “stretched tuning” op een Patch toe te
passen. (Stretched tuning is een methode, waarmee piano’s
normaliter worden gestemd, waardoor de lagere tonen lager worden
en de hogere tonen hoger dan de mathematische stem-ratio
gewoonlijk voorschrijft.) Wanneer de optie is uitgeschakeld, hebben
de tonen in de Patch een gelijkwaardig temperatuur. Wanneer de
optie op “3” is ingesteld, zal een groot verschil in de toonhoogte van
de hoge en lage tonen worden bereikt.
Waarde:Off, 1-3
Dit diagram toont de verandering in toonhoogte aan, in verhouding
tot een gelijke temperatuur, dat zal plaatsvinden in hoog en laag
bereik. Deze instelling zal een subtiel effect hebben op de manier
waarop de akkoorden resoneren.
fig.06-011.e
Patch Pan
Bepaalt de hoek van de Patch. “L64” is geheel links, “0” is het
midden en “63R” is geheel rechts.
Waarde:L64-0-63R
Patch prioriteit
Dit bepaalt hoe noten worden beheerd wanneer de maximale
polyfonie wordt overschreden (128 stemmen).
Waarde:
LAST: De laatst gespeelde stemmen zullen prioriteit krijgen en
LOUDEST: De stemmen met het hardste volume zullen prioriteit
Octave shift
Past de toonhoogte van het geluid van een Patch naar boven of
beneden aan in octaven (+/- 3 octaven).
Waarde:-3 - +3
Patch coarse tune ★
Past de toonhoogte van het geluid van een Patch naar boven of
beneden aan in halve toon stappen (+/- 4 octaven).
Waarde:-48 - +48
de op dat moment spelende noten zullen op volgorde
worden uitgeschakeld, beginnend bij de eerst gespeelde
noot.
krijgen en de op dat moment spelende noten zullen
worden uitgeschakeld, beginnend met het geluid met
het laagste volume.
Analog feel (Analog feel diepte)
Bepaalt de diepte van een 1/f modulatie die op een Patch wordt
toegepast. (1/f modulatie is een plezierige en natuurlijke modulatieratio die u vindt in een kabbelend beekje of ruisende wind.)
Door deze “1/f modulatie” toe te voegen, kunt u de natuurlijke
instabiliteit simuleren, die kenmerkend is voor een analoge
synthesizer.
Waarde:0-127
Cutoff Offset
Cutoff Fequency Offset verandert de cutoff frequentie van de Patch
in het algemeen, terwijl de relatieve verschillen tussen de cutoff
frequentie waarden, die voor elke toon in de Cutoff Frequency
parameters zijn ingesteld, worden bewaard (p. 58).
Bereik: -63 - +63
Deze waarde wordt toegevoegd aan de cutoff frequentie waarde
van een toon, dus als de cutoff frequentie waarde van een toon
reeds op “127” (Maximum) is ingesteld, zullen positieve “+”
instellingen geen verandering produceren.
49
Een Patch creëren
Resonance Offset
Resonance Offset verandert de resonantie van de Patch in het
algemeen, terwijl de relatieve verschillen tussen de resonantie
waarden, die voor elke toon in de Resonantie parameters zijn
ingesteld, worden bewaard (p. 58).
Bereik:-63 - +63
* Resonantie: benadrukt de boventonen in het cutoff frequentie gebied,
waardoor het geluid meer karakter krijgt.
Deze waarde wordt toegevoegd aan de resonantie waarde van
een toon, dus als de resonantie waarde van een toon reeds op
“127” (Maximum) is ingesteld, zullen positieve “+” instellingen
geen verandering produceren.
Attack Time Offset
Attack Time Offset verandert de attack time van de Patch in het
algemeen, terwijl de relatieve verschillen tussen de attack time
waarden worden bewaard, die voor elke toon zijn ingesteld in de AEnv Time 1 parameters (p. 62), F-Env Time 1 parameters (p. 60).
Bereik: -63 - +63
* Attack Time: de tijd die nodig is om het maximum volume te
bereiken, nadat de toets is ingedrukt en het geluid is begonnen.
Deze waarde wordt toegevoegd aan de attack time waarde van
een toon, dus als de attack time waarde van een toon reeds op
“127” (Maximum) is ingesteld, zullen positieve “+” instellingen
geen verandering produceren.
Release Time Offset
Release Time Offset verandert de release time van de Patch in het
algemeen, terwijl de relatieve verschillen tussen de release time
waarden worden bewaard, die voor elke toon zijn ingesteld in de AEnv Time 4 parameters (p. 62), F-Env Time 4 parameters (p. 60).
Bereik:-63 - +63
* Release Time: de tijd tussen het moment, dat u de toets loslaat en
het moment, dat het geluid verdwijnt.
Deze waarde wordt aan de release time waarde van een toon
toegevoegd. Dus als de release time waarde van een toon reeds
op “127” (Maximum) is ingesteld, zullen positieve “+”
instellingen geen verandering produceren.
Velocity Sens Offset
(Velocity Sensitivity Offset)
Velocity Sensitivity Offset verandert de aanslaggevoeligheid van de
Patch in het algemeen, terwijl de relatieve verschillen tussen de
aanslaggevoeligheid waarden worden bewaard, die voor elke toon
zijn ingesteld in de onderstaande parameters:
* Velocity: De sterkte (aanslaggevoeligheid) waarmee een toets wordt
ingedrukt.
Deze waarde wordt toegevoegd aan de aanslaggevoeligheid
waarde van een toon, dus als de aanslaggevoeligheid waarde
van een toon reeds op “+63” (Maximum) is ingesteld, zullen
positieve “+” instellingen geen verandering produceren.
Mono/Poly
Specificeert of een toon polyfoon (Poly) of monofoon (Mono) zal
spelen. De “Mono” instelling is nuttig, wanneer u een solo
instrument Patch, zoals sax of fluit, speelt.
Waarde
MONO: Alleen de laatst gespeelde noot zal klinken.
POLY: Twee of meer noten kunnen tegelijk worden gespeeld.
Legato Switch
Legato Switch is van toepassing wanneer de Mono/Poly parameter
op “MONO” is ingesteld. Deze Instelling specificeert of de Legato
Switch wordt gebruikt (ON) of niet (OFF).
Als de Legato Switch parameter op “ON” staat, zal het drukken op
een toets, terwijl u de vorige toets ingedrukt houdt ervoor zorgen,
dat de toonhoogte verandert naar de toonhoogte van de laatst
ingedrukte toets, die ondertussen klinkt. Dit creëert een geleidelijke
overgang tussen noten, wat effectief is wanneer u de hammering-on
en pulling-off technieken van een gitarist wenst te simuleren.
Waarde:OFF, ON
Legato Retrigger (Legato Retrigger Switch)
Legato retrigger is van toepassing, wanneer de Mono/Poly
parameter op “MONO” is ingesteld en de Legato Switch parameter
op “ON”. Deze Instelling specificeert of geluiden worden herhaald
(ON) of niet (OFF), wanner u legato uitvoert. Normaal laat u deze
parameter aan “ON”. Wanneer uitgeschakeld “OFF” zal , wanneer
een toets wordt ingedrukt, terwijl een andere ingedrukt blijft, alleen
de toonhoogte veranderen, zonder de attack van de laatste toets.
Schakel dit uit, wanneer u blaas of snaar segmenten gebruikt, of
wanneer u modulatie met het mono synth keyboard geluid gebruikt.
Waarde:OFF, ON
Stel dat u de Legato Switch op “ON” heeft gezet en de Legato
Retrigger op “OFF”. Wanneer u een legato probeert te laten
klinken (door een hogere toets in te drukken, terwijl een lagere
toets ingedrukt blijft), zal de toonhoogte soms niet kunnen
stijgen naar de bedoelde toonhoogte (en in plaats daarvan
halverwege stoppen). Dit kan gebeuren doordat de beperking
op toonhoogte stijging, zoals bepaald het wave niveau, wordt
overschreden. Bovendien, wanneer verschillende upper
toonhoogte limieten worden gebruikt voor de waves die
meerdere tonen gebruiken, kan het in MONO onhoorbaar
worden. Zet de Legato Retrigger op “ON”, als u grote
Portamento Switch
Bepaalt of het Portomento effect wordt toegepast (ON) of niet (OFF).
Waarde:OFF, ON
Portamento
Portamento is een effect die de toonhoogte van de eerst
gespeelde toets geleidelijk verandert naar de volgende toets.
Door portamento toe te passen, wanneer de Mono/Poly
parameter op “Mono” staat, kunt u slide Performance
technieken simuleren op een viool of gelijksoortig instrument.
50
Een Patch creëren
Portamento Mode
Bepaalt de Performance condities waaronder portamento zal worden
toegepast.
Waarde
NORMAL: Portamento zal altijd worden toegepast.
LEGATO: Portamento wordt alleen toegepast als u legato speelt.
(d.w.z. wanneer u de volgende toets indrukt voor de
vorige los te laten.)
Portamento type
Bepaalt het type portamento effect.
Waarde
RATE: Hoe lang het duurt hangt af van de afstand tussen twee
toonhoogtes.
TIME: Hoe lang het duurt is constant, ongeacht hoe ver de
toonhoogtes uit elkaar liggen.
Portamento start
Wanneer een andere toets wordt ingedrukt, terwijl een toonhoogte
verandering, geproduceerd door portamento, gaande is, zal een
nieuwe toonhoogte verandering beginnen. Deze instelling
specificeert de toonhoogte waar de verandering zal beginnen.
Waarde
PITCH: Start een nieuwe portamento, wanneer een andere toets
wordt ingedrukt, terwijl de toonhoogte verandert.
fig.06-048.e
Toonhoogte
C5
Waarde:0-127
Veranderen hoe een toon klinkt
(TMT)
U kunt de kracht, waarmee de toetsen worden gespeelt of MIDI
berichten gebruiken om de manier waarop elke toon wordt gespeeld
te controleren. Dit wordt Tone Mix Tabel (TMT) genoemd.
zie
Voor details over deze instellingen, zie “Patch instellingen
maken” (p. 46).
Patch TMT
Structuur type 1 & 2, 3 & 4
Bepaalt hoe toon 1 en 2 of toon 3 en 4 zijn verbonden.
Waarde:1 – 10
De volgende 10 verschillende combinaties zijn mogelijk:
fig.06-014
TYPE 1
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
Met dit type zijn toon 1 en 2 (of 3 en 4) onafhankelijk. Gebruik dit
type om PCM geluiden te behouden of om geluiden voor elke toon
te creëren of te combineren.
fig.06-015
TYPE 2
WG
WG
TVATVF
TVFTVA
D4
C4
Tijd
druk D4 key in
druk C5 key in
druk C4 key in
NOOT: Portamento begint opnieuw vanaf de toonhoogte waar
de huidige verandering zou eindigen.
fig.06-049.e
Toonhoogte
C5
D4
C4
Tijd
druk D4 key in
druk C5 key in
druk C4 key in
Portamento Time
Dit bepaalt, wanneer portamento wordt gebruikt, hoe lang het duurt
voordat de toonhoogte verandert. Hogere instellingen zullen ervoor
zorgen dat de toonhoogte verandering naar de volgende noot langer
duurt.
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVA
TVF
TVF TVA
Dit type brengt de twee filters samen om de eigenschappen van de
beide filters te versterken. De TVA van toon 1 (of 3) bepaalt de
volume balans tussen de twee tonen.
fig.06-016
TYPE 3
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
B
TVF TVA
Dit type mixt het geluid van toon 1 (3) en toon 2 (4), past een filter
toe en past dan een booster toe om de waveform te vervormen.
51
Een Patch creëren
fig.06-017
TYPE 4
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
TVATVF
WG
B
TVF TVA
Dit type past een booster toe om een de waverform te vervormen en
combineert dan de twee filters. De TVA van toon 1 (of 3) bepaalt de
volume balans tussen de twee tonen en past het booster niveau aan.
fig.06-018
TYPE 5
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
TVATVF
WG
R
TVF TVA
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te
creëren en combineert de twee filters. De TVA van toon 1 (of 3)
bepaalt de volume balans tussen de twee tonen en past de diepte van
de ring modulator aan.
fig.06-019
TYPE 6
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
TVATVF
WG
R
TVF TVA
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te
creëren, mixt het geluid van toon 2 (of 4) en stapelt de twee filters.
Aangezien het ring modulatie geluid met toon 2 (of 4 ) gemixt kan
worden, kan de TVA van toon 1 (of 3) de hoeveelheid ring modulatie
geluid aanpassen.
fig.06-020
TYPE 7
fig.06-022
TYPE 9
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
TVFTVA
R
Dit type leidt het gefilterde geluid door een ring modulator om
nieuwe boventonen te creëren. De TVA van toon 1 (3) zal de volume
balans van de twee tonen bepalen door de diepte van de ring
modulator aan te passen.
fig.06-023
TYPE 10
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
TVFTVA
R
Dit type leidt het gefilterde geluid door een ring modulator om
nieuwe boventonen te creëren en mixt tevens het geluid van toon 2
(4). Omdat het gemoduleerde geluid gemixt kan worden met toon 2
(4), kan de TVA van toon 1 (3) de hoeveelheid gemoduleerd geluid
aanpassen.
• Als TYPE 2-10 is geselecteerd en een van de twee tonen is
uitgeschakeld zal de andere toon als een TYPE 1 klinken,
ongeacht welke instelling is gekozen.
• Als u het keyboard gebied beperkt, waarin een toon zal klinken
(Keyboard Range, p. 53) of het aanslag (kracht) bereik beperkt
(Velocity Range, p. 54), is het resultaat in gebieden waar de toon
niet zal klinken net alsof de toon is uitgeschakeld. Dit betekent
dat wanneer TYPE 2-10 is geselecteerd en u een keyboard bereik
of snelheidsbereik beperking heeft gecreëerd, noten die in dat
gebied worden gespeeld klinken als een TYPE 1, ongeacht de
gekozen instelling.
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
R
TVF TVA
Dit type past een filter toe op toon 1 (of 3) en creëert nieuwe
boventonen door ring modulatie met toon 2 (4).
fig.06-021
TYPE 8
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
R
TVF TVA
Dit type zendt de gefilterde toon 1 (3) en toon 2 (4) door een ring
modulator, mixt vervolgens het geluid van toon 2 (4) en past dan een
filter op het resultaat toe.
Booster 1&2, 3&4 (Booster gain)
Wanneer een structuur type van TYPE 3 of TYPE 4 is geselecteerd,
kunt u de diepte van de booster instellen. De booster vergroot het
inputsignaal om het geluid te vervormen. Dit geeft een het
vervormingeffect dat vaak bij elektrische gitaren wordt gebruikt.
Hogere instellingen zullen meer vervorming produceren.
Waarde:0, +6, +12, +18
52
Booster
Range Lower
Range Upper
Fade Lower
Fade Upper
Niveau
Toonhoogte
De Booster wordt gebruikt om het binnenkomende signaal te
vervormen.
fig.06-024.e
Booster level
In aanvulling op gebruik om vervorming te creëren, kunt u de
waveform (WG1) van een van de tonen als een LFO gebruiken,
die de andere waveform (WG2) naar boven of beneden beweegt
om een modulatie te creëren die lijkt op PWM (pulse width
modulation). Deze parameter werkt het beste in combinatie met
de Wave Gain parameter (p. 54).
fig.06-025.e
Gebruikt WG1 als LFO
WG1
TVA
Bepaalt WG1 output
Booster
WG2
WG2
Voegt aan WG1 toe
Vervormd gebied van
de Waveform verandert
Een Patch creëren
Key Fade Lower
(Keyboard Fade Width Lower)
Dit bepaalt, wat er gebeurt met het toon niveau wanneer een toon
wordt gespeeld die lager is dan het gespecificeerde keyboard bereik.
Hogere instellingen produceren een geleidelijkere verandering in
volume. Als u niet wilt dat een toon klinkt, wanneer een noot lager
dan het keyboardbereik wordt gespeeld, zet dan de parameter op
“0”.
Waarde:0-127
Key Range Lower (Keyboard Range Lower)
Bepaalt de laagste noot die voor elke toon hoorbaar is.
Waarde:C-1-UPPER
Key Range Upper (Keyboard Range Upper)
Bepaalt de hoogste noot die voor elke toon hoorbaar is.
Waarde:LOWER-G9
Als u probeert de laagste toon hoger dan de bovenste toets of
lager dan de laagste toets te plaatsen, zal de andere waarde
automatisch naar dezelfde instelling worden aangepast.
Key Fade Upper (Keyboard Fade Width
Upper)
Dit bepaalt, wat er gebeurt met het toon niveau wanneer een toon
wordt gespeeld, die hoger is dan het gespecificeerde keyboard
bereik. Hogere instellingen produceren een geleidelijkere
verandering in volume. Als u niet wilt dat een toon klinkt, wanneer
een noot lager dan het keyboardbereik wordt gespeeld, zet dan de
parameter op “0”.
Waarde:0-127
fig.06-027.e
Verandering in waveform door WG1
Ring Modulator
Een ring modulator vermenigvuldigt de waveforms van twee
tonen met elkaar, zodat vele nieuwe boventonen worden
gecreëerd die in geen van beide waveforms voorkomen.
(Behalve wanneer een van de waveforms een sine wave is,
zullen geen frequentie componenten op gelijke afstand worden
gegenereerd).
Als het toonhoogte verschil tussen twee waveforms de
harmonische structuur verandert, zal dat resulteren in een
metalen geluid zonder toonhoogte. Deze functie is geschikt om
metalen geluiden te creëren zoals bellen.
fig.06-026
TMT Velocity Control
(TMT Velocity Control Switch)
TMT Velocity Cotrol bepaalt of een verschillende toon hoorbaar is
(ON) of niet (OFF), afhankelijk van de kracht waarmee een toets
wordt bespeeld.
Wanneer ingesteld op “RANDOM” zullen de tonen van de Patch
willekeurig klinken, ongeacht Velocity berichten.
Wanneer ingesteld op “CYCLE” zullen de tonen van de Patch
opeenvolgend klinken, ongeacht Velocity berichten.
Waarde:OFF, ON, RANDOM, CYCLE
In plaats van Velocity te gebruiken, kunt u ook tonen vervangen
met de Matrix Control (p. 54). Echter, keyboard aanslag en
Matrix Control kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt om
verschillende tonen te maken. Zet de Velocity Control op
“OFF”, wanneer u de Matrix Control gebruikt om tonen te
wisselen.
53
Een Patch creëren
Velo Fade Lower (Velocity Fade Width Lower)
Dit bepaalt wat er met het toon niveau gebeurt, wanneer de toon
wordt gespeeld met een aanslag die lager is dan het gespecificeerde
aanslag bereik. Hogere instellingen produceren een geleidelijkere
overgang in volume. Indien u wilt, dat noten die buiten het
gespecificeerde aanslag bereik vallen helemaal niet klinken, zet dan
de parameter op “0”.
Waarde:0-127
Velo Range Lower (Velocity Range Lower)
Dit stelt de laagste aanslag in, waarop de toon zal klinken. Stel dit in,
wanneer u wilt dat verschillende tonen klinken, als reactie op noten
die op verschillende sterktes worden gespeeld.
Waarde:1-UPPER
Velo Range Upper (Velocity Range Upper)
Dit stelt de hoogste aanslag in waarop de toon zal klinken. Stel dit in,
wanneer u wilt dat verschillende tonen klinken, als reactie op noten
die op verschillende sterktes worden gespeeld.
Waarde:LOWER-127
Als u probeert de Lower aanslag limiet hoger dan Upper of de
Upper lager dan de Lower te plaatsen, zal de andere waarde
automatisch naar dezelfde instelling worden aangepast.
Wanneer u de Matrix Control gebruikt om verschillende tonen
te spelen, stel dan de laagste waarde (Lower) en de hoogste
waarde (Upper) in van de waarden van de MIDI berichten die
gebruikt worden.
Waveforms aanpassen (WG)
zie
Voor details over deze instellingen, zie “Patch instellingen
maken” (p. 46).
Patch WG
Wave Groep
Selecteert de groep voor de waveform die de basis van de toon zal
vormen.
Waarde:
INT: Waveforms opgeslagen in het interne geheugen
EXP: Waveforms opgeslagen in een Wave uitbreidingskaart
U kunt geen waveform groep selecteren van een Wave
uitbreidingskaart dat niet geïnstalleerd is.
Wave Bank
Selecteert de Wave bank.
Waarde:
Wanneer de groep INT is: A,B
Wanneer de groep EXP is: A-F
Wanneer de groep SAMP is: PRST, USER, CARD
Wanneer de groep MSAM is: USER, CARD
Velo Fade Upper (Velocity Fade Width Upper)
Dit bepaalt wat er met het toon niveau gebeurt, wanneer de toon
wordt gespeeld op een aanslag die hoger is dan het gespecificeerde
aanslag bereik. Hogere instellingen produceren een geleidelijkere
overgang in volume. Indien u wilt dat noten die buiten het
gespecificeerde aanslag bereik vallen helemaal niet klinken, zet dan
de parameter op “0”.
Waarde:0-127
fig.06-028.e
Niveau
Velocity
(gevoeligheid)
Fade Lower
Range Lower
Fade Upper
Range Upper
TMT Control Sw (TMT Control Switch)
Gebruik de Matrix Control om het klinken van verschillende tonen
aan (ON) of uit (OFF) te schakelen.
Waarde:OFF, ON
U kunt ook verschillende tonen laten klinken afhankelijk van
noten die op verschillende sterktes (aanslag) op het keyboard
worden gespeeld (p. 53). Echter, keyboard aanslag en Matrix
Control kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt om
verschillende tonen te maken. Zet de Velocity Control op “OFF”
(p. 53) wanneer u de Matrix Control gebruikt om tonen te
wisselen.
Wave Nr. L (Mono) (Wave nummer L (Mono))
Wave Nr. R (Wave nummer R)
Selecteert de basis waveform voor een toon. De naam van de wave
zal samen met het nummer van de wave op het scherm verschijnen.
In de monoaurale mode is alleen de linker kant (L) gespecificeerd. In
stereo is ook de rechterkant gespecificeerd.
* Wanneer u een mutisample in stereo gebruikt, dient u hetzelfde
nummer voor L en R te specificeren.
Waarde:---, 1-1228 (De bovenste limiet is afhankelijk van de wave
groep.)
* Wanneer u een mutisample in stereo gebruikt, dient u hetzelfde
nummer voor L en R te specificeren.
Wave Gain
Stelt de gain (versterking) van de waveform in. De waarde verandert
in 6 dB (decibel) stappen – een toename van 6 dB verdubbeld de gain
van de waveform. Als u van plan bent de booster te gebruiken om
het geluid van de waveform te vervormen, zet dan de parameter op
zijn maximale waarde (p. 53).
Waarde:-6, 0, +6, +12
54
Een Patch creëren
Note off
Delay tijd
Note on
Wave Tempo Sync
Zet dit op “ON” wanneer u een Phrase loop wenst te synchroniseren
met de klok (tempo). Dit geldt alleen wanneer een afzonderlijk
verkrijgbaar Wave uitbreidingskaart is geinstalleerd en wanneer een
waveform is geselecteerd als het sample voor de toon, die een tempo
aangeeft (BPM).
Waarde:OFF, ON
Als een waveform van een Wave uitbreidingskaarten is
geselecteerd voor de toon, zal het inschakelen van de Wave
Tempo Sync parameter ervoor zorgen, dat toonhoogtegerelateerde instellingen en FXM-gerelateerde instellingen
worden genegeerd.
• Als een sample is geselecteerd voor een toon, moet u eerst de
BPM (tempo) parameter van de sample instellen.
• Als een sample is geselecteerd voor een toon, zijn voor Wave
Tempo Sync twee keer zoveel stemmen nodig als normaal.
• Wanneer de Wave Tempo Sync parameter op “ON” staat, zet u
de Delay Time parameter (P. 56) op “0”. Met andere instellingen
zullen er delay effecten worden toegepast en zult u niet in staat
zijn te spelen zoals u verwacht.
Phrase Loop
Phrase loop verwijst naar het herhaaldelijk afspelen van een
segment dat uit een muziekstuk is geselecteerd (bijv. door
middel van een sampler). Een techniek waarbij Pharse Loops
worden gebruikt, is het ontlenen van een segment van een
bestaand muziekstuk in een bepaald genre, bijvoorbeeld dance
muziek en het vervolgens creëren van een nieuwe melodie met
dat segment als de basis. Dit wordt “Break Beats” genoemd.
Waarde:1-4
FXM Depth ★
Bepaalt de diepte van de modulatie, die door FXM wordt
geproduceerd.
Waarde:0-16
Tone Delay mode
Selecteert het type toon delay.
Waarde:
NORM: De toon begint te spelen, wanneer de door de Time
fig.06-051.e
HOLD: Hoewel de toon begint te spelen wanneer de door de
fig.06-052.e
Delay gespecificeerde tijd is verstreken.
Geen toonvertraging
Delay tijd
Note on
Time Delay gespecificeerde tijd is verstreken, zal de toon
niet spelen als de toets wordt losgelaten voordat de door
de Time Delay gespecificeerde tijd is verstreken.
Note off
Realtime Time Stretch
Als de wave groep “SAMP” of “MSAM” is en de Wave Tempo
Sync is ingeschakeld, kunt u de terugspeelsnelheid variëren
zonder de toonhoogte te beïnvloeden.
FXM Switch
Dit bepaalt of de FXM wordt gebruikt (ON) of niet (OFF).
Waarde:OFF, ON
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een gespcificeerde
waveform om frequentie modulatie toe te passen op de op dat
moment geselecteerde waveform, waardoor complexe
boventonen worden gecreëerd. Dit is nuttig bij het maken van
dramatische geluiden of geluidseffecten.
FXM Color
Bepaalt hoe FXM de frequentie modulatie zal uitvoeren. Hogere
instellingen zorgen voor een korreliger geluid, terwijl lager
instellingen een meer metalen geluid produceren.
Geen afgespeeld
Delay tijd
Note on
OFF-N: In plaats van te spelen, wanneer de toets is ingedrukt,
zal de toon hoorbaar zijn, wanneer de door de Time
Delay gespecificeerde tijd is verstreken na het loslaten
van de toets. Dit is effectief als u geluiden van
bijvoorbeeld gitaren en andere instrumenten wilt
nabootsen.
fig.06-053.e
Note off
geluid
55
Een Patch creëren
OFF-D: In plaats van te spelen wanneer de toets is ingedrukt, zal
de toon hoorbaar zijn, wanneer de door de Time Delay
gespecificeerde tijd is verstreken na het loslaten van de
toets. Veranderingen in de TVA envelope zullen echter
beginnen, wanneer de toets is ingedrukt, wat is veel
gevallen betekent, dat alleen het geluid van het release
gedeelte van de envelope wordt gehoord.
fig.06-054.e
Delay time
Note on
Note off
Als u een waveform heeft geselecteerd van het decay type
(d.w.z. een geluid dat natuurlijk afneemt, zelfs als de toets niet
wordt losgelaten), kan het selecteren van “OFF-N” of “OFF-D”
het resultaat hebben dat geen enkel geluid wordt gehoord.
Tone Delay
Dit veroorzaakt een vertraging tussen het moment dat een toets
wordt ingedrukt (of losgelaten) en het moment dat het geluid
klinkt. U kunt ook instellingen maken die de timing
veranderen, waarop elke toon klinkt. Dit verschilt van de Delay
in de interne effecten, doordat u, door de geluidskwaliteit van
de vertraagde tonen en de toonhoogte van elke toon te
veranderen, een arpeggio-achtig effect kunt creëren door op een
toets te drukken. U kunt de toon delay tijd ook synchroniseren
met het tempo van de externe MIDI sequencer.
Als u de Tone Delay niet gebruikt, zet dan de Delay mode
para,meter op “NORM” en de Delay tijd op “0”.
• Als de Structure parameters op “2-10” zijn ingesteld, zal de
output van tonen 1 en 2 worden gecombineerd in toon 2 en
de output van toon 3 en 4 in toon 4. Daarom zal toon 1 de
instellingen van toon 2 volgen en toon 3 die van toon 4
(p. 51).
Tone Coarse Tune ★
Past de toonhoogte van het geluid van de toon naar boven of
beneden aan in halve toon stappen (+/- 4 octaven).
Waarde:-48 - +48
Tone Fine Tune ★
Past de toonhoogte van het geluid van de toon naar boven of
beneden aan in 1-cent stappen (+/- 50 cents).
Waarde:-50 - +50
Een cent is 1/100ste halve toon.
Random Pitch Depth
Dit bepaalt de breedte van de willekeurige toonhoogte afwijking die
plaatsvindt, wanneer een toets wordt ingedrukt. Als u niet wilt dat
de toonhoogte willekeurig verandert, zet dit dan op “0”. Deze
waarden zijn in eenheden van cents (1/100e van een halve toon).
Dit bepaalt de hoeveelheid toonhoogte verandering, die zal
plaatsvinden als u een toets een octaaf hoger speelt (d.w.z. 12 toetsen
hoger op het keyboard). Als u wilt dat de toonhoogte een octaaf stijgt
zoals op een conventioneel keyboard, stel dit in op “+100”. Als u wilt
dat de toonhoogte twee octaven stijgt, stelt u “+200” in. Stel een
negatieve waarde in als u wilt dat de toonhoogte daalt. Met de
instelling “0” zullen alle toetsen dezelfde toonhoogte produceren.
Bepaalt de tijd tussen het moment, waarop de toets wordt ingedrukt
(of, als de Delay mode is ingesteld op “OFF-N” of “OFF-D”, het
moment dat de toets wordt losgelaten) en het moment dat het geluid
zal klinken.
Waarde:0-127, Note
Tone Delay Time specificeert de lengte van een beat voor het
gesynchroniseerde tempo, wanneer het tempo dat de verstreken tijd
tot het moment dat de toon klinkt (Patch Tempo) specificeert is
gesynchroniseerd met het tempo dat is ingesteld op een externe
MIDI sequencer.
(Voorbeeld)
Voor een tempo van 120 (120 kwart noten in 1 minuut (60 seconden))
InstellingDelay time
(halve noot)
(kwart noot)
(achtste noot)
1 seconde (60/60 = 1 (seconde))
0,5 seconde (60/120 = 0,5 (seconde))
0,25 seconde (60/240 = 0,025 (seconde))
56
-50
-100-200
C4C3C2C1C5C6C7
Toets
Bend Range Up (Pitch Bend Range Up)
Bepaalt de mate van verandering in toonhoogte met halve tonen
wanneer de Pitch Bend hendel geheel naar rechts staat. Bijvoorbeeld,
als deze parameter op “12” staat, zal de toonhoogte een octaaf
stijgen, wanneer de Pitch Bend hendel geheel naar rechts verplaatst
wordt.
Waarde:0 - +48
Een Patch creëren
T1T2T3T4
L3
L4
L2
L1
L0
Note off
Toonhoogte
Tijd
Note on
T: Tijd L: Niveau
Bend Range Down (Pitch Bend Range Down)
Bepaalt de mate van verandering in toonhoogte met halve tonen
wanneer de Pitch Bend hendel geheel naar links staat. Bijvoorbeeld,
als deze parameter op “-48” staat, zal de toonhoogte vier octaven
dalen wanneer de Pitch Bend hendel geheel naar links verplaatst
wordt.
Waarde:-48 – 0
Patch Pitch Env
(Patch Pitch Envelope)
P-Env Depth (Pitch Envelope Depth)
Past het effect van de Pitch envelope aan. Hogere instellingen zorgen
ervoor, dat de toonhoogte envelope een groter effect heeft.
Negatieve instellingen (-) draaien de vorm van de envelope om.
De speeldynamiek van een keyboard kan gebruikt worden om de
diepte van de toonhoogte envelope te bepalen. Als u wilt dat de
toonhoogte envelope meer effect heeft op hard gespeeld noten, stelt
u de parameter op een positieve waarde (+) in. Als u wilt dat de
toonhoogte envelope minder effect heeft op hard gespeeld noten,
stelt u de parameter op een negatieve waarde (-) in.
Waarde:-63 - +63
P-Env T1 V-Sens
(Pitch Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)
Hierdoor kan keyboard dynamiek de Time 1 van de Pitch envelope
beïnvloeden. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt voor sterk
gespeelde noten, zet u deze waarde op een positieve (+) waarde. Als
u het wil vertragen, stelt u een negatieve waarde (-) in.
Waarde:-63 - +63
P-Env Time KF
(Pitch Envelope Time Keyfollow)
Gebruik deze instelling als u wilt dat de toonhoogte envelope time
(Time2-time4) wordt beïnvloed door de keyboard locatie. Gebaseerd
op de toonhoogte envelope time voor de C4 toets, zullen positieve
instellingen ervoor zorgen dat noten hoger dan C4 in toenemende
mate kortere tijden hebben en negatieve instellingen ervoor zorgen,
dat deze noten in toenemende mate langere tijden hebben. Hogere
instellingen zorgen voor grotere veranderingen.
Specificeert de toonhoogte envelope times (tijden) (Time 1 –Time 4).
Hogere instellingen resulteren in een langere tijd tot de volgende
toonhoogte wordt bereikt. (Bijvoorbeeld, Time 2 is de tijd die het de
toonhoogte kost om van niveau 1 naar niveau 2 te veranderen.)
Waarde:0-127
fig.06-032.e
P-Env T4 V-Sens
(Pitch Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)
Gebruik deze parameter als u wilt dat de snelheid, waarmee u een
toets loslaat de Time 4 van de Pitch envelope beïnvloedt. Als u wilt
dat Time 4 versneld wordt voor snel losgelaten noten, zet u deze
waarde op een positieve (+) waarde. Als u het wil vertragen, stelt
een negatieve waarde (-) in.
Waarde:-63 - +63
P-Env Level 0–4 (Pitch Envelope Level 0–4)
Specificeert de toonhoogte envelope niveaus (Level 0- level4). Het
bepaalt hoeveel de toonhoogte verandert van de oorspronkelijke
toonhoogte (de waarde die is ingesteld met Coarse Tune of Fine
Tune op het Pitch scherm) op elk punt. Positieve instellingen (+)
zorgen ervoor dat de toonhoogte hoger wordt dan de standaard
toonhoogte wordt en negatieve (-) instellingen zorgen ervoor, dat de
toonhoogte lager wordt dan de standaard toonhoogte.
Waarde:-63 - +63
57
Een Patch creëren
LPFBPFHPFPKG
parameter waarde
Niveau
Cutoff frequentie
Frequentie
Hoog
Laag
De helderheid van een geluid
aanpassen door middel van een
filter (TVF/TVF Env)
zie
Voor details over deze instellingen, zie “Patch instellingen
maken” (p. 46).
Patch TVF
Filter type
Selecteert het type filter. Een filter snijdt en versterkt een bepaald
frequentie gebied om de helderheid, dikte en andere kwaliteiten van
een geluid te veranderen.
Waarde:
OFF: Er wordt geen filter gebruikt.
LPF: Low Pass Filter. Dit reduceert het volume van alle
frequenties boven de aangegeven frequentie (Cutoff
Freq) om het geluid af te ronden of om het minder
helder te maken. Dit is het meest voorkomende filter bij
keyboards.
BPF: Band Pass Filter. Dit laat alleen de frequenties over in het
aangegeven gebied (Cutoff Freq) en laat de rest weg. Dit
kan nuttig zijn, wanneer u opvallende geluiden creëert.
HPF: High Pass Filter. Dit schakelt de frequenties in het
gebied onder de aangegeven frequentie (Cutoff Freq) uit.
Dit is nuttig om de hogere tonen van percussie geluiden
te benadrukken.
PKG: Peaking Filter. Dit benadrukt de frequenties in het
gebied van de aangegeven frequentie (Cutoff Freq). U
kunt dit gebruiken om wah-wah effecten te produceren
door een LFO toe te passen om de cutoff frequentie
cyclisch te veranderen.
boven de aangegeven frequentie (Cutoff Freq) worden
uitgeschakeld, is de gevoeligheid van dit filter de helft
van de LPF. Dit maakt dit een relatief warmer low pass
filter. Dit filter is goed voor het simuleren van
instrument geluiden, zoals de akoestische piano.
boven de aangegeven frequentie (Cutoff Freq) worden
uitgeschakeld, verandert de gevoeligheid van dit filter
aan de hand van de Cutoff frequentie. Hoewel dit filter
ook goed is voor het simuleren van instrument geluiden,
is de nuance anders dan die van de LPF2, zelfs met
dezelfde TVF envelope instellingen.
Cutoff Frequency ★
Selecteert de frequentie, waarop de filter effect begint te hebben op
de frequentiecomponenten van de waveform.
Waarde:0-127
Met “LPF/LPF2/LPF3” geselecteerd voor de Filter Type parameter,
zorgen lagere cutoff frequentie-instellingen ervoor, dat de hogere
harmoniek van een toon worden verminderd, wat zorgt voor een
meer afgerond, warmer geluid. Hogere instellingen laten het geluid
helderder klinken.
Als “BPF” is geselecteerd, veranderen de harmonische componenten
afhankelijk van de TVF Cutoff Frequency instelling. Dit kan handig
zijn, wanneer u kenmerkende geluiden wilt creëren.
Als “HPF” is geselecteerd zorgen hogere Cutoff Frequency
instellingen ervoor, dat de lagere harmoniek van een geluid wordt
verminderd, wat de meer heldere delen van het geluid versterkt.
Wanneer “PKG” is geselecteerd, hangen de te versterken
harmonieën af van de Cutoff Frequency instelling.
Om de hele Patch te bewerken zonder de relatieve Cutoff
Frequency veranderingen voor elke toon te beïnvloeden,
bewerkt u de Cutoff Offset parameter (p. 49).
Resonance ★
Versterkt het deel van het geluid in het gebied van de cutoff
frequentie, wat het geluid meer karakter geeft. Excessief hoge
instellingen kunnen oscillatie veroorzaken, waardoor ruis ontstaat.
Waarde:0-127
Om de hele Patch te bewerken zonder de relatieve Resonance
veranderingen voor elke toon te beïnvloeden, bewerkt u de
Resonance parameter (p. 50).
fig.06-034.e
58
Als u “LPF2” of “LPF3” instelt, zal de instelling voor de
Resonantie parameter (p. 58) worden genegeerd.
Een Patch creëren
1234567
Cutoff Keyfollow
Gebruik deze parameter als u wilt dat de cutoff frequentie verandert
aan de hand van de ingedrukte toets. Gekoppeld aan de cutoff
frequentie van de C4 toets zullen positieve (+) instellingen ervoor
zorgen, dat de cutoff frequentie stijgt voor noten hoger dan C4 en
negatieve (-) instellingen dat de cutoff frequentie afneemt voor noten
hoger dan C4. Hogere instellingen produceren een grotere
verandering.
Hierdoor beinvloedt de keyboard aanslag de hoeveelheid resonantie.
Indien u wilt dat sterk gespeeld noten een groter resonantie effect
hebben, stelt u deze parameter op positieve waarden (+) in. Indien u
wilt dat sterk gespeeld noten een zwakker resonantie effect hebben,
stelt u deze parameter op negatieve waarden (-) in.
Waarde:-63 - +63
Patch TVF Env (Patch TVF Envelope)
F-Env Depth (TVF Envelope Depth)
Specificeert de diepte van de TVF envelope. Hogere instellingen
zullen ervoor zorgen dat de TVF envelope grotere veranderingen
produceert. Negatieve (-) instellingen keren de vorm van de
envelope om.
Waarde:-63 - +63
F-Env V-Curve (TVF Envelope Velocity Curve)
Selecteert een van de volgende curves die bepalen, hoe de dynamiek
van uw keyboardspel de TVF envelope beïnvloeden. Stel dit op
“FIX” in als u niet wilt dat de TVF Envelope door de keyboard
aanslag beïnvloed wordt.
Waarde:FIX, 1-7
fig.06-036
Cutoff V-Curve
(Cutoff Frequency Velocity Curve)
Selecteert één van de volgende zeven curves, die bepalen hoe
keyboard speeldynamiek (aanslag) de cutoff frequentie beïnvloeden.
Stel dit in op “FIXED” als u niet wilt dat de cutoff frequentie wordt
beïnvloed door de keyboard aanslag.
Waarde:FIXED, 1-7
fig.06-036
1234567
Cutoff V-Sens (Cutoff Velocity Sensitivity)
Gebruik deze parameter, wanneer u de cutoff frequentie verandert
om te worden toegepast als het resultaat van veranderingen in speelaanslag. Als u wilt dat de cutoff frequentie van hard gespeelde noten
toeneemt, stelt u deze parameter positief (+) in. Als u wilt dat de
cutoff frequentie van hard gespeelde noten afneemt, stelt u deze
parameter negatief (-) in.
Waarde:-63 - +63
Om de gehele Patch aan te passen, terwijl de relatieve
veranderingen in de Cutoff Frequentie Velocity Sensitivity
waarden voor elke toon bewaard blijven, stelt u de Velocity
Sens Offset (p. 50) in. Deze instelling wordt echter gedeeld door
de Level V-Sens parameter (p. 60).
F-Env V-Sens (TVF Envelope Velocity Sensitivity)
Bepaalt hoe de dynamiek van uw keyboardspel de diepte van de
TVF envelope zal beïnvloeden. Positieve (+) instellingen zorgen
ervoor dat de TVF envelope een groter effect heeft op sterk
gespeelde noten, en negatieve (-) instellingen verminderen dit effect.
Waarde:-63 - +63
F-Env T1 V-Sens (
TVF Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)
Hiermee kunt u uw keyboard dynamiek invloed laten hebben op
Time 1 van de TVF envelope. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt
voor sterk afgespeeld noten, stelt u deze parameter op een positieve
waarde (+) in. Als u wilt dat het langzamer gaat, zet u dit op een
negatieve (-) waarde.
Waarde:-63- +63
F-Env T4 V-Sens
(TVF Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)
Deze parameter gebruikt u, wanneer u de snelheid waarmee u de
toetsen loslaat de Time 4 waarde van de TVF envelope wilt laten
bepalen. Als u wilt dat Time 4 versneld wordt voor noten, die u snel
loslaat, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u
wilt dat het langzamer gaat zet u dit op een negatieve (-) waarde.
Waarde:-63- +63
59
Een Patch creëren
1234567
F-Env Time KF (TVF Envelope Time Keyfollow)
Gebruik deze instelling als u wilt dat de TVA envelope tijden (Time
2-Time 4) beïnvloed worden door de keyboard locaties. Deze instelling is gebaseerd op de C4 toets (middelste C), en zorgt ervoor dat
positieve (+) waardes als gevolg hebben dat noten die hoger dan C4
zijn toenemend kortere tijden hebben, en negatieve (-) instellingen
zorgen ervoor, dat deze tijden langer worden. Grotere instellingen
zorger voor grotere veranderingen.
Zie voor meer details over deze instellingen “Patch
instellingen maken” (p. 46).
Patch TVA
Tone Level ★
Stelt het volume van de toon in. Deze instelling is hoofdzakelijk handig voor de volumebalans tussen de verschillende tonen in te stellen.
Waarde:0-127
Level V-Curve (TVA Level Velocity Curve)
U kunt uit zeven curves kiezen die bepalen hoe de sterkte, waarmee
u het keyboard bespeelt, invloed heeft op het volume. Als u niet wilt
dat de sterkte, waarmee u het keyboard bespeelt, invloedt heeft op
het volume van de tonen, stelt u dit op “FIXED” in.
Waarde:FIXED, 1-7
fig.06-036
F-Env Time 1-4 (TVF Envelope Time 1-4) ★
Specificeer de TVF envelope tijden (Time 1-Time 4). Hogere
instellingen zorgen ervoor dat het langer duurt voordat het volgende
cutoff frequentie niveau is bereikt. (Bijvoorbeeld: Time 2 bepaalt hoe
lang het duurt voordat Level 1 naar Level 2 verandert.)
Waarde:0–127
fig.06-037.e
T1T2T3T4
Cutoff
Frequentie
L0
L1
Note on
T: Tijd L: Niveau
L3
L2L4
Note off
Tijd
F-Env Level 0-4 (TVF Envelope 0-4)
Bepaalt de TVF envelope levels (Level 0-Level 4). Deze instellingen
bepalen hoe de cutoff frequentie op elk punt verandert, relatief aan
de standaard cutoff frequentie (de waarde van de cutoff frequentie
die in het TVF scherm ingesteld is).
Waarde:0-127
Level V-Sens (TVA Level Velocity Sensitivity)
Stel dit in, als u wilt dat het volume van de tonen verandert met de
sterkte, waarop u de toetsen indrukt. Stel deze instelling op een positieve (+) waarde in als u wilt dat de tonen steeds harder klinken naar
mate u harder speelt; om de tonen dat zachter te laten klinken stelt u
de waarde negatief (-) in.
Waarde:-63- +63
Als u instellingen voor de hele Patch wilt maken, terwijl u de
relatieve waardes van TVA Level Velocity Sensitivity wilt
behouden, dient u de Velocity Sens OffSet parameter (p. 50) in
te stellen. Deze instelling is echter gedeeld met de Cutoff V-Sens
parameter (p. 59).
60
Bias
Bias zorgt ervoor, dat het volume wordt beïnvloed door de
positie van het keyboard.
Dit is handig voor het veranderen van het volume met de
keyboard positie (toonhoogte), wanneer u akoestische
instrumenten bespeelt.
fig.06-039.e
LOWER
Niveau
+
0
–
C-1G9
Bias positie
UPPER
Niveau
Toets
C-1G9
Bias positie
+
0
–
Toets
Een Patch creëren
Pan Keyfollow
Gebruik deze parameter als u wilt dat de positie van de toets de Panning beïnvloedt.
Positieve (+) instellingen zorgen ervoor dat noten, die hoger zijn dan
de C4 toets (middelste C), toenemend verder naar rechts klinken, en
negatieve (-) instellingen zorgen ervoor dat noten hoger dan de C4
toets (middelste C) toenemend verder naar links klinken. Grotere
instellingen zorgen voor grotere veranderingen.
Waarde:-100-+100
fig.06-040.e
Pan
R
+100
+50
LO&UP
Niveau
+
0
–
C-1G9
Bias positie
+
0
–
ALL
Niveau
Toets
–
0
+
C-1G9
Bias positie
+
0
–
Toets
Bias Level
Bepaalt de hoek van de volume verandering, die zal optreden in de
geselecteerde Bias Direction. Hogere instellingen zorgen voor grotere veranderingen.
Negatieve (-) waardes zorgen ervoor dat de richting van de verandering omgekeerd is.
Bepaalt de toets, waaraan het volume relatief wordt aangepast.
Waarde:C-1-G9
Bias Direction
Selecteert de richting waarin de verandering plaats zal vinden,
beginnend op de Bias Position.
Waarde
LOWER:Het volume zal veranderd worden voor het
keyboard gedeelte onder het Bias Point.
UPPER: Het volume zal veranderd worden voor het
keyboard gedeelte boven het Bias Point.
LO&UP: Het volume zal symmetrisch veranderd worden
naar de linker- en rechterkant van het Bias Point.
ALL: Het volume verandert lineair met het bias point in
het midden.
Tone Pan ★
Stelt de Pan van de toon in. “L64” is uiterst links, “0” is midden, en
“63R” is uiterst rechts.
Waarde:L64-0-63R
o
L
C4C3C2C1C5C6C7
0
-50
-100
Toets
Random Pan Depth
Gebruik deze parameter, wanneer u wilt dat de stereo locatie elke
keer willekeurig verandert als u een toets indrukt. Hogere instellingen zorgen voor meer verandering.
Waarde:0-63
Alternate Pan Depth
Deze instelling zorgt ervoor dat de Panning wisselt tussen links en
rechts, elke keer dat een toets wordt ingedrukt. Hogere instellingen
zorgen voor grotere veranderingen. “L” of “R” instellingen zullen de
volgorde omdraaien waarin de Pan tussen links en rechts wisselt.
Als bijvoorbeeld twee tonen op “L” en “R” respectievelijk zijn ingesteld, zal de Panning van de twee tonen elke keer dat ze bespeeld
worden wisselen.
Waarde:L64-0-63R
Wanneer een waarde van Type “2”-”10” is gekozen voor de
Structure parameter van de Pan KF, Rnd Pan Depth, Altter Pan
Depth parameter instellingen, zal de output van tonen 1 en 2
samengevoegd worden in toon 2, en de output van tonen 3 en 4
in toon 4. Hierdoor zal toon 1 dezelfde instellingen als toon 2
hebben, en toon 3 dezelfde als toon 4 (p. 51).
Patch TVA Env
A-Env T1 V-Sens
(TVA Envelope Time 1 Velocity Sensitivity)
Hiermee kunt u de keyboard dynamiek invloed laten hebben op
Time 1 van de TVA envelope. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt
voor sterker gespeelde tonen, stelt u deze parameter op een positieve
(+) waarde in. Als u wilt dat Time 1 langzamer gaat stelt u dit in op
een negatieve (-) waarde.
Waarde:-63~+63
61
Een Patch creëren
A-EnvT4 V-Sens
(TVA Envelope Time 4 Velocity Sensitivity)
De parameter die u gebruikt als u wilt dat de snelheid, waarmee u
toetsen loslaat, invloed heeft op Time 4 van de TVA Envelope. Als u
dat Time 4 versneld wordt voor snel losgelaten tonen, stelt u deze
parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat het langzamer gaat, stelt u de waarde op een negatieve (-) waarde in.
Waarde:-63~+63
A-Env Time KF
(TVA Envelope Time Keyfollow)
Gebruik deze instelling als u wilt dat de TVA envelope times (Time
2-Time 4) beïnvloed worden door de keyboard locatie. Deze instelling is gebaseerd op de TVA envelope times voor de C4 toets (middelste C) en zorgt ervoor dat noten die hoger dan C4 zijn toenemend
kortere tijden hebben (bij positeve (+) waardes), en noten die lager
dan C4 zijn toenemend langere tijden hebben. Hogere instellingen
zorgen voor grotere veranderingen.
Stelt de TVA envelope times in (Time 1- Time 4). Hogere instellingen
zorgen ervoor, dat het langer duurt totdat het volgende volumeniveau bereikt wordt. (Bijvoorbeeld: Time 2 bepaalt hoe lang het
duurt voordat Level 1 naar Level 2 verandert.)
Waarde:0-127
A-Env Level 1-3 (TVA Envelope Level 1-3)
Stelt de TVA envelope levels (Level 1-Level 3) in. Deze instellingen
bepalen hoe het volume bij elk punt verandert, relatief aan het standaardvolume (de Tone Level waarde die in het TVA scherm bepaald
wordt).
Waarde:0-127
fig.06-041.e
+30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
-100
-50
0
+50
+100
C4C3C2C1C5C6C7
T1 T2T3T4
Toets
Output instellingen
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Patch
instellingen maken” (p. 46).
Patch Output
Patch Out Assign
Bepaalt de output van het directe geluid van elk Patch.
Waarde:
MFX:Output in stereo door multi-effects. U kunt ook
chorus of reverb op het geluid dat door de multieffects gaat toepassen.
A, B:Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of de OUT-
PUT B jack in stereo, zonder multi-effects.
1-4:Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder multi-effects.
TONE:Output volgens de instellingen voor elke toon.
* Als u instellingen gemaakt heeft, zodat geluiden apart naar de
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack gaan, maar er geen
plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken, worden de geluiden van
de INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 jacks gemixt en gaat de
output via de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter (p. 158) op “MIX” ingesteld is, gaat
alle output in stereo naar de OUTPUT A (MIX) jacks.
Tone Out Assign
Bepaalt de output van het directe geluid van elke toon.
Waarde:
MFX:Output in stereo door multi-effects. U kunt ook cho-
rus of reverb op het geluid dat door de multi-effects
gaat toepassen.
A, B:Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of de OUT-
PUT B jack in stereo, zonder multi-effects.
1-4:Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder multi-effects.
* Als de Patch Output Assign instelling op iets anders dan op “TONE”
is ingesteld, worden deze instellingen genegeerd.
* Als de Structure Type parameter op Type”2”-”10,” zullen de outputs
van tonen 1 en 2 in toon 2 gecombineerd worden, en de outputs van
tonen 3 en 4 in toon 4. Hierdoor volgt toon 1 de instellingen van toon
2, en volgt toon 3 de instellingen van toon 4 (p. 51).
Niveau
62
L2
L1
Note on
T: Tijd L: Niveau
L3
Note off
Tijd
* Als u instellingen gemaakt heeft, zodat geluiden apart naar de
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack gaan, maar er geen
plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken, worden de geluiden van
de INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 jacks gemixt en gaat de
output via de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter (p. 158) op “MIX” ingesteld is, gaat
alle output in stereo naar de OUTPUT A (MIX) jacks.
* Als u Tone Out Assign op “MFX” heeft ingesteld, dient u met de
MFX Output Assign parameter (p. 135) in te stellen wat de output
bestemming is van het geluid dat door de multi-effects is gegaan.
* De output van geluiden naar chorus en reverb is altijd in mono.
* De outputbestemming van het signaal nadat het door de chorus
heengaat stelt u in met Chorus Output Select (p. 136) en Chorus
Output Assign (p. 136).
* De outputbestemming van het signaal, nadat het door de reverb is
gegaan, stelt u in met Reverb Output Assign (p. 137).
Tone Out Level
Stelt het niveau van het signaal in dat naar de outputbestemming
wordt gestuurd, die in Tone Output Assign bepaald is.
Waarde:0-127
Tone Chorus Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de chorus
wordt gestuurd als de toon door de MFX gestuurd wordt.
Waarde:0-127
Tone Reverb Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de reverb
wordt gestuurd als de toon door de MFX gestuurd wordt.
Waarde:0-127
Tone Chorus Send (Send Level (Output=non
MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de chorus
wordt gestuurd als de toon niet door de MFX gestuurd wordt.
Waarde:0-127
Tone Reverb Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de reverb
wordt gestuurd als de toon niet door de MFX gestuurd wordt.
Waarde:0-127
Een Patch creëren
Geluiden moduleren
(LFO1/2/Step LFO)
zie
Zie voor meer details over deze instellingen “Patch
instellingen maken” (p. 46).
Een LFO (Lage Frequentie Oscillator) zorgt voor verandering in
een cyclus van een geluid. Elke toon heeft twee LFO's, (LFO1/
LFO2), en deze kunnen gebruikt worden om de toonhoogte,
cutoff frequentie en volume cyclisch te veranderen om zo
modulatie-effecten te creëren, zoals vibrato, wah en tremolo.
Beide LFO's hebben dezelfde parameters dus is er maar één
uitleg nodig.
Patch LFO 1/2
Selecteert de waveform van de LFO.
Waarde
SIN:Sinusgolf
TRI:Driehoeksgolf
SAW-U:Zaagtandgolf
SAW-D:Zaagtandgolf (negatieve polariteit)
SQR:Vierkante golf
RND:Willekeurige golf
BND-U:Zodra de LFO's aanval op de waveform output op een
standaardmanier is uitgevoerd, gaat deze zonder
veranderingen verder.
BND-D:Zodra het wegsterven van de LFO op de waveform
output op een standaardmanier is uitgevoerd, gaat deze
zonder veranderingen verder.
TRP:Trapeziumgolf
S&H:Sample & Hold golf (eens per cyclus, LFO waarde is
veranderd)
CHAOS:Chaosgolf
VSINGemodificeerde sinusgolf. De amplitude van de
sinusgolf wordt elke cyclus willekeurig veranderd.
STEP:Een waveform, die gegenereerd wordt door de data
gespecificeerd in LFO Step 1-16. Dit zorgt voor een vast
patroon met stapsgewijze veranderingen, zoals die van
een stappenmodulator.
Als u dit op “BND-U” of “BND-D” instelt, dient u de Key
Trigger parameter op “ON” te zetten. Er is geen effect als deze
uitgeschakeld is.
63
Een Patch creëren
LFO Rate (LFO1/LFO2 Rate) ★
Stelt de rate, ofwel snelheid, van de modulatie van de LFO in.
Waarde:0-127, Note
LFO Rate stelt de beat lengte in voor het tempo dat gesynchroniseerd
is met het tempo van een externe MIDI sequencer.
(Voorbeeld)
Voor een tempo van 120 (120 kwart noten per minuut (60 seconden))
InstellingLFO Rate
(halve noot)
(kwart noot)
(achtste noot)
Deze instelling wordt genegeerd als de Waveform parameter op
“CHAOS” ingesteld is.
1 seconde (60 / 60 = 1 (seconde))
0.5 seconde (60 / 120 = 0.5 (seconde))
0.25 seconde (60 / 240 = 0.25 (seconde))
Rate Detune (LFO1/LFO2 Rate Detune)
LFO Rate Detune maakt subtiele veranderingen in de snelheid van
de LFO cyclus (Rate parameter) elke keer dat u een toets indrukt.
Hogere instellingen zorgen voor grotere veranderingen. Deze parameter kan niet gebruikt worden als Rate op “note” ingesteld staat.
Waarde:0-127
Offset (LFO1/LFO2 Offset)
Verhoogt of verlaagt de LFO waveform relatief aan de centrale
waarde (toonhoogte of cutoff frequentie). Positieve (+) instellingen
verplaatsen de waveform, zodat modulatie optreedt bij waardes
hoger dan de centrale waarde. Negatieve (-) instellingen verplaatsen
de waveform, zodat modulatie optreedt bij waardes lager dan de
centrale waarde.
Waarde:-100, -50, 0, +50, +100
Delay Time (LFO1/LFO2 Delay Time)
Delay Time (LFO Delay Time) bepaalt hoe lang het duurt, voordat
het effect van de LFO toegepast wordt, nadat de toets is ingedrukt
(of losgelaten).
Waarde:0.127
zie
Na het raadplegen van “Hoe de LFO toe te passen” (p. 65)
kunt u de instelling veranderen, totdat het gewenste effect is
bereikt.
Wanneer u viool-, wind- of andere instrumentgeluiden in een
Performance gebruikt, kan het effectief zijn om vibrato pas toe
te passen nadat de noot iets is uitgerekt, in plaats van dit direct
na de noot te doen. Als u de Delay Time parameter in conjunctie
met de Pitch Depth en Rate parameters instelt, zal de vibrato
automatisch toegepast worden volgens een bepaald interval na
het indrukken van de toets. Dit effect heet Delay Vibrato.
Delay Time KF
(LFO1/LFO2 Delay Time Keyfollow)
Bepaalt de waarde voor de Delay Time parameter, die afhangt van
de toetspositie, relatief aan de C4 toets (middelste C). Om de tijd te
verkorten, voordat het LFO effect toegepast wordt (het effect loopt
door) bij elke toets die in de hogere registers ingedrukt wordt, kiest u
een positieve waarde. Om de tijd te verlengen kiest u een negatieve
waarde. Grotere instellingen zorgen voor grotere veranderingen. Als
u niet wilt dat de tijd, voordat het effect van de LFO wordt toegepast
per ingedrukte toets verandert, stelt u deze waarde in op “0”.
Na het raadplegen van “Hoe de LFO toe te passen” (p. 65)
kunt u de instelling veranderen, totdat het gewenste effect is
bereikt.
Fade Time (LFO1/LFO2 Fade Time)
Bepaalt hoe lang het duurt voordat de LFO amplitude haar maximum (minimum) bereikt.
Waarde:0-127
zie
Na het raadplegen van “Hoe de LFO toe te passen” (p. 65)
kunt u de instelling veranderen totdat het gewenste effect is
bereikt.
Key Trigger (LFO1/LFO2 Key Trigger)
Dit bepaalt of de LFO cyclus wel (ON) of niet (OFF) synchroon met
het indrukken van de toets zal beginnen.
Waarde:OFF, ON
Pitch Depth (LFO1/LFO2 Pitch Depth) ★
Bepaalt het effect van de LFO op de toonhoogte.
Waarde:-63~+63
64
Een Patch creëren
TVF Depth (LFO1/LFO2 TVF Depth) ★
Bepaalt het effect van de LFO op de cutoff frequentie.
Waarde: -63– +63
TVA Depth (LFO1/LFO2 TVA Depth) ★
Bepaalt het effect van de LFO op het volume.
Waarde: -63– +63
Pan Depth (LFO1/LFO2 Pan Depth) ★
Bepaalt het effect van de LFO op de Pan parameter.
Waarde: -63– +63
Positieve (+) en negatieve (-) instellingen voor de Depth parameter zorgen voor verschillende soorten verandering van pitch
en volume. Zo kunt u bijvoorbeeld de Depth parameter voor
een bepaalde toon op een positieve (+) waarde instellen, en voor
een andere toon een waarde kiezen die numeriek hetzelfde,
maar negatief is. Dit zal tot gevolg hebben dat de modulatie
voor deze tonen precies tegenovergesteld is. Hiermee kunt u
tussen twee tonen heen en weer schakelen, of gecombineerd
met de Pan instelling de locatie van het geluid cyclisch te laten
veranderen.
Wanneer de Structure parameter op een waarde tussen “2” en
“10” is ingesteld, wordt de output van tonen 1 en 2 gecombineerd in toon 2, en de output van tonen 3 en 4 in toon 4. Dit is
van toepassing op de Pan Depth parameter instellingen. Hierdoor volgt toon 1 de instellingen van toon 2, toon 3 van toon 4
(p. 51).
Patch Step LFO
Step Type (LFO Step Type)
Wanneer er een LFO waveform gegenereerd wordt met de data in
LFO Step1-16, kunt u hier instellen of het niveau abrupt verandert of
dat de stappen lineair met elkaar verbonden worden.
Waarde:TYPE1 (verandering als een traptrede), TYPE2
(lineaire verandering)
Step 1-16 (LFO Step 1-16)
Bepaalt de data voor de Step LFO. Als de LFO Pitch Depth op +63
ingesteld staat, correspondeert elke +1 eenheid van de stap data met
een toonhoogte van +50 cent.
Waarde:-36– +36
Hoe de LFO toe te passen
● De LFO geleidelijk toe te passen nadat de
toets is ingedrukt
fig.06-043.e
Pan
Delay
tijd
Note on
Fade tijd
Diepte
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Level
lager (minder)
Fade Mode: ON <
Delay Time: De tijd tussen het bespelen van het keyboard en
het toepassen van de LFO.
Fade Time: Hoe lang het duurt voordat de LFO amplitude
haar maximum bereikt nadat de Delay Time
afgelopen is.
● De LFO direct toepassen wanneer de toets
ingedrukt wordt, en daarna geleidelijk
laten wegsterven
fig.06-044.e
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Level
Pan
lager (minder)
Note on
Delay tijd
Fade tijd
Diepte
Fade Mode: ON >
Delay Time: De tijd tussen het bespelen van het keyboard en
het toepassen van de LFO.
Fade Time: Hoe lang het duurt voordat de LFO amplitude
haar maximum bereikt nadat de Delay Time
afgelopen is.
● De LFO geleidelijk toe te passen nadat de
toets is losgelaten
fig.06-045.e
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Level
Pan
lager (minder)
Note
Delay
tijd
Fade tijd
Diepte
Note
off
on
Fade Mode: OFF <
Delay Time: De tijd tussen het bespelen van het keyboard en
het toepassen van de LFO.
Fade Time: Hoe lang het duurt, voordat de LFO amplitude
haar maximum bereikt nadat de Delay Time
afgelopen is.
●
De LFO toepassen vanaf het punt, waarop u
de toets indrukt, totdat u hem loslaat, en na
het loslaten geleidelijk laten wegsterven
fig.06-046.e
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Level
Pan
lager (minder)
Note on
Fade Mode: OFF >
Delay Time: De tijd tussen het bespelen van het keyboard en
het toepassen van de LFO.
Fade Time: Hoe lang het duurt voordat de LFO amplitude
haar maximum bereikt, nadat de Delay Time
afgelopen is.
Note off
Delay
tijd
Fade tijd
Diepte
65
Een Patch creëren
Controller-gerelateerde
instellingen (CTRL)
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Patch
instellingen maken” (p. 46)
Patch Ctrl
Tone Env Mode (Tone Envelope Mode)
Wanneer een loop waveform (p. 48) geselecteerd is zal het geluid
normaliter doorgaan, totdat de toets losgelaten wordt. Als u wilt dat
het geluid toch op een natuurlijke manier wegsterft terwijl de toets
ingedrukt blijft, stelt u dit in op “NO SUS”.
Waarde:NO SUS, SUST
Tone Redamper Sw (Tone Redamper Switch)
U kunt per individuele toon bepalen of het geluid vastgehouden
wordt als een Hold-1 opdracht ontvangen wordt nadat een toets
wordt losgelaten, maar nog voordat het tot stilte is weggestorven.
Als u het geluid wilt laten blijven klinken, kiest u “ON”. Zet wanneer u deze functie gebruikt ook de Rx Hold-1 parameter op “ON”.
Deze functie is ook effectief voor pianogeluiden.
Waarde:OFF, ON
Matrix Control instellingen
(Matrix Ctrl1–4)
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Patch
instellingen maken” (p. 46)
Als een Wave is geselecteerd van een one-shot type (p. 48), zal
het geluid niet doorgaan, zelfs niet als deze parameter op SUST
is ingesteld.
Tone Rx Bender (Tone Receive Pitch Bend
Switch)
Bepaal voor elke toon of MIDI Pitch Bend-berichten wel (ON) of niet
(OFF) ontvangen worden.
Waarde:OFF, ON
Tone Rx Expression (Tone Receive Expression
Switch)
Bepaal voor elke toon of MIDI Expression-berichten wel (ON) of niet
(OFF) ontvangen worden.
Waarde:OFF, ON
Tone Rx Hold-1 (Tone Receive Hold Switch)
Bepaal voor elke toon of MIDI Hold-1-berichten wel (ON) of niet
(OFF) ontvangen worden.
Waarde:OFF, ON
Deze instelling heeft geen effect als “NO SUS” in gekozen voor
de Env Mode parameter.
Tone Rx Pan Mode (Tone Receive Pan Mode)
Bepaalt voor elke toon, hoe Pan opdrachten ontvangen worden.
Waarde:
CONT:Wanneer Pan opdrachten ontvangen worden, wordt de
stereo positie van de toon veranderd.
K-ON:De Pan van de toon wordt alleen veranderd, wanneer de
volgende noot bespeeld wordt. Als een Pan opdracht
wordt ontvangen terwijl een noot klinkt, zal de Panning
niet veranderen totdat de volgende toets ingedrukt
wordt.
Matrix Control
Normaliter, als u toonparameters met een extern MIDI-apparaat
wilt veranderen, hoort u Systeem exclusieve opdrachten –
opdrachten die speciaal voor de Fantom XR ontworpen zijn.
Systeem exclusieve opdrachten zijn echter vrij ingewikkeld, en
de hoeveelheid data die moet worden verstuurd kan groot worden.
Hierom is een aantal van de typischere toonparameters van de
Fantom XR zo ontworpen dat deze ook het gebruik van Control
Change (of andere) MIDI-opdrachten accepteren om waardes te
veranderen. Hierdoor heeft u verschillende manieren om veranderingen te maken in de manier, waarop Patches afgespeeld
worden. U kunt bijvoorbeeld een Pitch Bend hendel gebruiken
om de snelheid van de LFO-cyclus te veranderen of het keyboard gebruiken om een filter te openen of sluiten.
Deze functie, die u toestaat om MIDI-opdrachten te versturen
om in realtime veranderingen aan de toonparameters te maken,
wordt de Matrix Control genoemd. U kunt maximaal vier
Matrix Controls in een Patch gebruiken.
Om de Matrix Control te gebruiken, dient u te specificeren
welke MIDI-opdrachten (Source parameter) gebruikt zullen
worden om te bepalen welke parameter (Destination
parameter) veranderd wordt, het effect van deze verandering,
(Sns parameter), en de toon waarop het effect toegepast wordt
(Tone parameter).
De kanalen kunnen niet zo ingesteld worden dat ze geen Pan
opdrachten ontvangen.
66
Een Patch creëren
Patch Mtrx Control 1–4 Source
(Patch Matrix Control 1–4)
Control 1–4 Source
(Matrix Control Source 1–4)
Bepaalt de MIDI-opdracht die gebruikt wordt om de toonparameters
met de Matrix Control te veranderen.
Waarde
OFF:Matrix Control wordt niet gebruikt
CC01-31, 33-95:Controller nummers 1-31, 33-95
zie
Zie voor meer informatie over Control Change-opdrachten
“MIDI Implementatie” (p. 245).
PITCH BEND:Pitch Bend
AFTERTOUCH:Aftertouch
SYS CTRL1-SYS CTRL4: MIDI-opdrachten, die als normale
Velocity en Keyfollow corresponderen met Note-opdrachten.
• Er zijn parameters die u laten bepalen of specifieke MIDIopdrachten worden ontvangen voor elk kanaal in een
Performance (p. 92). Wanneer een Patch met Matrix Control
instellingen aan een Part is toegewezen, dient u te bevestigen of
de MIDI-opdrachten, die voor Matrix Control gebruikt worden
ontvangen zullen worden. Als de Fantom XR zo ingesteld is, dat
het ontvangen van MIDI-opdrachten uitgeschakeld is, zal
Matrix Control niet functioneren.
CTRL Destination 1–4 (Matrix Control
Destination 1–4)
Matrix Control Destination selecteert de toonparameter die u wilt
besturen met de Matrix Control. De volgende parameters kunnen
bestuurd worden. Wanneer u parameters niet met de Matrix Control
wilt besturen, zet u de instelling op “OFF”. U kunt maximaal vier
parameters voor elke Matrix Control selecteren; deze kunnen
tegelijkertijd bestuurd worden.
In deze handleiding zijn parameters die met de Matrix Control
bestuurd kunnen worden gemarkeerd met een
●Het filter openen en sluiten
CUTOFF:Verandert de cutoff frequentie.
RESONANCE:Versterkt de boventonen in het gebied van
de cutoff frequentie, wat het geluid meer
karakter geeft.
●
Het volume, de Pan en de pitch veranderen
LEVEL:Verandert het volumeniveau.
PAN:Verandert de Pan.
PITCH:Verandert de toonhoogte.
★.
Hoewel er geen MIDI-opdrachten voor LFO 1 zijn, die door
TVA Envelope gestuurd worden, kunnen deze gebruikt worden
als Matrix Control. In deze situatie kunt u de toon-instellingen
realtime veranderen door Patches af te spelen.
• Als u algemene controllers voor de gehele Fantom-XR wilt
gebruiken, selecteert u “SYS CTRL1”-”SYS CTRl4”. MIDIopdrachten die als System Control 1-4 gebruikt worden stelt u
met de System Ctrl1-4 Source parameters (p. 159).
Er zijn parameters die bepalen of Pitch Bend, Controller
Nummer 11 (Expression) en Controller Nummer 64 (Hold 1)
ontvangen worden (p. 66). Wanneer deze instellingen op “ON”
staan, en de MIDI-opdrachten ontvangen worden, zullen de
Pitch Bend, Expression en Hold 1 instellingen meeveranderen
als er veranderingen gemaakt worden. Als u alleen de
geselecteerde parameters wilt veranderen zet u deze instelling
op “OFF”.
●
Veranderen hoe effecten toegepast
worden
OUTPUT LEVEL: Verandert het volume van de output
niveaus.
CHORUS SEND: Verandert de hoeveelheid chorus.
REVERB SEND: Verandert de hoeveelheid reverb.
●
LFO toepassen om geluiden te moduleren
LFO1/LFO PITCH DEPTH:Verandert de diepte van de
vibrato.
LFO1/LFO2 TVF DEPTH:Verandert de diepte van de wah.
LFO1/LFO2 TVA DEPTH:Verandert de diepte van de
tremolo.
LFO1/LFO2 PAN DEPTH:Verandert het effect dat de LFO
heeft op de Pan.
LFO1/LFO2 RATE:Verandert de rate van de LFO's
cyclus. Verandert de snelheid
van de LFO's cyclus. De snelheid
zal niet veranderen als LFO Rate
op “note” ingesteld staat.
67
Een Patch creëren
●De pitch envelope veranderen
PIT ENV A-Time: Verandert de Env Time 1 parameter van de
toonhoogte envelope.
PIT ENV D-Time: Verandert de Env Time 2 en Env Time 3
parameters van de toonhoogte envelope.
PIT ENV R-Time: Verandert de Env Time 4 parameter van de
toonhoogte envelope.
●
De TVF envelope veranderen
TVF ENV A-Time: Verandert de Env Time 1 parameter van de
TVF envelope.
TVF ENV D-Time: Verandert de Env Time 2 en Env Time 3
parameters van de TVF envelope.
TVF ENV R-Time: Verandert de Env Time 4 parameter van de
TVF envelope.
●
Tonen die afgespeeld worden splitsen
TMT
Als de Matrix Control gebruikt wordt om tonen te splitsen,
dient u de TMT Vel Control paramter op “OFF” te zetten, en de
TMT Control Switch paramter op “ON” (p. 53, p. 54).
• Als de Matrix Control gebruikt wordt om tonen te splitsen,
raden we u aan om de Matrix Control Sens op “+63” te zetten.
Het selecteren van een lagere waarde kan voorkomen dat de
toon wisselt. Als u het effect wilt omkeren, zet u de waarde op
“-63”.
• Als u de matrix control wilt gebruiken om soepel tussen tonen
te wisselen, dient u de Velo Fade Lower en Velo Fade Upper
parameters in te stellen (p. 54). Des te hoger deze waarden zijn,
des te soepeler is de overgang tussen tonen.
●
Het veranderen van de diepte van de
frequentiemodulatie voor FXM
FXM DEPTH
De hoeveelheid realtime stretch/shrink
●
regelen
TIME
Deze instelling heeft geen effect als Realtime Time Stretch
(p. 55) niet geselecteerd is. Als matrix control sensitivity op “+”
is ingesteld wordt de stretch/shrink tijd korter, en op “-” wordt
deze langer.
●
Specifieke multi-effects parameters
veranderen
MFX CTRL1-4:Verandert de parameter, die door de MFX
Control 1-4 parameter gespecificeerd is.
Als u de benodigde instellingen voor het gebruik van de multieffects niet heeft gemaakt, zal het multi-effect niet toegepast
worden, zelfs niet als u het als Matrix Control-bestemming
aangeeft.
●
Als u Matrix Control niet gebruikt
OFF:Matrix Control zal niet gebruikt worden.
CTRL Sens 1–4 (Matrix Control Sens 1–4)
Stelt de grootte in van het door de Matrix Control toegepaste effect.
Als u de geselecteerde parameter in een positieve (+) richting wilt
wijzigen, bijvoorbeeld een hogere waarde, naar rechts, sneller, etc. vanuit zijn huidige waarde, kiest u een positieve (+) waarde. Als u
de geselecteerde parameter in een negatieve (-) richting wilt wijzigen, bijvoorbeeld een lagere waarde, naar links, langzamer, etc. vanuit zijn huidige waarde, kiest u een negatieve (-) waarde. Voor
positieve en negatieve waardes geldt allebei dat grotere absolute
waardes zorgen voor grotere veranderingen in het geluid. Zet deze
instelling op “0” als u dit effect niet wilt toepassen.
Waarde:-63~+63
CTRL Tone 1-4 (Tone Control Switch 1-4)
Matrix Control Tone selecteert de toon, waarop het wordt toegepast,
wanneer u de Matrix Control gebruikt.
Waarde
OFF:Het effect wordt niet toegepast.
ON:Het effect wordt toegepast.
REVS:Het effect wordt achterstevoren toegepast.
68
Patch instellingen
initialiseren (Init)
“Initialiseren” betekent het terugzetten van de instellingen van het
huidig geselecteerde geluid naar standaardwaardes.
Een Patch creëren
5. Druk op [CURSOR] om de cursor te bewegen, kies de
“Source” (kopieerbron) groep en nummer, en Patch toon.
fig.06-062
De Initialize bewerking heeft alleen invloed op het huidig
geselecteerde geluid. De geluiden die in het gebruikersgeheugen opgeslagen zijn, worden niet beïnvloed. Als u alle
instellingen van de Fantom XR weer op hun fabriekswaardes
wilt instellen, voert u een Factory Reset uit (p. 162).
1. Druk in het Patch Edit Menu scherm op [MENU].
Het Patch Utility scherm verschijnt.
2. Gebruik of om “Initialize” te kiezen.
fig.06-060
3. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
4. Druk op [ENTER].
De initialisatie wordt uitgevoerd, en u keert terug naar het
vorige scherm.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
Patch (Tone) instellingen
kopiëren (Copy)
Deze bewerking kopieert de instellingen van een Patch naar de geselecteerde Patch. U kunt deze functie gebruiken om het editing-proces
sneller en gemakkelijker te maken.
1. Selecteer in het Patch Play scherm de Patch, die u als
kopieerbestemming wilt (p. 40).
2. Druk in het Patch Edit Menu scherm op [MENU].
Het Patch Utility scherm verschijnt.
3. Gebruik of om “Tone Copy” te selecteren.
U kunt hier op de OUTPUT knop drukken om de kopieerbron
te verifïeren (dit heet de Compare functie).
* De Patch, die met de Compare functie afgespeeld wordt, kan iets
anders klinken dan wanneer deze normaal afgespeeld wordt.
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om
instellingen te maken.
7. Druk op [CURSOR] om de cursor te bewegen, selecteer de
“Destination” (kopieerbestemming), het Patch toon
nummer.
8. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om
instellingen te maken.
9. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
10. Druk op [ENTER].
U keert naar het Patch Edit Menu scherm terug.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
Patches opslaan, die u
gemaakt heeft (Write)
Veranderingen die u aan geluidsinstellingen maakt zijn tijdelijk, en
raken verloren als u het product uitschakelt of een ander geluid
selecteert. Als u het bewerkte geluid wilt bewaren, dient u het op te
slaan in de interne USER groep (gebruikersgeheugen) of op een
geheugenkaart.
Als u de instellingen van een Patch bewerkt, wordt er een “E”
weergegeven in de rechterbovenhoek van het Patch Play scherm.
Deze “E” indicatie verdwijnt wanneer u de Patch opslaat in het
interne geheugen, of op een geheugenkaart.
Wanneer u de save procedure uitvoert, zal de data die voorheen
op de save-bestemming stond verloren gaan.
4. Druk op [ENTER].
Het Patch Tone Copy scherm verschijnt.
fig.06-061
1. Controleer dat de Patch die u wilt opslaan geselecteerd is.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht en druk dan op .
Het Patch Name scherm verschijnt.
fig.06-063
3. Wijs een naam aan de Patch toe.
zie
Zie voor meer informatie over het toewijzen van namen “Een
naam toewijzen” (p. 39).
69
Een Patch creëren
4. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam drukt u
op [ENTER].
Een scherm verschijnt, waarin u de write bestemming kunt
kiezen.
fig.06-064
5. Druk op of om de write bestemming te kiezen.
De write bestemming kan het interne geheugen van de Fantom
XR zijn (User) of een geheugenkaart (Card).
*U kunt ook [GROUP] gebruiken als de write bestemming.
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om
het Patch nummer te selecteren.
U kunt hier op de OUTPUT knop drukken om de kopieerbron
te verifïeren (dit heet de Compare functie). U kunt deze functie
gebruiken, voordat u een Patch opslaat, om te controleren dat u
niet per ongeluk een Patch wist, die u wilt houden.
* De Patch, die met de Compare functie afgespeeld wordt, kan iets
anders klinken dan wanneer deze normaal afgespeeld wordt.
7. Draai aan de VALUE-knop of gebruik [DEC][INC] om de
write bestemming te veranderen.
8. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
fig.06-065
9. Druk op [ENTER] om de save bewerking uit te voeren.
Om de bewerking te annuleren, drukt u op [EXIT].
Schakel de Fantom XR nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
70
Een Ritme set creëren
U heeft met de Fantom XR alle mogelijkheden om over een grote
verscheidenheid aan instellingen te beschikken. Alles dat ingesteld
kan worden staat bekend als een parameter. Dit hoofdstuk legt de
procedures uit, waarin u Ritme sets creëert, en licht de functies van
de Ritme set parameters toe.
Met de meegeleverde Fantom-X editor kunt u de instellingen
van de Fantom XR vanaf uw computer in een simpele grafische
omgeving bewerken (p. 163).
Ritme set instellingen
maken
Begin met een bestaande Ritme set en bewerk deze om een nieuw
ritme te creëren. Ritme sets worden gemaakt van een collectie van
meerdere ritme tonen (percussie-instrumenten). U kunt de toewijzingen van de ritme tonen voor elke toets wijzigen met Ritme set edit.
De ritme toon die aan elke toets is toegewezen, bestaat uit maximaal
vier waves. Ritme tonen en waves relateren aan elkaar op dezelfde
manier als Patches en tonen dat doen.
Ritme Edit Menu scherm structuur
Ritme set editing gebeurt in het Ritme Edit Menu scherm. Het Ritme
Edit Menu scherm is als volgt ingedeeld.
fig.07-001
Het scherm, dat u nu ziet, hangt af van de edit groep van de
gekozen parameter.
fig.07-002a
zie
“Functies van Ritme set parameters” (p. 73)
5. Druk op of om de cursor te bewegen naar de
parameter, die u wilt bewerken.
U kunt ook op of drukken om een naar een andere edit
groep of een andere parameter te gaan.
6. Als u een parameter voor een bepaalde wave wilt bewerken,
drukt u op of om de wave die u wilt bewerken te
kiezen.
U kunt op [SHIFT] drukken zodat het oplicht, en dan op [INC]
drukken om vervolgens de wave die zich rechts van de
geselecteerde wave bevindt aan te zetten. U schakelt de wave
weer uit door op [DEC] te drukken.
zie
Gebruik het Wave Select scherm (p. 72) als u een of meerdere
wave tonen wilt selecteren.
Ritme set instellingen maken
1. Selecteer de Ritme set in het Patch Play scherm (p. 45).
U kunt de Ritme sets in de GM groep niet bewerken.
Als u een Ritme set vanuit het niets wilt creëren (in plaats
vanuit een bestaande Ritme set), voert u de Initialize bewerking
uit (p. 82).
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op .
Het Ritme Edit Menu scherm verschijnt.
fig.07-002
3. Zie “Ritme Edit Menu scherm structuur” (p. 71), en draai
aan de VALUE draaiknop of gebruik [CURSOR] om de edit
groep te kiezen die de Ritme set parameter bevat die u wilt
bewerken.
7. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om de
waarde in te stellen.
8. Herhaal stappen 3 (of 5) -7 om elke parameter in te stellen
die u wilt bewerken.
9. Sla de gemaakte veranderingen op (p. 83).
Als u de veranderingen niet op wilt slaan, drukt u op [EXIT] om
terug te keren naar het Patch Play scherm.
Als u terugkeert naar het Patch Play scherm zonder op te slaan,
zal de indicatie “E” in de rechterbovenhoek van het Patch Play
scherm weergegeven worden. Deze “E” indicatie verdwijnt,
wanneer u de Patch in het interne geheugen van de Fantom-XR
of op een geheugenkaart opslaat.
Als u het apparaat uitschakelt of een ander geluid kiest, terwijl
display “E” aangeeft, gaan de veranderingen verloren.
4. Druk op de VALUE draaiknop of op [ENTER].
71
Een Ritme set creëren
De te veranderen wave/toets
selecteren
Hier leest u, hoe u bepaalde waves of toetsen specificeert, wanneer u
parameters aan het wijzigen bent die van toepassing zijn op een
bepaalde wave.
1. Druk in het Ritme Edit Menu scherm op [ENTER].
2. Druk op [ENTER].
Het Wave Select scherm verschijnt.
fig.07-003
Geselecteerde toets
U kunt ook op een andere manier in het Wave Select scherm
komen. Druk hiervoor op [MENU] in het Ritme Edit Menu
scherm om in het Ritme Utility scherm te komen. Kies hier
“Wave/Key Select” en druk op [ENTER].
3. Druk op of om een wave te selecteren, en draai aan
de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
geselecteerde wave aan of uit te schakelen.
*U kunt niet alle waves uitschakelen.
4. U kunt Key selecteren en een specifieke toets van de Ritme
set kiezen.
Voorzorgsmaatregelen bij het kiezen
van een waveform
De geluiden van de Fantom-XR zijn gebaseerd op complexe PCM
waveforms, en als u instellingen maakt, die tegengesteld zijn aan het
type van de originele waveform, zullen de resultaten niet zijn zoals u
verwacht.
De interne waveforms van de Fantom-XR zijn in twee groepen te
verdelen:
One-shot:Deze groep bevat waveforms met korte decays
(wegsterftijden). Een one-shot waveform neemt het
initïele aanzwellen en wegsterven van het geluid op.
Sommige van de one-shot waveforms van de FantomXR zijn van zichzelf al compleet, zoals
percussiegeluiden. De Fantom-XR bevat ook veel oneshot waveforms die elementen zijn van andere
geluiden. Dit zijn bijvoorbeeld attack componenten,
zoals piano-hamer geluiden en gitaar fret geluiden.
Looped:Deze groep bevat zowel waveforms met lange decays
(wegsterftijden) als wel constante geluiden. Loop
waveforms blijven een deel van het geluid afspelen
(loopen) als dat een relatief constant niveau heeft
bereikt. De Fantom-XR's waveforms in loops bevatten
ook componenten van andere geluiden, zoals
resonerende vibraties van pianosnaren en de holle
geluiden van koperen instrumenten.
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van een one-shot
waveform
U kunt ook een toets kiezen door een noot op uw externe MIDI
keyboard te bespelen.
5. Wanneer u uw keuze gemaakt heeft, drukt u op [EXIT] om
het Wave Select scherm te sluiten.
Het is niet mogelijk de envelope te gebruiken om een one-shot waveform zo te bewerken, dat u een decay creëert die langer is dan de originele waveform of om er een constant geluid van te maken. Als u
zo'n envelope zou programmeren, zou u proberen om een stuk
geluid vorm te geven dat simpelweg niet bestaat, en heeft de envelope dus geen effect.
72
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van een loop waveform
Bij veel akoestische instrumenten, zoals piano en sax, treden er
extreme timbrale veranderingen op in de eerste momenten van een
noot. Deze aanvankelijke attack bepaalt een groot deel van het
karakter van het instrument. Het is voor zulke waveforms het beste
om de complexe toonveranderingen intact te laten, en de envelope
alleen te gebruiken om het decay-gedeelte te bewerken. Als u met de
envelope probeert om het attack gedeelte te bewerken, kan het
karakter van de originele waveform mogelijk voorkomen, dat u het
gewenste geluid krijgt.
fig.06-006.e
Niveau
Looped gedeelte
Toonverandering die in
de wave opgeslagen is
Tijd
Een Ritme set creëren
Functies van Ritme set
parameters
Dit gedeelte licht de functies toe van de verschillende Ritme set parameters, en hoe deze in elkaar zitten.
Instellingen maken voor de gehele
Ritme set (GENERAL)
zie
Zie voor meer details over deze instellingen “Ritme set
instellingen maken” (p. 71).
Ritme Level is van invloed op de hele Ritme set. De andere
parameters worden voor elke toon apart ingesteld.
Envelope voor
de TVF filter
Uiteindelijke
toonverandering
Rhythm General
Ritme Level (Rhythm Set Level)
Stelt het volume van de Ritme set in.
Waarde:0-127
De volumeniveaus van de tonen, waar de Ritme set uit bestaat
stelt u in met de Tone Level parameter (p. 80). De
volumeniveaus van de Waves, waar de ritme tonen uit bestaan,
stelt u in met de Wave Level parameter (p. 76).
Rhythm Tone Name
U kunt een naam van maximaal 12 tekens aan een ritme toon toewijzen.
Gebruik [][] om de cursor te bewegen, en gebruik de VALUE
draaiknop om een teken te kiezen.
Zie voor meer informatie over het toewijzen van namen “Een
naam toewijzen” (p. 39).
Assign Type
Assign Type bepaalt de manier, waarop geluiden afgespeeld worden
wanneer dezelfde toets een aantal keren ingedrukt wordt.
Waarde
MULTI:Zet het geluid van dezelfde toetsen in lagen. Zelfs
met constante geluiden waar het geluid lang
doorspeelt, zoals met crash cymbals zijn de geluiden
in lagen, zonder dat de voorgaande geluiden
geëlimineerd worden.
SINGLE:Er kan slechts één geluid tegelijk afgespeeld worden,
wanneer dezelfde toets nogmaals ingedrukt wordt.
Met constante geluiden waar het geluid lang
doorspeelt, zal het eerste geluid gestopt worden,
voordat het volgende geluid afspeelt.
73
Een Ritme set creëren
Mute Group
Op een echte akoestische drumset kunnen een open hi-hat en een
dichte hi-hat nooit tegelijk klinken. Om deze situatie na te bootsen,
kunt u een Mute Group instellen.
Met de Mute Group functie kunt u twee of meer ritme tonen aanwijzen, die niet tegelijk mogen klinken. U kunt maximaal 31 Mute
Groups gebruiken. Ritme tonen, die niet bij een van deze groepen
horen, dient u op “OFF” te zetten.
Waarde:OFF, 1-31
Tone Env Mode (Rhythm Tone Envelope Mode)
Wanneer een loop waveform (p. 73) geselecteerd is, duurt een geluid
normaliter zo lang als de toets ingedrukt is. Als u wilt dat het geluid
natuurlijk wegsterft, zelfs als de toets ingedrukt blijft, stelt u dit in op
“NO SUS”
Waarde:NO-SUS, SUSTAIN
Als de One Shot Mode (p. 74) op ON staat, zal de noot niet
constant zijn, zelfs niet als de parameter op “SUST” staat.
Tone Pitch Bend Range (Rhythm Tone Pitch
Bend Range)
Bepaalt de hoeveelheid toonhoogte verandering in halve tonen (4
octaven) die optreedt wanneer de Pitch Bend hendel bewogen
wordt. De hoeveelheid verandering, wanneer de hendel bewogen
wordt, is hetzelfde voor de linker- en rechterkant.
Waarde:0-48
Tone Receive Expression (Rhythm Tone
Receive Expression Switch)
Voor elke ritme tone kunt u bepalen of MIDI Expression opdrachten
wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Waarde:OFF, ON
Tone Receive Pan Mode
(Rhythm Tone Receive Pan Mode)
Bepaal voor elke Ritme tone hoe Pan opdrachten ontvangen worden.
Waarde
CONTINUOUS:Wanneer Pan opdrachten ontvangen worden, wordt
de stereopositie van de toon veranderd.
KEY-ON:De Pan van de toon verandert alleen, wanneer de
volgende toon afgespeeld wordt. Als een Pan
opdracht ontvangen wordt terwijl een toon klinkt,
verandert de Pan niet, totdat de volgende toets
ingedrukt wordt.
De kanalen kunnen niet zo ingesteld worden, zodat er geen
Pan-opdrachten ontvangen worden.
One Shot Mode
Het geluid zal tot het einde van de waveform (of de envelope, welke
eerst komt) klinken. Het resultaat zal hetzelfde zijn wanneer de Tone
Env Mode parameter (p. 74) van de envelope op NO-SUS ingesteld
staat. Als u Wave Group (p. 75) op Sample zet, wordt deze instelling op ONE SHOT geforceerd.
Waarde:OFF, ON
Aft Time Ctrl Sens (Aftertouch Time Control
Sensitivity)
Als Wave Group op SAMPLE ingesteld staat en Wave Tempo Sync
(p. 75) op ON, zal aftertouch de hoeveelheid stretching/shrinking
bepalen die door Time Stretch veroorzaakt wordt. Als Time Stretch
niet toegepast wordt gebeurt er niets. Bij positieve (+) instellingen
wordt de stretch/shrink tijd korter, en bij negatieve (-) instellingen
wordt deze langer.
Waarde:-63~+63
Tone Receive Hold-1 (Rhythm Tone Receive
Hold-1 Switch)
Voor elke ritme tone kunt u bepalen of MIDI Hold-1-opdrachten wel
(ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Waarde:OFF, ON
Als “NO SUS” is geselecteerd voor de Env Mode parameter
(p. 74) heeft deze instelling geen effect.
Waveforms veranderen (WG)
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Ritme set
instellingen maken” (p. 71).
Bij ritme tonen worden geluiden gemaakt door het combineren
van maximaal vier Waves (acht bij stereo).
Tips voor het maken van een Rhythm Tone
De Waves voor de bass drum, snare, hi-hat, toms en andere percussie instrumenten zijn elk aan één ritme tone toegewezen.
Wanneer u 3D effecten aan het geluid toevoegt, dient u de Pan
instellingen voor elke ritme toon apart te maken.
74
Een Ritme set creëren
Rhythm Wave
Wave Group
Selecteert de groepen, die de Waves bevatten, waar de ritme tone uit
bestaat.
Waarde
INT:Waveforms, die in het interne geheugen opgeslagen zijn
EXP:Waveform, die opgeslagen is op een Wave
uitbreidingskaart (SRX serie), geïnstalleerd in EXP slots.
SMAP:Sample waveforms
MSAM:Multisample waveforms
U kunt geen waveform groep selecteren, die zich op een Wave
uitbreidingskaart bevindt, dat niet geïnstalleerd is.
Wave Bank
Selecteert de Wave Bank.
Waarde
Wanneer de wave group INT is:A, B
Wanneer de wave group ESP is:A-F
Wanneer de wave group SAMP is:PRST, USER, CARD
Wanneer de wave group MSAM is:USER, CARD
Wave No. L (Mono) (Wave nummer L (Mono))
Wave NO. R (Wave nummer R)
Hiermee selecteert u de Waves, waar de ritme tone uit bestaat.
Samen met het Wave nummer, zal de naam van de wave weergegeven worden in het onderste deel van de display.
Wanneer u in mono werkt, wordt alleen de linkerkant (L) gespecificeerd. Wanneer u in stereo werkt, wordt de rechterkant (R) ook
gespecificeerd.
Waarde:---, 1-1228 (De bovenlimiet hangt af van de wave groep).
* Wanneer u een multi sample in stereo gebruikt, dient u hetzelfde
nummer voor L en R te geven.
Wave Gain
Stelt de gain (versterking) van de waveform in. De waarde verandert
in stappen van 6 dB (decibel) – een toename van 6 dB verdubbelt de
versterking van de waveform.
Waarde:-6, 0, +6, +12
Wave Tempo Sync
Wanneer u een Phrase Loop met de klok wilt synchroniseren
(tempo), stelt u dit in op “ON”. Dit is alleen geldig, wanneer een
apart verkrijgbaar Wave uitbreidingskaart geïnstalleerd is, en een
waveform, die een tempo (BPM) als sample voor een wave heeft
geselecteerd.
Waarde:OFF, ON
Als een waveform van een Wave uitbreidingskaart geselecteerd
is voor de toon, zal het aanzetten van de Wave Tempo Sync
parameter tot gevolg hebben, dat toonhoogte (p. 77) en FXMgerelateerde instellingen (p. 75) genegeerd worden.
• Als een sample voor een toon geselecteerd is, moet u eerst de
BPM (tempo) parameter van de sample instellen.
• Als een sample voor een toon geselecteerd is, zal Wave Tempo
Sync tweemaal het normale aantal voices nodig hebben.
Phrase Loop
Phrase Loop houdt het herhaalde afspelen van een phrase in
dat uit een lied is gehaald (door bijvoorbeeld een sampler). Een
bepaalde techniek die Phrase Loops gebruikt is het opnemen
van een Phrase uit een al bestaand nummer van een bepaald
genre, zoals dance, en die Phrase dan als het basismotief voor
een nummer te gebruiken. Dit wordt “Break Beats” genoemd.
Realtime Time Stretch
Als de wave group op “SAMP” of “MSAM” staat, en de Wave
Tempo Sync parameter op “ON” staat, kunt u de afspeelsnelheid van de waveform veranderen zonder dat dit invloed heeft
op de toonhoogte.
FXM Switch
Dit stelt in of FXM wel (ON) of niet (OFF) gebruikt wordt.
Waarde:OFF,ON
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een waveform om
frequentiemodulatie toe te passen op de huidig geselecteerde
waveform om complexe overtonen te creëren. Dit is handig
voor het maken van dramatische geluiden of geluidseffecten.
FXM Color
Bepaalt hoe FXM de frequentiemodulatie toepast. Hogere instellingen zorgen voor een gruizig geluid, terwijl lagere instellingen zorgen
voor een metalen geluid.
Waarde:1-4
FXM Depth
Bepaalt de diepte van de modulatie van de FXM.
Waarde:0-16
Wanneer de Tempo Sync paramer op “ON” staat, worden de
instellingen gerelateerd aan Pitch (p. 77) en FXM (p. 75)
genegeerd.
Wave Coarse Tune
Bepaalt de toonhoogte van het geluid van de waveform in halve
stappen (+/-4 octaven)
Waarde:-48~+48
De Coarse Tune voor de gehele ritme tone wordt door de Tone
Coarse parameter ingesteld (p. 77).
75
Een Ritme set creëren
Wave Fine Tune
Bepaalt de toonhoogte van het geluid van de waveform in stappen
van 1-cent. (+/-50 cents).
Waarde:-50~+50
Een cent is 1/100ste halve toon.
De Fine Tune voor de gehele ritme tone wordt door de Tone
Fine Tune parameter ingesteld (p. 77).
Wave Level
U kunt het volume van de waveform instellen.
Waarde:0-127
Het volumeniveau van elke ritme tone wordt ingesteld met de
Tone Level parameter; de volumeniveaus van de gehele Ritme
set wordt ingesteld met de Ritme Level parameter. (p. 73).
Wave Pan
Dit bepaalt de Pan van de waveform. “L63” is uiterst links, “0” is in
het midden, “63R” is uiterst rechts.
Waarde:L63-0-63R
Wave Rnd Pan Sw (Wave Random Pan
Switch)
Gebruik deze instelling om ervoor te zorgen, dat de Panning van de
waveform willekeurig verandert elke keer dat een toets wordt ingedrukt.
Waarde:OFF,ON
* Het bereik van de Pan-verandering stelt u in met de Rnd Pan Depth
parameter (p. 80).
Wave Alter Pan Sw (Wave Alternate Pan
Switch)
Deze instelling zorgt ervoor dat de Panning van de waveform wisselt tussen links en rechts, elke keer dat een toets wordt ingedrukt.
Stel Alternate Pan Switch in op “ON” om de Wave te pannen volgens de instellingen van de Alter Pan Depth parameter (p. 80) of op
“REV” om de Panning andersom in te stellen. Als u niet wilt dat de
Panning verandert elke keer dat u een toets indrukt, stelt u dit in op
“OFF”.
Waarde:OFF,ON,REV
Veranderen hoe een Rhythm Tone
klinkt (WMT)
De WMT (Wave Mix Table) gebruikt toets aanslag om de vier waveforms, die aan ritme tone toegewezen zijn, te besturen.
zie
Zie voor meer details over deze instellingen “Ritme set
instellingen maken” (p. 71).
Rhythm WMT
WMT Velocity Control (Velocity Control Switch)
WMT Velocity Control bepaalt of een andere ritme tone wel (ON) of
niet (OFF) afgespeeld wordt, afhangend van de kracht, waarmee de
toets bespeeld wordt (aanslag).
Wanneer dit op “RND” is ingesteld, zullen de tonen van de Ritme
set willekeurig klinken, zonder rekening te houden met aanslagopdrachten.
Waarde:OFF,ON,RANDOM
Velo Fade Lower (Velocity Fade Width Lower)
Dit bepaalt wat er gebeurt met het niveau van de toon als de toon
wordt bespeeld met een aanslag die lager is dan zijn ingestelde aanslagbereik. Hogere instellingen zorgen voor een geleidelijkere verandering in volume. Als u wilt dat noten die buiten het ingestelde
bereik van de toetsaanslag vallen helemaal niet afgespeeld worden,
zet u deze instelling op “0”.
Waarde:0-127
Velo Range Lower (Velocity Range Lower)
Dit stelt de laagste aanslag in waar de waveform nog hoorbaar blijft.
Maak hier instellingen als u wilt dat verschillende waveforms spelen
als reactie op noten, die op verschillende sterktes bespeeld worden.
Waarde:1-UPPER
Velo Range Upper (Velocity Range Upper)
Dit stelt de hoogste aanslag in waar de waveform nog hoorbaar blijft.
Maak hier instellingen als u wilt dat verschillende waveforms spelen
als reactie op noten, die op verschillende sterktes bespeeld worden.
Waarde:LOWER-127
Als u de Lower aanslag limiet zo probeert in te stellen, dat deze
hoger is dan de Upper of andersom, zal de andere waarde
automatisch op dezelfde waarde ingesteld worden.
76
Een Ritme set creëren
Velo Fade Upper (Velocity Fade Width Upper)
Dit bepaalt wat er gebeurt met het niveau van de toon als de toon
wordt bespeeld met een aanslag, die hoger is dan zijn ingestelde aanslagbereik. Hogere instellingen zorgen voor een geleidelijkere verandering in volume. Als u wilt dat noten, die buiten het ingestelde
bereik van de toetsaanslag vallen helemaal niet afgespeeld worden,
zet u deze instelling op “0”.
Waarde:0-127
fig.06-028.e
Niveau
Velocity
(gevoeligheid)
Fade Lower
Range Lower
Fade Upper
Range Upper
Pitch Veranderen (PCH/PCH Env)
zie
Zie voor meer details over deze instellingen “Ritme set
instellingen maken” (p. 71).
Rhythm Pitch
Tone Coarse Tune (Rhythm Tone Coarse Tune)
Selecteert de toonhoogte, waar een ritme tone zal klinken.
Waarde:C-1-G9
Stel de coarse tuning voor de waves, waar de ritme tonen uit
bestaan met de Wave Coarse Tune parameter (p. 75).
Tone Fine Tune (Rhythm Tone Fine Tune)
Stelt de toonhoogte van het geluid van de rhtyhm tone in stappen
van 1-cent in (+/-50 cents).
Waarde:-50~+50
Een cent is 1/100ste halve toon.
Stel de fijn afstelling voor de waves waar de ritme tonen uit
bestaan in met de Wave Fine Tune parameter (p. 76).
Tone Random Pitch Depth
Dit bepaalt het bereik van de willekeurige toonhoogte verandering
die optreedt elke keer, dat een toets ingedrukt wordt. Als u niet wilt,
dat de toonhoogte willekeurig verandert, zet u deze instelling op
“0”. Deze waardes zijn in eenheden van cents (1/100ste van een
halve toon).
Stelt het effect van de Pitch Envelope in. Hogere instellingen zorgen
ervoor dat toonhoogte envelope grotere veranderingen veroorzaakt.
Negatieve (-) instellingen keren de vorm van de envelope om.
Keyboard dynamiek kan gebruikt worden om de diepte van de toonhoogte envelope te besturen. Als u wilt dat de toonhoogte envelope
meer effect heeft op sterker gespeelde noten, stelt u deze parameter
op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat de toonhoogte envelope minder effect heeft op sterker gespeelde noten, stelt u deze
parameter op een positieve (-) waarde in.
Waarde:-63~+63
P-Env T1 V-Sens (Pitch Envelope Time 1
Velocity Sensitivity)
Dit zorgt ervoor, dat keyboard dynamiek invloed heeft op Time 1
van de Pitch envelope. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt voor
sterker gespeelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (+)
waarde in. Als u wilt dat Time 1 langzamer wordt, stelt u deze parameter op een negatieve (-) waarde in.
Waarde:-63~+63
P-Env T4 V-Sens (Pitch Envelope Time 4
Velocity Sensitivity)
Gebruik deze parameter als u wilt dat de snelheid, waarmee u toetsen loslaat invloed heeft op de Time 4 waarde van de toonhoogte
envelope. Als u wilt dat Time 4 versneld wordt voor toetsen, die snel
losgelaten worden, stelt u deze parameter op een positieve (+)
waarde in. Als u wilt dat deze langzamer wordt, stelt u de waarde
negatief (-) in.
Waarde:-63~+63
P-Env Time 1-4 (Pitch Envelope Time 1-4)
Bepaalt de toonhoogte envelope tijden (Time 1-Time 4). Hogere
instellingen zorgen voor een langere tijd tot de volgende toonhoogte
bereikt wordt. (Bijvoorbeeld, Time 2 is de tijd die verstrijkt voordat
de toonhoogte verandert van Level 1 naar Level 2).
Waarde:0-127
77
Een Ritme set creëren
LPFBPFHPFPKG
parameter waarde
Niveau
Cutoff frequentie
Frequentie
Hoog
Laag
P-Env Level 0–4 (Pitch Envelope Level 0–4)
Bepaalt de toonhoogte envelope levels (Level 0-Level 4). Het bepaalt
hoeveel de toonhoogte bij elk punt verandert vanaf de referentietoonhoogte (de waarde, die met Coarse Tune of Fine Tune op het
Pitch scherm is ingesteld). Positieve (+) instellingen zorgen ervoor,
dat toonhoogte hoger wordt dan de standaardtoonhoogte, en negatieve (-) instellingen zorgen ervoor dat hij lager wordt.
Waarde:-63~+63
fig.06-032.e
Toonhoogte
De helderheid van van een geluid
aanpassen met een filter (TVF/TVF
Env)
Rhythm TVF
Filter Type
Kiest het type filter. Een filter versterkt of verwijdert een specifiek
frequentiebereik om de helderheid, breedte of andere kwaliteiten
van een geluid te veranderen.
Waarde
OFF:Er wordt geen filter gebruikt.
LPF:Low Pass Filter. Dit filter vermindert het volume van
BPF:Band Pass Filter. Dit filter laat alleen de frequenties in
HPF:High Pass Filter. Dit filter verwijdert de frequenties, die
PKG:Peaking Filter. Dit filter legt de nadruk op de
LPF2:Low Pass Filter 2. Hoewel frequentiegebieden die zich
78
T1T2T3T4
L0
L1
Note on
T: Tijd L: Niveau
L3
Note off
L2
L4
zie
Zie voor meer details over deze instellingen “Ritme set
instellingen maken” (p. 71).
alle frequenties boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq)
met als doel het geluid af te ronden of minder helder te
maken. Dit is meest gebruikt filter voor alle synthesizers.
het gebied van de cutoff frequentie (Cutoff Frequency)
intact, en verwijdert de rest. Dit is handig voor het
creëren van karakteristieke geluiden.
zich onder de cutoff frequentie (Cutoff Frequency)
bevinden. Dit is geschikt voor het creëren van
percussiegeluiden, die de nadruk leggen op hogere
tonen.
frequenties, die zich in de buurt van de cutoff frequentie
(Cutoff Frequency) bevinden. U kunt dit filter gebruiken
om wah-wah effecten te creëren als u tegelijk een LFO
filter gebruikt om de de cutoff frequentie cyclisch te
veranderen.
Tijd
boven de Cutoff frequentie (Cutoff Frequency)
bevinden, verwijderd worden, is de gevoeligheid van dit
filter de helft van die van de normale LPF. Hierdoor is
het een relatief warme low pass filter. Dit filter is ook
goed voor het simuleren van akoestische
instrumentgeluiden zoals een akoestische piano.
LPF3:Low Pass Filter 3. Hoewel frequentiegebieden boven de
Cutoff Frequentie (Cutoff Frequency) verwijderd
worden, verandert de gevoeligheid van dit filter relatief
aan de Cutoff frequentie. Dit filter is ook goed voor het
simuleren van akoestische instrumentgeluiden,
verschillen de nuances van die van de LPF2, zelfs met
dezelfde TVF Envelope-instellingen.
Als u “LPF2” of “LPF3” selecteert wordt de instelling voor de
Resonance parameter genegeerd.
Cutoff Frequency
Selecteert de frequentie, waarbij het filter effect begint te krijgen op
de frequentiegebieden van de waveform.
Waarde:0-127
Met “LPF1/LPF2/LPF3” geselecteerd voor de Filter Type parameter,
zorgen lagere cutoff frequenties ervoor, dat de hogere harmonische
klanken van een toon verminderd worden, wat het geluid een meer
afgerond en warmer karakter geeft. Hogere instellingen zorgen
ervoor, dat het geluid helderder wordt.
Als “BPF” geselecteerd is, veranderen harmonische componenten
onder invloed van de TVF Cutoff Frequency instelling. Dit kan handig zijn voor het creëren van karakteristieke geluiden.
Als “HPF” geselecteerd is, zorgen hogere Cutoff Frequenties ervoor
dat de lagere harmonische klanken van een geluid verminderd
wordt, wat de meer heldere delen van het geluid versterkt.
Als “PKG” geselecteerd is, hangt het van de Cutoff Frequency instelling af welke harmonische klanken versterkt zal worden.
Resonance (resonantie)
Legt de nadruk op het gedeelte van het geluid in het gebied van de
cutoff frequentie, wat het geluid meer karakter geeft. Excessief hoge
instellingen kunnen oscillatie veroorzaken, dus ruis!.
Waarde:0-127
fig.06-034.e
Een Ritme set creëren
T1T2T3T4
L3
L1
L0
L2L4
Note off
Cutoff
Frequentie
Tijd
Note on
T: Tijd L: Niveau
Cutoff V-Curve (Cutoff Frequency Velocity
Curve)
Kiest een van de volgende zeven curves, die bepalen hoe de keyboard dynamiek (aanslag) invloed heeft op de cutoff frequentie. Zet
deze instelling op “FIXED” als u niet wilt, dat de Cutoff frequentie
beïnvloed wordt door de keyboard aanslag.
Waarde:FIXED, 1-7
fig.06-036
1234567
Cutoff V-Sens (Cutoff Velocity Sensitivity)
Gebruik deze parameter, wanneer u de toe te passen cutoff
frequentie verandert als gevolg van veranderinngen in de keyboard
velocity. Als u wilt dat sterker gespeelde noten de cutoff frequentie
verhogen, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als
u wilt dat sterker gespeelde noten de cutoff frequentie verlagen, stelt
u deze parameter op een negatieve (-) in.
Waarde:-63~+63
RCutoff V-Sens (Cutoff Velocity Sensitivity)
Dit maakt het mogelijk dat de hoeveelheid resonatie geregeld wordt
door de keyboard aanslag. Als u wilt dat sterker gespeelde noten een
grotere resonantie effect hebben, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt dat sterker gespeelde noten minder
resonantie effect hebben, stelt u deze parameter op een negatieve (-)
waarde in.
Waarde:-63~+63
Rhythm TVF Env
F-Env Depth (TVF Envelope Depth)
Bepaalt de diepte van de TVF Envelope. Hogere instellingen zorgen
ervoor, dat de TVF evenlope grotere veranderingen produceert.
Negatieve (-) instellingen keren de vorm van de envelope om.
Waarde:-63~+63
F-Env T1 V-Sens (TVF Envelope Time 1 Velocity
Sensitivity)
Dit zorgt ervoor, dat keyboard dynamiek invloed heeft op Time 1
van de TVF envelope. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt voor
sterker bespeeld noten, stelt u deze parameter op een positieve (+)
waarde in. Als u wilt dat Time 1 langzamer wordt, stelt u deze parameter op een negatieve (-) waarde in.
Waarde:-63~+63
F-Env T4 V-Sens (TVF Envelope Time 4 Velocity
Sensitivity)
Gebruik deze parameter als u wilt dat de snelheid, waarmee u toetsen loslaat, invloed heeft op de Time 4 waarde van de TVF envelope.
Als u wilt dat Time 4 versneld wordt voor toetsen, die snel losgelaten worden, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in.
Als u wilt dat deze langzamer wordt, stelt u de waarde negatief (-)
in.
Waarde:-63~+63
F-Env Time 1-4 (TVF Envelope Time 1-4)
Bepaalt de TVF envelope tijden (Time 1-Time 4). Hogere instellingen
zorgen voor een langere tijd tot de volgende cutoff frequentie bereikt
wordt. (Bijvoorbeeld, Time 2 is de tijd die verstrijkt voordat Level 1
verandert naar Level 2).
Waarde:0-127
F-Env Level 0–4 (TVF Envelope Level 0–4)
Bepaalt de TVF envelope levels (Level 0-Level 4). Het bepaalt hoeveel de cutoff frequentie bij elk punt verandert, relatief aan de standaard cutoff frequentie (de waarde die op het TVF scherm is
ingesteld).
Waarde: 0–127
fig.06-037.e
F-Env V-Curve (TVF Envelope Velocity Curve)
Kiest een van de volgende zeven curves, die bepalen hoe de keyboard dynamiek invloed heeft op de TVF envelope. Zet deze instelling op “FIXED” als u niet wilt dat de TVF Envelope door de
keyboard aanslag beïnvloed wordt .
Waarde:FIX, 1-7
fig.06-036
1234567
F-Env V-Sens
(TVF Envelope Velocity Sensitivity)
Stelt de invloed van de keyboard dynamiek op de diepte van de TVF
envelope in. Positieve (+) instellingen zorgen ervoor dat de TVF
envelope meer effect heeft op sterker gespeelde noten, en negatieve
(-) instellingen zorgen ervoor dat dit effect minder wordt.
Waarde:-63– +63
79
Een Ritme set creëren
T1 T2T3T4
L3
L1
L2
Note off
Niveau
Tijd
Note on
T: Tijd L: Niveau
Het volume instellen (TVA/TVA Env)
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Ritme set
instellingen maken” (p. 71).
Rhythm TVA
Tone Level (Rhythm Tone level)
Stelt het volume van de ritme tone in. Gebruik deze parameter om
de volumebalans tussen de ritme tonen in te stellen.
Waarde:0-127
Alternate Pan Depth
Deze instelling zorgt ervoor, dat de Panning wisselt tussen links en
rechts elke keer dat een toets ingedrukt wordt. Hogere instellingen
zorgen voor meer verandering. “L” of “R” instellingen keren de
volgorde om, waarin de Pan tussen links en rechts zal wisselen. Als
bijvoorbeeld twee ritme tonen op “L” en “R” respectievelijk zijn
ingesteld, zal de Panning van deze tonen wisselen, elke keer dat ze
bespeeld worden.
Waarde:L63-0-63R
Dit is alleen van toepassing op waves die de Wave Alter Pan Sw
parameter (p. 76) op ON of REV hebben staan.
De volumeniveaus van de Waves waar de ritme tone uit
bestaat, worden ingesteld met de WMT1-4 Wave Level
parameter (p. 76).
Level V-Curve (Level Velocity Curve)
U kunt uit zeven curves kiezen, bepalend voor hoe de kracht waarmee u het keyboard bespeelt van invloed is op het volume. Als u niet
wilt dat het volume van de ritme tone beïnvloed wordt door de
kracht waarmee u de toets indrukt, kiest u “FIXED”.
Waarde:FIXED, 1-7
fig.06-036
1234567
Level V-Sens (Level Velocity Sensitivity)
Stelt dit in als u wilt dat het volume van de ritme verandert relatief
aan de kracht, waarmee u de toetsen indrukt. Stel dit op een positieve (+) waarde in als u wilt dat de veranderingen in het ritme toon
volume toenemen bij harder gespeelde tonen; om de toon zachter te
laten spelen als u de toets harder indrukt, kiest u een negatieve (-)
waarde.
Waarde:-63~+63
Tone Pan (Rhythm Tone Pan)
Stelt de Pan voor de ritme tone in. “L64” is uiterst links, “0” is in het
midden, en “63R” is uiterst rechts.
Waarde:L64-0-63R
Zet de Pan voor de Waves waar de ritme tonen uit bestaan met
de Wave Pan parameter (p. 76).
Random Pan Depth
Gebruik deze parameter als u wilt dat de stereo locatie willekeurig
verandert elke keer dat u een toets indrukt. Hogere instellingen zorgen voor meer verandering.
Waarde:0-63
Rhythm TVA Env
A-Env T1 V-Sens (TVA Envelope Time 1
Velocity Sensitivity)
Dit zorgt ervoor, dat keyboard dynamiek invloed heeft op Time 1
van de TVA envelope. Als u wilt dat Time 1 versneld wordt voor
sterker bespeeld noten, stelt u deze parameter op een positieve (+)
waarde in. Als u wilt dat Time 1 langzamer wordt, stelt u deze parameter op een negatieve (-) waarde in.
Waarde:-63~+63
A-Env T4 V-Sens (TVA Envelope Time 4
Velocity Sensitivity)
Gebruik deze parameter als u wilt dat de snelheid, waarmee u toetsen
loslaat invloed heeft op de Time 4 waarde van de TVA envelope. Als u
wilt dat Time 4 versneld wordt voor toetsen, die snel losgelaten worden, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt
dat deze langzamer wordt, stelt u de waarde negatief (-) in.
Waarde:-63~+63
A-Env Time 1-4 (TVA Envelope Time 1-4)
Bepaalt de TVF envelope tijden (Time 1-Time 4). Hogere instellingen
zorgen voor een langere tijd tot het volgende volumeniveau bereikt
wordt. (Bijvoorbeeld, Time 2 is de tijd die verstrijkt, voordat Level 1
verandert naar Level 2).
Waarde:0-127
A-Env Level 1-3 (TVA Envelope level 1-3)
Bepaalt de TVA envelope levels (Level 1-Level 3). Deze instellingen
bepalen hoe het volume bij elk verandert, relatief aan het standaardvolume (de Ritme Tone Level waarde die bepaald is in het TVA
scherm).
Waarde:0-127
fig.06-041.e
Dit is alleen van toepassing op waves die de Wave Rnd Pan Sw
parameter (p. 76) op ON hebben staan.
80
Output instellingen
zie
Zie voor meer informatie over deze instellingen “Rhythm
instellingen maken” (p. 76).
Rhythm Output
Rhythm Out Assign
Bepaalt de output van het directe geluid voor elke Ritme set.
Waarde:
MFX:Output in stereo met multi-effects. U kunt ook
chorus of reverb toepassen op het geluid, dat door
multi-effects gestuurd wordt.
A, B:Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of de
OUTPUT B jack in stereo, zonder multi-effects.
1-4:Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder multi-effects.
Als u instellingen gemaakt heeft, zodat geluiden apart naar de
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack gaan, maar er geen
plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken, worden de geluiden
van de INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 jacks gemixt en gaat
de output via de INDIVIDUAL 1 jack.
Als de Mix/Parallel parameter (p. 158) op “MIX” ingesteld is,
gaat alle output in stereo naar de OUTPUT A (MIX) jacks.
Tone Out Assign
Bepaalt de output van het directe geluid van elke toon.
Waarde:
MFX:Output in stereo door multi-effects. U kunt ook
chorus of reverb op het geluid dat door de multieffects gaat toepassen.
A, B:Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of de
OUTPUT B jack in stereo, zonder multi-effects.
1-4:Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder multi-effects.
* Als de Rhythm Output Assign instelling op iets anders dan op
“TONE” is ingesteld, worden deze instellingen genegeerd.
* Als u instellingen gemaakt heeft, zodat geluiden apart naar de
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack gaan, maar er geen
plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken, worden de geluiden van
de INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 jacks gemixt en gaat de
output via de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter (p. 158) op “MIX” ingesteld is, gaat
alle output in stereo naar de OUTPUT A (MIX) jacks.
* Als u Tone Out Assign op “MFX” heeft ingesteld, dient u met de
MFX Output Assign parameter (p. 135) in te stellen wat de output
bestemming is van het geluid, dat door de multi-effects is gegaan.
* De output van geluiden naar chorus en reverb is altijd in mono.
* De outputbestemming van het signaal, nadat het door de chorus
heengaat, stelt u in met Chorus Output Select (p. 136) en Chorus
Een Ritme set creëren
Output Assign (p. 136).
* De outputbestemming van het signaal, nadat het door de reverb is
gegaan, stelt u in met Reverb Output Assign (p. 137).
Tone Out Level
Stelt het niveau van het signaal in dat naar de outputbestemming
wordt gestuurd. De outputbestemming wordt ingesteld door Patch/
Tone Output Assign.
Waarde:0-127
Tone Chorus Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de chorus
wordt gestuurd als de toon door de MFX gestuurd wordt.
Waarde:0-127
Tone Reverb Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de reverb
wordt gestuurd als de toon door de MFX gestuurd wordt.
Waarde:0-127
Tone Chorus Send (Send Level (Output=non
MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de chorus
wordt gestuurd als de toon niet door de MFX gestuurd wordt.
Waarde:0-127
Tone Reverb Send (Send Level (Output=MFX))
Bepaalt het niveau voor elke toon van het signaal dat naar de reverb
wordt gestuurd als de toon niet door de MFX gestuurd wordt.
Waarde:0-127
81
Een Ritme set creëren
Ritme set instellingen
initialiseren (Init)
“Initialiseren” betekent het terugzetten van de instellingen van het
huidig geselecteerde geluid naar een standaardset waardes.
De Initialize-bewerking heeft alleen invloed op het huidig
geselecteerde geluid. De geluiden, die in het gebruikersgeheugen opgeslagen zijn, worden niet beïnvloed. Als u alle
instellingen van de Fantom XR weer op hun fabriekswaardes
wilt instellen, voert u een Factory Reset uit (p. 162).
1. Druk in het Rhythm Edit Menu scherm op [MENU].
Het Ritme Utility scherm verschijnt.
2. Gebruik of om “Initialize” te kiezen.
fig.07-004
3. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
4. Druk op [ENTER].
De initialisatie wordt uitgevoerd, en u keert terug naar het
vorige scherm.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
Rhythm (Tone) instellingen
kopiëren (Copy)
Deze bewerking kopieert de instellingen van een Ritme set naar de
geselecteerde Ritme set. U kunt deze functie gebruiken om het
editing-proces sneller en gemakkelijker te maken.
1. Selecteer in het Patch Play scherm de Patch, die u als
kopieerbestemming wilt (p. 40).
2. Druk in het Rhythm Edit Menu scherm op [MENU].
Het Ritme Utility scherm verschijnt.
3. Gebruik of om “Rhythm Tone Copy” te selecteren.
4. Druk op [ENTER].
Het Ritme Tone Copy scherm verschijnt.
fig.07-006
5. Druk op [CURSOR] om de cursor te bewegen, kies de
“Source” (kopieerbron) groep en nummer, en Patch toon.
fig.07-007
Alleen een specifieke toets initialiseren
Hier leest u, hoe u alleen een specifieke toets of Ritme set
initialiseert.
1. Druk in het Rhythm Edit Menu scherm op [MENU].
Het Ritme Utility scherm verschijnt.
2. Gebruik of om “Rhythm Tone Init” te kiezen.
fig.07-005
3. Druk op [ENTER].
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
toets (A0-C8) te kiezen, die u wilt initaliseren.
U kunt ook de toets kiezen door een noot op uw externe MIDIkeyboard te spelen.
4. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
5. Druk op [ENTER].
De initialisatie wordt uitgevoerd, en u keert terug naar het
vorige scherm.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
U kunt hier op de OUTPUT knop drukken om de kopieerbron
te verifïeren (dit heet de Compare functie).
* De Patch, die met de Compare functie afgespeeld wordt, kan iets
anders klinken dan wanneer deze normaal afgespeeld wordt.
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om
instellingen te maken.
7. Druk op [CURSOR] om de cursor te bewegen, selecteer de
“Destination” (kopieerbestemming), het Patch toon
nummer.
8. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om
instellingen te maken.
9. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
10. Druk op [ENTER].
U keert naar het Patch Edit Menu scherm terug.
Druk op [EXIT] om te annuleren.
82
Ritme sets opslaan die u
gemaakt heeft (Write)
Veranderingen, die u aan geluidsinstellingen maakt, zijn tijdelijk en
raken verloren als u het apparaat uitschakelt of een ander geluid
selecteert. Als u het bewerkte geluid wilt bewaren, dient u het op te
slaan in de interne USER groep (gebruikersgeheugen) of op een
geheugenkaart.
Als u de instellingen van een Ritme set bewerkt, wordt er een “E”
weergegeven in de rechterbovenhoek van het Patch Play scherm.
Deze “E” indicatie verdwijnt wanneer u de Patch opslaat in het
interne geheugen of op een geheugenkaart.
Wanneer u de save procedure uitvoert, zal de data die voorheen
op de save-bestemming stond verloren gaan.
1. Controleer dat de Ritme set die u wilt opslaan geselecteerd
is.
Een Ritme set creëren
7. Draai aan de VALUE-knop of gebruik [DEC][INC] om de
write bestemming te veranderen.
8. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
fig.07-012
9. Druk op [ENTER] om de save bewerking uit te voeren.
Om de bewerking te annuleren, drukt u op [EXIT].
Schakel de Fantom XR nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht en druk dan op .
Het Ritme set Name scherm verschijnt.
fig.07-010
3. Wijs een naam aan de Ritme set toe.
zie
Zie voor meer informatie over het toewijzen van namen “Een
naam toewijzen” (p. 39).
4. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam, drukt
u op [ENTER].
Een scherm verschijnt, waarin u de write bestemming kunt
kiezen.
fig.07-011
5. Druk op of om de write bestemming te kiezen.
De write bestemming kan het interne geheugen van de Fantom
XR zijn (User) of een geheugenkaart (Card).
*U kunt ook [GROUP] gebruiken als de write bestemming.
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om
het Patch nummer te selecteren.
U kunt hier op de OUTPUT knop drukken om de kopieerbron
te verifiëren (dit heet de Compare functie). U kunt deze functie
gebruiken, voordat u een Patch opslaat, om te controleren dat u
niet per ongeluk een Patch wist die u wilt houden.
* De Patch, die met de Compare functie afgespeeld wordt, kan iets
anders klinken dan wanneer deze normaal afgespeeld wordt.
83
In Performance mode spelen
Performance mode is ideaal als u een externe MIDI-sequencer wilt
gebruiken om een song te maken of wanneer u song data af wilt spelen. Wanneer u songs aan het maken bent of song data afspeelt,
wordt er aan elke Patch of Ritme set een apart MIDI-kanaal toegewezen. Zo'n set geluiden dat voor een Part geselecteerd is wordt een
Performance genoemd. Naast de instellingen voor elke Part, kunnen de volgende instellingen ook voor een Performance opgeslagen
worden.
• Arpeggio en Chord Memory nummer of instellingen
• Ritme groep nummer of instellingen
Een Performance selecteren
De Fantom-XR heeft drie Performancegroepen: de User groep, de
Preset groepen en de Card groep. User en Preset groepen bevatten 64
Performances, met een totaal van 128 Performances.
USER
Dit is de groep in de Fantom-XR, die overschreven kan worden. Performances die u zelf maakt worden in deze groep opgeslagen. De
Fantom-XR bevat 64 vooraf ingestelde Performances.
Over het Performance Play scherm
Performance Play scherm weergeven
Om bij het Performance Play scherm te komen, neemt u de volgende
stappen.
PRST (Preset)
Dit is de groep in de Fantom-XR, die niet overschreven kan worden.
U kunt echter wel de instellingen van de geselecteerde Performance
wijzigen en dan de gewijzigde Performance in de User groep
opslaan. De Fantom-XR bevat 64 vooraf ingestelde Performances.
CARD (Geheugen Kaart)
1. Druk op [MODE], zodat de knop groen oplicht.
U bent nu in Performance mode en het Performance Play
scherm verschijnt.
fig.08-001.e
Een Performance part selecteren
2. Druk in het Performance Play scherm op of om de
Part te selecteren.
fig.08-002.e
Selecting a performance part
U kunt in het Performance Play scherm op drukken, zodat
het oplicht, en dan op [omhoog] om de cursor naar het
Performancenummer te bewegen.
Functies in het Performance Play scherm
fig.08-002.e
Geeft aan of multi-effects ingeschakeld zijn (MFX1,2,3)
chorus (CHO), reverb (REV) en mastering (MASTER).
Deze groep stelt u in de gelegenheid om Patches te gebruiken die op
een geheugenkaart staan opgeslagen, die u in de PC Kaart Poort in
het voorpaneel steekt.
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
2. Druk op of om de cursor naar de Performancegroep
fig.08-003.e
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om
*U kunt ook [GROUP] gebruiken om een groep te kiezen.
4. Druk op of om de cursor naar het Performance
5. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om
Performancegroep of bij het goede Performance nummer
staat in het Performance Play scherm.
te bewegen.
Performancegroep
Performance nummer
een Performancegroep te selecteren.
USER:User
PRST:Preset
CARD:Memory Card
nummer te bewegen.
het Performance nummer te selecteren.
Kiest de groep, en het nummer
van de gekozen Performance.
Geeft de patches weer, die aan de Parts toegewezen zijn.
84
In Performance mode spelen
Performances uit de lijst selecteren
U kunt een lijst van perstaties weergeven en daaruit een Performance kiezen.
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
Performancegroep of bij het goede Performance nummer
staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk dan op .
Het Performance List scherm verschijnt.
fig.08-004_50
3. Druk op of om tussen Performancegroepen te
wisselen, en draai dan aan de VALUE draaiknop of gebruik
[INC][DEC] om de Performance te selecteren.
*U kunt ook [GROUP] gebruiken om een groep te kiezen.
7. Gebruik of om “Regist” te kiezen, en druk dan op
[ENTER].
De geselecteerde Performance wordt geregistreerd als favoriete
Performance.
* Druk om te annuleren op [EXIT].
U kunt uw favoriete en en Performances die u het meest gebruikt in
één plaats zetten door ze te registreren in de Favorite Performance
lijst. U kunt met deze functie snel uw favoriete Performances uit het
interne geheugen selecteren.
zie
Zie voor meer informatie over het registreren van Favoriete
Performances “Een favoriete Performance registreren”
(p. 85).
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
Performancegroep of bij het goede Performance nummer
staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk dan op .
Het Performance List scherm verschijnt.
3. Druk op [MENU].
Het Performance List Menu scherm verschijnt.
4. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om
“Favorite Performance” te selecteren.
fig.08-005_50
Een Patch registratie annuleren
Door “Remove” bij bovenstaande stap 7 te kiezen, annuleert u de
Patch registratie die geselecteerd is in het Favorite Performance
scherm.
5. Druk op [ENTER].
Het Favorite Performance scherm verschjnt.
6. Druk op of om van Performancegroep te wisselen,
en druk op of om de performance te kiezen.
85
In Performance mode spelen
Een Part selecteren
Het geselecteerde Part wordt “current Part” genoemd.
1. Druk in het Performance Play scherm op of om de
Part te selecteren.
fig.08-007_50
Selecteren vanuit een display lijst
1. Selecteer de Part waarvan u het geluid wilt wisselen.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk dan op .
Het Patch List scherm verschijnt.
fig.08-008a
* Druk om te annuleren op [EXIT].
Het geluid voor een Part selecteren
Als de Patch niet aan een Part is toegewezen u niet bevalt, is het
simpel om van Patch te wisselen.
1. Selecteer de Part waarvan u het geluid wilt wisselen.
2. Druk op of om de cursor naar het Patch type te
bewegen.
fig.08-009a.e
Patch Type: Patch
fig.08-009.e
Patch Type: Rhythm
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om te
bepalen of het type geluid, dat aan de Part toegewezen
wordt Patch of Rhythm is.
3. Druk op of om van Patch groep te wisselen, en druk
op of om de Patch te kiezen.
U kunt een Patch laten klinken door op de OUTPUT knop te
drukken, door een vooraf geselecteerde phrase te gebruiken die
past bij dat type (categorie) Patch (Phrase Preview).
4. Druk op [ENTER] om het Patch list scherm te sluiten.
zie
“Patches uit een lijst kiezen” (p. 42)
Over het Performance
Mixer scherm
De Fantom-XR heeft een mixer scherm, waarmee u instellingen,
zoals level en Pan voor de zestien delen van een Performance kunt
bewerken. Gebruik de volgende procedure om bij het Performance
Mixer scherm te komen:
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
Performancegroep of bij het goede Performance nummer
staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat dit oplicht, en druk dan op .
Het Performance Mixer scherm verschijnt.
fig.08-008b
4. Druk op of om de cursor naar de Patch groep of het
Patch nummer te bewegen.
fig.08-008.e
Patch groep
Patch nummer
5. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om
een Patch groep of Patch nummer te selecteren.
*U kunt ook [GROUP] gebruiken om een Patch group te kiezen.
zie
“Een Patch selecteren” (p. 40)
86
Een Part selecteren
Het geselecteerde Part wordt “current Part” genoemd.
1. Gebruik in het Performance Mixer scherm of om de
Part te selecteren.
fig.08-012
Huidige Part
In Performance mode spelen
De Part instellingen bewerken
De volgende Part parameters kunnen vanaf het Performance Mixer
scherm bewerkt worden:
• Level (p. 88)
• Pan (p. 88)
• Chorus Send Level (p. 89)
• Reverb Send Level (p. 89)
1. Druk in het Performance mixer scherm op of om
de parameter te selecteren.
fig.08-013
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
waarde in te stellen.
Zie voor meer details over de Arpeggio en Ritme functies
“Arpeggios afspelen” (p. 97), en “Rhythms afspelen” (p. 107).
MIDI-opdrachten voor elke
Part bekijken (Part
Information)
U kunt in Performance mode voor elke Part de ontvangststatus
bekijken voor MIDI-opdrachten die verscheidene dingen besturen.
Dit is handig, wanneer u wilt controleren of de geluidsgenerator
correct reageert op de bewerkingen van een externe MIDI-controller.
1. Ga naar het Performance Play scherm (p. 84).
2. Druk op [MENU].
Het Top Menu scherm verschijnt.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om
“Part Information” te selecteren.
4. Druk op [ENTER].
de Part Information scherm verschijnt.
fig.08-018
5. Gebruik of om de opdrachten te selecteren, die u
wilt controleren.
De parameterwaardes voor het geselecteerde Part worden
weergegeven.
fig.08-019
7. Druk op [EXIT] om het scherm te sluiten.
87
Een Performance creëren
U kunt met de Fantom-XR een grote verscheidenheid aan
instellingen reguleren. Elke ingestelde functie heet een parameter.
Dit hoofdstuk legt de procedures uit, die gebruikt worden bij het
creëren van Performances, en de functies van de Performance
parameters.
De meegeleverde Fantom-XR editor stelt u in de gelegenheid de
instellingen van de Fantom-XR te bewerken in een makkelijke
grafische omgeving (p. 163).
De Part instellingen in een lijst
bekijken (Performance Part
View)
In Performance mode kunt u de Part instellingen in een lijst bekijken.
Dit wordt het “Part View” scherm genoemd. In dit scherm kunt u
dingen, zoals de Patch die aan een Part is toegewezen, bekijken en
bewerken, en instellingen maken voor onder andere het volume en
de Pan voor elke Part.
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
Performancegroep of bij het goede Performance nummer
staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op .
Het Performance Mixer scherm verschijnt.
fig.09-011
kunt u op [SHIFT] drukken, zodat het oplicht, en dan op
drukken om het Patch List scherm te openen en een Patch uit de
lijst te kiezen (p. 42).
Wanneer de cursor bij een Patch groep of Patch nummer is,
kunt u op [SHIFT] drukken, zodat het oplicht, en dan op
drukken om het Patch Edit scherm te openen en een Patch te
bwerken (p. 95).
Wanneer de cursor bij een Patch groep of Patch nummer is kunt
u op [GROUP] drukken om de groep van de geselecteerde
Patch te wisselen.
De parameters een Part
aanpassen
1. Druk in het Performance Part scherm op of om de
Part te selecteren.
2. Druk op of om de cursor naar de parameter te
bewegen, die u wilt veranderen.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
waarde in te stellen.
Parameter List
3. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op .
Het Performance Part scherm verschijnt.
fig.08-012.e
Dit betekent dat er andere
parameters zijn die niet weergegeven
worden. Druk op [ ] om de cursor te bewegen.
Geselecteerde parameter
Naam van de geselecteerde parameter
Geselecteerd part nummer
* De naam van de parameter bij de cursor wordt in de onderste lijn van
het Performance Part scherm weergegeven.
Als u in het Performance Mixer scherm bent, kunt in het
Performance Part scherm komen door op [MENU] te drukken
en “Part” te kiezen uit dit menu.
4. Wanneer u klaar bent met het maken van instellingen, drukt
u op [EXIT] om naar het Mixer scherm terug te keren.
Wanneer de cursor bij een Patch groep of Patch nummer is,
Patch Type
Stelt de toewijzing van een Patch (Patch) of Ritme set (Rhythm) in op
een van de Parts.
Patch Group
Selecteert de groep, waar de geselecteerde Patch of Ritme set hoort.
Waarde
USR:User
PRA-H:Preset A-H
GM:GM (GM2)
CRD:Memory card
XPA-F:Wave uitbreidingskaarten, geïnstalleerd in de EXP-
A-F slots
Patch Number
Selecteert de gewenste Patch of Ritme set met hun nummer.
Waarde:001-
Level
Bepaalt het volume van elke Part. Het hoofddoel van deze instelling
is om de volumebalans tussen de Parts in te stellen.
Waarde:0-127
Pan
Stelt de Pan van elke Part in. “L64” is uiterst links, “0” is midden, en
“63R” is uiterst rechts.
Waarde:L64-0-63R
88
Een Performance creëren
Solo Switch
Selecteer een Part waarmee u een geluid af wilt laten spelen. Zet het
op “SOLO” als om de Part van uw keuze solo te laten spelen. Andere
Parts zullen niet klinken.
Waarde:-,SOLO
Mute Switch
Zet een geluid op stil (MUTE) of laat het klinken (OFF.).
Waarde:OFF, MUTE
De Mute Switch parameter schakelt niet de Part uit, maar zet
het volume op een minimaal niveau, zodat er geen geluid
klinkt. De MIDI-opdrachten worden echter nog wel ontvangen.
Octave Shift
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Part in, in eenheden van
een octaaf (+/-3 octaven).
Waarde:-3-+3
Let op dat wanneer een Ritme set aan een Part is toegewezen, u
de Octave Shift parameter niet meer kunt bewerken.
Coarse Tune
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Part in, in eenheden van
een halve toon (+/-3 octaven).
Waarde:-48-+48
Coarse Tune en Octave Shift
De Coarse Tune en Fine Tune parameters kunnen samen met de
Octave Shift parameter beschouwd worden als instellingen, die
hetzelfde effect op het geluid hebben, namelijk de toonhoogte
van het geluid veranderen. Als bijvoorbeeld C4 (middelste)
bespeeld wordt met de Coarse Tune parameter ingesteld op
“+12”, zal de noot C5 zijn (één octaaf boven C4). Als bijvoorbeeld C4 (middelste) bespeeld wordt met de Octave Shift parameter ingesteld op “+1”, zal de noot C5 zijn (één octaaf boven
C4).
De functies verschillen echter intern. Wanneer de Coarse Tune
parameter op “+12” is ingesteld, wordt de toonhoogte een
octaaf verhoogd. Aan de andere kant zorgt het instellen van de
Octave Shift parameter op “+1” er slechts voor, dat het indrukken van een toets die een octaaf hoger is hetzelfde effect teweegbrengt. Met andere woorden, u dient de Coarse Tune parameter
te gebruiken, wanneer u het gehele keyboard wilt verplaatsen
als er bijvoorbeeld niet genoeg toetsen beschikbaar zijn.
Fine Tune
Stelt de toonhoogte van het geluid van de Part in, in stappen van 1cent (+/- 50 cent).
Waarde:-50-+50
Een cent is een honderste halve toon.
Output Assign
Bepaalt de output van het directe geluid van elke toon.
Waarde
MFX:Output in stereo door multi-effects. U kunt ook chorus
of reverb op het geluid dat door de multi-effects gaat
toepassen.
A, B:Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of de OUTPUT B
jack in stereo, zonder multi-effects.
1-4:Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono, zonder
multi-effects.
PAT:De outputbestemming van de Part wordt bepaald door
de instellingen van de Patch of de Ritme set die aan de
Part is toegewezen.
Als u instellingen gemaakt heeft, zodat geluiden apart naar de
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack gaan, maar er geen
plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken, worden de geluiden
van de INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 jacks gemixt en gaat
de output via de INDIVIDUAL 1 jack.
Als de Mix/Parallel parameter (p. 158) op “MIX” ingesteld is,
gaat alle output in stereo naar de OUTPUT A (MIX) jacks.
Als u Tone Out Assign op “MFX” heeft ingesteld, dient u met
de MFX Output Assign parameter (p. 135) in te stellen, wat de
output bestemming is van het geluid dat door de multi-effects is
gegaan.
• De output van geluiden naar chorus en reverb is altijd in mono.
• De outputbestemming van het signaal, nadat het door de
chorus heengaat, stelt u in met Chorus Output Select (p. 136) en
Chorus Output Assign (p. 136).
• De outputbestemming van het signaal, nadat het door de reverb
is gegaan, stelt u in met Reverb Output Assign.
Bepaal welke multi-effects tegelijk gebruikt worden, van de drie
waarbij dat kan.
Waarde:1-3 (MFX-1-MFX-3)
Output Level (Part Output Level)
Stelt het niveau van het signaal in dat naar de outputbestemming
gestuurd wordt, ingesteld met Part Output Assign.
Waarde:0-127
Chorus Send Level (Part Chorus Send Level)
Stelt voor elke Part het niveau van het signaal in dat naar de chorus
wordt gestuurd.
Waarde:0-127
Reverb Send Level (Part Reverb Send Level)
Stelt voor elke Part het niveau van het signaal in dat naar de reverb
wordt gestuurd.
Waarde:0-127
89
Een Performance creëren
Cutoff Offset
Stelt de cutoff frequentie voor de Patch of de Ritme set in, die aan
een Part is toegewezen.
Waarde:-64-+63
Patches hebben ook een Cutoff Offset instelling (p. 50). De
uiteindelijke Cutoff frequentie-waarde is het totaal van de
Cutoff Frequency waarde voor de toon, en de waardes van de
Cutoff Offset-instellingen voor de Patch en Part. Als de cutoff
frequentie van de toon al op “127” (maximum) is ingesteld,
treden er geen verdere veranderingen op door de Cutoff Offset
op een positieve waarde in te stellen.
Resonance Offset
Stelt de resonantie voor de Patch of de Ritme set in, die aan een Part
is toegewezen.
Waarde:-64-+63
Patches hebben ook een Resonance Offset instelling (p. 49). De
uiteindelijke resonantiewaarde is het totaal van de Resonance
Offset waarde voor de toon, en de waardes van de Resonance
Offset-instellingen voor de Patch en Part. Als de resonantie van
de toon al op “127” (maximum) is ingesteld, treden er geen
verdere veranderingen op door de Resonance Offset op een
positieve waarde in te stellen.
Attack Time Offset
Stelt de TVA/TVF Envelope Attack Time voor de Patch of de Ritme
set in, die aan een Part is toegewezen.
Waarde:-64-+63
Patches hebben ook een Attack Time Offset instelling (p. 50). De
uiteindelijke TVA Envelope attack time waarde is het totaal van
de TVA Envelope Time 1 waarde voor de toon, en de waardes
van de Attack Time Offset-instellingen voor de Patch en Part.
Als de Time 1 parameter van de toon al op “127” (maximum) is
ingesteld, treden er geen verdere veranderingen op door de
Attack Time Offset op een positieve waarde in te stellen.
Hetzelfde geldt voor de TVF Envelope.
Release Time Offset
Stelt de TVA/TVF Envelope Release Time voor de Patch of de Ritme
set in die aan een Part is toegewezen.
Waarde:-64-+63
Patches hebben ook een Release Time Offset instelling (p. 50). De uit-
eindelijke TVA Envelope release time waarde is het totaal van de
TVA Envelope Time 4 waarde voor de toon, en de waardes van de
Release Time Offset-instellingen voor de Patch en Part. Als de Time 4
parameter van de toon al op “127” (maximum) is ingesteld, treden er
geen verdere veranderingen op door de Release Time Offset op een
positieve waarde in te stellen.
Hetzelfde geldt voor de TVF Envelope.
Decay Time Offset
Stelt de TVA/TVF Envelope Decay Time voor de Patch of de Ritme
set in die aan een Part is toegewezen.
Waarde:-64-+63
Mono/Poly
Zet de instelling op “MONO” als u wilt dat de Patch, die aan de Part
is toegewezen monofonisch afspeelt of op “POLY” als u wilt dat de
Patch polyfonisch afgespeeld wordt. Als u de Mono/Poly instelling
wilt gebruiken van de Patch die aan de Part is toegewezen (p. 50), zet
u dit op “PAT”.
Waarde:MONO, POLY, PAT
Deze instelling wordt genegeerd voor Parts, waar een Ritme set
aan is toegewezen.
Legato Switch
U kunt legato toevoegen wanneer u monofonisch aan het spelen
bent. Met de term “legato” wordt een speelstijl bedoeld, waarin
tonen geleidelijk in elkaar overlopen om een vloeiend geluid te creëren. Dit zorgt voor gladde overgangen tussen tonen, wat effectief is
als u de technieken, die door gitaristen gebruikt worden, wilt simuleren (hammering-on, pulling-off). Zet deze parameter op “ON” als
u Legato wilt gebruiken, en “OFF” als u dit niet wilt. Als u de Legato
Switch instelling van de Patch die aan de Part is toegewezen wilt
gebruikt (p. 50), zet u dit op “PAT”.
Waarde:OFF, ON, PAT
Deze instelling wordt genegeerd voor Parts, waar een Ritme set
aan is toegewezen.
Portamento Switch
Bepaalt of portamento toegepast wordt. Zet deze parameter op
“ON” als u Portamento wilt toepassen, en “OFF” als u dit niet wilt.
Als u de Portamento Switch instelling van de Patch, die aan de Part
is toegewezen wilt gebruikt (p. 50), zet u dit op “PAT”.
Deze instelling wordt genegeerd voor Parts, waar een Ritme set
aan is toegewezen.
Portamento Time
Wanneer portamento gebruikt wordt, kunt u hiermee de tijd bepalen, waarin de toonhoogte veranderd wordt. Hogere instellingen
zorgen ervoor dat de toonhoogte-verandering naar de volgende noot
langer duurt. Als u de Portamento Time instelling van de Patch, die
aan de Part is toegewezen, wilt gebruikt (p. 50), zet u dit op “PAT”.
Deze instelling wordt genegeerd voor Parts, waar een Ritme set
aan is toegewezen.
90
Een Performance creëren
g
Toetsbereik ingesteld voor Performance
Toetsbereik ingesteld voor Patch
Het bereik waarin noten afspelen
Vibrato Rate
Stel voor elke Part de vibrato-snelheid (de snelheid waarmee de
toonhoogte gemoduleerd wordt) in. De toonhoogte wordt sneller
gemoduleerd voor hogere instellingen, en langzamer voor lagere.
Waarde:-64-+63
Vibrato Depth
Stel voor elke Part de vibrato-diepte (de diepte waarop de toonhoogte gemoduleerd wordt) in. De toonhoogte wordt meer gemoduleerd voor hogere instellingen, en minder voor lagere.
Waarde:-64-+63
Vibrato Delay
Stel voor elk de tijdsvertraging in tot het vibrato effect (toonhoogtemodulatie) begint. Hogere instellingen zorgen voor een grotere vertraging, lagere instellingen voor een kortere.
Waarde:-64-+63
Key Fade Lower (Part Keyboard Fade Width
Lower)
Bepaalt wat er met het niveau van de Part gebeurt, wanneer er een
noot bespeeld wordt die lager is dan zijn gespecifeerde bereik.
Hogere instellingen zorgen voor een meer geleidelijke volumeverandering. Als u niet wilt dat de Tone klinkt als u een noot bespeelt, die
lager is dan het keyboard bereik, zet u deze parameter op 0.
Waarde:0-127
fig.09-005.e
Niveau
Toonhoo
Key Fade Lower
Key Range LowerKey Range Upper
Key Fade Upper
Key Range Lower (Part Keyboard Range
Lower)
Stelt de laagste noot in die voor elke Part zal klinken.
Waarde:C-1-UPPER
Key Range Upper (Part Keyboard Range
Upper)
Stelt de hoogste noot in die voor elke Part zal klinken.
Waarde:LOWER-G9
Wanneer de Key Range (het klankbereik) (p. 53) ingesteld is
voor elke individuele toon in een Patch, worden geluiden
geproduceerd in het gebied waar de Key Range voor elke toon,
en de Key Range voor de Part elkaar overlappen.
fig.09-006.e
Als u probeert de laagste toon hoger dan de bovenste toets of
lager dan de laagste toets te plaatsen, zal de andere waarde
automatisch naar dezelfde instelling worden aangepast.
Key Fade Lower (Part Keyboard Fade Width
Lower)
Bepaalt wat er met het niveau van de Part gebeurt, wanneer er een
noot bespeeld wordt die hoger is dan zijn gespecifeerde bereik.
Hogere instellingen zorgen voor een meer geleidelijke volumeverandering. Als u niet wilt dat de Tone klinkt als u een noot bespeelt die
hoger is dan het keyboardbereik, zet u deze parameter op 0.
Waarde:0-127
Receive Channel (Part Receive Channel)
Stelt het MIDI receive-kanaal voor elke Part in.
Waarde:1-16
91
Een Performance creëren
Voice Reserve
Deze instelling specificeert het aantal stemmen, dat gereserveerd
wordt voor elke Part, wanneer er meer dan 128 stemmen tegelijk
afgespeeld worden.
Waarde:0-63, FUL
Het is niet mogelijk dat de instellingen van alle Parts een totaal
vormen dat groter dan 64 is. Het aantal overgebleven stemmen
wordt weergegeven bij (rest=). Let hierop, als u Voice Reserveinstellingen maakt.
Het aantal gebruikte stemmen berekenen
De Fantom-XR kan maximaal 128 noten tegelijk afspelen. De
polyfonie of het aantal stemmen (geluiden) refereert niet alleen
aan het aantal geluiden dat afgespeeld wordt, maar verandert
ook naar gelang het aantal tonen gebruikt in de Patches, en het
aantal Waves per toon verandert. De volgende methode wordt
gebruikt om het aantal geluiden te berekenen, dat voor één
Patch afgespeeld wordt.
(Aantal geluiden dat afgespeeld wordt) x (Aantal tonen
gebruikt door de Patches die afgespeeld worden) x (Aantal
waves gebruikt in de tonen)
Receive Switch (Part Receive Switch)
Stel voor elke Part in of MIDI-opdrachten wel (ON) of niet (OFF)
ontvangen worden.
Als dit op “OFF” staat zal de Part niet reageren. Normaliter dient u
dit op “ON” te laten staan, maar u kunt het uitzetten als u niet wilt
dat een bepaalde Part tijdens het afspelen van een song afgespeeld
wordt.
Waarde:OFF, ON
Scale Tune instellingen
De Fantom-XR stelt u in de gelegenheid om temperaturen te gebruiken, die anders zijn dan een gelijke temperatuur. Scale Tune instellingen kunnen apart opgeslagen worden voor elke Performance.
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
Performancegroep of bij het goede Performance nummer
staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk dan op .
Het Performance Mixer scherm verschijnt.
3. Druk op [MENU]
Het Performance Edit Menu verschijnt.
4. Gebruik of om “Scale Tune” te kiezen.
fig.09-013
Part Velocity Sensitivity Offset
Dit verandert het volume en de cutoff frequentie voor elke Part,
afhangend voor de aanslag waarmee de toetsen ingedrukt worden.
Als u wilt dat sterker gespeelde noten het volume/de cutoff frequentie verhogen, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in.
Als u wilt dat sterker gespeelde noten het volume/de cutoff frequentie verlagen, stelt u deze parameter op een negatieve (-) waarde in.
Zet aanslaggevoeligheid op “0” als u wilt dat geluiden met een constante cutoff frequentie en constant volume afgespeeld worden,
ongeacht de kracht waarmee de toetsen ingedrukt worden.
Patches hebben ook een Velocity Sensitivity Offset instelling
(p. 50). De uiteindelijke Velocity Sensitivity Offset waarde is het
totaal van de Velocity Sensitivity Offset-parameters van de Part
en de Patch. Hierdoor zullen er geen veranderingen optreden in
de Velocity Sensitivity Offset van de Part, als de Velocity
Sensitivity Offset parameter van de Patch al op “127” (het
maximum) is ingesteld, zelfs niet als u deze op een positieve
waarde instelt.
Part Pitch Bend Range
Bepaalt de hoeveelheid toonhoogte verandering in halve tonen (2
octaven) die hoorbaar wordt, wanneer de Pitch Bend hendel bewogen wordt. De hoeveelheid verandering die optreedt, wanneer de
hendel schuin wordt gehouden, is hetzelfde voor de linker- als de
rechterkant. Als u de Pitch Bend Range instelling van de Patch die
aan de Part is toegewezen (p. 54) wilt gebruiken, zet u dit op “PAT”.
Waarde:0-24, PAT
5. Druk op [ENTER].
Het Perform Scale Tune scherm verschijnt.
fig.09-014
6. Gebruik of om de Part te selecteren.
7. Gebruik of om de cursor naar de temerpatuur dat u
wilt veranderen te bewegen.
8. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
waarde in te stellen.
92
Een Performance creëren
Parameter lijst
Part Scale Tune C–B
Maakt schaalinstellingen voor elke Part.
Waarde:-64-+63
zie
Scale Tune wordt aan- en uitgeschakeld met de Scale Tune
Switch parameter (p. 160).
Gelijke temperatuur
Dit afstellen verdeelt de octaaf in 12 gelijkwaardige Parts en is
de meest gebruikte temperatuur methode gebruikt in Westerse
muziek. De Fantom-Xa gebruikt gelijke temperatuur, wanneer
de Scale Tune Switch op “OFF” is ingesteld.
Vaste temperatuur (Tonic of C)
Vergeleken met de instelling van gelijke temperatuur klinkt een
vaste temperatuur in deze stemming zuiver. Dit effect wordt
echter alleen in één toets bereikt, en de drieklanken zullen dubbel klinken als u transponeert.
Arabische schaal
In deze schaal zijn E en B een kwart noot lager en C#, F# enG#
een kwart noot hoger vergeleken met gelijke temperatuur . De
tussenpauze tussen G en B, C en E, F en G#, Bb en C# en Eb en
F# hebben een natuurlijke derde- de interval tussen een derde
majeur en een derde mineur. Bij de Fantom-Xa kunt een Arabische schaalgebruiken bij de drie toetsen van G, C en F.
<Voorbeeld>
Noot naamGelijke
temperatuur
C00-6
C#0-8+45
D0+4-2
Eb0+16-12
E0-14-51
F0-2-8
F#0-10+43
G0+2-4
G#0+14+47
A0-160
Bb0+14-10
B0-12-49
Vaste
temperatuur
(tonic C)
Arabische
schaal
MIDI-gerelateerde
instellingen
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
Performancegroep of bij het goede Performance nummer
staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op .
Het Performance Mixer scherm verschijnt.
3. Druk op [MENU].
Het Performance Edit Menu scherm verschijnt.
4. Gebruik of om “MIDI” te kiezen.
fig.9-009
5. Druk op [ENTER].
Het Performance MIDI scherm verschijnt.
fig.09-009a.e
Ch1–16
off
* De naam van de parameter op de locatie van de cursor wordt
weergegeven in de onderste lijn van het Performance MIDI scherm.
6. Gebruik of om het kanaal te selecteren.
7. Gebruik of om de cursor naar de parameter, die u
wilt veranderen te bewegen.
8. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
waarde in te stellen.
Parameter lijst
Rx Program Change (Receive Program Change
Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Program Change opdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
on
Rx Bank Select (Receive Bank Select Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Bank Select opdrachten
wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Rx Pitch Bend (Receive Pitch Bend Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Pitch Bend opdrachten wel
(ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Channel Pressureopdrachten wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Andere instellingen
(General)
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
Performancegroep of bij het goede Performance nummer
staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op
Het Performance Mixer scherm verschijnt.
Rx Modulation (Receive Modulation Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Modulation opdrachten
wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Rx Volume (Receive Volume Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Volume opdrachten wel
(ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Rx Pan (Receive Pan Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Pan opdrachten wel (ON)
of niet (OFF) ontvangen worden.
Rx Expression (Receive Expression Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Expression-opdrachten
wel (ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Rx Hold-1 (Receive Hold 1 Switch)
Specificeer voor elk MIDI-kanaal of MIDI Hold 1 opdrachten wel
(ON) of niet (OFF) ontvangen worden.
Phase Lock (Phase Lock Switch)
Zet Phase Lock op “ON” als u bepaalde discrepanties in timing van
Parts, die op eenzelfde MIDI-kanaal afgespeeld worden wilt onderdrukken.
Wanneer de Phase Lock-parameter op “ON” staat, worden
Parts op eenzelfde MIDI-kanaal neergezet op een manier dat
hun timing gelijk is, wat ervoor zorgt dat ze tegelijk afgespeeld
kunnen worden. Hierdoor kan er tijd verstrijken tussen het
ontvangen van de Note-opdrachten en het afspelen van de
geluiden. Zet deze instelling alleen op “ON” wanneer dit nodig
is.
3. Druk op [MENU].
Het Performance Edit Menu scherm verschijnt.
4. Gebruik of om “General” te kiezen.
fig.9-018
5. Druk op [ENTER].
Het Performance General scherm verschijnt.
fig.9-019
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om de
waarde te selecteren.
Parameter lijst
Recommended Tempo
Als u wilt dat het systeemtempo verandert, wanneer u van Performance wisselt, bepaal dan het tempo dat op deze verandering zal
volgen. Deze instelling kan gebruikt worden, wanneer de Seq
Tempo Override parameter op “ON” staat. Om deze instelling te
gebruiken dient u de Tempo Override parameter aan te zetten (p.
156).
Waarde:20-250
Velocity Curve Type
Velocity Curve selecteert voor elk MIDI-kanaal één van de volgende
vier Velocity Curve types, die het meest overeenkomt met het verbonden MIDI-keyboard. Zet dit op “OFF” als u aanslag curve van
het MIDI keyboard zelf gebruikt.
Waarde:OFF, 1-4
fig.09-010
2134
94
Een Performance creëren
De instellingen wijzigen van
een Patch die aan een Part
is toegewezen
Wanneer u Patches in de Performance mode gebruikt, worden
bepaalde instellingen, zoals die voor effecten, beïnvloed door de Performance instellingen. Als u een Patch wilt bewerken, terwijl u hoort
hoe deze in de Performance zal klinken, gebruikt u deze methode.
* Hier wordt uitgelegd hoe de instellingen van een Patch dat aan een
Part is toegewezen gewijzigd worden. De procedure voor het
veranderen van Ritme sets is hetzelfde. Vervang “Patch” door “Ritme
set”, wanneer u dit in een zin tegenkomt.
1. Druk in het Performance Play scherm op of om de
Part te selecteren waarvan u de instellingen wilt
veranderen.
fig.08-007
U kunt ook in het Performance Part scherm (p. 88) het
scherm selecteren, zodat de Patch naam weergegeven
wordt, en dan op of te drukken om de Part te
selecteren waarvan u de Patch instellingen wilt wijzigen.
fig.09-030
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op .
Het Patch Edit scherm verschijnt.
fig.09-020
Performance instellingen
initialiseren (Init)
“Initialiseren” betekent het terugzetten van de instellingen van het
huidig geselecteerde geluid naar standaard waardes.
De Initialize bewerking heeft alleen invloed op het huidig
geselecteerde geluid. De geluiden die in het
gebruikersgeheugen opgeslagen zijn worden niet beïnvloed.
Als u alle instellingen van de Fantom XR weer naar de
fabriekswaardes wilt instellen, voert u een Factory Reset uit (p.
162).
1. Zorg ervoor, dat de cursor bij de de goede
Performancegroep of bij het goede Performance nummer
staat in het Performance Play scherm.
2. Druk op [MENU].
Het Top Menu scherm verschijnt.
3. Gebruik of om “Sound Ctrl Init” of “Performance
Init”.
fig.09-015
• Sound Ctrl Init:Initialiseert de waardes van de volgende
Part parameters. Cutoff Offset,
Resonance Offset, Attack Time Offset,
Release Time Offset, Decay Time Offset,
Vibrato Rate, Vibrato, Depth, Vibrato
Delay
• Performance Init:Reset de huidig geselecteerde
Performance in het tijdelijke geheugen
naar de standaard waardes. Gebruik
deze instelling als u een geluid vanuit
het niets wilt creëren.
3. De rest van de procedure is hetzelfde als voor het maken
van veranderingen in Patch mode (p. 46).
U kunt in het Patch Utility scherm, wanneer u in het scherm bij
stap 2 op [MENU] drukt , “Part Select” kiezen en de Part
opnieuw selecteren.
4. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
5. Druk op [ENTER].
De initialisatie wordt uitgevoerd, en u keert terug naar het
vorige scherm.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
U kunt ook Init kiezen door op [MENU] te drukken in het
Performance Mixer scherm (p. 86), het Performance Part scherm
(p. 88), het Perform Scale Tune scherm, (p. 92), het Performance
MIDI scherm (p. 93) of het Performance General scherm (p. 94).
95
Een Performance creëren
Performances opslaan, die
u gemaakt heeft (Write)
Veranderingen, die u aan geluidsinstellingen maakt, zijn tijdelijk, en
gaan verloren als u het apparaat uitschakelt of een ander geluid
selecteert. Als u het bewerkte geluid wilt bewaren, dient u het op te
slaan in de interne USER groep (gebruikersgeheugen) of op een
geheugenkaart.
Als u de instellingen van een Performance bewerkt, wordt er een “E”
weergegeven in de rechterbovenhoek van het Performance Play
scherm. Deze “E” indicatie verdwijnt, wanneer u de Performance
opslaat in het interne geheugen of op een geheugenkaart.
Wanneer u de save procedure uitvoert, zal de data die voorheen
op de save-bestemming stond verloren gaan.
1. Controleer dat de Performance die u wilt opslaan
geselecteerd is.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht en druk dan op .
Het Performance Name scherm verschijnt.
fig.09-021
Schakel de Fantom XR nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
Wanneer u de instellingen
verandert voor een Patch of Ritme
set die aan Part in een Performance
is toegewezen
Als u een Patch of Ritme set die aan een Part in een Performance is
toegewezen verandert, en daarna probeert de Performance op te
slaan, zonder eerst de bewerkte Patch of Ritme set op te hebben
geslagen, verschijnt het volgende bericht.
fig.09-024
Sla in zulke gevallen eerst de Patches en Ritme sets op, en daarna de
Performance.
* Een bericht, zoals het bovenstaande, verschijnt ook als u de arpeggio,
chord, rhythm patroon of rhythm groep niet opgeslagen heeft.
3. Wijs een naam aan de Performance toe.
zie
Zie voor meer informatie over het toewijzen van namen “Een
naam toewijzen” (p. 39).
4. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam, drukt
u op [ENTER].
Een scherm verschijnt, waarin u de write bestemming kunt
kiezen.
fig.09-022
5. Druk op of om de write bestemming te kiezen.
De write bestemming kan het interne geheugen van de Fantom
XR zijn (User) of een geheugenkaart (Card).
6. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om
het Performance nummer te selecteren.
7. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
fig.09-023
8. Druk op [ENTER] om de save bewerking uit te voeren.
* Om de bewerking te annuleren, drukt u op [EXIT].
96
Arpeggios afspelen
Over Arpeggio
De Fantom-XR bevat een arpeggio functie, die automatisch arpeggios genereert. Door de arpeggio te gebruiken kunt u een arpeggio
creëren door simpelweg één of meerdere toetsen ingedrukt te houden.
De manier waar de arpeggio op gegenereerd wordt, wordt de
“Arpeggio Style” genoemd. Wanneer de Fantom-XR geleverd wordt,
bevat deze 128 “preset” arpeggio Styles en 128 “user” arpeggio Styles, waarin u uw eigen creaties op kunt slaan.
Arpeggio Styles zijn niet een deel van een Patch of Performance,
ze worden als aparte data behandeld. Dit houdt in dat een
arpeggio Style voor meer dan één Patch of Performance
gebruikt kan worden.
In Performance mode kunt u gemakkelijk ensembles maken door de
arpeggio in combinatie met Ritme patronen te gebruiken (p. 107).
Arpeggios afspelen
Arpeggio in- en uitschakelen
1. Druk op [ARP].
Als u in Patch mode bent
* Selecteer als u in de Patch mode bent eerst een Patch.
Het Arpeggio/Chord Switch scherm verschijnt.
Als u in Performance mode bent
Het Arp/Chd/Rhy Switch scherm verschijnt.
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik of om
“Arp” te selecteren.
fig.11-001
Gebruiken in combinatie met de Chord
Memory functie
Wanneer u met de arpeggio ingeschakeld aan het spelen bent,
kunt u het samen met de Chord Memory functie (p. 104) gebruiken. Nadat u de complexe Akkoord patronen (akkoorden) in
het geheugen hebt opgeslagen, kunt u deze allemaal oproepen
wanneer de Arpeggio functie aanstaat, en kunt u gemakkelijk
complexe arpeggio-geluiden afspelen door simpelweg op een
toets te drukken.
Een arpeggio vasthouden
Door de volgende procedure te volgen, kunt u zelfs arpeggios creëren zonder het keyboard ingedrukt te houden.
1. Druk op [ARP].
Het Arpeggio/Chord Switch scherm (Het Arp/Chd/Rhy
Switch scherm in Performance mode) verschijnt.
fig.11-003
2. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik of om
“Hold” te selecteren.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [DEC][INC] om
hold aan/uit te schakelen.
4. Speel een akkoord op uw keyboard.
Als u verschillende akkoorden of noten bespeelt, terwijl de
arpeggio vastgehouden wordt, zal de arpeggio relatief aan de
gespeelde noten veranderen.
3. Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC][DEC] om
arpeggio aan of uit te schakelen.
fig.11-002
Als dit aanstaat, wordt er een arpeggio geproduceerd volgens
de noten die u ingedrukt houdt op een extern MIDI keyboard.
De Style (Arpeggio Style) (p. 98) is bij de arpeggio instellingen
specifiek belangrijk. Het playback patroon van de arpeggio
wordt hoofdzakelijk bepaald door deze instelling.
zie
Zie voor meer informatie over elke parameter “Arpeggio
instellingen” (p. 98)
97
Arpeggios afspelen
Arpeggio instellingen
1. Gebruik of in het Arpeggio/Chord Switch scherm
(Het Arp/Chd/Rhy Switch scherm in Performance mode) om
“Arp” te selecteren.
2. Druk op [SHIFT], zodat het oplicht, en druk op .
Of, druk op [ENTER].
Het Arpeggio scherm verschijnt.
fig.11-004.e
Arpeggio Style
U kunt op [SHIFT] drukken, zodat het oplicht terwijl dit scherm
wordt weergegeven, en vervolgens op drukken om een lijst
van de arpeggio Styles te bekijken.
Een andere manier om het Arpeggio scherm te bereiken is door
op [MENU] te drukken om in het Arpeggio/Chord Menu
scherm (het Arp/Chd/Rhy Menu scherm in Performance
mode) te komen, en vervolgens “Arpeggio” te kiezen en op
[ENTER] te drukken.
3. Gebruik of om de cursor naar elke parameter te
bewegen, en gebruik de VALUE draaiknop [DEC][INC] om
de instellingen te wijzigen.
Styles selecteren voor arpeggio
Performances (Arpeggio Style)
Hiermee selecteert u de basis Performancestijl voor de arpeggio. De
arpeggio Styles staan in het preset memory en het user memory.
Waarde:U001-128 (User), P001-128 (Preset)
U kunt op [GROUP] drukken om tussen User en Preset
geheugen te wisselen.
zie
Zie voor meer informatie over de voorgeprogrammeerde
Arpeggio Styles in de Fantom-XR “Arpeggio Style List” (p.
239).
Over Arpeggio Styles
Een Arpeggio Style is een dataserie voor arpeggio basispatronen en akkoord Styles die opgeslagen worden in de vorm van
een raster met een maximum van 32 stappen x 16 toonhoogtes.
fig.11-005
Noot 16
HOOG
Note 06
Note 05
Note 04
Note 03
Note 02
Note 01
1
4 5
23
6
STAP
8
10
9
7
....
11
32
4. Wanneer de instellingen gewijzigd heeft, drukt u op [EXIT].
U kunt in het Arpeggio scherm op [SHIFT] drukken, zodat het
oplicht, en vervolgens op [omhoog] om de cursor naar de
arpeggio Style te bewegen.
Door op de OUTPUT knop te drukken kunt u het geluid van de
arpeggio Style beluisteren.
Wanneer u een Performance opslaat wordt de arpeggio aan/uit
status, net als de instellingen van het Arpeggio scherm ook
opgeslagen. Als u een specifieke combinatie van geluiden en
arpeggio instellingen wilt maken, dient u uw instellingen in
Performance mode te maken en op te slaan.
Elk raster bevat een deze data soorten:
• ON:Note On (met Velocity data)
• TIE:Tie (houd de vorige noot vast)
• REST:Rest (er wordt geen geluid afgespeeld)
De toetsen die ingedrukt worden samen met de volgorde
waarin ze ingedrukt worden, is relatief aan de “toets met de
laagste toonhoogte tijdens input”. Hierdoor kunt u een Arpeggio Style in verschillende Patches en Performances tegelijk
gebruiken.
Een Arpeggio Style is geen deel van een Patch of Performance,
maar is onafhankelijke data. U kunt maximaal 64 Arpeggio Styles opslaan.
Het tempo bepalen voor Arpeggio
Performances
Dit stelt het arpeggio tempo in.
* De Tempo instelling wijzigen zal de Systeem “Tempo” (p. 156)
instelling wijzigen. De tempo instelling kan niet als een deel van de
Arpeggio Style opgeslagen worden.
Waarde:5-300
98
Arpeggios afspelen
De sterkte van het accent wijzigen
(Accent Rate)
Wanneer u arpeggios afspeelt, hangt de aanslag (aanslagkracht) van
elke arpeggionoot af van de aanslag van de noten die in de arpeggio
Style geprogrammeerd zijn. U kunt de hoeveelheid (“spreiding”)
van deze dynamische variatie aanpassen. Met een instelling van
100% zullen de arpeggionoten de precieze aanslag hebben van de
geprogrammeerde arpeggio Style. Met een instelling van 0% worden
alle arpeggionoten op een vaste aanslag afgespeeld.
Waarde:0-100%
Het bereik van de arpeggio
instelling (Octave Range)
Dit voegt een effect toe, dat de arpeggio per cyclus verschuift, in een
eenheden van een octaaf (octaaf bereik). U kunt het bereik van de
verschuiving omhoog of omlaag instellen (met een maximum van
drie octaven omhoog of omlaag).
Waarde:-3-0-+3
De Beat en Shuffle veranderen
(Grid)
Staccato en Tenuto toepassen
(Duration)
Deze instelling (duur) bepaalt of de afgespeelde geluiden staccato
zijn (kort en afgeknipt) of tenuto (helemaal uitgerekt).
* Raster-instellingen worden gedeeld met het rhythm pattern.
Waarde: 30, 40, 50, 60, 70, 80, 90, 100, 120, FULL
30-120:Als u deze instelling op bijvoorbeeld “30” instelt, is
de lengte van de noot in een raster (of wanneer een
serie rasters verbonden is met ties, het laatste grid)
30% van de volle lengte van de noot die in het
rastertype ingesteld is.
FULL:Zelfs als het verbonden raster niet met een tie
verbonden is, zal dezelfde noot blijven klinken
totdat het volgende geluid gespecificeerd is.
Stijgende/dalende variaties
selecteren (Verschillende manieren
om de geluiden af te spelen) (Motif)
Dit selecteert de method,e die gebruikt wordt om geluiden (motif) af
te spelen, wanneer u een groter aantal noten heeft dan geprogrammeerd is voor de Arpeggio Style.
Dit stelt de nootverdeling en -resolutie in een “single raster” in, dat
gebruikt wordt bij het creëren van een arpeggio in een Arpeggio
Style, en hoeveel “shuffle” syncopatie er op (rastertype) toegepast
zal worden (geen/zwak/sterk).
* Raster instellingen worden gedeeld met het rhythm pattern.
Waarde
1 /4:Kwart noot (een rastersecie = een beat)
1 /8:Achtste noot (twee rastersecties = een beat)
1 /8L:Achtste noot shuffle Light (twee rastersecties = een beat,
met een lichte shuffle)
1 /8H:Achtste noot shuffle Heavy (twee rastersecties = een
beat, met een zware shuffle)
1 /12:Achtste noot triool (drie rastersecties = een beat)
1 /16:Zestiende noot (vier rastersecties = een beat)
1 /16L:Zestiende noot shuffle (vier rastersecties = een beat, met
een lichte shuffle)
1 /16H:Zesntiende noot shuffle (vier rastersecties = een beat,
met een zware shuffle)
1 /24:Zestiende noot triool (zes rastersecties = een beat)
Wanneer het aantal gespeelde toetsen kleiner is dan het aantal
noten in de Style, zal de toets met de hoogste toonhoogte
automatisch afgespeeld worden.
Waarde
UP (L):Alleen de laagste van de ingedrukte toetsen
klinkt, en de noten spelen in de volgorde van de
laagste van de ingedrukte toetsen.
UP (L&H):Noten van de laagste en hoogste toetsen klinken
elke keer, en de noten spelen in de volgorde van
de laagste van de ingedrukte toetsen.
UP (_):De noten spelen in de volgorde van de laagste
van de ingedrukte toetsen. Er worden geen
noten meerdere keren afgespeeld.
DOWN (L):Alleen de laagste van de ingedrukte toetsen
klinkt elke keer, en de noten spelen in de
volgorde van de hoogste van de ingedrukte
toetsen.
DOWN (L&H):Noten van beide de laagste en hoogste
ingedrukte toetsen klinken elke keer, en de
noten spelen in de volgorde van de hoogste van
de ingedrukte toetsen.
DOWN (_):De noten spelen in de volgorde van de hoogste
van de ingedrukte toetsen. Er worden geen
noten meerere keren afgespeeld.
UP&DOWN (L):Noten zullen klinken van de laagste tot de
hoogste toets die u indrukt, en daarna terug naar
de laagste toets, waarbij alleen de laagste toets
elke keer klinkt.
UP&DOWN (L&H): Noten van de laagste en hoogste ingedrukte
toetsen zullen elke keer klinken, en de noten
spelen in de volgorde van de laagste ingedrukte
99
Arpeggios afspelen
toets, en daarna terug in een volgorde die
andersom is.
UP&DOWN (_):De noten spelen in de volgorde van de laagste
van de ingedrukte toetsen, en daarna terug in
een volgorde die andersom is. Er worden geen
noten meerdere keren afgespeeld.
RANDOM (L):Noten zullen willekeurig klinken van de toetsen,
die u heeft ingedrukt, met alleen de laagste toets
die elke keer klinkt.
RANDOM (_):Alleen de laagste van de ingedrukte toetsen
klinkt elke keer, de noten die u indrukt zullen
willekeurig klinken. Er worden geen noten
meerdere keren afgespeeld.
PHRASE: Door op één toets te drukken, speelt u een
phrase af, gebaseerd op de toonhoogte van die
toets. Als u meerdere toetsen indrukt, wordt de
laatste gebruikt.
<Voorbeeld>
Actie van een Style die begint van de laagste noot, “1-2-3-3” wanneer
de toetsen “C-D-E-F-G” worden afgespeeld
Wanneer “UP (L)” als motief geselecteerd is:
C-D-E-D -> C-E-F-E -> C-F-G-F (-> herhaald)
Wanneer “UP (_)” als motief geselecteerd is:
C-D-E-D -> D-E-F-E -> E-F-G-F (-> herhaald)
Wanneer “UP&DOWN (L&H)” als motief geselecteerd is:
C-D-G-F -> C-E-G-E -> C-F-G-F -> C-E-G-E (-> herhaald)
De velocity van de arpeggio
instellen (Velocity)
Uw eigen Styles maken
U kunt niet alleen de voorbereide interne Arpeggio Styles gebruiken, die bepalen hoe arpeggios afgespeeld worden, maar u kunt ze
ook zelf creëren. Op deze manier kunt u uw eigen originele arpeggios afspelen. Arpeggio Styles die u zelf maakt kunt u opslaan in het
interne user geheugen.
Door op de OUTPUT knop te drukken, kunt u het geluid van de
arpeggio Style beluisteren.
Een nieuwe Arpeggio Style creëren
(Arpeggio Style Recording)
Step Recording is de methode, waarbij u een extern MIDI-keyboard
gebruikt om noten één voor één in te voeren.
U heeft een extern MIDI-keyboard nodig om Arpeggio Step
Recording te gebruiken. U kunt op deze manier geen arpeggio
Style creëren met alleen de Fantom-XR.
1. Druk op [MENU] in het Arpeggio scherm.
Het Arpeggio/Chord Menu scherm verschijnt.
2. Druk op of om “Arpeggio Step Rec” te kiezen.
3. Druk op [ENTER].
Het Arpeggio Step Rec scherm verschijnt.
fig.11-007
Stelt de kracht in waarmee de noten die u speelt klinken.
Als u wilt dat de aanslag waarde van elke noot afhangt van hoe sterk
u het keyboard bespeelt, zet u deze parameter op REAL. Als u wilt
dat elke noot een vaste aanslag heeft, zonder dat de sterkte van uw
keyboardspel daar invloed op heeft, zet u deze parameter op de
gewenste waarde (1-127).
Waarde:REAL, 1-127
Het kanaal specificeren, dat
arpeggios in Performance mode af
zal spelen (Arpeggio Channel)
Hier leest u, hoe u het kanaal kiest dat de arpeggio in Performance
mode zal gebruiken. U kunt alleen één kanaal selecteren om arpeggios af te spelen.
Het geselecteerde kanaal fungeert niet alleen als kanaal voor de
arpeggio, maar ook voor de akkoord memory functies.
Waarde:1-16
Als de Arpeggio Channel en de Rhy Ptn Channel (p. 111) allebei
op hetzelfde kanaal staan ingesteld, zal de Ritme functie niet
gebruikt worden als de Arpeggio functie of de Chord Memory
functie ingeschakeld zijn.
1. De Arpeggio Style initaliseren.
1. Druk in het Arpeggio Step Rec scherm op [MENU].
Het Arpeggio Style Utility scherm verschijnt.
fig.11-007a
2. Gebruik of om “Initialize” te kiezen.
3. Druk op [ENTER].
U wordt in een bericht om bevestiging gevraagd.
4. Druk op [ENTER].
De initialisatie wordt uitgevoerd, en u keert terug naar het
vorige scherm.
Druk om te annuleren op [EXIT].
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.