Garmin GHP 20 Installation manual [nl]

GHP™ 20 SmartPump - Installatie-
instructies
Volg deze instructies voor de installatie van de Garmin stuurautomaat op, voor optimale prestaties en om schade aan uw boot te voorkomen. Het wordt sterk aangeraden om de installatie van de stuurautomaat over te laten aan deskundige personen. Voor de installatie van de stuurautomaat is kennis van besturingen en elektrische aansluitingen op vaartuigen vereist.
Lees alle installatie-instructies zorgvuldig door voordat u met de installatie begint. Neem bij problemen met de installatie contact op met Garmin Product Support (pagina 22).

Belangrijke veiligheidsinformatie

WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
U bent verantwoordelijk voor de veilige en voorzichtige besturing van uw vaartuig. De stuurautomaat is een hulpmiddel waarmee u de boot beter kunt besturen. Het ontheft u echter niet van uw verantwoordelijkheid om de boot veilig te besturen. Voorkom gevaren tijdens de navigatie en zorg ervoor dat het roer nooit onbemand is.
Wees er altijd op voorbereid om snel de handmatige besturing van uw boot over te nemen.
Oefen de bediening van de stuurautomaat op kalm en risicoloos open water.
Wees voorzichtig met het bedienen van de stuurautomaat in de buurt van gevaren op het water, zoals dokken, palen en andere boten.
LET OP
Het niet in overeenstemming met deze instructies installeren en onderhouden van dit toestel kan leiden tot schade of letsel.
Apparatuur die op dit product wordt aangesloten, moet beschikken over een brandveilige behuizing of in een brandveilige behuizing worden geplaatst.
Draag altijd een veiligheidsbril, oorbeschermers en een stofmasker tijdens het boren, zagen en schuren.

De installatie voorbereiden

LET OP
Draag altijd een veiligheidsbril, oorbeschermers en een stofmasker tijdens het boren, zagen en schuren.
KENNISGEVING
Controleer voordat u gaat boren of zagen wat zich aan de andere kant van het oppervlak bevindt.
De stuurautomaat bestaat uit diverse onderdelen. Lees alle overwegingen betreffende de montage en aansluiting van de onderdelen goed door voordat u met de installatie begint. Zorg dat u weet hoe de onderdelen samenwerken om de installatie op uw boot goed te kunnen plannen.
Raadpleeg de schema's (pagina 3) voor een beter begrip van de overwegingen bij montage en aansluiting.
Noteer het serienummer van elk onderdeel ten behoeve van de registratie en garantie (pagina 22).
®

Benodigd gereedschap

• Veiligheidsbril
• Boormachine en boren
• Moersleutels
• Gatenzaag van 90 mm (3½ inch)
• Draadtangen/strippers
• Kruiskop- en platte schroevendraaiers
• Kabelbinders
• Waterproof draadconnectors of krimpkousen en een warmtepistool
• Watervaste kit
• Corrosieremmende spray voor boten
• Draagbaar of handheld kompas (voor testen op magnetische interferentie)
• Hydraulische slang met krimp of vervangbare fittingen die een minimale classificatie hebben van 1000 lbf/in
• Hydraulische T-fittingen
• Inline hydraulische terugslagkleppen
• Hydraulische vloeistof
• Schroefdraadkit
• Hydraulisch ontluchtingsgereedschap
• Smeermiddel tegen vastlopen (optioneel)
OPMERKING: Er worden montageschroeven geleverd voor de bediening, CCU (course computer unit) en pomp. Als de schroeven niet geschikt zijn voor het montageoppervlak, moet u zelf voor de juiste schroeven zorgen.
2

Overwegingen bij montage en aansluiting

De onderdelen van de stuurautomaat zijn via de meegeleverde kabels aangesloten op elkaar en op de voeding. Controleer of voor elk onderdeel de juiste kabel is gekozen en of elk onderdeel op een goede plaats staat voordat u de onderdelen monteert of aansluit.

Overwegingen betreffende de montage van de CCU

• De CCU (course computer unit) of kompasbol moet op de voorste helft van de boot worden bevestigd, niet hoger dan 3 m (10 ft.) boven de waterspiegel.
• De CCU (of de pomp) mag niet worden bevestigd op een plaats waar deze wordt ondergedompeld in of blootgesteld aan schoonmaakwater.
• De CCU mag niet worden bevestigd in de buurt van magnetische materialen, magneten (luidsprekers en elektrische motoren) of hoogspanningsdraden.
• Bevestig de CCU op minimaal 0,6 m (24 inch) afstand van verplaatsbare of veranderende magnetische storingsvelden, zoals ankers, ankerkettingen, ruitenwissermotoren en gereedschapskisten.
• Gebruik een handkompas om het gebied waar de CCU wordt bevestigd te controleren op magnetische storingen.
Als het handkompas niet naar het noorden wijst terwijl u het vasthoudt op de plaats waar u de CCU wilt bevestigen, betekent dit dat daar een magnetische storing is. Kies een andere plaats en voer de controle opnieuw uit.
• De CCU kan onder de waterspiegel worden bevestigd, maar niet op een plaats waar deze wordt ondergedompeld in of blootgesteld aan schoonmaakwater.
• De CCU-steun moet worden bevestigd op een verticaal oppervlak of onder een horizontaal oppervlak, zodanig dat de aangesloten draden recht omlaag hangen.
• De CCU wordt geleverd met montageschroeven. U moet zelf voor andere schroeven zorgen als de meegeleverde schroeven niet geschikt zijn voor het montage-oppervlak.
Juni 2013
190-01454-55_0A Gedrukt in Taiwan

Overwegingen betreffende de CCU-aansluiting

• De CCU-kabel verbindt de CCU met de pomp en is 5 m (16 ft.) lang.
◦ Als de CCU-stuurautomaat niet op 5 m (16 ft.) van de
pomp kan worden geïnstalleerd, kunt u vervangende kabels en verlengkabels aanschaffen bij een dealer in de buurt Garmin of bij http://buy.garmin.com.
◦ De CCU-kabel mag niet worden ingekort.

Overwegingen bij montage en aansluiting van het alarm

• Monteer het alarm in de buurt van de primaire bediening.
• Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd.
• De bedrading van het alarm kan indien nodig worden verlengd met een 28 AWG (0,08 mm2)-draad.

Overwegingen betreffende de NMEA 2000® verbinding

• De CCU en de bediening moeten op een NMEA 2000 netwerk worden aangesloten.
• Als er nog geen NMEA 2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de meegeleverde NMEA 2000 kabels en -connectors (pagina 13).
• U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat gebruiken door optionele NMEA 2000 compatibele toestellen, zoals een windsensor, een watersnelheidsensor of een GPS-toestel, aan te sluiten op het NMEA 2000 netwerk.

Overwegingen betreffende de montage van de roerbediening

KENNISGEVING
Dit toestel dient te worden gemonteerd op een locatie die niet wordt blootgesteld aan extreme temperaturen of omstandigheden. Het temperatuurbereik voor dit toestel wordt vermeld in de productspecificaties. Langdurige blootstelling aan temperaturen boven het opgegeven temperatuurbereik, in opslag- of gebruiksomstandigheden, kan tot storingen in het toestel leiden. Schade door extreme temperaturen en gerelateerde gevolgen vallen niet onder de garantie.
Het montageoppervlak moet vlak zijn, zodat het toestel niet wordt beschadigd wanneer het is gemonteerd.
Met de meegeleverde hardware en sjabloon kunt u het toestel verzonken monteren op het dashboard. Als u het toestel op een andere manier wilt monteren waarbij het scherm op gelijke hoogte als het dashboard ligt, moet u een pakket voor vlakke montage (installatie door een deskundige aanbevolen) aanschaffen bij uw Garmin dealer.
Houd rekening met deze overwegingen wanneer u een montagelocatie selecteert.
• De montagelocatie moet zich op of onder ooghoogte bevinden voor optimaal zicht tijdens het besturen van het vaartuig.
• De montagelocatie moet gemakkelijk toegang bieden tot de knoppen op het toestel.
• Het montageoppervlak moet sterk genoeg zijn om het gewicht van het toestel te dragen en het te beschermen tegen overmatige trillingen of schokken.
• Teneinde interferentie met een magnetisch kompas te voorkomen, mag het toestel niet dichter bij een kompas worden geïnstalleerd dan op de kompasveilige afstand die is vermeld in de productspecificaties.
• Het gebied achter de montageplaats moet voldoende ruimte bieden voor plaatsing en aansluiting van de kabels.

Overwegingen betreffende de aansluiting van de bediening

• De bediening moet worden aangesloten op het NMEA 2000 netwerk.
• Optionele NMEA® 0183 compatibele toestellen, zoals windsensors, watersnelheidsensors of GPS toestellen, kunnen met een gegevenskabel worden aangesloten op de bediening (pagina 14).

Overwegingen betreffende de montage van de pomp

Raadpleeg de hydraulische schema's vanaf pagina 6 om te bepalen waar de pomp kan worden geïnstalleerd.
• Monteer de pomp op een plaats waar de hydraulische stuurlijnen van de boot kunnen komen.
• De pomp heeft vijf hydraulische fittingen, maar slechts drie daarvan worden gebruikt wanneer de aanbevolen installatiemethode voor de pomp wordt gebruikt. Het schema met pagina 2 kan u helpen bij het bepalen van het beste aansluitschema voor uw installatielocatie.

Overwegingen betreffende de hydrauliek van de pomp

KENNISGEVING
Wanneer er een hydraulische leiding wordt toegevoegd aan het systeem, gebruik dan alleen leidingen met machinaal vervaardigde of zelf te vervangen fittingen met een minimum belasting van 1000 lbf/inch² (6.895 kPa).
Gebruik geen loodgieterstape voor hydraulische fittingen. Gebruik een schroefdraadborging die speciaal is bedoeld voor watersporttoepassingen op alle pijpdraden in het hydraulische systeem.
Gebruik de stuurautomaat nooit om de boot te besturen voordat elk onderdeel van het hydraulische systeem is ontlucht.
Raadpleeg de hydraulische schema's vanaf pagina 6 om te bepalen op welke wijze de pomp het beste in de hydraulische besturing van de boot kan worden geïnstalleerd.
Bij de aanbevolen methode is installatie van T-fittingen en terugslagkleppen vereist, zodat de pomp kan worden verwijderd voor onderhoud zonder dat het stuursysteem wordt uitgeschakeld. Voor deze installatie hebt u slechts drie van de vijf poorten in het pompspruitstuk nodig. Hoewel dit niet wordt aanbevolen, kunnen alle vijf poorten worden gebruikt in plaats van terugslagkleppen te installeren. Zie pagina 2 voor meer informatie over de fittingen en andere verbindingsmethoden.
Kleppen en fittingen van de pomp
De pomp kan op twee manieren worden aangesloten op de hydraulische besturing. Bij de aanbevolen methode met drie aansluitingen worden alleen de fittingen H1 À en H2 gebruikt, en een T-connector die de verbinding tussen het roer en de cilinder splitst. De fitting  van de retourleiding wordt alleen op het roer aangesloten. De controlekleppen à moeten niet opnieuw worden geconfigureerd als de boot is uitgerust met een gebalanceerde cilinder. Als de boot een niet-gebalanceerde cilinder heeft, moeten de controlekleppen wel opnieuw worden geconfigureerd (pagina 3). De bypassklep Ä wordt alleen voor hydraulische ontluchting geopend en moet tijdens normaal bedrijf geheel gesloten zijn.
Indien nodig kunnen de fittingen C1 Å en C2 Æ bij de aanbevolen installatie met drie aansluitingen worden gebruikt in plaats van de fittingen H1 en H2.
Á
2
De pomp kan eventueel ook met alle vijf aansluitingen worden geïnstalleerd. Hierbij worden fittingen C1 en C2 gebruikt voor de aansluiting van de pomp op de cilinder, en worden de fittingen H1 en H2 voor de verbinding tussen pomp en roer gebruikt. Dit type installatie wordt niet aanbevolen omdat de pomp dan niet voor onderhoud kan worden verwijderd zonder de besturing van de boot uit te schakelen.
De pomp configureren voor een niet-gebalanceerde cilinder
KENNISGEVING
Houd alle onderdelen schoon en stofvrij tijdens het configureren van de pomp voor een stuurinrichting met een ongebalanceerde cilinder om te voorkomen dat de pomp beschadigd raakt.
Als u de terugslagkleppen verwijdert nadat het hydraulische systeem is ontlucht, moet dit opnieuw worden ontlucht. Door het configureren van de terugslagklep komt er mogelijk weer lucht in het hydraulische systeem.
Als de boot een besturing met niet-gebalanceerde cilinder heeft, moet u de pomp configureren zodat deze goed met de besturing werkt.
Verwijder de controlekleppen À van het pompspruitstuk.
1
Trek de zuigers Á uit het pompspruitstuk.
2
De pomp is in de fabriek ingesteld met de zuigers in de gebalanceerde configuratie Â.
Verwijder de O-ringen à van de zuigers en gooi de ringen
3
weg.

Schema voedings-/gegevensaansluiting

Als u de O-ringen niet gemakkelijk van de zuigers kunt trekken, zult u ze mogelijk moeten lossnijden.
Plaats de zuigers opnieuw in het pompspruitstuk in de niet-
4
gebalanceerde configuratie Ä. Plaats de terugslagkleppen in het pompspruitstuk en draai ze
5
vast.

Overwegingen betreffende de montage van de Shadow Drive™

• De Shadow Drive moet horizontaal en zo vlak mogelijk worden gemonteerd en stevig vastgezet met kabelbinders.
• Monteer de Shadow Drive op een afstand van minimaal 305 mm (12 inch) van magnetische materialen, zoals luidsprekers en elektrische motoren.
• Monteer de Shadow Drive dichter bij het roer dan bij de pomp.
• Monteer de Shadow Drive lager dan het roer, maar hoger dan de pomp.
• Sluit de Shadow Drive niet rechtstreeks aan op de fitting aan de achterkant van het roer. Zorg voor een bepaalde slanglengte tussen de fitting op het roer en de Shadow Drive.
• Sluit de Shadow Drive niet rechtstreeks aan op een hydraulische T-connector in de hydraulische leiding. Zorg voor een bepaalde slanglengte tussen de T-connector en de Shadow Drive.
• Bij enkele bediening mag u geen T-connector tussen het roer en de Shadow Drive plaatsen.
• Bij dubbele bediening installeert u de Shadow Drive tussen de pomp en het onderste roer, dichter bij het roer dan bij de pomp.
• Installeer de Shadow Drive ofwel in de stuurboordleiding of de bakboordleiding.
Installeer de Shadow Drive niet in de retourleiding of de hogedrukleiding, indien van toepassing.
WAARSCHUWING
Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of schade aan het product door brand of oververhitting te voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de garantie op het product.
3
Onderdeel Beschrijving Belangrijke overwegingen
À Á Â
Ã
Ä
Å
4
Bediening
CCU Dit is de kompasbol.
Gegevenskabel bediening
NMEA 2000 netwerk De bediening en de CCU moeten worden aangesloten op een NMEA 2000 netwerk via de meegeleverde T-
CCU-kabel Als u deze kabel wilt doortrekken naar de pomp, dient u zelf de vereiste verlengkabels aan te schaffen
Pomp In dit schema worden geen hydraulische verbindingen getoond. Zie pagina 6 voor schema's van het
Installeer deze kabel alleen als u de stuurautomaat aansluit op optionele NMEA 0183 compatibele toestellen, zoals een windsensor, een watersnelheidsensor of een GPS-toestel (pagina 14)
connectors (pagina 2). Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met
de meegeleverde kabels en connectors (pagina 13).
(pagina 2). Deze kabel dient voor het aansluiten van het alarm en de shadow drive.
hydraulische systeem.
Onderdeel Beschrijving Belangrijke overwegingen
Æ
Ç
È É
NMEA 2000 voedingskabel
Voedingskabel pomp De pomp kan worden aangesloten op een voedingsbron van 12–24 VDC. Als u deze kabel wilt verlengen,
Alarm Zie pagina 13 voor informatie over de bedrading.
Shadow Drive Zie pagina 13 voor Shadow Drive informatie over de bedrading.
Installeer deze kabel alleen als u een NMEA 2000 netwerk opzet. Installeer deze kabel niet als u een bestaand NMEA 2000 netwerk op uw boot hebt (pagina 2).
De NMEA 2000 voedingskabel moet worden aangesloten op een 9–16 VDC voedingsbron.
moet u de juiste draaddiameter gebruiken (pagina 15).

Schema van onderdelen

Schema enkele bediening

OPMERKING: Dit schema is alleen bedoeld voor planningsdoeleinden. Meer specifieke aansluitingsschema's vindt u in de gedetailleerde instructies bij elk onderdeel. Hydraulische verbindingen worden in dit schema niet aangegeven.
Onderdeel Beschrijving Belangrijke overwegingen
À Á Â
à Ä
Bediening
Pomp
12–24 VDC accu De pomp kan worden aangesloten op een voedingsbron van 12–24 VDC.
De NMEA 2000 voedingskabel moet worden aangesloten op een 9–16 VDC voedingsbron.
CCU Installeer de CCU in de voorste helft van de boot, niet hoger dan 3 m (10 ft.) boven de waterspiegel.
NMEA 2000 netwerk De bediening en de CCU moeten worden aangesloten op een NMEA 2000 netwerk via de meegeleverde T-
connectors (pagina 2). Als er geen bestaand NMEA 2000-netwerk op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de
meegeleverde kabels en connectors (pagina 13).
5

Richtlijnen voor schema met dubbele bediening

OPMERKING: Dit schema is alleen bedoeld voor planningsdoeleinden. Meer specifieke aansluitingsschema's vindt u in de gedetailleerde instructies bij elk onderdeel. Hydraulische verbindingen worden in dit schema niet aangegeven.
Onderdeel Beschrijving Belangrijke overwegingen
À Á
 Ã
Ä

Hydraulische schema's

Bediening
12–24 VDC accu De pomp kan worden aangesloten op een voedingsbron van 12–24 VDC.
De NMEA 2000 voedingskabel moet worden aangesloten op een 9–16 VDC voedingsbron.
Pomp
NMEA 2000 netwerk De bediening en de CCU moeten worden aangesloten op een NMEA 2000-netwerk via de meegeleverde T-
connectors (pagina 2). Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de
meegeleverde kabels en connectors (pagina 13).
CCU Installeer de CCU in de voorste helft van de boot, niet hoger dan 3 m (10 ft.) boven de waterspiegel.
• Garmin raadt het gebruik van T-connectors aan voor de aansluiting van de hydraulische leidingen op de pomp.
KENNISGEVING
Indien de stuurinrichting van uw boot niet overeenkomt met een van de hydraulische schema's in deze handleiding en u niet zeker weet hoe u de pomp moet installeren, neem dan contact op met Garmin productondersteuning.
Voordat u de pomp installeert, moet u bepalen welk type hydraulische besturing in uw boot aanwezig is. Elke boot is
• Voor het eenvoudig uitschakelen en verwijderen van de pomp, raadt Garmin aan de terugslagkleppen te installeren in de hydraulische leidingen tussen het pompspruitstuk en de T-connectors.
• Gebruik geen Teflon® tape voor hydraulische fittingen.
• Gebruik een geschikte schroefdraadafdichting op alle pijpdraden in het hydraulische systeem.
anders. Daarom moet u rekening houden met bepaalde aspecten van het bestaande hydraulische schema voordat u een montageplaats voor de pomp kiest.

Belangrijke overwegingen

• De pomp moet opnieuw worden geconfigureerd als de boot is uitgerust met een niet-gebalanceerde stuurcilinder (pagina 3).
6

Schema enkele bediening zonder stuurbekrachtiging

Shadow Drive
À
Stuurboordleiding
Á
Retourleiding
Â
Bakboordleiding
Ã
Terugslagkleppen
Ä
Pomp
Å
Roer
Æ
Stuurcilinder
Ç
7
Loading...
+ 15 hidden pages