Roland FANTOM XA User Manual [nl]

Page 1
Gebruikershandleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor de Roland Fantom-Xa.
Lees, voordat u dit apparaat in gebruik, neemt de hoofdstukken ‘BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES’ en ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ (pag. 2 en 4) en ‘BELANGRIJKE OPMERKINGEN’ (pag. 6, 7 en 8) zorgvuldig door. Deze hoofdstukken bevatten belangrijke informatie betreffende het juiste gebruik van het apparaat. In aanvulling daarop verdient het aanbeveling om deze gebruikershandleiding in zijn geheel door te lezen, zodat u een goed beeld krijgt van alle mogelijkheden, die dit apparaat biedt. Bewaar de gebruikershandleiding om deze later te kunnen raadplegen.
Naar de Demo Songs luisteren
fig.Cover.e
2. Kies
1
3. Speel
Stop
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [MENU].
2. Gebruik [CURSOR] om een song te selecteren.
3. Druk op [ENTER] om de demo song af te spelen.
Om de song te stoppen, dient u op [EXIT] te drukken.
985
* De uitleg in deze gebruikershandleiding bevat illustraties, die afbeelden wat normaliter in de display wordt weergegeven. Houd er echter
rekening mee, dat uw apparaat een nieuwere, verbeterde versie van het systeem (d.w.z., nieuwere geluiden) kan bevatten, dus wat u daadwerkelijk in de display ziet, is niet altijd hetzelfde als wat in de handleiding staat afgebeeld.
202
Copyright © 2005 ROLAND CORPORATION Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag, op welke wijze dan ook,
vermenigvuldigd worden zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
Page 2
USING THE UNIT SAFELY
WAARSCHUWING

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN

INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG opmerkingen
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
WAARSCHUWING
001
• Voordat u het apparaat in gebruik neemt, leest u onder­staande instructies en de gebruikershandleiding.
..........................................................................................................
• Maak het apparaat niet open, en voer geen interne modificaties uit. Dit geldt tevens voor de adapter. (De enige uitzondering zou zijn, wanneer deze handleiding specifieke instructies geeft, die in volgorde uitgevoerd dienen te worden om opties te plaatsen die door de gebruiker geïnstalleerd kunnen worden; zie p.214, p.216)
..........................................................................................................
003
• Tracht het apparaat niet te repareren of onderdelen in het apparaat te vervangen (behalve, wanneer daartoe specifieke instructies in de handleiding staan.) Ga voor alle onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkende Roland distrib­uteur, die u op de ‘Informatie’ pagina kunt vinden.
..........................................................................................................
004
• Gebruik of berg het apparaat nooit op, op plaatsen die:
• aan extreme temperaturen onderhevig zijn (bijvoor-
beeld in direct zonlicht, in een afgesloten voertuig, dichtbij een warmtekanaal of bovenop warmte gener­erende apparatuur of die
• vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers, wasruimtes of
natte vloeren of plaatsen die
• aan regen worden blootgesteld of die
• stoffig zijn of die
• aan een hoge mate van vibratie onderhevig zijn.
..........................................................................................................
005
• Dit apparaat mag alleen gebruikt worden met een speciaal door Roland aanbevolen rek of standaard.
..........................................................................................................
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
006
• Wanneer u dit apparaat gebruikt met een rek of standaard die door Roland is aanbevolen, moet het rek of de standaard zodanig geplaatst worden, dat het waterpas staat en stabiel zal blijven. Als u geen rek of standaard gebruikt, moet u er nog steeds voor zorgen dat de locatie, die u kiest om het apparaat op te zetten, waterpas staat, zodat het apparaat goed ondersteund wordt en niet kan wiebelen.
..........................................................................................................
008c
• Gebruik alleen de adapter, die bij het apparaat wordt geleverd. Wees er ook zeker van, dat het voltage bij de installatie dezelfde is als het voltage, zoals gespecifi­ceerd op de adapter. Andere adapters gebruiken misschien een andere polariteit of zijn gemaakt voor een andere voltage. Het gebruik hiervan kan dus resulteren in schade, een slechte functie of elektrische schok.
..........................................................................................................
• Gebruik alleen het bijgesloten netsnoer. Dit snoer mag met geen enkel ander apparaat gebruikt worden.
..........................................................................................................
009
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig, en plaats er geen zware objecten bovenop. Hierdoor kan het snoer beschadigen, waardoor afgebroken elementen en kortsluiting geproduceerd kan worden. Beschadigde snoeren betekenen een risico op brand en schokken!
..........................................................................................................
010
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie met een versterker en koptelefoon of luidsprekers, kan geluidsniveaus produceren die in staat zijn permanent gehoorsverlies te veroorzaken. Werk nooit lange tijd achter elkaar op een hoog of oncomfortabel volumeniveau. Wanneer u een bepaalde mate van gehoorsverlies of een piep in de oren bemerkt, moet u het apparaat direct uitzetten en een oorarts consulteren.
..........................................................................................................
2
Page 3
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
011
• Zorg dat er geen objecten (bijvoorbeeld brandbaar materiaal, munten of spelden) of vloeistoffen (water, frisdrank, enz.) in het apparaat terechtkomen.
..........................................................................................................
• Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en breng het apparaat voor onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur, te vinden op de “Informatie” pagina, indien:
• Het netsnoer of de stekker is beschadigd, of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn
gekomen, of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere
wijze nat is geworden), of
• Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren of
een duidelijke verandering in werking laat zien.
..........................................................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden, totdat het kind in staat is de regels die essentieel zijn voor een veilige bediening van het apparaat op te volgen.
..........................................................................................................
014
• Bescherm het apparaat tegen zware schokken. (Laat het niet vallen!)
..........................................................................................................
015
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een stopcontact, waar een buitensporig aantal andere apparaten gebruik van maakt. Wees in het bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verlengsnoeren – de totale hoeveelheid stroom die door alle aangesloten apparaten wordt gebruikt, mag nooit de stroom classifi­catie (watts/ampères) van het verlengsnoer overschr­ijden. Door overmatige ladingen kan de isolatie van het snoer verhit raken, en uiteindelijk smelten.
..........................................................................................................
016
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op de ‘Informatie’ pagina.
..........................................................................................................
• Schakel het apparaat altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact, voordat u het circuit bord wilt gaan installeren. (SRX serie; p.214, DIMM; p.216).
..........................................................................................................
023
• SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele CD speler af. Het geluidsniveau dat geproduceerd wordt, kan permanent gehoorverlies veroorzaken. Dit kan resulteren in schade aan luidsprekers of andere systeem­componenten.
..........................................................................................................
• Het apparaat dient op een zodanige wijze geplaatst te worden, dat er voldoende ventilatieruimte beschikbaar is.
..........................................................................................................
101c
• Dit apparaat mag alleen gebruikt worden in combinatie met de Roland KS-12. Gebruik maken van andere standaards (of karretjes) kan resulteren in instabiliteit en eventuele beschadigingen.
..........................................................................................................
102c
• Houd het adapter snoer altijd bij de stekker zelf vast, wanneer de stekker in het stopcontact of in het apparaat wordt gestoken of er uit wordt gehaald.
..........................................................................................................
• Haal de AC adapter regelmatig uit het stopcontact, en maak deze met een droge doek schoon om stof en andere opeenhopingen te verwijderen. Verwijder de adapter ook uit het stopcontact, wanneer u het apparaat langere tijd niet zult gebruiken. Ophoping van stof tussen de stekker en het stopcontact kan tot vermin­derde isolatie leiden en brand veroorzaken.
..........................................................................................................
104
• Probeer het in elkaar verwikkeld raken van snoeren en kabels te voorkomen. Bovendien zouden alle snoeren en kabels buiten het bereik van kinderen geplaatst moeten worden.
..........................................................................................................
106
• Ga nooit boven op dit apparaat staan, en plaats er geen zware objecten op.
..........................................................................................................
107c
• Raak de adapter of zijn stekkers nooit met natte handen aan, wanneer u deze in het stopcontact of dit apparaat stopt of uit het stopcontact of dit apparaat haalt.
..........................................................................................................
• Voordat u het apparaat gaat verplaatsen, haalt u de adapter uit het stopcontact, en koppelt u de snoeren van alle externe apparaten los.
..........................................................................................................
• Voordat u het apparaat gaat schoonmaken, zet u de stroom uit, en haalt u de adapter uit het stopcontact (p.16).
..........................................................................................................
• Indien er onweer in uw omgeving wordt verwacht, haalt u de adapter uit het stopcontact.
..........................................................................................................
• Installeer alleen de gespecificeerde circuit bord(en) (SRX serie, DIMM). Verwijder alleen de gespecificeerde schroeven (p.214, p.216).
..........................................................................................................
• Indien u de schroef van de aardingsklem of de schroeven van het deksel aan de onderzijde of de PC kaart beschermer moet verwijderen, bewaart u deze op een veilige plaats, buiten het bereik van kinderen, zodat zij deze niet per ongeluk kunnen inslikken.
..........................................................................................................
3
Page 4

BELANGRIJKE OPMERKINGEN

Naast de onderdelen die onder “Het apparaat op een veilige manier gebruiken” op pagina’s 2-3 worden genoemd, raden
wij u aan het volgende te lezen en in acht nemen:
Stroomvoorziening
• Sluit dit apparaat niet aan op hetzelfde stopcontact als deze gebruikt wordt door een andere elektrische toepassing met een converter (zoals een koelkast, wasmachine, magnetronoven of airconditioner) of die een motor heeft. Afhankelijk van de manier, waarop de elektrische toepassing gebruikt wordt, kan het geluid dat geproduceerd wordt bij het aanvoeren van stroom ervoor zorgen dat dit apparaat slecht functioneert of bijgeluiden produ­ceert. Als het niet praktisch is om een aPart stopcontact te gebruiken, plaats dan een voedingsgeluidsfilter tussen dit apparaat en het stopcontact.
• De adapter zal hitte gaan genereren na een lange tijd aaneenge­sloten gebruik. Dit is normaal en is geen reden om u zorgen te maken.
• Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt aangesloten, zet u de stroom van alle apparaten uit. Dit zal storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten helpen voorkomen.
Plaatsing
• Het gebruik van dit apparaat in de nabijheid van versterkers (of andere apparatuur, die grote stroom transformatoren bevat) kan tot een brom leiden. Om dit probleem op te heffen, verandert u de richting van dit apparaat of zet u het verder van de storingsbron weg.
• Dit apparaat kan de ontvangst van radio of televisie verstoren. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van dit soort ontvangers.
• Ruis kan geproduceerd worden, wanneer draadloze communi­catie apparaten, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit apparaat worden gebruikt. Dit soort ruis kan optreden tijdens bellen of gebeld worden of tijdens het converseren. Als u dit soort problemen ondervindt, moet u de draadloze apparaten op meer afstand van dit apparaat plaatsen of deze uitzetten.
• Stel dit apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het niet bij apparaten, die warmte verspreiden, laat het niet in een afgesloten voertuig achter, en stel het niet aan extreme temperaturen bloot. Door overmatige hitte kan het apparaat misvormen of verkleuren.
• Wanneer het apparaat naar een andere locatie wordt verplaatst, waar de temperatuur en/of vochtigheid verschilt van de vorige locatie, kunnen binnen het apparaat waterdruppels (condensatie) gevormd worden. Als u het apparaat in deze staat gebruikt, kunnen schade of storingen ontstaan., voordat u het apparaat op de nieuwe locatie gaat gebruiken, laat u het enige uren acclimati­seren, totdat de condensatie volledig is verdampt.
• Laat geen spullen op het keyboard liggen. Dit kan de oorzaak zijn van een slecht functioneren, zoals toetsen die geen geluid meer produceren.
• Gebruik nooit wasbenzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen om de mogelijkheid van verkleuring en/of misvorming te voorkomen.
Reparatie en data
• Wees er op bedacht dat de inhoud van het geheugen verloren kan gaan als u het apparaat laat repareren. Van belangrijke gegevens moet u altijd een reservekopie maken, in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een sequencer), computer of op papier opgeschreven (indien mogelijk). Tijdens reparaties wordt getracht het verlies van data te vermijden. Echter, in bepaalde gevallen (wanneer het schakelsysteem van het geheugen zelf niet meer werkt) kan data helaas niet meer hersteld worden. Roland is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen door storingen of onjuist gebruik van het apparaat onherstelbaar verloren kan gaan. Om uzelf tegen het risico van verlies van belangrijke gegevens te beschermen, raden wij u aan om van tijd tot tijd een back-up van belangrijke gegevens te maken, die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen.
• De inhoud van data die in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een sequencer) of computer is opgeslagen, kan helaas niet meer hersteld worden, wanneer deze verloren is gegaan. Roland Corporation is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars van dit apparaat met gepaste voorzichtigheid. Dit geldt ook voor het gebruik van de stekkers en aansluitingen. Ruwe behandeling kan tot storingen leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm, en voer er geen grote druk op uit.
• Tijdens het aansluiten en/of loskoppelen van alle kabels, houdt u deze bij de aansluiting zelf vast – trek nooit aan de kabel. Op deze manier vermijdt u kortsluiting of schade aan de interne elementen van de kabel.
• Om te vermijden, dat u uw buren stoort, probeert u het volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden. U kunt ervoor kiezen om een koptelefoon te gebruiken, zodat u zich geen zorgen om de personen in uw naaste omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
• Wanneer u het apparaat moet vervoeren, verpakt u het in de originele doos (inclusief schokabsorberend materiaal). Anders zult u soortgelijk verpakkingsmateriaal moeten gebruiken.
• Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal (EV-5, aPart verkrijgbaar). Als u andere expressiepedalen aansluit, riskeert u storingen en/of schade aan het apparaat.
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonmaken van het apparaat gebruikt u een droge, zachte doek of één die enigszins vochtig is. Voor het verwijderen van hardnekkig vuil, gebruikt u een doek met een mild, niet schurend schoonmaakmiddel. Daarna veegt u het apparaat met een zachte, droge doek goed af.
4
• Gebruik een Roland kabel om de aansluiting te maken. Als u een kabel van een ander merk gebruikt, neem dan notitie van onder­staande voorzorgsmaatregelen.
Page 5
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
• Sommige aansluitingskabels bevatten weerstanden. Gebruik voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels die weerstanden hebben. Bij gebruik van dit soort kabels, kan het geluidsniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar zijn. Infor­matie over kabelspecificaties kunt u bij de fabrikant van de kabel verkrijgen.
• Het bruikbare gebied van de D Beam controller zal extreem klein worden, wanneer u het gebruikt in direct, sterk zonlicht. Houd hier rekening mee, wanneer u de D Beam controller buiten gebruikt.
• De gevoeligheid van de D Beam controller zal veranderen, afhan­kelijk van de hoeveelheid licht in de nabijheid van het apparaat. Als dit niet functioneert, zoals u verwacht, dient u de gevoe­ligheid aan te passen die past bij de lichtomstandigheden van uw omgeving.
Voordat kaarten gebruikt worden
Geheugenkaarten gebruiken
• Steek de geheugenkaart er voorzichtig helemaal in, totdat deze stevig op zijn plaats zit.
• Raak nooit de uiteinden van de geheugenkaart aan. Zorg er ook voor dat de uiteinden niet vuil worden.
• Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden, waarbij het auteurs­recht van een derde Partij overtreden kan worden. Wij zijn op geen enkele wijze verantwoordelijk voor overtredingen van het auteursrecht van een derde Partij, die door gebruik van dit apparaat worden begaan.
• De geheugenkaartsleuf van dit apparaat accepteert Compact­Flash, Smartmedia (3.3 V). Microdrive opslag media is niet compatibel.
• CompactFlash, SmartMedia (3.3 V) zijn geconstrueerd uit precisie onderdelen; behandel de kaarten voorzichtig, waarbij u extra moet letten op de volgende zaken.
• Wees er zeker van dat uw lichaam zelf ontladen is van enige statische elektriciteit, voordat u de kaarten aanraakt om schade aan de kaarten door statische elektriciteit te voorkomen.
• Raak de contactgedeelten van de kaarten niet aan en zorg ook dat deze niet met metaal in contact komen.
• Laat de kaarten niet vallen , buig ze niet en stel ze niet bloot aan schokken of trillingen.
• Laat kaarten niet in direct zonlicht liggen in gesloten voertuigen of op andere soortgelijke locaties (opberg­temperatuur: -25-80 graden Celsius).
• Kaarten mogen niet nat worden.
• De kaarten niet demonteren of aanpassen.
Behandeling van CD-ROMS
• Vermijd het aanraken of krassen van de glanzende onderkant (gecodeerd oppervlak) van de disk. Beschadigde of vuile CD­ROM’s kunnen niet goed gelezen worden. Zorg dat uw disks schoon blijven, met een in de winkel verkrijgbaar CD reinigings­product.
• Alle in dit document genoemde productnamen zijn handels­merken of geregistreerde handelsmerken van hun respectieve­lijke eigenaars.
• SmartMedia is een handelsmerk van Toshiba Corp.
• CompactFlash en zijn handelsmerken van SanDisk Corpo­ration en erkend door CompactFlash association.
Auteursrecht
• Het onbevoegd opnemen, verspreiden, verkopen, uitlenen, publiekelijk uitvoeren, uitzenden of soortgelijke handelingen van een volledig werk of gedeelte daarvan (muzikale compositie, video, uitzending, publiekelijke uitvoering enz.), waarvan het auteursrecht bij een derde Partij ligt, is bij de wet verboden.
• Roland Corporation is een geautoriseerde licensiehouder van de
CompactFlash en CF logo handelsmerken.
* V-LINK ( ) is een handelsmerk van Roland
Corporation.
5
Page 6

Inhoud

HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN ..................2
BELANGRIJKE OPMERKINGEN ............................................................4
Hoofdkenmerken...................................................................................11
Paneelbeschrijvingen ...........................................................................12
Voorkant paneel........................................................................................................................................ 12
Achterkant paneel ....................................................................................................................................14
Om te beginnen.....................................................................................15
Aansluitingen............................................................................................................................................ 15
De stroomtoevoer aan/uitzetten............................................................................................................ 16
Het Display Contrast (LCD Contrast) aanpassen................................................................................ 16
Naar de demo songs luisteren.............................................................17
Verschillende Performance kenmerken..............................................18
Overzicht van de Fantom-Xa................................................................19
Hoe de Fantom-Xa in elkaar zit.............................................................................................................. 19
Over geheugen.......................................................................................................................................... 21
Over de ingebouwde effecten................................................................................................................. 22
Over de sequencer.................................................................................................................................... 23
Over de Sampling sectie .......................................................................................................................... 25
Basiswerking van de Fantom-Xa.........................................................26
De geluidsgenerator modus wisselen ................................................................................................... 26
Over de Functieknoppen......................................................................................................................... 26
De cursor verplaatsen ..............................................................................................................................27
Een waarde veranderen........................................................................................................................... 27
Een naam toekennen................................................................................................................................ 28
In Patch modus spelen.........................................................................29
Over het PATCH PLAY venster............................................................................................................. 29
Een Patch selecteren................................................................................................................................. 30
Patches uit de lijst selecteren................................................................................................................... 30
Favoriete Patches/Ritme sets selecteren (Favorite Patch).................................................................. 31
Patches per categorie selecteren ............................................................................................................. 32
Het keyboard in eenheden van één octaaf transponeren (Octave Shift).......................................... 33
Het keyboard transponeren in semitonale stappen (Transpose) ...................................................... 33
De tonen selecteren die zullen klinken (Tone on/off) ........................................................................ 33
Enkele noten spelen (Monofonisch)....................................................................................................... 34
Soepele toonhoogte veranderingen creëren (Portamento)................................................................. 34
Percussie-instrumenten spelen............................................................................................................... 34
De parameter selecteren, die bestuurd wordt door de Realtime Controllers of de
D Beam controller (Control setting)....................................................................................................... 34
Een Patch creëren.................................................................................35
Hoe maakt u Patch instellingen.............................................................................................................. 35
Patches opslaan die u gecreëerd heeft (Write) .....................................................................................36
Functies van Patch parameters............................................................................................................... 38
6
Page 7
Inhoud
Een ritme set creëren ...........................................................................55
Hoe maakt u Ritme set instellingen....................................................................................................... 55
Ritme sets opslaan die u gecreëerd heeft (Write) ................................................................................56
Functies van ritme set parameters ......................................................................................................... 58
In performance modus spelen.............................................................66
PERFORMANCE LAYER venster weergeven .....................................................................................66
PERFORMANCE MIXER venster weergeven...................................................................................... 66
Functies in het PERFORMANCE LAYER/MIXER venster ...............................................................66
Een performance selecteren .................................................................................................................... 67
Het Layer venster gebruiken ..................................................................................................................68
Geluiden combineren en samen spelen (Layer)................................................................................... 69
Verschillende geluiden in verschillende gebieden van het keyboard spelen (Split)...................... 69
Het MIXER venster gebruiken................................................................................................................ 70
Het spelen van een specifieke Part dempen (Mute)............................................................................ 71
Een performance creëren.....................................................................72
De parameters van elke part aanpassen................................................................................................ 72
De instellingen veranderen van die Patch die is toegewezen aan een Part..................................... 72
Een performance opslaan die u gecreëerd heeft (Write) ....................................................................72
Functies van parameters van elke part (Performance parameters) .................................................. 73
Instellingen voor de Realtime Controllers en D Beam controller...................................................... 78
MIDI instellingen...................................................................................................................................... 79
Het geluid in real time veranderen ......................................................80
D Beam Controller.................................................................................................................................... 80
Realtime Controller .................................................................................................................................. 83
Control Pedal ............................................................................................................................................ 85
Arpeggio’s spelen.................................................................................86
Over arpeggio ...........................................................................................................................................86
Arpeggio’s spelen..................................................................................................................................... 86
Arpeggio instellingen .............................................................................................................................. 87
Een arpeggio stijl creëren (Arpeggio Style Edit).................................................................................. 90
De stijlen die u heeft gecreëerd opslaan (Write) .................................................................................. 91
De Chord Memory functie gebruiken ..................................................92
Over de Chord Memory functie............................................................................................................. 92
Uitvoeren met de Chord Memory functie ............................................................................................92
Uw eigen akkoord vormen creëren .......................................................................................................93
De akkoord vormen die u gecreëerd heeft opslaan............................................................................. 93
Ritmes spelen........................................................................................94
Over ritme patronen................................................................................................................................. 94
Ritme groepen gebruiken........................................................................................................................ 94
Ritme spelen.............................................................................................................................................. 94
Ritme patroon instellingen...................................................................................................................... 96
Een ritme patroon creëren (Rhythm Pattern Edit)............................................................................... 97
De Ritme patronen die u heeft gecreëerd opslaan (Write)................................................................. 98
Uw eigen stijlen creëren (Rythm Group Edit)...................................................................................... 99
De Ritme Groep die u gecreëerd heeft opslaan (Write)...................................................................... 99
Sampling..............................................................................................100
Sampling procedure............................................................................................................................... 100
Externe input instellingen .....................................................................................................................101
Skip back sampling ................................................................................................................................103
7
Page 8
Inhoud
Een sample bewerken ........................................................................104
Sample lijst............................................................................................................................................... 104
Sample bewerken ................................................................................................................................... 106
Samples toewijzen aan een Pad (Assign To Pad) ..............................................................................112
Een sample toewijzen als Patch aan een Part (Assign to Keyboard) ..............................................113
Een Ritme set creëren (Create Rhythm) ..............................................................................................114
Een multisample creëren (Create Multisample) ................................................................................114
Een sample opslaan (Write) ..................................................................................................................116
De Pads gebruiken..............................................................................117
De Hold functie gebruiken om een geluid vast te houden ..............................................................117
Instellingen maken voor de Pads (Pad Setting) .................................................................................117
Een patroon aan een Pad toewijzen (RPS Function) .........................................................................118
De Pads gebruiken om ritmes te spelen.............................................................................................. 118
Een song afspelen ..............................................................................119
Een song onmiddellijk spelen (Quick Play)........................................................................................ 119
Songs achtereenvolgens afspelen (Chain Play).................................................................................. 119
Verschillende afspeelmethodes............................................................................................................ 120
Songs opnemen ..................................................................................122
Voordat u een nieuwe song creëert .....................................................................................................122
Uw performance opnemen, terwijl u aan het spelen bent (Realtime Recording)......................... 124
Data stap voor stap invoeren (Step Recording) ................................................................................. 127
Songs bewerken .................................................................................131
De song laden die u wilt bewerken .....................................................................................................131
Sequencer data van het gespecificeerde gebied bewerken (Track Edit) ........................................ 133
Afzonderlijke items sequencer data bewerken (Micro Edit)............................................................ 144
Een naam aan een song toewijzen (Song Name) ...............................................................................149
Een song laden/opslaan (Save/Load) ...............................................150
Een song opslaan (Save) ........................................................................................................................150
Een song als een SMF bestand opslaan (Save as SMF) .....................................................................152
Een song laden (Load) ...........................................................................................................................153
Met één vingeraanraking een frase spelen (RPS functie) ...............154
Voordat u de RPS functie gebruikt ......................................................................................................154
De RPS functie gebruiken, terwijl u aan het uitvoeren bent ............................................................ 156
Effecten toevoegen.............................................................................157
Effecten aan- en uitzetten ...................................................................................................................... 157
Effect instellingen maken ......................................................................................................................157
Effecten in Patch modus toepassen...................................................................................................... 158
Effecten in Performance modus toepassen......................................................................................... 160
Multi-effect instellingen maken (MFX1-3).......................................................................................... 162
Multi-effect instellingen maken (MFX Control)................................................................................. 162
De Multi-effecten structuur specificeren (MFX Structure)............................................................... 163
Multi-Effecten parameters..................................................................................................................... 164
Chorus instellingen maken ................................................................................................................... 189
Reverb instellingen maken.................................................................................................................... 189
Mastering Effect...................................................................................................................................... 191
8
Page 9
Inhoud
Algemene instellingen voor alle standen (System Function).........192
Hoe maakt u Systeemfunctie instellingen .......................................................................................... 192
De Systeem instellingen opslaan (System Write) .............................................................................. 192
Systeem informatie................................................................................................................................. 192
Functies van Systeem parameters........................................................................................................ 193
Data management functies/de fabrieks-instellingen herstellen
(Factory Reset)....................................................................................203
Een reservekopie van de gebruikersdata maken (User Backup)..................................................... 203
Gebruikersdata waarvan u een reservekopie heeft gemaakt herstellen (User Restore) ..............203
Factory Reset ...........................................................................................................................................203
Een kaart formatteren ............................................................................................................................203
Bestandsgerelateerde functies..........................................................204
Basisprocedure........................................................................................................................................ 204
Een bestand kopiëren (Copy) ...............................................................................................................205
Een bestand wissen (Delete) .................................................................................................................205
Een bestand verplaatsen (Move).......................................................................................................... 205
Een geheugenkaart initialiseren (Card Format)................................................................................. 205
Over USB functies .................................................................................................................................. 206
Schakelen tussen USB en MIDI ............................................................................................................ 206
Bestanden van of naar uw computer overdragen (Storage Mode)................................................. 207
MIDI berichten uitwisselen met uw computer (MIDI Mode).......................................................... 209
De Fantom-X Editor gebruiken ..........................................................210
Fantom-X Editor op uw computer installeren ...................................................................................210
Aansluitingen maken............................................................................................................................. 210
De Fantom-X Librarian gebruiken....................................................................................................... 210
Fantom-X Editor systeemeisen............................................................................................................. 211
Over V-Link..........................................................................................212
Wat is V-LINK?....................................................................................................................................... 212
Voorbeeld van aansluiting ....................................................................................................................212
De V-LINK aan/uitzetten .....................................................................................................................212
V-LINK instellingen ............................................................................................................................... 212
De Wave uitbreidingskaart installeren..............................................214
Waarschuwingen wanneer u een Wave uitbreidingskaart installeert ........................................... 214
Hoe installeert u een Wave uitbreidingskaart?.................................................................................. 214
De geïnstalleerde Wave uitbreidingskaarten controleren................................................................ 215
Het geheugen uitbreiden....................................................................216
Waarschuwingen voor het uitbreiden................................................................................................. 216
Hoe breidt u het geheugen uit? ............................................................................................................ 216
Controleren of geheugen op correcte wijze is geïnstalleerd ............................................................217
Een geheugenkaart gebruiken...........................................................218
Voordat u de geheugenkaart gebruikt ................................................................................................ 218
Data wegschrijven naar de kaart.......................................................................................................... 218
De PC kaart beschermer installeren..................................................................................................... 218
9
Page 10
Inhoud
Problemen oplossen...........................................................................219
Fout berichten .....................................................................................225
Performance Lijst................................................................................226
Patch Lijst............................................................................................227
Ritme set lijst.......................................................................................232
Waveform Lijst ....................................................................................241
Arpeggio stijl lijst/Akkoord vorm lijst ...............................................244
Arpeggio stijl lijst.................................................................................................................................... 244
Akkoord vorm lijst .................................................................................................................................244
Ritme groep lijst USER (User Groep)................................................245
Ritme patroon lijst ..............................................................................246
Over MIDI .............................................................................................248
MIDI Implementatiekaart.....................................................................249
Specificaties ........................................................................................251
Index.....................................................................................................253
10
Page 11

Hoofdkenmerken

De Fantom-Xa is een synthesizer werkstation met professionele mogelijkheden, die een goede kwaliteit geluid, bespeelbaarheid en grote compositionele mogelijkheden toegankelijk maken voor ieder­een. De modernste geluidsgenerator, veelzijdige effecten, een krach­tige sequencer en een sampler waarmee u kunt opnemen, bewerken en vocalen of audio frases spelen- allemaal samengebracht in een gebruikersvriendelijk systeem. De lijst met kenmerken hieronder maken de Fantom-Xa tot een geweldige keuze voor elke muziekstijl, in toepassingen variërend van optredens tot componeren en arran­geren.
Moderne geluidsmotor met 128-stemmige polyfonie
De Fantom-Xa levert 128 stemmen polyfonie- de standaard voor het nieuwe tijdperk. U zult genoeg mogelijkheden hebben voor mul­titrack sequencer opnamen en voor het aanmaken van lagen van complexe geluiden. De geluidsgenerator vermengt de laatste synthe­sizer technologie met een sampler. Gesamplede waveforms, die geïmporteerd worden uit uw computer of een ander extern appa­raat, kunnen net als de interne waveforms gedigitaliseerd worden.
Sterk toegenomen waveform geheugen
Om de talrijke nieuwe Patches van de Fantom-Xa gecreëerd uit zorg­vuldig geselecteerde ingebouwde waveforms van hoge kwaliteit aan te vullen, kunt u een Wave Expansion Board installeren. Afhankelijk van uw wensen en uw favoriete muziekstijlen, kunt u een board kie­zen uit de grote variatie aan professionele boards uit de Roland SRX serie die verkrijgbaar zijn. De sampler sectie levert 4 MB (ongeveer 47 seconden in mono) aan geheugen als standaard, waardoor u onmiddellijk kunt samplen zonder eerst een aantal opties te installeren. U kunt naar keuze DIMM geheugen (maximaal 512 MB) installeren om de sample tijd tot maximaal anderhalf uur (mono) uit te breiden.
adaptor. U kunt een kaart gebruiken om maar liefst 1 GB data op te slaan (wanneer u CompactFlash gebruikt).
Ingebouwde hoge resolutie 16-track sequencer
De interne 16-track sequencer geeft u de mogelijkheid op te nemen, zodra u geinspireerd raakt – het is niet nodig om eerst naar allerlei complexe sequencer standen te gaan. Loop Recording stelt u in staat om elke Part zonder te stoppen op te nemen en u kunt de Part Track knoppen gebruiken om snel elke Part te selecteren en deze aan/uit te zetten. De Fantom-Xa is ontworpen om uw creatieve verbeelding vrijelijk de loop te laten gaan bij het componeren. Bovendien kunnen songs die u gecreëerd heeft op de sequencer van een computer (SMF formaat) overgebracht worden via een PC kaart of USB naar de Fan­tom-Xa en gebruikt worden om achtergrond tracks te spelen, terwijl u optreedt.
Trigger/Category Pads
De Trigger/Category Pads kunnen ook gebruikt worden als een numerieke toetsen pad. U kunt ze gebruiken om percussie-geluiden of slagen te produceren gedurende een live optreden, om Realtime Phrase Sequences (RPS) aan te zetten of u kunt de Pads toewijzen om skipback-sampled audio frases te spelen.
Krachtige effecten inclusief mastering functionaliteit
De Fantom-Xa levert drie multi-effect processoren (78 types) plus onafhankelijke chorus en reverb. Er is een mastering effect dat onmisbaar is voor het toevoegen van de final touch aan uw produc­tie en een master-CD audio kwaliteit geeft.
Veelzijdige geluidscontrole functionaliteit
Een ten volle ontwikkelde sampler sectie met Skip Back Sampling
De Fantom-Xa levert serieuze sampler functionaliteit, die kan rivali­seren met toegewijde units, met sampling, resampling en waveform bewerking in een grafische display. De gepatenteerde Skip Back Sampling functie van Roland laat u met terugwerkende kracht een mooie frase vasthouden die u net gespeeld heeft en graag zou willen behouden. Uw geïnspireerde momenten zullen nooit meer verloren gaan! Er is ook een Auto Sync functie, die een frase sample evenaart naar de maat lengte in het huidige tempo en een Solo Sampling functie, die u alleen een externe stem of gitaar Performance kan laten samp­len, terwijl u luistert naar een begeleiding die gespeeld wordt door de interne sequencer. Zowel WAV als AIFF worden ondersteund door de externe wave formaten, wat het gemakkelijk maakt om waveform data naar en van een PC of Mac over te brengen.
Meer dan voldoende externe contacten
De USB aansluiting aan de achterkant ondersteunt zowel de transfer van bestanden als USB MIDI en kan, zoals gewenst worden gewis­seld. Er bevindt zich ook een PC kaart sleuf, die SmartMedia of CompactFlash kan accommoderen via een commercieel verkrijgbare
De veelzijdige reeks controllers omvat zowel een D Beam controller als realtime control knoppen en toekenbare schakelaars, waaraan u naar eigen inzicht functies toe kunt wijzen. Er is ook een hold pedal jack die in staat is halve demper handeling uit te voeren. De Fantom­Xa geeft u complete controle over uw podiumgeluid.
Fantom-X Editor/Librarian is bijgesloten
Er is speciaal toegewijde editor/librarian software bijgesloten, waar­door u de mogelijkheid heeft om geluiden van de Fantom-Xa te bewerken en beheren vanuit het grote venster van uw computer.
V-LINK functionaliteit
V-LINK geeft u de mogelijkheid muziek en beelden synchroniseren teneinde totaal nieuwe vormen van expressie te creëren. Realtime controllers, zoals de D Beam controller en de dynamic Pads, kunnen gebruikt worden om beelden te regelen, terwijl u muziek maakt.
GM/ GM2 compatibiliteit
De Fantom-Xa is compatibel met GM/ GM2 en is in staat om muzi­kale data af te spelen die voldoet aan de GM/ GM2 standaard (GM scores).
11
Page 12

Paneelbeschrijvingen

Voorkant paneel

fig.Front
3 4
1
6
7 11 13 14
10
8
2
5
15
1
D BEAM
Schakelt D Beam functie aan/uit. U kunt, simpelweg door uw hand te bewegen, een variatie aan effecten op geluiden toepassen (p.80)
[PAD TRIGGER]
U kunt de D Beam controller gebruiken om te regelen hoe de Pads klinken. (p.82)
[SOLO SYNTH]
Bespeel de Fantom-Xa als een monofonische synthesizer.(p.81)
[ASSIGNABLE]
U kunt een variatie aan parameters en functies toekennen aan de D Beam om het geluid in realtime te veranderen. (p.82)
* Houd de [SHIFT] knop ingedrukt en druk op één van de
corresponderende knoppen om in het D Beam instellingen venster te komen.
2
VOLUME knop
Regelt het algehele volume dat aan achterkant van het paneel wordt uitgestuurd.
OUTPUT A (MIX) jacks en PHONES jack. (p.16)
[V-LINK]
Schakelt de V-LINK functie aan/uit.(p.212) Druk op deze knop om in het V-LINK instellingen venster te komen.
3
ARP/RHY
BEAT (Beat indicator)
Dit knippert synchroon met het tempo en de beat.
[ARPEGGIO]
Schakelt de ARPEGGIO aan/uit (p.86).
[HOLD]
Schakelt de Arpeggio Hold functie aan/uit (p.87).
[RHYTHM]
Schakelt de RHYTHM aan/uit (p.94).
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [ARPEGGIO] of [RHYTHM]
om in het ARPEGGIO of RHYTHM instellingen venster te komen.
4
REALTIME CONTROL
REALTIME CONTROL knop ( )
Afhankelijk van de toegekende parameter of functie, kunt u deze knoppen gebruiken om het geluid in realtime te wijzigen.(p.83)
9
ASSIGNABLE switch ([ ], [ ])
Gebruik deze knoppen om parameters en functies te wisselen en het geluid in realtime te wijzigen (p.84).
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op (of roteer) één van bovenstaande
schakelaars (of knoppen) om in het corresponderende instellingen venster te komen.
[OCTAVE] (+/-)
Transponeert de toonhoogte van het keyboard in eenheden van 1 octaaf (-3- +3 octaven) (p.33).
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [OCTAVE] om de pitch
(toonhoogte) in halve tonen te transponeren (p.33).
5
SEQUENCER
Voer sequencer handelingen, zoals afspelen en opnemen uit.
[TEMPO]
Stelt het tempo in (BPM) (p.120, p.123)
[PATTERN]
Geeft u de mogelijkheid patronen bewerken en op te nemen (p.123, p.124, p.128).
[LOOP PLAY]
Zet Loop Play aan/uit (p.121).
[ERASE/UNDO]
Annuleert de meest recente song bewerking of opname handeling.
[]
Verplaatst de positie van de song naar boven. Als u hierop tijdens het afspelen drukt, zult u terugkeren naar het begin van de song en stoppen. (p.120).
[] []
Verplaatst de positie van de song naar de eerste beat van de voorgaande of volgende maat (p.120).
[]
Regelt het stoppen van de sequencer.
[]
Regelt sequencer play.
* Wanneer gestopt, kunt u [SHIFT] ingedrukt houden en op
drukken om MIDI update uit te voeren (p.120).
[]
De display verandert in het Recording Standby venster. (p.124, p.128)
Als u hierop tijdens het opnemen drukt, zal de Rehearsal functie worden geactiveerd (p.127).
12
12
Page 13
Paneelbeschrijvingen
6
[CHORD MEMORY]
Schakelt de CHORD MEMORY aan/uit (p.92)
[RPS]
Schakelt de RPS aan/uit.(p.154)
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY] of [RPS]
om in het CHORD MEMORY of RPS instellingen venster te komen.
7
Display
Dit geeft informatie weer betreffende de handeling, die u aan het uit­voeren bent.
8
[MENU]
Opent het MENU. De inhoud van het menu zal afhangen van de actuele modus.
Functieknoppen ([F1]-[F6])
Tijdens het bewerken verrichten deze knoppen een variatie aan func­ties. Deze functies zullen verschillen afhankelijk van welk scherm u aan heeft staan.
[PAGE]
Wanneer deze knop aanstaat, kunt u dit gebruiken om van venster te wisselen.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGE] om in het LCD Contrast
instellingen venster te komen (p.16).
9
PART/TRACK
[SELECT]
Als u hierop in Performance modus drukt, zullen knoppen [1]-[8] functioneren als Part Select knoppen (p.68, p.70).
[MUTE]
Als u hierop in Performance modus drukt, zullen knoppen [1]-[8] functioneren als Mute knoppen (p.71, p.120).
[1]–[4] (TONE SW [1]–[4])
In Performance modus corresponderen deze met Parts 1-4 (9-12). In Patch modus zetten ze tonen of waves aan/uit (p.33).
[5]–[8] (TONE SELECT [1]–[4])
In Performance modus corresponderen deze knoppen met Part 5-8 (13-16). In Patch modus selecteren ze de te bewerken toon of wave (p.35, p.55).
[9-16]
Als u hierop drukt in Performance modus, zodat dit ogelicht is, zul­len knoppen [1]-[8] corresponderen met Part 9-16.
10
[WRITE]
Bewaar bewerkte instellingen in het tijdelijk geheugen of op een geheugenkaart (p.37, p.57, p.72, p.91, p.93, p.116, p.150).
[PATCH SELECT]
Bekijk het PATCH SELECT venster (p.31).
[PATCH EDIT]
Maak Patch gerelateerde instellingen (p.35).
[SONG]
Maak instellingen voor song data en song edit (p.119).
[EFFECTS]
Maak effect gerelateerde instellingen. (p.157)
[SHIFT] (JUMP)
Deze knop wordt samen met andere knoppen gebruikt om verschil­lende functies uit te voeren.
11
[MIXER]
Bekijk het Mixer venster in de Performance modus.(p.70)
[LAYER/SPLIT]
Bekijk het Layer venster in de Performance modus. (PIJLTJE)(p.68)
[PATCH/RHYTHYM]
Ga naar Patch/Rhythym modus (p.29)
12
VALUE draaischijf
Dit wordt gebruikt om waarden te wijzigen. Als u [SHIFT] ingedrukt houdt, terwijl u de VALUE draaischijf roteert, zal de waarde met grotere stappen worden verhoogd.
[DEC],[INC]
Hiermee wijzigt u de waarden. Als u één knop ingedrukt blijft hou­den, terwijl u op de andere drukt, zal de waardeverhoging versneld worden. Als u op één van deze knoppen drukt, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, zal de waarde met grotere stappen hoger worden (p.27).
[CURSOR] ( , , , )
Verplaatst de cursor positie naar boven/naar beneden/naar links/
naar rechts (p. 27).
[EXIT]
Ga terug naar het voorgaande venster of sluit het venster dat op dat moment open staat. In sommige vensters kan het zijn dat de functie die op dat moment uitgevoerd moet worden, daarmee onderbroken wordt.
[ENTER]
Gebruik deze knop om een handeling uit te voeren.
13
TRIGGER/CATEGORY
PAD [1]-[9]
Gebruik deze om tonen of samples te spelen of om patronen te star­ten.
[HOLD] (PAD [0])
Zet “hold” (het geluid duurt voort, nadat u de Pad heeft losgelaten) aan/uit (p.117).
[TRIGGER]
Als u hierop drukt en dit oplicht, zullen Pads [1]-[9] tonen of samples spelen.
[CATEGORY]
Als u hierop drukt en dit oplicht, zullen Pads [0]-[9] Patch catego­rieën selecteren (p.32).
* Als u op zowel [TRIGGER] als [CATEGORY] drukt, zodat beide
opgelicht zijn, kunt u Pads [0]-[9] gebruiken als numeriek toetsenbord om numerieke waarden (p.27) in te voeren.
14
SAMPLING
[MIX IN]
Schakelt de externe input aan/uit (p.101).
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op deze knop om in het INPUT
instellingen venster te komen.
[SAMPLE]
Bekijk het SAMPLE EDIT of SAMPLE LIST venster (p.104, p.106).
[SAMPLING]
Bekijk het Sampling Menu venster (p.100).
13
Page 14
Paneelbeschrijvingen
[SKIP BACK SAMPLING]
Sample de Performance voor een gespecificeerde tijdsduur, vóórdat u op de knop drukt. (p.103)
15

Achterkant paneel

fig.Rear
1
2
1
Ground terminal
Afhankelijk van de omstandigheden bij een bepaalde setup, kunt u een oncomfortabel gevoel krijgen of ervaren dat het oppervlak schokkerig aanvoelt, wanneer u dit apparaat, aangesloten micro­foons of de metalen delen van andere objecten, zoals gitaren, aan­raakt. Dit wordt veroorzaakt door een zeer minimale elektrische lading, die volkomen ongevaarlijk is. Als u zich hier echter zorgen over maakt, dient u de aarde aansluiting (zie figuur) met een externe aarding te verbinden. Wanneer het apparaat gegrond is, kan een lichte brom te horen zijn, afhankelijk van de bijzonderheden van uw installatie. Als u niet zeker bent van de aansluitingsmethode dient u het dichtstbijzijnde Roland service centrum of een geauthoriseerde Roland distribiteur te consulteren, zoals weergegeven op de “Infor­matie” pagina.
Ongeschikte plaatsen voor aansluiting:
• Waterleiding (kan resulteren in schok of elektrocutie)
• Gasleiding (kan resulteren in brand of explosie)
• Telefoonkabel of bliksemafleider (kan gevaarlijk zijn in het
geval van bliksem)
POWER ON schakelaar
Druk hier op om het keyboard aan/uit te zetten. (p.16)
DC IN jack
Sluit de adapter hier op aan (p.15). Wees er zeker van dat u alleen de bijgeleverde adapter gebruikt.
Snoerhaak
Bevestig het snoer van de adapter (p.15).
2
PC kaart sleuf
Hier kan een geheugenkaart in gestoken worden (p.218).
* Steek nooit een geheugenkaart in de sleuf en haal deze nooit uit de
sleuf, wanneer dit apparaat aanstaat. Door dit te doen kan de data in het apparaat of data op de geheugenkaart verloren gaan.
* Steek de geheugenkaart voorzichtig helemaal in - totdat deze stevig in
de sleuf zit.
USB aansluiting
Deze aansluiting geeft u de mogelijkheid een USB kabel aan te slui­ten om uw computer met de Fantom-Xa te verbinden (p.206).
3
CONTROL PEDAL Jack
U kunt naar keuze expressiepedalen (EV-5,etc.) op deze jacks aan­sluiten. Door de gewenste functie toe te kennen aan een pedaal, kunt u het gebruiken om geluid te selecteren en te veranderen of verschil-
Pitch Bend/Modulation Lever
Dit geeft u de mogelijkheid om Pitch bend te regelen of vibrato toe te passen (p.18)
3
lende andere controles uit te voeren. U kunt ook pedaalschakelaars (DP serie etc.) naar keuze aansluiten om geluid te manipuleren. (p.18)
925
* Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepunt (EV-5; wordt apart
verkocht). Elk ander expressiepunt gebruiken, kan slecht functioneren en/of schade aan het aparaat tot gevolg hebben.
4
HOLD PEDAL uitgang
Een pedaalschakelaar (DP serie etc.) naar keuze kan aangesloten worden op deze jack voor gebruik als hold pedaal.(p.18)
Dit kan ook ingesteld worden, zodat het gebruik van Half-pedaling technieken ondersteund wordt. Dus, na het aansluiten van een expressie pedaal naar keuze (DP-8, etc), kunt u pedalen gebruiken om een betere beheersing te hebben in Performances waarin pianoto­nen gebruikt worden.
MIDI aansluitingen (IN, OUT, THRU)
Deze aansluitingen kunnen verbonden worden met andere MIDI instrumenten om MIDI berichten te ontvangen en zenden.
4
LEVEL knop
Regelt het volume van de externe input.
AUDIO INPUT uitgangen (L(MONO)/MIC, R)
Accepteert input van audiosignalen in stereo (L/R) van externe apparaten. Als u mono input wilt gebruiken, dient u aan te sluiten op de L uitgang. Wanneer u van een microfoon opneemt, dient u op de L uitgang aan te sluiten en Input Select (p.100) op “MICRO­PHONE” te zetten.
926a
* Wanneer aansluitkabels met weerstand worden gebruikt, zal het
volumeniveau van de apparatuur die aangesloten is op de AUDIO INPUT uitgangen laag zijn. Als dit gebeurt, dient u aansluitkabels te gebruiken, die geen weerstand bevatten, bijvoorbeeld de Roland PCS serie.
OUTPUT A (MIX) uitgangen (L(MONO), R)
Deze uitgangen voeren het audio signaal uit naar het aangesloten mixer/versterker systeem in stereo. Gebruik de L uitgang voor mono output. (p.15)
OUTPUT B uitgangen (L, R)
Deze uitgangen voeren het audio signaal uit naar het aangesloten mixer/versterker systeem in stereo.
INDIVIDUAL 1-4 uitgangen
Deze uitgangen voeren audio signalen uit in mono naar een verster­ker of mixer. De instelling die bepaalt of deze uitgangen gebruikt worden als stereo OUTPUT uitgang of monaural INDIVIDUAL uit­gang is de Output Assign Setting (p.158, p.160).
PHONES uitgang
Dit is de uitgang om een koptelefoon (wordt aPart verkocht) op aan te sluiten (p.15).
14
Page 15

Om te beginnen

Aansluitingen

Omdat de Fantom-Xa geen versterker of luidsprekers bevat, moet u
de deze aansluiten op audio apparatuur, zoals een keyboard
versterker, een monitor luidspreker systeem of home stereo of een
koptelefoon gebruiken om het geluid te kunnen horen. Om het
geluid van de Fantom-Xa volledig te ervaren, raden wij aan om een
stereo versterker/luidspreker systeem te gebruiken. Als u toch een
mono systeem gebruikt, maak dan de aansluitingen op de OUTPUT
A (MIX) uitvoer L (MONO) van de Fantom-Xa.
* Audiokabels worden niet meegeleverd met de Fantom-Xa.
fig.Connect.e
Om slecht functioneren en/of schade aan luidsprekers te
voorkomen, draait u altijd eerst het volume laag en schakelt u
de stroomtoevoer naar alle apparaten uit,, voordat u
aansluitingen maakt.
naar stopcontactt
Adapter
924
Om de onopzettelijke onderbreking van stroomtoevoer naar uw
apparaat te voorkomen (mocht de stekker per ongeluk
uitgetrokken zijn), dient u de stroomkabel te bevestigen met
behulp van het snoerhaakje, zoals weergegeven in de illustratie.
Mixer etc.
Versterker
Stereo koptelefoon
Monitor luidsprekers
(versterkt)
15
Page 16
Om te beginnen

De stroomtoevoer aan/ uitzetten

941
* Als de aansluitingen gemaakt zijn (p.15), zet u de power aan van de
verschillende apparaten in de gespecificeerde volgorde. Apparaten in
de verkeerde volgorde aanzetten, kan slecht functioneren en/of schade
aan de luidsprekers en andere apparaten veroorzaken.
1. Stel uzelf de volgende twee vragen,, voordat u de
stroomtoevoer van de Fantom-Xa aanzet:
• Is alle randapparatuur correct aangesloten?
• Zijn de volumeknoppen van de Fantom-Xa en alle
audioapparatuur die daar op aangesloten zijn, op het laagste
niveau gedraaid ?
2. Zet de POWER ON knop aan, die zich bevindt aan de
achterkant van het paneel van de Fantom-Xa.
fig.PowerOn
942
* Dit apparaat is voorzien van een beveiligingscircuit. Een kleine pauze
(van een paar seconden) nadat de power is aangezet is vereist, voordat
het apparaat normaal kan functioneren.
* Om correct functioneren van de pitch bend hendel te verzekeren, zorgt
u er voor dat de hendel niet aanraakt, wanneer u de power van de
Fantom-Xa aanzet.

De stroomtoevoer uitzetten

1. Stel uzelf de volgende twee vragen, voordat u de
stroomtoevoer van de Fantom-Xa uitzet:
• Zijn de volumeknoppen van de Fantom-Xa en alle
audioapparatuur die daar op aangesloten zijn, op het laagste
niveau gedraaid ?
• Heeft u uw Fantom-Xa geluiden of andere data die u gecreëerd
hebt opgeslagen?
2. Zet de stroomtoevoer uit van alle aangesloten apparaten.
3. Schakel de POWER ON knop van de Fantom-Xa uit.

Het Display Contrast (LCD Contrast) aanpassen

Het kan moeilijk zijn om de letters in de display te lezen, direct nadat
u de power van de Fantom-Xa heeft aangezet of na extensief gebruik.
De hoek van waar u kijkt of de actuele lichtomstandigheden kunnen
het uiterlijk van de display ook beïnvloeden. In zulke gevallen kunt
u het contrast van de display aanpassen.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAGE] om het LCD
Contrast venster te openen.
2. Draai aan de VALUE draaischijf om het contrast aan te
passen.
* Als u het contrast van de display wilt behouden, dient u de instelling
in het interne systeemgeheugen op te slaan (p.192).
Niet aanraken!
3. Zet de stroomtoevoer aan van de andere aangesloten
versterkers of luidsprekers.
4. Terwijl u het keyboard van de Fantom-Xa speelt, dient u
geleidelijk het volume van de Fantom-Xa en aangesloten apparaten omhoog te draaien.
fig.Volume
16
Page 17

Naar de demo songs luisteren

De interne demo songs kenmerken de uitzonderlijke geluiden en
effecten van de Fantom-Xa.
1. Druk op [MENU] om het Top Menu venstertje te openen.
fig.TopMenu
2. Druk op om “6.Demo Play” te selecteren.
fig.DemoPlay
3. Druk op [ENTER].
Het DEMO MENU venster verschijnt.
fig.DemoMenu
U kunt ook toegang tot het DEMO MENU venster krijgen door
[SHIFT] ingedrukt te houden en op [MENU] te drukken.
4. Draai aan de VALUE draaischijf of druk op [CURSOR] om
een song te selecteren.
5. Druk op [ENTER] of [ ] om afspelen te starten.
Afspelen zal automatisch stoppen, wanneer de song eindigt. Als
u op [F6 (PLAY ALL)] drukt, zullen de songs achtereenvolgens
afspelen, beginnend met de eerste.
* Druk op [EXIT] of [ ] om de demo song te stoppen.
6. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het voorgaande
venster.
Voor de namen en copyright informatie van deze demo songs,
dient u de display van de Fantom-Xa te bekijken.
981a
* Alle rechten zijn voorbehouden. Ongeautoriseerd gebruik van dit
materiaal voor andere doeleinden dan privégebruik is een overtreding
van de wet.
* Geen data voor de muziek die gespeeld wordt zal via MIDI OUT
uitgevoerd worden.
Wanneer u demo playback uitvoert, zal elke Patch of
Performance, die u aan het bewerken was, verloren gaan.
17
Page 18

Verschillende Performance kenmerken

Velocity
De kracht, waarmee u het keyboard bespeelt of de “snelheid”
waarmee u speelt kan invloed hebben op het volume of timbre van
een geluid.
Pitch Bend/Modulatie hendel
Verplaats de hendel naar links om de toonhoogte van de op dit
moment geselecteerde Patch omlaag te laten gaan of naar rechts om
de toonhoogte omhoog te laten gaan, terwijl u het keyboard bespeelt
(pitch bend). U kunt ook vibrato toepassen door de hendel
voorzichtig van u af te duwen (modulatie).
Als u de hendel van u af duwt, en deze tegelijkertijd naar rechts of
links beweegt, kunt u beide effecten gelijktijdig toepassen.
fig.Bender.e
ModulatiePitch Bend
Octave Shift
U kunt de toonhoogte van het keyboard in eenheden van één octaaf
veranderen over een bereik van +/-3 octaven.toonhoogte
• Druk op OCTAVE [+] of [-] links van het venster.
• Om terug te keren naar de originele toonhoogte, dient u
gelijktijdig op beide knoppen te drukken.
Hold pedaal
Als een pedaal schakelaar naar keuze (DP serie) aangesloten is op de
PEDAL HOLD uitgang aan de achterkant van het paneel, kunt u op
de pedaalschakelaar drukken om te zorgen dat noten aan blijven
houden (“hold”), zelfs nadat de toetsen losgelaten zijn.
fig.HoldPdl
Control pedaal
Als een expressie pedaal of pedaalschakelaar (EV-5, DP-2.) naar
keuze aangesloten is op de PEDAL CONTROL uitgang aan de
achterzijde van het paneel, kunt u het pedaal gebruiken om het
volume of andere functies te regelen.
fig.CtrlPdl
Transponeren (Trans)
U kunt de toonhoogte van het keyboard transponeren in stappen
van een halve toon over een bereik van G-F (TEKENTJE)(-5- +6 halve
tonen).
• Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op OCTAVE [+] of [-].
• Om terug te keren naar de originele toonhoogte, dient u
[SHIFT] ingedrukt te houden en gelijktijdig op beide knoppen
te drukken.
Voor details over pedaal instellingen, bekijk Control Pedaal
instellingen (p.85).
Gebruik alleen het gespecificeerde expressie pedaal of
pedaalschakelaar (EV-5, DP-2; worden aPart verkocht). Andere
expressie pedalen aansluiten kan een slecht functioneren en/of
schade aan uw apparaat veroorzaken.
18
Page 19

Overzicht van de Fantom-Xa

opneemt, kunnen op dezelfde manier gebruikt worden als de

Hoe de Fantom-Xa in elkaar zit

Basisstructuur

waveforms van de interne geluidsgenerator. (p.100) De Fantom-Xa
kan WAV of AIFF formaat wave bestanden via een USB aansluiting
laden. Geladen samples kunnen in Patches of ritme sets gebruikt
worden.
In ruime zin bestaat de Fantom-Xa uit een controller sectie, een
geluidsgenerator sectie en een sequencer sectie. Deze secties zijn via
MIDI intern verbonden.
fig.BasicStruct.e
Sequencer
sectie
Opnemen
Controller sectie (controllers zoals keyboard, pad, pitch bend hendel etc.)
Afspelen
Audio Input
Sampler
sectie
Geluids-
generator
sectie
Spelen
Sampling
Opnieuw samplen
Controller sectie
Dit gedeelte bestaat uit een keyboard, Pad, Pitch bend/modulation
hendel, paneelknoppen en D Beam controller. Het bevat mogelijk
ook enkele pedalen, die aan de achterzijde van het paneel bevestigd
zijn. De Performance informatie, die gegenereerd wordt, wanneer u
op een toets of Pad drukt of deze loslaat of de hold pedaal indrukt,
wordt geconverteerd naar MIDI berichten en gestuurd naar de
geluidsgenerator sectie, sequencer sectie en/of een extern MIDI
apparaat.
Classificatie van soorten Fantom­Xa geluiden
Wanneer u de Fantom-Xa gebruikt, zult u merken dat er een variatie
aan verschillende categorieën zijn, wanneer u met geluiden werkt.
Wat nu volgt, is een simpele uitleg van elke geluidscategorie.
Tonen
Op de Fantom-Xa zijn tonen de kleinste eenheden geluid. Toch is het
niet mogelijk om een toon op zichzelf te spelen. De Patch is geluid
dat gespeeld kan worden en de tonen zijn de basisbouwstenen, die
een Patch vormen.
fig.Tone.e
Toon
WG
Pitch
Envelope
audiosignaal
LFO 1 LFO 2
TVF
TVF
Envelope
controlesignaal
TVA
TVA
Envelope
Geluidsgenerator sectie
Het geluidsgenerator gedeelte produceert het geluid. Het ontvangt
MIDI boodschappen van de keyboard controller en sequencer en/of
van een extern MIDI apparaat, genereert muzikaal geluid
overeenkomstig de MIDI berichten, die ontvangen zijn. Het geluid
wordt via de output uitgangen of de koptelefoon uitgang naar
buiten gevoerd.
Sequencer sectie
Dit gedeelte neemt bewerkingen van de keyboard controller op als
MIDI berichten en zendt de opgenomen MIDI boodschappen naar
het geluidsgenerator. MIDI berichten, die op de sequencer
opgenomen zijn, kunnen ook vanuit de MIDI OUT connector
overgebracht worden om de Fantom-Xa de mogelijkheid te geven
externe MIDI apparaten te besturen.
Sampler sectie
Een sampler is een apparaat, die geluiden vastlegt van een CD speler
of microfoon aangesloten op de audio input of de digitale input (of
geluiden van een wave bestand) als “samples.” Samples, die u
Tonen bestaan uit de volgende vijf componenten:
WG (Wave Generator)
Specificeert de PCM waveform (wave), die de basis vormt van het
geluid, en bepaalt hoe de toonhoogte van het geluid zal veranderen.
De Fantom-Xa heeft 1,228 verschillende waveforms. Alle Patches, die
ingebouwd zijn in de Fantom-Xa, bestaan uit combinaties van tonen
die gecreëerd zijn op basis van deze waveforms.
* Er zijn vier wave generatoren voor elke ritme toon (percussie-
instrument geluiden).
TVF ( Time Variant Filter)
Specificeert, hoe de frequentie componenten van het geluid zullen
veranderen.
TVA (Time Variant Amplifier)
Specificeert de veranderingen in volume en de positie van het geluid
in een stereo geluidsveld.
Envelope
U gebruikt Envelope om veranderingen in klank te bewerkstelligen.
Er zijn aParte envelopes voor Pitch, TVF (filter) en TVA (volume).
19
Page 20
Overzicht van de Fantom-Xa
Als u bijvoorbeeld de manier, waarop het geluid aanhoudt of
uitdooft, Overtime wilt veranderen, kunt u de TVA envelope
aanpassen.
LFO (Low Frequency Oscillator)
Gebruik de LSO om cyclische veranderingen (modulatie) in een
geluid te creëren. De Fantom-Xa heeft twee LFO’s. U kunt de LFO
gebruiken om een effect toe te passen op de WG (toonhoogte), de
TVF (filter) of de TVA (volume). Wanneer een LFO is toegepast op
de WG toonhoogte, wordt een vibrato effect geproduceerd. Wanneer
een LFO toegepast wordt op de TVO cutoff frequentie, wordt een
“wah” effect geproduceerd. Wanneer een LFO toegepast wordt op
het TVA volume, wordt een tremolo effect geproduceerd.
* Er is geen LFO bij de ritme tonen (percussie instrument geluiden).
Patches
Patches zijn de basale geluidsconfiguraties die u speelt gedurende
een Performance . Elke Patch kan vorm gegeven worden door de
combinatie van maximaal vier tonen. Hoe de vier tonen
gecombineerd zijn wordt bepaald door de Structure Type parameter
(p.38).
fig.Patch.e
Patch
fig.RhythmSet.e
Ritme set
Nootnummer 98 (D7)
Nootnummer 97 (C#7)
Nootnummer 36 (C2)
Nootnummer 35 (B1)
Ritme toon (percussie-instrument geluid)
WG
Pitch
Envelope
TVF
TVF
Envelope
TVA
TVA
Envelope
Elk percussie-instrument bestaat uit de volgende vier elementen.
(Bekijk de uitleg in “Tonen” voor details.)
WG (Wave Generator): 1–4
TVF (Time Variant Filter)
TVA (Time Variant Amplifier)
Envelope
Performances
Toon 4
Toon 3
Toon 2
Toon 1
WG
Pitch
Envelope
LFO 1 LFO 2
TVF
TVF
Envelope
TVA
TVA
Envelope
Ritme sets
Ritme sets zijn groepen van een aantal verschillende percussie-
instrument geluiden. Omdat percussie-instrumenten over het
algemeen geen melodieën spelen is het niet nodig dat het geluid van
een percussie-instrument een toonladder kan spelen op het
keyboard.
Het is echter belangrijker dat zoveel mogelijk percussie-
instrumenten tegelijkertijd tot uw beschikking staan. Bijgevolg zal
elke sleutel (noot nummer) van een ritme set een ander percussie
instrument produceren.
Een Performance heeft een Patch of ritme set toegewezen aan elk van
de 16 Parts en kan gelijktijdig 16 geluiden aan. De Fantom-Xa heeft
twee vensters: een LAYER en een MIXER venster (p.68, p.70).
Gebruik het LAYER venster als u twee of meer Patches samen
(Layer) wilt spelen of verschillende Patches op afzonderlijke
gebieden van het keyboard (Split) wilt spelen.
Gebruik het MIXER venster als u wilt “mixen” door de pan en
niveau instellingen individueel aan te passen voor elk van de zestien
Parts. Omdat de Fantom-Xa geluidsgenerator een veelvoud aan
geluiden kan besturen (instrumenten) wordt het een Multi-timbrale
geluidsgenerator genoemd.
fig.Performance.e
Performance
LAYER/SPLIT MIXER
Part 16
Part 1
Patch/
Ritme set
20
Part
Bij de Fantom-Xa is een “Part” iets waar een Patch of ritme set aan
toegewezen kan worden. Patch modus heeft twee Parts, de Pad Part
Page 21
Overzicht van de Fantom-Xa
en het keyboard Part. U kunt een Patch of ritme set aan elk van deze
Parts toekennen. In de Performance modus bevat elke Performance
zestien Parts en kunt u een Patch of ritme set aan elke Part toewijzen.

Over gelijktijdige polyfonie

De Fantom-Xa kan gelijktijdig een maximum aan 128 geluiden
spelen. In de volgende paragrafen wordt besproken wat dit betekent
en wat er zal gebeuren, wanneer meer dan 128 geluiden van de
Fantom-Xa gevraagd worden.
Het aantal stemmen dat gebruikt is berekenen
De Fantom-Xa kan tot 128 geluiden gelijktijdig spelen. De polyfonie
of het aantal stemmen (geluiden) refereert niet alleen aan het aantal
gespeelde Patches, maar verandert overeenkomstig het aantal tonen
gebruikt in de Patches en het aantal waves gebruikt in de tonen. De
volgende methode wordt gebruikt om het aantal geluiden te
berekenen om één Patch te spelen.
(Aantal Patches dat gespeeld wordt) x (Aantal tonen gebruikt door Patches ) x (Aantal waves gebruikt in de tonen)
Bijvoorbeeld een Patch, die vier tonen combineert, waarvan elke
toon twee waves gebruikt, zal acht noten polyfonie tegelijk
gebruiken. Wanneer u in Performance modus speelt, zal bovendien
het aantal geluiden van elke Part geteld worden om het totale aantal
geluiden van alle Parts te verkrijgen.
Hoe een Patch klinkt
Wanneer van de Fantom-Xa wordt gevraagd om meer dan 128
stemmen gelijktijdig te spelen, zullen op dat moment klinkende
tonen uitgezet worden om plaats te maken voor nieuw
aangevraagde noten. De noot met de laagste prioriteit zal als eerste
uitgezet worden. De volgorde van prioriteit wordt bepaald door het
Patch Priority venster (p.40).
Patch Priority kan of op “LAST” of op “LOUDEST” ingesteld
worden. Wanneer “LAST” is geselecteerd, zal een nieuw
aangevraagde noot, die de 128 stemmen limiet overschrijdt,
veroorzaken dat de eerstgespeelde noot uitgezet zal worden.
Wanneer “LOUDEST” geselecteerd is, zal de stilste noot uitgezet
worden. Meestal wordt “LAST” geselecteerd.
Voice Reserve
De Fantom-Xa beschikt over een Voice Reserve functie, die u de
mogelijkheid geeft om een minimum aantal noten te reserveren, die
altijd beschikbaar zijn voor elke Part. Als Voice reserve bijvoorbeeld
ingesteld is op “10” voor Part 16, zullen er voor Part 16 altijd 10
noten van geluidproducerende capaciteit beschikbaar zijn, zelfs als
een totaal van meer dan 128 noten (voor alle Parts totaal) gevraagd
worden. Wanneer u Voice Reserve instellingen maakt, moet u het
aantal noten op elke Part in aanmerking nemen, evenals het aantal
tonen gebruikt door de geselecteerde Patch (p.75).
Het is niet mogelijk om Voice Reserve instellingen te maken, die het totaal van alle Parts groter dan 64 stemmen maakt.

Over geheugen

Patch en Performance instellingen worden in het geheugen
opgeslagen. Er zijn drie soorten: tijdelijk, herschrijfbaar en niet-
herschrijfbaar geheugen.
fig.04-006.e
Fantom-Xa
Preset (PRST)
Rhythm Set
36
Performance
64
Preset F (PR-F)
Preset E (PR-E)
Preset D (PR-D)
Preset C (PR-C)
Preset B (PR-B)
Preset A (PR-A)
Patch
128
Selecteren Selecteren
Tijdelijk gebied
Selecteren
GM (GM2)
Patch
256
Rhythm Set
9
* 1
Selecteren
Selecteren
Systeem
User (USER)
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
Schrijven
Schrijven
Noot prioriteit in de Performance modus
Omdat Performance modus meestal gebruikt wordt om een
ensemble te spelen, dat bestaat uit verschillende Patches, is het
belangrijk om te beslissen welke Parts prioriteit hebben. Prioriteit
wordt gespecificeerd door de Voice Reserve instellingen (p.75). Als
een noot binnen een Patch uitgezet moet worden om plaats te maken
voor een nieuwe noot, zal de Patch Priority instelling van de Patch
van toepassing zijn (p.40).
EXP Slot
Patch
Rhythm Set
Wave iitbreidingskaart
* De geselecteerde Patches/ritme sets kunnen niet worden veranderd.
Patch
256
Rhythm Set
32
Performance
64
Geheugenkaart
21
Page 22
Overzicht van de Fantom-Xa

Tijdelijk geheugen

Tijdelijk gebied
Dit is het gebied, waarin de gegevens bewaard worden voor de
Patch en Performance die u heeft geselecteerd door de
paneelknoppen te gebruiken. Wanneer u het keyboard bespeelt of
een sequence terug speelt, wordt geluid geproduceerd dat gebaseerd
is op de gegevens in het tijdelijk geheugen. Als u een Patch of
Performance bewerkt, verandert u niet direct de gegevens in het
geheugen. Liever roept u de gegevens in het tijdelijk geheugen op
om het daar te bewerken. Instellingen in het tijdelijk geheugen zijn
tijdelijk en zullen verloren gaan, wanneer de stroomtoevoer
uitgeschakeld wordt of, wanneer u een andere Patch/Performance
selecteert. Om de instellingen die u heeft veranderd te bewaren,
moet u ze in het herschrijfbaar geheugen wegschrijven.

Herschrijfbaar geheugen

Systeem geheugen
Systeem geheugen bevat systeem parameter instellingen, die
bepalen hoe de Fantom-Xa functioneert.

Over de ingebouwde effecten

Effectsoorten

De Fantom-Xa heeft ingebouwde effecten. U kunt instellingen voor
elke eenheid onafhankelijk bewerken.
Multi-effecten
De multi-effecten zijn veelzijdige effecten, die het geluidstype
volledig veranderen door het geluid te manipuleren. Er zijn 78
verschillende effecten. Selecteer en gebruik het type, dat geschikt is
voor uw doel. Behalve effectsoorten ,die opgebouwd zijn uit
enkelvoudige effecten, zoals Distortion, Flanger en soortgelijke
geluiden, kunt u ook een grote variatie aan andere effecten instellen
en zelfs effecten in serie of parallel met elkaar verbinden. Terwijl
chorus en reverb op zichzelf gevonden kunnen worden, worden de
volgende chorus en reverb aangevuld. In Performance modus
kunnen drie soorten multi-effecten gelijktijdig gebruikt worden; hier
wordt aan gerefereerd als MFX1, MFX2 en MFX3. In Patch modus
kan het keyboard Part MFX1 gebruiken, de Pad Part kan MFX2
gebruiken.
Gebruikersgeheugen
Gebruikersgeheugen is het interne geheugengebied waar Patches,
Performances, samples en Performance gegevens bewaard worden.
Geheugenkaart
U kunt een geheugenkaart gebruiken om Patches, Performances,
samples en Performance gegevens op te slaan, net zoals in het
gebruikersgeheugen.

Niet-herschrijfbaar geheugen

Preset geheugen
Gegevens in Preset geheugen kunnen niet herschreven worden. U
kunt echter wel instellingen oproepen van Preset geheugen naar het
tijdelijk geheugen, het veranderen en dan de bewerkte gegevens
opslaan in het herschrijfbaar geheugen (behalve GM2).
Wave uitbreidingskaarten (SRX serie; worden apart verkocht)
De Fantom-Xa kan met wel vier Wave uitbreidingskaarten (SRX
serie; worden aPart verkocht) uitgerust worden. Wave
uitbreidingskaarten bevatten Wave data, evenals Patches en ritme
sets, die direct in het tijdelijk geheugen opgeroepen en gespeeld
kunnen worden.
Chorus
Chorus voegt diepte en ruimte aan het geluid toe. U kunt selecteren
of u dit wilt gebruiken als een chorus effect of een delay effect.
Reverb
Reverb voegt de nagalm die zo karakteristiek is voor zalen of
schouwburgen toe. Er worden vijf verschillende soorten geboden,
dus u kunt het gewenste type selecteren en gebruiken.
Mastering effect
Dit is een stereo compressor (begrenzer) die gebruikt wordt bij de
uiteindelijke output van de Fantom-Xa. Het bevat onafhankelijke
high, mid en low range. Onafhankelijk voor de high-frequency, mid-
frequency en low-frequency gebieden comprimeert dit alle geluiden,
die het gespecificeerde niveau overstijgen, waardoor het volume
consistenter wordt.
22
Page 23

Hoe effecten functioneren in verschillende standen

In Patch modus
Multi-effecten kunnen bij elke Patch of Performance afzonderlijk
gebruikt worden. Chorus en reverb worden beiden gedeeld door
Patches en ritme sets. Hetzelfde effect is van toepassing op elke toon.
Het aanpassen van het signaalniveau, dat naar elke effecten eenheid
gestuurd moet worden (Send Level), geeft beheersing over de
intensiteit van het effect dat op elke toon toegepast wordt.
fig.FXinPatch
Keyboard part
Patch
TONE
Pad part
Rhythm Set
A0
RHYTHM
C8
TONE
+
*U kunt aan elke part hetzij een Patch of ritme set toekennen
+
Multi-Effecten
Multi-Effecten
Chorus
Reverb
Overzicht van de Fantom-Xa
fig.FXinPfm.e

Over de sequencer

Een sequencer neemt keyboard Performance en controller
toepassingen op als MIDI boodschappen (sequencer data)., terwijl de
data terug speelt, worden de opgenomen MIDI boodschappen
verzonden naar een geluidsgenerator, die de vereiste geluiden zal
produceren. De sequencer speelt eigenlijk instrumenten i.p.v. de
muzikant, en aangezien het een muzikale uitvoering op kan nemen
functioneert het ook als een taperecorder.
Maar in de realiteit neemt een sequencer geen geluid op, maar
eigenlijk de stappen die er voor zorgen dat de geluidsgenerator
geluid produceert, waardoor het verschillende voordelen biedt.
Geluidskwaliteit is altijd voortreffelijk, het equivalent van eerste-
generatie tape, waarbij het niet uitmaakt hoe vaak de data terug
gespeeld wordt. Tempo veranderingen hebben geen effect op de
toonhoogte en gedetailleerde bewerking is mogelijk.
In de Performance modus
De multi-effecten, chorus en reverb effecten kunnen elk afzonderlijk
ingesteld worden voor elke Performance. De intensiteit van ieder
effect zal voor elke Part ingesteld moeten worden. Wanneer u
effecten toepast in Performance modus, zullen de effect instellingen
van de Patch of ritme set die toegekend zijn aan elke Part genegeerd
worden. Wat gebruikt zal worden zijn de effect instellingen van de
Performance. Aldus kunnen de effecten voor dezelfde Patch of ritme
set verschillen, wanneer ze in Patch modus of in Performance modus
gespeeld worden. Echter, afhankelijk van de instellingen kunnen
effect instellingen voor een Patch of ritme set, die toegekend zijn aan
een Part ook toegepast worden op de hele Performance. Wanneer u
bovendien de multi-effect instellingen van een Performance
gebruikt, kunt u drie verschillende multi-effecten gelijktijdig
inzetten, afhankelijk van het soort effect.

Wat is een song?

Bij de Fantom-Xa wordt een muzikale Performance data voor een
song of compositie benoemd als song. Een song combineert
sequencer data opgenomen op Phrase tracks 1-16, een Tempo track,
een Beat track en een patroon, zoals hier beneden wordt
weergegeven.
fig.Song.e
Song
Phrase track 16
Phrase track 2
Phrase track 1
Tempo track
Beat track
Patroon
Patroon
1
Patroon
2
Patroon
100
23
Page 24
Overzicht van de Fantom-Xa

Wat is een track? Songs en de geluidsgenerator

Elk gedeelte van een song waar muzikale Performance data wordt
opgeslagen, wordt een track genoemd.
Phrase Tracks 1-16
Phrase tracks nemen de muzikale Performance op. Elke Phrase track
neemt muzikale Performance data op voor 16 MIDI kanalen. In
totaal kunnen tot 16 tracks x 16 MIDI data kanalen opgenomen
worden. Het is nuttig dat u opnamekeuzes maaktvoordat u op gaat
nemen: zoals de melodie opnemen op Phrase track 1, bas op Phrase
track 2, drums op Phrase track 10 en begeleiding op de overgebleven
Phrase tracks.
modus
De sequencer van de Fantom-Xa kan altijd gebruikt worden,
ongeacht de modus van de geluidsgenerator (Patch/Performance).
In Performance modus kunt u maximaal zestien geluiden gebruiken,
waarbij elke Part een ander geluid produceert. Dit betekent dat
Performance modus ideaal is voor het opnemen of afspelen van een
ensemble, waarbij meerdere instrumenten gebruikt worden, zoals
drums, bas en piano.
In Patch modus kunt u al spelend de geluiden gebruiken, die aan
het keyboard Part en de Pad Part toegekend zijn.
Standen voor het opslaan van een
Tempo track
De Tempo track neemt tempoveranderingen in een song op. Het kan
gebruikt worden voor tempoveranderingen tijdens een song. Als een
song van begin tot eind hetzelfde tempo heeft, kan de Tempo track
genegeerd worden. Wanneer een song voor het eerst op de Fantom-
Xa is opgenomen, zal een tempo instelling tijdens de opname
opgeslagen worden aan het begin van de Tempo track. Daardoor zal
de song altijd op dit aanvangstempo afgespeeld worden. Aldus
wordt het afspeeltempo bepaald door de Tempo track instelling.
Als u het tempo gedurende het afspelen verandert, zal het over het
geheel genomen tempo van de song geregeld worden door de
instelling die u heeft gemaakt.
song
Tijdelijk gebied
De sequencer kent een gebied, dat Temporary Area genoemd wordt
en waar tijdelijk een song in bewaard kan worden. Dus noemen we
dit temporary song. De song in Temporary Area is vluchtig en zal
verloren gaan, wanneer de stroomtoevoer uitgeschakeld wordt. Om
een song te bewaren moet u het in het gebruikersgeheugen of op een
geheugenkaart opslaan.
Geheugenkaart/ gebruikersgeheugen
Beat track
De Beat track neemt de maatsoort van elke maat uit een song op. Stel
de Beat track in, wanneer u een nieuwe song aan het opnemen bent
of, wanneer u de maatsoort tijdens een song wilt veranderen.
Patroon
Een patroon is een plek, waar Performance data afzonderlijk van
phrase tracks opgeslagen kan worden. U kunt maximaal honderd
patronen creëren. Net als met een phrase track kan elk patroon
maximaal zestien MIDI kanalen bevatten. Patronen kunnen aan
phrase tracks toegekend worden. Dit betekent, dat als uw song
herhalende frases gebruikt als drums of bas loopjes, u elke frase als
een patroon kunt opnemen en dan het Step Recording venster kunt
gebruiken om de patronen aan de geschikte locaties toe te kennen
(p.130).
In dit geval bevat de phrase track alleen Pattern Call Numbers die
specificeren welk patroon gespeeld gaat worden. Dit is gemakkelijk
en geeft u ook de mogelijkheid om geheugen te behouden. De RPS
functie (p.154) voor onmiddellijk terugspelen is tevens van
toepassing op de Patronen. Patronen zijn daardoor geschikt voor live
Performances als u benodigde sequencer data als Patronen heeft
opgenomen en deze naar het concert meeneemt.
Patronen kunnen als goed kladblok fungeren voor muzikale ideeën.
Wanneer u een opgenomen of bewerkte song in Temporary Area
houdt, slaat u het op in het gebruikersgeheugen of op een
geheugenkaart als song bestand.
Er kunnen maximaal 256 songs opgeslagen worden op zowel de
kaart als in het gebruikersgeheugen. Een kaart en het
gebruikersgeheugen kunnen twee soorten bestanden bevatten. Het
drie-letter symbool weergegeven tussen haakjes ( ) is een
bestandsnaam extensie, die de verschillende soorten bestanden
onderscheidt.
Song bestand (.SVQ)
Dit bestand is een song gecreëerd op de Fantom-Xa. Het wordt een
MRC Pro song genoemd.
Standaard MIDI bestand (.MID)
Standaard MIDI bestand is een standaard bestandsformaat, dat de
uitwisseling van sequencer data tussen de meeste muzikale
applicaties toestaat. Fantom-Xa bestanden kunnen als standaard
MIDI bestanden opgeslagen worden. Dit geeft u de mogelijkheid om
commercieel verkrijgbare muziek data (GM scores) af te spelen, die
compatibel zijn met het GM/GM2 systeem.
24
Page 25
Overzicht van de Fantom-Xa
fig.SongFile.e
Tijdelijk geheugen
Tijdelijk gebied
Songbestand
Songbestand
Standaard MIDI
bestand
Fantom-Xa
Geheugenkaart
Songbestand
Standaard MIDI
bestand

Over de Sampling sectie

Het sampling gedeelte neemt externe geluiden van een audio
instrument of microfoon op als muzikale data. Gesamplede geluiden
kunnen als een Patch of ritme set gespeeld worden. U kunt ook
WAV/AIFF formaat bestanden importeren en ze op dezelfde manier
gebruiken.
Samples
fig.Multisample1.e
Multisample
No.128Multisample
Een multisample wordt in
sample No.127
128 verdeeld
sample No.128
sample
sample
No.001
No.002
Nummer in de sample lijst
No.001Multisample
sample No.003

Waar samples opgeslagen worden

Samples, die u opneemt of importeert, worden opgeslagen in het
sample geheugen. Dit sample geheugen is tijdelijk en de data zal
verloren gaan, wanneer u de stroomtoevoer uitzet. Als u deze
samples wilt bewaren, dient u ze op te slaan in het
gebruikersgeheugen of op een geheugenkaart.
*U kunt geen data in het preset geheugen opslaan.
fig.SampleMemory.e
Sample geheugen
Schrijven
Schrijven
Sampler sectie
Preset Bank
User Bank
Card Bank
Schrijven
Schrijven
Schrijven
Preset geheugen
Laden
Laden
Gebruikers-
geheugen
Een sample bevat de waveform data gesampled door de Fantom-Xa.
Behalve de actuele waveform data zelf, bevat een sample ook
parameters, zoals startpunt, loop start en loop einde. De Fantom-Xa
kan maximaal 9.000 samples bevatten (Gebruiker: 2000, Kaart: 7000).
fig.Sample.e
Sample
Sample List
User Sample
0001 0002
2000
Drum
Sampling
Wave
(Sample)
Automatisch
toegevoegd
Multisamples
Twee of meer samples toegekend aan het keyboard worden
gezamenlijk een multisample genoemd. Een multisample is verdeeld
in 128 “splits.” Elke split bevat het nummer van een sample in de
sample lijst – het bevat de eigenlijke sample data niet.
Laden/Schrijven
Geheugenkaart
Fantom-Xa
Sampling
25
Page 26

Basiswerking van de Fantom-Xa

Om het LAYER venster te selecteren

De geluidsgenerator modus wisselen

De Fantom-Xa heeft twee geluidsgenerende standen: Patch modus
en Performance modus. U kunt de geluidsgenerende modus (status)
gebruiken, die het meest geschikt is voor de wijze, waarop u de
Fantom-Xa wilt bespelen. Gebruik de volgende procedure om tussen
deze twee standen te wisselen.

Patch modus

In deze modus kunt u het keyboard en Pads gebruiken om
afzonderlijke geluiden te spelen (Patches/ritme sets). het keyboard
en Pads hebben elk hun eigen geluidsgenerator en Part en zijn
aangesloten op één MIDI kanaal.
Om Patch modus te selecteren
1. Druk op [PATCH/RHYTHYM].
fig.PatchPlay
1. Druk op [LAYER/SPLIT].
fig.PfmLayer
Om het MIXER venster te selecteren
1. Druk op [MIXER].
fig.PfmMixer

Over de Functieknoppen

De zes [F1]-[F6] knoppen (functieknoppen) die zich bevinden onder
de display, voeren verschillende functies uit, en de werking ervan
zal verschillen afhankelijk van het venster. Functies zullen aan de
onderkant van het scherm vermeld worden.
fig.FButtons

Performance modus

Deze modus geeft u de mogelijkheid om meerdere geluiden (Patches
of ritme sets) te combineren.
LAYER/SPLIT venster
Gebruik dit venster, wanneer u twee of meer geluiden (Patches/
ritme sets) samen wilt spelen. U kunt Patches ook samen spelen
(Layer) of het keyboard verdelen in twee gebieden en verschillende
Patches in elk gebied spelen (Split).
MIXER venster
Gebruik dit venster, wanneer u de geluiden wilt mixen door het
niveau en de pan van alle 16 Parts aan te passen.
Het LAYER venster en MIXER venster voorzien in
verschillende afbeeldingen van dezelfde Performance. U kunt
bijvoorbeeld het LAYER/SPLIT venster gebruiken, wanneer u
een keyboard split in wilt stellen of het MIXER venster
gebruiken, wanneer u de effect instellingen of de volumebalans
van de Patches voor elke Part wilt aanpassen.
venstertje
De iets kleinere vensters die tijdelijk bovenop de normale
venster verschijnen worden venstertje genoemd. Verschillende
soorten venstertje s verschijnen afhankelijk van de situatie.
Sommige geven lijsten weer, anderen geven u de mogelijkheid
instellingen te maken en weer anderen vragen u een handeling
te bevestigen.
fig.Tempo
Druk op [EXIT] om het venstertje te sluiten. Sommige venstertje
s zullen automatisch sluiten, wanneer een handeling is
uitgevoerd.
26
Page 27
Basiswerking van de Fantom-Xa

De cursor verplaatsen

Eén enkel venster of venstertje toont meerdere parameters of items,
die geselecteerd kunnen worden. Om de instelling van een
parameter te bewerken, moet u de cursor verplaatsen naar de
waarde van die parameter. Om een item te selecteren, moet u de
cursor verplaatsen naar dat item. Wanneer geselecteerd met de
cursor wordt een parameter waarde of andere selectie belicht.
fig.CursorScreen
Cursor
Verplaats de cursor met de , , en (cursorknoppen).
fig.CURSOR
: verplaatst de cursor naar boven.
: verplaatst de cursor naar beneden.
: verplaatst de cursor naar links.
: verplaatst de cursor naar rechts.
• Als u een cursorknop ingedrukt houdt, terwijl u ook op de
cursorknop drukt voor de tegenovergestelde richting, zal de
cursor sneller verplaatsen in de richting van de als eerste
ingedrukte cursorknop.
• Wanneer de cursor weergegeven wordt, zal [ENTER]
indrukken soms een lijst weergeven van de beschikbare keuzes
voor die parameter. Dit is gemakkelijk als u wilt zien wat uw
keuzes zijn.

Een waarde veranderen

Gebruik de Value draaischijf of de [INC]/[DEC] knoppen om de
waarde te veranderen.
fig.Waarde

Value draaischijf

De Value draaischijf met de klok mee draaien vergroot de waarde,
tegen de klok in draaien vermindert de waarde.
• [SHIFT] ingedrukt houden als u aan de Value draaischijf draait,
vergroot de stappen in waarde, zodat u sneller grote
waardeveranderingen kunt maken.

[INC] en [DEC]

Drukken op [INC] vergroot de waarde en [DEC] verkleint het.
• Houd de knop ingedrukt voor voortdurende aanpassing.
• Voor snellere waardevergrotingen, moet u [INC] ingedrukt
houden en op [DEC] drukken. Om de waarde sneller te
verlagen, moet u [DEC] ingedrukt houden en op [INC]
drukken.
• Als u op [INC] of [DEC] drukt, terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, zullen de stappen in waarde groter worden.
Wanneer de cursor zich bij een parameter waarde bevindt, moet
u op [ENTER] drukken om de weergave van het venstertje te
zien, waar u de waarde in kunt stellen. Gebruik om
een waarde te selecteren, en druk dan op [ENTER] om de
instelling te bevestigen.

De Pads gebruiken

In sommige gevallen, wanneer de cursor zich bevindt op een invoer
locatie, kunt u op [ENTER] drukken om een lijst van parameter
waarden te zien. Voor sommige van deze lijsten zal het venster het
volgende icoontje laten zien, wat betekent dat u de Pads kunt
gebruiken om de waarde in te voeren of te specificeren.
1. Druk gelijktijdig op [TRIGGER] en [CATEGORY], zodat
beide knoppen opgelicht zijn.
U kunt de Pads gebruiken om de waarde in te voeren of te
specificeren.
In ieder venster van de Fantom-Xa kunt u de cursor gebruiken
om het gedeelte dat weergegeven en belicht wordt te
verplaatsen en de waarde ervan aan te passen.
* Elke parameter heeft zijn eigen reeks van mogelijke waarden, dus u
kunt geen waarde instellen, die kleiner is dan de minimum waarde of
groter dan de maximum waarde.
Wanneer een numerieke waarde ingevoerd wordt
PAD [0]-[9]: Invoer getallen 0-9
[SHIFT]: Annuleert het getal dat u ingevoerd heeft
fig.PadNumber
Wanneer direct ingevoerd wordt
Door op een Pad te drukken, zal de corresponderende waarde
direct ingevoerd worden. Van bovenaf gerekend
corresponderen de items op de lijst met Pads [0]-[9].
27
Page 28
Basiswerking van de Fantom-Xa
fig.PadDirect

Een naam toekennen

Bij de Fantom-Xa kunt u namen aan elke Patch, ritme set,
Performance, Song, Sample en Patroon toekennen. De werkwijze is
hetzelfde voor alle data.
fig.PatchName
1. Druk op of om de cursor te verplaatsen naar de
plaats waar u een tekentje in wilt voeren.
2. Draai aan de Value draaischijf of druk op [INC]/[DEC] om
het tekentje te specificeren.
• [F2(TYPE)]: Selecteert het soort teken. Iedere keer,
wanneer u hier op drukt, kunt u afwisselend
het eerste teken van een tekenset selecteren:
hoofdletter (A), kleine letter(a) of getallen en
symbolen (0).
• [F3(DELETE)]: Verwijdert het teken op de plek, waar de
cursor zich bevindt. [F4(INSERT)]: Voegt een
ruimte in op de plek, waar de cursor zich
bevindt.
• of : Verplaats de cursor.
• , : Wissel af tussen hoofdletters en kleine letters.

De Pads gebruiken om tekens te specificeren

U kunt de Pads gebruiken om tekens te specificeren.
Door een Pad één of meerdere keren in te drukken , kunt u
achtereenvolgens de letters, getallen en symbolen selecteren. Als u
bijvoorbeeld herhaaldelijk op Pad 1 drukt, kunt u als volgt door de
beschikbare keuzes heen lopen: 1 A B C 1 A...
•U kunt tussen hoofdletters en kleine letters als in te voeren
teken switchen, door op [F1(CAPS LOCK)] te drukken en een
vinkje toe te voegen.
• Druk op PAD [0] (SPACE) om het teken op de plek, waar de
cursor zich bevindt, te vervangen door een spatie.
fig.PAD
* Als u besluit om uw invoer te annuleren, dient u op [F5 (Cancel)] te
drukken.
Beschikbare tekens/symbolen
spatie, A–Z, a–z, 0–9, ! “ # $ % & ` ( ) + , - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^ _
` { | }
Vanuit een benamingsvenster kunt u op [MENU] drukken en
“1.Undo” selecteren om de naam die gebruikt werd, voordat u
het veranderde, terug te laten keren. Vanuit [MENU] kunt u “2.
To Upper” selecteren of op drukken om het teken waar de
cursor zich bevindt in een hoofdletter te veranderen. Vanuit
[MENU] kunt u “3. To Lower” selecteren of op drukken
om het teken waar de cursor zich bevindt te veranderen in een
kleine letter.Vanuit [MENU] kunt u “4. Delete all” selecteren
om alle tekens, die u aan het invoeren bent, te wissen.
Song bestandsnamen mogen geen kleine letters of bepaalde
symbolen bevatten: ( “ + , ./: ; < = > ? [ \ ] |).
28
Page 29

In Patch modus spelen

In Patch modus worden het keyboard en de Pads elk gebruikt om
één klank te produceren (Patch/ritme set).
De keyboard controller en de Pad controller hebben beiden hun
eigen geluidsgenerator, en beide zijn aangesloten op hun eigen MIDI
kanaal. Dit betekent, dat u afzonderlijke geluiden op het keyboard
en de Pads kunt spelen.

Over het PATCH PLAY venster

Druk op [PATCH/RHYTHM].U zult in Patch modus terecht komen
en het Patch Play venster verschijnt.
fig.PatchPlay

Pas het volume van het keyboard part en Pad part aan

1. In het PATCH PLAY venster dient u op [F4 (LEVEL)] te
drukken.
Het PART LEVEL venstertje verschijnt.
fig.PartLevel
2. Druk op [F4(KBD)] of [F5(PAD)] om de part te selecteren.
3. Gebruik de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] om het
volume aan te passen.
4. Druk op [F6 (CLOSE)] om het venstertje te sluiten.

Keyboard part en Pad part

De Fantom-Xa heeft twee gedeelten; een Keyboard Part en een Pad
Part.
• Druk op [F1(KBD)] om het keyboard Part te selecteren.
fig.KbdPart
Patch groep Patch nummer
• Druk op [F2(PAD)] om de Pad Part te selecteren.
fig.PadPart
• Druk op [PAGE] om het PATCH PLAY venster te verwisselen.
Dit venster geeft gelijktijdig de instellingen van het keyboard
Part en de Pad Part weer.
fig.DualPart
fig.DualPart2
Patch naam
Patch categorie
Functies in het PATCH PLAY venster
fig.PatchFunc.e
1
1
8
1
Geeft de actuele geluidsgenerende stand aan.
2
Geeft multi-effecten aan (MFX1,2), chorus (CHO), reverb
2
7
11 12 13109
2
11 12 13109
(REV) en mastering (MASTER) aan en uit.
3
Geeft de naam van de op dat moment spelende song aan, geeft de locatie van de maat aan.
4
Geeft de maatsoort en het tempo aan.
5
Selecteert de groep, het nummer en de naam van de geselecteerde groep.
6
Geeft de patch categorie aan/selecteert de patch categorie.
7
Dit geeft de functie aan, die toegekend is aan de D Beam en de respons status van de D Beam.
8
Geeft het volume van de keyboard part en de pad part aan.
9
Schakelt tussen de keyboard part en pad part.
10
Geeft het Control Setting venster weer.
11
Past het volume van de keyboard part en pad part aan.
12
Bepaalt of u patches of ritme sets kunt selecteren.
13
Selecteert of de patch categorie gesloten zal worden.
3
4
5
6
8
3
4
5
6
29
Page 30
In Patch modus spelen

Patch/Ritme set groep

De Fantom-Xa heeft verschillende Patch groepen , inclusief de User
(gebruikers) groep en Preset groepen A-F en GM, waarbij iedere
groep 128 Patches op kan slaan (256 in GM, USER). Bovendien kunt
u uw mogelijkheden verder uitbreiden en maximaal vier Wave
uitbreidingskaarten naar keuze installeren (SRX serie; worden aPart
verkocht). Dit biedt u de mogelijkheid om uit een gigantisch
assortiment Patches te kiezen.
USER
Dit is de groep binnen de Fantom-Xa, die overschreven kan worden.
Patches die u zelf creëert kunnen opgeslagen worden in deze groep.
De Fantom-Xa bevat 256 preset Patches en 32 ritme sets.
PR-A-F (Preset A-F), PRST (Preset)
Dit is de groep binnen de Fantom-Xa die niet overschreven kan
worden. U kunt echter de instellingen van de op dat moment
geselecteerde Patch veranderen en de gewijzigde Patch opslaan in
het gebruikersgeheugen (User). Groepen A-F bevatten elk al 128
geprepareerde Patches, in totaal zijn dat 768 Patches.
GM (General MIDI 2)
Dit is een interne groep Patches, die compatibel is met General MIDI
2, een systeem van MIDI functie specificaties, ontworpen om de
verschillen tussen fabrikanten en soorten instrumenten te
overstijgen. Deze Patches kunnen niet overschreven worden.
Bovendien kunnen instellingen voor op dat moment geselecteerde
Patches in deze groep niet veranderd worden. De Fantom-Xa bevat
256 preset Patches.
CARD (Geheugenkaart)
Deze groep geeft u de mogelijkheid om Patches te gebruiken, die op
een geheugenkaart opgeslagen zijn aan de achterkant van het paneel.
Omdat de data in deze groep herschreven kan worden, kunt u deze
groep gebruiken om gecreëerde Patches op te slaan.

Een Patch selecteren

1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
2. Druk op [F1(KBD)] of [F2(PAD)] om het keyboard part of
Pad part te selecteren.
* Om een ritme set te selecteren, dient u op [F5(RHYTHM)] te drukken
om een vinkje () toe te voegen.
3. Als u een Patch groep selecteert (of een ritme set groep),
dient u op te drukken en de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] te gebruiken om te selecteren.
fig.PatchGroup
4. Druk op om de cursor naar het Patch nummer te
verplaatsen.
5. Gebruik de Waarde draaischijf of druk op [INC] [DEC] om
een Patch (of ritme set) te selecteren.
Als u een Patch (of ritme set) heeft geselecteerd voor het
keyboard Part, dient u het keyboard te bespelen om het geluid
te horen. Als u een Patch (of ritme set) heeft geselecteerd voor
de Pad Part, dient u op de Pads te spelen om het geluid te
horen.

Patches uit de lijst selecteren

U kunt een lijst van patches weergeven en een patch uit die lijst
selecteren.
1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
EXP (Wave uitbreidingskaart geïnstalleerd in EXP sleuf)
Deze groepen worden gebruikt, wanneer Patches opgevraagd
worden uit de Wave uitbreidingskaarten, die geïnstalleerd zijn in de
EXP sleuf en kunnen niet overschreven worden. U kunt echter wel
de instellingen voor de op dat moment geselecteerde Patch
veranderen en de gewijzigde Patch dan opslaan in het
gebruikersgeheugen en op de geheugenkaart. Het aantal Patches
hangt af van de specifieke Wave uitbreidingskaart die geïnstalleerd
is.
* EXP Patches kunnen alleen geselecteerd worden als er een Wave
uitbreidingskaart (SRX serie; apart verkrijgbaar) in de
corresponderende sleuf geïnstalleerd is.
30
2. Druk op [ENTER].
Het PATCH LIST venster verschijnt.
fig.PatchList
3. Om een Patch te selecteren, dient u op [F3 (PATCH)] te
drukken.
Om een ritme set te selecteren, dient u op [F4 (RHYTHM)] te
drukken.
Als u op [F4 (RHYTHM)] drukt, verschijnt het RHYTHM LIST
venster.
4. Druk op om een groep te selecteren.
5. Gebruik de Waarde draaischijf, [INC] [DEC] of om
een Patch/ritme set te selecteren.
6. Druk op [ENTER] om uw selectie te bevestigen.
Page 31

Het PATCH SELECT venster gebruiken

1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
2. Druk op [PATCH SELECT].
Het PATCH SELECT venster verschijnt.
fig.PatchSelect
3. Om een ritme set te selecteren, dient u op [F5 (RHYTHM)] te
drukken om een vinkje () toe te voegen.
Als u een vinkje toevoegt, zal het RHYTHM SELECT venster
verschijnen.
4. Druk op [F1] of [F2] om een groep te selecteren.
5. Gebruik [F3], [F4], PART/TRACK [1]-[8], [INC] [DEC],
of de Waarde draaischijf om een Patch/ritme set te
selecteren.
6. Druk op [ENTER] om naar het PATCH PLAY venster terug te
keren.
In Patch modus spelen
geluiden (8 geluiden x 8 banken) als favoriete Patches registreren.

Een favoriete Patch/ritme set selecteren

1. In het PATCH PLAY venster, dient u de Patch (of ritme set)
te selecteren, die u wilt registreren.
2. Druk op [ENTER].
Het PATCH LIST venster verschijnt.
3. Druk op [F1 (FAVORIT)].
Het FAVORITE PATCH venster verschijnt.
fig.Favorite
4. Gebruik de Waarde draaischijf of druk op om de
Bank te selecteren.
5. Druk op PART/TRACK [1]-[8], [INC] [DEC] of om
een favoriet nummer te selecteren.
6. Druk op [F3 (REGIST)] om de registratie uit te voeren.
7. Druk op [F1 (LIST)] om naar het PATCH LIST venster terug
te keren.

Patches/Ritme sets op proef spelen (Phrase preview)

De Fantom-Xa geeft u de mogelijkheid om Patches op proef te spelen
door naar een frase te luisteren, die geschikt is voor elk type Patch.
1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
2. Druk op [ENTER] om in het PATCH LIST venster te komen.
3. Druk op [F5 (PREVIEW)] en houd dit vast.
De Patch die geselecteerd is in het PATCH LIST venster zal
klinken.
4. Laat uw vinger los van [F5 (PREVIEW)] en de frase zal
ophouden met spelen.
* Als u de manier waarop de frase gespeeld wordt door de Phrase
Preview wilt veranderen, kunt u de Preview Mode parameter
bewerken (p.194).

Favoriete Patches/Ritme sets selecteren (Favorite Patch)

In de Patch modus kunt u uw favoriete en meest frequent gebruikte
Patches (of ritme sets) samenbrengen op één plek door ze te
registreren in de favoriete Patch. Door deze functie te gebruiken,
kunt u heel snel favoriete Patches selecteren uit het Preset/User/
Card gebied of van een Wave uitbreidingskaart. U kunt in totaal 64
Een Patch registratie annuleren
Door op [F2 (REMOVE)] te drukken, kunt u de Patch (of ritme set)
registratie annuleren, die geselecteerd is in het FAVORITE PATCH
venster.

De favoriete Patch/ritme set kiezen

1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
2. Druk op [ENTER] om in het PATCH LIST venster te komen.
3. Druk op [F1 (FAVORITE)].
Het FAVORITE PATCH venster verschijnt.
4. Om de bank te veranderen, dient u de Waarde draaischijf of
te gebruiken.
5. Druk op PART/TRACK [1]-[8], [INC] [DEC] of om de
Patch te selecteren.
6. Druk op [F6 (SELECT)] of [ENTER] om uw selectie te
bevestigen.
31
Page 32
In Patch modus spelen
De volgende categorieën kunnen geselecteerd worden.

Patches per categorie selecteren

De Fantom-Xa geeft u de mogelijkheid om een type (categorie) Patch
te specificeren, zodat u snel de gewenste Patch kunt vinden. Er zijn
in totaal 38 categorieën.
1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
2. Druk op [F1 (KBD)] of [F2 (PAD)] om het keyboard part of
Pad part te selecteren.
* Als er een vinkje (
op [F5 (RHYTHM)] te drukken om het tekentje te verwijderen.
3. Druk op om de cursor te verplaatsen naar de “Patch
Category,” en gebruik de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] om de gewenste categorie te selecteren.
4. Druk op [F6 (CATEG LOCK)] om een vinkje () toe te
voegen.
fig.PatchCategory
5. Gebruik [CURSOR] om de cursor te verplaatsen naar de
Patch groep of het Patch nummer en gebruik de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] om de Patch te selecteren.

Uit de lijst selecteren

1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
2. Druk op [ENTER].
Het PATCH LIST venster verschijnt.
3. Druk op [F2 (CATEG)].
Het CATEGORY venster verschijnt.
fig.CategoryList
4. Gebruik PAD [0]-[9] om de categorie groep te selecteren.
) is weergegeven boven [F5 (RHYTHM)], dient u
Categorie Inhoud Groep
[PAD]
- - - No Assign Niet toewijzen — PNO AC.Piano Akoestische piano PIANO EP EL.Piano Elektrische piano KEY Keyboards Andere keyboards (bijvoor-
beeld clavecimbel) BEL Bell Bel, bel Pad MLT Mallet Hamer ORG Organ Elektrisch orgel en kerkor-
gel ACD Accordion Accordeon HRM Harmonica Harmonica, blues harp AGT AC.Guitar Akoestische gitaar GUITAR EGT EL.Guitar Elektrische gitaar DGT Dist.Guitar Vervormde gitaar BS Bass Akoestische bas & elek-
trische bas SBS Synth Bass Synth bas STR Strings Snaren STR/ ORC Orchestra Orkest ensemble HIT Hit&Stab Orkest hit, hit WND Wind Blazers (hobo, clarinet etc.) WIND/ FLT Flute Fluit, piccolo BRS AC.Brass Akoestische koper blazers SBR Synth Brass Synth koper blazers SAX Sax Sax PLK Plucked Tokkelinstrumenten (Harp
etc.) ETH Ethnic Andere etnische instru-
menten FRT Fretted Band inst (Mandoline etc.) BPD Bright Pad Heldere Pad synth PAD/ SPD Soft Pad Zachte Pad synth VOX Vox Stem, koor HLD Hard Lead Eerste harde synth SYNTH SLD Soft Lead Eerste zachte synth TEK Techno Synth Techno synth PLS Pulsating Kloppende synth FX Synth FX Synth FX (Geluid etc.) SYN Other Synth Poly synth PRC Percussion Percussie DRUM SFX Sound FX Geluid FX BTS Beat&Groove Beat en groove DRM Drums Drum set CMB Combination Andere Patches die Split en
Layer gebruiken
[0]
ORG/
KBD
[1]
[2]
BASS
[3]
ORCH
[4]
BRASS
[5]
WORLD
[6]
VOX
[7]
[8]
[9]
5. Druk op om de gewenste categorie te selecteren.
6. Gebruik de Waarde draaischijf, [INC] [DEC] of om
een Patch te selecteren.
7. Druk op [F6 (SELECT)] of [ENTER] om uw selectie te
bevestigen.
U kunt in het CATEGORY venster komen komen door op
[CATEGORY] in het PATCH PLAY venster te drukken .
32
Page 33
In Patch modus spelen

Het keyboard in eenheden van één octaaf transponeren (Octave Shift)

De Octave Shift functie transponeert (verplaatst) de toonhoogte van
het keyboard in eenheden van 1 octaaf (-3- +3 octaven). Om een bas
Part gemakkelijker met uw rechterhand te kunnen spelen, dient u
het keyboard met 1 of 2 octaven naar beneden te transponeren.
* Octave Shift is alleen van toepassing op het keyboard part.
1. In het PATCH PLAY venster dient u op OCTAVE [-] of [+] te
drukken om de hoeveelheid verplaatsing in te stellen (-3­+3).
De knop zal oplichten als dit is ingesteld.
• Iedere keer, wanneer u op OCTAVE [+] drukt, zal de
hoeveelheid verplaatsing veranderen in de volgorde +1, +2 en
+3. Iedere keer, wanneer u op OCTAVE [-] drukt, zal de
hoeveelheid verplaatsing veranderen in de volgorde -1, -2 en -3.
• Als u beide knoppen gelijktijdig indrukt, zal de hoeveelheid
verplaatsing nul zijn.
fig.OctaveShift

Het keyboard transponeren in semitonale stappen (Transpose)

Transpose wijzigt het keyboard toonhoogte in eenheden van halve
tonen.
Deze functie is handig, wanneer u getransponeerde instrumenten,
zoals een trompet of klarinet, bespeelt aan de hand van bladmuziek.
* Transpose is alleen van toepassing op het keyboard part.
1. In het PATCH PLAY venster dient u [SHIFT] ingedrukt te
houden en op OCTAVE [-] of [+] te drukken om de Transpose instelling (G-F#: -5- +6 halve tonen) aan te passen.
• Als u [SHIFT] ingedrukt houdt en op beide knoppen tegelijk
drukt, zal de hoeveelheid verplaatsing nul zijn.
fig.Transpose
Er is één enkele Transpose instelling (Setup parameter) voor de
hele Fantom-Xa. De veranderde instelling zal onthouden
worden, zelfs als u van Performances of Patches wisselt.
Er is één Octave Shift instelling (Setup parameter) voor de hele
Fantom-Xa. De veranderde instelling wordt onthouden, zelfs als
u van Performances of Patches wisselt.

De tonen selecteren die zullen klinken (Tone on/off)

Omdat een Patch een combinatie is van maximaal vier tonen, kunt u
(enkele van de vier) ongewenste tonen uitzetten en alleen het geluid
van één specifieke toon overhouden.
• Druk op TONE SW [1]-[4] (PART/TRACK [1]-[4]) in het
PATCH PLAY venster om elke toon aan/uit te zetten.
* Als u slechts één of twee geluiden in een Patch wilt laten klinken, moet
u de andere geluiden uitzetten en die instelling in een Patch opslaan.
Dit voorkomt onnodig gebruik van de gelijktijdige stemmen van de
Fantom-Xa.
33
Page 34
In Patch modus spelen
Enkele noten spelen
ritme set, kunt een een grote variatie aan percussie-instrumenten
spelen.
(Monofonisch)
Wanneer u een Patch gebruikt voor een van nature monofonisch
instrument, zoals een sax of een fluit, is het doeltreffend om in mono
te spelen.
1. Druk op [PATCH EDIT] in het PATCH PLAY venster.
2. Druk op [F1 (COMMON)] en dan op [F4 (CTRL)].
3. Druk op om de cursor naar “Mono/Poly” te
verplaatsen.
4. Gebruik de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] om “MONO”
te selecteren.
Nu kunt u in mono modus spelen.
De parameter selecteren, die bestuurd wordt door de Realtime Controllers of de D Beam controller (Control setting)
De Fantom-Xa geeft u de mogelijkheid om de parameters toe te
wijzen, die beïnvloed zullen worden, wanneer u de realtime control
knoppen, toewijsbare schakelaars , D Beam, Pitch bend of
modulation schuif gebruikt. Dit geeft u de mogelijkheid om het
geluid op verschillende manieren aan te passen door gebruik te
maken van de controllers.
De Part specificeren die beïnvloed
Als u “Mono/Poly” toekent als een functie, die geregeld dient
te worden door de toewijsbare schakelaars ([ ]/[ ]),
kunt u gemakkelijk switchen tussen mono/poly door op een
knop te drukken (p.84).
Soepele toonhoogte veranderingen
zal worden door de Controller
U kunt aangeven of gebruik van de controller invloed zal hebben op
het geluid, dat toegekend is aan het keyboard Part of het geluid, dat
toegekend is aan de Pad Part.
1. Druk op [F3 (CONTROL)] en [F3 (PART)] in het PATCH
creëren (Portamento)
fig.ControlPart
Portamento is een effect, waarbij de toonhoogte van de
eerstgespeelde noot soepel overvloeit in de noot die daarop volgt.
Door portamento toe te passen, als de Mono modus geselecteerd is
(zie het voorgaande onderwerp), kunt u Performance effecten, zoals
het “slepen” op een viool, nabootsen.
1. Druk op [PATCH EDIT] in het PATCH PLAY venster.
2. Druk op [F1 (COMMON)] en dan op [F3 (PRTMNT)].
3. Druk op om de cursor naar “Portamento Switch”
te verplaatsen.
4. Gebruik de Waarde draaischijf of druk op [INC] [DEC] om
“ON” te selecteren.
Nu kunt u portamento spelen.
Als u “Portamento Switch” toekent als een functie die geregeld
dient te worden door de toewijsbare schakelaars ([ ]/
[ ]), kunt u een knop gebruiken om portamento gemakkelijk
aan/uit te zetten (p.84).
Percussie-instrumenten
2. Druk op om de parameter te selecteren.
3. Gebruik de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] om de part te
4. Als u deze instellingen wilt bewaren, dient u op [F6
* Wanneer Patch modus geselecteerd is, kunnen controller instellingen
5. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het PATCH PLAY
Parameter WaardeExplanation
Bender en Modu­lation Part Select
D Beam Part Select Part geregeld m.b.v. de D Beam Knob Part Select Part geregeld m.b.v. de realtime
spelen
PLAY venster.
Het CONTROL SETTING venster verschijnt.
selecteren.
(WRITE)] te drukken.
niet voor elke afzonderlijke Patch opgeslagen worden. Controller
instellingen worden opgeslagen als systeeminstellingen.
venster.
KBD, PAD
Part geregeld m.b.v.Pitch bend berichten of modulatie berichten
control knoppen
In Patch modus kunt u percussie-instrumenten van het keyboard en
Pad spelen door een ritme set te selecteren. Als de ritme set, die is
toegekend aan iedere toets en Pad, afwijkt van de geselecteerde
34
Voor details over het toekennen van een parameter aan een
controller, dient u Het geluid in real time aanpassen (p. 80) te
bekijken.
Page 35

Een Patch creëren

Met de Fantom-Xa heeft u totale controle over een grote
verscheidenheid aan instellingen. Ieder item, dat ingesteld kan
worden, noemen we een parameter. Wanneer u de waarden van de
parameters verandert, bent u aan het bewerken. In dit hoofdstuk
komt de werkwijze aan bod, die gebruikt wordt bij het creëren van
Patches en worden de functies van de Patch parameters uitgelegd.
Vier tips voor het bewerken van Patches
Selecteer een Patch die ongeveer hetzelfde klinkt als het
geluid dat u wilt creëren (p.30).
Het is moeilijk om een nieuw geluid te creëren dat precies
is, zoals u in gedachten heeft, wanneer u alleen een Patch
selecteert en de parameters van de Patch willekeurig ver-
andert. Het is logischer om te beginnen met een Patch,
waarvan het geluid lijkt op het geluid dat u in gedachten
heeft.
Beslis welke tonen te horen zullen zijn (p.33).
Aangezien een Patch een combinatie is van elke willekeu-
rige vier tonen, zult u moeten luisteren naar hoe de afzon-
derlijke tonen klinken, voordat u gaat bewerken. Het is ook
belangrijk om ongebruikte tonen uit te zetten en te voorko-
men dat stemmen verspild worden, wat het aantal gelijktij-
dige noten die gespeeld kunnen worden onnodig
reduceert.
Controleer de Structure instelling (p.38).
De belangrijke Structure parameter bepaalt hoe de vier
tonen gecombineerd worden., voordat u nieuwe tonen
selecteert, dient u er zeker van te zijn, dat u begrijpt hoe de
op dat moment geselecteerde tonen elkaar beïnvloeden.
Effecten uitzetten (p.157).
Aangezien u het originele geluid van de Patch zelf kunt
horen, wanneer de effecten uitgezet zijn, zult u de resulta-
ten van uw wijzigingen gemakkelijker kunnen horen. In
feite kan alleen het veranderen van de effecten instellingen
soms al het geluid geven dat u wilt.

Hoe maakt u Patch instellingen

1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
4. Druk op [F1(COMMON)]-[F6(LO&OUT)] om de parameter
groep te selecteren.
5. Druk op [F1]-[F6] en dan op om de parameter te
selecteren.
Sommige parameters kunnen afzonderlijk voor iedere toon
ingesteld worden.
Om de toon te selecteren, die u wilt bewerken, dient u op TONE
SELECT [1]-[4] (PART/TRACK [5]-[8]) of te drukken.
fig.WavePitch
6. Gebruik de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] om de waarde
te veranderen.
7. Herhaal stappen 4-6 om elke parameter in te stellen.
8. Druk op [WRITE] om de gemaakte veranderingen op te
slaan (p.37).
Als u de wijzigingen niet op wilt slaan, dient u op [EXIT] te druk-
ken om naar het PATCH PLAY venster terug te keren.
Als u terugkeert naar het PATCH PLAY venster zonder op te
slaan, zal een “*” links van de Patch groep worden weergegeven.
Als u de stroomtoevoer uitzet of een ander geluid selecteert, ter-
wijl de display “*” aangeeft, zal een bewerkte Patch verloren gaan.

Bewerken in een grafische display (Zoom Edit)

U kunt bewerken, terwijl u een grafische display met de meest
frequent gebruikte, parameters bekijkt.
Parameter pag. Parameter pag.
Pitch Envelope p. 44 TVA Envelope p. 48 TVF p. 45 LFO 1/2 p. 51 TVF Envelope p. 46 Step LFO p. 53
1. In het venster voor het bewerken van de weergegeven
parameters, dient u op [F6 (ZOOM)] te drukken.
Het Zoom Edit venster zal verschijnen.
fig.ZoomEdit
2. Selecteer de part (keyboard of Pad) en Patch, waarvan u de
instellingen wilt bewerken (p.30).
*U kunt de Patches in de GM2 groep niet bewerken.
3. Druk op [PATCH EDIT] om in het PATCH EDIT venster te
komen.
fig.PatchEdit
* Stel de Structure Type (p.38) en Booster Gain (p.39) parameters in dit
venster in.
2. Druk op [F1]-[F5] om de parameter groep te selecteren.
3. Druk op [CURSOR] om de parameter te selecteren.
4. Gebruik de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] om de waarde
te veranderen.
U kunt de REALTIME CONTROL knoppen gebruiken om de
waarde in te stellen.
5. Wanneer u klaar bent met bewerken, dient u op [F6 (EXIT)]
te drukken.
35
Page 36
Een Patch creëren

De REALTIME CONTROL knoppen gebruiken om de waarde te veranderen

Als een getal wordt weergegeven voor de naam van de parameter
(, , , ), kunt u de REALTIME CONTROL knoppen
1 2 3 4
(C1-C4) gebruiken om de waarde in te stellen.
Als u op de knop rechts van de REALTIME CONTROL knoppen
drukt om de indicator te laten branden, zullen de knoppen hun
oorspronkelijke functies uitvoeren.
fig.06-010
1 2 3 4
U kunt dezelfde knoppen gebruiken om de waarden in het Zoom
Edit venster (p.35) te bewerken.

Patch instellingen initialiseren

“Initialiseren” staat voor het terugbrengen van de instellingen van
het op dat moment geselecteerde geluid naar een standaard
instelling van waarden.
* De Initialiseer handeling zal alleen invloed hebben op het op dat
moment geselecteerde geluid; de geluiden die opgeslagen zijn in het
gebruikersgeheugen zullen niet beïnvloed worden. Als u alle
instellingen van de Fantom-Xa terug wilt brengen naar de
fabrieksinstellingen, dient u een Factory Reset uit te voeren (p.203).

Patch (Toon) instellingen kopiëren

Met deze handeling kopieert u de instellingen van elke gewenste
Patch naar de op dat moment geselecteerde Patch.
1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
2. Selecteer de part (keyboard of Pad) en de
kopieerbestemming van de Patch (p.30).
3. Druk op [PATCH EDIT] om in het PATCH EDIT venster te
komen.
4. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F6 (TONE CPY)].
Het Patch Tone Copy venstertje zal verschijnen.
fig.ToneCopy
5. Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen en gebruik
de Waarde draaischijf of [INC][DEC] om de “Source (copy­source)” groep, nummer en toon te selecteren.
* Door op [F4 (COMPR)] te drukken om een vinkje (
kunt u de kopieerbestemming van de Patch controleren (Compare
functie).
6. Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen en
selecteer de “Destination (copy-destination)” toon.
7. Druk op [F6 (EXEC)].
Een bericht zal u om bevestiging vragen.
) toe te voegen,
1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
2. Selecteer de part (keyboard of Pad) en Patch die u wilt
initialiseren (p.30).
3. Druk op [PATCH EDIT] om in het PATCH EDIT venster te
komen.
4. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F5 (INIT)].
Een bericht zal om uw bevestiging vragen.
5. Druk op [F6 (EXEC)].
De intialisatie zal uitgevoerd worden.
* Druk op [F5 (Cancel)] om te annuleren.
8. Druk op [F6 (EXEC)] om het kopiëren uit te voeren.
* Druk op [F5 (CANCEL)] om te annuleren.
De Compare functie
Voor de Patch Tone Copy en Patch Save handelingen, kunt u de
Compare functie gebruiken. Als u de copy-source of write-
destination Patch wilt afspelen, dient u op [F4 (COMPR)] te
drukken om een vinkje () toe te voegen.
Nu kunt u de kopieerbron of wegschrijfbestemming van de
Patch vanaf het keyboard of Pads spelen.
* De Patch, die proef gespeeld is, waarbij gebruik is gemaakt van de
Compare functie, zal een beetje anders klinken dan wanneer het
normaal gespeeld wordt.

Patches opslaan die u gecreëerd heeft (Write)

Veranderingen die u aanbrengt in geluidsinstellingen zijn tijdelijk en
zullen verloren gaan, wanneer u het apparaat uitzet of een ander
geluid selecteert. Als u het gewijzigde geluid wilt behouden, moet u
36
Page 37
Een Patch creëren
het opslaan in de interne USER groep (gebruikersgeheugen) of
CARD groep (geheugenkaart).Wanneer u de Patch instellingen
bewerkt, zal een “*” verschijnen in het PATCH PLAY venster.
Wanneer u de procedure voor opslaan uitvoert, zal de
opgeslagen data verloren gaan.
1. Zorg ervoor dat de Patch die u wilt opslaan geselecteerd is.
2. Druk op [WRITE].
Het WRITE MENU venster zal verschijnen.
fig.PatchWrite
3. Druk op [F2(PAT/RHY)].
* Als alternatief kunt u of gebruiken om “Patch/Rhythm” te
selecteren en dan op [ENTER] drukken.
Het PATCH NAME venster verschijnt.
fig.PatchName
waveform neemt de eerste stijging en daling van het geluid op. De
Fantom-Xa bevat ook vele andere one-shot waveforms, die
componenten zijn van andere geluiden. Deze omvatten attack, zoals
piano-hammer en gitaar fret geluiden.
* Het is niet mogelijk om de envelope te gebruiken om een one-shot
waveform te wijzigen, teneinde een decay te creëren, die langer is dan
de originele waveform of om het in een aanhoudend geluid te
veranderen.
Loop:
Deze waveforms bevatten geluiden met zowel lange decays als
aangehouden geluiden. Loop waveforms spelen herhaaldelijk
(loopen) het gedeelte van de waveform terug, nadat het geluid een
relatief stationaire toestand heeft bereikt. De geloopte waveforms
van de Fantom-Xa bevatten ook componenten van andere geluiden,
zoals de resonerende trillingen van een piano-snaar en de holle
geluiden van blazersinstrumenten.
De volgende tekening geeft een voorbeeld van geluid (elektrisch
orgel) weer, waarbij one-shot en geloopte waveforms gecombineerd
worden.
fig.06-005.e
TVA ENV voor geloopte orgel waveform (aanhoudend gedeelte)
Niveau
TVA ENV voor one-shot toets
-click waveform (attack gedeelte)
Resultaat TVA ENV verandering
+=
4. Wijs een naam toe aan de Patch.
Bekijk p. 28 voor details over het toekennen van namen.
5. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam, dient u
op [F6 (WRITE)] te drukken.
Een venster, waarbij u de mogelijkheid heeft om de wegschrijf-
bestemming van de Patch te selecteren, zal verschijnen.
6. Gebruik de Waarde draaischijf, [INC] [DEC] of en
[F1(USER)] [F2(CARD)] om de wegschrijfbestemming van de Patch en het Patch nummer te selecteren.
* Door op [F4 (COMPR)] te drukken om een vinkje (
) toe te voegen,
kunt u de wegschrijfbestemming van de Patch controleren (Compare
functie).
7. Druk op [F6 (WRITE)].
Een bericht zal u om bevestiging vragen.
8. Druk op [F6 (EXEC)] om het opslaan uit te voeren.
* Druk op [F5(CANCEL)] om de handeling te annuleren.
Zet de Fantom-Xa nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
Tijd
Note off
Note off
Tips voor het gebruik van een waveform van een akoestisch instrument
Bij veel akoestische instrumenten, zoals piano en sax, doen zich
extreme timbrale veranderingen voor gedurende de eerste
momenten van elke noot. Deze eerste attack is wat het karakter van
het instrument definieert. Voor dergelijke waveforms is het het beste
om de complexe tonale veranderingen van het attack gedeelte van
de waveform te gebruiken en de envelope slechts te gebruiken om
het decay gedeelte aan te passen.
fig.06-006.e
Niveau
Met de wave opgeslagen
toonverandering
Envelope
voor het TVF filter
Geloopt gedeelte
Tijd
One-shot waveform en loop waveform
De interne waveforms van de Fantom-Xa vallen uiteen in de
volgende twee groepen:
One-shot:
Deze waveforms bevatten geluiden met korte decays. Een one-shot
Resultaat
toonverandering
37
Page 38
Een Patch creëren

Functies van Patch parameters

Veranderen hoe een toon klinkt (Structuur)

Parameter Waarde Uitleg
Struct 1 & 2, 3 & 4 (Structure Type)
TYPE 01–TYPE 10 Bepaalt hoe toon 1 en 2 of toon 3 en 4 verbonden zijn.
De volgende 10 verschillende Types combinaties zijn beschikbaar.
TYPE 1
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
TVF TVA
Met dit type zijn tonen 1 en 2 (of 3 en 4) onafhankelijk. Gebruik dit type, wanneer u PCM geluiden wilt behouden of geluiden wilt creëren en combineren voor iedere toon.
TYPE 3
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVA TVF
B
TVF TVA
Dit type mixt het geluid van toon 1 (3) en toon 2 (4), past een filter toe en past dan een booster toe om de waveform te vervormen.
TYPE 5
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
TVA TVF
WG
R
TVF TVA
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creë­ren en combineert de twee filters. De toon 1 (3) TVA zal de volumeba­lans van de twee tonen regelen, waarbij de diepte van de ring mudulator aangepast wordt.
TYPE 2
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVA
TVF
TVF TVA
Dit type stapelt de twee filters op elkaar om het karakter van de filters te intensiveren. De TVA voor toon 1 (of 3) regelt de volumebalans tus­sen de twee tonen.
TYPE 4
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
TVA TVF
WG
B
TVF TVA
Dit type past een booster toe om de waveform te vervormen en com­bineert dan de twee filters. De TVA voor toon 1 (of 3) regelt de volu­mebalans tussen de twee tonen en past het booster niveau aan.
TYPE 6
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
TVA TVF
WG
R
TVF TVA
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creë­ren en mixt bovendien het geluid in van toon 2 (4) en stapelt de twee filters op. Aangezien het gemoduleerde geluid met toon 2 (4) gemixt kan worden, kan toon 1 (3) TVA de hoeveelheid van het gemoduleerde geluid aanpassen.
TYPE 7
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
R
TVF TVA
Dit type past een filter toe op toon 1 (3) en moduleert het met toon 2 (4) om nieuwe boventonen te creëren.
TYPE 9
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
TVF TVA
R
Dit type trekt het gefilterde geluid van elke toon door een ring modu­lator om nieuwe boventonen te creëren. De toon 1 (3) TVA zal de vo­lumebalans van de twee tonen regelen, waarbij de diepte van de ring modulator aangepast wordt.
38
TYPE 8
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
R
TVF TVA
Dit type zendt de gefilterde toon 1 (3) en toon 2 (4) door een ring mo­dulator en mixt dan het geluid van toon 2 (4) in en past een filter toe op het resultaat.
TYPE 10
TONE 1 (3)
TONE 2 (4)
WG
WG
TVATVF
TVF TVA
R
Dit type trekt het gefilterde geluid van elke toon door een ring modu­lator om nieuwe boventonen te creëren en mixt ook het geluid van toon 2 (4) in. Aangezien het gemoduleerde geluid met toon 2 (4) ge­mixt kan worden, kan toon 1 (3) TVA de hoeveelheid van het gemodu­leerde geluid aanpassen.
Page 39
Een Patch creëren
Booster niveau
TVA
WG1
WG2
Booster
Voegt aan WG1 toe
Verschuiving in waveform door WG1
Vervormd gebied van
de Waveform verandert
WG2
Gebruikt WG1 als LFO
Past de WG1 output aan
* Wanneer TYPE 2-10 geselecteerd is en één toon van een paar staat uitgeschakeld, zal de andere toon als TYPE 1 klinken, ongeacht de weergegeven
instelling.
* Als u het keyboard (Keyboard Range, p.42) of het aanslagbereik begrenst (Velocity Range, p.42), hoort u niets. Dit betekent, dat wanneer TYPE 2-10
geselecteerd is en u een keyboard bereik specificeert, waarin één toon van een paar niet klinkt, noten in dat gedeelte door een andere toon, TYPE 1 bijvoorbeeld, zal klinken, ongeacht de weergegeven instelling.
Parameter Waarde Uitleg
Booster 1&2, 3&4 (Booster Gain)
Booster
fig.Boost1.e
De Booster wordt gebruikt om het inkomende signaal te vervormen.
0, +6, +12, +18 Wanneer een Structure Type van TYPE 3 of TYPE 4 geselecteerd is, kunt u de kracht van de booster
aanpassen. De booster vergroot het input signaal teneinde het geluid te vervormen. Dit creëert het vervormingseffect, dat vaak gebruikt wordt bij elektrische gitaren. Hogere instellingen zullen meer vervorming produceren.
fig.Boost2.e
Behalve dat u dit kunt gebruiken om vervorming te creëren, kunt u de
waveform (WG1) van één van de tonen gebruiken als een LFO die de
andere waveform (WG2) naar boven of naar beneden verplaatst om
modulatie te creëren die gelijkvormig is aan PWM (pulse width
modulation). Deze parameter werkt het beste, wanneer hij samen met de
Wave Gain parameter gebruikt wordt (p.43).
Ring Modulator
fig.RingMod
Een ring modulator vermenigvuldigt de waveform van twee tonen met
elkaar, waardoor vele nieuwe boventonen gecreëerd worden (in
harmonische delen) die niet aanwezig waren in beide waveforms.
(Behalve, wanneer één van de waveforms een sinus golf is, zullen
gelijkmatig verspreide frequentie componenten meestal niet gegenereerd
worden.)
Aangezien het toonhoogte verschil tussen de twee waveforms de
harmonische structuur verandert, zal het resultaat een ongetoonhoogtet
metaalachtig geluid zijn. Deze functie is geschikt voor het creëren van
metaalachtige geluiden, zoals een bel.
39
Page 40
Een Patch creëren
Parameter groep [F1(COMMON)] Algemene instellingen voor de hele Patch
[F1 (GENERAL)]
Een parameter gemarkeerd met een “” kan d.m.v. gespecificeerde MIDI berichten bestuurd worden (Matrix Control, p.49))
Parameter Waarde Omschrijving
Patch Category Refer to p. 32. Type (categorie) van de Patch Patch Level 0–127 Volume van de Patch Patch Pan L64–0–63R Linker/rechterpositie van de Patch Patch Priority LAST, LOUDEST Hoe noten bestuurd zullen worden, wanneer de maximum polyfonie bereikt is (128 stemmen)
LAST: De laatstgespeelde stemmen krijgen prioriteit (Noten worden in volgorde uitgezet, be­ginnend met de eerstgespeelde noot).
LOUDEST: De hardste stemmen krijgen prioriteit (Noten worden uitgezet, beginnend met de
stem met het laagste volume). Octave Shift -3– +3 Toonhoogte van het geluid van de Patch (in eenheden van één octaaf) Patch Coarse Tune -48– +48 Toonhoogte van het geluid van de Patch (in halve tonen, +/- 4 octaven) Patch Fine Tune -50– +50 Toonhoogte van het geluid van de Patch (in 1-cent stappen; one-cent is 1/100 van een halve toon) Stretch Tune Depth OFF, 1–3 ‘Stretched tuning’ (een systeem waarmee akoestische piano’s normaliter gestemd worden, waar-
door het lagere bereik lager en het hogere bereik hoger wordt dan de mathematische stemverhou­ding anders voor zou schrijven)
OFF: Gelijke temperatuur
1-3: Hogere instellingen zullen het grotere verschil in de toonhoogte van het lage en hoge be-
reik produceren. Analog Feel 0–127 Diepte van 1/f modulatie (een plezierig en natuurlijk overkomende modulatie verhouding, die
klinkt als een kabbelend beekje of ruisende wind).
*U kunt het karakter van natuurlijke instabiliteit van een analoge synthesizer nabootsen door deze “1/f
modulatie” toe te voegen.
Stretched Tuning
fig.06-011.e
Toonhoogte verschil van gelijke temperatuur
Parameter waarde
3
2
1
OFF
1
2
3
Lage noten bereik
Hoge noten bereik
OFF
[F2 (MODIFY)]
Deze waarden worden aan de parameter waarden van elke toon toegevoegd.
Parameter Waarde Omschrijving
Cutoff Offset -63– +63 Cutoff Frequency (p. 45) Resonance Offset -63– +63 Resonance (p. 45) Attack Time Offset -63– +63 F-Env Time 1, A-Env Time 1 (p. 46, p. 48) Release Time Offset -63– +63 F-Env Time 4, A-Env Time 4 (p. 46, p. 48) Velocity Sens Offset -63– +63 Cutoff V-Sens, Level V-Sens (p. 46, p. 47)
40
Page 41
Een Patch creëren
[F3 (PORTMNT)]
Portamento is een effect, waarbij de toonhoogte soepel verandert van de eerstgespeelde en de daarop volgende gespeelde toets.
Parameter Waarde Uitleg
Portamento Switch OFF, ON Specificeert of het portamento effect toegepast zal worden (ON) of niet (OFF). Portamento Mode NORMAL, LEGATO NORMAL: Portamento zal altijd toegepast worden.
LEGATO: Portamento zal alleen toegepast worden, wanneer u legato speelt.
Portamento Type RATE, TIME RATE: De tijdsduur zal afhangen van de afstand tussen de twee toonhoogtes.
TIME: De tijdsduur zal constant zijn, onafhankelijk van hoe ver de toonhoogte van de noten uit elkaar liggen.
Portamento Start PITCH, NOTE PITCH: Begint een nieuwe portamento, wanneer een andere toets ingedrukt wordt, terwijl de
toonhoogte verandert. NOTE: Portamento zal opnieuw beginnen bij de toonhoogte waar de huidige verandering zou stoppen.
Portamento Time 0–127 Specificeert de tijd waarin de toonhoogte zal veranderen.
fig.PortaStart.e
Portamento Start: NOTEPortamento Start: PITCH
Toonhoogte
Toonhoogte
C5
D4 C4
druk op toets D4
druk op toets C5
druk op toets C4
Tijd
C5
D4 C4
Tijd
druk op toets D4
druk op toets C5
druk op toets C4
[F4 (CTRL)]
Parameter Waarde Uitleg
Mono/Poly MONO, POLY MONO: Alleen de laatstgespeelde noot zal te horen zijn. Deze instelling is effectief, wanneer u een
solo instrument Patch, zoals een sax of fluit speelt. POLY: Twee of meer geluiden kunnen gelijk­tijdig gespeeld worden.
Legato Switch OFF, ON ON: Op een toets drukken, terwijl u ook op de voorgaande toets blijft drukken, heeft tot gevolg
dat de noot van toonhoogte verandert in de toonhoogte van de meest recent ingedrukte toets, en blijft klinken. Dit is effectief, wanneer u de hammering-on en pulling-off technieken die gebruikt worden door gitaristen, wilt nabootsen.
* Legato schakeling is alleen van toepassing, wanneer de Mono/Poly parameter is ingesteld op “MONO”
en de Legato Switch op “ON.”
Legato Retrigger OFF, ON OFF: Wanneer één toets wordt vastgehouden en een andere toets wordt daarna ingedrukt, ver-
andert alleen de toonhoogte zonder dat de attack van de laatste toets gespeeld wordt. Stel dit in op “OFF”, wanneer blaas en snaar frases uitgevoerd worden of, wanneer modulatie met het mono synth keyboard geluid gebruikt wordt. ON: Normaliter laat u deze parameter op “ON” staan.
* Legato Retrigger is van toepassing wanneer de Mono/Poly is ingesteld op “MONO” en de Legato
Switch staat ingesteld op “ON.”
Pitch Bend Range Up 0– +48 Mate van toonhoogte verandering in halve tonen, wanneer de Pitch Bend hendel helemaal naar
Pitch Bend Range Down -48–0 Mate van toonhoogte verandering in halve tonen, wanneer de Pitch Bend hendel helemaal naar
rechts staat.
links staat.
41
Page 42
Een Patch creëren
r
[F5 (KEY RNG)] (TMT KEY RANGE)
U kunt het noot nummer gebruiken om de manier, waarop de Toon gespeeld wordt, te regelen.
fig.TMT-K.e
Niveau
De toon die klinkt in het lagere gebied
De toon die klinkt in het hogere gebied
Toonhoogte
Key Fade lager
Toonbereik lager
Key Fade hoger
Toonbereik hoger
Parameter Waarde Uitleg
Key Fade Lower 0–127 Bepaalt wat er zal gebeuren met het toonniveau, wanneer een noot gespeeld wordt die lager is dan de
Key Range Lower.
Als u de toon helemaal niet wilt laten klinken, dient u deze parameter op “0” in te stellen. Key Range Lower C - –(Upper) Specificeert de laagste noot waarvoor de toon zal klinken voor elke toon. Key Range Upper (Lower)–G9 Specificeert de hoogste noot waarvoor de toon zal klinken voor elke toon. Key Fade Upper 0–127 Bepaalt wat er zal gebeuren met het toonniveau, wanneer een noot gespeeld wordt die hoger is dan de
Key Range Upper.
Als u de toon helemaal niet wilt laten klinken, dient u u deze parameter op “0” in te stellen.
[F6 (VEL RNG)] (TMT VELO RANGE)
U kunt de kracht instellen waarmee toetsen gespeeld worden om de manier waarop de Toon gespeeld wordt, te regelen.
fig.TMT-V.e
Niveau
Velo Fade lager
Velo Range lager
De toon die klinkt wanneer u zachtjes speelt
Velo Range hoger
Parameter Waarde Uitleg
Tone Mix Velo Control
OFF, ON, RANDOM, CYCLE
Bepaalt of een andere toon gespeeld wordt (ON) of niet (OFF), afhankelijk van de kracht, waarmee de toets gespeeld wordt (velocity).
RANDOM: De samengestelde tonen van de Patch zullen willekeurig klinken, ongeacht of er Velocity
berichten zijn.
CYCLE: De samengestelde tonen van de Patch zullen samenhangend klinken, ongeacht of er Velocity
berichten zijn. Control Switch OFF, ON Gebruik de Matrix Control (p.49) om verschillende tonen te laten klinken (ON) of niet (OFF). Velo Fade Lower 0–127 Bepaalt wat er zal gebeuren met het toonniveau, wanneer een noot krachtiger gespeeld wordt dan de
Velo Range Lower.
Als u de toon helemaal niet wilt laten klinken, dient u deze parameter in te stellen op “0”. Velo Range Lower 1–(Upper) Specificeert de laagste aanslaggevoeligheid, waarin de toon zal klinken. Velo Range Upper (Lower)–127 Specificeert de hoogste aanslaggevoeligheid, waarin de toon zal klinken. Velo Fade Upper 0–127 Bepaalt wat er zal gebeuren met het toonniveau, wanneer de toon krachtiger gespeeld wordt dan de Velo
Range Upper.
Als u de toon helemaal niet wilt laten klinken, dient u deze parameter in te stellen op “0”.
De toon die klinkt wannee u krachtig speelt
Aanslag
Velo Fade hoger
Wanneer u de Matrix Control gebruikt om verschillende tonen te laten spelen, moet u de laagste waarde (Lower) en de hoogste waarde
(Upper) van de waarde van het gebruikte MIDI bericht instellen.
In plaats van Velocity te gebruiken, kunt u ook tonen vervangen met behulp van de Matrix Control (p.49). Det aanslaggevoeligheid en de
Matrix Control kunnen echter niet gelijktijdig gebruikt worden om verschillende tonen te laten klinken. Wanneer u de Matrix Control
gebruikt om geluiden te verwisselen, dient u de Tone Mix Velo Control parameter op “OFF” te zetten.
42
Page 43
Parameter groep [F2(WG)] Waveforms/Pitch/Pitch envelope veranderen
[F1 (WG PRM)]
Een Patch creëren
Parame­ter
Wave Group
Wave Bank
Wave No. L (Mono) Wave No. R
Wave Gain -6, 0, +6, +12
Wave Tempo Sync
Waarde Uitleg
INT, EXP, SAMP, MSAM
PRST, USER, CARD
----, 1–1228
OFF, ON
Groep voor de waveform die de basis van de toon gaat vormen
INT: Waveforms opgeslagen in het interne geheugen EXP: Waveform opgeslagen in een Wave uitbreidingskaart (SRX serie) geïnstalleerd in EXP gleuven. SMAP: Sample waveforms MSAM: Multisample waveforms
Wanneer de wave groep SAMP is: PRST, USER, CARD Wanneer de wave groep MSAM is: USER, CARD
Basis waveform voor een toon (de bovengrens zal afhangen van de wave groep).
Wanneer in mono modus, zal alleen de linkerkant (L) gespecificeerd worden. Wanneer in stereo zal ook de rechter­kant (R) gespecificeerd worden. Als u een linker/rechter paar Waves wilt selecteren, dient u het linker (L) Wave nummer te selecteren en dan [SHIFT] ingedrukt te houden en op [F4 (STEREO)] te drukken om een vinkje toe te voegen. De rechter (R) Wave zal opgeroe­pen worden.
* Wanneer u een multisample in stereo gebruikt, dient u hetzelfde nummer voor L en R te specificeren.
Toename (versterking) van de waveform
De waarde verandert in stappen van 6 dB (decibel)- een toename van 6 dB verdubbelt de toename van de waveform.
* Als u van plan bent om de Booster te gebruiken om het geluid van de waveform te vervormen, dient u deze parameter op zijn
maximale waarde te zetten (p.39).
Wanneer u een Phrase Loop met de klok (het tempo) wilt synchroniseren, dient u dit op “ON” te zetten.
* Dit geldt alleen wanneer een apart verkrijgbare Wave Expansion board is geinstalleerd en een waveform die een tempo (BPM)
aangeeft geselecteerd is als de samplevoor de toon.
Als een waveform van een Wave Expansion board geselecteerd is voor de toon, zal de Wave Tempo Sync parameter op “ON” zetten tot gevolg hebben dat pitch-gerelateerde instellingen (p.44) en FXM-gerelateerde instellingen (p.43) gene­geerd worden.
• Als een sample voor een toon geselecteerd is , dient u eerst de BPM (tempo) parameter van de sample in te stellen.
• Als een sample voor een toon geselecteerd is, zal Wave Tempo Sync twee keer het normale aantal stemmen nodig hebben.
• Wanneer deze parameter op “ON” staat, dient u de Tone Delay parameter (p.51) op “0” te zetten.
Phrase Loop
Phrase Loop refereert aan het herhaaldelijk terugspelen van een frase, die uit een song gehaald is (bijvoorbeeld met behulp van een sampler). Eén techniek die het gebruik van Phrase Loops met zich meebrengt is de ontlening van een Phrase aan een al bestaande song in een bepaald genre, bijvoorbeeld dance muziek, en daarmee dan een nieuwe song creëren met die Phrase als basismotief. Dit is ook bekend als “Break Beats.”
Een parameter gemarkeerd met een “” kan bestuurd worden door gebruik te maken van gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Control, p.49)
Parameter Waarde Uitleg
FXM Switch OFF, ON Hiermee stelt u in of de FXM gebruikt zal worden (ON) of niet (OFF). FXM Color 1–4 Hoe FXM frequentie modulatie uit zal voeren.
Hogere instellingen resulteren in een korreliger geluid, terwijl lagere instellingen resulteren in een metaalachtig geluid.
FXM Depth 0–16 De diepte van de modulatie geproduceerd door FXM.
Realtime Time Stretch
Als de wave groep “SAMP” of “MSAM” is en de Wave Tempo Sync parameter staat op “ON ”, kunt u in de afspeelsnelheid van de waveform variëren zonder de pitch te beïnvloeden. Een parameter gemarkeerd met een “(STAR)” kan bestuurd worden door gebruik te maken van gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Control, p.49)
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een gespecifieerde waveform om frequentie modulatie toe te passen op de op dat moment geselecteerde waveform, waarbij complexe boventonen gecreëerd worden. Dit is handig voor het creëren van dramatische geluiden of geluidseffecten.
43
Page 44
Een Patch creëren
[F2 (PITCH)]
Een parameter gemarkeerd met een “” kan bestuurd worden door gebruik te maken van gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Control, p.49)
Parameter Waarde Uitleg
Tone Coarse Tune -48– +48 Toonhoogte van het geluid van de toon (in halve tonen, +/-4 octaven) Tone Fine Tune -50– +50 Toonhoogte van het geluid van de toon (in stappen van 1-cent; one cent is 1/100ste van een halve toon) Rand Pitch Depth 0–1200 Breedte van de willekeurige toonhoogte afwijking die zich iedere keer als een toets wordt ingedrukt (in
stappen van 1-cent), voor zal doen.
Als u niet wilt dat de toonhoogte willekeurig verandert, dient u dit op “0” in te stellen.
Pitch Keyfollow -200– +200 Hoeveelheid verandering in toonhoogte die voor zal komen, wanneer u een toets één octaaf hoger speelt.
Als u wilt dat de toonhoogte met één octaaf omhoog gaat, net, zoals bij een conventioneel keyboard, dient u dit in te stellen op “+100.” Als u wilt dat de toonhoogte met twee octaven omhoog gaat, dient u dit op “+200” in te stellen.
P-Env V-Sens -63– +63 Keyboard speeldynamiek kan gebruikt worden om de diepte van de toonhoogte envelope te regelen.
Als u wilt dat de toonhoogte envelope meer effect heeft voor krachtig gespeelde noten, dient u deze parameter op een positieve (+) waarde in te stellen.
P-Env T1 V-Sens -63– +63 Dit stelt het keyboard dynamiek in staat om de T1 van de Pitch envelope te beïnvloeden.
Als u wilt dat de T1 versneld wordt voor krachtig gespeelde noten, dient u deze parameter op een po­sitieve (+) waarde in te stellen.
P-Env T4 V-Sens -63– +63 Gebruik deze parameter, wanneer u wilt dat de snelheid, waarmee de toets wordt losgelaten de T4 waar-
de van de Pitch envelope beïnvloedt.
Als u wilt dat de T4 versneld wordt voor krachtig gespeelde noten, dient u deze parameter op een positieve (+) waarde in te stellen.
P-Env Time KF (Time Keyfollow)
-100– +100 Gebruik deze instelling als u wilt dat de toonhoogte envelope tijden (T2-T4) beïnvloed worden door de locatie van het keyboard.
Gebaseerd op de toonhoogte envelope tijden voor de C4 toets, zullen positieve (+) instellingen ervoor zorgen dat noten hoger dan C4 steeds kortere tijden zullen hebben.
Toonhoogte
Pitch Keyfollow
C4C3C2C1 C5 C6 C7
+200
+100
+50
0
-50
-100-200
Tijd
[F3 (PCH ENV)]
Een parameter gemarkeerd met een “” kan bestuurd worden m.b.v. gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Control, p.49)
Parameter Waarde Uitleg
P-Env Depth -12– +12 Diepte van de Pitch envelope
Hogere instellingen zullen ervoor zorgen, dat de toonhoogte envelope een grotere verandering produ­ceert. Negatieve (-) instellingen zullen de vorm van de envelope omkeren.
P-Env Time 1–4 0–127 Pitch envelope tijden (T1-T4)
Hogere instellingen zullen resulteren in een langere tijd totdat de volgende toonhoogte wordt bereikt.
P-Env Level 0–4 -63– +63 Pitch envelope niveaus (L0-L4)
Specificeer hoe de toonhoogte op ieder punt zal veranderen, met betrekking tot de toonhoogte die in­gesteld is met behulp van Coarse Tune of Fine Tune.
Tijd
Pitch Keyfollow
C4C3C2C1 C5 C6 C7
-100
-50
0
+50
+100
To et s
44
Pitch Envelope
Toonhoogte
T1 T2 T3 T4
L0
L1
Note on
L3
L2
Tijd
Note off
L4
Page 45
Een Patch creëren
g
Parameter groep [F3(TVF)] De helderheid van een geluid met een filter veranderen (TVF/TVF envelope)
Een filter stimuleert een specifiek frequentie gebied of kapt deze af om de helderheid, dichtheid of andere kwaliteiten van een geluid te
veranderen.
[F1 (TVF PRM)]
Een parameter gemarkeerd met een “” kan bestuurd worden m.b.v. gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Control, p.49)
Parameter Waarde Uitleg
Filter Type OFF,
LPF, BPF, HPF, PKG, LPF2, LPF3
Cutoff Frequency 0–127 Frequentie waarop het filter een effect op de frequentie bestanddelen van de waveform begint te krijgen. Resonance 0–127 Legt de nadruk op het gedeelte van het geluid in de regio van de cutoff frequentie, waarmee karakter aan
Cutoff Keyfollow -200–
+200
Type filter
OFF: Er wordt geen filter gebruikt. LPF: Low Pass Filter. Dit reduceert het volume van alle frequenties boven de cutoff frequentie, teneinde
af te ronden of het geluid minder helder te maken. BPF: Band Pass Filter. Dit laat alleen de frequenties in de regio van de cutoff frequentie over, en laat de
rest weg. Dit kan bruikbaar zijn, wanneer u kenmerkende geluiden wilt creëren. HPF: High Pass Filter. Dit snijdt de frequenties in de regio onder de cutoff frequentie eruit. Dit is geschikt
voor het creëren van percussie geluiden, waarbij de nadruk op de hogere tonen gelegd wordt. PKG: Peaking Filter. Dit legt de nadruk op de frequenties in de regio van de cutoff frequentie. U kunt
dit gebruiken om wah-wah effecten te creëren door een LFO te gebruiken om de cutoff frequntie cyclisch te veranderen.
LPF2: Low Pass Filter 2. Hoewel frequentie bestanddelen boven de cutoff frequentie weggesneden zijn, is de gevoeligheid van dit filter de helft van de LPF. Dit filter is goed te gebruiken met nagebootste instrumentgeluiden, zoals de akoestische piano.
LPF3: Low Pass Filter 3. Hoewel frequentie bestanddelen boven de cutoff frequentie weggesneden zijn, verandert de gevoeligheid van dit filter afhankelijk van de cutoff frequentie., terwijl dit filter ook ge­schikt is voor gebruik met nagebootste akoestische instrumentgeluiden, verschilt de nuance, die het ver­toont van dat van de LPF2, zelfs met dezelfde TVF Envelope instellingen.
* Als u “LPF2” of “LPF3” instelt, zal de instelling voor de Resonance parameter genegeerd worden.
het geluid wordt toegevoegd.
* Extreem hoge instellingen kunnen trillingen produceren, waardoor het geluid vervormd wordt.
Gebruik deze parameter als u wilt dat de cutoff frequentie verandert afhankelijk van de ingedrukte toets.
Met betrekking tot de cutoff frequentie bij de C4 toets (centrum C), zullen positieve (+) instellingen tot gevolg hebben dat de cutoff frequentie voor noten hoger dan C4 zullen stijgen en negatieve (-) instellin­gen zullen tot gevolg hebben dat de cutoff frequentie van noten lager dan C4 dalen. Hogere instellingen zullen een grotere verandering veroorzaken.
LPF BPF
Niveau
Hoog
Cutoff frequentie
parameter waarde
Laa
Frequentie
Resonance
HPF PKG
Cutoff frequentie (Octaaf)
+2
+1
o
-1
-2
Cutoff Keyfollow
C4C3C2C1 C5 C6 C7
+200
+100
+50
0
-50
-100-200
Toets
45
Page 46
Een Patch creëren
Parameter Waarde Uitleg
Cutoff V-Curve FIX, 1–7 Curve, die bepaalt hoe keyboard speeldynamiek (velocity) de cutoff frequentie zal beïnvloeden.
Stel dit in op “FIX” als u niet wilt dat de Cutoff frequentie wordt beïnvloed door de aanslaggevoeligheid.
1234567
Cutoff V-Sens -63– +63 Gebruik deze parameter, wanneer u de cutoff frequentie toepast als resultaat van wijzigingen in aanslag. Als
u wilt dat bij krachtig gespeelde noten de cutoff frequentie omhoog gaat, dient u voor deze parameter positie­ve (+) instellingen te maken.
Resonance V-Sens
F-Env V-Curve FIX, 1–7 Curve, die bepaalt hoe de aanslag de TVF evelope zal beïnvloeden.
F-Env V-Sens -63– +63 Specificeert op welke manier keyboard speeldynamiek invloed zal hebben op de diepte van de TVF envelope.
F-Env T1 V-Sens -63– +63 Dit staat het keyboard dynamiek toe om invloed uit te oefenen op de T1 van de TVF envelope.
F-Env T4 V-Sens -63– +63 Gebruik deze parameter, wanneer u wilt dat de snelheid, waarmee de toets losgelaten wordt, de T4 waarde
-63– +63 Zo kunt u met de aanslag de hoeveelheid Resonance te veranderen. Als u wilt dat krachtig gespeelde noten een groter Resonance effect hebben, moet u voor deze parameter
positieve (+) instellingen maken.
Stel dit in op “FIX” als u niet wilt dat de TVF envelope beïnvloed wordt door de aanslaggevoeligheid.
1234567
Positieve(+) instellingen zullen tot gevolg hebben dat de TVF envelope een groter effect heeft op krachtig gespeelde noten en negatieve(-) instellingen zullen tot gevolg hebben dat het effect minder is.
Als u wilt dat T1 versneld wordt voor krachtig gespeeld noten, dient u deze parameter een positieve(+) waarde te geven.
van de TVF envelope beïnvloedt.
Als u wilt dat T4 voor snel losgelaten noten versneld wordt, dient u deze parameter een positieve(+) waarde te geven.
[F2 (TVF ENV)]
Een parameter gemarkeerd met een “” kan geregeld worden m.b.v. gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Control, p.49)
Parameter Waarde Uitleg
F-Env Depth -63– +63 De diepte van de TVF envelope.
Grotere instellingen zullen ervoor zorgen, dat de TVF envelope een grotere verandering zal produceren. Negatieve(-) instellingen zullen de vorm van de envelope omkeren.
F-Env Time KF (Time Keyfollow)
F-Env Time 1–4 0–127 TVF envelope tijden (T1-T4)
F-Env Level 0–4 0–127 TVF envelope niveaus (L0-L4)
TVF Envelope
Cutoff
Frequentie
L0
Note on
-100– +100
Gebruik deze instelling als u wilt dat de TVF envelope tijden (T2-T4) door de locatie van het keyboard beïn­vloed zullen worden.
Gebaseerd op de TVF envelope tijden voor de C4 toets (centrum C), zullen positieve (+) instellingen er­voor zorgen, dat noten hoger dan C4 steeds kortere tijden zullen hebben.
Hogere instellingen zullen de tijd die het duurt, voordat het volgende cutoff frequentie niveau is bereikt, verlengen.
Specificeer hoe de cutoff frequentie op elk punt zal veranderen met betrekking tot de Cutoff Frequeny waarde.
T1 T2 T3 T4
L3
L2 L4
L1
Note off
Tijd
Tijd
Pitch Keyfollow
-100
-50
0
+50
46
C4C3C2C1 C5 C6 C7
+100
Toets
Page 47
Een Patch creëren
s
Parameter groep (F4(TVA)] Het volume aanpassen (TVA/TVA Envelope)
[F1 (TVA PRM)]
Een parameter gemarkeerd met een “” kan bestuurd worden m.b.v. gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Control, p.49)
Parameter Waarde Uitleg
Tone Level 0–127 Volume van de toon.
Deze instelling is met name handig voor het aanpassen van de volumebalans tussen tonen.
Level V-Curve
Level V-Sens -63– +63 Stel dit in, wanneer u wilt dat het volume van de toon verandert afhankelijk van keyboard speeldynamiek.
Bias Bias veroorzaakt dat het volume door het keyboard positie beïnvloed wordt. U kunt dit gebruiken om het volume te verande-
Bias Level -100–
Bias Position C - –G9 Toets waarvan het volume gewijzigd zal worden. Bias Direction LWR,
FIX, 1–7 Curve die bepaalt hoe het keyboard speeldynamiek (velocity) het volume zal beïnvloeden.
Stel dit in op “FIX” als u niet wilt dat het volume van de toon beïnvloed wordt door de aanslaggevoeligheid.
1234567
Stel dit in op een (+) positieve waarde om veranderingen in toonvolume te vergroten, wanneer u de toetsen krachtiger bespeelt; om de toon zachter te laten spelen, terwijl u harder speelt, dient u dit op een negatieve (-) in te stellen.
ren met behulp van het keyboard positie (toonhoogte), wanneer u akoestische instrumenten bespeelt.
Hoek van de volume verandering die zich voor zal doen in de geselecteerde Bias Direction.
+100
UPR, L&U, ALL
Grotere instellingen zullen een grotere verandering produceren. Negatieve (-) waarden zullen de richting van de verandering omkeren.
Richting waarin verandering zal voorkomen, beginnend bij de Bias Position.
LWR: Het volume zal voor het keyboard gebied onder het Bias punt gewijzigd worden. UPR: Het volume zal voor het keyboard gebied boven de Bias punt gewijzigd worden. L&U: Het volume zal symmetrisch in de richting van de linker- en rechterkant van de Bias punt gewijzigd wor-
den.
ALL: Het volume verandert lineair met het Bias punt bij het centrum.
LWR
Niveau
+
0
C-1 G9
Bias positie
UPR
Niveau
Toets
C-1 G9
Bias positie
Parameter Waarde Uitleg
Tone Pan L64–0–63R Linker-/rechterpositie van de toon Pan
Keyfollow
-100– +100 Gebruik deze parameter als u wilt dat de positie van de toets de panning zal beïnvloeden.
Positieve (+)waarden zullen tot gevolg hebben dat noten hoger dan de C4 toets (centrum C) steeds verder naar rechts gepand worden en negatieve (-) waarden zullen ervoor zorgen dat noten hoger dan de C4 toets (cen­trum C) naar links gepand worden. Grotere instellingen zullen een grotere verandering produceren.
Pan
R
o
L
Pan Keyfollow
C4C3C2C1 C5 C6 C7
+100
+50
0
-50
-100
Toet
+
0
L&U
Niveau
Toets
+
0
C-1 G9
Bias positie
+
0
ALL
Niveau
Toets
0
+
C-1 G9
Bias positie
+
0
Toets
47
Page 48
Een Patch creëren
Parameter Waarde Uitleg
Random Pan Depth 0–63 Gebruik deze parameter, wanneer u wilt dat de stereo locatie elke keer als u op een toets drukt, wille-
keurig verandert.
Grotere instellingen zullen grotere veranderingen tot gevolg hebben.
Alter Pan Depth L63–0–63R Deze instelling veroorzaakt dat de panning elke keer, wanneer op een toets gedrukt wordt, afgewisseld
wordt tussen links en rechts. Grotere instellingen zullen grotere veranderingen tot gevolg hebben. “L” of “R” instellingen zullen de volgorde waarin de pan zal afwisselen tussen links en rechts omkeren. Wan­neer twee tonen bijvoorbeeld respectievelijk ingesteld zijn op “L” en “R”, dan zal de panning van de tonen iedere keer afwisselen als ze gespeeld worden.
* Wanneer een waarde van Type “2”-“10” geselecteerd is voor de Structure parameter in de Pan KF, Rnd Pan
Depth, Alter Pan Depth parameter instellingen, zal de output van tonen 1 en 2 samengevoegd worden in toon 2 en de output van tonen 3 en 4 worden samengevoegd in toon 4. Om deze reden zal toon 1 de instellingen van toon 2, en toon 3 de instellingen van toon 4 volgen (p.38).
[F2 (TVA ENV)]
Een parameter gemarkeerd met een “” kan bestuurd worden m.b.v. gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Control, p.49)
Parameter Waarde Uitleg
A-Env T1 V-Sens -63– +63 Dit geeft keyboard dynamiek de mogelijkheid om de T1 van de TVA envelope te beïnvloeden.
Als u wilt dat Time 1 voor krachtig gespeelde noten versneld wordt, dient u een positieve(+) waarde voor de parameter in te stellen. Als u wilt dat dit langzamer wordt, stelt u een negatieve (-) waarde in.
A-Env T4 V-Sens -63– +63 Gebruik deze parameter, wanneer u wilt dat de snelheid waarmee een toets losgelaten wordt de
T4 waarde van de TVA envelope regelt.
Als u wilt dat T4 versneld wordt voor snel losgelaten noten, dient u een positieve(+) waarde voor de parameter in te stellen. Als u wilt dat dit vertraagd wordt, stelt u een negatieve(-) waarde in.
A-Env Time KF (Time Keyfollow)
A-Env Time 1–4 0–127 TVA envelope times (T1-T4).
A-Env Level 1–3 0–127 TVA envelope levels (T1-T4)
-100– +100 Gebruik deze instelling als u wilt dat de TVA envelope times (T2-T4) beïnvloed worden door het keyboard locatie. Gebaseerd op de TVA envelope times voor de C4 toets (centrum C) zullen posi­tieve (+) waarden tot gevolg hebben dat noten hoger dan C4 steeds kortere tijden hebben en negatieve (-) instellingen zullen resulteren in steeds langere tijden voor deze noten.
Grotere instellingen zullen een grotere verandering produceren.
Hogere instellingen zullen de tijd die het duurt totdat het volgende volume niveau bereikt is, verlengen.
Specificeer hoe het volume zal veranderen op ieder punt, overeenkomstig de Tone Level waar­de.
48
TVA Envelope
Niveau
Note on
T1 T2 T3 T4
L2
L1
L3
Note off
Tijd
Tijd
Pitch Keyfollow
C4C3C2C1 C5 C6 C7
-100
-50
0
+50
+100
Toets
Page 49
Een Patch creëren
Parameter groep [F5 (CTRL)] Matrix Control instellingen/Veelzijdige instellingen
[F1 (CTRL)]-[F4 (CTRL)]
De functie, die u de mogelijkheid geeft MIDI berichten te gebruiken om veranderingen in realtime in de Tone parameters aan te brengen, heet de
Matrix Control. Er kunnen maximaal vier Matrix Controls gebruikt worden in één enkele Patch.
Om de Matrix Control te gebruiken, dient u te specificeren welk MIDI bericht (CTRL Source parameter) gebruikt zal worden om te regelen welke
parameter (CTRL Destination parameter) gebruikt zal worden en de hoogte (CTRL Sens parameter) en de toon, waarop het effect wordt toegepast
(CTRL Switch parameter).
Parameter Waarde Uitleg
CTRL 1–4 Source
OFF, CC01–31, 33– 95, PITCH BEND, AFTERTOUCH, SYS CTRL1–4, VELOCITY, KEY FOLLOW, TEMPO, LFO1, LFO2, PITCH ENV, TVF ENV, TVA ENV
MIDI boodschappen in die gebruikt zijn om de Tone parameter m.b.v. de Matrix Control te veranderen.
OFF: Matrix Control zal niet gebruikt worden. CC01-31, 33-95: Controller nummers 1-31, 33-95 PITCH BEND: Pitch Bend AFTERTOUCH: Aftertouch SYS CTRL 1-4: MIDI berichten gebruikt als gewone matrix controls. VELOCITY: Kracht waarmee u een toets indrukt KEY FOLLOW: Keyboard positie met C4 als 0 TEMPO: Het gespecificeerde tempo (sequencer tempo) van het tempo van een externe MIDI sequen-
cer.
LFO1: LFO1 LFO2: LFO2 PITCH ENV: Pitch envelope TVF ENV: TVF envelope TVA ENV: TVA envelope
Velocity en Key follow corresponderen met Note berichten.
Hoewel er geen MIDI berichten voor LFO 1 via TVA envelope zijn, kunnen ze gebruikt worden als Matrix Control. In dit geval kunt u de
tooninstellingen in realtime veranderen door het spelen van Patches.
• Als u gewone controllers wilt gebruiken voor de gehele Fantom-Xa, dient u “SYS CTRL1”-“SYS CTRL4” te selecteren. MIDI berichten
gebruikt als System Control 1-4 zijn ingesteld met behulp van de System Ctrl 1-4 Source parameters (p.196).
Er zijn parameters die bepalen of Pitch Bend, Controller nummer 11 (Expression) en Controller nummer 64 (Hold 1) ontvangen worden of
niet (p.51). Wanneer deze instellingen op “ON” staan en de MIDI berichten ontvangen worden, dan zullen, wanneer enige verandering
aangebracht wordt in de instellingen van de gewenste parameter, de Pitch Bend, Expression en Hold 1 instellingen ook gelijktijdig
veranderen. Als u alleen de gewenste parameters wilt veranderen, dient u deze op “OFF” in te stellen.
• Er zijn parameters, die u de mogelijkheid geven om te specificeren of specifieke MIDI berichten voor elk kanaal ontvangen worden in een
Performance (p.79). Wanneer een Patch met Matrix Control instellingen is toegewezen aan een Part, dient u te bevestigen dat de MIDI
berichten gebruikt voor de Matrix Control ontvangen zullen worden. Als de Fantom-Xa zodanig is ingesteld dat ontvangst van MIDI
berichten niet mogelijk is, zal de Matrix Control niet functioneren.
Parameter Waarde Uitleg
CTRL 1–4 Destination 1–4
OFF, PITCH, CUTOFF, RESO­NANCE, LEVEL, PAN, OUTPUT LEVEL, CHORUS SEND, REVERB SEND, LFO1/2 PITCH DEPTH, LFO1/2 TVF DEPTH, LFO1/2 TVA DEPTH, LFO1/2 PAN DEPTH, LFO1/2 RATE, PCH ENV A-TIME, PCH ENV D-TIME, PCH ENV R-TIME, TVF ENV A-TIME, TVF ENV D-TIME, TVF ENV R-TIME, TVA ENV A-TIME, TVA ENV D-TIME, TVA ENV R-TIME, TMT, FXM DEPTH, MFX CTRL1–4, TIME
Toon parameter, die bestuurd moet worden, wanneer de Matrix Control gebruikt wordt.
Er kunnen maximaal vier parameters voor iedere Matrix Control gespecificeerd wor­den en gelijktijdig bestuurd worden.
* In deze handleiding worden parameters, die door de Matrix Control bestuurd kunnen worden
aangemerkt met een “★”.
49
Page 50
Een Patch creëren
y
Parameter Waarde Uitleg
CTRL 1–4 Sens 1–4 -63– +63 Hoeveelheid van het Matrix control effect dat is toegepast
Als u de geselecteerde parameter in een positieve (+) richting wilt laten afwijken- d.w.z. een hogere waarde, naar rechts of sneller etc.- van zijn huidige instelling, dient u een positieve (+) waarde in te stellen. Als u de geselecteerde parameter in een negatieve (-) richting wilt laten afwijken- d.w.z. een lagere waarde, naar links of langzamer etc.- van zijn huidige instelling, dient u een negatieve (-) waar­de te selecteren. Voor zowel positieve (+) als negatieve (-) instellingen zullen grotere absolute waar­den grotere hoeveelheden verandering tot gevolg hebben. Stel dit in op “0” als u het effect niet toe wilt passen.
CTRL 1–4 Switch 1–4 OFF, ON,
REVS
Toon waarop het effect wordt toegepast, wanneer u de Matrix Control gebruikt
OFF: Het effect zal niet worden toegepast. ON: Het effect zal toegepast worden. REVS: Het effect zal omgekeerd toegepast worden.
[F5 (MISC)]
Tone Delay
Dit produceert een tijdsvertraging tussen het moment dat een toets is ingedrukt (of losgelaten) en het moment dat de toon echt begint te klinken.
U kunt ook instellingen maken waarbij de timing waarop elke toon klinkt verplaatst. Dit verschilt van de Delay in de interne effecten, in die zin
dat u met het veranderen van de geluidskwaliteiten van de vertraagde tonen en het veranderen van de toonhoogte voor iedere toon, ook
arpeggio-achtige frases kunt uitvoeren door slechts op één toets te drukken. U kunt de de delay tijd van de klank ook synchroniseren met het
tempo van de sequencer.
* Als u de Tone Delay niet gaat gebruiken, dient u de Delay Mode parameter in te stellen op “NORM” en de Delay Time parameter op “0.”
* Als de Structure parameters ingesteld staan in het gebied van “2”-“10”, zal de output van tonen 1 en 2 gecombineerd worden in toon 2 en de output van
tonen 3 en 4 gecombineerd worden in toon 4. Om deze reden zal toon 1 de instellingen van toon 2 volgen en toon 3 de instellingen van toon 4 (p.38).
Parameter Waarde Uitleg
Tone Delay Mode NORM,
HOLD, OFFN, OFFD
Tone Delay Time 0-127,
Note
fig.ToneDly1.e
Tone Delay Mode: NORM
Geen Tone Dela
Type toonvertraging (Delay)
NORM: De toon begint te spelen nadat de tijd die gespecificeerd is in de Delay Time parameter verstreken is. HOLD: Hoewel de toon begint te spelen nadat de tijd gespecificeerd in de Delay Time parameter verstreken
is, is het zo dat als de toets losgelaten wordt, voordat de tijd gespecificeerd in de Delay Time parameter ver­streken is, de toon niet gespeeld wordt.
OFF-N: Eerder dan te worden gespeeld, wanneer de toets is ingedrukt, zal de toon beginnen te spelen op het moment dat de tijd die gespecificeerd is in de Delay Time parameter verstreken is na het loslaten van de toets. Dit is effectief in situaties waarin geluiden van gitaren en andere instrumenten nagebootst worden.
OFF-D: Eerder dan gespeeld te worden, wanneer de toets is ingedrukt, zal de toon beginnen te spelen op het moment dat de tijd die gespecificeerd is in de Delay Time parameter verstreken is na het loslaten van de toets. Hier beginnen veranderingen echter in de TVA Envelope, wanneer de toets is ingedrukt, wat in veel gevallen betekent dat alleen het geluid van het release gedeelte van de envelope gehoord wordt.
* Als u een waveform met een decay heeft geselecteerd (d.w.z. een geluid dat op een natuurlijke wijze uitsterft, zelfs wan-
neer u de toets vast blijft houden), kan het selecteren van “OFF-N” of “OFF-D” tot gevolg hebben dat het geluid helemaal niet te horen is.
De tijd van het moment dat de toets is ingedrukt (of als de Delay Mode parameter is ingesteld op “OFF-N” of “OFF-D”, de tijd vanaf het moment dat de toets is losgelaten) tot, wanneer de toon zal klinken.
Tone Delay Time specificeert de lengte van de beat voor het gesynchroniseerde tempo, wanneer het tempo dat de verstreken tijd specificeert tot de toon te horen is (Patch Tempo), gesynchroniseerd wordt met het tempo ingesteld in een sequencer.
Tone Delay Mode: HOLD
Tone Delay Mode: OFFN
Tone Delay Mode: OFFD
Delay tijd
Note on
50
Delay tijd
Note off
Delay tijd
Geen geluid
Delay tijd
Note on
Note off
gespeeld
Note on
Note off
Note on
Note off
Page 51
Een Patch creëren
Parameter Waarde Uitleg
Tone Env Mode NSUS,
SUST
Rx Bender OFF, ON Specificeer voor iedere toon of MIDI Pitch Bend berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF). Rx Expression OFF, ON Specificeer voor iedere toon of MIDI Expression berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF). Rx Hold-1 OFF, ON Specificeer voor iedere toon of MIDI Hold-1 berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Rx Pan Mode CONT,
K-ON
Redamper Sw OFF, ON U kunt op individuele toonbasis specificeren of het geluid wel of niet zal worden aangehouden, wanneer
Wanneer een loop waveform (p.37) is geselecteerd, zal het geluid normaliter voortduren zolang de toets in­gedrukt is. Als u wilt dat het geluid natuurlijk uitsterft zelfs, wanneer u de toets ingedrukt blijft houden, dient u dit in te stellen op “NSUS.”
* Zelfs als een one-shot type Wave (p.37) geselecteerd is, zal het niet aanhouden, zelfs wanneer de parameter staat
ingesteld op “SUST.”
* Als “NSUS” geselecteerd is voor Env Mode Parameter, zal deze instelling geen effect hebben.
Specificeer hoe pan berichten ontvangen zullen worden voor iedere toon.
CONT: Wanneer pan berichten ontvangen worden, zal de stereo positie van de toon veranderd worden. K-ON: De pan van de toon zal alleen veranderd worden, wanneer de volgende toon gespeeld wordt. Als
een pan berichten ontvangen is, terwijl een noot klinkt, zal de panning niet veranderen totdat de volgende toets is ingedrukt.
* De kanalen kunnen niet zodanig ingesteld worden, zodat ze geen Pan berichten kunnen ontvangen.
een Hold 1 bericht ontvangen is nadat een toets is losgelaten, maar, voordat het geluid uitgedoofd is.
Als u wilt dat de toon aanhoudt, dient u dit op “ON” in te stellen. Wanneer u deze functie gebruikt, dient u de Rx-Hold-1 parameter op “ON” in te stellen. Deze functie is bruikbaar voor pianogeluiden.
Parameter groep [F6 (LFO&OUT)] Geluiden/output moduleren
Een LFO (Low Frequency Oscillator) veroorzaakt verandering over een cyclus in een geluid. Elke toon heeft twee LFO’s (LFO1/LFO2) en deze
kunnen worden gebruikt om de toonhoogte, cutoff frequency en het volume cyclisch te wijzigen om modulatie-achtige effecten te creëren, zoals
vibrato, wah en tremolo. Beide LFO’s hebben dezelfde parameters, dus alleen één uitleg volstaat.
[F1 (LFO 1)], [F2 (LFO 2)]
Een parameter gemarkeerd met een “” kan geregeld worden m.b.v. gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Control, p.49)
Parameter Waarde Uitleg
Wave Form
TRI: driehoek golfvorm SQR: vier­kante golf­vorm
SIN: sinus lijn
SAW1/2: zaag
golfvorm
Rate 0–127,
Rate Detune 0–127 Maakt, iedere keer dat een toets ingedrukt wordt, subtiele veranderingen in de LFO cyclus snelheid (Rate para-
SIN, TRI, SAWU, SAWD, SQR, RND, BD-U, BD-D, TRP, S&H, CHS, VSIN, STEP
Note
Waveform van de LFO.
SIN: Sinus lijn TRI: Driehoek golfvorm SAW-U: Zaag golfvorm SAW-D: Zaag golfvorm (negatieve polariteit) SQR: Vierkante golfvorm RND: Willekeurige golfvorm BD-U: Zodra de attack van de golfvorm output door de LFO toegestaan wordt om zich op een standaard mani-
er te ontwikkelen, zal de golfvorm voortduren zonder verdere wijzigingen. BD-D: Zodra de decay van de golfvorm output door de LFO toegestaan wordt om zich op een standaard mani-
er te ontwikkelen, zal de golfvorm voortduren zonder verdere wijzigingen.
TRP: Trapezoide golf S&H: Sample & Hold golf (één tijd per cyclus, LFO waarde is veranderd) CHS: Chaos golf VSIN: Vernieuwde Sinus lijn. De amplitude van een sine wave wordt per cyclus één keer willekeurig
gevarieerd. STEP: Een golfvorm gegenereerd door de data gespecificeerd door LFO Step 1-16. Dit produceert een staps-
gewijze verandering met een vaststaande patroon die lijkt op een step modulator.
* Als u dit instelt op “BD-U” of “BD-U” dient u de Key Trigger parameter op “ON” zetten. Als dit “OFF” staat, zal het
geen effect hebben.
Modulatie snelheid van de LFO.
LFO Rate stelt de lengte van de beat in, omdat het gesynchroniseerde tempo gesynchroniseerd is met het in­gestelde tempo in een sequencer.
* Deze instelling zal genegeerd worden als de Waveform parameter op “CHAOS” ingesteld staat.
meter).
Hogere instellingen zullen een grotere verandering produceren. Deze parameter werkt niet, wanneer Rate in­gesteld staat op “note.”
51
Page 52
Een Patch creëren
Parameter Waarde Uitleg
Offset -100–
+100
Delay Time 0–127 De verlopen tijd, voordat het effect toegepast wordt (het effect duurt voort), nadat de toets is ingedrukt (of losge-
Delay Time KF (Time Keyfol-
-100– +100
low)
fig.T-KF.e
Tijd
Pitch Keyfollow
Doet de LFO waveform omhoog of omlaag gaan in verhouding tot de centrale waarde (toonhoogte of cutoff fre­quency).
Positieve(+) instellingen zullen de waveform verplaatsen, zodat modulatie zich voordoet vanuit de centrale waarde naar boven. Negatieve (-) instellingen zullen de waveform verplaatsen, zodat modulatie zich voordoet vanuit de centrale waarde naar beneden.
laten).
Wanneer u een viool, blaas of bepaalde andere instrumentgeluiden in een Performance gebruikt, kan het ef­fectief zijn om de vibrato toe te voegen nadat de noot iets uitgetrokken is i.p.v. de vibrato toe te voegen direct nadat de geluiden gespeeld zijn.
Past de waarde voor de Delay Time parameter aan, afhankelijk van de positie van de toets met betrekking tot de C4 toets (centrum C4).
Om de tijd die verstrijkt, voordat het LFO effect wordt toegepast (het effect duurt voort), korter te maken met iedere hogere toets die in de hogere registers wordt ingedrukt, dient u een positieve waarde te selecteren; om de verstreken tijd te verlengen dient u een negatieve waarde te selecteren. Grotere instellingen zullen een gro­tere verandering produceren. Als u niet wilt dat de tijd die verstrijkt, voordat het LFO effect is toegepast (het effect duurt voort) verandert afhankelijk van de toets die wordt ingedrukt, dient u dit op “0” in te stellen.
-100
-50
0
+50
+100
C4C3C2C1 C5 C6 C7
Toets
Een parameter gemarkeerd met een “” kan geregeld worden m.b.v. gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Control, p. 49)
Parameter Waarde Uitleg
Fade Mode ON <, ON >,
Hoe de LFO toegepast zal worden.
OFF <, OFF > Fade Time 0–127 Specificeert de tijd waarin de LFO breedte het maximum (minimum) zal bereiken. Key Trigger OFF, ON Specificeert of de LFO cyclus gesynchroniseerd zal worden, wanneer de toets is ingedrukt (ON) of niet (OFF). Pitch Depth -63– +63 Specificeert hoe diep de LFO effect zal hebben op de toonhoogte. TVF Depth -63– +63 Specificeert hoe diep de LFO effect zal hebben op de cutoff frequentie. TVA Depth -63– +63 Specificeert hoe diep de LFO effect zal hebben op het volume. Pan Depth -63– +63 Specificeert hoe diep de LFO effect zal hebben op de pan.
Positieve(+) en negatieve(-) instellingen voor de Depth parameter resulteren in verschillende soorten verandering in toon-
hoogte en volume. Als u bijvoorbeeld de Depth parameter instelt op een positieve(+) waarde voor één toon en een andere
toon instelt op dezelfde nummerieke waarde maar het negatief (-) maakt, zal de modulatie fase voor de twee tonen tegenge-
steld aan elkaar zijn. Dit geeft u de mogelijkheid om heen en weer te bewegen tussen twee tonen of het te combineren met de
Pan instelling om de locatie van het geluidsbeeld cyclisch te veranderen.
* Wanneer een waarde van Type “2”-“10” geselecteerd is voor de Structure parameter, zal de output van tonen 1 en 2 gecombineerd
worden in toon 2 en de output van tonen 3 en 4 gecombineerd worden in toon 4. Om deze reden zal toon 1 de instellingen van toon 2 volgen en toon 3 de instellingen van toon 4 (p.63).
52
Page 53
Een Patch creëren
Hoe past u de LFO toe
Pas de LFO geleidelijk toe nadat u de toets hebt ingedrukt
Hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Niveau
Pan
laag (minder)
Pas de LFO onmiddellijk toe wanneer de toets wordt ingedrukt en begin dan geleidelijk het effect te verkleinen
Hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Niveau
Pan
laag (minder)
Pas de LFO geleidelijk toe nadat u de toets hebt losgelaten
Hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Niveau
Pan
laag (minder)
Pas de LFO toe tussen het moment dat de toets ingedrukt en weer losgelaten wordt en begin dan geleidelijk het effect te verkleinen wanneer de toets losgelaten wordt.
Hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff Frequentie
Niveau
Pan
laag (minder)
Delay tijd
Note on
Note on
Note
on
Note on
Delay tijd
Delay tijd
Note
off
Note off
Fade tijd
Fade tijd
Delay tijd
Fade tijd
Fade tijd
Diepte
Diepte
Diepte
Diepte
Fade Mode: ON< Delay Time: De tijd die ligt tussen het spelen op het keyboard en het moment
waarop de LFO amplitude toegepast wordt. Fade Time: De tijd waarin de LFO amplitude het maximum zal bereiken nadat de Delay Time verstreken is.
Fade Mode: ON< Delay Time: Hoe lang de LFO door zal gaan nadat op het keyboard is gespeeld. Fade Time: De tijd waarin de LFO breedte het minimum zal bereiken nadat de
Delay Time is verstreken.
Fade Mode: OFF< Delay Time: De tijd die ligt tussen het moment dat het keyboard is losgelaten
en het moment waarop de LFO toegepast gaat worden. Fade Time: De tijd waarin de LFO breedte het maximum zal bereiken nadat de Delay Time verstreken is.
Fade Mode: OFF< Delay Time: Hoe lang de LFO voort zal duren nadat het keyboard is losgelaten. Fade Time: De tijd waarin de LFO breedte het minimum zal bereiken nadat de
Delay Time verstreken is.
[F3 (STEP)]
Parameter Waarde Uitleg
Step Type TYP1,
TYP2
Step 1–16 -36– +36 Specificeert de data voor de Step LFO.
Wanneer een LFO waveform gegenereerd wordt uit de data gespecificeerd in LFO Step 1-16, dient u te specifice­ren of het niveau abrupt moet veranderen bij iedere stap of dat het lineair verbonden dient te worden.
TYP1: Trapsgewijze verandering TYP2: Lineaire verandering
Als de LFO Pitch Depth +63 is, correspondeert iedere +1 eenheid van de step datamet een toonhoogte van +50 cents.
53
Page 54
Een Patch creëren
[F4 (OUTPUT)]
Parameter Waarde Uitleg
Patch Out Assign MFX, A,
B, 1–4, TONE
Tone Out Assign MFX, A,
B, 1–4
Tone Out Level 0–127 Niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming verzonden is, gespecificeerd door Tone Output As-
Send Level (Output = MFX)
Tone Chorus Send 0–127 Niveau van het signaal dat verzonden is naar de chorus, als de toon door MFX is gestuurd. Tone Reverb Send 0–127 Niveau van het signaal dat verzonden is naar de reverb, als de toon door MFX is gestuurd.
Send Level (Output = non MFX)
Tone Chorus Send 0–127 Niveau van het signaal dat verzonden is naar chorus, als de toon niet door MFX is gestuurd. Tone Reverb Send 0–127 Niveau van het signaal dat verzonden is naar de reverb, als de toon niet door MFX is gestuurd.
Specificeert hoe het directe geluid van iedere Patch uitgevoerd wordt.
MFX: Output in stereo d.m.v. multi-effecten. U kunt ook chorus of reverb toepassen op het geluid dat door de multi-effecten loopt.
A, B: Output naar de OUTPUT A (MIX) jacks of OUTPUT B jacks in stereo zonder door multi-effecten te lopen.
1-4: Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono zonder door multi-effecten te lopen. TONE: Output volgens de instellingen voor elke toon.
* Als u instellingen gemaakt heeft, zodat de geluiden apart worden verzonden naar de INDIVIDUAL 1 jack en
INDIVIDUAL 2 jack, maar er bevindt zich geen stekker in de INDIVIDUAL 2 jack , dan zullen de geluiden die ver­zonden worden naar INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 gemixt en uitgevoerd worden via de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter ([MENU]/System/General) ingesteld is op “MIX,” worden alle geluiden uitgevoerd
via de OUTPUT A (MIX) jacks in stereo (p.194).
Specificeert hoe het directe geluid van iedere toon uitgevoerd zal worden.
MFX: Output in stereo d.m.v. multi-effecten. U kunt ook chorus of reverb toepassen op het geluid dat door de multi-effecten loopt.
A, B: Output naar de OUTPUT A (MIX) jacks of OUTPUT B jacks in stereo zonder door multi-effecten te lopen.
1-4: Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono zonder door multi-effecten te lopen.
* Als de Patch Output Assign op iets anders ingesteld staat dan “TONE,” dan zullen deze instellingen genegeerd
worden.
* Wanneer de Structure parameter een instelling van Type “2”-“10” heeft, zal de output van tonen 1 en 2 gecom-
bineerd worden met toon 2 en de output van tonen 3 en 4 gecombineerd worden in toon 4. Om deze reden zal toon 1 de instellingen van toon 2 volgen en toon 3 de instellingen van toon 4 (p.38).
* Als u instellingen gemaakt heeft en de geluiden worden apart verzonden naar de INDIVIDUAL 1 jack en INDIVID-
UAL 2 jack, maar er bevindt zich geen stekker in de INDIVIDUAL 2 jack , dan zullen de geluiden die verzonden worden naar INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 gemixt en uitgevoerd worden via de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter ingesteld is op “MIX,” worden alle geluiden uitgevoerd via de OUTPUT A (MIX)
jacks in stereo (p.194).
* Als u Tone Out Assign ingesteld heeft op “MFX,” dient u de MFX Output Assign parameter (p.159) in te stellen
om de uitvoerbestemming van het geluid dat door de multi-effecten is gepasseerd, te specificeren. * Geluiden worden altijd in mono uitgevoerd naar chorus en reverb. * De uitvoerbestemming van het signaal nadat het door de chorus is gepasseerd, wordt ingesteld met behulp van de
Chorus Output Select en de Chorus Output Assign parameters (p.159). * De uitvoerbestemming van het signaal nadat het door de reverb is gepasseerd wordt ingesteld met behulp van de Re-
verb Output Assign parameter (p.159).
sign.

Effecten instellen voor een Patch (Effecten/MFX/MFX Control/Chorus/Reverb)

Voor details omtrent effecten instellingen, dient u de pagina’s hieronder te bekijken.
Effect instellingen maken (p. 157)
Multi- effect instellingen maken (MFX1-3) (p. 162)
Chorus instellingen maken (p. 189)
Reverb instellingen maken (p. 190)
54
Page 55

Een ritme set creëren

Met de Fantom-Xa heeft u totale controle over een grote variatie aan
instellingen. Ieder item dat ingesteld kan worden noemen we een
parameter. Wanneer u de waarden van de parameters verandert,
bent u aan het bewerken. Dit hoofdstuk verklaart de werkwijze, die
gebruikt wordt bij het creëren van ritme sets en de functies van de
ritme set parameters.

Hoe maakt u Ritme set instellingen

1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het Patch play venster te
komen.
2. Selecteer de part (keyboard of Pad) en ritme set, waarvan u
de instellingen wilt veranderen (p.30).
*U kunt de ritme sets in de GM2 groep niet bewerken.
3. Druk op [PATCH EDIT] om in het RHYTHM EDIT venster te
komen.
fig.RhythmEdit

Bewerken in een grafische display (Zoom Edit)

U kunt bewerken, terwijl u een grafische weergave van de meest
gebruikte belangrijke parameters bekijkt. Zoom Edit geeft u de
mogelijkheid de volgende parameters te bewerken.
Parameter pag. Parameter pag.
Pitch Envelope p. 60 TVF Envelope p. 63 TVF p. 62 TVA Envelope p. 64
1. In het venster voor bewerking van bovenstaande
parameters, dient u op [F6 (ZOOM)] te drukken.
Het Zoom Edit venster zal verschijnen.
fig.ZoomEdit2
2. Druk op [F1]-[F4] om de parameter groep te selecteren.
4. Druk op [F1(COMMON)]-[F6(OUTPUT)] om de parameter
groep te selecteren.
5. Druk op [F1]-[F6] en dan op om de parameter te
selecteren.
Sommige parameters kunnen onafhankelijk voor iedere wave
ingesteld worden. Om de wave te selecteren die u wilt
bewerken, dient u op TONE SELECT [1]-[4] (PART/TRACK [5]-
[8] of te drukken.
fig.RhythmTVA
6. Gebruik de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] om de waarde
te veranderen.
7. Herhaal stappen 4-6 om elke parameter in te stellen.
8. Druk op [WRITE] om de veranderingen die u gemaakt hebt
op te slaan (p.57). Als u de wijzigingen niet op wenst te slaan, dient u op [EXIT] te drukken om terug te keren naar het PATCH PLAY venster.
Als u terugkeert naar het PATCH PLAY venster zonder op te
slaan, zal een “” links van de ritme set groep weergegegeven
worden.
3. Gebruik [CURSOR] om de parameter te selecteren.
4. Gebruik de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] om de waarde
te veranderen.
U kunt de REALTIME CONTROL knoppen gebruiken om de
waarde in te stellen.
5. Wanneer u klaar bent met bewerken, dient u op [F6(EXIT)] te
drukken.

De REALTIME CONTROL knoppen gebruiken om het volume te veranderen

Als er een nummer voor de parameter wordt weergegeven ( ,
, , ), kunt u de realtime control knoppen (C1-C4)
2 3 4
gebruiken om de waarde in te stellen.
Als u op de knop drukt die zich rechts van de REALTIME
CONTROL knoppen bevindt, zodat de indicator gaat branden,
zullen de knoppen hun oorspronkelijke functie uitvoeren.
fig.KnobWaarde
1 2 3 4
U kunt dezelfde knoppen gebruiken om de waarden in het Zoom
Edit venster te bewerken.
1
Als u de stroomtoevoer uitzet of een ander geluid selecteert,
terwijl de display “” aangeeft, zal uw bewerkte ritme set
verloren gaan.
55
Page 56
Een ritme set creëren

Ritme set instellingen initialiseren Rhythm Tone instellingen kopiëren

“Initialize” betekent het terugzetten van de instellingen van het op
dat moment geselecteerde geluid naar een standaardinstelling van
waarden.
* Deze handeling zal alleen invloed hebben op het op dat moment
geselecteerde geluid; de geluiden die opgeslagen zijn in het
gebruikersgeheugen zullen niet beïnvloed worden. Als u alle
instellingen van de Fantom-Xa terug wilt zetten naar de
fabrieksinstellingen, dient u een Factory Reset (p.203) uit te voeren.
1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
2. Selecteer de part (keyboard of Pad) en ritme set, die u wilt
in initialiseren (p.30).
3. Druk op [PATCH EDIT] om in het RHYTHM EDIT venster te
komen.
Druk op toetsen om de toets te specificeren die geïnitialiseerd
dient te worden.
4. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F5(INIT)].
Het Rhythm Initialize venstertje verschijnt.
fig.RhythmInit
Deze handeling kopieert de instellingen van elke gewenste ritme set
naar de op dat moment geselecteerde ritme set.
1. Druk op [PATCH/RHYTHM] om in het PATCH PLAY venster
te komen.
2. Selecteer de part (keyboard of Pad) en de
kopieerbestemming van de ritme set (p.30).
3. Druk op [PATCH EDIT] om in het RHYTHM EDIT venster te
komen.
4. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F6(TONE CPY)].
Het Rhythm Tone Copy venstertje verschijnt.
fig.RhyToneCopy
5. Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen en gebruik
de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] om de “Source (Copy­source”) groep en nummer en het ritme toon nummer te selecteren.
* Door op [F4(COMPR)] te drukken om een vinkje toe te voegen (
kunt u de kopieerbron van de ritme set controleren (Compare functie).
),
5. Druk op om het initialisatie type te selecteren.
All: Alle toetsen van de ritme set zullen geïnitialiseerd
worden.
Key: Eén toets zal geïnitialiseerd worden.
6. Druk op [F6 (SELECT)].
Een bericht zal u om bevestiging vragen.
7. Druk op [F6 (EXEC)].
De initialisatie zal uitgevoerd worden.
* Druk op [F5(CANCEL)] om te annuleren.
6. Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen en
selecteer de “Destination (copy-destination)” ritme toon nummer.
7. Druk op [F6 (EXEC)].
Een bericht zal u om bevestiging vragen.
8. Druk op [F6 (EXEC)] om het kopiëren uit te voeren.
* Druk op [F5(Cancel)] om te annuleren.
De Compare functie
Voor de Rhythm Tone Copy handelingen kunt u de Compare
functie gebruiken.
Als u de kopieerbron van de ritme set wilt spelen, dient u op
[F4(COMPR)] te drukken om een vinkje toe te voegen (). Nu
kunt u de kopieerbron van de ritme set vanaf het keyboard of
Pads spelen.
* De ritme set die op proef wordt gespeeld m.b.v. de Compare
functie kan iets anders klinken dan wanneer het gewoonlijk
wordt gespeeld.
56

Ritme sets opslaan die u gecreëerd heeft (Write)

Veranderingen die u maakt in geluidsinstellingen zijn tijdelijk en
zullen verloren gaan als u het apparaat uitzet of een ander geluid
Page 57
Een ritme set creëren
TVA ENV voor geloopte orgel waveform (aanhoudend gedeelte)
Note off
Tijd
Niveau
Resultaat TVA ENV verandering
TVA ENV voor one-shot toets
-click waveform (attack gedeelte)
Note off
+=
selecteert. Als u het gewijzigde geluid wilt behouden, moet u het in
het interne gebruikersgeheugen (USER) of op een geheugenkaart
(CARD) opslaan.
Wanneer u de Patch instellingen bewerkt, zal een “*” verschijnen in
het Patch Play venster.
Wanneer u opslaan uitvoert, zal de data die zich daarvoor in de
opslag bestemming bevond, verloren gaan.
1. Zorg ervoor dat de ritme set, die u wenst op te slaan,
geselecteerd is.
2. Druk op [WRITE].
Het WRITE menu venster verschijnt.
fig.PatchWrite
3. Druk op [F2 (PAT/RHY)].
*U kunt ook of gebruiken om “Patch/Rhythm” te selecteren
en dan op [ENTER] drukken.
Het RHYTHM SET NAME venster zal verschijnen.
fig.RhySetName
waveform neemt de eerste stijging en daling van het geluid op.
De Fantom-Xa bevat ook vele andere one-shot waveforms die
elementen zijn van andere geluiden. Deze omvatten attack
componenten, zoals piano-hammer geluiden en gitaar fret geluiden.
* Het is niet mogelijk om de envelope te gebruiken om een one-shot
waveform te veranderen teneinde een decay te creëren die langer is dan
de originele waveform of om het om te zetten in een aanhoudend
geluid.
Loop:
Deze waveforms bevatten geluiden met zowel lange decays als
aangehouden geluiden. Loop waveforms spelen herhaaldelijk het
gedeelte van de waveform terug (loop) nadat het geluid een
betrekkelijk stationaire toestand heeft bereikt.
De geloopte waveforms van de Fantom-Xa bevatten ook
componenten van andere geluiden, zoals de resonerende trillingen
van een pianosnaar en de holle geluiden van blaasinstrumenten.
De volgende diagram geeft een voorbeeld van geluid (elektrisch
orgel) weer waarin one-shot en geloopte waveforms gecombineerd
worden.
fig.Waveform1.e
4. Wijs een naam toe aan de ritme set.
Bekijk p.28 voor details over het toewijzen van namen.
5. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam, dient u
op [F6 (WRITE)] te drukken.
Een venster zal verschijnen waarin u de wegschrijfbestemming
van de ritme set kunt selecteren.
6. Gebruik de Waarde draaischijf, [INC][DEC] of en
[F1 (USER)] [F2 (CARD)] om de wegschrijf bestemming en het ritme set nummer te selecteren.
7. Druk op [F8 (WRITE)].
Een bericht zal u om bevestiging vragen.
8. Druk op [F6 (EXEC)] om het opslaan uit te voeren.
* Druk op [F5(CANCEL)] om te annuleren.
Zet de Fantom-Xa nooit uit, terwijl data opgeslagen wordt.
One-shot waveform en loop waveform
De interne waveforms van de Fantom-Xa kunnen onderverdeeld
worden in de volgende twee groepen.
One-shot:
Deze waveforms bevatten geluiden met korte decays. Een one-shot
Tips voor het gebruik van een waveform van een akoestisch instrument
Bij veel akoestische instrumenten, zoals een piano of een sax, kunnen
extreme timbrale veranderingen voorkomen gedurende de eerste
momenten van elke noot. Deze eerste attack is wat een groot
gedeelte van het karakter van het intrument definieert. Voor
dergelijke waveforms is het het beste om de complexe tonale
veranderingen van het attack gedeelte te gebruiken, zoals ze zijn, en
de envelope slechts te gebruiken om het decay gedeelte te
veranderen.
fig.waveform2.e
Niveau
Geloopt gedeelte
Met de wave opgeslagen
toonverandering
Tijd
Envelope
voor het TVF filter
Resultaat
toonverandering
57
Page 58
Een ritme set creëren

Functies van ritme set parameters

Parameter groep [F1(COMMON)] Algemene instellingen voor de hele ritme set
[F1 (GENERAL)]
Parameter Waarde Omschrijving
Rhythm Level 0–127 Volume van de ritme set Rhythm Tone
Name
[F2 (CTRL)]
U kunt een naam van maximaal 12 tekens toewijzen aan de ritme toon.
Druk op om de cursor te verplaatsen en gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de tekens te selecteren.
Parameter Waarde Uitleg
Assign Type MULTI,
SINGLE
Mute Group OFF, 1–31Op een akoestische drum set, kunnen een open en een gesloten hi-hat nooit gelijktijdig klinken. Om de realiteit van
Tone Env Mode
Tone Pitch Bend Range
One Shot Mode
Aftertouch Time Ctrl Sens
NO-SUS, SUS­TAIN
0–48 Hoeveelheid toonhoogte verandering in halve tonen (4 octaven) die voor zal komen, wanneer de Pitch Bend Lever
OFF, ON ON: Het geluid zal terugspelen tot het einde van de waveform (of het einde van de envelope; welke het eerste ko-
-63– +63 Als Wave group ingesteld is op SAMP en Wave Tempo Sync staat ON, zal de aftertouch de hoeveelheid tijdsuit-
Stelt de manier in waarop geluiden gespeeld worden, wanneer dezelfde toets meerdere keren wordt ingedrukt.
MULTI: Het geluid van dezelfde toetsen in lagen aanmaken. Zelfs bij aanhoudende geluiden waarbij de geluiden voor een uitgebreide tijd spelen, zoals met crash cymbals, zijn de geluiden gelaagd, zonder dat daarvoor gespeel­de geluiden verwijderd worden.
SINGLE: Er kan slechts één geluid kan gespeeld worden, wanneer dezelfde toets ingedrukt wordt. Met aanhou­dende geluiden waarbij de geluiden voor langere tijd spelen, zal het voorafgaande geluid gestopt worden, wan­neer het volgende geluid gespeeld wordt.
deze situatie te reproduceren, kunt u een Mute Group inzetten.
De Mute group functie geeft u de mogelijkheid om twee of meer ritme tonen aan te wijzen die niet gelijktijdig mogen klinken. Er kunnen maximaal 31 Mute groepen gebruikt worden. Ritme tonen die niet bij één van deze groepen behoren moeten ingesteld worden op “OFF.”
Wanneer een loop waveform (p.57) is geselecteerd, zal het geluid normaliter aanhouden zo lang de toets is inge­drukt. Als u wilt dat het geluid op natuurlijke wijze uitdooft, zelfs als u de toets blijft vasthouden, dient u dit op “NO-SUS” in te stellen.
* Als een one-shot type Wave geselecteerd is (p.57), zal het, zelfs als deze parameter op “SUSTAIN” staat, niet aanhouden.
verplaatst is.
De hoeveelheid verandering, wanneer de hendel schuin staat, is ingesteld op dezelfde waarde voor zowel de linker- als de rechterkant.
mt).
Als u Wave Group (p.59) ingesteld hebt op SAMP, zal de loop instelling gedwongen ONE SHOT worden.
rekking/krimping, veroorzaakt door Time Stretch, regelen.
Als Time Stretch niet toegepast wordt, zal er niets gebeuren. Indien ingesteld op “+” zal de tijdsuitrekking/ krimping korter worden en als dit op “-“is ingesteld, zal de tijd langer worden.
[F3 (RX)]
Parameter Waarde Uitleg
Tone Re­ceive Expres­sion
Tone Re­ceive Hold-1
58
OFF, ON Specificeer of MIDI Expression berichten ontvangen (ON) zullen worden of niet (OFF).
OFF, ON Specificeer of MIDI Hold-1 berichten ontvangen (ON) zullen worden of niet (OFF).
* Als “NO-SUS” is geselecteerd voor de Env Mode parameter, zal deze instelling geen effect hebben.
Page 59
Een ritme set creëren
Parameter Waarde Uitleg
Tone Re­ceive Pan Mode
CONTINUOUS, KEY-ON
Specificeer hoe pan berichten voor iedere ritme toon ontvangen zullen worden.
CONTINUOUS: Wanneer Pan berichten ontvangen worden, zal de stereo positie van de toon veranderd worden.
KEY-ON: De pan van de toon zal alleen veranderd worden, wanneer de volgende noot gespeeld wordt. Als een pan bericht ontvangen wordt, terwijl een noot klinkt, zal de panning niet veranderen totdat de volgende toets wordt ingedrukt.
* De kanalen kunnen niet zodanig ingesteld worden, dat er geen Pan berichten ontvangen kunnen worden.
Parameter groep [F2 (WG)] Waveforms/Pitch/Pitch envelope veranderen
[F1 (WG PRM)]
Parameter Waarde Uitleg
Wave Group INT, EXP,
SAMP, MSAM
Wave Bank PRST, USER,
CARD
Wave No. L (Mono) Wave No. R
Wave Gain -6, 0, +6, +12 Toename (versterking) van de waveform.
Wave Tempo Sync OFF, ON Wanneer u een Phrase Loop met het tempo samen wilt laten vallen, dient u dit in te stellen op “ON”.
----, 1–1228 Waves die de ritme toon bevatten (de bovengrens hangt af van de wave groep).
Groep die de waves bevatten waar de ritme toon uit bestaat
INT: Waveforms opgeslagen in het interne geheugen EXP: Waveform opgeslagen in een Wave uitbreidingskaart (SRX serie) geïnstalleerd in EXP gleuven. SAMP: Sample waveforms MSAM: Multisample waveforms
Wanneer de wave groep SAMP is: PRST, USER, CARD Wanneer de wave groep MSAM is: USER, CARD
Wanneer in mono modus, zal alleen de linkerkant (L) gespecificeerd worden. Wanneer in stereo zal ook de rechterkant (R) gespecificeerd worden.
Als u een linker/rechter paar Waves wilt selecteren, dient u het linker (L) Wave nummer te selecteren en dan [SHIFT ingedrukt te houden; de rechter (R) (Wave) zal opgeroepen worden.
* Wanneer u een multisample in stereo gebruikt, dient u hetzelfde nummer voor L en R te specificeren.
De waarde verandert in stappen van 6 dB (decibel) - een vermeerdering van 6 dB verdubbelt de toe­name van de waveform.
* Dit is alleen mogelijk wanneer een apart verkrijgbare Wave Expansion board geïnstalleerd is, en een waveform
die aangeeft dat een tempo (BPM) geselecteerd is als de sample voor een toon.
Als een waveform van een Wave Expansion board geselecteerd is voor de toon, zal het aanzetten van de Wave Tempo Sync parameter (“ON”) ervoor zorgen dat toonhoogte- gerelateerde instellingen (p.60) en FXM gerelateerde instellingen (p.59) genegeerd worden.
• Als een sample voor een toon geselecteerd is, moet u eerst de BPM (tempo) parameter van de sample instellen.
• Als een sample voor een toon is geselecteerd, zal de Wave Tempo Sync twee keer het normale aantal stemmen nodig hebben.
Phrase Loop
Phrase Loop refereert aan het herhaaldelijk terugspelen van een
frase, die uit een song gehaald is (bijvoorbeeld m.b.v. een
sampler). Eén techniek die het gebruik van Phrase Loops met
zich meebrengt is de ontlening van een frase aan een al
bestaande song in een bepaald genre, bijvoorbeeld dance
muziek, en daarmee dan een nieuwe song creëren met die frase
als basismotief. Dit is ook bekend als “Break Beats.”
Parameter Waarde Uitleg
FXM Switch OFF, ON Hiermee kan de FXM aan (ON) of uit (OFF) gezet worden. FXM Color 1–4 Hoe FXM frequentie modulatie uit zal voeren.
Hogere instellingen resulteren in een korreliger geluid, terwijl lagere instellingen resulteren in een metaalachtig geluid.
Realtime Time Stretch
Als de wave groep “SAMP” of “MSAM” is en de Wave Tempo
Sync parameter op “ON ” staat, kunt u de afspeelsnelheid van
de waveform variëren zonder de toonhoogte te beïnvloeden.
59
Page 60
Een ritme set creëren
Parameter Waarde Uitleg
FXM Depth 0–16 Diepte van de modulatie geproduceerd door FXM.
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een gespecifieerde
waveform om frequentie modulatie toe te passen op de op dat
moment geselecteerde waveform, waarbij complexe
boventonen gecreëerd worden. Dit is handig voor het creëren
van dramatische geluiden of geluidseffecten.
[F2 (PITCH)]
Parameter Waarde Uitleg
Tone Coarse Tune 0 (C -)–
127 (G9)
Tone Fine Tune -50– +50
Tone Random Pitch Depth
0–1200 Breedte van willekeurige toonhoogte afwijking die zich elke keer als op een toets wordt gedrukt, voor zal
Toonhoogte waarop een ritme toon klinkt Stel de grove tuning in voor Waves die de ritme tonen bevatten m.b.v. de Wave Coarse Tune parameter (p.61).
Toonhoogte van het geluid van de ritme toon (in 1-cent stappen; one cent is 1/100
Stel de fine tuning in voor Waves die de ritme tonen bevatten m.b.v. de Wave Fine Tune parameter (p.61).
doen (in 1/100
Als u niet wilt dat de toonhoogte willekeurig zal veranderen, dient u dit op “0” in te stellen.
ste
stappen).
ste
van een halve toon)
[F3 (PCH ENV)]
Parameter Waarde Uitleg
P-Env Depth -12– +12 Diepte van de Pitch Envelope.
Hogere instellingen zullen ervoor zorgen dat de toonhoogte envelope een grotere verandering gaat pro­duceren. Negatieve(-) instellingen zullen de vorm van de envelope omkeren.
P-Env V-Sens -63– +63 De speeldynamiek van het keyboard kan gebruikt worden om de diepte van de toonhoogte envelope te
regelen.
Als u wilt dat de toonhoogte envelope meer effect heeft voor krachtig gespeelde noten, dient u deze param­eter in te stellen op een positieve (+) waarde.
P-Env T1 V-Sens -63– +63 Dit staat het keyboard dynamiek toe om de T1 van de Pitch envelope te beïnvloeden.
Als u wilt dat T1 versneld wordt voor krachtig gespeelde noten, dient u deze parameter op een positieve (+) waarde in te stellen.
P-Env T4 V-Sens -63– +63 Gebruik deze parameter, wanneer u wilt dat de key release snelheid invloed heeft op de T4 waarde van de
toonhoogte envelope.
Als u wilt dat T 4 versneld wordt voor snel losgelaten noten, dient u deze parameter in te stellen op een positieve (+) waarde.
P-Env Time 1–4 0–127 Pitch envelope times (T1-T4).
Hogere instellingen zullen resulteren in een langere tijd totdat de volgende toonhoogte is bereikt.
P-Env Level 0–4 -63– +63 Pitch envelope levels (L 0-L4).
Bepaalt hoeveel de toonhoogte afwijkt van de referentie toonhoogte (de waarde ingesteld met Coarse Tune of Fine Tune in het Pitch venster) op elk punt.
Pitch Envelope
T1 T2 T3 T4
60
Toonhoogte
L0
Note on
L1
L3
Note off
L2
Tijd
L4
Page 61
Een ritme set creëren

Parameter Group [F3 (WAVE MIX)]

[F1 (LV/PAN)]
Parameter Waarde Omschrijving
Wave Level 0–127 Volume van de waveform Wave Pan L64–0–63R Linker-/rechterpositie van de waveform Wave Rnd Pan Sw OFF, ON Gebruik deze instelling om ervoor te zorgen dat de panning van de waveform iedere keer willekeurig
verandert (ON) als u op een toets drukt of niet (OFF).
* Het gebied van de panning verandering wordt ingesteld m.b.v. de Random Depth parameter (p.64).
Wave Alter Pan Sw OFF, ON,
REVS
Deze instelling heeft tot gevolg dat panning van de waveform afwisselt tussen links en rechts, elke keer, wanneer een toets wordt ingedrukt (p.64).
Stel dit in op “ON” om de wave overeenkomstig de Alternate Pan Depth parameter (p.64) te pan­nen of op “REVS”, wanneer u wilt dat de panning wordt omgekeerd.
[F2 (TUNE)]
Parameter Waarde Uitleg
Wave Coarse Tune -48– +48 Toonhoogte van het geluid van de waveform (in stappen van halve tonen, +/-4 octaven) Wave Fine Tune -50– +50
Toonhoogte van het geluid van de waveform (in stappen van 1-cent, one cent is 1/100 halve toon)
ste
van een
[F3 (VEL RNG)]
U kunt de kracht waarmee de toetsen worden gespeeld gebruiken, om de manier waarop elke waveform gespeeld wordt te regelen.
fig.TMT-V.e
Niveau
Velo Fade Lower
Velo Range Lower
Parameter Waarde Uitleg
Velocity Control OFF, ON,
Velo Fade Lower 0–127 Bepaalt wat er zal gebeuren met het niveau van de waveform, wanneer de ritme toon gespeeld wordt
Velo Range Lower 1–UPPER Specificeert de laagste aanslaggevoeligheid waarin de waveform zal klinken. Velo Range Upper LOWER–127 Specificeert de hoogste aanslaggevoeligheid waarin de waveform zal klinken. Velo Fade Upper 0–127 Bepaalt wat er zal gebeuren met het niveau van de waveform, wanneer de ritme toon gespeeld wordt
De waveform die klinkt wanneer u zachtjes speelt
RAN
De waveform die klinkt wanneer u krachtig speelt
Velocity
Velo Fade Upper
Velo Range Upper
Bepaalt of een waveform gespeeld wordt (ON) of niet (OFF) afhankelijk van de kracht, waarmee de toets gespeeld wordt (velocity).
RAN: De waveforms waaruit de ritme toon bestaat zullen onwillekeurig klinken, onafhankelijk van elk Velocity bericht.
met een aanslaggevoeligheid lager dan de Velo Range Lower.
Als u de waveform helemaal niet wilt laten klinken, dient u deze parameter in te stellen op “0”.
met een aanslaggevoeligheid die hoger ligt dan Velo Range Upper.
Als u de waveform helemaal niet wilt laten klinken, dient u deze parameter in te stellen op “0”.
61
Page 62
Een ritme set creëren
g
Parameter groep [F4 (TVF)] De helderheid van een geluid met een filter veranderen (TVF/TVA envelope)
Een filter stimuleert of kapt een specifiek frequentie gebied af om de helderheid, dichtheid of andere kwaliteiten van een geluid te veranderen.
[F1 (TVF PRM)]
Parameter Waarde Uitleg
Filter Type OFF,
LPF, BPF, HPF, PKG, LPF2, LPF3
Cutoff Frequency 0–127 Frequentie waarbij het filter een effect op de frequentie bestanddelen van de waveform begint te krijgen. Resonance 0–127 Legt de nadruk op het gedeelte van het geluid in de regio van de cutoff frequentie, waarmee karakter aan
Type filter
OFF: Er wordt geen filter gebruikt. LPF: Low Pass Filter. Dit reduceert het volume van alle frequenties boven de cutoff frequentie teneinde
af te ronden of het geluid minder helder te maken. Dit is het meest gangbare filter dat wordt gebruikt in synthesizers.
BPF: Band Pass Filter. Dit laat alleen de frequenties in de regio van de cutoff frequentie over, en laat de rest weg. Dit kan bruikbaar zijn, wanneer u kenmerkende geluiden wilt creëren.
HPF: High Pass Filter. Dit snijdt de frequenties in de regio onder de cutoff frequentie eruit. Dit is geschikt voor het creëren van percussie geluiden waarbij de nadruk op de hogere tonen gelegd wordt.
PKG: Peaking Filter. Dit legt de nadruk op de frequenties in de regio van de cutoff frequentie. U kunt dit gebruiken om wah-wah effecten te creëren door een LFO te gebruiken om de cutoff frequentie cy­clisch te veranderen.
LPF2: Low Pass Filter 2. Hoewel frequentie bestanddelen boven de cutoff frequentie weggesneden zijn, is de gevoeligheid van dit filter de helft van de LPF. Dit filter is goed te gebruiken met nagebootste in­strumentgeluiden, zoals de akoestische piano.
LPF3: Low Pass Filter 3. Hoewel frequentie bestanddelen boven de cutoff frequentie weggesneden zijn, verandert de gevoeligheid van dit filter afhankelijk van de cutoff frequentie., terwijl dit filter ook ge­schikt is voor gebruik met nagebootste akoestische instrumentgeluiden, verschilt de nuance die het ver­toont van dat van de LPF2, zelfs met dezelfde TVF Envelope instellingen.
* Als u “LPF2” of “LPF3” instelt, zal de instelling voor de Resonance parameter genegeerd worden.
het geluid wordt toegevoegd.
* Extreem hoge instellingen kunnen trillingen produceren, waardoor het geluid vervormd wordt.
Resonance
LPF BPF
Niveau
Hoog
Frequentie
Cutoff frequentie
parameter waarde
Laa
Parameter Waarde Uitleg
Cutoff V-Curve FIX, 1–7 Curve die bepaalt hoe het keyboard speeldynamiek (velocity) invloed heeft op de cutoff frequentie.
Stel dit in op “FIX” als u niet wilt dat de Cutoff frequentie beïnvloed wordt door de aanslaggevoeligheid.
HPF PKG
1234567
Cutoff V-Sens -63– +63 Gebruik deze parameter, wanneer u de cutoff frequentie toegepast als resultaat van wijzigingen in aanslag.
Als u wilt dat bij krachtig gespeelde noten de cutoff frequentie omhoog gaat, dient u voor deze parameter positieve (+) instellingen te maken.
62
Page 63
Een ritme set creëren
Parameter Waarde Uitleg
Resonance V-Sens -63– +63 Dit geeft de aanslaggevoeligheid de mogelijkheid om de hoeveelheid Resonance te veranderen.
Als u wilt dat krachtig gespeelde noten een groter Resonance effect hebben, moet u voor deze parameter positieve (+) instellingen maken.
[F2 (TVF ENV)]
Parameter Waarde Uitleg
F-Env Depth -63– +63 Diepte van de TVF envelope
Hogere instellingen zullen ervoor zorgen dat de TVF envelope een grotere verandering zal produceren. Negatieve(-) instellingen zullen de vorm van de envelope omkeren.
F-Env V-Curve FIX, 1–7 Curve die bepaalt hoe het keyboard speeldynamiek (velocity) invloed heeft op de TVF evelope.
Stel dit in op “FIX” als u niet wilt dat de TVF envelope beïnvloed wordt door de aanslaggevoeligheid.
1234567
F-Env V-Sens -63– +63 Specificeert op welke manier keyboard speeldynamiek invloed zal hebben op de diepte van de TVF enve-
lope.
Positieve(+) instellingen zullen tot gevolg hebben dat de TVF envelope een groter effect heeft op krachtig gespeelde noten en negatieve(-) instellingen zullen tot gevolg hebben dat het effect minder is.
F-Env T1 V-Sens -63– +63 Dit staat het keyboard dynamiek toe om invloed uit te oefenen op de T1 van de TVF envelope.
Als u wilt dat T1 versneld wordt voor krachtig gespeeld noten, dient u deze parameter een positieve(+) waarde te geven.
F-Env T4 V-Sens -63– +63 Gebruik deze parameter, wanneer u wilt dat de snelheid waarmee de toets losgelaten wordt de T4 waarde
van de TVF envelope beïnvloedt.
Als u wilt dat Time 4 versneld wordt voor snel losgelaten noten, dient u deze parameter een positieve(+) waarde te geven.
F-Env Time 1–4 0–127 TVF Envelope Times (T1- T4)
Hogere instellingen zullen de tijd die het duurt totdat het volgende cutoff frequentie niveau bereikt is, verlengen.
F-Env Level 0–4 0–127 TVF envelope levels (L0-L4).
Specificeer hoe de cutoff frequentie zal veranderen op elk punt, overeenkomstig de Cutoff Frequentie waarde.
Cutoff
Frequentie
TVF Envelope
T1 T2 T3 T4
L0
L1
Note on
L3
L2 L4
Tijd
Note off
63
Page 64
Een ritme set creëren
Parameter groep [F5 (TVA)] Het volume aanpassen (TVA/TVA envelope)
[F1 (TVA PRM)]
Parameter Waarde Uitleg
Tone Level 0–127 Volume van de toon
Deze instelling wordt vooral gebruikt voor het aanpassen van de volumebalans tussen tonen.
Level V-Curve FIX, 1–7 Curve die bepaalt in hoeverre de kracht waarmee het keyboard bespeeld wordt invloed zal hebben op het
volume.
Stel dit in op “FIX” als u niet wilt dat het volume van de toon beïnvloed wordt door de kracht waarmee u speelt.
1234567
Level V-Sens -63– +63 Stel dit in, wanneer u het volume van de toon wilt veranderen afhankelijk van de kracht waarmee u de
toetsen bespeelt.
Stel dit in op een positieve(+) waarde om grotere veranderingen in het toon volume te krijgen, wanneer toetsen krachtiger bespeeld worden; om de toon zachter te laten klinken als u krachtiger speelt, dient
u een negatieve(-) waarde in te voeren. Tone Pan L64–0–63R Linker-/rechterpositie van de toon Random Pan Depth 0–63 Gebruik deze parameter, wanneer u wilt dat de stereo locatie elke keer als u op een toets drukt, wille-
keurig verandert.
Hogere instellingen zullen grotere veranderingen tot gevolg hebben. Alternate Pan
Depth
L63–0–63R Deze instelling veroorzaakt dat de panning elke keer, wanneer op een toets gedrukt wordt, afgewisseld
wordt tussen links en rechts.
Hogere instellingen zullen grotere veranderingen tot gevolg hebben. “L” of “R” instellingen zullen de
volgorde waarin de pan zal afwisselen tussen links en rechts omkeren. Wanneer twee tonen bijvoor-
beeld respectievelijk ingesteld zijn op “L” en “R”, dan zal de panning van de tonen iedere keer afwis-
selen als ze gespeeld worden.
[F2 (TVA ENV)]
Parameter Waarde Uitleg
A-Env T1 V-Sens -63– +63 Dit geeft keyboard dynamiek de mogelijkheid om de T1 van de TVA envelope te beïnvloeden.
Als u wilt dat Time 1 versneld wordt voor krachtig gespeelde noten, dient u een positieve(+) waarde voor de parameter in te stellen. Als u wilt dat dit langzamer wordt, stelt u een negatieve(­) waarde in.
A-Env T4 V-Sens -63– +63 Gebruik deze parameter, wanneer u wilt dat de snelheid waarmee een toets losgelaten wordt de
T4 waarde van de TVA envelope regelt.
Als u wilt dat T4 versneld wordt voor snel losgelaten noten, dient u een positieve(+) waarde voor de parameter in te stellen. Als u wilt dat dit vertraagd wordt, stelt u een negatieve(-) waarde in.
A-Env Time 1–4 0–127 TVA envelope times (T1-T4).
Hogere instellingen zullen de tijd die het duurt totdat het volgende volume niveau bereikt is, verlengen.
A-Env Level 1–3 0–127 TVA envelope levels (L1-L3)
Specificeert hoe het volume zal veranderen op elk punt, overeenkomstig de Tone Level waarde.
TVA Envelope
T1 T2 T3 T4
Niveau
Note on
L2
L1
L3
Note off
Tijd
64
Page 65

Parameter Group [F6 (OUTPUT)] Output Settings

Parameter WaardeUitleg
Een ritme set creëren
Rhythm Out Assign MFX,
A, B, 1–4, TONE
Tone Out Assign MFX,
A, B, 1–4
Tone Out Level 0–127 Niveau van het signaal, dat verzonden is naar de uitvoerbestemming gespecificeerd door Tone Output Assign.
Send Level (Output = MFX)
Tone Chorus Send 0–127 Niveau van het signaal dat verzonden is naar de chorus, indien de toon verzonden is door MFX. Tone Reverb Send 0–127 Niveau van het signaal dat verzonden is naar de reverb, indien de toon verzonden is door MFX.
Send Level (Output = non MFX)
Tone Chorus Send 0–127 Niveau van het signaal dat verzonden is naar chorus voor elke ritme toon, indien de toon niet verzonden is door
Tone Reverb Send 0–127 Niveau van het signaal dat verzonden is naar reverb voor elke ritme toon, indien de toon niet verzonden is door
Specificeert voor iedere ritme set hoe het directe geluid uitgevoerd wordt.
MFX: Output in stereo d.m.v. multi-effecten. U kunt ook chorus of reverb toepassen op het geluid dat door de multi-effecten loopt.
A, B: Output naar de OUTPUT A (MIX) jacks of OUTPUT B jacks in stereo zonder de multi-effecten te pas­seren.
1-4: Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono zonder de multi-effecten te passeren. TONE: Outputs overeenkomstig de instellingen voor iedere ritme toon.
* Als u instellingen gemaakt heeft en de geluiden worden apart verzonden naar de INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDU-
AL 2 jack, maar er bevindt zich geen stekker in de INDIVIDUAL 2 jack , dan zullen de geluiden die verzonden worden naar INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 gemixt en uitgevoerd worden via de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter ingesteld staat op “MIX,” worden alle geluiden uitgevoerd via de OUTPUT A (MIX)
jacks in stereo (p.194).
Specificeert hoe het directe geluid voor iedere toon uitgevoerd wordt.
MFX: Output in stereo d.m.v. multi-effecten. U kunt ook chorus of reverb toepassen op het geluid dat door de multi-effecten loopt.
A, B: Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of OUTPUT B jack in zonder de multi-effecten te passeren. 1-4: Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono zonder de multi-effecten te passeren.
* Als de Rhythm Output Assign op iets anders is ingesteld dan “TONE,” dan zullen deze instellingen genegeerd worden.
* Als u instellingen gemaakt heeft en de geluiden worden apart verzonden naar de INDIVIDUAL 1 jack en
INDIVIDUAL 2 jack, maar er bevindt zich geen stekker in de INDIVIDUAL 2 jack , dan zullen de geluiden die ver­zonden worden naar INDIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 gemixt en uitgevoerd worden via de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter ingesteld is op “MIX,” worden alle geluiden uitgevoerd via de OUTPUT A (MIX) jacks
in stereo (p.194).
* Als u Tone Out Assign ingesteld heeft op “MFX,” dient u de MFX Output Assign parameter (p.159) in te stellen om
de uitvoerbestemming van het geluid dat door de multi-effecten is gepasseerd, te specificeren.
* Geluiden worden altijd in mono uitgevoerd naar chorus en reverb.
* De uitvoerbestemming van het signaal nadat het door de chorus is gepasseerd wordt ingesteld m.b.v.de Chorus Output
Select en de Chorus Output Assign parameters (p.159).
* De uitvoerbestemming van het signaal nadat het door de reverb is gepasseerd wordt ingesteld m.b.v. de Reverb Output
Assign parameter (p.159).
MFX.
MFX.

Effecten instellen voor een Patch (Effecten/MFX/MFX Control/Chorus/ Reverb)

Voor details betreffende effecten instellingen kunt u de pagina’s hieronder bekijken.
Effect instellingen maken (p.157)
Multi-effect instellingen maken (MFX1-3) (p.162)
Chorus instellingen maken (p.189)
Reverb instellingen maken (p.190)
65
Page 66

In performance modus spelen

p
Een Performance bevat instellingen, die van toepassing zijn op ieder
afzonderlijk gedeelte, zoals de Patch (ritme set) die toegewezen is
aan iedere Part en zijn volume en pan.
Simpel gezegd bestaat Performance modus uit twee vensters: het
LAYER venster en het MIXER venster.
Gebruik het LAYER venster, wanneer u meerdere geluiden wilt
combineren (Patches of ritme sets) om complexe geluiden te creëren.
Dit geeft u de mogelijkheid om Patches samen te spelen (“layer”) of
verschillende Patches in afzonderlijke gebieden van het keyboard te
spelen (“split”).
Gebruik het MIXER venster, wanneer u de geluiden wilt mixen door
het niveau en de pan voor elk van de 16 Parts aan te passen.
Wanneer u het keyboard wilt bespelen, zult u de huidige Part en de
Parts waarvan de keyboard switch een vinkje heeft, horen.
Behalve de instellingen voor elke Part, kunnen de volgende
instellingen ook opgeslagen worden voor iedere Performance:
• Controller instellingen, zoals de D Beam, realtime control
knoppen, toewijsbare schakelaars (assignable switches) en Pads
• Arpeggio en akkoord geheugen instellingen
• Ritme groep nummer

PERFORMANCE LAYER venster weergeven

1. Druk op PERFORMANCE [LAYER/SPLIT].
U zult in Performance modus terecht komen en het PERFORM
LAYER venster verschijnt.
fig.PfmLayer

Functies in het PERFORMANCE LAYER/ MIXER venster

fig.PfmFunc.e
LAYER venster
1
7
1
Geeft de actuele geluidsgenerende stand aan.
2
Geeft aan of multi-effecten (MFX1, 2 ,3), chorus (CHO), reverb (REV) en mastering (MASTER) aan of uit staan.
3
Geeft de naam van de op dat moment geselecteerde song aan, de maat locatie.
4
Geeft het akkoordbereik en het tempo aan.
5
Geeft de groep, nummer en naam aan van de geselecteerde performance.
6
Geeft de het akkoordbereik aan, waarin u het keyboard of ritme sets kunt spelen.
7
Geeft de actuele part aan.
8
Springt naar het instellingen venster van de weergegeven parameter.
2
8
3
4
5
6

PERFORMANCE MIXER venster weergeven

1. Druk op PERFORMANCE [MIXER].
U zult in Perfomance modus terecht komen en het
PERFORMANCE MIXER venster verschijnt.
fig.PfmMixer
MIXER venster
1
5
7
1
Geeft de actuele geluidsgenerende stand aan.
2
Geeft aan of multi-effecten (MFX1, 2 ,3), chorus (CHO),
2
8
3
4
6
reverb (REV) en mastering (MASTER) aan of uit staan.
3
Geeft de naam van de op dat moment geselecteerde song aan, de maat locatie.
4
Geeft de time signature en het tempo aan.
5
Geeft de actuele part aan/selecteert de actuele part.
6
Geeft de patch aan/selecteert de patch die toegewezen is aan de actuele part.
7
Stel het volume in (LEVEL), pan (PAN), chorus (CHORUS), reverb (REVERB), Part Course Tune (KEY SFT), Keyboard Sw (KBD), Pad Part (PAD), Arpeggio Part (ARP), Output Assign (OUT) van de part.
8
Springt naar het instellingen venster van de weergegeven
arameter.
66
Page 67

Een performance selecteren

De Fantom-Xa heeft twee Performance groepen , inclusief de User
groep en Preset groepen, waarbij iedere groep 64 Performances op
kan slaan, in totaal dus 128 Performances.
USER
Dit is de groep binnen de Fantom-Xa, die herschreven kan worden.
Performances die u zelf creëert kunnen opgeslagen worden in deze
groep. De Fantom-Xa bevat 64 preset Performances.
PRST (Preset)
Dit is de groep binnen de Fantom-Xa die niet herschreven kan
worden. U kunt echter de instellingen van de op dat moment
geselecteerde Performance veranderen en de gewijzigde
Performance opslaan in het gebruikersgeheugen (User memory). De
Fantom-Xa bevat 64 preset Performances.
CARD (Geheugenkaart)
Deze groep geeft u de mogelijkheid om Patches te gebruiken die
opgeslagen zijn op een geheugenkaart die aan de achterkant van het
paneel in een sleuf is gestoken. Omdat de data in deze groep
herschreven kan worden, kunt u deze groep gebruiken om Patches
op te slaan die u gecreëerd hebt.
In performance modus spelen
fig.PfmList
3. Om van performance groep te wisselen, dient u op of
te drukken.
4. Gebruik de VALUE draaischijf, [INC] [DEC] of om
de performance te selecteren.
5. Druk op [ENTER] om het PERFORMANCE LIST venster te
sluiten.

Favoriete Performances selecteren

U kunt uw favoriete en meest frequent gebruikte Performances
samenbrengen op één plek door ze te registreren in de Favoriete
Performance. Door deze functie te gebruiken, kunt u snel favoriete
Performances selecteren.
1. Druk op [LAYER/SPLIT].
2. Druk op [ENTER] en dan op [F1 (FAVORIT)].
Het FAVORITE PERFORMANCE verschijnt.
fig.FavoritePfm
1. Druk op [LAYER/SPLIT].
2. Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen naar de
performance groep.
fig.PfmSelect.e
Performance groep
Performance nummer
3. Gebruik de VALUE draaischijf of druk op [INC]/[DEC] om
een performance groep te selecteren.
4. Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen naar het
performance nummer.
5. Gebruik de VALUE draaischijf of druk op [INC]/[DEC] om
het performance nummer te selecteren.

Performances uit een lijst selecteren

U kunt een lijst met Performances weergeven en een Performance
selecteren uit die lijst.
1. Druk op [LAYER/SPLIT].
2. Druk op [ENTER].
Het PERFORMANCE LIST venster verschijnt.
3. Gebruik de VALUE draaischijf, [INC] [DEC] of om
een performance nummer te selecteren.
Druk op om banks te wisselen.
4. Druk op [ENTER] om de performance te selecteren.
Een favoriete Performance registreren
U kunt in totaal 64 geluiden (48 geluiden x 8 banken) registreren als
favoriete Performance.
1. Selecteer de Performance die u wilt registreren.
2. Druk op [ENTER] en dan op [F1 (FAVORIT)].
Het FAVORITE PERFORMANCE venster verschijnt.
3. Druk op om de bank te selecteren waarin u de
Performance wilt registreren.
4. Gebruik de VALUE draaischijf, [INC] [DEC] of om
het nummer te selecteren waarop u wilt registreren.
5. Druk op [F3 (REGIST)] om de registratie uit te voeren.
* Druk op [EXIT] om te annuleren.
Door op [F2 (REMOVE)] te drukken, kunt u de Performance
registratie annuleren die geselecteerd is in het FAVORITE
PERFORM venster.
67
Page 68
In performance modus spelen

Het Layer venster gebruiken

Een Part selecteren

1. Gebruik of in het PERFORM LAYER venster om de
part te selecteren.
fig.PartSelect
U kunt de Part ook selecteren door op [SELECT] te drukken,
waardoor het gaat branden en dan op PART/TRACK [1]-[8]
drukken.
* Om Parts 9-16 te selecteren, dient u op [9-16] te drukken om het op te
laten lichten en dan op PART/TRACK [1]-[8] te drukken.

De Part selecteren, die u wilt laten klinken (Keyboard Switch)

Hier laten we u zien, hoe u de Parts kunt selecteren waarvan Patch
of ritme set te horen zullen zijn.

Het geluid voor een Part selecteren

IHet is gemakkelijk om de Patch die aan een Part toegewezen is te
wisselen.
1. Selecteer de part waarvan u het geluid wilt wisselen.
2. Duk op [F5 (PAT LIST)].
Het PATCH LIST venster zal verschijnen.
fig.PatchListPfm
• Als u op [F1 (FAVORIT)] drukt, zal het FAVORITE PATCH
venster (p.31) verschijnen.
• Als u op [F2 (CATEG)] drukt, kunt u Patches per categorie
selecteren (p.32).
3. Druk op om de performance groep te selecteren.
4. Gebruik de VALUE draaischijf, [INC] [DEC] of om
de Patch te selecteren.
5. Druk op [ENTER] om de Patch te selecteren.
Gebruik het PATCH SELECT venster
1. Druk op [F1 (KBD SW)] in het PERFORM LAYER venster.
Het Keyboard Switch venstertje verschijnt.
fig.KbdSw
2. Druk op of om de part te selecteren die u wilt laten
horen.
3. Gebruik de VALUE draaischijf, [INC] [DEC] of om
“ON” of “OFF” te selecteren.
Wanneer u het keyboard bespeelt, zult u de actuele Part en de
Parts waarvan de keyboard switch op “ON” staat, horen.
4. Druk op [F6 (CLOSE)] om terug te keren naar het
voorgaande venster.
Over de keyboard switch (schakelaar)
Gebruik de keyboard switch, wanneer u meerdere geluiden die
samen gelaagd zijn (Layer) wilt spelen of, wanneer u
verschillende geluiden aan verschillende gebieden van het
keyboard toe wilt kennen (Split). Omgekeerd kunt u alle
keyboard switches uitzetten, wanneer u data aan het creëren
bent.
1. Selecteer de part waarvan u het geluid wilt wisselen.
2. Druk op [PATCH SELECT].
Het PATCH SELECT venster verschijnt.
fig.PatchSelectPfm
3. Om een ritme set te selecteren, dient u op [F5 (RHYTHM)] te
drukken om een vinkje () toe te voegen.
Als u een vinkje toevoegt, verschijnt het RHYTHM SELECT
venster.
4. Druk op [F1] of [F2] om een groep te selecteren.
5. Gebruik [F3], [F4], PART/TRACK [1]-[8], [INC] [DEC],
of de VALUE draaischijf om een Patch/ritme set te
selecteren.
6. Druk op [ENTER] om naar het PERFORMANCE LAYER
venster terug te keren.
68
Page 69
In performance modus spelen

Geluiden combineren en samen spelen (Layer)

In Performance modus kunt u de geluiden van alle Parts, waarvan
de Internal Switch aanstaat, en alle aangesloten Parts spelen. De
Parts combineren zal een dikker, vetter geluid opleveren.
fig.Layer.e
Part 1
(Rx ch.1)
Rx ch.: Receive Channel (ontvangen) Tx ch.: Transmit Channel (zenden)
1. Druk op [LAYER/SPLIT] om in het PERFORM LAYER
venster te komen.
2. Druk op [F1 (KBD SW)].
Het Keyboard Switch venstertje verschijnt.
fig.KbdSw
Part 2
(Rx ch.2)
Keyboard Switch: On
1 (Tx ch.1)
2 (Tx ch.2)
15 (Tx ch.15)
16(Tx ch.16)
Part 15
(Rx ch.15)
Part 16
(Rx ch.16)

Verschillende geluiden in verschillende gebieden van het keyboard spelen (Split)

In Performance modus kunt u het keyboard verdelen en in elk
gebied een andere Patch spelen (dit heet “split”). Aangezien het
noten gebied dat iedere Part speelt, afzonderlijk gespecificeerd kan
worden, kunt u het keyboard splitsen in een maximum van 16
gedeelten.
U kunt bijvoorbeeld snaren in het lagere gebied, piano in het hogere
gebied en beide geluiden in de middelste gebied spelen.
fig.Split.e
Part 1: Snaren
Een split Performance is één toepassing van een laag (layer).
Het veranderen van het toetsengebied van iedere Part in de laag
resulteert in een split.
1. Druk op [LAYER/SPLIT] om in het PERFORMANCE LAYER
venster te komen.
2. Druk op [F4 (KEYRANG)].
Het Key Range venstertje verschijnt.
fig.KeyRange
Part 1 + Part 2:
(Snaren + Piano)
Part 2: Piano
3. Druk op of om de part te selecteren die u wilt horen.
4. Gebruik de VALUE draaischijf, [INC] [DEC] of om
“ON” te selecteren.
Wanneer u het keyboard bespeelt, zult u de huidige Part en de
Part waarvan de keyboard switch ingesteld staat op “ON”,
horen.
5. Herhaal stappen 3-4 om de keyboard switch aan te zetten
voor alle parts die aangesloten zijn op de parts die u wilt spelen.
6. Druk op [F6 (CLOSE)] om terug te keren naar het
PERFORMANCE LAYER venster.
3. Druk op of om de part te selecteren die u wilt
spelen.
4. Druk op [F3 (KBDSW)]-[F5 (UPPER) of om de
parameter te selecteren.
5. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC]/[DEC] om de
instelling te veranderen.
Parameter Waarde Uitleg
KbdSW OFF, ON Specificeert of de Part wel/niet
zal klinken. Lower C - –Upper Ondergrens van het gebied Upper Lower–G9 Bovengrens van het gebied
De balk boven het keyboard geeft het toetsengebied aan die zal
klinken.
6. Wanneer u klaar bent, dient u op [F6 (CLOSE)] te drukken
om terug te keren naar het PERFORMANCE LAYER venster en beginnen met spelen.
Door secties te specificeren voor verschillende Parts, zodat deze
elkaar overlappen, kunt u twee of meer Parts alleen in een
specifiek gedeelte combineren.
69
Page 70
In performance modus spelen

Het MIXER venster gebruiken

Het PATCH SELECT venster gebruiken
1. Selecteer de part waarvan u het geluid wilt wisselen.

Een Part selecteren

1. Druk op [CURSOR] in het PERFORMANCE MIXER venster
om de cursor te verplaatsen naar het Part nummer.
fig.PartSelect2
2. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de part te
selecteren.
U kunt de Part ook selecteren door op [SELECT] te drukken, om
het te laten branden en op PART/TRACK [1]-[8] te drukken.
* Om Parts 9-16 te selecteren, dient u op [9-16] te drukken om het te
laten branden en dan op PART/TRACK [1]-[8] te drukken.

Het geluid voor een Part selecteren

U kunt de Patch die is toegewezen aan een Part wisselen.
1. Selecteer de part waarvan u het geluid wilt wisselen.
2. Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen naar het
Patch nummer of de Patch groep.
fig.PatchNumSelect
2. Druk op [PATCH SELECT].
Het PATCH SELECT venster verschijnt.
fig.PatchSelectPfm
3. Om een ritme set te selecteren, dient u op [F5(RHYTHM)] te
drukken om een vinkje () toe te voegen.
Als u een vinkje toevoegt, zal het RHYTHM SELECT venster
verschijnen.
4. Druk op [F1] of [F2] om een groep te selecteren.
5. Gebruik [F3],[F4], PART/TRACK [1]-[8], [INC] [DEC],
of de VALUE draaischijf om een Patch/ritme set te
selecteren.
6. Druk op [ENTER] om terug te keren naar het
PERFORMANCE LAYER venster.

De Part instellingen bewerken

In het PERFORMANCE MIXER venster kunt u de volgende
parameters voor iedere Part instellen.
1. Druk op [MIXER].
Het PERFORMANCE MIXER venster verschijnt.
3. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om een Patch
te selecteren.
De ritme set selecteren
1. Selecteer een part.
2. Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen naar de
volgende locatie.
fig.PatchType
3. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om “RHY” te
selecteren.
De ritme set zal geselecteerd worden.
fig.PatchType2
2. Druk op [F1 (LEVEL)]-[F6 (PART OUT)] om de parameter te
selecteren.
3. Druk op [CURSOR] om de part te selecteren.
fig.PartEdit
4. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de
instelling te veranderen.
Parameter (Function Button)
[F1 (LEVEL)] Volume van iedere Part (Level, p.
[F2 (PAN)] Linker-/rechterpositie van iedere
[F3 (CHORUS)] Niveau van het signaal verzonden
[F4 (REVERB)] Niveau van het signaal verzonden
Uitleg
73).
Part (Pan, p.73).
naar chorus voor elke Part (Chorus, p. 74).
naar reverb voor elke Part (Reverb, p. 74).
70
Page 71
In performance modus spelen
Parameter (Function Button)
[F5 (KEY SFT)] Toonhoogte van het geluid van de
[F6 (PART-OUT)] KBD Keyboard Switch (p.68)
PAD Pad Part (p. 117) ARP Arpeggio Part (p.88) OUT Output Assign (Asgn, p.74)
Uitleg
Part (in halve tonen, +/- 4 octaven) (Coarse, p.74).

Het spelen van een specifieke Part dempen (Mute)

Wanneer u meespeelt met een song kunt u Parts die u niet wilt
horen, wegdraaien (d.w.z. dempen). Dit geeft u de mogelijkheid om
de melodie uit te zetten voor karaoke toepassingen of om het
gedempte gedeelte te oefenen.
1. Druk op [MUTE] in Performance modus.
[MUTE] brandt.
2. Druk op PART/TRACK [1]-[8] om de corresponderende part
uit te zetten, zodat de indicator brandt.
3. Als u part 9-16 uit wilt zetten, dient u op [9-16] te drukken
waardoor de indicator brandt en dan op PART/TRACK [1]­[8] te drukken.
4. Om de part aan te zetten, dient u op PART/TRACK [1]-[8] te
drukken die u in stap 2 ook heeft ingedrukt, zodat de indicator uit gaat.
Deze instelling is gelinkt aan de Mute parameter (PART VIEW
venster) en kan opgeslagen worden als een Performance
instelling.
* Part Mute zet de MIDI ontvangst schakelaar niet uit. In plaats
daarvan wordt het volume op het laagste niveau ingesteld om het
geluid te dempen. Om die reden kunnen MIDI berichten nog steeds
ontvangen worden.
71
Page 72

Een performance creëren

Met de -Xa heeft u totale controle over een grote variatie aan instel-
lingen. Elk item dat ingesteld kan worden noemen we een parame-
ter. Wanneer u de waarden van de parameters verandert, bent u aan
het bewerken. In it hoofdstuk wordt de werkwijze die gebruikt
wordt bij het creëren van Performances en de functies van de Perfor-
mance parameters, aan u uitgelegd.

De parameters van elke part aanpassen

In Performance modus kunt u de Part instellingen in een lijst bekij-
ken. Dit wordt het “PART VIEW” venster genoemd. In dit venster
kunt u een lijst bekijken waarin u direct de instellingen voor vijf Parts
kunt zien, zoals de Patch toegewezen aan iedere Part, en de volume
en pan instellingen. U kunt deze instellingen hier bewerken en gede-
tailleerde instellingen maken die niet in het PERFORM LAYER ven-
ster of PERFORM MIXER venster gemaakt kunnen worden.
1. Ga naar het PERFORMANCE LAYER venster.
2. Druk op [F2 (PART VIEW)].
Het Part View venster zal verschijnen.
fig.PartView
* De Initialize handeling zal alleen invloed hebben op het op dat moment
geslecteerde geluid; de geluiden die opgeslagen zijn in het
gebruikersgeheugen zullen niet beïnvloed worden. Als u alle
instellingen van de Fantom-Xa terug wilt zetten naar de
fabriekswaarden, dient u een Factory Reset (p.203) uit te voeren.
1. Druk op [LAYER/SPLIT] om in het PERFORMANCE LAYER
venster te komen.
2. Selecteer de Performance die u wilt initialiseren (p.67).
3. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F6 (INIT)].
Het Performance Initialize venstertje verschijnt.
4. Druk op om het initialisatie type te selecteren.
Default: Herstelt de op dat moment geselecteerde
Performance in het tijdelijk geheugen naar de standaard waarden. Gebruik deze instelling als u een geluid vanuit het niets wilt creëren.
Sound Control: Initialiseert de waarden van de volgende
parameters. Cutoff, Resonance Offset, Attack Time Offset, Release Time Offset, Decay Time Offset, Vibrato Rate, Vibrato, Depth, Vibrato Delay.
5. Druk op [F6 (SELECT)].
Een bericht zal u om bevestiging vragen.
3. Druk op om de part te selecteren.
4. Druk op [PAGE], [F1]-[F6] en/of om de parameter te
selecteren.
De naam van de parameter bij de cursor locatie wordt
weergegeven in de bovenste regel van het PART VIEW venster.
fig.PartView2
5. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de waarde
te veranderen.
6. Wanneer u klaar bent met bewerken, dient u op [EXIT] te
drukken om terug te keren naar het PERFORMANCE LAYER venster.
Als u terugkeert naar het PERFORMANCE LAYER venster
zonder op te slaan, zal een “*” links van de Performance groep
weergegeven worden.
Als u de stroomtoevoer uitzet of een ander geluid selecteert,
terwijl de display een “*” weergeeft, zal uw bewerkte ritme set
verloren gaan.
niet (juist) RP

Performance instellingen initialiseren

“Initialize” betekent de instellingen van het op dat moment geselec-
teerde geluid terugzetten naar een standaard instelling van waarden.
6. Druk op [F6 (EXEC)].
De initialisatie zal uitgevoerd worden.
* Druk op [F5 (CANCEL)] om te annuleren.

De instellingen veranderen van die Patch die is toegewezen aan een Part

Wanneer u Patches in Performance modus gebruikt, zullen sommige
instellingen, zoals effect instellingen beïnvloed worden door Perfor-
mance instellingen. Als u een Patch wilt bewerken, terwijl u kunt
beluisteren deze klinkt, dient u de volgende procedure te volgen.
* Hier leggen we uit hoe u de instelling van een Patch toegewezen aan
een part, kunt veranderen. De procedure voor het veranderen van de instellingen van ritme sets is hetzelfde. Vervang “ritme set” waar “Patch” staat in de zin.
1. Wees er zeker van dat de Performance modus is
geslecteerd.
2. Druk op [PATCH EDIT].
De Patch toegewezen aan de Part wordt weergegeven in het
PATCH EDIT venster.
3. De rest van de procedure is hetzelfde als wanneer u
veranderingen in Patch modus maakt (p.35).

Een performance opslaan die u gecreëerd heeft (Write)

72
Page 73
Een performance creëren
Veranderingen die u aanbrengt in geluidsinstellingen zijn tijdelijk en
zullen verloren gaan als u de stroomtoevoer uitzet of een ander
geluid selecteert. Als u het gewijzigde geluid wilt behouden, dient u
het op te slaan in de interne USER groep (gebruikersgeheugen) of
CARD groep (geheugenkaart).
Wanneer u de instellingen van een Performance bewerkt, zal een “*”
in het PERFORMANCE LAYER venster verschijnen.
Wanneer u het opslaan uitvoert, zal de data die zich eerder in
de opslag bestemming bevond, verloren gaan.
1. Zorg ervoor dat de performance die u op wilt slaan
geselecteerd is.
2. Druk op [WRITE].
Het WRITE MENU venster verschijnt.
fig.PfmWrite
3. Druk op [F1 (PERF)].
*U kunt ook of gebruiken om “performance” te selecteren en
dan op [ENTER] drukken.
Het PERFORMANCE NAME venster verschijnt.
fig.PfmName
4. Wijs een naam toe aan de performance.
Bekijk Een naam toekennen (p.28) voor details over het
toekennen van namen.
5. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam, dient u
op [F6 (WRITE)] te drukken.
Een venster zal verschijnen, waarin u de mogelijkheid heeft om
de wegschrijfbestemming van de Performance te selecteren.
6. Gebruik de VALUE draaischijf, [INC] [DEC] of en
[F1(USER)] [F2(CARD)] om de wegschrijfbestemming en het ritme set nummer te selecteren.
7. Druk op [F6 (WRITE)].
Een bericht zal u om bevestiging vragen.
8. Druk op [F6 (EXEC)] om het opslaan uit te voeren.
Druk op [F5(Cancel)] om te annuleren.
Zet de Fantom-Xa nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
Wanneer u de instellingen voor de Patch of ritme set toegekend aan een part in een performance verandert
Als u een Patch of ritme set toegekend aan een Part in een Perfor-
mance heeft bewerkt en dan probeert de Performance op te slaan
zonder de bewerkte Patch of ritme set eerst op te slaan, verschijnt het
volgende bericht.
fig.PfmWrite2
In zulke gevallen, dient u eerst de Patches en ritme sets, en dan de
peformance op te slaan.

Functies van parameters van elke part (Performance parameters)

[F1 (PATCH)]
Parameter Waarde Uitleg
Type Patch, Rhythm Stelt de toekenning van een
Patch (Patch) of ritme set (Rhythm) in voor iedere Part.
Group USER, PR-A–F,
GM, CARD, EXP
Number 001–**** Selecteert de gewenste Patch of
* Wanneer de cursor bij een Type, Group of Number staat, kunt u op
[ENTER] drukken om het PATCH LIST venster te openen en een
Patch uit de lijst kiezen (p.30).
[F2 (LVL PAN)]
Parameter Waarde Uitleg
Level 0–127 Volume van iedere Part.
Pan L64–0–63R Linker-/rechterpositie van elke Part Kbd OFF, ON
()
Solo OFF, ON
()
Selecteert de groep waartoe de gewenste Patch of ritme set hoort.
USER: User(Gebruiker) PRA-H: Preset A-F GM: GM (GM2) CARD: Card (geheugen-
kaart) XP-A-D: Wave uitbreidings-
kaarten
ritme set op nummer.
Het hoofddoel van deze instelling is het aanpassen van de volume­balans tussen twee Parts.
Specificeert voor iedere Part of het keyboard controller sectie aangeslo­ten wordt op de interne geluidsgen­erator of niet.
Vink deze instelling aan “()” als u de Part zelf wilt horen spelen; dit nemt men soleren.
73
Page 74
Een performance creëren
Parameter Waarde Uitleg
Mute OFF, ON
()
Dempt () Parts of juist niet (OFF).
Gebruik deze instelling, wanneer u het instrument bijvoorbeeld voor karaoke wilt gebruiken en de Part die de melodie speelt wilt dempen of, wanneer u iets wilt spelen en daarbij gebruik maakt van een af­zonderlijke geluidsmodule.
* De Mute Switch parameter zet de part
niet uit, maar stelt het volume in op een minimum, zodat u geen geluid hoort. Om die reden kunnen MIDI berichten nog steeds ontvangen worden.
[F3 (PITCH)]
Parameter Waarde Uitleg
Octave -3– +3 Toonhoogte van het geluid van de Part (in eenheden van 1 octaaf)
Bedenk dat, wanneer een ritme set is toegewezen aan een Part, u deze parameter niet kunt veranderen. Coarse -48– +48 Toonhoogte van het geluid van de Part (in halve tonen, +4/-4 octaven) Fine -50– +50
Bend 0–24, PAT Hoeveelheid toonhoogte verandering in halve tonen (2 octaven), die voor zal komen, wanneer de Pitch Bend Le-
Toonhoogte van het geluid van de Part (in stappen van 1 cent, one cent is 1/100
ver verplaatst wordt.
De hoeveelheid verandering, wanneer de hendel schuin staat is ingesteld op dezelfde waarde voor zowel de
linker- als de rechterkant. Als u de Pitch Bend Range instelling van de Patch die toegekend is aan de Part (p.41)
wilt gebruiken, dient u dit op “PAT” in te stellen.
ste
van een halve toon)
Coarse Tune en Octave Shift
De Coarse Tune en Fine Tune Parameters doen, samen met de
Octave Shift parameter, allemaal hetzelfde voor het geluid; name-
lijk de toonhoogte van het geluid veranderen. Als bijvoorbeeld C4
(Midden C) gespeeld wordt m.b.v. de Coarse Tune parameter
ingesteld op “+12”, zal de noot die geproduceerd wordt een C5
zijn (één octaaf boven C4). Als bijvoorbeeld C4 (Midden C)
gespeeld wordt met de Octave Shift parameter ingesteld op “+1” ,
zal de geproduceerde noot ook een C5 zijn (één octaaf boven C4).
Ze functioneren intern echter zeer verschillend. Wanneer de
Coarse Tune parameter ingesteld is op “+12”, zal de toonhoogte
zelf met één octaaf omhoog gaan. Aan de andere kant, wanneer de
Octave Shift parameter ingesteld is op “+1”, is dat hetzelfde als de
toetsen één octaaf hoger indrukken. Met andere woorden, gebruik
de Coarse Tune parameter, wanneer u de toonhoogte aan het ver-
anderen bent en de Octave Shift parameter, wanneer u de hele
keyboard wilt verschuiven, bijvoorbeeld, wanneer het aantal toet-
[F4 (OUTPUT)]
Para-meter
Asgn MFX 1–
Output 0–127 Niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming gestuurd wordt, gespecificeerd door Part Output Assign.
Waarde
3, A, B, 1–4, PAT 1– 3
Uitleg
Specificeert voor elke Part hoe het directe geluid uitgevoerd zal worden.
MFX 1-3: Output in stereo door d.m.v. multi-effecten U kunt ook chorus of reverb toepassen op het geluid dat door de multi-effecten heen loopt. Specificeer welke multi-effecten (1-3) gebruikt zullen worden.
A, B: Output naar de OUTPUT A (MIX) jack of OUTPUT B jack in stereo zonder door multi-effecten heen te lopen. 1-4: Output naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono zonder door multi-effecten heen te lopen. PAT 1-3: De output bestemming van de Part wordt bepaald door de instellingen van de Patch of ritme set
toegewezen aan de Part. Specificeer welke multi-effecten (1-3) gebruikt zullen worden.
* Als u instellingen gemaakt heeft en de geluiden worden apart verzonden naar de INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2
jack, maar er bevindt zich geen stekker in de INDIVIDUAL 2 jack , dan zullen de geluiden die verzonden worden naar IN­DIVIDUAL 1 en INDIVIDUAL 2 gemixt en uitgevoerd worden via de INDIVIDUAL 1 jack.
* Als de Mix/Parallel parameter ingesteld is op “MIX,” worden alle geluiden uitgevoerd via de OUTPUT A (MIX) jacks in
stereo (p.194).
* Als u Tone Out Assign ingesteld heeft op “MFX,” dient u de MFX Output Assign parameter in te stellen om de uitvoer-
bestemming van het geluid dat door de multi-effecten is gepasseerd, te specificeren.
• Chorus en reverb worden altijd in mono uitgevoerd.
• De uitvoerbestemming van het signaal nadat het door de chorus is gepasseerd wordt ingesteld met de Chorus Out­put Select en de Chorus Output Assign parameters (p.161).
• De uitvoerbestemming van het signaal nadat het door de reverb is gepasseerd, wordt ingesteld met de Reverb Out­put Assign parameter (p.161).
74
Page 75
Een performance creëren
Para-meter
Chorus 0–127 Niveau van het signaal dat voor iedere Part naar chorus gestuurd wordt. Reverb 0–127 Niveau van het signaal dat voor iedere Part naar reverb gestuurd wordt.
Waarde
Uitleg
[F5 (FX SRC)]
Parameter Waarde Uitleg
MFX1–3 OFF, ON () De instellingen van een specifieke Patch kunnen gebruikt worden als de instellingen voor MFX1-MFX3, chorus Chorus Reverb
en reverb. Deze instelling specificeert de Part waar aan deze Patch is toegwezen.
Als er geen Part geselecteerd is, zullen de instellingen van de Performance gebruikt worden.
[F6 (OFFSET)]
Parameter Waarde Uitleg
Cutoff -64– +63 Past de cutoff frequentie voor de Patch of ritme set toegewezen aan een Part, aan. Reso -64– +63 Past de Resonance voor de Patch of ritme set toegewezen aan een Part, aan. Attack -64– +63 Past de TVA/TVF Envelope Attack Time voor de Patch of ritme set toegewezen aan een Part, aan. Releas -64– +63 Past de TVA/TVF Envelope Release Time voor de Patch of ritme set toegewezen aan een Part, aan. Decay -64– +63 Past de TVA/TVF Envelope Decay Time voor de Patch of ritme set toegewezen aan een Part, aan.
[F1 (VIBRATO)]
Parameter Waarde Uitleg
Vib Rate -64– +63 Past de vibrato snelheid aan voor iedere Part. Depth -64– +63 Past de diepte van het vibrato effect aan voor iedere Part. Delay -64– +63 Past de tijdsvertraging aan totdat vibrato begint voor iedere Part. Phase OFF, ON Stel dit in op “ON”, wanneer u de discrepanties in de timing van Parts gespeeld op hetzelfde MIDI kanaal, wilt
onderdrukken.
* Wanneer deze parameter staat ingesteld op “ON”, worden Parts op hetzelfde MIDI kanaal in een toestand gezet waarin
hun timing overeenkomt, wat het mogelijk maakt om ze gelijktijdig te spelen. Bijgevolg kan een zekere hoeveelheid tijd verstrijken tussen ontvangst van de Note berichten en het afspelen van de geluiden. Zet deze instelling alleen op “ON” wanneer dit nodig is.
[F2 (KEYBORD)]
Parameter Waarde Uitleg
Kbd OFF, ON () Specifieert, voor iedere Part of het keyboard controller sectie aangesloten zal worden op de interne geluidsgen-
erator. K.L C - –(Upper) De laagste noot waarin de toon voor iedere Part zal klinken. K.U (Lower)–G9 De hoogste noot waarin de toon zal klinken voor iedere Part.
Wanneer de Key Range (p.42) is ingesteld voor iedere afzonderlijke toon in een Patch, worden geluiden geproduceerd in het gebied waar de Key Range van elke toon en de Key Range voor de Part elkaar overlap­pen.
Key range gespecificeerd voor Performance
Key range gespecificeerd voor patch
Het gebied waarin noten zullen spelen
Velo -63– +63 Dit verandert het volume en cutoff frequentie voor elke Part afhankelijk van de snelheid waarmee de toetsen
worden ingedrukt.
Als u wilt dat krachtig gespeelde noten tot gevolg hebben dat de volume/cutoff frequentie stijgt, dient u pos­itieve(+) instellingen te maken voor deze parameter. Als u wilt dat krachtig gespeelde noten tot gevolg hebben dat de volume/cutoff frequentie daalt, dient u negatieve(-) instellingen te maken. Stel “Velocity Sen­sitivity” in op “0”, wanneer u wilt dat geluiden spelen op een vaststaand volume en cutoff frequentie, ongeacht de kracht waarmee de toetsen worden bespeeld.
75
Page 76
Een performance creëren
Parameter Waarde Uitleg
Curve OFF, 1–4 Selecteert voor ieder MIDI kanaal één van de volgende vier Velocity Curve types die het beste passen bij de
aanraking van de aangesloten MIDI keyboard.
Stel dit in op “OFF” als u de eigen aanslaggevoeligheid curve van de MIDI keyboard gebruikt.
2134
Voice 0–63, FUL Deze instelling specificeert het aantal stemmen dat gereserveerd zal worden voor elke Part, wanneer meer dan
128 stemmen gelijktijdig gespeeld worden.
* Het totaal van de instellingen van alle Parts mag niet hoger zijn dan 128. Het resterende aantal beschikbare stemmen
zal worden weergegeven bij (rest=). Houd hier rekeneing mee wanneer u Voice Reserve instellingen maakt.
Het aantal stemmen dat gebruikt wordt berekenen
De Fantom-Xa kan maximaal 128 stemmen gelijktijdig spelen. De
polyfonie of het aantal stemmen (geluiden) refereert niet alleen
aan het aantal geluiden dat gespeeld wordt, maar verandert
afhankelijk van het aantal tonen dat gebruikt wordt in de Patches
en het aantal waves die gebruikt wordt in de tonen. De volgende
methode wordt gebruikt om het aantal geluiden te berekenen dat
gebruikt wordt om één Patch te spelen. (Aantal geluiden dat
gespeeld wordt) x (Aantal tonen dat gebruikt wordt door Patches
die gespeeld worden) x (Aantal waves gebruikt in de tonen). Rea-
ltime Stretch vereist twee keer de normale polyfonie.
[F3 (KEY MOD)]
Parameter Waarde Uitleg
Mono/Poly MONO, PO-
LY, PAT
Legato OFF, ON,
PAT
Portament OFF, ON,
PAT
Time 0–127, PAT Wanneer Portamento gebruikt wordt, specificeert dit de tijd waarin de toonhoogte zal veranderen. Hogere in-
Stel deze parameter in op “MONO”, wanneer de Patch toegekend aan de Part monofonisch gespeeld moet
worden of op “POLY”, wanneer de Patch polyfonisch gespeeld dient te worden. Als u de Mono/Poly instelling
van de Patch die toegekend is aan de Part (p.41) wilt gebruiken, dient u dit in te stellen op “PAT.”
* Deze instelling wordt genegeerd voor Parts waar een ritme set aan is toegekend.
U kunt legato toevoegen, wanneer u monofonisch aan het uitvoeren bent. De term “legato” refereert aan een
speelstijl waarin noten soepel verbonden zijn teneinde een vloeiend gevoel te creëren. Dit creëert een soepele
overgang tussen noten, wat effectief is, wanneer u de hammering-on en pulling-off technieken die gebruikt
worden door gitaristen na wilt bootsen.
Zet deze parameter op “ON”, wanneer u de Legato functie wilt gebruiken en op “OFF”, wanneer u dat niet wilt. Als u de Legato Switch instelling van de Patch die toegekend is aan de Part wilt gebruiken (p.41), dient u dit op “PAT” in te stellen.
* Deze instelling wordt genegeerd voor Parts waar een ritme set aan is toegekend.
Specificeer of portamento toegepast zal worden.
Zet deze parameter op “ON”, wanneer u Portamento toe wilt passen en op “OFF”, wanneer u dat niet wilt. Als u de Portamento Switch instelling van de Patch die toegekend is aan de Part (p.41) wilt gebruiken, dient u dit op “PAT” in te stellen.
stellingen zullen ervoor zorgen dat de toonhoogte verandering naar de volgende noot langer duurt. Als u de
Portamento Time instelling van de Patch die toegekend is aan de Part (p.41) wilt gebruiken, dient u dit op
“PAT” in te stellen.
* Deze instelling wordt genegeerd voor Parts waar een ritme set aan is toegekend.
[F4 (S.TUNE1)] [F5 (S.TUNE2)]
Parameter Waarde Uitleg
Part Scale Tune for C–B -64– +63 Maak scale tune instellingen voor elke Part.
Scale Tune wordt aan-/uitgezet d.m.v. de Scale Tune Switch parameter (p.194).
76
Page 77
Een performance creëren
Gelijke temperatuur
Dit afstellen verdeelt de octaaf in 12 gelijkwaardige Parts en is de
meest gebruikte temperatuur methode gebruikt in Westerse
muziek. De Fantom-Xa gebruikt gelijke temperatuur, wanneer de
Scale Tune Switch op “OFF” is ingesteld.
Vaste temperatuur (Tonic of C)
Vergeleken met de instelling van gelijke temperatuur klinkt een
vaste temperatuur indeze stemming zuiver. Dit effect wordt ech-
ter alleen in één toets bereikt, en de drieklanken zullen dubbel
klinken als u transponeert.
Nootnaam Gelijke temperatuur Vaste temperatuur (tonic C) Arabische
C 0 0 -6
C# 0 -8 +45
D 0 +4 -2
Eb 0 +16 -12
E 0 -14 -51
F 0 -2 -8
F# 0 -10 +43
G 0 +2 -4
G# 0 +14 +47
A 0 -16 0
Bb 0 +14 -10
Arabische schaal
In deze schaal zijn E en B een kwart noot lager en C#, F# enG# een
kwart noot hoger vergeleken met gelijke temperatuur . De tussen-
pauze tussen G en B, C en E, F en G#, Bb en C# en Eb en F# heb-
ben een natuurlijke derde- de interval tussen een derde majeur en
een derde mineur. Bij de Fantom-Xa kunt een Arabische schaalge-
bruiken bij de drie toetsen van G, C en F.
<Voorbeeld>
schaal
[F6 (EXT)]
Parameter Waarde Uitleg
Bank Sel (MSB)
Bank Sel (LSB)
Prog 1–128, OFF Als u een Program Change nummer ook wilt overbrengen, wanneer u tussen Performances wisselt, dient u de
Level 0–127, OFF Als u Volume berichten ook wilt overbrengen, wanneer u een Performance selecteert, dient u de gewenste
Pan L64–0–63R,
0–127, OFF Als u een Bank Select nummer MSB (controller nummer 0) ook wilt overbrengen, wanneer u tussen Performan-
ces wisselt, dient u de waarde te specificeren die u wilt overbrengen (0-127) voor iedere Part.
Als u niet wilt dat deze boodschap overgebracht wordt, moet u dit op “OFF” zetten.
* De data van de part, waarvoor het keyboard switch uitgeschakeld staat, zal niet overgebracht worden.
0–127 Als u een Bank select nummer LSB (controller nummer 32) ook wilt overbrengen, wanneer u tussen Performan-
ces wisselt, dient u de waarde te specificeren die u wilt overbrengen (0-127) voor iedere Part.
De data van de Part waarvoor het keyboard switch uitgeschakeld staat zal niet overgebracht worden.
waarde te specificeren die u wilt overbrengen (0-128) voor iedere Part.
Als u niet wilt dat deze boodschap overgebracht wordt, dient u dit op “OFF” in te stellen.
* De data van de part, waarvoor het keyboard switch uitgeschakeld staat, zal niet overgebracht worden.
waarde (0-127) te specificeren voor de Part.
Als u niet wilt dat dit bericht overgebracht wordt, dient u dit op “OFF” in te stellen.
* De data van de part, waarvoor het keyboard switch uitgeschakeld staat, zal niet overgebracht worden.
Als u Pan berichten ook wilt overbrengen, wanneer u een Performance selecteert, dient u de gewenste waarde
OFF
(L64-0-63R) te specificeren voor de Part. Als u niet wilt dat dit bericht overgebracht wordt, moet u dit op “OFF”
zetten.
* Deze berichten zullen niet overgebracht worden door de Parts, waarvan het keyboard Switch uitstaat.
77
Page 78
Een performance creëren

Instellingen voor de Realtime Controllers en D Beam controller

De Fantom-Xa geeft u de mogelijkheid om de parameters toe te ken-
nen, die beïnvloed worden, wanneer u de realtime control knoppen,
toekenbare schakelaars (assignable switches), D Beam, Pitch bend of
modulation lever gebruikt. Dit geeft u de mogelijkheid om het
geluid, door gebruik te maken van de controllers, op verschillende
manieren te veranderen.
1. Ga naar het PERFORMANCE LAYER venster en selecteer
de Performance waarvan u de instellingen wilt veranderen (p.67).
2. Druk op [F3 (CONTROL)].
Het CTRL SETTING venster verschijnt.
fig.CtrlSettingPfm
ring moet volgen. Deze instelling is bruikbaar, wanneer de Seq
Tempo Override parameter op “ON” staat. Om deze instelling aan te
zetten, dient u de tempo Override parameter (p.200) aan te zetten.
WAARDE: 20-250
* Deze waarde wordt onafhankelijk voor iedere performance
gespecificeerd. Dit betekent dat wanneer u tussen performances wisselt, de tempo instelling van de Fantom-Xa zal veranderen.
* Het sequencer tempo zal overschreven worden door het nieuwe tempo
wanneer u tussen performances wisselt.
[F4 (DBEAM)]
Bekijk Pad Trigger (p.82) en Assignable (p.82) voor details.
[F5 (DB SYN)]
Bekijk Solo Synth voor details (p.81).

Control Switch instellingen [F6 (CTRL SW)]

U kunt controller switch aan/uit instellingen veranderen voor elke
Patch of Performance.
3. Druk op [F1]-[F5] en/of om de parameter te selec-
teren.
4. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de waarde
te veranderen.
5. Herhaal stappen 3-5 om iedere parameter die u wilt bewer-
ken, in te stellen.
6. Druk op [WRITE] om de veranderingen die u hebt gemaakt,
op te slaan. Als u de veranderingen niet wenst op te slaan, dient u op [EXIT] te drukken om terug te keren naar het PERFOR­MANCE LAYER venster.
* Instellingen voor de Sol Synth worden opgeslagen voor Systeem instel-
lingen. Druk op [F6(WRITE)] om het wegschrijven uit te voeren.
Als u naar het PERFORMANCE LAYER venster terugkeert zon­der op te slaan, wordt een “*” links van de Performance groep weergegeven.
Als u het apparaat uitzet of een ander geluid selecteert, terwijl de display “*” aangeeft, zal uw bewerkte Performance verloren gaan.
[F1 (KNOB)]
Bekijk REALTIME CONTROL knoppen instellingen (p.83) voor
details.
[F2 (SWITCH)]
Bekijk ASSIGNABLE switch instellingen (p.84) voor details.
[F3 (TEMPO)]
Aanbevolen tempo
Als u het sequencer tempo wilt veranderen, wanneer u Performan-
ces wisselt, dient u het tempo te specificeren dat op deze verande-
1. Druk op [F6(CTRL SW)] in het CONTROL SETTING venster.
Het CONTROL SWITCH venster verschijnt.
fig.CtrlSwPfm
2. Gebruik [CURSOR] om de parameter te selecteren.
3. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC]/[DEC] om de instel-
ling te veranderen.
4. Herhaal stappen 2-3 om iedere parameter in te stellen, die u
wilt bewerken.
5. Druk op [F6(EXIT)] om terug te keren naar het voorgaande
venster.
Parameter
PB OFF,
Mod Specificeer voor iedere Part of MIDI
Hold U kunt specificeren of control berichten
Ctrl U kunt specificeren of control berichten
D Beam Specificeert of elke Part bestuurd zal
Knob 1–4 Specificeert of elke Part bestuurd zal
Waarde
ON ()
Uitleg
Specificeer voor iedere Part of MIDI Pitch Bend boodschappen overgebracht zullen worden (ON) of niet (OFF).
modulatie boodschappen overgebracht zullen worden.
van een pedaal aangesloten op de HOLD PEDAL jacks, overgebracht zul­len worden.
van een pedaal aangesloten is de CON­TROL PEDAL jacks, overgebracht zul­len worden.
worden door de D Beam.
worden door de REALTIME CON­TROL knop.
78
Page 79
Een performance creëren

MIDI instellingen

1. Ga naar het PERFORMANCE LAYER venster en selecteer de Performance waarvan u de instellingen wilt veranderen (p.67).
2. Druk op [F6 (MIDI)].
Het MIDI FILTER venster verschijnt.
fig.MidiFilter
Parameter Waarde Uitleg
Rx OFF, ON () Specificeer voor iedere Part of MIDI berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Als dit op “OFF” staat, zal de Part niet reageren. Normaliter zult u dit op “ON” laten staan, maar u kunt het op “OFF” zetten, wanneer u niet wilt dat een specifieke Part speelt ge-
durende het afspelen van een song. Ch 1–16 MIDI ontvangst kanaal voor elke Part PC (Program Change) OFF, ON () Specificeer of MIDI berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF) voor ieder MIDI BS (Bank Select) PB (Pitch Bend) PA (Polyphonic Key Pressure) CA (Channel Pressure) Md (Modulation) Vo (Volume) Pn (Pan) Ex (Expression) Hd (Hold-1)
kanaal.
79
Page 80

Het geluid in real time veranderen

U kunt de D Beam controller, realtime controllers, toekenbare
schakelaars (assignable switches) of een pedaal gebruiken om het
geluid te veranderen, terwijl u aan het uitvoeren bent. Hier zullen
we de procedures en instellingen voor het gebruik van deze functies
in Patch modus uitleggen. De handelingen zijn hetzelfde als in
Performance modus.

D Beam Controller

De D Beam controller kan gebruikt worden door uw hand er
simpelweg over heen te bewegen. Het kan gebruikt worden om
verschillende effecten toe te passen, afhankelijk van de functie die
eraan toegekend is. U kunt ook effecten creëren waarin het geluid
onmiddellijk verandert, op een manier die niet mogelijk zou zijn als
u een knop of de verbuig hendel zou gebruiken. Bij de Fantom-Xa
kan de D Beam controller niet alleen gebruikt worden om de
geluiden die toegekend zijn aan het keyboard Part of Pad Part te
veranderen, maar ook om de toonhoogte van een monofonisch (solo)
synthesizer geluid te regelen.
1. Ga naar het Patch Play venster (p.29).
Het volgende gebied van het venster is het D Beam controller
display gebied.
fig.DBeamArea
4. Om de D Beam controller uit te zetten, dient u nogmaals op
de knop te drukken die u in stap 2 heeft ingedrukt, zodat de indicator uitgaat.
Als Performance modus geselecteerd is, wordt de D Beam
controller aan/uit instelling opgeslagen voor iedere
Performance als onderdeel van de Performance instellingen.
Het bruikbare gebied van de D Beam controller
De volgende tekening geeft het bruikbare gebied van de D
Beam controller aan. Uw hand bewegen buiten dit gebied zal
geen effect hebben.
fig.DBeamRange
De respons van de D Beam controller kan ook in het “D Beam”
gebied van de display bekeken worden. Dit wordt grafisch
weergegeven als een balk die langer wordt als uw hand dichter
bij komt en korter, wanneer u uw hand verder weg haalt.
fig.DBeamSens
2. Druk op de D BEAM [PAD TRIGGER], [SOLO SYNTH] of
[ASSIGNABLE] knop om de D Beam controller aan te zetten.
[PAD TRIGGER]: Gebruik de D Beam controller om geluiden
te spelen i.p.v. op de Pads te slaan.
[SOLO SYNTH]: Geeft u de mogelijkheid om de D Beam als
een monofonische synthesizer te gebruiken.
[ASSIGNABLE]: Regelt de functie toegekend aan de D Beam
controller.
3. Terwijl u het keyboard of Pads bespeelt om geluid te
produceren, plaatst u uw hand over de D Beam controller en beweegt u deze langzaam heen en weer.
Een effect zal op het geluid toegepast worden, afhankelijk van
de functie die toegekend is aan de D Beam controller.

Solo Synth

Op de Fantom-Xa kunt u een monofonische synthesizer bespelen
waarvan de toonhoogte geregeld wordt door de D Beam.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op D Beam [SOLO SYNTH].
Het Solo Synth venster verschijnt.
Het bruikbare gebied van de D Beam controller zal extreem
klein worden, wanneer het gebruikt wordt in direct, sterk
zonlicht. Wees hier a.u.b. attent op, wanneer u de D Beam
controller buiten gebruikt.
De gevoeligheid van de D Beam controller zal veranderen
afhankelijk van de hoeveelheid licht in de nabijheid van het
apparaat. Als het niet functioneert, zoals u verwacht, dient u de
gevoeligheid aan te passen die past bij de lichtomstandigheden
van uw locatie. Deze waarde vergroten zal de gevoeligheid
verhogen (p.201).
fig.DBeamSyn
80
2. Druk op om de parameter te selecteren.
3. Gebruik de Waarde draaischijf of [INC] [DEC] om de
instelling te maken.
Page 81
Het geluid in real time veranderen
4. Als u de instellingen op wilt slaan, dient u op [F6 (WRITE)]
te drukken.
5. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het voorgaande
venster.
Parameter Waarde Uitleg Level & Range
Level 0–127 Stelt het volume in. Chorus Send Level 0–127 Niveau van het signaal verstuurd naar chorus Reverb Send Level 0–127 Niveau van het signaal verstuurd naar reverb Range 2OCT,
4OCT, 8OCT
Osc1
Osc 1 Waveform SAW,
SQR
Osc 1 Pulse Width 0–127 Pulse width van de waveform.
Osc 1 Coarse Tune -48– +48 Pitch van het toongeluid (in halve tonen, +/- 4 octaven) Osc 1 Fine Tune -50– +50 Pitch van het toongeluid (in 1-cent stappen)
Osc2 & Sync
Osc 2 Waveform (hetzelfde als OSC1) Osc 2 Pulse Width Osc 2 Coarse Tune Osc 2 Fine Tune Osc 2 Level 0–127 Pas het niveau aan. Osc Sync Switch OFF,
ON
Filter
Filter Type OFF,
LPF, BPF, HPF, PKG
Cutoff 0–127 Frequentie waarop het filter een effect begint te krijgen op de frequentie componenten van de waveform. Resonance 0–127 Legt de nadruk op het gedeelte van het geluid in de regio van de cutoff frequentie, waarmee karakter aan
LFO
LFO Rate 0–127 Modulatiesnelheid van de LFO. LFO Osc 1 Pitch Depth -63– +63 Diepte waarin de LFO de Osc 1 toonhoogte zal moduleren. LFO Osc 2 Pitch Depth -63– +63 Diepte waarin de LFO de Osc 2 toonhoogte zal moduleren. LFO Osc 1 Pulse Width
Depth
LFO Osc 2 Pulse Width Depth
-63– +63 Diepte waarin de LFO de pulse width van de Osc 1 wavevorm zal moduleren.
-63– +63 Diepte waarin de LFO de pulse width van de Osc 2 wavevorm zal moduleren.
Gebied waarin de toonhoogte van de solo synth zal variëren
Waveform
SAW: Sawtooth wave SQR: Square wave
Door de pulse width cyclisch te veranderen, kunt u subtiele veranderingen in de toon creëren.
* De Pulse Width is geactiveerd wanneer “SQR” geselecteerd is met OSC 1/2 waveform.
Door deze knop aan te zetten kan een complex geluid met veel harmonie geproduceerd worden.
Dit is effectief, wanneer de OSC1 toonhoogte hoger is dan de OSC2 toonhoogte.
Type filter.
OFF: Er wordt geen filter gebruikt. LPF: Low Pass filter. Dit reduceert het volume van alle frequenties boven de cutoff frequentie (Cutoff
Freq) om af te ronden of het geluid minder helder te maken. BPF: Band Pass Filter. Dit laat alleen de frequenties in de regio van de cutoff frequentie (Cutoff Fre-
quency) staan en snijdt de rest eruit. HPF: High Pass Filter. Dit snijdt de frequenties in de regio onder de cutoff frequentie (Cutoff Frequen-
cy) eruit. PKG: Peaking Filter. Dit legt de nadruk op de frequenties in de regio van de cutoff frequentie (Cutoff
Frequency).
het geluid toegevoegd wordt.
Extreem hoge instellingen kunnen trillingen veroorzaken waardoor het geluid wordt vervormd.
* De pulse width is geactiveerd wanneer “SQR” geselecteerd is met Osc 1 waveform.
* De pulse width is geactiveerd wanneer “SQR” geselecteerd is met Osc 2 waveform.
Instellingen voor de Solo Synth worden opgeslagen als
systeeminstellingen.
81
Page 82
Het geluid in real time veranderen

Pad Trigger

U kunt de D Beam controller gebruiken om de Pads te regelen als een alternatief voor het slaan op de Pads zelf.
4. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het voorgaande
venster.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op D BEAM [PAD
TRIGGER].
Een venster, zoals de volgende verschijnt.
2. Druk op om de parameter te selecteren.
PAD trigger instellingen worden afzonderlijk opgeslagen voor
elke Performance als Part van de Performance instellingen. Dit
geeft u de mogelijkheid Performances te creëren die effectief
gebruik maken van controller instellingen.
3. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de
instelling te maken.
Parameter Waarde Uitleg
Pad Number 1–9 Pad nummer beïnvloed door de D Beam Pad Velocity 1–127 Kracht van het Pad geluid gespeeld door de D Beam controller Pad Control Mode MOMENTARY,
LATCH
Specificeert hoe de D Beam zich zal gedragen, wanneer het geblokkeerd wordt.
MOMENTARY: De parameter zal alleen aan staan, wanneer de D Beam geblokkeerd wordt, en zal uitgaan, wanneer u stopt deze te blokkeren.
LATCH: De parameter zal elke keer, wanneer u de D Beam blokkeert afwisselend aan/ uitgaan.
Als Patch modus geselecteerd is, wordt dit opgeslagen als Part
van de systeeminstellingen. Als u de instellingen op wilt slaan,
dient u op [F6 (WRITE)] te drukken.

Toewijsbaar

U kunt verschillende functies toewijzen aan de D Beam controller en
een grote hoeveelheid effecten op het geluid in real time toepassen.
4. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het voorgaande
venster.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op D BEAM
[ASSIGNABLE].
Een venster, zoals hieronder verschijnt.
fig.DBeamAsgn
2. Druk op om de parameter te selecteren.
3. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de
instelling te maken.
Parameter Waarde Uitleg
Type CC01–31, 33–
95, BEND UP, BEND DOWN, START/STOP, TAP TEMPO, ARP GRID, ARP DURA­TION, ARP MOTIF, ARP OCTAVE UP, ARP OCTAVE DOWN
Functie geregeld door de D Beam controller.
CC01-31, 33-95: Controller nummers 1-31, 33-95
BEND UP: Regelt de toonhoogte, zoals gespecificeerd door de “Pitch Bend Range Up” instelling (p.41).
BEND DOWN: Regelt de toonhoogte, zoals gespecificeerd door de “Pitch Bend Range ” instelling (p.41).
START/STOP: Start/stopt de sequencer.
TAP TEMPO: Tap tempo (een tempo gespecificeerd door de tussentijd waarin u uw hand over de D
Beam controller beweegt).
ARP GRID: Arpeggio spoor
ARP DURATION: Past de duur van iedere gearpeggieerde noot aan.
ARP MOTIF: Arpeggio Motif
ARP OCTAVE UP: Het gebied waarin de arpeggio te horen zal zijn, zal in stappen van één octaaf
omhoog gaan (maximaal 3 octaven).
ARP OCTAVE DOWN: Het gebied waarin de arpeggio te horen zal zijn, zal in stappen van één octaaf
omlaag gaan (maximaal 3 octaven).
De instellingen voor ASSIGNABLE (toewijsbaar) worden
afzonderlijk opgeslagen voor elke Performance als Part van de
Performance instellingen. Dit geeft u de mogelijkheid
Performances te creëren die effectief gebruik maken van
controller instellingen.
Als Patch modus geselecteerd is, wordt dit opgeslagen als Part
van de systeeminstellingen. Als u de instellingen op wilt slaan,
dient u op [F6 (WRITE)] te drukken.
82
Page 83
Het geluid in real time veranderen
Parameter Waarde Uitleg
Range Min 0–127 Specificeert de ondergrens van het bereik van de D Beam controller. Range Max 0–127 Specificeert de bovengrens van het bereik van de D Beam controller.
Door Range Max onder Range Min in te stellen, kunt u de volgorde van verandering omdraaien.

Realtime Controller

U kunt de REALTIME CONTROL knoppen en ASSIGNABLE SW
knoppen gebruiken om het geluid in real time te veranderen.
1. Ga naar het Patch Play venster.
2. U kunt de functie van de knoppen selecteren door op de
knop te drukken die zich rechts van de REALTIME CONTROL knoppen bevindt.
• Wanneer de FILTER/ENV indicator brandt
Door aan de knoppen te draaien kunt u Cutoff, Resonance,
Attack en Release besturen.
• Wanneer de ARP/RHY indicator aanstaat
Aan de knoppen draaien zal de arpeggio parameters Range en
Accent, en de ritme parameters Accent Rate en Tempo regelen.
• Wanneer de ASSIGNABLE indicator brandt
Aan de knoppen draaien zal de toegewezen parameters regelen.
U kunt vrij parameters toewijzen.

REALTIME CONTROL knop instellingen

1. Houd [SHIFT] ingedrukt en draai aan de REALTIME
CONTROL knoppen.
Een venster, zoals hieronder verschijnt.
fig.RealtimeKnob
* Als de indicatoren niet branden, kunt u geen parameters besturen door
aan de knoppen te draaien.
3. Terwijl u het keyboard bespeelt of op de Pads slaat om
geluid te produceren, bedient u de REALTIME CONTROL knoppen en ASSIGNABLE SW knoppen.
Het geluid zal overeenkomstig de functie die is toegewezen aan
elke knop, veranderen.
4. Als u de instellingen op wilt slaan, dient u op [F6 (WRITE)]
te drukken.
5. Druk op [Exit] om terug te keren naar het voorgaande
venster.
2. Druk op om de parameter te selecteren.
3. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de
instelling te maken.
Parameter Waarde Uitleg
Knob C1–4 Assign CC01–31, 33–95,
PITCH BEND, AFTERTOUCH, ARP STYLE, ARP GRID, ARP DURATION, ARP MOTIF, CHORD FORM, MASTER LEVEL
Functies die bestuurd zullen worden door de REALTIME CONTROL knoppen
CC01-31, 33-95: Controller nummers 1-31, 33-95 PITCH BEND: Pitch Bend AFTERTOUCH: Aftertouch ARP STYLE: Arpeggio Stijl ARP GRID: Arpeggio spoor ARP DURATION: Tijdsduur van elke gearpeggieerde noot aan ARP MOTIF: Arpeggio Motif CHORD FORM: Accoord vorm van de Chord Memory functie MASTER LEVEL: Het volume van de hele Fantom-Xa.
Realtime controller instellingen worden afzonderlijk
opgeslagen voor elke Performance als Part van de Performance
instellingen. Dit geeft u de mogelijkheid Performances te
creëren waarbij effectief gebruik gemaakt wordt van controller
instellingen.
83
Page 84
Het geluid in real time veranderen

ASSIGNABLE Switch instellingen

1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op één van de
ASSIGNABLE SW knoppen.
Een venster, zoals hieronder verschijnt.
fig.RealtimeSw
2. Druk op om de parameter te selecteren.
3. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de
instelling te maken.
4. Als u de instellingen op wilt slaan, dient u op [F6(WRITE)] te
drukken.
Parameter Waarde Uitleg
Switch 1/2 Assign TRANSPOSE DOWN,
TRANSPOSE UP, TAP TEMPO, MONO/POLY, PORTAMENTO, HOLD, MFX1–3, CHORUS SW, REVERB SW, MASTERING SW, LOOP, RHY START/STOP
Functies die bestuurd zullen worden door de [ ]/[ ] knoppen.
TRANSPOSE DOWN: Verlaagt het toon bereik in semitonale stappen (tot 5 halve tonen la­ger).
TRANSPOSE UP: Verhoogt het toon bereik in semitonale stappen (tot 6 halve tonen hoger).
TAP TEMPO: Tap Tempo (een tempo gespecificeerd door de tussentijd waarin u de knop indrukt).
MONO/POLY: ingedrukt om de verbinding te maken tussen het polyfonisch (POLY) en monofonisch (MONO) spelen van een Patch.
PORTAMENTO: Portamento aan/uit HOLD: Hold play aan/uit MFX1-3 SW: Multi-effect 1-3 schakelaar CHORUS SW: Chorus schakelaar REVERB SW: Reverb schakelaar MASTERING SW: Mastering schakelaar LOOP: Loop play aan/uit RHY START/STOP: Ritme patroon afspelen aan/uit
5. Druk op [EXIT] om terug te keren naar het voorgaande
venster.
Realtime controller instellingen worden onafhankelijk voor
iedere Performance opgeslagen als Part van de Performance
instellingen. Dit geeft u de mogelijkheid om Performances te
creëren waarbij effectief gebruik gemaakt wordt van controller
instellingen.
Als Patch modus geselecteerd is, zijn assignable switches
(toekenbare schakelaars) beschikbaar, wanneer het keyboard
Part geselecteerd is.
84
Page 85

Control Pedal

Het geluid in real time veranderen
U kunt het geluid veranderen door op een pedaal te drukken die
aangesloten is op de PEDAL HOLD jack of PDAL CONTROL jack
aan de achterkant van het paneel. Pedalen, zoals expressiepedalen
(EV-5; aPart verkrijgbaar), pedaalschakelaars (DP serie; aPart
verkrijgbaar) of voetschakelaars (BOSS FSU; aPart verkrijgbaar)
kunnen aangsloten worden op de Fantom-Xa.

Control Pedal instellingen

1. Druk op [MENU].
2. Gebruik of om “1.System” te selecteren en druk
dan op [ENTER].
Het System Menu venstertje verschijnt.
fig.SystemMenu
3. Druk op [F2(KBD/CTRL)] en dan op [F2 (PDL BND)].
Een venster, zoals hieronder verschijnt.
Parameter Waarde Uitleg
Control Pedal Assign
Control Pedal Polarity
Hold Pedal Polarity
Continuous Hold Pedal
CC01–31, 33–95, BEND UP, BEND DOWN, AFTERTOUCH, OCT UP, OCT DOWN, START/STOP, PUNCH IN/OUT, TAP TEMPO, PROG UP, PROG DOWN, FAVORITE UP, FAVORITE DOWN, ARP SW, RHY START/ STOP, CHORD SW, LOOP
STANDARD, REVERSE
OFF, ON Bepaalt of de HOLD PEDAL jack ondersteuning voor half-pedaling (ON) zal bieden of niet (OFF).
Functie van iedere pedaal die aangesloten is op de PEDAL CONTROL jacks.
CC01-31, 33-95: Controller nummers 1-31, 33-95 BEND UP: Regelt de toonhoogte, zoals gespecificeerd door de “Pitch Bend Range Up” instelling
(p.41). BEND DOWN: Regelt de toonhoogte, zoals gespecificeerd door de “Pitch Bend Range Down” instel-
ling (p.41).
AFTERTOUCH: Aftertouch OCT UP: Elke druk op de pedaal verhoogt het toon bereik in stappen van één octaaf (maximaal 3 oc-
taven hoger). OCT DOWN: Elke druk op de pedaal verlaagt het toon bereik in stappen van één octaaf (maximaal 3
octaven lager).
START/STOP: De sequencer start/stopt. PUNCH IN/OUT: Manuele punch-in/out opnamen zullen starten/stoppen. TAP TEMPO: Tap tempo (een tempo gespecificeerd door de interval waarin u op de pedaal drukt). PROG UP: Het volgende geluid nummer zal geselecteerd worden. PROG DOWN: Het vorige geluid nummer zal geselecteerd worden. FAVORITE UP: De favoriete Patch/Performance van het volgende nummer of de volgende bank zal
geselecteerd worden. FAVORITE DOWN: De favoriete Patch/Performance van het vorige nummer of de vorige bank zal
geselecteerd worden.
ARP SW: Schakelt de Arpeggio/Ritme functie aan/uit. RHY START/STOP: Schakelt ritme patroon afspelen aan/uit. CHORD SW: Schakelt de accoord functie aan/uit. LOOP: Loop play aan/uit
Polariteitvan de pedaal.
Bij sommige pedalen is de elektrische signaal output van de pedaal, wanneer deze wordt ingedrukt of losgelaten, het tegenovergestelde van andere pedalen. Als uw pedaal een effect heeft die tegengest­eld is aan uw verwachting, kunt u deze parameter op “REVERSE” zetten. Als u een Roland pedaal gebruikt (die geen polariteitsschakelaar heeft), dient u deze parameter op “STANDARD” in te stellen.
Wanneer dit ingesteld is om het gebruik van half-pedaling technieken te ondersteunen, kunt u een expressiepedaal naar keuze (DP-8 etc.) aansluiten en pedaal werk gebruiken om nog fijnere besturing te bereiken in Performances waarin pianotonen gebruikt worden.
1. Ga naar het Patch Play venster (p.29).
2. Terwijl u het keyboard bespeelt om geluid te produceren,
dient u een pedaal te bedienen.
Het geluid zal veranderen afhankelijk van de functie die
toegewezen is aan de control pedal.
fig.SystemPedal
4. Druk op om de parameter te selecteren.
5. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC]/[DEC] om de
instelling te maken.
6. Als u uw instellingen wilt bewaren, dient u op [F6(WRITE)]
te drukken.
7. Druk op [Exit] om terug te keren naar het Patch Play
venster.
85
Page 86

Arpeggio’s spelen

Over arpeggio

De Arpeggio functie van de Fantom-Xa zorgt ervoor, dat u
automatisch arpeggio’s kunt produceren. Houd simpelweg een paar
toetsen ingedrukt en de corresponderende arpeggio wordt
automatisch gespeeld.
Behalve het spelen van de door de fabriek ingestelde Arpeggio
Stijlen, die bepalen hoe de arpeggio gespeeld wordt, kunt u ook
onbelemmerd Stijlen herschrijven en uw eigen originele arpeggio’s
uitvoeren. Een Arpeggio Stijl is geen deel van een Performance, maar
eerder onafhankelijke data; u kunt tot 128 Arpeggio Stijlen opslaan.
Om die reden kunt u één enkele Arpeggio Stijl in verschillende
Patches en Performances gebruiken. Arpeggio instellingen kunnen
afzonderlijk bewaard worden voor iedere Performance. Ze kunnen
echter niet opgeslagen worden als onderdeel van een Patch. U kunt
ook in ensemble uitvoeren en gebruik maken van deze arpeggio’s en
ritme patronen (p.94).
*U kunt de arpeggio niet vanaf de Pads spelen.

Arpeggio’s spelen

Arpeggio aan/uitzetten

Het tempo bepalen voor Arpeggio Performances

Dit stelt het arpeggio tempo in. U kunt de arpeggio tempo
instellingen afzonderlijk opslaan in elke Patch, Ritme set of
Performance.
1. Druk op [TEMPO].
De tempo waarde van dat moment verschijnt in de display.
fig.Tempo
2. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de tempo
waarde (5-300) in te stellen of stel de waarde in door een paar keer in hetzelfde ritme te tappen [(F4(TAP)] (Tap Tempo).
* Als u op [F5 (CLICK)] drukt om het rood te laten worden, zal de klik
te horen zijn.
3. Wanneer u de instelling heeft gemaakt, dient u op
[F6(CLOSE)] te drukken.
1. Druk op [ARPEGGIO] om het aan te zetten.
Het knopje zal oplichten.
2. Speel een akkoord op het keyboard.
De Fantom-Xa zal een arpeggio spelen, afhankelijk van de noten
die het akkoord vormen dat u zojuist heeft gespeeld.
3. Om te stoppen met het spelen van arpeggio’s, dient u weer
op [ARPEGGIO] te drukken om het uit te zetten.
Bij arpeggio instellingen is de Stijl (Arpeggio Stijl) (p.87) erg
belangrijk. Het afspeelpatroon van de arpeggio wordt
voornamelijk d.m.v. deze selectie bepaald.
Gebruiken in combinatie met de Chord Memory functie
Wanneer u met de Arpeggio speelt, kunt u deze ook samen met
de Chord Memory functie (p.92) gebruiken. Nadat u eerst
complexe Chord Forms in het geheugen heeft opgeslagen, kunt
u ze weer oproepen, wanneer de Arpeggio functie aanstaat en
kunt u met gemak complexe arpeggio geluiden spelen door
slechts één enkele toets in te drukken.
Een controller gebruiken om het afspeeltempo aan te passen
Omdat tempo control toegekend is aan één van de realtime
control knoppen van de Fantom-Xa, is het gemakkelijk om het
tempo aan te passen, terwijl u arpeggio’s speelt.
fig.ArpKnob1
Te mp o
1. Druk op de REALTIME CONTROL knop, zodat de ARP/
RHY indicator brandt.
2. Speel een arpeggio en draai aan de realtime control
knop.
86
Page 87
Arpeggio’s spelen

Een Arpeggio vasthouden

Door de volgende methode te gebruiken, kunt u arpeggio’s
produceren, zelfs zonder te blijven drukken op het keyboard.
1. Druk op [ARPEGGIO] om de arpeggio aan te zetten.
2. Druk op [HOLD].
De indicator zal gaan branden.
3. Speel een akkoord op het keyboard.
4. Als u een andere akkoord of noten speelt, terwijl de
arpeggio wordt vastgehouden, zal de arpeggio mee veranderen.
5. Om Arpeggio Hold op te heffen, dient u weer op [HOLD] te
drukken.
Wanneer u een hold pedaal gebruikt
Als u een arpeggio speelt, terwijl u de hold pedaal indrukt zal de
arpeggio, zelfs, wanneer u het akkoord los heeft gelaten, door blijven
spelen.
1. Sluit een pedaalschakelaar naar keuze aan (DP serie etc.)
op de HOLD PEDAL jack.
2. Druk op [ARPEGGIO] om arpeggio aan te zetten.

Arpeggio instellingen

1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [ARPEGGIO].
Het ARPEGGIO venster verschijnt.
fig.Arpeggio
2. Druk op om de parameter te selecteren.
3. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] of [DEC] om de
instelling te maken.
4. Wanneer u de instelling heeft gemaakt, kunt u op [EXIT]
drukken.
Over Arpeggio Stijlen
Een Arpeggio Stijl is een serie data voor basale arpeggio
patronen en akkoord stijlen, opgenomen in de vorm van een
spoor bestaande uit een maximum van 32 stappen x 16
toonhoogtes.
fig.ArpStyle
Note 16
HOOG
3. Speel een akkoord, terwijl u op de hold pedaal drukt.
4. Als u een ander akkoord of noten speelt, terwijl de arpeggio
wordt vastgehouden, zal de arpeggio mee veranderen.

Arpeggio’s naast de sequencer spelen

Wanneer u arpeggio’s gebruikt, terwijl de sequencer speelt of,
wanneer u arpeggio’s op wilt nemen in de sequencer in real time,
kunt u de arpeggio synchroniseren met de start/stop timing van de
sequencer.
Bekijk Arp/Rhthm Sync Switch (p.200) voor details.
Note 06 Note 05
Note 04 Note 03 Note 02 Note 01
1
4 5
23
Elk spoor bevat één van de volgende soorten data.
ON: Note On (met Velocity data)
TIE: Tie (vasthouden van de voorgaande noot)
REST: Rest (er wordt geen geluid gespeeld)
De ingedrukte toetsen, samen met dit muziekdeel, worden als
de ‘laagste klank toetsen’ gezien. Zodoende kunt u één enkele
Arpeggio Stijl op hetzelfde moment gebruiken in verschillende
Patches en Performances. Een Arpeggio Stijl is geen deel van
een Patch of Performance, het is eerder onafhankelijke data. U
kunt maximaal 64 Arpeggio Stijlen opslaan.
8
6
9
7
STAP
10
....
11
32
87
Page 88
Arpeggio’s spelen
Parameter Value Explanation
(Arpeggio Style) U001–128 (User),
P001–128 (Preset)
Grid 1/4, 1/8, 1/8L,
1/8H, 1/12, 1/16, 1/16L, 1/16H, 1/24
Duration 30–120%, Full Dit bepaalt of de geluiden staccato gespeeld worden (kort of afgesneden) of tenuto (helemaal uitge-
Motif (See p. 89.) Bekijk Stijgende/dalende variaties selecteren (Arp Motif) (p.89) Velocity REAL, 1–127 Specificeert de kracht van de noten die u speelt.
OctRange -3– +3 Dit voegt een effect toe, waarbij arpeggio’s één stap per keer in octaaf eenheden (octaaf bereik) worden
Accent 0–100 Wanneer u arpeggio’s speelt, zal de aanslaggevoeligheid van iedere gearpeggieerde noot bepaald
Part (Displayed in Performance mode)
Part1–16 Hier laten we u zien hoe u de Part kunt specificeren die de arpeggio in Performance modus zal gaan
Dit selecteert de basale Performance stijl van de arpeggio.
De arpeggio stijlen worden opgeslagen in Preset geheugen en gebruikersgeheugen.
Dit stelt de eigenlijke noten verdeling en resolutie in één “enkel spoor”, gebruikt bij het creëren van de arpeggio in een Arpeggio Stijl en stelt in hoeveel “shuffle” syncopatie erop (grid type) toegepast moet worden (geen/zwak/sterk).
1/4: Kwart noot (één spoor sectie = één beat) 1/8: Achtste noot (twee spoor secties = één beat) 1/8L: Achtste noot shuffle Light (twee spoor secties = één beat, met een light shuffle) 1/8H: Achtste noot shuffle Heavy (twee spoor secties = één beat, met een heavy shuffle) 1/12: Achtste noot trio (drie spoor secties = één beat) 1/16: Zestiende noot (vier spoor secties = één beat) 1/16L: Zestiende noot shuffle Light (vier spoor secties = één beat, met een light shuffle) 1/16H: Zestiende noot shuffle Heavy (vier spoor secties = één beat, met een heavy shuffle) 1/24: Zestiende noot trio (zes spoor secties = één beat)
* Spoor instellingen worden gedeeld met het ritme patroon.
trokken).
30-120: Wanneer bijvoorbeeld ingesteld op “30”, dan is de lengte van de noot in een spoor (of, wan­neer een serie sporen aaneen verbonden is ) 30% van de volledige lengte van de notenset in het spoor type.
Full: Zelfs als het gekoppelde spoor niet aaneen verbonden is, blijft dezelfde noot aanhouden tot het punt waarop het volgende nieuwe geluid gespecifieerd wordt.
* Duur instellingen worden gedeeld met het ritme patroon.
REAL: Als u wilt dat de aanslaggevoeligheid waarde van iedere noot afhangt van de kracht waarmee u het keyboard bepeelt, dient u deze parameter op REAL in te stellen.
1-27: Als u wilt dat iedere noot een vaste aanslaggevoeligheid heeft ongeacht de hoeveelheid kracht waarmee u het keyboard bespeelt, dient u deze parameter in te stellen op de gewenste waarde.
verplaatst.
U kunt het omschakel bereik naar boven of naar beneden instellen (maximaal drie octaven omhoog of omlaag).
*U kunt ook een REALTIME CONTROL knop gebruiken om dit te regelen.
worden door de aanslaggevoeligheid van de noten die geprogrammeerd zijn in de arpeggio stijl. U kunt de hoeveelheid (“spreiden”) van deze dynamische variatie aanpassen.
Met een instelling van “100”, hebben de gearpeggieerde noten de velocities die geprogrammeerd zijn door de arpeggio stijl. Met een instelling van “0” zullen alle gearpeggieerde noten op een vaste aanslag klinken.
*U kunt ook een REALTIME CONTROL knop gebruiken om dit te regelen.
gebruiken. U kunt slechts één Part specificeren voor het spelen van arpeggio’s.
Als een ritme set toegewezen is aan een Part in Performance modus, kunt u samen met de arpeggio’s een ritme patroon spelen.
* De part die u hier selecteert, functioneert voor zowel de arpeggio als de chord menory functies.
88
Page 89

Stijgende/dalende variaties selecteren (Arp Motif)

Dit selecteert de methode die gebruikt wordt om geluiden te spelen (motif), wanneer u een groter aantal noten heeft dan geprogram­meerd is voor de Arpeggio Stijl.
* Wanneer het aantal toetsen dat gespeeld wordt minder is dan het
aantal noten in de Style, wordt bij gebrek de hoogste toon van de
ingedrukte toetsen gespeeld.
Arpeggio’s spelen
<Voorbeeld>
Actie van een Stijl beginnend bij de laagste noot, “1-2-3-2”, wanneer
de toetsen “C-D-E-F-G” gespeeld worden
• Wanneer “UP (L)” geselecteerd is als het motief:
C-D-E-D C-E-F-E C-F-G-F ( herhaald)
• Wanneer “UP ( _ )” geselecteerd is als het motief:
C-D-E-D D-E-F-E E-F-G-F ( herhaald)
• Wanneer “UP&DOWN ( L&H)” geselecteerd zijn als het motief:
C-D-G-D C-E-G-E C-F-G-F C-E-G-E ( herhaald)
Waarde: Up (L): Alleen de laagste van de ingedrukte toetsen klinkt
telkens, en de noten spelen in volgorde van de
laagste van de ingedrukte toetsen.
Up (L&H): Noten van zowel de laagste als de hoogst ingedrukte
toetsen klinken iedere keer en de noten spelen in
volgorde van de laagste van de ingedrukte toetsen.
Up ( _ ): De noten spelen in volgorde van de laagste van de
ingedrukte toetsen. Geen enkele noot zal iedere keer
gespeeld worden.
Down (L): Alleen de laagste van de ingedrukte toetsen klinkt
iedere keer en de noten spelen in volgorde van de
hoogste van de ingedrukte toetsen.
Down (L&H): Noten van zowel de laagste als de hoogst ingedrukte
toetsen klinken iedere keer en de noten spelen in
volgorde van de hoogste van de ingedrukte toetsen.
Down ( _ ): De noten spelen in volgorde van de hoogste van de
ingedrukte toetsen. Geen enkele noot zal iedere keer
gespeeld worden.
U/D (L): Noten zullen klinken van de laagste naar de hoogste
toets en dan weer terug naar de laagste toets die u
indrukt, waarbij alleen de laagste toets iedere keer
klinkt.
U/D (L& H): Noten van zowel de laagste als de hoogst ingedrukte
toetsen klinken iedere keer en de noten spelen in
volgorde van de laagste van de ingedrukte toetsen
en dan weer terug in de tegenovergestelde richting.
U/D ( _ ): De noten spelen in volgorde van de laagste van de
ingedrukte toetsen en dan weer terug in de
tegenovergestelde richting. Geen enkele noot zal
iedere keer gespeeld worden.
Rand (L): Noten zullen willekeurig klinken voor de toetsen die
u indrukt, waarbij alleen de laagste toets iedere keer
klinkt.
Rand ( _ ): Alleen de laagste van de ingedrukte toetsen klinkt
iedere keer en de noten die u indrukt zullen
willekeurig klinken. Geen enkele noot zal iedere
keer gespeeld worden.
Phrase: Door slechts één toets in te drukken, zal een frase
gebaseerd op de toonhoogte van die toets, gespeeld
worden. Als u meer dan één toets indrukt, zal de
toets die u als laatste heeft ingedrukt, gebruikt
worden.

De Realtime Control knoppen gebruiken om de Arpeggio instellingen te bewerken

U kunt de realtime control knoppen gebruiken om de arpeggio
instellingen te veranderen door de parameters in realtime te
bewerken.
1. Speel arpeggio’s
2. Druk op de REALTIME CONTROL knop, zodat de ARP/RHY”
knop gaat branden.
fig.ArpKnob2
Octave Range
Accent Rate
3. Draai aan de REALTIME CONTROL knoppen.
Terwijl arpeggio’s spelen, kunt u de knoppen gebruiken om de
volgende parameters te besturen.
OctRange (p.88)
Accent (p.88)
Tempo (p. 86)
Te mp o
89
Page 90
Arpeggio’s spelen

Een arpeggio stijl creëren (Arpeggio Style Edit)

Buiten gebruik maken van de ingebouwde arpeggio stijlen, bent u
vrij om uw eigen stijlen te creëren. Nadat u een originele arpeggio
stijl heeft gemaakt, kunt u deze in het interne gebruikersgeheugen
opslaan.
In ruime zin zijn er twee manieren om een arpeggio stijl te creëren.

Step-recording

In deze methode kunt u het keyboard en Pads gebruiken om uw
arpeggio stapsgewijs op te nemen. Telkens, wanneer u een noot
invoert, zult u voortgaan naar de volgende stap. Deze methode is
handig, wanneer u een arpeggio vanuit het niets wilt creëren
gebruikmakend van een Stijl die geen data bevat.
Als u “vanuit het niets” wilt creëren, dient u de stijl te
initialiseren. In het ARPEGGIO STYLE EDIT venster dient u
[SHIFT] ingedrukt te houden en op [F4(INIT)] te drukken. Een
bericht zal u vragen of u wilt initialiseren ; druk op [F6(EXEC)]
om de initialisatie uit te voeren.
9. Druk op [F6 (STP REC)] om een vinkje toe te voegen ().
Nu bent u er klaar voor om stapsgewijs op te nemen. Bespeel
het keyboard of Pads om noten in te voeren.
• Om naar de gewenste locatie te gaan, dient u op [CURSOR] te
drukken.
• Speel op het keyboard op Pads om noten in te voeren.
• Om een tie in te voeren, dient u op [F2 (TIE)] te drukken.
• Om een rest in te voeren, dient u op [F3 (REST)] te drukken.
• Om de noot te wissen, dient u [SHIFT] ingedrukt te houden en
op [F6 (CLR NOTE)] te drukken.
• Om alle noten bij de actuele stap te wissen, dient u [SHIFT]
ingedrukt te houden en op [F5( CLR STEP)] te drukken.
•U kunt op [F4 (PREVU)] drukken om de stijl die u ingevoerd
heeft, proef te spelen.
Er kan een maximum van 16 noot nummers (toonhoogtes)
gebruikt worden in één enkele stijl.
10. Wanneer u klaar bent, dient u op [F5 (EXIT)] te drukken.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [ARPEGGIO].
2. Druk op [F5 (EDIT)].
Het ARPEGGIO STYLE DIT venster verschijnt.
fig.ArpStyleEdit
3. Druk op [F1(SETUP)].
Het Arpeggio Setup venstertje verschijnt.
fig.ArpSetup
4. Druk op om de cursor te verplaatsen naar “End Step.”
5. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om het aantal
stappen voor de arpeggio stijl te specificeren.
6. Druk op om de cursor naar “Input Velocity” te
verplaatsen.
7. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de
verlocity instelling voor de data die u in gaat voeren, te speificeren.
De data zal altijd met de gespecificeerde aanslaggevoeligheid
ingevoerd worden.
8. Druk op [F6 (CLOSE)] om het Arpeggio Setup venstertje te
sluiten.
90
Page 91
Arpeggio’s spelen

De VALUE draaischijf of [INC] [DEC] gebruiken om waarden in te voeren

In deze methode zult u de cursor gebruiken om de step of
toonhoogte die u in wilt voeren, te specificeren en de draaischijf of
[INC][DEC] gebruiken om waarden in te voeren. Deze methode is
handig, wanneer u eerder ingevoerde data wilt bewerken of
veranderen.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [ARPEGGIO].
2. Druk op [F5 (EDIT)].
Het ARPEGGIO STYLE EDIT venster zal verschijnen.
fig.ArpStyleEdit
3. Druk op [F1 (SETUP)].
Het Arpeggio Setup venstertje verschijnt.
fig.ArpSetup
Een maximum van zestien noot nummers (toonhoogtes) kan in
één enkele stijl gebruikt worden.
9. Wanneer u klaar bent, dient u op [F5 (EXIT)] te drukken.

De stijlen die u heeft gecreëerd opslaan (Write)

De Stijlen die u creëert zijn tijdelijk; ze worden gewist zodra u het
apparaat uitzet of een andere Stijl selecteert. U kunt maximaal 128
arpeggio stijlen opslaan in het gebruikersgeheugen.
Arpeggio stijl instellingen worden opgeslagen als
onafhankelijke data, niet als gedeelte van de data voor
iedere Patch. Bij de instellingen in Patch modus, is het niet
mogelijk om arpeggio parameters op te slaan (zoals Arpeggio
Style, Grid, Motif, Duration).
Het kan naar individueel opgeslagen worden in
Performance modus. Als u uw instellingen wilt bewaren,
dient u op [WRITE] te drukken en de Performance op te slaan.
1. Bevestig dat de Stijl van dat moment de stijl is die u wilt
bewaren.
4. Druk op om de cursor naar “End Step” te verplaatsen.
5. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om het aantal
stappen voor de arpeggio stijl te specificeren.
6. Druk op [F6 (CLOSE)] om het Arpeggio Setup venstertje te
sluiten.
7. Druk op [CURSOR] om de stap of pitch die u in wilt voeren,
te specificeren.
* Wanneer u deze manier van invoeren gebruikt, kunt u het keyboard
gebruiken om de pitch van de noot te specificeren. (Anders dan bij
step-recording, wordt hier geen noot ingevoerd als u een toets op het
keyboard indrukt).
8. Voer de velocity waarde in, door gebruik te maken van de
VALUE draaischijf of [INC][DEC]. U kunt een tie invoeren door de VALUE draaischijf helemaal naar rechts te draaien of [INC] te gebruiken om de waarde te laten stijgen).
•U kunt ook een tie invoeren, door op [F2(TIE)] te drukken.
• Om een rest in te voeren, dient u op [F3(REST)] te drukken.
•U kunt op [F4 (PREVU)] drukken om de stijl die u ingevoerd
heeft, proef te spelen.
* Wanneer u deze methode van invoeren gebruikt, kunt u de Pads
gebruiken om de aanslaggevoeligheid te specificeren en uw input af te
maken; nadat u de stap en pitch die ingevoerd moeten worden heeft
gespecificeerd, dient u op een Pad te slaan om het in te voeren. (Pads
met een hoger nummer produceren hogere aanslaggevoeligheid
waarden; door op Pad 1 te slaan wordt bijvoorbeeld een
aanslaggevoeligheid waarde van 15 gespecificeerd, terwijl op Pad 9
slaan een aanslaggevoeligheid waarde van 127 geeft.)
2. Druk op [F6 (WRITE)].
Het ARPEGGIO STYLE NAME venster verschijnt.
fig.ArpStyleName
3. Wijs een naam toe aan de Stijl (Style).
Voor details over het toewijzen van namen, zie p.28.
4. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam, dient u
op [F6 (WRITE)] te drukken.
Een venster waarin u de bestemming voor het wegschrijven van
de Stijl kunt selecteren, zal verschijnen.
fig.ArpWrite
5. Gebruik de VALUE draaischijf, [INC] [DEC] of om
de wegschrijfbestemming te selecteren.
6. Druk op [F6 (WRITE)].
Een bericht zal u om bevestiging vragen.
7. Om de Stijl op te slaan, dient u op [F6 (EXEC)] te drukken.
* Druk op [F5 (CANCEL)] om te annuleren.
Zet de Fantom-Xa nooit uit, terwijl u data aan het opslaan bent.
91
Page 92

De Chord Memory functie gebruiken

Over de Chord Memory functie

Chord Memory is een functie, waarbij u akkoorden kunt spelen, die
op voorgeprogrammeerde Chord Forms gebaseerd zijn, door op
één enkele toets op het keyboard te drukken. De Fantom-Xa kan 64
preset akkoordvormen en 64 user akkoord vormen opslaan. Als u
wilt kunt u elk van de 64 user (door de fabriek ingestelde) akkoord
vormen overschrijven.
De chord memory functie opereert in de arpeggio Part in
Performance modus. Als een ritme set voor die Part geselecteerd is,
kunt u dit ook gebruiken om ritmes te spelen.
*U kunt de chord memory functie niet samen met de Pads gebruiken.
Wanneer u de Chord Memory functie gebruikt met een toon
waarvoor de Mono/Poly parameters (p.41) op Mono staan, zal
slechts één geluid in het akkoord gespeeld worden.
Gebruiken in combinatie met de Arpeggio functie
Wanneer u met de Akkoord vorm functie speelt, kunt u deze
ook samen met de Arpeggio functie (p.128) gebruiken. Nadat u
eerst complexe Akkoord vormen in het geheugen heeft
opgeslagen, kunt u ze weer oproepen, wanneer de Arpeggio
functie aanstaat en kunt u met gemak complexe arpeggio
geluiden spelen door slechts één enkele toets in te drukken.

Akkoord vormen selecteren

Het veranderen van de akkoord vorm zal de noten in het akkoord
veranderen.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Het CHORD MEMORY venster verschijnt.
fig.ChordMemory
2. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC]/[DEC] om een
Akkoord vorm nummer te selecteren.
U01-64: User (gebruiker)
P01-64: Preset
De noten van het akkoord zullen weergegeven worden.
3. Wanneer u klaar bent met het selecteren van een Akkoord
vorm, kunt u op [EXIT] drukken.

Een akkoord in de volgorde van zijn noten laten klinken (Rolled Chord)

Dit heeft tot gevolg dat de noten van een akkoord achtereenvolgens
klinken, i.p.v. gelijktijdig. Omdat de snelheid van afspelen zal
veranderen, afhankelijk van de kracht waarmee u het keyboard
bespeelt, kunt u variatie aanbrengen in uw speeldynamiek teneinde
gitaarspel op een realistische manier na te bootsen.

Uitvoeren met de Chord Memory functie

De Chord Memory functie aan/ uitzetten

1. Druk op [CHORD MEMORY] om het aan te zetten.
De knop zal oplichten.
2. Bespeel het keyboard.
Een akkoord, afhankelijk van de op dat moment geselecteerde
akkoord vorm, zal klinken.
Wanneer u op de C4 toets drukt (Midden C), zal het akkoord
gespeeld worden, dat de exacte akkoord structuur opgenomen
in de Akkoord vorm, gebruikt. Dit wordt naar de C4 toets
verwezen. Parallelle akkoorden worden gespeeld door op
andere toetsen te drukken.
3. Om te stoppen met het spelen van akkoorden, dient u weer
op [CHORD MEMORY] te drukken om het uit te zetten.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Het CHORD MEMORY venster zal verschijnen.
2. Druk op [F1(ROLL)] om een vinkje toe te voegen.
Met deze instelling zullen de noten van het akkoord achter
elkaar te horen zijn, wanneer u het keyboard bespeelt.
De volgorde waarin de noten klinken veranderen
U kunt de volgorde, waarin de noten van een akkoord klinken,
veranderen.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Het CHORD MEMORY venster verschijnt.
2. Druk op om de cursor naar “Rolled Chord Type” te
verplaatsen.
3. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC]/[DEC] om een
waarde te veranderen.
UP: Noten zullen in de volgorde van onder naar
boven klinken.
DOWN: Noten zullen in de volgorde van boven naar
onder klinken.
92
Page 93
ALTERNATE: De volgorde, waarin de noten klinken, zal
iedere keer veranderen als u het keyboard
gebruikt.
De Chord Memory functie gebruiken

De akkoord vormen die u gecreëerd heeft opslaan

Uw eigen akkoord vormen creëren

U kunt niet alleen de geprepareerde interne Akkoord
vormengebruiken, die de constituerende noten van akkoorden,
gespeeld met gebruikmaking van de Chord Memory functie
bepalen, u kunt ze ook vrijelijk creëren en overschrijven.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Het CHORD MEMORY venster verschijnt.
2. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om een
akkoord vorm te selecteren.
3. Druk op [F5 (EDIT)].
Een venster, zoals de volgende verschijnt.
fig.ChordEdit
4. Gebruik het keyboard om het akkoord, dat u wilt spelen, in
te voeren.
Wanneer u op een toets drukt, zal de noot in het venster
toegevoegd worden .
• Als u per ongeluk een noot invoert, dient u op [F3 (DELETE)] te
drukken. U kunt ook een noot, die u heeft ingevoerd,
verwijderen door op dezelfde toets te drukken.
•U kunt op [F2 ALL DEL)] drukken, als u alle noten wilt wissen.
•U kunt op [F4 (PREVIEW)] drukken om het akkoord, dat u aan
het invoeren bent, te horen.
De Akkoord vormen, die u creëert, zijn tijdelijk. Ze wordt gewist
zodra u het apparaat uitzet of een andere Akkoord vorm selecteert.
Als u een Akkoord vorm, die u gecreëerd heeft, wilt bewaren, dient
u het op te slaan in het gebruikersgeheugen van de Fantom-Xa.
Een akkoord is geen deel van een Patch of performance,
maar onafhankelijke data. Om die reden kunt u één enkel
akkoord vorm in verschillende Patches en Performances
gebruiken. In Performance modus kunt u deze instellingen
afzonderlijk opslaan voor iedere performance. Deze
instellingen kunnen niet opgeslagen worden in een Patch. Als u
uw instellingen wilt bewaren, dient u op [WRITE] te drukken
en de Performance op te slaan.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Bevestig dat de huidige akkoord Akkoord vorm degene is, die u wilt opslaan in het CHORD MEMORY venster.
2. Druk op [F6 (WRITE)].
Het CHORD NAME venster verschijnt.
fig.ChordName
3. Wijs een naam aan de Akkoord vorm toe.
Voor details over het toewijzen van namen, dient u p.28 te
bekijken.
5. Wanneer u klaar bent, dient u op [F5 (EXIT)] te drukken.
4. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam, dient u
op [F6 (WRITE)] te drukken.
Een venster dat u de mogelijkheid geeft om de write
bestemming Akkoord vorm te selecteren, zal verschijnen.
fig.ChordWrite
5. Gebruik de VALUE draaischijf, [INC] [DEC] of om
de wegschrijfbestemming te selecteren.
6. Druk op [F6 (WRITE)].
Een bericht zal u om bevestiging vragen.
7. Om de Akkoord vorm op te slaan, dient u op [F6 (EXEC)] te
drukken.
* Druk op [F5 (CANCEL)] om te annuleren.
Zet nooit de Fantom-Xa uit, terwijl data opgeslagen wordt.
93
Page 94

Ritmes spelen

Over ritme patronen

De Fantom-Xa bevat 256 preset ritme patronen. U kunt een variatie
aan ritme patronen spelen door simpelweg op de Pads te drukken.
Buiten het gebruik van deze ingebouwde ritme patronen, kunt u ook
uw eigen ritme patronen creëren.
De 256 ritme patronen worden als onafhankelijke data gehandhaafd.
Ze maken geen deel uit van de data van een Performance. Dit
betekent, dat elke ritme patroon door verscheidene ritme sets of
Performances gedeeld kan worden. In Performance modus kan een
nummer waarmee een ritme patroon opgeroepen kan worden,
opgeslagen worden als één van de parameters van de Performance.
Dit getal of nummer kan niet opgeslagen worden in Patch modus.
Ritme patronen en Ritme groepen
In de Fantom-Xa wordt een set ritme patroon nummers,
percussie-instrument geluiden en een ritme set aan de negen
Pads, opgeslagen als een Ritme Groep, toegewezen.

Ritme groepen gebruiken

Ritme spelen

Ritme aan/uitzetten

1. Druk op [RHYTHM] om het aan te zetten.
De knop zal oplichten.
2. Speel een Pad (1–9).
Afhankelijk van de Pad, die u ingedrukt heeft, zal het
toegewezen ritme patroon beginnen te spelen.
• Een patroon zal beginnen met spelen, wanneer u op één van de
Pads 1-9 drukt, die niet verlicht zijn.
• Een ritme toon zal klinken, wanneer u op een Pad drukt, die
knippert.
Het patroon of ritme toon, dat te horen is via elke Pad kan in
Rhythm Group Edit (p.99) gespecificeerd worden.
*U kunt het afspelen stoppen door op een knipperende Pad te drukken.
3. Om ritme patroon afspelen te stoppen, dient u nog een keer
op [RHYTHM] te drukken, zodat de indicator uitgaat.
Een “groep” bestaat uit instellingen voor elk van de negen Pads,
waarmee het patroon gespecificeerd wordt, dat elke Pad zal spelen.
De ritme set, die gebruikt wordt door die groep, wordt ook
opgeslagen als onderdeel van de instellingen.
*U bent vrij om te veranderen op welke manier ritme patroon nummers
en ritme geluiden zijn toegewezen.
Ritme groep gegevens maken geen deel uit van een ritme set of
Performance. De 32 ritme groepen worden als onafhankelijke
data gehandhaafd. Dit betekent dat iedere ritme groep door
verschillende Patches of Performances gedeeld kan worden.
Behalve gebruik maken van de ingebouwde ritme groepen,
kunt u ook uw eigen ritme groepen creëren.
Ritme groep instellingen kunnen onafhankelijk voor iedere
Performance opgeslagen worden. Ze kunnen echter niet als deel
van een Patch opgeslagen worden.
94
Page 95
Ritmes spelen

Het tempo voor Ritme patroon performances bepalen

Dit stelt het Rhythm Pattern tempo in.
1. Druk op [TEMPO].
De actuele tempo waarde verschijnt in de display.
fig.Tempo
2. Gebruik de VALUE draaischijf of druk op [INC] [DEC] om de
tempo waarde in te stellen (5-300) of stel de waarde in door [F4(TAP)] een aantal keren in hetzelfde ritme te tikken (Tap Tempo).
* Als u op [F5(CLICK)] drukt om een vinkje (
klik te horen zijn.
3. Wanneer u de instelling heeft gemaakt, dient u op [F6
(CLOSE)] te drukken.
Een controller gebruiken om het afspeeltempo aan te passen
Aangezien tempo control aan één van de realtime control
knoppen van de Fantom-Xa toegewezen is, is het gemakkelijk
om het tempo, waarin het ritme patroon af zal spelen, aan te
passen.
fig.ArpKnob1
) toe te voegen, zal de

Selecteer de Ritme Groep

1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [RHYTHM].
2. Druk op [F1(RHY GRP)].
Het RHYTHM GROUP venster verschijnt.
fig.RhyGrp
* Wanneer u de Ritme groep selecteert, is de meest geschikte ritme set
toegewezen aan de Pad part. (In dit venster wordt dit aangegeven door “RECOMMENDED RHY (Recommended Rhythm set).”)
3. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om een Ritme
groep te selecteren.
Dit selecteert de basic Performance Stijl van de Ritme groep.
U01-32: User
P01-32: Preset
4. Wanneer u de instelling heeft gemaakt, kunt u op [EXIT]
drukken.
Te mp o
1. Druk op de REALTIME CONTROL knop, zodat de ARP/
RHY indicator gaat branden.
2. Speel een Ritme Patroon en draai aan de realtime
control knop.
95
Page 96
Ritmes spelen

Ritme patroon instellingen

1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [RHYTHM].
2. Druk op [F2 (RHYTHM)].
Het RHYTHM PATTERN venster verschijnt.
fig.RhyPtn
3. Druk op om de parameter te selecteren.
4. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] of [DEC] om de instelling te maken.
*U kunt het ritme patroon proef laten spelen door op [F4 (PREVU)] te drukken om een vinkje toe te voegen (
5. Wanneer u de instelling heeft gemaakt, dient u op [EXIT] te drukken.
Parameter Waarde Uitleg
(Rhythm Pattern) U001–256 (User),
P001–256 (Preset)
Grid 1/4, 1/8, 1/8L,
1/8H, 1/12, 1/16, 1/16L, 1/16H, 1/24
Duration 30–120%, Full Dit bepaalt of de geluiden staccato (kort en geknipt) of tenuto (helemaal uitgerekt) worden gespeeld.
Velocity REAL, 1–127 Specificeert hoe luid het het ritme patroon wordt gespeeld.
Accent 0–100 Wanneer u ritme patronen speelt, zal de velocity van iedere noot bepaald worden door de velocity van
Dit selecteert de basis Performance Stijl van het ritme.
Dit stelt de Particular note division en resolutie op één “enkel spoor”, gebruikt bij het creëren van het patroon in een Rhythm Pattern in, alsook hoeveel “shuffle” syncopation erop (spoor type) toegepast moet worden (geen/zwak/sterk).
1/4: Kwart noot (één spoor sectie = één beat) 1/8: Achtste noot (twee spoor secties = één beat) 1/8L: Achtste noot shuffle Light (twee spoor secties = één beat, met een light shuffle) 1/8H: Achtste noot shuffle Heavy (twee spoor secties = één beat, met een heavy shuffle) 1/12: Achtste noot trio (drie spoor secties = één beat) 1/16: Zestiende noot (vier spoor secties = één beat) 1/16L: Zestiende noot shuffle Light (vier spoor secties = één beat, met een light shuffle) 1/16H: Zestiende noot shuffle Heavy (vier spoor secties = één beat, met een heavy shuffle) 1/24: Zestiende noot trio (zes spoor secties = één beat)
* Grid instellingen worden gedeeld met de arpeggio.
30-120: Wanneer ingesteld op bijvoorbeeld “30”, dan is de lengte van de noot in een spoor (of, wan­neer een serie sporen aaneen verbonden is) 30% van de volledige lengte van de notenset.
Full: Zelfs als het gekoppelde spoor niet aaneen verbonden is, blijft dezelfde noot aanhouden tot het punt, waarop het volgende nieuwe geluid gespecifieerd wordt.
* Duration instellingen worden gedeeld met de arpeggio.
* Dit heeft geen effect als de Tone Env Mode parameter (p.58) op “NO SUS” ingesteld staat.
REAL: Als u wilt dat de velocity verandert overeenkomstig de kracht waarmee u de Pads indrukt, dient u dit op REAL in te stellen.
1-127: Als u wilt dat elke noot een vaststaande velocity heeft, onafhankelijk van hoe krachtig u het keyboard bespeelt, dient u deze parameter op de gewenste waarde in te stellen.
de noten, die in het ritme patroon geprogrammeerd zijn. U kunt de hoeveelheid (“spreiden”) van deze dynamische variëteit aanpassen.
Met een instelling van “100”, zullen de noten de velocities hebben, die door het ritme patroon gepro­grammeerd zijn.
Met een instelling van “0” zullen alle noten op een vaste velocity klinken.
*U kunt ook een REALTIME CONTROL knop gebruiken om dit te regelen.
).
96
Page 97

De Realtime Control knoppen gebruiken om het Ritme te regelen

Ritmes spelen
fig.RhyPtnEdit
U kunt de realtime control knoppen gebruiken om het ritme in real
time te regelen door de ritme parameters aan te passen.
1. Speel een ritme.
2. Druk op de REALTIME CONTROL knop, zodat de ARP/RHY
indicator gaat branden.
fig.RhyKnob
Rhythm Accent
Te mp o
3. Draai aan de REALTIME CONTROL knoppen.
Terwijl Rhythm Patterns spelen, kunt u de knoppen gebruiken
om de volgende parameters te besturen.
Accent (p.96)
Tempo (p.95)

Een ritme patroon creëren (Rhythm Pattern Edit)

Buiten gebruik maken van de ingebouwde Ritme patronen, bent u
ook vrij om uw eigen ritme patronen te creëren. Nadat u een
originele Rhythm Pattern heeft gemaakt, kunt u deze in het interne
gebruikersgeheugen opslaan.
In ruime zin zijn er twee manieren om een Rhythm Pattern te
creëren.

Step-recording

4. Druk op [F1 (SETUP)].
Het Rhythm Setup venstertje verschijnt.
fig.RhySetup
5. Druk op om de cursor naar “End Step” te verplaatsen.
6. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om het aantal
stappenvoor het Ritme patroon te specificeren .
7. Druk op om de cursor naar “Input Velocity” te
verplaatsen.
8. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de velocity
instelling voor de data, die u in wilt voeren, te specificeren.
De data zal met de gespecificeerde velocity ingevoerd worden.
9. Druk op [F6 (CLOSE)] om het Rhythm Setup venstertje te
sluiten.
10. Druk op [F6 (STP REC)] om een vinkje toe te voegen ().
Nu bent u er klaar voor om stapsgewijs op te nemen.
• Om naar de gewenste invoer lokatie te gaan, dient u op [CURSOR] te drukken.
• Om noten in te voeren, dient u het keyboard of Pads te bespelen.
• Om een tie in te voeren, dient u op [F2(TIE)] te drukken.
• Om een rest in te voeren, dient u op [F3(REST)] te drukken.
• Om de noot te wissen, dient u [SHIFT] ingedrukt te houden en op [F6 (CLR NOTE)] te drukken.
• Om alle noten bij de huidige stap te wissen, dient u [SHIFT] ingedrukt te houden en op [F5 (CLR STEP)] te drukken.
•U kunt op [F4 (PREVU)] drukken om het patroon, dat u ingevoerd heeft, proef te spelen.
In deze methode kunt u het keyboard en Pads gebruiken om uw
Rhythm Pattern stapsgewijs op te nemen. Telkens, wanneer u een
noot invoert, zult u voortgaan naar de volgende stap. Deze methode
is handig, wanneer u een Rhythm Pattern vanuit het niets wilt
creëren, gebruikmakend van een Patroon die geen data bevat.
Als u “vanuit het niets” wilt creëren, dient u het Patroon te
initialiseren. In het RHYTHM PATTERN EDIT venster dient u
[SHIFT] ingedrukt te houden en op [F4 (INIT)] te drukken. Een
bericht zal u vragen of u wilt initialiseren ; druk op [F6 (EXIT)]
om de initialization uit te voeren.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [RHYTHM].
2. Druk op [F2 (RHYTHM)].
3. Druk op [F5 (EDIT)].
Het RHYTHM PATTERN EDIT venster verschijnt.
Een maximum van zestien noot nummers (toonhoogtes) kan in één enkel patroon gebruikt worden.
11. Wanneer u klaar bent, dient u op [F5 (EXIT)] te drukken.
97
Page 98
Ritmes spelen

De VALUE draaischijf of [INC] [DEC] gebruiken om waarden in te voeren

In deze methode zult u de cursor gebruiken om de step of
toonhoogte, die u in wilt voeren, te specificeren en de draaischijf of
[INC][DEC] gebruiken om waarden in te voeren. Deze methode is
handig, wanneer u eerder ingevoerde data wilt bewerken of
veranderen.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [RHYTHM].
2. Druk op [F2 (RHYTHM)].
3. Druk op [F5 (EDIT)].
Het RHYTHM PATTERN EDIT venster verschijnt.
fig.RhyPtnEdit
4. Druk op [F1 (SETUP)].
Het Rhythm Setup venstertje verschijnt.
fig.RhySetup

De Ritme patronen die u heeft gecreëerd opslaan (Write)

De Ritme patronen, die u creëert, zijn tijdelijk. Ze worden gewist
zodra u het apparaat uitzet of andere Patronen selecteert. U kunt
maximaal 32 Ritme groepen in het gebruikersgeheugen opslaan.
.
Ritme patroon instellingen worden opgeslagen als
onafhankelijke data, niet als gedeelte van de data voor
iedere Patch. De instellingen in Patch modus, het is niet
mogelijk om de rhythm pattern parameters op te slaan (d.w.z.
Rhythm Pattern, Grid, Duration).
Het kan naar individueel opgeslagen worden in
Performance modus. Als u uw instellingen wilt bewaren,
dient u op [WRITE] te drukken en de Performance op te slaan.
1. Bevestig dat het Ritme patroon op dat moment het patroon
is, dat u in het RHYTHM PATTERN venster wilt bewaren.
2. Druk op [F6 (WRITE)].
Het RHYTHM PATTERN NAME venster verschijnt.
fig.RhyPtnName
5. Druk op om de cursor naar “End Step” te verplaatsen.
6. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om het aantal
stappen voor het Ritme patroon, te specificeren.
7. Druk op [F6 (CLOSE)] om het Rhythm Setup venstertje te
sluiten.
8. Druk op [CURSOR] om de stap of pitch, die u in wilt voeren,
te specificeren.
* Wanneer u deze manier van invoeren gebruikt, kunt u het keyboard
gebruiken om de pitch van de noot te specificeren. (Anders dan bij bij stapsgewijs opnemen, wordt geen noot ingevoerd als u op een toets op het keyboard drukt).
9. Voer de velocity waarde in, door gebruik te maken van de
VALUE draaischijf of [INC][DEC]. U kunt een tie invoeren door de VALUE draaischijf helemaal naar rechts te draaien (of [INC] te gebruiken om de waarde te laten stijgen).
• Om een tie in te voeren, kunt u ook op [F2 (TIE)] drukken.
• Om een rest in te voeren, dient u op [F3 (REST)] te drukken.
•U kunt [F4 (PREVU)] gebruiken om het patroon, dat u
ingevoerd heeft, proef te spelen.
* Wanneer u deze methode van invoeren gebruikt, kunt u de Pads
gebruiken om de velocity te specificeren en uw invoer af te maken. Nadat u de stap en pitch, die ingevoerd moeten worden, heeft gespeci­ficeerd dient u op een Pad te slaan om het in te voeren. (Pads met een hoger nummer produceren hogere velocity waarden. Door op Pad 1 te slaan wordt bijvoorbeeld een velocity waarde van 15 gespecificeerd, terwijl op Pad 9 slaan een velocity waarde van 127 geeft.)
3. Wijs een naam aan het Ritme patroon toe.
Voor details over het toewijzen van namen, dient u p.28 te
bekijken.
4. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam, dient u
op [F6 (WRITE)] te drukken.
Een venster, waarin u de bestemming voor het wegschrijven
van het patroon kunt selecteren, zal verschijnen.
fig.RhyPtnWrite
5. Gebruik de VALUE draaischijf, [INC] [DEC] of om
de wegschrijf bestemming te selecteren.
6. Druk op [F6 (WRITE)].
Een bericht zal u om bevestiging vragen.
7. Om het Ritme patroon weg te schrijven, dient u op [F6
(EXEC)] te drukken.
* Druk op [F5 (CANCEL)] om te annuleren.
Zet de Fantom-Xa nooit uit, terwijl u data aan het opslaan bent.
Een maximum van zestien noot nummers (toonhoogtes) kan in één enkele stijl gebruikt worden.
10. Wanneer u klaar bent, dient u op [F5 (EXIT)] te drukken.
98
Page 99
Ritmes spelen

Uw eigen stijlen creëren (Rythm Group Edit)

U kunt niet alleen de geprepareerde interne Rhythm Groups
(Ritme groepen), die bepalen hoe ritme gespeeld wordt,
gebruiken, maar u kunt ze ook zelf creëren. Op deze manier
kunt u genieten van het uitvoeren van uw eigen originele ritme
groep.
1. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [RHYTHM].
2. Druk op [F1(RHY GRP)].
3. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC][DEC] om een ritme
groep te selecteren, die u wilt bewerken.
4. Druk op [F5 (EDIT)].
Het RHY GRP EDIT venster verschijnt.
fig.RhyGrpEdit
5. Druk op om de parameter te selecteren.
6. Gebruik de VALUE draaischijf of [INC] [DEC] om de waarde
in te stellen.

De Ritme Groep die u gecreëerd heeft opslaan (Write)

De Ritme groepen, die u creëert, zijn tijdelijk. Ze worden gewist
zodra u het apparaat uitzet of een andere Groep selecteert. U kunt
maximaal 32 Ritme groepen in het gebruikersgeheugen opslaan.
Ritme groep instellingen worden opgeslagen als
onafhankelijke data, niet als gedeelte van de data voor
iedere Patch. De instellingen in Patch modus, het is niet
mogelijk om Ritme groep instellingen op te slaan.
Het kan naar individueel opgeslagen worden in
Performance modus. Als u uw instellingen wilt bewaren,
dient u op
1. Bevestig dat de Ritme groep op dat moment de groep is, die
u in het RHYTHM GROUP venster wilt bewaren .
2. Druk op [F6 (WRITE)].
Het RHYTHM GROUP NAME venster verschijnt.
fig.RhyGrpName
Parameter Waarde Uitleg
(PAD) 1–9 Selecteer de Pad, waarvoor u instel-
lingen wilt maken.
U kunt ook de Pad kiezen die u in wilt stellen, door op die Pad te drukken.
Mode Off, Note,
Pattern
Wanneer Mode op “Note” staat ingesteld
Note C - –G9 Specificeert het noot nummer, dat
Velocity FIX (127),
1–127
Wanneer Mode op “Pattern” staat ingesteld
Ptn U001–256,
P001–256
Velocity FIX (127),
1–127
Rhy USER:
001–032 PRST: 001–036 GM: 001–009 CARD: 001–032 EXP: 001–
Specificeert of een ritme toon of rit­me patroon nummer aan een Pad toegewezen zal worden.
zal klinken, wanneer u op de Pad drukt.
Specificeert de kracht van het ge­luid, dat u hoort, wanneer u op een Pad drukt.
Specificeert het patroon nummer, dat zal klinken, wanneer u op de Pad drukt.
Specificeert de velocity van het rit­me patroon.
Specificeert welke ritme set ge­bruikt zal worden.
3. Wijs een naam aan de Rhythm Group toe.
Voor details over het toewijzen van namen, dient u p.28 te
bekijken.
4. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de naam, dient u
op [F6 (WRITE)] te drukken.
Een venster, waarin u de bestemming voor het wegschrijven
van de groep kunt selecteren, zal verschijnen.
fig.RhyGrpWrite
5. Gebruik de VALUE draaischijf, [INC] [DEC] of om
de wegschrijf bestemming te selecteren.
6. Druk op [F6 (WRITE)].
Een bericht zal u om bevestiging vragen.
7. Om de Ritme groep op te slaan, dient u op [F6 (EXEC)] te
drukken.
* Druk op [F5 (CANCEL)] om te annuleren.
Zet de Fantom-Xa nooit uit, terwijl u data aan het opslaan bent.
7. Wanneer u klaar bent, dient u op [F5 (EXIT)] te drukken.
99
Page 100

Sampling

De Fantom-Xa geeft u de mogelijkheid audio bronnen, zoals een
audio apparaat, microfoon of CD te samplen.
In deze sectie leggen we de sampling procedure en wat de
parameters doen, aan u uit.

Sampling procedure

1. Druk op [SAMPLING] om in het SAMPLING MENU venster.
fig.SmplMenu
Het bovenste gedeelte van het venster zal de hoeveelheid vrij
geheugen weergeven. Als het vrije geheugen 0% bereikt, is
verder samplen niet mogelijk.
2. Druk op [F1 (SAMPLING)]-[F5 (SOLO)] om het sampling-
standby venster te laten verschijnen.
Druk op [F5 (CANCEL)] om te annuleren.
*U kunt het geluid, dat wordt uitgevoerd via de OUTPUT B jacks,niet
samplen. U zult dingen zo in moeten stellen, dat het geluid, dat u wilt
samplen, uitgevoerd wordt via de OUTPUT A (MIX) jacks.
Sampling modus Uitleg
[F1 (SAMPLING)] Sampling
[F2 (RE-SAMPL)] Re-Sampling
[F3 (MIX)] Mix Sampling
[F4 (AUTO DIVIDE)] Auto divide Sampling
[F5 (SOLO)] Solo Sampling
3. Maak de instellingen voor bijvoorbeeld de invoerbron, die
gesampled gaat worden. Activeer het vervolgens.
fig.SmplStandby
Sample een geluid via een externe in­voer bron.
* Door het keyboards, Pads, D Beam con-
troller of sequencer te bedienen, zal de in­terne geluidsgenerator niet afspelen.
Het geluid van de interne geluidsgene­rator opnieuw samplen. Het geluid van de externe invoer zal niet gehoord wor­den.
Sample de gecombineerde geluiden van de interne geluidsgenerator en een ex­terne invoer bron.
Sample een uitgerekte bron en verdeel het automatisch in verschillende samp­les bij stille regio’s.
Als de sample stilte bevat, zal het op dat punt verdeeld worden en het daaropvolgende gedeelte zal aan het volgende sample nummer toegewezen worden.
* Door het keyboards, Pads, D Beam con-
troller of sequencer te bedienen, zal de in­terne geluidsgenerator niet afspelen.
Terwijl de interne geluidsgenerator, zo­als gewoonlijk speelt, samplet u alleen het geluid van de externe input.
* Effecten kunnen op het extern ingevoerde
geluid worden toegepast.
Parameter Uitleg
Input Select Input bron van het geluid dat gesampled dient
te worden.
LINE IN L/R: L/R (stereo) LINE IN L: L (mono) MICROPHONE: L (mono, microfoon niveau)
* Dit kan niet ingesteld worden wanneer u resam-
plet.
Stereo Switch MONO: Het geluid zal als één wave worden ge-
sampled. Als het geluid stereo is, zullen de lin­ker- en rechtersignalen gemixt worden. STEREO: Het geluid zal als twee waves ge­sampled worden, L en R.
* Mono sampling gebruikt half zoveel geheugen-
ruimte.
Pre Sample Time
Stop Trigger Specificeert hoe sampling zal eindigen.
Sampling Length
Auto Trigger Level
Gap Time De lengte van de stiltes, waarop de sample ver-
[F1 (INPUT)] Maakt instellingen voor de externe input
[F2 (AUTO TRIG)]
[F3 (TRIM SW)]
De lengte van het geluid, dat voorafgaat aan het moment waarop sampling handmatig of auto­matisch begon, zal in de sample vastgehouden worden.
Dit geeft u de mogelijkheid te verhinderen dat het attack gedeelte van het geluid uit de sam­ple wordt weggelaten.
0-1000 ms
MANUAL: Ga door met samplen, totdat u op
[STOP] drukt. BEAT: Stop sampling na het gespecificeerde
aantal beats in het tempo op dat moment (BPM).
TIME: Sample de gespecificeerde tijdsduur.
Wanneer Stop Trigger “BEAT” is
Aantal beats, waarmee sampling doorgaat
1-20000
Wanneer Stop Trigger “TIME” is
Tijdsduur, waarin sampling doorgaat
00’00”010-90’00”000
Het volume waarop sampling zal beginnen, als u op [F2 (AUTO TRIG)] gedrukt heeft om Auto Trig aan (ON) te zetten.
0-7 (Een instelling van 0 is het minimum.)
deeld zal worden, als de Sampling Mode op Auto Divide staat ingesteld.
500, 1000, 1500, 2000 ms
(p.101). Als een vinkje () wordt toegevoegd, zal samp-
ling automatisch beginnen, wanneer het inge­voerde geluid ontdekt wordt.
Als een vinkje () wordt toegevoegd, zullen de Start Point en End Point instellingen (p.106) automatisch aangepast worden, nadat sampling is uitgevoerd, dus stille gedeelten aan het begin of einde van een gesampled geluid, worden uit­gesloten.
4. Gebruik de LEVEL knop aan de achterkant van het paneel
om het input niveau van de externe bron aan te passen.
* Een verbindingskabel, die een weerstand bevat, kan tot gevolg hebben
dat het geluidsniveau laag is. Gebruik een verbindingskabel die geen
weerstand bevat.
100
Loading...