Alle informatie in dit instructieboekje was actueel ten tijde van
publicatie. Door HYUNDAI's streven naar een doorlopende verbetering
van haar producten behouden wij ons tussentijdse wijzigingen voor.
Dit instructieboekje is van toepassing op alle uitvoeringen van dit
model en bevat beschrijvingen van en uitleg over opties en de
standaarduitrusting.
Hierdoor staan in dit instructieboekje mogelijk zaken beschreven die
niet van toepassing zijn op uw auto.
WAARSCHUWING: AANPASSINGEN AAN UW HYUNDAI
Er mogen geen aanpassingen aan uw HYUNDAI worden gedaan. Aanpassingen kunnen de
prestaties, veiligheid of levensduur van uw HYUNDAI in negatieve zin beïnvloeden en
kunnen daarnaast in strijd zijn met de bepalingen van de beperkte garantie. Bepaalde
aanpassingen kunnen tevens in strijd zijn met de regelgeving van het betreffende ministerie
en andere overheidsinstanties in uw land.
INBOUWEN VAN EEN TWEEWEGRADIO OF EEN MOBIELE TELEFOON
Uw auto is voorzien van elektronisch geregelde brandstofinspuiting en andere elektronische
componenten. Als een tweewegradio of mobiele telefoon niet op de juiste wijze wordt
ingebouwd/ aangepast, heeft dat mogelijk een nadelige invloed op elektronische systemen.
We raden u daarom aan de instructies van de fabrikant van de radio nauwkeurig te volgen of
uw HYUNDAI-dealer te raadplegen over voorzorgsmaatregelen of speciale instructies met
betrekking tot het inbouwen van dergelijke apparatuur.
F2
WAARSCHUWING M.B.T. VEILIGHEID EN SCHADE AAN DE AUTO
In dit instructieboekje vindt u informatie onder de koppen GEVAAR, WAARSCHUWING,
OPMERKING en AANWIJZING. Deze koppen geven het volgende aan:
GEVAAR
GEVAAR verwijst naar een gevaarlijke
situatie die, indien niet vermeden,
ernstig letsel tot gevolg zal hebben.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING verwijst naar een
gevaarlijke situatie die, indien niet
vermeden, ernstig letsel tot gevolg
kan hebben.
OPMERKING
OPMERKING verwijst naar een
gevaarlijke situatie die, indien niet
vermeden, licht tot middelzwaar letsel
tot gevolg kan hebben.
AANWIJZING
AANWIJZING verwijst naar een
gevaarlijke situatie die, indien niet
vermeden, kan leiden tot schade aan de
auto.
F3
VOORWOORD
Gefeliciteerd en hartelijk dank voor het kiezen van een HYUNDAI. We zijn blij om u te verwelkomen bij het groeiende
aantal vooraanstaande mensen die HYUNDAI rijden. We zijn zeer trots op de geavanceerde techniek en de
hoogwaardige constructie van elke HYUNDAI die we maken.
In dit instructieboekje maakt u kennis met de kenmerken en bediening van uw nieuwe HYUNDAI. Om vertrouwd te raken
met uw nieuwe HYUNDAI en er optimaal van te genieten, raden we u aan dit instructieboekje zorgvuldig door te lezen
alvorens met uw nieuwe auto te gaan rijden.
In dit instructieboekje staan belangrijke veiligheidsaspecten en instructies die bedoeld zijn om u vertrouwd te maken met
de bedieningselementen en veiligheidsvoorzieningen van uw auto, zodat u veilig met uw auto kunt rijden.
In dit instructieboekje staat ook informatie over onderhoud dat erop is gericht een veilige bediening van uw auto te mogelijk
te maken. We raden u aan alle service en onderhoud aan uw auto door een officiële HYUNDAI-dealer te laten uitvoeren.
HYUNDAI-dealers zijn toegerust om kwalitatief hoogwaardige service, onderhoud en overige assistentie te bieden.
Dit instructieboekje hoort bij de auto en moet bewaard worden in de auto, zodat u het op elk moment kunt raadplegen.
Dit instructieboekje moet bij de auto blijven als u de auto verkoopt, zodat de volgende eigenaar de beschikking heeft over
belangrijke informatie met betrekking tot de bediening, de veiligheid en het onderhoud.
HYUNDAI MOTOR COMPANY
OPMERKING
Het gebruik van brandstoffen en smeermiddelen van een slechte kwaliteit die niet aan de HYUNDAIspecificaties voldoen, kan leiden tot ernstige schade aan de motor en transmissie. Gebruik altijd
brandstoffen en smeermiddelen van een hoge kwaliteit die voldoen aan de specificaties op bladzijde 8-6 in
het hoofdstuk Specificaties in het instructieboekje.
Copyright 2017 HYUNDAI Motor Company. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden
gereproduceerd, opgeslagen in een systeem voor het opslaan en terughalen van informatie of verspreid in welke
vorm en op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van HYUNDAI Motor Company.
F4
GEBRUIK VAN DIT
INSTRUCTIEBOEKJE
Inleiding
VEILIGHEIDSMELDINGEN
Wij willen u helpen om het meeste
rijplezier van uw auto te krijgen. Het
instructieboekje kan daar op vele
manieren toe bijdragen. Wij raden u
ten zeerste aan het complete
instructieboekje door te lezen. Om de
kans op letsel te beperken, moet u
met name de gedeeltes met
WAARSCHUWING en OPMERKING
door het gehele instructieboekje
lezen.
De afbeeldingen vormen een
waardevolle aanvulling op de tekst. In
uw instructieboekje vindt u informatie
over de kenmerken, over belangrijke
veiligheidsaspecten en over het rijden
onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het
instructieboekje vindt u in de
inhoudsopgave. Gebruik de index als
u op zoek bent naar een specifiek
onderdeel of onderwerp; de index
bestaat uit een alfabetische lijst van
alle informatie in dit instructieboekje.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje
heeft acht hoofdstukken en een index.
Elk hoofdstuk begint met een korte
inhoudsopgave, zodat u direct kunt
zien of het hoofdstuk de gewenste
informatie bevat.
Uw veiligheid en de veiligheid van
anderen is zeer belangrijk. In dit
instructieboekje vindt u veel
veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en
bedieningsprocedures.Deze
informatie maakt u attent op
potentiële gevaren die u of anderen
kunnen verwonden of schade aan
uw auto kunnen veroorzaken.
Veiligheidsmeldingen op labels in de
auto en in dit instructieboekje
beschrijven wat deze gevaren zijn en
wat er gedaan kan worden om
risico's te vermijden of te beperken.
De waarschuwingen en instructies in
dit instructieboekje zijn voor uw
veiligheid. Het niet opvolgen van
deze waarschuwingen en instructies
kan leiden tot ernstig letsel.
In dit instructieboekje worden de
koppen GEVAAR,
WAARSCHUWING, OPMERKING,
AANWIJZING en het
VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGSS
YMBOOL gebruikt.
Dit is het veiligheidswaar-
schuwingssymbool. Het wordt
gebruikt om u te
waarschuwen voor potentiële
gevaren waarbij u fysiek letsel
kunt oplopen.Volg alle
veiligheidswaarschuwingen
onder dit symbool om
mogelijk ernstig letsel te
voorkomen.Het veilig-
heidswaarschuwingssymbool
wordt gevolgd door de
signaalwoorden GEVAAR,
WAARSCHUWING en
OPMERKING.
GEVAAR
GEVAAR verwijst naar een
gevaarlijke situatie die, indien
niet vermeden, ernstig letsel tot
gevolg zal hebben.
F5
Inleiding
VEREISTE BRANDSTOF
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING verwijst naar
een gevaarlijke situatie die,
indien niet vermeden, ernstig
letsel tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
OPMERKING verwijst naar een
gevaarlijke situatie die, indien
niet vermeden, licht tot
middelzwaar letsel tot gevolg
kan hebben.
AANWIJZING
AANWIJZING verwijst naar een
gevaarlijke situatie die, indien niet
vermeden, kan leiden tot schade
aan de auto.
Loodvrij
Voor optimale prestaties raden we u
aan loodvrije benzine te tanken met
een octaangetal van RON (Research
Octane Number) 95/AKI (Anti Knock
Index) 91 of hoger.
OPMERKING
Het gebruik van loodvrije
benzine met een octaangetal dat
lager is dan RON 95 leidt
mogelijk tot een verlies aan
motorvermogen en kan schade
aan de motor veroorzaken.
Bij gebruik van LOODVRIJE
BENZINE zijn de prestaties
maximaal en de uitlaatgassen het
schoonst en wordt vervuiling van de
bougies tegengegaan.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT
LOODHOUDENDE BENZINE.
Loodhoudende benzine is
schadelijk voor de katalysator
en de lambdasensor van het
motorregelsysteem en zal de
emissieregeling nadelig
beïnvloeden.
Voeg nooit andere dan de
voorgeschreven brandstofadditieven toe aan de
brandstoftank (we raden u aan
een officiële HYUNDAI-dealer te
raadplegen voor meer
informatie).
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te
vullen nadat het vulpistool
automatisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de
tankdop goed vastgedraaid is,
om morsen van brandstof in
geval van een aanrijding te
voorkomen.
F6
Inleiding
Loodhoudend
(indien van toepassing)
In sommige landen moet er
loodhoudende benzine worden
gebruikt. We adviseren u contact op
te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer als u loodhoudende benzine gaat gebruiken.
Het vereiste octaangetal voor
loodhoudende benzine is gelijk aan
dat voor loodvrije benzine.
Benzine die alcohol en
methanol bevat
In sommige landen is naast benzine
ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een
mengsel van benzine en ethanol of
methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer
dan 10% ethanol en gebruik geen
benzine of mengsel dat methanol
bevat. Deze brandstoffen kunnen
rijproblemen en schade aan het
brandstofsysteem, het motormanagementsysteem en het emissieregelsysteem veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer
er rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen
vallen mogelijk niet onder de
fabrieksgarantie wanneer ze
veroorzaakt worden door het gebruik
van:
1. Gasohol met meer dan 10%
ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol
bevat.
3. Loodhoudende benzine of loodhoudende gasohol.
OPMERKING
Gebruik nooit gasohol die
methanol bevat. Gebruik gasoholproducten niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Overige brandstoffen
Het gebruik van brandstofadditieven
als:
- Brandstofadditieven met siliconen
- Brandstofadditieven met MMT
(mangaan, Mn)
- Brandstofadditieven met ferroceen
(op basis van ijzer)
- Andere brandstofadditieven op
basis van metalen
kan leiden tot overslaan, slechte
acceleratie, afslaan van de motor,
schade aan de katalysator of
abnormale corrosie en kan schade
aan de motor veroorzaken hetgeen
leidt tot een afname van de totale
levensduur van de aandrijflijn.
AANWIJZING
Schade aan het brandstofsysteem
van uw auto of het verhelpen van
problemen met betrekking tot de
prestaties van de auto door de
toepassing van deze brandstoffen
wordt niet gedekt door de
beperkte garantie van uw nieuwe
auto.
F7
Inleiding
Gebruik van MTBE
HYUNDAI adviseert geen gebruik te
maken van brandstof die meer dan
15,0 volumeprocent MTBE (Methyl
Tertiary Butyl Ether) (zuurstofmassa
2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0
volumeprocent MBTE (zuurstofmassa 2,7%) bevat, kan de
prestaties van de auto in negatieve
zin beïnvloeden en dampvorming of
slecht aanslaan veroorzaken.
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het
verhelpen van problemen met
betrekking tot de prestaties van
de auto worden niet door de
beperkte garantie van uw
nieuwe auto gedekt indien deze
veroorzaakt worden door
brandstof die methanol bevat of
brandstof die meer dan 15,0
volumeprocent MTBE (Methyl
Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het
gebruik van methanol (methylalcohol). Dit type brandstof heeft een
negatieve invloed op de prestaties
van uw auto en kan schade aan het
brandstofsysteem, het
motormanagementsysteem en het
emissieregelsysteem veroorzaken.
Brandstofadditieven
Hyundai adviseert loodvrije benzine te
gebruiken met een octaangetal van
RON (Research Octane Number)
95/AKI (Anti Knock Index) 91 of hoger.
Klanten die niet altijd de beschikking
hebben over kwalitatief hoogwaardige
brandstoffen met de juiste additieven
wordt geadviseerd een fles additieven
toe te voegen aan de brandstoftank
als er problemen zijn met het starten
of soepel ronddraaien van de motor,
zoals aangegeven in het
onderhoudsschema (zie hoofdstuk 7,
"Onderhoudsschema bij normaal
gebruik").
Uw officiële HYUNDAI-dealer kan u de
additieven leveren en kan tevens
informatie verstrekken over het gebruik
daarvan. Gebruik nooit meerdere
additieven tegelijk.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto
naar het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet
aan de in dat land geldende
wettelijke voorschriften met
betrekking tot registratie en
verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof
verkrijgbaar is.
F8
Inleiding
AANPASSINGEN AAN DE
AUTO
INRIJPROCEDURERETOURNEREN VAN
GEBRUIKTE AUTO'S
(EUROPA)
• Er mogen geen aanpassingen aan
deze auto worden gedaan. Door
aanpassingen kunnen de
prestaties, de veiligheid of de
levensduur van uw auto beïnvloed
worden. Aanpassingen kunnen
zelfs in strijd zijn met
overheidsbepalingen en
milieuvoorschriften.
Bovendien worden eventuele
schade en problemen die door een
dergelijke verandering ontstaan,
niet gedekt door de garantie.
• Als u niet-toegestane elektro-
nische apparaten gebruikt, kan de
auto zich abnormaal gedragen,
kan schade aan de bedrading
ontstaan, raakt de accu mogelijk
ontladen of is er kans op brand.
Gebruik voor uw eigen veiligheid
geen niet-toegestane elektro-
nische apparaten.
U kunt door het opvolgen van een
paar eenvoudige aanwijzingen
gedurende de eerste 1.000 km de
prestaties, het brandstofverbruik en
de levensduur van uw auto in
positieve zin beïnvloeden.
• Laat de motor niet met te veel
toeren draaien.
• Zorg ervoor dat het toerental van de
motor (omw/min of omwentelingen
per minuut) tijdens het rijden niet
hoger wordt dan 3.000 omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd
met een constante snelheid, zowel
snel als langzaam. Om de motor
goed in te rijden, moet het
motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen,
behalve in noodgevallen, om de
onderdelen van het remsysteem
de gelegenheid te geven op elkaar
in te lopen.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km
met uw auto geen aanhanger.
• Gebruik Launch Control niet tijdens
het inrijden.
HYUNDAI stimuleert een
milieuvriendelijke afvoer voor auto's
die aan het einde van hun
levenscyclus zijn gekomen en biedt
aan uw auto in te nemen volgens de
richtlijnen van de Europese Unie
(EU) voor voertuigen die aan het
einde van hun levenscyclus
gekomen zijn.
Gedetailleerde informatie vindt u op
de homepage van de Nederlandse
HYUNDAI-importeur.
De werkelijke motorruimte van de auto kan afwijken van de afbeelding.
OPDEN077088
1-7
Veiligheidssysteem van uw auto
In dit hoofdstuk krijgt u belangrijke informatie over hoe u uzelf en uw passagiers kunt beschermen. U krijgt
uitleg over het correcte gebruik van de stoelen en veiligheidsgordels en over de werking van de airbags.
Bovendien geeft dit hoofdstuk informatie over het op de juiste wijze vervoeren van baby's en kinderen in
de auto.
Belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen...2-2
Doe uw veiligheidsgordel altijd om...............................2-2
In dit hoofdstuk en in deze handleiding
vindt u talrijke veiligheidsvoor-
zorgsmaatregelen en -aanbevelingen.
De veiligheidsvoorzorgsmaatregelen in
dit hoofdstuk behoren tot de
belangrijkste.
Doe uw veiligheidsgordel
altijd om
Een veiligheidsgordel biedt de beste
bescherming bij alle soorten
ongevallen. Airbags zijn ontworpen als
aanvulling op de veiligheidsgordels en
niet ter vervanging ervan. Doe dus, ook
als uw auto is voorzien van airbags,
ALTIJD uw veiligheidsgordel om en
zorg ervoor dat ook uw passagiers de
veiligheidsgordel op de juiste manier
omdoen.
Gebruik voor alle kinderen
de juiste veiligheidssystemen
Alle kinderen onder de 13 jaar moeten
in uw auto worden vervoerd op de
achterstoel, niet op de voorstoel,
waarbij het juiste veiligheidssysteem
moet worden gebruikt. Baby's en kleine
kinderen moeten worden vervoerd in
een geschikt kinderzitje. Grotere
kinderen moeten een zittingverhoging
in combinatie met de driepuntsgordel
gebruiken totdat ze groot genoeg zijn
om de veiligheidsgordel op de juiste
wijze te gebruiken zonder
zittingverhoging.
Gevaren airbag
Hoewel airbags levens kunnen redden,
kunnen ze ook ernstig letsel
veroorzaken als inzittenden te dichtbij
zitten of als ze hun veiligheidsgordel
niet op de juiste manier dragen. Het
grootste risico op verwondingen door
een zich opblazende airbag lopen
baby's, kleine kinderen en volwassenen
met een geringe lichaamslengte. Volg
alle aanwijzingen op en lees alle
waarschuwingen in dit instructieboekje
zorgvuldig door.
Afleiding van de bestuurder
Afleiding van de bestuurder vormt
een ernstige bedreiging voor de
veiligheid, vooral bij onervaren
rijders. Achter het stuur moet
veiligheid centraal staan en
bestuurders moeten zich bewust zijn
van het grote aantal potentiële
redenen voor afleiding, zoals
slaperigheid, het pakken van
voorwerpen, eten, persoonlijke
verzorging, andere inzittenden en
bellen.
Bestuurders kunnen afgeleid raken
als ze hun ogen en aandacht niet bij
de weg houden of hun handen van
het stuur halen voor andere
activiteiten dan autorijden. Verklein
de kans op afleiding en een ongeluk
door:
• ALTIJD uw mobiele apparatuur
(bijv. MP3-speler, telefoon,
navigatie-apparatuur, enz.) in te
stellen als de auto geparkeerd is of
op een veilige plaats stilstaat.
2-2
• Uw mobiele apparatuur ALLEEN te
gebruiken als dit wettelijk is
toegestaan en de omstandigheden
veilig gebruik mogelijk maken.
Verstuur tijdens het rijden NOOIT
een sms of een e-mail. In de
meeste landen is het versturen van
een sms tijdens het rijden wettelijk
verboden. In sommige landen is
het gebruik van een niethandsfree-telefoon door
bestuurders eveneens verboden.
• Laat het gebruik van een mobiel
apparaat u tijdens het rijden
NOOIT afleiden. U hebt een
verantwoordelijkheid ten opzichte
van uw passagiers en
medeweggebruikers om altijd veilig
te rijden, met uw handen aan het
stuur en uw ogen en aandacht
gericht op de weg.
Pas uw snelheid aan
Een te hoge snelheid speelt een
belangrijke rol bij aanrijdingen
waarbij gewonden en doden vallen.
Over het algemeen is het zo dat hoe
hoger de snelheid is, hoe groter het
risico is, maar ernstig letsel kan ook
ontstaan bij lagere snelheden. Rijd
nooit sneller dan gezien de
omstandigheden veilig is, ongeacht
de maximum toegestane snelheid ter
plaatse.
Houd uw auto in een veilige
conditie
Een klapband of een mechanisch
defect kan een extreem gevaarlijke
situatie opleveren. Controleer, om de
kans op dergelijke problemen te
beperken, regelmatig de
bandenspanning en de conditie van
de banden en laat het periodiek
onderhoud aan uw auto op de
voorgeschreven momenten
uitvoeren.
2
Veiligheidssysteem van uw auto
2-3
STOELEN
Veiligheidssysteem van uw auto
■ Bestuurderszijde
■ Handmatige verstelling
■ Elektrische verstelling
■ Passagierszijde
Voorstoel
(1) Voorwaartse/achterwaartse richting
(2) Hellingshoek rugleuning
(3) Zittinghoogte*
(4) Zittinglengte*
(5) Lendensteun*
(6) Stoelverwarming
(7) Hoofdsteun
Achterstoel
(8) Armsteun*
(9) Neerklappen rugleuning
(10) Hoofdsteun
(11) Vervoeren van lange/
smalle voorwerpen*
* : indien van toepassing
OPDEN037001
2-4
Veiligheids-
voorzorgsmaatregelen
Het zo afstellen van de stoelen dat
de bestuurder en de passagiers in
een veilige en comfortabele positie
zitten speelt, samen met de
veiligheidsgordels en de airbags,
een belangrijke rol bij de veiligheid
van de inzittenden bij een ongeval.
WAARSCHUWING
Gebruik geen zitkussen
waardoor de wrijving tussen de
stoel en de passagier
verminderd wordt. De passagier
kan bij een aanrijding of een
noodstop onder de gordel
doorglijden.
Er kan ernstig letsel ontstaan
als de veiligheidsgordel niet
correct kan werken.
Airbags
U kunt voorzorgsmaatregelen
nemen om de kans op letsel door
een zich opblazende airbag te
beperken. Het te dicht op een airbag
zitten vergroot de kans op letsel in
hoge mate als de airbag geactiveerd
wordt. Zet uw stoel zo ver mogelijk
naar achteren, waarbij u de auto nog
wel onder controle moet kunnen
blijven houden.
WAARSCHUWING
Om de kans op ernstig letsel
door een zich opblazende airbag
te beperken, moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen getroffen
worden:
• Zet de bestuurdersstoel zo ver
mogelijk naar achteren, maar
houd er daarbij rekening mee
dat u de auto volledig onder
controle moet kunnen blijven
houden.
• Zet de voorpassagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Houd het stuurwiel vast op 9 en
3 uur, zodat de kans op letsel
aan uw armen en handen tot
een minimum beperkt wordt.
• Plaats NOOIT iets of iemand
tussen u en de airbag.
• Laat, om de kans op beenletsel
tot een minimum te beperken,
de voorpassagier zijn voeten of
benen nooit op het dashboard
zetten.
2
Veiligheidssysteem van uw auto
2-5
Veiligheidssysteem van uw auto
Veiligheidsgordels
Doe bij elke rit voor het wegrijden
eerst de veiligheidsgordel om.
De inzittenden moeten altijd rechtop
zitten en de veiligheidsgordel op de
juiste manier dragen. Baby's en
kleine kinderen moeten altijd
vervoerd worden in een geschikt
kinderzitje. Kinderen die te groot
geworden zijn voor een
zittingverhoging en volwassenen
moeten altijd de veiligheidsgordel
gebruiken.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgs-
maatregelen bij het afstellen
van de veiligheidsgordel:
• Gebruik een veiligheidsgordel
NOOIT voor meer dan één
inzittende.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Zet de rugleuning altijd zo
veel mogelijk rechtop en
draag het heupgedeelte van
de veiligheidsgordel strak
tegen het lichaam aan en laag
over de heupen.
• Laat een kind of baby NOOIT
meerijden op de schoot van
een passagier.
• Laat het schoudergedeelte
van de veiligheidsgordel niet
langs uw nek, langs een
scherpe rand of langs een
ander gedeelte van uw
lichaam dan uw schouder
lopen.
• Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordel nergens
tussen bekneld raakt.
Voorstoelen
De voorstoel kan worden afgesteld
met de bedieningshendel (of knop) of
-schakelaars aan de buitenzijde van
de zitting. Stel voor het rijden de stoel
af in de juiste stand zodat het
stuurwiel, de pedalen en de
bedieningsorganen op het dashboard
gemakkelijk bediend kunnen worden.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgs-
maatregelen bij het afstellen van
uw stoel:
• Probeer de stoel NOOIT tijdens
het rijden te verstellen. Door
een eventuele onverwachte
beweging van de stoel zou u de
controle over de auto kunnen
verliezen, waardoor een
ongeval kan ontstaan.
• Plaats niets onder de
voorstoelen.Losliggende
voorwerpen in de voetenruimte
van de bestuurder kunnen de
bediening van de pedalen
nadelig beïnvloeden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
(Vervolg)
2-6
(Vervolg)
• Zorg ervoor dat de rugleuning
altijd in de normale positie kan
worden gezet en niets de juiste
vergrendeling van de
rugleuning hindert.
• Leg geen aansteker op de vloer
of de stoel. Wanneer u de stoel
verstelt, kan er gas uit de
aansteker ontsnappen
waardoor brand kan ontstaan.
• Wees uiterst voorzichtig bij het
oppakken van kleine
voorwerpen die onder de
stoelen liggen of zich tussen de
stoel en de middenconsole
bevinden. Uw handen kunnen
klem komen te zitten of u kunt
letsel aan uw handen oplopen
door scherpe randen aan het
stoelmechanisme.
• Als er passagiers zitten op de
achterstoelen, wees dan
voorzichtig bij het afstellen
van de voorstoelen.
OPMERKING
Om letsel te voorkomen:
• Verstel uw stoel niet als u de
veiligheidsgordel omgedaan
hebt.
Door de zitting naar voren te
bewegen, kan er veel druk
worden uitgeoefend op de
buikstreek.
• Zorg er tijdens het verstellen
van de stoel voor dat uw
handen of vingers niet
bekneld raken in het
mechanisme.
Handmatige verstelling
2
Veiligheidssysteem van uw auto
OPDEN037002
Verstellen in voor-/achterwaartse
richting
Verstel de stoel als volgt naar voren
of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de
langsverstelling omhoogge-
trokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste
positie.
3. Laat de hendel los en controleer of
de stoel vergrendeld is. Probeer
de stoel naar voren of achteren te
schuiven zonder de hendel te
bedienen. Als de stoel beweegt,
dan is hij niet goed vergrendeld.
2-7
Veiligheidssysteem van uw auto
OPDEN037003
Rugleuning
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Beweeg de knop voor de
rugleuningverstelling naar
achteren.
2. Plaats de rugleuning in de
gewenste stand.
Verstellen van de rugleuning
Het tijdens het rijden zitten op een
stoel met een rugleuning die te ver
achterover staat kan gevaarlijk zijn.
Ook bij het dragen van de veilig-
heidsgordel neemt de bescherming
die de veiligheidssystemen (veilig-
heidsgordels en/of airbags) bieden,
aanzienlijk af als de rugleuning te ver
achterover staat.
WAARSCHUWING
Rijd NOOIT met een rugleuning
die te ver achterover staat.
Als de rugleuning te ver
achterover staat, neemt de kans
op ernstig letsel bij een
aanrijding of een noodstop
aanzienlijk toe.
Passagiers moeten ALTIJD
goed in hun stoel zitten, de
gordel op de juiste manier
dragen en de rugleuning zo ver
mogelijk rechtop zetten.
De veiligheidsgordel moet strak over
uw heupen en borst lopen voor een
maximale effectiviteit.Als de
rugleuning te ver achterover staat,
kan de schoudergordel zijn werk niet
goed doen omdat hij niet goed
aanligt tegen de borstkas. In plaats
daarvan loopt hij voor u langs. Bij
een ongeval kunt u tegen de
veiligheidsgordel aan geslingerd
worden, waardoor u nekletsel of
ander letsel op kunt lopen.
Hoe verder de rugleuning naar
achteren staat, hoe groter de kans is
dat de inzittende bij een aanrijding
onder het heupgedeelte van de
gordel door schiet of dat de nek in
aanraking komt met het
schoudergedeelte van de gordel.
2-8
OPDEN037004OPDEN037070
Afstellen van de zittinghoogte
(indien van toepassing)
Om de zittinghoogte te wijzigen:
• Duw de hendel een aantal maal
omlaag om de zitting lager af te
stellen.
• Trek de hendel een aantal maal
omhoog om de zitting hoger af te
stellen.
Lendensteun
(indien van toepassing)
De lendensteun kan worden
afgesteld door op de schakelaar voor
de lendensteun te drukken.
• Druk op de voorzijde (1) van de
schakelaar voor meer steun en op
de achterzijde (2) voor minder
steun.
• Druk, om de positie van de
ondersteuning naar boven of
beneden te verplaatsen, op de
bovenzijde (3) of onderzijde (4) van
de schakelaar. De lendensteun kan
niet in hoogte worden versteld als
de lendensteun zich in de
achterste positie bevindt.
Om de lendensteun in dat geval in
hoogte te kunnen verstellen, moet
hij iets naar voren worden gezet
door op de voorzijde van de
schakelaar (1) te drukken.
2
Veiligheidssysteem van uw auto
2-9
Veiligheidssysteem van uw auto
Elektrische verstelling
WAARSCHUWING
Laat kinderen NOOIT alleen
achter in de auto. De elektrisch
verstelbare stoelen kunnen ook
bediend worden als het contact
uit staat.
AANWIJZING
Om beschadiging van de stoelen
te voorkomen:
• Laat de schakelaar los zodra de
stoel in de voorste of achterste
stand staat.
• Verstel de stoel niet langer dan
nodig is als de motor niet draait.
Als u dat wel doet, kan de accu
te ver ontladen raken.
• Bedien niet meerdere elektrisch
verstelbare stoelen op hetzelfde
moment. Dat kan een elektrische
storing veroorzaken.
2-10
OPDEN037005OPDEN037006
Verstellen in voor-/achterwaartse
richting
Verstel de stoel als volgt naar voren
of naar achteren:
1. Druk op de voor- of achterzijde
van de bedieningsschakelaar.
2. Laat de schakelaar los zodra de
zitting in de gewenste stand staat.
Hellingshoek rugleuning
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Druk op de voor- of achterzijde
van de bedieningsschakelaar.
2. Laat de schakelaar los zodra de
rugleuning in de gewenste stand
staat.
Verstellen van de rugleuning
Het tijdens het rijden zitten op een
stoel met een rugleuning die te
verachterover staat kan gevaarlijk
zijn. Ook bij het dragen van de
veiligheidsgordel neemt de
bescherming die de
veiligheidssystemen (veiligheidsgordels en airbags) bieden,
aanzienlijk af als de rugleuning te ver
naar achteren staat.
WAARSCHUWING
Rijd NOOIT met een rugleuning
die te ver achterover staat.
Als de rugleuning te ver
achterover staat, neemt de kans
op ernstig letsel bij een
aanrijding of een noodstop
aanzienlijk toe.
Bestuurder en passagiers
moeten ALTIJD goed in hun
stoel zitten, de gordel op de
juiste manier dragen en de
rugleuning zo ver mogelijk
rechtop zetten.
De veiligheidsgordel moet strak over
uw heupen en borst lopen voor een
maximale effectiviteit.Als de
rugleuning te ver achterover staat,
kan de schoudergordel zijn werk niet
goed doen omdat hij niet goed
aanligt tegen de borstkas. In plaats
daarvan loopt hij voor u langs. Bij
een ongeval kunt u tegen de
veiligheidsgordel aan geslingerd
worden, waardoor u nekletsel of
ander letsel op kunt lopen.
Hoe verder de rugleuning naar
achteren staat, hoe groter de kans is
dat de inzittende bij een aanrijding
onder het heupgedeelte van de
gordel door schiet of dat de nek in
aanraking komt met het
schoudergedeelte van de gordel.
2
Veiligheidssysteem van uw auto
OPDEN037007
Zittinghoogte
(indien van toepassing)
Om de zittinghoogte te wijzigen:
1. • Beweeg het voorste deel van de
bedieningsschakelaar naar
boven of naar beneden om de
voorzijde van de zitting omhoog
of omlaag te verstellen.
• Beweeg het achterste deel van
de bedieningsschakelaar naar
boven of naar beneden om de
zitting omhoog of omlaag te
verstellen.
2. Laat de schakelaar los zodra de
zitting in de gewenste stand staat.
2-11
Veiligheidssysteem van uw auto
OPDEN037071OPDEN037008
Zittinglengte
(indien van toepassing)
De zittinglengte wijzigen:
1. Trek de hendel omhoog om de
zitting langer te maken of trek de
hendel omlaag om de zitting korter
te maken.
2. Laat de hendel los zodra de zitting
in de gewenste stand staat.
2-12
Lendensteun (indien van toepassing)
De lendensteun kan worden
afgesteld door op de schakelaar voor
de lendensteun te drukken.
• Druk op de voorzijde (1) van de
schakelaar voor meer steun en op
de achterzijde (2) voor minder steun.
• Druk, om de positie van de
ondersteuning naar boven of
beneden te verplaatsen, op de
bovenzijde (3) of onderzijde (4) van
de schakelaar. De lendensteun kan
niet in hoogte worden versteld als
de lendensteun zich in de achterste
positie bevindt. Om de lendensteun
in dat geval in hoogte te kunnen
verstellen, moet hij iets naar voren
worden gezet door op de voorzijde
van de schakelaar (1) te drukken.
Obergvak in rugleuning
(indien van toepassing)
OPDEN037074
In de rugleuning van beide
voorstoelen bevindt zich een
opbergvak.
OPMERKING
Plaats geen zware of scherpe
voorwerpen in de
opbergvakken in de leuningen.
Bij een ongeval kunnen ze uit
de opbergvakken geslingerd
worden en inzittenden
verwonden.
Achterstoelen
Neerklappen van
de achterstoelen
De rugleuningen achter kunnen
worden neergeklapt om het vervoer
van langere voorwerpen mogelijk te
maken of de bagageruimte te
vergroten.
2
Veiligheidssysteem van uw auto
WAARSCHUWING
• Laat nooit iemand op een
neergeklapte rugleuning zitten
als de auto rijdt. Dit is geen
veilige positie en de
veiligheidsgordels kunnen niet
gebruikt worden. Hierdoor kan
bij een aanrijding of een
noodstop ernstig letsel ontstaan.
• Voorwerpen die op de
neergeklapte rugleuning
vervoerd worden mogen niet
boven de bovenzijde van de
voorstoelen uitsteken. Als dat
wel het geval is kan de lading bij
een noodstop naar voren
schuiven en letsel of schade
veroorzaken.
OPDEN037018OPDEN037019
Neerklappen van de rugleuning
achter:
1. Zet de rugleuning van de voorstoel
zo veel mogelijk rechtop.
2. Zet de hoofdsteunen achter in de
laagste positie.
3. Plaats de veiligheidsgordel
helemaal naar buiten alvorens de
rugleuning neer te klappen om te
voorkomen dat de
veiligheidsgordel de rugleuning
hindert.
2-13
Loading...
+ 501 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.