Yamaha F80C User Manual [nl]

GEBRUIKERSHANDLEIDING
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken.
F80B F80C F100D
6D7-28199-76-D0
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw buitenboordmotor te gebrui­ken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.

Belangrijke handleidingsinformatie

DMU25105
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha­buitenboordmotor. Deze gebruikershandlei­ding bevat informatie die u nodig hebt voor het correct bedienen, onderhouden en ver­zorgen van uw motor. Alleen wanneer u deze eenvoudige instructies strikt naleeft, zult u optimaal kunnen genieten van uw nieuwe Yamaha-buitenboordmotor. Met eventuele bijkomende vragen omtrent de bediening of het onderhoud van uw buitenboordmotor kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. In deze gebruikershandleiding wordt heel be­langrijke informatie op de volgende manieren aangegeven.
: dit is het veiligheidswaarschuwings­symbool. Het wordt gebruikt om u te wijzen op potentiele risico’s van lichamelijke letsels. Leef alle veiligheidsinstructies die achter dit symbool staan na om lichamelijke letsels of dodelijke ongevallen te voorkomen.
DWM00781
Een WAARSCHUWING wijst op een ge­vaarlijke situatie die kan leiden tot de dood of ernstige letsels als ze niet wordt vermeden.
DCM00701
Een alinea die vooraf wordt gegaan door OPGELET vermeldt speciale voorzorgs­maatregelen die moeten worden geno­men om schade aan de buitenboordmotor of aan andere eigendommen te voorko­men.
NOTA:
Een NOTA verstrekt belangrijke informatie om procedures gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha streeft voortdurend naar verbete­ring inzake productontwerp en -kwaliteit. Dat betekent dat hoewel deze handleiding de meest recente productinformatie bevat die beschikbaar was op het ogenblik dat ze in druk werd bezorgd, er kleine verschillen kun­nen voorkomen tussen uw machine en deze handleiding. Met eventuele vragen omtrent deze handleiding kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. Om ervoor te zorgen dat het product lang zou meegaan, beveelt Yamaha aan het product te gebruiken en de gespecificeerde nazich­ten en onderhoudsbeurten te laten uitvoeren overeenkomstig de instructies in de gebrui­kershandleiding. Alle schade die voortvloeit uit het niet naleven van deze instructies wordt niet gedekt door de garantie. In bepaalde landen gelden wetten of voor­schriften die gebruikers verbieden het pro­duct elders te gebruiken dan in het land waar het werd aangekocht, en de kans bestaat dan ook dat het product niet kan worden ge­registreerd in het land van bestemming. Bo­vendien is het mogelijk dat de garantie niet geldt in bepaalde gebieden. Wanneer u van plan bent het product mee te nemen naar een ander land, dient u de dealer te raadplegen bij wie het product werd gekocht. Als u het product tweedehands aankocht, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde dealer om het opnieuw te laten registreren en om in aanmerking te komen voor de gespe­cificeerde diensten.
Belangrijke handleidingsinformatie
NOTA:
De F80BET, F80CED, F100DET en de stan­daardaccessoires worden gebruikt als basis voor de uitleg en afbeeldingen in deze hand­leiding. Daarom is het mogelijk dat bepaalde items niet van toepassing zijn op alle model­len.
DMU25121
F80B, F80C, F100D
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2009 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, maart 2009
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan

Inhoud

Veiligheidsinformatie ...................... 1
Buitenboordmotorveiligheid ............ 1
Propeller ............................................. 1
Draaiende onderdelen ....................... 1
Hete onderdelen ................................ 1
Elektrische schokken ......................... 1
Trim- en kantelbekrachtiging .............. 1
Motorstopschakelaarkoord ................. 1
Benzine .............................................. 2
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 2
Koolmonoxide .................................... 2
Wijzigingen ......................................... 2
Scheepvaartveiligheid .................... 2
Alcohol en verdovende middelen ....... 2
Zwemvesten ....................................... 2
Mensen in het water ........................... 2
Passagiers ......................................... 3
Overladen .......................................... 3
Vermijd botsingen .............................. 3
Weersomstandigheden ...................... 3
Passagiersopleiding ........................... 4
Scheepvaartveiligheidspublicaties ..... 4
Wetten en voorschriften ..................... 4
Algemene informatie ....................... 5
Plaats voor
identificatienummers .................... 5
Buitenboordmotorserienummer ......... 5
Sleutelnummer ................................... 5
EG-verklaring van
overeenstemming ........................ 5
CE-label .......................................... 6
Lees handleidingen en labels ......... 7
Waarschuwingslabels ........................ 7
Specificaties en vereisten ............. 10
Technische gegevens ................... 10
Installatievereisten ........................ 11
Bootvermogen (pk) .......................... 11
Monteren van de motor .................... 12
Yamaha Security System ................. 12
Afstandsbedieningsvereisten ........ 12
Accuvereisten ............................... 12
Technische gegevens van de
accu .............................................. 12
Monteren van de accu ..................... 12
Propellerkeuze .............................. 12
Neutraal-startbeveiliging ............... 13
Motorolievereisten ........................ 14
Brandstofvereisten ........................ 14
Benzine ............................................ 14
Modderig of zuurrijk water ............ 14
Anti-fouling .................................... 14
Motorafdankingsvereisten ............ 15
Nooduitrusting .............................. 15
Componenten ................................. 16
Schematische voorstelling van de
componenten ............................. 16
Brandstoftank ................................... 18
Brandstofleidingkoppelstuk .............. 18
Brandstofmeter ................................ 19
Brandstoftankdop ............................. 19
Ontluchtingsschroef ......................... 19
Afstandsbedieningzender ................ 19
Ontvanger ........................................ 20
Yamaha Security System vergrendel-
en ontgrendelmodus ..................... 20
Afstandsbedieningskast ................... 20
Afstandsbedieningshendel ............... 21
Neutraal vergrendeltrekker .............. 21
Neutraal gashendel .......................... 21
Stuurhendel ...................................... 21
Schakelhendel ................................. 22
Gashendel ........................................ 22
Brandstofverbruiksindicator ............. 22
Gashendelfrictieafstelling ................. 22
noodstopkoord en clip ...................... 23
Motorstopknop ................................. 23
Hoofdschakelaar .............................. 24
Stuurfrictieregelhendel ..................... 24
Trim- en kantelbekrachtigingsschake-
laar op afstandsbediening of stuur-
hendel ........................................... 25
Trim- en kantelbekrachtigingsschake-
laar op onderste motorkap ............ 25
Schakelaars voor het regelen van de
snelheid voor stapvoets varen ...... 26
Trimtap met anode ........................... 26
Trimhoekinstelbouten ....................... 27
Kantelvergrendelingsmechanisme ... 27
Inhoud
Kantelsteunhendel voor modellen met
trim- en kantelbekrachtiging of
hydraulische kanteling .................. 28
Motorkapvergrendelhendel
(omhoogtrektype) ......................... 28
Doorspoelplug .................................. 28
Brandstoffilter/waterafscheider ........ 29
Waarschuwingslampje ..................... 29
Instrumenten en
verklikkerlampjes ........................... 30
Lampjes ........................................ 30
Oliedrukwaarschuwingslampje ........ 30
Oververhittingwaarschuwingslamp-
je ................................................... 30
Digitale toerenteller ....................... 30
Toerenteller ...................................... 31
Trimmeter ......................................... 31
Urenmeter ........................................ 31
Oliedrukwaarschuwingslampje ........ 31
Oververhittingwaarschuwingslamp-
je ................................................... 32
Digitale snelheidsmeter ................ 32
Snelheidsmeter ................................ 32
Brandstofmeter ................................ 33
Tripmeter / klok / voltmeter .............. 33
Brandstofpeilwaarschuwingslamp-
je ................................................... 34
Waarschuwingslampje voor lage
accuspanning ............................... 34
Urenmeter ..................................... 34
6Y8 Multifunctionele meters ......... 35
6Y8 Multifunctionele
toerentellers ............................... 35
Startcontroles ................................... 36
Yamaha Security System-
informatie ...................................... 36
Oliedrukwaarschuwing ..................... 37
Oververhittingswaarschuwing .......... 37
Waterafscheiderwaarschuwing ........ 38
Motorstoringwaarschuwing .............. 38
Waarschuwing voor lage
accuspanning ............................... 38
6Y8 Multifunctionele snelheid &
brandstofmeters ......................... 39
6Y8 Multifunctionele
snelheidsmeters ........................ 40
6Y8 Multifunctionele
brandstofbeheermeters ............. 41
Motorcontrolesysteem .................. 42
Waarschuwingssysteem ............... 42
Oververhittingswaarschuwing .......... 42
Oliedrukwaarschuwing ..................... 42
Installatie ........................................ 44
Installatie ...................................... 44
De buitenboordmotor monteren ....... 44
Werking ........................................... 46
Eerste gebruik .............................. 46
De motor met motorolie vullen ......... 46
Inlopen van de motor ....................... 46
Leer uw boot kennen ....................... 46
Controles alvorens de motor te
starten ........................................ 46
Brandstofpeil .................................... 47
Verwijderen van de motorkap .......... 47
Brandstofsysteem ............................ 47
Bedieningselementen ...................... 48
Noodstopkoord ................................. 48
Motorolie .......................................... 48
Motor ................................................ 49
Doorspoelplug .................................. 49
Motorkap installeren ......................... 49
Trim- en kantelbekrachtigingssys-
teem .............................................. 50
Accu ................................................. 51
Brandstof bijvullen ........................ 51
De motor gebruiken ...................... 52
Brandstof verzenden (draagbare
tank) .............................................. 52
De motor starten .............................. 53
Controles na het starten van de
motor ......................................... 56
Koelwater ......................................... 56
De motor laten warmdraaien ........ 56
Modellen met elektrische starter ...... 56
Controles na het warmdraaien van
de motor .................................... 57
Schakelen ........................................ 57
Stopschakelaars .............................. 57
Inhoud
Schakelen ..................................... 57
De boot stoppen ........................... 59
Stapvoets varen ............................ 59
Regelen van de snelheid voor
stapvoets varen ............................ 59
Motor uitschakelen ....................... 60
Procedure ........................................ 60
De buitenboordmotor trimmen ...... 61
Instellen van de trimhoek (trim- en
kantelbekrachtiging) ..................... 61
Afstellen van trimhoek voor modellen
met hydraulisch
kantelmechanisme ........................ 62
Boottrim instellen ............................. 63
Naar boven en naar beneden
kantelen ..................................... 64
Procedure voor het naar boven
kantelen (modellen met hydraulisch
kantelmechanisme) ...................... 64
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging) ..................... 65
Procedure voor het naar beneden
kantelen (modellen met hydraulisch
kantelmechanisme) ...................... 66
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging) ..................... 67
Ondiep water ................................ 68
Modellen met hydraulisch
kantelmechanisme ........................ 68
Modellen met trim- en
kantelbekrachtiging ....................... 69
Varen in andere
omstandigheden ........................ 70
Onderhoud ..................................... 71
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor ...................... 71
Opberging van de
buitenboordmotor ......................... 71
Procedure ........................................ 72
Smering ............................................ 73
Spoelen van het motorblok .............. 74
Reiniging van de
buitenboordmotor ......................... 75
Controle van het geverfde oppervlak
van de motor ................................. 75
Periodiek onderhoud .................... 75
Vervangingsonderdelen ................... 75
Zware gebruiksomstandigheden ...... 76
Onderhoudsschema 1 ...................... 77
Onderhoudsschema 2 ...................... 79
Smeren ............................................ 80
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 82
Controle van het
vrijlooptoerental ............................ 82
Motorolie verversen ......................... 83
Controle van de bedrading en
aansluitstukken ............................. 85
Propeller controleren ........................ 85
De propeller verwijderen .................. 86
De propeller installeren .................... 86
Verversen van tandwielolie .............. 87
De brandstoftank reinigen ................ 88
Inspecteren en vervangen van
elektrode(n) .................................. 89
Controleren van de accu (voor
modellen met elektrische
starter) .......................................... 90
Aansluiten van de accu .................... 90
Loskoppelen van de accu ................ 91
Opbergen van de batterij ................. 91
Herstellen van defecten ................ 92
Problemen verhelpen ................... 92
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .................................. 96
Beschadiging door botsing ............... 96
Vervangen van de zekering ............. 96
De trim- en kantelbekrachtiging werkt
niet ................................................ 97
Waarschuwingslampje van
waterafscheider knippert tijdens
varen ............................................. 97
De starter werkt niet ......................... 99
Noodstart ....................................... 100
Behandeling van ondergedompelde
motor ....................................... 101

Veiligheidsinformatie

DMU33622
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
DMU36501
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood worden wanneer ze in contact komen met de propeller. De propeller kan blijven bewegen wanneer de motor in neutraal staat, en de scherpe randen van de propeller kunnen ook snijwonden veroorzaken terwijl de propeller stilstaat.
Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water be­vindt.
Houd mensen uit de buurt van de propeller, zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanra­king met onderdelen onder de motorkap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
DMU33660
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd lichaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Vergewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbe­krachtigingsmechanisme te laten werken. De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhendel vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
DMU33671
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos ver­der vaart en mensen achterlaat, of over men­sen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt
1
Veiligheidsinformatie
getrokken. Als er aan de koord wordt getrok­ken tijdens het varen, wordt de motor uitge­schakeld en kunt u de boot niet meer bestu­ren. De boot zou snel kunnen vertragen, waardoor passagiers en voorwerpen voor­waarts worden geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 52 om het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van ben­zine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33731
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlak­bij de boot, schakelt u in neutraal en legt u de motor stil. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de
2
Veiligheidsinformatie
motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water bevindt.
DMU33751
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft geno­men in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon ma­noeuvre dient te maken. Tracht opspringen­de golven en kielzog steeds te vermijden.
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de boot­fabrikant voor het toegestane maximumge­wicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overla­den of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot on­gevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33772
Vermijd botsingen
Wees voortdurend op de uitkijk voor mensen, voorwerpen en andere boten. Wees op uw hoede voor omstandigheden die de zicht­baarheid beperken of uw zicht blokkeren.
ZMU06025
Stuur defensief met een veilige snelheid en houd voldoende afstand van mensen, voor­werpen en andere boten.
Vaar niet op korte afstand achter andere boten of waterskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma­noeuvres die het anderen moeilijk maken om u te ontwijken of te voorspellen waar u heen gaat.
Vermijd gebieden met gezonken voorwer­pen of ondiep water.
Ken uw grenzen en vermijd agressieve manoeuvres om het risico op controlever­lies en botsingen te vermijden en om te vermijden dat u uit het vaartuig wordt ge­slingerd.
Reageer tijdig om botsingen te vermijden. Vergeet niet dat boten geen remmen heb­ben en dat het afzetten van de motor of het verminderen van de stuwkracht de wen­baarheid kunnen verminderen. Als u niet zeker bent dat u op tijd kunt stoppen om een voorwerp te ontwijken, geef dan gas bij en stuur in een andere richting.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
3
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheep­vaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
Veiligheidsinformatie
4

Algemene informatie

DMU25171
Plaats voor identificatienum-
mers
DMU25183
Buitenboordmotorserienummer
Het buitenboordmotorserienummer staat vermeld op het label op de bakboordzijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de voorziene ruimtes als hulp bij het bestel­len van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmo­tor wordt gestolen.
1
ZMU04214
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
DMU25190
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
5
1. Sleutelnummer
DMU37290
EG-verklaring van overeen-
stemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal­de gedeelten van de Europese richtlijnen in­zake machines. Iedere conforme buitenboordmotor wordt ge­leverd met de EG-verklaring van overeen­stemming. De EG-verklaring van overeen­stemming bevat de volgende informatie:
Naam van de motorfabrikant
Modelnaam
Productcode van model (goedgekeurde modelcode)
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25203
CE-label
Buitenboordmotoren met dit “CE”-label vol­doen aan de richtlijnen van; 98/37/EG, 94/25/EG - 2003/44/EG en 2004/108/EG.
1. Positie van het CE-label
Algemene informatie
ZMU06040
6
Algemene informatie
DMU33520
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze motor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33831
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F80BET, F80CED, F100DET
7
Algemene informatie
1
DMU33912
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01691
2
3
ZMU05706
Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aan­raken of verwijderen.
3
DWM01671
Bij een noodstart is er geen neutraal-start­beveiliging. Vergewis u ervan dat de scha­kelhendel in neutraal staat alvorens de motor te starten.
2
DWM01681
Houd handen, haar en kledingstukken uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
Bevestig de uitschakelkoord (seizing) aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
8
Algemene informatie
DMU33843
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Let op/Waarschuwing
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Bedieningsrichting van afstandsbedienings­hendel/schakelhendel, twee richtingen
ZMU05667
Motorstart/ motoraanzwengeling
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
9
ZMU05668

Specificaties en vereisten

DMU34520
Technische gegevens
NOTA:
“(AL)” in de specificatiegegevens hieronder betekent dat de geïnstalleerde propeller van aluminium is. Op dezelfde manier betekent “(SUS)” dat de geïnstalleerde propeller van roestvrij staal is en “(PL)” dat de geïnstalleerde propeller van plastic is.
NOTA:
“*” betekent, selecteer de motorolie op basis van de motorolietabel. Voor meer informatie, zie pagina 14.
DMU2821E
Maat:
Totale lengte:
825 mm (32.5 in)
Totale breedte:
F100DET 479 mm (18.9 in) F80BET 479 mm (18.9 in) F80CED 486 mm (19.1 in)
Totale hoogte L:
F100DET 1582 mm (62.3 in) F80BET 1582 mm (62.3 in) F80CED 1596 mm (62.8 in)
Spiegel hoogte L:
F100DET 536 mm (21.1 in) F80BET 536 mm (21.1 in) F80CED 516 mm (20.3 in)
Gewicht (AL) L:
F100DET 170.0 kg (375 lb) F80BET 170.0 kg (375 lb) F80CED 177.0 kg (390 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
5000–6000 omw/min
Maximum uitgangsvermogen:
F100DET 73.6 kWbij5500 omw/min (100 PKbij5500 omw/min) F80BET 58.8 kWbij5500 omw/min (80 PKbij5500 omw/min) F80CED 58.8 kWbij5500 omw/min (80 PKbij5500 omw/min)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
700 ±50 omw/min
Motor:
Type:
4-takt L
Slag:
1596.0 cm³
Boring × slag:
79.0 × 81.4 mm (3.11 × 3.20 in)
Ontstekingssysteem:
TCI
Bougie (NGK):
LFR5A-11
Electrode afstand bougie:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
Besturingssysteem:
Afstandsbediening
Startsysteem:
Elektrische starter
Carburateur met start systeem:
Elektronische brandstofinjectie
Klepspeling (koude motor) IL:
0.17–0.23 mm (0.0067–0.0091 in)
Klepspeling (koude motor) UL:
0.31–0.37 mm (0.0122–0.0146 in)
Min. koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
430.0 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
70.0 A/u
Maximumdynamovermogen:
25 A
Aandrijvingseenheid:
Tandwielposities:
Vooruit - Neutraal - Achteruit
10
Specificaties en vereisten
Overbrengingsverhouding:
F100DET 2.31(30/13) F80BET 2.31(30/13) F80CED 2.15(28/13)
Trim- en kantelsysteem:
F100DET Trim- en kantelbekrachtiging F80BET Trim- en kantelbekrachtiging F80CED Hydraulisch kantelmechanisme
Propellermerkteken:
F100DET K F80BET K F80CED K
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. research octaangetal:
90
Brandstoftank inhoud:
25.0 L (6.61 US gal, 5.50 Imp.gal)
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen-motoroliegroep 1*:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen-motoroliegroep 2*:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50 API SH/SJ/SL
Smering:
Oliecarter Totale motoroliehoeveelheid (oliecarterin­houd): Zonder oliefiltervervanging:
4.3 L (4.55 US qt, 3.78 Imp.qt)
Met oliefiltervervanging:
4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt)
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)
Tandwieloliehoeveelheid:
F100DET 0.670 L (0.708 US qt,
0.590 Imp.qt) F80BET 0.670 L (0.708 US qt,
0.590 Imp.qt) F80CED 0.760 L (0.803 US qt,
0.669 Imp.qt)
Aanspankoppel:
Bougie:
25.0 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-lb)
Propellermoer:
F100DET 35.0 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft­lb) F80BET 35.0 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb) F80CED 55.0 Nm (5.61 kgf-m, 40.6 ft­lb)
Motorolieaftapbout:
28.0 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb)
Motoroliefilter:
18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA 39/94 en 40/94):
73.2 dB(A)
DMU33554
Installatievereisten
DMU33563
Bootvermogen (pk)
DWM01560
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Alvorens de buitenboordmotor(en) te instal­leren, dient u na te gaan of het totale vermo­gen (pk) van uw motor(en) het toegestane maximumvermogen van de boot niet over­schrijdt. Kijk op de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
11
Specificaties en vereisten
DMU33571
Monteren van de motor
DWM01570
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de motor zeer zwaar is, is speciale uitrusting en opleiding vereist om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appa­ratuur en de complete optuiginstructies. Voor meer informatie, zie pagina 44.
DMU38580
Yamaha Security System
Deze buitenboordmotor is uitgerust met het Yamaha Security System voor diefstalbevei­liging, dat bestaat uit een ontvanger en een afstandsbedieningzender. De motor kan niet worden gestart als het beveiligingssysteem in de vergrendelmodus staat. Hij kan alleen worden gestart in de ontgrendelmodus. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het in­stalleren van de ontvanger.
DMU33581
Afstandsbedieningsvereisten
DWM01580
Als de motor in versnelling start, kan de boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord-
motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
De afstandsbedieningseenheid moet worden uitgerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend in neutraal kan worden ge­start.
DMU25694
Accuvereisten
DMU25721
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/ EN):
430.0 A Minimum nominaal vermogen (20HR/ IEC):
70.0 A/u
De motor kan niet worden gestart als de ac­cuspanning te laag is.
DMU36290
Monteren van de accu
Maak de accuhouder stevig vast op een dro­ge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. WAARSCHUWING! Plaats geen
brandbare items of losse, zware of meta­len voorwerpen in hetzelfde comparti­ment als de accu. Dat kan leiden tot brand, explosies of vonken.
DMU34192
[DWM01820]
Propellerkeuze
Naast de keuze van een buitenboordmotor is de keuze van de juiste propeller een van de belangrijkste keuzen die een booteigenaar dient te maken. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een recht­streekse invloed op de acceleratie, de top­snelheid, het brandstofverbruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mo­gelijke toepassingen.
12
Specificaties en vereisten
Uw buitenboordmotor is uitgerust met een Yamaha-propeller die speciaal werd gese­lecteerd voor een goed resultaat bij tal van toepassingen, maar er kunnen toepassingen bestaan waarvoor men beter een andere pro­peller gebruikt. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifieke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het algemeen geldt dat een propeller met een grotere spoed ge­schikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopen­de ladingen vervoert, kies dan een propeller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbereik voor uw maximumbelas­ting, maar denk eraan dat u de gashendel­stand mogelijk moet aanpassen om binnen het aanbevolen motortoerentalbereik te blij­ven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 85.
DMU25760
Yamaha-buitenboordmotoren met het afge­beelde label of door Yamaha goedgekeurde afstandsbedieningseenheden zijn uitgerust met (een) neutraal-startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
x
-
123
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
Neutraal-startbeveiliging
1
ZMU04607
x
-
123
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
13
ZMU01713
1. Label voor neutrale startbeveiliging
ZMU04606
Specificaties en vereisten
DMU37474
Motorolievereisten
Aanbevolen motorolie:
4-taktmotorolie met een combinatie van de volgende SAE- en API-olie­classificaties
Motorolietype SAE:
10W-30 of 10W-40
Motorolieklasse API:
SE, SF, SG, SH, SJ, SL Totale motoroliehoeveelheid (oliecarter­inhoud):
Zonder oliefiltervervanging:
4.3 L (4.55 US qt, 3.78 Imp.qt)
Met oliefiltervervanging:
4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt)
Als u de aanbevolen motorolietypes nergens kunt vinden, dient u een alternatief te selec­teren uit de volgende tabel, overeenkomstig de gemiddelde temperaturen in uw streek.
DMU36360
Brandstofvereisten
DMU36802
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met het vereiste minimumoctaangetal. Als de motor geklop of gepingel begint te vertonen,
gebruik dan een ander merk benzine of lood­vrije superbenzine.
Aanbevolen benzine:
Normale loodvrije benzine met een minimumoctaangetal van 90 (Research Octane Number).
DCM01981
Gebruik geen loodhoudende benzine. Loodhoudende benzine kan de motor ernstig beschadigen.
Zorg dat er geen water en vuil in de brandstoftank terechtkomen. Verontrei­nigde brandstof kan de prestaties van de motor aantasten of motorschade veroorzaken. Gebruik uitsluitend verse benzine die zuivere bussen werd be­waard.
DMU36880
Modderig of zuurrijk water
Yamaha raadt ten zeerste aan de optionele verchroomde waterpompkit te laten installe­ren door uw dealer als u de buitenboordmo­tor in modderig of zuurrijk water moet gebrui­ken. Afhankelijk van het model is dat echter misschien niet nodig.
DMU36330
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderzijde van de boot moet zo­veel mogelijk vrij worden gehouden van aan­groeiing. Indien nodig kan de onderzijde van de boot worden bestreken met een voor uw streek goedgekeurde anti-fouling ter voorko­ming van aangroeiing. Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten van de motor bespoedigen.
14
Specificaties en vereisten
DMU36341
Motorafdankingsvereisten
Dank de motor nooit op een illegale manier af. Yamaha raadt u aan uw dealer te raad­plegen in verband met het afdanken van de motor.
DMU36351
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor het geval u motorpech krijgt.
Een gereedschapskit met verschillende schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu­sief metrieke maten) en isolatietape.
Waterdichte zaklamp met extra batterijen.
Een extra motorstopschakelaarkoord met clip.
Reserveonderdelen, zoals een extra set bougies.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
15

Componenten

DMU2579M
Schematische voorstelling van de componenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen.
F80BET, F100DET
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelhendel(s)
3. Anti-cavitatieplaat
4. Trimtap (anode)
5. Propeller*
6. Koelwaterinlaat
7. Klembeugel
8. Doorspoelplug
11 12
14
15
13
9. Waterafscheider
10.Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
11.Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
12.Afstandsbedieningzender
13.Digitale snelheidsmeter*
14.Digitale toerenteller*
15.Brandstoftank*
YAMAHA
SPEED
TRIP TIME BATT
set
ZMU06690
Km/h knot mph
km mile
mode
16
Componenten
F80CED
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelhendel(s)
3. Anti-cavitatieplaat
4. Trimtap (anode)
5. Propeller*
6. Koelwaterinlaat
7. Klembeugel
8. Doorspoelplug
11
13
14
12
SPEED
TRIP TIME BATT
set
YAMAHA
Km/h knot mph
km mile
mode
9. Waterafscheider
10.Kantelvergrendelhendel
11.Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
12.Digitale snelheidsmeter*
13.Digitale toerenteller*
14.Brandstoftank
ZMU06463
17
Componenten
1
4
1. Toerenteller (vierkant type)*
2. Toerenteller (rond type)*
3. Snelheidsmeter (vierkant type)*
4. Snelheids- & brandstofmeter (vierkant type)*
5. Snelheids- & brandstofmeter (rond type)*
6. Brandstofbeheermeter (vierkant type)*
DMU25802
2
5
Brandstoftank
Als uw model uitgerust is met een draagbare brandstoftank, heeft die de volgende functie.
DWM00020
De brandstoftank die bij de motor wordt bijgeleverd, is het brandstofreservoir van de motor en mag niet worden gebruikt als een container om brandstof in op te slaan. Commerciële gebruikers moeten voldoen aan de van toepassing zijnde licentie- of goedkeuringsvoorschriften.
3
6
ZMU05429
13
1. Brandstofleiding koppelstuk
2. Brandstofmeter
3. Brandstoftankkap
4. Ontluchtingsschroef
DMU25830
Brandstofleidingkoppelstuk
Dat koppelstuk wordt gebruik om de brand­stofleiding te verbinden.
42
ZMU03157
18
Componenten
DMU25841
Brandstofmeter
Deze meter is gesitueerd op de tankdop of op de basis van het brandstofleidingkoppel­stuk. Deze geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank bij benadering aan.
DMU25850
Brandstoftankdop
Die dop sluit de brandstoftank af. Als hij ver­wijderd is, kan de tank worden gevuld met brandstof. Om de dop te verwijderen moet hij tegen de wijzers van de klok in worden ge­draaid.
DMU25860
Ontluchtingsschroef
Die schroef bevindt zich op de brandstoftank­dop. Om ze los te draaien moet ze tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU38590
Afstandsbedieningzender
De vergrendel- en ontgrendelmodi van het Yamaha Security System worden in- en uit­geschakeld met de afstandsbedieningzen­der. Wanneer de motor draait, kan de ont­vanger het signaal van de afstandsbediening niet ontvangen.
water. Als de zender in water heeft ge­legen, droog hem dan af met een zach­te, droge doek en controleer vervolgens of hij correct werkt. Als de zender niet correct werkt, dient u contact op te ne­men met een Yamaha-dealer.
Houd de afstandsbedieningzender uit de buurt van hoge temperaturen en stel hem niet bloot aan rechtstreeks zon­licht.
Laat de afstandsbedieningzender niet vallen, onderwerp hem niet aan hevige schokken en plaats er geen zware voor­werpen op.
Gebruik een zachte, droge doek om de afstandsbedieningzender te reinigen. Gebruik geen detergent, alcohol of een ander chemisch product.
Probeer de afstandsbedieningzender nooit zelf uit elkaar te nemen. Anders zal de zender mogelijk niet meer correct werken. Als de batterij van de zender moet worden vervangen, dient u con­tact op te nemen met een Yamaha-dea­ler.
Als u de afstandsbedieningzender bent kwijtgeraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer. Zorg ervoor dat u altijd minstens over twee zenders be­schikt. Als u beide zenders bent kwijt­geraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer.
ZMU06455
Berg de afstandsbedieningzender zorgvuldig op, zodat u hem niet verliest.
DCM02100
De afstandsbedieningzender is niet he­lemaal waterdicht. Dompel de zender niet onder en gebruik hem niet onder
19
NOTA:
Aangezien de ontvanger zo werd gepro­grammeerd dat hij alleen de interne code van deze zender herkent, kan het beveili­gingssysteem uitsluitend worden gewijzigd met deze zender. Als de afstandsbedie­ningzender niet correct werkt, dient u con­tact op te nemen met een Yamaha-dealer.
Het is raadzaam de batterij na 1 jaar te vervangen en vervolgens om de twee jaar.
Dank de batterijen van de zender af over­eenkomstig de plaatselijke voorschriften in verband met gevaarlijk afval.
Het Yamaha Security System maakt het mogelijk maximaal 5 zenders voor af­standsbediening te registreren. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
DMU38600
Ontvanger
De ontvanger regelt de ECM (Electronic Con­trol Module) om te voorkomen dat de motor kan starten. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het installeren van de ontvanger.
DMU38610
Yamaha Security System vergrendel­en ontgrendelmodus
De Yamaha Security System-instellingen worden geselecteerd door een korte druk op de vergrendel- of ontgrendeltoets van de af­standsbedieningzender.
Componenten
stand “ gezwengeld maar kan niet worden gestart omdat het Yamaha Security System in de vergrendelmodus staat.
ONTGRENDELD
Wanneer de ontgrendeltoets op de afstands­bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinken er twee pieptonen. Dat geeft aan dat de ontgrendelmodus is ingeschakeld en dat de motor kan worden gestart.
Yamaha Security System-
modus
Vergren-
Ontgren-
delen
DMU26181
Afstandsbedieningskast
De afstandsbedieningshendel bedient zowel de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars bevinden zich op de af­standsbedieningskast.
” (uit) staat. De motor wordt aan-
deld
Aantal
piepto-
nen
1 piep-
toon
2 piepto-
nen
Hoofd-
schake-
laar
Motor
kan wor-
den ge-
start
”NEE
”/
JA
12
ZMU06456
1. Vergrendeltoets
2. Ontgrendeltoets
VERGRENDELD
Wanneer de vergrendeltoets op de afstands­bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinkt er één pieptoon. Dat geeft aan dat de vergrendelmodus is ingeschakeld en dat de motor niet kan worden gestart. De ver­grendelmodus kan alleen worden geselec­teerd wanneer de hoofdschakelaar in de
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalvergrendelingstrekker
4. Neutraal-gashendel
5. Hoofdschakelaar
6. Motoruitschakelaar
7. Gashendelfrictieafstelling
20
Componenten
DMU26190
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling in­geschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35° wordt verplaatst; (er is een palletje te voelen). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor be­gint te accelereren.
1. Neutraal “ ”
2. Vooruit “
3. Achteruit “
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26201
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog trek­ken.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
DMU26212
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit of vooruit te schakelen, moet u de afstands­bedieningshendel in neutraal zetten en de neutraal gashendel omhoog zetten.
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
NOTA:
De neutraal gashendel werkt alleen als de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. De afstandsbedieningshendel werkt alleen als de neutraal gashendel in de gesloten stand is gezet.
DMU25911
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de stuurhendel naar links of naar rechts.
21
Componenten
DMU25922
Schakelhendel
Als u de schakelhendel naar u toe trekt, zet u de motor in de voorwaartse versnelling zo­dat dat boot vooruit vaart. Als u de schakel­hendel van u af duwt , zet u de motor in de achteruitversnelling zodat de boot achteruit vaart.
1. Vooruit “ ”
2. Neutraal “
3. Achteruit “
DMU25941
” ”
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhen­del. Als u de hendel tegen de klok in draait, verhoogt de snelheid en als u hem met de klok mee draait verlaagt de snelheid.
DMU25961
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof­verbruiksindicator toont de hoeveelheid brandstof die in de verschillende gashendel­standen wordt verbruikt. Kies de stand die de beste prestaties en het laagste verbruik biedt voor de gewenste werking.
1. Brandstofverbruikindicator
DMU25976
Gashendelfrictieafstelling
Een frictiesysteem zorgt voor een regelbare bewegingsweerstand van de gasgreep of de afstandsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen, draait u de afstelschroef naar rechts. Om de weerstand te verlagen, draait u de afstelschroef naar links. WAARSCHUWING! Draai de wrij-
vingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om
22
Componenten
de gashendel of de greep te bewegen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
[DWM00032]
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewenste gashendelinstelling te behouden.
DMU25994
noodstopkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor­stopschakelaar om de motor te laten draaien. Bevestig de koord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip uit waardoor de ontste­king van de motor wordt uitgeschakeld. Op die manier wordt voorkomen dat de boot on­bestuurd verder vaart. WAARSCHUWING!
Bevestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter
verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. Zorg ervoor dat u tijdens een nor­maal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving weg­valt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
[DWM00122]
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU26001
Motorstopknop
Om het ontstekingscircuit te openen en de motor uit te zetten, dient u op die knop te drukken.
23
Componenten
DMU26091
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan wordt hieronder beschreven.
(uit) Met de hoofdschakelaar in de stand “ (uit) zijn de elektrische schakelingen inactief en kan de sleutel worden uitgenomen.
(aan) Met de hoofdschakelaar in de stand “ (aan) zijn de elektrische schakelingen actief en kan de sleutel niet worden uitgenomen.
(start) Met de hoofdschakelaar in de stand “ (start) begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Wanneer de sleutel wordt losgelaten, keert hij automatisch terug naar de stand “
” (aan).
DMU26111
Stuurfrictieregelhendel
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naar gelang van de voor­keur van de bestuurder. Onderaan op de stuurhendelbracket bevindt er zich een in-
stelhendel. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar bakboord “A”. Om de weerstand te verhogen, draait u de
hendel naar stuurboord “B”.
DWM00040
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om te sturen, wat een onge­luk kan veroorzaken.
24
Componenten
NOTA:
Controleer of de stuurhendel soepel be-
weegt wanneer de hendel naar stuurboord
“B” wordt gedraaid.
Breng geen smeermiddelen zoals vet aan
op de wrijvingszones van de stuurfrictiere-
gelhendel.
DMU26143
Trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaar op afstandsbediening of stuur­hendel
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “ (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar
” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboord-
“ motor omlaag gekanteld en vervolgens om­laag getrimd. Wanneer u de schakelaar los­laat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na’s 61 en 64.
DMU26153
Trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaar op onderste motorkap
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
bevindt zich op de zijkant van de onderste motorkap. Door de schakelaar “ in te drukken, wordt de buitenboordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog ge­kanteld. Als u de schakelaar “ indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag getrimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 64.
DWM01030
” (omhoog)
” (omlaag)
25
Gebruik de kantelbekrachtigingsschake­laar op de onderbak alleen wanneer de boot helemaal stil ligt en de motor afgezet is. Als u die schakelaar zou willen gebrui­ken terwijl de boot in beweging is, ver­hoogt de kans dat er iemand overboord valt en dat de bestuurder afgeleid wordt, wat op zijn beurt de kans op een botsing met een andere boot of een hindernis ver­hoogt.
Componenten
UP
1
DN
ZMU04231
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
DMU30901
Schakelaars voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen
De snelheid voor stapvoets varen kan wor­den verhoogd of verlaagd terwijl uw boot stapvoets vaart. Druk op de schakelaar “ om de snelheid voor stapvoets varen te ver­hogen en druk op de schakelaar “ snelheid voor stapvoets varen te verlagen.
1. Schakelaar voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen
NOTA:
De snelheid voor stapvoets varen wordt ongeveer met 50 omw/min verhoogd of verlaagd telkens wanneer een schakelaar wordt ingedrukt.
Als de snelheid voor stapvoets varen werd gewijzigd, keert de motor terug naar de normale snelheid voor stapvoets varen na­dat de motor werd uitgeschakeld en op­nieuw gestart, of wanneer het motortoe-
” om de
rental wordt opgevoerd tot boven de 3000 omw/min.
Voor instructies over het gebruik van de schakelaars voor het regelen van de snel­heid voor stapvoets varen, zie pagina
59.
DMU26244
Trimtap met anode
DWM00840
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er­voor zorgen dat het moeilijk is om te stu­ren. Laat de motor altijd proefdraaien na­dat een trimtap geïnstalleerd of vervan­gen is om er zeker van te zijn dat de be­sturing correct verloopt. Zorg ervoor dat
u de bout vastdraait nadat de trimtap bij­geregeld is.
De trimtap moet zo worden ingesteld dat er evenveel kracht moet worden uitgeoefend om de stuurinrichting naar rechts te draaien als om ze naar links te draaien. Als de boot de neiging heeft naar links (bak­boord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar bakboord te draaien (“A” in de afbeelding). Als de boot de neiging heeft naar rechts (stuurboord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar stuur­boord te draaien (“B” in de afbeelding).
DCM00840
De trimtap doet ook dienst als anode om de motor te beschermen tegen elektro­chemische corrosie. De trimtap mag niet worden geschilderd, want dan kan ze niet meer als anode werken.
26
Componenten
1
1. Trimtap
2. Bout
3. Kap
B
A
3
2
A
ZMU02525
DMU26312
Kantelvergrendelingsmechanisme
Het kantelvergrendelingsmechanisme wordt gebruikt om te voorkomen dat de buiten­boordmotor uit het water wordt getild bij het achteruit varen.
B
ZMU01863
Boutaandraaimoment:
F80BET, F100DET
35.0 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb) F80CED
42.0 Nm (4.28 kgf-m, 31.0 ft-lb)
DMU32070
Trimhoekinstelbouten
De posities van de trimhoekinstelbouten be­palen de minimumtrimhoek van de buiten­boordmotor ten opzichte van de spiegel.
27
1. Kantelvergrendelhendel
Om te vergrendelen dient u de kantelver­grendelingshendel in de “ zetten. Om te ontgrendelen dient u de kan­telvergrendelingshendel in de “ stand te duwen.
” (lock)-stand te
” (release)-
Componenten
DMU34461
Kantelsteunhendel voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging of hydraulische kanteling
Om de buitenboordmotor in de omhoog ge­kantelde stand te houden, moet u de kantel­steunstang vergrendelen in de klembeugel.
DMU26383
Motorkapvergrendelhendel (om­hoogtrektype)
Om de motorkap te verwijderen dient u de vergrendelhendel(s) omhoog te trekken en de kap op te heffen. Bij het herinstalleren van de motorkap dient u ervoor te zorgen dat ze correct in de rubberdichting past. Vergrendel de motorkap vervolgens door de motorkap­vergrendelhendel(s) neerwaarts te bewe­gen.
1
ZMU05347
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
1. Kantelsteunhendel
DCM00660
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zet­ten.
1
ZMU05348
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
DMU26461
Doorspoelplug
Dit systeem wordt gebruikt om de koelwater­doorgangen van de motor te reinigen met be­hulp van een tuinslang en leidingwater.
28
Componenten
1. Doorspoelplug
NOTA:
Voor details over het gebruik, zie pagina
74.
DMU35561
Brandstoffilter/waterafscheider
Deze motor heeft een gecombineerde brand­stoffilter/waterafscheider en bijbehorend waarschuwingssysteem. Als het van de brandstof afgescheide water een bepaald vo­lume overschrijdt, wordt het waarschuwings­systeem van de 6Y8 multifunctionele toeren­teller geactiveerd.
dellijk uit te schakelen en een Yamaha­dealer te raadplegen.
DMU26303
Waarschuwingslampje
Als de motor een toestand vertoont die een waarschuwing veroorzaakt, gaat het contro­lelampje aan. Meer informatie over het inter­preteren van het waarschuwingslampje vindt u op pagina 42.
1. Waarschuwingslampje
Activering van het waarschuwingssysteem
Het waterafscheiderwaarschuwingslampje van de 6Y8 multifunctionele toerenteller zal knipperen.
De zoemer weerklinkt met tussenpozen, doch uitsluitend wanneer de versnellings­hendel in neutraal staat.
Wanneer het waarschuwingssysteem werd geactiveerd, dient u de motor onmid-
29

Instrumenten en verklikkerlampjes

DMU36014
DMU36024
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag is, gaat dit waarschu­wingslampje aan. Voor meer informatie, zie pagina 42.
DCM00022
Laat de motor niet draaien wanneer het waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controleren. Voor meer informatie, zie pagina 48.
Lampjes
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU31414
Digitale toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental en heeft de volgende functies. Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU36033
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de temperatuur van de motor te hoog is, gaat dit verklikkerlampje aan. Voor meer in­formatie over het aflezen van het verklikker­lampje, zie pagina 42.
DCM00052
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
1
2
3
5
6
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Urenmeter
4. Oliedrukwaarschuwingslampje
5. Oververhittingwaarschuwingslampje
6. Afstelknop
7. Modusknop
NOTA:
Het waarschuwingslampje van de wateraf­scheidingsfilter en het motorstoringwaar­schuwingslampje op de digitale toerenteller werken niet voor deze motor.
7
ZMU01840
4
30
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU36050
Toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental in honderden omwentelingen per minuut (omw/min). Bijvoorbeeld, wanneer op het toerentellerdisplay “22” wordt weergegeven, bedraagt het motortoerental 2200 omw/min.
DMU26621
Trimmeter
Deze meter toont de trimhoek van uw bui­tenboordmotor.
Leer de trimhoeken die voor uw boot het best werken in de verschillende omstan­digheden uit het hoofd. Stel de trimhoek naar wens in met behulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
Als de trimhoek van uw motor het trimbe­drijfsbereik overschrijdt, zal het bovenste segment van het trimmeterdisplay knippe­ren.
ZMU01740
DMU26651
Urenmeter
Deze meter toont het aantal bedrijfsuren van de motor. Hij kan worden ingesteld om het totale aantal bedrijfsuren weer te geven of het aantal bedrijfsuren voor de huidige trip. Het display kan ook in en uit worden gescha­keld.
Om het displayformaat te wijzigen, drukt u op de knop “
” (modus). Het display kan het totale aantal bedrijfsuren of het aantal tripu­ren weergeven, of het kan worden uitgescha­keld. Om de tripuren terug op nul te zetten, drukt u gedurende 1 seconde gelijktijdig op de knoppen “
” (instellen) en “ ” (modus). Daardoor wordt de tripteller terug op 0 (nul) gezet. Het totale aantal bedrijfsuren van de motor kan niet terug op nul worden gezet.
DMU26524
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag wordt, begint het waar­schuwingslampje te knipperen. Voor meer informatie, zie pagina 42.
DCM00022
Laat de motor niet draaien wanneer het waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controleren. Voor meer informatie, zie pagina 48.
ZMU01741
31
Instrumenten en verklikkerlampjes
1
ZMU01736
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU26583
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de motortemperatuur te hoog wordt, be­gint het waarschuwingslampje te knipperen. Meer informatie over het aflezen van het ver­klikkerlampje vindt u op pagina 42.
DCM00052
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Tripmeter/klok/voltmeter
4. Waarschuwingslampje(s)
Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
DMU36061
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid weer in km/u, mph of knopen, naar gelang van de voorkeur van de schipper. Selecteer de ge­wenste eenheid met behulp van de keuze­schakelaar op de achterkant van de meter. Zie de illustratie voor instellingen.
1
ZMU01737
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU26602
Digitale snelheidsmeter
Deze meter toont de bootvaarsnelheid en an­dere informatie.
1. Kap
2. Keuzeschakelaar (voor snelheidseenheid)
3. Keuzeschakelaar (voor brandstofverzender)
32
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU26712
Brandstofmeter
Acht segmenten geven het brandstofpeil weer. Wanneer alle segmenten zichtbaar zijn, is de brandstoftank vol.
ZMU01745
De brandstofpeilaanduiding kan inaccuraat zijn ten gevolge van de positie van de sensor in de brandstoftank en het gedrag van de boot in het water. Tijdens het varen met de boeg omhoog of tijdens een lange bocht kun­nen de aflezingen van de meter verkeerd zijn. Kom niet aan de keuzeschakelaar voor de brandstofsensor. Een foute instelling van de keuzeschakelaar op de meter geeft verkeer­de aflezingen. Raadpleeg uw Yamaha-dea­ler over hoe de keuzeschakelaar correct moet worden ingesteld. OPGELET: Zonder
benzine vallen kan de motor beschadi­gen.
[DCM01770]
DMU36071
Tripmeter / klok / voltmeter
Het display toont hetzij de tripmeter, hetzij de klok, hetzij de voltmeter. Om het display te wijzigen, drukt u herhaal­delijk op de knop “ cator op de voorkant van de meter “ (tripmeter), “ aanwijst.
” (modus) tot de indi-
” (klok) of “ ” (voltmeter)
DMU26691
Tripmeter
Deze meter geeft de afstand weer die de boot heeft afgelegd sinds de meter voor het laatst terug op nul werd gezet. De tripafstand wordt in kilometer of mijl ge­toond afhankelijk van de voor de snelheids­meter gekozen meeteenheid. Om de tripmeter weer op nul te zetten, moet u de knoppen “
” (instellen) en “ ” (mo­dus) tegelijk indrukken. De tripafstand wordt in het geheugen be­waard door accustroom. De opgeslagen ge­gevens gaan verloren wanneer de accu wordt losgekoppeld.
DMU26701
Klok
Instellen van de klok:
1. Ga na of de meter in de modus “
(tijd) staat.
2. Druk op de knop “
” (instellen): het
urendisplay begint te knipperen.
3. Druk op de knop “
” (modus) tot het
gewenste uur wordt weergegeven.
4. Druk nogmaals op de knop “
len): het minutendisplay begint te knip-
peren.
5. Druk op de knop “
” (modus) tot de
gewenste minuut wordt weergegeven.
6. Druk nogmaals op de knop “
len) om de klok te starten.
” (instel-
” (instel-
33
Instrumenten en verklikkerlampjes
De klok werkt op accustroom. Wanneer u de accu loskoppelt, valt de klok stil. Stel de klok opnieuw in na het loskoppelen van de accu.
DMU36080
Voltmeter
De voltmeter toont de acculading in volt (V).
DMU26721
Brandstofpeilwaarschuwingslampje
Wanneer het brandstofpeil zakt tot één seg­ment begint het brandstofpeilwaarschu­wingssegment te knipperen. Laat de motor niet met de gashendel hele­maal open draaien als er een waarschuwing geactiveerd is. Vaar met een lage snelheid terug naar de haven. OPGELET: Zonder
benzine vallen kan de motor beschadi-
[DCM01770]
gen.
DMU26732
Waarschuwingslampje voor lage ac­cuspanning
Als de accuspanning daalt, zal het display automatisch worden ingeschakeld en begin­nen te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
1. Waarschuwingslampje accu
DMU26641
Urenmeter
De digitale urenmeter is aan de binnenkant van de motorkap gemonteerd. Hij meet het aantal uren dat de motor heeft gedraaid sinds hij werd gemaakt. Als de hoofdschakelaar aan staat, branden alle segmenten op het display. De aanduidingslamp toont dan nor­maal gesproken het aantal uren.
1. Brandstofpeilwaarschuwingslampje
ZMU03183
34
Instrumenten en verklikkerlampjes
NOTA:
Het aantal uren wordt alleen gemeten als de motor draait. Als de hoofdschakelaar aan staat, maar de motor niet draait, toont de di­gitale urenmeter het aantal uren dat de motor heeft gedraaid, maar voegt daar geen tijd aan toe.
DMU31653
6Y8 Multifunctionele meters
Multifunctionele meters hebben 6 verschil­lende meters: toerenteller (vierkant of rond), snelheidsmeter (vierkant), snelheids- & brandstofmeter (vierkant of rond) en brand­stofbeheermeter (vierkant). Het indicatiesys­teem van de ronde uitvoering verschilt licht­jes van dat van de vierkante uitvoering. Ga zorgvuldig na met welk model en type uw boot is uitgerust. Deze handleiding beschrijft hoofdzakelijk de waarschuwingslampjes. Kijk in de bijbehorende handleiding voor meer informatie over het instellen van de me­ters of het wijzigen van indicatiesystemen.
DMU36184
6Y8 Multifunctionele toerentel-
lers
De toerenteller toont het aantal motorom­wentelingen per minuut. Hij heeft de volgen­de functies: trimmeter, instellen van de snel­heid voor stapvoets varen, weergave van koelwater/motortemperatuur, accuspanning, totaal aantal uren/tripuren, oliedruk, wateraf­scheiderwaarschuwing, motorstoringwaar­schuwing, en indicatie van periodiek onder­houd. Wanneer de koelwaterdruksensor ge­installeerd is, kan de eenheid ook de koel­waterdruk weergeven. Maar zelfs wanneer de koelwatersensor niet geïnstalleerd is, kan de koelwaterdruk worden weergegeven door een optionele sensor op de eenheid aan te sluiten. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optionele sensor. De toerenteller is ver-
krijgbaar in ronde en vierkante uitvoeringen. Controleer welk type van toerenteller u bezit.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05415
1
5
4
7
2
3
6
8
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Koelwaterdruk
5. Koelwater/motortemperatuur
6. Waterdetectiewaarschuwingslampje
7. Batterijspanning
8. Oliedruk (4-taktmodellen)
1
1. Afstelknop
ZMU05416
2
ZMU05417
35
Instrumenten en verklikkerlampjes
2. Modusknop
1452
3
6879
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Waterdetectiewaarschuwingslampje
5. Motorstoringwaarschuwing/onderhoudslamp­je
6. Koelwaterdruk
7. Oliedruk (4-taktmodellen)
8. Koelwater/motortemperatuur
9. Batterijspanning
DMU36190
Startcontroles
Zet de afstandsbedieningshendel / schakel­hendel in neutraal en zet de hoofdschakelaar
” (aan). Nadat alle displays werden
op “ geactiveerd en het totale aantal uren werd weergegeven, keert de meter terug naar nor­maal bedrijf. Als de zoemer weerklinkt en de waarschuwingslamp van het waterafschei­dingsfilter knippert, dient u onmiddellijk con­tact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
NOTA:
Om de zoemer uit te schakelen, drukt u op de knop “
DMU38620
Yamaha Security System-informatie
Zet de hoofdschakelaar in de stand “ ” (aan), de actieve Yamaha Security System­modus (vergrendeld / ontgrendeld) wordt op het display weergegeven.
” (instellen) of “ ” (modus).
ZMU05418
Ontgrendelmodus
ZMU06457
ZMU06458
Vergrendelmodus
ZMU06459
36
Instrumenten en verklikkerlampjes
terwijl de hoeveelheid olie normaal is, dient u contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DCM01601
Laat de motor niet draaien wanneer de oliedrukwaarschuwing geactiveerd werd. Dat leidt tot ernstige motorschade.
DMU36221
ZMU06460
DMU36130
Oliedrukwaarschuwing
Wanneer de motoroliedruk te laag wordt, be­gint het oliedrukwaarschuwingslampje te knipperen en zakt het motortoerental auto­matisch tot ongeveer 2000 omw/min.
Oververhittingswaarschuwing
Wanneer de motortemperatuur te hoog op­loopt tijdens het varen, begint het oververhit­tingwaarschuwingslampje te knipperen. Het toerental van de motor zal automatisch zak­ken tot ongeveer 2000 omw/min.
ZMU05430
ZMU05431
Schakel de motor onmiddellijk uit wanneer de zoemer weerklinkt en het oliedrukwaarschu­wingslampje knippert. Controleer de hoe­veelheid motorolie en vul indien nodig olie bij. Indien de waarschuwing wordt geactiveerd
37
ZMU05421
ZMU05422
Stop de motor onmiddellijk wanneer de zoe­mer weerklinkt en het oververhittingwaar­schuwingslampje brandt. Controleer of de koelwaterinlaat niet verstopt is.
Instrumenten en verklikkerlampjes
DCM01592
Laat de motor niet draaien terwijl het oververhittingwaarschuwingslampje knippert. Dat leidt tot ernstige motor­schade.
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en op­lossen.
DMU36150
Waterafscheiderwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer er water in de waterafscheider (brandstoffilter) is terechtgekomen tijdens het varen. Als dat gebeurt, dient u de motor onmiddellijk uit te schakelen en te kijken op pagina 96 van deze handleiding om het water uit de brand­stoffilter te verwijderen. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
DCM00910
Benzine die vermengd is met water kan de motor beschadigen.
DMU36160
Motorstoringwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer de motor een storing vertoont. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
ZMU05425
ZMU05423
ZMU05424
ZMU05426
DCM00920
In een dergelijk geval werkt de motor niet zoals het hoort. Raadpleeg onmiddellijk een Yamaha-dealer.
DMU36170
Waarschuwing voor lage accuspan­ning
Wanneer de accuspanning daalt, beginnen het waarschuwingslampje voor een te lage accuspanning en de accuspanningswaarde
38
Instrumenten en verklikkerlampjes
te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
ZMU05427
ZMU05428
DMU36232
6Y8 Multifunctionele snelheid
& brandstofmeters
De snelheid & brandstofmetereenheid toont de bootsnelheid en vervult de functies van brandstofmeter, display totaal brandstofver­bruik, display brandstofefficiency, display brandstofdebiet en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “ dus) toetsen zoals beschreven in dit hoofd­stuk. Wanneer de snelheidssensor is aange­sloten, kan de eenheid ook de trip display weergeven. Echter, ook wanneer een snel­heidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display worden weergegeven door een opti­onele snelheidsmeter op de eenheid aan te sluiten. Daarnaast zijn ook display van de
” (instellen) en “ ” (mo-
oppervlaktewatertemperatuur, waterdiepte en klok beschikbaar, wanneer optionele sen­soren worden aangesloten op de unit. Neem voor optionele sensoren contact op met uw Yamaha-dealer. De snelheid & brandstofmeter is beschikbaar in ronde of vierkante types. Controleer uw snelheid & brandstofmetertype voor bedie­ningsinformatie. Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich­ten alle displays op als test. Na een paar se­conden zal de meter omschakelen naar nor­maal bedrijf. Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05432
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
2
ZMU05433
39
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
Instrumenten en verklikkerlampjes
Daarnaast zijn ook display van de oppervlak­tewatertemperatuur, waterdiepte en klok be­schikbaar, wanneer optionele sensoren wor­den aangesloten op de unit. Neem voor op­tionele sensoren contact op met uw Yamaha­dealer.
2
ZMU05434
12
Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich­ten alle displays op als test. Na een paar se­conden zal de meter omschakelen naar nor­maal bedrijf. Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
DMU36241
ZMU05435
6Y8 Multifunctionele snel-
heidsmeters
De snelheidsmeter toont de snelheid van de boot en vervult de functies van brandstofme­ter en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “
” (instellen) en “ ” (modus) toetsen zoals beschreven in dit hoofdstuk. Daarnaast kan de snelheidsmeter de gewenste eenheid weergeven zoals km/u, mph of knopen. Wan­neer de snelheidssensor is aangesloten, kan de eenheid ook de trip display weergeven. Echter, ook wanneer een snelheidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display wor­den weergegeven door een optionele snel­heidsmeter op de eenheid aan te sluiten.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
2
ZMU05436
2
ZMU05437
40
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU36250
6Y8 Multifunctionele brand-
stofbeheermeters
Deze brandstofbeheermeter geeft de volgen­de informatie weer: brandstofdebiet, totaal verbruik, brandstofbesparing en resterende hoeveelheid brandstof. Het gewenste display wordt geselecteerd met behulp van de knop­pen “ beschreven in dit hoofdstuk. Meer informatie vindt u in de bij de meter geleverde handlei­ding. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst wordt bediend, worden al de displays geac­tiveerd bij wijze van test. Na enkele secon­den keert de meter terug naar de normale toestand. Meer informatie vindt u in de bij de meter ge­leverde handleiding.
” (instellen) en “ ” (modus), zoals
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Brandstofstroommeter
2. Multifunctioneel display
41
2
ZMU05438
1
2
ZMU05439
DMU26803
Waarschuwingssysteem
DCM00091
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU2681A
Oververhittingswaarschuwing
Deze motor heeft een oververhittingwaar­schuwingssysteem. Als de motortempera­tuur te erg stijgt, wordt het waarschuwings­systeem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automatisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
Het oververhittingwaarschuwingslampje zal branden of knipperen.

Motorcontrolesysteem

Als het waarschuwingssysteem in werking is getreden, schakelt u de motor uit en contro­leert u de koelwaterinlaten:
Controleer de trimhoek om na te gaan of de koelwaterinlaat onder water zit.
Controleer of de koelwaterinlaat niet ver­stopt is.
ZMU01757
De zoemer zal weerklinken (indien aanwe­zig op de stuurhendel, de afstandsbedie­ningdoos of het hoofdschakelaarpaneel).
ZMU02630
DMU26857
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automatisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min. Het oliedrukwaarschuwingslampje zal continu branden of knipperen.
42
Motorcontrolesysteem
ZMU01828
De zoemer weerklinkt.
Als het waarschuwingssysteem werd geacti­veerd, dient u de motor uit te schakelen zodra dat op een veilige wijze kan. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het oliepeil correct is en het waarschuwingssys­teem toch niet wordt uitgeschakeld, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
43
DMU26902

Installatie

De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mogelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combina­tie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/ motor-combinatie.
DWM01590
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken. Instal­leer nooit een buitenboordmotor op uw boot met meer paardenkracht dan het maximale nominale paardenkrachtver­mogen op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, neem dan contact op met de fa­brikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Modellen voor permanente montage moeten worden gemonteerd door uw dealer of door een andere per­soon met voldoende ervaring in het op­tuigen van boten.
DMU33470
De buitenboordmotor monteren
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalan­ceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk bestuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de buitenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd.
Installatie
1
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26932
Montagehoogte (bootbodem)
De montagehoogte van uw buitenboordmo­tor heeft een invloed op zijn efficiëntie en be­trouwbaarheid. Als hij te hoog wordt gemon­teerd, kan er propellerventilatie ontstaan, waardoor de stuwkracht wordt verminderd ten gevolge van te veel propellerglijding. Bo­vendien kunnen de waterinlaten voor het koelsysteem daardoor mogelijk te weinig wa­ter opzuigen, waardoor de motor oververhit kan raken. Als de motor te laag wordt ge­monteerd, zal de waterweerstand toenemen, waardoor de motorefficiëntie en -prestaties afnemen. In de meeste gevallen moet de buitenboord­motor zo worden gemonteerd dat de anti-ca­vitatieplaat in één lijn ligt met de onderkant van de boot. De optimale montagehoogte van de buitenboordmotor hangt af van de boot/motor-combinatie en de gewenste toe­passing. Testvaarten met verschillende mon­tagehoogte kunnen u helpen bij het bepalen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabrikant voor meer informatie over het bepalen van de juis­te montagehoogte.
ZMU01760
44
Installatie
ZMU01762
DCM01631
Ga na of de leegloopopening hoog ge­noeg blijft om te voorkomen dat er water in de motor terechtkomt, zelfs wanneer de boot stilligt met maximale lading.
Een verkeerde motorhoogte of zaken die het gelijkmatig stromen van water belemmeren (de vorm of de staat van de boot, of accessoires als spiegelladders of dieptesensoren) kunnen zorgen voor opstuivend water als de boot aan het varen is. Als de motor continu wordt ge­bruikt in aanwezigheid van opstuivend water, kan er genoeg water in de inlaat­opening van de onderbak terechtkomen om de motor ernstig te beschadigen. Elimineer de oorzaak van het opstui­vend water.
45

Werking

DMU36381
Eerste gebruik
DMU36391
De motor met motorolie vullen
De motor wordt door de fabriek geleverd zon­der motorolie. Als uw dealer geen olie in de motor heeft gedaan, moet u dat doen alvo­rens de motor te starten. OPGELET: Ga na
of de motor gevuld is met olie alvorens hem de eerste keer te gebruiken, om ern­stige motorschade te voorkomen.
De motor wordt geleverd met de volgende klever, die moet worden verwijderd nadat de motor voor het eerst met olie werd gevuld. Voor meer informatie over het controleren van het motoroliepeil, zie pagina 48.
DMU30174
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewe­gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo­pen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
OPGELET: Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een kor­tere levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade.
DMU27085
Procedure voor 4-taktmodellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode van 10 uur om de contactoppervlakken tus­sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la­ten inlopen.
[DCM00801]
[DCM01781]
ZMU01710
NOTA:
Laat de motor als volgt in het water draaien, onder belasting (in versnelling met geïnstal­leerde propeller). Om de motor te laten inlo­pen dient u gedurende 10 uur te lang draaien in vrijlooptoerental, ruw water en drukbeva­ren zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur: Laat de motor draaien met verschillende toerentallen tot maximaal 2000 omw/min of met het gas ongeveer half geopend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur: Verhoog het motortoerental zo veel als nodig is om de boot over het water te la­ten scheren (maar vermijd volgas), en neem vervolgens een beetje gas terug terwijl de boot een scheersnelheid be­houdt.
3. Resterende 8 uren: Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4. Na de eerste 10 uren: Gebruik de motor normaal.
DMU36400
Leer uw boot kennen
Verschillende boten gedragen zich verschil­lend. Ga in het begin voorzichtig te werk om te leren hoe uw boot reageert onder verschil­lende omstandigheden en met verschillende trimhoeken (zie pagina 61).
DMU36412
Controles alvorens de motor te
starten
DWM01920
Als tijdens de controle voor het starten van de motor blijkt dat een onderdeel niet werkt zoals het hoort, moet het worden nagekeken en hersteld alvorens de bui-
46
Werking
tenboordmotor te gebruiken. Anders kun­nen er zich ongevallen voordoen.
DCM00120
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU36421
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van uw brandstof te gebruiken om uw bestem­ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/3 te houden als reserve voor noodgevallen. Met de boot horizontaal op een aanhangwa­gen of in het water draait u de sleutel in de stand “ stofpeil. Voor brandstofvulinstructies, zie pa­gina 51.
DMU36431
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de mo­torkap van de motor te verwijderen. Om de motorkap te verwijderen moet u al de ver­grendelhendels ontgrendelen en de kap af­nemen.
”(aan) en controleert u het brand-
ZMU06106
ZMU06107
DMU36442
Brandstofsysteem
DWM00060
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
DWM00910
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken.
Als er brandstof lekt moet het brand­stofsysteem worden hersteld door een bevoegd mecanicien. Als de buiten­boordmotor slecht hersteld is, kan het zijn dat het niet veilig is om hem te ge­bruiken.
DMU36451
Controleer op brandstoflekken
Zoek naar brandstoflekken of benzine­dampen in de boot.
Ga na of het brandstofsysteem geen lek­ken vertoont.
Controleer de brandstoftank en brandstof­leidingen op barsten, zwellingen of andere beschadigingen.
47
Werking
DMU37320
Controleer de brandstoffilter
Ga na of de brandstoffilter zuiver is en geen water bevat. Als er water in de brandstof wordt aangetroffen, of als er een aanzienlijke hoeveelheid vuil in wordt aangetroffen, moet de brandstoftank worden gecontroleerd en gereinigd door een Yamaha-dealer.
DMU36901
Bedieningselementen
Modellen met stuurhendel:
Beweeg de stuurhendel helemaal naar links en rechts om na te gaan of hij soepel werkt.
Draai de gashendel van de volledig geslo­ten in de volledig open stand. Vergewis u ervan dat hij soepel draait en dat hij hele­maal terugkeert in de volledig gesloten stand.
Let op losse of beschadigde verbindingen van de gas- en schakelkabels.
Modellen met afstandsbediening:
Draai het stuur helemaal naar rechts en helemaal naar links. Ga na of het soepel en onbelemmerd draait over het volledige bewegingsbereik zonder haperingen of te veel speling.
Bedien de gashendels verschillende keren om u ervan te vergewissen dat hun bewe­gingen geen haperingen vertonen. Ze moeten soepel werken over het volledige bewegingsbereik, en iedere hendel moet
volledig terugkeren naar zijn uitgangsposi­tie.
Let op losse of beschadigde verbindingen van de gas- en schakelkabels.
DMU36482
Noodstopkoord
Inspecteer de noodstopkoord op schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slijtage.
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU37052
Motorolie
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet gekanteld). OPGELET: Wanneer de
motor niet waterpas staat, is het op de peilstok aangegeven oliepeil mogelijk niet accuraat.
2. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
[DCM01790]
48
Werking
3. Schroef de peilstok in de motor en ver­wijder hem vervolgens opnieuw. Zorg er­voor dat u de peilstok volledig in de peil­stokgeleiding steekt, anders zal de olie­peilmeting niet correct zijn.
4. Controleer het oliepeil met de peilstok om na te gaan of het peil tot ergens tus­sen de bovenste peilmarkering en de on­derste peilmarkering komt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer het oliepeil buiten het gespecificeerde bereik valt of wanneer de olie er melkachtig of vuil uit­ziet.
1
ZMU05368
1. Oliepeilstok
1. Merkteken laagste peil
2. Oliepeilstok
3. Merkteken hoogste peil
DMU27153
Motor
Controleer de motor en ga na of hij goed gemonteerd werd.
Controleer op losse of beschadigde beves­tigingsmiddelen.
Controleer de propeller op beschadigin­gen.
Controleer op motorolielekken.
DMU36490
Doorspoelplug
Ga na of het tuinslangkoppelstuk van de doorspoelplug stevig op het hulpstuk op de onderkap is geschroefd. OPGELET: Wan-
neer de doorspoelplug niet correct werd aangesloten, kan er koelwater weglopen waardoor de motor oververhit kan raken tijdens het varen.
[DCM01800]
12
ZMU06166
1. Fitting
2. Doorspoelplug
DMU36962
Motorkap installeren
1. Vergewis u ervan dat alle drie de motor­kapvergrendelhendels ontgrendeld zijn.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit rondom de motor­kap.
3. Plaats de motorkap op de onderbak.
4. Controleer of de rubberen dichting cor­rect zit over de volledige omtrek van de motor.
5. Beweeg de hendels zoals getoond om de motorkap te vergrendelen.
OPGELET: Als de motorkap niet cor­rect wordt geïnstalleerd, kan er water onder de kap terechtkomen en de
49
Werking
motor beschadigen, of kan de motor­kap wegvliegen bij hoge snelheden.
[DCM01990]
ZMU06131
ZMU06132
Controleer na de motorkap te hebben aan­gebracht of ze goed op haar plaats zit door er met twee handen op te duwen. Als de mo­torkap los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
DMU34581
Trim- en kantelbekrachtigingssys­teem
DWM01930
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel vergrendeld is. Als de bui­tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Ga na of er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor bevindt alvorens deze controle uit te voeren.
1. Controleer de trim- en kantelbekrachti­gingseenheid op tekenen van olielek­ken.
2. Bedien alle trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaars om na te gaan of al de schakelaars werken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar boven en controleer of de trim- en kantelstang volledig naar buiten wordt geduwd.
1
ZMU04244
1. Trim- en kantelstang
4. Controleer of de trim- en kantelstang vrij is van roest of andere gebreken.
5. Kantel de buitenboordmotor naar bene­den. Ga na of de trim- en kantelstang soepel werkt.
50
Werking
DMU36582
Accu
Ga na of de accu in goede staat verkeert en volledig geladen is. Ga na of de accu-aan­sluitingen zuiver en stevig bevestigd zijn en of ze bedekt zijn met isolatiekappen. De elek­trische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aangekoppeld zijn, an­ders kan de accu de motor niet starten. Kijk in de instructies van de accufabrikant voor controles van uw specifieke accu.
DMU27437
DWM01830
1. Zorg ervoor dat de motor is uitgescha-
2. Koppel de brandstofleiding los van de
Brandstof bijvullen
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te beperken. Benzine is giftig en kan letsels of de dood veroorzaken. Ga voorzichtig met benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
keld.
brandstoftank en draai de ontluchtings­schroef op de brandstoftankdop vast.
ZMU06598
3. Verwijder de draagbare tank van de boot.
4. Zorg ervoor dat u zich op een goed ge­ventileerde plaats buiten bevindt, en dat de boot stevig werd aangemeerd of ste­vig op een aanhangwagen staat.
5. Rook niet en blijf uit de buurt van vonken, vlammen, statische ontladingen of ande­re ontstekingsbronnen.
6. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een goedgekeurde BENZINEBUS.
7. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
8. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te vol. De brandstof kan uitzetten en overlopen wanneer de temperatuur stijgt.
Brandstoftankinhoud:
25.0 L (6.61 US gal, 5.50 Imp.gal)
51
ZMU04047
9. Draai de vuldop stevig vast.
10. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeen­komstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
DMU27451
De motor gebruiken
DMU27466
Brandstof verzenden (draagbare tank)
DWM00420
Werking
hut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uitlaatopeningen niet af.
1. Als er een ontluchtingsschroef op de brandstoftankdop zit, draai deze dan 2 of 3 slagen los.
ZMU02022
2. Als de motor is uitgerust met een brand­stofleidingkoppelstuk, verbindt u de brandstofleiding stevig met het koppel­stuk. Sluit vervolgens het andere uitein­de van de brandstofleiding stevig aan op het koppelstuk van de brandstoftank.
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en dat u niet belemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u bevindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt los­gedraaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplof­baar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen die koolmonoxide bevatten, een kleur­en geurloos gas dat hersenbeschadi­ging of de dood kan veroorzaken wan­neer het wordt ingeademd. Symptomen zijn ondermeer misselijkheid, duizelig­heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur-
ZMU02024
NOTA:
Veeg eventueel gemorste benzine onmiddel­lijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeenkomstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
3. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp hard voelt worden. Plaats de tank horizontaal ter­wijl de motor draait, anders kan de
52
Werking
brandstof niet worden aangezogen uit de brandstoftank.
1. Pijl
DMU27493
De motor starten
DWM01600
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem­merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het water rondom de boot bevinden.
DMU38630
Modellen met elektrische starter / Prime Start (voorinspuit-startsysteem)
DWM01840
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Be­vestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt,
wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Als de vergrendelmodus van het Yamaha Security System actief is, dient u de afstandsbedieningzender te gebrui­ken om de ontgrendelmodus te selecte­ren. Er weerklinken twee korte pieptonen wanneer u het Yamaha Security System ontgrendelt. Voor meer informatie, zie pagina 20.
NOTA:
Als u niet meer weet in welke modus het systeem staat, drukt u op de vergrendel- of ontgrendeltoets om het beveiligingssys­teem te resetten.
Het zendbereik van de afstandsbediening­zender varieert naar gelang van de positie waarin de ontvanger werd gemonteerd. Om het Yamaha Security System correct te bedienen, dient u de zender zo dicht mogelijk bij de ontvanger te houden.
Als het Yamaha Security System niet cor­rect werkt, dient u de activeringsprocedure te herhalen.
2. Zet de schakelhendel in neutraal.
53
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
3. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
4. Zet de gashendel in de stand “ ” (start). Zodra de motor draait, zet u de gashendel weer in de volledig gesloten stand.
5. Draai de hoofdschakelaar in de stand
” (start).
Werking
6. Zodra de motor gestart is, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “
de hoofdschakelaar nooit op “ (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “ wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 56.
Als de motor warm is en niet wil starten, zet u de gashendel lichtjes open en probeert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagina
92.
” (aan). OPGELET: Zet
” (aan),
[DCM00192]
54
Werking
DMU38640
Modellen met elektrische starter en af­standsbediening
DWM01840
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Be­vestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Als de vergrendelmodus van het Yamaha Security System actief is, dient u de afstandsbedieningzender te gebrui­ken om de ontgrendelmodus te selecte­ren. Er weerklinken twee korte pieptonen wanneer u het Yamaha Security System ontgrendelt. Voor meer informatie, zie pagina 20.
NOTA:
Als u niet meer weet in welke modus het systeem staat, drukt u op de vergrendel- of ontgrendeltoets om het beveiligingssys­teem te resetten.
Het zendbereik van de afstandsbediening­zender varieert naar gelang van de positie waarin de ontvanger werd gemonteerd.
Om het Yamaha Security System correct te bedienen, dient u de zender zo dicht mogelijk bij de ontvanger te houden.
Als het Yamaha Security System niet cor­rect werkt, dient u de activeringsprocedure te herhalen.
2. Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal.
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
3. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
4. Draai de hoofdschakelaar in de stand
” (aan).
5. Draai de hoofdschakelaar in de stand
” (start).
55
6. Zodra de motor gestart is, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “
” (aan). OPGELET: Zet
de hoofdschakelaar nooit op “ (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “
” (aan), wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
[DCM00192]
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 56.
Als de motor warm is en niet wil starten, zet u de gashendel lichtjes open en probeert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagina
92.
DMU36510
Controles na het starten van de
motor
DMU36520
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de koelwatercontroleopening komt. Een con-
Werking
stante waterstraal uit de controleopening wijst erop dat de waterpomp water pompt door de koelwatermantels. Als de koelwater­mantels bevroren zijn, kan het een tijdje du­ren alvorens er water uit de controleopening begint te stromen.
DCM01810
Als er geen water uit de controleopening komt terwijl de motor draait, kan dat lei­den tot oververhitting en ernstige bescha­diging van de motor. Zet de motor af en controleer of de koelwaterinlaat in het
huis van het staartstuk of de koelwater­controleopening geblokkeerd zijn. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
Controleer of er geen water lekt uit de ver­bindingsstukken tussen het uitlaatdeksel, de cilinderkop en het motorblok.
DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU30036
Modellen met elektrische starter
1. Nadat u de motor hebt gestart, laat u hem 3 minuten onbelast draaien om hem te laten warmdraaien voor een optimale werking en een maximaal acceleratie­vermogen. Als dit niet gebeurt, zal de motorlevensduur daardoor worden ver­kort.
56
Werking
2. Ga na of het oliedrukwaarschuwings­lampje uit blijft nadat de motor is gestart.
OPGELET: Als het oliedrukwaar­schuwingslampje knippert nadat de motor werd gestart, dient u de motor weer uit te schakelen. Anders kan de motor ernstig beschadigd raken. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Raadpleeg uw Yamaha­dealer als u niet kunt achterhalen waarom het oliedrukwaarschuwings­lampje blijft branden.
DMU36530
[DCM01830]
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36540
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde boot en zonder gas te geven of de motor soepel in voorwaarts en achterwaarts scha­kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU36980
Stopschakelaars
Zet de hoofdschakelaar op “ ”, of druk op de motorstopknop en ga na of de motor stopt.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan­neer de clip wordt verwijderd van de mo­toruitschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motoruitschakelaar.
DMU34561
Schakelen
DWM00180
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevin­den, alvorens te schakelen.
DCM01610
Laat de motor warmdraaien alvorens in een versnelling te schakelen. Het is mo­gelijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. Een hoog stationair toerental kan ervoor zorgen dat u niet kunt terugscha­kelen naar neutraal. Als dat het geval is, gaat u als volgt te werk: stop de motor, schakel terug naar neutraal, start de motor opnieuw en laat hem warmdraaien.
Om uit neutraal te schakelen
1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker op­waarts (indien de motor ermee is uitge­rust).
1. Neutraalvergrendelingstrekker
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel / schakelhendel krachtig en kordaat naar voor (voor voorwaartse versnelling) of naar achter (voor de achteruitversnel­ling) [over ongeveer 35° (er moet een palletje voelbaar zijn) voor modellen met afstandsbediening]. Zorg ervoor dat de kantelvergrendelhendel in de vergren­delstand (naar beneden) staat (indien aanwezig) alvorens in achteruit te varen.
57
Werking
2. Zodra de motor in versnelling met stati­onair toerental draait, beweegt u de af­standsbedieningshendel / schakelhen­del krachtig en kordaat in de neutrale stand.
NOTA:
Modellen met stuurhendel: De schakelhen­del werkt uitsluitend wanneer de gashendel in de volledig gesloten stand staat. Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach­terwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor terugkeert naar stationair toerental.
58
Werking
DMU31742
DWM01510
Gebruik de achteruitversnelling niet om de boot af te remmen of te stoppen, aan­gezien dat ertoe kan leiden dat u de con­trole over de boot verliest, uit de boot wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ern­stige letsels vergroten. Bovendien kan het schade toebrengen aan het scha­kelmechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met scherende snelheid vaart. Dat kan lei­den tot het verlies van de controle, het vollopen van de boot of schade aan de boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashendel werd dichtgedraaid en de motor met statio­nair toerental draait. De remafstand varieert afhankelijk van het brutogewicht, de toestand van het wateroppervlak en de windrichting.
De boot stoppen
DMU30880
Stapvoets varen
DMU30890
Regelen van de snelheid voor stap­voets varen
De snelheid voor stapvoets varen op buiten­boordmotoren die zijn uitgerust met schake­laars voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen kan worden geregeld in stappen van ongeveer 50 omw/min bij iedere druk op de schakelaar.
1. “ ” schakelaar ” schakelaar
2. “
Om de snelheid voor stapvoets varen te ver­hogen, drukt u op de schakelaar “ Om de snelheid voor stapvoets varen te ver­lagen, drukt u op de schakelaar “
NOTA:
De snelheid voor stapvoets varen wordt ongeveer met 50 omw/min verhoogd of verlaagd telkens wanneer een schakelaar wordt ingedrukt.
Als de snelheid voor stapvoets varen werd gewijzigd, keert de motor terug naar de normale snelheid voor stapvoets varen na­dat de motor werd uitgeschakeld en op­nieuw gestart, of wanneer het motortoe­rental wordt opgevoerd tot boven de 3000 omw/min.
”.
”.
59
Werking
DMU27821
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij­loop of in een laag toerental. Het is niet raad­zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen nadat hij met een hoog toerental heeft ge­draaid.
DMU38650
Procedure
1. Druk de motorstopschakelaar in en houd hem ingedrukt of zet de hoofdschakelaar
” (uit).
op “
2. Koppel na het uitschakelen van de motor de brandstofleiding los, als de buiten­boordmotor werd uitgerust met een brandstofleidingkoppelstuk.
3. Draai de ontluchtingsschroef op de tank­dop vast (indien voorzien).
ZMU02041
4. Verwijder de sleutel alvorens u de boot onbewaakt achterlaat.
5. Wanneer u de boot achterlaat, zet u het Yamaha Security System in de vergren­delmodus door op de vergrendeltoets van de afstandsbedieningzender te drukken. Er weerklinkt één korte piep­toon wanneer u het beveiligingssysteem vergrendelt. De vergrendelmodus kan alleen worden geselecteerd wanneer de hoofdschakelaar in de stand “
” (uit)
staat. Voor meer informatie, zie pagina
20. WAARSCHUWING! Zet het
Yamaha Security System nooit in de vergrendelmodus wanneer u de motor offshore uitschakelt.
[DWM02150]
NOTA:
De motor kan ook worden uitgeschakeld door aan de koord te trekken, de clip uit de moto­ruitschakelaar te trekken en vervolgens de hoofdschakelaar op “
” (uit) te zetten.
60
Werking
DMU27862
De buitenboordmotor trimmen
DWM00740
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden) kan ervoor zorgen dat de boot instabiel wordt en dat hij moeilijk bestuur­baar is. Dat doet de kans op een ongeluk toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt bij het bepalen van de positie van de boeg van de boot in het water. Een correcte trim­hoek verbetert de motorprestaties, drukt het brandstofverbruik en reduceert de belasting op de motor. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en pro­peller. De correcte trimhoek wordt ook be­paald door variabelen als de lading in de boot, de omstandigheden op zee en de vaar­snelheid.
1
1. Trimbedieningshoek
DMU27885
ZMU04258
Instellen van de trimhoek (trim- en kantelbekrachtiging)
DWM00753
61
Vergewis u ervan dat er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor be­vindt alvorens de trimhoek in te stellen. Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Wees voorzichtig als u voor het eerst een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturings­problemen. Een foute trimhoek kan er­voor zorgen dat u de controle over de boot verliest.
Als de motor is uitgerust met een trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar op
Werking
de onderbak, mag u de schakelaar uit­sluitend gebruiken wanneer de boot he­lemaal stil ligt en de motor is uitgescha­keld. Stel de trimhoek niet in met deze schakelaar terwijl de boot beweegt.
Stel de buitenboordmotortrimhoek in door middel van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
UP
1
Om de boeg opwaarts te bewegen (“trim­out”), drukt u op de schakelaar “
” (omh­oog). Om de boeg neerwaarts te bewegen (“trim­in”), drukt u op de schakelaar “
” (omlaag). Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27892
Afstellen van trimhoek voor modellen met hydraulisch kantelmechanisme
DWM00491
Schakel de motor uit alvorens de trim­hoek bij te regelen.
Zorg dat iedereen uit de buurt van de buitenboordmotor is wanneer u de trim­hoek bijregelt en dat er geen lichaams­delen tussen de aandrijfeenheid en de klembeugel gekneld raken.
Wees voorzichtig als u voor het eerst een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturings­problemen. Een foute trimhoek kan er­voor zorgen dat u de controle over de boot verliest.
1. Zet de motor af.
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de vrij-
gavestand.
DN
ZMU04231
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
62
Werking
3. Houd de achterkant van de motorkap met één hand vast en kantel de motor in de gewenste hoek.
4. Zet de kantelvergrendelhendel weer in de vergrendelde stand om de motor te ondersteunen.
Om de boeg te verhogen (“trim-out”) dient u de motor opwaarts te kantelen. Om de boeg verlagen (“trim-in”) dient u de motor neerwaarts te kantelen. Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27912
Boottrim instellen
Wanneer de boot over het water scheert, zal een boeg-omhoog-stand resulteren in min­der luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rendement. Dat is gewoonlijk het geval wanneer de kiellijn van de boot onge­veer 3 tot 5 graden opwaarts loopt. Met de boeg omhoog kan de boot een sterkere nei­ging vertonen om naar links of rechts af te wijken. Compenseer dat terwijl u stuurt. Met de boeg van de boot omlaag, verloopt het optrekken van staande start naar scheren gemakkelijker.
omdat de romp van de boot tegen het water duwt en omdat er meer luchtweerstand is. Te veel buitenwaartse trim kan de propeller ook doen ventileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan be­ginnen te “springen” in het water, waardoor schipper en passagiers overboord kunnen worden geworpen.
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water “ploegen”, waardoor het brandstof­verbruik stijgt en de snelheid moeilijk kan worden opgevoerd. Varen met te veel bin­nenwaartse trim tegen hogere snelheden maakt de boot instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
Boeg omhoog
Te veel buitenwaartse trim brengt de boeg van de boot te hoog in het water. De presta­ties nemen af en het brandstofverbruik stijgt
63
NOTA:
Afhankelijk van het boottype heeft de trim­hoek van de buitenboordmotor mogelijk wei-
Werking
nig invloed op de trim van de boot tijdens het varen.
DMU27934
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of als de boot in ondiep water voor anker gaat, dient de buitenboordmotor naar boven te worden gekanteld om de propeller en de on­derbak te beschermen tegen botsing met ob­stakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00221
Zorg ervoor dat iedereen uit de buurt van de buitenboordmotor blijft tijdens het naar boven of naar beneden kantelen. Er kunnen lichaamsdelen worden verplet­terd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of ge­kanteld.
DWM00250
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Als de buitenboordmotor voorzien is van een brandstofleidingkoppelstuk, ontkoppel dan de brandstofleiding of draai de brandstofkraan dicht als de bui­tenboordmotor meer dan een paar minu­ten wordt gekanteld. Anders zou er brand­stof kunnen gaan lekken.
DCM00241
Kantel de motor niet omhoog door te­gen de stuurhendel te duwen (indien voorzien), want hierdoor kan de hendel breken.
DMU27999
Procedure voor het naar boven kan­telen (modellen met hydraulisch kan­telmechanisme)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
N
ZMU03087
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de vrij­gavestand.
Vooraleer de buitenboordmotor te kan­telen, moet u de motor uitzetten door de procedure te volgen op de pagina 60. Kantel de buitenboordmotor nooit ter­wijl de motor draait. Dit kan immers ern­stige schade door oververhitting ver­oorzaken.
64
Werking
3. Houd de achterkant van de motorkap met één hand vast, kantel de motor omh­oog en draai de kantelsteunstang naar u toe of draai de kantelsteunknop in de klembeugel, en zet de kantelvergrendel­hendel vervolgens opnieuw in de ver­grendelde stand om de buitenboordmo­tor te ondersteunen. OPGELET: Ge-
bruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de sle­pen. De buitenboordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn normale bedrijfs­stand, dient u een bijkomend onder­steuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleerde informatie, zie pagina 71.
[DCM01641]
DMU32724
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met trim- en kantelbe­krachtiging)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
N
ZMU03196
65
2. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ buitenboordmotor volledig omhoog ge­kanteld is.
” (omhoog) tot de
Werking
UP
ZMU04232
3. Trek de kantelsteunhendel naar u toe om de motor te ondersteunen.
WAARSCHUWING! Na het kantelen van de buitenboordmotor dient u hem te ondersteunen met de kantelsteunk­nop of de kantelsteunhendel. Anders kan de buitenboordmotor plots weer naar beneden vallen als de olie in de trim- en kantelbekrachtigingseenheid of in de kantelbekrachtigingseenheid aan druk verliest. OPGELET: Gebruik de kantelsteun­hendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboord­motor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn nor­male bedrijfsstand, dient u een bijko­mend ondersteuningssysteem te ge­bruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleer­de informatie, zie pagina 71.
[DWM00262]
[DCM01641]
4. Modellen uitgerust met trimstangen: zo­dra de buitenboordmotor wordt onder­steund met de kantelsteunhendel, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar “
” (omlaag) om de trim-
stangen in te trekken. OPGELET: Zorg
ervoor dat de trimstangen volledig in­getrokken zijn bij het aanmeren. Op die manier zijn de stangen beschermd tegen aangroeiing en corrosie, die het trim- en kantelbekrachtigingsmecha­nisme zouden kunnen beschadigen.
[DCM00251]
DMU34480
Procedure voor het naar beneden kantelen (modellen met hydraulisch kantelmechanisme)
1. Ontgrendel de kantelvergrendelhendel.
2. Houd de achterkant van de motorkap vast met één hand, kantel de buiten­boordmotor lichtjes omhoog en trek de
66
Werking
kantelsteunknop uit of zet de kantel­steunstang weer op haar plaats.
3. Kantel de buitenboordmotor voorzichtig omlaag.
4. Zet de kantelvergrendelhendel in de ver­grendelstand.
3. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “
” (omlaag) om de buitenboordmotor in de gewenste stand te laten zakken.
UP
DN
DN
ZMU01936
DMU33121
Procedure voor omlaag kantelen (mo­dellen met trim- en kantelbekrachti­ging)
1. Duw tegen de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “
” (omhoog) tot de buitenboordmotor wordt ondersteund door de kantelstang en de kantelsteun­hendel vrijkomt.
2. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
67
DN
Werking
ZMU04255
DMU28061
Ondiep water
DMU28081
Modellen met hydraulisch kantelme­chanisme
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
DWM00271
Vaar altijd zo traag mogelijk wanneer u het systeem voor varen in ondiep water gebruikt.
Wees uiterst voorzichtig wanneer u achteruit vaart. Te veel stuwkracht bij het achteruit varen kan ervoor zorgen dat de buitenboordmotor uit het water wordt getild, waardoor de kans op on­gevallen en lichamelijke letsels wordt vergroot.
DCM00260
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
DMU28175
Procedure voor modellen met hydrau­lisch kantelmechanisme
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
N
ZMU03087
2. Trek de kantelvergrendelhendel op tot hij in de ontgrendelstand staat.
68
Werking
3. Kantel de buitenboordmotor een beetje naar boven tot in de gewenste stand en duw de hendel voor ondiep water naar beneden tot hij in de vergrendelstand staat.
4. Om de buitenboordmotor weer in de ge­wone vaarstand te zetten, dient u de kantelvergrendelhendel op te trekken tot hij in de vergrendelstand staat. Kantel de buitenboordmotor vervolgens langzaam naar beneden.
5. Duw de kantelvergrendelhendel naar beneden tot hij in de vergrendelstand staat.
DCM00260
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
DMU32913
Procedure voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
DMU32851
Modellen met trim- en kantelbekrach­tiging
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
69
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes omhoog naar de gewenste stand met behulp van de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar. WAARSCHUWING!
Het gebruiken van de trim- en kantel­bekrachtigingsschakelaar op de on­derbak terwijl de boot zich voortbe­weegt of terwijl de motor draait, ver­hoogt het risico van overboord vallen
en kan de bestuurder afleiden, waar­door het risico van een botsing met een andere boot of tegen een hinder­nis wordt vergroot.
3. Om de buitenboordmotor weer in de nor­male vaarstand te zetten, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar en kantelt u de buitenboordmotor voor­zichtig omlaag.
DMU28195
[DWM01850]
Varen in andere omstandighe-
den
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa­terdoorgangen uitspoelen met zoet water om te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa­ter
Yamaha raadt ten stelligste aan gebruik te maken van de optionele verchroomde water­pompkit (zie pagina 14) wanneer u de bui­tenboordmotor gebruikt in zuurrijk water of water dat veel bezinksel bevat, zoals in mod­derig of troebel water. Na het varen in der­gelijk water dient u de koelwatermantels te spoelen met zuiver water om corrosie te voorkomen. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
Werking
70

Onderhoud

DMU28227
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM00693
WEES VOORZICHTIG bij het transpor­teren van een brandstoftank, hetzij in een boot hetzij in een wagen.
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot zijn maximale capaciteit. Benzine zet sterk uit wanneer hij warm wordt waar­door er zich druk kan ontwikkelen in de container. Dat kan lekkage en brand veroorzaken.
DWM01860
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Bij het transporteren en opbergen van de buitenboordmotor dient u de brandstofkraan dicht te draaien ter voor­koming van lekkende brandstof. Begeef u nooit onder de motor wanneer hij gekan­teld is. Als de buitenboordmotor per on­geluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
DCM00660
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zet­ten.
Uw boot moet worden gesleept en opgebor­gen met de buitenboordmotor in de normale vaarstand. Als er in die stand te weinig spe­ling is tussen het wegdek en de motor, dient u de buitenboordmotor te slepen in de ge-
kantelde stand met gebruikmaking van een motorondersteuningssysteem zoals een spiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie.
DMU30041
Opberging van de buitenboordmotor
Als u uw Yamaha-buitenboordmotor voor langere periodes opbergt (2 maanden of lan­ger), moeten verschillende belangrijke pro­cedures worden uitgevoerd om overmatige schade te voorkomen. Het is aan te raden uw buitenboordmotor door een erkende Yamaha-dealer te laten onderhouden voor­aleer deze op te bergen. U als eigenaar kunt de volgende procedures echter zelf uitvoeren met minimaal gereedschap.
DCM01350
Op problemen te voorkomen die kun­nen worden veroorzaakt door olie die vanuit het carter de cilinder binnen­komt, moet u de buitenboordmotor in de getoonde stand houden voor trans­port en opberging. Bewaar of vervoer de buitenboordmotor niet op zijn zijkant (niet rechtop).
Plaats de buitenboordmotor niet op zijn zijkant vooraleer het koelwater volledig is weggestroomd, anders kan water in de cilinder binnendringen via de uitlaat­poort en motorproblemen veroorzaken.
Bewaar de buitenboordmotor op een droge, goed geventileerde plaats, niet in direct zonlicht.
Laat de resterende benzine uit de dam­pafscheider wegvloeien. Benzine die gedurende lange tijd in de dampaf­scheider blijft zitten, wordt afgebroken en kan schade aan de brandstofleiding veroorzaken.
71
ZMU03659
Onderhoud
DMU28304
Procedure
DMU29955
Spoelen met de doorspoelaansluiting
1. Was de ommanteling van de buiten­boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de luchtinlaat.
tie, zie pagina 75.
2. Koppel de brandstofleiding los van de motor of draai de brandstofkraan dicht, indien voorzien.
3. Verwijder de motorkap en de propeller.
4. Installeer de doorspoelaansluiting op de koelwaterinlaat. OPGELET: Laat de
motor niet draaien zonder hem te voorzien van koelwater. Anders wordt de waterpomp van de motor bescha­digd of loopt de motor schade op door oververhitting. Alvorens de motor te starten, dient u te controleren of de koelwatermantels met water worden gevoed. Laat de buitenboordmotor niet met een hoog toerental draaien als hij aan de doorspoelaansluiting ligt, want dan kan hij oververhit raken.
[DCM02000]
[DCM01840]
Voor meer informa-
1. Doorspoelaansluiting (oorkap)
5. Het doorspoelen van het koelwatersys­teem is van cruciaal belang om te voor­komen dat het koelwatersysteem ver­stopt raakt met zout, zand of vuil. Bo­vendien moet de motor verplicht worden beneveld met een conserveringsmiddel ter voorkoming van motorschade ten ge­volge van roest. Voer het doorspoelen en benevelen op hetzelfde tijdstip uit.
WAARSCHUWING! Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen. Houd handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen ter­wijl de motor draait.
[DWM00091]
NOTA:
Wanneer u de doorspoelaansluiting ge­bruikt, dient u een adequate waterdruk en een constante waterstroom te handhaven.
Als het oververhittingwaarschuwingssys­teem wordt geactiveerd, dient u de motor uit te schakelen en uw Yamaha-dealer te raadplegen.
6. Laat de motor enkele minuten draaien met een snel vrijlooptoerental in neu­traal.
7. Net voor u de motor uitzet, moet u snel “conserveringsolie” afwisselend in de in­laatgeluiddemper sproeien of in de con-
72
Onderhoud
serveringsopening van het geluiddem­perdeksel, indien voorzien. Indien cor­rect uitgevoerd, zal de motor sterk be­ginnen roken en bijna stilvallen.
8. Tap de resterende benzine in de dam­pafscheider af in een container. Draai de aftapplug los en verwijder de kap. Druk de ontluchtingsnippel in met een schroe­vendraaier om lucht binnen te laten in de vlotterkamer, zodat de benzine pro­bleemloos naar buiten stroomt. Draai de ontluchtingsschroef vervolgens vast.
1. Dampafscheider
2. Aftapschroef
3. Kap
1. Chokekoppelstang
9. Verwijder de doorspoelaansluiting.
10. Installeer de motorkap.
11. Als er geen “conserveringsolie” voorhan­den is, dient de motor na stap 6 te wor­den uitgeschakeld. Voer vervolgens de 8-stappenprocedure uit.
12. Tap het koelwater volledig af uit de motor. Maak het lichaam grondig schoon.
13. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, dient u de bougie(s) te verwijde­ren. Giet een theelepel schone motorolie in elke cilinder. Voer meerdere startbe­wegingen met de repeteerstarter uit. Breng de bougie(s) opnieuw aan.
NOTA:
De doorspoelaansluiting is te verkrijgen bij uw Yamaha-dealer.
DMU28402
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot het voorgeschreven aandraaimoment. Voor informatie over bougie-installatie, zie pagina 82.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instruc­ties, zie pagina 87. Controleer de olie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het ver­vangen van een dichting moet door een bevoegde Yamaha-dealer worden uitge­voerd alvorens het gebruik te hervatten.
73
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 80.
NOTA:
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met olie. Neem contact op met uw Yamaha­dealer voor informatie over het benevelen met olie en andere procedures voor uw motor.
DMU28443
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de pro­cedure onmiddellijk na het afzetten van de motor uit te voeren.
DCM01530
Voer deze procedure niet uit terwijl de motor draait. De waterpomp zou erdoor beschadigd kunnen raken, wat zou kun­nen leiden tot ernstige schade door over­verhitting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslang­koppelstuk van de fitting op de onderbak.
Onderhoud
1. Fitting
2. Tuinslangadapter
3. Tuinslangkoppelstuk
2. Schroef de tuinslangadapter op een tuin­slang die is aangesloten op een leiding­waterkraan, en sluit het andere uiteinde van de tuinslang vervolgens aan op het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de waterkraan open en laat het water gedu­rende ongeveer 15 minuten door de koelmantels stromen. Draai de kraan dicht en koppel de tuinslang los van het tuinslangkoppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstuk op het hulpstuk op de onderbak. Draai het koppelstuk stevig aan. OPGELET:
Laat bij normaal gebruik het tuin­slangkoppelstuk niet los op de onder­bakfitting liggen en laat de tuinslag niet los hangen. Het water zal uit de aansluiting lopen in plaats van de
74
Onderhoud
motor te koelen, wat voor ernstige oververhitting kan zorgen. Zorg er­voor dat het koppelstuk stevig wordt aangedraaid op de fitting na het door­spoelen van de motor.
[DCM00541]
NOTA:
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich in het water bevindt, is het beter om de bui­tenboordmotor zo te kantelen dat hij volle­dig uit het water is getild.
Voor instructies betreffende het spoelen van het koelsysteem, zie pagina 71.
DMU28451
Reiniging van de buitenboordmotor
Was na gebruik de buitenkant van de buiten­boordmotor met zoet water. Spoel het koel­systeem door met zuiver water.
ZMU04265
DMU28460
Controle van het geverfde oppervlak van de motor
Controleer de motor op krassen, inkepingen en afbladderende verf. Plaatsen waar de verf beschadigd is zijn vatbaarder voor roest. Rei­nig en verf die plaatsen indien nodig. Retou­cheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha-dea­ler.
DMU2847C
Periodiek onderhoud
DWM01871
Deze procedures vereisen technische vakkennis, gereedschap en benodigdhe-
den. Als u niet over de vereiste vakkennis, werktuigen of benodigdheden beschikt om een onderhoudsprocedure uit te voe­ren, laat het werk dan uitvoeren door een Yamaha-dealer of een andere gekwalifi­ceerde technicus. De procedures omvatten het uit elkaar ne­men van de motor en het blootleggen van gevaarlijke onderdelen. Om het risico van verwonding door bewegende, hete of elektrische onderdelen te verkleinen:
Schakel de motor uit en houd de sleu­tel(s) en de motorstopschakelaarkoord bij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzij anders aangegeven.
De trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaars werken ook wanneer de con­tactsleutel op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Wanneer de motor is gekanteld, begeef u dan niet in de zone onder de motor of tussen de motor en de klembeugel. Ver­gewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme te la­ten werken.
Laat de motor afkoelen alvorens hete onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
Steek de motor altijd volledig terug in elkaar alvorens hem te laten werken.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi­nele Yamaha-onderdelen of onderdelen van een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele
75
Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34151
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig­heden wanneer één of meer van de volgende toepassingen op regelmatige basis voorko­men:
Gedurende uren constant varen met of net onder het maximale motortoerental (omw/min)
Gedurende uren constant varen met een laag motortoerental (omw/min)
Gebruik zonder voldoende tijd om de motor te laten warmlopen en afkoelen
Frequente krachtige acceleraties en ver­tragingen
Vaak schakelen
Vaak starten en uitschakelen van de motor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voor­komt u een snellere slijtage van motoronder­delen.
Onderhoud
76
Onderhoud
DMU34445
Onderhoudsschema 1
NOTA:
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor
de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en
een regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aan-
gepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals
langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de on-
derhoudscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver-
loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met
zuiver water worden afgespoeld. Het “
”-teken geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren.
Het “
”-teken geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Anode(n) (externe)
Anode(n) (cilinderkop, thermostaatkap)
Anoden (uitlaatdeksel, koelwatermanteldek­sel, gelijkrichterregel­aardeksel)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Koelwaterlek
Motorkapvergrendel­hendel
Motorstartconditie/la­waai
Motorvrijlooptoerental/ lawaai
Motorolie Vervanging
Motoroliefilter (patroon) Vervanging
Brandstoffilter (kan worden gedemonteerd)
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Vullen, opladen of ver­vangen indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
77
Onderhoud
Item Handelingen
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofpomp
Brandstof/motorolielek Inspecteren
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Impeller/waterpomp­huis
Impeller/waterpomp­huis
Trim- en kantelbe­krachtigingseenheid
Propeller/propeller­moer/splitpen
Drukregelklep
Schakelverbinding/ schakelkabel
Bougie(s)
Bougiedoppen/bougie­kabels
Water uit de koelwater­controleopening
Gasklepverbinding/ gaskabel/gasklepop­neemtiming
Thermostaat
Distributieriem
Klepspeling Inspectie en afstelling
Waterinlaat Inspecteren
Hoofdschakelaar/stop­schakelaar/chokescha­kelaar
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
78
Onderhoud
Item Handelingen
Kabelboomaansluitin­gen/draadkoppelaan­sluitingen
(Yamaha) meter/maat Inspecteren
(Yamaha) Brandstof­tank
DMU34451
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie en reiniging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
Onderhoudsschema 2
Item Handelingen
Uitlaatgasgeleider/uit­laatspruitstuk
Distributieriem Vervanging
DMU28910
Inspectie of vervanging indien nodig
Om de
1000 uren
NOTA:
Wanneer u benzine met lood of veel zwavel gebruikt, kan het noodzakelijk zijn de klepspeling vaker dan om de 500 uur te controleren.
79
DMU28941
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet) Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F80BET, F100DET
Onderhoud
ZMU04266
80
Onderhoud
F80CED
81
DMU28956
Reiniging en afstelling van de bougie
De bougie vormt een belangrijk onderdeel van de motor en kan gemakkelijk worden ge­controleerd. De toestand van de bougie kan iets zeggen over de toestand van de motor in zijn geheel. Bijvoorbeeld, als het porselein van de centrale elektrode heel erg wit is, kan dat wijzen op een inlaatluchtlek of een car­buratieprobleem in de betreffende cilinder. Tracht eventuele problemen niet zelf te dia­gnosticeren. Breng uw buitenboordmotor echter naar een Yamaha-dealer. De bougie moet regelmatig uitgeschroefd en geïnspec­teerd worden omdat hitte en afzettingen er­voor zorgen dat de bougie langzaam maar zeker stuk gaat en erodeert.
1. Verwijder de bougiedoppen van de bou-
gies.
2. Verwijder de bougie. Als de elektrode-
erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afgezet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van hetzelfde type.
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso­lator niet beschadigt als u een bougie verwijdert of installeert. Bij een be­schadigde isolator kunnen er externe vonken ontstaan, die brand en explo­sies kunnen veroorzaken.
Standaardbougie:
LFR5A-11
3. Zorg ervoor dat u het gespecificeerde
bougietype gebruikt, anders is het mo­gelijk dat de motor niet correct werkt. Al­vorens de bougie aan te brengen dient u de elektrodenafstand met een voeler­maat te meten. Vervang hem wanneer de elektrodenafstand afwijkt van de spe­cificaties.
[DWM00561]
Onderhoud
1. Elektrodeafstand bougie
2. Bougienummer
3. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
Elektrodenafstand:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
4. Verwijder eventueel vuil van de schroef­draad van de bougie en schroef hem vervolgens in met het correcte aandraai­moment.
Aandraaimoment van de bougies:
25.0 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-lb)
NOTA:
Als u niet over een momentsleutel beschikt wanneer u de bougie aanbrengt, draai hem dan eerst met de hand helemaal aan en draai hem vervolgens nog 1/4 tot 1/2 slag verder vast. Draai hem echter zodra dat mogelijk is met behulp van een momentsleutel met het juiste aandraaimoment vast.
DMU29043
Controle van het vrijlooptoerental
DWM00451
Verwijder of raak geen elektrische on­derdelen aan bij het starten of als de motor draait.
82
Onderhoud
Hou handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen als de motor draait.
DCM00490
Die procedure moet worden uitgevoerd terwijl de buitenboordmotor in het water steekt. Er kan gebruik worden gemaakt van een doorspoelaansluiting of een test­tank.
Als de boot niet is uitgerust met een toeren­teller voor de buitenboordmotor, dient u een diagnosetoerenteller te gebruiken voor deze procedure. De resultaten kunnen variëren naargelang van de manier waarop de test wordt uitgevoerd: met de doorspoelaanslui­ting, in een testtank of met de buitenboord­motor in het water.
1. Start de motor en laat hem volledig warmdraaien in neutraal tot hij soepel draait.
2. Zodra de motor warm is, controleert u of het vrijlooptoerental overeenkomt met de specificaties. Voor de specificaties in verband met het vrijlooptoerental, zie pa­gina 10. Raadpleeg een Yamaha-dealer of een andere gekwalificeerde mecani­cien als u moeilijkheden ondervindt bij het controleren van het vrijlooptoerental of als het vrijlooptoerental moet worden afgesteld.
DMU37492
Motorolie verversen
DCM01710
Ververs de motorolie na de eerste 20 be­drijfsuren of na 3 maanden, en daarna om de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders zal de motor snel verslijten.
De motorolie dient verwijderd te worden met behulp van een oliewisselaar.
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet gekanteld). OPGELET: Wanneer de
motor niet waterpas staat, is het op de peilstok aangegeven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01860]
ZMU04270
2. Start de motor. Warm deze op en laat deze gedurende 5-10 minuten met het vrijlooptoerental draaien.
3. Stop de motor en laat deze 5-10 minuten staan.
4. Verwijder de bovenste motorkap.
5. Verwijder de olievuldop. Trek de peilstok uit en gebruik de oliewisselaar om de olie compleet te verwijderen.
1
ZMU06195
1. Olieververser
6. Voeg de juiste hoeveelheid olie toe door de vulopening. Plaats de olievuldop en de peilstok terug. OPGELET: Te veel
olie in de motor kan lekkage of scha­de veroorzaken. Als het oliepeil zich
83
Onderhoud
boven het bovenste peilstreepje be­vindt, tap de olie dan af tot het gewen­ste peil is bereikt.
[DCM01850]
1
ZMU04271
1. Olievuldop
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie Totale motoroliehoeveelheid (oliecarter­inhoud):
Zonder oliefiltervervanging:
4.3 L (4.55 US qt, 3.78 Imp.qt)
Met oliefiltervervanging:
4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt) Motorolieverversingshoeveelheid (bij pe­riodiek onderhoud):
Zonder oliefiltervervanging:
3.5 L (3.70 US qt, 3.08 Imp.qt)
Met oliefiltervervanging:
3.7 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)
7. Laat de buitenboordmotor gedurende 5-10 minuten staan.
8. Verwijder de oliepeilstok en veeg deze schoon.
9. Steek de peilstok in en trek deze er weer uit. Zorg dat u de peilstok volledig in de houder steekt, anders is de oliepeilme­ting niet correct.
10. Controleer nogmaals het oliepeil met be­hulp van de peilstok, en controleer dat het peil zich tussen het onderste en het bovenste merkteken bevindt. Neem con-
tact op met uw Yamaha-dealer wanneer het oliepeil buiten het aangegeven be­reik ligt.
1. Merkteken laagste peil
2. Oliepeilstok
3. Merkteken hoogste peil
11. Start de motor en controleer dat de aan­duidingslamp voor een lage oliedruk uit blijft. Controleer ook dat er er geen olie­lekkages zijn. OPGELET: Als het waar-
schuwingslampje voor lage oliedruk aangaat of als er olielekken zijn, dient u de motor uit te schakelen en op zoek te gaan naar de oorzaak. Wanneer u de motor blijft gebruiken zonder eerst het probleem te verhelpen, kan hij ernstig beschadigd raken. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
[DCM01622]
12. Voer gebruikte olie af volgens de lokale regelgeving.
NOTA:
Neem contact op met uw Yamaha-dealer voor meer informatie over het afvoeren van gebruikte olie.
Ververs de olie vaker wanneer de motor onder ongunstige omstandigheden wordt gebruikt, zoals stapvoets varen.
84
Onderhoud
DMU29113
Controle van de bedrading en aan­sluitstukken
Controleer of elk aansluitstuk goed is aan­gekoppeld.
Controleer of iedere massakabel goed is vastgemaakt.
ZMU04243
buurt van de propeller bevindt. Alvorens de propeller te inspecteren, te demonte­ren of te installeren, dient u de schakelin­richting in neutraal te zetten, de hoofd­schakelaar op “
” (uit) te zetten, de sleutel te verwijderen en de clip van de motorstopschakelaar te verwijderen. Schakel de accuschakelaar uit als uw boot daarmee uitgerust is.
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los- of vast­draait. Plaats een houten blok tussen de anti­cavitatieplaat en de propeller om te beletten dat de propeller kan draaien.
ZMU01897
Controlepunten
Controleer elk propellerblad op erosie door cavitatie of ventilatie, of op andere schade.
Controleer de propelleras op schade.
Controleer de spiebanen op slijtage of schade.
Controleer of er geen visdraad rond de pro­pelleras is gedraaid.
DMU32112
Propeller controleren
DWM01881
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de
85
Controleer de propellerasoliekeerring op schade.
DMU30662
De propeller verwijderen
DMU29197
Spiebaanmodellen
1. Plooi de splitpen met behulp van een buigtang recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer, de ring en het afstandstuk (indien voorzien).
WAARSCHUWING! Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer losdraait.
[DWM01890]
1
3
6
2
4
5
ZMU03228
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Drukring
3. Verwijder de propeller, de ring (indien aanwezig) en de drukring.
Onderhoud
DMU30672
De propeller installeren
DMU29233
Spiebaanmodellen
DCM00500
Gebruik een nieuwe splitpen en plooi de uiteinden ervan goed om. Anders kan de propeller los komen te zitten als de motor draait en kan u hem kwijtraken.
1. Breng Yamaha-vet of roestbestendig vet op de propelleras aan.
2. Installeer het afstandstuk (indien ver­eist), de drukring, de ring (indien vereist) en de propeller op de propelleras.
OPGELET: Installeer eerst de dru­kring alvorens de propeller te instal­leren, anders kunnen het staartstuk en de propellernaaf beschadigd ra­ken.
[DCM01880]
3. Installeer het afstandstuk (indien vereist) en de ring. Draai de propellermoer aan met het gespecificeerde aandraaimo­ment.
Propellermoeraandraaimoment:
F100DET 35.0 Nm (3.57 kgf-m,
25.8 ft-lb) F80BET 35.0 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft­lb) F80CED 55.0 Nm (5.61 kgf-m, 40.6 ft­lb)
4. Breng de propellermoer tegenover de propellerasopening. Steek een nieuwe splitpen in de opening en plooi de uitein­den ervan om. OPGELET: Gebruik de
geïnstalleerde splitpen niet opnieuw. Anders kan de propeller loskomen tij­dens de werking.
[DCM01890]
86
Onderhoud
ZMU02063
NOTA:
Als de propellermoer niet uitgelijnd is met de propellerasopening na het aandraaien met het gespecificeerde aandraaimoment, draai de moer dan verder aan tot ze uitgelijnd is met de opening.
DMU29287
Verversen van tandwielolie
DWM00800
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt. U kan ernstig ge­wond raken als de buitenboordmotor op u valt.
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel of -knop vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kan dat ernstige verwondingen veroorzaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de tandwielolieaftapplug zich zo laag mo­gelijk bevindt.
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de tandwielkast.
3. Verwijder de tandwielolieaftapplug en
-pakking. OPGELET: Als er zich een te
grote hoeveelheid metaaldeeltjes op de magnetische tandwielolieaftap­plug bevindt, kan dat op een staart-
stukprobleem wijzen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer.
[DCM01900]
2
1
ZMU03273
1. Tandwielolieaftapschroef
2. Oliepeilplug
NOTA:
Als de motor is uitgerust met een magne­tische tandwielolieaftapplug, dient u alle metalen deeltjes van de plug te verwijde­ren alvorens ze in te draaien.
Gebruik altijd nieuwe pakkingen. Gebruik de verwijderde pakkingen nooit opnieuw.
4. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo­dat de olie helemaal kan weglopen.
OPGELET: Controleer de gebruikte olie nadat die is afgetapt. Als de olie melkachtig is, wijst dat op water in de tandwielkast, wat ernstige schade aan de tandwielen kan veroorzaken. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor het vervangen van de staartstukdich­tingen.
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer in­formatie over het afdanken van gebruikte olie.
5. Zet de buitenboordmotor in verticale stand. Spuit de tandwielolie in de ope­ning van de tandwielolieaftapplug met behulp van een flexibel vulhulpmiddel of een drukvulhulpmiddel.
[DCM00711]
87
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)
Hoeveelheid tandwielolie:
F100DET 0.670 L (0.708 US qt,
0.590 Imp.qt) F80BET 0.670 L (0.708 US qt,
0.590 Imp.qt) F80CED 0.760 L (0.803 US qt,
0.669 Imp.qt)
ZMU03274
6. Breng een nieuwe pakking aan op de olieaftapplug. Als de olie uit de oliepeil­plugopening begint te lopen, dient u de oliepeilplug erin te steken en vast te draaien.
Aandraaimoment:
9.0 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
Onderhoud
Als u vragen hebt over het juist uitvoe­ren van die procedure, raadpleeg dan uw Yamaha-dealer.
Blijf uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere vormen van ont­branding als u de brandstoftank reinigt.
Verwijder de brandstoftank van de boot alvorens ze te reinigen. Werk steeds buiten op een plaats die goed verlucht is.
Veeg gemorste brandstof onmiddellijk op.
Het opnieuw assembleren van de brandstoftank moet zorgvuldig gebeu­ren. Een verkeerde assemblage kan lei­den tot een brandstoflek, met brand- en ontploffingsgevaar tot gevolg.
Loos oude benzine volgens de plaatse­lijke voorschriften.
1. Ledig de brandstoftank in een goedge­keurde container.
2. Giet een kleine hoeveelheid geschikt op­losmiddel in de tank. Installeer de tank­dop en schud de tank. Laat het oplos­middel volledig weer wegstromen.
7. Breng een nieuwe pakking aan op de tandwielolieaftapplug. Breng de tand­wielolieaftapplug aan en draai ze vast.
Aandraaimoment:
9.0 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
DMU29302
De brandstoftank reinigen
DWM00920
Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar.
88
Onderhoud
ZMU03231
3. Verwijder de schroeven die het brand­stofleidingkoppelstukgeheel op zijn plaats houden. Trek het geheel uit de tank.
DMU29313
Inspecteren en vervangen van elek­trode(n)
Yamaha-buitenboordmotoren worden be­schermd tegen roest met behulp van oplos­elektroden. Controleer regelmatig de externe elektroden. Verwijder de aanslag van de op­pervlakken van de elektroden. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor het vervangen van externe elektroden.
DCM00720
Anoden mogen niet geschilderd worden, want dan werken ze niet meer.
ZMU02066
4. Reinig de filter (gesitueerd op het uitein­de van de zuigbuis) in een geschikt rei­nigingsoplosmiddel. Laat de filter dro­gen.
5. Vervang de pakkingen door nieuwe exemplaren. Herinstalleer het brandstof­koppelstukpakkinggeheel en zet de schroeven stevig vast.
89
ZMU04245
ZMU06320
NOTA:
Controleer massaleidingen die verbonden zijn met externe elektroden op modellen die ermee zijn uitgerust. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de controle en de ver­vanging van interne elektroden die verbon­den zijn met het motorblok.
DMU29322
Controleren van de accu (voor mo­dellen met elektrische starter)
DWM01900
Accu-elektrolyt is giftig en bijtend en ac­cu’s genereren explosief waterstofgas. Bij werkzaamheden in de buurt van de ac­cu:
Draag een beschermbril en rubbe­rhandschoenen.
Rook niet en breng geen andere ontste-
kingsbronnen in de buurt van de accu. Zie pagina 12 voor uitgebreide veilig­heidsinformatie in verband met accu’s.
De procedure voor het controleren van de accu varieert naar gelang van de accu. Deze procedure bevat typische controles die van toepassing zijn op veel verschillende accu’s, maar u moet altijd de instructies van de ac­cufabrikant naleven.
Onderhoud
DCM01920
Een slecht onderhouden accu raakt snel defect.
1. Controleer het elektrolytpeil.
2. Controleer de lading van de accu. Als uw boot is uitgerust met een digitale snel­heidsmeter helpen de voltmeter en de waarschuwingsfuncties voor een te lage accuspanning u bij het controleren van de acculading. Raadpleeg uw Yamaha­dealer als de accu moet worden opgela­den.
3. Controleer de accu-aansluitingen. Ze moeten zuiver zijn, stevig vastzitten en bedekt zijn met een isolatiekap.
WAARSCHUWING! Slechte aanslui­tingen kunnen kortsluitingen en von­ken veroorzaken en daardoor tot ex­plosies leiden.
DMU29333
Aansluiten van de accu
DWM00570
Maak de accuhouder stevig vast op een droge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. Installeer een volledig opgeladen accu in de houder.
[DWM01910]
90
Onderhoud
DCM01123
Omkering van de accukabels beschadigt de elektrische onderdelen.
1. Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar (bij de modellen waarop dat van toepassing is) op “
” (uit) staat, alvorens aan de
accu te werken.
2. Verbind de rode accukabel eerst met de POSITIEVE (+) pool. Verbind vervol­gens de zwarte accukabel met de NE­GATIEVE (-) pool.
1. Rode kabel
2. Zwarte kabel
3. Accu
3. De elektrische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aange­koppeld zijn, anders kan de accu de motor niet starten.
DMU29371
Loskoppelen van de accu
1. Schakel de accuschakelaar (indien aan­wezig) en de hoofdschakelaar uit.
OPGELET: Als ze er op worden gela­ten, kan de elektrische installatie be­schadigd raken.
2. Koppel de negatieve kabel(s) los van de negatieve (-) pool. OPGELET: Koppel
altijd eerst alle negatieve (-) kabels los om een kortsluiting en schade aan de elektrische installatie te voorkomen.
[DCM01940]
[DCM01930]
3. Koppel de positieve kabel(s) los en ver­wijder de accu uit de boot.
4. Reinig, onderhoud en bewaar de accu in overeenstemming met de instructies van de fabrikant.
DMU38660
Opbergen van de batterij
Wanneer u uw Yamaha buitenboordmotor voor een langere periode (2 maanden of lan­ger) opbergt, dient u de batterij te verwijderen en ze op een koele, droge plaats op te ber­gen. Controleer de batterij en laad ze indien nodig op.
91

Herstellen van defecten

DMU38671
Problemen verhelpen
Een probleem in de brandstof-, compressie­of ontstekingssystemen kan ervoor zorgen dat de motor slecht start, dat er minder aan­drijfkracht is of dat er zich andere problemen voordoen. Dit hoofdstuk beschrijft basisin­specties en mogelijke oplossingen, en het heeft betrekking op alle Yamaha-buiten­boordmotoren. Daarom zijn bepaalde items niet van toepassing op uw model. Als uw buitenboordmotor moet worden her­steld, breng hem dan naar uw Yamaha-dea­ler. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het waar­schuwingslampje voor motorpech knippert.
Het Yamaha Security System werkt niet correct.
V. Is de ontvanger binnen het zendbereik van de afstandsbedieningszender? A. Gebruik de afstandsbedieningszender binnen het ontvangbereik van de ontvanger.
V. Staat de hoofdschakelaar in de stand “
”?
A. Zet de hoofdschakelaar in de stand “
V. Wordt de communicatie belemmerd door voorwerpen zoals een andere communica­tiebron of metaal in de buurt? A. Gebruik de afstandsbedieningszender uit de buurt van de andere communicatiebron of het metaal.
V. Is de batterij van de afstandsbediening­zender ontladen? A. Gebruik de reserveafstandsbedienings­zender of laat de batterij vervangen door een Yamaha-dealer.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de acculading te zwak of te laag? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
De starter werkt niet.
V. Is de acculading te zwak of te laag? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de zekering voor het relais van de elek­trische starter of de elektrische kring doorge­slagen?
”.
A. Zoek naar de oorzaak van de elektrische overbelasting en neem die weg. Vervang de zekering door een nieuwe met de juiste stroomsterkte.
V. Zijn de starteronderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de afstandsbedieningszender geregi­streerd? A. Gebruik de afstandsbedieningszender die werd geregistreerd met de ontvanger.
V. Staat de schakelhendel in versnelling? A. Schakel naar neutraal.
De motor start niet (de starter werkt).
92
Herstellen van defecten
V. Staat uw Yamaha Security System in de vergrendelmodus? A. Zet het beveiligingssysteem in de ontgren­delmodus. Voor meer informatie, zie pagina
20.
V. Is de brandstoftank leeg? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de startprocedure incorrect? A. Zie pagina 53.
V. Is de brandstofpomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aan­bevolen type.
V. Werd(en) de bougiedop(pen) verkeerd aangebracht? A. Controleer de bougiedoppen en breng ze eventueel op de juiste manier aan.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn de ontstekingsonderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de motorstopschakelaarkoord niet be­vestigd? A. Bevestig de koord.
V. Zijn de inwendige motoronderdelen be­schadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
De motor draait onregelmatig in vrijloop of slaat af.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aan­bevolen type.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Zijn er defecte ontstekingsonderdelen? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waarschuwing.
93
Loading...