Hyundai I30 N 2018 Owner's Manual [nl]

INSTRUCTIEBOEKJE
Bediening Onderhoud Specificaties
Alle informatie in dit instructieboekje was actueel ten tijde van publicatie. Door HYUNDAI's streven naar een doorlopende verbetering van haar producten behouden wij ons tussentijdse wijzigingen voor.
Hierdoor staan in dit instructieboekje mogelijk zaken beschreven die niet van toepassing zijn op uw auto.
WAARSCHUWING: AANPASSINGEN AAN UW HYUNDAI
Er mogen geen aanpassingen aan uw HYUNDAI worden gedaan. Aanpassingen kunnen de prestaties, veiligheid of levensduur van uw HYUNDAI in negatieve zin beïnvloeden en kunnen daarnaast in strijd zijn met de bepalingen van de beperkte garantie. Bepaalde aanpassingen kunnen tevens in strijd zijn met de regelgeving van het betreffende ministerie en andere overheidsinstanties in uw land.
INBOUWEN VAN EEN TWEEWEGRADIO OF EEN MOBIELE TELEFOON
Uw auto is voorzien van elektronisch geregelde brandstofinspuiting en andere elektronische componenten. Als een tweewegradio of mobiele telefoon niet op de juiste wijze wordt ingebouwd/ aangepast, heeft dat mogelijk een nadelige invloed op elektronische systemen. We raden u daarom aan de instructies van de fabrikant van de radio nauwkeurig te volgen of uw HYUNDAI-dealer te raadplegen over voorzorgsmaatregelen of speciale instructies met betrekking tot het inbouwen van dergelijke apparatuur.
F2
WAARSCHUWING M.B.T. VEILIGHEID EN SCHADE AAN DE AUTO
In dit instructieboekje vindt u informatie onder de koppen GEVAAR, WAARSCHUWING, OPMERKING en AANWIJZING. Deze koppen geven het volgende aan:
GEVAAR
GEVAAR verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, ernstig letsel tot gevolg zal hebben.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
OPMERKING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, licht tot middelzwaar letsel tot gevolg kan hebben.
AANWIJZING
AANWIJZING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, kan leiden tot schade aan de auto.
F3
VOORWOORD
Gefeliciteerd en hartelijk dank voor het kiezen van een HYUNDAI. We zijn blij om u te verwelkomen bij het groeiende aantal vooraanstaande mensen die HYUNDAI rijden. We zijn zeer trots op de geavanceerde techniek en de hoogwaardige constructie van elke HYUNDAI die we maken.
In dit instructieboekje maakt u kennis met de kenmerken en bediening van uw nieuwe HYUNDAI. Om vertrouwd te raken met uw nieuwe HYUNDAI en er optimaal van te genieten, raden we u aan dit instructieboekje zorgvuldig door te lezen alvorens met uw nieuwe auto te gaan rijden.
In dit instructieboekje staan belangrijke veiligheidsaspecten en instructies die bedoeld zijn om u vertrouwd te maken met de bedieningselementen en veiligheidsvoorzieningen van uw auto, zodat u veilig met uw auto kunt rijden.
In dit instructieboekje staat ook informatie over onderhoud dat erop is gericht een veilige bediening van uw auto te mogelijk te maken. We raden u aan alle service en onderhoud aan uw auto door een officiële HYUNDAI-dealer te laten uitvoeren. HYUNDAI-dealers zijn toegerust om kwalitatief hoogwaardige service, onderhoud en overige assistentie te bieden.
Dit instructieboekje hoort bij de auto en moet bewaard worden in de auto, zodat u het op elk moment kunt raadplegen. Dit instructieboekje moet bij de auto blijven als u de auto verkoopt, zodat de volgende eigenaar de beschikking heeft over belangrijke informatie met betrekking tot de bediening, de veiligheid en het onderhoud.
HYUNDAI MOTOR COMPANY
OPMERKING
Het gebruik van brandstoffen en smeermiddelen van een slechte kwaliteit die niet aan de HYUNDAI­specificaties voldoen, kan leiden tot ernstige schade aan de motor en transmissie. Gebruik altijd brandstoffen en smeermiddelen van een hoge kwaliteit die voldoen aan de specificaties op bladzijde 8-6 in het hoofdstuk Specificaties in het instructieboekje.
Copyright 2017 HYUNDAI Motor Company. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd, opgeslagen in een systeem voor het opslaan en terughalen van informatie of verspreid in welke vorm en op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van HYUNDAI Motor Company.
F4
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE
Inleiding
VEILIGHEIDSMELDINGEN
Wij willen u helpen om het meeste rijplezier van uw auto te krijgen. Het instructieboekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het complete instructieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beperken, moet u met name de gedeeltes met WAARSCHUWING en OPMERKING door het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een waardevolle aanvulling op de tekst. In uw instructieboekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veiligheidsaspecten en over het rijden onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het instructieboekje vindt u in de inhoudsopgave. Gebruik de index als u op zoek bent naar een specifiek onderdeel of onderwerp; de index bestaat uit een alfabetische lijst van alle informatie in dit instructieboekje.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft acht hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien of het hoofdstuk de gewenste informatie bevat.
Uw veiligheid en de veiligheid van anderen is zeer belangrijk. In dit instructieboekje vindt u veel veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsprocedures. Deze informatie maakt u attent op potentiële gevaren die u of anderen kunnen verwonden of schade aan uw auto kunnen veroorzaken.
Veiligheidsmeldingen op labels in de auto en in dit instructieboekje beschrijven wat deze gevaren zijn en wat er gedaan kan worden om risico's te vermijden of te beperken.
De waarschuwingen en instructies in dit instructieboekje zijn voor uw veiligheid. Het niet opvolgen van deze waarschuwingen en instructies kan leiden tot ernstig letsel.
In dit instructieboekje worden de koppen GEVAAR, WAARSCHUWING, OPMERKING, AANWIJZING en het VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGSS YMBOOL gebruikt.
Dit is het veiligheidswaar- schuwingssymbool. Het wordt gebruikt om u te waarschuwen voor potentiële gevaren waarbij u fysiek letsel kunt oplopen. Volg alle veiligheidswaarschuwingen onder dit symbool om mogelijk ernstig letsel te voorkomen. Het veilig- heidswaarschuwingssymbool wordt gevolgd door de signaalwoorden GEVAAR, WAARSCHUWING en OPMERKING.
GEVAAR
GEVAAR verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, ernstig letsel tot gevolg zal hebben.
F5
Inleiding
VEREISTE BRANDSTOF
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
OPMERKING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, licht tot middelzwaar letsel tot gevolg kan hebben.
AANWIJZING
AANWIJZING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, kan leiden tot schade aan de auto.
Loodvrij
Voor optimale prestaties raden we u aan loodvrije benzine te tanken met een octaangetal van RON (Research Octane Number) 95/AKI (Anti Knock Index) 91 of hoger.
OPMERKING
Het gebruik van loodvrije benzine met een octaangetal dat lager is dan RON 95 leidt mogelijk tot een verlies aan motorvermogen en kan schade aan de motor veroorzaken.
Bij gebruik van LOODVRIJE BENZINE zijn de prestaties maximaal en de uitlaatgassen het schoonst en wordt vervuiling van de bougies tegengegaan.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Loodhoudende benzine is schadelijk voor de katalysator en de lambdasensor van het motorregelsysteem en zal de emissieregeling nadelig beïnvloeden.
Voeg nooit andere dan de voorgeschreven brandstofad­ditieven toe aan de brandstoftank (we raden u aan een officiële HYUNDAI-dealer te raadplegen voor meer informatie).
WAARSCHUWING
Probeer de tank niet verder te
vullen nadat het vulpistool automatisch is afgeslagen.
Controleer altijd of de
tankdop goed vastgedraaid is, om morsen van brandstof in geval van een aanrijding te voorkomen.
F6
Inleiding
Loodhoudend (indien van toepassing)
In sommige landen moet er loodhoudende benzine worden gebruikt. We adviseren u contact op te nemen met een officiële HYUNDAI-dealer als u lood­houdende benzine gaat gebruiken.
Het vereiste octaangetal voor loodhoudende benzine is gelijk aan dat voor loodvrije benzine.
Benzine die alcohol en methanol bevat
In sommige landen is naast benzine ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan 10% ethanol en gebruik geen benzine of mengsel dat methanol bevat. Deze brandstoffen kunnen rijproblemen en schade aan het brandstofsysteem, het motormana­gementsysteem en het emissie­regelsysteem veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen vallen mogelijk niet onder de fabrieksgarantie wanneer ze veroorzaakt worden door het gebruik van:
1. Gasohol met meer dan 10% ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine of lood­houdende gasohol.
OPMERKING
Gebruik nooit gasohol die methanol bevat. Gebruik gaso­holproducten niet langer wan­neer er rijproblemen optreden.
Overige brandstoffen
Het gebruik van brandstofadditieven als:
- Brandstofadditieven met siliconen
- Brandstofadditieven met MMT (mangaan, Mn)
- Brandstofadditieven met ferroceen (op basis van ijzer)
- Andere brandstofadditieven op basis van metalen
kan leiden tot overslaan, slechte acceleratie, afslaan van de motor, schade aan de katalysator of abnormale corrosie en kan schade aan de motor veroorzaken hetgeen leidt tot een afname van de totale levensduur van de aandrijflijn.
AANWIJZING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van problemen met betrekking tot de prestaties van de auto door de toepassing van deze brandstoffen wordt niet gedekt door de beperkte garantie van uw nieuwe auto.
F7
Inleiding
Gebruik van MTBE
HYUNDAI adviseert geen gebruik te maken van brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MTBE (Methyl Tertiary Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (zuurstof­massa 2,7%) bevat, kan de prestaties van de auto in negatieve zin beïnvloeden en dampvorming of slecht aanslaan veroorzaken.
OPMERKING
Schade aan het brandstof­systeem van uw auto of het verhelpen van problemen met betrekking tot de prestaties van de auto worden niet door de beperkte garantie van uw nieuwe auto gedekt indien deze veroorzaakt worden door brandstof die methanol bevat of brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstof­massa 2,7%) bevat.
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik van methanol (methyl­alcohol). Dit type brandstof heeft een negatieve invloed op de prestaties van uw auto en kan schade aan het brandstofsysteem, het motormanagementsysteem en het emissieregelsysteem veroorzaken.
Brandstofadditieven
Hyundai adviseert loodvrije benzine te gebruiken met een octaangetal van RON (Research Octane Number) 95/AKI (Anti Knock Index) 91 of hoger. Klanten die niet altijd de beschikking hebben over kwalitatief hoogwaardige brandstoffen met de juiste additieven wordt geadviseerd een fles additieven toe te voegen aan de brandstoftank als er problemen zijn met het starten of soepel ronddraaien van de motor, zoals aangegeven in het onderhoudsschema (zie hoofdstuk 7, "Onderhoudsschema bij normaal gebruik").
Uw officiële HYUNDAI-dealer kan u de additieven leveren en kan tevens informatie verstrekken over het gebruik daarvan. Gebruik nooit meerdere additieven tegelijk.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke voorschriften met betrekking tot registratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
F8
Inleiding
AANPASSINGEN AAN DE AUTO
INRIJPROCEDURE RETOURNEREN VAN
GEBRUIKTE AUTO'S (EUROPA)
• Er mogen geen aanpassingen aan deze auto worden gedaan. Door aanpassingen kunnen de prestaties, de veiligheid of de levensduur van uw auto beïnvloed worden. Aanpassingen kunnen zelfs in strijd zijn met overheidsbepalingen en milieuvoorschriften.
Bovendien worden eventuele schade en problemen die door een dergelijke verandering ontstaan, niet gedekt door de garantie.
• Als u niet-toegestane elektro- nische apparaten gebruikt, kan de auto zich abnormaal gedragen, kan schade aan de bedrading ontstaan, raakt de accu mogelijk ontladen of is er kans op brand. Gebruik voor uw eigen veiligheid geen niet-toegestane elektro- nische apparaten.
U kunt door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de eerste 1.000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw auto in positieve zin beïnvloeden.
• Laat de motor niet met te veel toeren draaien.
• Zorg ervoor dat het toerental van de motor (omw/min of omwentelingen per minuut) tijdens het rijden niet hoger wordt dan 3.000 omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid, zowel snel als langzaam. Om de motor goed in te rijden, moet het motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km met uw auto geen aanhanger.
• Gebruik Launch Control niet tijdens het inrijden.
HYUNDAI stimuleert een milieuvriendelijke afvoer voor auto's die aan het einde van hun levenscyclus zijn gekomen en biedt aan uw auto in te nemen volgens de richtlijnen van de Europese Unie (EU) voor voertuigen die aan het einde van hun levenscyclus gekomen zijn.
Gedetailleerde informatie vindt u op de homepage van de Nederlandse HYUNDAI-importeur.
F9
Uw auto in één oogopslag
1
INHOUDSOPGAVE
Veiligheidssysteem van uw auto
Kenmerken van uw auto
Multimediasysteem
Rijden met uw auto
Wat te doen in een noodgeval
Onderhoud
Specificaties & consumenteninformatie
Index
2
3
4
5
6
7
8
I
Uw auto in één oogopslag
Overzicht exterieur (I) ..........................................1-2
Overzicht exterieur (II) .........................................1-3
Interieur, overzicht ................................................1-4
Dashboard, oversicht (I) .......................................1-5
Dashboard, oversicht (II) ......................................1-6
Motorruimte............................................................1-7
1
1
Uw auto in één oogopslag
OVERZICHT EXTERIEUR (I)
Uw auto in één oogopslag
Vooraanzicht
1. Portiersloten ...........................................3-14
2. Panoramadak .........................................3-37
3. Motorkap.................................................3-43
4. Buitenspiegel ..........................................3-28
5. Koplamp ........................................3-89, 7-57
6. Dagrijverlichting.............................3-96, 7-57
7. Voorruitenwisserbladen ...............3-103, 7-23
8. Parkeerhulp ..........................................3-113
9. Banden en wielen............................7-29, 8-4
1-2
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
OPDEN017001
OVERZICHT EXTERIEUR (II)
Achteraanzicht
1
Uw auto in één oogopslag
1. Tankdopklep............................................3-46
2. Achterklep...............................................3-44
3. Achterruitenwisserblad................3-103, 7-25
4. Ontwaseming........................................3-130
5. Antenne ....................................................4-2
6. Achterlichtunit .........................................7-62
7. Derde remlicht ........................................7-65
8. Mistachterlicht ...............................3-95, 7-64
9. Parkeerhulp achter ...............................3-109
10. Achteruitrijcamera...............................3-108
11. Sleepoog ..............................................6-40
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
OPDEN017002
1-3
Uw auto in één oogopslag
INTERIEUR, OVERZICHT
1. Portiergreep binnen ..........................3-15
2. Toets inklapbare buitenspiegel ..........3-30
3. Schakelaar spiegelbediening ..........3-29
4. Blokkeerschakelaar ruitbediening......3-35
5. Schakelaars ruitbediening ................3-32
6. Bedieningstoets
dashboardverlichting ........................3-51
7. Lane Keeping Assist-systeem
(LKAS)/ ..............................................5-71
Lane Departure Warning-systeem
(LDWS)..............................................5-80
8. Zekeringkast......................................7-42
9. Stuurwiel............................................3-23
10. Hendel hoogte-/
diepteverstelling stuurwiel ..............3-24
11. Hendel motorkapontgrendeling ......3-43
12. Stoel ..................................................2-4
1-4
1-4
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
OPDEN017003
DASHBOARD, OVERSICHT (I)
1. Instrumentenpaneel ........................3-50
2. Schakelaar verlichting/
richtingaanwijzers ..........................3-89
3. Schakelaar ruitenwissers
en -sproeiers ................................3-103
4. Stuurwielbediening audiosysteem/ ..4-3 handsfree-bediening
Wireless Technology ........................4-4
5. Bedieningsorganen
snelheidsbegrenzer/........................5-90
Bediening cruise control/ ................5-93
6. Bestuurdersairbag ..........................2-49
7. Contactslot/ ......................................5-6
Toets Engine Start/Stop....................5-8
8. Audiosysteem/ ..................................4-8
Navigatiesysteem..............................4-5
9. Schakelaar alarmknipperlichten........6-2
10. Schakelaar centrale
portiervergrendeling ......................3-16
11. Automatisch verwarmings- en
ventilatiesysteem ......................3-116
12. Voorpassagiersairbag ..................2-49
13. Dashboardkastje ........................3-133
14. Achterste deel middenconsole....3-133
Bluetooth
®
1
Uw auto in één oogopslag
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
OPDEN017005
1-5
DASHBOARD, OVERSICHT (II)
Uw auto in één oogopslag
1. 12V-aansluiting ............................3-137
2. Aux, USB en iPod
3. Draadloos laadsysteem mobiele
telefoon ........................................3-139
4. Stoelverwarming ............................2-20
5. Stuurwielverwarming ......................3-25
6. Toets ESC OFF ..............................5-32
7. Toets parkeerhulpsysteem AAN/ ..3-113 Toets parkeerhulpsysteem
achter UIT ....................................3-111
8. Toets Idle Stop & Go (ISG) OFF ....5-48
9. Versnellingspook ............................5-15
10. Toets DRIVE MODE......................5-43
11. Toets N..........................................5-45
®
-aansluiting ........4-2
1-6
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
OPDEN017004
MOTORRUIMTE
1
Uw auto in één oogopslag
1. Koelvloeistofreservoir
/motorkoelvloeistofreservoirdop..........7-13
2. Rem-/koppelingsvloeistofreservoir......7-17
3. Luchtfilter ............................................7-19
4. Peilstok motorolie................................7-11
5. Vuldop motorolie .................................7-11
6. Sproeierreservoir ................................7-18
7. Zekeringkast .......................................7-43
8. Accu....................................................7-25
De werkelijke motorruimte van de auto kan afwijken van de afbeelding.
OPDEN077088
1-7
Veiligheidssysteem van uw auto
In dit hoofdstuk krijgt u belangrijke informatie over hoe u uzelf en uw passagiers kunt beschermen. U krijgt uitleg over het correcte gebruik van de stoelen en veiligheidsgordels en over de werking van de airbags. Bovendien geeft dit hoofdstuk informatie over het op de juiste wijze vervoeren van baby's en kinderen in de auto.
Belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen...2-2
Doe uw veiligheidsgordel altijd om...............................2-2
Gebruik voor alle kinderen de juiste
veiligheidssystemen ..........................................................2-2
Gevaren airbag...................................................................2-2
Afleiding van de bestuurder...........................................2-2
Pas uw snelheid aan.........................................................2-3
Houd uw auto in een veilige conditie .........................2-3
Stoelen.....................................................................2-4
Veiligheidsvoorzorgsmaatregelen ................................2-5
Voorstoelen.........................................................................2-6
Achterstoelen...................................................................2-13
Hoofdsteun .......................................................................2-16
Stoelverwarming..............................................................2-20
Veiligheidsgordels ................................................2-22
Voorzorgsmaatregelen veiligheidsgordel..................2-22
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel ...................2-24
Veiligheidsgordels............................................................2-26
Extra voorzorgsmaatregelen veiligheidsgordel ......2-31
Verzorging van veiligheidsgordels ..............................2-34
Kinderzitjes (CRS)................................................2-35
Onze aanbeveling: Vervoer kinderen altijd op
de achterstoelen .............................................................2-35
Kiezen van een kinderzitje (CRS) ..............................2-36
Plaatsen van een kinderzitje (CRS)............................2-38
Airbag - aanvullend veiligheidssysteem...........2-47
Waar zitten de airbags? ...............................................2-49
Hoe werkt het airbagsysteem? ..................................2-54
Wat gebeurt er als een airbag geactiveerd wordt? ..2-58 Waarom werd de airbag bij een aanrijding niet
geactiveerd?.....................................................................2-59
Onderhoud aanvullend veiligheidssysteem...............2-64
Aanvullende voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de veiligheid..........................................2-65
Waarschuwingslabels airbags ......................................2-66
2
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Veiligheidssysteem van uw auto
In dit hoofdstuk en in deze handleiding vindt u talrijke veiligheidsvoor- zorgsmaatregelen en -aanbevelingen. De veiligheidsvoorzorgsmaatregelen in dit hoofdstuk behoren tot de belangrijkste.
Doe uw veiligheidsgordel altijd om
Een veiligheidsgordel biedt de beste bescherming bij alle soorten ongevallen. Airbags zijn ontworpen als aanvulling op de veiligheidsgordels en niet ter vervanging ervan. Doe dus, ook als uw auto is voorzien van airbags, ALTIJD uw veiligheidsgordel om en zorg ervoor dat ook uw passagiers de veiligheidsgordel op de juiste manier omdoen.
Gebruik voor alle kinderen de juiste veiligheidssystemen
Alle kinderen onder de 13 jaar moeten in uw auto worden vervoerd op de achterstoel, niet op de voorstoel, waarbij het juiste veiligheidssysteem moet worden gebruikt. Baby's en kleine kinderen moeten worden vervoerd in een geschikt kinderzitje. Grotere kinderen moeten een zittingverhoging in combinatie met de driepuntsgordel gebruiken totdat ze groot genoeg zijn om de veiligheidsgordel op de juiste wijze te gebruiken zonder zittingverhoging.
Gevaren airbag
Hoewel airbags levens kunnen redden, kunnen ze ook ernstig letsel veroorzaken als inzittenden te dichtbij zitten of als ze hun veiligheidsgordel niet op de juiste manier dragen. Het grootste risico op verwondingen door een zich opblazende airbag lopen baby's, kleine kinderen en volwassenen met een geringe lichaamslengte. Volg alle aanwijzingen op en lees alle waarschuwingen in dit instructieboekje zorgvuldig door.
Afleiding van de bestuurder
Afleiding van de bestuurder vormt een ernstige bedreiging voor de veiligheid, vooral bij onervaren rijders. Achter het stuur moet veiligheid centraal staan en bestuurders moeten zich bewust zijn van het grote aantal potentiële redenen voor afleiding, zoals slaperigheid, het pakken van voorwerpen, eten, persoonlijke verzorging, andere inzittenden en bellen.
Bestuurders kunnen afgeleid raken als ze hun ogen en aandacht niet bij de weg houden of hun handen van het stuur halen voor andere activiteiten dan autorijden. Verklein de kans op afleiding en een ongeluk door:
• ALTIJD uw mobiele apparatuur (bijv. MP3-speler, telefoon, navigatie-apparatuur, enz.) in te stellen als de auto geparkeerd is of op een veilige plaats stilstaat.
2-2
• Uw mobiele apparatuur ALLEEN te gebruiken als dit wettelijk is toegestaan en de omstandigheden veilig gebruik mogelijk maken. Verstuur tijdens het rijden NOOIT een sms of een e-mail. In de meeste landen is het versturen van een sms tijdens het rijden wettelijk verboden. In sommige landen is het gebruik van een niet­handsfree-telefoon door bestuurders eveneens verboden.
• Laat het gebruik van een mobiel apparaat u tijdens het rijden NOOIT afleiden. U hebt een verantwoordelijkheid ten opzichte van uw passagiers en medeweggebruikers om altijd veilig te rijden, met uw handen aan het stuur en uw ogen en aandacht gericht op de weg.
Pas uw snelheid aan
Een te hoge snelheid speelt een belangrijke rol bij aanrijdingen waarbij gewonden en doden vallen. Over het algemeen is het zo dat hoe hoger de snelheid is, hoe groter het risico is, maar ernstig letsel kan ook ontstaan bij lagere snelheden. Rijd nooit sneller dan gezien de omstandigheden veilig is, ongeacht de maximum toegestane snelheid ter plaatse.
Houd uw auto in een veilige conditie
Een klapband of een mechanisch defect kan een extreem gevaarlijke situatie opleveren. Controleer, om de kans op dergelijke problemen te beperken, regelmatig de bandenspanning en de conditie van de banden en laat het periodiek onderhoud aan uw auto op de voorgeschreven momenten uitvoeren.
2
Veiligheidssysteem van uw auto
2-3
STOELEN
Veiligheidssysteem van uw auto
Bestuurderszijde
Handmatige verstelling
Elektrische verstelling
Passagierszijde
Voorstoel
(1) Voorwaartse/achterwaartse richting
(2) Hellingshoek rugleuning
(3) Zittinghoogte*
(4) Zittinglengte*
(5) Lendensteun*
(6) Stoelverwarming
(7) Hoofdsteun
Achterstoel
(8) Armsteun*
(9) Neerklappen rugleuning
(10) Hoofdsteun
(11) Vervoeren van lange/
smalle voorwerpen*
* : indien van toepassing
OPDEN037001
2-4
Veiligheids- voorzorgsmaatregelen
Het zo afstellen van de stoelen dat de bestuurder en de passagiers in een veilige en comfortabele positie zitten speelt, samen met de veiligheidsgordels en de airbags, een belangrijke rol bij de veiligheid van de inzittenden bij een ongeval.
WAARSCHUWING
Gebruik geen zitkussen waardoor de wrijving tussen de stoel en de passagier verminderd wordt. De passagier kan bij een aanrijding of een noodstop onder de gordel doorglijden.
Er kan ernstig letsel ontstaan als de veiligheidsgordel niet correct kan werken.
Airbags
U kunt voorzorgsmaatregelen nemen om de kans op letsel door een zich opblazende airbag te beperken. Het te dicht op een airbag zitten vergroot de kans op letsel in hoge mate als de airbag geactiveerd wordt. Zet uw stoel zo ver mogelijk naar achteren, waarbij u de auto nog wel onder controle moet kunnen blijven houden.
WAARSCHUWING
Om de kans op ernstig letsel door een zich opblazende airbag te beperken, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen getroffen worden:
Zet de bestuurdersstoel zo ver
mogelijk naar achteren, maar houd er daarbij rekening mee dat u de auto volledig onder controle moet kunnen blijven houden.
Zet de voorpassagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren.
(Vervolg)
(Vervolg)
Houd het stuurwiel vast op 9 en
3 uur, zodat de kans op letsel aan uw armen en handen tot een minimum beperkt wordt.
Plaats NOOIT iets of iemand
tussen u en de airbag.
Laat, om de kans op beenletsel
tot een minimum te beperken, de voorpassagier zijn voeten of benen nooit op het dashboard zetten.
2
Veiligheidssysteem van uw auto
2-5
Veiligheidssysteem van uw auto
Veiligheidsgordels
Doe bij elke rit voor het wegrijden eerst de veiligheidsgordel om.
De inzittenden moeten altijd rechtop zitten en de veiligheidsgordel op de juiste manier dragen. Baby's en kleine kinderen moeten altijd vervoerd worden in een geschikt kinderzitje. Kinderen die te groot geworden zijn voor een zittingverhoging en volwassenen moeten altijd de veiligheidsgordel gebruiken.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgs- maatregelen bij het afstellen van de veiligheidsgordel:
Gebruik een veiligheidsgordel
NOOIT voor meer dan één inzittende.
(Vervolg)
(Vervolg)
Zet de rugleuning altijd zo
veel mogelijk rechtop en draag het heupgedeelte van de veiligheidsgordel strak tegen het lichaam aan en laag over de heupen.
Laat een kind of baby NOOIT
meerijden op de schoot van een passagier.
Laat het schoudergedeelte
van de veiligheidsgordel niet langs uw nek, langs een scherpe rand of langs een ander gedeelte van uw lichaam dan uw schouder lopen.
Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordel nergens tussen bekneld raakt.
Voorstoelen
De voorstoel kan worden afgesteld met de bedieningshendel (of knop) of
-schakelaars aan de buitenzijde van de zitting. Stel voor het rijden de stoel af in de juiste stand zodat het stuurwiel, de pedalen en de bedieningsorganen op het dashboard gemakkelijk bediend kunnen worden.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgs- maatregelen bij het afstellen van uw stoel:
Probeer de stoel NOOIT tijdens
het rijden te verstellen. Door een eventuele onverwachte beweging van de stoel zou u de controle over de auto kunnen verliezen, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Plaats niets onder de
voorstoelen. Losliggende voorwerpen in de voetenruimte van de bestuurder kunnen de bediening van de pedalen nadelig beïnvloeden, waardoor een ongeval kan ontstaan.
(Vervolg)
2-6
(Vervolg)
Zorg ervoor dat de rugleuning
altijd in de normale positie kan worden gezet en niets de juiste vergrendeling van de rugleuning hindert.
Leg geen aansteker op de vloer
of de stoel. Wanneer u de stoel verstelt, kan er gas uit de aansteker ontsnappen waardoor brand kan ontstaan.
Wees uiterst voorzichtig bij het
oppakken van kleine voorwerpen die onder de stoelen liggen of zich tussen de stoel en de middenconsole bevinden. Uw handen kunnen klem komen te zitten of u kunt letsel aan uw handen oplopen door scherpe randen aan het stoelmechanisme.
Als er passagiers zitten op de
achterstoelen, wees dan voorzichtig bij het afstellen van de voorstoelen.
OPMERKING
Om letsel te voorkomen:
Verstel uw stoel niet als u de
veiligheidsgordel omgedaan hebt.
Door de zitting naar voren te bewegen, kan er veel druk worden uitgeoefend op de buikstreek.
Zorg er tijdens het verstellen
van de stoel voor dat uw handen of vingers niet bekneld raken in het mechanisme.
Handmatige verstelling
2
Veiligheidssysteem van uw auto
OPDEN037002
Verstellen in voor-/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de langsverstelling omhoogge- trokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is. Probeer de stoel naar voren of achteren te schuiven zonder de hendel te bedienen. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
2-7
Veiligheidssysteem van uw auto
OPDEN037003
Rugleuning
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Beweeg de knop voor de rugleuningverstelling naar achteren.
2. Plaats de rugleuning in de gewenste stand.
Verstellen van de rugleuning
Het tijdens het rijden zitten op een stoel met een rugleuning die te ver achterover staat kan gevaarlijk zijn. Ook bij het dragen van de veilig- heidsgordel neemt de bescherming die de veiligheidssystemen (veilig- heidsgordels en/of airbags) bieden, aanzienlijk af als de rugleuning te ver achterover staat.
WAARSCHUWING
Rijd NOOIT met een rugleuning die te ver achterover staat.
Als de rugleuning te ver achterover staat, neemt de kans op ernstig letsel bij een aanrijding of een noodstop aanzienlijk toe.
Passagiers moeten ALTIJD goed in hun stoel zitten, de gordel op de juiste manier dragen en de rugleuning zo ver mogelijk rechtop zetten.
De veiligheidsgordel moet strak over uw heupen en borst lopen voor een maximale effectiviteit. Als de rugleuning te ver achterover staat, kan de schoudergordel zijn werk niet goed doen omdat hij niet goed aanligt tegen de borstkas. In plaats daarvan loopt hij voor u langs. Bij een ongeval kunt u tegen de veiligheidsgordel aan geslingerd worden, waardoor u nekletsel of ander letsel op kunt lopen.
Hoe verder de rugleuning naar achteren staat, hoe groter de kans is dat de inzittende bij een aanrijding onder het heupgedeelte van de gordel door schiet of dat de nek in aanraking komt met het schoudergedeelte van de gordel.
2-8
OPDEN037004 OPDEN037070
Afstellen van de zittinghoogte (indien van toepassing)
Om de zittinghoogte te wijzigen:
• Duw de hendel een aantal maal
omlaag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal maal
omhoog om de zitting hoger af te stellen.
Lendensteun (indien van toepassing)
De lendensteun kan worden afgesteld door op de schakelaar voor de lendensteun te drukken.
• Druk op de voorzijde (1) van de schakelaar voor meer steun en op de achterzijde (2) voor minder steun.
• Druk, om de positie van de ondersteuning naar boven of beneden te verplaatsen, op de bovenzijde (3) of onderzijde (4) van de schakelaar. De lendensteun kan niet in hoogte worden versteld als de lendensteun zich in de achterste positie bevindt.
Om de lendensteun in dat geval in hoogte te kunnen verstellen, moet hij iets naar voren worden gezet door op de voorzijde van de schakelaar (1) te drukken.
2
Veiligheidssysteem van uw auto
2-9
Veiligheidssysteem van uw auto
Elektrische verstelling
WAARSCHUWING
Laat kinderen NOOIT alleen achter in de auto. De elektrisch verstelbare stoelen kunnen ook bediend worden als het contact uit staat.
AANWIJZING
Om beschadiging van de stoelen te voorkomen:
• Laat de schakelaar los zodra de stoel in de voorste of achterste stand staat.
• Verstel de stoel niet langer dan nodig is als de motor niet draait. Als u dat wel doet, kan de accu te ver ontladen raken.
• Bedien niet meerdere elektrisch verstelbare stoelen op hetzelfde moment. Dat kan een elektrische storing veroorzaken.
2-10
OPDEN037005 OPDEN037006
Verstellen in voor-/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Druk op de voor- of achterzijde van de bedieningsschakelaar.
2. Laat de schakelaar los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
Hellingshoek rugleuning
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Druk op de voor- of achterzijde van de bedieningsschakelaar.
2. Laat de schakelaar los zodra de rugleuning in de gewenste stand staat.
Verstellen van de rugleuning
Het tijdens het rijden zitten op een stoel met een rugleuning die te verachterover staat kan gevaarlijk zijn. Ook bij het dragen van de veiligheidsgordel neemt de bescherming die de veiligheidssystemen (veilig­heidsgordels en airbags) bieden, aanzienlijk af als de rugleuning te ver naar achteren staat.
WAARSCHUWING
Rijd NOOIT met een rugleuning die te ver achterover staat.
Als de rugleuning te ver achterover staat, neemt de kans op ernstig letsel bij een aanrijding of een noodstop aanzienlijk toe.
Bestuurder en passagiers moeten ALTIJD goed in hun stoel zitten, de gordel op de juiste manier dragen en de rugleuning zo ver mogelijk rechtop zetten.
De veiligheidsgordel moet strak over uw heupen en borst lopen voor een maximale effectiviteit. Als de rugleuning te ver achterover staat, kan de schoudergordel zijn werk niet goed doen omdat hij niet goed aanligt tegen de borstkas. In plaats daarvan loopt hij voor u langs. Bij een ongeval kunt u tegen de veiligheidsgordel aan geslingerd worden, waardoor u nekletsel of ander letsel op kunt lopen.
Hoe verder de rugleuning naar achteren staat, hoe groter de kans is dat de inzittende bij een aanrijding onder het heupgedeelte van de gordel door schiet of dat de nek in aanraking komt met het schoudergedeelte van de gordel.
2
Veiligheidssysteem van uw auto
OPDEN037007
Zittinghoogte (indien van toepassing)
Om de zittinghoogte te wijzigen:
1. • Beweeg het voorste deel van de
bedieningsschakelaar naar boven of naar beneden om de voorzijde van de zitting omhoog of omlaag te verstellen.
• Beweeg het achterste deel van de bedieningsschakelaar naar boven of naar beneden om de zitting omhoog of omlaag te verstellen.
2. Laat de schakelaar los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
2-11
Veiligheidssysteem van uw auto
OPDEN037071 OPDEN037008
Zittinglengte (indien van toepassing)
De zittinglengte wijzigen:
1. Trek de hendel omhoog om de zitting langer te maken of trek de hendel omlaag om de zitting korter te maken.
2. Laat de hendel los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
2-12
Lendensteun (indien van toepassing)
De lendensteun kan worden afgesteld door op de schakelaar voor de lendensteun te drukken.
• Druk op de voorzijde (1) van de schakelaar voor meer steun en op de achterzijde (2) voor minder steun.
• Druk, om de positie van de ondersteuning naar boven of beneden te verplaatsen, op de bovenzijde (3) of onderzijde (4) van de schakelaar. De lendensteun kan niet in hoogte worden versteld als de lendensteun zich in de achterste positie bevindt. Om de lendensteun in dat geval in hoogte te kunnen verstellen, moet hij iets naar voren worden gezet door op de voorzijde van de schakelaar (1) te drukken.
Obergvak in rugleuning (indien van toepassing)
OPDEN037074
In de rugleuning van beide voorstoelen bevindt zich een opbergvak.
OPMERKING
Plaats geen zware of scherpe voorwerpen in de opbergvakken in de leuningen. Bij een ongeval kunnen ze uit de opbergvakken geslingerd worden en inzittenden verwonden.
Achterstoelen
Neerklappen van de achterstoelen
De rugleuningen achter kunnen worden neergeklapt om het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken of de bagageruimte te vergroten.
2
Veiligheidssysteem van uw auto
WAARSCHUWING
Laat nooit iemand op een
neergeklapte rugleuning zitten als de auto rijdt. Dit is geen veilige positie en de veiligheidsgordels kunnen niet gebruikt worden. Hierdoor kan bij een aanrijding of een noodstop ernstig letsel ontstaan.
Voorwerpen die op de
neergeklapte rugleuning vervoerd worden mogen niet boven de bovenzijde van de voorstoelen uitsteken. Als dat wel het geval is kan de lading bij een noodstop naar voren schuiven en letsel of schade veroorzaken.
OPDEN037018 OPDEN037019
Neerklappen van de rugleuning achter:
1. Zet de rugleuning van de voorstoel
zo veel mogelijk rechtop.
2. Zet de hoofdsteunen achter in de
laagste positie.
3. Plaats de veiligheidsgordel helemaal naar buiten alvorens de rugleuning neer te klappen om te voorkomen dat de veiligheidsgordel de rugleuning hindert.
2-13
Loading...
+ 501 hidden pages