INDEX ..........................................................................................................................................................43
BEPERKINGEN VAN DIT ALARMSYSTEEM .....................................................................................45
1 JAAR BEPERKTE GARANTIE ............................................................................................................47
Uw Honeywell beveiligingssysteem is ontworpen voor gebruik met apparaten die door Honeywell zijn gefabriceerd of goedgekeurd voor
uw beveiligingssysteem. Uw Honeywell beveiligingssysteem is niet ontworpen voor gebruik met andere apparaten die mogelijk zijn
aangesloten op het bedienpaneel van uw beveiligingssysteem of andere communicatiebus wanneer Honeywell een dergelijk apparaat
niet heeft goedgekeurd voor gebruik met uw beveiligingssysteem. Het gebruik van een dergelijk apparaat kan schade veroorzaken of kan
van invloed zijn op de prestaties van uw beveiligingssysteem en op de geldigheid van Honeywell’s beperkte garantie. Wanneer u
producten koopt die door Honeywell zijn gefabriceerd of goedgekeurd, krijgt u de verzekering dat deze apparaten uitvoerig zijn getest om
optimale prestaties te kunnen verzekeren wanneer deze worden gebruikt met uw Honeywell beveiligingssysteem.
KENNISGEVING SYSTEEMCOMPATIBILITEIT
– 3 –
SYSTEEMOVERZICHT
SYSTEEMOVERZICHT
SYSTEEMOVERZICHTSYSTEEMOVERZICHT
Algemene Informatie
Dit systeem biedt drie vormen van beveiliging: inbraak, brand en noodgevallen, afhankelijk van de
samenstelling van uw systeem. Het systeem bestaat uit een bediendeel voor de bediening, diverse
draadloze sensoren die voor interne- en omtrekinbraakbeveiliging zorgen en optionele rook- of
brandmelders die afgaan bij de eerste tekenen van brand. Daarnaast kunnen optionele draadloze
bediendelen geïnstalleerd worden waarmee u het systeem kunt bedienen zonder gebruik te maken van
het hoofdbediendeel. Het systeem kan ook van afstand via de telefoon worden bediend en kan worden
gebruikt als een speakerphone.
Het systeem maakt gebruik van microcomputertechnologie om de status van alle beveiligde zones van
het systeem te controleren, de juiste informatie op het display te tonen en de juiste alarmen in
werking te zetten. Uw systeem kan ook geprogrammeerd zijn om automatisch alarm- of
statusmeldingen via de telefoonlijn naar een meldkamer te sturen, en tevens is een
tweerichtingscommunicatie met de meldkamer mogelijk.
De gebruikersfuncties van dit beveiligingssysteem staan hieronder. Vraag aan de
installateur welke functies er in uw systeem geprogrammeerd zijn.
•AANWEZIG en AFWEZIG modus: Met deze instellingen kunt u alleen de omtrek van het pand of
het pand plus omtrek beveiligen.
• Inschakelen met geopende zone: Het systeem kan ook ingeschakeld worden indien zones
geopend zijn.
•3 paniekknop functies: Met de aangegeven knoppen kunt u handmatig het brand-, persoonlijke
noodgevallen- of stille alarm activeren. Zie Paniekknoppen voor meer informatie.
•Semafoonfunctie: Waarschuwt u bij bepaalde systeem statussen door codes aan te geven van de
situatie die zich heeft voor gedaan. Daarnaast kan er, door op de MACRO-toets te drukken, een van
te voren vastgesteld bericht naar uw semafoon gestuurd worden, indien dit is geprogrammeerd (zie
de MACRO-functie hieronder). Zie Semafoonfunctie / Belfunctie voor meer informatie.
•Klok huidige tijd: De huidige tijd wordt op het bediendeel getoond. Zie Klok / Kalender voor het
instellen van de tijd.
•Gesproken bericht over systeemstatus: De in de hoofdbediendeel ingebouwde luidspreker meldt
de systeemstatus door het indrukken van een knop. Zie Controleren Systeem Status voor meer
informatie.
•Apparaatactivatie: Via daarvoor aangewezen toetsen kunt u de lampen en/of andere apparaten
aan of uit schakelen. Daarnaast kunnen sommige apparaten (bijv. een lamp) geprogrammeerd
worden dat ze automatisch geactiveerd worden als er zich een alarm- of storingsituatie voordoet. Zie
X-10 Apparatuur Commando’s voor meer informatie.
•Macro Functie: Deze toets activeert de voorgeprogrammeerde actie door het indrukken van de
MACRO
– 4 –
SYSTEEMOVERZICHT
SYSTEEMOVERZICHT
SYSTEEMOVERZICHTSYSTEEMOVERZICHT
• Macro Functie: Deze toets activeert de voorgeprogrammeerde actie door het indrukken van de
MACRO toets plus de gebruikerscode, indien geprogrammeerd om dit te doen (zie Semafoonfunctie
hierboven). Zie Macro Functie voor meer informatie.
•Tijdschemafunctie: Hiermee kunt u het automatisch activeren of uitschakelen van X-10
apparaten instellen of bepaalde functies programmeren (bijv. wekker, herinnering en
schakelfunctie). Zie Gebruiker Tijdschema’s voor meer informatie
• Tweerichtingcommunicatie : Via deze functie kan de meldkamer meeluisteren, kunt u
communiceren met de meldkamer of gesprekken voeren met personen in en om het pand. Zie
Tweerichtingcommunicatie voor meer informatie.
• Telefoonbediening: Dit is een interactieve telefoonfunctie waardoor u toegang krijgt tot het
beveiligingssysteem van elke DTMF telefoon in of buiten het pand. Zie Remote Telefoonbediening
voor meer informatie.
• Speakerphone: Het systeem kan functioneren als een speakerphone waardoor u handsfree
gesprekken kunt voeren. Zie Speakerphone voor meer informatie.
• Voice Dialer: Het systeem kan tot vier gespecificeerde nummers draaien en de locatie en
zonebeschrijvingen, van de zones die in alarm zijn, aangeven. Zie Voice Dialer voor meer informatie.
• Gebruikerscodes: Het systeem ondersteunt een installateurcode, hoofdgebruikercode en zes extra
gebruikerscodes. Zie Gebruikerscodes voor meer informatie.
Kenmerken
– 5 –
SYSTEEMOVERZICHT
SYSTEEMOVERZICHT
SYSTEEMOVERZICHTSYSTEEMOVERZICHT
Algemene werking
Zones
De sensoren van uw systeem zijn ondergebracht in bepaalde “zones.” Bijvoorbeeld, de sensor voor de
buitendeur kan ondergebracht zijn in zone 01, de sensoren op de ramen in de grote slaapkamer in zone
02 en ga zo maar door. Deze getallen komen in het display te staan indien een alarm- of
storingsituatie zich voordoet.
Brandbeveiliging
Het brandbeveiligingsgedeelte van uw beveiligingssysteem (indien in gebruik) is altijd actief en er
gaat een alarm af als er brand wordt opgemerkt. Zie Brandalarmsysteem voor belangrijke informatie
ten aanzien van brandbeveiliging, rookmelders en het uitstippelen van nooduitgangen voor het pand.
Inbraakbeveiliging
Uw systeem biedt twee inschakelmethoden: AANWEZIG en AFWEZIG. De AANWEZIG methode
beveiligt alleen de buitenkant van het pand zodat u zich binnenin het pand vrij kunt bewegen. De
AFWEZIG methode beveiligt het hele systeem. Beide methoden bieden een vertragingstijd bij
binnenkomst zodat u het pand kunt binnengaan zonder dat het alarm afgaat. Voor extra beveiliging
kunt u de inloopvertraging uitzetten als u het systeem inschakelt met de
met de gewenste inschakeltoets. Het systeem staat ook toe dat u, indien gewenst, bepaalde van te
voren geselecteerde zones kunt overbruggen voor het inschakelen van het systeem. Zie Overbruggen Beveiligde Zones. Het systeem heeft ook een belfunctie, voor het attenderen van gebruikers bij het
openen van beveiligde deuren en ramen, als het systeem uitgeschakeld is.
U dient het inbraakbeveiligingsgedeelte van uw systeem in te schakelen voordat het inbraakpogingen
zal opmerken. Voer, om het systeem in te schakelen, uw gebruikerscode in en druk dan op de
gewenste instelling (AANWEZIG of AFWEZIG). Zie Systeem Inschakelen voor gedetailleerde
procedures en informatie.
DIRECT toets in combinatie
Gebruikerscodes
Ten tijden van de installatie wordt u een persoonlijke 4 cijferig gebruikers- of hoofdgebruikerscode
toegekend. U dient de gebruikerscode in te voeren bij het in- en uitschakelen van het systeem en bij
het uitvoeren van andere systeemfuncties. Als een extra veiligheidskenmerk, kunnen andere
gebruikers, die u code niet hoeven te kennen, tot 6 verschillende beveiligingscodes toegekend krijgen.
Zie Gebruikerscodes voor procedures voor het toevoegen van gebruikerscodes.
– 6 –
SYSTEEMOVERZICHT
Algemene werking
Alarmen
Als het alarm afgaat, zal het bediendeel en externe sounders ongeveer 15 seconden lang afgaan en op
het display van het bediendeel staan de zone(s) waar de alarmsituaties zich voordoen. Na 15 seconden
stopt de sirene tijdelijk en worden de opgenomen gesproken zonebeschrijvingen afgespeeld.
Nadat deze zones afgespeeld zijn, gaat de sirene weer en herhaalt deze cyclus zich totdat het systeem
wordt uitgeschakeld (code + UIT) of totdat de maximale sirenetijd is verstreken. Als uw systeem in
verbinding staat met een meldkamer zal er een alarmmelding verzonden worden. Om het alarm uit te
zetten, hoeft u alleen het systeem uit te schakelen. De zones waardoor het alarm is ontstaan, zullen
zichtbaar blijven als alarmgeheugen. Zie Systeem Uitschakelen voor informatie over het schonen van
het geheugen van het display.
Tweerichtingscommunicatie
De LynX Voice ondersteunt gesproken dialoog tussen een operator in de meldkamer en een persoon in
het pand. Via deze functie kan de meldkamer meeluisteren, praten tot of een tweerichtingsgesprek
voeren met perso(o)n(en) in het pand en kan de operator informatie vergaren over de aard en de locatie
van het alarm dat nuttig kan zijn voor brandweer, politie of ambulance. Als de
tweerichtingscommunicatie geprogrammeerd is en een probleem wordt opgemerkt, stuurt het systeem
een alarmmelding naar de meldkamer. Nadat goedkeuring is gegeven, wordt er een “meeluister”
bericht naar de meldkamer gestuurd. Door op dit bericht te reageren, kan de operator van de
meldkamer opdrachten invoeren zodat hij een communicatiesessie van 5 minuten kan initiëren. De
opties staan toe dat de operator de volgende instellingen kan invoeren:
• Praten: Hierdoor kan de operator met personen in het pand praten via de systeemluidspreker.
• VOX (2-richtingcommunicatie): Hiermee kan de operator een tweerichtingsgesprek (praten en
luisteren) voeren met personen in het pand.
• Luisteren: Hierdoor kan de operator luisteren naar alle activiteiten in het pand via de
systeemmicrofoon.
Als er problemen ontstaan in een volgende zone tijdens een communicatie sessie, zal het systeem de
sessie beëindigen en gaat het alarm af. Tijdens de communicatiesessie zullen de IN (groen) en
GEREED (groen) LEDs om en om knipperen in de Praat- en VOX instellingen, maar niet in de
luisterinstelling.
– 7 –
KORT OVERZICHT VAN DE FUNCTIES
=deze vierkanten staan voor het invoeren van uw 4-cijferige gebruikerscode.
N.B.:
BEVEILIGINGSFUNCTIES
Controleren Systeem Status: -------------------------- STATUS
Inschakelen in AANWEZIG mode: -----------------
Uitloopvertraging opnieuw starten: --------------- (alleen indien geprogrammeerd en het systeem is
ingeschakeld met Aanwezig methode)
Inschakelen in AFWEZIG mode: --------------------
Inschakelen in DIRECT mode:------------------------
Inschakelen met Snel Inschakelen: ---------------- of (2 seconden ingedrukt houden)
Uitschakelprocedure: ------------------------------------ + UIT
Speakerphone uitzetten: -------------------------------- UIT
Aan-/ uitzetten (toggelen) bel: ------------------------ [#] + VOLUME + MACRO
Terug naar telefooninstelling (na het uitschakelen van het systeem of het resetten van alarm of
storing): [#] + MACRO
Heen en weer schakelen (tussen twee gesprekken door er een in de wacht te zetten): MACRO *
*Om terug te schakelen naar het eerste gesprek minstens (2) seconden wachten en weer op MACRO drukken.
Bericht naar semafoon sturen: ----------------------- Houd de MACRO toets 2 seconden ingedrukt (4 piepjes)
** Alleen de hoofdcode kan gebruikt worden om een gebruikerscode toe te voegen of te verwijderen.
– 9 –
SYSTEEMOVERZICHT
Over het hoofdbediendeel
Algemeen
BELANGRIJK: Als het bediendeel snelle piepjes laat horen bij het binnengaan van het pand, heeft er
zich een alarmsituatie voorgedaan terwijl u weg was en de inbreker kan nog in het pand aanwezig
zijn. GA ONMIDDELLIJK WEG en BEL DE POLITIE van een veilige locatie vlakbij.
Via het bediendeel kunt u alle systeemfuncties bedienen. In de speakerphonemode wordt het
bediendeel een volledig functioneel telefoontoestel. De toetsen van het bediendeel lijken op die van de
telefoon en er is een LCD-scherm waarop de aard en de locatie van alle voorvallen getoond worden.
Het bediendeel heeft een ingebouwd alarm dat afgaat tijdens een alarm- of storingsituatie. Het
bediendeel “piept” ook bij bepaalde systeemfuncties, zoals de inloop- en uitloopvertraging, de
belfunctie en bij het indrukken van alle toetsen. Daarnaast meldt de ingebouwde luidspreker de
systeemstatus mee.
– 10 –
SYSTEEMOVERZICHT
Definities Hoofdbediendeel
BELANGRIJK!: Als u het bediendeel gebruikt om de codes en functies in te voeren, dienen de
toetsen binnen 2 seconden van elkaar te worden ingedrukt. Als er 2 seconden verstreken zijn
zonder dat er een toets ingedrukt wordt, wordt het invoeren gestaakt en moet u weer van voren
af aan beginnen.
N.B.: Verschillende onderbrekingen kunnen zich voordoen bij het instellen van de aanvullende
functies en het instellen van de klok.
– 11 –
SYSTEEMOVERZICHT
Definities Hoofdbediendeel
N.B.: De hieronder beschreven systeemfuncties dienen alleen als referentie en dienen geactiveerd te worden via
aanvullende toetseninvoer.
1. DISPLAYVENSTER: Liquid Crystal Display
(LCD). Toont beveiligingsidentificatie en
systeemstatus en gebruikersinstructies.
2. LED IN: (GROEN) Gaat branden als het
systeem ingeschakeld is (AANWEZIG,
AFWEZIG, DIRECT). Knippert wanneer
ingeschakeld of er een storing is of eens per
seconde als de Voice Module (VOX of Praat) of de
speakerphone geactiveerd zijn.
3. LED GEREED: (GROEN) Gaat branden als het
systeem gereed is om ingeschakeld te worden, als
deze knippert betekent het dat het systeem niet
gereed is (een zone staat open). Knippert eens per
seconde als de Voice Module (VOX of Praat) of de
speakerphone geactiveerd zijn.
AFSPELEN TOETS: Niet van toepassing voor
4.
Nederland.
5.
TEST TOETS: Test het systeem en het alarm.
OVERBRUG TOETS: Individuele beveiligde
6.
zones worden niet gecontroleerd door het systeem.
Toont de huidige overbrugde zones.
CODE TOETS: Staat het invoeren van
7.
aanvullende gebruikerscodes toe die aan andere
systeemgebruikers gegeven kunnen worden.
DEURBEL TOETS: Schakelt de belfunctie aan
8.
en uit. Als deze aanstaat is er, als er iemand door
een beveiligde zone loopt terwijl het systeem
uitgeschakeld is, een pieptoon en gesproken
beschrijving te horen uit het bediendeel.
9. INTERNE SOUNDER: Bron van alarmen. Zie
Samenvatting van Hoorbare Meldingen.
FUNCTIE TOETS: Staat verandering van
10.
toetsfuncties toe.
11.
DIRECT TOETS: Wordt samen met de
AANWEZIG of AFWEZIG functie gebruikt om
inloopvertraging te elimineren. Alarm gaat
onmiddellijk af als een deur of raam wordt
geopend.
STATUS TOETS: Als deze wordt ingedrukt voor
12.
het inschakelen van het systeem, toont het
bediendeel alle geopende zones en meldt hij de
systeemstatus.
13.
LICHT AAN / LICHT UIT TOETSEN: U kunt lampen
en/of andere apparaten aan of uit doen, indien door de
installateur geprogrammeerd.
14.
MACRO TOETS: Kan zodanig geprogrammeerd
worden dat er een van tevoren vastgestelde functie
wordt uitgevoerd of dat er een vooraf ingesteld
bericht naar een semafoon wordt gestuurd.
TOETS (AANWEZIG): Schakelt de externe
15.
inbraakbeveiliging van het pand in, zodat beveiligde
deuren, ramen en andere beveiligde punten bewaakt
worden en het alarm afgaat zodra er een geopend
wordt. Interne beveiliging is niet ingeschakeld, zodat
u in het pand vrij kunt bewegen zonder dat het alarm
afgaat. Personen kunnen binnenkomen via een
inloopzone zonder dat het alarm afgaat als het
systeem uitgeschakeld wordt voordat de
vertragingstijd om is.
TOETS (AFWEZIG): Hiermee wordt de externe
16.
en interne inbraakbeveiliging ingeschakeld in de
beschermde interne ruimten als de beveiligde deuren,
ramen enz.. Personen kunnen binnenkomen via een
inloopzone zonder dat het alarm afgaat als het
systeem uitgeschakeld wordt voordat de
vertragingstijd om is.
UIT TOETS: Hiermee wordt de inbraakbeveiliging
17.
van het systeem, stille alarmen en hoorbare
storingindicatoren uitgeschakeld en kan het display
terug gebracht worden in de normale staat nadat het
probleem is opgelost.
18. MICROFOON: Wordt gebruikt voor de
tweerichtingscommunicatie en speakerphone.
19. LUIDSPREKER: Bron van hoorbare interne
waarschuwings- en bevestigingsgeluiden,
statusmededelingen en alarmen. Zie Samenvatting van Hoorbare Meldingen.
20. OPNAME:
21. VOLUME: Stelt het volume van de
systeemmededelingen en de statuspiepjes in.
–– TOETSEN 0-9: Worden gebruikt om de individuele
gebruikerscode(s) in te voeren
Niet van toepassing voor Nederland.
.
– 12 –
SYSTEEMOVERZICHT
Over het Display en de Controle-LEDs
Displaymeldingen (zie voor andere displays Storing
Meldingen)
ALARM: Wordt zichtbaar als het systeem is ingeschakeld en er een detectie is
waargenomen (wordt ook zichtbaar bij brandalarm en hoorbaar noodalarm).
Samen met de beveiligde zone waar het probleem zich voordoet.
AFWEZIG: Alle inbraakzones, intern en extern, zijn ingeschakeld.
DIRECT: Inloopvertraging staat uit.
AANWEZIG: De externe inbraakzones, zoals beveiligde ramen en deuren, zijn ingeschakeld.
BRAND: Wordt zichtbaar bij een brandalarm of –storing. Samen met de beveiligde zone
waar het probleem zich voordoet.
LAGE BATTERIJ: De batterij van een draadloze sensor is laag (als er het zonenummer bijstaat) of
de accuspanning van het systeem is laag (als er geen zonenummer bijstaat). Als
er 00 staat, is de batterij van een draadloze bediendeel laag.
230V: Wordt zichtbaar indien voedingspanning aanwezig is. Indien niet zichtbaar
wordt het systeem gevoed door de backup-accu.
BEL: Wordt zichtbaar als de belfunctie geactiveerd is.
TEST: Wordt zichtbaar als het systeem in de testmode staat.
REC: Niet van toepassing voor Nederland.
BERICHT: Niet van toepassing voor Nederland.
OVERBRUG: Wordt zichtbaar als er een of meerdere beveiligde zones overbrugd zijn.
FOUT: Verschijnt iedere keer als er een storing wordt opgemerkt door het systeem of
als er een geopende zone wordt ontdekt in de brandzone of wanneer er een
storing is in de dag/nacht-inbraakzone als het systeem uitgeschakeld is. Samen
met de beveiligde zone waar het probleem zich voordoet.
PH: Wordt zichtbaar op de plek van de tijd wanneer de speakerphone geactiveerd is.
PC: Wordt zichtbaar als de remote telefoonbediening in gebruik is.
LED betekenissen
LED INAAN = systeem ingeschakeld
(Rood) UIT = systeem uitgeschakeld
Knipperen = systeem ingeschakeld maar er is een storing opgetreden.
Om en om knipperen met LED GEREED = Voice Module (VOX of Praat) of de
speakerphone is geactiveerd.
LED GEREEDAAN = systeem uitgeschakeld, gereed om ingeschakeld te worden
(Groen) UIT = systeem ingeschakeld
Knipperen = systeem uitgeschakeld, niet gereed om in te schakelen (een zone is
geopend)
Om en om knipperen met LED IN = Voice Module (VOX of Praat) of de
speakerphone is geactiveerd.
– 13 –
HET PAND BEVEILIGEN
Controleren Systeem Status
Algemene Informatie
Alvorens het systeem in te schakelen, dienen alle beveiligde deuren, ramen en andere beveiligde zones
gesloten of overbrugd te worden (zie Overbruggen Beveiligde Zones). Door op de STATUS toets te
drukken, worden alle open zones kenbaar gemaakt, net als andere systeemstoringen, waardoor u
gemakkelijk alle geopende zones kunt opsporen.
LED GEREED: De groene GEREED LED op het bediendeel zal gaan branden als het systeem gereed is om
ingeschakeld te worden. Als hij knippert, is het systeem niet gereed.
Druk een keer op de
Afhankelijk van de huidige staat van het systeem kan het volgende hoorbaar zijn:
N.B.:De aanduidingen tussen de haakjes zijn variabel en worden alleen gemeld indien van toepassing in de
huidige staat van het systeem.
Druk een tweede keer op de STATUS toets om de specifieke status van het systeem zichtbaar te
maken. Afhankelijk van de huidige staat van het systeem kan het volgende hoorbaar zijn:
brand, alarm, [gesproken zonebeschrijving]
alarm, [gesproken zonebeschrijving]
brand, storing, [gesproken zonebeschrijving]
storing, [gesproken zonebeschrijving]
lage batterij, [gesproken zonebeschrijving]
lage accuspanning, systeem
controleer systeem
geen netspanning
zones, overbrug
deurbel
VOLUMENIVEAU: Het volumeniveau van de systeemmededelingen kan worden verhoogd of verlaagd.
Zie Volumeregeling voor de procedures.
Systeem kan worden ingeschakeld
De GEREED LED gaat branden als alle beveiligde zones gesloten of overbrugd zijn. Het systeem kan
op de normale manier worden ingeschakeld.
N.B.: Het systeem kan ingeschakeld worden als de GEREED LED knippert en de geopende zones op de uitlooproute
zijn.
STATUS toets om de algemene status van het systeem hoorbaar te maken.
†
(tweede keer indrukken binnen 10 seconden na de eerste keer)
– 14 –
HET PAND BEVEILIGEN
Systeem Inschakelen
Inschakelen in AANWEZIG mode:
Gebruik deze mode als u thuis bent, maar verwacht dat iemand op een later tijdstip door de buitendeur
zal komen. Sluit alle beveiligde ramen en deuren voor het inschakelen. De groene GEREED LED op
het bediendeel zal gaan branden als het systeem gereed is om ingeschakeld te worden. (Het is mogelijk
het systeem in te schakelen als de zones in de uitlooproute geopend zijn.)
Inschakelen in AANWEZIG mode:+
** Zie Snel Inschakelen paragraaf.
Het bediendeel piept drie keer en toont het AANWEZIG bericht. De groene IN LED gaat branden en
het systeem laat horen: ingeschakeld, aanwezig, verlaat het pand
Als het systeem in de AANWEZIG mode wordt ingeschakeld, gaat het alarm af als een beveiligde deur
of een beveiligd raam wordt geopend, maar u kunt zich vrij door het pand bewegen. Personen die te laat
binnenkomen kunnen door de toegangsdeur binnenkomen zonder dat het alarm afgaat, maar zij dienen
het systeem binnen de inlooptijd uitschakelen anders gaat het alarm af.
Uw gebruikerscode**
of houd
Opnieuw starten uitlooptijd terwijl het systeem ingeschakeld is
Vraag aan de installateur of deze functie actief is voor uw systeem. Indien deze actief is, kunt u de
uitlooptijd wanneer dan ook opnieuw starten na het inschakelen in de AANWEZIG mode. Dit is handig
als u de buitendeur wilt openen om iemand binnen te laten na het inschakelen van het systeem. U
hoeft dan niet het systeem eerst uit te schakelen en dan weer in te schakelen.
Om de uitlooptijd opnieuw te starten als het systeem is in geschakeld in de AANWEZIG
instelling:
Druk de toets in
Inschakelen in AFWEZIG mode:
Gebruik deze instelling als er niemand in het pand achterblijft. Sluit alle beveiligde ramen en
buitendeuren alvorens het systeem in te schakelen. De rood GEREED LED op het bediendeel zal gaan
branden als het systeem gereed is om ingeschakeld te worden. (Het is mogelijk het systeem in te
schakelen als de zones in de uitlooproute geopend zijn.)
Inschakelen in AFWEZIG mode: + of houdingedrukt**
Uw gebruikerscode**
** Zie Snel Inschakelen paragraaf.
Het bediendeel piept twee keer of blijft piepen als de uitloopsignalering geprogrammeerd is in uw
systeem en toont het AFWEZIG bericht. De rood IN LED gaat branden en het systeem laat horen:
ingeschakeld, afwezig, verlaat het pand
Als het systeem in de AFWEZIG mode wordt ingeschakeld, gaat het alarm af als een beveiligde deur of
een beveiligd raam wordt geopend, of als er beweging wordt gesignaleerd binnenin het pand. U kunt
door de buitendeur naar buiten gaan tijdens de uitloopvertraging zonder dat het alarm afgaat. U kunt
ook door de toegangsdeur binnenkomen, maar u dient het systeem binnen de inlooptijd uit te schakelen
anders gaat het alarm af.
ingedrukt**
– 15 –
HET PAND BEVEILIGEN
Systeem Inschakelen
Inschakelen met DIRECT mode
Gebruik de DIRECT en de AANWEZIG mode als u thuis blijft maar verwacht dat niemand de
buitendeur zal gebruiken.
Gebruik de DIRECT en de AFWEZIG mode als de panden voor langere tijd, zoals vakanties, niet
gebruikt zullen worden.
Als het systeem met DIRECT wordt ingeschakeld, gaat het alarm af als een beveiligde deur of een
beveiligd raam wordt geopend, inclusief de buitendeur. U kunt door de buitendeur naar buiten gaan
tijdens de uitlooptijd zonder dat het alarm afgaat, maar het alarm gaat af zodra iemand weer naar
binnen gaat.
DIRECT
of +
DIRECT
minstens 2 seconden lang ingedrukt
Inschakelen met DIRECT mode:Uw gebruikerscode**
** Zie Snel Inschakelen paragraaf.
+
Snel Inschakelen
Als het Snel Inschakelen door de installateur is geprogrammeerd, hoeft u de beveiligingscode niet in te
voeren om het systeem in te schakelen. In plaats daarvan dient u de gewenste inschakelingtoets
minimaal 2 seconden lang ingedrukt te houden. U dient de beveiligingscode echter altijd te gebruiken
bij het uitschakelen van het systeem.
Indien Snel Inschakelen geactiveerd is:
Om DIRECT Snel In te schakelen:
houden.
BELANGRIJK: De babysittercode en de installateurcode kunnen het systeem niet uitschakelen
behalve als deze gebruikt werd om het systeem in te schakelen. Daarnaast kan het systeem niet
uitgeschakeld worden met de babysittercode en de installateurcode als het systeem is ingeschakeld door
middel van de snelle inschakelmethode.
of dan
minstens 2 seconden lang ingedrukt houden.
of
Inschakelen met geopende zones
Het systeem kan worden ingeschakeld als er inloop/uitloopzones of beveiligde zones openstaan. Als deze
open blijven staan aan het eind van de uitlooptijd, zal het alarm afgaan.
– 16 –
HET PAND BEVEILIGEN
Inloop/Uitloopvertraging
Uitloopvertraging
De Uitloopvertraging begint gelijk na het inschakelen van het systeem en geeft u de tijd door de
buitendeur naar buiten te gaan zonder dat het alarm afgaat. Gedurende de uitlooptijd, zal er langzaam
gepiep hoorbaar zijn, indien geprogrammeerd.
Om het aantal valse alarmen naar de meldkamer te minimaliseren, kan uw systeem hierop ingesteld
staan. Vraag aan de installateur of de uitloopwaarschuwing waarneembaar is voor uw systeem.
Op het moment dat u uw systeem inschakelt, begint de uitloopvertraging. Als een buiten- of
binnendeur openstaat terwijl de uitloopvertraging afgelopen is (bijv. de buitendeur staat nog open) zal
het alarm afgaan en begint de timer voor de inloopvertraging. Als u het systeem uitschakelt voordat de
inloopvertraging afgelopen is, stopt het alarm en het bericht “CA” wordt zichtbaar op het bediendeel
samen met het zonenummer van de zone waar zich het probleem voordoet. Er wordt geen melding naar
de meldkamer gestuurd. Om dit alarm te wissen, dient de geopende zone gesloten te worden; om het
display te resetten, dient u uw code plus UIT in te voeren.
Als u het systeem niet uitschakelt voordat de inloopvertraging is afgelopen en er staat nog een buitenof binnendeur open staat, blijft het afgaan en zal het bericht “uitloopfout” naar de meldkamer gestuurd
worden. Het bericht “EA” verschijnt op het bediendeel samen met een zonenummer om aan te geven
waar het probleem zit. Om dit alarm te stoppen, dient het systeem uitgeschakeld te worden (uw code
plus UIT); om het display te resetten, dient u nogmaals uw code plus UIT in te voeren. Binnen twee
minuten nadat de uitloopvertraging afgelopen is, zal het alarm afgaan als de buiten- of binnendeur
open is blijven staat.
Inloopvertraging
De Inloopvertraging geeft u de tijd het systeem uit te schakelen als u weer binnenkomt door de
buitendeur. U dient het systeem uit te schakelen voordat de inlooptijd voorbij is, anders gaat het alarm
af. Het bediendeel piept tijdens de inlooptijd om u eraan te herinneren het systeem uit te schakelen. Er
zijn twee inloopvertragingen (indien geprogrammeerd). De eerste is als u binnenkomt via de
hoofdingang en de tweede kan worden gebruikt voor een tweede ingang en de vertraging langer moet
zijn om naar het bediendeel te kunnen lopen en het systeem uit te schakelen.
U kunt het systeem ook inschakelen zonder een inloopvertraging door de
het inschakelen. Dit geeft meer beveiliging terwijl er mensen in het pand zijn of als er langere perioden
niemand aanwezig is. Zie Systeem Inschakelen voor de procedure.
Vraag aan de installateur welke vertragingstijden er in uw systeem geprogrammeerd zijn.
Uitloopvertraging 00-99 seconden
DIRECT toets in te drukken bij
Inloopvertraging 1
00-99 seconden Inloopvertraging 2 00-99 seconden
– 17 –
HET PAND BEVEILIGEN
Systeem Uitschakelen
Het uitschakelen van het systeem
Gebruik de UIT toets om het systeem uit te schakelen en om het alarm en andere hoorbare meldingen
uit te zetten. Zie Samenvatting Hoorbare Meldingen voor meer informatie, zodat u de geluiden van het
brandalarm of inbraakalarm kunt onderscheiden.
BELANGRIJK: Als u terugkomt en de inbraaksirene is aan, NIET het pand binnengaan, maar de
politie bellen vanuit een veilige plek nabij. Als bij terugkomst blijkt dat het alarm is afgegaan en de
sirene zichzelf heeft uitgezet, zal het bediendeel snel piepen als u naar binnen gaat. Dit geeft aan dat
er zich een alarmsituatie heeft voorgedaan terwijl u weg was en de inbreker nog in het pand aanwezig
kan zijn. GA ONMIDDELLIJK WEG en BEL DE POLITIE van een veilige locatie nabij.
UIT procedure voor het uitschakelen van het systeem en sirenes:
Uw gebruikerscode**
De GEREED LED zal gaan branden (als er geen alarm heeft voorgedaan terwijl het systeem was
ingeschakeld) en het bediendeel zal één keer piepen om aan te geven dat het systeem uitgeschakeld is.
Alarmgeheugen
Als het alarm afgaat, staat op het display van het bediendeel de zonenummer(s) waar het probleem
zich heeft voorgedaan en het soort alarm (bijv. BRANDALARM). Deze berichten blijven zichtbaar
totdat de gebruiker ze reset.
Om berichten van het display te verwijderen, dient u eerst het zonenummer op te schrijven en dan de
UIT procedure te volgen.
Als de GEREED LED knippert, gaat u naar de zone die in het display staat en hef de storing op (ramen
dichtdoen enz.). Als de storing niet opgeheven kan worden, dient u uw installateur te waarschuwen.
+ UIT
– 18 –
HET PAND BEVEILIGEN
Overbruggen Beveiligde Zones
Overbruggen individuele zones
Gebruik de OVERBRUG toets als u het systeem wilt inschakelen waarbij u opzettelijk één of meerdere
zones overbrugt. Overbrugde zones zijn niet beveiligd en het alarm zal niet afgaan als hier problemen
zijn terwijl uw systeem ingeschakeld is. Alle overbruggingen worden verwijderd door het invoeren van de UIT procedure (beveiligingscode plus UIT). Overbruggingen worden ook
verwijderd als de inschakelprocedure na het overbrugcommando niet goed verloopt.
Het systeem staat niet toe dat brandzones worden overbrugd.
Het systeem dient eerst uitgeschakeld te worden.
Om zone(s) te overbruggen :
+
OVERBRUG
+ 2-cijferige zonenr(s)
Uw gebruikerscode**
Belangrijk!: Alle ééncijferige zonenummers dienen vooraf gegaan te worden door een nul (bijv. 01
invoeren voor zone 1).
Het bediendeel geeft een bevestigende piep en toont het woord “OVERBRUG” samen met de nummers
van de overbrugde zones. Wacht totdat deze zones op het display verschijnen om er zeker van te zijn
dat ze zijn overbrugd.
Schakel het systeem op de normale manier in als op het bediendeel de LED GEREED aan is.
Geforceerde overbruging
U kunt ook heel gemakkelijk alle open zones overbruggen zonder dat u de zonenummers apart hoeft in
te voeren. Vraag aan de installateur of deze functie actief is.
Om zone(s) te overbruggen :
+
OVERBRUG
+ FUNCTIE
Uw gebruikerscode
Na enkele seconden wordt het woord “OVERBRUG” zichtbaar samen met de nummers van de
overbrugde zones. Wacht totdat deze zones op het display verschijnen voor het inschakelen van het
systeem. Het systeem inschakelen voordat de zones zichtbaar zijn, verwijderd alle overbruggingen.
Schakel het systeem op de normale manier in als op het bediendeel de LED GEREED aan is.
De huidige overbrugde zones tonen
U kunt zien welke zones er eerder overbrugd zijn. Overbrugde zones kunnen alleen zichtbaar worden
als het systeem uitgeschakeld is en als het woord “OVERBRUG” zichtbaar is.
De overbrugde zone(s) tonen:
+
OVERBRUG
Uw gebruikerscode
Na enkele seconden wordt het woord “OVERBRUG” zichtbaar samen met alle overbrugde
zonenummers.
– 19 –
HET PAND BEVEILIGEN
Paniekknoppen / Belfunctie
Paniekknoppen
Uw systeem kan zo geprogrammeerd zijn dat u speciale toetsen kunt gebruiken om de paniekfuncties
handmatig te activeren. De mogelijk geprogrammeerde functies staan hieronder. Vraag aan de
installateur welke functie(s) er in uw systeem geprogrammeerd zijn.
Uw installateur dient aan te
geven welke functie(s) er
in uw systeem actief zijn.
Toetsen Zones Functie
1 en ✻ 95
3 en # 96
✻ en # 99
Om gecombineerde paniekfunctietoetsen te gebruiken, dient u eenvoudigweg beide toetsen van een
aangeven paar tegelijkertijd in te drukken. Als uw bediendeel toetsen met letters heeft voor
paniekfuncties, druk de aangewezen toets in en houd deze minimal 2 seconden ingedrukt om de
paniekfunctie te activeren. De paniekfunctie kan ook door draadloze apparaten geactiveerd worden
zoals de Ademco 5804H. Vraag aan de installateur over deze mogelijkheid.
Soorten paniekalarmen
Een stil (nood)alarm stuurt een alarmsignaal naar de meldkamer,† maar er is geen hoorbaar alarm
of zichtbare berichten.
Een hoorbaar (nood) alarm stuurt een alarmbericht naar de meldkamer† en activeert een hard
alarm vanuit het bediendeel en vanuit alle externe sounders die aangesloten zijn (“ALARM” plus een
zonenummer zijn ook zichtbaar).
Een persoonlijk noodalarm/macro alarm stuurt een alarmbericht naar de meldkamer† en laat het
alarm afgaan via het bediendeel maar niet via de externe sounders. ( “ALARM” plus een zonenummer
zijn ook zichtbaar).
Een bewaakt brandalarm stuurt een alarmbericht naar de meldkamer† en activeert een hard alarm
vanuit het bediendeel en vanuit alle externe sounders (“BRAND” plus een zonenummer zijn ook
zichtbaar).
† Als uw systeem is aangesloten bij een meldkamer
Belfunctie
Uw systeem kan zo ingesteld worden dat het u waarschuwt wanneer een raam of deur open gezet wordt
terwijl hij uitgeschakeld is door de belfunctie te gebruiken. Als deze geactiveerd is hoort u, iedere keer als een
beveiligde buitendeur wordt geopend, drie piepjes via het bediendeel en een hoorbare zonebeschrijving wordt
gedaan. Door op de
STATUS toets te drukken worden de geopende zones getoond.
Actieve Paniekfuncties
Let op dat de belfunctie alleen aangezet kan worden als het systeem uitgeschakeld is.
Om de belfunctie aan of uit te zetten:
FUNCTIE
DEURBEL
+
Het woord “BEL” staat in het display als de belfunctie aan is en verdwijnt als de belfunctie uit staat.
– 20 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Semafoonfunctie
Automatisch Oproepen
Als de semafoonfunctie in uw systeem is geprogrammeerd, dan zal uw semafoon bepaalde signalen
ontvangen, afhankelijk van wat er met uw systeem aan de hand is, door middel van een bericht waarin
het soort probleem staat dat is voorgevallen. Het bericht bestaat uit 7 cijfers die hieronder uitgelegd
worden. Het systeem kan geprogrammeerd worden om tot 16 aanvullende cijfers te versturen die voor
het 7-cijferige bericht staan. Deze 16 getallen kunnen bestaan uit een PIN-code of speciale getallen voor
de semafoon, het accountnummer, pauzes of andere speciale tekens die u kiest (bijvoorbeeld, u kunt
ervoor kiezen een speciale code te gebruiken om berichten van het beveiligingssysteem en de normale
berichten op uw semafoon te kunnen onderscheiden. Bespreek met de installateur of deze aanvullende
tekens wenselijk zijn.
Opmaak van de code
De semafooncode ziet er als volgt uit: (AAAAAAAAAAAAAAAA) EEE-00NN
AAA… = Optioneel 16 getallen, door uw installateur geprogrammeerd.
EEE = 3-cijferig getal dat de gebeurtenis aangeeft die zich heeft voorgedaan, als volgt:
112 = Alarm (00NN dat er op volgt geeft de zone aan dat het alarm heeft veroorzaakt)
101 = Open, systeem uitgeschakeld (00NN dat erop volgt geeft het gebruikersnummer aan)
102 = Open, systeem ingeschakeld (00NN dat erop volgt geeft het gebruikersnummer aan)
811 = Storing (00NN dat er op volgt geeft de zone aan dat het probleem heeft
veroorzaakt)
00NN = De eerste twee getallen zijn altijd 00 gevolgd door het 2-cijferige gebruikers- of
zonenummer, afhankelijk van wat er is voorgevallen. Als NN = 00, kan het betekenen
dat er geen wisselstroom meer is, dat de backup accu bijna leeg is of dat de batterij van
een draadloos bediendeel bijna leeg is. Het hoofdbediendeel geeft de specifieke toestand
aan.
Voorbeelden:
Op de semafoon komt te staan:
Dit geeft aan dat uw systeem een alarm (112) heeft doorgegeven door een melding in zone 4 (0004).
Op de semafoon komt te staan:
Dit geeft aan dat uw systeem doorgeeft dat gebruiker 5 (0005) het systeem heeft uitgeschakeld (101).
Handmatig Oproepen
Daarnaast kan uw systeem geprogrammeerd zijn om een uniek semafoonbericht door te sturen als de
MACRO toets wordt ingedrukt (zie Macro Functie voor het verwisselen van de functie van deze toets).
Het werkelijk bericht dat verstuurd wordt is 999-9999 (het liggend streepje kan wegvallen, afhankelijk
van uw semafoon.) Deze code kan gebruikt worden om de persoon met de semafoon te waarschuwen ten
aanzien van de betekenis die u eraan gegeven heeft. (bijv. “naar huis bellen”). Vraag aan de
installateur of deze functie actief is voor uw systeem.
Het handmatig verzenden van een semafoonbericht, indien geprogrammeerd:
(ingedrukt houden tot u 4 piepjes hoort)
112–0004
101–0005
MACRO
– 21 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
X-10 Apparatuur Commando’s
(Toetsen licht aan / licht uit)
Algemene Informatie
Deze apparaten (bijv. X-10 brandmelders) zijn programmeerbare schakelaars die gebruikt kunnen
worden om vele verschillende functies uit te voeren. Uw systeem kan zodanig ingesteld zijn dat
bepaalde lampen en/of andere apparaten aan of uit gezet kunnen worden via de desbetreffende toets op
het bediendeel. Vraag aan de installateur of deze functie actief is voor uw systeem. Indien dit in uw
systeem geprogrammeerd is, worden sommige apparaten automatisch geactiveerd als het systeem
hierop is ingesteld. In dit geval kunnen de volgende commando’s worden gebruikt om de activering van
de apparaten op te heffen. Vraag uw installateur naar de volledige uitleg ten aanzien van deze functie.
X-10 apparaten 1-6 activeren: FUNCTIE + LICHT AAN + apparaatnr
X-10 apparaten 1-6 uitschakelen: FUNCTIE + LICHT UIT + apparaatnr
** Apparaten 7 en 8 kunnen toegewezen zijn aan systeemapparaten, zoals alarmbellen, die niet
geactiveerd dienen te worden door middel van dit commando omdat zij automatisch geactiveerd worden
onder bepaalde systeemomstandigheden. Vraag het uw installateur en zie de tabel hieronder.
Apparaatbeschrijvingen
Vraag aan de installateur welke apparaatnummers er aan uw systeem toegekend zijn.
Apparaat Omschrijving
1
2
3
4
5
6
7
8
– 22 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Volumeregeling
Volumeregeling
Het volumeniveau van de systeemmededelingen en de statuspiepjes kan worden verhoogd of verlaagd.
U kunt, indien gewenst, de systeemmededelingen uit te zetten: Zie de opmerking hieronder bij het
gebruik van een draadloos bediendeel.
Het regelen van het volume van systeem mededeling:
FUNCTIE + VOLUME + [3] of [6] †
†
[3] = het volume een streepje verhogen, [6] = het volume een streepje verlagen (als wordt ingedrukt piepen de
toetsen bij het gekozen volume.)
Herhaal de toetsvolgorde tot dat het gewenste volume is bereikt.
Om de systeemmededelingen uit te zetten:FUNCTIE + VOLUME + UIT
Als het volume uitgezet is, zijn er geen systeem mededelingen hoorbaar.
Mededelingen weer hoorbaar maken:FUNCTIE + VOLUME + [3] of [6] †
Het volumeniveau is hetzelfde als voordat het geluid werd uitgezet.
– 23 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Macro Functie
Algemene Informatie
De MACRO toets kan zo geprogrammeerd zijn dat het een vooraf gedefinieerde functie kan uitvoeren of
een van tevoren gedefinieerd bericht kan versturen naar een semafoon (Zie Semafoonfunctie voor de
werking van de semafoon). Vraag aan de installateur welke functie aan uw systeem is toegekend.
MACRO toets: Gedefinieerde Functie Gedefinieerd bericht naar Semafoon
Indien geprogrammeerd voor de MACRO functie kunt u de
maximaal 20 toetsaanslagen te activeren die in het systeemgeheugen zijn opgeslagen. Typische functies
zijn:
• Nauwelijks gebruikte maar herhaalbare series
• Inschakelseries die overbrugde zones bevatten voor het inschakelen
• Series voor het activeren van apparaten
Het bepalen van de Macro Functie
Het systeem dient eerst uitgeschakeld te worden, alvorens een functie te bepalen.
MACRO toets gebruiken om een serie van
1. Voer
Hoofdgebruikerscode
2. Voer de gewenste commandoserie in tot 20 toetsaanslagen. Druk op de MACRO toets na ieder
3. Druk de
Bijvoorbeeld, om zones 10 en 11 buiten te sluiten en in te schakelen met AFWEZIG en DIRECT, de
volgende serie invoeren:
Let op dat de MACRO toets hoort bij de 20 toetsaanslagen.
+FUNCTIE +MACROin (minimaal 2 sec. indrukken tot 4 piepjes hoorbaar zijn).
commando in de serie.
MACRO toets twee keer aan het eind.
Het uitvoeren van de Macro Functie
Houd de MACRO toets ingedrukt (mininaal 2 seconden tot u 4 piepjes hoort) en voer dan in
en de van tevoren bepaalde functie begint.
Uw gebruikerscode
– 24 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Klok / Kalender
Uw systeem kan de actuele tijd tonen (vraag uw installateur). De datum is niet zichtbaar, maar heeft
een interne functie. Het systeem dient eerst zonder aanwezige storingen uitgeschakeld
worden.
Het instellen van de tijd en datum :
Hoofdgebruikerscode of Installateurcode
N.B.:1. Het bediendeel piept twee keer bij foute invoer (bijv. uren meer dan 12), en de invoer wordt niet
geaccepteerd. Het bediendeel piept maar een keer bij juiste invoer.
2. De klokinstelfunctie eindigt automatisch als er langer dan 1 minuut geen toetsen worden ingedrukt.
3. Zomertijd kan geprogrammeerd worden dat het automatisch ingaat en eindigt.
4. Het is niet mogelijk de klok te programmeren als FC of CA in het display staat.
Uur 12 : A (De actuele tijd zal weergegeven worden met de AM/PM aanduiding.)
Voer het 2-cijferige uur in (dus 01-12).
Druk op * om de invoer te accepteren en de AM/PM aanduiding te kiezen.
Druk op # om de klokinstelfunctie te verlaten (bediendeel piept 4 keer).
Uur 12: P
Voer 1 in voor PM en 0 voor AM.
Druk op * om de invoer te accepteren en door te gaan met het invoeren van de minuten.
Druk op # om terug te gaan naar de uurinstelling.
Minuut : 25
Voer de 2-cijferige minuut in (dus 00-59).
Druk op * om de invoer te accepteren en door te gaan met het invoeren van de maand.
Druk op # om terug te gaan naar de AM/PM-instelling.
Dag
Voer het 2-cijferige dag van de maand in (dus 01-31).
Druk op * om de invoer te accepteren en door te gaan met het invoeren van het jaar.
Druk op # om terug te gaan naar de maandinstelling.
Maand
Voer de 2-cijferige maandaanduiding in (dus 01-12).
Druk op * om de invoer te accepteren en door te gaan met het invoeren van de dag.
Druk op # om terug te gaan naar de minuteninstelling.
Jaar 02
Voer de laatste twee getallen van het jaar in (dus 00-99).
Druk op * om de invoer te accepteren en door te gaan met het aanpassen van de klok (indien
geprogrammeerd) of de klokinstelfunctie te verlaten (bediendeel piept 4 keer).
Druk op # om terug te gaan naar de daginstelling.
(De actuele AM/PM aanduiding wordt zichtbaar als A of P.)
12: P
12: P 12: P
(De actuele minuten zijn zichtbaar.)
: 25
: 25 : 25
(De actuele dag van de maand is zichtbaar.)
01
01
01 01
(De actuele maand is zichtbaar.)
1
1
1 1
(Het actuele jaar is zichtbaar.)
02
02 02
+ FUNCTIE + [63]
– 25 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Klok / Kalender
Klokbijstelling 00
N.B.: Deze waarde niet aanpassen totdat uw systeem een hele week in werking is geweest.
Als de klok achter of voor loopt, kan het systeem dagelijks aangepast worden om de juiste tijd te tonen.
Voer het aantal seconden in (+
waarde in te voeren, het aantal seconden invoeren +
Druk op * om de invoer te accepteren en de klokinstelfunctie te verlaten (bediendeel piept 4 keer). De
klok zal iedere dag om 0200 worden aangepast.
Druk op # om terug te gaan naar de jaarinstelling.
(De actuele bijsteltijd is zichtbaar.)
00
00 00
30 seconden) dat nodig is om de juiste tijd te tonen. Om een negatieve
UIT .
– 26 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Gebruiker Tijdschema’s
Toegang tot de Tijdschemaprogrammering: + FUNCTIE + [64]
Hoofdgebruikercode of Installateurcode
De volgende velden zullen na elkaar verschijnen. Let op dat alle velden gecontroleerd worden op
geldigheid en dat alle foute velden afgekeurd worden. Door * in te drukken worden alle velden
geaccepteerd en wordt doorgegaan naar het volgende veld. Door op # te drukken wordt het veld
geweigerd en gaat u terug naar het vorige veld. Door op # te drukken in het “Tijdschemanummer” veld
zal de Tijdschemaprogrammering verlaten worden.
N.B.:1. Als er tijdens het programmeren van de tijdschema’s drie minuten lang geen toets wordt ingedrukt,
wordt het programmeren beëindigd en worden de waarden niet opgeslagen. Bovendien zal, als er
zich een probleem voordoet in een van de zones tijdens het programmeren, de programmering
gestaakt worden en de foutzone zichtbaar worden. De niet afgemaakte programmering zal niet
opgeslagen worden.
2. Het is niet mogelijk toegang te krijgen tot de tijdschemaprogrammering als FC of CA in het display
staat.
Omdat het bediendeel geen meldingen toont, dient u tijdens het programmeren deze instructies op te
volgen. De meldingen worden aangegeven door een nummer/letter combinatie.
De meldingen voor optie #64 zijn als volgt:
Tijdschemanummer--------- voor het kiezen van een tijdschema (1-8)
invoer 00-12
invoer 00-59
invoer 00-12
invoer 00-59
b :
E :
: A b
: A E
n
i d
b d
E d
d n
Gebeurtenis------------------- voor het kiezen van een geplande actie (0-5)
Starttijd (uur, am/pm)------- voor het kiezen van een starttijd (uur, am/pm)
Starttijd (min)---------------- voor het kiezen van een starttijd (minuut)
Startdag------------------------ voor het kiezen van een startdag (01-17)
Stoptijd (uur, am/pm)------- voor het kiezen van een stoptijd (uur, am/pm)
Stoptijd (min)----------------- voor het kiezen van een stoptijd (minuut)
Stopdag------------------------- voor het kiezen van een stopdag (01-17)
Apparaatnummer----------- voor het kiezen van een X-10 apparaatnummer
– 27 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Gebruiker Tijdschema’s
N.B.: Het bediendeel piept twee keer bij foute invoer (bijv. uren meer dan 12) en de invoer wordt niet
geaccepteerd. Het bediendeel piept één keer voor juiste invoer en vier keer als een geplande gebeurtenis
succesvol geprogrammeerd is.
[x] = de waarde dat als laatste in het geheugen is opgeslagen.
[x] = gebeurtenis 0 tot 5
[*] = doorgaan
[#] = teruggaan naar vorige prompt
Starttijd (uur)
[x] = startuur 00 tot 12
[*] = doorgaan
[#] = teruggaan naar vorige prompt
Starttijd (am/pm)
[0] = starttijd, am (A)
[1] = starttijd, pm (P)
[*] = doorgaan
[#] = teruggaan naar vorige prompt
Voer het te programmeren eencijferige tijdschemanummer
in en druk dan op * om het te accepteren en door te gaan
naar het volgende programmeerveld: Gebeurtenis
• Door op de # toets te drukken, verlaat u de
tijdschemaprogrammering. Het bediendeel piept vier
keer.
• Tijdschemanummers 7 en 8 zijn altijd voor
gebeurtenissen van X-10 apparaten.
N.B.: Deze functie dient te worden ingevoerd als de
gebruiker de indruk wil wekken dat het pand
“bewoond” is. De gebeurtenis zal plaats vinden rond
het ingevoerde uur (0-59 minuten).
0 = Leeg – geen gebeurtenis gepland (of plan tijdelijk
ongeschikt gemaakt). Bediendeel piept vier keer en gaat
terug naar het vorige tijdschemanummer.
1 = X-10 Apparaat – de gebruiker dient gegevens in te
voeren inclusief het apparaatadres. Keus #1 is een
gebeurtenis dat een start- en stoptijd nodig heeft.
2 = Kind niet thuis rapport – de gebruiker dient gegevens
in te voeren tot en inclusief het stopdagvenster. Keus #2
is een gebeurtenis dat een start- en stoptijd nodig heeft.
3 = Automatische Aanwezig Inschakeling – de gebruiker
dient gegevens in te voeren tot en inclusief het
startdagvenster. Keus #3 is een gebeurtenis dat een
starttijd nodig heeft om een rapport te sturen.
4 = Herinnering – de gebruiker dient gegevens in te
voeren tot en inclusief het startdagvenster. Dit is een
herinnering.
5 = Wekker – de gebruiker dient gegevens in te voeren tot
en inclusief het startdagvenster. Dit is een wekker.
N.B.: Zie figuur 1 voor uitleg van ieder invoer voor de
gebeurtenissen.
• Het startuur is een tweecijferige invoer. Om 3 uur in te
voeren druk op 0 gevolgd door 3.
• Het startuur 00 geeft aan dat de planning geen starttijd
heeft.
• Druk op 0 om AM te selecteren en 1 om PM te
selecteren.
N.B.:Bij programmering van tijdschemanummer 7 en 8
het programma niet aan/uit zetten binnen hetzelfde
1-uur. Hiermee wordt voorkomen dat de aan/uit
tijden omgedraaid worden.
– 28 –
b : xx
xx : bd
xx: AE
E: xx
xx : Ed
x : dn
GEBRUIKERSFUNCTIES
Starttijd (minuut)
[xx] = startminuut 0 tot 59
[*] = doorgaan
[#] = teruggaan naar vorige prompt
Startdag
[xx] = startdag 01 tot 17
[*] = doorgaan
[#] = teruggaan naar vorige prompt
Stoptijd (uur)
[xx] = startuur 00 tot 12
[*] = doorgaan
[#] = teruggaan naar vorige prompt
Stoptijd ( am/pm)----
[0] = stoptijd, am (A)
[1] = stoptijd, pm (P)
[*] = doorgaan
[#] = teruggaan naar vorige prompt
Stoptijd (minuut)
[xx] = stopminuut 0 tot 59
[*] = doorgaan
[#] = teruggaan naar vorige prompt
Stopdag
[xx] = stopdag 01 tot 17
[*] = doorgaan
[#] = teruggaan naar vorige prompt
Apparaatnummer
[xx] = apparaatnummer 1 tot 8
[*] = doorgaan
[#] = teruggaan naar vorige prompt
Gebruiker Tijdschema’s
• Indien de geprogrammeerde waarde in de gebeurtenis
3, 4 of 5 is en de actuele invoer is klaar, zal het systeem
alle gegevens tot dit veld opslaan. Het systeem piept
vier keer en gaat terug naar het eerste veld
(tijdschemanummer) met volgend tijdschemanummer.
• Indien de geprogrammeerde waarde in de gebeurtenis 1
of 2 is en de actuele invoer is klaar, zal het systeem
doorgaan naar het volgende veld – stoptijd (uur).
N.B.: Zie figuur 2 voor uitleg van startdaginvoer.
• Het stopuur is een tweecijferige invoer. Om 3 uur in te
voeren druk op 0 gevolgd door 3.
• Het stopuur 00 geeft aan dat de planning geen stoptijd
heeft.
• Druk op 0 om AM te selecteren en 1 om PM te
selecteren.
N.B.: Zie figuur 2 voor uitleg van stopdaginvoer.
• Als de gebeurtenis ingesteld is op 2 na invullen van dit
veld, worden de huidige tijdschemagegevens opgeslagen
en gaat het systeem terug naar het volgende
tijdschemanummer.
[*] accepteren en opslaan van gehele planning. Het
systeem piept vier keer en gaat terug naar het begin van
het programmeringsveld (tijdschemanummer) met
volgend tijdschemanummer. Als het huidige
tijdschemanummer 8 is, is het systeem vol en gaat terug
naar tijdschemanummer 1.
N.B.: Voor X-10 apparaten.
– 29 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Gebruiker Tijdschema’s
Gebeurtenis overzicht
Invoer Gebeurtenis Opmerking
0 Leeg Geen gebeurtenis gepland (of schema tijdelijk uitgeschakeld).
1 X-10 Apparaat Schakelt een X-10 apparaat of aan of uit op start-/stoptijd.
(start- en stoptijd dient geprogrammeerd te worden
(tijdgedreven)
N.B.: Het aansturen van de sirene kan niet geprogrammeerd
2 Kind niet thuis rapport Stuurt een speciaal semafoonrapport (7110000) waarbij het
systeem aangeeft nog niet uitgeschakeld te zijn door een
kind dat op een bepaalde tijd uit school komt. (heeft start/stoptijd nodig om rapport te sturen) (venstergedreven)
(rapport alleen naar semafoon)
N.B.: Optie *49 dient te worden geprogrammeerd op 6 of hoger.
Zorg ervoor dat het systeem ingeschakeld is voor de starttijd.
Een tweede telefoonnummer dient in Optie *42
3 Automatische AANWEZIG
Inschakeling
Schakelt het systeem ten allen tijde automatisch in en
overbrugd alle open zones. Stuurt rapport naar semafoon en
meldkamer om aan te geven dat het systeem automatisch
Aanwezig ingeschakeld is, plus alle overbrugingen. (heeft
alleen starttijd nodig om rapport te sturen) (tijdgedreven)
N.B.: (1) Voor het uitvoeren van de auto aanwezig inschakeling,
(2) als semafoonrapport nodig is, dient optie *49
4 Herinneringen Piept drie keer en laat de woorden 72, 73 en 74 horen. Dit
wordt iedere minuut herhaald totdat er een toets wordt
ingedrukt of het systeem wordt in- of uitgeschakeld. †
N.B.: Zorg ervoor dat de installateur de woorden 72-74 bij
5 Wekker Begint met een alarmtoon (piep) via de luidspreker dat zal
doorgaan totdat er een toets wordt ingedrukt.
†
De piepgeluiden worden beëindigd als een toets wordt ingedrukt tijdens bediening op afstand via de
telefoon.
worden.
geprogrammeerd te worden..
zal een geforceerde overbrugging uitgevoerd worden –
indien optie *23 geprogrammeerd is.
geprogrammeerd te zijn op 6 of hoger.
installatie heeft geprogrammeerd.
†
Figuur 1.
– 30 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Gebruiker Tijdschema’s
Invoer dagen van de week
Invoer
00 Onjuiste daginvoer
01 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende week maandag (verwijderd
zichzelf na uitvoer).
02 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende week dinsdag (verwijderd
zichzelf na uitvoer).
03 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende week woensdag (verwijderd
zichzelf na uitvoer).
04 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende week donderdag
(verwijderd zichzelf na uitvoer).
05 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende week vrijdag (verwijderd
zichzelf na uitvoer).
06 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende week zaterdag (verwijderd
zichzelf na uitvoer).
07 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende week zondag (verwijderd
zichzelf na uitvoer).
08 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst iedere dag (gaat continu door, blijft in
planning na uitvoer).
09 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst iedere werkdag (gaat continu door,
blijft in planning na uitvoer).
10 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst iedere dag van het weekend (gaat
continu door, blijft in planning na uitvoer).
11 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende maandag (gaat continu
door, blijft in planning na uitvoer).
12 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende dinsdag (gaat continu door,
blijft in planning na uitvoer).
13 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende woensdag (gaat continu
door, blijft in planning na uitvoer).
14 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende donderdag (gaat continu
door, blijft in planning na uitvoer).
15 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende vrijdag (gaat continu door,
blijft in planning na uitvoer).
16 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende zaterdag (gaat continu
door, blijft in planning na uitvoer).
17 Laat gebeurtenis plaatsvinden op volgende tijdovereenkomst volgende zondag (gaat continu door,
blijft in planning na uitvoer).
Da8
Figuur 2.
– 31 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Remote Telefoonbediening
De LynX Voice is uitgerust met een interactieve telefoonfunctie waardoor u toegang krijgt tot het
beveiligingssysteem van alle DTMF telefoons buiten het pand via alle gebruikerscodes. Als deze functie
geprogrammeerd is, zal het systeem mededelingen en pieptonen laten horen om de status van het
systeem via de telefoon kenbaar te maken. ( Zie Samenvatting Hoorbare Meldingen.) De volgende
functies kunnen van alle DTMF telefoons uitgevoerd worden:
• Het systeem uitschakelen
• Inschakelen in de AANWEZIG of AFWEZIG mode.
• X-10 apparaten activeren of uitschakelen:
• Zones overbruggen.
• Controleren van de systeemstatus.
De toegang op afstand wordt afgesloten indien:
• Er een rapport gestuurd moet worden.
• Er plaatselijk een toets wordt ingedrukt, behalve de [*] toets.
• De gebruikerscode niet binnen 8 seconden wordt ingevoerd of wordt opgenomen (tijdens het
“systeem…..systeemmededeling).
• Er geen toetsen in worden gedrukt voor een periode van 15 seconden en er geen mededeling is
gedaan door het systeem. Het op afstand indrukken van een toets, verlengd deze tijd met 15
seconden.
Het is niet mogelijk toegang op afstand te krijgen indien:
• Er een rapport gestuurd moet worden.
• Het systeem in de testmode staat.
• De klok wordt ingesteld.
• De gebruikers tijdschema’s worden geprogrammeerd.
• De Macro inleermode actief is.
• Telefoonbediening op afstand is niet ingesteld door uw installateur.
N.B.:Als bediening op afstand niet mogelijk is, zal er een modemgeluid klinken voor het einde van
de sessie.
(1) Alle gesproken berichten via de telefoon
worden ook via de luidspreker afgespeeld,
tenzij het systeem in de stille mode staat.
(2) De pieptonen van ingang/uitgang zullen
worden onderbroken wanneer de
telefoontoegangsmode wordt geactiveerd.
OPMERKING
Gebruiken van de remote telefoonbedieningsfunctie
Draai het telefoonnummer van het systeem. Als er geen antwoordapparaat aanstaat, neemt het
systeem na 1 tot 14 keer overgaan op, afhankelijk van het aantal dat door de installateur is
geprogrammeerd en zal regelmatig “SYSTEEM” melden. Tijdens bediening op afstand via de telefoon
staat er PC op het display..
Voer in:Uw gebruikerscode
De systeemstatus wordt medegedeeld. Voer de bedieningscommando’s in, zoals hierboven beschreven.
Als er een antwoordapparaat aanwezig is, dient u het huisnummer te bellen en na de eerste keer
overgaan op te hangen. Wacht minimal 5 seconden (maar niet langer dan 22 seconden) en bel het
huisnummer weer. Het systeem neemt op en meldt regelmatig “SYSTEEM”.
(binnen acht seconden)
– 32 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Remote Telefoonbediening
Voer in: (binnen acht seconden) Uw gebruikerscode
De systeemstatus wordt medegedeeld.
Bedieningscommando’s via de Telefoon
Remote uitschakelen:
Uw gebruikerscode
Remote inschakelen in AFWEZIG mode:+ [2]
+ [1]
Uw gebruikerscode
Remote inschakelen in AANWEZIG mode:Uw gebruikerscode
Remote DIRECT inschakelen in AFWEZIG of AANWEZIG mode:+ [2] of [3] +[0] Uw gebruikerscode
N.B.:(1) Vraag aan de installateur of de geforceerde overbrugging actief is voor uw systeem. (2) Let erop of u bij het overbruggen van zones, het bevestigende piepje hoort voor elke zone
die overbrugd is.
+ [#] + [6] + zonenr.
Uw gebruikerscode
+ [3]
+ [6] + [#]
+ [9]
– 33 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Speakerphone
Als deze functie geprogrammeerd is, kan de LynX Voice functioneren als een speakerphone. Tijdens de
functionering van de speakerphone voorziet het systeem in de volgende functies:
• Alle functies/ gebeurtenissen blijven functioneren, maar er zijn geen mededelingen.
• De IN (groen) en GEREED (rood) LEDs knipperen om en om.
• PH is zichtbaar.
N.B.: Het systeem gaat over in de speakerphonemode als er een alarm of storing is opgeslagen in het
systeemgeheugen. Al staat er nergens PH, de LEDs zullen om en om knippern om aan te geven dat de
Het systeem laat de speakerphone niet functioneren als:
• De functie niet geprogrammeerd is.
• Er een rapport gestuurd moet worden.
• Er een alarm afgaat.
• Er een mededeling gedaan.
• De netspanning niet aanwezig is.
De speakerphone wordt onderbroken als:
• Er een rapport gestuurd moet worden.
• Er een alarm afgaat of er zich een storing voordoet.
• De netspanning wegvalt.
Gebruiken van de Speakerphone
Als de LynX Voice in de speakerphonemode staat, werkt het bediendeel van het systeem als een
telefoontoestel en de enige beveiligingsfuncties van het bediendeel die actief blijven zijn de
paniektoetsen en de luidsprekervolumeknop. (Zie Volumeregeling) U kunt het volume aanpassen vóór
het instellen van de speakerphonemode of na het draaien van het gewenste nummer. In de
speakerphonemode verandert het systeem het bediendeel automatisch van telefoon naar
beveilgingsmode als er problemen zijn in een zone. Door de vertraging kan de gebruiker het systeem
uitschakelen of andere acties nemen in de beveiligingsmode zonder het gesprek te onderbreken. Om
terug te gaan naar de speakerphonemode dient u de speakerphone te activeren zoals hieronder
beschreven.
Heen en weer schakelen (tussen twee gesprekken door er een
in de wacht te zetten):
Gesprek beïndigen: UIT
Aan-/ uitzetten (toggelen) beltoon: [#] + VOLUME + MACRO
Het bediendeel in speakerphonemode zetten na het uitschakelen van het systeem: [#] + MACRO
N.B.: (1) De speakerphone beltoon kan alleen in-/ uitgeschakeld worden als de speakerphone niet geactiveerd is. Het
(2) De speakerphone gaat niet over tijdens een alarm, storing of inloop-/uitloopvertragingstoon.
(3) De LynX Voice speakerphone heeft geen ‘wacht’functie.
speakerphonemode actief is.
Gebruik de speakerphone niet als enige telefoon omdat in sommige gevallen de speakerphone niet functioneert.
!!!!
Indien u gebruik maakt van pulstonen,
verzeker er u dan van dat LYNRH-NL
klaar is met het bellen van het laatste
MACRO
systeem belt een keer om te bevestigen dat de beltoon geactiveerd is. Door [#] + VOLUME + MACRO een tweede
keer in te voeren wordt de beltoon uitgeschakeld. Als de beltoon niet overgaat betekent het dat hij is
uitgeschakeld.
nummer dat u hebt ingevoerd, (luister
naar de puls) voordat u het volgende
cijfer belt.
OPMERKING
– 34 –
GEBRUIKERSFUNCTIES
Voice Dialer
De LynX Voice kan door u geprogrammeerd worden om te bellen naar tot vier telefoonnummers en er
een gesproken bericht achter te laten met de locatie van het systeem (uw naam en adres), soort van
gebeurtenis en een zonebeschrijving (indien van toepassing). Nadat de telefoon is opgenomen, werkt het
systeem net als bij de remote telefoonbediening. Zie Remote Telefoonbediening voor de functies die
uitgevoerd kunnen worden.
Invoeren of bekijken van het spraakactiveringsnummer: + FUNCTIE + [61]
Hoofdgebruikerscode
of Installateurcode
1J
0
0000:<digit>
1J
1J1J
Kies telefoonnummer om in te voeren of te bekijken:
Voer een nummer in tussen de (1-4)
Voer een telefoonnumer in van 0-9 tot 19 cijfers lang.
000
* geprogrammeerd nummer verwijderen en functie verlaten;
# door de telefoonnummers in het geheugen lopen.
* Voice Dialer programmering verlaten
N.B.: Als u een nummer ziet dat u wilt veranderen of net een nummer veranderd heeft en het wil zien,
dient u de programmering te verlaten door [*] in te voeren en dan de Voice Dialer
programmering weer op te roepen.
Voer in:
#11 voor *
#12 voor #
#13 voor een pauze (2 seconden)
* Voice Dialer programmering verlaten
N.B.: (1) Voeg een aantal pauzes toe na het telefoonnummer om de mededeling van het bericht uit te
(2) U kunt geen * of # invoeren voor het eerste getal.
stellen. Hierdoor ontstaat tijd om de telefoon te beantwoorden.
Gebruiken van de Voice Dialer
Als u een telefoontje krijgt van de centrale op een geprogrammeerd telefoonnummer, deelt het systeem
de systeemstatus mee gevolgd door de gebeurtenissen en de zonebeschrijving voor iedere zone waar er
een storing is en de locatie. Het systeem draait het geprogrammeerde nummer 2-15 (dit nummer is
door uw installateur geprogrammeerd) behalve als u de melding accepteert.
Om de melding te accepteren voer in:
Uw gebruikerscode
N.B.: Er kan niet geaccepteerd worden met de babysittercode.
Het systeem piept en de status wordt door de telefoon en op het bediendeel meegedeeld (beide worden
niet op het bediendeel laten horen als een stille zone in alarm is.) De mededelingen blijven hoorbaar
totdat u ophangt.
Als u de melding heeft geaccepteerd, reageert het systeem op de Remote Telefoonbediening commando’s
alsof u het gesprek zelf heeft gestart . Zie Remote Telefoonbediening.
– 35 –
BRANDALARMSYSTEMEN
BRANDALARMSYSTEMEN
BRANDALARMSYSTEMENBRANDALARMSYSTEMEN
(Indien geïnstalleerd)
Algemene Informatie
Algemeen
Uw brandalarmsysteem (indien geïnstalleerd) is gedurende 24 uren per dag actief, wat voor een
continue bescherming zorgt. Bij een noodgeval, zullen de geïnstalleerde rookdetectors automatisch uw
systeem activeren en met tussenpozen een luid signaal laten horen op het bediendeel. Tevens zal er,
met tussenpozen van 15 seconden, een signaal klinken op de optionele externe geluidsbronnen, die
afgewisseld wordt met de spraakbeschrijving. Er zal een “BRAND”-boodschap verschijnen op uw
bediendeel en die zal daar blijven totdat u het alarm uitschakelt en reset.
In geval van een Brand
1. Indien u een brandhaard waarneemt voordat uw detectors het noodgeval waarnemen, ga dan naar
het dichtstbijzijnde bediendeel en druk op de enkelvoudige paniekknop (of paniekknoppenpaar),
ingesteld voor een BRAND-noodgeval (indien geprogrammeerd door de installateur) en blijf die
indrukken gedurende tenminste 2 seconden. Het alarm zal afgaan.
2. Evacueer alle aanwezige personen van het terrein.
3. Indien er vlammen en/of rook zijn, verlaat dan het pand en waarschuw onmiddellijk de brandweer.
4. Indien er geen vlammen of rook kunnen worden waargenomen, onderzoek dan de oorzaak van het
alarm. De zonenummer(s) van de gealarmeerde zone(s) zullen weergegeven worden op het
bediendeel.
Uitschakelen van het Brandalarm
1. Schakel het alarm uit door + UIT in te geven.
Uw gebruikerscode
Geef, om het alarm te resetten, opnieuw
Uw gebruikerscode.
2. Indien het bediendeel een storingsituatie aangeeft na het ingeven van de tweede UIT-reeks,
controleer dan of de rookdetectors niet reageren op objecten in hun directe omgeving die rook of
hitte produceren. Verwijder in dat geval de bron van de hitte of de rook.
3. Indien dat het probleem niet oplost, is het mogelijk dat er zich nog steeds rook bevindt in de
detector zelf. Maak de detector schoon door er gedurende ongeveer 30 seconden lucht door te
blazen (ventilator).
4. Reset de centrale, wanneer het probleem is rechtgezet, door
Uw gebruikerscode.
.
+ UIT knop in.
+ UIT in te geven.
– 36 –
SYSTEEMFUNCTIES
SYSTEEMFUNCTIES
SYSTEEMFUNCTIESSYSTEEMFUNCTIES
Gebruikerscodes
Algemene Informatie
Voor extra veiligheid, kan u (de Hoofdgebruikerscode) secundaire gebruikerscodes toekennen aan
individuele gebruikers, wat hen toestaat om specifieke systeemfuncties uit te voeren. Die secundaire
gebruikers worden geïdentificeerd aan de hand van “gebruikersnummers”, wanneer hun codes worden
toegekend. Er kunnen tot 6 gebruikerscodes worden toegekend (gebruikersnummers met 2 getallen 03-
08). Merk op dat de hoofdgebruiker de enige is die codes kan toekennen aan secundaire gebruikers en
dat aan hem/haar standaard gebruikersnummer 02 wordt toegekend; gebruikersnummer 01 is de
Installateurcode.
Alle codes kunnen onderling afwisselend worden gebruikt bij het uitvoeren van systeemfuncties (een
systeem dat werd aangezet met een gebruikerscode kan worden uitgezet aan de hand van een andere
gebruikerscode); met uitzondering van de Babysitter Code, die hieronder wordt beschreven.
Babysitter Code (Gebruiker 07): Deze code kan worden gebruikt om het systeem aan te zetten
maar de code kan het systeem niet uitzetten, tenzij het systeem werd aangezet met deze code. Deze
code wordt meestal toegekend aan iemand (zoals een babysitter) die het systeem maar op bepaalde
momenten mag aanzetten/uitzetten. De Babysitter Code wordt toegekend aan Gebruiker 07.
Dwang Code(Gebruiker 08): Deze voorziening is bedoeld om te gebruiken in geval u onder
bedreiging wordt gedwongen om het systeem aan of uit te zetten. Wanneer ze wordt gebruikt, zal het
systeem normaal reageren maar kan de meldkamer op een stille manier op de hoogte worden gesteld
van uw situatie, indien die dienst werd voorzien. De Dwang Code wordt toegekend aan Gebruiker 08.
De Dwang Code is enkel nuttig in geval dat het systeem in verbinding staat met een
meldkamer.
Het toevoegen/verwijderen of wijzigen van een gebruikerscode
De Hoofdgebruikerscode veranderen: Volg de procedure om een gebruikerscode te veranderen maar geef
Gebruikersnummer 02 in en geef dan de nieuwe code tweemaal in.
BELANGRIJK: Tijdelijke gebruikers van het systeem (BV. babysitters, schoonmakers) kan beter niet worden
getoond hoe een systeemfunctie wordt gebruikt die ze niet moeten kennen, zoals bijvoorbeeld het overbruggen van
zones.
Iedere opeenvolging van toetsaanslagen tijdens de procedure moet gebeuren binnen de 2 seconden na
elkaar, zoniet wordt de volledige invoering stopgezet en moet opnieuw worden begonnen bij het begin.
Wacht (ongeveer 3 seconden), totdat het bediendeel een keer piept, alvoor een andere toets in te
drukken. De code wordt automatisch verwijderd.
– 37 –
SYSTEEMFUNCTIES
SYSTEEMFUNCTIES
SYSTEEMFUNCTIESSYSTEEMFUNCTIES
Testen van het Systeem (wekelijks uit te voeren)
Opstarten van de Testmode
De TEST knop brengt uw systeem in de Testmode, wat toelaat dat de goede werking van ieder
beveiligingspunt kan worden gecontroleerd. Het bediendeel laat iedere 45 seconden een enkele pieptoon
horen als een herinnering dat het systeem zich in de Testmode bevindt.
OPMERKING: Gedurende de volgende tests zal er geen alarmmelding worden verzonden naar de
meldkamer.
Zet het systeem uit en sluit alle beveiligde ramen, deuren, enz. De GEREED LED zou moeten branden.
Voer in: + TEST
Uw gebruikerscode.
CONTROLEER VISUEEL. Alle segmenten van het LCD-scherm zullen oplichten gedurende 3
seconden.
CONTROLEER DOOR TE LUISTEREN. De externe sirene zou moeten afgaan gedurende 2
seconden en dan stilvallen. Indien de sirene niet afgaat, waarschuw dan uw installateur.
OPEN ZONES. Open om beurt iedere beveiligde deur en raam en luister naar de drie pieptonen van
het bediendeel, gevolgd door de zonebeschrijving, indien die geprogrammeerd is. Op het display zou een
identificatie van ieder zone die wordt geopend moeten verschijnen. Het display wordt gereset wanneer
de deur of het raam wordt gesloten.
Passeer elke bewegingsdetector binnenshuis (indien gebruikt) en luister naar drie pieptonen en/of
zonebeschrijving, indien die zijn geprogrammeerd. Wanneer hij wordt geactiveerd, zou de identificatie
van de detector moeten verschijnen op het display en zijn zonebeschrijving zou moeten klinken (indien
geprogrammeerd). Het display zal worden gereset wanneer er geen beweging wordt waargenomen.
Merk op dat indien er gebruik wordt gemaakt van draadloze detectors, er een vertragingsfunctie is van
3 minuten tussen de activeringen. Dat is om de levensduur van de batterij te sparen. Volg, om alle
rookdetectors te testen, de instructies van de fabrikant. Wanneer hij wordt geactiveerd, zou de
identificatie van elke detector moeten verschijnen op het display. Indien een probleem wordt
vastgesteld bij een van de zones (geen bevestigende signalen, niets op de display), waarschuw dan uw
installateur. Wanneer alle zones zijn getest en intact bevonden (gesloten), zou er geen identificatie van
zonenummers meer op het bediendeel weergegeven mogen staan.
Verlaten van de Testmode
Wanneer alle tests zijn uitgevoerd, verlaat dan de Testmode door het volgende in te geven:
+UIT
Uw gebruikerscode.
OPMERKINGEN:(1) Indien de Testmode per ongeluk actief wordt gelaten, schakelt hij vanzelf uit na 4 uur. (2) Macro opdrachten kunnen niet worden uitgevoerd met het bediendeel terwijl de
Testmode aanstaat.
– 38 –
SYSTEEMFUNCTIES
SYSTEEMFUNCTIES
SYSTEEMFUNCTIESSYSTEEMFUNCTIES
Storing Meldingen
Typische Displaymeldingen
Druk, om de pieptoon bij een foutconditie stil te leggen, een willekeurige toets in.
FOUT Geeft aan dat er een probleem bestaat met de zone(s) die wordt/worden weergegeven op het
display, begeleid door een snelle pieptoon. Controleer eerst of de zone(s) die wordt/worden
weergegeven op het display intact zijn en herstel ze (indien nodig). Indien in de zone gebruik
wordt gemaakt van een draadloze detector, controleer dan dat veranderingen in de kamer
(verplaatsen van meubelen, televisies, enz.) niet zorgen voor blokkering van de signalen van de
draadloze detector. Wanneer het probleem verholpen is, zouden de zonebeschrijvingen en de
FOUT moeten verdwijnen van het display. Indien dat niet zo is, toets dan een UIT reeks
(veiligheidscode plus UIT) in om het display te resetten. Een situatie met een foutmelding kan
eveneens een probleem met de bekabeling indiceren. Indien de “FOUT”-weergave op het
display blijft aanhouden, waarschuw dan uw installateur. Let op dat het systeem niet kan
inschakelen, wanneer er een foutsituatie optreedt. Om het systeem aan te zetten terwijl er een
foutsituatie bestaat, moet u eerst de foutzone(s) overbruggen.
FCGeeft aan dat er een fout is opgetreden in de telefooncommunicatie van uw systeem of dat er
een probleem was met de telefoonlijn, wanneer werd geprobeerd om een nummer te bellen.
CC Geeft aan dat het systeem online is met de meldkamer. Het systeem werkt niet terwijl het
online is. Wacht een aantal minuten. De melding zou moeten verdwijnen.
dIIndien dit op het display verschijnt gedurende meer dan 1 minuut, is het systeem buiten
werking.†
CA Geeft een geannuleerd alarm aan. Zie Inloop/Uitloopvertraging
EA Geeft een uitloopalarm aan. Zie Inloop/Uitloopvertraging
90 Geeft aan dat het systeem een RF storing of een geval van buitensporige interferentie heeft
vastgesteld. Indien de situatie blijft aanhouden, waarschuw dan uw installateur.
94Geeft aan dat het systeem een probleem heeft gedetecteerd aan de telefoonlijn waarmee het
systeem is verbonden. Zie Operationele Problemen Telefonie (pag 44).
97 Geeft aan dat de behuizing van het systeem is open geweest of van de muur is verwijderd.
LAGE BATTERIJ Geeft, begeleid door een pieptoon van het bediendeel om de 45 seconden, een lage
accuspanning van het systeem aan. Zie Onderhouden van het Systeem †
LAGE BATTERIJ Geeft, begeleid door een pieptoon van het bediendeel om de 45 seconden, een lage
(met zonenr.) batterijspanning aan van de draadloze melder die wordt weergegeven op het display †
LAGE BATTERIJ Geeft, begeleid door een pieptoon van het bediendeel om de 45 seconden, een lage
(met zone 00) batterijspanning aan van een draadloos bediendeel.†
† Waarschuw uw installateur.
Routine Care
• Treat the components of your security system as you would any other electrical equipment. Do not
slam sensor-protected doors or windows.
• Keep dust from accumulating on the keypad and all protective sensors, particularly on motion
sensors and smoke detectors.
• The keypad and sensors should be cleaned carefully with a dry soft cloth. Do not spray water or
any other fluid on the units.
– 39 –
SYSTEEMFUNCTIES
SYSTEEMFUNCTIES
SYSTEEMFUNCTIESSYSTEEMFUNCTIES
Onderhouden van het systeem
De onderdelen van uw veiligheidssysteem zijn ontworpen om zo onderhoudsvrij mogelijk te zijn. Om er
zeker van te zijn dat uw systeem goed kan functioneren, doe het volgende:
1. Test uw systeem wekelijks.
2. Test uw systeem na elke alarmsituatie. Zie Testen van het Systeem.
Lage Batterij situaties van Draadloze Sensors
Elke draadloze sensor in uw systeem beschikt over een batterij van 9 volt of een van 3 volt. Het systeem
kan een lage batterij situatie van draadloze sensors detecteren, evenals van rookdetectors,
paniekzenders en handzenders en geeft een “LAGE BATTERIJ”-boodschap weer op de display van het
hoofdbediendeel, dat daarbij ook een pieptoon uitzendt. Een batterij in een draadloze handzender die
bijna leeg is wordt gedetecteerd zodra er op een van zijn toetsen wordt geduwd. Daarnaast, verspreidt
een draadloze rookdetector met een batterij die bijna leeg is ook een sjirpend geluid iedere 20-30
seconden, waarmee de rookdetector zichzelf identificeert als een batterij bijna leeg is.
OPMERKING: Een ‘Lage Batterij’-boodschap betekent dat de vervanging van de batterij in de
aangegeven sensoren moet gebeuren binnen de 30 dagen. Ondertussen zal een sensor
met een batterij die bijna leeg is nog altijd functioneren.
Om de waarschuwingstonen van de lage batterij uit te schakelen op het bediendeel: Druk op
De ‘lage batterij’-boodschap blijft zichtbaar als een herinnering. Wanneer u de lage batterij vervangt
door een nieuwe, zal de sensor een ‘goede batterij’-signaal zenden naar het systeem, wanneer de sensor
wordt geactiveerd (deur of raam openen/sluiten, etc.).
Om de ‘LAGE BATTERIJ”-melding te verwijderen, druk: + UIT .
Uw gebruikerscode.
Gebruik enkel batterijen die u werden aangeraden door uw installateur, wanneer u batterijen vervangt.
Alkalinebatterijen zorgen voor een werktijd van ten minste 1 jaar en verzekeren aldus, in de meeste units en applicaties, een werking
van 2-4 jaren. Lithiumbatterijen van 3 volt kunnen zorgen voor een werking van 4-7 jaren. De eigenlijke levensduur van een batterij
zal afhangen van de omgeving waarin de sensor wordt gebruikt, van het aantal signalen dat de sensor moet uitzenden en van het
specifieke type sensor. Factoren als vochtigheid, hoge of lage temperaturen en grote schommelingen in de temperaturen kunnen allen
leiden tot de vermindering van de eigenlijke levensduur van een batterij in een installatie.
Vervangen van de accu van het LynX Voice-systeem
In geval van stroomverlies (230V), is de LynX Voice uitgerust met een oplaadbare nickel-metal batterij.
De accupack moet vervangen worden wanneer er een ‘LAGE BATTERIJ’-boodschap wordt weergegeven
zonder zonenummer daarbij.
OPMERKING :De accupack (P/N LYNXRCHKIT-SC of LYNXRCHKIT-HC) zou iedere vier jaar
moeten worden vervangen en dat moet worden uitgevoerd door een gekwalificeerde
servicemonteur.
Na vervanging van een accupack, kan het tot 48 uren duren voordat een oplaadbare batterij opnieuw
volledig is opgeladen. De ‘LAGE BATTERIJ’-boodschap kan na een minuut verschijnen maar zou
moeten verdwijnen binnen de 4 uur of door de Testmode aan te zetten.
Een keer indrukken van de STATUS-toets zal voor de volgende primaire waarschuwing zorgen, naargelang de toestand
van het systeem op dat moment.
uitgeschakeld, systeem gereed, [controleer systeem]
uitgeschakeld, [systeem niet gereed]
[afwezig], [aanwezig], [direct], [controleer systeem], [verlaat het pand]
Twee keer indrukken van de STATUS-toets zal voor de volgende primaire waarschuwing zorgen, naar gelang de
toestand van het systeem op dat moment:
Brand, alarm, zonebeschrijving Storing, zonebeschrijving Zones, overbrug
Alarm, zonebeschrijving Lage Batterij, zonebeschrijving Lage accuspanning, systeem
Brand, storing, zonebeschrijving Deurbel Geen netspanning
MERK OP: Indien er geen secundaire boodschappen zijn, zullen de primaire statusboodschappen worden meegedeeld.
Betekenis LED-boodschappen
LED IN AAN = Systeem ingeschakeld
(Rood) UIT = Systeem uitgeschakeld
Knipperen = Systeem ingeschakeld maar er is
een storing opgetreden of een keer per seconde,
wanneer Voice Module (VOX of Praat) of de
speakerphone is actief.
LED GEREED: AAN = Systeem uitgeschakeld, gereed om
ingeschakeld te worden.
UIT = Systeem ingeschakeld.
Knipperen = Systeem uitgeschakeld, niet
gereed om in te schakelen (een zone is geopend)
of een keer per seconde, wanneer Voice Module
(VOX of Praat) of de speakerphone is
geactiveerd.
MERK OP: Wanneer het systeem is ingeschakeld, gaat de
GEREED LED uit.
OPERATIONELE PROBLEMEN TELEFONIE
In geval van operationele problemen met betrekking tot de telefonie neem contact op met uw installateur. De gebruiker
mag onder geen beding (binnen of buiten de garantieperiode) proberen om zelf onderhoud of reparaties uit te voeren
aan het systeem. Indien zelf aan de installatie wordt gewijzigd bestaat de kans dat de doormelding naar de meldkamer
niet meer lukt, met als gevolg dat uw inbraak-, brand, of paniekmeldingen niet meer bij de meldkamer aankomen. Er zal
dus geen reactie volgen van uw meldkamer en tevens kan de politie of brandweer niet worden gewaarschuwd. Bij
problemen moet het systeem aan de fabrikant of aan een gekwalificeerde onderhoudsinstantie afgeleverd worden voor
alle reparaties.
While this system is an advanced design security system, it does not offer guaranteed protection against burglary or fire or other
emergency. Any alarm system, whether commercial or residential, is subject to compromise or failure to warn for a variety of
reasons. For example:
• Intruders may gain access through unprotected openings or have the technical sophistication to bypass an alarm sensor or
disconnect an alarm warning device.
• Intrusion detectors (e.g. passive infrared detectors), smoke detectors, and many other sensing devices will not work without
power. Battery operated devices will not work without batteries, with dead batteries, or if the batteries are not put in properly.
Devices powered solely by AC will not work if AC mains is cut off for any reason, however briefly.
• Signals sent by wireless transmitters may be blocked or reflected by metal before they reach the alarm receiver. Even if the signal
path has been recently checked during a weekly test, blockage can occur if a metal object is moved into the path.
• A user may not be able to reach a panic or emergency button quickly enough.
• While smoke detectors have played a key role in reducing residential fire deaths, they may not activate or provide early warning
for a variety of reasons in as many as 35% of all fires. Some of the reasons smoke detectors used in conjunction with this System
may not work are as follows. Smoke detectors may have been improperly installed and positioned. Smoke detectors may not sense
fires that start where smoke cannot reach the detectors, such as in chimneys, in walls, or roofs, or on the other side of closed doors.
Smoke detectors also may not sense a fire on another level of a residence or building. A second floor detector, for example, may
not sense a first floor or basement fire. Moreover, smoke detectors have sensing limitations. No smoke detector can sense every
kind of fire every time. In general, detectors may not always warn about fires caused by carelessness and safety hazards like
smoking in bed, violent explosions, escaping gas, improper storage of flammable materials, overloaded electrical circuits, children
playing with matches, or arson. Depending upon the nature of the fire and/or the locations of the smoke detectors, the detector,
even if it operates as anticipated, may not provide sufficient warning to allow all occupants to escape in time to prevent injury or
death.
• Passive Infrared Motion Detectors can only detect intrusion within the designed ranges as diagrammed in their installation
manual. Passive Infrared Detectors do not provide volumetric area protection. They do create multiple beams of protection, and
intrusion can only be detected in unobstructed areas covered by those beams. They cannot detect motion or intrusion that takes
place behind walls, ceilings, floors, closed doors, glass partitions, glass doors, or windows. Mechanical tampering, masking,
painting or spraying of any material on the mirrors, windows or any part of the optical system can reduce their detection ability.
Passive Infrared Detectors sense changes in temperature; however, as the ambient temperature of protected area approaches the
temperature range of 32° to 40°C, the detection performance can decrease.
• Alarm warning devices such as sirens, bells or horns may not alert people or wake up sleepers if they are located on the other side
of closed or partly open doors. If warning devices sound on a different level of the residence from the bedrooms, then they are less
likely to waken or alert people inside the bedrooms. Even persons who are awake may not hear the warning if the alarm is muffled
from a stereo, radio, air conditioner or other appliance, or by passing traffic. Finally, alarm warning devices, however loud, may
not warn hearing-impaired people or waken deep sleepers.
• Telephone lines needed to transmit alarm signals from a premises to a central monitoring station may be out of service or
temporarily out of service. Telephone lines are also subject to compromise by sophisticated intruders.
• Even if the system responds to the emergency as intended, however, occupants may have insufficient time to protect themselves
from the emergency situation. In the case of a monitored alarm system, authorities may not respond appropriately.
• This equipment, like other electrical devices, is subject to component failure. Even though this equipment is designed to last as
long as 10 years, the electronic components could fail at any time.
The most common cause of an alarm system not functioning when an intrusion or fire occurs is inadequate maintenance. This
alarm system should be tested weekly to make sure all sensors and transmitters are working properly. Installing an alarm system
may make one eligible for lower insurance rates, but an alarm system is not a substitute for insurance. Homeowners, property
owners and renters should continue to act prudently in protecting themselves and continue to insure their lives and property.
We continue to develop new and improved protection devices. Users of alarm systems owe it to themselves and their loved ones to
learn about these developments.
– 45 –
ONDERHOUDSINFORMATIE
Uw lokale Honeywell-dealer is de meest geschikte persoon om uw alarmsysteem te
onderhouden. Het wordt aangeraden een regelmatige controle uit te laten voeren.
Uw lokale Honeywell-dealer is:
Naam:
Adres:
Telefoon:
– 46 –
1 JAAR BEPERKTE GARANTIE
Honeywell International, handelend door middel van haar zaken in beveiligings- en maatwerkelectronica
(“Verkoper”), 165 Eileen Way, Sysosset, New York 11791, garandeert dat zijn beveiligingsproducten (“het product”)
geen gebreken vertonen in materialen en fabricage bij normaal gebruik en werking voor een periode van 12
maanden vanaf de oorspronkelijke aankoopdatum. De verplichting van de verkoper beperkt zich tot het, naar
eigen goeddunken, repareren of vervangen, gratis voor wat betreft materialen, arbeid of transport, voor ieder
product waarvan is aangetoond dat het mankementen heeft op het punt van materiaal of fabricage bij normaal
gebruik en onderhoud. Onder de bepalingen van deze garantie is de verkoper ontslagen van iedere verplichting als
het product is gewijzigd of onjuist is gerepareerd of onderhouden door enige andere instelling dan de verkoper. In
geval van een defect, neem contact op met de beveiligingsprofessional die uw beveiligingsapparatuur heeft
geïnstalleerd of het onderhoud verzorgd, of neem contact op met de verkoper voor reparatie van het product.
Deze beperkte garantie van een jaar vervangt alle andere uitdrukkelijke garanties, verplichtingen of
aansprakelijkheden. ER ZIJN GEEN UITDRUKKELIJKE GARANTIES DIE HIERBUITEN VALLEN. ENIGE
NIET-UITDRUKKELIJK VERSTREKTE GARANTIES, VERPLICHTINGEN OF AANSPRAKELIJKHEDEN,
GEDAAN DOOR DE VERKOPER IN VERBAND MET DIT PRODUCT, INCLUSIEF ENIGE NIETUITDRUKKELIJK VERSTREKTE GARANTIES VAN VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR
EEN BEPAALD DOEL OF ANDERZIJDS, IS BEPERKT TOT EEN PERIODE VAN EEN JAAR VANAF DE
OORSPRONGKELIJK AANKOOPDATUM. ENIGE ACTIE VOOR GARANTIEBREUK IN WELKE VORM DAN
OOK, INCLUSIEF MAAR NIET BEPERKT TOT NIET-VERSTREKTE GARANTIE VOOR
VERHANDELBAARHEID, MOET BINNEN 12 MAANDEN VANAF DE OORSPRONGKELIJKE
AANKOOPDATUM WORDEN AANGELEVERD. IN GEEN ENKEL GEVAL KAN DE VERKOPER
AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD TEGENOVER WIE DAN OOK VOOR GEVOLGSCHADE OF
BIJKOMENDE SCHADE TEN GEVOLGE VAN HET VERBREKEN VAN DEZE OF WELKE GARANTIE DAN
OOK, UITDRUKKELIJK OF IMPLICIET, OF OP IEDERE ANDERE GROND VAN WELKE
AANSPRAKELIJKHEID DAN OOK, ZELFS ALS HET VERLIES OF DE SCHADE IS VEROORZAAKT DOOR DE
NALATIGHEID OF FOUT VAN DE VERKOPER. Sommige staten of landen staan geen beperking toe met
betrekking tot de duur van een impliciete garantie of het uitsluiten of beperken van incidentele of gevolgschades.
Om die reden is bovengenoemde beperking of uitsluiting niet voor u van toepassing. Verkoper beweert niet dat zijn
product niet kan worden misleid of ontweken; dat het product enig persoonlijk letsel voorkomt of het verlies van
eigendom door braak, roof, vuur of wat dan ook; of dat het product in alle gevallen adequate waarschuwing geeft of
bescherming biedt. De koper begrijpt dat een juist geïnstalleerd en onderhouden alarmsysteem slechts het risico
kan verminderen van braak, roof, brand, of gebeurtenissen zonder een alarm af te geven, maar het biedt geen
verzekering of garantie dat zoiets niet kan gebeuren of dat het gevolg geen persoonlijk letsel of verlies van
eigendom kan zijn. DERHALVE KAN DE VERKOPER NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR
ENIG PERSOONLIJK LETSEL, SCHADE AAN EIGENDOM OF ANDER VERLIES GEBASEERD OP EEN
VORDERING DAT HET PRODUCT IN GEBREKE BLEEF OM EEN WAARSCHUWING TE GEVEN. WORDT DE
VERKOPER ECHTER AANSPRAKELIJK GESTELD, DIRECT OF INDIRECT, VOOR ENIG VERLIES OF
SCHADE VOORTVLOEIEND UIT DEZE BEPERKTE GARANTIE OF WAT DAN OOK, ONGEACHT OORZAAK
OF HERKOMST, DAN KAN DE MAXIMALE AANSPRAKELIJKHEID IN GEEN GEVAL HOGER ZIJN DAN DE
AANKOOPPRIJS VAN HET PRODUCT, DIE HET VOLLEDIGE EN ENIGE VERHAAL ZAL ZIJN OP DE
VERKOPER. Deze garantie geeft u specifieke wettelijke rechten en u heeft mogelijk nog andere rechten die
mogelijk van staat tot staat variëren. Er is geen verhoging of verandering, schriftelijk of mondeling, van deze
beperkte garantie toegestaan.
-47-
‡K5964NLV1kŠ
K5964NLV1 4/05 Rev. A
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.