ELF ontwikkelt voor RENAULT een compleet assortiment smeermiddelen:
f motoroliën
f oliën voor handgeschakelde en automatische versnellingbakken
Waarschuwing: voor een optimale werking van de motor,
kan het gebruik van een smeermiddel beperkt zijn tot
bepaalde modellen. Raadpleeg het onderhoudsdocument.
De hightech eigenschappen van deze smeermiddelen
zijn te danken aan de research voor de Formule 1.
In combinatie met de techniek van RENAULT
voldoet dit assortiment perfect aan de specifieke
eisen van de modellen van het merk.
f De smeermiddelen van ELF vormen een
belangrijke bijdrage aan de prestaties van uw auto.
RENAULT adviseert de smeermiddelen van ELF die zijn goedgekeurd voor het bijvullen en verversen.
Raadpleeg uw RENAULT-dealer of kijk op de website www.lubrifiants.elf.com
Een merk van
Photo credit: Total/DPPI Imacom group
Welkom aan boord van uw auto
In dit instructieboekje worden aanwijzingen gegeven voor de bediening en het onderhoud, zodat u:
– uw auto goed leert kennen waardoor u al zijn kwaliteiten, functies en zijn vele mogelijkheden ten volle kunt benutten.
– de werking optimaal kunt houden door eenvoudige maar stipt op te volgen onderhoudsvoorschriften.
– zonder overbodig tijdverlies zelf kleine storingen kunt verhelpen, waarvoor geen specialist nodig is.
Door dit instructieboekje zorgvuldig te bestuderen, wordt u geïnformeerd over de mogelijkheden en de nieuwe technieken die erin zijn toegepast.
Als sommige punten nog onduidelijk zijn, willen de technici van onze dealers u graag alle verdere informatie geven.
Om het lezen van dit boekje voor u te vergemakkelijken gebruiken wij het volgende symbool:
Om een gevaar of een veiligheidsadvies aan te geven.
Dit instructieboekje is tot stand gekomen aan de hand van de gegevens die op het moment van samenstelling van dit boekje bekend waren. In
dit boekje staan alle mogelijke uitrustingen (standaard of optioneel) van dit model beschreven. De aanwezigheid ervan in de auto is afhankelijk van de uitvoering, de gekozen opties en het land van aflevering.
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast.
Overal waar in het instructieboekje sprake is van een merkdealer, wordt daarmee een RENAULT-dealer bedoeld.
Wij wensen u een goede reis in uw auto.
Vertaald uit het Frans. Gehele of gedeeltelijke nadruk of vertaling is verboden zonder schriftelijke toestemming van de autofabrikant.
0.1
0.2
INHOUD
Hoofdstuk
Ken uw auto .................................................................
1 Ontgrendelen van alle portieren.
2 Vergrendelen van alle portieren.
3 Op afstand inschakelen van de verlich-
ting.
4 Vergrendelen/ontgrendelen van de baga-
geruimte.
5 Geïntegreerde sleutel.
Bijzonderheid
De RENAULT card “SERVICE”, als de
auto deze heeft, herkent u aan het opschrift “SERVICE”. Raadpleeg de paragraaf
“RENAULT card SERVICE” in hoofdstuk 1.
4
Met de RENAULT card kunt u:
– de portieren, de achterklep en de tank-
dopklep vergrendelen/ontgrendelen
(raadpleeg de volgende bladzijdes);
– de verlichting inschakelen op afstand van
de auto (raadpleeg de volgende bladzijdes);
– afhankelijk van de auto, de elektrische
ruiten en het open dak automatisch op afstand sluiten (zie hiervoor de paragrafen
“Elektrische ruitbediening” en “Elektrisch
bediend open dak” in hoofdstuk 3);
– de motor starten (raadpleeg de paragraaf
“Starten van de motor” in hoofdstuk 2).
Actieradius
Controleer of het batterijtje goed en van het
juiste model is en plaats het correct. De levensduur is ongeveer twee jaar: vervang het
als de boodschap “Vervang batterij sleutelkaart” op het instrumentenpaneel verschijnt
(raadpleeg de paragraaf “RENAULT card:
batterijtje” in hoofdstuk 5).
Bereik van de RENAULT card
Het bereik van de card wordt beïnvloed door
de omgeving. Let op bij het vasthouden van
de RENAULTcard dat u niet per ongeluk op
de knoppen drukt waardoor de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
Bij lege batterij, kunt u de auto altijd
vergrendelen/ontgrendelen en starten.
Raadpleeg de paragrafen “Vergrendelen/
ontgrendelen van de auto” in hoofdstuk 1 en “Starten van de motor” in
hoofdstuk 2.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Laat uw RENAULT card nooit,
zelfs niet eventjes, in de auto
liggen als u de auto verlaat en er een
kind (of dier) in de auto zit.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar
brengen door de motor te starten, door
organen te bedienen zoals bijvoorbeeld
de ruitbediening, of de portieren te vergrendelen.
Risico van ernstige verwondingen.
1.2
RENAULT CARDS: algemeen (2/2)
5
6
Geïntegreerde sleutel 5
Met de geïntegreerde sleutel kunt u het
linker voorportier vergrendelen of ontgrendelen wanneer de RENAULT card niet werkt:
– batterij van de RENAULT card leeg, accu
ontladen, enz.
– gebruik van apparatuur die met dezelfde
frequentie werkt als de card;
– de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld;
Toegang de sleutel 5
Druk op de knop 6 en trek aan de sleutel 5
en laat daarna de knop los.
Gebruik van de sleutel
Raadpleeg de paragraaf “Vergrendelen/ontgrendelen van de portieren”.
Nadat u de auto geopend hebt met de geïntegreerde sleutel, plaats u deze terug
in zijn houder in de RENAULT card en
steekt u de RENAULT card in de kaartlezer om te kunnen starten.
Advies
Stel de kaart niet bloot aan warmte,
koude of vocht.
Berg de RENAULT card nooit op een
plek op waar deze verbogen of per ongeluk beschadigd zou kunnen worden:
dit kan bijvoorbeeld gebeuren als u op
de card gaat zitten als deze in uw achterzak zit.
Vervangen of extra RENAULT card
Bij verlies, of voor het bestellen van een
extra RENAULT card, kunt u deze uitsluitend bestellen bij een merkdealer.
Het vervangen van een RENAULT card
moet altijd bij een merkdealer gebeuren.
Het systeem moet met alle RENAULT
cards worden gereset.
Het is mogelijk maximaal vier RENAULT
cards per auto te gebruiken.
1.3
RENAULT CARD AFSTANDSBEDIENING: gebruik
3
2
1
4
Ontgrendelen van de portieren
Druk op de knop 1.
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer op-
lichten van de knipperlichten.
Als alleen het bestuurdersportier geactiveerd is (raadpleeg paragraaf “menu voor
het personaliseren van de instellingen van
de auto” in hoofdstuk 1):
– door een druk op de knop 1 ontgrendelt
uitsluitend het bestuurdersportier en de
brandstofklep;
– door twee keer achter elkaar op de
knop 1 drukken, ontgrendelen alle portieren.
Vergrendelen van de portieren
Druk op de vergrendelknop 2. Het vergrendelen ziet u aan het twee keer oplichten
van de knipperlichten. Als een portier (of de
achterklep) geopend of niet goed gesloten
is, of als een RENAULT card in de lezer is
achtergebleven, worden de portieren snel
vergrendeld en weer ontgrendeld en knipperen de knipperlichten niet.
In het geval dat de auto ontgrendeld is,
maar geen enkel portier geopend wordt,
wordt hij automatisch na twee minuten
weer vergrendeld.
Als de motor draait werken de knoppen
van de card niet.
Het knipperen van de alarmknipperlichten lichten u in over de staat van de
auto:
– een keer knipperen geeft aan dat de
auto helemaal ontgrendeld is;
– twee keer oplichten geeft aan dat de
auto helemaal vergrendeld is.
Ontgrendelen/vergrendelen van
alleen de achterklep
Druk op de knop 4 voor het ontgrendelen/
vergrendelen van de achterklep.
Alarm van niet detecteren van
de RENAULT card
Als u een portier opent, bij draaiende motor
terwijl de card zich niet in de lezer bevindt,
waarschuwen de boodschap “Kaart niet gedetecteerd” en een geluidssignaal u. De
waarschuwing verdwijnt als de card weer in
de lezer ingevoerd wordt.
Functie “verlichting op afstand”
Door een druk op de knop 3 lichten de dimlichten van de auto, de zijknipperlichten en
de binnenverlichting gedurende ongeveer
30 secondes op. Hiermee kan de auto op afstand herkend worden, bijvoorbeeld op een
parkeerterrein.
N.B.: nog een druk op knop 3 dooft de ver-
lichting.
1.4
RENAULT CARD “HANDSFREE” AFSTANDSBEDIENING: gebruik (1/3)
2
1
Gebruik
Voor de auto’s die hiermee zijn uitgerust,
kan hiermee, naast de gebruiksmogelijkheden van de RENAULT card afstandsbediening, de auto automatisch vergrendeld/ontgrendeld worden als een RENAULT card
zich in de toegangszone 1 bevindt.
N.B.: Let op dat de RENAULT card geen
andere elektronische apparaten (computer,
PDA, telefoon, enz.) raakt die de werking
ervan kunnen verstorren.
3
Ontgrendelen van de auto
Met de RENAULT card in zone 1, steekt u
uw hand achter portierhandgreep 2: de auto
ontgrendelt (in sommige gevallen moet u
twee keer aan handgreep 2 trekken om
de auto te ontgrendelen en het portier te
openen).
Een druk op de knop 3 ontgrendelt ook de
hele auto.
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer op-
lichten van de knipperlichten.
1.5
RENAULT CARD “HANDSFREE” AFSTANDSBEDIENING: gebruik (2/3)
2
4
1
Vergrendelen van de auto
Er zijn drie manieren om de auto te vergrendelen: door weg te lopen, met behulp van de
knop 4, met behulp van de RENAULT card.
Vergrendelen door weglopen
Loop met de RENAULT card bij u, als de
portieren en de bagageruimte dicht zijn, weg
van de auto: deze vergrendelt automatisch
zodra u uit de zone 1 bent.
N.B.: de afstand waarop de auto vergrendeld wordt, hangt af van de omgeving.
Het vergrendelen ziet u aan het twee keer
oplichten van de knipperlichten en hoort u
aan een piep.
Deze piep kan verwijd erd worden.
Raadpleeg een merkdealer.
Als een portier of de bagageruimte open of
niet goed gesloten is, of als een card aanwezig is in het interieur (of in de kaartlezer),
vindt geen vergrendeling plaats. In dit geval
is er geen geluidssignaal en knipperen
de knipperlichten niet.
Vergrendelen met behulp van de knop 4
Portier en bagageruimte gesloten, druk op
de knop 4 van de handgreep van het bestuurdersportier. De auto vergrendelt. Als
een portier of de bagageruimte open of niet
goed gesloten is, vergrendelt/ontgrendelt de
auto snel.
N.B.: de RENAULT card moet zich in de
toegangszone 1 van de auto bevinden om
het vergrendelen met de knop mogelijk te
maken.
Bijzonderheid:
U kunt de vergrendeling controleren, na het
vergrendelen met behulp van de knop 4,
door binnen ongeveer drie secondes aan
de handgreep van een portieren te trekken
zonder dat de auto ontgrendelt.
Daarna is de handsfree functie opnieuw
actief en zorgt elke bediening van een handgreep voor het ontgrendelen van de auto.
1.6
RENAULT CARD “HANDSFREE” AFSTANDSBEDIENING: gebruik (3/3))
Draaiende motor, als na het openen en
sluiten van een portier, de card niet langer
in het interieur is, waarschuwt de boodschap
“Kaart niet gedetecteerd” (in combinatie met
5
6
een geluidssignaal als de auto sneller dan
een bepaalde snelheid rijdt) u dat de card
niet langer in de auto is. Dit voorkomt, bijvoorbeeld, dat u wegrijdt nadat een passagier is uitgestapt met de card bij zich.
De waarschuwing verdwijnt zodra de card
weer gedetecteerd is.
Vergrendelen van de auto
(vervolg)
Vergrendelen met behulp van de
RENAULT card
Portier en bagageruimte gesloten, druk op
de knop 5: de auto vergrendelt.
Het vergrendelen ziet u aan het twee keer
oplichten van de knipperlichten.
N.B.: de maximale afstand waarop de auto
vergrendeld wordt, hangt af van de omgeving.
Bijzonderheden:
De auto kan niet vergrendelen als:
– een portier of de bagageruimte open of
niet goed gesloten is;
– een card is achtergebleven in de zone 6
(of in de kaartlezer) en geen andere card
is aanwezig in de detectiezone buiten de
auto.
Na het vergrendelen/ontgrendelen van
de auto of van alleen de bagageruimte
met behulp van de knoppen van de
RENAULT card, worden het vergrendelen door weglopen en het "handsfree"
ontgrendelen gedeactiveerd.
De “handsfree” werking wordt hersteld
na het starten van de auto.
1.7
RENAULT CARD: extra portiervergrendeling
2
1
Deactiveren van de extra
portiervergrendeling
Ontgrendel de auto met behulp van de
knop 1 van de RENAULT card.
3
Het ontgrendelen ziet u aan het één keer oplichten van de knipperlichten.
Als de auto extra portiervergrendeling heeft,
kunnen hiermee de portieren worden vergrendeld en niet met de handgrepen aan
de binnenkant van de portieren worden ontgrendeld (na het inslaan van een ruit om het
portier van binnenuit te openen).
Gebruik nooit de extra portiervergrendeling als er nog
iemand in de auto zit.
1.8
Activeren van de extra
portiervergrendeling
U kunt kiezen tussen twee manieren voor
het activeren van de extra portiervergrendeling:
– druk twee keer snel achter elkaar op de
knop 2;
– of druk twee keer snel achter elkaar op
de knop van de handgreep van het bestuurdersportier 3.
Het vergrendelen ziet u aan het vijf keer oplichten van de knipperlichten.
Het activeren van de extra portiervergrendeling activeert ook, bij de auto’s
die ermee zijn uitgerust, het sluiten op
afstand van de ruiten en/of van het elektrische open dak.
Na het activeren van de extra portiervergrendeling met behulp van de knop 2,
worden het vergrendelen bij het weglopen en het “handsfree” ontgrendelen gedeactiveerd.
De “handsfree” werking wordt hersteld
na het starten van de auto.
RENAULT CARD ”SERVICE”
2
1
Deactiveren van de “SERVICE”
werking
Er zijn twee mogelijkheden:
3
4
– Druk op een knop van de RENAULT card
(niet de RENAULT card “SERVICE”);
– start de motor met een RENAULT card
(niet de RENAULT card “SERVICE”).
Card in de lezer 4, druk op de knop 5.
5
Als de auto deze card heeft, herkent u hem
aan het opschrift SERVICE op de card.
In bepaalde gevallen kan het voorkomen dat
u uw auto aan een onbekende (parkeerservice, reparateur, enz.) moet toevertrouwen,
maar hem niet volledig toegang wilt bieden.
Met de RENAULT card “SERVICE” is het
vergrendelen van de auto mogelijk, maar
alleen het ontgrendelen van het bestuurdersportier en het starten zijn mogelijk.
Activeren van de “SERVICE”
werking
Steek de RENAULT card “SERVICE” in de
kaartlezer 4. Alle kleppen en portieren van
de auto vergrendelen (behalve het bestuurdersportier).
Als dit niet zo is, druk dan, met stilstaande motor, op de knop 1 (alle portieren en de
bagageruimte vergrendelen, behalve het
bestuurdersportier) of 2 (de gehele auto vergrendelt) van de RENAULT card “SERVICE”.
De schakelaar van het vergrendelen/
ontgrendelen van binnenuit 3 is uitgeschakeld tijdens het gebruik van de auto
met de RENAULT card “SERVICE”.
Elke auto kan maar één RENAULT card
“SERVICE” hebben.
Tijdens het gebruik van de RENAULT
card “SERVICE”, kunnen de andere
cards normaal gebruikt worden.
1.9
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (1/2)
1
Openen van buitenaf
Als de portieren ontgrendeld zijn of met de
handsfree RENAULT card bij u, trekt u portierhandgreep 1 naar u toe.
In sommige gevallen moet u twee keer aan
de handgreep trekken om het portier te
openen.
Openen van binnenuit
Trek aan de portierhandgreep 2.
Waarschuwingssignaal
verlichting brandt nog
Als bij het openen van een voorportier de
lichten nog branden terwijl het contact is afgezet dan klinkt er een signaal om u te waarschuwen.
Waarschuwing card vergeten
Bij het openen van het bestuurdersportier,
als de card in de lezer gebleven is, verschijnt
de boodschap “Kaart verwijderen a.u.b.” op
2
het instrumentenpaneel en een geluidssignaal klinkt.
Waarschuwing portier vergeten
te sluiten
Als een portier of de achterklep geopend of
niet goed gesloten is en de auto een snelheid
van ongeveer 10 km/u bereikt, verschijnt het
bericht “Achterklep open” of “Portier open”
(afhankelijk van het geval) op het instrumentenpaneel, tezamen met het controlelampje.
Bijzonderheid
Na het stoppen van de motor, blijven de lichten en de accessoires (radio, enz.) die in
werking waren, ingeschakeld.
Zij schakelen uit zodra het bestuurdersportier wordt geopend.
1.10
Uit veiligheidsoverwegingen,
mag u de deur alleen openen
en sluiten als de auto stilstaat.
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN (2/2)
ruitbediening toestaan door op de schakelaar 1 aan de kant van de tekening te
drukken.
Afhankelijk van de auto, bij een defect:
– er klinkt een piep;
– op het instrumentenpaneel licht een
boodschap op;
– het ingebouwde controlelampje licht
niet op.
Als de accukabels losgemaakt zijn moet
1
Veiligheid van de kinderen
Ç
openen van de achterportieren toe te staan.
Als de auto elektrische ruitbediening achter
heeft, wordt hierdoor hun werking ook toegestaan.
Het oplichten van het lampje in de schakelaar geeft de vergrendeling aan.
N.B.: als het systeem defect is, staat de
boodschap “Controleer kinderbeveiliging”
op het instrumentenpaneel: raadpleeg een
merkdealer.
Auto met schakelaar 1
Druk op de schakelaar 1 om het
u op de schakelaar 1 aan de kant van de
tekening drukken, om de achterportieren
te ontgrendelen.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten, door
organen te bedienen zoals bijvoorbeeld de ruitbediening, of de portieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm en/of zonnig weer de temperatuur in het interieur heel erg snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL.
Veiligheid inzittenden achter
De bestuurder kan de werking
van de achterportieren en afhankelijk van de auto, van de
2
Auto met handmatige vergrendeling van
de portieren
Een achterportier kan niet van binnenuit
worden geopend als u het knopje 2 omzet.
Controleer of het portier inderdaad niet van
binnenuit geopend kan worden. Herhaal dit
bij het andere achterportier.
Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van
de auto
Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
1.11
PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (1/2)
Vergrendelen/Ontgrendelen van
de portieren van buitenaf
Dit gebeurt met de RENAULT card: zie de
paragrafen “RENAULT card” in hoofdstuk 1.
In sommige gevallen werkt de RENAULT
card niet:
– batterij van de RENAULT card leeg, accu
ontladen, enz.
– door het gebruik van apparaten die de-
zelfde frequentie gebruiken als de card
(mobiele telefoon, enz.);
– de auto bevindt zich in een sterk elektro-
magnetisch veld.
In dat geval is het mogelijk:
– het linker voorportier te ontgrendelen met
de in de card geïntegreerde sleutel;
– de portieren één voor één met de hand te
vergrendelen;
– de schakelaar voor het vergrendelen/ont-
grendelen van de portieren van binnen-
uit te gebruiken (raadpleeg de volgende
bladzijden).
1
Gebruik van de in de RENAULT
card geïntegreerde sleutel
– Verwijder het afdekplaatje A van het
linker voorportier (met behulp van het
uiteinde van de sleutel 2) in de uitsparing 1;
– maak een beweging naar boven om het
afdekplaatje A te verwijderen;
– steek de sleutel 2 in het slot en vergren-
del of ontgrendel het linker voorportier.
A
3
2
Handmatig vergrendelen van de
portieren
Verdraai, met open portier, de schroef 3
(met behulp van het uiteinde van de sleutel)
en sluit het portier.
Nu is het portier van buitenaf vergrendeld.
Het openen kan alleen van binnenuit ge-
beuren of met de noodsleutel voor het linker
voorportier.
1.12
PORTIEREN VERGRENDELEN, ONTGRENDELEN (2/2)
4
Schakelaar voor het
vergrendelen/ontgrendelen van
de portieren van binnenuit
De schakelaar 4 bedient tegelijk de portieren, de achterklep en afhankelijk van de
auto, de tankdopklep.
Als een portier (of de achterklep) open of
niet goed gesloten is, vergrendelen/ontgrendelen de portieren snel.
In geval van het vervoer van een voorwerp
met de geopende achterklep, kunt u toch de
andere portieren vergrendelen: motor uit,
druk meer dan vijf secondes op de schakelaar 4 om de andere de portieren te vergrendelen.
Vergrendelen van de portieren
en kleppen zonder de RENAULT
card
Dit is bijvoorbeeld het geval als een batterijtje ontladen is, of de RENAULT card tijdelijk
niet werkt, enz.
Motor uit, een portier (of achterklep) geopend, druk meer dan vijf secondes op de
schakelaar 4.
Bij het sluiten van het portier worden alle
portieren en kleppen vergrendeld.
De auto kan van buitenaf alleen ontgrendeld
worden als de RENAULT card zich in de
toegangszone van de auto bevindt, of met
behulp van de in de RENAULT card geïntegreerde sleutel.
Na het vergrendelen/ontgrendelen van
de auto of van alleen de bagageruimte
met behulp van de knoppen van de
RENAULT card, worden het vergrendelen door weglopen en het handsfree ontgrendelen gedeactiveerd.
De “handsfree” werking wordt hersteld
na het starten van de auto.
Controlelampje van de
portiervergrendeling
Met contact aan geeft het controlelampje in
de schakelaar 4, aan of de portieren wel of
niet vergrendeld zijn:
– lampje brandt, de portieren zijn vergren-
deld;
– lampje uit, de portieren zijn ontgrendeld.
Als u de portieren vergrendelt, blijft het con-
trolelampje branden en dooft daarna.
Laat nooit een RENAULT card
in de auto liggen als u de auto
verlaat.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een belemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
1.13
AUTOMATISCHE PORTIERVERGRENDELING TIJDENS HET RIJDEN
U heeft de keus of u deze functie wilt gebruiken of niet.
De werking van het systeem
Na het wegrijden van de auto, vergrendelen de portieren automatisch als de auto een
snelheid van ongeveer 10 km/u heeft bereikt.
De portieren ontgrendelen automatisch
– als u op de schakelaar 1 voor het ont-
grendelen van de portieren drukt.
– bij stilstaande auto door het openen van
een voorportier.
N.B.: na het openen van een portier vergrendelt dit weer automatisch zodra de auto
10 km/u rijdt.
Verantwoordelijkheid van de
bestuurder
Bedenk dat het rijden met ver-
grendelde portieren een belemmering kan zijn voor hulpverleners in
geval van nood.
1
Inschakelen/Uitschakelen van
de functie
Raadpleeg paragraaf “menu voor het personaliseren van de instellingen van de auto” in
hoofdstuk 1, functie “Auto. portiervergr. tijdens het rijden”:
= functie ingeschakeld
< functie uitgeschakeld.
Bij een storing
Als u een storing constateert (geen automatische vergrendeling, het lampje in de knop 1
licht niet op bij het vergrendelen van de portieren), controleer dan eerst of alle portieren
goed gesloten zijn. Als deze goed gesloten
zijn, moet u een merkdealer raadplegen.
1.14
HOOFDSTEUNEN VOOR
2
A
1
3
Hoofdsteun hoger zetten
Trek de hoofdsteun tot de gewenste hoogte
omhoog.
Hoofdsteun lager zetten
Druk op de knop 2 en schuif de hoofdsteun
omlaag tot de gewenste stand is bereikt.
Helling afstellen
Afhankelijk van de uitvoering van de auto,
beweegt u het deel A naar voren of naar
achteren tot de gewenste stand is bereikt.
Verwijderen van de hoofdsteun
Zet de hoofdsteun in de hoogste stand (zet
de rugleuning indien nodig schuin naar achteren). Druk op de knop 1 en trek de hoofdsteun omhoog tot hij vrijkomt.
Hoofdsteun terugplaatsen
Trek de poten 3 zo ver mogelijk naar buiten.
Let op dat zij in lijn staan en schoon zijn en
controleer of de inkepingen aan de voorkant
zitten.
Steek de poten van de hoofdsteun in de houders (zet de rugleuning indien nodig schuin
naar achteren).
Schuif de hoofdsteun naar binnen tot hij
blokkeert, druk dan op de knop 1 en druk de
hoofdsteun zo ver mogelijk omlaag.
Controleer of elke poot 3 goed vergrendeld
is op de rugleuning van de stoel door ze
omhoog of omlaag te zetten.
De drie bovenste inkepingen kunnen gebruikt worden zonder druk op de knop 2.
Toch adviseren wij op deze knop te
drukken voor het omlaag zetten van de
hoofdsteun.
De hoofdsteun is een veiligheidsorgaan dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld. Hij geeft
een maximale beveiliging als de bovenkant van de hoofdsteun op gelijke hoogte
is met de kruin en de afstand tussen het
achterhoofd en de hoofdsteun bij A zo
klein mogelijk is.
1.15
HOOFDSTEUN ACHTER
2
1
A
B
Gebruiksstand
Houd de hoofdsteun naar de voorzijde van
de auto getrokken en verschuif hem omhoog
of omlaag.
Verwijderen
Druk gelijktijdig op de lipjes A van de poten 1
en 2 en trek de hoofdsteun eruit.
N. B.: voor de driedeurs uitvoe ringen, zet eerst de rugleuning van de
bank omlaag (raadpleeg de paragraaf
“Gebruiksmogelijkheden van de achterbank”
in hoofdstuk 3).
1.16
Terugplaatsen
Steek de poten in de hulzen en zet de hoofdsteun omlaag tot de eerste klik.
Opbergstand
Zet de hoofdsteun zo ver mogelijk omlaag,
druk daarna op het lipje 2 en zet hem in de
onderste stand.
De hoofdsteun in de onderste stand
(stand B) is een opbergstand en alleen
toegestaan als de hoofdsteun niet gebruikt wordt. Indien er een passagier op de
stoel zit, mag de hoofdsteun niet in de onderste stand gebruikt worden.
De hoofdsteun is een veilig-
heidsorgaan, dat altijd op zijn
plaats moet zitten en goed
moet zijn afgesteld. Hij geeft
een maximale beveiliging als de bovenkant van de hoofdsteun op gelijke
hoogte is met de kruin.
VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING (1/2)
Rugleuning verstellen
Draai de knop 3 tot de gewenste stand.
3
Stoelverwarming
2
1
4
Vooruit of achteruit schuiven
van de stoel
Trek de handgreep 1 omhoog om te ontgrendelen. In de gewenste stand laat u de
handgreep los. Controleer of de stoel vergrendeld is.
Zitting hoger of lager zetten
Beweeg de hendel 2 zo vaak als nodig is
omhoog of omlaag.
(afhankelijk van auto)
Draaiende motor, draai de knop 4 in één van
de standen I, II of III (afhankelijk van de gewenste temperatuur). Een controlelampje
licht op het instrumentenpaneel op zodra de
verwarming van een van de voorstoelen in
werking is.
Het thermostatische systeem bepaalt, afhankelijk van de gekozen stand, of de verwarming nodig is.
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rugleuningen niet te veel achterover zetten.
Laat geen spullen op de vloer (bij de bestuurder) liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor de bestuurder deze niet meer goed kan bedienen.
1.17
VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING (2/2)
5
6
Lendensteun van de
bestuurdersstoel verstellen
Zet de hendel 5 lager voor een steviger ondersteuning en hoger voor een zwakkere.
1.18
Stand “tafelblad”
Afhankelijk van de auto kan de rugleuning
aan passagierskant neergeklapt worden op
het zitkussen en zo als tafelblad gebruikt
worden.
Zet de hoofdsteun omlaag, zet de stoel naar
achteren, kantel de handgreep 6 en zet de
rugleuning helemaal naar beneden.
Maak, voor uw veiligheid, de
vervoerde voorwerpen vast als
de stoel als tafelblad wordt gebruikt.
Bij de tafelblad stand van de
rugleuning van de voorstoel
moet u altijd de passagiersair-
bag voorin uitschakelen (raadpleeg de paragraaf “Kinderveiligheid:
inschakelen, uitschakelen van de passagiersairbag voorin” in hoofdstuk 1).
Gevaar van ernstige verwonding in
geval van ontplooien van de airbag door
het wegslingeren van voorwerpen die
geplaatst zijn op de rugleuning in de tafelblad stand.
Deze voorschriften staan ook op het
etiket (op het dashboard) en de markeringen (op de voorruit).
VOORSTOELEN MET ELEKTRISCHE VERSTELLING
De schakelaar 3 dient voor de verstelling
van de rugleuning en de schakelaar 4 dient
voor de verstelling van de zitting.
De knoppen 1, als de auto hiermee is uitgerust, dienen voor het opslaan in het geheugen van de gekozen stand (raadpleeg de
volgende bladzijde).
1
2
5
Zitting verstellen:
– Zitting vooruit of achteruit schuiven
Beweeg de schakelaar 4 naar voren of
naar achteren.
– Zitkussen hoger of lager zetten
Beweeg de schakelaar 4 naar boven of
naar beneden.
Lendensteun van de
bestuurdersstoel verstellen:
Zet de hendel 5 lager voor een steviger ondersteuning en hoger voor een zwakkere.
Voer deze verstellingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.
3
4
Rugleuning verstellen:
Om de helling van de rugleuning te verstellen, beweegt u de bovenkant van de
schakelaar 3 naar voren of naar achteren.
Stoelverwarming
(afhankelijk van auto)
Draaiende motor, draai de knop 2 in één van
de standen 1, 2 of 3 (afhankelijk van de gewenste temperatuur). Een controlelampje
licht op het instrumentenpaneel op zodra de
verwarming van een van de voorstoelen in
werking is.
Het thermostatische systeem bepaalt, afhankelijk van de gekozen stand, of de verwarming nodig is.
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rug-
leuningen niet te veel achter-
over zetten.
Laat geen spullen op de vloer (bij de be-
stuurder) liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor de bestuurder deze niet meer goed kan bedienen.
1.19
VOORSTOELEN MET ELEKTRISCHE VERSTELLING MET GEHEUGEN
Het is mogelijk om drie zitposities op te
slaan.
Een zithouding omvat de afstellingen van
het zitkussen, van de rugleuning en van de
bestuurdersstoel.
Het systeem kan gebruikt worden:
– “handsfree” card gedetecteerd of, afhan-
kelijk van de auto, RENAULT card in de
kaartlezer;
– bij het openen van het bestuurderspor-
tier.
3
2
1
4
5
Opslaan van de zitpositie
– Stel de stoel af met behulp van de scha-
kelaars 4 en 5 (zie vorige bladzijde);
– druk op een van de knoppen 1, 2 of 3 tot
u een piep hoort: de zithouding is in het
geheugen opgeslagen;
– voor het opslaan van andere zithoudin-
gen, herhaalt u deze procedure met de
andere knoppen.
Oproepen van een
geheugenpositie
Druk bij stilstaande auto, kort op knop 1, 2
of 3 afhankelijk van de gewenste opgeslagen zitpositie.
N.B.: het oproepen van de opgeslagen zitpositie wordt onderbroken als u op één van
de knoppen van de afstelling van de stoel
drukt.
Tijdens het rijden, is het niet mogelijk de
geheugenpositie op te roepen.
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rug-
leuningen niet te veel achter-
over zetten.
Laat geen spullen op de vloer (bij de be-
stuurder) liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor de bestuurder deze niet meer goed kan bedienen.
1.20
Voer deze verstellingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.
TOEGANG TOT ACHTERPLAATSEN, DRIEDEURS UITVOERING
1
2
Handmatig verstelbare stoelen
Til de hendel 1 op en schuif de stoel naar
voren.
Om de stoel op zijn plaats terug te zetten,
zet u de rugleuning terug in positie.
Beweeg niet gelijktijdig de handgreep 1
en de handgreep 2 of de schakelaar 4.
1
3
4
Elektrisch verstelbare stoelen
Til de hendel 1 op en kantel de rugleuning
compleet: de stoel gaat naar voren.
Om de stoel op zijn plaats terug te zetten,
beweegt u de rugleuning terug. De stoel
gaat terug in de oorspronkelijke stand.
Bijzonderheid: als de rugleuning tegen
de achterbank is gekanteld moet u de
hendel 3 gebruiken om hem weer terug
te zetten in de normale stand voor het
rijden.
Gebruik nooit de handgreep 1 want hierdoor kan het mechanisme beschadigen.
Vergrendelen van de stoelen
Als het vergrendelen van de voorstoelen niet
mogelijk is door de aanwezigheid van een
persoon, een voorwerp of een kinderzitje, ga
dan als volgt te werk:
– laat iedereen uitstappen en maak de zit-
plaatsen achterin geheel vrij;
– vergrendel de stoel(en) opnieuw in de
oorspronkelijke stand;
– verplaats de stoel(en) naar voren om vol-
doende ruimte vrij te maken;
– laat iedereen weer instappen, of plaats
de voorwerpen of het kinderzitje terug op
de zitplaatsen achterin.
Controleer of niets of niemand
de goede vergrendeling van de
voorstoel belemmert. Verwijder
alles wat de achterkant belemmert. Stel de stoel af, afhankelijk van benodigde ruimte erachter. Laat de personen achterin weer instappen of plaats de
voorwerpen terug.
Herhaal deze handelingen tot de stoel
goed is vergrendeld.
Risico van verplaatsing van de stoel op
de rails bij het accelereren en remmen.
1.21
AUTOGORDELS (1/3)
Gebruik tijdens het rijden altijd de autogordel. Bovendien dient u zich te houden aan
de wetgeving van het land waarin u zich bevindt.
Voor een doeltreffende bescherming
door de autogordels achter moet de
achterbank goed zijn vergrendeld.
Raadpleeg de paragraaf “achterbank” in
hoofdstuk 3.
Verkeerd afgestelde of gedraaide autogordels kunnen
bij een ongeval letsel veroorzaken.
Gebruik één autogordel per persoon,
kind of volwassene.
Zwangere vrouwen moeten ook hun
gordel dragen. Let in dat geval op dat de
heupgordel niet te veel op de onderbuik
drukt, zonder de gordel te los te dragen.
Stel, voordat u start de juiste zithouding
af, en daarna voor alle inzittenden de autogordel om de beste bescherming te
krijgen.
De juiste zithouding
– Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw
mantel, jas, enz. uitgetrokken te hebben).
Dit is belangrijk voor een goede ondersteuning van de rug;
– verschuif de stoel zodat u makkelijk
bij de pedalen kunt komen. Plaats de
stoel zo ver naar achteren dat u het koppelingspedaal nog net geheel kunt indrukken. Stel de rugleuning zo af dat u
de armen moet strekken om bij de bovenkant van het stuurwiel te kunnen komen;
– stel de hoofdsteun af. De afstand
tussen de hoofdsteun en uw achterhoofd
moet zo klein mogelijk zijn;
– stel de hoogte van het zitkussen af.
Verstel het kussen om een zo goed mogelijk zicht op het verkeer te hebben;
– stel de stand van het stuurwiel af.
1
2
Afstellen van de autogordel
Ga goed tegen de rugleuning aan zitten.
De band van de schoudergordel 1 moet zo
dicht mogelijk langs de hals over de schouder lopen, zonder dat de gordel de hals
raakt.
De band van de heupgordel 2 moet vlak
over de heupen langs het bekken lopen.
De autogordel moet zo direct mogelijk tegen
het lichaam gedragen worden. Bijv.: niet
over te dikke kleding of over ertussen gestoken voorwerpen, enz.
1.22
AUTOGORDELS (2/3)
1
3
4
Vergrendelen
Trek de riem langzaam en rustig over u
heen en druk de gesp 3 in de sluiting 4 (controleer de vergrendeling door aan de gesp 3
te trekken). Als de gordel blokkeert, laat hem
dan een stuk teruggaan en rol hem opnieuw
af.
Als de autogordel compleet is geblokkeerd,
trek dan langzaam, maar krachtig, aan de
gordel om deze ongeveer 3 cm naar buiten
te trekken. Laat hem zichzelf oprollen en rol
hem opnieuw af.
Als het probleem aanhoudt, dient u een
merkdealer te raadplegen.
4
ß
Het licht op het centrale display op bij het
starten van de motor en daarna, als de
gordel van de bestuurder of passagier voorin
(als de stoel bezet is) niet vastgemaakt is en
de auto ongeveer 20 km/uur bereikt, knippert het en een geluidssignaal klinkt gedurende ongeveer 2 minuten.
N.B.: een voorwerp op de zitting van de passagiersstoel kan in sommige gevallen het
waarschuwingslampje inschakelen.
Waarschuwing achtergordel niet vastgemaakt (afhankelijk van de auto)
het controlelampje
trale display op met een boodschap op het
instrumentenpaneel waarbij het aantal vastgemaakte autogordels aangegeven wordt
gedurende ongeveer 30 secondes bij elk:
– starten van de auto;
– openen van een portier;
– vastmaken of losmaken van een achter-
Controleer of de passagiers achter goed
vastgemaakt zijn en het aantal vastgemaakte gordels overeenkomen met het
aantal bezette plaatsen op de achterbank.
Waarschuwingslampje vergeten
autogordels voor
ß licht op het cen-
gordel.
5
Hoogteverstelling van de
autogordels voor
(afhankelijk van de auto)
Verplaats de knop 5 om de hoogte van de
gordel zo af te stellen dat de riem van de
borstkas 1 loopt zoals hiervoor is aangegeven:
– om de gordel lager te zetten: druk op
de knop 5 en laat gelijktijdig de gordel
zakken;
– om de gordel hoger te zetten: druk op de
knop 5 en beweeg gelijktijdig de gordel
naar boven;
Controleer na het afstellen of de knop weer
goed is vergrendeld.
1.23
AUTOGORDELS (3/3)
6
Ontgrendelen
Druk op de knop 6, de gordel wordt door het
oprolmechanisme teruggetrokken. Begeleid
hem.
N.B.: tijdens het rijden, als een autogordel
achter ontgrendel is, verschijnt de boodschap “losmaken van een autogordel achter”
op het instrumentenpaneel.
De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter.
– Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmecha-
nisme, aan de bevestiging ervan noch aan die van de stoelen. Raadpleeg een
merkdealer voor het monteren van bijv. een kinderzitje.
– Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling
kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan
verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
– Draag nooit de schoudergordel achter de rug of onder de arm langs aan de kant van het
portier.
– Een autogordel mag nooit door meer personen tegelijk gebruikt worden; sla uw gordel
nooit om een baby of een kind heen dat op uw schoot zit.
– De gordel mag niet gedraaid zijn.
– Na een botsing moet u de gordels laten controleren en indien nodig vervangen. Gordels
die beschadigingen vertonen moeten ook worden vervangen.
– Let op dat de gesp van de gordel in de juiste sluiting vastzit.
– Zorg dat er geen voorwerp in de sluiting van de gordel kan komen waardoor de werking
belemmerd wordt.
– Let er bij het terug kantelen van de achterbank op dat de autogordels weer op de juiste
wijze gebruikt kunnen worden.
1.24
Loading...
+ 212 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.