Hyundai I20 2013 Owner's Manual [nl]

GEBRUIKERSHANDLEI DING
BEDIENING ONDERHOUD SPECIFICATIES
Alle informatie in deze gebruikershandleiding is actueel ten tijde van de publicatie. Hyundai behoudt zich echter het recht voor om te allen tijde aan­passingen door te voeren zodat het beleid van voortdurende productverbe­tering uitgevoerd kan worden.
Deze handleiding is van toepassing op alle modellen van dit voertuig en omvat beschrijvingen en verklaringen betreffende de opties en de standaar­duitrusting. Als resultaat hiervan kunt u informatie in deze handleiding vin­den die niet van toepassing is op uw specifieke voertuig.
VOORZICHTIG: AANPASSINGEN AAN UW HYUNDAI
Uw Hyundai dient op geen enkele wijze te zijnof te worden aangepast. Zulke aanpassingen kunnen de prestatie, veiligheid of duurzaamheid van uw Hyundai nadelig beïnvloeden en zouden bovendien de voorwaarden van de beperkte garanties die het voertuig dekken kunnen overtreden. Bepaalde aanpassingen kunnen ook strijdig zijn met de wettelijke voorschriften zoals vastgesteld door het Departement voor Transport en andere overheidsorganen in uw land.
TWEEZIJDIGE RADIOVERBINDING OF MOBIELE TELEFOON INSTALLATIE
Uw voertuig is uitgerust met elektronische brandstoftoevoer en andere elektronische componenten. Het is mogelijk dat een oneigenlijk geïnstalleerde/aangepaste tweezijdige radioverbinding of mobiele telefoon uw elektronische systemen nadelig kan beïnvloeden. Om deze reden bevelen wij u aan om zorgvuldig de instructies van de fabrikant op te volgen of uw Hyundai Reparateur te raadplegen betr­effende voorzorgsmaatregelen of speciale instructies, indien u ervoor kiest om één van deze appa­raten te installeren.
F2
WAARSCHUWING INZAKE VEILIGHEID EN VOERTUIG SCHADE
Deze handleiding bevat informatie met titels als WAARSCHUWING, VOORZICHTIG en AANDACHT. Deze titels geven het volgende aan:
WAARSCHUWING
Dit geeft aan dat een conditie kan resulteren in schade of (ernstig) letsel voor u of andere inzittenden, indien er geen aandacht wordt besteedt aan de waarschuwing. Volg het advies op dat wordt gegeven bij de waarschuwing.
VOORZICHTIG
Dit geeft aan dat een conditie kan resulteren in schade voor uw voertuig of uitrusting, indi­en er geen aandacht wordt besteedt aan de waarschuwing. Volg het advies op dat wordt geleverd bij de waarschuwing.
] AANDACHT
Dit geeft aan dat er extra informatie wordt verstrekt.
F3
VOORWOORD
Dank u voor het kiezen van Hyundai. Het is een genoegen u welkom te heten bij het groeiende aantal kritische mensen die Hyundai”s aan schaffen. De geavanceerde toepassingen en hoogwaardige constructie van iedere Hyundai die wordt gebouwd is iets waar HYUNDAI ASSAN OTOMOTİV SAN. ve TİC. A.Ş. zeer trots op is.
De gebruikershandleiding zal u informeren over de kenmerken en werking van uw nieuwe Hyundai. Het wordt aanbevolen om deze zorgvuldig door te lezen aangezien de informatie veel kan bijdragen aan het optmale gebruik van uw nieuwe voertuig.
De fabrikant adviseert ook dat service- en onderhoudswerkzaamheden aan uw voertuig worden uitgevoerd door een geautori­seerde Hyundai dealer. Hyundai Reparateurs zijn voorbereid op het leveren van hoogwaardige diensten, onderhoud en andere ondersteuning die noodzakelijk is.
HYUNDAI ASSAN OTOMOTİV SAN. ve TİC. A.Ş.
Opmerking : Omdat toekomstige eigenaren van dit voertuig ook de informatie in deze handleiding nodig zullen hebben, gelieve
de handleiding in het voertuig achter te laten als u deze Hyundai verkoopt.
VOORZICHTIG
Ernstige schade aan motor en aandrijving kan het resultaat zijn van het gebruik van brandstof en smeermiddelen van slechte kwaliteit die niet voldoen aan de specificaties van Hyundai. U moet altijd hoogwaardige brandstof en smeer­middelen gebruiken die voldoen aan de specificaties vermeld op Pagina 8-4 in de sectie Voertuig Specificaties van de gebruikershandleiding.
Auteursrecht 2012 Hyundai Assan Otomotiv San. ve Tic. A.Ş. Alle rechten voorbehouden. Geen onderdeel van deze publicatie mag worden weergegeven, opgeslagen in om het even welk terugzoeksysteem of uitgezonden in om het even welk vorm of om het even welke middelen zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Hyundai Assan Otomotiv San. ve Tic. A.Ş.
F4
Introductie
1
Inhoudsopgave
qq
Uw voertuig in een oogopslag Veiligheidskenmerken van uw voertuig Kenmerken van uw voertuig Het besturen van uw voertuig Wat te doen in noodgevallen Onderhoud Specificaties & Informatie voor de klant Inhoudsregiste
2
3
4
5
6
7
8
I
Introductie
1
Hoe deze handleiding te gebruiken / 1-2 Brandstofvereisten / 1-2 Proces van inrijden van het voertuig / 1-5 Symbolen op het instrumentencluster / 1-6
Introductie
HOE DEZE HANDLEIDING TE GEBRUIKEN
A010000AHM
We willen u helpen om het hoogst moge­lijke rijplezier te halen uit uw voertuig. In de gebruikershandleiding is heel veel informatie te vinden over het gebruik van de auto. U wordt aangeraden om de volledige handleiding door te lezen. Om de kans op schade en letsel te voor­komen wordt aangeraden vooral de sec­ties WAARSCHUWING of VOORZICH­TIG ter harte te nemen.
Illustraties en afbeeldingen vullen de tekst in deze handleiding aan om nog beter uit te leggen hoe optimaal van dit voertuig gebruik gemaakt kan worden. Door de handleiding te lezen wordt u geïnformeerd over de kenmerken, belan­grijke veiligheidsinformatie en rijtips on­der diverse rij-omstandigheden.
De indeling van de handleiding wordt gegeven in de inhoudsopgave. Gebruik de index als u zoekt naar een speciaal onderwerp; de index is een alfabetische lijst van alle informatie in uw boekje.
De handleiding heeft 8 hoofdstukken en een inhoudsopgave. Iedere sectie begint met een korte inhoudsopgave zodat u in een oogopslag kunt zien of die sectie de informatie bevat die u wilt hebben.
U zult diverse WAARSCHUWINGen, VOORZICHTIG en AANDACHT in deze handleiding vinden. Deze blokken zijn opgesteld om de persoonlijke veiligheid te verbeteren. U wordt aangeraden deze WAARSCHUWING, VOORZICHTIG en AANDACHT procedures zorgvuldig te le­zen en te volgen.
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING geeft een situatie aan waaruit schade of lic­hamelijk letsel kan ontstaan, indi­en de waarschuwing wordt gene­geerd.
VOORZICHTIG
Een VOORZICHTIG geeft een situ­atie aan waaruit schade aan uw voertuig kan ontstaan, indien de waarschuwing wordt genegeerd.
] AANDACHT
Een AANDACHT geeft aan dat er interes­sante of nuttige informatie wordt verstrekt.
BRANDSTOFEISEN
Benzinemotor
A020101AFD
Loodvrij Voor Europa
Voor de optimale prestatie van het voer­tuig, wordt het gebruik van loodvrije ben­zine met een RON octaangetal (Rese­arch-Octaangetal) 95/AKI (Anti Knock In­dex) 91 aanbevolen.
U kunt loodvrije benzine met een RON octaangetal 91~94/AKI 87~90 gebruiken, dit kan resulteren in een lichte prestatie­vermindering van het voertuig.
Uitgezonderd Europa
Uw nieuwe Hyundai voertuig is ontwor­pen om alleen loodvrije brandstof te geb­ruiken met een RON Octaangetal (Rese­arch-Octaangetal) 91 / AKI (Anti-Knock Index) 87 of hoger.
Uw nieuwe voertuig is ontworpen om de maximale prestatie te verkrijgen met LOODVRIJE BRANDSTOF als ook om vervuiling via het uitlaatgassen te be­perken.
21
Introductie
VOORZICHTIG
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Het gebruik van loodhou­dende benzine is schadelijk voor de katalysator, het zal de zuurstofsen­sor van het motor regelsysteem beschadigen en het emissiebeheer aantasten.
Voeg nooit reinigingsmiddelen toe aan de brandstoftank, anders dan is aangegeven (Wij raden aan om contact op te nemen met een erk­ende HYUNDAI-verdeler voor meer informatie).
WAARSCHUWING
• Nooit doorgaan met ‘afvullen’ na­dat de benzinepomp automatisch is afgeslagen tijdens het bij­tanken.
• Controleer altijd of de brandstof­dop goed is vastgezet om brand­stofverlies te voorkomen.
A020102APB
Loodhoudend (indien hiermee uitgerust)
Voor een aantal landen is het voertuig ontworpen om loodhoudende benzine te gebruiken. Als u loodhoudende benzine gebruikt, raden we aan om aan een erk­ende HYUNDAI-verdeler te vragen of er al dan niet loodhoudende benzine in uw auto beschikbaar is. Het octaangetal voor loodhoudende ben­zine is gelijk aan loodvrije benzine.
A020103APB
Benzine welke alcohol en methanol bevat
Gasohol, een mengsel van benzine en ethanol (ook bekend als graanalcohol), en benzine of gasohol die methanol be­vat (ook bekend als houtgeest) wordt soms verkocht samen met of in plaats van loodhoudende of loodvrije benzine. Gebruik geen gasohol die meer dan 10% ethanol bevat en gebruik geen benzine of gasohol die methanol bevat. Deze brand­stoffen kunnen regelproblemen en /of schade aan het brandstofsysteem vero­orzaken.
Stop het gebruik van gasohol van welk soort dan ook, als zich problemen voor­doen. Voertuigschade of regelpoblemen worden niet gedekt door de fabrieks­garantie als deze het resultaat zijn van:
1. Gasohol die meer dan 10% ethanol bevat.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine of loodhou­dende gasohol (met uitzondering van voertuigen die zijn ontworpen voor een aantal landen om loodhoudende benzine te gebruiken).
VOORZICHTIG
Gebruik nooit gasohol die methanol bevat. Stop het gebruik van enig gasohol product die de werking van de motor schaadt.
13
Introductie
A020104AEN
Gebruik van MTBE
HYUNDAI beveelt aan om brandstoffen in uw voertuig te vermijden die MTBE (Methyl Tertiary Butyl Ether) bevatten met meer dan 15% vol. (Oxygen Content
2.7% gewicht). Brandstoffen die MTBE met meer dan
15% vol. (Oxygen Content 2.7% gewicht) bevatten kunnen de prestatie van het voertuig verminderen en moeilijk starten veroorzaken.
VOORZICHTIG
De garantievoorwaarden kan moge­lijk de schade aan het brandstof­systeem of prestatieproblemen dekken, die zijn veroorzaakt door het gebruik van brandstoffen die methanol bevatten of brandstoffen die MTBE (Methyl Tertiary Butyl Ether) bevatten met meer dan 15% vol. (Oxygen Content 2.7% ge­wicht).
A020105APA
Gebruik geen methanol
Brandstoffen die methanol bevatten, mogen niet in het voertuig gebruikt wor­den. Dit soort brandstof kan de voertuig­prestatie verminderen en componenten van het brandstofsysteem beschadigen.
VOORZICHTIG
De garantievoorwaarden zal de schade, die is veroorzaakt door het gebruik van methanol of brandstof­fen die methanol bevatten, aan het brandstofsysteem of prestatieprob­lemen niet dekken.
A020106AEN
Emissie
Om bij te dragen aan minder luchtvervuil­ing beveelt HYUNDAI aan dat u brand­stof gebruikt met toegevoegde reinig­ingsmiddelen, waardoor vorming van verbrandingsresten in de motor wordt voorkomen. Deze brandstoffen zullen de motor helpen, schoner te draaien en de prestaties verbeteren van het Emissie Beheer Systeem.
A020107AUN
Werking in het buitenland
Indien u uw voertuig in een ander land gaat rijden, wees er zeker van dat:
• Alle voorschriften geraadpleegd wor-
den betreffende registratie en verzek­ering.
• Vastgesteld wordt dat de juiste brand-
stoffen beschikbaar zijn.
Diesel Motor
AO20201AHM
Diesel brandstof
Voor de dieselmotor moet alleen diesel brandstof gebruiken die voldoet aan EN 590 of vergelijkbare standaard (EN staat voor “Europese Norm”). Gebruik geen ma-rinedieselbrandstof, huisbrandolie, of niet-goedgekeurde brandstofadditieven, omdat deze de slijtage zal vergroten en schade kan veroorzaken aan de motor en het brandstofsysteem. Het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen en/of brandstofadditieven zal resulteren in een beperking van de garantierechten. In uw voertuig wordt diesel brandstof van 52 tot 54 cetane gebruikt. Als er twee soorten diesel brandstof beschikbaar zijn, gebruik zomer of winterdiesel op de juiste wijze conform de volgende temper­atuur condities.
41
• Boven -5°C (23°F)…Zomer soort die­sel brandstof.
• Onder -5°C (23°F)…Winter soort die­sel brandstof.
Let op het brandstofniveau in de tank: als de motor stopt omdat de tank leeg is, moet het brandstofsysteem volledig ontlucht worden om opnieuw te kunnen starten.
VOORZICHTIG
• Voorkom dat er geen benzine of water de tank binnen komt. Als dat wel het geval is moet de tank en de leidingen schoon gemaakt en afgetapt worden. Zodoende wordt schade aan het brandstof­systeem en de motor beperkt.
VOORZICHTIG - Diesel
Het wordt aanbevolen geregulari­seerde diesel voor dieselvoertuigen te gebruiken uitgerust met het DPF­systeem.
Als u diesel gebruikt met een hoog zwavelgehalte (meer dan 50 ppm zwavel) en niet-gespecificeerde ad­ditieven, kan dit schade veroorzak­en aan het DPF-systeem en kan witte rook vrijkomen.
A020202AUN
Biodiesel
Commercieel geleverde dieselmengsels van niet meer dan 5% biodiesel, alge­meen bekend als “B5 Diesel”, kunnen in uw voertuig worden gebruikt als Biodi­esel conform EN 14214 of gelijke specifi­caties (EN staat voor “Europese norm”). Het gebruik van biologische brandstoffen die voor meer dan 7% gemaakt zijn van raapzaad methyl ester (RME), vetzuur methyl ester (FAME), plantaardige olie methyl ester (VME) etc. of diesel ge­mengd met meer 5% biodiesel, vero­orzaken meer slijtage aan de motor en het brandstofsysteem. De reparatie of vervanging van versleten of beschadigde onderdelen veroorzaakt door het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen wordt niet gedekt door de garantie van de fabrikant.
VOORZICHTIG
• Gebruik nooit brandstof, noch Diesel of B5 biodiesel die niet vol­doet aan de laatste specificaties voor de petroleumindustrie.
Introductie
INDRIJDEN VAN HET VOERTUIG
A030000AUN
Voertuig of motorschade worden mo­gelijk niet gedekt door de fabrieksga­rantie als deze het resultaat zijn van:
1. Gasohol die meer dan 10% ethanol bevat.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine of loodhou­dende gasohol (met uitzondering van voertuigen die zijn ontworpen voor een aantal landen om loodhoudende benzine te gebruiken).
15
Introductie
INDICATOR SYMBOLEN OP DE INSTRUMENTENKLUSTER
Deur open waarschuwingslamp*
ESC UIT indicator*
Brandstoffilter waarschuwings­lamp (alleen voor Diesel)
Achterlaadbak open indicator*
Geopend portier/achterklep waarschuwingslamp*
Veiligheidsgordel waarschuwingslamp
Groot licht indicator
Controlelamp dimlicht
Richtingaanwijzer indicator
Controlelamp mistlampen voor*
Controlelamp mistachterlicht*
ESC indicator*
ABS waarschuwingslamp*
Parkeerrem & remvloeistof waarschuwingslamp
Oliedrukmeter waarschuwingslamp
Dynamolaadstroom waarschuwingslamp
Storing indicator*
Airbag waarschuwingslamp*
Immobiliser indicator*
Brandstofniveau waarschuwingslamp
Voorgloei indicator (alleen voor Diesel)
EPS waarschuwingslamp*
Waarschuwingslamp lage ban­denspanning & defect indicator
Positie band met lage spanning waarschuwingslamp*
O/D
O/D UIT indicator*
OFF
h Voor meer gedetailleerde verklarin-
gen, raadpleeg “Instrumentenpaneel” in sectie 4.
* : indien hiermee uitgerust
61
Uw voertuig in een oogopslag
Overzicht van het interieur / 2-2 Overzicht van het instrumentenpaneel / 2-3 Motorruimte / 2-4
2
Uw voertuig in een oogopslag
OVERZICHT VAN HET INTERIEUR
1. Knop voor grendelen/ontgrendelen
deur ................................................ 4-10
2. Knop voor inklappen
buitenspiegels* ............................... 4-33
3. Buiten kijkspiegel schakelaar ......... 4-32
4. Elektrische raamgrendel knop* ...... 4-17
5. Elektrische raamschakelaars* ........ 4-14
6. Ventilatierooster ............................. 4-66
7. Koplamp afstelinrichting* ............... 4-55
8. ESP UIT knop* ............................... 5-20
9. Verlichting instrumentenpaneel
bedieningsknop* ............................. 4-36
10. Stuurwielverstelling* ....................... 4-28
11. Zekeringskast ................................. 7-54
12. Motorkapopener ............................. 4-19
13. Koppelingspedaal* ........................... 5-8
14. Rempedaal ..................................... 5-15
15. Gaspedaal ........................................ 5-5
16. Brandstofvulklep opener ................ 4-21
17. ISG knop* ....................................... 5-13
*: indien hiermee uitgerust
B010000APB
22
OPB002001
OVERZICHT VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Uw voertuig in een oogopslag
1. Instrumentenkluster......................... 4-34
2. Lichtschakelaar /
Richtingaanwijzerschakelaars ........ 4-52
3. Ruitenwisser / Ruitensproeier ........ 4-57
4. Audio-bedieningsorganen* ............. 4-89
5. Hoorn ............................................. 4-29
6. Bestuurders air-bag* ...................... 3-39
7. Stuurwiel ........................................ 4-28
8. Contactslot ....................................... 5-4
9. Multifunctioneel display* ................ 4-27
10. Waarschuwingslicht schakelaar ..... 4-47
11. Knop Tripcomputer* ....................... 4-51
12. Audio* ............................................. 4-48
13. Klimaatbeheersingsysteem* ........... 4-64
14. Multi Box* ....................................... 4-82
15. Aansteker ....................................... 4-84
16. Stoelverwarming* ............................. 3-7
17. AUX, USB en iPod-poort* .............. 4-91
18. Versnellingspook .............................. 5-7
19. Parkeerremhendel .......................... 5-16
20. Passagiers air-bag* ........................ 3-39
21. Handschoenenkast ........................ 4-81
*: indien hiermee uitgerust
B020000APB
OPB002002
23
Uw voertuig in een oogopslag
MOTORRUIMTE
n Benzinemotor
1. Expansiereservoir .......................... 7-26
2. Motoroliedop ....................................7-24
3. Rem-/koppelingsvloeistofreservoir....7-28
4. Luchtfilter ..........................................7-33
5. Zekeringenkast ................................7-56
6. Plusaansluiting accu ........................7-40
7. Minaansluiting accu ..........................7-40
8. Ruitensproeiervloeistofreservoir ......7-31
9. Radiateurdop ....................................7-27
10. Motoroliepeilstok ..............................7-24
11. Oliepeilstok automatische
versnellingsbak* .............................. 7-29
*: indien hiermee uitgerust
h De afbeelding kan verschillen met de werkelijkheid.
B030000APB
42
OPB002003
n Dieselmotor
Uw voertuig in een oogopslag
1. Expansiereservoir .......................... 7-26
2. Motoroliedop .................................. 7-24
3. Rem-/koppelingsvloeistofreservoir 7-28
4. Luchtfilter ....................................... 7-32
5. Zekeringenkast .............................. 7-55
6. Plusaansluiting accu ...................... 7-40
7. Minaansluiting accu ....................... 7-40
8. Ruitensproeiervloeistofreservoir .... 7-31
9. Radiateurdop ................................. 7-27
10. Motoroliepeilstok ............................ 7-24
11. Brandstoffilter ................................ 7-32
h De afbeelding kan verschillen met de werkelijkheid.
OPB072001
25
Zitplaatsen / 3-2 Veiligheidsgordels / 3-13 Veiligheidssysteem voor kinderen / 3-24 Airbag – aanvullend beveiligingssysteem / 3-34
Veiligheidskenmerken van het voertuig
3
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
ZITPLAATSEN
C010000APB
Voorzitplaats
(1) Voorwaarts en achterwaarts ver-
schuiven (2) Rugleuningverstelling (3) Stoelhoogte (bestuurdersstoel)* (4) Hoofdsteunen (5) Stoel met neerklapbare leuning
(alleen 3-deurs uitvoering)* (6) Armleuning (bestuurdersstoel)* (7) Zitplaats verwarming*
Achterzitplaats
(8) Hoofdsteunen
(buitenste en/of midden*) (9) Inklapbare zitplaats
*: indien hiermee uitgerust
OPB039001
23
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
WAARSCHUWING
Losse voorwerpen
Losse voorwerpen op de vloer van de bestuurder kunnen de bediening van de pedalen hinderen, en mo­gelijk een ongeluk veroorzaken. Plaats niets los onder de voorzit­plaatsen.
WAARSCHUWING
Verticaal zetten van de rugleuning
Wanneer u de rugleuning terugzet in de verticale positie, houdt de rugleuning vast en breng het lang­zaam terug en let op dat er niets of niemand bekneld raakt. Controleer of de rugleuning goed vergrendeld is.
WAARSCHUWING–
Verantwoordelijkheid bestu urder voor passagiers
Het rijden in een voertuig met de rugleuning horizontaal kan leiden tot ernstig letsel. Als een rugleun­ing horizontaal is geplaatst, kan de inzittende onder de veigheidsgor­del uitglijden. Ernstig letsel zou hi­erdoor kunnen ontstaan. De bestu­urder moet de passagier dringend verzoeken om de rugleuning in een verticale positie te zetten tijdens het rijden.
WAARSCHUWING –
Zitplaats bestuurder
• Probeer nooit om de zitplaats af te stellen terwijl het voertuig in be­weging is. Dit kan leiden tot ver­mindering van de voertuigcont­role, wat resulteert in een ongeval en of materiele schade.
• Let op dat er geen bagage tegen de rugleuning wordt geplaatst. De vergrendeling van de rugleuning kan eventueel overbelast worden of niet goed vergrendeld zijn, dit kan leiden tot (ernstig) letsel tij­dens een plotselinge stop of bots­ing.
• Rij altijd met de rugleuning in ver­ticale positie en gebruik de veilig­heidsgordel zoals het hoort slui­tend over de borst en laag over de heupen. Dit is de beste positie om u te beschermen in geval van een ongeluk.
• Zorg voor een goede zitpositie om onnodige (ernstig) air-bag letsel te voorkomen om zo ver mogelijk weg van het stuurwiel, terwijl toch een goede controle over het voer­tuig wordt behouden. Het is aan te raden de borstkas tenminste 250 mm van het stuurwiel af te hou­den.
33
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
WAARSCHUWING –
Rugleuningen achterzit­plaatsen
• De rugleuning van de achterzit­plaaten moet veilig worden vast­gezet. Als dat niet zo is kunnen inzittende letsel oplopen. Dit kan ook door losliggende voorwer­pen.
• Bagage en andere belading moet vlak neergelegd worden in de ba­gageruimte. Indien de voorwer­pen groot, zwaar of opgestapeld worden, moeten deze worden vastgezet. Onder geen enkele omstandigheid moet bagage hoger opgestapeld worden dan de rugleuning. Het niet opvolgen van deze waarschuwingen kan resulteren in ernstig letsel in het geval van een plotselinge stop of aanrijding.
• Geen enkele passagier mag me­erijden in de bagageruimte of op ingeklapte rugleuningen zitten of liggen, terwijl het voertuig rijdt.
(Vervolgd)
43
(Vervolgd)
• Wanneer de rugleuning wordt te­ruggezet in de verticale positie, verzeker u ervan dat het goed is vergrendeld. Controleer dit door de rugleuning voor- en achter­waarts te duwen.
WAARSCHUWING
Na de rugleuning te hebben afges­teld, controleer altijd dat het goed is vergrendeld door te proberen de rugleuning voorwaarts en achter­waarts te bewegen. Plotselinge of onverwachte bewegingen van de rugleuning van de bestuurder kan veroorzaken dat de controle over het voertuig wordt verloren met de kans op een ongeluk.
OPB039002
Afstelling voorste zitplaats
C010101AHM
Voorwaarts en achterwaarts
Om de stoel voorwaarts en achterwaarts te schuiven:
1. Trek de hendel voor de lengteverstel­ling omhoog en houd de hendel om­hoog.
2. Schuif de zitplaats naar de positie die u wenst.
3. Laat de hefboom los en verzeker u ervan dat de zitplaats op zijn plaats is vergrendeld.
Stel de zitplaats af voordat u gaat rijden en verzeker u ervan dat de zitplaats veilig is vergrendeld door te proberen voorwaarts en achterwaarts te bewegen zonder de hefboom te gebruiken. Indien de stoel be­weegt, is het niet correct vergrendeld.
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
OPB039003
C010102AHM
Rugleuninghoek
Om de rugleuning te verstellen:
1. Plaats uw gewicht iets naar voren en trek de hendel voor de rugleuningver­stelling omhoog.
2. Leun voorzichtig terug tegen de rugle­uning en stel de leuning af in de posi­tie die gewenst wordt.
3. Laat de hefboom los en controleer of de leuning is vergrendeld (De hef­boom MOET terugkeren in zijn basis positie zodat de rugleuning kan ver­grendelen.).
OPB039004 OPA039052
C010103APB
Hoogte zitkussen (voor zitplaats bestuurder) (indien hiermee uitgerust)
Beweeg de hendel omhoog of omlaag om de stoel in hoogte te verstellen.
• Druk de hendel enkele malen omlaag om de stoel lager te zetten.
• Druk de hendel enkele malen omhoog om de stoel hoger te zetten.
C010104APB
Hoofdsteun (indien hiermee uitgerust)
De bestuurdersstoel en passagiersstoel voor zijn uigerust met een hoofdsteun voor de veiligheid en het comfort van de inzittenden.
De hoofdsteun voorziet niet alleen in comfort voor de bestuurder en voor pas­sagier, maar helpt ook om hoofd en nek te beschermen in geval van een aanrijd­ing.
35
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
WAARSCHUWING
• Voor een maximale effectiviteit tijdens een ongeval, moet de ho­ofdsteun zo worden ingesteld dat het midden van de hoofdsteun zich ter hoogte van het zwaar­tepunt van het hoofd bevindt. Gewoonlijk bevindt het zwaarte­punt van het hoofd zich aan de bovenzijde van de ogen. Stel de hoofdsteun zo dicht mogelijk bij het hoofd af. Om deze reden is het niet aan te bevelen om een kussen te gebruiken, waardoor het lichaam verder van de rugle­uning wordt verwijderd.
• Rijdt niet met het voertuig indien de hoofdsteunen zijn verwijderd, aangezien (ernstig) letsel voor de inzittenden kan betekenen in geval van een aanrijding. Hoofd­steunen bieden extra bescher­ming tegen nekletsel mits deze goed afgesteld zijn.
• Stel de hoogte van de hoofdsteun niet af, terwijl het voertuig rijdt.
Het afstellen van de hoogte van de hoofdsteun
Om de hoofdsteun te verstellen, trek het op naar de gewenste positie (1). Om de hoofdsteun te verlagen, duw neer en houdt de drukknop (2) op de hoofdsteun­drager vast en verlaag de hoofdsteun naar de gewenste positie (3).
OPB039005
OPB039008
Verwijdering
Om de hoofdsteun te verwijderen, trek deze omhoog zoveel als het kan en druk op de knop (1) tijdens het omhoog trek­ken (2).
Plaats om de hoofdsteun te monteren de stangen (3) in de opening. Houd daarbij de ontgrendelknop (1) ingedrukt. Stel vervolgens af op de gewenste hoogte.
WAARSCHUWING
Controleer of de hoofdsteun na het afstellen goed is geblokkeerd, zo­dat de inzittenden worden besc­hermd.
63
Actieve hoofdsteun (indien hiermee uitgerust)
De actieve hoofdsteun beweegt naar voren en naar boven tijdens een botsing van achteren. Dit helpt voorkomen dat het hoofd van de bestuurder en de voor­passagier naar achteren beweegt; op de­ze manier wordt mogelijk nekletsel voor­komen.
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
C010306APB
Stoel met neerklapbare leuning (alleen 3-deurs uitvoering)
Trek, om de tweede rij zitplaatsen te berei-ken of te verlaten, de hendel voor het neerklappen van de rugleuning van de passagi-ersstoel voor omhoog. De rugleuning van de passagi­ersstoel klapt om en de stoel gaat naar voren. Plaats de stoel zo ver mogelijk naar voren.
Duw, als is in- of uitgestapt, de passagier­sstoel naar achteren en trek de rugleuning naar achteren, totdat de rugleuning vergren­delt. Controleer of de stoel goed vastzit.
WAARSCHUWING
Probeer nooit bij een rijdende auto of als er iemand op de passagiersstoel zit de stoel te verstellen; de stoel kan plotseling gaan bewegen, waardoor de passagier op de stoel gewond kan raken.
OPB039007OPB039050HNF2041-1
C010107AUN
Stoelverwarming (indien hiermee uitgerust)
De stoelverwarming is toegepast om de voor zitplaatsen te verwarmen tijdens koud weer. Met het contact minimaal in de AAN positie, druk op de schakelaar om de zitplaats van de bestuurder of de zitplaats van de voor passagier te ver­warmen.
Tijdens gematigd weer en onder condi­ties waarbij de werking van de stoelver­warmer niet nodig is, is het niet nodig de verwarming te gebruiken.
] AANDACHT
Als de stoelverwarmingschakelaar in de AAN positie staat, wordt het verwarmings­systeem niet automatisch uitgeschakeld.
37
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
VOORZICHTIG
• Gebruik geen oplosmiddel tijdens het schoonmaken van de stoelen, zoals verdunner, benzeen, alco­hol en benzine. Dit zou de opper­vlakte van de stoelverwarming of de bekleding kunnen beschadi­gen.
• Om oververhitting van de stoel­verwarming tegen te gaan, plaats geen dekens, kussens of bekled­ingshoezen op de zitplaatsen ter­wijl de stoelverwarming in werk­ing is.
• Plaats geen zware of scherpe vo­orwerpen op zitplaatsen. Er kan schade plaatsvinden aan de sto­elverwarming en/of de bekleding.
WAARSCHUWING – Brandwonden door stoelverwarming
Passagiers moeten voorzichtig zijn tijdens het gebruik van stoelver­warming, gezien de kans op over­matige verwarming waardoor brandblaren kunnen ontstaan. De inzittenden moeten in staat zijn om te voelen of de zitplaats te warm wordt en de stoelverwarming uit kunnen zetten. De bestuurder moet voorzichtig zijn voor de volgende passagiers:
1.Zuigelingen, kinderen, ouderen, gehandicapte of poliklinische patiënten,
2.Personen met gevoelige huid of inzittenden die snel verbranden,
3.Vermoeide meerijders,
4.Dronken meerijders,
5.Meerijders die medicatie gebru­iken welke loomheid of slape­righeid kunnen verwekken (sla­appillen, pillen tegen verkoudhe­id enz.).
Type A
OMG039017
Type B
OPB039012
C010108APB
Rugleuningzak (indien hiermee uitgerust)
Het opbergvak op de rugleuning bevindt zich op de passagiersstoel voor.
83
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
WAARSCHUWING –
Rugleuningzakken
Plaats geen zware of scherpe voor­werpen in de rugleuningtassen. Bij een ongeval kunnen deze losko­men en de inzittenden van het voer­tuig verwonden.
OPA039053
Afstelling achterzitplaats
C010303APB
Hoofdsteun (indien hiermee uitgerust)
De zitplaatsen achter zijn voorzien van hoofdsteunen voor de buitenste zitplaat­sen en de zitplaats in het midden voor de veiligheid en het comfort van de inzitten­den.
De hoofdsteun voorziet niet alleen in comfort voor de bestuurder en voorinzit­tende, maar helpt ook om het hoofd en nek te beschermen in geval van een aan­rijding.
WAARSCHUWING
• Voor een maximale effectiviteit tijdens een ongeval moet de ho­ofdsteun zo worden ingesteld dat het midden van de hoofdsteun zich ter hoogte van het zwaar­tepunt van het hoofd bevindt. Gewoonlijk bevindt het zwaar­tepunt van het hoofd zich aan de bovenzijde van de ogen. Stel de hoofdsteun ook zo af dat de afs­tand tot het hoofd ongeveer 10 cm is. Om deze reden is het geb­ruik van een kussen tegen de rugleuning niet aan te raden.
• Rijdt niet met het voertuig als de hoofdsteunen zijn verwijderd, aangezien ernstig letsel bij de inzittenden kan ontstaan in geval van een ongeval. Hoofdsteunen bieden bescherming tegen nek­letsel mits goed afgesteld. Hoofd­steunen bieden een goede bescherming tegen nekletsel mits goed afgesteld.
39
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
OPB039009
Het afstellen van de hoofdsteunen omhoog / omlaag
Om de hoofdsteun hoger af te stellen, trek het op naar de gewenste positie (1). Om de hoofdsteun lager af te stellen, duw naar beneden en houdt de drukknop (2) op de ruglening ingedrukt en verlaag de hoofdsteun naar de gewenste positie (3).
Verwijdering
Om de hoofdsteun te verwijderen, trek de hoofdsteun omhoog met de drukknop (1) tijdens het omhoog trekken (2).
Plaats om de hoofdsteun te monteren, de stangen (3) in de openingen. Houd daarbij de ontgrendelknop (1) ingedrukt. Stel vervolgens de hoofdsteun op de juiste hoogte af.
Controleer of de hoofdsteun na het afstellen goed is geblokkeerd, zo­dat de inzittenden worden besc­hermd.
WAARSCHUWING
OPB039011
C010307BPB
Inklappen van de achterzitplaats
De achterrugleuningen (en zitkussens) kunnen ingeklapt worden om de bagage­ruimte te vergroten.
WAARSCHUWING
Het doel van de neerklapbare ach­terrugleuningen (en zitkussens) is om de bagageruimte te vergroten.
Laat passagiers nooit op de neer­geklapte rugleuning zitten, terwijl de auto in beweging is, dit is geen juiste zitpositie. Bovendien zijn er geen veiligheidsgordels beschik­baar. Dit kan leiden tot ernstig let­sel in het geval van een aanrijding of onverwachte stop. Voorwerpen die vervoerd worden op de neer­geklapte rugleuningen mogen niet hoger reiken dan de top van de voorste rugleuningen. Dit in ver­band met doorglijden tijdens af­remmen. Let op dat de voorwerpen zo goed als mogelijk is worden vastgezet.
103
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
OPB039019
OPB039020
Het inklappen van de achterbank (indien hiermee uitgerust):
1. Zet de rugleuning van de voorstoel omhoog en schuif, zonodig, de voor­stoel naar voren.
2. Zet het voorste deel van de zitting om­hoog.
3. Zet het achterste deel van de zitting omhoog en zet de zitting van de ach­terste zitplaatsen verticaal.
OPB039022
OPB039021
4. Plaats de gesp van de achterste vei­ligheidsgordel in de houder op het zij­paneel. Hierdoor wordt voorkomen dat de gordel in contact komt met de rugleuning als deze wordt omgeklapt.
5. Trek de hendel voor het omklappen van de rugleuning omhoog en zet de rugleuning iets naar voren.
OPB039023
6. Verwijder de hoofdsteun van de rugle­uning van de achterste zitplaatsen.
7. Klap de rugleuning geheel om.
8. Plaats de stangen van de hoofdsteun in de houder.
311
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
9. Til, als de achterste zitplaats weer gebruikt moet worden, de rugleuning omhoog en plaats de hoofdsteun op de rugleuning.
10. Duw stevig tegen de rugleuning, tot-
dat de rugleuning is vergrendeld. Controleer of de rugleuning goed vastzit.
11. Trek aan de achterrugleuning hef-
boom en klap de achterrugleuning naar beneden.
12.Berg de hoofdsteun op door de
hoofdsteungeleider in te voegen in de houder aan de onderkant van het zitkussen.
Wanneer u de achterrugleuning te­rug zet in de originele positie nadat het neergeklapt is geweest:
Wees zorgvuldig om de veiligheids gordel of sluiting niet te beschadi gen. Pas op dat de veiligheids gordel of sluiting niet verstrikt of gekneld raakt in de achterzitplaats. Controleer of de rugleuning volledig vergrendeld is in de verti cale posi­tie door op de top van de rugleuning te duwen. Zonder goede vergrendel­ing kan de zitplaats in geval van een aanrijding of onverwachte stop neer kunnen klappen en bagage de pas­sagiersruimte in schuiven, wat zou kunnen leiden tot ernstig letsel.
Wanneer de achterrugleuningen naar de verticale positie worden te­ruggezet, denk er dan aan dat de gordels van de achterzitplaatsen te­rug te zetten in hun juiste positie.
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG -
Veiligheidsgordels van de achterzitplaatsen
WAARSCHUWING -
Bagage
Bagage moet zoveel mogelijk vast­gezet worden om te voorkomen dat het door het voertuig schuift en bij een aanrijding letsel veroorzaakt aan de inzittenden. Plaats geen vo­orwerpen los op de achterzitplaat­sen, deze moeten worden vastge­zet.
WAARSCHUWING -
Laden van bagage
Let op dat de motor afgezet is, de automatische versnellingsbak in P (Parkeren) en dat de parkeerrem veilig is aangetrokken gedurende het inladen of uitladen.
123
Loading...
+ 374 hidden pages