Daikin RXYSQ4T8VB, RXYSQ5T8VB, RXYSQ6T8VB, RXYSQ4T8YB, RXYSQ5T8YB Installer reference guide [nl]

...
Uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4T8VB RXYSQ5T8VB RXYSQ6T8VB             RXYSQ4T8YB RXYSQ5T8YB RXYSQ6T8YB
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
VRV IV-S-systeem airconditioner
Nederlands

Inhoud

Inhoud
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de gebruiker...................................................................... 4
1.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.3.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.3.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.3.4 Pekel ........................................................................... 6
1.3.5 Water .......................................................................... 6
1.3.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
Voor de installateur 8
3 Over de doos 8
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 8
3.2 Buitenunit .................................................................................. 8
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 8
3.2.2 Omgaan met de buitenunit.......................................... 8
3.2.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen................. 8
4 Over de units en opties 8
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 8
4.2 Identificatie ................................................................................ 9
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 9
4.3 Over de buitenunit ..................................................................... 9
4.4 Systeemlay-out.......................................................................... 9
4.5 Units en opties combineren....................................................... 9
4.5.1 Over combinaties van units en opties......................... 9
4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits ...................... 9
4.5.3 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 10
5 Voorbereiding 10
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 10
5.2 De installatieplaats voorbereiden .............................................. 10
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 10
5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten .................................. 11
5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken........... 12
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 13
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 13
5.3.2 Materiaal koelmiddelleidingen..................................... 13
5.3.3 Leidingmaat selecteren............................................... 13
5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren .................................. 14
5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil ............... 14
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 16
5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 16
5.4.2 Vereisten voor beveiligingen....................................... 16
6 Installatie 16
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 16
6.2 De units openen ........................................................................ 17
6.2.1 Over het openen van de units..................................... 17
6.2.2 De buitenunit openen.................................................. 17
6.3 De buitenunit monteren ............................................................. 17
6.3.1 Over de montage van de buitenunit............................ 17
6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
buitenunit .................................................................... 17
6.3.3 De installatiestructuur voorzien................................... 17
6.3.4 De buitenunit installeren ............................................. 17
6.3.5 Afvoer voorzien ........................................................... 18
6.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen...... 18
6.4 De koelmiddelleiding aansluiten................................................. 18
6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 18
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 18
6.4.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen. 19
6.4.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 19
6.4.5 Het uiteinde van een buis verbreden ........................... 19
6.4.6 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 20
6.4.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 20
6.4.8 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten.................. 21
6.4.9 Koelmiddelaftakset aansluiten ..................................... 22
6.5 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 22
6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 22
6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen ... 22
6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling.................... 23
6.5.4 Lektest uitvoeren.......................................................... 23
6.5.5 Vacuümdrogen............................................................. 23
6.6 Koelmiddelleidingen isoleren...................................................... 23
6.7 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 24
6.7.1 Over koelmiddel bijvullen ............................................. 24
6.7.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met
koelmiddel.................................................................... 24
6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden... 24
6.7.4 Koelmiddel vullen......................................................... 25
6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel ...................... 26
6.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 26
6.8 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 26
6.8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 26
6.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 27
6.8.3 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen.. 28
6.8.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading ..................................................................... 28
6.8.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten..................................................................... 28
6.9 De installatie van de buitenunit voltooien ................................... 30
6.9.1 Transmissiebedrading voltooien .................................. 30
6.9.2 De buitenunit sluiten .................................................... 30
7 Configuratie 30
7.1 Overzicht: Configuratie............................................................... 30
7.2 Lokale instellingen uitvoeren ...................................................... 30
7.2.1 Over lokale instellingen................................................ 30
7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen. 31
7.2.3 Componenten voor lokale instellingen ......................... 31
7.2.4 Stand 1 of 2 activeren .................................................. 31
7.2.5 Gebruik van stand 1..................................................... 32
7.2.6 Gebruik van stand 2..................................................... 32
7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen .. 32
7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen ......................................... 33
7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit................ 36
7.3 Energie besparen en optimale werking ...................................... 36
7.3.1 Mogelijke hoofdgebruiksmethoden .............................. 36
7.3.2 Mogelijke comfortinstellingen....................................... 36
7.3.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen................... 37
7.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen............ 38
8 Inbedrijfstelling 38
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 38
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 38
8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 38
8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 39
8.4.1 Over proefdraaien ........................................................ 39
8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)............................. 39
8.4.3 Correctie na abnormaal beëindigen van het
proefdraaien................................................................. 40
8.4.4 Gebruik van de unit...................................................... 40
9 Aan de gebruiker overhandigen 40
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

10 Onderhoud en service 40
10.1 Overzicht: Onderhoud en service .............................................. 40
10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 40
10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen.................................. 40
10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit .................... 41
10.4 Over de servicestand ................................................................ 41
10.4.1 Gebruik van de vacuümstand ..................................... 41
10.4.2 Koelmiddel aftappen ................................................... 41
11 Opsporen en verhelpen van storingen 41
11.1 Overzicht: Probleemoplossing................................................... 41
11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen.................................................................................... 41
11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 41
11.3.1 Storingcodes: Overzicht .............................................. 42
12 Als afval verwijderen 43
13 Technische gegevens 44
13.1 Serviceruimte: Buitenunit .......................................................... 44
13.2 Leidingschema: Buitenunit ........................................................ 46
13.3 Bedradingsschema: Buitenunit.................................................. 47
Voor de gebruiker 49
14 Over het systeem 49
14.1 Systeemlay-out.......................................................................... 49
15 Gebruikersinterface 49
16 Voor het gebruik 49
17 Bediening 50
17.1 Werkingsgebied......................................................................... 50
17.2 Gebruik van het systeem........................................................... 50
17.2.1 Over het gebruik van het systeem .............................. 50
17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking ................................................. 50
17.2.3 Over verwarmen ......................................................... 50
17.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 50
17.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening) ............. 51
17.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma............................... 51
17.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma ............................ 51
17.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma
(ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op
de afstandsbediening)................................................. 51
17.3.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (MET
keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 51
17.4 Luchtstroomrichting instellen ..................................................... 51
17.4.1 Over de luchtstroomklep ............................................. 52
17.5 Master-gebruikersinterface instellen ......................................... 52
17.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen .................. 52
17.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX) .... 52
17.5.3 Gebruikersinterface als master instellen (RA DX) ...... 52
17.5.4 Over besturingssystemen ........................................... 52
18 Energie besparen en optimale werking 53
18.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden ....................................... 53
18.2 Mogelijke comfortinstellingen .................................................... 53
19 Onderhoud en service 53
19.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand......................... 54
19.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand...................... 54
19.3 Over het koelmiddel .................................................................. 54
19.4 Dienst-na-verkoop en garantie .................................................. 54
19.4.1 Garantieperiode .......................................................... 54
19.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie .............. 54
19.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli................. 55
19.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli .................. 55
20 Opsporen en verhelpen van storingen 55
20.1 Storingscodes: Overzicht ........................................................... 56
20.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ................ 57
20.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................. 57
20.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden
omgeschakeld.............................................................. 57
20.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en
verwarmen werken niet................................................ 57
20.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen
met de instelling ........................................................... 57
20.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet
overeen met de instelling ............................................. 57
20.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit) .................................................................. 57
20.2.7 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 57
20.2.8 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt,
en start weer na enkele minuten.................................. 57
20.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit) .................................................................. 57
20.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 58
20.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(buitenunit) ................................................................... 58
20.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de unit .............................. 58
20.2.13 Symptoom: De units geven een geur af....................... 58
20.2.14 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet ............................................................................... 58
20.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88".......................... 58
20.2.16 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt
niet na een korte verwarmingscyclus........................... 58
20.2.17 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is
warm, zelfs wanneer de unit is gestopt........................ 58
20.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de
binnenunit gestopt is .................................................... 58
21 Verplaatsen 58
22 Als afval verwijderen 58
23 Verklarende woordenlijst 58
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in
de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd worden.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de units:
Dit betekent dat u geen elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke overheid.
▪ Het volgende symbool staat vermeld op de batterijen:
Dit betekent dat de batterijen niet met ongesorteerd huishoudelijk afval gemengd mag worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat over een bepaalde concentratie. Mogelijke scheikundige symbolen: Pb: lood (>0,004%). Wegwerpbatterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie behandeld worden. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid.

1.3 Voor de installateur

1.2 Voor de gebruiker

▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, contacteer
uw installateur.
▪ Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien ze onder toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van het toestel en de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.

1.3.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.3.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.3.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Possible consequence: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Possible consequence: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.3.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.3.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.

1.3.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04

2 Over de documentatie

WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van voedingskabels:
▪ Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).
▪ Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te
werk zoals hieronder afgebeeld.
▪ Gebruik voor de bedrading de aangegeven
stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast om druk van buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.
▪ Draai de klemschroeven vast met een geschikte
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk vastzetten onmogelijk.
▪ Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
dreigen ze te breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op boerderijen, of voor commercieel gebruik door niet­deskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7

3 Over de doos

21
+
a
b
c
d
e f
g

Voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de units
▪ Accessoires van de units verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor te voorkomen.
▪ Kies van tevoren de weg waarlangs de unit naar binnen moet
worden getransporteerd.

3.2.2 Omgaan met de buitenunit

Draag de unit langzaam zoals weergegeven:
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
Vorkheftruck. Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt wanneer de unit op de pallet blijft.

3.2 Buitenunit

3.2.1 De buitenunit uitpakken

3.2.3 Accessoires van de buitenunit verwijderen

1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina17.
2 Verwijder de accessoires.
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit c Label gefluoreerde broeikasgassen d Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen e Gasleiding accessoire 1 + koperen pakking (alleen voor
RXYSQ6)
f Gasleiding accessoire 2 (alleen voor RXYSQ6)
g Gasleiding accessoire 3 (alleen voor RXYSQ6)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8

4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
4 Over de units en opties
g
d d
c c
f
eb
a
g
f
e
▪ Identificatie van de buitenunit.
▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem.
▪ Met welke binnenunits en opties de buitenunits kunnen worden
gecombineerd.

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
Modelidentificatie
Example: R X Y S Q 6 T8 Y B [*]
Code Verklaring
R Buiten luchtgekoeld
X Warmtepomp (niet-continu verwarmen)
Y Eén module
Z S-reeks
Q Koelmiddeltype R410A
4~6 Capaciteitklasse
T8 VRV IV-reeks
V
Y
B Europese markt
[*] Aanduiding kleine modelwijziging
Elektrische voeding

4.3 Over de buitenunit

Deze montagehandleiding betreft het VRV IV-S, volledig door inverter aangedreven warmtepompsysteem.
Deze units zijn ontworpen voor installatie buitenshuis en zijn bedoeld voor lucht-lucht-warmtepomptoepassingen.
Specificatie RXYSQ4~6
Capaciteit Verwarmen 14,2~18,0kW
Koelen 12,1~15,5kW
Ontwerptemperatuur (omgeving)
Verwarmen –20~15,5°Cnatte bol
Koelen –5~46°Cdroge bol
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op pagina9 voor meer informatie.
a VRV IV-S-warmtepomp buitenunit b Koelmiddelleiding c VRV directe-expansiebinnenunit (DX) d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)
g Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)

4.5 Units en opties combineren

4.5.1 Over combinaties van units en opties

OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de VRV IV­S-warmtepomp om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie (buitenunit+binnenunit(s)) zal werken.
Het VRV IV-S-warmtepompsysteem kan worden gecombineerd met verschillende types binnenunit en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de productcatalogus voor VRV IV-S.
Hierna vindt u een overzicht van de toegelaten combinaties van binnen- en buitenunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. De combinaties zijn onderworpen aan regels (combinatie tussen buiten­binnen, combinaties tussen binnenunits, enz.) vermeld in de technische data.

4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits

In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-S-warmtepompsysteem. Deze lijst is niet beperkend en hangt af van zowel de combinaties van de buitenunitmodellen als de binnenunitmodellen.
▪ VRV directe-expansiebinnenunits (DX) (lucht/luchttoepassingen).
▪ SA/RA (Sky Air/Residential Air) directe-expansiebinnenunits (DX)
(lucht/luchttoepassingen). Hierna naar verwezen als RA DX­binnenunits. Voor deze binnenunits is een BP-box vereist.
▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-set+EKEQ-box vereist,
afhankelijk van toepassing.
▪ Luchtgordijn (lucht/luchttoepassingen): CYV/CAV-reeks (Biddle),
afhankelijk van toepassing.

4.4 Systeemlay-out

OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een temperatuur van minder dan –15°C.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
INFORMATIE
▪ VRVDX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met RADX-binnenunits.
▪ RA DX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met AHU-binnenunits.
▪ RA DX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met luchtgordijnbinnenunits.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9

5 Voorbereiding

b
c
f
d
d
a
c
b e
(mm)
≥1500
≥1000
≥1000
≥1000
≥1500
≥1500
≥1500

4.5.3 Mogelijke opties voor de buitenunit

INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Koelmiddelaftakkit
Beschrijving Modelnaam
Refnet-verdeler KHRQ22M29H
Refnet-verbinding KHRQ22M20T
Zie "5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren" op pagina 14 voor de selectie van de optimale aftakset.
Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Om de koel- of verwarmfunctie van op een centrale plaats te regelen, kan de volgende optie worden aangesloten:
Beschrijving RXYSQ4~6_V RXYSQ4~6_Y
Keuzeschakelaar
KRC19-26A KRC19-26A
koelen/verwarmen
Printkaart
EBRP2B — keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Kabel
EKCHSC keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Met optionele
KJB111A KJB111A montagekast voor de schakelaar
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt. Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
De externe besturingsadapter moet in de binnenunit worden geïnstalleerd.
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor communicatie met de buitenunit. De software van de gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden

5.2 De installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10

5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees ook de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie het
hoofdstuk "Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid".
▪ Vereisten voor de serviceruimte. Zie het hoofdstuk
"Technische gegevens".
▪ Vereisten koelmiddelleiding (lengte, hoogteverschil).
Zie verder in dit hoofdstuk "Voorbereiding".
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor commerciële als kleinindustriële toepassingen.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
a Pc of radio b Zekering c Aardlekbeveiliging d Gebruikersinterface e Binnenunit
f Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
▪ De lamellen van de warmtewisselaar zijn scherp en kunnen
iemand verwonden. Kies een installatieplaats waar er geen risico is dat iemand zich kan verwonden (in het bijzonder in omgevingen waar kinderen spelen).
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
b
c
a
a
b
c
d
c
d
a
a
a
b
a
b
c
c
d
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt
▪ In voertuigen of schepen
▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Example: Achter het gebouw.
5 Voorbereiding
a Controleer of er voldoende installatieruimte is
Plaats de uitlaatzijde in een rechte hoek op de richting van de wind.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de
a Belangrijkste windrichting b Luchtuitlaat
installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
a Zeewind
b Gebouw
c Buitenunit
d Afscherming tegen wind
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Draai de luchtuitlaatkant in de richting van de muur van het gebouw, hek of scherm.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
a Afdakje tegen de sneeuw b Voetstuk (minimale hoogte = 150mm) c Belangrijkste windrichting d Luchtuitlaat
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
5 Voorbereiding
T
AO
(°C WB)
a b
20
15.5 15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
10 15 20 25
27
30
T
AI
(°C DB)
b
a
OPMERKING
Wanneer de unit wordt gebruikt om te verwarmen bij een lage buitentemperatuur en een hoge vochtigheidsgraad, neem dan voorzorgsmaatregelen om de afvoeropeningen van de unit vrij te houden.
Verwarmen:
a Werkingsbereik verwarmen
b Werkingsbereik
TAI Binnentemperatuur
TAO Buitentemperatuur
Als de unit wordt geselecteerd om te werken bij een omgevingstemperatuur van minder dan –5°C gedurende minstens 5 dagen, met een relatieve vochtigheidsgraad van meer dan 95%, dan bevelen wij aan om een Daikin­reeks te gebruiken die specifiek is ontworpen voor dergelijke toepassingen en/of om contact op te nemen met uw dealer voor meer informatie.

5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken

Over voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen en normen ter zake.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A beperkt tot 0,44kg/m3.
a Richting van de koelmiddelstroom b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen, zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
Formule A+B=C
A Hoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee het systeem is gevuld voordat het de fabriek verlaat)
B Hoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
C Totale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van (D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
D Als er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
5 Voorbereiding
a
b
t
Ø
A
B-1 B-2
C-1 C-2 C-3 C-4 E E E E
1 1
3-1 3-2 3-3 3-4
A
D
RA DXVRV DX
D
4
4
5 5 5 5
2 2
2 2
E Als de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen ruimten
b Scheiding (Als er een opening is zonder deur of als
er boven of onder de deur openingen zijn die elk in grootte equivalent zijn aan 0,15% of meer van het vloeroppervlak.)
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de ruimte ernaast worden voorzien.
Formule F/G≤H
F Totaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
G Volume (in m3) van de kleinste ruimte met
een binnenunit
H Maximale concentratie (kg/m3)
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast. Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal toelaatbare concentratie.

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.2 Materiaal koelmiddelleidingen

Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
Temperingsgraad en dikte van de leidingen:
Buitendiameter
(Ø)
6,4mm (1/4")
9,5mm (3/8")
12,7mm (1/2")
15,9mm (5/8") Gegloeid (O) ≥0,99mm
19,1mm (3/4") Halfhard (1/2H) ≥0,80mm
Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen.
Hardingsgraad Dikte (t)
Gegloeid (O) ≥0,80mm
(a) In functie van de toepasselijke wetgeving en de maximale
werkdruk van de unit (zie “PS High” op het naamplaatje van de unit) kunnen dikkere leidingen nodig zijn.
(a)

5.3.3 Leidingmaat selecteren

Bepaal de geschikte maat aan de hand van de volgende tabellen en de afbeelding (alleen als referentie).
INFORMATIE
▪ VRVDX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met RADX-binnenunits.
▪ RA DX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met AHU-binnenunits.
▪ RA DX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met luchtgordijnbinnenunits.
INFORMATIE
Als RA DX-binnenunits worden geïnstalleerd, moet lokale instelling [2‑38] (=type geïnstalleerde binnenunits) worden geconfigureerd. Zie "7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op
pagina33.

5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling beschermt. Wanneer R410A vrijkomt, kan dit wel in kleine mate bijdragen aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m bedragen.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
1 Buitenunit 2 Koelmiddelaftaksets
3-1~3-4 VRVDX-binnenunits
4 BP-units 5 RADX-binnenunits
A Leiding tussen buitenunit en (eerste) koelmiddelaftakset
B-1 B-2 Leiding tussen koelmiddelaftaksets
C-1~C-4 Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
D Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit E Leiding tussen BP-unit en RADX-binnenunit
Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te voorzien).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
5 Voorbereiding
a
e
b c
d
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op pagina24.
A: Leiding tussen buitenunit en (eerste) koelmiddelaftakset
Wanneer de equivalente leidinglengte tussen de buiten- en binnenunits 90 m of meer bedraagt, moet u een dikkere hoofdgasleiding gebruiken. Gebruik de oorspronkelijke leidingdiameter wanneer de aanbevolen gasleidingmaat niet beschikbaar is (dit kan evenwel een kleine capaciteitsafname tot gevolg hebben).
a Buitenunit b Hoofdgasleiding c Vergroten d Eerste koelmiddelaftakkit e Binnenunit
Type capaciteit
buitenunit (HP)
4+5 15,9 19,1 9,5
6 19,1 22,2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
StandaardVergroot
D: Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit
Totale capaciteitsindex van aangesloten
binnenunits
15~62 12,7 6,4
63~149 15,9 9,5
150~182 19,1
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
E: Leiding tussen BP-unit en RA DX-binnenunit
Capaciteitsindex
binnenunit
15~42 9,5 6,4
50 12,7
60 9,5
71 15,9
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding

5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren

Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.3 Leidingmaat
selecteren"op pagina13.
Refnet-verbinding aan de eerste aftakking (vanaf de buitenunit)
Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de buitenunit een refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de volgende tabel volgens de capaciteit van de buitenunit. Example: Refnet­verbinding A→B‑1.
B: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van het systeem.
Capaciteitsindex
binnenunit
<150 15,9 9,5
150≤x≤182 19,1
Example: Stroomafwaartse capaciteit voor B-1 = capaciteitsindex van unit 3-1 + capaciteitsindex van unit 3-2
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
C: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof, gas) op de binnenunits. De diameters van binnenunits zijn als volgt:
Capaciteitsindex
binnenunit
15~50 12,7 6,4
63~140 15,9 9,5
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding

5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil

Type capaciteit buitenunit (HP) Koelmiddelaftakset
4~6 KHRQ22M20T
Refnet-verbindingen bij andere aftakkingen
Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking het juiste model aftakset op basis van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Example: Refnet-verbinding B‑1→C‑1.
Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset
<182 KHRQ22M20T
Refnet-verdelers
Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset
<182 KHRQ22M29H
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden aangesloten.
De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de volgende vereisten. Twee patronen komen aan bod:
• Buitenunit met 100% VRVDX-binnenunits
• Buitenunit met 100% RADX-binnenunits
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
Vereiste Limiet
Maximale reële leidinglengte
▪ Voorbeeld 1.1, unit8: a+b+c+d+e+f+g+p≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.2, unit6: a+b+h≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.2, unit8: a+i+k≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.3, unit8: a+i≤Limiet
▪ Voorbeeld 2, unit18: a+b+m≤Limiet
Maximale equivalente leidinglengte
(a)
Maximale totale leidinglengte
▪ Voorbeeld 1.1: a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m+n+p≤Limiet
▪ Voorbeeld 2: a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m≤Limiet
Minimale lengte buitenunit-eerste koelmiddelaftakset
▪ Voorbeeld 2: Limiet≤a
Maximale lengte eerste aftakset-binnenunit
▪ Voorbeeld 1.1, unit8: b+c+d+e+f+g+p≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.2, unit6: b+h≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.2, unit8: i+k≤Limiet
▪ Voorbeeld 1.3, unit8: i≤Limiet
▪ Voorbeeld 2, unit18: b+m≤Limiet
Maximale lengte buitenunit-BP
▪ Voorbeeld 2, BP3: a+b≤Limiet
Minimale en maximale lengte BP­binnenunit
▪ Voorbeeld 2, unit 18: Min.≤m≤Max.
Maximaal hoogteverschil buitenunit­binnenunit
Capaciteitsindex binnenunit<60 Nvt 2~15m
Capaciteitsindex binnenunit=60 Nvt 2~12m
Capaciteitsindex binnenunit=71 Nvt 2~8m
Buitenunit hoger dan binnenunit
▪ Voorbeelden: H1≤Limiet
Buitenunit lager dan binnenunit 40m
Maximaal hoogteverschil binnenunit-binnenunit
▪ Voorbeelden: H2≤Limiet
Maximaal hoogteverschil buitenunit-BP
▪ Voorbeeld 2: H3≤Limiet
Maximaal hoogteverschil BP-BP
▪ Voorbeeld 2: H4≤Limiet
Maximaal hoogteverschil BP-binnenunit
▪ Voorbeeld 2: H5≤Limiet
(a) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor berekeningsdoeleinden van equivalente
leidinglengte, niet voor berekeningen van de koelmiddelvulling).
5 Voorbereiding
VRVDX RADX
120m 65m
150m 85m
300m 140m
Nvt 5m
40m 40m
Nvt 55m
50m 30m
15m 15m
Nvt 30m
Nvt 15m
Nvt 5m
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15

6 Installatie

a
A
h i j k l m n
B C D E F G
p
b c d e f
1 2 3 4 5 6 7
8
g
H1
H2
H3
a
c
d
f
H1
BP1
g
h
b
A
l
m
BP3
18
17
131211
H4
e
i
BP2
j
k
161514
H2
H5
a
b
c d e f
i
k
j
g h
A B
1 2 3 4 5 6
7 8
H1
H2
a
c
b d e fig h
1 2 3 4 5 6 7
8
H1
H2
1~8 VRVDX-binnenunits
11~18 RADX-binnenunits
Voorbeeld 1 (VRVDX-binnenunits) Voorbeeld 2 (RADX-binnenunits)
Voorbeeld 1,1
Voorbeeld 1,2
Voorbeeld 1,3
Refnet-verbinding Refnet-verdeler
BP-box

5.4 De elektrische bedrading voorbereiden

5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit

Alleen voor RXYSQ4~6_V
De apparatuur voldoet een de norm EN/IEC61000-3-12 (Europese/ internationale technische norm die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16A en ≤75A per fase).

5.4.2 Vereisten voor beveiligingen

De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
Model Minimum
RXYSQ4_V 29,1A 32A 1~ 50Hz
RXYSQ5_V
RXYSQ6_V
RXYSQ4_Y 14,1A 16A 3N~ 50Hz
RXYSQ5_Y
RXYSQ6_Y
Transmissiebedrading
Transmissiebedrading Plastic snoeren met mantel van
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
circuitampère
Maximale kabellengte
300m
(= afstand tussen buitenunit en verste binnenunit)
Totale kabellengte
600m
(= afstand tussen buitenunit en alle binnenunits)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
6 Installatie

6.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
▪ De buitenunit monteren.
▪ De binnenunits monteren.
Aanbevolen
zekeringen
0,75 tot 1,25mm² of kabels (2-
aderige draden)
Voeding
220-240V
380-415V
▪ De koelmiddelleiding aansluiten.
▪ De koelmiddelleiding controleren.
▪ Koelmiddel bijvullen.
▪ De elektrische bedrading aansluiten.
▪ De installatie van de buitenunit voltooien.
▪ De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren, koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de montagehandleiding van de binnenunit.
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
6 Installatie
3
45°~90°
(4)
2
1
(mm)
>150
620
350
(345-355)
4× M12
a
20
a
4× M12

6.2 De units openen

6.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Example:
▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

6.2.2 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

6.3.3 De installatiestructuur voorzien

Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het schema van de fundering.
Leg 4 sets met ankerbouten, moeren en vulringen klaar (lokaal te voorzien):

6.3 De buitenunit monteren

6.3.1 Over de montage van de buitenunit

Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende stappen:
1 De installatiestructuur voorzien.
2 De buitenunit installeren.
3 Afvoer voorzien.
4 Ervoor zorgen dat de unit niet kan omvallen.
5 De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats voorbereiden" in "5Voorbereiding"op pagina10.
a Blokkeer de afvoeropeningen niet af.
INFORMATIE
De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel van de bouten bedraagt 20mm.
OPMERKING
Maak met moeren en harssluitringen (a) de buitenunit vast op de ankerbouten. Indien de bekleding van de plaats waarop de buitenunit wordt vastgemaakt, afschilfert of loskomt, zullen de moeren gemakkelijk roesten.

6.3.4 De buitenunit installeren

6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de buitenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
6 Installatie
≥150 mm
117
102
70
45
376
191
a a a

6.3.5 Afvoer voorzien

▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd.
▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben,
zodat ijs zich niet kan ophopen.
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om het
overtollig water rond de unit af te voeren.
▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit om ervoor
te zorgen dan het voetpad niet glad wordt bij vriestemperaturen.
▪ Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan een
waterdichte plaat op maximum 150mm van de onderkant van de unit om te verhinderen dat water in de unit kan binnendringen en afgevoerd water zou druppelen (zie de volgende afbeelding).
OPMERKING
Als de afvoeropeningen van de buitenunit geblokkeerd worden door een installatiebasis of het oppervlak van de vloer, moet u de unit hoger plaatsen zodat er een vrije ruimte van meer dan 150mm onder de buitenunit ontstaat.
Afvoeropeningen (afmetingen in mm)

6.4 De koelmiddelleiding aansluiten

6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪ Koelmiddelaftaksets aansluiten
▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits)
▪ De koelmiddelleiding isoleren
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Leidinguiteinden optrompen
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters

6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

a Afvoeropeningen

6.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen

Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2 kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit.
3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast. Span deze uiteinden
aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
OPMERKING
a b
c
d
R=0.4~0.8
45°
±2
90°
±2
A
a b
A
a b
c
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik enkel R410A wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het systeem terecht kunnen komen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar
verbreed uiteinde NIET aan mechanische spanningen onderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren schuift (zie afbeelding hieronder).
6 Installatie
a Momentsleutel b Moersleutel c Leidingverbinding d Flaremoer
Leidingmaat
(mm)
Ø6,4 15~17 8,7~9,1
Ø9,5 33~39 12,8~13,2
Ø12,7 50~60 16,2~16,6
Ø15,9 63~75 19,3~19,7
Ø19,1 90~110 23,6~24,0

6.4.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen

Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm bedragen of meer zelfs).
Aanhaalmome
nt (N•m)
Flareafmetinge
n (A) (mm)
Flarevorm
(mm)
Toestel Installatieperiode Beschermingsmeth
ode
Buitenunit >1maand De leiding
dichtknijpen
<1maand De leiding
Binnenunit Ongeacht de periode
dichtknijpen of met kleefband afdichten
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.

6.4.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u buizen aansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie
wanneer u een voor verbrede uiteinden bedoelde moer aanhaalt. Draai eerst 3 of 4 toeren met de hand vast vooraleer stevig vast te draaien.

6.4.5 Het uiteinde van een buis verbreden

VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas
veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik
nieuwe getrompte buizen om ervoor te zorgen dat geen koelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden
meegeleverd. Andere getrompte moeren gebruiken kan koelgaslekken veroorzaken.
1 Snijd het uiteinde van de buis af met een buissnijder.
2 Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naar
beneden zodat er geen bramen in de buis kunnen komen.
a Snijd exact af in rechte hoeken. b Verwijder de bramen.
3 Verwijder de getrompte moer van de afsluiter en zet de
getrompte moer op de buis.
4 Verbreed de buis. Verbreed exact op de plaats zoals getoond
op de volgende afbeelding.
▪ Gebruik altijd 2 sleutels tezamen om een flaremoer los te draaien.
▪ Gebruik altijd samen een moersleutel en een momentsleutel om
deze moer aan te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die manier zal de moer niet scheuren en lekken.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Verbredingsgeree
dschap voor
R410A
(koppelingstype)
Normaal trompgereedschap
Koppelingstype
(Ridgid-type)
Vleugelmoertype
(Imperial-type)
A 0~0,5mm 1,0~1,5mm 1,5~2,0mm
5 Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
6 Installatie
1
1
≤Ø25.4
a b c d e
f
f
c
d
a
b
a b
cde
1
2
3
4
a De binnenkant van de verbreding mag geen barsten of
gebreken vertonen.
b Het uiteinde van de buis moet gelijkmatig en volgens een
perfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer aangebracht is.

6.4.6 Het uiteinde van een buis solderen

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de afbeelding.
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20 kPa
(0,2bar) (d.w.z. net genoeg om te voelen op de huid).
a Koelmiddelleiding b Te hardsolderen deel c Tape d Handbediende klep e Reduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen. Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal (BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist. Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal het de koelmiddelolie aantasten.
a Servicepoort b Deksel afsluiter c Zeskantgat d Schacht e Afdichting
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Sluitrichting:

6.4.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort

Omgaan met de afsluiter
▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking.
▪ In de afbeelding hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
▪ De afsluiter is gesloten in de fabriek.
a Servicepoort en servicepoortdeksel
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
b Afsluiter c Aansluiting lokale leiding d Deksel afsluiter
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Beschadig dit NIET.
▪ Draai na gebruik van de afsluiter het afsluiterdeksel goed vast en
controleer op lekken. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-klep is.
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
c
a
b d
a
b
c
d
cc
ba
4× Ø6 mm
a
b
A
e1 ecdf
A
c
d e f
A
c
d e1 e f
A
c
e1
f
e
A
c1
c
a
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
6 Installatie
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,5 5,4~6,6 4mm 13,5~16,5 11,5~13,9
Ø15,9 13,5~16,5 6mm 22,5~27,5
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
Klephuis Zeskantsle
utel
sluiten)
Schacht
Deksel
(afsluiterde
ksel)

6.4.8 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten

OPMERKING
Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de leiding met gepast isolatiemateriaal worden beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt met de behuizing.
1 Doe het volgende:
▪ Verwijder het servicedeksel (a) met schroef (b). ▪ Verwijder de inlaatplaat van de leidingen (c) met schroef (d).
Servicepoo
rt
▪ In het geval van RXYSQ6: Sluit de gasleidingaccessoires (c,
c1, d, e) aan, en snijd ze af op de vereiste lengte (e1). Dit is nodig omdat de gasafsluiter maat Ø15,9 is, en de leiding tussen de buitenunit en de eerste koelmiddelaftakset Ø19,1.
Mogelijkheid 1: Naar de voorkant
Mogelijkheid 3: Naar de zijkant
Mogelijkheid 2: Naar de achterkant
Mogelijkheid 4: Naar onder
2 Kies de richting langs waar u de leiding wilt leggen (a, b, c of d).
3 Als u de leiding langs onder wilt leggen:
▪ Boor (a, 4×) en open de uitbreekopening (b). ▪ Snijd de gleuven (c) uit met een metaalzaag.
4 Doe het volgende:
▪ Sluit de vloeistofleiding (a) aan op de vloeistofafsluiter. ▪ Sluit de gasleiding (b) aan op de gasafsluiter.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
c, c1 Gasleiding accessoire 1 + koperen pakking (altijd te
gebruiken)
d Gasleiding accessoire 2
e, e1 Gasleiding accessoire 3 (afsnijden op de vereiste lengte)
f Ter plaatse te voorzien
5 Monteer het servicedeksel en de inlaatplaat van de leidingen.
6 Dicht alle openingen af (voorbeeld: a) om te voorkomen dat er
sneeuw of kleine dieren in het systeem terechtkomen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
6 Installatie
A
B
±
3
0
°
a
b
c
a
Zijn de werkzaamheden aan de koelmiddelleiding klaar?
Waren de binnenunits en/of buitenunit al ingeschakeld?
Gebruik procedure: "Methode 2: Na inschakelen".
Werk de leidingen af.
Gebruik procedure: "Methode 1: Vóór inschakelen
(gewone methode)".
Ja
Nee
Nee
Ja
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
Vergeet niet om na de installatie van de koelmiddelleiding en het vacuümdrogen de afsluiters te openen. Wanneer u het systeem probeert te gebruiken met gesloten afsluiters kan de compressor schade oplopen.

6.4.9 Koelmiddelaftakset aansluiten

Raadpleeg de bij de set geleverde montagehandleiding voor de installatie van de koelmiddelaftakset.
▪ Monteer de refnet-verbinding zodat ze horizontaal of verticaal
aftakt.
▪ Monteer de refnet-verdeler zodat hij horizontaal aftakt.
a Horizontaal oppervlak b Refnet-verbinding verticaal gemonteerd c Refnet-verbinding horizontaal gemonteerd

6.5 De koelmiddelleiding controleren

6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen

De expansiekleppen worden geïnitialiseerd bij het inschakelen van de units. Dit betekent dat ze worden gesloten. Een lektest en vacuümdrogen van lokale leidingen en binnenunits is niet mogelijk wanneer dit gebeurt.
Daarom zijn er 2 methoden voor de initiële installatie, lektest en vacuümdrogen.
Methode 1: Voor inschakelen
Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale stappen vereist voor de lektest en het vacumeren.
Methode 2: Na inschakelen
Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21] (zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op pagina 31). Deze instelling opent de lokale expansiekleppen zodat het R410A door de leidingen kan stromen en de lektest en vacumeren kunnen worden uitgevoerd.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle binnenunits die op de buitenunit zijn aangesloten, ingeschakeld zijn.
OPMERKING
Wacht tot de buitenunit klaar is met initialiseren om instelling [2‑21] in te stellen.
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene) lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het vacuümdrogen.
Zie "6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 23 voor meer informatie over de stand van de kleppen.
Alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen moeten klaar zijn alvorens de (buiten- of binnen-)units in te schakelen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22

6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen

Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters voor een grotere efficiëntie (zie
"6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling"op pagina23).
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van –⁠100,7kPa (−⁠1,007bar) (5Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp om de installatie te ontluchten.
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
6 Installatie
p<p
>
N2
C
b c e
a
g
f
d
A B

6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling

a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding g Afsluiter gasleiding A Klep A B Klep B C Klep C
Klep Stand van de klep
Klep A Open
Klep B Open
Klep C Open
Afsluiter vloeistofleiding Gesloten
Afsluiter gasleiding Gesloten
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk beschreven stroomschema (zie "6.5.1Over het controleren
van de koelmiddelleidingen"op pagina22).

6.5.4 Lektest uitvoeren

De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –⁠100,7kPa (–⁠1,007bar) (5 Torr absoluut).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar). Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect tussen de messing flaremoer en de koperen flare).

6.5.5 Vacuümdrogen

OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar de binnenunits open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders "6.5.1 Over het controleren van de
koelmiddelleidingen"op pagina22 voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –⁠100,7kPa (–⁠⁠1,007bar) (5Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht. Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de buitenunit of laat u ze dicht. Zie "6.7.4 Koelmiddel vullen" op
pagina25 voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel probleem voor de goede werking van de unit.

6.6 Koelmiddelleidingen isoleren

Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van 120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
≤30°C 75% tot 80% RV 15mm
>30°C ≥80% RV 20mm
Vochtigheid Minimumdikte
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Op de isolatie kan condens ontstaan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
6 Installatie
b
a
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de onderstaande afbeelding.
a Isolatiemateriaal b Afdichtingsmateriaal, enz.

6.7 Koelmiddel bijvullen

6.7.1 Over koelmiddel bijvullen

De buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel worden bijgevuld.
Alvorens koelmiddel bij te vullen
Controleer de externe koelmiddelleiding van de buitenunit (lektest, vacuümdrogen).
Typische werkstroom
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen.
2 Extra koelmiddel bijvullen (op voorhand vullen en/of vullen).
3 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de buitenkant.

6.7.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt 2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld, kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen van de binnen- en buitenunits worden uitgevoerd, werkt de compressor niet voordat de communicatie tussen de buitenunit(s) en binnenunits op een correcte manier tot stand is gebracht.
OPMERKING
Alvorens u begint met de vulprocedures, controleer of het 7-segmentendisplay normaal is (zie "7.2.4 Stand 1 of 2
activeren" op pagina 31), en of er geen storingscode op
de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Als een storingscode wordt weergegeven, zie "11.3 Problemen op
basis van storingscodes oplossen"op pagina41.
OPMERKING
Controleer of alle aangesloten binnenunits worden herkend ([1‑5]).
OPMERKING
Sluit het voorpaneel voordat u begint met koelmiddel bij te vullen. Wanneer het voorpaneel niet gesloten is, kan de unit niet controleren of er geen storingen zijn.
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv. na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de oorspronkelijke hoeveelheid (zie naamplaatje op de unit) en de berekende extra hoeveelheid koelmiddel in de unit worden gebracht.

6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden

INFORMATIE
Neem contact op met uw dealer voor het finale aanpassen van de hoeveelheid koelmiddel.
Formule:
R=[(X1ר9,5)×0,059+(X2ר6,4)×0,022]
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
X
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
1...2
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm,
vervang de gewichtsfactoren in de formule door de waarden in de volgende tabel:
Leiding in inch Leiding in mm
Leiding Gewichtsfactor Leiding Gewichtsfactor
Ø6,4mm 0,022 Ø6mm 0,018
Ø9,5mm 0,059 Ø10mm 0,065
Vereisten inzake de aansluitverhouding. Bij de selectie van binnenunits moet de aansluitverhouding (CR) voldoen aan de volgende vereisten: Zie de technische data voor meer informatie.
Binnenunits Totale CR
(a)
CR per type
VRVDX RADX
VRVDX 50~130% 50~130%
RADX 80~130% 80~130%
(a) Total CR = Totale aansluitverhouding capaciteit van
binnenunits
(b) CR per type = Toegestane capaciteit aansluitverhouding
per type binnenunit
(b)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
p<p
>
N2
C
b c e
a
g
f
d
A B
p<p
>
R410A
a c
d
b
A
d

6.7.4 Koelmiddel vullen

Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt het bij grote systemen aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel vooraf te vullen via de vloeistofleiding, en daarna pas handmatig te vullen. U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
Koelmiddel vooraf vullen
Sluit de koelmiddelfles aan op de servicepoort van de vloeistofafsluiter om vooraf te vullen zonder draaiende compressor.
1 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de
buitenunit en klep A gesloten zijn.
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding g Afsluiter gasleiding A Klep A B Klep B C Klep C
2 Open klep C en B.
3 Breng vooraf koelmiddel in de unit tot de berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt of tot u niet meer vooraf kunt vullen, en sluit dan klep C en B.
4 Doe een van de volgende zaken:
Als Dan
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is bereikt
Te veel koelmiddel in het systeem
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is nog niet bereikt
Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel)
De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de buitenunit in de stand voor handmatig bijvullen van koelmiddel te gebruiken.
5 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg dat klep A gesloten is.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding.
De instrucites van "Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel)" moeten niet worden uitgevoerd.
Verwijder koelmiddel af.
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding.
De instrucites van "Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel)" moeten niet worden uitgevoerd.
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding.
Ga verder met de instructies van "Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel)".
6 Installatie
a Weegschaal b Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) c Vacuümpomp d Koelmiddelvulpoort
A Klep A
OPMERKING
De koelmiddelvulpoort is aangesloten op de leiding in de unit. De interne leidingen van de unit zijn al in de fabriek gevuld met koelmiddel - sluit de vulslang dus voorzichtig aan.
6 Open alle afsluiters van de buitenunit. Op dit punt moet klep A
moet dicht blijven!
7 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina30 en "8Inbedrijfstelling"op pagina38 zijn genomen.
8 Schakel de voeding van de binnenunits en de buitenunit in.
9 Activeer instelling [2‑20] om te beginnen met handmatig vullen
van koelmiddel. Zie "7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen" op
pagina33 voor meer informatie.
Gevolg: De unit begint te werken.
INFORMATIE
Het handmatig bijvullen van koelmiddel stopt automatisch na 30 minuten. Als het vullen na 30 minuten nog niet voltooid is, voert u de procedure voor bijvullen van koelmiddel opnieuw uit.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op pagina 26 en los de storing op zoals beschreven.
Druk op BS3 om de storing te resetten. U kunt de instructies voor "Vullen" herbeginnen.
▪ Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in de inactieve stand.
10 Open klep A.
11 Breng koelmiddel in de unit tot de resterende berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt, en sluit dan klep A.
12 Druk op BS3 om de handmatige stand voor bijvullen van extra
koelmiddel te verlaten.
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel (vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt, wordt de compressor beschadigd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
6 Installatie
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
= =
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d e
e
d
F1/F2
(16 V)
F1/F2
(16 V)
220-240 V
1~ 50 Hz
c
a
Y
V
b
220-240 V
1~ 50 Hz
380-415 V
3N~ 50 Hz
OPMERKING
Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het deksel van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het aanhaalmoment voor het deksel is 11,5 tot 13,9N•m.

6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
In het geval van een storing verschijnt de foutcode op de gebruikersinterface van de binnenunit.
Sluit in het geval van een storing onmiddellijk klep A. Controleer de storingscode en neem de overeenkomstige maatregelen,
"11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen" op pagina41.

6.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen bevestigen

1 Vul de label als volgt in:
a Indien bij de unit een meertalig label voor gefluoreerde
broeikasgassen wordt geleverd (zie accessoires), haalt u de juiste taal eraf en plakt u het bovenop a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel d Totale hoeveelheid koelmiddelvulling e Broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling
uitgedrukt in ton CO2-equivalent
f GWP = aardopwarmingsvermogen
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
2 Bevestig het label op de binnenkant van de buitenunit naast de
gas- en vloeistofafsluiters.

6.8 De elektrische bedrading aansluiten

6.8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units.
2 De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit.
3 De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunits.
4 De hoofdvoeding aansluiten.
Lokale bedrading: Overzicht
De lokale bedrading bestaat uit de bedrading van de voeding (altijd met aarding) en communicatie tussen binnen- en buitenunit (=transmissie).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
Example:
a Hoofdschakelaar b Aardingsaansluiting c Voedingsbedrading (inclusief aarding) (ommantelde kabel)
F1/F2 Transmissiebedrading (afgeschermde kabel)
V Buitenunit (RXYSQ4~6_V) Y Buitenunit (RXYSQ4~6_Y) d Binnenunit e Gebruikersinterface
Voedings- en transmissiebedrading
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden gehouden. Deze bedradingen moeten altijd op minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de voedingskabel en de
transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen niet parallel lopen.
▪ De transmissiebedrading en de voedingsbedrading
mogen niet in contact komen met de interne leidingen (behalve de inverter PCB-koelleiding) om te voorkomen dat de bedrading beschadigd wordt door hete leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet loskomen.
Houd de transmissiebedrading buiten de unit samen met de lokale leidingen.
Aftakkingen
Maximum aantal aftakkingen
9
voor kabels tussen units
Transmissiebedrading Plastic snoeren met mantel van
0,75 tot 1,25mm² of kabels (2-
aderige draden)
Maximale kabellengte
300m
(= afstand tussen buitenunit en verste binnenunit)
Totale kabellengte
600m
(= afstand tussen buitenunit en alle binnenunits)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Een aftakking mag niet verder worden afgetakt.
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
A
B
C
b2
b3
c1
c2
b1
a
A Buitenunit B Binnenunit C Centrale gebruikersinterface (enz.)
a Hoofdleiding
b1, b2, b3 Afgetakte leidingen
c1, c2 Een aftakking mag niet verder worden afgetakt

6.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten moeten worden geïnstalleerd door een erkend elektricien en moeten voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
6 Installatie
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen dienen conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Gebruik de unit niet alvorens de koelmiddelleidingen compleet zijn. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat de leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal het systeem niet werken.
OPMERKING
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan ongevallen veroorzaken.
OPMERKING
Verwijder nooit een thermistor, sensor, enz. wanneer u de
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit. (Als u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan de compressor defect raken.)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27
6 Installatie
b
c
a
b a
cb
c
aa
A
AA´
c b ba c
a
B
B
a b
OPMERKING
▪ De bescherming van dit product tegen omgekeerde
polariteit werkt alleen bij het opstarten van het product. Eventuele omgekeerde polariteit wordt dus niet gedetecteerd tijdens de normale werking van het product.
▪ De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om
het product uit te schakelen wanneer het zich bij het opstarten ongewoon gedraagt.
▪ Vervang 2 van de 3 fasen (L1, L2 en L3) wanneer het
beveiligingscircuit tegen omgekeerde polariteit is geactiveerd.

6.8.3 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de uitbreekopeningen te voorkomen.
Draadtype Werkwijze om het frontrooster te
plaatsen
Eenaderige draad
a Eenaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
Gevlochten geleider met rond oog
a Klem
b Schroef
c Platte sluitring
Aanhaalmomenten
Bedrading Schroefmaat Aanhaalmoment
Voedingsbedrading
M5 2,2~2,7
(voeding + afgeschermde aarding)
Transmissiebedradi
M3,5 0,8~0,97
ng
(N•m)
a Uitbreekopening b Braam c Afdichting, enz.

6.8.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading

Houd rekening met de volgende zaken:
▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Glijd het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
a Gevlochten geleider b Ronde aansluitstrip
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:

6.8.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit aansluiten

OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina17.
2 Strip de isolatie (20mm) van de draden af.
a Strip de draad tot aan dit punt b Als te veel draad wordt gestript, kan dit tot elektrische
schokken of lekkages leiden.
3 Sluit de transmissiebedrading als volgt aan:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
a
b
X2M
TO OUT/DTO IN/D
a Gebruik de geleider van een mantelkabel (2-dradig) (geen
C/H SELECTOR
A B C F1 F2 F1 F2
TO IN/D
UNIT
V Y
F1 F2 F1 F2
TO IND TO OUTD
TO OUT/D
UNIT
aa
1~ 50 Hz
220-240 V
LLN
V Y
X1M
3N~ 50 Hz
380-415 V
L1 L2 L3
L1 L2 L3
N
X1M
a
b
c
V
Y
X1M
X2M
a a
b
a a
X2M
a
a
b
X1M
a a
a
b
a
b
a
b
2
3
1
polariteit)
b Klemmenstrook (lokaal te voorzien)
WAARSCHUWING
Gebruik afgeschermde kabels en sluit de aarding aan op de transmissieklem (X2M).
6 Installatie
a Aarding
4 Sluit de voeding als volgt aan:
a Aardlekschakelaar
b Zekering
c Voedingskabel
5 Maak de kabels (voeding en transmissiebedrading) vast met
kabelbinders.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
a Kabelbinder
b Bevestigingsplaat X1M Voeding X2M Transmissiebedrading
6 Geleid de bedrading door het frame en sluit ze erop aan.
Door het frame geleiden
a Voedingskabel
b Transmissiebedradingskabel
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29

7 Configuratie

a b c d e
A B
a bc de
1
3
2
4
Aansluiten op het frame
7 Breng het servicedeksel weer aan. Zie "6.9.2 De buitenunit
sluiten"op pagina30.
8 Installeer een aardlekschakelaar en zekering op de
voedingsleiding.
Voor kabels die uit de unit komen, kan een beschermende mantelbuis worden aangebracht in de uitbreekopening.
Bescherm de kabels met plastic buizen om te voorkomen dat de rand van de uitbreekopening in de kabels snijdt wanneer u geen mantelbuis gebruikt.
A Binnenkant van de buitenunit
B Buitenkant van de buitenunit
a Draad
b Bus
c Moer
d Frame
e Slang

6.9 De installatie van de buitenunit voltooien

6.9.1 Transmissiebedrading voltooien

Omwikkel de transmissiebedrading na de installatie ervan in de unit, samen met de lokale koelmiddelleidingen met behulp van afwerkingstape, zoals hierna afgebeeld.
7 Configuratie

7.1 Overzicht: Configuratie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over:
▪ Lokale instellingen uitvoeren
▪ Energie besparen en optimale werking
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
a Vloeistofleiding b Gasleiding c Isolatie d Transmissiebedrading (F1/F2) e Afwerkingstape

6.9.2 De buitenunit sluiten

OPMERKING
Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u het aanhaalkoppel van 4,1N•m NIET overtreft.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30

7.2 Lokale instellingen uitvoeren

7.2.1 Over lokale instellingen

Om het warmtepompsysteem te configureren, is een input naar de hoofdprintplaat van de buitenunit (A1P) vereist. Hierbij worden de volgende componenten voor lokale instellingen gebruikt:
▪ Drukknoppen voor input naar de printplaat
▪ Een display voor weergave van de feedback van de printplaat
▪ DIP-schakelaars (verander de fabrieksinstellingen alleen bij
installatie van een keuzeschakelaar koelen/verwarmen).
Lokale instellingen worden bepaald door de stand, instelling en waarde. Voorbeeld: [2‑8]=4.
PC-configurator
Voor een VRV IV-S-warmtepompsysteem kunnen verschillende lokale instellingen ook bij de inbedrijfstelling worden ingesteld met behulp van een pc-interface (optie EKPCCAB vereist). De installateur kan de configuratie (niet ter plaatse) op pc voorbereiden en deze nadien naar het systeem uploaden.
Zie ook: "7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit" op
pagina36.
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
7 Configuratie
V
Y
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
MODE
TEST:
L.N.O.P.
DEMAND
C/H SELECT
HWL:
IND
MASTER
SLAVE
H8P
MULTI
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS4
TEST
BS5
RESET
BS4
TEST
BS5
RESET
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P H8P
X1M
X2M
A1P
A2P
A1P
A2P
X1M
X2M
1 2
OFF
ON
DS1
1 2
OFF
ON
DS1
MULTIDEMANDL.N.O.P.SLAVEMASTERIND
TEST/
HWL
MODE
H1P
H2P H3P H4PH5P H6P H7P
- + + + + +
[
H1P
32 16 8 4 2 1]
+ + + + +0 0 8 0 0 0
+ + + + +0 0 0 4 0 0
Stand 1 en 2
Stand Beschrijving
Stand 1
(controle instellingen)
Stand 2
(lokale instellingen)
Stand1 kan worden gebruikt voor het controleren van de actuele situatie van de buitenunit. U kunt tevens de inhoud van sommige lokale instellingen controleren.
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van lokale instellingen van het systeem. U kunt de actuele waarde van de lokale instelling raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van lokale instellingen de normale werking worden hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt voor speciale functies (bijv. 1-malige werking, instelling aftappen/vacumeren, instelling handmatig koelmiddel bijvullen, enz.). In dat geval moet de speciale functie worden afgebroken alvorens de normale werking kan herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de volgende verklaringen.

7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen

Zie "6.2.2De buitenunit openen"op pagina17.

7.2.3 Componenten voor lokale instellingen

Componenten voor lokale instellingen:
Drukknoppen
Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen. Stel de drukknoppen in met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld een ingeklikte balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder stroom zou aanraken.
BS1 MODE: Voor het veranderen van instelmodus BS2 SET: Voor lokale instelling BS3 RETURN: Voor lokale instelling BS4 TEST: Voor testfunctie BS5 RESET: Voor het resetten van het adres als de bedrading
is gewijzigd of als er een extra binnenunit is geïnstalleerd
7segmentendisplay
Het display geeft de lokale instellingen weer die gedefinieerd worden als [Stand-Instelling]=Waarde.
H1P Geeft de stand weer
H2P~H7P Geeft de instellingen en waarden weer, weergegeven in
binair
H8P NIET gebruikt voor lokale instellingen, maar wel tijdens
initialisatie
Example:
Beschrijving
Standaardsituatie
(H1P UIT)
Stand 1
(H1P knippert)
Stand 2
(H1P AAN)
Instelling 8
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 8)
Waarde 4
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 4)
DS1 DIP-schakelaars BS1~BS5 Drukknoppen H1P~H7P 7segmentendisplay
H8P Led voor weergave tijdens initialisering
DIP-schakelaars
Verander de fabrieksinstellingen alleen bij installatie van een keuzeschakelaar koelen/verwarmen.
DS1‑1 Keuzeschakelaar KOELEN/VERWARMEN (zie de
DS1‑2 NIET GEBRUIKT. VERANDER DE
) UIT ( ) Knippert ( )
AAN (
handleiding van de keuzeschakelaar koelen/ verwarmen). OFF=niet geïnstalleerd=fabrieksinstelling
FABRIEKSINSTELLING NIET.

7.2.4 Stand 1 of 2 activeren

Nadat de units ingeschakeld zijn, schakelt het display in de standaardsituatie. Van hieruit kunt u naar stand1 en stand2 gaan.
Initialisering: standaardsituatie
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Schakel de voeding van de buitenunit en alle binnenunits in. Wanneer de communicatie tussen binnenunits en buitenunit tot stand is gebracht en normaal is, ziet het display er als volgt uit (standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
7 Configuratie
10~12 min
b
c
a
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
cb
BS1 [1×]
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [5 s]
BS2 [X×]
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c
BS3 [1×]d
BS3 [1×]
BS1 [1×]
a Inschakelen b Standaardsituatie c Led-aanduiding in het geval van een storing
Als de standaardsituatie na 10~12 minuten niet wordt weergegeven, controleer dan de storingscode op de gebruikersinterface van de binnenunit. Los de aangegeven storing op. Controleer eerst de communicatiebedrading.
Schakelen tussen standen
Gebruik BS1 om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand1 en stand2.
# Actie Knop/display
2 Selecteer stand 1.
3 Selecteer instelling 5.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
4 Geef de waarde van
instelling 5 weer.
(er zijn 8 binnenunits aangesloten)
5 Verlaat stand 1.
(= binair 5)
(= binair 8)

7.2.6 Gebruik van stand 2

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand 2
Verander de waarde van instelling [2‑8] (= Te streeftemperatuur bij koelen) als volgt in 4 (=8°C):
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 2.
a Standaardsituatie (H1P UIT) b Stand 1 (H1P knippert) c Stand 2 (H1P AAN)
BS1 Druk op BS1.
BS1 [5 s] Druk minstens 5seconden op BS1.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk dan op BS1 om naar de standaardsituatie terug te keren.

7.2.5 Gebruik van stand 1

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Standaardsituatie
Lees de status van de geluidsarme werking aan als volgt uit:
# Actie Knop/display
1 Controleer of de led's de
standaardsituatie aangeven.
(H1P UIT)
2 Controleer de status van led
H6P.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand1
Lees instelling [1‑5] (= totaal aantal aangesloten binnenunits) als volgt uit:
H6P UIT: Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme werking.
H6P AAN: Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
3 Selecteer instelling 8.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
4 Selecteer waarde 4 (= 8°C).
a: Geef de huidige waarde weer.
b: Verander in 4. ("X×" hangt af van de huidige waarde en de waarde die u wilt selecteren.)
c: Voer de waarde in het systeem in.
d: Bevestig. Het systeem begint te werken volgens de instelling.
5 Verlaat stand 2.
(= binair 8)

7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen.
7-segmentendisplay – Standaardsituatie (H1P UIT)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
7 Configuratie
Waarde / Beschrijving
H6P Geeft de status van de geluidsarme werking aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme werking.
AAN
Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit geproduceerde geluid in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand2. De geluidsarme werking van het buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door
middel van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld. De unit werkt gedurende de geselecteerde tijdsduur in de geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme werking op
basis van een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
H7P Geeft de status van de werking met
stroomverbruikbegrenzing aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet met stroomverbruikbegrenzing.
AAN
Unit werkt momenteel met stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden ingesteld in stand2. De werking met stroomverbruikbegrenzing van het buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik begrensd
door middel van een lokale instelling. De unit werkt dan altijd met de geselecteerde begrenzing van het stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het stroomverbruik begrensd
op basis van een externe input. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
7-segmentendisplay – Stand1 (H1P knippert)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
Instelling
( )
[1‑5]
Geeft het totaal aantal aangesloten binnenunits aan.
[1‑14]
Geeft de recentste storingscode aan.
[1‑15]
Geeft de op 1 na laatste storingscode aan.
[1‑16]
Geeft de op 2 na laatste storingscode aan.
Waarde / Beschrijving
Hiermee kunt u controleren of het totaal aantal geïnstalleerde binnenunits overeenstemt met het totaal aantal door het systeem herkende binnenunits. Als dit niet het geval is, controleer dan de communicatiebedrading tussen de buiten- en binnenunits (F1/F2­communicatieleiding).
Wanneer de recentste storingscodes per ongeluk op de gebruikersinterface van een binnenunit werden gereset, kunt u ze via deze controle­instellingen nog controleren.
Zie "11.3Problemen op basis
van storingscodes oplossen"op pagina41 voor informatie over
de inhoud of de reden van de meeste relevante storingscodes. Meer gedetailleerde informatie over storingscodes vindt u in de servicehandleiding van deze unit.
Voor meer gedetailleerde informatie over de storingscode, druk tot 3 keer op BS2.

7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren. De led's geven de instelling en de waarde in binaire vorm weer.
Zie "7.3 Energie besparen en optimale werking" op pagina36 voor meer informatie en advies over de impact van de instellingen [2‑8], [2‑9], [2‑41] en [2‑42].
Instelling
[2‑8]
Te-streeftemperatuur tijdens koelen.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
(= binair)
(standaard)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Waarde
Beschrijving
6°C
Auto
8°C
9°C
10°C
11°C
33
7 Configuratie
Instelling
(= binair)
[2‑9]
Tc-streeftemperatuur tijdens verwarmen. (standaard)
[2‑12]
Geluidsarme werking en/of stroomverbruikbegrenzing inschakelen via externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Verander deze instelling wanneer het systeem in de geluidsarme stand of met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter (DTA104A61/62) in de binnenunit is geïnstalleerd.
[2‑18]
Instelling hoge statische druk ventilator.
Activeer deze instelling om de door de ventilator van de buitenunit geleverde statische druk te verhogen. Raadpleeg de technische gegevens voor meer informatie over deze instelling.
[2‑20]
Handmatig koelmiddel bijvullen.
Voer deze instelling uit om handmatig koelmiddel bij te vullen (zonder automatische koelmiddelvulfunctie).
[2‑21]
Stand koelmiddel aftappen/vacumeren.
Om een vrije doorgang te creëren om koelmiddel uit het systeem af te tappen of om reststoffen te verwijderen of het systeem te vacumeren moet een instelling worden uitgevoerd waarbij de vereiste kleppen in het koelmiddelcircuit worden geopend zodat het koelmiddel correct kan worden afgetapt of het systeem kan worden gevacumeerd.
[2‑22]
Instelling automatische geluidsarme werking en niveau 's nachts.
Door deze instelling te wijzigen, activeert u de automatische geluidsarme werking van de unit en bepaalt u het niveau van de functie. Afhankelijk van het gekozen niveau, wordt het geluidsniveau verlaagd. Het begin- en eindtijdstip voor deze functie wordt vastgelegd in instelling [2‑26] en [2‑27].
[2‑25]
Niveau geluidsarme werking via de externe besturingsadapter.
Deze instelling bepaalt het niveau van de geluidsarme werking als het systeem in de geluidsarme stand moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd.
Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter (DTA104A61/62) is geïnstalleerd en de instelling [2‑12] is geactiveerd.
[2‑26]
Begintijdstip geluidsarme werking.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑22].
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
Waarde
Beschrijving
Auto
46°C
43°C
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van koelmiddel te stoppen (wanneer de vereiste hoeveelheid koelmiddel is bijgevuld). Als deze functie niet werd afgebroken met een druk op BS3, dan legt de unit de functie stil na 30minuten. Als de vereiste hoeveelheid koelmiddel na 30minuten nog niet kon worden bijgevuld, dan kunt u de lokale instelling opnieuw wijzigen om de functie opnieuw te activeren.
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS1 om de stand koelmiddel aftappen/vacumeren te verlaten. Het systeem blijft in de stand koelmiddel aftappen/ vacumeren staan zolang u niet op BS1 drukt.
Gedeactiveerd
Niveau 1 Niveau 3<Niveau
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 1 Niveau 3<Niveau
Niveau 2
Niveau 3
2<Niveau 1
2<Niveau 1
20u00
22u00
24u00
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
7 Configuratie
Instelling
(= binair)
[2‑27]
Eindtijdstip geluidsarme werking.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑22].
[2‑30]
Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap1) via de externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing voor stap1 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑31]
Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap2) via de externe besturingsadapter (DTA104A61/62).
Deze instelling bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing voor stap2 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑32]
Gedwongen, permanenten, stroomverbruikbegrenzing (geen externe besturingsadapter vereist voor stroomverbruikbegrenzing).
Deze instelling activeert en bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing die permanent wordt toegepast als het systeem altijd met stroomverbruikbegrenzing moet draaien. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑38]
Type van de binnenunits
Wanneer deze instelling werd gewijzigd, moet het systeem worden uitgeschakeld, en na 20seconden weer ingeschakeld. Anders wordt de instelling niet verwerkt en kunnen er storingscodes worden gegenereerd.
[2‑41]
Instelling koelcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
[2‑42]
Instelling verwarmcomfort.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
Waarde
Beschrijving
6u00
7u00
8u00
(standaard)
60%
70%
(standaard)
80%
30%
40%
(standaard)
50%
Functie niet actief.
(standaard)
Volgens instelling [2‑30].
Volgens instelling [2‑31].
VRVDX-binnenunits geïnstalleerd
(standaard)
RADX-binnenunits geïnstalleerd
Eco
Gematigd
(standaard)
Snel
Krachtig
Eco
Gematigd
(standaard)
Snel
Krachtig
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35
7 Configuratie
V Y
a
b
c (X41A)
A1P
a
b
X41A
A1P
2
345
H JS T

7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit

a Pc b Kabel (EKPCCAB)
c (X41A) Verlengkabel aangesloten op X41A
X41A Connector
A1P Hoofdprintplaat buitenunit

7.3 Energie besparen en optimale werking

Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een beschrijving van de mogelijke patronen. Wijzig de parameters volgens de behoeften van uw gebouw en voor de optimale balans tussen energieverbruik en comfort.
Ongeacht de geselecteerde regeling, blijven variaties op het gedrag van het systeem mogelijk door beschermingsregelingen om de unit stabiel te laten draaien. De streefwaarde ligt echter vast en wordt gebruikt om een optimaal evenwicht tussen energieverbruik en comfort te bereiken, afhankelijk van het type van de toepassing.

7.3.1 Mogelijke hoofdgebruiksmethoden

Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van vorige VRV-systemen.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑8]=2
Verwarmen [2‑9]=2
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de verwarmstand staat, dan moet bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 15°C) minder worden verwarmd dan bij een lage buitentemperatuur (bijv. –5°C). Volgens dit systeem begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verlagen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑8]=3 (standaard)
Verwarmen [2‑9]=1 (standaard)
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen) ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw dealer voor meer informatie over Hi-sensible toepassingen.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen stel [2‑8] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten van het voorontworpen systeem met een Hi-sensible oplossing.
Verwarmen stel [2‑9] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten van het voorontworpen systeem met een Hi-sensible oplossing.
[2‑8] Te-streefwaarde (°C)
4 8
5 9
6 10
7 11
[2‑9] Tc-streefwaarde (°C)
4 43

7.3.2 Mogelijke comfortinstellingen

Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
Krachtig
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is toegestaan vanaf het opstarten.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 3°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 49°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑41]=3.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑42]=3.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9]
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
7 Configuratie
A
B
E
100%
50%
T
e
C
D
3°C
6°C
35°C
F
A
B C
D
E
F
Snel
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is toegestaan vanaf het opstarten.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑41]=2.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑42]=2.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
Gematigd
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is niet toegestaan vanaf het opstarten. Het opstarten gebeurt onder de voorwaarden bepaald door de werkingsstand hierboven.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
▪ De omstandigheden van het opstarten verschillen van die van de
krachtige en snelle comfortinstelling.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑41]=1.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑42]=1.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].

7.3.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen

A Reële belastingscurve B Virtuele belastingscurve (initiële capaciteit automatische
stand)
C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
verdampingstemperatuur automatische stand)
D Vereiste waarde verdampingstemperatuur E Belastingsfactor
F Buitenluchttemperatuur
TeVerdampingstemperatuur
Snel Krachtig Gematigd
Evolutie kamertemperatuur:
Eco
De door de gebruiksmethode (zie hiervoor) bepaalde originele streefwaarde van de koelmiddeltemperatuur blijft behouden zonder enige correctie, behalve voor beschermingsregeling.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑41]=0.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑42]=0.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd E Snel
F Krachtig
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
37

8 Inbedrijfstelling

A
B
100%
70%
E
T
c
C
D
49°C
46°C
F
2°C
A
B C
D
EF

7.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen

8 Inbedrijfstelling

8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor moet het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de configuratie in gebruik te stellen.
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1 De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren.
2 Proefdraaien.
3 Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
4 Gebruik van het systeem.

8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem niet proefdraaien terwijl aan de binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen niet alleen de buitenunit, maar ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
A Virtuele belastingscurve (standaard piekcapaciteit
automatische stand)
B Belastingscurve C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
condensatietemperatuur automatische stand)
D Ontwerptemperatuur E Belastingsfactor
F Buitenluchttemperatuur
TcCondensatietemperatuur
Snel Krachtig Gematigd
Evolutie kamertemperatuur:
A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd E Snel
F Krachtig
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op. Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.

8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. Sluit de unit nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd; hierna kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
8 Inbedrijfstelling
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in hoofdstuk "6.8 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina26 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel. De spanning moet overeenstemmen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de voedingsklemmen en de aarding. Gebruik nooit een megger voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het hoofdstuk "5.4.2 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina16 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde elektrische componenten in de elektrische componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel" en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant van het voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).

8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling

Proefdraaien.

8.4.1 Over proefdraaien

De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het volledige systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en beoordeeld:
▪ Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met
binnenunits).
▪ Controle of de afsluiters openen.
▪ Bepaling van de leidinglengte.
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt de storingscode aangegeven op de gebruikersinterface en is de normale werking niet mogelijk of kunt u een afzonderlijke binnenunit niet laten proefdraaien.
Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk worden gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één met een normale regeling op de gebruikersinterface na het beëindigen van het proefdraaien. Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over afzonderlijk proefdraaien.
INFORMATIE
▪ Het kan 10 minuten duren om het koelmiddel in een
uniforme toestand te krijgen voordat de compressor wordt gestart.
▪ Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een magneetklep goed hoorbaar zijn en kan de displayweergave veranderen. Dit zijn evenwel geen storingen.

8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)

1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina30.
2 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
3 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat (H1P is UIT); zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op
pagina 31. Druk minstens 5 seconden op BS4. De unit begint
het proefdraaien.
Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, H2P op de buitenunit knippert en de aanduiding "Proefdraaien" en "Onder gecentraliseerde besturing" wordt aangegeven op de gebruikersinterface van de binnenunits.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het systeem:
Stap Beschrijving
Controle vóór het opstarten (drukvereffening)
Opstartregeling koelen
Koelen stabiel
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39

9 Aan de gebruiker overhandigen

A1P
C– C+
V Y
C–
C+
A2P
A1P
Stap Beschrijving
Communicatiecontrole
Controle afsluiter
Controle leidinglengte
Afpompen
Unit stop
INFORMATIE
Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken. De unit stopt ±30 seconden later.
4 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
Beëindiging Beschrijving
Normaal beëindigd
Abnormaal beëindigd
Zie "8.4.3Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina40 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer het proefdraaien is voltooid, kan de normale werking na 5 minuten worden begonnen.

8.4.3 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien

Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode wordt aangegeven. Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen. Laat het systeem opnieuw proefdraaien en controleer of de storing is opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing verschijnt de foutcode op de gebruikersinterface van de binnenunit.
INFORMATIE
Raadpleeg de montagehandleiding van de binnenunit voor gedetailleerde storingscodes in verband met binnenunits.

8.4.4 Gebruik van de unit

Na de installatie en het proefdraaien van de buitenunit en binnenunits is het systeem klaar voor gebruik.
De gebruikersinterface van de binnenunit moet ingeschakeld zijn om de binnenunit te bedienen. Zie de gebruiksaanwijzing van de binnenunit voor meer informatie.
9 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de url zoals eerder beschreven in deze handleiding.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.

10 Onderhoud en service

OPMERKING
Elk onderhoud moet door een erkende installateur of serviceagent worden uitgevoerd.
Ons advies: het onderhoud zou minstens een maal per jaar moeten gebeuren. De toepasselijke wetgeving kan echter kortere onderhoudstermijnen vereisen.
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in ton CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudstermijnen te bepalen. Volg de toepasselijke wetgeving.
Formule om de broeikasgasemissies te berekenen:
GWP-waarde van het koelmiddel × Totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000

10.1 Overzicht: Onderhoud en service

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Koelmiddelaftapprocedure

10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te beschermen.

10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen

Bij service aan inverterapparatuur:
1 Open het deksel van de elektrische componentenkast pas 10
minuten na het uitschakelen van de voeding.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding hieronder met een tester en controleer of de spanning van de condensator in het hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit voordat u stekkers aansluit of verwijdert.
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04

11 Opsporen en verhelpen van storingen

4 Trek de verbindingsstekkers voor de ventilatormotoren in de
buitenunit uit voordat u begint met servicewerkzaamheden aan de inverterapparatuur. Raak geen onderdelen onder stroom aan. (Als een ventilator draait door de sterke wind, kan hierdoor een spanning in de condensator of in het hoofdcircuit worden opgeslagen en een elektrische schok veroorzaken.)
Verbindingsstekkers X106A voor M1F
X107A voor M2F
5 Steek de verbindingsstekker na de servicewerkzaamheden
opnieuw in. Anders wordt storingscode aangegeven en is de normale werking niet mogelijk.
Voor meer informatie, zie het bedradingsschema op de achterkant van het servicedeksel.
Kijk uit voor de ventilator. De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk. Schakel altijd de hoofdschakelaar uit en verwijder de zekeringen uit het besturingscircuit in de buitenunit.

10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit

Controleer minstens eens per jaar de volgende punten:
▪ De warmtewisselaar van de buitenunit.
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt raken door stof, vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere prestaties als gevolg.

10.4 Over de servicestand

Koelmiddel aftappen/vacumeren is mogelijk met behulp van instelling [2‑21]. Zie "7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina30 voor meer informatie over het instellen van stand 2.
Controleer bij het gebruik van de stand voor vacumeren/aftappen voor u begint heel grondig wat moet worden gevacumeerd/afgetapt. Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over vacumeren en aftappen.

10.4.1 Gebruik van de vacuümstand

1 Activeer instelling [2‑21] bij de stilstaande unit om naar de
vacumeerstand te gaan.
Gevolg: Na bevestigen worden de expansiekleppen van de binnenunits en de buitenunit volledig geopend. H1P begint te branden en op de gebruikersinterface van alle binnenunits
verschijnt TEST (proefdraaien) en (externe besturing), en de werking is geblokkeerd.
2 Vacumeer het systeem met een vacuümpomp.
3 Druk op BS1 om te stoppen met vacumeren.

10.4.2 Koelmiddel aftappen

Het koelmiddel moet worden afgetapt met een aftapsysteem voor koelmiddel. Voer dezelfde procedure als voor het vacumeren uit.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Possible consequence: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
OPMERKING
Verwijder bij het verwijderen van koelmiddel GEEN olie.
Example: Met behulp van een olieafscheider.
11 Opsporen en verhelpen van
storingen

11.1 Overzicht: Probleemoplossing

Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte bedrading.

11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen

WAARSCHUWING
▪ Controleer steeds of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te controleren. Schakel de respectievelijk stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te resetten. Overbrug NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN­en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen

Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen.
Druk op BS3 om de storingscode te resetten en opnieuw te proberen nadat u het probleem hebt opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing verschijnt de foutcode op de gebruikersinterface van de binnenunit.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
11 Opsporen en verhelpen van storingen

11.3.1 Storingcodes: Overzicht

Hoofdcode Oorzaak Oplossing
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten.
▪ Te veel koelmiddel
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten.
▪ Onvoldoende koelmiddel
Storing elektronische expansieklep
(Y1E) - A1P (X21A)
(Y3E) - A1P (X22A)
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten.
▪ Onvoldoende koelmiddel
Te veel koelmiddel Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
Storing sensor omgevingstemperatuur (R1T) - A1P (X11A) Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Storing sensor perstemperatuur (R2T): open keten / kortsluiting - A1P (X12A)
Storing aanzuigtemperatuursensor
(R3T) - A1P (X12A)
(R5T) - A1P (X12A)
Storing sensor vloeistoftemperatuur (warmtewisselaar) (R4T) - A1P (X12A)
Storing sensor vloeistoftemperatuur (na onderkoeling HE) storing (R7T) - A1P (X13A)
Storing sensor gastemperatuur (na onderkoeling HE) storing (R6T) - A1P (X13A)
Storing hogedruksensor (S1NPH): open keten / kortsluiting ­A1P (X17A)
Storing lagedruksensor (S1NPL): open keten / kortsluiting ­A1P (X18A)
Transmissie buitenunit - inverter: Probleem INV1 / FAN1­transmissie
INV1 asymmetrische voedingsspanning Controleer of voeding binnen bereik is.
Storing faseomkering voeding Corrigeer fasevolgorde.
Onvoldoende voedingsspanning Controleer of de voedingsspanning in orde is.
Storingscode: Systeem nog niet proefgedraaid (systeemwerking niet mogelijk)
De buitenunit krijgt geen stroom. Controleer of de voedingsbedrading voor de buitenunit juist
Defecte bedrading naar Q1/Q2 Controleer bedrading Q1/Q2.
Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerde combinatie types binnenunit (R410A, R407C, RA, enz.)
Storing binnenunit
Verkeerd type binnenunit aangesloten. Controleer het type van de binnenunits die nu zijn
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te verwijderen met een apparaat voor het aftappen van koelmiddel.
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te verwijderen met een apparaat voor het aftappen van koelmiddel.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting.
Laat systeem proefdraaien.
is aangesloten.
Controleer of storing zich voordoet bij andere binnenunits en of combinatie van binnenunits is toegestaan.
aangesloten. Als dit niet juist is, vervang ze dan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04

12 Als afval verwijderen

Hoofdcode Oorzaak Oplossing
Onjuiste verbindingen tussen units. Voer verbindingen F1 en F2 van de aangesloten BP-unit
goed uit met de printkaart van de buitenunit (TO BP UNIT). Zorg ervoor dat de communicatie met de BP-unit geactiveerd is.
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten.
▪ De leiding en bedrading van de gespecificeerde
binnenunit zijn niet juist aangesloten op de buitenunit.
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde.
▪ Controleer of de leiding en bedrading van de
gespecificeerde binnenunit juist zijn aangesloten op de buitenunit.
12 Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem niet zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43

13 Technische gegevens

1+2
1
A~E
a b c d e e
B
e
D
HBHDH
U
(mm)
a
b
c
d
e
e
B
e
D
A
B
C
D
E
H
B
H
U
H
D
B ≥100 A, B, C ≥100 ≥100 ≥100 B, E ≥100 ≥1000 ≤500 A, B, C, E ≥150 ≥150 ≥150 ≥1000 ≤500 D ≥500 D, E ≥1000 ≥1000 ≤500 B, D ≥100 ≥500 B, D, E HB<HDHB≤½H
U
≥250 ≥750 ≥1000 ≤500
½HU<HB≤H
U
≥250 ≥1000 ≥1000 ≤500
HB>H
U
HB>HDHD≤½H
U
≥100 ≥1000 ≥1000 ≤500
½HU<HD≤H
U
≥200 ≥1000 ≥1000 ≤500
HD>H
U
≥200 ≥1700 ≥1000 ≤500
H
U
a
b
≥100
≥100
c
d
e
e
B
e
D
A
B
C
D
E
H
B
H
D
A, B, C ≥200 ≥300 ≥1000 A, B, C, E ≥200 ≥300 ≥1000 ≥1000 ≤500 D ≥1000 D, E ≥1000 ≥1000 ≤500 B, D HD>H
U
≥300 ≥1000
HD≤½H
U
≥250 ≥1500
½HU<HD≤H
U
≥300 ≥1500
B, D, E HB<HDHB≤½H
U
≥300 ≥1000 ≥1000 ≤500
½HU<HB≤H
U
≥300 ≥1250 ≥1000 ≤500
HB>H
U
HB>HDHD≤½H
U
≥250 ≥1500 ≥1000 ≤500
½HU<HD≤H
U
≥300 ≥1500 ≥1000 ≤500
HD>H
U
≥300 ≥2200 ≥1000 ≤500
13 Technische gegevens
Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk). De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

13.1 Serviceruimte: Buitenunit

Wanneer u units naast elkaar installeert, moeten de leidingen langs voor, langs achter of langs onder worden gevoerd. In dat geval kunnen de leidingen niet langs de zijkant worden gevoerd. Voorzie een ruimte van ≥250 mm tussen de units (in plaats van ≥100mm zoals hieronder afgebeeld) wanneer de units naast elkaar worden geïnstalleerd en de leidingen langs achter worden gevoerd.
Eén unit (
) | Eén rij units ( )
A,B,C,D Hindernissen (muren/geleideplaten)
E Hindernis (dak)
a,b,c,d,e Minimum serviceruimte tussen de unit en hindernissen A, B, C, D en E
eBMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis B eDMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis D
HUHoogte van de unit
HB,HDHoogte van hindernis B en D
1 Dicht de onderkant van het installatieframe af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de onderkant van de unit terugstroomt naar de
2 Maximaal twee units kunnen worden geïnstalleerd.
aanzuigzijde.
Niet toegelaten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04
RXYSQ4~6T8V/YB
Meerdere rijen units ( )
b (mm)
HB≤½H
U
b≥250
½HU<HB≤H
U
b≥300
HB>H
U
HBH
U
≥1000
≥200
≥2000
≥100
≥3000
≥600
≥1500
b
≥100
≥100
≥100
≥100
≥100
≥100
H
B
H
U
A1
B1
A2
B2
A2
≥1000
A2
≥300
≥100
≥100
≥100
≥300
≥100
≥100
B2
≥100
≥1000
B2
Gestapelde units (max. 2 niveaus) ( )
13 Technische gegevens
A1=>A2 (A1) Bij gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units…
(A2) Installeer een dak tussen de bovenste en onderste units. Installeer de bovenste unit hoog genoeg boven de onderste unit om te voorkomen dat er zich een ijslaag gaat vormen op de onderplaat van de bovenste unit.
B1=>B2 (B1) Als er geen gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units is…
(B) Een dak is niet nodig, maar dicht de ruimte tussen de bovenste en onderste units af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de onderkant van de unit terugstroomt naar de aanzuigzijde.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45
13 Technische gegevens
R7T
Y1E
R3T
R4T
R5T
R2T
S1NPL
S1PH
M1C
INV
S1NPH
Y1S
Y3E
R6T
R1T
b
a
g
h
k c
j
l
i
c d
m
c
e
f
M1F M2F

13.2 Leidingschema: Buitenunit

a Afsluiter (gas) b Afsluiter (vloeistof) c Filter (3×) d Warmtewisselaar met onderkoeling e Drukregelklep
f Warmtewisselaar g Servicepoort (hoge druk) h Terugslagklep
i Accumulator compressor j Capillaire buis
k Servicepoort (koelmiddelvulling)
l Accumulator
m Printplaat koelplaat (alleen voor RXYSQ4~6_V)
M1C Compressor
M1F-M2F Ventilatormotor
R1T Thermistor (lucht) R2T Thermistor (uitblaas) R3T Thermistor (aanzuiging 1) R4T Thermistor (warmtewisselaar) R5T Thermistor (aanzuiging 2) R6T Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar) R7T Thermistor (vloeistofleiding)
S1NPH Hogedruksensor
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
Y1E Elektronische expansieklep (hoofd) Y3E Elektronische expansieklep (onderkoeling
warmtewisselaar)
Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep)
Verwarmen Koelen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
46
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04

13.3 Bedradingsschema: Buitenunit

15
**
/12.2
1
Het bedradingsschema is bij de unit geleverd, op de binnenkant van het servicedeksel.
Opmerkingen voor RXYSQ4~6_V:
1 Symbolen (zie hieronder).
2 Zie de montagehandleiding van de optie voor X37A.
3 Zie de montagehandleiding of servicehandleiding voor het
gebruik van de drukknoppen BS1~BS5 en de schakelaars DS1‑1 en DS1‑2.
4 Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te laten
functioneren.
5 Zie de montagehandleiding voor de transmissiebedrading
binnenunit-buitenunit F1-F2.
6 Sluit transmissie buitenunit-buitenunit F1-F2 aan wanneer het
centrale besturingssysteem wordt gebruikt.
Opmerkingen voor RXYSQ4~6_Y:
1 Symbolen (zie hieronder).
2 Zie de montagehandleiding van de optie voor X37A.
3 Zie de montagehandleiding of servicehandleiding voor het
gebruik van de drukknoppen BS1~BS4 en de schakelaars DS1‑1 en DS1‑2.
4 Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te laten
functioneren.
5 Zie de montagehandleiding voor de transmissiebedrading
binnenunit-buitenunit F1-F2.
6 Sluit transmissie buitenunit-buitenunit F1-F2 aan wanneer het
centrale besturingssysteem wordt gebruikt.
Symbolen:
X1M Primaire aansluitklem
Aardingsbedrading
Draad nummer 15
Lokale draad
Lokale kabel
Aansluiting ** gaat verder op pagina 12 kolom 2
Verschillende bedradingsmogelijkheden
Optie
Niet gemonteerd in schakelkast
Bedrading afhankelijk van het model
Printplaat
Legende voor bedradingsschema RXYSQ4~6_V:
A1P Printplaat (primair)
A2P Printplaat (filter)
A3P Printplaat (keuzeschakelaar koelen/verwarmen)
(optie)
BS* Drukknoppen (stand, instelling, terugkeren, test,
reset) (A1P)
C1 Condensator (A1P)
DS1 DIP-schakelaar (A1P)
F1U Zekering (T 56A / 250V) (A2P)
F3U, F4U Zekering (T 6,3A / 250V) (A2P)
F6U Zekering (T 5,0A / 250V) (A1P)
H*P Lichtgevende diode (servicecontrole is oranje) (A1P)
HAP Lichtgevende diode (servicecontrole groen) (A1P)
13 Technische gegevens
HBP Frequentie-led (servicecontrole groen) (A1P)
K11M Magnetische contactgever (A1P)
K*R Magneetrelais (A1P)
L*R Reactievat (A1P)
M1C Motor (compressor)
M1F Motor (bovenste ventilator)
M2F Motor (onderste ventilator)
PS Schakelvoeding (A1P)
Q1DI Aardlekschakelaar (lokaal te voorzien)
R* Weerstand (A1P)
R1T Thermistor (lucht)
R2T Thermistor (pers)
R3T Thermistor (aanzuiging 1)
R4T Thermistor (warmtewisselaar)
R5T Thermistor (aanzuiging 2)
R6T Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar)
R7T Thermistor (vloeistofleiding)
FINTH Thermistor (lamel)
S1NPH Hogedruksensor
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
S1S Luchtregelschakelaar (optie)
S2S Keuzeschakelaar koelen/verwarmen (optie)
V1R IGBT-voedingsmodule (A1P)
V2R Diodemodule (A1P)
V*T Bipolaire transistor met geïsoleerde poort (IGBT) N-
V*D Diode (A1P)
X*A Printplaatconnector
X*M Klemmenstrook
X*Y Connector
X37A Connector (voeding voor optie-printplaat)
Y1E Elektronische expansieklep (hoofd)
Y3E Elektronische expansieklep (onderkoeling
Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep)
Z*C Ruisfilter (ferrietkern)
Z*F (A*P) Ruisfilter
Legende voor bedradingsschema RXYSQ4~6_Y:
A1P Printplaat (primair)
A2P Printplaat (inverter)
BS* Drukknoppen (stand, instelling, terugkeren, test,
C* Condensator (A2P)
DS1 DIP-schakelaar (A1P)
F1U, F2U Zekering (T 31,5A / 500V) (A1P)
F1U Zekering (T 5,0A / 250V) (A2P)
F3U, F4U, F5U
H*P Lichtgevende diode (servicecontrole is oranje) (A1P)
HAP Lichtgevende diode (servicecontrole groen) (A*P)
K1M Magnetische contactgever (A2P)
K*R Magneetrelais (A*P)
kanaal (A1P)
warmtewisselaar)
reset) (A1P)
Zekering (T 6,3A / 250V) (A1P)
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
47
13 Technische gegevens
L1R Reactievat
M1C Motor (compressor)
M1F Motor (bovenste ventilator)
M2F Motor (onderste ventilator)
PS Schakelvoeding (A2P)
Q1DI Aardlekschakelaar (lokaal te voorzien)
R* Weerstand (A2P)
R1T Thermistor (lucht)
R2T Thermistor (uitblaas)
R3T Thermistor (aanzuiging 1)
R4T Thermistor (warmtewisselaar)
R5T Thermistor (aanzuiging 2)
R6T Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar)
R7T Thermistor (vloeistofleiding)
R10T Thermistor (lamel)
S1NPH Hogedruksensor
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
S1S Luchtregelschakelaar (optie)
S2S Keuzeschakelaar koelen/verwarmen (optie)
V1R IGBT-voedingsmodule (A2P)
V2R, V3R Diodemodule (A2P)
X*A PCB-connector
X*M Klemmenstrook
X*Y Connector
X37A Connector (voeding voor optie-printplaat)
Y1E Elektronische expansieklep (hoofd)
Y3E Elektronische expansieklep (onderkoeling
warmtewisselaar)
Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep)
Z*C Ruisfilter (ferrietkern)
Z*F Ruisfilter
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
48
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04

Voor de gebruiker

g
d d
c c
f
eb
a
g
f
e

14 Over het systeem

14 Over het systeem
De binnenunit van het VRV IV-S-warmtepompsysteem kan worden gebruikt voor toepassingen met verwarmen/koelen. Het type binnenunit dat kan worden gebruikt hangt af van de reeks van de buitenunits.
OPMERKING
Gebruik het systeem niet voor andere doeleinden. Gebruik
de unit niet voor het koelen van precisie-instrumenten,
voedsel, planten, dieren of kunstwerken, om te voorkomen
dat de kwaliteit ervan wordt aangetast.
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem:
Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en
moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw
installateur voor meer informatie en professioneel advies.
INFORMATIE
▪ VRVDX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met RADX-binnenunits.
▪ RA DX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met AHU-binnenunits.
▪ RA DX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met luchtgordijnbinnenunits.
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-S-warmtepompsysteem (niet­beperkende lijst, afhankelijk van de combinaties van het model buitenunit en het model binnenunit):
▪ VRV directe-expansiebinnenunits (lucht/luchttoepassingen).
▪ RA directe-expansiebinnenunits (lucht/luchttoepassingen).
▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-kit vereist.
▪ Luchtgordijn -Biddle- (lucht/luchttoepassingen).
Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in paar op een VRV IV-S­warmtepompbuitenunit wordt ondersteund.
Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in multi op een VRV IV-S­warmtepompbuitenunit wordt ondersteund, zelfs in combinatie met VRV directe-expansiebinnenunit(s).
Zie de technische data voor meer specificaties.

14.1 Systeemlay-out

a VRV IV-S-warmtepomp buitenunit
b Koelmiddelleiding
c VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)

15 Gebruikersinterface

Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de belangrijkste functies van het systeem.
Gedetailleerde informatie over de vereiste stappen voor bepaalde functies vindt u in de specifieke montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de binnenunit.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de geïnstalleerde gebruikersinterface.

16 Voor het gebruik

Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden (afhankelijk van het type binnenunit):
▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht).
▪ Alleen ventileren (lucht/lucht).
Afhankelijk van het type binnenunit zijn er specifieke functies; zie de specifieke montagehandleiding/gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
g Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)
VOORZICHTIG
Raak de interne delen van de controller nooit aan.
Verwijder het voorpaneel niet. Sommige onderdelen in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor controle en afstelling van de interne delen.
WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd geïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt; dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem niet wanneer een rookvormig insectendodend middel in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit kunnen afzetten, met gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
49

17 Bediening

17 Bediening

17.1 Werkingsgebied

Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Koelen Verwarmen
Buitentemperatuur –5~46°Cdroge bol –20~21°Cdroge
bol
–20~15,5°C natte
bol
Binnentemperatuu r
Binnenvochtigheid ≤80%
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
Het bovenstaande werkingsbereik geldt alleen wanneer directe­expansiebinnenunits op het VRV IV-S-systeem zijn aangesloten.
Voor AHU-units gelden speciale waarden voor het werkingsbereik. Zie hiervoor de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke unit. Zie de technische data voor de recentste informatie.

17.2 Gebruik van het systeem

17.2.1 Over het gebruik van het systeem

▪ De bedieningsprocedure hangt af van de combinatie van
buitenunit en gebruikersinterface.
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt ingeschakeld.

17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking

▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de
gebruikersinterface "omschakeling onder gecentraliseerde besturing" staat (zie de montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface).
▪ Wanneer "omschakeling onder gecentraliseerde besturing"
op het display knippert, zie "17.5.1 Over master-
gebruikersinterface instellen"op pagina52.
▪ De ventilator kan mogelijk nog ongeveer 1 minuut blijven draaien
nadat het verwarmen is beëindigd.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is echter geen storing.
21~32°Cdroge bol
14~25°C natte bol
15~27°Cdroge
bol
(a)
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde warmtewisselaar van de buitenunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energie kan worden overgebracht naar de warmtewisselaar van de buitenunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moet ontdooien om nog voldoende warmte te leveren aan de binnenunits.
De ventilator van de binnenunit wordt stilgelegd, de koelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouw wordt gebruikt om de warmtewisselaar van de buitenunit te ontdooien.
De ontdooistand wordt aangegeven met op het display van de binnenunit.
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit een binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilator automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt aangegeven. Het kan even duren voordat de ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
INFORMATIE
▪ De verwarmingscapaciteit neemt af wanneer de
buitentemperatuur daalt. Gebruik in dat geval een ander verwarmingstoestel in combinatie met de unit. (Wanneer u een toestel met een open vlam gebruikt, moet u de kamer constant verluchten). Plaats geen apparatuur met een open vlam op plaatsen die blootgesteld zijn aan de luchtstroom van de unit of onder de unit.
▪ Het duurt even voordat de kamer is opgewarmd nadat
u de unit hebt gestart, aangezien de unit de volledige kamer verwarmt met een warmeluchtcirculatiesysteem.
▪ Als de warme lucht naar het plafond stijgt, en de lucht
boven de vloer koud blijft, raden wij aan de circulator te gebruiken (= binnenventilator voor het circuleren van lucht). Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.

17.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen
Verwarmen
Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken.

17.2.3 Over verwarmen

Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
50
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
17 Bediening
a
b
1
1
1
1
1
1
1

17.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Overzicht van de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening
a KEUZESCHAKELAAR ALLEEN
VENTILEREN/AIRCONDITIONING
Stel de schakelaar in op voor alleen
ventileren of op voor koelen of verwarmen.
b KEUZESCHAKELAAR KOELEN/
VERWARMEN
Stel de schakelaar in op of op voor verwarmen
Starten
1 Selecteer als volgt de bedrijfsstand met de keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening:
Koelen Verwarmen Alleen ventileren
voor koelen
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).

17.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Starten
1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
3 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage). Zie "17.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina51 voor meer informatie.
Stoppen
4 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
(ontvochtigen).

17.3.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)

Starten
1 Selecteer koelen met behulp van de keuzeschakelaar koelen/
verwarmen op de afstandsbediening.
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
Stoppen
3 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
Instellen
Zie de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface voor informatie over het programmeren van temperatuur, ventilatorsnelheid en luchtstroomrichting.

17.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma

17.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma

▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling (minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de
ventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met de gebruikersinterface).
2 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen).
3 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
4 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage). Zie "17.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina51 voor meer informatie.
Stoppen
5 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.

17.4 Luchtstroomrichting instellen

Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
51
17 Bediening
g
d d
c c
f
eb
a
g
f
e

17.4.1 Over de luchtstroomklep

Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
Hoekunits
Units voor plafondmontage
Units voor wandmontage
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het display.
Koelen Verwarmen
▪ Wanneer de
kamertemperatuur lager is dan de ingestelde temperatuur.
▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting.
▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij het
koelen met een aan het plafond opgehangen of aan de wand bevestigde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichting sturen, en verandert ook de aanduiding op de gebruikersinterface.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de volgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld.
▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd geraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie. (alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
stand afzetten op het plafond of op de klep.
en gewenste stand .
. Anders kan er zich vocht of stof gaan
▪ Bij het starten.
▪ Als de kamertemperatuur
hoger is dan de ingestelde temperatuur.
▪ Bij het ontdooien.

17.5 Master-gebruikersinterface instellen

17.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen

c VRV directe-expansiebinnenunit (DX) d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)
g Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)
Wanneer het systeem is geïnstalleerd zoals in de afbeelding hiervoor, dan moet één van de gebruikersinterfaces worden ingesteld als hoofdgebruikersinterface.
Op de displays van de slave-gebruikersinterfaces staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) en de slave­gebruikersinterfaces volgen automatisch de bedrijfsstand bepaald door de master-gebruikersinterface.
Verwarmen of koelen selecteren kan alleen met de master­gebruikersinterface.

17.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX)

Wanneer alleen VRVDX-binnenunits op het VRV IV-S-systeem zijn aangesloten:
1 Druk 4 seconden op de keuzeknop voor de werkingsstand van
de actuele master-gebruikersinterface. Als deze procedure nog niet was uitgevoerd, dan kunt u ze uitvoeren op de als eerste gebruikte gebruikersinterface.
Gevolg: Het display met (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) van alle op dezelfde buitenunit aangesloten slave-gebruikersinterfaces knippert.
2 Druk op de keuzeknop voor de werkingsstand van de controller
die u als master-gebruikersinterface wilt instellen.
Gevolg: De instelling is voltooid. Deze gebruikersinterface is ingesteld als master-gebruikersinterface en
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) verdwijnt van het display. Op de displays van de andere gebruikersinterfaces
staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing).

17.5.3 Gebruikersinterface als master instellen (RA DX)

Wanneer alleen RA DX-binnenunits op het VRV IV-S-systeem zijn aangesloten:
1 Leg alle binnenunits stil.
2 Wanneer het systeem niet draait (alle binnenunits thermo UIT),
kunt u de master RA DX-binnenunit bepalen met de infraroodgebruikersinterface (thermo AAN in de gewenste stand instellen).
De master-unit kan alleen worden veranderd door de voorgaande procedure te herhalen. Omschakelen tussen koelen en verwarmen (of vice versa) kan alleen door de werkingsstand van de ingestelde master-binnenunit te veranderen.

17.5.4 Over besturingssystemen

Behalve individuele besturing (één gebruikersinterface bestuurt één binnenunit), biedt dit systeem nog twee andere besturingssystemen. Controleer het volgende als uw unit met één van die besturingssystemen is uitgerust:
a VRV IV-S-warmtepomp buitenunit b Koelmiddelleiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
52
Type Beschrijving
Groepsbesturing 1 gebruikersinterface bestuurt tot 16
Besturing met 2 gebruikersinterfaces
binnenunits. Alle binnenunits krijgen dezelfde instelling.
2 gebruikersinterfaces besturen 1 binnenunit (bij groepsbesturing is dit 1 groep van binnenunits). De unit wordt individueel bestuurd.
RXYSQ4~6T8V/YB
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P482277-1 – 2017.04

18 Energie besparen en optimale werking

OPMERKING
Neem contact op met uw dealer als u de combinatie of de instelling van groepsbesturing en besturing met 2 gebruikersinterfaces wilt wijzigen.
18 Energie besparen en optimale
werking
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een optimale werking van het systeem te zorgen.
▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de
aanwezige personen wordt geblazen.
▪ Pas de kamertemperatuur aan voor een aangename omgeving.
Voorkom te sterk verwarmen of koelen.
▪ Houd bij het koelen rechtstreeks zonlicht uit de kamer met behulp
van gordijnen of jaloezieën.
▪ Verlucht dikwijls. Zorg bij langdurig gebruik vooral voor
verluchting.
▪ Houd deuren en ramen dicht. Als de deuren of ramen open
blijven, zal er lucht uit de kamer stromen, met een kleiner koel- of verwarmeffect tot gevolg.
▪ Koel of verwarm niet te sterk. Om zuinig om te gaan met energie
houdt u de temperatuurinstelling op een gematigd niveau.
▪ Plaats nooit voorwerpen in de buurt van de luchtinlaat of -uitlaat
van de unit. Anders kan dit een verminderd effect of een uitval veroorzaken.
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt. Er wordt immers stroom verbruikt zolang de schakelaar niet uitgeschakeld is. Zet de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te garanderen. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Als op het display staat (tijd om het luchtfilter te reinigen), laat
u de filters door een erkend servicetechnicus schoonmaken. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Houd de binnenunit en de gebruikersinterface op minstens 1 m
van televisie-, radio-, stereotoestellen of dergelijke. Anders zijn statische storingen of vervormde beelden mogelijk.
▪ Plaats geen voorwerpen onder de binnenunit; anders kunnen ze
schade oplopen door water.
▪ Bij een vochtigheid van meer dan 80% of wanneer de afvoeruitlaat
verstopt is, kan condensvorming optreden.
Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een rudimentaire beschrijving van de mogelijke patronen. Neem contact met uw installateur voor advies of om de parameters aan uw noden aan te passen.
De montagehandleiding bevat meer gedetailleerde informatie voor de installateur. Hij kan u helpen om een optimale balans tussen energieverbruik en comfort te bereiken.

18.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden

Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van vorige VRV-systemen.
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen) ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw installateur voor meer informatie over Hi-sensible toepassingen.

18.2 Mogelijke comfortinstellingen

Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
▪ Krachtig
▪ Snel
▪ Gematigd
▪ Eco

19 Onderhoud en service

OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een andere waarde of andere draden als een zekering is doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek geen vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming niet. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
53
19 Onderhoud en service
VOORZICHTIG
Kijk uit voor de ventilator.
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de unit te vallen en letsel te veroorzaken.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller niet af met benzine, thinner, reinigingsdoeken met chemische producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de coating kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild bedieningspaneel een doek in met water verdund neutraal detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere droge doek.

19.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen.
▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de binnen- en buitenunits zou kunnen blokkeren.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits. Neem
contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de luchtfilters en buitenkant van de binnenunit schoon te maken. Tips voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde positie.
▪ Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik van de unit in,
dit om een vlotte werking te verzekeren. Zodra de voeding wordt ingeschakeld, verschijnt het displays van de gebruikersinterface.

19.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen.
▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de stand
alleen ventileren om de binnenkant van de units te drogen. Zie
"17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking"op pagina50 voor meer informatie over de
stand alleen ventileren.
▪ Schakel de voeding uit. Het display van de gebruikersinterface
gaat uit.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits. Neem
contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de luchtfilters en buitenkant van de binnenunit schoon te maken. Tips voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde positie.

19.3 Over het koelmiddel

Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R410A
Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 2087,5
OPMERKING
In Europa worden de broeikasgasemissies van de totale koelmiddelvulling in het systeem (uitgedrukt in tonnen CO2­equivalent) gebruikt om de onderhoudsintervallen te bepalen. Houd u aan de geldende wetgeving.
Formule om broeikasgasemissies te berekenen: GWP­waarde koelmiddel × totale koelmiddelvulling [in kg] / 1000
Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet. Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit, verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellek gerepareerd is.

19.4 Dienst-na-verkoop en garantie

19.4.1 Garantieperiode

▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de garantiekaart klaar.

19.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie

Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud van uw units te zorgen, raden wij aan de normale onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit).
▪ De installatiedatum.
▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage of installatie een elektrische schok of brand kan veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per ongeluk lekt in een kamer met lucht van een ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel voordat u de unit weer in gebruik neemt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
54
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04

20 Opsporen en verhelpen van storingen

19.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli

De vermelde onderhouds- en vervangingscycli staan los van de garantieperiode van de onderdelen.
Onderdeel Inspectiecy
clus
Elektromotor 1 jaar 20.000 uur
Printplaat 25.000 uur
Warmtewisselaar 5 jaar
Sensor (thermistor, enz.) 5 jaar
Gebruikersinterface en schakelaars
Lekbak 8 jaar
Expansieklep 20.000 uur
Magneetklep 20.000 uur
Voor de tabel wordt uitgegaan van de volgende gebruiksomstandigheden:
▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit.
Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meer dan 6 keer/uur te starten en te stoppen.
▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/
jaar.
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodes
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Afhankelijk van de inhoud van het onderhouds- en inspectiecontract, kunnen de inspectie- en onderhoudscycli in werkelijkheid korter zijn dan vermeld.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
25.000 uur

19.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli

De volgende omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een kortere "onderhoudscyclus" of "vervangingscyclus":
De unit wordt gebruikt op een plaats waar:
▪ Hitte en vochtigheid buiten de normale waarden schommelen.
▪ Grote stroomschommelingen (spanning, frequentie,
golfvervorming, enz.) (de unit kan niet worden gebruikt als de stroomschommelingen buiten het toelaatbare bereik vallen).
▪ Er vaak schokken en trillingen zijn.
▪ De lucht stof, zout, schadelijke gassen of olienevel zoals
zwavelzuur en waterstofsulfide bevat.
▪ Het toestel frequent wordt gestart en gestopt of lange tijd blijft
draaien (sites met airconditioning rond de klok).
Aanbevolen vervangingscyclus voor slijtageonderdelen
Onderdeel Inspectiec
yclus
Luchtfilter 1 jaar 5 jaar
Filter met hoog rendement 1 jaar
Zekering 10 jaar
Carterverwarming 8 jaar
Onderdelen onder druk Neem ingeval van
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen vervangingsintervallen
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
INFORMATIE
Het is mogelijk dat schade veroorzaakt door het demonteren of schoonmaken van de binnenkant van units door iemand anders dan onze erkende dealers niet onder de garantie valt.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
corrosie contact op met
uw plaatselijke verdeler.
20 Opsporen en verhelpen van
storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of brand. Neem contact op met uw dealer.
Alleen een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren:
Storing Maatregel
Als een beveiliging zoals een zekering, onderbreker of aardlekschakelaar vaak in werking treedt, of als de AAN/UIT­schakelaar niet goed werkt.
Als water uit de unit lekt. Stop de werking.
De bedrijfsschakelaar werkt niet goed. Schakel de voeding uit.
Als het unitnummer op het display van de gebruikersinterface staat, het bedrijfslampje knippert en de storingscode wordt aangegeven.
Schakel de hoofdvoeding uit.
Verwittig uw installateur en geef hem de storingscode door.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04
Als het systeem niet goed werkt en geen van de bovenstaande storingen in aanmerking komt, volg dan de onderstaande procedures.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
55
20 Opsporen en verhelpen van storingen
Storing Maatregel
Indien het systeem helemaal niet werkt.
Het systeem werkt wel voor alleen ventileren, maar stopt meteen bij het verwarmen of koelen.
Het systeem werkt, maar koelt of verwarmt onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum (mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de stroom is hersteld. Als de stroom tijdens de werking uitvalt, zal het systeem automatisch herstarten direct nadat de voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in werking is gesteld. Vervang indien nodig de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of (tijd om luchtfilter te
reinigen) op het display van de gebruikersinterface staat. (Zie
"19Onderhoud en service"op pagina53
en "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt
is (zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit).
▪ Controleer de temperatuurinstelling.
▪ Controleer de instelling van de
ventilatorsnelheid op uw gebruikersinterface.
▪ Controleer of er geen deuren of ramen
openstaan. Sluit alle deuren en ramen om te voorkomen dat er wind binnenkomt.
▪ Controleer of er niet te veel mensen
aanwezig zijn in de kamer tijdens het koelen. Controleer of de warmtebron in de kamer niet te groot is.
▪ Controleer of er geen rechtstreeks
zonlicht in de kamer schijnt. Gebruik gordijnen of jaloezieën.
▪ Controleer of de luchtstroomhoek goed
is.

20.1 Storingscodes: Overzicht

Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op het display van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
Hierna vindt u een lijst met storingscodes als referentie. Afhankelijk van het niveau van de storingscode, kunt u op de AAN/UIT-knop drukken om de code terug te stellen. Vraag anders advies aan uw installateur.
Hoofdcode Inhoud
Externe beveiliging geactiveerd
EEPROM-storing (binnenunit)
Storing afvoersysteem (binnenunit)
Storing ventilatormotor (binnenunit)
Storing motor draaiklep (binnenunit)
Storing expansieklep (binnenunit)
Storing afvoer (binnenunit)
Storing stofkamer filter (binnenunit)
Storing capaciteitsinstelling (binnenunit)
Storing transmissie tussen hoofdprintplaat en subprintplaat (binnenunit)
Storing thermistor warmtewisselaar (binnenunit; vloeistof)
Storing thermistor warmtewisselaar (binnenunit; gas)
Storing thermistor aanzuiglucht (binnenunit)
Storing thermistor perslucht (binnenunit)
Storing bewegingsdetector of vloertemperatuursensor (binnenunit)
Storing thermistor gebruikersinterface (binnenunit)
Storing printplaat (buitenunit)
Hogedrukschakelaar geactiveerd
Storing lage druk (buitenunit)
Compressorblokkering gedetecteerd (buitenunit)
Storing ventilatormotor (buitenunit)
Storing elektronische expansieklep (buitenunit)
Storing perstemperatuur (buitenunit)
Abnormale aanzuigtemperatuur (buitenunit)
Detectie te veel koelmiddel
Storing hogedrukschakelaar
Storing lagedrukschakelaar
Probleem ventilatormotor (buitenunit)
Storing omgevingstemperatuursensor (buitenunit)
Storing druksensor
Storing stroomsensor
Storing perstemperatuursensor (buitenunit)
Storing gastemperatuursensor warmtewisselaar (buitenunit)
Storing aanzuigtemperatuursensor (buitenunit)
Storing temperatuursensor ontijzen (buitenunit)
Storing vloeistoftemperatuursensor (na onderkoeling HE) (buitenunit)
Storing gastemperatuursensor (na onderkoeling HE) (buitenunit)
Storing hogedruksensor (S1NPH)
Storing lagedruksensor (S1NPL)
INV-printplaat abnormaal
Lameltemperatuur abnormaal
Inverter-printplaat defect
Overstroom compressor gedetecteerd
Compressorblokkering (opstarten)
Transmissie buitenunit - inverter: Probleem INV­transmissie
INV asymmetrische voedingsspanning
Storing lamelthermistor
Storing capaciteitsinstelling (buitenunit)
Abnormale daling lage druk, defecte expansieklep
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
56
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
20 Opsporen en verhelpen van storingen
Hoofdcode Inhoud
Storing faseomkering voeding
INV voedingsspanning te laag
Systeem nog niet proefgedraaid
Defecte bedrading tussen binnen- en buitenunit
Abnormale communicatie tussen gebruikersinterface en binnenunit
Defecte bedrading naar buitenunit/buitenunit
Abnormale communicatie tussen hoofd- en subgebruikersinterface
Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerd type binnenunit aangesloten. Storing binnenunit.
Storing aansluiting binnenunits of verkeerde combinatie types
Dubbel gecentraliseerd adres
Storing in communicatie gecentraliseerde besturing ­binnenunit
Storing automatische adressering (inconsistentie)
Storing automatische adressering (inconsistentie)

20.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn

De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:

20.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet

▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de compressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5 minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ook toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterface
staat, knippert het display enkele seconden wanneer u op de werkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat de gebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.

20.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden omgeschakeld

20.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen met de instelling

De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor de ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het verwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stil en gaat de ventilator van de binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit voorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de personen in de kamer wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de knop drukt, zelfs niet wanneer een andere binnenunit verwarmt.

20.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet overeen met de instelling

De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.

20.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit)

▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de
binnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal de temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is het nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken. Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van de unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage
kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt terug in de binnenunit en produceert stoom.

20.2.7 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit, buitenunit)

Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op verwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en wordt uitgeblazen.

20.2.8 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt, en start weer na enkele minuten

De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andere elektrische toestellen. Dit maakt communicatie tussen de units onmogelijk, en ze worden stilgelegd. De werking wordt automatisch hervat zodra de interferentie ophoudt.
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) op het
display betekent dat dit een slave-gebruikersinterface is.
▪ Wanneer de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening is geïnstalleerd en op het display (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) staat, betekent dit dat omschakelen koelen/verwarmen wordt geregeld door de keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening. Vraag uw dealer waar de afstandsbedieningsschakelaar is geïnstalleerd.

20.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en verwarmen werken niet

Onmiddellijk na het inschakelen. De microcomputer is nog aan het opstarten en voert een communicatiecontrole uit met alle binnenunits. Wacht 12 minuten (maximum) tot de microcomputer klaar is.
RXYSQ4~6T8V/YB VRV IV-S-systeem airconditioner 4P482277-1 – 2017.04

20.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit)

▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelen
van de voeding. De elektronische expansieklep in een binnenunit begint te werken en produceert het geluid. Dit zal na ongeveer één minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeem
koelt of stilstaat. Dit geluid wordt geproduceerd wanneer de afvoerpomp (optioneel accessoire) werkt.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het
systeem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd door het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door het temperatuurverschil.
▪ Er is een laag "sah", "choro-choro" geluid hoorbaar wanneer de
binnenunit stilstaat. Dit geluid is hoorbaar wanneer een andere binnenunit werkt. Om te voorkomen dat er olie en koelmiddel in het systeem blijft, wordt een kleine hoeveelheid koelmiddel in de kring rondgestuurd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
57

21 Verplaatsen

20.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, buitenunit)

▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt of ontdooit. Dit is het geluid van het koelgas dat door zowel binnen- als buitenunits stroomt.
▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaakt door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.

20.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (buitenunit)

De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt veroorzaakt door de frequentiewijziging.

20.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de unit

Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt gebruikt. Dit komt door stof in de unit.

20.2.13 Symptoom: De units geven een geur af

De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten, enz., en die dan weer afgeven.

20.2.14 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait niet

Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het oog op een optimale werking van het product.

20.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88"

Dit is het geval meteen nadat de hoofdvoeding is ingeschakeld en betekent dat de gebruikersinterface in de normale toestand staat. Dit duurt 1minuut.

20.2.16 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt niet na een korte verwarmingscyclus

Dit voorkomt dat er koelmiddel in de compressor blijft. De unit zal na 5 tot 10 minuten stoppen.

20.2.17 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is warm, zelfs wanneer de unit is gestopt

De carterverwarming verwarmt de compressor zodat deze vlot kan starten.

20.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de binnenunit gestopt is

Meer dan één binnenunit draait op hetzelfde systeem. Wanneer een andere unit werkt, blijft er nog wat koelmiddel door de unit stromen.
OPMERKING
Probeer het systeem niet zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

23 Verklarende woordenlijst

Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit product (indien van toepassing) dient gemonteerd, geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
Niet door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
21 Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis.

22 Als afval verwijderen

Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met uw dealer wanneer u deze unit verwijdert.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
58
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSQ4~6T8V/YB
4P482277-1 – 2017.04
4P482277-1 2017.04
Copyright 2017 Daikin
Loading...