Daikin RXYSQ4T8VB, RXYSQ5T8VB, RXYSQ6T8VB, RXYSQ4T8YB, RXYSQ5T8YB Installer reference guide [nl]

...
Uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4T8VB RXYSQ5T8VB RXYSQ6T8VB             RXYSQ4T8YB RXYSQ5T8YB RXYSQ6T8YB
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
VRV IV-S-systeem airconditioner
Nederlands

Inhoud

Inhoud
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de gebruiker...................................................................... 4
1.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.3.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.3.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.3.4 Pekel ........................................................................... 6
1.3.5 Water .......................................................................... 6
1.3.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
Voor de installateur 8
3 Over de doos 8
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 8
3.2 Buitenunit .................................................................................. 8
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 8
3.2.2 Omgaan met de buitenunit.......................................... 8
3.2.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen................. 8
4 Over de units en opties 8
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 8
4.2 Identificatie ................................................................................ 9
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 9
4.3 Over de buitenunit ..................................................................... 9
4.4 Systeemlay-out.......................................................................... 9
4.5 Units en opties combineren....................................................... 9
4.5.1 Over combinaties van units en opties......................... 9
4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits ...................... 9
4.5.3 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 10
5 Voorbereiding 10
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 10
5.2 De installatieplaats voorbereiden .............................................. 10
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 10
5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten .................................. 11
5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken........... 12
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 13
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 13
5.3.2 Materiaal koelmiddelleidingen..................................... 13
5.3.3 Leidingmaat selecteren............................................... 13
5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren .................................. 14
5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil ............... 14
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 16
5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 16
5.4.2 Vereisten voor beveiligingen....................................... 16
6 Installatie 16
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 16
6.2 De units openen ........................................................................ 17
6.2.1 Over het openen van de units..................................... 17
6.2.2 De buitenunit openen.................................................. 17
6.3 De buitenunit monteren ............................................................. 17
6.3.1 Over de montage van de buitenunit............................ 17
6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
buitenunit .................................................................... 17
6.3.3 De installatiestructuur voorzien................................... 17
6.3.4 De buitenunit installeren ............................................. 17
6.3.5 Afvoer voorzien ........................................................... 18
6.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen...... 18
6.4 De koelmiddelleiding aansluiten................................................. 18
6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 18
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 18
6.4.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen. 19
6.4.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 19
6.4.5 Het uiteinde van een buis verbreden ........................... 19
6.4.6 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 20
6.4.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 20
6.4.8 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten.................. 21
6.4.9 Koelmiddelaftakset aansluiten ..................................... 22
6.5 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 22
6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 22
6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen ... 22
6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling.................... 23
6.5.4 Lektest uitvoeren.......................................................... 23
6.5.5 Vacuümdrogen............................................................. 23
6.6 Koelmiddelleidingen isoleren...................................................... 23
6.7 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 24
6.7.1 Over koelmiddel bijvullen ............................................. 24
6.7.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met
koelmiddel.................................................................... 24
6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden... 24
6.7.4 Koelmiddel vullen......................................................... 25
6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel ...................... 26
6.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 26
6.8 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 26
6.8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 26
6.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 27
6.8.3 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen.. 28
6.8.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading ..................................................................... 28
6.8.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten..................................................................... 28
6.9 De installatie van de buitenunit voltooien ................................... 30
6.9.1 Transmissiebedrading voltooien .................................. 30
6.9.2 De buitenunit sluiten .................................................... 30
7 Configuratie 30
7.1 Overzicht: Configuratie............................................................... 30
7.2 Lokale instellingen uitvoeren ...................................................... 30
7.2.1 Over lokale instellingen................................................ 30
7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen. 31
7.2.3 Componenten voor lokale instellingen ......................... 31
7.2.4 Stand 1 of 2 activeren .................................................. 31
7.2.5 Gebruik van stand 1..................................................... 32
7.2.6 Gebruik van stand 2..................................................... 32
7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen .. 32
7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen ......................................... 33
7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit................ 36
7.3 Energie besparen en optimale werking ...................................... 36
7.3.1 Mogelijke hoofdgebruiksmethoden .............................. 36
7.3.2 Mogelijke comfortinstellingen....................................... 36
7.3.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen................... 37
7.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen............ 38
8 Inbedrijfstelling 38
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 38
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 38
8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 38
8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 39
8.4.1 Over proefdraaien ........................................................ 39
8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)............................. 39
8.4.3 Correctie na abnormaal beëindigen van het
proefdraaien................................................................. 40
8.4.4 Gebruik van de unit...................................................... 40
9 Aan de gebruiker overhandigen 40
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

10 Onderhoud en service 40
10.1 Overzicht: Onderhoud en service .............................................. 40
10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 40
10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen.................................. 40
10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit .................... 41
10.4 Over de servicestand ................................................................ 41
10.4.1 Gebruik van de vacuümstand ..................................... 41
10.4.2 Koelmiddel aftappen ................................................... 41
11 Opsporen en verhelpen van storingen 41
11.1 Overzicht: Probleemoplossing................................................... 41
11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen.................................................................................... 41
11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 41
11.3.1 Storingcodes: Overzicht .............................................. 42
12 Als afval verwijderen 43
13 Technische gegevens 44
13.1 Serviceruimte: Buitenunit .......................................................... 44
13.2 Leidingschema: Buitenunit ........................................................ 46
13.3 Bedradingsschema: Buitenunit.................................................. 47
Voor de gebruiker 49
14 Over het systeem 49
14.1 Systeemlay-out.......................................................................... 49
15 Gebruikersinterface 49
16 Voor het gebruik 49
17 Bediening 50
17.1 Werkingsgebied......................................................................... 50
17.2 Gebruik van het systeem........................................................... 50
17.2.1 Over het gebruik van het systeem .............................. 50
17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking ................................................. 50
17.2.3 Over verwarmen ......................................................... 50
17.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 50
17.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening) ............. 51
17.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma............................... 51
17.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma ............................ 51
17.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma
(ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op
de afstandsbediening)................................................. 51
17.3.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (MET
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 51
17.4 Luchtstroomrichting instellen ..................................................... 51
17.4.1 Over de luchtstroomklep ............................................. 52
17.5 Master-gebruikersinterface instellen ......................................... 52
17.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen .................. 52
17.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX) .... 52
17.5.3 Gebruikersinterface als master instellen (RA DX) ...... 52
17.5.4 Over besturingssystemen ........................................... 52
18 Energie besparen en optimale werking 53
18.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden ....................................... 53
18.2 Mogelijke comfortinstellingen .................................................... 53
19 Onderhoud en service 53
19.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand......................... 54
19.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand...................... 54
19.3 Over het koelmiddel .................................................................. 54
19.4 Dienst-na-verkoop en garantie .................................................. 54
19.4.1 Garantieperiode .......................................................... 54
19.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie .............. 54
19.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli................. 55
19.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli .................. 55
20 Opsporen en verhelpen van storingen 55
20.1 Storingscodes: Overzicht ........................................................... 56
20.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ................ 57
20.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................. 57
20.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden
omgeschakeld.............................................................. 57
20.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en
verwarmen werken niet................................................ 57
20.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen
met de instelling ........................................................... 57
20.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet
overeen met de instelling ............................................. 57
20.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit) .................................................................. 57
20.2.7 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 57
20.2.8 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt,
en start weer na enkele minuten.................................. 57
20.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit) .................................................................. 57
20.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 58
20.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(buitenunit) ................................................................... 58
20.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de unit .............................. 58
20.2.13 Symptoom: De units geven een geur af....................... 58
20.2.14 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet ............................................................................... 58
20.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88".......................... 58
20.2.16 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt
niet na een korte verwarmingscyclus........................... 58
20.2.17 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is
warm, zelfs wanneer de unit is gestopt........................ 58
20.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de
binnenunit gestopt is .................................................... 58
21 Verplaatsen 58
22 Als afval verwijderen 58
23 Verklarende woordenlijst 58
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in
de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd worden.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een bepaalde concentratie. Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%). Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.

1.3 Voor de installateur

1.2 Voor de gebruiker

▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.

1.3.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.3.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.3.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Possible consequence: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Possible consequence: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.3.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.3.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.

1.3.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04

2 Over de documentatie

WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast om druk van buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op boerderijen, of voor commercieel gebruik door niet­deskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7

3 Over de doos

21
+
a
b
c
d
e f
g

Voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de units
▪ Accessoires van de units verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor te voorkomen.
▪ Kies van tevoren de weg waarlangs de unit naar binnen moet
worden getransporteerd.

3.2.2 Omgaan met de buitenunit

Draag de unit langzaam zoals weergegeven:
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
Vorkheftruck. Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt wanneer de unit op de pallet blijft.

3.2 Buitenunit

3.2.1 De buitenunit uitpakken

3.2.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen

1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina17.
2 Verwijder de accessoires.
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit c Label gefluoreerde broeikasgassen d Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen e Gasleiding accessoire 1 + koperen pakking (alleen voor
RXYSQ6)
f Gasleiding accessoire 2 (alleen voor RXYSQ6)
g Gasleiding accessoire 3 (alleen voor RXYSQ6)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8

4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
4 Over de units en opties
g
d d
c c
f
eb
a
g
f
e
▪ Identificatie van de buitenunit.
▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem.
▪ Met welke binnenunits en opties de buitenunits kunnen worden
gecombineerd.

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
Modelidentificatie
Example: R X Y S Q 6 T8 Y B [*]
Code Verklaring
R Buiten luchtgekoeld
X Warmtepomp (niet-continu verwarmen)
Y Eén module
Z S-reeks
Q Koelmiddeltype R410A
4~6 Capaciteitklasse
T8 VRV IV-reeks
V
Y
B Europese markt
[*] Aanduiding kleine modelwijziging
Elektrische voeding

4.3 Over de buitenunit

Deze montagehandleiding betreft het VRV IV-S, volledig door inverter aangedreven warmtepompsysteem.
Deze units zijn ontworpen voor installatie buitenshuis en zijn bedoeld voor lucht-lucht-warmtepomptoepassingen.
Specificatie RXYSQ4~6
Capaciteit Verwarmen 14,2~18,0kW
Koelen 12,1~15,5kW
Ontwerptemperatuur (omgeving)
Verwarmen –20~15,5°Cnatte bol
Koelen –5~46°Cdroge bol
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op pagina9 voor meer informatie.
a VRV IV-S-warmtepomp buitenunit b Koelmiddelleiding c VRV directe-expansiebinnenunit (DX) d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)
g Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)

4.5 Units en opties combineren

4.5.1 Over combinaties van units en opties

OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de VRV IV­S-warmtepomp om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie (buitenunit+binnenunit(s)) zal werken.
Het VRV IV-S-warmtepompsysteem kan worden gecombineerd met verschillende types binnenunit en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de productcatalogus voor VRV IV-S.
Hierna vindt u een overzicht van de toegelaten combinaties van binnen- en buitenunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. De combinaties zijn onderworpen aan regels (combinatie tussen buiten­binnen, combinaties tussen binnenunits, enz.) vermeld in de technische data.

4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits

In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-S-warmtepompsysteem. Deze lijst is niet beperkend en hangt af van zowel de combinaties van de buitenunitmodellen als de binnenunitmodellen.
▪ VRV directe-expansiebinnenunits (DX) (lucht/luchttoepassingen).
▪ SA/RA (Sky Air/Residential Air) directe-expansiebinnenunits (DX)
(lucht/luchttoepassingen). Hierna naar verwezen als RA DX­binnenunits. Voor deze binnenunits is een BP-box vereist.
▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-set+EKEQ-box vereist,
afhankelijk van toepassing.
▪ Luchtgordijn (lucht/luchttoepassingen): CYV/CAV-reeks (Biddle),
afhankelijk van toepassing.

4.4 Systeemlay-out

OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een temperatuur van minder dan –15°C.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
INFORMATIE
▪ VRVDX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met RADX-binnenunits.
▪ RA DX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met AHU-binnenunits.
▪ RA DX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met luchtgordijnbinnenunits.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9

5 Voorbereiding

b
c
f
d
d
a
c
b e
(mm)
≥1500
≥1000
≥1000
≥1000
≥1500
≥1500
≥1500

4.5.3 Mogelijke opties voor de buitenunit

INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Koelmiddelaftakkit
Beschrijving Modelnaam
Refnet-verdeler KHRQ22M29H
Refnet-verbinding KHRQ22M20T
Zie "5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren" op pagina 14 voor de selectie van de optimale aftakset.
Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Om de koel- of verwarmfunctie van op een centrale plaats te regelen, kan de volgende optie worden aangesloten:
Beschrijving RXYSQ4~6_V RXYSQ4~6_Y
Keuzeschakelaar
KRC19-26A KRC19-26A
koelen/verwarmen
Printkaart
EBRP2B — keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Kabel
EKCHSC keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Met optionele
KJB111A KJB111A montagekast voor de schakelaar
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt. Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
De externe besturingsadapter moet in de binnenunit worden geïnstalleerd.
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor communicatie met de buitenunit. De software van de gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden

5.2 De installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10

5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees ook de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie het
hoofdstuk "Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid".
▪ Vereisten voor de serviceruimte. Zie het hoofdstuk
"Technische gegevens".
▪ Vereisten koelmiddelleiding (lengte, hoogteverschil).
Zie verder in dit hoofdstuk "Voorbereiding".
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor commerciële als kleinindustriële toepassingen.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
a Pc of radio b Zekering c Aardlekbeveiliging d Gebruikersinterface e Binnenunit
f Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
▪ De lamellen van de warmtewisselaar zijn scherp en kunnen
iemand verwonden. Kies een installatieplaats waar er geen risico is dat iemand zich kan verwonden (in het bijzonder in omgevingen waar kinderen spelen).
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
b
c
a
a
b
c
d
c
d
a
a
a
b
a
b
c
c
d
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Example: Achter het gebouw.
5 Voorbereiding
a Controleer of er voldoende installatieruimte is
Plaats de uitlaatzijde in een rechte hoek op de richting van de wind.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de
a Belangrijkste windrichting b Luchtuitlaat
installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Draai de luchtuitlaatkant in de richting van de muur van het gebouw, hek of scherm.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
a Afdakje tegen de sneeuw b Voetstuk (minimale hoogte = 150mm) c Belangrijkste windrichting d Luchtuitlaat
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
5 Voorbereiding
T
AO
(°C WB)
a b
20
15.5 15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
10 15 20 25
27
30
T
AI
(°C DB)
b
a
OPMERKING
Wanneer de unit wordt gebruikt om te verwarmen bij een lage buitentemperatuur en een hoge vochtigheidsgraad, neem dan voorzorgsmaatregelen om de afvoeropeningen van de unit vrij te houden.
Verwarmen:
a Werkingsbereik verwarmen
b Werkingsbereik
TAI Binnentemperatuur
TAO Buitentemperatuur
Als de unit wordt geselecteerd om te werken bij een omgevingstemperatuur van minder dan –5°C gedurende minstens 5 dagen, met een relatieve vochtigheidsgraad van meer dan 95%, dan bevelen wij aan om een Daikin­reeks te gebruiken die specifiek is ontworpen voor dergelijke toepassingen en/of om contact op te nemen met uw dealer voor meer informatie.

5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken

Over voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen en normen ter zake.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A beperkt tot 0,44kg/m3.
a Richting van de koelmiddelstroom b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen, zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
Formule A+B=C
A Hoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee het systeem is gevuld voordat het de fabriek verlaat)
B Hoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
C Totale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van (D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
D Als er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
5 Voorbereiding
a
b
t
Ø
A
B-1 B-2
C-1 C-2 C-3 C-4 E E E E
1 1
3-1 3-2 3-3 3-4
A
D
RA DXVRV DX
D
4
4
5 5 5 5
2 2
2 2
E Als de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen ruimten
b Scheiding (Als er een opening is zonder deur of als
er boven of onder de deur openingen zijn die elk in grootte equivalent zijn aan 0,15% of meer van het vloeroppervlak.)
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de ruimte ernaast worden voorzien.
Formule F/G≤H
F Totaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
G Volume (in m3) van de kleinste ruimte met
een binnenunit
H Maximale concentratie (kg/m3)
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast. Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal toelaatbare concentratie.

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.2 Materiaal koelmiddelleidingen

Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
Temperingsgraad en dikte van de leidingen:
Buitendiameter
(Ø)
6,4mm (1/4")
9,5mm (3/8")
12,7mm (1/2")
15,9mm (5/8") Gegloeid (O) ≥0,99mm
19,1mm (3/4") Halfhard (1/2H) ≥0,80mm
Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.
Hardingsgraad Dikte (t)
Gegloeid (O) ≥0,80mm
(a) In functie van de toepasselijke wetgeving en de maximale
werkdruk van de unit (zie “PS High” op het naamplaatje van de unit) kunnen dikkere leidingen nodig zijn.
(a)

5.3.3 Leidingmaat selecteren

Bepaal de geschikte maat aan de hand van de volgende tabellen en de afbeelding (alleen als referentie).
INFORMATIE
▪ VRVDX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met RADX-binnenunits.
▪ RA DX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met AHU-binnenunits.
▪ RA DX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met luchtgordijnbinnenunits.
INFORMATIE
Als RA DX-binnenunits worden geïnstalleerd, moet lokale instelling [2‑38] (=type geïnstalleerde binnenunits) worden geconfigureerd. Zie "7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op
pagina33.

5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m bedragen.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
1 Buitenunit 2 Koelmiddelaftaksets
3-1~3-4 VRVDX-binnenunits
4 BP-units 5 RADX-binnenunits
A Leiding tussen buitenunit en (eerste) koelmiddelaftakset
B-1 B-2 Leiding tussen koelmiddelaftaksets
C-1~C-4 Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
D Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit E Leiding tussen BP-unit en RADX-binnenunit
Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te voorzien).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
5 Voorbereiding
a
e
b c
d
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op pagina24.
A: Leiding tussen buitenunit en (eerste) koelmiddelaftakset
Wanneer de equivalente leidinglengte tussen de buiten- en binnenunits 90 m of meer bedraagt, moet u een dikkere hoofdgasleiding gebruiken. Gebruik de oorspronkelijke leidingdiameter wanneer de aanbevolen gasleidingmaat niet beschikbaar is (dit kan evenwel een kleine capaciteitsafname tot gevolg hebben).
a Buitenunit b Hoofdgasleiding c Vergroten d Eerste koelmiddelaftakkit e Binnenunit
Type capaciteit
buitenunit (HP)
4+5 15,9 19,1 9,5
6 19,1 22,2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
StandaardVergroot
D: Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit
Totale capaciteitsindex van aangesloten
binnenunits
15~62 12,7 6,4
63~149 15,9 9,5
150~182 19,1
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
E: Leiding tussen BP-unit en RA DX-binnenunit
Capaciteitsindex
binnenunit
15~42 9,5 6,4
50 12,7
60 9,5
71 15,9
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding

5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren

Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.3 Leidingmaat
selecteren"op pagina13.
Refnet-verbinding aan de eerste aftakking (vanaf de buitenunit)
Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de buitenunit een refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de volgende tabel volgens de capaciteit van de buitenunit. Example: Refnet­verbinding A→B‑1.
B: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van het systeem.
Capaciteitsindex
binnenunit
<150 15,9 9,5
150≤x≤182 19,1
Example: Stroomafwaartse capaciteit voor B-1 = capaciteitsindex van unit 3-1 + capaciteitsindex van unit 3-2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
C: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof, gas) op de binnenunits. De diameters van binnenunits zijn als volgt:
Capaciteitsindex
binnenunit
15~50 12,7 6,4
63~140 15,9 9,5
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding

5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil

Type capaciteit buitenunit (HP) Koelmiddelaftakset
4~6 KHRQ22M20T
Refnet-verbindingen bij andere aftakkingen
Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking het juiste model aftakset op basis van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Example: Refnet-verbinding B‑1→C‑1.
Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset
<182 KHRQ22M20T
Refnet-verdelers
Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset
<182 KHRQ22M29H
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden aangesloten.
De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de volgende vereisten. Twee patronen komen aan bod:
• Buitenunit met 100% VRVDX-binnenunits
• Buitenunit met 100% RADX-binnenunits
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
Vereiste Limiet
Maximale reële leidinglengte
▪ Voorbeeld 1.1, unit8: a+b+c+d+e+f+g+p≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.2, unit6: a+b+h≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.2, unit8: a+i+k≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.3, unit8: a+i≤Limiet
▪ Voorbeeld 2, unit18: a+b+m≤Limiet
Maximale equivalente leidinglengte
(a)
Maximale totale leidinglengte
▪ Voorbeeld 1.1: a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m+n+p≤Limiet
▪ Voorbeeld 2: a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m≤Limiet
Minimale lengte buitenunit-eerste koelmiddelaftakset
▪ Voorbeeld 2: Limiet≤a
Maximale lengte eerste aftakset-binnenunit
▪ Voorbeeld 1.1, unit8: b+c+d+e+f+g+p≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.2, unit6: b+h≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.2, unit8: i+k≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.3, unit8: i≤Limiet
▪ Voorbeeld 2, unit18: b+m≤Limiet
Maximale lengte buitenunit-BP
▪ Voorbeeld 2, BP3: a+b≤Limiet
Minimale en maximale lengte BP­binnenunit
▪ Voorbeeld 2, unit 18: Min.≤m≤Max.
Maximaal hoogteverschil buitenunit­binnenunit
Capaciteitsindex binnenunit<60 Nvt 2~15m
Capaciteitsindex binnenunit=60 Nvt 2~12m
Capaciteitsindex binnenunit=71 Nvt 2~8m
Buitenunit hoger dan binnenunit
▪ Voorbeelden: H1≤Limiet
Buitenunit lager dan binnenunit 40m
Maximaal hoogteverschil binnenunit-binnenunit
▪ Voorbeelden: H2≤Limiet
Maximaal hoogteverschil buitenunit-BP
▪ Voorbeeld 2: H3≤Limiet
Maximaal hoogteverschil BP-BP
▪ Voorbeeld 2: H4≤Limiet
Maximaal hoogteverschil BP-binnenunit
▪ Voorbeeld 2: H5≤Limiet
(a) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor berekeningsdoeleinden van equivalente
leidinglengte, niet voor berekeningen van de koelmiddelvulling).
5 Voorbereiding
VRVDX RADX
120m 65m
150m 85m
300m 140m
Nvt 5m
40m 40m
Nvt 55m
50m 30m
15m 15m
Nvt 30m
Nvt 15m
Nvt 5m
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15

6 Installatie

a
A
h i j k l m n
B C D E F G
p
b c d e f
1 2 3 4 5 6 7
8
g
H1
H2
H3
a
c
d
f
H1
BP1
g
h
b
A
l
m
BP3
18
17
131211
H4
e
i
BP2
j
k
161514
H2
H5
a
b
c d e f
i
k
j
g h
A B
1 2 3 4 5 6
7 8
H1
H2
a
c
b d e fig h
1 2 3 4 5 6 7
8
H1
H2
1~8 VRVDX-binnenunits
11~18 RADX-binnenunits
Voorbeeld 1 (VRVDX-binnenunits) Voorbeeld 2 (RADX-binnenunits)
Voorbeeld 1,1
Voorbeeld 1,2
Voorbeeld 1,3
Refnet-verbinding Refnet-verdeler
BP-box

5.4 De elektrische bedrading voorbereiden

5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit

Alleen voor RXYSQ4~6_V
De apparatuur voldoet een de norm EN/IEC61000-3-12 (Europese/ internationale technische norm die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16A en ≤75A per fase).

5.4.2 Vereisten voor beveiligingen

De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
Model Minimum
RXYSQ4_V 29,1A 32A 1~ 50Hz
RXYSQ5_V
RXYSQ6_V
RXYSQ4_Y 14,1A 16A 3N~ 50Hz
RXYSQ5_Y
RXYSQ6_Y
Transmissiebedrading
Transmissiebedrading Plastic snoeren met mantel van
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
circuitampère
Maximale kabellengte
300m
(= afstand tussen buitenunit en verste binnenunit)
Totale kabellengte
600m
(= afstand tussen buitenunit en alle binnenunits)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
6 Installatie

6.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
▪ De buitenunit monteren.
▪ De binnenunits monteren.
Aanbevolen
zekeringen
0,75 tot 1,25mm² of kabels (2-
aderige draden)
Voeding
220-240V
380-415V
▪ De koelmiddelleiding aansluiten.
▪ De koelmiddelleiding controleren.
▪ Koelmiddel bijvullen.
▪ De elektrische bedrading aansluiten.
▪ De installatie van de buitenunit voltooien.
▪ De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren, koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de montagehandleiding van de binnenunit.
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
6 Installatie
3
45°~90°
(4)
2
1
(mm)
>150
620
350
(345-355)
4× M12
a
20
a
4× M12

6.2 De units openen

6.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Example:
▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

6.2.2 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

6.3.3 De installatiestructuur voorzien

Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het schema van de fundering.
Leg 4 sets met ankerbouten, moeren en vulringen klaar (lokaal te voorzien):

6.3 De buitenunit monteren

6.3.1 Over de montage van de buitenunit

Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende stappen:
1 De installatiestructuur voorzien.
2 De buitenunit installeren.
3 Afvoer voorzien.
4 Ervoor zorgen dat de unit niet kan omvallen.
5 De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats voorbereiden" in "5Voorbereiding"op pagina10.
a Blokkeer de afvoeropeningen niet af.
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel van de bouten bedraagt 20mm.
OPMERKING
Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vast op de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaats waarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert of loskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.

6.3.4 De buitenunit installeren

6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de buitenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
6 Installatie
≥150 mm
117
102
70
45
376
191
a a a

6.3.5 Afvoer voorzien

▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd.
▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben,
zodat ijs zich niet kan ophopen.
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om het
overtollig water rond de unit af te voeren.
▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit om ervoor
te zorgen dan het voetpad niet glad wordt bij vriestemperaturen.
▪ Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan een
waterdichte plaat op maximum 150mm van de onderkant van de unit om te verhinderen dat water in de unit kan binnendringen en afgevoerd water zou druppelen (zie de volgende afbeelding).
OPMERKING
Als de afvoeropeningen van de buitenunit geblokkeerd worden door een installatiebasis of het oppervlak van de vloer, moet u de unit hoger plaatsen zodat er een vrije ruimte van meer dan 150mm onder de buitenunit ontstaat.
Afvoeropeningen (afmetingen in mm)

6.4 De koelmiddelleiding aansluiten

6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪ Koelmiddelaftaksets aansluiten
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits)
▪ De koelmiddelleiding isoleren
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Leidinguiteinden optrompen
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters

6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

a Afvoeropeningen

6.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen

Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2 kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit.
3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast. Span deze uiteinden
aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
Loading...
+ 42 hidden pages