Daikin ERHQ011-014-016BA, ERLQ011-014-016CA, EHVH/X11 16S18CB, EHVH/X11 16S26CB Installer reference guide [nl]

+
Uitgebreide handleiding
voor de installateur
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
EHVH/X11+16S18CB EHVH/X11+16S26CB
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
Nederlands

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 4
1.1 Over de documentatie ............................................................... 4
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 4
1.2 Voor de installateur ................................................................... 4
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.2.4 Pekel........................................................................... 5
1.2.5 Water .......................................................................... 6
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 7
3 Over de doos 7
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
3.2 Buitenunit .................................................................................. 8
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 8
3.2.2 De buitenunit hanteren................................................ 8
3.2.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen..... 8
3.3 Binnenunit ................................................................................. 8
3.3.1 De binnenunit uitpakken ............................................. 8
3.3.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen.................. 8
4 Over de units en opties 9
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 9
4.2 Identificatie ................................................................................ 9
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 9
4.2.2 Identificatielabel: Binnenunit ....................................... 9
4.3 Units en opties combineren....................................................... 10
4.3.1 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 10
4.3.2 Mogelijke opties voor de binnenunit............................ 10
4.3.3 Mogelijke combinaties van binnenunit en buitenunit... 11
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen 11
5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke
toepassingen ............................................................................. 11
5.2 Het ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen ............... 11
5.2.1 Een enkele kamer....................................................... 12
5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone ........................... 14
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones ....................... 15
5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ...... 16
5.4 De tank voor warm tapwater in/opstellen .................................. 18
5.4.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank ...... 18
5.4.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren
voor de warmtapwatertank.......................................... 18
5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank........... 19
5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water.. 19
5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie ......................... 19
5.5 De energiemeting instellen........................................................ 19
5.5.1 Geproduceerde warmte .............................................. 20
5.5.2 Verbruikte energie....................................................... 20
5.5.3 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief .............. 20
5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief ............. 21
5.6 De regeling van het energieverbruik instellen ........................... 21
5.6.1 Continue vermogenbeperking..................................... 21
5.6.2 Vermogenbeperking door digitale ingangen
ingeschakeld ............................................................... 22
5.6.3 Vermogenbeperking: werking ..................................... 22
5.7 Een externe temperatuursensor opstellen ................................ 22
6 Voorbereiding 23
6.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 23
6.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 23
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt....................................................... 23
6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten ................................... 24
6.2.3 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit
geïnstalleerd wordt....................................................... 24
6.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ........................................ 25
6.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ........................ 25
6.3.2 De koelleidingen isoleren............................................. 25
6.4 De waterleidingen voorbereiden................................................. 25
6.4.1 Vereisten voor de watercircuits.................................... 25
6.4.2 Formule om de voordruk van het expansievat te
berekenen .................................................................... 26
6.4.3 Het watervolume en waterdebiet controleren .............. 27
6.4.4 De voordruk van het expansievat wijzigen................... 27
6.4.5 Het watervolume controleren: voorbeelden ................. 28
6.5 De elektrische bedrading voorbereiden...................................... 28
6.5.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading .. 28
6.5.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief. 28
6.5.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve
de uitwendige stelmotoren ........................................... 29
6.5.4 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de
uitwendige en inwendige stelmotoren.......................... 29
7 Installatie 30
7.1 Overzicht: Installatie ................................................................... 30
7.2 De units openen ......................................................................... 30
7.2.1 Over het openen van de units...................................... 30
7.2.2 De buitenunit openen................................................... 30
7.2.3 De binnenunit openen.................................................. 30
7.2.4 Het deksel van de schakelkast van de binnenunit
openen ......................................................................... 31
7.3 De buitenunit monteren .............................................................. 31
7.3.1 Over de montage van de buitenunit............................. 31
7.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
buitenunit ..................................................................... 31
7.3.3 De installatiestructuur voorzien.................................... 31
7.3.4 De buitenunit installeren .............................................. 31
7.3.5 Afvoer voorzien............................................................ 31
7.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen...... 32
7.4 De binnenunit monteren ............................................................. 32
7.4.1 Over het monteren van de binnenunit.......................... 32
7.4.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit .......... 32
7.4.3 De binnenunit plaatsen ................................................ 32
7.5 De koelmiddelleiding aansluiten................................................. 33
7.5.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 33
7.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 33
7.5.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen. 33
7.5.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 34
7.5.5 Het uiteinde van een buis verbreden ........................... 34
7.5.6 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 34
7.5.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 34
7.5.8 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten.................. 35
7.5.9 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten........ 36
7.5.10 Bepalen of er olieafscheiders nodig zijn ...................... 36
7.6 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 36
7.6.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 36
7.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij het controleren van
koelmiddelleidingen ..................................................... 37
7.6.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling.................... 37
7.6.4 Op lekkages controleren.............................................. 37
7.6.5 Vacuümdrogen............................................................. 37
7.7 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 37
7.7.1 Over het toevoegen van koelmiddel ............................ 37
7.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen van
koelmiddel.................................................................... 38
7.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
worden ......................................................................... 38
7.7.4 De hoeveelheid bepalen om opnieuw volledig te
vullen............................................................................ 38
Uitgebreide handleiding voor de installateur
2
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
Inhoudsopgave
7.7.5 Extra koelmiddel bijvullen ........................................... 38
7.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen................................................................... 38
7.8 De waterleidingen aansluiten .................................................... 39
7.8.1 Over het aansluiten van de waterleidingen................. 39
7.8.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen . 39
7.8.3 De waterleidingen aansluiten...................................... 39
7.8.4 De hercirculatieleiding aansluiten ............................... 39
7.8.5 De drukveiligheidsklep op de afvoer aansluiten.......... 40
7.8.6 Het watercircuit vullen................................................. 40
7.8.7 De tank voor warm tapwater vullen............................. 40
7.8.8 De waterleidingen isoleren.......................................... 41
7.9 De elektrische bedrading aansluiten ......................................... 41
7.9.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading...... 41
7.9.2 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 41
7.9.3 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading.................................................. 41
7.9.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading .................................................................... 41
7.9.5 Specificaties van de standaardcomponenten van de
bedrading .................................................................... 42
7.9.6 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten.................................................................... 42
7.9.7 De luchtthermistor van plaats veranderen op de
buitenunit .................................................................... 43
7.9.8 De elektrische bekabeling op de binnenunit
aansluiten.................................................................... 44
7.9.9 De hoofdvoeding aansluiten ....................................... 45
7.9.10 De voeding van de back-upverwarming aansluiten .... 45
7.9.11 De gebruikersinterface aansluiten .............................. 46
7.9.12 De afsluiter aansluiten ................................................ 47
7.9.13 De elektrische meters aansluiten................................ 47
7.9.14 De pomp van het warm tapwater aansluiten............... 48
7.9.15 De alarm-output aansluiten......................................... 48
7.9.16 De AAN/UIT-output van de ruimtekoeling/
verwarming aansluiten ................................................ 48
7.9.17 De omschakeling naar de externe warmtebron
aansluiten.................................................................... 48
7.9.18 De digitale inputs voor het energieverbruik
aansluiten.................................................................... 48
7.9.19 De veiligheidsthermostaat (normaal gesloten
contact) aansluiten...................................................... 49
7.10 De installatie van de buitenunit voltooien .................................. 49
7.10.1 De installatie van de buitenunit voltooien.................... 49
7.10.2 De buitenunit sluiten ................................................... 49
7.11 De installatie van de binnenunit voltooien ................................. 49
7.11.1 Het deksel van de gebruikersinterface op de
binnenunit bevestigen ................................................. 49
7.11.2 De binnenunit sluiten .................................................. 49
8 Configuratie 50
8.1 Overzicht: Configuratie.............................................................. 50
8.1.1 De PC-kabel aansluiten op de schakelkast ................ 50
8.1.2 De meest gebruikte commando's bereiken................. 50
8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede............................ 51
8.1.4 Het stel talen kopiëren van de eerste
gebruikersinterface naar de tweede............................ 51
8.1.5 Snelle wizard: Stel de systeemlayout in na het voor
de eerste maal onder spanning zetten........................ 52
8.2 Basisconfiguratie ....................................................................... 52
8.2.1 Snelle wizard: Taal / tijd en datum.............................. 52
8.2.2 Snelle wizard: Standaard............................................ 52
8.2.3 Snelle wizard: Opties .................................................. 54
8.2.4 Snelle wizard: Capaciteiten (energiemeting) .............. 56
8.2.5 De regeling van de ruimteverwarming/-koeling........... 57
8.2.6 Het warm tapwater regelen......................................... 61
8.2.7 Contact/helpdesknummer........................................... 61
8.3 De geavanceerde configuratie/optimalisatie ............................. 61
8.3.1 De ruimteverwarming/koeling: geavanceerd............... 61
8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd.................. 66
8.3.3 De instellingen voor de warmtebronnen ..................... 70
8.3.4 De systeeminstellingen................................................ 73
8.4 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen ....................... 78
8.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen....................... 79
9 Inbedrijfstelling 80
9.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 80
9.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 80
9.3 Checklist vóór inbedrijfstelling .................................................... 80
9.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 81
9.4.1 Het minimum debiet controleren.................................. 81
9.4.2 De ontluchtingsfunctie.................................................. 81
9.4.3 Proefdraaien ................................................................ 82
9.4.4 Stelmotoren proefdraaien ............................................ 82
9.4.5 De dekvloer van de vloerverwarming drogen .............. 82
10 Aan de gebruiker overhandigen 84
11 Onderhoud en service 84
11.1 Overzicht: onderhoud en service................................................ 84
11.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................. 84
11.2.1 De binnenunit openen.................................................. 84
11.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit ..................... 84
11.4 Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de binnenunit .......... 85
11.4.1 De tank voor warm tapwater aflaten ............................ 85
12 Opsporen en verhelpen van storingen 86
12.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 86
12.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen..................................................................................... 86
12.3 Problemen op basis van symptomen oplossen .......................... 86
12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoals
verwacht....................................................................... 86
12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET
(ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)... 87
12.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............. 87
12.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open............. 87
12.3.5 Symptoom: De waterdrukveiligheidsklep lekt .............. 87
12.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende
verwarmd bij lage buitentemperaturen......................... 88
12.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk
abnormaal hoog ........................................................... 88
12.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door een gezwollen
tank weggeduwd .......................................................... 88
12.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET
volledig uitgevoerd (storing AH)................................... 88
12.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ...................... 88
12.4.1 Storingscodes: Overzicht ............................................. 89
13 Als afval verwijderen 90
13.1 Overzicht: Als afval verwijderen ................................................. 90
13.2 Over afpompen........................................................................... 90
13.3 Afpompen ................................................................................... 91
14 Technische gegevens 92
14.1 Ruimte voor service: Buitenunit.................................................. 92
14.2 Schema van de leidingen: Buitenunit ......................................... 94
14.3 Schema van de leidingen: Binnenunit ........................................ 95
14.4 Bedradingsschema: Buitenunit................................................... 96
14.5 Bedradingsschema: Binnenunit.................................................. 98
14.6 ESP-curve: Binnenunit ...............................................................101
15 Verklarende woordenlijst 102
16 Tabel met lokale instellingen 103
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen MOETEN door een erkende installateur worden uitgevoerd.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.

1.2 Voor de installateur

1.2.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen ▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis ▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1.2.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.2.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk
gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.

1.2.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.2.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.

1.2.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02

2 Over de documentatie

OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Installatiehandleiding van de binnenunit:
▪ Installatieaanwijzingen ▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Installatiehandleiding van de buitenunit:
▪ Installatieaanwijzingen ▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, goede praktijken,
referentiegegevens enz.
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) + Digitale
bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

Hoofdstuk Beschrijving
Algemene veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan
Hoofdstuk Beschrijving
Over de documentatie Welke documentatie bestaat er voor de
installateur
Over de doos De units uitpakken en hun accessoires
verwijderen
Over de units en opties ▪ De units identificeren
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Voorbereiding Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Installatie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Configuratie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker overhandigen
Onderhoud en service Dit hoofdstuk beschrijft de manier
Storingen opsporen en oplossen
Als afval verwijderen Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevens Dit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd Tabel met lokale
instellingen
Verscheidene installatieopstellingen van het systeem
en kennen vooraleer on-site te gaan
en kennen om het systeem te installeren
en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren
en kennen om het systeem op te leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de gebruiker moet worden uitgelegd en overhandigd
waarop de units onderhouden moeten worden
Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Tabel die door de installateur moet worden ingevuld en die nadien moet bewaard worden om deze later te kunnen raadplegen
Let op: De uitgebreide handleiding voor de gebruiker bevat tevens een tabel met installateurinstellingen. Deze tabel moet door de installateur worden ingevuld en aan de gebruiker worden overhandigd.

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de dozen met de buiten- en binnenunit on-site werden geleverd.
Het bevat informatie over: ▪ Uitpakken en omgaan met de units ▪ Accessoires van de units verwijderen Denk aan de volgende punten: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7
3 Over de doos
21
102~114 kg
2
1
a
c
b
d
e
f
g
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.

3.2 Buitenunit

3.2.1 De buitenunit uitpakken

a Installatiehandleiding van de buitenunit b Kabelbinder c Label over de gefluoreerde broeikasgassen d Meertalig label over de gefluoreerde broeikasgassen e Schroef (alleen voor ERLQ)
f Bevestigingsplaat voor thermistor (reserve) (alleen voor
ERLQ)
g Bevestigingsmiddel voor thermistor (alleen voor ERLQ)

3.3 Binnenunit

3.3.1 De binnenunit uitpakken

3.2.2 De buitenunit hanteren

VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
Draag de unit traag zoals op de afbeelding getoond:

3.2.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen

3.3.2 Toebehoren uit de binnenunit verwijderen

1 Verwijder de schroeven bovenaan de unit. 2 Verwijder het bovenpaneel. 3 Verwijder de schroeven aan de voorkant van de unit. 4 Druk op de knop onderaan de voorplaat. 5 Verwijder de frontplaat.
WAARSCHUWING: Scherpe randen
Neem de voorplaat vast aan het bovenste gedeelte in plaats van het onderste. Let op voor uw vingers want het onderste gedeelte van de voorplaat heeft scherpe randen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
a~e+h
g
f
5
4
1
2
3
4
6 Neem de accessoires eruit.
a b c d
f ge
h
a Algemene veiligheidsmaatregelen
b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
c Installatiehandleiding van de binnenunit
d Gebruiksaanwijzing
e Afdichtingsring voor afsluiter
f Afsluiter g Deksel van de gebruikersinterface h 2 schroeven om de gebruikersinterface te bevestigen.
7 Plaats het bovenpaneel en de voorplaat terug.
4 Over de units en opties

4 Over de units en opties

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
Modelidentificatie
▪ ERLQ: Bevat onderdelen (isolatie, bodemplaatverwarming,…) om
geen bevriezing te hebben in gebieden met lage omgevingstemperaturen en hoge luchtvochtigheden.
▪ ERHQ: Bevat deze onderdelen NIET.
Voorbeeld: ERLQ011CAW1
Code Uitleg
ER Europese split buitenpaar-warmtepomp L H=Hoge watertemperatuur – omgevingszone:
0⁠~⁠−⁠10°C L=Lage watertemperatuur – omgevingszone:
−⁠10⁠~⁠−⁠20°C Q Koelmiddel R410A 011 Capaciteitklasse CA Modelserie W1 Elektrische voeding

4.2.2 Identificatielabel: Binnenunit

Plaats

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ De buitenunit identificeren ▪ De binnenunit identificeren ▪ Buiten- en binnenunits combineren ▪ De buitenunit met opties combineren ▪ De binnenunit met opties combineren
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
Modelidentificatie Voorbeeld: EHVH04S18CB3V
Code Beschrijving
E Europees model HV Op de vloer staande binnenunit met geïntegreerde
tank
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9
4 Over de units en opties
Code Beschrijving
H H=Alleen verwarming
X=Verwarming/koeling 04 Capaciteitklasse S Geïntegreerd tankmateriaal: roestvrij staal 18 Volume geïntegreerde tank CB Modelserie 3V Model van back-upverwarming

4.3 Units en opties combineren

4.3.1 Mogelijke opties voor de buitenunit

Vraag-printplaat (KRP58M51) (alleen voor ERLQ)
▪ Beperkt de maximumstroom. Dit vermindert echter ook de
verwarmings-/koelcapaciteit van het systeem.
▪ Alleen de functie “Instellen op de vraag in bedrijf” van de vraag-
printplaat is van toepassing.
▪ Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
vraag-printplaat.
Afdakje tegen de sneeuw (EK016SNC) (alleen voor ERLQ)
▪ Zorgt ervoor dat de buitenunit niet wordt ingesneeuwd. ▪ Aanbevolen in gebieden met lage omgevingstemperaturen of
hevige sneeuwval.
▪ Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van het
afdakje tegen de sneeuw.
Aflaatplugkit (EKDK04) (alleen voor ERHQ)
▪ Verzamelt het condenswater van de buitenunit et voert het af via
1stop in de bodemplaat. ▪ Voor ERLQ: De aflaatplugkit is niet van toepassing. ▪ Voor ERHQ: De aflaatplugkit is een optie. ▪ Kan niet met een bodemplaatverwarming worden gecombineerd. ▪ Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
aflaatplugkit.
Bodemplaatverwarming (EKBPHTH16A) (alleen voor ERHQ in combinatie met een C*-binnenunit)
▪ Zorgt ervoor dat de bodemplaat niet bevriest. ▪ Aanbevolen in gebieden met lage omgevingstemperaturen of
hoge luchtvochtigheden. ▪ Voor ERLQ: De bodemplaatverwarming is standaard (standaard
gemonteerd). ▪ Voor ERHQ: De bodemplaatverwarming is een optie. ▪ Kan niet met de aflaatplugkit worden gecombineerd. ▪ Indien u de EKBPHTH16A installeert, moet u tevens de printplaat
met digitale I/U (EKRP1HB) installeren. ▪ Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
bodemplaatverwarming en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.

4.3.2 Mogelijke opties voor de binnenunit

Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de binnenunit, ▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte. ▪ Om een interface met andere talen te hebben. De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar: ▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.9.11 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina46.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos (EKRTR1 en RTRNETA). Thermostaat RTRNETA kan alleen worden gebruikt bij alleen-verwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te leveren:
▪ Alarm-output ▪ Uitgang ruimteverwarming/koeling AAN/UIT ▪ Omschakeling naar externe warmtebron ▪ Alleen voor EHVH/X11+16-modellen: regelsignaal voor
bodemplaatverwarmingskit EKBPHTH16A.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende besturing via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Voor installatie-instructies, zie de montagehandleiding van de vraag­printplaat en het bijlageboek voor optionele apparatuur.
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
Afstandbuitensensor (EKRSCA1)
Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de buitentemperatuur te meten.
Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te hebben.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbuitensensor.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de afstandbuitensensor aansluiten.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de binnenunit en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en binnenparameters naar de binnenunit. Voor de beschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/software­downloads/.
Voor de aanwijzingen betreffende de installatie, raadpleeg de installatiehandleiding van de PC-kabel en de "8 Configuratie" op
pagina50.
Warmtepompconvector (FWXV)
Om ruimteverwarming/-koeling te kunnen leveren, kunnen warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
LAN-adapter voor smartphonebediening + Smart Grid­toepassingen (BRP069A61)
U kunt deze LAN-adapter installeren om: ▪ Het systeem via een smartphone-app te bedienen. ▪ Het systeem in diverse Smart Grid-toepassingen te gebruiken. Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de LAN-adapter.

4.3.3 Mogelijke combinaties van binnenunit en buitenunit

Buitenunit Binnenunit
EHVH/X11 EHVH/X16
ERHQ011+ERLQ011 O — ERHQ014+ERLQ014 O ERHQ016+ERLQ016 O
5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen

5.1 Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden vanhet Daikin-warmtepompsysteem.
OPMERKING
▪ De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter
informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de installateur.
▪ Voor meer informatie over de configuratie-instellingen
om de werking van de warmtepomp te optimaliseren, zie "8Configuratie"op pagina50.
Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen voor:
▪ Het ruimteverwarming/koelingsysteem in/opstellen ▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen ▪ De tank voor warm tapwater in/opstellen ▪ De energiemeting instellen ▪ De regeling van het energieverbruik instellen ▪ Een externe temperatuursensor opstellen

5.2 Het ruimteverwarmings-/ koelingsysteem in/opstellen

Het warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers in een of meerdere kamers.
Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende vragen beantwoordt:
▪ Hoeveel kamers worden er verwarmd of gekoeld door hetDaikin-
warmtepompsysteem?
▪ Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en
hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij ontworpen werden?
Eens de vereisten inzake ruimteverwarming/koeling duidelijk zijn, adviseert Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
B
A
b
a
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt, zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter alleen mogelijk als de regeling van de aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van de unit is INgeschakeld.
INFORMATIE
Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische noodstop [A.6.C] op 1 zetten.

5.2.1 Een enkele kamer

Vloerverwarming of radiatoren – Kamerthermostaat met draad
Opstelling
Grootste comfort en effectiviteit. De slimme
kamerthermostaatfunctie kan de gewenste aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in volgende zaken:
▪ Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste
temperatuur voldoet (groter comfort)
▪ Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere
effectiviteit)
▪ De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere
effectiviteit)
Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk
via de gebruikersinterface instellen: ▪ Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde
waarden en programma's gebruiken.
▪ Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk
afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en programma's, de vakantiestand gebruiken enz.
Vloerverwarmingof radiatoren –Draadloze kamerthermostaat
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Gebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt
wordt
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface,
die als kamerthermostaat gebruikt wordt. Mogelijke installaties: ▪ De gebruikersinterface is in de kamer geplaatst en wordt als
kamerthermostaat gebruikt
▪ De gebruikersinterface wordt bij de binnenunit geplaatst en als
regelaar gebruikt dicht bij de binnenunit + de gebruikersinterface wordt in de kamer geplaatst en als kamerthermostaat gebruikt
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Economisch. U hebt GEEN additionele externe
kamerthermostaat nodig.
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Ontvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat b Draadloze externe kamerthermostaat
▪ De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe
kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.4] ▪ Code: [C-05]
Voordelen
Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar
in een draadloze versie.
Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/
UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het warmtepompsysteemontworpen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a
B
A
a
M1
Comfort. In het geval van vloerverwarming zorgt de draadloze
externe kamerthermostaat ervoor dat er tijdens het koelen geen condensatie op de vloer optreedt door de vochtigheid in de kamer te meten.
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/1 en X2M/4)
▪ De bedrijfsmodus wordt naar de warmtepompconvectoren
gestuurd door een digitale output op de binnenunit (X2M/32 en X2M/33).
INFORMATIE
Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt worden, controleer of elke warmtepompconvector wel degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.4] ▪ Code: [C-05]
Voordelen
Koeling. De warmtepompconvector biedt naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de
onderlingeverbindingfunctie.
Stijlvol.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen. Geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling.
Combinatie: Vloerverwarming + Warmtepompconvectoren
▪ De ruimteverwarming wordt bezorgt door:
▪ De vloerverwarming ▪ De warmtepompconvectoren
▪ De ruimtekoeling wordt alleen door de warmtepompconvectoren
geleverd. De vloerverwarming wordt door de afsluiter afgesloten.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Een eenpersoonskamer
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ Een afsluiter (ter plaatse te voorzien) wordt voor de
vloerverwarming geplaatst om condensatie op de vloer te vermijden tijdens het koelen.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ Het signaal om ruimteverwarming/koeling te vragen wordt naar
een digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/1 en X2M/4)
▪ De bedrijfsmodus wordt naar de volgende toestellen door een
digitale output op de binnenunit gestuurd (X2M/32 en X2M/33): ▪ De warmtepompconvectoren ▪ De afsluiter
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Externe kamerthermostaat voor de primaire zone:
▪ #: [A.2.2.4] ▪ Code: [C-05]
Voordelen
Koeling. De warmtepompconvectoren bieden naast een
verwarmingscapaciteit ook een uitstekende koelcapaciteit.
Efficiëntie. Vloerverwarming levert de beste prestaties met
Altherma LT.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen. Geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
T
B C
A
a
M2M1
B C
A
a a
b
Comfort. De combinatie van twee types van warmteafgevers
zorgt voor: ▪ Het uitstekend verwarmingscomfort van devloerverwarming ▪ Het uitstekend koelcomfort van dewarmtepompconvectoren

5.2.2 Meerdere kamers – Eén AWT-zone

Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).
Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers hebben.
Vloerverwarming of radiatoren – Thermostaatkranen
Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat geregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn of een externe kamerthermostaat), terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen geregeld wordt: deze openen of sluiten zich in functie van de kamertemperatuur.
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Gebruikersinterface
▪ De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de
binnenunit aangesloten.
▪ De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door
de gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.
▪ Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de
andere kamers geplaatst.
INFORMATIE
Pas op met situaties waar de primaire kamer door een andere verwarmingsbron verwarmd kan worden. Voorbeeld: open haarden.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
0 (1 AWT-zone): Primair
Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe kamerthermostaten
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat b Omloopklep
▪ Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter
geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer er geen verwarming of koeling gevraagd wordt.
▪ Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw
te laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om ervoor te zorgen dat de unit betrouwbaar blijft werken, moet deze met een minimum waterdebiet worden gevoed zoals beschreven in tabel "Het watervolume en waterdebiet controleren" in "6.4 De
waterleidingen voorbereiden"op pagina25.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface
aangesloten op de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke kamerthermostaat moet ingesteld worden om overeen te stemmen met de binnenunit.
▪ De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten, maar
moeten NIET op de binnenunit worden aangesloten. De binnenunit zal constant aanvoerwater leveren, met de mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken metvloerverwarming of radiatoren voor één kamer: ▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten instellen.
0 (Besturing AWT): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 AWT-zone): Primair
Voordelen
Economisch. U hebt GEEN additionele externe
kamerthermostaat nodig.
Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met
thermostaatkranen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a a
C
b
B C
A
a
M1
M1
Warmtepompconvectoren - Meerdere kamers
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de
afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface
aangesloten op de binnenunit.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met dewarmtepompconvectoren voor één kamer: ▪ Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief
programma's, voor elke kamer via de afstandsbediening van dewarmtepompconvectoren instellen.
1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt op basis van de externe thermostaat.
0 (1 AWT-zone): Primair
Combinatie: Vloerverwarming + Warmtepompconvectoren
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone B Kamer 1 C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat b Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de
warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: er zijn twee (ter plaatse te
voorziene) afsluiters voor de vloerverwarming: ▪ Een afsluiter om te verhinderen dat warm water geleverd wordt
wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden
▪ Een afsluiter om geen condensatie op de vloer te hebben
tijdens het koelen van de kamers met warmtepompconvectoren.
▪ Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren ingesteld.
▪ Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste
kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade) kamerthermostaat ingesteld.
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface
aangesloten op de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe kamerthermostaat en afstandsbediening van de warmtepompconvectoren moet ingesteld worden om met de binnenunit overeen te stemmen.
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
0 (Besturing AWT): De unit werkt op basis van de aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 AWT-zone): Primair
5.2.3 Meerdere kamers –TweeAWT-zones
Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum
2).
In dit document: ▪ Primaire zone = de zone met de laagste ontwerptemperatuur in
verwarming en de hoogste ontwerptemperatuur in koeling
▪ Secundaire zone = de zone met de hoogste ontwerptemperatuur
in verwarming en de laagste ontwerptemperatuur in koeling.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
VOORZICHTIG
Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u STEEDS een mengklepstation in de primaire zone plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in verwarming)/te verhogen (in koeling) als de secundaire zone verwarming/koeling vraagt.
Typisch voorbeeld:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
B
A
a a
C
E
D
b
c
d
Kamer (zone) Warmteafgevers:
Woonkamer (primaire zone) Vloerverwarming:
Slaapkamers (secundaire zone) Warmtepompconvectoren:
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur secundaire zone B Kamer 1 C Kamer 2 D Aanvoerwatertemperatuur primaire zone E Kamer 3
a Afstandsbediening van de warmtepompconvectoren b Gebruikersinterface c Mengklepstation d Drukregelklep
INFORMATIE
Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor beide watertemperatuurzones.
▪ Voor de primaire zone:
▪ Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst. ▪ De pomp van het mengklepstation wordt gestuurd door het
AAN/UIT-signaal van de binnenunit (X2M/5 en X2M/7; normaal­dicht-output voor de afsluiters).
▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de
gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.
▪ Voor de secundaire zone:
▪ De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit
aangesloten.
▪ De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer
ingesteld via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.
▪ De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming of
koeling te vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen de gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.
ontwerptemperatuur
▪ In verwarming: 35°C ▪ In koeling: 20°C (alleen
verfrissen, geen echte koeling toegestaan)
▪ In verwarming: 45°C ▪ In koeling: 12°C
▪ De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface
aangesloten op de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe afstandsbediening van de warmtepompconvectoren moet ingesteld worden om met de binnenunit overeen te stemmen.
Configuratie
Instelling Waarde
Temperatuurregeling van de unit: ▪ #: [A.2.1.7] ▪ Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones: ▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
In geval van warmtepompconvectoren:
Externe kamerthermostaat voor de secundaire zone:
▪ #: [A.2.2.5] ▪ Code: [C-06]
Output afsluiter Ingesteld om de thermovraag
Afsluiter Als de primaire zone tijdens de
Op het mengklepstation Stel de gewenste primaire
Voordelen
Comfort.
▪ De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste
aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).
▪ De combinatie van de twee warmteafgiftesystemen biedt het
excellent verwarmingscomfort voor de vloerverwarming en tevens het excellent koelcomfort van de warmtepompconvectoren.
Efficiëntie.
▪ Afhankelijk van de vraag zal de binnenunit verschillende
aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.
▪ Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT.
2 (Best. kmrthrmst): De unit werkt op basis van de omgevingstemperatuur van de gebruikersinterface.
Let op:
▪ Primaire kamer =
gebruikersinterface gebruikt als kamerthermostaatfunctie
▪ Andere kamers = externe
kamerthermostaatfunctie
1 (2 AWT-zones): Primair + secundair
1 (Thermo AAN/UIT): Als de gebruikte externe kamerthermostaat of warmtepompconvectorenkel een thermo AAN/UIT-staat kan sturen. Geen onderscheid tussen een vraag naar verwarming of een vraag naar koeling.
van de primaire zone te volgen.
koelstand afgesloten moet worden om geen condensatie op de vloer te hebben, stel dit dan dienovereenkomstig in.
aanvoerwatertemperatuur voor verwarming en/of koeling in.

5.3 Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen

▪ Ruimteverwarming kan worden geleverd door:
▪ De binnenunit ▪ Een op het systeem aangesloten extra (ter plaatse te
voorziene) ketel
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a b c d e f
f
g h j
FHL1
FHL2
FHL3
M
h
i
il
k
m
n
L
N
H
Com
A
K2AK1A
X2M
B
TI
K2AK1A
Indoor/Auto/Boiler
1 2 3 4 X Y
Indoor
▪ Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de binnenunit
of de extra ketel beginnen te werken in functie van de buitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externe warmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt de ruimteverwarming door de binnenunit UIT-geschakeld.
▪ Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming,
NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordt altijd door de op de binnenunit aangesloten warmtapwatertank geproduceerd.
INFORMATIE
▪ Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal de
warmtepomp werken om de gewenste temperatuur te bereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld. Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd, wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de buitentemperatuur.
▪ Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extra
ketel werken om de gewenste watertemperatuur te bereiken die via de bediening van de extra ketel werd ingesteld.
Opstelling
▪ Integreer de extra ketel als volgt:
▪ Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepompNIET hoger
is dan 55°C. Om dit te bereiken: ▪ Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra
ketel in op maximum 55°C.
▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van
dewarmtepomp.
▪ Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C en
open te gaan onder de 55°C. ▪ Plaats terugslagkleppen. ▪ Zorg ervoor dat er maar één expansievat in het watercircuit
aanwezig zijn. Een expansievat is al standaard aanwezig in de
binnenunit. ▪ Plaats de digitale I/O-printplaat (optie EKRP1HB). ▪ Sluit X1 en X2 (omschakeling naar externe warmtebron) op de
digitale I/O-printplaat aan op de thermostaat van de extra ketel. ▪ Om de warmteafgevers op/in te stellen, zie "5.2 Het
ruimteverwarmings-/koelingsysteem in/opstellen"op pagina11.
Configuratie
Via de gebruikersinterface (snelle wizard): ▪ Stel het gebruik van een bivalent systeem in als externe
warmtebron. ▪ Stel de bivalente temperatuur en de hysteresis in.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de bivalent hysteresis voldoende
differentiaal heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Aangezien de buitentemperatuur door de
luchtthermistor van de buitenunit gemeten wordt, plaats de buitenunit in de schaduw, zodat deze NIET door rechtstreeks zonlicht beïnvloed wordt of erdoor AAN/ UIT wordt gezet.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
a Buitenunit
b Binnenunit
c Warmtewisselaar
d Back-upverwarming
e Pomp
f Afsluiter g Gemotoriseerde 3‑wegklep h Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
i Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
j Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
k Extra ketel (ter plaatse te voorzien)
l Aquastat-klep (ter plaatse te voorzien)
m Warmtapwatertank (EHBH/X: optie)
n Warmtewisselaarspoel
FHL1...3 Vloerverwarming
OPMERKING
▪ Controleer of de extra ketel en zijn integratie in het
systeem voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Daikin is NIET verantwoordelijk voor foute of onveilige
situaties in het systeem van de extra ketel.
Door een hulpcontact besliste omschakeling naar externe warmtebron
▪ Alleen mogelijk bij regeling met externe kamerthermostaat EN één
aanvoerwatertemperatuurzone (zie "5.2Het ruimteverwarmings-/
koelingsysteem in/opstellen"op pagina11).
▪ Het hulpcontact kan zijn:
▪ Een buitentemperatuurthermostaat ▪ Een stroomtarievencontact ▪ Een handmatig bediend contact ▪ …
▪ Opstelling: verbind de volgende ter plaatse te voorziene
bedrading:
BTIInput ketelthermostaat
A Hulpcontact (normaal dicht) H Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)
K1A Hulprelais voor inschakelen van binnenunit (ter plaatse te
voorzien)
K2A Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te
voorzien)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
FHL1
FHL2
FHL3
M
UI
a b c d hh if
e
g
Indoor Binnenunit
Auto Automatisch
Boiler Ketel
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaal
of tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.
▪ Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaat
is, moet de thermostaat in de schaduw geplaatst worden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/ UITgeschakeld wordt.
▪ Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra
ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.

5.4 De tank voor warm tapwater in/ opstellen

5.4.1 Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank

Alleen voor EHVH/X.
a Buitenunit b Binnenunit c Warmtewisselaar d Back-upverwarming e Pomp
f Gemotoriseerde 3-wegklep g Warmtapwatertank h Afsluiter
i Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarming
UI Gebruikersinterface

5.4.2 Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank

Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van 40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen (bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C) vermengen.
Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank omvat:
1 Het warmtapwaterverbruik bepalen (equivalent
warmwatervolume op 40°C).
2 Het volume en de gewenste temperatuur voor de
warmtapwatertank bepalen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
Het warmtapwaterverbruik bepalen
Beantwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met typische watervolumes:
Vraag Typisch watervolume
Hoeveel douches zijn er per dag nodig?
Hoeveel baden zijn er per dag
1douche = 10min×10l/min = 100l
1bad = 150l
nodig? Hoeveel water is er per dag
1spoelbak = 2min×5l/min = 10l
nodig voor de gootsteen? Zijn er andere behoeften aan
warm tapwater?
Voorbeeld: Als het warmtapwaterverbruik van een gezin (4personen) per dag als volgt verdeeld is:
▪ 3douches ▪ 1bad ▪ 3gootsteenvolumes Dan is het verbruik aan warm tapwater =
(3×100l)+(1×150l)+(3×10l)=480l
Het volume en de gewenste temperatuur voor de warmtapwatertank bepalen
Formule Voorbeeld
V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1) Als:
▪ V2=180l ▪ T2=54°C ▪ T1=15°C Dan is V1=280l
V2=V1×(40−T1)/(T2−T1) Als:
▪ V1=480l ▪ T2=54°C ▪ T1=15°C Dan is V2=307l
V1Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op
40°C)
V2Nodig warmtapwatertankvolume als slechts éénmaal
opgewarmd T2Temperatuur warmtapwatertank T1Temperatuur koud water
Mogelijke warmtapwatertankvolumes
Type Mogelijke volumes
Ingebouwde warmtapwatertank ▪ 180l
▪ 260l
Autonome warmtapwatertank ▪ 150l
▪ 200l ▪ 300l ▪ 500l
Tips om energie te besparen
▪ Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u
een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.
▪ Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe
economischer. Door een grotere warmtapwatertank te selecteren, kunt u de gewenste warmtapwatertanktemperatuur verlagen.
▪ De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C
produceren (50°C als de buitentemperatuur laag is). De elektrische weerstand in de warmtepomp kan deze temperatuur
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
c f
a b
g
h
i
c a b
d f
e g
h
i
verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. Daikin adviseert om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten gebruiken.
▪ Hoe hoger de buitentemperatuur, hoe beter de warmtepomp
presteert. ▪ Als de energieprijzen dezelfde zijn overdag als 's nachts,
adviseert Daikin de warmtapwatertank overdag op te warmen.
▪ Als de energieprijzen 's nachts lager zijn, adviseert Daikin de
warmtapwatertank 'snacht op te warmen.
▪ Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen
ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en ruimteverwarming nodig hebt, adviseert Daikin het warm tapwater 's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming gevraagd wordt.

5.4.3 Instelling en configuratie – Warmtapwatertank

▪ Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank
meerdere malen overdag opwarmen.
▪ Op de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste
warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende energiebronnen gebruiken:
▪ De thermodynamische cyclus van de warmtepomp ▪ De elektrische back-upverwarming (voor een ingebouwde
warmtapwatertank)
▪ De elektrische boosterverwarming (voor een autonome
warmtapwatertank)
▪ Zonnepanelen
▪ Voor meer informatie over de volgende onderwerpen:
▪ Het energieverbruik optimaliseren om warm tapwater te
produceren: zie "8Configuratie"op pagina50.
▪ De elektrische bedrading van de autonome warmtapwatertank
op de binnenunit aansluiten: zie de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
▪ De waterleidingen van de autonome warmtapwatertank op de
binnenunit aansluiten: zie de installatiehandleiding van de warmtapwatertank.

5.4.4 Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water

▪ Voor meer informatie over het aansluiten van de
hercirculatieverbinding: ▪ voor een ingebouwde warmtapwatertank: zie "7Installatie"op
pagina30,
▪ voor een autonome warmtapwatertank: zie de
installatiehandleiding van de warmtapwatertank.
Configuratie
▪ Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina50. ▪ U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp
via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.

5.4.5 Warmtapwaterpomp voor desinfectie

Opstelling
a Binnenunit b Warmtapwatertank c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien) d Verwarmingselement (ter plaatse te voorzien) e Terugslagklep (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien) g Koud water h UITGANG warm tapwater
i Hercirculatieaansluiting
▪ De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de
installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
▪ Voor een ingebouwde warmtapwatertank kan de temperatuur van
de warmtapwatertank tot maximum 60°C ingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.
▪ Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het
aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond aansluiten.
Configuratie
De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen. Voor meer informatie, zie "8Configuratie"op pagina50.
Opstelling
a Binnenunit
b Warmtapwatertank
c Warmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)
f Douche (ter plaatse te voorzien) g Koud water h UITGANG warm tapwater
i Hercirculatieaansluiting
▪ Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk
warm water uit de kraan.
▪ De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te
voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de installateur.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02

5.5 De energiemeting instellen

▪ Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens
aflezen: ▪ Geproduceerde warmte ▪ Verbruikte energie
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Voor de ruimteverwarming ▪ Voor de ruimtekoeling ▪ Om warm tapwater te produceren
▪ U kunt de energiegegevens aflezen:
▪ Per maand ▪ Per jaar
INFORMATIE
De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet gegarandeerd kan worden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
b
5
8
0
1
5
0
0
0
c c
fed
g
A B C
a
b
5
8
0
1
5
0
0
0
gfe
h
A B C
c c d
a


5.5.1 Geproduceerde warmte

INFORMATIE
De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.
▪ Toepasbaar op alle modellen. ▪ De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:
▪ De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur ▪ Het debiet ▪ Het energieverbruik van de boosterverwarming (indien van
toepassing) in de warmtapwatertank
▪ Op/instelling en configuratie:
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig. ▪ Alleen wanneer een boosterverwarming in het systeem
aanwezig is, meet dan zijn capaciteit (door de weerstand te meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in. Voorbeeld: Als u een boosterverwarmingsweerstand van 17,1Ω meet, bedraagt de capaciteit van de boosterverwarming op 230V 3100W.

5.5.2 Verbruikte energie

U kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen: ▪ Door het te berekenen ▪ Via metingen
5.5.3 Elektrische voeding met normaal kWh­tarief
Algemene regel
Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.
Opstelling
Sluit de energiemeter aan op X5M/7 en X5M/8.
Energiemetertype
Indien… Gebruik een… energiemeter
▪ Monofasige buitenunit ▪ Back-upverwarming gevoed
via een monofasig raster (d.w.z. dat het model van de back-upverwarming *3V of *9W is en dat deze op een monofasig raster is aangesloten)
In andere gevallen (d.w.z. een driefasige buitenunit en/of een *9W-model van back­upverwarming aangesloten op een driefasig raster)
Voorbeeld
Enkelfasige energiemeter Driefasige energiemeter
Monofasig
Driefasig
INFORMATIE
U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikte energie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.) en de verbruikte energie meten (voor de buitenunit, bijv.) gaat dus niet. Als u dat toch zou doen, zullen de energiegegevens fout zijn.
De verbruikte energie berekenen
▪ Alleen van toepassing voor EHBH/X04+08 en EHVH/X04+08. ▪ De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:
▪ Het werkelijk opgenomen vermogen van de buitenunit ▪ De ingestelde capaciteit van de back-upverwarming en de
boosterverwarming
▪ De spanning
▪ In/opstelling en configuratie: om juiste energiegegevens te
bekomen, meet de capaciteit (door de weerstand te meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in voor:
▪ De back-upverwarming (stap1 en stap2) ▪ De boosterverwarming
De verbruikte energie meten
▪ Toepasbaar op alle modellen. ▪ Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is. ▪ Ze vereist wel externe energiemeters. ▪ In/opstelling en configuratie: wanneer elektrische-energiemeters
gebruikt worden, stel het aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de gebruikersinterface. De gegevens over de verbruikte energie voor EHBH/X11+16- en EHVH/X11+16­modellen zullen alleen beschikbaar zijn indien deze instelling geconfigureerd is.
INFORMATIE
Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE energietoevoer naar het systeem meten.
A Buitenunit B Binnenunit C Warmtapwatertank a Elektriciteitskast (L1/N) b Energiemeter (L1/N) c Zekering (L1/N) d Buitenunit (L1/N) e Binnenunit (L1/N) f Back-upverwarming (L1/N) g Boosterverwarming (L1/N)
A Buitenunit B Binnenunit C Warmtapwatertank a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N) b Energiemeter (L1/L2/L3/N) c Zekering (L1/L2/L3/N) d Zekering (L1/N) e Buitenunit (L1/L2/L3/N) f Binnenunit (L1/L2/L3/N) g Back-upverwarming (L1/L2/L3/
N)
h Boosterverwarming (L1/N)
Uitzondering
▪ U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter
gebruiken: ▪ Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende. ▪ De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de
elektriciteitskast geplaatst worden.
▪ Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V
(zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van energiemeters.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
e efe
ihg
j
A B C
b
a
d

c
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0 1
5
0
0
0
P
i
t
DI
a
b
▪ Aansluiting en instelling:
▪ Sluit de tweede energiemeter aan op X5M/9 en X5M/10. ▪ In de software worden de gegevens van het energieverbruik
van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.
▪ Zie "5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op
pagina21 voor een voorbeeld met twee energiemeters.
5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief
Algemene regel
▪ Energiemeter1: meet de buitenunit. ▪ Energiemeter 2: meet de rest (d.w.z. de binnenunit, de back-
upverwarming en de optionele boosterverwarming).
Opstelling
▪ Sluit energiemeter1 aan op X5M/7 en X5M/8. ▪ Sluit energiemeter2 aan op X5M/9 en X5M/10.
Energiemetertypes
▪ Energiemeter 1: enkelfasige of driefasige energiemeter volgens
de elektrische voeding van de buitenunit.
▪ Energiemeter2:
▪ In het geval van een enkelfasige configuratie voor de back-
upverwarming, gebruik een enkelfasige energiemeter.
▪ Voor alle andere configuraties, gebruik een driefasige
energiemeter.
Voorbeeld
Enkelfasige buitenunit met een driefasige back-upverwarming:

5.6 De regeling van het energieverbruik instellen

▪ De besturing van het energieverbruik:
▪ is alleen van toepassing voor EHBH/X04+08 en EHVH/X04+08. ▪ Laat u toe het energieverbruik van het hele systeem te
beperken (de som van de buitenunit, de binnenunit, de back­upverwarming en de optionele boosterverwarming).
▪ Configuratie: geef via de gebruikersinterface de volgende zaken
in: het niveau van vermogenbeperking en de manier waarop dit gedaan moet worden.
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt uitgedrukt
worden: ▪ Maximum opgenomen amperage (inA) ▪ Maximum opgenomen vermogen (inkW)
▪ Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt ingeschakeld
worden: ▪ Continu ▪ Door digitale ingangen

5.6.1 Continue vermogenbeperking

Een continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dat het systeem steeds over een maximale energie- of stroomtoevoer beschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximale energieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warm tapwater.
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingang (niveau vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
Op/instelling en configuratie
▪ Geen bijkomend apparatuur nodig. ▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [A.6.3.1] in (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "8Configuratie"op pagina50):
A Buitenunit B Binnenunit C Warmtapwatertank
a Elektriciteitskast (L1/N): elektrische voeding met voorkeur
kWh-tarief
b Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N): elektrische voeding met
normaal kWh-tarief
c Energiemeter (L1/N)
d Energiemeter (L1/L2/L3/N)
e Zekering (L1/N)
f Zekering (L1/L2/L3/N) g Buitenunit (L1/N) h Binnenunit (L1/N)
i Back-upverwarming (L1/L2/L3/N)
j Boosterverwarming (L1/N)
▪ Selecteer de stand met voltijdse beperking ▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A)
▪ Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in
OPMERKING
Stel het minimum energieverbruik in op ±3,6 kW om te kunnen:
▪ Ontdooien. Anders zal de warmtewisselaar bevriezen
als het ontdooien meerdere malen onderbroken wordt.
▪ Ruimteverwarming en bereiding van warm tapwater
door minstens 1 elektrische verwarming (boosterverwarming of stap 1 van de back­upverwarming) te laten werken.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
a
b
c
A B C
D
1
2
3
4
5
A8P
P
i
t
DI4
DI3
DI1
a
b
P
h
C
e
a
b
c
d
e
A B C

5.6.2 Vermogenbeperking door digitale ingangen ingeschakeld

Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met een energiebeheersysteem.
Het vermogen of de stroom van het volledige Daikin-systeem wordt dynamisch door digitale ingangen beperkt (maximum vier stappen). Elk niveau van vermogenbeperking kan via de gebruikersinterface ingesteld worden door een van de volgende elementen te beperken:
▪ Stroom (in A) ▪ Opgenomen vermogen (in kW) Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneer
een bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moet worden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledige huis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen, ruimteverwarming…).
A Buitenunit B Binnenunit C Warmtapwatertank D Energiebeheersysteem
a Inschakeling vermogenbeperking (4digitale inputs) b Back-upverwarming c Boosterverwarming
INFORMATIE
Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.

5.6.3 Vermogenbeperking: werking

De buitenunit heeft een betere effectiviteit dan de elektrische verwarmingen. Om deze reden worden de elektrische verwarmingen beperkt en eerst AFgezet. Het systeem beperkt het energieverbruik in de volgende orde:
1 Het beperkt bepaalde elektrische verwarmingen.
Als… voorrang heeft Stel dan de
verwarmingsvoorrang via de
gebruikersinterface in op…
Productie van warm tapwater Boosterverwarming.
Resultaat: De back­upverwarming zal als eerste worden UITgezet.
Ruimteverwarming Back-upverwarming.
Resultaat: De boosterverwarming zal als eerste worden UITgezet.
2 Zet alle elektrische verwarmingen UIT. 3 Beperkt de buitenunit. 4 Zet de buitenunit UIT.
Voorbeeld
Als de configuratie als volgt is: ▪ Het niveau van vermogenbeperking staat NIET toe dat zowel de
boosterverwarming als de back-upverwarming samen werken
(stap1 en stap2). ▪ Verwarmingsvoorrang = Boosterverwarming. Dan wordt het energieverbruik als volgt beperkt:
Opstelling
▪ Vraag-printplaat (optie EKRP1AHTA) nodig. ▪ Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om het
overeenstemmend niveau van vermogenbeperking in te schakelen:
▪ DI1 = zwakste beperking (hoogst energieverbruik) ▪ DI4 = sterkste beperking (laagst energieverbruik)
▪ Raadpleeg het bedradingsschema voor de specificaties van de
digitale ingangen en waarop deze aan te sluiten.
Configuratie
▪ Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing
van het energieverbruik in [A.6.3.1] in (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "8Configuratie"op pagina50):
▪ Selecteer inschakelen door digitale ingangen. ▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A).
▪ Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met
elke digitale ingang overeenstemt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
PiOpgenomen vermogen
t Tijd
DI Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)
a Vermogenbeperking ingeschakeld b Werkelijke opgenomen vermogen
PhGeproduceerde warmte CeVerbruikte energie
A Buitenunit B Boosterverwarming C Back-upverwarming
a Beperkte werking van de buitenunit b Volle werking van de buitenunit c Boosterverwarming AANgezet d Stap1 back-upverwarming AANgezet e Stap2 back-upverwarming AANgezet
5.7 Een externe temperatuursensor
opstellen
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Deze kan dan de binnen- of buitenomgevingstemperatuur meten. Daikin adviseert een externe temperatuursensor in de volgende gevallen te gebruiken:
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02

6 Voorbereiding

b
c
a
Binnenomgevingstemperatuur
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden ▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld ▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron ▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Opstelling: voor de installatie-instructies, zie de
installatiehandleiding van de afstandsbinnensensor.
▪ Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.B].
Buitenomgevingstemperatuur
▪ De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten.
Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden: ▪ Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huis
waar zich de meeste warmteafgevers bevinden ▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een
afstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).
▪ Opstelling: voor de installatie-instructies, zie de
installatiehandleiding van de afstandsbuitensensor.
▪ Configuratie: selecteer buitensensor [A.2.2.B]. ▪ Wanneer de energiespaarfunctie van de buitenunit actief is (zie
"8 Configuratie"op pagina50), wordt de buitenunit lager gezet
om de stand-by-energieverliezen te beperken. Hierdoor wordt de buitenomgevingstemperatuur NIET gelezen.
▪ Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is
het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is een andere reden om de optionele buitensensor voor de omgevingstemperatuur te plaatsen.
INFORMATIE
De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de weersafhankelijke regelgrafieken en in de logica gebruikt om automatisch over te schakelen tussen verwarming en koeling. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds de interne sensor van de buitenunit gebruikt.
6 Voorbereiding

6.2 Installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.

6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees ook de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie het
hoofdstuk "Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid".
▪ Vereisten voor de serviceruimte. Zie het hoofdstuk
"Technische gegevens".
▪ Vereisten koelmiddelleiding (lengte, hoogteverschil).
Zie verder in dit hoofdstuk "Voorbereiding".
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat. ▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau. ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken. Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt ▪ In voertuigen of schepen ▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.

6.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over: ▪ De installatieplaats voorbereiden ▪ De koelmiddelleidingen voorbereiden ▪ De waterleidingen voorbereiden ▪ De elektrische bedrading voorbereiden
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
6 Voorbereiding
a
b
c
d
c
d
a
b
c
b
a
b
c
c
d
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit ▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind b Gebouw c Buitenunit d Afscherming tegen wind
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf; ▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen; ▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk; ▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken). Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is. Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur
gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.

6.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten

Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
INFORMATIE
U kunt het optioneel afdakje tegen de sneeuw gebruiken (EK016SNC).
a Afdakje tegen de sneeuw b Voetstuk (minimale hoogte=150mm) c Belangrijkste windrichting d Luchtuitlaat

6.2.3 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt

a Geleideplaat b Belangrijkste windrichting c Luchtuitlaat
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten geïnstalleerd te worden bij omgevingstemperaturen van 10~43°C in de koelstand en van – 25~25°C in de verwarmingstand.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden en bij omgevingstemperaturen van 5~35°C.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximum toegestane lengte voor de koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de buitenunit
Minimum toegestane lengte voor de
ERHQ: 75m
ERLQ: 50m
(95m)
(70m)
(a)
(a)
3m koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de buitenunit
Maximum toegestaan hoogteverschil tussen de
30m
binnenunit en de buitenunit
(a) De waarden tussen haakjes staan voor de equivalente
lengte.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
6 Voorbereiding
>500
>10>10
(mm)
t
Ø
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle tank voor warm tapwater. Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen
schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken. ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. ▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer. ▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
6.3 De koelmiddelleidingen
voorbereiden

6.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper. ▪ Diameter leidingen:
Vloeistofleiding Ø9,5mm (3/8") Gasleiding Ø15,9mm (5/8")
Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
(Ø)
9,5mm (3/8") Gegloeid (O) ≥0,8mm 15,9mm (5/8") Gegloeid (O) ≥1,0mm
Hardingsgraad Dikte (t)
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.

6.3.2 De koelleidingen isoleren

▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052W/mK (0,035 en 0,045kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C ▪ Isolatiedikte
(a)
Omgevingstemperat
uur
≤30°C 75% tot 80% RV 15mm >30°C ≥80% RV 20mm
Vochtigheid Minimumdikte

6.4 De waterleidingen voorbereiden

6.4.1 Vereisten voor de watercircuits

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan overmatige corrosie veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan. Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen; ▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ALLEEN in een gesloten
waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het watercircuit toe te voegen.
Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water (douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende stukken te vermijden.
Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
"14 Technische gegevens" op pagina 92 voor de grafieken voor
de externe statische drukken voor de binnenunit.
Waterdebiet. U kunt het vereiste minimumwaterdebiet voor de
werking van de binnenunit in de volgende tabel vinden. Dit debiet moet in alle situaties steeds gegarandeerd zijn. Indien het debiet lager is, zal de binnenunit stoppen te werken en storing7H geven.
Minimum vereist debiet tijdens ontdooien/back-upverwarming
04+08 modellen 12l/min 11+16 modellen 15l/min
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
6 Voorbereiding
M
M
FCU1
FCU2
FCU3
FHL1
FHL2
FHL3
a
b
c d
e f
g f h
i
i
i
i
j k
89°C
75°C
c d
a b
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Water. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met water dat in de installatie gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
Waterdruk. De maximum waterdruk bedraagt 4 bar. Voorzie
gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.
Watertemperatuur. Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
a Buitenunit b Binnenunit c Warmtewisselaar d Back-upverwarming e Pomp
f Afsluiter g Gemotoriseerde 3-wegklep h Gemotoriseerde 2-wegklep (ter plaatse te voorzien)
i Verdeelstuk j Warmtapwatertank
k Warmtewisselaarspoel
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie) (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.
Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Voorzie een goede afvoer
voor de drukveiligheidsklep om te beletten dat water uit de unit zou druppelen. Zie "7.8.5 De drukveiligheidsklep op de afvoer
aansluiten"op pagina40.
Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is voorzien van een automatische ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep NIET te hard is vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan worden.
Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met
een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie optreden.
Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.
Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3-
wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat het warmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming volledig gescheiden zijn.
Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in
het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd van de klep minder dan 60seconden bedragen.
Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen, wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de warmtepompinstallatie verwijderd.
Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte aan warm tapwater te voldoen.
Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald worden.
Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2 Het warm tapwater
regelen: geavanceerd"op pagina66.
Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden geïnstalleerd.
Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische installatie.
Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding van de tank voor warm tapwater.
a Hercirculatieverbinding b Warmwateraansluiting c Douche d Hercirculatiepomp

6.4.2 Formule om de voordruk van het expansievat te berekenen

De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
6 Voorbereiding
FHL1
FHL2
FHL3
M1
T1
M2T2M3
T3
fdcba
f
g h
e
0.3
0.5
1
1.5
2
2.5
100500
20
150 200 250 300 350 400 450
a
b

6.4.3 Het watervolume en waterdebiet controleren

De binnenunit heeft een expansievat van 10 liter met een vooraf ingestelde voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt: ▪ controleer het minimum en het maximum watervolume. ▪ U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum 20 liter bedraagt, waarbij het watervolume in de binnenunit NIET inbegrepen is.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarming-/ koelingslus geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
a Buitenunit
b Binnenunit
c Warmtewisselaar
d Back-upverwarming
e Pomp
f Afsluiter g Verdeelstuk (ter plaatse te voorzien) h Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)
T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)
M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus
FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de berekende voordruk te bepalen.
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤280l >280l
≤7m De voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
Doe het volgende: ▪ Verlaag de voordruk
volgens het vereiste hoogteverschil van de installatie. De voordruk moet met 0,1 bar verlaagd worden voor elke meter onder 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
>7m Doe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk
volgens het vereiste hoogteverschil van de installatie. De voordruk moet met 0,1 bar
Het expansievat van de binnenunit is te klein voor de installatie. In dit geval wordt er geadviseerd om een extra vat buiten de unit te installeren.
verhoogd worden voor elke meter boven 7m.
▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de installatiehoogte 0m.
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/back­upverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle omstandigheden.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn. Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/ bediening).
Minimum vereist debiet tijdens ontdooien/back-upverwarming
04+08 modellen 12l/min 11+16 modellen 15l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina81.

6.4.4 De voordruk van het expansievat wijzigen

OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het expansievat aanpassen.
a Voordruk (bar)
b Maximum watervolume (l)
Voorbeeld: het maximum watervolume en de voordruk in het expansievat
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1bar) bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
6 Voorbereiding
180 l
260 l
a
a
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog de druk van het stikstof via het Schräder-ventiel van het expansievat.
a Schräder-ventiel

6.4.5 Het watervolume controleren: voorbeelden

Voorbeeld 1
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 100l.
Er zijn bijregelingen of acties nodig.
Voorbeeld 2
De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 350l.
Acties: ▪ Omdat het totale watervolume (350 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (280 l), moet de voordruk verlaagd worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 410l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 350l kleiner is dan 410l, is het expansievat geschikt voor
de installatie.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken. ▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers. ▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde. ▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken. ▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving. ▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading. ▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
De back-upverwarming MOET een speciale voeding hebben en MOET beschermd worden door de beveiligingsinrichtingen vereist door de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.

6.5.2 Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

6.5 De elektrische bedrading voorbereiden

6.5.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
INFORMATIE
Lees tevens de "7.9.5 Specificaties van de
standaardcomponenten van de bedrading"op pagina42.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
OPMERKING
Voor toepassingen met elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief:
De stroomonderbreking naar de buitenunit mag niet langer dan 2 uur duren om ervoor te zorgen dat de compressor steeds optimaal kan starten.
Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een voordeeltarief aan te bieden. Bijv. dag/nachttarieven, seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk enz.
Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen met een voeding met voorkeur kWh-tarief.
Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWh­tarief.
Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
1
5
8
0
1
5
0
0
0
2
a
3
1
4
5
8
0
1
5
0
0
0
2
b
3
5 3
a
b
14
5
8
0
1
5
0
0
0
5
8
0 1
5
0
0
0
2
M
a
16
21
22 19
15
20
23
12
6
13
17 18
6 Voorbereiding
▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken; ▪ eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts
een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.
De binnenunit is ontworpen om een inputsignaal te ontvangen dat de unit in de stand gedwongen uit zet. Op dat ogenblik zal de compressor van de buitenunit niet werken.
De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische voeding al dan niet onderbroken wordt.

6.5.3 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de uitwendige stelmotoren

Normale elektrische
voeding
Elektrische voeding met voorkeur kWh-
tarief
De elektrische
voeding wordt NIET
onderbroken
De elektrische
voeding wordt
onderbroken
Wanneer de Wanneer de elektrische voeding met voorkeur kWh­tarief werkt, wordt de elektrische voeding NIET onderbroken. De buitenunit wordt uitgezet door de bediening.
Opmerking: De elektriciteitsmaatscha ppij moet altijd zorgen dat de binnenunit
elektrische voeding
met voorkeur kWh-
tarief werkt, wordt de
elektrische voeding
onmiddellijk of na een
tijdje door de
elektriciteitsmaatscha
ppij onderbroken. In
dat geval moet de
binnenunit door een
afzonderlijke normale
elektrische voeding
gevoed worden. elektriciteit kan
verbruiken.
a Normale elektrische voeding
b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief
1 Elektrische voeding voor buitenunit 2 Elektrische voeding en doorverbindingskabel naar
binnenunit
3 Elektrische voeding voor back-upverwarming 4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij
contact)
5 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief (om de
printplaat van de binnenunit te voeden in geval van stroomonderbreking van de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief)
6.5.4 Overzicht van de elektrische verbindingen
Onderde
Elektrische voeding van buitenunit en binnenunit
1 Elektrische voeding
2 Elektrische voeding en
3 Elektrische voeding
4 Elektrische voeding
5 Elektrische voeding
Gebruikersinterface
6 Gebruikersinterface 2
Optionele uitrustingen
11 Elektrische voeding
12 Kamerthermostaat 3 of 4 100mA 13 Buitenomgevingstempe
15 Warmtepompconvector 4 100mA
Ter plaatse te voorziene onderdelen
16 Afsluiter 2 100mA 17 Elektriciteitsmeter 2 (per meter) 18 Pomp voor warm
19 Alarmuitgang 2 20 Omschakeling naar
21 Bediening
22 Digitale ingangen
voor de uitwendige en inwendige stelmotoren
De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene bedrading.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P384975-1C – 2018.02
23 Veiligheidsthermostaat 2
a Binnenunit
Beschrijving Draden Maximumstr
el
2+GND of
voor buitenunit
3+GND
3 doorverbindingskabel naar binnenunit
Zie onderstaande voor back-
tabel. upverwarming
2 met voorkeur kWh­tarief (spanningsvrij contact)
2 6,3A met normaal kWh-tarief
2 voor bodemplaatverwarming
2 ratuursensor
2 tapwater
2 externe warmtebronregeling
2 ruimtekoeling/ verwarming
2 (per energieverbruik
(a) Zie naamplaatje op buitenunit. (b) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm². (c) Kabeldoorsnede 2,5mm². (d) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
(e) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
ingangssignaal)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
oom in functie
(a)
(c)
(d)
(e)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(b)
(d)
29

7 Installatie

3
45°~90°
(4)
2
1
2
3
4
5
1
2
OPMERKING
Meer technische specificaties van de verschillende aansluitingen staan vermeld op de binnenzijde van de binnenunit.
Type back-
upverwarming
*3V 1× 230V 2+GND *9W 1× 230V 2+GND + 2 overbruggingen
Elektrische
voeding
3× 230V 3+GND + 1 overbrugging 3× 400V 4+GND
Vereist aantal geleiders
7 Installatie

7.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen: 1 De buitenunit monteren. 2 De binnenunit monteren. 3 De koelmiddelleidingen aansluiten. 4 De koelmiddelleidingen controleren. 5 Met koelmiddel vullen. 6 De waterleidingen aansluiten. 7 De elektrische bedrading aansluiten. 8 De buiteninstallatie afwerken. 9 De binneninstallatie afwerken.
INFORMATIE
Afhankelijk van de units en/of de omstandigheden van de installatie, moet de elektrische bedrading aangesloten zijn alvorens u koelmiddel kunt bijvullen.

7.2 De units openen

7.2.3 De binnenunit openen

1 Schroef de schroeven los van de bodem van de unit en
verwijder ze.
2 Druk op de knop onderaan de voorplaat.
WAARSCHUWING: Scherpe randen
Neem de voorplaat vast aan het bovenste gedeelte in plaats van het onderste. Let op voor uw vingers want het onderste gedeelte van de voorplaat heeft scherpe randen.
3 Schuif het voorpaneel van de unit naar beneden en neem het
weg.
VOORZICHTIG
Het frontpaneel is zwaar. Wees voorzichtig dat u zich de vingers NIET knelt wanneer u de unit opent of sluit.
4 Schroef de 4 schroeven los die het bovenpaneel bevestigen en
verwijder ze.
5 Verwijder het bovenpaneel van de unit.

7.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Voorbeeld: ▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten ▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren

7.2.2 De buitenunit openen

Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1C – 2018.02
Loading...
+ 82 hidden pages