Gebruiks- en montagehandleiding
Keramische inductiekookplaten
Lees beslist de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw apparaat plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u
voorkomt schade aan uw apparaat.
nl-NLM.-Nr. 10 759 311
Inhoud
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen......................................................... 4
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu ............................................ 15
Deze kookplaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften.
Onjuist gebruik echter kan persoonlijk letsel of beschadiging van
het apparaat tot gevolg hebben.
Lees de gebruiks- en montagehandleiding daarom aandachtig
door, voordat u het apparaat in gebruik neemt. In de handleiding
vindt u belangrijke instructies met betrekking tot de inbouw, de
veiligheid, het gebruik en het onderhoud.
Miele kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die is
ontstaan doordat de veiligheidsinstructies en waarschuwingen niet
in acht zijn genomen.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef deze door
aan een eventuele volgende eigenaar.
4
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Verantwoord gebruik
Dit apparaat is uitsluitend bestemd voor particulier huishoudelijk
gebruik (of daarmee vergelijkbaar).
Deze kookplaat mag niet buiten worden gebruikt.
Gebruik deze kookplaat uitsluitend in huishoudelijke situaties voor
het bereiden en warmhouden van gerechten. Gebruik voor andere
doeleinden is niet toegestaan.
Dit apparaat mag alleen worden gebruikt door personen die in
staat zijn het apparaat veilig te bedienen. Deze personen moeten
volledig op de hoogte zijn van de inhoud van de gebruiksaanwijzing.
Men moet zich bewust zijn van de gevaren van een foutieve bediening.
5
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Wanneer er kinderen in huis zijn
Houd kinderen onder 8 jaar op een afstand, tenzij u voortdurend
toezicht houdt.
Kinderen vanaf 8 jaar mogen het apparaat alleen zonder toezicht
gebruiken als ze precies weten hoe ze het apparaat veilig moeten
bedienen. De kinderen moeten zich bewust zijn van de gevaren van
een foutieve bediening.
Kinderen mogen de kookplaat niet zonder toezicht reinigen.
Houd kinderen in de gaten wanneer deze zich in de buurt van de
kookplaat bevinden. Laat ze nooit met de kookplaat spelen.
De kookplaat wordt tijdens het gebruik heet en blijft dat ook nog
enige tijd nadat deze is uitgeschakeld. Houd kinderen op een afstand, totdat de kookplaat voldoende is afgekoeld en er geen verbrandingsgevaar meer bestaat.
Verbrandingsgevaar!
Bewaar voorwerpen, die voor kinderen interessant kunnen zijn, niet
op plaatsen boven of achter het apparaat. Zo krijgen de kinderen
niet de neiging om op het apparaat te klimmen.
Verbrandingsgevaar!
Draai de grepen van de pannen zo dat ze zich boven het werkblad
bevinden, zodat kinderen de pannen niet van het apparaat kunnen
trekken.
Verstikkingsgevaar!
Kinderen kunnen zich tijdens het spelen in verpakkingsmateriaal wikkelen (bijvoorbeeld in folie) of het materiaal over hun hoofd trekken
en stikken. Houd verpakkingsmaterialen bij kinderen vandaan.
Maak gebruik van de vergrendeling, zodat kinderen de kookplaat
niet onbedoeld kunnen inschakelen of instellingen kunnen wijzigen.
6
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Technische veiligheid
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of repara-
tiewerkzaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen. Installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen
door een door Miele geautoriseerde vakman/vakvrouw worden uitgevoerd.
Een beschadigd apparaat kan uw veiligheid in gevaar brengen.
Controleer het apparaat op zichtbare schade. Neem nooit een beschadigd apparaat in gebruik.
De kookplaat kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren als
deze op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
Het apparaat mag niet op wisselrichters worden aangesloten die
bij autonome stroomvoorzieningen worden toegepast (zoals bij zonne-energie). Als het apparaat wordt ingeschakeld, kan het bij span-
ningspieken om veiligheidsredenen worden uitgeschakeld. De elektronica kan beschadigd raken.
De elektrische veiligheid van de kookplaat is uitsluitend gegaran-
deerd als deze wordt aangesloten op een aardingssysteem dat volgens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Aan deze fundamentele veiligheidsvoorwaarde moet worden voldaan. Laat de elektrische installatie bij twijfel door een vakman inspecteren.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
moeten beslist overeenkomen met de waarden van het elektriciteitsnet om beschadiging van de kookplaat te voorkomen.
Vergelijk deze gegevens voor de aansluiting. Raadpleeg bij twijfel
een elektricien.
Stekkerdozen of verlengsnoeren bieden niet voldoende veiligheid
(brandgevaar). Gebruik deze niet voor het aansluiten van de kookplaat op het elektriciteitsnet.
Gebruik de kookplaat alleen als deze is ingebouwd, zodat de vei-
ligheid gewaarborgd is.
7
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Deze kookplaat mag niet op een niet-stationaire locatie (zoals een
boot) worden gebruikt.
Wanneer onderdelen worden aangeraakt die onder spanning
staan of wanneer elektrische of mechanische onderdelen worden
veranderd, is dit gevaarlijk voor de gebruiker. Het kan er tevens toe
leiden dat het apparaat niet meer goed functioneert.
Open nooit de ommanteling van het apparaat.
Het recht op garantie vervalt wanneer de kookplaat door een
technicus wordt gerepareerd die niet door Miele is geautoriseerd.
Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderdelen
worden vervangen. Alleen van Miele-onderdelen kunnen wij garanderen dat zij volledig aan de veiligheidseisen voldoen.
De kookplaat mag niet worden gebruikt met een externe schakel-
klok of een systeem dat op afstand werkt.
De kookplaat moet door een elektricien op het elektriciteitsnet
worden aangesloten (zie hoofdstuk “Elektrische aansluiting”).
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze door een elektri-
cien worden vervangen door een speciale aansluitkabel (zie ook
“Elektrische aansluiting”).
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de
kookplaat volledig van het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Ga
daarvoor als volgt te werk:
– schakel de zekeringen in uw zekeringkast uit of
– draai de zekeringen in uw zekeringkast er helemaal uit of
– trek de stekker (indien aanwezig) uit de contactdoos. Trek daarbij
aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
8
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Gevaar voor elektrische schok!
Neem het apparaat niet in gebruik bij een defect of bij breuken,
scheuren en barsten in de keramische plaat of schakel het apparaat
meteen uit. Haal de elektrische spanning van de kookplaat. Neem
contact op met Miele.
Als het apparaat achter een meubeldeur is ingebouwd, mag de
deur niet worden gesloten als u het apparaat gebruikt. Achter een
gesloten deur worden warmte en vocht opgehoopt. Hierdoor kunnen
het apparaat, de kast en de vloer beschadigd raken. Sluit de meubeldeur pas als de restwarmte-indicatie verdwenen is.
9
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Veilig gebruik
De kookplaat wordt heet als deze in gebruik is en blijft dat ook
nog enige tijd na het uitschakelen. Zodra het lampje voor de restwarmte (afhankelijk van het model) is uitgegaan, is het verbrandingsgevaar geweken.
Olie en vet kunnen bij oververhitting vlam vatten. Houd het appa-
raat goed in de gaten als u met olie en/of vetten werkt. Blus een
brand met olie of vet nooit met water.
Schakel het apparaat uit en doof de vlammen voorzichtig met een
deksel of een blusdeken.
Houd toezicht op het apparaat als het in gebruik is. Houd continu
toezicht op korte kook- en braadprocessen.
Flambeer nooit onder een afzuigkap. Door de vlammen kan de af-
zuigkap in brand vliegen.
Spuitbussen, licht ontvlambare vloeistoffen en brandbare materia-
len kunnen bij verhitting vlam vatten. Bewaar dergelijke producten
daarom niet in een schuiflade onder het apparaat. Een eventuele bestekbak moet van hittebestendig materiaal zijn.
Verwarm kookgerei nooit zonder inhoud.
In afgesloten blikken en dergelijke ontstaat tijdens het inmaken of
verwarmen overdruk. Hierdoor kunnen deze voorwerpen openbarsten. Gebruik het apparaat niet om voedingsmiddelen in afgesloten
blikken en dergelijke in te maken of te verwarmen.
Als de kookplaat wordt afgedekt, bestaat het risico dat het materi-
aal van de afdekking in brand vliegt, barst of smelt als u de kookplaat per ongeluk inschakelt of als deze nog heet is. Dek de kookplaat nooit af met bijvoorbeeld afdekplaten, een doek of beschermfolie.
10
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Als de kookplaat ingeschakeld is, als u deze per ongeluk inscha-
kelt of als deze nog warm is van het koken, bestaat het risico dat
metalen voorwerpen die op de kookplaat liggen heet worden. Ander
materiaal kan smelten of vlam vatten. Vochtige pannendeksels kunnen zich vastzuigen. Gebruik de kookplaat niet als legplank. Schakel
de kookzones na gebruik uit!
U kunt zich aan de hete kookplaat branden. Gebruik daarom altijd
ovenhandschoenen of pannenlappen als u met het hete apparaat
werkt. Gebruik alleen droge handschoenen of pannenlappen. Nat of
vochtig textiel geleidt de warmte beter en kan door stoom verbrandingen veroorzaken.
Als u een elektrisch apparaat (bijvoorbeeld een mixer) in de buurt
van de kookplaat gebruikt, mag de aansluitkabel niet in contact komen met de hete kookplaat. De isolatie van de kabel zou beschadigd
kunnen raken.
Zout, suiker of zandkorrels (bijvoorbeeld van groente) kunnen
krassen veroorzaken als ze onder de pan komen. Zorg dat de keramische glasplaat en de panbodem schoon zijn, voordat u het kookgerei op de kookplaat plaatst.
Laat geen voorwerpen op de keramische plaat vallen. Zelfs een
licht voorwerp zoals een zoutvaatje kan scheuren of barsten veroorzaken.
Hete voorwerpen op de sensortoetsen en de displays kunnen de
elektronica eronder beschadigen. Zet nooit hete pannen op de sensortoetsen en de displays.
Als er suiker, suikerhoudende gerechten, kunststof of aluminium-
folie op de hete kookplaat vallen en smelten, raakt de keramische
plaat tijdens het afkoelen beschadigd. Schakel in dat geval het apparaat meteen uit en verwijder deze stoffen direct grondig met een
glasschraper. Trek daarbij ovenwanten aan. Reinig de keramische
plaat vervolgens, zodra ze afgekoeld is, met een speciaal reinigingsmiddel voor keramische platen.
11
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Door drooggekookte pannen kan de keramische plaat beschadigd
raken. Houd daarom altijd toezicht op de kookplaat!
Gebruik alleen pannen met een gladde bodem. Een ruwe bodem
kan krassen op de keramische plaat veroorzaken.
Til pannen op als u ze wilt verplaatsen. U voorkomt zo vlekken
door wrijving en krassen.
Door de snelle reactietijd van inductie kan de temperatuur in de
bodem van de pan in zeer korte tijd zo hoog oplopen dat olie en vet
vanzelf ontbranden. Houd daarom altijd toezicht op het apparaat als
het in gebruik is.
Verhit vetten en olie hooguit gedurende 1minuut en gebruik daar-
voor nooit de booster.
Alleen voor personen met een pacemaker: In de directe omgeving
van de ingeschakelde kookplaat ontstaat een elektromagnetisch
veld. Het is niet waarschijnlijk dat dit veld de werking van de pacemaker nadelig beïnvloedt. Neem bij twijfel contact op met de fabrikant van de pacemaker of met uw arts.
Het elektromagnetische veld van de ingeschakelde kookplaat kan
de werking van magnetiseerbare voorwerpen beïnvloeden. Houd
creditcards, opslagmedia, rekenmachines etc. uit de buurt van het
ingeschakelde apparaat.
Metalen voorwerpen die in een lade onder de kookplaat worden
bewaard, kunnen heet worden als u de kookplaat lang en intensief
gebruikt. Bewaar daarom geen metalen voorwerpen in een lade die
zich meteen onder de kookplaat bevindt.
12
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
De kookplaat heeft een koelventilator. Als zich onder de inge-
bouwde kookplaat een lade bevindt, moet de afstand tussen de inhoud van de lade en de onderkant van de kookplaat voldoende zijn,
zodat de ventilatie van de kookplaat is gewaarborgd. Bewaar geen
spitse en kleine voorwerpen of papier in de lade. Deze voorwerpen
kunnen via de ventilatieopeningen in de behuizing terechtkomen of
aangezogen worden en zo de ventilator beschadigen of de koeling
beïnvloeden.
Plaats nooit 2pannen tegelijk op een kook-/braadzone of Po-
werFlex-kookvlak.
Als een pan slechts gedeeltelijk op de kook- of braadzone staat,
kunnen de handgrepen heet worden.
Plaats een pan altijd in het midden van de kook- of braadzone.
13
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Reiniging en onderhoud
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
Schakel de kookplaat niet in als deze boven een pyrolyse-oven of
-fornuis is ingebouwd en de pyrolysefunctie actief is, omdat de oververhittingsbeveiliging van de kookplaat zou kunnen reageren (zie het
betreffende hoofdstuk).
14
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu
Het verpakkingsmateriaal
De verpakking beschermt het apparaat
tegen transportschade. Het verpakkingsmateriaal is uitgekozen met het
oog op een zo gering mogelijke belasting van het milieu en de mogelijkheden
voor recycling.
Door hergebruik van verpakkingsmateriaal wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Het afdanken van een apparaat
Oude elektrische en elektronische apparaten bevatten meestal waardevolle
materialen. Ze bevatten ook stoffen,
mengsels en onderdelen die nodig zijn
geweest om de apparaten goed en veilig te laten functioneren. Wanneer u uw
oude apparaat bij het gewone huisafval
doet of er niet goed mee omgaat, kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de
gezondheid en het milieu. Doe uw oude
apparaat daarom nooit bij het gewone
afval.
Lever het apparaat in bij een gemeentelijk inzameldepot voor elektrische en
elektronische apparatuur, bij uw vakhandelaar of bij Miele. U bent wettelijk
zelf verantwoordelijk voor het wissen
van eventuele persoonlijke gegevens op
het af te danken apparaat. Bewaar het
afgedankte apparaat buiten het bereik
van kinderen.
15
Overzicht
Kookplaat
a
PowerFlex-kookzone met TwinBooster
b
PowerFlex-kookzone met TwinBooster
ab
te combineren tot een groot PowerFlex-kookvlak
c
PowerFlex-kookzone met TwinBooster
d
PowerFlex-kookzone met TwinBooster
cd
te combineren tot een groot PowerFlex-kookvlak
e
Bedieningselementen/displays
16
Overzicht
Bedieningselementen/displays
Sensortoetsen
a
Kookplaat in-/uitschakelen
b
Stop&Go
c
Schoonmaakfunctie
d
PowerFlex-kookzones samenvoegen/loskoppelen
e
Warmhouden activeren/deactiveren
f
Cijferreeks
Bedieningspaneel voor het instellen van de vermogensstand, de kookwekker en
uitschakeltijden
* Binnen het aangegeven bereik kunt u pannen met een willekeurige bodemdiameter gebruiken.
** Het aangegeven vermogen kan variëren afhankelijk van de grootte en het materiaal van
de gebruikte pannen.
22–23 /
15x23–23x39
Normaal
TwinBooster, stand 1
TwinBooster, stand 2
Totaal7300
2100
3000
3650
2100
3000
3650
2100
3000
3650
2100
3000
3650
3400
4800
7300
18
Ingebruikneming van het apparaat
Plak het typeplaatje dat bij de docu-
mentatie gevoegd is op de daarvoor
bestemde plaats in het hoofdstuk
“Service”.
Verwijder eventueel aanwezige be-
schermfolies en stickers.
Kookplaat voor de eerste keer
reinigen
Wis uw kookplaat voor het eerste ge-
bruik af met een vochtige doek en
droog de plaat weer af.
Kookplaat voor de eerste keer
in gebruik nemen
De onderdelen van metaal worden met
een onderhoudsmiddel beschermd. Als
het apparaat voor het eerst in gebruik
wordt genomen, ontstaan daardoor
geuren en eventueel ook damp. Ook
door de verwarming van de inductiespoelen wordt tijdens de eerste gebruiksuren een geur afgegeven. Bij ieder verder gebruik wordt de geur minder en deze verdwijnt uiteindelijk volledig.
De geur en de eventueel optredende
damp wijzen niet op een verkeerde aansluiting of een defect en zijn ook niet
schadelijk voor de gezondheid.
Denk eraan dat de opwarmtijd bij inductiekookplaten veel korter is dan bij
gewone kookplaten.
19
Inductie
Principe
Onder een inductiekookzone bevindt
zich een inductiespoel. Als u een kookzone inschakelt, genereert deze spoel
een magneetveld waardoor de bodem
van de pan heet wordt. De kookzone
zelf wordt alleen indirect verwarmd door
de stralingswarmte van de pan.
Het inductieprincipe werkt alleen bij
pannen met een magnetiseerbare bodem (zie hoofdstuk: “De juiste pannen”). Het systeem houdt automatisch
rekening met de grootte van de gebruikte pan.
Op het bedieningspaneel van de kookzone knippert de ingestelde vermogensstand
– als u een kookzone zonder pan of
met een ongeschikte pan (met niet
magnetiseerbare bodem) inschakelt,
– als de bodemdiameter van de pan te
klein is,
Gevaar voor verbranding door
hete voorwerpen.
Als het apparaat ingeschakeld is, als
u het apparaat per ongeluk inschakelt of als het nog warm is van het
koken, bestaat het risico dat metalen
voorwerpen die erop liggen heet
worden.
Gebruik de kookplaat nooit als werkblad.
Schakel het apparaat na gebruik uit
met sensortoets .
– als u de pan van een ingeschakelde
kookzone haalt.
Als u binnen 3 minuten een geschikte
pan op de kookzone zet, stopt het knipperen en kunt u gewoon doorgaan.
Als u geen (geschikte) pan plaatst,
wordt de kookzone na 3 minuten automatisch uitgeschakeld.
20
Geluiden
Bij gebruik van een inductiekookplaat
kunnen in de pannen allerlei geluiden
ontstaan. De geluiden zijn afhankelijk
van het materiaal en de constructie van
de bodem van de pannen.
Bij een hoge vermogensstand kunt u
gebrom horen. Dit geluid neemt af of
verdwijnt als u een lagere vermogensstand instelt.
Bij pannen met een bodem die uit verschillende materialen bestaat (bijvoorbeeld een sandwichbodem) kan een
knetterend geluid optreden.
Er kan een fluitend geluid ontstaan als
de met elkaar verbonden kookzones
(zie hoofdstuk: “Bediening”, paragraaf:
“Booster”) tegelijk zijn ingeschakeld en
op de kookzones pannen staan met een
bodem die uit verschillende materialen
bestaat (bijvoorbeeld een sandwichbodem).
Inductie
Vooral bij lage vermogensstanden kunnen bij elektronische schakelingen klikgeluiden optreden.
Als de koelventilator inschakelt, kan er
een zoemend geluid ontstaan. De ventilator koelt de elektronica als u de kookplaat intensief gebruikt. Ook nadat u de
kookplaat heeft uitgeschakeld, kan de
ventilator nog doordraaien.
21
Inductie
De juiste pannen
Geschikt zijn pannen van:
– roestvrij staal met een magnetiseer-
bare bodem,
– geëmailleerd staal,
– gietijzer.
Niet geschikt zijn pannen van:
– roestvrij staal met een niet magneti-
seerbare bodem,
– aluminium of koper,
– glas, keramiek of aardewerk.
Als u niet zeker weet of een pan geschikt is voor inductie, houdt u een
magneet tegen de bodem van de pan.
Als de magneet hecht, is de pan in principe geschikt.
Als u een ongeschikte pan gebruikt,
knippert de ingestelde vermogensstand
op het bedieningspaneel van de kookzone.
– Kies voor een optimaal gebruik van
de kookzone een pan met een passende bodemdiameter (zie ook
“Kookzones”). Als een pan te klein is,
wordt deze niet herkend en knippert
de ingestelde vermogensstand op
het bedieningspaneel van de kookzone.
– Gebruik alleen pannen met een glad-
de bodem. Een ruwe bodem kan
krassen op de keramische plaat veroorzaken.
– Til pannen op als u ze wilt verplaat-
sen. U voorkomt zo vlekken door
wrijving en krassen.
– Houd er bij de aanschaf rekening
mee dat pannenfabrikanten vaak de
maximale diameter of de diameter
aan de bovenkant vermelden. Van
belang is echter alleen de (meestal
kleinere) bodemdiameter.
De kwaliteit van de panbodem kan het
bereidingsresultaat beïnvloeden (bijvoorbeeld een gelijkmatige bruinering
van pannenkoeken).
22
– Gebruik bij voorkeur pannen met een
rechte rand. Bij pannen met een
schuine rand werkt de inductie ook
op de rand van de pan. De rand kan
hierdoor verkleuren, een coating kan
afbladderen.
– Bereid gerechten zoveel mogelijk al-
leen in gesloten potten of pannen.
Dat voorkomt dat onnodig warmte
ontwijkt.
– Gebruik voor een kleine hoeveelheid
een kleine pan. Voor een kleine pan is
minder energie nodig dan voor een
grote, niet geheel gevulde pan.
– Gebruik zo weinig mogelijk water.
– Schakel na het aankoken of aanbra-
den op tijd terug naar een lagere vermogensstand.
– Gebruik een snelkookpan om de be-
reidingstijd te verkorten.
Tips om energie te besparen
23
Vermogensstand
De kookplaat is in de fabriek op 9 vermogensstanden ingesteld. Indien u een fijnere indeling wilt, kunt u het aantal uitbreiden tot 17 vermogensstanden (zie hoofdstuk “Programmering”).
Vermogensstand
instelling af
fabriek
(9 vermo-
gensstanden)
Boter smelten
Gelatine oplossen
Smelten van chocolade
Rijstepap, havermoutpap maken22–2.
Kleine hoeveelheden vloeistof opwarmen
Rijst wellen
Groente ontdooien (in een blok)32.–3
Graan wellen32.–3.
Verwarmen van vloeibare en halfvaste gerechten
Bereiden van een omelet en van spiegeleieren zonder korst
Fruit blancheren
Deegwaren wellen44–5.
Groente, vis stoven55
Diepvriesproducten ontdooien en verwarmen55–5.
Eieren behoedzaam bakken (zonder oververhitting van het
vet)
Aankoken van grote hoeveelheden, bijv. eenpansgerechten
Gebonden saus of roomsaus maken, bijv. witte-wijnsaus of
sauce hollandaise
Vis, schnitzel, braadworst behoedzaam bakken (zonder
oververhitting van het vet)
Poffertjes, pannenkoeken, etc. bakken76.–7
Aanbraden van stoofgerechten88–8.
Grote hoeveelheden water koken
Aankoken
1–21–2.
33–3.
44–4.
65.–6.
6–76.–7
6–76.–7.
99
uitgebreid
(17standen)
De gegevens zijn richtwaarden. Het vermogen van de inductiespoel varieert naargelang de
grootte en het materiaal van de bodem van de pan. Voor uw pannen kunnen de vermogensstanden dus enigszins afwijken. Bepaal door praktisch gebruik de optimale instellingen voor
uw pannen. Stel voor nieuwe pannen waarvan u de gebruikseigenschappen niet kent de
vermogensstand één stand lager in dan aangegeven.
24
Bediening
Principe van de bediening
De kookplaat is voorzien van elektronische sensortoetsen. Deze reageren op
vingercontact. De sensortoets Aan/
Uit moet bij het inschakelen om veiligheidsredenen iets langer worden aangeraakt dan de overige toetsen.
Elke reactie van de toetsen wordt bevestigd met een akoestisch signaal.
Als de kookplaat uitgeschakeld is, is alleen het opgedrukte symbool voor de
sensortoets Aan/Uit zichtbaar. Als u
de kookplaat inschakelt, lichten ook andere sensortoetsen op.
Storing door vuile en/of bedekte
sensortoetsen.
De sensortoetsen reageren niet of er
worden ongewenste schakelingen
uitgevoerd, eventueel wordt het apparaat automatisch uitgeschakeld.
Zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Veiligheidsuitschakeling”. Hete pannen op de sensortoetsen/displays kunnen de daaronder liggende
elektronica beschadigen.
Houd de sensortoetsen en displays
schoon.
Leg geen voorwerpen op de sensortoetsen en displays.
Zet geen hete pannen op de sensortoetsen en displays.
25
Bediening
Brandgevaar door oververhitting
van gerechten.
Als u gerechten niet in de gaten
houdt, kunnen deze oververhit raken
en in brand vliegen.
Houd toezicht op het apparaat als
het in gebruik is.
Denk eraan dat de opwarmtijd bij inductiekookplaten veel korter is dan
bij gewone kookplaten.
Kookplaat inschakelen
Tip de sensortoets aan.
Er lichten meer sensortoetsen op.
Als u daarna geen instellingen uitvoert,
wordt de kookplaat om veiligheidsredenen na enkele seconden weer uitgeschakeld.
Vermogensstand instellen
Standaard is de permanente panherkenning geactiveerd (zie hoofdstuk
“Programmering”). Als de kookplaat
ingeschakeld is en u plaatst een pan
op een kookzone, lichten alle sensortoetsen van het betreffende bedieningspaneel op.
Kookzone/kookplaat uitschakelen
Om een kookzone uit te schakelen,
raakt u de sensortoets0 op het betreffende bedieningspaneel aan.
Om de kookplaat en daarmee alle
kookzones uit te schakelen, raakt u
de sensortoets aan.
Restwarmte-indicator
Als een kookzone heet is, licht na het
uitschakelen de restwarmte-indicatie
op. Afhankelijk van de temperatuur verschijnt boven de vermogensstanden 1,
2 en 3 telkens een punt.
De punten van de restwarmte-indicatie
verdwijnen één voor één als de kookzone afkoelt. De laatste punt verdwijnt als
de kookzone zover is afgekoeld dat u
deze zonder gevaar kunt aanraken.
Gevaar voor verbranding door
hete kookzones.
Na het koken zijn de kookzones nog
heet.
Raak de kookzones niet aan als de
restwarmte-indicatie nog brandt.
Plaats een pan op de gewenste kook-
zone.
Raak op het betreffende bedienings-
paneel de sensortoets van de gewenste vermogensstand aan.
26
Bediening
Vermogensstand instellen (uitgebreid aantal standen)
Raak het gedeelte tussen de sensor-
toetsen aan.
De sensortoetsen voor en achter deze
tussenstanden branden helderder dan
de overige toetsen.
Voorbeeld:
Wanneer u de vermogensstand 7. heeft
ingesteld, branden 7 en 8 helderder dan
de overige sensortoetsen.
PowerFlex-kookvlak
De PowerFlex-kookzones worden automatisch tot een PowerFlex-kookvlak samengevoegd als u een voldoende grote
pan op de kookplaat zet (zie hoofdstuk:
“Overzicht”, paragraaf: “Kookplaat”). De
instellingen voor het kookvlak regelt u
via de getallenreeks van de voorste of
de linker PowerFlex-kookzone (afhankelijk van het model). U kunt de PowerFlex-kookzones ook handmatig samenvoegen of loskoppelen.
Plaats pannen altijd midden op het
PowerFlex-kookvlak.
Als de aankookautomaat geactiveerd is,
wordt de betreffende kookzone een bepaalde tijd op het hoogste vermogen ingeschakeld (aankoken). Daarna wordt
naar de ingestelde vermogensstand
(doorkookstand) teruggeschakeld. De
aankooktijd hangt af van de ingestelde
doorkookstand (zie tabel).
Aankookautomaat activeren
Raak de sensortoets van de ge-
wenste doorkookstand zo lang aan,
tot er een signaal klinkt en de sensortoets begint te knipperen.
Gedurende de aankooktijd (zie tabel)
knippert de ingestelde doorkookstand.
Als het aantal vermogensstanden is uitgebreid (zie hoofdstuk “Programmering”) en er een tussenstand is geselecteerd, knipperen de sensortoetsen voor
en na de tussenstand.
Als u tijdens de aankooktijd de doorkookstand wijzigt, deactiveert u de
aankookautomaat.
Aankookautomaat deactiveren
Raak de sensortoets van de inge-
stelde doorkookstand aan
of
Doorkookstand*Ankooktijd
[min:sec]
1ca. 0:15
1.ca. 0:15
2ca. 0:15
2.ca. 0:15
3ca. 0:25
3.ca. 0:25
4ca. 0:50
4.ca. 0:50
5ca. 2:00
5.ca. 5:50
6ca. 5:50
6.ca. 2:50
7ca. 2:50
7.ca. 2:50
8ca. 2:50
8.ca. 2:50
9–
* De doorkookstanden met punt zijn alleen
beschikbaar als u het aantal vermogensstanden heeft vergroot (zie hoofdstuk: “Programmering”).
stel een andere vermogensstand in.
28
Bediening
Booster
De kookzones hebben een TwinBooster.
Met de booster kan een hoger vermogen worden geleverd om snel grote
hoeveelheden te kunnen verwarmen
(bijvoorbeeld grote hoeveelheden water
voor het koken van pasta). Dit hogere
vermogen is maximaal 15minuten actief.
U kunt de booster voor maximaal
2kookzones tegelijk gebruiken.
Als u de booster inschakelt, terwijl
– geen vermogensstand is ingesteld,
wordt na afloop van de boostertijd of
bij het eerder deactiveren van de
functie automatisch teruggeschakeld
naar vermogensstand9.
– wel een vermogensstand is ingesteld,
wordt na afloop van de boostertijd of
bij het eerder deactiveren van de
functie automatisch teruggeschakeld
naar de ingestelde vermogensstand.
Er zijn telkens 2kookzones met elkaar
verbonden (gekoppeld) om het vermogen voor de booster te kunnen leveren.
Gedurende de boostertijd wordt aan de
verbonden kookzone een deel van het
vermogen onttrokken. Dit heeft een van
de volgende uitwerkingen:
TwinBooster activeren, stand 1
Plaats een pan op de gewenste kook-
zone.
Stel eventueel een vermogensstand
in.
Druk op de sensortoetsB.
Het controlelampje voor TwinBooster
stand 1 licht op.
TwinBooster activeren, stand 2
Plaats een pan op de gewenste kook-
zone.
Stel eventueel een vermogensstand
in.
Druk 2 keer op de sensortoetsB.
Het controlelampje voor TwinBooster
stand 2 licht op.
TwinBooster deactiveren
Druk zo vaak op de sensortoetsB
totdat de controlelampjes doven, of:
Stel een andere vermogensstand in.
– De aankookfunctie wordt uitgescha-
keld.
– De vermogensstand wordt verlaagd.
– De verbonden kookzone wordt uitge-
schakeld.
29
Bediening
Warmhouden
De warmhoudfunctie dient voor het
warmhouden van gerechten meteen
na de bereiding. De functie is niet bedoeld voor het opwarmen van reeds
afgekoelde gerechten.
De maximale warmhoudtijd bedraagt
2uur.
– Houd gerechten uitsluitend in de pan
warm. Sluit de pan met een deksel af.
– Roer vaste of papperige gerechten
(aardappelpuree, 1-pans gerechten)
af en toe om.
– De voedingswaarde van een gerecht
neemt gedurende de bereiding af. Tijdens het warmhouden neemt de voedingswaarde verder af. Houd de
warmhoudtijd zo kort mogelijk.
Warmhouden activeren/deactiveren
Tip de sensortoets van de betref-
fende kookzone aan.
30
Timer
De kookplaat moet ingeschakeld zijn als
u de timer wilt gebruiken.
U kunt een tijd instellen tussen 1minuut
(:) en 9uur en 59minuten (:).
Tijden tot en met 59 minuten stelt u in
minuten in (0:59), tijden vanaf 60minuten in uren en minuten. De tijden worden ingevoerd in de volgorde “uren”,
“minuten” (tiental) en “minuten” (rechter
cijfer).
Nadat het eerste cijfer is ingevoerd,
brandt het timerdisplay statisch. Na invoer van het tweede cijfer springt het
eerste cijfer naar links. Na invoer van
het derde cijfer springen het eerste en
tweede cijfer naar links.
U kunt de timer voor 2 functies gebruiken:
– voor het instellen van een kookwek-
kertijd
– voor het automatisch uitschakelen
van een kookzone.
U kunt de functies tegelijk gebruiken.
Getoond wordt altijd de kortste tijd en
de sensortoets (kookwekker) of het
controlelampje van de kookzone (automatisch uitschakelen) knippert.
Wanneer u de op de achtergrond aflopende resttijden wilt weergeven, tipt u
sensortoets of aan. Als voor
meerdere kookzones een uitschakeltijd
geprogrammeerd is, tipt u sensortoets
zo vaak aan totdat het controlelampje voor de gewenste kookzone knippert.
Kookwekker
De kookwekker wordt met de getallenreeks links of linksvoor ingesteld (afhankelijk van het model).
Kookwekkertijd instellen
Tip sensortoets aan.
Het timerdisplay begint te knipperen.
Stel de gewenste tijd in.
Kookwekkertijd wijzigen
Tip sensortoets aan.
Stel de gewenste tijd in.
Kookwekkertijd wissen
Tip sensortoets zo vaak aan totdat
in het timerdisplay : verschijnt.
31
Timer
Kookzone automatisch uitschakelen
U kunt een tijd instellen waarna een
kookzone automatisch wordt uitgeschakeld. De functie kan voor alle kookzones gelijktijdig worden gebruikt.
De uitschakeltijd wordt op het bedieningspaneel van de kookzone ingesteld die automatisch moet worden
uitgeschakeld.
De kookzone wordt automatisch uitgeschakeld als de geprogrammeerde tijd
langer is dan de maximaal toegestane
gebruiksduur. Zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Veiligheidsuitschakeling”.
Stel voor de gewenste kookzone een
vermogensstand in.
Tip sensortoets aan.
Het controlelampje begint te knipperen.
Uitschakeltijd wijzigen
Raak de sensortoets zo vaak aan
tot het controlelampje voor de gewenste kookzone knippert.
Stel de gewenste tijd in.
Uitschakeltijd wissen
Raak de sensortoets zo vaak aan
tot het controlelampje voor de gewenste kookzone knippert.
Tip de 0 van de cijferreeks aan.
Stel de gewenste tijd in.
Als u een uitschakeltijd voor nog een
kookzone wilt instellen, gaat u net zo
te werk als in het voorgaande is beschreven.
Als meerdere uitschakeltijden geprogrammeerd zijn, wordt de kortste resttijd weergegeven en knippert het desbetreffende controlelampje. De andere
controlelampjes branden statisch.
Wanneer u de op de achtergrond af-
lopende resttijden wilt weergeven,
raak dan de sensortoets zo vaak
aan tot het gewenste controlelampje
knippert.
32
Extra functies
Stop&Go
Bij activering van Stop&Go wordt de
vermogensstand van alle ingeschakelde
kookzones tot 1 verlaagd.
De vermogensstanden van de kookzones en de instellingen van de timer kunnen niet worden gewijzigd. De kookplaat kan alleen worden uitgeschakeld.
Kookwekkertijden, uitschakeltijden,
boostertijden en tijden voor de aankookautomaat lopen gewoon door.
Als u de functie deactiveert, worden de
kookzones op de laatst ingestelde vermogensstand weer ingeschakeld.
Als de functie niet binnen 1 uur wordt
gedeactiveerd, wordt de kookplaat uitgeschakeld.
Activeren/deactiveren
Raak sensortoets aan.
Recall
Als de kookplaat tijdens het gebruik per
ongeluk uitgeschakeld is, kunt u met
deze functie alle instellingen herstellen.
Hiervoor moet u de kookplaat binnen
10seconden na het uitschakelen weer
inschakelen.
Schakel de kookplaat weer in.
De eerder ingestelde vermogensstanden knipperen.
Raak meteen een van de knipperende
vermogensstanden aan.
Alle kookzones en de timer gaan verder
met de eerder gedane instellingen.
33
Extra functies
Schoonmaakfunctie
U kunt de sensortoetsen gedurende
20seconden vergrendelen, bijvoorbeeld om verontreinigingen te verwijderen. De sensortoets wordt niet
vergrendeld.
Activeren
Tip de sensortoets aan.
Op het timerdisplay loopt de tijd af.
Deactiveren
Tip sensortoets zo lang aan totdat
het timerdisplay dooft.
Demomodus
Met deze functie kan de vakhandel het
apparaat presenteren, zonder dat de
verwarming wordt ingeschakeld.
Activeren/deactiveren
Schakel de kookplaat in.
Tip op het bedieningspaneel van een
willekeurige kookzone sensortoets0
aan.
Tip daarna tegelijk de sensor-
toetsen0 en2 aan en laat uw vinder
er 6seconden op rusten.
In het timerdisplay knipperen afwisselend gedurende enkele seconden en
(demomodus geactiveerd) dan wel
(demomodus gedeactiveerd).
Gegevens kookplaat weergeven
U kunt de type-aanduiding en de softwareversie van uw kookplaat laten
weergeven. Hierbij mogen geen pannen
op de kookzones staan.
Type-aanduiding
Schakel de kookplaat in.
Tip op het bedieningspaneel van een
willekeurige kookzone sensortoets0
aan.
Tip daarna tegelijk de sensor-
toetsen0 en4 aan.
In het timerdisplay knipperen afwisselend 2 cijfers:
Voorbeeld: en knipperen afwisselend = KM1234
Softwareversie
Schakel de kookplaat in.
Tip op het bedieningspaneel van een
willekeurige kookzone sensortoets0
aan.
Tip daarna tegelijk de sensor-
toetsen0 en3 aan.
In het timerdisplay verschijnen cijfers:
Voorbeeld: : = softwareversie 2.00
34
Beveiligingen
Inschakelblokkering/vergrendeling
Om te voorkomen dat iemand de kookplaat en de kookzones per vergissing
inschakelt of instellingen wijzigt, heeft
uw kookplaat een inschakelblokkering
en een vergrendeling.
De inschakelblokkering wordt bij uitgeschakelde kookplaat geactiveerd. Als
de inschakelblokkering actief is, kan de
kookplaat niet worden ingeschakeld en
kan de timer niet worden bediend. Een
ingestelde kookwekkertijd loopt door.
De kookplaat is zo geprogrammeerd
dat de inschakelblokkering handmatig
moet worden geactiveerd. U kunt de instelling zo wijzigen dat de functie 5minuten na het uitschakelen van de kookplaat automatisch wordt geactiveerd.
Zie hoofdstuk: “Programmering”.
De vergrendeling wordt bij ingeschakelde kookplaat geactiveerd. Als de vergrendeling actief is, kan de kookplaat
slechts beperkt worden bediend:
– De kookzones en de kookplaat kun-
nen alleen maar worden uitgeschakeld.
– Een ingestelde kookwekkertijd kan
worden gewijzigd.
Wanneer bij geactiveerde inschakelblokkering of vergrendeling een niet
toegestane sensortoets wordt aangeraakt, verschijnt gedurende enkele seconden in het timerdisplay en klinkt
er een signaal.
Inschakelblokkering activeren
Raak gedurende 6seconden sensor-
toets aan.
De seconden worden in het timerdisplay afgeteld. Na afloop verschijnt
in het timerdisplay. De inschakelblokkering is geactiveerd.
Inschakelblokkering deactiveren
Raak gedurende 6seconden sensor-
toets aan.
In het timerdisplay verschijnt even ,
vervolgens worden de seconden afgeteld. Na afloop is de inschakelblokkering gedeactiveerd.
35
Beveiligingen
Vergrendeling activeren
Raak de sensortoetsen en aan
en laat tegelijkertijd uw vingers gedurende 6 seconden erop rusten.
De seconden worden in het timerdisplay afgeteld. Na afloop verschijnt
in het timerdisplay. De vergrendeling is
geactiveerd.
Vergrendeling deactiveren
Raak de sensortoetsen en aan
en laat tegelijkertijd uw vingers gedurende 6 seconden erop rusten.
In het timerdisplay verschijnt even ,
vervolgens worden de seconden afgeteld. Na afloop is de vergrendeling gedeactiveerd.
36
Beveiligingen
Veiligheidsuitschakeling
Sensortoetsen zijn afgedekt
Wanneer er langer dan 10seconden
overgekookte gerechten of voorwerpen
op één of meer sensortoetsen liggen,
wordt de kookplaat automatisch uitgeschakeld. Boven de sensortoets
knippert kort een en er klinkt een signaal.
Wanneer u de voorwerpen of het vuil
verwijdert, dooft en is de kookplaat
weer klaar voor gebruik.
De kookzone was te lang ingeschakeld
De veiligheidsuitschakeling wordt automatisch geactiveerd als een kookzone
ongewoon lang in gebruik is geweest.
De tijdspanne hangt van de gekozen
vermogensstand af. Als deze tijd is
overschreden, wordt de kookzone uitgeschakeld en wordt de restwarmte
weergegeven. Als u de kookzone uit- en
weer inschakelt, is ze weer gebruiksklaar.
Vermogensstand*
Maximale bedrijfsduur
[h:min]
Veiligheidsniveau
0**12
110:008:005:00
1.10:007:004:00
2/2.5:004:003:00
3/3.5:003:302:00
4/4.4:002:001:30
5/5.4:001:301:00
6/6.4:001:000:30
7/7.4:000:420:24
84:000:300:20
8.4:000:300:18
91:000:240:10
* De vermogensstanden met punt zijn alleen
beschikbaar als u het aantal vermogensstanden heeft uitgebreid.
** Fabrieksinstelling
Het veiligheidsniveau van het apparaat
staat standaard op instelling 0. U kunt
ook een hoger veiligheidsniveau kiezen. Bij een hoger veiligheidsniveau
hoort een kortere maximale bedrijfsduur (zie tabel).
37
Beveiligingen
Oververhittingsbeveiliging
Alle inductiespoelen en de koelelementen van de elektronica zijn voorzien van
een oververhittingsbeveiliging. Voordat
de inductiespoelen en/of de koelelementen oververhit raken, leidt de oververhittingsbeveiliging tot een van de
volgende reacties:
Inductiespoelen
– Een ingeschakelde booster wordt uit-
geschakeld.
– De ingestelde vermogensstand wordt
verlaagd.
– De kookzone wordt automatisch uit-
geschakeld. In het timerdisplay knipperen en afwisselend.
U kunt de kookzone gewoon weer in
gebruik nemen als de foutmelding is
verdwenen.
Koelelement
– Een ingeschakelde booster wordt uit-
geschakeld.
In de volgende gevallen kan de oververhittingsbeveiliging in werking treden:
– De pan op de kookzone is leeg.
– Vet of olie wordt op een hoge vermo-
gensstand verhit.
– De onderkant van de kookplaat is
niet voldoende geventileerd.
– Een hete kookzone wordt na een
stroomstoring weer ingeschakeld.
Reageert de oververhittingsbeveiliging
opnieuw nadat de oorzaak is weggenomen, neem dan contact op met Miele.
– De ingestelde vermogensstand wordt
verlaagd.
– De kookzones worden automatisch
uitgeschakeld.
Pas als het koelelement voldoende is
afgekoeld, kunt u de betreffende kookzones weer in gebruik nemen.
38
Programmering
U kunt de programmering van de kookplaat aanpassen aan uw persoonlijke
wensen. U kunt meerdere instellingen
na elkaar wijzigen.
Als u de programmering opgeroepen
heeft, verschijnt symbool en in het timerdisplay . Na enkele seconden
knipperen in het timerdisplay afwisselend: (programma01) en :(code).
Programmering wijzigen
Programmering oproepen
De sensortoets bevindt zich
ca.1cm links naast de sensortoets.
Druk bij uitgeschakelde kookplaat
tegelijk op de sensortoetsen en
. Druk zo lang totdat het symbool verschijnt en op het timerdisplay.
Programma instellen
Code instellen
Terwijl de code wordt weergegeven
(bijvoorbeeld :), drukt u zo vaak op
de sensortoets totdat het gewenste codenummer op het display
verschijnt of druk op het betreffende
cijfer op het bedieningspaneel.
Instellingen opslaan
Als het programma wordt weergege-
ven (bijvoorbeeld :), drukt u zo
lang op de sensortoets tot de
weergaven uitgaan.
Instellingen niet opslaan
Als de code wordt weergegeven (bij-
voorbeeld:), drukt u zo lang op de
sensortoets tot de weergaven uitgaan.
Bij tweecijferige programmanummers
moet met het bedieningspaneel eerst
het tiental worden ingesteld.
Terwijl het programma wordt weerge-
geven (bijvoorbeeld :), drukt u zo
vaak op de sensortoets totdat het
gewenste programmanummer op het
display verschijnt of druk op het betreffende cijfer op het bedieningspaneel.
39
Programmering
Programma
1)
Code
2)
Instellingen
P:01Demo-standC:00Demo-stand uit
C:01
Demo-stand aan
3)
P:03FabrieksinstellingC:00Fabrieksinstellingen niet herstellen
C:01Fabrieksinstellingen herstellen
P:04Aantal vermogensstandenC:009 vermogensstanden
4)
P:06Bevestigingssignaal bij sen-
sorbediening
C:01
C:00
17 vermogensstanden
5)
Uit
C:01Zacht
C:02Gemiddeld
C:03Hard
P:07Geluidssignaal van de timerC:00
Uit
5)
C:01Zacht
C:02Gemiddeld
C:03Hard
P:08InschakelblokkeringC:00Alleen handmatige activering van
de inschakelblokkering
C:01Automatische activering van de in-
schakelblokkering
P:09Maximale bedrijfsduurC:00Veiligheidsniveau 0
C:01Veiligheidsniveau 1
C:02Veiligheidsniveau 2
P:10Miele@home/Con@ctivityC:00Niet actueel
C:01Afgemeld
C:02Aangemeld
P:12Reactiesnelheid van de sen-
sortoetsen
C:00Langzaam
C:01Normaal
C:02Snel
40
Programmering
Programma
1)
Code
2)
Instellingen
P:15Permanente panherkenningC:00Niet actief
C:01Actief
1)
Een niet genoemd programma is niet gedefinieerd.
2)
De standaard ingestelde code is telkens vet gedrukt.
3)
Wanneer de kookplaat wordt ingeschakeld, verschijnt enkele seconden op het timer-
display.
4)
In de tekst en in de tabellen worden de uitgebreide vermogensstanden voor de duidelijk-
heid weergegeven met een punt achter het cijfer.
5)
Het akoestische signaal van de Aan/Uit-sensortoets kan niet worden uitgeschakeld.
41
Reiniging en onderhoud
Gevaar voor verbranding door
hete kookzones.
Na het koken zijn de kookzones nog
heet.
Schakel de kookplaat uit.
Laat de kookzones afkoelen, voordat
u de kookplaat gaat reinigen.
Schade door vocht in de kook-
plaat.
De stoom van een stoomreiniger kan
terechtkomen op onderdelen die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de
kookplaat nooit een stoomreiniger.
Alle oppervlakken kunnen verkleuren
of veranderen wanneer u ongeschikte reinigingsmiddelen gebruikt.
De oppervlakken zijn krasgevoelig.
Verwijder resten van reinigingsmiddelen onmiddellijk.
Gebruik geen schurende reinigingsmiddelen of middelen die krassen
kunnen veroorzaken.
Reinig de kookplaat na elk gebruik.
Maak het apparaat na elke vochtige
reiniging weer droog om kalkresten te
voorkomen.
Ongeschikte reinigingsmiddelen
Om beschadigingen aan de oppervlakken te voorkomen, mogen de volgende
middelen niet worden gebruikt:
– afwasmiddelen
– soda-, alkali-, ammoniak-, zuur- of
chloridehoudende reinigingsmiddelen
– kalkoplossende reinigingsmiddelen
– vlek- en roestverwijderaars
– schurende reinigingsmiddelen, zoals
schuurpoeder, vloeibaar schuurmiddel en reinigingssteen
– oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen
– reinigingsmiddelen voor afwasauto-
maten
– grill- en ovensprays
42
– glasreinigers
– schurende harde borstels en spons-
jes (zoals pannensponsjes) of gebruikte sponsjes die nog resten
schuurmiddel bevatten
– vlekkensponsjes
Reiniging en onderhoud
Keramische plaat reinigen
Schade door spitse voorwerpen.
De afdichtband tussen kookplaat en
werkblad kan beschadigd raken.
De afdichtband tussen keramische
plaat en lijst kan beschadigd raken.
Gebruik voor de reiniging geen spitse
voorwerpen.
Met een afwasmiddel worden niet alle verontreinigingen en resten verwijderd. Er ontstaat een onzichtbare
film die tot verkleuringen van het
keramische glas leidt. Deze verkleuringen kunnen niet meer worden verwijderd.
Reinig de keramische plaat regelmatig met een speciaal reinigingsmiddel
voor keramisch glas.
Verwijder alle grove verontreinigingen
met een vochtige doek. Vastgekoekte
verontreinigingen verwijdert u met
een glasschraper.
Reinig de plaat vervolgens met het
Miele-reinigingsmiddel voor keramische platen en roestvrij staal. Zie
hoofdstuk: “Bij te bestellen accessoires”, paragraaf: “Reinigings- en onderhoudsmiddelen”. Of gebruik een
ander geschikt reinigingsmiddel voor
keramische platen. Gebruik hierbij
een stuk keukenrol of een schone
doek. Gebruik het reinigingsmiddel
niet op een hete plaat, omdat daardoor vlekken kunnen ontstaan. Volg
de aanwijzingen van de fabrikant van
het reinigingsmiddel op.
Verwijder de resten van het reini-
gingsmiddel met een vochtige doek
en wis de kookplaat vervolgens
droog.
Reinigingsmiddelresten branden bij
een volgend gebruik in en kunnen de
keramische plaat beschadigen. Verwijder alle reinigingsmiddelresten.
Vlekken van kalkresten, water en alu-
minium kunt u met het reinigingsmiddel voor keramische platen en roestvrij staal verwijderen.
Gevaar voor verbranding door
hete kookzones.
Tijdens het koken zijn de kookzones
heet.
Trek ovenhandschoenen aan voordat
u resten van suiker, kunststof of aluminiumfolie met een glasschraper
van de hete kookplaat verwijdert.
Schakel de kookplaat meteen uit als
suiker, suikerhoudend voedsel,
kunststof of aluminiumfolie op de
hete plaat terechtkomt. Vermeng suikerhoudende stoffen meteen met water.
Verwijder de resten onmiddellijk met
een schraper, zolang de plaat nog
heet is.
Maak de afgekoelde kookplaat daar-
na schoon zoals voorheen is beschreven.
43
Nuttige tips
De meeste storingen en problemen, die bij het dagelijkse gebruik kunnen optreden, kunt u zelf verhelpen. U bespaart daarmee niet alleen tijd, maar ook kosten,
omdat u Miele niet hoeft in te schakelen.
De volgende tabellen helpen u de oorzaken van een probleem te achterhalen en te
verhelpen.
ProbleemOorzaak en oplossing
De kookplaat of de
kookzones kunnen niet
worden ingeschakeld.
Bij de nieuwe kookplaat
komen geurtjes en
damp vrij.
De ingestelde vermogensstand knippert.
De kookplaat heeft geen stroom.
Controleer of de zekering van de elektrische instal-
latie doorgeslagen is. Neem contact op met een
elektricien of met Miele (minimale sterkte van de
zekering zie typeplaatje).
Er is mogelijk sprake van een technische storing.
Maak het apparaat ca.1minuut spanningsvrij. Doe
dat als volgt:
– schakel de hoofdschakelaar van de huisinstalla-
tie uit of draai de betreffende zekering(en) eruit of
– schakel de aardlekschakelaar uit.
Schakel daarna alles weer in. Kunt u het apparaat
dan nog niet in gebruik nemen, neem dan contact
op met een elektricien of met Miele.
De metalen delen van het apparaat zijn voorzien van
een speciaal beschermlaagje. Als u de kookplaat voor
het eerst in gebruik neemt, kunnen geurtjes en
dampen ontstaan. Ook het materiaal van de inductiespoelen geeft tijdens de eerste gebruiksuren een geur
af. Bij elk volgend gebruik neemt de geurvorming af,
totdat u niets meer waarneemt. De geur en de eventueel optredende damp wijzen niet op een verkeerde
aansluiting of een defect en zijn ook niet schadelijk
voor de gezondheid.
Op de kookzone staat geen pan of een ongeschikte
pan.
Gebruik geschikte pannen (zie hoofdstuk: “Induc-
tie”, paragraaf: “De juiste pannen”).
44
ProbleemOorzaak en oplossing
Wanneer de kookplaat
wordt ingeschakeld of
een sensortoets aangeraakt, verschijnt enkele
seconden in het timerdisplay.
De kookplaat is automatisch uitgeschakeld.
Als u de kookplaat opnieuw inschakelt, verschijnt boven de Aan/
Uit-toets een.
Na het inschakelen van
de kookplaat verschijnt
kort op het timerdisplay. De kookzones
worden niet heet.
Een kookzone wordt
automatisch uitgeschakeld.
Een van de kookzones
of de gehele kookplaat
wordt automatisch uitgeschakeld.
De boosterstand wordt
automatisch te vroeg
uitgeschakeld.
De kookzone werkt niet
zoals u gewend bent op
de ingestelde vermogensstand.
De vermogensstand 9
wordt automatisch verlaagd als u bij de verbonden kookzone eveneens vermogensstand 9
instelt.
De inschakelblokkering of vergrendeling is geactiveerd.
Deactiveer de inschakelblokkering/vergrendeling.
De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd.
Zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Over-
verhittingsbeveiliging”.
De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd.
Zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Over-
verhittingsbeveiliging”.
De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd.
Zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Over-
verhittingsbeveiliging”.
Bij gelijktijdig gebruik van vermogensstand 9 zou het
maximale vermogen worden overschreden.
Gebruik een andere kookzone.
Nuttige tips
45
Nuttige tips
ProbleemOorzaak en oplossing
De inhoud van een pan
begint niet of nauwelijks te koken, terwijl de
aankookautomaat ingeschakeld is.
Na het uitschakelen van
het apparaat is nog een
geluid te horen.
De sensortoetsen reageren over- of ongevoelig.
Op het timerdisplay
knippert in afwisseling met en u hoort
een signaal.
Op het timerdisplay
knippert 1 met een cijfer (bijvoorbeeld 1-0) in
afwisseling met een 3cijferig getal.
Er worden grote hoeveelheden voedingsmiddelen verwarmd.
Kook met de hoogste vermogensstand en stel
daarna handmatig een lagere vermogensstand in.
De pan geleidt de warmte niet goed.
Gebruik andere pannen die de warmte wel goed
geleiden.
De koelventilator blijft draaien tot het apparaat afgekoeld is en wordt dan automatisch uitgeschakeld.
De gevoeligheid van de sensortoetsen is veranderd.
Zorg eerst dat zon- of kunstlicht niet direct op de
kookplaat valt. De omgeving van de kookplaat
mag ook niet te donker zijn.
Verwijder al het kookgerei en reinig de kookplaat.
Zorg ervoor dat de gehele kookplaat en de sensortoetsen niet bedekt zijn.
Onderbreek de stroomvoorziening van de kook-
plaat gedurende ca. 1 minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neem dan contact op met Miele.
De kookplaat is verkeerd aangesloten.
Haal de elektrische spanning van de kookplaat.
Neem contact op met Miele. De kookplaat moet
volgens het aansluitschema worden aangesloten.
Storing kookzone
Onderbreek de stroomvoorziening van de kook-
plaat gedurende ca. 1 minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neem dan contact op met Miele.
46
ProbleemOorzaak en oplossing
In het timerdisplay knipperen en cijfers afwisselend.
De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd.
Zie hoofdstuk: “Beveiligingen”, paragraaf: “Over-
verhittingsbeveiliging”.
, of
De ventilator is geblokkeerd of defect.
Controleer of de ventilator geblokkeerd is door een
voorwerp, bijvoorbeeld een vork, en verwijder dat
voorwerp.
Neem contact op met Miele als de foutmelding op-
nieuw verschijnt.
en andere cijfers.
Er heeft zich een storing voorgedaan in de elektronica.
Onderbreek de stroomvoorziening van de kook-
plaat gedurende ca. 1 minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neem dan contact op met Miele.
Nuttige tips
47
Bij te bestellen accessoires
Speciaal voor uw apparatuur levert
Miele een uitgebreid assortiment aan
toebehoren, alsmede reinigings- en onderhoudsmiddelen.
U kunt deze producten heel eenvoudig
via de Miele-webshop bestellen.
De producten zijn ook verkrijgbaar bij
Miele (zie achter in deze gebruiksaanwijzing) en bij uw Miele-vakhandelaar.
Kook-/braadpannen
Bij Miele kunt u kiezen uit een groot
aantal kook- en braadpannen. De pannen sluiten qua functie en afmetingen
perfect aan op de Miele-apparatuur.
Meer informatie over de afzonderlijke
producten vindt u op de Miele-website.
– Pannen in diverse afmetingen
– Sauté-pan met deksel
– Pan met anti-aanbaklaag
– Wok-pan
Reinigings- en onderhoudsmiddelen
Reinigingsmiddel voor keramische
platen en roestvrij staal 250 ml
Voor het verwijderen van verontreinigingen, kalk- en aluminiumvlekken
Microvezeldoekje
Voor het verwijderen van vingerafdrukken en lichte verontreinigingen
– Braadpan
48
Miele@home/Con@ctivity
Kookplaat aanmelden
Als u de kookplaat bij Miele@home wilt
aanmelden, bereid dan eerst de aanmeldprocedure op het weergave-apparaat voor.
Wilt u de kookplaat bij Con@ctivity
aanmelden, dan moet u eerst de afzuigkap aanmelden.
Druk bij uitgeschakelde kookplaat
tegelijk op de sensortoetsen en
. Druk zo lang totdat het symbool verschijnt en op het timerdisplay.
Na enkele seconden knipperen op het
timerdisplay afwisselend: (programma01) en :(code).
Terwijl : op het display te zien is,
drukt u zo vaak op de sensortoets
totdat op het display: (programma P:10) verschijnt.
Terwijl : op het display te zien is,
drukt u zo vaak op de sensortoets
totdat op het display: verschijnt.
De aanmeldprocedure start en op het
display verschijnt een “lopend balkje”.
Het aanmelden duurt een paar minuten.
Zodra de procedure met succes afgerond is, verschijnt op het display:.
Als de aanmelding mislukt is, herhaalt
u de procedure.
Om de instelling op te slaan, drukt u -
terwijl : op het display te zien is zo lang op de sensortoets totdat
de weergaven doven.
Kookplaat afmelden
Wanneer u de kookplaat bij
Miele@home wilt afmelden, bereid dan
eerst de afmeldprocedure op het weergave-apparaat voor.
Druk bij uitgeschakelde kookplaat
tegelijk op de sensortoetsen en
. Druk zo lang totdat het symbool verschijnt en op het timerdisplay.
Na enkele seconden knipperen op het
timerdisplay afwisselend: (programma01) en :(code).
Terwijl : op het display te zien is,
drukt u zo vaak op de sensortoets
totdat op het display: (programma P:10) verschijnt.
Terwijl : op het display te zien is,
drukt u zo vaak op de sensortoets
totdat op het display: verschijnt.
De afmeldprocedure start en op het display verschijnt een “lopend balkje”. De
afmelding duurt enkele minuten. Zodra
de procedure met succes afgerond is,
verschijnt op het display:.
Als de afmelding mislukt is, herhaalt u
de procedure.
Om de instelling op te slaan, drukt u -
terwijl : op het display te zien is zo lang op de sensortoets totdat
de weergaven doven.
Sluit de aanmelding bij de afzuigkap/
het weergave-apparaat af (zie de betreffende aanwijzingen).
49
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen
Schade door ondeskundige inbouw.
Door ondeskundige inbouw kan de kookplaat beschadigd raken.
Laat de kookplaat alleen door een gekwalificeerde vakman/-vrouw inbouwen.
Gevaar voor elektrische schok door netspanning.
Als het apparaat niet deskundig op het elektriciteitsnet aangesloten is, kan dit
een elektrische schok veroorzaken.
Laat de kookplaat uitsluitend door een gekwalificeerde vakman/-vrouw op het
elektriciteitsnet aansluiten.
Schade door vallende voorwerpen.
Bij de montage van bovenkasten of van een afzuigkap kan de kookplaat beschadigd raken.
Bouw de kookplaat pas na de montage van de bovenkasten of de afzuigkap in.
De lijsten en randen van het werkblad moeten met een hittebe-
stendige lijm (100°C) zijn bevestigd, zodat ze niet loslaten of vervormen. Ook de wandafdichtstrip moet hittebestendig zijn.
De kookplaat mag niet boven koelapparatuur, afwas-, was- en
droogautomaten worden ingebouwd.
Deze kookplaat mag alleen boven fornuizen en ovens met wasem-
koeling worden ingebouwd.
Zorg ervoor dat na de inbouw van de kookplaat de aansluitkabel
niet kan worden aangeraakt.
De aansluitkabel mag na de inbouw van de kookplaat niet in aan-
raking komen met beweegbare delen van de keukenelementen (bijv.
een lade) en mag ook niet worden blootgesteld aan mechanische
belastingen.
Neem de veiligheidsafstanden op de volgende pagina's in acht.
Alle maten zijn in mm aangegeven.
50
Veiligheidsafstand boven de
kookplaat
Tussen de kookplaat en een erboven
gemonteerde afzuigkap dient u de veiligheidsafstand aan te houden die de
fabrikant van de afzuigkap aangeeft.
Als zich boven het apparaat licht ontvlambare materialen bevinden (zoals
een keukenplank), moet u een afstand
van ten minste 600mm aanhouden.
Veiligheidsafstanden
Als voor verschillende apparaten verschillende veiligheidsafstanden worden genoemd voor plaatsing onder
een afzuigkap, kies dan altijd de
grootste afstand.
51
Veiligheidsafstanden
Veiligheidsafstand achterkant/
zijkant
Monteer de kookplaat bij voorkeur met
veel ruimte rechts en links.
Aan de achterkant van de kookplaat
moet ten opzichte van een hoge kast of
wand de hierna aangegeven minimale
afstand worden aangehouden.
Als zich aan één kant van de kookplaat
(rechts of links) een hoge kast of wand
bevindt, moet de hierna aangegeven
minimale afstand, worden aangehouden. Voor de tegenoverliggende
kant geldt een minimale afstand van
300mm.
Minimumafstand achter van de
werkbladuitsparing tot de achterkant
van het werkblad:
50mm
Minimumafstand rechts van de
werkbladuitsparing tot een ernaast
staand meubelstuk (bijv. hoge kast) of
een wand:
50mm.
Niet toegestaan
Aan te bevelen
Minimumafstand links van de werk-
bladuitsparing tot een ernaast staand
meubelstuk (bijv. hoge kast) of een
wand:
50mm.
52
Niet aan te bevelen
Niet aan te bevelen
Veiligheidsafstanden
Minimale afstand onderkant
Om de ventilatie van het apparaat te
kunnen waarborgen, moet onder het
apparaat een minimale afstand worden
aangehouden ten opzichte van een
oven, tussenbodem of lade.
De minimale afstand vanaf de onderkant van het apparaat tot de
– bovenkant van een oven moet
15mm bedragen.
– bovenkant van een tussenbodem
moet 15mm bedragen.
– bodem van een lade moet 75mm
bedragen.
Tussenbodem
Een tussenbodem onder de kookplaat
is niet noodzakelijk, maar wel toegestaan.
Voor de aansluitkabel moet aan de achterkant een spleet van 10 mm worden
aangehouden. Voor een betere ventilatie van de kookplaat adviseren wij een
spleet van 20 mm.
53
Veiligheidsafstanden
Veiligheidsafstand bij een beklede nis
Als er sprake is van een nisbekleding dient er een minimale afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de bekleding te worden aangehouden. Bij te hoge temperaturen kunnen materialen beschadigd raken.
Is de bekleding van brandbaar materiaal (zoals hout), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding minimaal 50 mm zijn.
Is de bekleding van niet brandbaar materiaal (zoals metaal, natuursteen en keramische tegels), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de
nisbekleding minimaal 50 mm min de dikte van de bekleding zijn.
Als de nisbekleding bijvoorbeeld 15 mm dik is, moet de minimale afstand
50 mm - 15 mm = 35 mm zijn.
Kookplaten zonder randlijstKookplaten met randlijst / facetrand
a
Wand
b
Nisbekleding maat x = dikte van de nisbekleding
c
Werkblad
d
Uitsparing in het werkblad
e
Minimale afstand bij
brandbare materialen 50mm
niet brandbare materialen 50mm - maat x
54
Aanwijzingen voor het inbouwen
Inbouw (met rand)
Dichting tussen kookplaat en werkblad
Schade door verkeerde inbouw.
Als u voegenkit gebruikt tussen de
kookplaat en het werkblad kunnen
het apparaat en het werkblad beschadigd raken als de kookplaat
voor werkzaamheden moet worden
verwijderd.
Gebruik geen voegenkit tussen
kookplaat en werkblad.
De dichting onder de rand van de
kookplaat is voldoende als afdichting
tussen het apparaat en het werkblad.
Werkblad met tegels
De voegen en het gearceerde gedeelte onder de rand moeten glad en
vlak zijn, zodat de kookplaat gelijkmatig
aansluit en de dichting onder de rand
van het apparaat voldoende afdicht.
55
Aanwijzingen voor het inbouwen
Inbouw (zonder rand)
Een vlakke inbouw (zonder rand) is alleen mogelijk bij natuurstenen (graniet,
marmer), massief houten en betegelde
werkbladen. Als kookplaten ook geschikt zijn voor inbouw in een glazen
werkblad wordt dit bij de kookplaat
vermeld. Als uw werkblad van een ander materiaal is gemaakt, informeer
dan bij de fabrikant of het werkblad
geschikt is voor vlakke inbouw.
De breedte (binnenwerks) van de onderkast moet minimaal zo groot zijn
als de uitsparing in het werkblad. Zie
hoofdstuk: “Inbouwmaten”. Zo is de
kookplaat ook na de inbouw van onderaf goed toegankelijk. Een technicus
moet de onderkant van de kookplaat
kunnen verwijderen. Als de kookplaat
niet van onderaf toegankelijk is, moet
de voegenkit bij onderhoudswerkzaamheden worden verwijderd om de
kookplaat te kunnen verwijderen.
Natuurstenen werkbladen
De kookplaat wordt direct in de uitsparing geplaatst.
De kookplaat wordt met houten lijsten
in de uitsparing vastgezet. Deze lijsten
worden niet bij het apparaat geleverd.
56
Inbouwmaten (met rand)
a
Voor
b
Aansluitkast met aansluitkabel, L=1440mm
Aansluitkabel los bijgevoegd
Als de kookplaat in combinatie met een SmartLine-element CS7xxx en/of CSDA7xxx wordt ingebouwd, houdt u dan rekening met de aanwijzingen voor de
werkbladuitsparing in de gebruiks- en montagehandleidingen van de SmartLineelementen.
57
Inbouwmaten (zonder rand)
a
Voor
b
Aansluitkast met aansluitkabel, L=1440mm
Aansluitkabel los bijgevoegd
c
Getrapte freesrand bij werkblad van natuursteen
d
Houten lijst 12mm (niet bijgeleverd)
Als de kookplaat in combinatie met een SmartLine-element CS7xxx en/of CSDA7xxx wordt ingebouwd, houdt u dan rekening met de aanwijzingen voor de
werkbladuitsparing in de gebruiks- en montagehandleidingen van de SmartLineelementen.
58
Inbouwen
Inbouw (met rand)
Maak de uitsparing in het werkblad.
Let op de veiligheidsafstanden (zie
het hoofdstuk “Veiligheidsafstanden”).
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afgewerkt om te voorkomen dat het werkblad door vocht wordt aangetast. Het
afdichtmateriaal moet hittebestendig
zijn.
De producten mogen niet op het
werkblad terechtkomen.
Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van de kookplaat. Breng
de afdichttape niet onder spanning
aan.
Sluit de aansluitkabel volgens het
schema op de kookplaat aan (zie
“Elektrische aansluiting–Aansluitschema”).
Als de afdichting bij de hoeken niet
goed op het werkblad aansluit, kan de
hoekradius van het werkblad (≤R4)
voorzichtig met een decoupeerzaag
worden nabewerkt.
Sluit de kookplaat op het elektrici-
teitsnet aan.
Controleer de werking van de kook-
plaat.
De aansluiting mag alleen door een
elektricien worden uitgevoerd.
Geleid de aansluitkabel van de kook-
plaat door de uitsparing in het werkblad naar beneden.
Zet de kookplaat midden in de uit-
sparing. Zorg ervoor dat de afdichting
op het werkblad rust, zodat de afdichting met het werkblad gewaarborgd is.
Dicht de kookplaat niet extra af met
voegenkit (zoals siliconenkit).
59
Inbouwen
Inbouw (zonder rand)
Maak de uitsparing in het werkblad.
Let op de veiligheidsafstanden (zie
het hoofdstuk “Veiligheidsafstanden”).
Bij werkbladen van massief hout / be-
tegelde werkbladen / werkbladen van
glas:
Bevestig de houten lijsten 5,5mm onder de bovenkant van het werkblad
(zie de afbeelding in het hoofdstuk
"Inbouwmaten (zonder rand)).
Sluit de aansluitkabel volgens het
schema op de kookplaat aan (zie
“Elektrische aansluiting–Aansluitschema”).
De aansluiting mag alleen door een
elektricien worden uitgevoerd.
Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van de kookplaat. Breng
de afdichttape niet onder spanning
aan.
Vul de voeg tussen de kookplaat en
het werkblad met een geschikte, hittebestendige siliconenkit (minimaal
160°C).
Een ongeschikte voegenkit kan natuursteen beschadigen.
Gebruik voor natuursteen en tegels
van natuursteen uitsluitend een voor
natuursteen geschikte siliconenkit.
Neem de aanwijzingen van de fabrikant in acht.
Geleid de aansluitkabel van de kook-
plaat door de uitsparing in het werkblad naar beneden.
Plaats de kookplaat in de uitsparing
en centreer de kookplaat.
De voeg tussen de keramische plaat
en het werkblad moet minimaal 2mm
breed zijn. Dit is nodig om de kookplaat te kunnen afdichten.
Sluit de kookplaat op het elektrici-
teitsnet aan.
Controleer de werking van de kook-
plaat.
60
Elektrische aansluiting
Schade door ondeskundige aan-
sluiting.
Door ondeskundig uitgevoerde in-
stallatie-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan de gebruiker
aanzienlijke risico's lopen.
Door ondeskundige installatie- en
onderhoudswerkzaamheden of reparaties kunnen gevaarlijke situaties
voor de gebruiker ontstaan waarvoor
Miele geen aansprakelijkheid aanvaardt. Miele kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor (de gevolgen
van) een ontbrekende of onderbroken aarding (bijvoorbeeld een elektrische schok).
Laat de kookplaat uitsluitend door
een gekwalificeerde vakman/-vrouw
op het elektriciteitsnet aansluiten.
Deze vakman/-vrouw dient de ter
plaatse geldende voorschriften en
normen exact te kennen en zorgvuldig na te leven.
Na het inbouwen moet zijn gewaarborgd dat onder spanning staande
delen niet kunnen worden aangeraakt.
Aansluitwaarde
zie typeplaatje
Aansluitgegevens
De aansluitwaarden vindt u op het typeplaatje. Deze gegevens moeten beslist
met de waarden van het elektriciteitsnet
overeenkomen.
Voor de aansluitmogelijkheden zie het
aansluitschema.
Aardlekschakelaar
Voor extra veiligheid wordt in de EUvoorschriften en -richtlijnen voor Nederland geadviseerd om de huisinstallatie
van een aardlekschakelaar te voorzien
(30mA).
Scheidingssysteem
Het apparaat moet via schakelaars met
alle polen van de netspanning kunnen
worden losgekoppeld. De contactopening in uitgeschakelde toestand moet
ten minste 3mm bedragen. Geschikte
schakelaars zijn overbelastings- en
aardlekschakelaars.
61
Elektrische aansluiting
Spanningsvrij maken
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Bij onderhoud en/of reparatie kan het
opnieuw inschakelen van de netspanning een elektrische schok veroorzaken.
Zorg dat de netspanning niet per ongeluk weer kan worden ingeschakeld.
Moet het apparaat spanningsvrij worden gemaakt, ga dan, afhankelijk van
de situatie, als volgt te werk:
Smeltzekeringen
Draai de zekeringen los en neem deze
uit de houders.
Schroefautomaten
Druk op de testknop (rood) totdat de
middelste knop (zwart) eruit springt.
Inbouwzekeringautomaten
(Aardlekschakelaar, minimaal typeB
of C): zet de tuimelschakelaar van 1
(Aan) op 0(Uit).
Aardlekschakelaar
(Aardlekschakelaar): zet de hoofd-
schakelaar van1 (Aan) op 0(Uit) of
druk op de testtoets.
Aansluitkabel
De kookplaat moet met een kabel van
het type H 05 VV-F (PVC-isolatie) volgens het aansluitschema worden aangesloten. De kabel moet voldoende
doorsnede hebben.
Voor de aansluitmogelijkheden zie het
aansluitschema.
De toegestane aansluitspanning en de
bijbehorende waarden voor uw kookplaat vindt u op het typeplaatje.
Aansluitkabel vervangen
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Als het apparaat niet deskundig op
het elektriciteitsnet aangesloten is,
kan dit een elektrische schok veroorzaken.
Laat de aansluitkabel uitsluitend
door een gekwalificeerde vakman/vrouw vervangen.
Als u de aansluitkabel vervangt, gebruik
dan uitsluitend het type kabel H05VVF met de juiste diameter. U kunt de
aansluitkabel krijgen bij de fabrikant of
bij Miele.
62
Aansluitschema
L1
200-240 V~
200-240 V~
200-240 V~
ab
cde
-
L2L3N
-
L2
b
L1
acdNe
(L3)
200-240 V~
200-240 V~
aL1bcdNe
-
(L2)
200-240 V~
Elektrische aansluiting
63
Service
Contact bij storingen
Voor storingen die u niet zelf kunt verhelpen, waarschuwt u uw Miele-vakhandelaar
of Miele.
Het telefoonnummer van Miele vindt u aan het einde van dit document.
Voor een goede en vlotte afhandeling moet Miele weten welk type apparaat u heeft
en welk fabricagenummer het heeft. Beide gegevens vindt u op het typeplaatje.
Typeplaatje
Plak hier het bijgaande typeplaatje. Controleer of het type apparaat overeenkomt
met het type dat op de achterkant van dit document staat.
Garantie
De garantietermijn voor dit apparaat bedraagt 2 jaar.
Voor meer informatie zie de bijgevoegde garantievoorwaarden.
64
Productinformatiebladen
Hieronder zijn de gegevensbladen bijgevoegd van de in deze gebruiks- en montagehandleiding beschreven modellen.
Informatie over huishoudelijke elektrische kookplaten
volgens verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE
Identificatie van het modelKM 6329
Aantal kookzones en/of -gebieden4
Voor cirkelvormige kookzones of -gebieden: diameter van de nuttige kookoppervlakte per kookzone
Voor niet-cirkelvormige kookzones of -gebieden:
lengte en breedte van de nuttige kookoppervlakte
per kookzone L/W
Energieverbruik per kookzone of -gebied, berekend per kg (EC
elektrisch koken
)
1. = 230x390 mm
2. = 230x390 mm
3. =
4. =
5. =
6. =
1. = 184,9 Wh/kg
2. = 184,9 Wh/kg
Energieverbruik van de kookplaat, berekend per
kg (EC
elektrische kookplaat
)
184,9 Wh/kg
65
Conformiteitsverklaring
Hiermee verklaart Miele dat de apparaten die op de omslag van deze gebruiksaanwijzing worden vermeld, voldoen aan de basiseisen en de andere
relevante voorschriften die in richtlijn
1999/5/EG worden genoemd.
Een volledige conformiteitsverklaring
kunt u aanvragen op het adres dat achterin is vermeld.