Hyundai I30 2009 Owner's Manual [nl]

1
Gebruik van dit instructieboekje / 1-2
Vereiste brandstof / 1-2
Inrijprocedure / 1-5
Controlelampjes in het instrumentenpaneel / 1-6
Introductie
FD holl 1.qxp 2/26/2009 9:25 AM Page 1
21
A010000AUN
Wij willen u helpen om het meeste rijplezier van uw auto te krijgen. Het instructieboekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het complete instructieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beperken, moet u met name de gedeeltes met WAARSCHUWING en OPMERKING door het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een waardevolle aanvulling op de tekst. In uw instructieboekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veiligheidsaspecten en over het rijden onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het instructieboekje vindt u in de INHOUDSOPGAVE. De index vormt een goede ingang om de gewenste passage te vinden.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft negen hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien of het gewenste hoofdstuk de gewenste informatie bevat.
U vindt verschillende WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN in dit instructieboekje. Deze dienen ter vergroting van uw persoonlijke veiligheid. Lees ALLE procedures en aanbevelingen in deze WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN nauwkeurig door en neem ze in acht.
AANWIJZING
OPMERKING geeft aan dat er interessante of nuttige informatie wordt gegeven.
Benzinemotor
A020101AFD
Loodvrij
Voor optimale prestaties van uw auto raden wij aan om ongelode benzine met een octaangetal (RON) hoger dan 95/AKI (Anti Knock Index) hoger dan 91 te tanken. U kan gebruik maken van ongelode benzine met een octaangetal (RON) 91~94 / AKI 87~90, maar hierdoor kunnen de prestaties van de auto iets minder worden.
Bij gebruik van LOODVRIJE BENZINE zijn de prestaties maximaal en de uitlaatgassen het schoonst en wordt vervuiling van de bougies tegengegaan.
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE VEREISTE BRANDSTOF
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst u erop bijzonder voorzichtig te zijn ter voorkoming van schade en ernstig letsel.
OPMERKING
Informatie waar VOORZICHTIG bij staat, dient ervoor om te voorkomen dat u een fout maakt waardoor uw auto beschadigd zou kunnen raken.
FD holl 1.qxp 2/26/2009 9:25 AM Page 2
13
A020102AFD
Loodhoudende benzine (indien van toepassing)
In sommige landen moet er loodhoudende benzine worden gebruikt. Neem contact op met een officiële Hyundai Erkend Reparateur om te informeren of uw auto geschikt is voor het gebruik van loodhoudende benzine of niet.
Het vereiste octaangetal voor loodhoudende benzine is gelijk aan dat voor loodvrije benzine.
A020103AUN
Benzine die alcohol en methanol bevat
In sommige landen is naast benzine ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan 10% ethanol en gebruik geen benzine of mengsel dat methanol bevat. Deze brandstoffen kunnen rijproblemen en schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen vallen mogelijk niet onder de fabrieksgarantie wanneer ze veroorzaakt worden door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10% ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine.
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te vullen nadat het vulpistool automatisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop goed vastgedraaid is, om morsen van brandstof in geval van een aanrijding te voorkomen.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Loodhoudende benzine is schadelijk voor de katalysator en de lambdasensor van het motorregelsysteem en zal de emissieregeling nadelig beïnvloeden.
Voeg nooit brandstofadditieven producten toe aan het brandstofsysteem. (Neem voor details contact op met een officiële HYUNDAI Erkend Reparateur .)
OPMERKING
Gebruik nooit benzinemengsels die methanol bevatten. Gebruik gasoholproducten niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
FD holl 1.qxp 2/26/2009 9:25 AM Page 3
41
A020104AUN
Gebruik van MTBE
Geadviseerd wordt geen brandstof in uw auto te gebruiken die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (zuurstofmassa 2,7%) bevat kan de prestaties van de auto in negatieve zin beïnvloeden en dampvorming of slecht aanslaan veroorzaken.
A020105AUN
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik van methanol (methylalcohol). Dit type brandstof heeft een negatieve invloed op de prestaties van uw auto en kan schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
A020106AUN
Benzines die het milieu minder belasten
Om een bijdrage te leveren aan het tegengaan van luchtverontreiniging, wordt geadviseerd benzine te gebruiken die reinigende additieven bevat. Deze benzines helpen inwendige verontreiniging te voorkomen. Dit soort benzine zorgt ervoor dat de motor minder schadelijke stoffen uitstoot en verbetert de prestaties van het emissieregelsysteem.
A020107AUN
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke voorschriften met betrekking tot registratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
Dieselmotor
A020201AFD
Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen bij het benzinestation verkrijgbare dieselbrandstof die aan de EN 590-norm of vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor “European Norm”).
Gebruik geen dieselbrandstof die bestemd is voor de scheepvaart, lichte stookoliën of niet-goedgekeurde brandstoftoevoegingen, aangezien dit de slijtage zal bespoedigen en de motor en het brandstofsysteem kan beschadigen. Het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen en/of brandstoftoevoegingen heeft een beperking van de garantie tot gevolg.
In Hyundai automobielen met dieselmotor moet dieselbrandstof met een cetaangetal van 52 tot 54 worden gebruikt.
Wanneer de dieselbrandstof in zomer en winterkwaliteit verkrijgbaar is, moet afhankelijk van de onderstaande temperaturen de aangegeven kwaliteit worden gebruikt:
• Boven -5°C (23°F) ... Zomerkwaliteit dieselbrandstof
• Onder -5°C (23°F) ... Winterkwaliteit dieselbrandstof
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van problemen met betrekking tot de prestaties van de auto worden niet door de garantie gedekt indien ze veroorzaakt worden door brandstof die methanol bevat of brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
FD holl 1.qxp 2/26/2009 9:25 AM Page 4
15
Zorg ervoor dat de brandstoftank niet leeg raakt. Als de motor door brandstoftekort afslaat, moeten de brandstofcircuits volledig worden ontlucht voordat de motor weer kan worden gestart.
A020202AUN
Biodiesel
Indien uw auto aan de EN 14214-norm of vergelijkbaar voldoet, mag bij het benzinestation verkrijgbare biodieselmengsels met niet meer dan 5% biodiesel, algemeen bekend als “B5­biodiesel” worden gebruikt. (EN staat voor “European Norm”). Het gebruik van biobrandstoffen van koolzaadmethylester (RME), vetzuur methylester (FAME), plantaardige methylester (VME), enz. of een diesel/biodieselmengsel zal de slijtage bespoedigen en kan de motor of het brandstofsysteem beschadigen. Reparatie of vervanging van versleten of beschadigde onderdelen als gevolg van het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen valt niet onder de fabrieksgarantie.
A030000AUN
U hoeft de auto niet gedurende een bepaalde periode in te rijden. U kunt echter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de eerste 1.000 km (600 mijl)de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw auto in positieve zin beïnvloeden.
• Voer het toerental van de motor niet te hoog op.
• Houd tijdens het rijden het motortoerental tussen de 2.000 - 4.000 omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid. Om de motor goed in te rijden, moet het motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Laat de motor niet langer dan 3 minuten achtereen stationair draaien.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km (1.200 mijl) met uw auto geen aanhanger.
INRIJPROCEDURE
OPMERKING
• Zorg ervoor dat er geen benzine of water in de brandstoftank terechtkomt. Als dat wel het geval is moet de brandstoftank worden afgetapt en moet het brandstofsysteem worden ontlucht om schade aan de brandstofpomp en de motor te voorkomen.
• In de winter mag, om afslaan van de motor door uitvlokken van de brandstof te voorkomen, petroleum aan de brandstof worden toegevoegd als de temperatuur daalt tot lager dan ­10°C (50°F). Gebruik nooit meer dan 20% petroleum.
OPMERKING
• Gebruik nooit brandstof, diesel of B5-biodiesel, dat niet aan de meest recente specificaties voldoet.
• Gebruik nooit brandstof­toevoegingen en dergelijke die niet door de fabrikant zijn aanbevolen of goedgekeurd.
FD holl 1.qxp 2/26/2009 9:25 AM Page 5
61
CONTROLELAMPJES IN HET INSTRUMENTENPANEEL
A050000CFD
* Zie voor meer informatie deel
Instrumentenpaneel in hoofdstuk 4.
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
Controlelampje grootlicht
Controlelampjes richtingaanwijzers
Controlelampje mistlampen vóór (indien van toepassing)
Controlelampje mistlampen achter (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje ABS (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje parkeerrem en remvloeistofniveau
Oliedruklampje
Waarschuwingslampje laadsysteem
Controlelampje ESP (indien van toepassing)
Controlelampje ESP OFF (indien van toepassing)
Controlelampje motormanage­ment (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje AIRBAG (indien van toepassing)
Controlelampje CRUISE (indien van toepassing)
Controlelampje CRUISE SET (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Controlelampje voorgloeien (alleen dieselmotor)
Waarschuwingslampje brandstoffilter (alleen dieselmotor)
Waarschuwingslampje elektronische stuurbekrachtiging (EPS)
Controlelampje laag niveau ruitensproeiervloeistof (indien van toepassing)
Controlelampje storing TPMS (controlesysteem lage bandenspanning) (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje lage bandenspanning (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje positie lage bandenspanning (indien van toepassing)
Controlelampje airbag voorpassagier UIT (indien van toepassing)
Controlelampje startblokkeer­systeem (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje open portier
en achterklep
Controlelampje AUTO STOP (indien van toepassing)
AUTO STOP
Waarschuwingslampje motor­oliepeil (1.6 l dieselmotor, indien van toepassing)
FD holl 1.qxp 2/26/2009 10:14 AM Page 6
2
Overzicht interieur / 2-2 Overzicht dashboard / 2-3
Uw auto in één oogopslag
FD holl 2.qxp 2/26/2009 9:26 AM Page 1
Uw auto in één oogopslag
22
INTERIEUR, OVERZICHT
1. Knop vergrendelen/ontgrendelen portier
..........................................................4-10
2. Toets inklapbare buitenspiegel* ........4-34
3. Schakelaar spiegelbediening*...........4-33
4. Centrale portiervergrendeling*..........4-11
5. Blokkeertoets ruitbediening* .............4-19
6. Schakelaar ruitbediening*.................4-16
7. Zekeringkast......................................7-51
8. Koplampverstelling*...........................4-63
9. Toets voertuigstabiliteitsregeling
uitschakelen*.....................................5-25
10. Toets voorruitverwarming*...............4-70
11. Verlichting instrumentenpaneel .......4-36
12. Hendel stuurverstelling ...................4-30
13. Hendel motorkapontgrendeling.......4-20
14. Remsysteem...................................5-20
15. Gaspedaal.......................................5-5
16. Koppelingspedaal* ..........................5-11
* : indien van toepassing
B010000AFD
OFD029001E
FD holl 2.qxp 2/26/2009 9:26 AM Page 2
23
Uw auto in één oogopslag
DASHBOARD, OVERZICHT
1. Airbag bestuurder* ............................3-42
2. Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers
..........................................................4-56
3. Instrumentenpaneel...........................4-35
4. Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
..........................................................4-62
5. Cruise control-schakelaars* ..............5-30
6. Contactslot ..........................................5-4
7. Stuurwiel............................................4-29
8. Digitale klok*....................................4-100
9. Audioafstandsbediening*.................4-106
10. Verwarmings- en ventilatiesysteem*
........................................................4-71
11. Schakelaar alarmknipperlichten
........................................................4-57
12. Stoelverwarming* ..............................3-7
13. Selectiehendel.................................5-10
14. Aansteker ........................................4-97
15. Aansluiting.......................................4-99
16. Asbak ..............................................4-97
17. Airbag voorpassagier* .....................3-43
18. Multibox ...........................................4-95
19. Knop uitstoomopening.....................4-74
20. Dashboardkastje .............................4-94
* : indien van toepassing
B020000AFD
OFD029002EE
FD holl 2.qxp 2/26/2009 9:26 AM Page 3
3
Stoelen / 3-2 Veiligheidsgordels / 3-14 Kinderzitjes / 3-29 Aanvullend veiligheidssysteem / 3-39
Veiligheidssysteem van uw auto
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:21 PM Page 1
Veiligheidssysteem van uw auto
23
C010000AFD
Voorstoel
(1) Voorwaartse/achterwaartse richting
(bestuurdersstoel)
(2) Rugleuningverstelling
(bestuurdersstoel) (3) Zittinghoogte (bestuurdersstoel)* (4) Lendesteun (bestuurdersstoel)* (5) Stoelverwarming (bestuurdersstoel)* (6) Hoofdsteun (bestuurdersstoel) (7) Voorwaartse/achterwaartse richting
(passagierstoel) (8) Rugleuningverstelling
(passagierstoel) (9) Hoofdsteun (passagierstoel)* (10) Stoelverwarming (passagierstoel)*
Achterbank
(11) Armsteun (midden)* (12) Hoofdsteun (buitenste zitplaats en/
of midden*)
(13) Hefboom achterbankleuning
* :
indien van toepassing
STOELEN
OFD039001E
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:21 PM Page 2
33
Veiligheidssysteem van uw auto
WAARSCHUWING
- Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het rijden te verstellen. Hierdoor kunt u de controle verliezen waardoor een ongeluk met ernstig letsel of schade het gevolg kan zijn.
• Zorg ervoor dat de rugleuning altijd in de normale positie kan staan.
(Vervolg)
(Vervolg)
Als de rugleuning vanwege hinderlijk geplaatste voorwerpen of andere oorzaken niet goed vergrendeld kan worden, kan dit bij een noodstop of aanrijding ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Zet voor het wegrijden de rugleuning altijd rechtop en plaats de heupgordel strak en zo laag mogelijk over de heupen. In deze positie bent u in geval van een aanrijding het beste beschermd.
• Ga zo ver van het stuurwiel af zitten als mogelijk is zonder dat dit ten koste gaat van het bedieningscomfort om onnodig en wellicht ernstig letsel door de airbag te voorkomen. Geadviseerd wordt een minimale afstand van 250 mm tussen uw bovenlichaam en het stuurwiel.
WAARSCHUWING
- Opklappen van de
rugleuning
Zorg ervoor, indien u de rugleuning weer rechtop zet, dat u deze vasthoudt en rustig omhoog klapt. Als u de rugleuning niet vasthoudt tijdens het omhoog klappen, kan de rugleuning terugschieten waardoor u letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING
- Losliggende voorwerpen
Losliggende voorwerpen in de voetenruimte van de bestuurder kunnen de werking van de pedalen nadelig beïnvloeden en mogelijk een ongeval veroorzaken. Plaats niets onder de voorstoelen.
WAARSCHUWING
- Verantwoordelijkheid van de
bestuurder voorpassagier
Rijden met de rugleuning van een stoel neergeklapt, kan bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. Als de rugleuning neergeklapt is, kan de persoon op de desbetreffende stoel bij een aanrijding onder de gordel doorglijden, waardoor de onderbuik zwaar belast kan worden. Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan. De bestuurder moet de passagier erop wijzen tijdens het rijden de rugleuning altijd zo rechtop mogelijk te houden.
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de stoel altijd of deze goed is vergrendeld, door te proberen deze naar voren of achteren te schuiven zonder de ontgrendelhendel te gebruiken. Als de bestuurdersstoel plotseling in beweging komt, kunt u de controle over de auto verliezen.
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:21 PM Page 3
Veiligheidssysteem van uw auto
43
Afstellen van voorstoel ­handmatig
C010101AUN
Voorwaartse/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de langsverstelling aan de voorzijde van de stoel omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en controleer of de stoel goed vergrendeld is door te proberen deze handmatig naar voren of achteren te schuiven. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
C010102AUN
Rugleuning
Draai om de rugleuning te verstellen aan de knop voor de rugleuningverstelling aan de buitenzijde van de rugleuning.
C010103AUN
Afstellen van de zittinghoogte (bestuurdersstoel) (indien van toepassing)
Duw de hendel aan de zijkant van de zitting omhoog of omlaag om de hoogte van de zitting te veranderen.
• Duw de hendel een aantal maal omlaag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal maal omhoog om de zitting hoger af te stellen.
OFD039003E
OFD039002E
OFD039004E
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:21 PM Page 4
35
Veiligheidssysteem van uw auto
C010104AFD
Hoofdsteun
De stoelen van de bestuurder en voorpassagier zijn voor extra veiligheid en comfort voorzien van een hoofdsteun.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
Actieve hoofdsteun (indien van toepassing)
De actieve hoofdsteun is ontworpen om naar voren en boven te bewegen bij een aanrijding van achteren. Dit voorkomt dat het hoofd van de bestuurder of voorpassagier naar achteren beweegt waardoor nekletsel kan ontstaan.
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen. Zorg dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Gebruik daarom geen kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de hoofdsteunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming tegen nekletsel.
• Verstel de hoofdsteun van de bestuurder niet als de auto rijdt.
OMG038401
HNF2041-1
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:21 PM Page 5
Veiligheidssysteem van uw auto
63
Verstellen in voorwaartse/achterwaartse richting (indien van toepassing)
De hoofdsteun kan in drie standen naar voren worden gedrukt. Druk de hoofdsteun vanuit de voorste positie nogmaals naar voren om de hoofdsteun naar achteren te plaatsen. Zorg ervoor dat de hoofdsteun hoofd en nek goed ondersteunt.
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
Verwijderen
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2).
Stop, om de hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte.
OFD037039 OFD039038OFD037037
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt vergrendeld nadat deze is versteld, zodat de inzittenden optimaal beschermd zijn.
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:22 PM Page 6
37
Veiligheidssysteem van uw auto
C010105AFD
Lendensteun (bestuurdersstoel) (indien van toepassing)
De lendensteun kan worden versteld door de hendel aan de buitenkant van de rugleuning van de bestuurdersstoel te bewegen. Door het verdraaien van de hendel neemt de lendensteun toe of af.
C010107AFD
Stoelverwarming (indien van toepassing)
Met de stoelverwarming kunnen de voorstoelen bij lage buitentemperaturen verwarmd worden. De stoelverwarming kan worden ingeschakeld door op de schakelaar te drukken voor de bestuurdersstoel en/of de stoel van de voorpassagier als het contact in stand ON staat.
Laat de schakelaars in stand UIT staan als de stoelverwarming niet gebruikt hoeft te worden.
• Iedere keer als u op de toets drukt verandert de temperatuurinstelling voor de stoel als volgt:
• De standaardinstelling voor de stoelverwarming is UIT als het contact in stand ON wordt gezet.
AANWIJZING
Als de schakelaars voor de stoelverwarming in stand AAN staan, schakelt de stoelverwarming automatisch aan of uit, afhankelijk van de temperatuur van de stoel.
OFD037006
OFF HIGH ( ) LOW ( )
OPMERKING
• Gebruik voor het reinigen van de stoelen geen organisch oplosmiddel, zoals thinner, alcohol of wasbenzine. Hierdoor kan de stoelverwarming en de stoel zelf beschadigd worden.
• Plaats geen dekens, kussens of stoelhoezen over de stoel als de stoelverwarming is ingeschakeld. Dit kan leiden tot oververhitting.
• Plaats geen zware of scherpe voorwerpen op stoelen die zijn voorzien van stoelverwarming. Hierdoor kunnen de onderdelen van de stoelverwarming beschadigd raken.
OFD039005E
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:22 PM Page 7
Veiligheidssysteem van uw auto
83
C010108AUN
Opbergvak in rugleuning (indien van toepassing)
In de rugleuning van beide voorstoelen bevindt zich een opbergvak.
Afstellen van de achterbank
C010303AFD
Hoofdsteun
De zitplaatsen achterin zijn voor extra veiligheid en comfort van de inzittenden voorzien van hoofdsteunen.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
WAARSCHUWING
- Verbranding door de stoelverwarming
Wees erg voorzichtig bij het gebruik van de stoelverwarming vanwege het gevaar voor oververhitting, waardoor brand kan ontstaan. Vooral de volgende categorieën personen dienen erg voorzichtig te zijn:
1. Kinderen, ouderen, gehandicapten en ziekenhuispatiënten
2. Personen met een gevoelige huid
3. Vermoeide personen
4. Dronken personen
5. Personen die onder invloed zijn van medicijnen die het reactievermogen verminderen of slaap opwekken (Sleeping pills, cold tablets, etc.)
WAARSCHUWING
- Opbergvakken rugleuning
Plaats geen zware of scherpe voorwerpen in de opbergvakken. Bij een ongeval kunnen ze uit de opbergvakken geslingerd worden en inzittenden verwonden.
OFD037040 OMG038401
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:22 PM Page 8
39
Veiligheidssysteem van uw auto
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
Verwijderen
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2).
Stop, om de hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte.
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming
in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen.
Zorg dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Het gebruik van een kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt wordt afgeraden.
• Gebruik de auto niet als de
hoofdsteunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming tegen ernstig nekletsel.
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt vergrendeld nadat deze is versteld, zodat de inzittenden optimaal beschermd zijn.
OHD036011 OHD039012
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:22 PM Page 9
Veiligheidssysteem van uw auto
103
C010304AFD
Armsteun (indien van toepassing)
Om de armsteun te gebruiken, trekt u hem uit de rugleuning naar voren.
C010307AFD
Neerklapbare achterbank
De rugleuning achter kan worden opgeklapt om het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken of de bagageruimte te vergroten.
OFD037007
OPMERKING
• Zet de motor uit en de transmissie in stand P en activeer de parkeerrem alvorens bagage in of uit te laden. Anders zou de auto kunnen gaan rijden als de selectiehendel per ongeluk in een andere stand wordt gezet.
• Wees voorzichtig bij het plaatsen van bagage op de achterstoelen om schade aan het interieur te voorkomen.
• Zet de lading goed vast, zodat deze niet los kan raken tijdens het rijden. Losliggende lading kan persoonlijk letsel en schade aan de auto veroorzaken.
WAARSCHUWING
Het doel van de opklapbare rugleuning is het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken waarvoor anders geen ruimte is.
Laat nooit iemand op een neergeklapte rugleuning zitten als de auto rijdt omdat dat geen veilige positie is en omdat dan de veiligheidsgordels niet gebruikt kunnen worden. Hierdoor kan bij een aanrijding of een noodstop ernstig letsel ontstaan. Voorwerpen die op de neergeklapte rugleuning vervoerd worden mogen niet boven de bovenzijde van de voorstoelen uitsteken. Als dat wel het geval is kan de lading bij een noodstop naar voren schuiven en letsel of schade veroorzaken.
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:23 PM Page 10
311
Veiligheidssysteem van uw auto
Neerklappen van de rugleuning en zitting van de achterbank
- 5-Deurs
1. Zet de rugleuning zoveel mogelijk rechtop en schuif indien nodig de voorste stoel naar voren.
2. Trek aan de lus (1) en til de zitting aan de voorzijde omhoog.
3. Til de zitting aan de achterzijde omhoog.
4. Verwijder de hoofdsteun van de rugleuning van de achterbank.
5. Berg de hoofdsteun op door de pennen van de hoofdsteun in de houder aan de achterzijde van de zitting te steken.
6. Trek aan de ontgrendelingshendel (rode gedeelte is zichtbaar) om de rugleuning goed naar voren en omlaag te kunnen klappen.
OFD037008
OFD039010E
OFD039011E
OFD039009E
OFD039034E
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:23 PM Page 11
Veiligheidssysteem van uw auto
123
7. Om de achterbank weer te kunnen gebruiken tilt u de rugleuning omhoog en drukt u deze naar achteren totdat hij vastklikt. Zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is (rode gedeelte is niet zichtbaar).
8. Zet de hoofdsteun terug op de rugleuning en stel de hoofdsteun af in de gewenste positie.
9. Plaats de zitting in zijn oorspronkelijke positie door de achterzijde van de zitting eerst naar beneden te klappen. Controleer of de zitting vergrendeld is.
10. Plaats de veiligheidsgordel weer in
de juiste positie.
.
- Wagon
1. Trek aan de ontgrendelingshendel (rode gedeelte is zichtbaar) om de rugleuning goed naar voren en omlaag te kunnen klappen.
OFD037013
OFD037051
OFD039012E
OFD039035E
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:23 PM Page 12
313
Veiligheidssysteem van uw auto
2. Om de achterbank weer te kunnen gebruiken tilt u de rugleuning omhoog en drukt u deze naar achteren totdat hij vastklikt. Zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is (rode gedeelte is niet zichtbaar).
3. Plaats de veiligheidsgordel weer in de juiste positie.
WAARSCHUWING
- Bagage
Zet de motor uit, zet de transmissie in stand P (parkeren) en bedien de parkeerrem alvorens bagage in of uit te laden. Het niet opvolgen van deze stappen kan ertoe leiden dat de auto zich onbedoeld in beweging zet als de selectiehendel per ongeluk in een andere stand gezet wordt.
WAARSCHUWING
- Bagage
Bagage moet altijd worden vastgezet om te voorkomen dat het bij een aanrijding door de auto wordt geslingerd, waardoor de inzittenden letsel kunnen oplopen. Wees extra voorzichtig met het plaatsen van voorwerpen op de achterstoelen, omdat ze inzittenden voorin kunnen raken bij een frontale aanrijding.
OPMERKING
- Veiligheidsgordels achter
Vergeet niet bij het omhoog klappen van de rugleuning de schoudergordels in de juiste positie te plaatsen.
WAARSCHUWING
Bij het terugzetten van de achterbank in zijn oorspronkelijke positie nadat de bank is neergeklapt:
Let erop dat het materiaal van de gordel of de gesp niet beschadigd worden. Zorg ervoor dat de gordel of gesp niet klem komen te zitten. Controleer of de rugleuning goed vergrendeld is door tegen de bovenzijde van de rugleuning te drukken. Anders kan bij een aanrijding of noodstop de rugleuning naar voren klappen, waardoor de bagage in het passagierscompartiment terecht kan komen en de inzittenden ernstig letsel zouden kunnen oplopen.
OFD037052
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:23 PM Page 13
Veiligheidssysteem van uw auto
143
C020100AUN
Veiligheidsgordels
VEILIGHEIDSGORDELS
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming moeten de veiligheidsgordels tijdens het rijden altijd gedragen worden.
• De veiligheidsgordels zijn het meest effectief als de rugleuningen rechtop staan.
• Kinderen tot en met 12 jaar moeten altijd plaatsnemen op de achterbank en de gordel op de juiste manier dragen. Laat kinderen nooit op de passagiersstoel meerijden. Als een kind van 12 jaar of ouder op de voorpassagiersstoel vervoerd moet worden, moet hij of zij de veiligheidsgordel op de juiste manier dragen en moet de stoel zover mogelijk naar achteren worden gezet.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Veiligheidsgordels zijn ontworpen om aan te liggen tegen de botstructuur in het lichaam en moeten daarom zo laag mogelijk over het bekken of het bekken, de borst en de schouder, afhankelijk van het type gordel, gedragen worden; het dragen van het heupgedeelte over de onderbuik moet voorkomen worden.
De veiligheidsgordel moet zo strak mogelijk tegen het lichaam aan gedragen worden, voor zover het comfort het toelaat, om een maximale bescherming te kunnen bieden.
Een loshangende veiligheidsgordel biedt veel minder bescherming.
Voorkomen moet worden dat de gordel in aanraking komt met polijstmiddelen, olie en chemicaliën, in het bijzonder accuzuur. De veiligheidsgordels kunnen op een veilige manier gereinigd worden met een milde zeepoplossing. De veiligheidsgordel moet worden vervangen als hij gerafeld, verontreinigd of beschadigd is.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Draag nooit de schoudergordel onder de arm door of achter uw rug. Het niet op de juiste manier gebruiken van de schoudergordel kan bij een aanrijding resulteren in ernstig letsel. De schoudergordel moet over het midden van uw schouder worden gedragen, over uw sleutelbeen.
• Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet gedraaid zitten. Als de gordel gedraaid is, werkt hij minder effectief. Bij een aanrijding kan een gedraaide veiligheidsgordel zelfs snijwonden veroorzaken. Zorg er daarom voor dat de gordel niet verdraaid zit.
• Let erop dat het materiaal van de gordel niet beschadigd wordt. Laat een beschadigde veiligheidsgordel vervangen.
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:23 PM Page 14
315
Veiligheidssysteem van uw auto
C020101AFD
Waarschuwingssysteem voor de veiligheidsgordels
Type A
Als herinnering voor bestuurder licht telkens als het contact in stand ON wordt gezet het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordels gedurende 6 seconden op, ongeacht of de gordels zijn vastgemaakt.
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet vastgemaakt is nadat het contact in stand ON is gezet, zal het waarschuwingslampje nogmaals gedurende 6 seconden gaan knipperen.
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet vastgemaakt is, zal gedurende ongeveer 6 seconden een waarschuwingszoemer klinken zodra het contact in stand ON wordt gezet. Dit gebeurt ook als de veiligheidsgordel weer losgemaakt wordt als het contact in stand ON staat. In dat geval stopt de zoemer onmiddellijk als de veiligheidsgordel is vastgemaakt (indien van toepassing).
1GQA2083
(Vervolg) De veiligheidsgordel moet ook
worden vervangen als hij gedragen is tijdens een zware aanrijding, ook al is de gordel niet zichtbaar beschadigd. Bij het dragen mag de gordel niet gedraaid zitten. Elke veiligheidsgordel mag maar door één persoon gedragen worden; het is gevaarlijk een kind op schoot te vervoeren met de gordel om beide personen heen.
WAARSCHUWING
Er mogen geen wijzigingen aan de gordel worden aangebracht of hulpmiddelen worden gebruikt die voorkomen dat het gordelmechanisme de gordel strak tegen het lichaam aan kan trekken of die het verstellen van de gordel onmogelijk maken.
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:23 PM Page 15
Veiligheidssysteem van uw auto
163
Type B
Als herinnering voor bestuurder en voorpassagier brandt telkens als het contact in stand ON wordt gezet het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordels gedurende 6 seconden, ongeacht of de gordels zijn vastgemaakt.
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder of voorpassagier niet vastgemaakt is als het contact in stand ON staat, zal het waarschuwingslampje gaan knipperen of branden. Dit gebeurt ook als de veiligheidsgordel weer losgemaakt wordt als het contact in stand ON staat.
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder of de voorpassagier niet is vastgemaakt nadat het contact in stand ON is gezet en de rijsnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/h, zal de waarschuwingszoemer van de veiligheidsgordel ongeveer 100 seconden klinken. Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder of de voorpassagier wordt losgenomen nadat het contact in stand ON is gezet en de rijsnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/h, zal de waarschuwingszoemer van de veiligheidsgordel ongeveer 100 seconden klinken. Wanneer de veiligheidsgordel na 100 seconden wordt vastgemaakt en weer losgenomen, zal de waarschuwingszoemer van de veiligheidsgordel weer klinken.
AANWIJZING
• Het waarschuwingslampje voor de gordel voor de voorpassagier bevindt zich in de middenconsole.
• Ook als er geen passagier op de stoel zit, zal het waarschuwingslampje gedurende 6 seconden knipperen of branden.
• Als er bagage op de stoel geplaatst wordt, kan het waarschuwingslampje ook gaan knipperen.
OFD037014
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:23 PM Page 16
317
Veiligheidssysteem van uw auto
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel achterpassagier (indien van toepassing)
Als de veiligheidsgordel achter niet gedragen wordt als het contact in stand ON wordt gezet (motor draait niet), zal het bijbehorende waarschuwingslampje rood gaan branden en als de veiligheidsgordel omgedaan wordt, zal het bijbehorende waarschuwingslampje groen gaan branden.
Na het starten van de motor en het wegrijden zal na 35 seconden het bijbehorende waarschuwingslampje doven als u langzamer rijdt dan 9 km/h.
Als alle achterpassagiers hun gordel dragen, zal het groene waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels doven.
Als u harder rijdt dan 9 km/h, zal na 35 seconden het bijbehorende waarschuwingslampje (veiligheidsgordel om: groen; veiligheidsgordel niet om: rood) aan en uit gaan.
Als de veiligheidsgordel achter wordt losgenomen bij een snelheid die hoger is dan 9 km/h, zal gedurende 35 seconden het bijbehorende waarschuwingslampje gaan knipperen en het waarschuwingssignaal gaan klinken.
Maar als de veiligheidsgordel tweemaal losgenomen wordt binnen 9 seconden nadat de gordel is omgedaan, zal het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel niet werken.
C020102AFD
Driepuntsgordel
Vastmaken van uw gordel:
Trek de gordel uit de blokkeerautomaat en plaats de metalen gesp (1) in de gordelsluiting (2). Wanneer de gesp in de gordelsluiting vergrendelt, is een klik hoorbaar.
De veiligheidsgordel kan zich alleen automatisch tot de juiste lengte oprollen als u eerst handmatig het heupgedeelte van de gordel strak over uw heupen trekt. Als u zich langzaam voorover beweegt, rolt de gordel af en heeft u een maximale bewegingsruimte. Bij een noodstop of een aanrijding echter zal de gordel geblokkeerd worden. Daarnaast zal de gordel blokkeren wanneer u te snel naar voren buigt.
OFD037042
B180A01NF
1
2
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:23 PM Page 17
Veiligheidssysteem van uw auto
183
AANWIJZING
Als het u niet lukt om de veiligheidsgordel uit de blokkeerautomaat te trekken, trek dan krachtig aan de gordel en laat deze vervolgens los. U kunt dan de gordel gemakkelijk uittrekken.
U kunt de hoogte van het bovenste bevestigingspunt in vier standen afstellen voor maximaal comfort en een maximale veiligheid.
De gordel biedt geen optimale bescherming als de veiligheidsgordel te dicht langs de nek loopt. Het schoudergedeelte van de gordel moet zodanig zijn aangepast dat het over de borst en het midden van de schouder loopt, en nooit over de nek.
Verhoog of verlaag het bovenste bevestigingspunt van de veiligheidsgordel tot de juiste hoogte.
Trek het bovenste bevestigingspunt (1) omhoog om het hoger af te stellen. Druk het bovenste bevestigingspunt omlaag (3) en houd daarbij de knop (2) ingedrukt om het bovenste bevestigingspunt lager af te stellen.
Laat de knop los om het bovenste bevestigingspunt in de ingestelde positie te blokkeren. Probeer het bovenste bevestigingspunt omhoog of omlaag te schuiven om te controleren of het geblokkeerd is.
OHD036019
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:23 PM Page 18
319
Veiligheidssysteem van uw auto
Losmaken van de gordel:
De gordel kan worden losgemaakt door op de ontgrendelknop (1) van de gordelsluiting te drukken. Als de gordel losgemaakt is, moet hij automatisch oprollen.
Controleer als dat niet gebeurt of de gordel niet gedraaid is en probeer het opnieuw.
WAARSCHUWING
• Controleer of het bovenste bevestigingspunt op de juiste hoogte geblokkeerd is. Laat het schoudergedeelte van de gordel nooit langs uw nek of over u gezicht lopen. Een onjuist gedragen veiligheidsgordel kan bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel.
• Als u de veiligheidsgordels na een aanrijding niet laat vervangen, kan het gebeuren dat ze u bij een eventuele volgende aanrijding niet goed beschermen, waardoor ernstig letsel kan ontstaan. Laat de veiligheidsgordels van uw auto na een aanrijding zo snel mogelijk vervangen.
WAARSCHUWING
U moet het heupgedeelte van de veiligheidsgordel zo laag mogelijk over uw heupen dragen en niet over uw middel. Als u de gordel te hoog over uw middel draagt, neemt de kans op letsel bij een aanrijding toe. Draag de gordel niet onder of over uw beide armen. De gordel moet over de ene arm en onder de andere arm door lopen, zoals aangegeven in de afbeelding.
Draag nooit de schoudergordel onder de arm door die zich het dichtst bij het portier bevindt.
B200A01NF B210A01NF
1
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:23 PM Page 19
Veiligheidssysteem van uw auto
203
C020104AUN
Middelste driepuntsgordel achter (indien van toepassing)
Vastmaken van de middelste driepuntsgordel achter:
1. Trek de gordel langzaam uit de blokkeerautomaat aan de bovenzijde van de rugleuning om de gordel vast te kunnen maken.
2. Steek de gesp (1) in de opening van de gordelsluiting (2) totdat een klik hoorbaar is. De klik geeft aan dat de gordel goed vergrendeld is. Zorg ervoor dat de gordel niet verdraaid zit.
OFD037053 OFD037054
OPMERKING - Lading
Zorg er voor dat de goederen goed geladen zijn.
Als dat niet het geval is, kan de middelste driepuntsgordel achter beschadigd raken bij een noodstop of een aanrijding.
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:24 PM Page 20
321
Veiligheidssysteem van uw auto
3. Trek aan de gordel en steek de gesp (1) in de opening van de gordelsluiting (2) totdat een klik hoorbaar is. De klik geeft aan dat de gordel goed vergrendeld is. Zorg ervoor dat de gordel niet verdraaid zit.
Wanneer de gesp in de gordelsluiting vergrendelt, is een klik hoorbaar.
De veiligheidsgordel kan zich alleen automatisch tot de juiste lengte oprollen als u eerst handmatig het heupgedeelte van de gordel strak over uw heupen trekt. Als u zich langzaam voorover beweegt, rolt de gordel af en heeft u een maximale bewegingsruimte. Bij een noodstop of een aanrijding zal de gordel geblokkeerd worden. Daarnaast zal de gordel blokkeren wanneer u te snel naar voren buigt.
Gebruik voor het bevestigen van de middelste veiligheidsgordel achter de gordelsluiting met de aanduiding CENTER.
OFD037055 OFD037056
WAARSCHUWING
Vervoer nooit iemand op de middelste zitplaats achter die niet zijn of haar veiligheidsgordel heeft omgedaan op de manier zoals hier beschreven is. Deze veiligheidsgordel is een speciale uitvoering van een driepuntsgordel (met heup- en schouderband). Als alleen het schoudergedeelte of het heupgedeelte wordt gedragen, kan er bij een noodstop of een aanrijding ernstig letsel ontstaan.
FD holl 3.qxp 11/28/2008 4:24 PM Page 21
Loading...
+ 352 hidden pages