Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
Page 4
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
1.2Voor de gebruiker
▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale
mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien
ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van
het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen
niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de
gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder
toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor
meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke
overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk
afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een
scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig
symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een
bepaalde concentratie.
Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%).
Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een
gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te
zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.
1.3Voor de installateur
1.3.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten
mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het
systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het
systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van
andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform
met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij
een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door
ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt
weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
RXYSQ4~6TAY1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482257-1 – 2017.03
Page 5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product
vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende
zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de
reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de
stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een
toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.
1.3.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
1.3.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde
hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
Page 6
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens
een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank
onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten
wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel
worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid
koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
1.3.4Pekel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou
lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en
neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger
oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een
pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke
situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN
voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen
gespecificeerd in de relevante reglementering.
1.3.5Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
1.3.6Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 7
2 Over de documentatie
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende
voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast
om druk van buitenuit op de klemmenstrook te
voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een
kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk
vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
2Over de documentatie
2.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of
opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op
boerderijen, of voor commercieel gebruik door nietdeskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
Voor de installateur
3Over de doos
3.1Overzicht: Over de doos
In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren
nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor
te voorkomen.
▪ Beslis op voorhand waarlangs u de unit naar binnen zult brengen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7
Page 8
4 Over de units en opties
2
1
3
1
2
1×
a
1×
b
1×
c
1×
d
1×
2×1×1×
efgh
1×
3.2Buitenunit
3.2.1De buitenunit uitpakken
3.2.2Omgaan met de buitenunit
Draag de unit langzaam zoals weergegeven:
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit
c Label gefluoreerde broeikasgassen
d Informatiesticker installatie
e Gasleiding accessoire 1 (Ø19,1mm)
f Gasleiding accessoire 2 (Ø19,1mm)
g Kabelbinder
h Gasleiding accessoire 3 (Ø15,9mm)
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit
NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
Vorkheftruck. Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt
wanneer de unit op de pallet blijft.
3.2.3Accessoires van de buitenunit
verwijderen
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina16.
2 Verwijder de accessoires.
4Over de units en opties
4.1Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Identificatie van de buitenunit.
▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem.
▪ Met welke binnenunits en opties de buitenunits kunnen worden
gecombineerd.
4.2Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
4.2.1Identificatielabel: Buitenunit
Plaats
Modelidentificatie
Voorbeeld: R X Y S Q 6 TA Y1 B [*]
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 9
5 Voorbereiding
g
dd
cc
f
eb
a
g
f
e
CodeVerklaring
RBuiten luchtgekoeld
XWarmtepomp (niet-continu verwarmen)
YEén module
ZS-reeks
QKoelmiddeltype R410A
4~6Capaciteitklasse
TAVRV IV-reeks
Y1Voeding
BEuropese markt
[*]Aanduiding kleine modelwijziging
4.3Over de buitenunit
Deze montagehandleiding betreft het VRV IV-S, volledig door
inverter aangedreven warmtepompsysteem.
Deze units zijn ontworpen voor installatie buitenshuis en zijn bedoeld
voor lucht-lucht-warmtepomptoepassingen.
SpecificatieRXYSQ4~6
CapaciteitVerwarmen14,2~18,0kW
Koelen12,1~15,5kW
Ontwerptemperatuur
(omgeving)
Verwarmen–20~15,5°Cnatte bol
Koelen–5~46°Cdroge bol
4.4Systeemlay-out
OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een
temperatuur van minder dan –15°C.
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op
pagina9 voor meer informatie.
Het VRV IV-S-warmtepompsysteem kan worden gecombineerd met
verschillende types binnenunit en is uitsluitend bedoeld voor gebruik
met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de
productcatalogus voor VRV IV-S.
Hierna vindt u een overzicht van de toegelaten combinaties van
binnen- en buitenunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. De
combinaties zijn onderworpen aan regels (combinatie tussen buitenbinnen, combinaties tussen binnenunits, enz.) vermeld in de
technische data.
4.5.2Mogelijke combinaties van binnenunits
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden
aangesloten op een VRV IV-S-warmtepompsysteem. Deze lijst is
niet beperkend en hangt af van zowel de combinaties van de
buitenunitmodellen als de binnenunitmodellen.
▪ VRVDX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met RADX-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met AHU-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met luchtgordijnbinnenunits.
4.5.3Mogelijke opties voor de buitenunit
INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Koelmiddelaftakkit
BeschrijvingModelnaam
Refnet-verdelerKHRQ22M29H
Refnet-verbindingKHRQ22M20T
Zie "5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren" op pagina 14 voor de
selectie van de optimale aftakset.
a VRV IV-S-warmtepomp buitenunit
b Koelmiddelleiding
c VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)
g Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)
4.5Units en opties combineren
4.5.1Over combinaties van units en opties
OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de VRV IVS-warmtepomp om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie
(buitenunit+binnenunit(s)) zal werken.
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale
besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt.
Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor
geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
De externe besturingsadapter moet in de binnenunit worden
geïnstalleerd.
5Voorbereiding
5.1Overzicht: Voorbereiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten alvorens u ter plaatse gaat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
Page 10
5 Voorbereiding
b
c
f
d
d
a
c
be
(mm)
≥1500
≥1000
≥1000
≥1000
≥1500
≥1500
≥1500
b
c
a
a
b
c
d
c
d
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden
5.2De installatieplaats voorbereiden
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
5.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees ook de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie het
hoofdstuk "Algemene voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de veiligheid".
▪ Vereisten voor de serviceruimte. Zie het hoofdstuk
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op
een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor
commerciële als kleinindustriële toepassingen.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving
kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet
de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
▪ De lamellen van de warmtewisselaar zijn scherp en kunnen
iemand verwonden. Kies een installatieplaats waar er geen risico
is dat iemand zich kan verwonden (in het bijzonder in omgevingen
waar kinderen spelen).
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen
verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door
het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur
van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan
elektronische ruis veroorzaken afkomstig van
radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan
specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden
tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een
specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan
echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische
draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's,
enz. te installeren.
a Pc of radio
b Zekering
c Aardlekbeveiliging
d Gebruikersinterface
e Binnenunit
f Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer
bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur
te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in
kabelbuizen liggen.
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan
rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit
blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan
de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
RXYSQ4~6TAY1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482257-1 – 2017.03
Page 11
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
a
a
a
b
a
b
c
c
d
T
AO
(°C WB)
ab
20
15.5
15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
10152025
27
30
T
AI
(°C DB)
verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Draai de luchtuitlaatkant in de richting van de muur van het gebouw,
hek of scherm.
a Controleer of er voldoende installatieruimte is
Plaats de uitlaatzijde in een rechte hoek op de richting van de wind.
5 Voorbereiding
a Afdakje tegen de sneeuw
b Voetstuk (minimale hoogte = 150mm)
c Belangrijkste windrichting
d Luchtuitlaat
OPMERKING
Wanneer de unit wordt gebruikt om te verwarmen bij een
lage buitentemperatuur en een hoge vochtigheidsgraad,
neem dan voorzorgsmaatregelen om de afvoeropeningen
van de unit vrij te houden.
Verwarmen:
a Belangrijkste windrichting
b Luchtuitlaat
5.2.2Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
koude klimaten
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat
de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
Als de unit wordt geselecteerd om te werken bij een
omgevingstemperatuur van minder dan –5°C gedurende
minstens 5 dagen, met een relatieve vochtigheidsgraad
van meer dan 95%, dan bevelen wij aan om een Daikinreeks te gebruiken die specifiek is ontworpen voor
dergelijke toepassingen en/of om contact op te nemen met
uw dealer voor meer informatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
Page 12
5 Voorbereiding
b
a
a
b
5.2.3Voorzorgsmaatregelen voor
koelmiddellekken
Over voorzorgsmaatregelen voor
koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid
garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale
reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale
reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een
volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin
moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot
genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van
koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het
systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen
en normen ter zake.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de
maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan
de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus
zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van
het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal
toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare
concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A
beperkt tot 0,44kg/m3.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van
(D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
DAls er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
EAls de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is
om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen ruimten
b Scheiding (Als er een opening is zonder deur of als
er boven of onder de deur openingen zijn die elk in
grootte equivalent zijn aan 0,15% of meer van het
vloeroppervlak.)
a Richting van de koelmiddelstroom
b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen,
zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de
onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om
eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
FormuleA+B=C
AHoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee
het systeem is gevuld voordat het de fabriek
verlaat)
BHoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
CTotale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat
van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal
toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de
ruimte ernaast worden voorzien.
FormuleF/G≤H
FTotaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
GVolume (in m3) van de kleinste ruimte met
een binnenunit
HMaximale concentratie (kg/m3)
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast.
Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast
tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal
toelaatbare concentratie.
5.3De koelmiddelleidingen
voorbereiden
5.3.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig
onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de
hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk
afzonderlijk systeem is gevuld.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 13
OPMERKING
t
Ø
A
B-1B-2
C-1C-2C-3C-4EEEE
11
3-13-23-33-4
A
D
RA DXVRV DX
D
4
4
5555
22
22
a
e
bc
d
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte
voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem
schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen
schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer
R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen
aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de
afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
5 Voorbereiding
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten
geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur
gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor
koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m
bedragen.
5.3.2Materiaal koelmiddelleidingen
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
HardingsgraadDikte (t)
(Ø)
6,4mm (1/4")
Gegloeid (O)≥0,80mm
9,5mm (3/8")
12,7mm (1/2")
15,9mm (5/8")Gegloeid (O)≥0,99mm
19,1mm (3/4")
Halfhard (1/2H)≥0,80mm
22,2mm (7/8")
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de
maximum bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het
naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen
vereist.
(a)
1 Buitenunit
2 Koelmiddelaftaksets
3-1~3-4 VRVDX-binnenunits
4 BP-units
5 RADX-binnenunits
A Leiding tussen buitenunit en (eerste) koelmiddelaftakset
B-1 B-2 Leiding tussen koelmiddelaftaksets
C-1~C-4 Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
D Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit
E Leiding tussen BP-unit en RADX-binnenunit
Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet verkrijgbaar
zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd
hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te
voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op
pagina24.
A: Leiding tussen buitenunit en (eerste)
koelmiddelaftakset
Wanneer de equivalente leidinglengte tussen de buiten- en
binnenunits 90 m of meer bedraagt, moet u een dikkere
hoofdgasleiding gebruiken. Gebruik de oorspronkelijke
leidingdiameter wanneer de aanbevolen gasleidingmaat niet
beschikbaar is (dit kan evenwel een kleine capaciteitsafname tot
gevolg hebben).
5.3.3Leidingmaat selecteren
Bepaal de geschikte maat aan de hand van de volgende tabellen en
de afbeelding (alleen als referentie).
INFORMATIE
▪ VRVDX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met RADX-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met AHU-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met luchtgordijnbinnenunits.
INFORMATIE
Als RA DX-binnenunits worden geïnstalleerd, moet lokale
instelling [2‑38] (=type geïnstalleerde binnenunits) worden
geconfigureerd. Zie "7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op
a Buitenunit
b Hoofdgasleiding
c Vergroten
d Eerste koelmiddelaftakkit
e Binnenunit
Type capaciteit
buitenunit (HP)
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
StandaardVergroot
4+515,919,19,5
619,122,2
B: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit
van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van
de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de
koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van
het systeem.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
Page 14
5 Voorbereiding
Capaciteitsindex
binnenunit
<15015,99,5
150≤x≤18219,1
Voorbeeld: Stroomafwaartse capaciteit voor B-1 = capaciteitsindex
van unit 3-1 + capaciteitsindex van unit 3-2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
C: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en
binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof,
gas) op de binnenunits. De diameters van binnenunits zijn als volgt:
Capaciteitsindex
binnenunit
15~5012,76,4
63~14015,99,5
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
D: Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit
Totale
capaciteitsindex
van aangesloten
binnenunits
15~6212,76,4
63~14915,99,5
150~18219,1
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
E: Leiding tussen BP-unit en RA DX-binnenunit
Capaciteitsindex
binnenunit
15~429,56,4
5012,7
609,5
7115,9
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
GasleidingVloeistofleiding
5.3.4Koelmiddelaftaksets selecteren
Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.3 Leidingmaat
selecteren"op pagina13.
Refnet-verbinding aan de eerste aftakking (vanaf de buitenunit)
Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de buitenunit een
refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de volgende
tabel volgens de capaciteit van de buitenunit. Voorbeeld: Refnetverbinding A→B‑1.
Type capaciteit buitenunit (HP)Koelmiddelaftakset
4~6KHRQ22M20T
Refnet-verbindingen bij andere aftakkingen
Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking het
juiste model aftakset op basis van de totale capaciteitsindex van alle
binnenunits die na de koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Voorbeeld: Refnet-verbinding B‑1→C‑1.
Capaciteitsindex binnenunitKoelmiddelaftakset
<182KHRQ22M20T
Refnet-verdelers
Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle onder
de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex binnenunitKoelmiddelaftakset
<182KHRQ22M29H
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden
aangesloten.
5.3.5Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil
De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de volgende vereisten. Twee patronen komen aan bod:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
Page 16
6 Installatie
2×
5.4De elektrische bedrading
voorbereiden
5.4.1Over het voldoen aan de normen inzake
elektriciteit
Deze apparatuur is conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan
Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en
het openbare systeem.
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen
geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare
laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en
≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum
Ssc-waarde.
ModelMinimumwaarde van S
RXYSQ4~6910kVA
5.4.2Vereisten voor beveiligingen
De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste
beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering
op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende
wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de
geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande
tabel.
ModelMinimum
circuitampère
RXYSQ4~618,5A25A
Aanbevolen
zekeringen
sc
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
▪ De buitenunit monteren.
▪ De binnenunits monteren.
▪ De koelmiddelleiding aansluiten.
▪ De koelmiddelleiding controleren.
▪ Koelmiddel bijvullen.
▪ De elektrische bedrading aansluiten.
▪ De installatie van de buitenunit voltooien.
▪ De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren,
koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische
bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de
montagehandleiding van de binnenunit.
6.2De units openen
6.2.1Over het openen van de units
Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
6.2.2De buitenunit openen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Voor alle modellen:
▪ Fase en frequentie: 3N~50Hz
▪ Spanning: 380-415V
▪ Doorsnede transmissiekabels:
TransmissiebedradingPlastic snoeren met mantel van
Maximale kabellengte
(= afstand tussen buitenunit en
verste binnenunit)
Totale kabellengte
(= afstand tussen buitenunit en
alle binnenunits)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden
valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
0,75 tot 1,25mm² of kabels (2-
aderige draden)
300m
600m
6Installatie
6.1Overzicht: Installatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en
weten om het systeem te installeren.
6.3De buitenunit monteren
6.3.1Over de montage van de buitenunit
Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende
stappen:
1De installatiestructuur voorzien.
2De buitenunit installeren.
3Ervoor zorgen dat de unit niet kan omvallen.
4De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats
voorbereiden" in "5Voorbereiding"op pagina9.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 17
6 Installatie
(mm)
>150
620
350
(345-355)
4× M12
a
20
a
4× M12
≥150 mm
191
6768
395
47
151
aaa
6.3.2Voorzorgsmaatregelen bij de montage
van de buitenunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
6.3.3De installatiestructuur voorzien
Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de
unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai
maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het
schema van de fundering.
Leg 4 sets met ankerbouten, moeren en vulringen klaar (lokaal te
voorzien):
6.3.4De buitenunit installeren
6.3.5Afvoer voorzien
▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd.
▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben,
zodat ijs zich niet kan ophopen.
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om het
overtollig water rond de unit af te voeren.
▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit om ervoor
te zorgen dan het voetpad niet glad wordt bij vriestemperaturen.
▪ Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan een
waterdichte plaat op maximum 150mm van de onderkant van de
unit om te verhinderen dat water in de unit kan binnendringen en
afgevoerd water zou druppelen (zie de volgende afbeelding).
a Blokkeer de afvoeropeningen niet af.
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel
van de bouten bedraagt 20mm.
OPMERKING
Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vast
op de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaats
waarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert of
loskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.
OPMERKING
Als de afvoeropeningen van de buitenunit geblokkeerd
worden door een installatiebasis of het oppervlak van de
vloer, moet u de unit hoger plaatsen zodat er een vrije
ruimte van meer dan 150mm onder de buitenunit ontstaat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
Page 18
6 Installatie
1
1
≤Ø25.4
6.3.6Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan
omvallen
Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen
overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2 kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit.
3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te
voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast. Span deze uiteinden
aan.
6.4De koelmiddelleiding aansluiten
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met
betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus
vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik enkel R410A wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen
voor R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk
kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals
minerale oliën en vocht) in het systeem terecht kunnen
komen.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de
leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren steekt.
ToestelInstallatieperiodeBeschermingsmeth
Buitenunit>1maandDe leiding
<1maandDe leiding
BinnenunitOngeacht de periode
dichtknijpen
dichtknijpen of met
kleefband afdichten
ode
6.4.1Over het aansluiten van de
koelmiddelleidingen
Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪ Koelmiddelaftaksets aansluiten
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits)
▪ De koelmiddelleiding isoleren
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
▪ Verwijderen van dichtgeknepen leidingen
6.4.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de
koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u
koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter
van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
6.4.3Richtlijnen voor het buigen van leidingen
Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten
moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm
bedragen of meer zelfs).
6.4.4Het uiteinde van een buis solderen
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale
leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de
afbeelding.
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van
de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de
kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een
goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20 kPa
(0,2bar) (d.w.z. net genoeg om te voelen op de huid).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 19
abcde
f
f
a Koelmiddelleiding
c
d
a
b
ab
cde
1
2
3
4
b Te hardsolderen deel
c Tape
d Handbediende klep
e Reduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen.
Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk
gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal
(BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist.
Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op
koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis
corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal
het de koelmiddelolie aantasten.
6.4.5Gebruik van de afsluiter en servicepoort
Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking.
▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
▪ De afsluiter is gesloten in de fabriek.
6 Installatie
OPMERKING
Deze waarden voor het aanhaalmoment gelden alleen
voor het openen van Ø19,1mm afsluiters.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Sluitrichting:
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
a Servicepoort
b Deksel afsluiter
c Zeskantgat
d Schacht
e Afdichting
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Om de Ø19,1 mm afsluiter volledig te openen, draai de
zeskantsleutel tot een aanhaalmoment tussen 27 en 33 N•m is
bereikt.
Een verkeerd aanhaalmoment kan lekkage van het koelmiddel en
breuk van het afsluiterdeksel veroorzaken.
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Zorg dat u het niet beschadigt.
▪ Draai het afsluiterdeksel na gebruik van de afsluiter goed vast. Zie
de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het afsluiterdeksel op
koelmiddellekken.
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-klep is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
Page 20
6 Installatie
c
d
a
b
p<p
>
R410AN2
bce
a
fg
d
AB
a
b
a
b
c
d
cc
ba
4× Ø6 mm
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
KlephuisZeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
Servicepoo
rt
ksel)
Ø9,55,4~6,64mm13,5~16,511,5~13,9
Ø12,78,1~9,918,0~22,0
Ø19,127,0~33,08mm22,5~27,5
6.4.6Dichtgeknepen leidingen verwijderen
WAARSCHUWING
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
Het niet goed naleven van de instructies in de
onderstaande procedure kan leiden tot schade aan
voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de
omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Verwijder de dichtgeknepen leiding met de volgende procedure:
1 Verwijder het klepdeksel en zorg dat de afsluiters helemaal
dicht zijn.
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de
servicepoort van alle afsluiters.
WAARSCHUWING
Verwijder de dichtgeknepen leiding nooit door
hardsolderen.
Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de
dichtgeknepen leiding wegblazen.
6 Wacht tot alle olie uit de leiding is gedruppeld alvorens verder
te gaan met de aansluiting van de lokale leiding wanneer niet
alle olie kon worden afgetapt.
6.4.7Koelmiddelleiding op buitenunit
aansluiten
OPMERKING
Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere
leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de
aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de leiding
met gepast isolatiemateriaal worden beschermd, om te
voorkomen dat ze in contact komt met de behuizing.
1 Doe het volgende:
▪ Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina16.
▪ Verwijder de inlaatplaat van de leidingen (a) met schroef (b).
3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp
4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten af zodra alle
5 Snijd het onderste deel van de leidingen van de gas- en
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
A Klep A
B Klep B
van een aftaptoestel.
VOORZICHTIG
Laat geen gassen vrij in de atmosfeer.
gas en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd.
vloeistofafsluiters af op de zwarte streep. Gebruik hiervoor
gepast gereedschap (bijv. een pijpensnijder, een kniptang).
2 Kies de richting langs waar u de leiding wilt leggen (a, b, c of d).
3 Als u de leiding langs onder wilt leggen:
▪ Boor (a, 4×) en open de uitbreekopening (b).
▪ Snijd de gleuven (c) uit met een metaalzaag.
RXYSQ4~6TAY1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482257-1 – 2017.03
Page 21
6 Installatie
a
b
a bc
ab fg
cde
A
A
cdd1
dc
c d d1
d
d1
a
A
B
±
3
0
°
a
b
c
a
4 Doe het volgende:
▪ Sluit de vloeistofleiding (a) aan op de vloeistofafsluiter.
(soldeersel)
▪ Sluit de gasleiding (b) aan op de gasafsluiter. (soldeersel)
OPMERKING
Bij het solderen: Soldeer eerst de vloeistofzijdige
leidingen, en vervolgens de gaszijdige leidingen. Breng de
elektrode in via de voorkant van de unit en de lasbrander
via de rechterkant om te solderen met de vlammen naar
buiten en de geluidsisolatie van de compressor en andere
leidingen niet te beschadigen.
a Elektrode
b Vuurbestendige plaat
c Lasbrander
d Vlammen
e Geluidsisolatie compressor
f Leiding vloeistofzijde
g Leiding gaszijde
▪ Sluit de gasleidingaccessoires (c, d) aan, en snijd ze af op
de vereiste lengte (d1).
5 Monteer het servicedeksel en de inlaatplaat van de leidingen.
6 Dicht alle openingen af (voorbeeld: a) om te voorkomen dat er
sneeuw of kleine dieren in het systeem terechtkomen.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
Vergeet niet om na de installatie van de koelmiddelleiding
en het vacuümdrogen de afsluiters te openen. Wanneer u
het systeem probeert te gebruiken met gesloten afsluiters
kan de compressor schade oplopen.
6.4.8Koelmiddelaftakset aansluiten
Raadpleeg de bij de set geleverde montagehandleiding voor de
installatie van de koelmiddelaftakset.
▪ Monteer de refnet-verbinding zodat ze horizontaal of verticaal
aftakt.
▪ Monteer de refnet-verdeler zodat hij horizontaal aftakt.
Mogelijkheid 1: Naar de
voorkant
Mogelijkheid 3: Naar de
Mogelijkheid 2: Naar de
achterkant
a Horizontaal oppervlak
b Refnet-verbinding verticaal gemonteerd
c Refnet-verbinding horizontaal gemonteerd
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
Page 22
6 Installatie
Zijn de werkzaamheden aan
de koelmiddelleiding klaar?
Waren de binnenunits en/of
buitenunit al ingeschakeld?
Gebruik procedure:
"Methode 2: Na inschakelen".
Werk de leidingen af.
Gebruik procedure:
"Methode 1: Vóór inschakelen
(gewone methode)".
Ja
Nee
Nee
Ja
p<p
>
N2
C
bce
a
g
f
d
AB
6.5De koelmiddelleiding controleren
6.5.1Over het controleren van de
koelmiddelleidingen
Alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen moeten klaar zijn
alvorens de (buiten- of binnen-)units in te schakelen.
De expansiekleppen worden geïnitialiseerd bij het inschakelen van
de units. Dit betekent dat ze worden gesloten. Een lektest en
vacuümdrogen van lokale leidingen en binnenunits is niet mogelijk
wanneer dit gebeurt.
Daarom zijn er 2 methoden voor de initiële installatie, lektest en
vacuümdrogen.
Methode 1: Voor inschakelen
Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale
stappen vereist voor de lektest en het vacumeren.
Methode 2: Na inschakelen
Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21]
(zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 30). Deze instelling
opent de lokale expansiekleppen zodat het R410A door de leidingen
kan stromen en de lektest en vacumeren kunnen worden uitgevoerd.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle binnenunits die op de buitenunit zijn
aangesloten, ingeschakeld zijn.
OPMERKING
Wacht tot de buitenunit klaar is met initialiseren om
instelling [2‑21] in te stellen.
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in
de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven
tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn
alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene)
lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de
buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het
vacuümdrogen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
Zie "6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 22
voor meer informatie over de stand van de kleppen.
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of
een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van
–100,7kPa (−1,007bar) (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem
terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp
om de installatie te ontluchten.
6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
KlepStand van de klep
Klep AOpen
Klep BOpen
Klep COpen
Afsluiter vloeistofleidingGesloten
Afsluiter gasleidingGesloten
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd
eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen
ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer
informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden
uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt
ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk
beschreven stroomschema (zie "6.5.1Over het controleren
van de koelmiddelleidingen"op pagina22).
6.5.4Lektest uitvoeren
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
RXYSQ4~6TAY1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482257-1 – 2017.03
Page 23
6 Installatie
b
a
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7kPa (–1,007bar) (5 Torr
absoluut).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het
systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar).
Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de
maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw
groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor
kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers
zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen
als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de
flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater
kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect
tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
6.6Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
≤30°C75% tot 80% RV15mm
>30°C≥80% RV20mm
Op de isolatie kan condens ontstaan.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de
buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
onderstaande afbeelding.
VochtigheidMinimumdikte
6.5.5Vacuümdrogen
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat
ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar
de binnenunits open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd
voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie
anders "6.5.1Over het controleren van de
koelmiddelleidingen"op pagina22 voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7kPa (–1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil
vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de
buitenunit of laat u ze dicht. Zie "6.7.4 Koelmiddel vullen" op
pagina24 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk
in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden
hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van
de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel
probleem voor de goede werking van de unit.
a Isolatiemateriaal
b Afdichtingsmateriaal, enz.
6.7Koelmiddel bijvullen
6.7.1Over koelmiddel bijvullen
De buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar
afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel
worden bijgevuld.
Alvorens koelmiddel bij te vullen
Controleer de externe koelmiddelleiding van de buitenunit (lektest,
vacuümdrogen).
Typische werkstroom
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende
stappen:
1De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
Page 24
6 Installatie
p<p
>
N2
C
bce
a
g
f
d
AB
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken
veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt
2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld,
kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen
van de binnen- en buitenunits worden uitgevoerd, werkt de
compressor niet voordat de communicatie tussen de
buitenunit(s) en binnenunits op een correcte manier tot
stand is gebracht.
OPMERKING
Alvorens u begint met de vulprocedures, controleer of het
7-segmentendisplay normaal is (zie "7.2.4 Stand 1 of 2
activeren" op pagina 30), en of er geen storingscode op
de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Als een
storingscode wordt weergegeven, zie "11.3 Problemen op
basis van storingscodes oplossen"op pagina40.
OPMERKING
Controleer of alle aangesloten binnenunits worden herkend
([1‑5]).
Leiding in inchLeiding in mm
LeidingGewichtsfactorLeidingGewichtsfactor
Ø6,4mm0,022Ø6mm0,018
Ø9,5mm0,059Ø10mm0,065
Vereisten inzake de aansluitverhouding. Bij de selectie van
binnenunits moet de aansluitverhouding (CR) voldoen aan de
volgende vereisten: Zie de technische data voor meer informatie.
BinnenunitspkTotale CR
(a)
CR per type
(b)
VRVDXRADX
VRVDX4100~130%—
580~130%—
670~130%—
RADX4100~130%—100~130%
580~130%—80~130%
670~130%—70~130%
(a) Total CR = Totale aansluitverhouding capaciteit van
binnenunits
(b) CR per type = Toegestane capaciteit aansluitverhouding
per type binnenunit
6.7.4Koelmiddel vullen
Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt het bij
grote systemen aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel
vooraf te vullen via de vloeistofleiding, en daarna pas handmatig te
vullen. U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het vullen
langer.
Koelmiddel vooraf vullen
Sluit de koelmiddelfles aan op de servicepoort van de
vloeistofafsluiter om vooraf te vullen zonder draaiende compressor.
1 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de
buitenunit en klep A gesloten zijn.
6.7.3Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld
Formule:
R=[(X1ר9,5)×0,059+(X2ר6,4)×0,022]
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm,
vervang de gewichtsfactoren in de formule door de waarden in de
volgende tabel:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
OPMERKING
Sluit het voorpaneel voordat u begint met koelmiddel bij te
vullen. Wanneer het voorpaneel niet gesloten is, kan de
unit niet controleren of er geen storingen zijn.
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale
leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv.
na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de
oorspronkelijke hoeveelheid (zie naamplaatje op de unit)
en de berekende extra hoeveelheid koelmiddel in de unit
worden gebracht.
moet worden
INFORMATIE
Neem contact op met uw dealer voor het finale aanpassen
van de hoeveelheid koelmiddel.
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
X
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
1...2
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
2 Open klep C en B.
3 Breng vooraf koelmiddel in de unit tot de berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt of tot u niet meer vooraf kunt
vullen, en sluit dan klep C en B.
4 Doe een van de volgende zaken:
AlsDan
De berekende hoeveelheid
extra koelmiddel is bereikt
Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding.
De instrucites van "Koelmiddel
vullen (in handmatige stand
voor bijvullen van extra
koelmiddel)" moeten niet
worden uitgevoerd.
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 25
6 Installatie
p<p
>
R410A
ac
d
b
A
d
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d
e
AlsDan
Te veel koelmiddel in het
systeem
Verwijder koelmiddel af.
Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding.
De instrucites van "Koelmiddel
vullen (in handmatige stand
voor bijvullen van extra
koelmiddel)" moeten niet
worden uitgevoerd.
De berekende hoeveelheid
extra koelmiddel is nog niet
bereikt
Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding.
Ga verder met de instructies
van "Koelmiddel vullen (in
handmatige stand voor
bijvullen van extra
koelmiddel)".
Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra
koelmiddel)
De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de
buitenunit in de stand voor handmatig bijvullen van koelmiddel te
gebruiken.
5 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg dat klep A gesloten is.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt
een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op
pagina 25 en los de storing op zoals beschreven.
Druk op BS3 om de storing te resetten. U kunt de
instructies voor "Vullen" herbeginnen.
▪ Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in
de inactieve stand.
10 Open klep A.
11 Breng koelmiddel in de unit tot de resterende berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt, en sluit dan klep A.
12 Druk op BS3 om de handmatige stand voor bijvullen van extra
koelmiddel te verlaten.
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel
(vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt,
wordt de compressor beschadigd.
OPMERKING
Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het deksel
van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het aanhaalmoment
voor het deksel is 11,5 tot 13,9N•m.
6 Open alle afsluiters van de buitenunit. Op dit punt moet klep A
moet dicht blijven!
7 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina29 en "8Inbedrijfstelling"op pagina37 zijn genomen.
8 Schakel de voeding van de binnenunits en de buitenunit in.
9 Activeer instelling [2‑20] om te beginnen met handmatig vullen
van koelmiddel. Zie "7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen" op
De koelmiddelvulpoort is aangesloten op de leiding in de
unit. De interne leidingen van de unit zijn al in de fabriek
gevuld met koelmiddel - sluit de vulslang dus voorzichtig
aan.
INFORMATIE
Het handmatig bijvullen van koelmiddel stopt automatisch
na 30 minuten. Als het vullen na 30 minuten nog niet
voltooid is, voert u de procedure voor bijvullen van
koelmiddel opnieuw uit.
6.7.5Foutcodes bij het vullen met koelmiddel
INFORMATIE
In het geval van een storing verschijnt de foutcode op de
gebruikersinterface van de binnenunit.
Sluit in het geval van een storing onmiddellijk klep A. Controleer de
storingscode en neem de overeenkomstige maatregelen,
"11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen" op
pagina40.
6.7.6De label voor fluorhoudende
broeikasgassen bevestigen
1 Vul de label als volgt in:
a Indien bij de unit een meertalig label voor gefluoreerde
broeikasgassen wordt geleverd (zie accessoires), haalt u
de juiste taal eraf en plakt u het bovenop a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit
c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel
d Totale hoeveelheid koelmiddelvulling
e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = aardopwarmingsvermogen
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
Page 26
6 Installatie
a
d
b
c
bgg
c
fffh
eee
a
hhh
hh
A
B
C
b2
b3
c1
c2
b1
a
2 Breng het label aan op de binnenkant van de buitenunit. Er is
plaats voorzien voor het label op de afbeelding met het
bedradingsschema.
6.8De elektrische bedrading
aansluiten
6.8.1Over het aansluiten van de elektrische
bedrading
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de
volgende stappen:
1Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units.
2De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit.
3De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunits.
4De hoofdvoeding aansluiten.
Lokale bedrading: Overzicht
De lokale bedrading bestaat uit de bedrading van de voeding (altijd
met aarding) en communicatie tussen binnen- en buitenunit
(=transmissie).
Voorbeeld:
Houd de transmissiebedrading buiten de unit samen met de lokale
leidingen.
Aftakkingen
Maximum aantal aftakkingen
voor kabels tussen units
TransmissiebedradingPlastic snoeren met mantel van
0,75 tot 1,25mm² of kabels (2-
Maximale kabellengte
(= afstand tussen buitenunit en
verste binnenunit)
Totale kabellengte
(= afstand tussen buitenunit en
alle binnenunits)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden
valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Een aftakking mag niet verder worden afgetakt.
9
aderige draden)
300m
600m
A Buitenunit
a Lokale voeding (met aardlekbeveiliging)
b Hoofdschakelaar
c Aardingsaansluiting
d Buitenunit
e Binnenunit
f Gebruikersinterface
g Voedingsbedrading (ommantelde kabel) (230 V)
h Transmissiebedrading (ommantelde kabel) (16 V)
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten
afzonderlijk worden gehouden. Deze bedradingen moeten altijd op
minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele
elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de voedingskabel en de
transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De
transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen
kruisen, maar ze mogen niet parallel lopen.
▪ De transmissiebedrading en de voedingsbedrading
mogen niet in contact komen met de interne leidingen
(behalve de inverter PCB-koelleiding) om te voorkomen
dat de bedrading beschadigd wordt door hete
leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet
loskomen.
6.8.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
B Binnenunit
C Centrale gebruikersinterface (enz.)
a Hoofdleiding
b1, b2, b3 Afgetakte leidingen
c1, c2 Een aftakking mag niet verder worden afgetakt
van elektrische bedrading
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten moeten worden
geïnstalleerd door een erkend elektricien en moeten
voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 27
6 Installatie
b
c
a
ba
cb
c
aa
A
AA´
A´
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
OPMERKING
▪ De bescherming van dit product tegen omgekeerde
polariteit werkt alleen bij het opstarten van het product.
Eventuele omgekeerde polariteit wordt dus niet
gedetecteerd tijdens de normale werking van het
product.
▪ De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om
het product uit te schakelen wanneer het zich bij het
opstarten ongewoon gedraagt.
▪ Vervang 2 van de 3 fasen (L1, L2 en L3) wanneer het
beveiligingscircuit tegen omgekeerde polariteit is
geactiveerd.
6.8.3Richtlijnen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de
randen en de delen rond de randen om roestvorming te
voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de
uitbreekopeningen te voorkomen.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Gebruik de unit niet alvorens de koelmiddelleidingen
compleet zijn. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat
de leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal
het systeem niet werken.
OPMERKING
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en
kan ongevallen veroorzaken.
OPMERKING
Verwijder nooit een thermistor, sensor, enz. wanneer u de
voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit. (Als
u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan de
compressor defect raken.)
a Uitbreekopening
b Braam
c Afdichting, enz.
6.8.4Richtlijnen bij het aansluiten van
elektrische bedrading
Denk aan de volgende punten:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Glijd het rond oog over de draad tot aan het
bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt
werktuig.
a Gevlochten geleider
b Ronde krimpklem
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
Page 28
6 Installatie
c bbac
a
B
B
ab
F1 F2F1 F2F1 F2
F1 F2F1 F2F1 F2
a
b
X1M (A1P)
F1Q2F2F1Q1F2
TO MULTI
UNIT
TO OUT/DTO IN/D
3N~50 Hz
380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a
b
c
a
a
b
X1M
X1M
(A1P)
a
a
a
b
a
b
a
b
2
3
1
DraadtypeMethode
Gevlochten geleider
met rond oog
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
Aanhaalmomenten
BedradingSchroefmaatAanhaalmoment
Voedingsbedrading
M52,2~2,7
(voeding +
afgeschermde
aarding)
Transmissiebedradi
M3,50,8~0,97
ng
6.8.5De elektrische bekabeling op de
buitenunit aansluiten
OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden
aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina16.
2 Strip de isolatie (20mm) van de draden af.
(N•m)
a Aardlekschakelaar
b Zekering
c Voedingskabel
5 Maak de kabels (voeding en transmissiebedrading) vast met
kabelbinders.
a Kabelbinder
b Bevestigingsplaat
X1M Voeding
X1M (A1P) Transmissiebedrading
6 Geleid de bedrading door het frame en sluit ze erop aan.
3 Sluit de transmissiebedrading als volgt aan:
4 Sluit de voeding als volgt aan:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
a Strip de draad tot aan dit punt
b Als te veel draad wordt gestript, kan dit tot elektrische
schokken of lekkages leiden.
a Gebruik de geleider van een mantelkabel (2-dradig) (geen
polariteit)
b Klemmenstrook (lokaal te voorzien)
Door het frame
geleiden
Kies één van de 3 mogelijkheden:
a Voedingskabel
b Transmissiebedradingskabel
RXYSQ4~6TAY1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482257-1 – 2017.03
Page 29
7 Configuratie
a b cde
A B
abcde
2×
Aansluiten op het
frame
7 Breng het servicedeksel weer aan. Zie "6.9.2 De buitenunit
sluiten"op pagina29.
8 Installeer een aardlekschakelaar en zekering op de
voedingsleiding.
Voor kabels die uit de unit komen, kan een
beschermende mantelbuis worden
aangebracht in de uitbreekopening.
Bescherm de kabels met plastic buizen om
te voorkomen dat de rand van de
uitbreekopening in de kabels snijdt
wanneer u geen mantelbuis gebruikt.
A Binnenkant van de buitenunit
B Buitenkant van de buitenunit
a Draad
b Bus
c Moer
d Frame
e Slang
6.9De installatie van de buitenunit
voltooien
7Configuratie
7.1Overzicht: Configuratie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over:
▪ Lokale instellingen uitvoeren
▪ Energie besparen en optimale werking
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit
hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem
gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
6.9.1Transmissiebedrading voltooien
Omwikkel de transmissiebedrading na de installatie ervan in de unit,
samen met de lokale koelmiddelleidingen met behulp van
afwerkingstape, zoals hierna afgebeeld.
a Vloeistofleiding
b Gasleiding
c Isolatie
d Transmissiebedrading (F1/F2)
e Afwerkingstape
6.9.2De buitenunit sluiten
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u
het aanhaalkoppel van 4,1N•m NIET overtreft.
7.2Lokale instellingen uitvoeren
7.2.1Over lokale instellingen
Om het warmtepompsysteem te configureren, is een input naar de
hoofdprintplaat van de buitenunit (A1P) vereist. Hierbij worden de
volgende componenten voor lokale instellingen gebruikt:
▪ Drukknoppen voor input naar de printplaat
▪ Een display voor weergave van de feedback van de printplaat
Lokale instellingen worden bepaald door de stand, instelling en
waarde. Voorbeeld: [2‑8]=4.
Stand 1 en 2
StandBeschrijving
Stand 1
(controle
instellingen)
Stand1 kan worden gebruikt voor het
controleren van de actuele situatie van de
buitenunit. U kunt tevens de inhoud van
sommige lokale instellingen controleren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
Page 30
7 Configuratie
X1M
A1P
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS4
TEST
BS5
RESET
H1PH2PH3PH4PH5PH6PH7P
MODE
TEST:
L.N.O.P.
DEMAND
C/H SELECT
HWL:
IND
MASTER
SLAVE
H8P
MULTI
H1P
H2P H3P H4P H5P H6P H7P
-+ + + + +
[
H1P
32 16 84 2 1]
+ + + + +0 0 8 00 0
+ + + + +0 0 0 40 0
10~12 min
b
c
a
StandBeschrijving
Stand 2
(lokale instellingen)
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van
lokale instellingen van het systeem. U kunt de
actuele waarde van de lokale instelling
raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van
lokale instellingen de normale werking worden
hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt
voor speciale functies (bijv. 1-malige werking,
instelling aftappen/vacumeren, instelling
handmatig koelmiddel bijvullen, enz.). In dat
geval moet de speciale functie worden
afgebroken alvorens de normale werking kan
herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de
volgende verklaringen.
7.2.2Toegang tot de componenten voor lokale
instellingen
Zie "6.2.2De buitenunit openen"op pagina16.
7.2.3Componenten voor lokale instellingen
OPMERKING
De DIP-schakelaars (DS1 en/of DS2 op A1P) worden niet
gebruikt. Verander de fabrieksinstelling NIET.
Componenten voor lokale instellingen:
▪ Drukknoppen(BS1~BS5)
▪ 7-segmentendisplay (H1P~H7P)
▪ H8P: Led voor weergave tijdens initialisering
AAN ( ) UIT ( ) Knippert ( )
Drukknoppen
Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen. Stel
de drukknoppen in met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld
een ingeklikte balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder
stroom zou aanraken.
Display
Het display geeft de lokale instellingen weer die gedefinieerd worden
als [Stand-Instelling]=Waarde.
Display
7segmentendisplay
H1P: Geeft de stand weer
H2P~H7P: Geeft de instellingen en waarden weer, weergegeven in
binair
H8P: NIET gebruikt voor lokale instellingen, maar wel tijdens
initialisatie
Voorbeeld:
Beschrijving
Standaardsituatie
(H1P UIT)
Stand 1
(H1P knippert)
Stand 2
(H1P AAN)
Instelling 8
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 8)
Waarde 4
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 4)
7.2.4Stand 1 of 2 activeren
Nadat de units ingeschakeld zijn, schakelt het display in de
standaardsituatie. Van hieruit kunt u naar stand1 en stand2 gaan.
Initialisering: standaardsituatie
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
Schakel de voeding van de buitenunit en alle binnenunits in.
Wanneer de communicatie tussen binnenunits en buitenunit tot
stand is gebracht en normaal is, ziet het display er als volgt uit
(standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
BS1: MODE: Voor het veranderen van instelmodus
BS2: SET: Voor lokale instelling
BS3: RETURN: Voor lokale instelling
BS4: TEST: Voor testfunctie
BS5: RESET: Voor het resetten van het adres als de bedrading is
gewijzigd of als er een extra binnenunit is geïnstalleerd
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
Drukknoppen
a Inschakelen
b Standaardsituatie
c Led-aanduiding in het geval van een storing
Als de standaardsituatie na 10~12 minuten niet wordt weergegeven,
controleer dan de storingscode op de gebruikersinterface van de
binnenunit. Los de aangegeven storing op. Controleer eerst de
communicatiebedrading.
RXYSQ4~6TAY1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482257-1 – 2017.03
Page 31
7 Configuratie
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
cb
BS1 [1×]
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [5 s]
BS2 [X×]
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c
BS3 [1×]d
BS3 [1×]
BS1 [1×]
Schakelen tussen standen
Gebruik BS1 om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand1
en stand2.
a Standaardsituatie (H1P UIT)
b Stand 1 (H1P knippert)
c Stand 2 (H1P AAN)
BS1 Druk op BS1.
BS1 [5 s] Druk minstens 5seconden op BS1.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk
dan op BS1 om naar de standaardsituatie terug te keren.
7.2.5Gebruik van stand 1
In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden
uitgelezen.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Standaardsituatie
Lees de status van de geluidsarme werking aan als volgt uit:
#ActieKnop/display
1Controleer of de led's de
standaardsituatie aangeven.
(H1P UIT)
2Controleer de status van led
H6P.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand1
Lees instelling [1‑5] (= totaal aantal aangesloten binnenunits) als
volgt uit:
#ActieKnop/display
1Begin vanuit de
standaardsituatie.
2Selecteer stand 1.
3Selecteer instelling 5.
("X×" hangt af van de
instelling die u wilt
selecteren.)
4Geef de waarde van
instelling 5 weer.
(er zijn 8 binnenunits
aangesloten)
5Verlaat stand 1.
H6P UIT: Unit werkt
momenteel niet in de
geluidsarme werking.
H6P AAN: Unit werkt
momenteel in de geluidsarme
werking.
(= binair 5)
(= binair 8)
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand 2
Verander de waarde van instelling [2‑8] (= Te streeftemperatuur bij
koelen) als volgt in 4 (=8°C):
#ActieKnop/display
1Begin vanuit de
standaardsituatie.
2Selecteer stand 2.
3Selecteer instelling 8.
("X×" hangt af van de
instelling die u wilt
selecteren.)
4Selecteer waarde 4 (= 8°C).
a: Geef de huidige waarde
weer.
b: Verander in 4. ("X×" hangt
af van de huidige waarde en
de waarde die u wilt
selecteren.)
c: Voer de waarde in het
systeem in.
d: Bevestig. Het systeem
begint te werken volgens de
instelling.
5Verlaat stand 2.
(= binair 8)
7.2.7Stand 1 (en standaardsituatie): Controle
instellingen
In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden
uitgelezen.
7-segmentendisplay – Standaardsituatie (H1P UIT)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
Waarde / Beschrijving
H6PGeeft de status van de geluidsarme werking aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme
werking.
AAN
Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit
geproduceerde geluid in vergelijking met de nominale
bedrijfsomstandigheden.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand2.
De geluidsarme werking van het buitenunitsysteem kan op
twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door
middel van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld.
De unit werkt gedurende de geselecteerde tijdsduur in de
geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme werking op
basis van een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een
optioneel accessoire vereist.
7.2.6Gebruik van stand 2
In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te
configureren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
Page 32
7 Configuratie
Waarde / Beschrijving
H7PGeeft de status van de werking met
stroomverbruikbegrenzing aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet met
stroomverbruikbegrenzing.
AAN
Unit werkt momenteel met
stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het
stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale
bedrijfsomstandigheden.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden
ingesteld in stand2. De werking met
stroomverbruikbegrenzing van het buitenunitsysteem kan
op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik begrensd
door middel van een lokale instelling. De unit werkt dan
altijd met de geselecteerde begrenzing van het
stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het stroomverbruik begrensd
op basis van een externe input. Hiervoor is een optioneel
accessoire vereist.
7-segmentendisplay – Stand1 (H1P knippert)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
Instelling
()
[1‑5]
Geeft het totaal aantal
aangesloten binnenunits aan.
[1‑14]
Geeft de recentste storingscode
aan.
[1‑15]
Geeft de op 1 na laatste
storingscode aan.
[1‑16]
Geeft de op 2 na laatste
storingscode aan.
Waarde / Beschrijving
Hiermee kunt u controleren of het
totaal aantal geïnstalleerde
binnenunits overeenstemt met
het totaal aantal door het
systeem herkende binnenunits.
Als dit niet het geval is,
controleer dan de
communicatiebedrading tussen
de buiten- en binnenunits (F1/F2communicatieleiding).
Wanneer de recentste
storingscodes per ongeluk op de
gebruikersinterface van een
binnenunit werden gereset, kunt
u ze via deze controleinstellingen nog controleren.
Zie "11.3Problemen op basis
van storingscodes oplossen"op
pagina40 voor informatie over
de inhoud of de reden van de
meeste relevante storingscodes.
Meer gedetailleerde informatie
over storingscodes vindt u in de
servicehandleiding van deze unit.
Voor meer gedetailleerde
informatie over de storingscode,
druk tot 3 keer op BS2.
7.2.8Stand 2: Lokale instellingen
In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren.
Zie "7.3 Energie besparen en optimale werking" op pagina34 voor meer informatie en advies over de impact van de instellingen [2‑8], [2‑9],
[2‑41] en [2‑42].
Instelling
binair)
[2‑8]
Te-streeftemperatuur tijdens
koelen.
[2‑9]
Tc-streeftemperatuur tijdens
verwarmen.
(=
(= binair 3)
(standaard)
(= binair 1)
(standaard)
(= binair 4)
(= binair 2)
Waarde
Beschrijving
Auto
6°C
8°C
9°C
10°C
11°C
Auto
43°C
46°C
Instelling
(=
binair)
[2‑12]
Geluidsarme werking en/of
stroomverbruikbegrenzing
inschakelen via externe
besturingsadapter
(DTA104A61/62).
Verander deze instelling
wanneer het systeem in de
geluidsarme stand of met
stroomverbruikbegrenzing
moet draaien wanneer een
extern signaal naar de unit
wordt gestuurd. Deze
instelling werkt alleen
wanneer de optionele externe
besturingsadapter
(DTA104A61/62) in de
binnenunit is geïnstalleerd.
Waarde
Beschrijving
Gedeactiveerd.
(= binair 1)
(standaard)
Geactiveerd.
(= binair 2)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 33
7 Configuratie
Instelling
(=
binair)
[2‑18]
Instelling hoge statische druk
ventilator.
Activeer deze instelling om de
door de ventilator van de
buitenunit geleverde statische
druk te verhogen. Raadpleeg
de technische gegevens voor
meer informatie over deze
instelling.
[2‑20]
Handmatig koelmiddel
bijvullen.
Voer deze instelling uit om
handmatig koelmiddel bij te
vullen (zonder automatische
koelmiddelvulfunctie).
[2‑21]
Stand koelmiddel aftappen/
vacumeren.
Om een vrije doorgang te
creëren om koelmiddel uit het
systeem af te tappen of om
reststoffen te verwijderen of
het systeem te vacumeren
moet een instelling worden
uitgevoerd waarbij de vereiste
kleppen in het
koelmiddelcircuit worden
geopend zodat het
koelmiddel correct kan
worden afgetapt of het
systeem kan worden
gevacumeerd.
(= binair 1)
(standaard)
(= binair 2)
(= binair 1)
(standaard)
(= binair 2)
(= binair 1)
(standaard)
(= binair 2)
Waarde
Beschrijving
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS3 om het
handmatig bijvullen
van koelmiddel te
stoppen (wanneer de
vereiste hoeveelheid
koelmiddel is
bijgevuld). Als deze
functie niet werd
afgebroken met een
druk op BS3, dan legt
de unit de functie stil
na 30minuten. Als de
vereiste hoeveelheid
koelmiddel na
30minuten nog niet
kon worden bijgevuld,
dan kunt u de lokale
instelling opnieuw
wijzigen om de functie
opnieuw te activeren.
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS1 om de
stand koelmiddel
aftappen/vacumeren te
verlaten. Het systeem
blijft in de stand
koelmiddel aftappen/
vacumeren staan
zolang u niet op de
knop drukt.
Instelling
(=
binair)
[2‑22]
Instelling automatische
geluidsarme werking en
niveau 's nachts.
Door deze instelling te
wijzigen, activeert u de
automatische geluidsarme
werking van de unit en
bepaalt u het niveau van de
functie. Afhankelijk van het
gekozen niveau, wordt het
geluidsniveau verlaagd. Het
begin- en eindtijdstip voor
deze functie wordt vastgelegd
in instelling [2‑26] en [2‑27].
[2‑25]
Niveau geluidsarme werking
via de externe
besturingsadapter.
Deze instelling bepaalt het
niveau van de geluidsarme
werking als het systeem in de
geluidsarme stand moet
draaien wanneer een extern
signaal naar de unit wordt
gestuurd.
Deze instelling werkt alleen
wanneer de optionele externe
besturingsadapter
(DTA104A61/62) is
geïnstalleerd en de instelling
[2‑12] is geactiveerd.
[2‑26]
Begintijdstip geluidsarme
werking.
Deze instelling wordt gebruikt
in combinatie met instelling
[2‑22].
[2‑27]
Eindtijdstip geluidsarme
werking.
Deze instelling wordt gebruikt
in combinatie met instelling
[2‑22].
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
33
Page 34
7 Configuratie
Instelling
(=
binair)
[2‑30]
Niveau
stroomverbruikbegrenzing
(stap1) via de externe
besturingsadapter
(DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het
niveau van de
stroomverbruikbegrenzing
voor stap1 als het systeem
met
stroomverbruikbegrenzing
moet draaien wanneer een
extern signaal naar de unit
wordt gestuurd. Zie de tabel
voor de niveaus.
[2‑31]
Niveau
stroomverbruikbegrenzing
(stap2) via de externe
besturingsadapter
(DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het
niveau van de
stroomverbruikbegrenzing
voor stap2 als het systeem
met
stroomverbruikbegrenzing
moet draaien wanneer een
extern signaal naar de unit
wordt gestuurd. Zie de tabel
voor de niveaus.
[2‑32]
Gedwongen, permanenten,
stroomverbruikbegrenzing
(geen externe
besturingsadapter vereist
voor
stroomverbruikbegrenzing).
Deze instelling activeert en
bepaalt het niveau van de
stroomverbruikbegrenzing die
permanent wordt toegepast
als het systeem altijd met
stroomverbruikbegrenzing
moet draaien. Zie de tabel
voor de niveaus.
[2‑41]
Type van de binnenunits
Wanneer deze instelling werd
gewijzigd, moet het systeem
worden uitgeschakeld, en na
20seconden weer
ingeschakeld. Anders wordt
de instelling niet verwerkt en
kunnen er storingscodes
worden gegenereerd.
Waarde
—65%
(= binair 2)
(standaard)
—75%
(= binair 4)
—85%
—90%
—95%
(= binair 1)
(= binair 2)
(standaard)
(= binair 4)
—55%
(= binair 1)
(standaard)
(= binair 2)
(= binair 4)
VRVDX-binnenunits
(= binair 1)
(standaard)
RADX-binnenunits
(= binair 2)
Beschrijving
60%
70%
80%
30%
40%
50%
Functie niet actief.
Volgens instelling
[2‑30].
Volgens instelling
[2‑31].
geïnstalleerd
geïnstalleerd
Instelling
(=
binair)
(=
binair [2‑39]) (in het geval van
)
Instelling koelcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt
in combinatie met instelling
[2‑8].
(=
binair [2‑43]) (in het geval van
)
Instelling verwarmcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt
in combinatie met instelling
[2‑9].
(standaard)
(standaard)
Waarde
Beschrijving
Eco
Gematigd
Snel
Krachtig
Eco
Gematigd
Snel
Krachtig
7.3Energie besparen en optimale
werking
Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde
energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag
energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters
kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans
tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een beschrijving van de mogelijke patronen. Wijzig
de parameters volgens de behoeften van uw gebouw en voor de
optimale balans tussen energieverbruik en comfort.
Ongeacht de geselecteerde regeling, blijven variaties op het gedrag
van het systeem mogelijk door beschermingsregelingen om de unit
stabiel te laten draaien. De streefwaarde ligt echter vast en wordt
gebruikt om een optimaal evenwicht tussen energieverbruik en
comfort te bereiken, afhankelijk van het type van de toepassing.
7.3.1Mogelijke hoofdgebruiksmethoden
Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de
situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van
vorige VRV-systemen.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑8]=2
Verwarmen[2‑9]=2
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de
buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast
aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de
buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet
bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld
dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan
begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te
verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van
het systeem te verhogen.
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de verwarmstand staat, dan
moet bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 15°C) minder worden
verwarmd dan bij een lage buitentemperatuur (bijv. –5°C). Volgens
dit systeem begint het systeem automatisch de
koelmiddeltemperatuur te verlagen, de geleverde capaciteit te
verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑8]=3 (standaard)
RXYSQ4~6TAY1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482257-1 – 2017.03
Page 35
7 Configuratie
Om dit te activeren in…Verander…
Verwarmen[2‑9]=1 (standaard)
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen)
ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand
ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de
beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw dealer voor meer informatie
over Hi-sensible toepassingen.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelenstel [2‑8] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten
van het voorontworpen systeem
met een Hi-sensible oplossing.
Verwarmenstel [2‑9] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten
van het voorontworpen systeem
met een Hi-sensible oplossing.
[2‑8]Te-streefwaarde (°C)
48
59
610
711
[2‑9]Tc-streefwaarde (°C)
443
7.3.2Mogelijke comfortinstellingen
Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden
geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de
inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te
bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om
zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
Krachtig
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan
ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de
vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is
toegestaan vanaf het opstarten.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 3°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 49°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande
werkingsstand.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑39]=3
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen[2‑43]=3
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9]
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande
werkingsstand.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑39]=2
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen[2‑43]=2
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9].
Gematigd
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan
ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de
vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is niet
toegestaan vanaf het opstarten. Het opstarten gebeurt onder de
voorwaarden bepaald door de werkingsstand hierboven.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande
werkingsstand.
▪ De omstandigheden van het opstarten verschillen van die van de
krachtige en snelle comfortinstelling.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑39]=1
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen[2‑43]=1
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9].
Eco
De door de gebruiksmethode (zie hiervoor) bepaalde originele
streefwaarde van de koelmiddeltemperatuur blijft behouden zonder
enige correctie, behalve voor beschermingsregeling.
Om dit te activeren in…Verander…
Koelen[2‑39]=0
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen[2‑43]=0
Deze instelling wordt gebruikt in
combinatie met instelling [2‑9].
Snel
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan
ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de
vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is
toegestaan vanaf het opstarten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
Page 36
7 Configuratie
A
B
E
100%
50%
T
e
C
D
3°C
6°C
35°C
F
A
BC
D
E
F
A
B
100%
70%
E
T
c
C
D
49°C
46°C
F
2°C
A
BC
D
EF
7.3.3Voorbeeld: Automatische stand bij koelen
7.3.4Voorbeeld: Automatische stand bij
verwarmen
A Reële belastingscurve
B Virtuele belastingscurve (initiële capaciteit automatische
stand)
C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
verdampingstemperatuur automatische stand)
D Vereiste waarde verdampingstemperatuur
E Belastingsfactor
F Buitenluchttemperatuur
TeVerdampingstemperatuur
Snel
Krachtig
Gematigd
Evolutie kamertemperatuur:
A Ingestelde temperatuur binnenunit
B Start werking
C Werkingsduur
D Gematigd
E Snel
F Krachtig
A Virtuele belastingscurve (standaard piekcapaciteit
automatische stand)
B Belastingscurve
C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
Evolutie kamertemperatuur:
condensatietemperatuur automatische stand)
D Ontwerptemperatuur
E Belastingsfactor
F Buitenluchttemperatuur
TcCondensatietemperatuur
Snel
Krachtig
Gematigd
A Ingestelde temperatuur binnenunit
B Start werking
C Werkingsduur
D Gematigd
E Snel
F Krachtig
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 37
8 Inbedrijfstelling
8Inbedrijfstelling
8.1Overzicht: Inbedrijfstelling
Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld
moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor moet
het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten om het systeem na de configuratie in gebruik te stellen.
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.
2Proefdraaien.
3Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
4Gebruik van het systeem.
8.2Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem niet proefdraaien terwijl aan de
binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen niet alleen de buitenunit, maar
ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het
proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het
nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld
op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt
veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd
van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en
stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op.
Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn
(lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de
montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.
8.3Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten.
Sluit de unit nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd;
hierna kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in
hoofdstuk "6.8 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina26 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale
voedingspaneel. De spanning moet overeenstemmen met
de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik nooit een
megger voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk "5.4.2 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina16 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische componenten in de elektrische
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de
gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op
koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te
repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet
in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan
dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is
gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer
eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw
plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te
verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden
vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel"
en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
37
Page 38
9 Aan de gebruiker overhandigen
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant
van het voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en
noteer ook de lokale instelling(en).
8.4Checklist tijdens inbedrijfstelling
Proefdraaien.
8.4.1Over proefdraaien
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het
volledige systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en
beoordeeld:
▪ Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met
binnenunits).
▪ Controle of de afsluiters openen.
▪ Bepaling van de leidinglengte.
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt
de storingscode aangegeven op de gebruikersinterface en is de
normale werking niet mogelijk of kunt u een afzonderlijke binnenunit
niet laten proefdraaien.
Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk
worden gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één met
een normale regeling op de gebruikersinterface na het beëindigen
van het proefdraaien. Zie de montagehandleiding van de binnenunit
voor meer informatie over afzonderlijk proefdraaien.
INFORMATIE
▪ Het kan 10 minuten duren om het koelmiddel in een
uniforme toestand te krijgen voordat de compressor
wordt gestart.
▪ Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een magneetklep goed
hoorbaar zijn en kan de displayweergave veranderen.
Dit zijn evenwel geen storingen.
8.4.2Proefdraaien (7-segmentendisplay)
1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina29.
2 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
3 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat (H1P is UIT); zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op
pagina 30. Druk minstens 5 seconden op BS4. De unit begint
het proefdraaien.
Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, H2P
op de buitenunit knippert en de aanduiding "Proefdraaien" en
"Onder gecentraliseerde besturing" wordt aangegeven op de
gebruikersinterface van de binnenunits.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het
systeem:
StapBeschrijving
Controle vóór het opstarten
(drukvereffening)
Opstartregeling koelen
Koelen stabiel
StapBeschrijving
Communicatiecontrole
Controle afsluiter
Controle leidinglengte
Afpompen
Unit stop
INFORMATIE
Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd
met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken.
De unit stopt ±30 seconden later.
4 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
BeëindigingBeschrijving
Normaal
beëindigd
Abnormaal
beëindigd
Zie "8.4.3Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina38 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer
het proefdraaien is voltooid, kan de normale
werking na 5 minuten worden begonnen.
8.4.3Correctie na abnormaal beëindigen van
het proefdraaien
Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode wordt
aangegeven. Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de
in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing
op te lossen. Laat het systeem opnieuw proefdraaien en controleer
of de storing is opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing verschijnt de foutcode op de
gebruikersinterface van de binnenunit.
INFORMATIE
Raadpleeg de montagehandleiding van de binnenunit voor
gedetailleerde storingscodes in verband met binnenunits.
8.4.4Gebruik van de unit
Na de installatie en het proefdraaien van de buitenunit en
binnenunits is het systeem klaar voor gebruik.
De gebruikersinterface van de binnenunit moet ingeschakeld zijn om
de binnenunit te bedienen. Zie de gebruiksaanwijzing van de
binnenunit voor meer informatie.
9Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste
manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed
begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen
raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige
documentatie kan vinden op de url zoals eerder beschreven in
deze handleiding.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een
probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 39
10 Onderhoud en service
A3P
A3P
TP2TP1
10Onderhoud en service
OPMERKING
Elk onderhoud moet door een erkende installateur of
serviceagent worden uitgevoerd.
Ons advies: het onderhoud zou minstens een maal per
jaar moeten gebeuren. De toepasselijke wetgeving kan
echter kortere onderhoudstermijnen vereisen.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te
bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000
10.1Overzicht: Onderhoud en service
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Koelmiddelaftapprocedure
10.2Voorzorgsmaatregelen inzake
onderhoud
4 Trek de verbindingsstekkers voor de ventilatormotoren in de
buitenunit uit voordat u begint met servicewerkzaamheden aan
de inverterapparatuur. Raak geen onderdelen onder stroom
aan. (Als een ventilator draait door de sterke wind, kan hierdoor
een spanning in de condensator of in het hoofdcircuit worden
opgeslagen en een elektrische schok veroorzaken.)
VerbindingsstekkersX1A, X2A voor M1F
X3A, X4A voor M2F
5 Steek de verbindingsstekker na de servicewerkzaamheden
opnieuw in. Anders wordt storingscode
de normale werking niet mogelijk.
Voor meer informatie, zie het bedradingsschema op de achterkant
van het servicedeksel.
Kijk uit voor de ventilator. De unit inspecteren met een draaiende
ventilator is gevaarlijk. Schakel altijd de hoofdschakelaar uit en
verwijder de zekeringen uit het besturingscircuit in de buitenunit.
aangegeven en is
10.3Controlelijst jaarlijks onderhoud
van de buitenunit
Controleer minstens eens per jaar de volgende punten:
▪ De warmtewisselaar van de buitenunit.
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt raken door stof,
vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar
jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak
zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere
prestaties als gevolg.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te
beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om
statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te
beschermen.
10.2.1Elektrische gevaren voorkomen
Bij service aan inverterapparatuur:
1 Open het deksel van de elektrische componentenkast pas 10
minuten na het uitschakelen van de voeding.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is
uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding
hieronder met een tester en controleer of de spanning van de
condensator in het hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit
voordat u stekkers aansluit of verwijdert.
Koelmiddel aftappen/vacumeren is mogelijk met behulp van
instelling [2‑21]. Zie "7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina29
voor meer informatie over het instellen van stand 2.
Controleer bij het gebruik van de stand voor vacumeren/aftappen
voor u begint heel grondig wat moet worden gevacumeerd/afgetapt.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie
over vacumeren en aftappen.
10.4.1Gebruik van de vacuümstand
1 Activeer instelling [2‑21] bij de stilstaande unit om naar de
vacumeerstand te gaan.
Gevolg: Na bevestigen worden de expansiekleppen van de
binnenunits en de buitenunit volledig geopend. H1P begint te
branden en op de gebruikersinterface van alle binnenunits
verschijnt TEST (proefdraaien) en
de werking is geblokkeerd.
2 Vacumeer het systeem met een vacuümpomp.
3 Druk op BS1 om te stoppen met vacumeren.
(externe besturing), en
10.4.2Koelmiddel aftappen
Het koelmiddel moet worden afgetapt met een aftapsysteem voor
koelmiddel. Voer dezelfde procedure als voor het vacumeren uit.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39
Page 40
11 Opsporen en verhelpen van storingen
OPMERKING
Verwijder bij het verwijderen van koelmiddel GEEN olie.
Voorbeeld: Met behulp van een olieafscheider.
11Opsporen en verhelpen van
storingen
11.1Overzicht: Probleemoplossing
Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor
de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte
bedrading.
11.2Voorzorgsmaatregelen bij het
opsporen en verhelpen van
storingen
WAARSCHUWING
▪ Controleer steeds of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te
controleren. Schakel de respectievelijk
stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het
veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te
resetten. Overbrug NOOIT een veiligheidstoestel of
wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van
de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het
probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met
uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de
thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET
worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een
timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig INen UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
11.3Problemen op basis van
storingscodes oplossen
Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel
met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te
lossen.
Druk op BS3 om de storingscode te resetten en opnieuw te proberen
nadat u het probleem hebt opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing verschijnt de foutcode op de
gebruikersinterface van de binnenunit.
11.3.1Storingscodes: Overzicht
HoofdcodeOorzaakOplossing
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten.
▪ Te veel koelmiddel
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten.
▪ Onvoldoende koelmiddel
Storing elektronische expansieklep
(Y1E) - A1P (X21A)
(Y2E) - A1P (X23A)
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten.
▪ Onvoldoende koelmiddel
Te veel koelmiddelHerbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
Storing omgevingstemperatuursensor (R1T) - A1P (X18A)Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het
koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te
verwijderen met een apparaat voor het aftappen van
koelmiddel.
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid
koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de
nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid
koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de
nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het
koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te
verwijderen met een apparaat voor het aftappen van
koelmiddel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Verkeerd type binnenunit aangesloten.Controleer het type van de binnenunits die nu zijn
Onjuiste verbindingen tussen units.Voer verbindingen F1 en F2 van de aangesloten BP-unit
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten.
▪ De leiding en bedrading van de gespecificeerde
binnenunit zijn niet juist aangesloten op de buitenunit.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting.
Laat systeem proefdraaien.
is aangesloten.
Controleer of storing zich voordoet bij andere binnenunits en
of combinatie van binnenunits is toegestaan.
aangesloten. Als dit niet juist is, vervang ze dan.
goed uit met de printkaart van de buitenunit (TO BP UNIT).
Zorg ervoor dat de communicatie met de BP-unit
geactiveerd is.
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of de leiding en bedrading van de
gespecificeerde binnenunit juist zijn aangesloten op de
buitenunit.
12Als afval verwijderen
Het ontmantelen van de unit, behandelen van het koelmiddel, olie en
andere onderdelen moet gebeuren in overeenstemming met de van
toepassing zijnde wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
Page 42
13 Technische gegevens
191
142
67
95
940
223
30
16
55
350
160
95
61
55
145
160
30
68
89
84
68
19
48
44
53
90
1367
80
54
395
47
52
1430
54
95
60
320
89
620
151
19
16
96
30
(345~355)
hh
h
3D068441G
f
f
g
g
f
g
f
b
a
d
e
c
ii
j
i
13Technische gegevens
Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk). De volledige recentste
technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
13.1Overzicht: Technische gegevens
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
• Afmetingen
• Ruimte voor onderhoud
• Onderdelen
• Leidingschema
• Bedradingsschema
13.2Afmetingen: Buitenunit
(afmetingen in mm)
a Aansluiting gasleiding (Ø19,1 solderen)
b Aansluiting vloeistofleiding (Ø9,5 solderen)
c Servicepoort (hoge druk) (in de unit)
d Servicepoort (koelmiddel vullen) (in de unit)
e Aardingsaansluitklem M5 (in de schakelkast)
f Inlaat koelmiddelleiding
g Inlaat bedrading elektrische voeding (uitbreekopening Ø34)
h Inlaat transmissiebedrading (uitbreekopening Ø27)
i Aansluiting afvoerleiding (buitendiameter Ø26)
j Ankerpunt (bout 4× M12)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
A, B, C—≥200 ≥300 ≥1000
A, B, C, E—≥200 ≥300 ≥1000≥1000≤500
D—≥1000
D, E—≥1000 ≥1000 ≤500
B, DHD>H
U
≥300≥1000
HD≤½H
U
≥250≥1500
½HU<HD≤H
U
≥300≥1500
B, D, EHB<HDHB≤½H
U
≥300≥1000 ≥1000 ≤500
½HU<HB≤H
U
≥300≥1250 ≥1000 ≤500
HB>H
U
HB>HDHD≤½H
U
≥250≥1500 ≥1000≤500
½HU<HD≤H
U
≥300≥1500 ≥1000≤500
HD>H
U
≥300≥2200 ≥1000≤500
13.3Serviceruimte: Buitenunit
Buitenunit:
• Wanneer u units naast elkaar installeert, moeten de leidingen langs voor, langs achter of langs onder worden gevoerd. In dat geval kunnen
de leidingen niet langs de zijkant worden gevoerd.
• Voorzie een ruimte van ≥250mm tussen de units (in plaats van ≥100mm zoals hieronder afgebeeld) wanneer de units naast elkaar worden
geïnstalleerd en de leidingen langs achter worden gevoerd.
Eén unit (
) | Eén rij units ()
A,B,C,D Hindernissen (muren/geleideplaten)
a,b,c,d,e Minimum serviceruimte tussen de unit en hindernissen A, B, C, D en E
eBMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis B
eDMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis D
HUHoogte van de unit
1 Dicht de onderkant van het installatieframe af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de onderkant van de unit terugstroomt naar de
aanzuigzijde.
2 Maximaal twee units kunnen worden geïnstalleerd.
Niet toegelaten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
Page 44
13 Technische gegevens
b (mm)
HB≤½H
U
b≥250
½HU<HB≤H
U
b≥300
HB>H
U
HBH
U
≥1000
≥200
≥2000
≥100
≥3000
≥600
≥1500
b
≥100
≥100
≥100
≥100
≥100
≥100
H
B
H
U
A1
B1
A2
B2
A2
≥1000
A2
≥300
≥100
≥100
≥100
≥300
≥100
≥100
B2
≥100
≥1000
B2
Meerdere rijen units ()
Gestapelde units (max. 2 niveaus) ()
A1=>A2 (A1) Bij gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units…
(A2) Installeer een dak tussen de bovenste en onderste units. Installeer de bovenste unit hoog genoeg boven de onderste unit om te voorkomen
dat er zich een ijslaag gaat vormen op de onderplaat van de bovenste unit.
B1=>B2 (B1) Als er geen gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units is…
(B) Een dak is niet nodig, maar dicht de ruimte tussen de bovenste en onderste units af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de
onderkant van de unit terugstroomt naar de aanzuigzijde.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 45
13.4Onderdelen: Buitenunit
c
b
a
A1P
X1M (A1P)
d
X1M
S1PH
e
f
g
h
M1C
h
Y3S
Y1S
i
j
Y2E
Y1E
M1FkM2F
13 Technische gegevens
a Warmtewisselaar
b Servicepoort (hoge druk)
c Olieafscheider
d Schakelkast
e Servicepoort (koelmiddelvulling)
f Afsluiter (gas)
g Afsluiter (vloeistof)
h Bevestigingen voor kabelbinders (voor vastmaken van de
lokale bedrading met kabelbinders voor trekontlasting)
H1P~H8PLichtgevende diode (servicecontrole is oranje)
HAPLichtgevende diode (servicecontrole is groen)
H2P:
▪ Voorbereiding, test: Knippert
▪ Storingsdetectie: Brandt
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
47
Page 48
13 Technische gegevens
K1RMagneetrelais (A3P)
K2MMagnetische contactgever (M1C) (A3P)
K3RMagneetrelais (A2P)
K3RMagneetrelais (Y1S)
K5RMagneetrelais (Y3S)
K7RMagneetrelais (E1HC)
L1RReactievat
M1CMotor (compressor)
M1F, M2FMotor (bovenste en onderste ventilator)
PSSchakelvoeding (A1P) (A3P)
Q1RPFasebeveiliging
R2, R3Weerstand
R24Weerstand (stroomsensor) (A4P) (A5P)
R95Weerstand (stroombegrenzing)
R1TThermistor (lucht)
R2TThermistor (aanzuiging 1)
R3TThermistor (pers)
R4TThermistor (warmtewisselaar ontdooier)
R5TThermistor (onderkoeling warmtewisselaar)
R6TThermistor (vloeistofleiding)
R7TThermistor (aanzuiging 2)
S1NPHHogedruksensor
S1NPLLagedruksensor
S1PHHogedrukschakelaar
V1CPIngang voor beveiligingen
V1RIGBT-module (A4P) (A5P)
V1RDiodebrug IGBT-module (A3P)
X1A, X2AConnector (M1F)
X3A, X4AConnector (M2F)
X1MKlemmenstrook (voeding)
X1MKlemmenstrook (besturing) (A1P)
Y1EElektronische expansieklep (hoofd)
Y2EElektronische expansieklep (onderkoeling
warmtewisselaar)
Y1SElektromagnetische klep
Y3SElektromagnetische klep (4-wegsklep)
Z1C~Z8CRuisfilter (ferrietkern)
Z1FRuisfilter (met spanningsbeveiliging)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
48
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 49
Voor de gebruiker
g
dd
cc
f
eb
a
g
f
e
14 Over het systeem
14Over het systeem
De binnenunit van het VRV IV-S-warmtepompsysteem kan worden
gebruikt voor toepassingen met verwarmen/koelen. Het type
binnenunit dat kan worden gebruikt hangt af van de reeks van de
buitenunits.
OPMERKING
Gebruik het systeem niet voor andere doeleinden. Gebruik
de unit niet voor het koelen van precisie-instrumenten,
voedsel, planten, dieren of kunstwerken, om te voorkomen
dat de kwaliteit ervan wordt aangetast.
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en
moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw
installateur voor meer informatie en professioneel advies.
INFORMATIE
▪ VRVDX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met RADX-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met AHU-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met luchtgordijnbinnenunits.
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden
aangesloten op een VRV IV-S-warmtepompsysteem (nietbeperkende lijst, afhankelijk van de combinaties van het model
buitenunit en het model binnenunit):
Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in paar op een VRV IV-Swarmtepompbuitenunit wordt ondersteund.
Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in multi op een VRV IV-Swarmtepompbuitenunit wordt ondersteund, zelfs in combinatie met
VRV directe-expansiebinnenunit(s).
Zie de technische data voor meer specificaties.
14.1Systeemlay-out
a VRV IV-S-warmtepomp buitenunit
b Koelmiddelleiding
c VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)
15Gebruikersinterface
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de
belangrijkste functies van het systeem.
Gedetailleerde informatie over de vereiste stappen voor bepaalde
functies vindt u in de specifieke montagehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de binnenunit.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de geïnstalleerde
gebruikersinterface.
16Voor het gebruik
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met
standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met
uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met
uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is
uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden (afhankelijk van het type binnenunit):
▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht).
▪ Alleen ventileren (lucht/lucht).
Afhankelijk van het type binnenunit zijn er specifieke functies; zie de
specifieke montagehandleiding/gebruiksaanwijzing voor meer
informatie.
g Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)
VOORZICHTIG
Raak de interne delen van de controller nooit aan.
Verwijder het voorpaneel niet. Sommige onderdelen in het
toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het
toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor
controle en afstelling van de interne delen.
WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd
geïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de
luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen
met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt;
dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem niet wanneer een rookvormig
insectendodend middel in de ruimte wordt verspreid.
Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit
kunnen afzetten, met gevaar voor de gezondheid van
mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
49
Page 50
17 Bediening
17Bediening
17.1Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en
vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te
verzekeren.
KoelenVerwarmen
Buitentemperatuur–5~46°Cdroge bol–20~21°Cdroge
bol
–20~15,5°C natte
bol
Binnentemperatuu
r
Binnenvochtigheid≤80%
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
Het bovenstaande werkingsbereik geldt alleen wanneer directeexpansiebinnenunits op het VRV IV-S-systeem zijn aangesloten.
Voor AHU-units gelden speciale waarden voor het werkingsbereik.
Zie hiervoor de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de
specifieke unit. Zie de technische data voor de recentste informatie.
17.2Gebruik van het systeem
17.2.1Over het gebruik van het systeem
▪ De bedieningsprocedure hangt af van de combinatie van
buitenunit en gebruikersinterface.
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt
ingeschakeld.
17.2.2Over koelen, verwarmen, alleen ventileren
en automatische werking
▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de
gebruikersinterface "omschakeling onder gecentraliseerde
besturing" staat (zie de montagehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface).
▪ Wanneer "omschakeling onder gecentraliseerde besturing"
op het display knippert, zie "17.5.1 Over master-
gebruikersinterface instellen"op pagina51.
▪ De ventilator kan mogelijk nog ongeveer 1 minuut blijven draaien
nadat het verwarmen is beëindigd.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is
echter geen storing.
17.2.3Over verwarmen
Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt
voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de
verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
21~32°Cdroge bol
14~25°C natte bol
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid
buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd
worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
15~27°Cdroge
bol
(a)
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde warmtewisselaar van
de buitenunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energie
kan worden overgebracht naar de warmtewisselaar van de
buitenunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moet
ontdooien om nog voldoende warmte te leveren aan de binnenunits.
De ventilator van de binnenunit wordt stilgelegd, de
koelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouw
wordt gebruikt om de warmtewisselaar van de buitenunit te
ontdooien.
De ontdooistand wordt aangegeven met op het display van
de binnenunit.
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit
een binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilator
automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt aangegeven. Het kan even duren voordat de
ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
INFORMATIE
▪ De verwarmingscapaciteit neemt af wanneer de
buitentemperatuur daalt. Gebruik in dat geval een
ander verwarmingstoestel in combinatie met de unit.
(Wanneer u een toestel met een open vlam gebruikt,
moet u de kamer constant verluchten). Plaats geen
apparatuur met een open vlam op plaatsen die
blootgesteld zijn aan de luchtstroom van de unit of
onder de unit.
▪ Het duurt even voordat de kamer is opgewarmd nadat
u de unit hebt gestart, aangezien de unit de volledige
kamer verwarmt met een warmeluchtcirculatiesysteem.
▪ Als de warme lucht naar het plafond stijgt, en de lucht
boven de vloer koud blijft, raden wij aan de circulator te
gebruiken (= binnenventilator voor het circuleren van
lucht). Neem contact op met uw dealer voor meer
informatie.
17.2.4Gebruik van het systeem
1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen
Verwarmen
Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken.
17.3Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma
17.3.1Over het ontvochtigingsprogramma
▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling
(minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de
ventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met de
gebruikersinterface).
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
50
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 51
17 Bediening
g
dd
cc
f
eb
a
g
f
e
17.3.2Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma
Starten
1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
3 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en
wandmontage). Zie "17.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina51 voor meer informatie.
Stoppen
4 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
(ontvochtigen).
17.4Luchtstroomrichting instellen
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
17.4.1Over de luchtstroomklep
Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
Hoekunits
Units voor plafondmontage
Units voor wandmontage
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door
een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het
display.
KoelenVerwarmen
▪ Wanneer de
kamertemperatuur lager is dan
de ingestelde temperatuur.
▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting.
▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij het
koelen met een aan het plafond opgehangen of aan de wand
bevestigde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichting
sturen, en verandert ook de aanduiding op de
gebruikersinterface.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de
volgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld.
▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische
en gewenste stand .
▪ Bij het starten.
▪ Als de kamertemperatuur
hoger is dan de ingestelde
temperatuur.
▪ Bij het ontdooien.
OPMERKING
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
(alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek,
plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
stand
afzetten op het plafond of op de klep.
. Anders kan er zich vocht of stof gaan
17.5Master-gebruikersinterface
instellen
17.5.1Over master-gebruikersinterface instellen
a VRV IV-S-warmtepomp buitenunit
b Koelmiddelleiding
c VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)
g Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)
Wanneer het systeem is geïnstalleerd zoals in de afbeelding
hiervoor, dan moet één van de gebruikersinterfaces worden
ingesteld als hoofdgebruikersinterface.
Op de displays van de slave-gebruikersinterfaces staat
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) en de slavegebruikersinterfaces volgen automatisch de bedrijfsstand bepaald
door de master-gebruikersinterface.
Verwarmen of koelen selecteren kan alleen met de mastergebruikersinterface.
17.5.2Gebruikersinterface als master instellen
(VRV DX)
Wanneer alleen VRVDX-binnenunits op het VRV IV-S-systeem zijn
aangesloten:
1 Druk 4 seconden op de keuzeknop voor de werkingsstand van
de actuele master-gebruikersinterface. Als deze procedure nog
niet was uitgevoerd, dan kunt u ze uitvoeren op de als eerste
gebruikte gebruikersinterface.
Gevolg: Het display met (omschakeling onder
gecentraliseerde besturing) van alle op dezelfde buitenunit
aangesloten slave-gebruikersinterfaces knippert.
2 Druk op de keuzeknop voor de werkingsstand van de controller
die u als master-gebruikersinterface wilt instellen.
Gevolg: De instelling is voltooid. Deze gebruikersinterface is
ingesteld als master-gebruikersinterface en
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) verdwijnt van
het display. Op de displays van de andere gebruikersinterfaces
staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing).
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl
de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd
geraken of de unit kan onklaar geraken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
51
Page 52
18 Energie besparen en optimale werking
17.5.3Gebruikersinterface als master instellen
(RA DX)
Wanneer alleen RA DX-binnenunits op het VRV IV-S-systeem zijn
aangesloten:
1 Leg alle binnenunits stil.
2 Wanneer het systeem niet draait (alle binnenunits thermo UIT),
kunt u de master RA DX-binnenunit bepalen met de
infraroodgebruikersinterface (thermo AAN in de gewenste stand
instellen).
De master-unit kan alleen worden veranderd door de voorgaande
procedure te herhalen. Omschakelen tussen koelen en verwarmen
(of vice versa) kan alleen door de werkingsstand van de ingestelde
master-binnenunit te veranderen.
17.5.4Over besturingssystemen
Behalve individuele besturing (één gebruikersinterface bestuurt één
binnenunit), biedt dit systeem nog twee andere besturingssystemen.
Controleer het volgende als uw unit met één van die
besturingssystemen is uitgerust:
TypeBeschrijving
Groepsbesturing1 gebruikersinterface bestuurt tot 16
binnenunits. Alle binnenunits krijgen
dezelfde instelling.
Besturing met 2
gebruikersinterfaces
OPMERKING
Neem contact op met uw dealer als u de combinatie of de
instelling van groepsbesturing en besturing met 2
gebruikersinterfaces wilt wijzigen.
2 gebruikersinterfaces besturen 1
binnenunit (bij groepsbesturing is dit 1
groep van binnenunits). De unit wordt
individueel bestuurd.
18Energie besparen en optimale
werking
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een
optimale werking van het systeem te zorgen.
▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de
aanwezige personen wordt geblazen.
▪ Pas de kamertemperatuur aan voor een aangename omgeving.
Voorkom te sterk verwarmen of koelen.
▪ Houd bij het koelen rechtstreeks zonlicht uit de kamer met behulp
van gordijnen of jaloezieën.
▪ Verlucht dikwijls. Zorg bij langdurig gebruik vooral voor
verluchting.
▪ Houd deuren en ramen dicht. Als de deuren of ramen open
blijven, zal er lucht uit de kamer stromen, met een kleiner koel- of
verwarmeffect tot gevolg.
▪ Koel of verwarm niet te sterk. Om zuinig om te gaan met energie
houdt u de temperatuurinstelling op een gematigd niveau.
▪ Plaats nooit voorwerpen in de buurt van de luchtinlaat of -uitlaat
van de unit. Anders kan dit een verminderd effect of een uitval
veroorzaken.
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt. Er wordt immers
stroom verbruikt zolang de schakelaar niet uitgeschakeld is. Zet
de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de
unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te
garanderen. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de
binnenunit.)
▪ Als op het display staat (tijd om het luchtfilter te reinigen), laat
u de filters door een erkend servicetechnicus schoonmaken. (Zie
"Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Houd de binnenunit en de gebruikersinterface op minstens 1 m
van televisie-, radio-, stereotoestellen of dergelijke. Anders zijn
statische storingen of vervormde beelden mogelijk.
▪ Plaats geen voorwerpen onder de binnenunit; anders kunnen ze
schade oplopen door water.
▪ Bij een vochtigheid van meer dan 80% of wanneer de afvoeruitlaat
verstopt is, kan condensvorming optreden.
Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde
energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag
energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters
kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans
tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een rudimentaire beschrijving van de mogelijke
patronen. Neem contact met uw installateur voor advies of om de
parameters aan uw noden aan te passen.
De montagehandleiding bevat meer gedetailleerde informatie voor
de installateur. Hij kan u helpen om een optimale balans tussen
energieverbruik en comfort te bereiken.
18.1Beschikbare
hoofdgebruiksmethoden
Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de
situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van
vorige VRV-systemen.
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de
buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast
aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de
buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet
bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld
dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan
begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te
verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van
het systeem te verhogen.
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen)
ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand
ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de
beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw installateur voor meer
informatie over Hi-sensible toepassingen.
18.2Mogelijke comfortinstellingen
Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden
geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de
inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te
bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om
zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
▪ Krachtig
▪ Snel
▪ Gematigd
▪ Eco
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
52
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 53
19 Onderhoud en service
19Onderhoud en service
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of
servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een
erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een
andere waarde of andere draden als een zekering is
doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad
kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de
luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming
niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou
dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG
Kijk uit voor de ventilator.
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is
gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en
bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de
unit te vallen en letsel te veroorzaken.
▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de stand
alleen ventileren om de binnenkant van de units te drogen. Zie
"17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking"op pagina50 voor meer informatie over de
stand alleen ventileren.
▪ Schakel de voeding uit. Het display van de gebruikersinterface
gaat uit.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits. Neem
contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de
luchtfilters en buitenkant van de binnenunit schoon te maken. Tips
voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u
in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke
binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde
positie.
19.3Over het koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen
NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R410A
Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 2087,5
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale
koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in tonnen CO2equivalent) gebruikt om de onderhoudsintervallen te
bepalen. Houd u aan de geldende wetgeving.
Formule om broeikasgasemissies te berekenen: GWPwaarde koelmiddel × totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller niet af met
benzine, thinner, reinigingsdoeken met chemische
producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de coating
kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild
bedieningspaneel een doek in met water verdund neutraal
detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het
paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere
droge doek.
19.1Onderhoud na een lange periode
van stilstand
Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen.
▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de binnen- en buitenunits zou kunnen blokkeren.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits. Neem
contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de
luchtfilters en buitenkant van de binnenunit schoon te maken. Tips
voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u
in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke
binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde
positie.
▪ Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik van de unit in,
dit om een vlotte werking te verzekeren. Zodra de voeding wordt
ingeschakeld, verschijnt het displays van de gebruikersinterface.
19.2Onderhoud voor een lange periode
van stilstand
Bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet.
Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas
vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een
verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit,
verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar
u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de
servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het
koelmiddellek gerepareerd is.
19.4Dienst-na-verkoop en garantie
19.4.1Garantieperiode
▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart
controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de
garantiekaart klaar.
19.4.2Aanbevelingen voor onderhoud en
inspectie
Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen
in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het
demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist
een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud
van uw units te zorgen, raden wij aan de normale
onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en
inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
53
Page 54
20 Opsporen en verhelpen van storingen
permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang
mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor
meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om
een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage
of installatie een elektrische schok of brand kan
veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal
veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een
giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per
ongeluk lekt in een kamer met lucht van een
ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van
een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel
voordat u de unit weer in gebruik neemt.
19.4.3Aanbevolen onderhouds- en
inspectiecycli
De vermelde onderhouds- en vervangingscycli staan los van de
garantieperiode van de onderdelen.
OnderdeelInspectiecy
clus
Elektromotor1 jaar20.000 uur
Printplaat25.000 uur
Warmtewisselaar5 jaar
Sensor (thermistor, enz.)5 jaar
Gebruikersinterface en
schakelaars
Lekbak8 jaar
Expansieklep20.000 uur
Magneetklep20.000 uur
Voor de tabel wordt uitgegaan van de volgende
gebruiksomstandigheden:
▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit.
Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meer
dan 6 keer/uur te starten en te stoppen.
▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/
jaar.
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor
meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodes
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten
meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger
moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen
worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp
voor wat betreft de budgettering van kosten voor
onderhoud en inspectie. Afhankelijk van de inhoud van
het onderhouds- en inspectiecontract, kunnen de
inspectie- en onderhoudscycli in werkelijkheid korter
zijn dan vermeld.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
25.000 uur
19.4.4Verkorte onderhouds- en
vervangingscycli
De volgende omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een
kortere "onderhoudscyclus" of "vervangingscyclus":
De unit wordt gebruikt op een plaats waar:
▪ Hitte en vochtigheid buiten de normale waarden schommelen.
▪ Grote stroomschommelingen (spanning, frequentie,
golfvervorming, enz.) (de unit kan niet worden gebruikt als de
stroomschommelingen buiten het toelaatbare bereik vallen).
▪ Er vaak schokken en trillingen zijn.
▪ De lucht stof, zout, schadelijke gassen of olienevel zoals
zwavelzuur en waterstofsulfide bevat.
▪ Het toestel frequent wordt gestart en gestopt of lange tijd blijft
draaien (sites met airconditioning rond de klok).
Aanbevolen vervangingscyclus voor slijtageonderdelen
OnderdeelInspectiec
yclus
Luchtfilter1 jaar5 jaar
Filter met hoog rendement1 jaar
Zekering10 jaar
Carterverwarming8 jaar
Onderdelen onder drukNeem ingeval van
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor
meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen vervangingsintervallen
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten
meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger
moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen
worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp
voor wat betreft de budgettering van kosten voor
onderhoud en inspectie. Neem contact op met uw
dealer voor meer informatie.
INFORMATIE
Het is mogelijk dat schade veroorzaakt door het
demonteren of schoonmaken van de binnenkant van units
door iemand anders dan onze erkende dealers niet onder
de garantie valt.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
corrosie contact op met
uw plaatselijke verdeler.
20Opsporen en verhelpen van
storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan
onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich
iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat
werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of
brand. Neem contact op met uw dealer.
Alleen een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
54
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 55
20 Opsporen en verhelpen van storingen
StoringMaatregel
Als een beveiliging zoals een zekering,
onderbreker of aardlekschakelaar vaak
in werking treedt, of als de AAN/UITschakelaar niet goed werkt.
Als water uit de unit lekt.Stop de werking.
De bedrijfsschakelaar werkt niet goed.Schakel de voeding uit.
Als het unitnummer op het display van
de gebruikersinterface staat, het
bedrijfslampje knippert en de
storingscode wordt aangegeven.
Als het systeem niet goed werkt en geen van de bovenstaande
storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande
procedures.
StoringMaatregel
Indien het systeem
helemaal niet werkt.
Het systeem werkt wel
voor alleen ventileren,
maar stopt meteen bij
het verwarmen of
koelen.
Het systeem werkt,
maar koelt of verwarmt
onvoldoende.
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de
stroom is hersteld. Als de stroom tijdens
de werking uitvalt, zal het systeem
automatisch herstarten direct nadat de
voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in
werking is gesteld. Vervang indien nodig
de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
▪ Controleer of (tijd om luchtfilter te
reinigen) op het display van de
gebruikersinterface staat. (Zie
"19Onderhoud en service"op pagina53
en "Onderhoud" in de handleiding van de
binnenunit.)
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet
geblokkeerd is. Verwijder eventuele
obstakels en zorg voor voldoende
ventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt
is (zie "Onderhoud" in de handleiding van
de binnenunit).
▪ Controleer de temperatuurinstelling.
▪ Controleer de instelling van de
ventilatorsnelheid op uw
gebruikersinterface.
▪ Controleer of er geen deuren of ramen
openstaan. Sluit alle deuren en ramen
om te voorkomen dat er wind
binnenkomt.
▪ Controleer of er niet te veel mensen
aanwezig zijn in de kamer tijdens het
koelen. Controleer of de warmtebron in
de kamer niet te groot is.
▪ Controleer of er geen rechtstreeks
zonlicht in de kamer schijnt. Gebruik
gordijnen of jaloezieën.
▪ Controleer of de luchtstroomhoek goed
is.
Schakel de hoofdvoeding
uit.
Verwittig uw installateur
en geef hem de
storingscode door.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle
bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef
hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met
indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum
(mogelijk vermeld op de garantiekaart).
20.1Storingscodes: Overzicht
Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op
het display van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef
hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze
laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
Hierna vindt u een lijst met storingscodes als referentie. Afhankelijk
van het niveau van de storingscode, kunt u op de AAN/UIT-knop
drukken om de code terug te stellen. Vraag anders advies aan uw
installateur.
HoofdcodeInhoud
Externe beveiliging geactiveerd
EEPROM-storing (binnenunit)
Storing afvoersysteem (binnenunit)
Storing ventilatormotor (binnenunit)
Storing motor draaiklep (binnenunit)
Storing expansieklep (binnenunit)
Storing afvoer (binnenunit)
Storing stofkamer filter (binnenunit)
Storing capaciteitsinstelling (binnenunit)
Storing transmissie tussen hoofdprintplaat en
subprintplaat (binnenunit)
Storing gastemperatuursensor (na onderkoeling HE)
(buitenunit)
Storing hogedruksensor (S1NPH)
Storing lagedruksensor (S1NPL)
INV-printplaat abnormaal
Lameltemperatuur abnormaal
Inverter-printplaat defect
Overstroom compressor gedetecteerd
Compressorblokkering (opstarten)
Transmissie buitenunit - inverter: Probleem INVtransmissie
INV asymmetrische voedingsspanning
Storing lamelthermistor
Storing capaciteitsinstelling (buitenunit)
Abnormale daling lage druk, defecte expansieklep
Storing faseomkering voeding
INV voedingsspanning te laag
Systeem nog niet proefgedraaid
Defecte bedrading tussen binnen- en buitenunit
Abnormale communicatie tussen gebruikersinterface
en binnenunit
Defecte bedrading naar buitenunit/buitenunit
Abnormale communicatie tussen hoofd- en
subgebruikersinterface
Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerd type
binnenunit aangesloten. Storing binnenunit.
Storing aansluiting binnenunits of verkeerde
combinatie types
Dubbel gecentraliseerd adres
Storing in communicatie gecentraliseerde besturing binnenunit
Storing automatische adressering (inconsistentie)
Storing automatische adressering (inconsistentie)
20.2Symptomen die geen storingen
van het systeem zijn
De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
20.2.1Symptoom: Het systeem werkt niet
▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is
toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de
compressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5
minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ook
toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterface
staat, knippert het display enkele seconden wanneer u op de
werkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat de
gebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.
20.2.2Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar
koelen en verwarmen werken niet
Onmiddellijk na het inschakelen. De microcomputer is nog aan het
opstarten en voert een communicatiecontrole uit met alle
binnenunits. Wacht 12 minuten (maximum) tot de microcomputer
klaar is.
20.2.3Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt
niet overeen met de instelling
De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor
de ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het
verwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stil
en gaat de ventilator van de binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit
voorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de personen in de kamer
wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op
de knop drukt, zelfs niet wanneer een andere binnenunit verwarmt.
20.2.4Symptoom: De luchtstroomrichting stemt
niet overeen met de instelling
De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de
gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt
doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.
20.2.5Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit)
▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de
binnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal de
temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is het
nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken.
Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van
de unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage
kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt
terug in de binnenunit en produceert stoom.
20.2.6Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, buitenunit)
Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op
verwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en
wordt uitgeblazen.
20.2.7Symptoom: Op het display van de
gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de
unit stopt, en start weer na enkele
minuten
De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andere
elektrische toestellen. Dit maakt communicatie tussen de units
onmogelijk, en ze worden stilgelegd. De werking wordt automatisch
hervat zodra de interferentie ophoudt.
20.2.8Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (binnenunit)
▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelen
van de voeding. De elektronische expansieklep in een binnenunit
begint te werken en produceert het geluid. Dit zal na ongeveer
één minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeem
koelt of stilstaat. Dit geluid wordt geproduceerd wanneer de
afvoerpomp (optioneel accessoire) werkt.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het
systeem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd
door het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door het
temperatuurverschil.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
56
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6TAY1B
4P482257-1 – 2017.03
Page 57
21 Verplaatsen
▪ Er is een laag "sah", "choro-choro" geluid hoorbaar wanneer de
binnenunit stilstaat. Dit geluid is hoorbaar wanneer een andere
binnenunit werkt. Om te voorkomen dat er olie en koelmiddel in
het systeem blijft, wordt een kleine hoeveelheid koelmiddel in de
kring rondgestuurd.
20.2.9Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (binnenunit, buitenunit)
▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt of ontdooit. Dit is het geluid van het koelgas dat
door zowel binnen- als buitenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaakt
door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.
20.2.10 Symptoom: De airconditioners maken
lawaai (buitenunit)
De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt
veroorzaakt door de frequentiewijziging.
20.2.11 Symptoom: Er komt stof uit de unit
Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt
gebruikt. Dit komt door stof in de unit.
20.2.12 Symptoom: De units geven een geur af
De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten,
enz., en die dan weer afgeven.
20.2.13 Symptoom: De ventilator van de
buitenunit draait niet
Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het
oog op een optimale werking van het product.
20.2.14 Symptoom: Op het scherm staat "88"
Dit is het geval meteen nadat de hoofdvoeding is ingeschakeld en
betekent dat de gebruikersinterface in de normale toestand staat. Dit
duurt 1minuut.
20.2.15 Symptoom: De compressor in de
buitenunit stopt niet na een korte
verwarmingscyclus
Dit voorkomt dat er koelmiddel in de compressor blijft. De unit zal na
5 tot 10 minuten stoppen.
20.2.16 Symptoom: De binnenkant van een
buitenunit is warm, zelfs wanneer de unit
is gestopt
De carterverwarming verwarmt de compressor zodat deze vlot kan
starten.
22Als afval verwijderen
Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met
uw dealer wanneer u deze unit verwijdert.
Probeer het systeem niet zelf te ontmantelen: het ontmantelen van
het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van
andere onderdelen moet conform de geldende wetgeving uitgevoerd
worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en
terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden
behandeld.
23Verklarende woordenlijst
Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het
product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het
product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en
plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of
voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het
product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het
configureren en het onderhouden van een bepaald product
of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een
bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het
product of de toepassing moet worden gebruikt.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en
uitrustingen die met het product worden meegeleverd en
die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie
geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en
uitrustingen die met het product volgens de instructies in de
meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
Niet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die
met het product volgens de instructies in de meegeleverde
documentatie gecombineerd mogen worden.
20.2.17 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer
de binnenunit gestopt is
Meer dan één binnenunit draait op hetzelfde systeem. Wanneer een
andere unit werkt, blijft er nog wat koelmiddel door de unit stromen.
21Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen
en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een
zekere technische kennis.