Als bezitter van een YZF-R6 profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha
haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen
van uw YZF-R6 optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt
beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw motorfiets in optimale
conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem
contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW
VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan
dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel
voor de motorrijder of omstanders of
degene die de motorfiets inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten
worden genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan
vergemakkelijken of verhelderen.
OPMERKING:
_
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet al-
●
tijd bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om
●
deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving
ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde
van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha
dealer.
_
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
WAARSCHUWING
_
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS
GAAT GEBRUIKEN.
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID ............................................. 1-1
1
1-
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
DAU00021
Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid
kunnen geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook
de beste motorfiets kan niet meer dan de natuurwetten toestaan.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw
motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de motorfiets, maar ook voor de motorrijder: om
goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen,
drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorrijders horen altijd—meer nog dan autobestuurders—
geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt
een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de
bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of
slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed
passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid.
Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en
bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd
niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in
een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al
weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met
de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld. De diverse standen worden hierna
beschreven.
DAU00036
ON
Alle elektrische systemen worden elektrisch gevoed en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai hem dan naar de “LOCK”-
stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.
DAU00040
DAU00027
1. Drukken.
2. Draaien.
DW000016
_
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de motorfiets
rijdt; elektrische systemen worden dan
afgeschakeld en mogelijk zult u zo de
macht over het stuur verliezen of een
ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de
motorfiets stilstaat voordat u de sleutel
naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
_
3-1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
(Parkeren)
DAU01574
Het stuur is vergrendeld en de achterlichten
en parkeerlichten branden, maar alle overige elektrische systemen zijn uitgeschakeld.
De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleutel naar “” te kunnen draaien.
DCA00043
LET OP:
_
Gebruik de parkeerverlichting niet gedurende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken.
_
1. Controlelampje “” voor vrijstand
2. Controlelampje grootlicht “”
3. Controlelampje “” richtingaanwijzers
4. Controlelampje “” voor brandstofniveau
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU00061
Controlelampje “” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de versnellingsbak in de vrijstand staat.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingeschakeld.
Controlelampje “” richtingaanwij-
DAU00057
zers
Dit controlelampje knippert wanneer de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar de
linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU03965
Controlelampje “” voor brandstofni-
veau
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het brandstofniveau daalt tot beneden ca.
3,5 L. Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit van het waarschuwingslampje kan via de volgende procedure worden getest.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Als het waarschuwingslampje niet
gaat branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.
3
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP:
OPMERKING:
3
1. Symbool “” voor olieniveau
2. Waarschuwingslampje “” voor
olieniveau/koelvloeistoftemperatuur
3. Symbool “” voor koelvloeistoftemperatuur
Waarschuwingslampje “” voor olie-
niveau/koelvloeistoftemperatuur
Dit waarschuwingslampje heeft de volgende drie functies.
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
●
den en het symbool “” knippert als
het motorolieniveau laag is. Zet in zo’n
geval de motor onmiddellijk af en vul
olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
DAU04222
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
●
den en het symbool “” knippert als
de koelvloeistoftemperatuur te hoog
is. Breng de machine tot stilstand en
laat de motor stationair draaien tot de
koelvloeistoftemperatuur daalt. Zet de
motor af als de temperatuur niet daalt.
(Zie de paragraaf “Oververhitte motor”
op pagina 6-45 voor nadere instructies.)
Wanneer het motorolieniveau te laag
●
is en de koelvloeistoftemperatuur is te
hoog, gaat het waarschuwingslampje
knipperen en lichten de symbolen
“” en “” op.
Om te controleren of het waarschuwingslampje correct werkt:
Zet de versnellingsbak in de vrijstand
●
of trek de koppelingshendel aan.
Zet de noodstopschakelaar in “” en
●
draai de contactsleutel naar “ON”.
Het waarschuwingslampje gaat bran-
●
den en op het display lichten de sym-
bolen “” en “” op.
Als het waarschuwingslampje niet gaat
branden, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
DC000118
_
●
Gebruik de motorfiets alleen als u
weet dat het motorolieniveau voldoende hoog is.
●
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
_
_
Bij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knipperen bij rijden op een helling of bij plotseling
afremmen of optrekken, er is dan echter
geen sprake van een storing.
_
3-3
CB-19D
Koelvloeistof-
temperatuur
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
AanduidingenWaarschuwingstekensToestand/wat te doen:
0–40 °C
41–117 °C
118–140 °C
141 °C–
˚C
˚C
˚C
˚C
Het symbool licht op en er
wordt “LO” aangegeven.
Het symbool licht op en de
temperatuur wordt aangegeven.
Het symbool en de temperatuursaanduiding knipperen.
Het waarschuwingslampje licht
op.
Het symbool en de aanduiding
“HI” knipperen.
Het waarschuwingslampje licht
op.
In orde. U kunt gaan rijden.
3
In orde. U kunt gaan rijden.
Stop de motorfiets en laat de motor
stationair draaien tot de koelvloeistoftemperatuur daalt.
Als de temperatuur niet daalt, zet u
de motor af. (Volg verder de aanwijzingen onder “Oververhitte motor” in
het storingsoverzicht op blz. 6-45.)
Stop de motor en laat hem afkoelen.
(Volg verder de aanwijzingen onder
“Oververhitte motor” in het storingsoverzicht op blz. 6-45.)
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Snelheidsmeter
2. Klok/kilometerteller
3. “RESET”-toets
4. “SELECT”-toets
Snelheidsmeterunit
De snelheidsmeterunit is voorzien van het
volgende:
een digitale snelheidsmeter (die de
●
actuele rijsnelheid aangeeft)
een kilometerteller (die de totale afge-
●
legde afstand aangeeft)
twee rittellers (die de afgelegde af-
●
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
DAU04254
een ritteller voor brandstofreserve (die
●
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)
een klok
●
OPMERKING:
_
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
●
draaien voordat je de toetsen
“SELECT” en “RESET” gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Om de
●
snelheidsmeterweergave te wisselen
tussen kilometers en mijlen, moeten
de “SELECT”-toets en de “RESET”-
toets beide gedurende minstens twee
seconden worden ingedrukt.
_
Kilometerteller- en ritteller-mode
Door indrukken van de “SELECT”-toets
wisselt de weergave volgens onderstaande
volgorde tussen kilometerteller-mode,
“ODO”- en ritteller-mode “TRIP 1” en
“TRIP 2”.
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO
Als het controlelampje brandstofniveau
aangaat (zie pagina 3-2), wisselt de kilometerteller weergave automatisch naar brandstofreserve ritteller “TRIP F”-weergave en
wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. In dat geval wordt door indrukken van de “SELECT”-toets gewisseld
tussen de diverse weergaven van rittellers
en kilometerteller, volgens onderstaande
volgorde:
TRIP F → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO
→
TRIP F
Om de ritteller terug te stellen selecteert u
deze eerst door de “SELECT”- toets in te
drukken, waarna de “RESET”-toets minstens 1 seconde ingedrukt wordt gehouden. Wanneer u de brandstofreserve
ritteller niet zelf met de hand op nul terugstelt, wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km is gereden en
verschijnt de vorige weergavemode weer.
Klokweergave
Om de weergave te wijzigen naar klokmode
drukt u de “SELECT”-toets minstens een
seconde lang in.
Om terug te gaan naar de voorgaande
weergave drukt u op “SELECT”-toets.
3-5
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Om de klok op tijd te zetten:
1. Houd de “SELECT”- en “RESET”-toet-
sen tegelijkertijd minstens twee seconden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knipperen, druk dan op de “RESET”-toets om
de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets en de minutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de minuten in te stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
1. Toerenteller
2. Rode toerentellerzone
DAU00101
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de motorrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
LET OP:
_
Laat de motor niet draaien terwijl de toerenteller aanwijst in de rode zone.
Rode zone: 15.500 tpm en hoger
_
DC000003
3
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor de volgende elektrische circuits:
gasklepsensor
●
rijsnelheidssensor
●
Als een van deze circuits defect is, zal de
toerenteller bij herhaling de volgende fout-
3
code weergeven:
CB-11D
3 sekonden
lang: 0 tpm
2,5 sekonde
lang: het kenmerkende diagnose-toerental
voor het defekte
circuit (zie het
onderstaande
schema)
DAU03729
3 sekonden
lang: het
feitelijke
toerental
Gebruik het schema hierna om het defecte
elektrisch circuit te identificeren.
CB-28D
Diagnose-
toerental
Defect circuit
3.000 tpmGasklepsensor
4.000 tpmRijsnelheidssensor
Als de toerenteller een dergelijke foutcode
weergeeft, noteer dan de circuitnummeraanduiding aangegeven in r/min en vraag
een Yamaha dealer de motor te controleren.
DC000004
LET OP:
_
Wanneer de toerenteller een foutcode
aangeeft, moet de motorfiets zo spoedig
mogelijk worden gecontroleerd om motorschade te voorkomen.
_
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie)
Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidiefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere informatie.
3-7
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
4. Claxonschakelaar “”
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00120
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU03888
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor groot-
licht en op “” voor dimlicht.
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
DAU03889
Druk deze schakelaar naar “” om af-
slaan naar rechts aan te geven. Druk deze
schakelaar naar “” om afslaan naar
links aan te geven. Na loslaten keert de
schakelaar terug naar de middenstand. Om
de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt
de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.
DAU00129
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
3
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Lichtschakelaar “//”
3. Startknop “”
DAU03890
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
“” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de machine
omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU03955
Lichtschakelaar “//”
Zet deze schakelaar in de stand “”
om de parkeerlichten, de instrumentenverlichting en de achterlichten in te schakelen.
Zet de schakelaar in de stand “” om ook
de koplamp in te schakelen. Zet deze schakelaar in de stand “” om alle verlichting
uit te schakelen.
3-8
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Lichtschakelaar “//”
3. Startknop “”
DAU00143
Startknop “”
Druk deze knop in om de motor door middel
van de startmotor te starten.
DC000005
LET OP:
_
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
_
1. Koppelingshendel1. Schakelpedaal
DAU00152
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
ken worden en langzaam worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-24 voor uitleg over het startspersysteem.)
3-9
DAU00157
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Remhendel1. Stelwiel voor afstelpositie remhendel
DAU00161
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
2. Pijlteken
a. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor afstelpositie. Om de afstand tussen de
remhendel en de stuurgreep af te stellen,
wordt het stelwiel gedraaid terwijl de hendel
van het stuur vandaan wordt gehouden.
Controleer of het correcte instelpunt op het
stelwiel tegenover het pijlteken staat op de
koppelingshendel.
3-10
1. Rempedaal
DAU00162
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechterzijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachtigen.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
2. Draai de sleutel linksom naar de oorspronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING:
_
De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
3
1. Slotplaatje tankdopslot
2. Ontgrendelen.
DAU02935
Vuldop brandstoftank
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan een
kwartslag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de
sleutel in het slot.
tankdop niet correct gesloten en vergrendeld is.
_
WAARSCHUWING
_
DWA00025
Controleer of de tankdop stevig is aangebracht alvorens te gaan rijden.
_
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
DAU03753
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulpijp zoals getoond.
_
●
Overvul de brandstoftank niet, anders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
●
Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
_
DW000130
3-11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Linkerzijde
LET OP:
_
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebrengen aan de lak of aan kunststof onderdelen.
_
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE
LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
17 L
Reservehoeveelheid:
3,5 L
LET OP:
_
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motoronderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
_
DAU00185
DAU04255
DCA00104
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), gebruik dan brandstof van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door loodvrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten beperkt.
1. Tankbeluchtingsslang
Tankbeluchtingsslang
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de tank-
●
beluchtingsslang.
Controleer de tankbeluchtingsslang
●
op scheuren of beschadiging en vervang zo nodig.
Controleer of het uiteinde van de tank-
●
beluchtingsslang niet verstopt is en
reinig die zo nodig.
3
DAU02955
3-12
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DCA00038
LET OP:
_
Gebruik de startcarburateur (choke) niet
langer dan 3 minuten, anders zal de uitlaatpijp mogelijk door extreme hitte verkleuren. Bovendien treedt naverbranding op in de uitlaat als de choke te lang
wordt gebruikt. Zet in zo’n geval de
3
1. Chokehendel “”1. Bout (× 2)
DAU02973
Chokehendel “”
Voor het starten van een koude motor is
een rijker lucht/brandstof mengsel nodig;
via de choke wordt dit mengsel geleverd.
Beweeg de chokehendel richting a om de
choke aan te zetten.
Beweeg de chokehendel richting b om de
choke uit te zetten.
startcarburateur (choke) uit.
_
DAU03814
Zadels
Rijderzadel
Verwijderen van het motorrijderzadel
Licht het motorrijderzadel op aan de achterste hoeken zoals afgebeeld, verwijder de
bouten en neem het zadel los.
3-13
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
Linkerzijde
3
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
Aanbrengen van het motorrijderzadel
Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van
het rijderzadel in de zadelbevestiging zoals
afgebeeld, plaats het zadel in de oorspronkelijke positie en breng dan de bouten aan.
1. Duozadelslot
2. Ontgrendelen.
Duozadel
Verwijderen van het duozadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en
draai linksom.
2. Houd de sleutel in deze stand vast,
trek het duozadel aan de voorzijde
omhoog en trek dan het zadel naar voren.
3-14
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
Aanbrengen van het duozadel
1. Steek het uitsteeksel aan de achterzijde van het duozadel in de zadelbevestiging zoals afgebeeld en druk dan de
voorzijde van het zadel omlaag om te
vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.
_
Controleer of de zadels stevig zijn vergrendeld alvorens te gaan rijden.
_
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
3
1. Helmbevestiging (× 2)
Helmbevestigingen
De helmbevestigingen bevinden zich aan
de onderzijde van het duozadel.
Om een helm aan een helmbevestiging
te bevestigen
1. Verwijder het duozadel. (Zie pagina
3-14 voor instructies over verwijderen
en aanbrengen.)
2. Maak de helm vast aan een helmbevestiging en breng dan het duozadel
stevig aan.
DAU03159
DWA00015
WAARSCHUWING
_
Rijd nooit met een helm bevestigd aan
de helmbevestiging, de helm kan zo
voorwerpen raken waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt en een
ongeval niet uitgesloten is.
_
Om de helm los te maken van een helmbevestiging
Verwijder het duozadel, neem de helm los
van de helmbevestiging en breng het zadel
weer aan.
DAU03728
Opbergcompartiment
Het opbergcompartiment bevindt zich onder het duozadel. (Zie pagina 3-14. voor de
werkwijze bij verwijderen en aanbrengen
van het duozadel.)
Dit opbergcompartiment is bedoeld voor
het opbergen van een origineel Yamaha
U-LOCK-slot. (Andere typen sloten passen
mogelijk niet.)
_
●
Overschrijd het maximumlaadgewicht van 3 kg voor de bagagedrager niet.
●
Overschrijd het maximumlaadgewicht van 189 kg voor de machine
niet.
_
DWA00005
3-15
Loading...
+ 86 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.