Yamaha F80B User Manual [nl]

Page 1
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken.
F80B F80C F100D
6D7-28199-79-D0
Page 2
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw buitenboordmotor te gebrui­ken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.
Page 3

Belangrijke handleidingsinformatie

DMU25107
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha bui­tenboordmotor. Deze gebruikershandleiding bevat informatie over juiste bediening, on­derhoud en zorg. Een grondig begrip van de­ze eenvoudige instructies zal u helpen om maximaal plezier uit uw nieuwe Yamaha te krijgen. Raadpleeg een Yamaha-dealer, in­dien u vragen over de bediening of onder­houd van uw buitenboordmotor hebt. In deze gebruikershandleiding is bijzonder belangrijke informatie als volgt aangeduid.
: dit is het symbool voor veiligheidswaar­schuwingen. Het wordt gebruikt om u op mo­gelijke verwondinggevaren te wijzen. Volg al­le veiligheidsmeldingen achter dit symbool op om mogelijke verwondingen of overlijden te voorkomen.
DWM00781
Een WAARSCHUWING wijst op een ge­vaarlijke situatie die kan leiden tot de dood of ernstige letsels als ze niet wordt vermeden.
DCM00701
Een alinea die vooraf wordt gegaan door OPGELET vermeldt speciale voorzorgs­maatregelen die moeten worden geno­men om schade aan de buitenboordmotor of aan andere eigendommen te voorko­men.
NOTA:
Een NOTA geeft belangrijke informatie om handelingen gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha zoekt voortdurend vooruitgang in productontwerp en kwaliteit. Daarom, on­danks dat deze handleiding de laatste pro­ductinformatie bevat die verkrijgbaar is ten tijde van uitgave, kunnen er kleine afwijkin­gen tussen uw machine en deze handleiding zijn. Raadpleeg uw Yamaha-dealer, indien u enige vragen aangaande dit handboek heeft. Yamaha raadt aan dat u het product correct gebruikt en de gespecificeerde periodieke in­specties en onderhoud correct uitvoert vol­gens de instructies in de gebruikershandlei­ding, om een lang leven van het product te verzekeren. Elke schade, veroorzaakt door het niet volgen van deze instructies, valt niet onder de garantie. Sommige landen hanteren wetten of regels die gebruikers verbieden het product mee te nemen buiten het land van aankoop. Dit kan het registreren van het product in het land van bestemming onmogelijk maken. Daar­naast kan de garantie in sommige gebieden niet van toepassing zijn. Raadpleeg de dea­ler waar het product is aangeschaft voor meer informatie, indien u het product mee wilt nemen naar een ander land. Indien het gekochte product reeds was ge­bruikt, neemt u contact op met uw dichtstbij­zijnde dealer voor herregistratie en om recht te krijgen op de aangegeven diensten.
NOTA:
De F80BET, F80CED, F100DET en de stan­daardaccessoires worden gebruikt als basis voor de verklaringen en afbeeldingen in deze handleiding. Daardoor kunnen sommige on­derdelen niet op ieder model van toepassing zijn.
Page 4
Belangrijke handleidingsinformatie
DMU25121
F80B, F80C, F100D
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2011 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, november 2011
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Page 5

Inhoud

Veiligheidsinformatie ...................... 1
Buitenboordmotorveiligheid ............ 1
Propeller ............................................. 1
Draaiende onderdelen ....................... 1
Hete onderdelen ................................ 1
Elektrische schokken ......................... 1
Trim- en kantelbekrachtiging .............. 1
Motorstopschakelaarkoord ................. 1
Benzine .............................................. 2
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 2
Koolmonoxide .................................... 2
Wijzigingen ......................................... 2
Scheepvaartveiligheid .................... 2
Alcohol en verdovende middelen ....... 2
Zwemvesten ....................................... 2
Mensen in het water ........................... 2
Passagiers ......................................... 3
Overladen .......................................... 3
Vermijd botsingen .............................. 3
Weersomstandigheden ...................... 3
Passagiersopleiding ........................... 4
Scheepvaartveiligheidspublicaties ..... 4
Wetten en voorschriften ..................... 4
Algemene informatie ....................... 5
Plaats voor
identificatienummers .................... 5
Buitenboordmotorserienummer ......... 5
Sleutelnummer ................................... 5
EG-verklaring van
overeenstemming ....................... 5
EG label ......................................... 6
Lees handleidingen en labels ......... 7
Waarschuwingslabels ....................... 7
Specificaties en vereisten ............. 10
Technische gegevens ................... 10
Installatievereisten ........................ 11
Vermogen paardenkracht boot ........ 11
Monteren van de motor .................... 11
Yamaha Security System ................ 12
Afstandsbedieningsvereisten ........ 12
Accuvereisten ............................... 12
Technische gegevens van de
accu .............................................. 12
Monteren van de accu ..................... 13
Propellerkeuze .............................. 13
Neutraal-startbeveiliging ............... 13
Motorolievereisten ........................ 14
Brandstofvereisten ........................ 14
Benzine ............................................ 14
Modderig of zuurrijk water ............ 15
Anti-fouling .................................... 15
Motorafdankingsvereisten ............ 15
Nooduitrusting .............................. 15
Componenten ................................. 17
Schematische voorstelling van de
componenten ............................. 17
Brandstoftank ................................... 19
Brandstofleidingkoppelstuk .............. 20
Brandstofmeter ................................ 20
Benzinetankdop ............................... 20
Ontluchtingsschroef ......................... 20
Afstandsbedieningzender ............... 20
Ontvanger ....................................... 21
Yamaha Security System vergrendel-
en ontgrendelmodus .................... 21
Afstandsbedieningskast ................... 21
Afstandsbedieningshendel ............... 22
Neutraal vergrendeltrekker .............. 22
Neutraal gashendel .......................... 22
Stuurhendel ..................................... 22
Schakelhendel ................................ 23
Gashendel ....................................... 23
Brandstofverbruiksindicator ............ 23
Gashendelfrictieafstelling ................. 23
Noodstopkoord en clip ..................... 24
Motorstopknop ................................ 25
Hoofdschakelaar .............................. 25
Stuurfrictieafstelling ......................... 25
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar op
afstandsbediening of
stuurhendel ................................... 26
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
aan onderkant motorkap ............... 26
Schakelaars voor het regelen van de
snelheid voor stapvoets varen ...... 27
Trimtap met anode ........................... 27
Trimhoekinstelbouten ....................... 28
Page 6
Inhoud
Kantelvergrendelingsmechanisme ... 28 Kantelsteunhendel voor modellen met
trim- en kantelbekrachtiging of
hydraulische kanteling .................. 29
Motorkapvergrendelhendel
(omhoogtrektype) ......................... 29
Doorspoelplug .................................. 29
Brandstoffilter/waterafscheider ........ 30
Waarschuwingslampje .................... 30
Instrumenten en
verklikkerlampjes ........................... 31
Verklikkers ................................... 31
Oliedrukwaarschuwingslampje ........ 31
Oververhittingwaarschuwingslampje
....................................................... 31
Digitale toerenteller ....................... 31
Toerenteller ...................................... 32
Trimmeter ......................................... 32
Urenmeter ........................................ 32
Oliedrukwaarschuwingslampje ........ 32
Oververhittingwaarschuwingslampje
....................................................... 33
Digitale snelheidsmeter ................ 33
Snelheidsmeter ................................ 33
Brandstofmeter ................................ 33
Tripmeter / klok / voltmeter .............. 34
Brandstofpeilwaarschuwingslampje
....................................................... 35
Waarschuwingslampje voor lage
accuspanning ............................... 35
Urenmeter ..................................... 35
6Y8 Multifunctionele meters ......... 36
6Y8 Multifunctionele
toerentellers ............................... 36
Startcontroles ................................... 37
Yamaha Security System-
informatie ..................................... 37
Oliedrukwaarschuwing ..................... 38
Oververhittingswaarschuwing .......... 38
Waterafscheiderwaarschuwing ........ 39
Motorstoringwaarschuwing .............. 39
Waarschuwing voor lage
accuspanning ............................... 39
6Y8 Multifunctionele snelheid &
brandstofmeters ......................... 40
6Y8 Multifunctionele
snelheidsmeters ........................ 41
6Y8 Multifunctionele
brandstofbeheermeters ............. 42
Motorcontrolesysteem .................. 43
Waarschuwingssysteem ............... 43
Oververhittingswaarschuwing .......... 43
Oliedrukwaarschuwing ..................... 43
Installatie ........................................ 45
Installatie ...................................... 45
De buitenboordmotor monteren ....... 45
Werking ........................................... 47
Eerste gebruik .............................. 47
De motor met motorolie vullen ......... 47
Inlopen van de motor ....................... 47
Leer uw boot kennen ....................... 47
Controleert voordat de motor wordt
gestart ........................................ 47
Brandstofpeil .................................... 48
Verwijderen van de motorkap .......... 48
Brandstofsysteem ............................ 48
Bedieningselementen ...................... 49
Noodstopkoord ................................. 49
Motorolie .......................................... 49
Motor ................................................ 50
Doorspoelplug .................................. 50
Motorkap installeren ......................... 50
Trim- en
kantelbekrachtigingssysteem ....... 51
Accu ................................................. 52
Brandstof bijvullen ....................... 52
De motor gebruiken ...................... 53
Brandstof verzenden (draagbare
tank) .............................................. 53
Starten van de motor ....................... 54
Controles na het starten van de
motor ......................................... 57
Koelwater ......................................... 57
De motor laten warmdraaien ........ 58
Modellen met elektrische starter ...... 58
Controles na het warmdraaien van
de motor .................................... 58
Schakelen ........................................ 58
Stopschakelaars .............................. 58
Page 7
Inhoud
Schakelen ..................................... 58
De boot stoppen ........................... 60
Stapvoets varen ............................ 60
Regelen van de snelheid voor
stapvoets varen ............................ 60
Motor uitschakelen ....................... 61
Procedure ........................................ 61
De buitenboordmotor trimmen ...... 62
Instellen van de trimhoek (trim- en
kantelbekrachtiging) ..................... 62
Afstellen van trimhoek voor modellen
met hydraulisch
kantelmechanisme ........................ 63
Boottrim instellen ............................. 64
Naar boven en naar beneden
kantelen ..................................... 65
Procedure voor het naar boven
kantelen (modellen met hydraulisch
kantelmechanisme) ...................... 65
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging) ..................... 66
Procedure voor het naar beneden
kantelen (modellen met hydraulisch
kantelmechanisme) ...................... 68
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging) ..................... 68
Ondiep water ............................... 69
Modellen met hydraulisch
kantelmechanisme ........................ 69
Modellen met trim- en
kantelbekrachtiging ....................... 70
Varen in andere
omstandigheden ........................ 71
Onderhoud ..................................... 72
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor ...................... 72
Opberging van de
buitenboordmotor ......................... 72
Procedure ........................................ 73
Smering ............................................ 75
Spoelen van het motorblok .............. 75
Reiniging van de
buitenboordmotor ........................ 76
Controleren van geverfd oppervlak
van de buitenboordmotor .............. 76
Periodiek onderhoud .................... 76
Vervangingsonderdelen ................... 76
Zware gebruiksomstandigheden ...... 77
Onderhoudsschema 1 ...................... 78
Onderhoudsschema 2 ...................... 80
Smeren ............................................ 81
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 83
Vrijlooptoerental onderzoeken ......... 83
Motorolie verversen ......................... 84
Inspecteer bedrading en
aansluitstukken ............................. 85
Propeller controleren ........................ 86
De propeller verwijderen .................. 87
De propeller installeren .................... 87
Verversen van tandwielolie .............. 88
De brandstoftank reinigen ................ 89
Inspecteren en vervangen van
elektrode(n) .................................. 90
Controleren van de accu (voor
modellen met elektrische
starter) .......................................... 90
Aansluiten van de accu .................... 91
Loskoppelen van de accu ................ 91
Opbergen van de batterij ................. 92
Herstellen van defecten ................ 93
Problemen verhelpen ................... 93
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .................................. 97
Impact schade .................................. 97
Vervangen van de zekering ............. 97
De trim- en kantelbekrachtiging werkt
niet ................................................ 98
Waarschuwingslampje van
waterafscheider knippert tijdens
varen ............................................. 98
De starter werkt niet ....................... 100
Noodstart ....................................... 101
Behandeling van ondergedompelde
motor ....................................... 102
Page 8

Veiligheidsinformatie

DMU33622
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
DMU36501
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood worden wanneer ze in contact komen met de propeller. De propeller kan blijven bewegen wanneer de motor in neutraal staat, en de scherpe randen van de propeller kunnen ook snijwonden veroorzaken terwijl de propeller stilstaat.
Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water be­vindt.
Houd mensen uit de buurt van de propeller, zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanra­king met onderdelen onder de motorkap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
DMU33660
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd lichaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Vergewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbe­krachtigingsmechanisme te laten werken. De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhendel vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
DMU33671
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos ver­der vaart en mensen achterlaat, of over men­sen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt
1
Page 9
Veiligheidsinformatie
getrokken. Als er aan de koord wordt getrok­ken tijdens het varen, wordt de motor uitge­schakeld en kunt u de boot niet meer bestu­ren. De boot zou snel kunnen vertragen, waardoor passagiers en voorwerpen voor­waarts worden geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 53 om het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van ben­zine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33731
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlak­bij de boot, schakelt u in neutraal en legt u de motor stil. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de
2
Page 10
Veiligheidsinformatie
motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water bevindt.
DMU33751
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft geno­men in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon ma­noeuvre dient te maken. Tracht opspringen­de golven en kielzog steeds te vermijden.
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de boot­fabrikant voor het toegestane maximumge­wicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overla­den of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot on­gevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33772
Vermijd botsingen
Wees voortdurend op de uitkijk voor mensen, voorwerpen en andere boten. Wees op uw hoede voor omstandigheden die de zicht­baarheid beperken of uw zicht blokkeren.
ZMU06025
Stuur defensief met een veilige snelheid en houd voldoende afstand van mensen, voor­werpen en andere boten.
Vaar niet op korte afstand achter andere boten of waterskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma­noeuvres die het anderen moeilijk maken om u te ontwijken of te voorspellen waar u heen gaat.
Vermijd gebieden met gezonken voorwer­pen of ondiep water.
Ken uw grenzen en vermijd agressieve manoeuvres om het risico op controlever­lies en botsingen te vermijden en om te vermijden dat u uit het vaartuig wordt ge­slingerd.
Reageer tijdig om botsingen te vermijden. Vergeet niet dat boten geen remmen heb­ben en dat het afzetten van de motor of het verminderen van de stuwkracht de wen­baarheid kunnen verminderen. Als u niet zeker bent dat u op tijd kunt stoppen om een voorwerp te ontwijken, geef dan gas bij en stuur in een andere richting.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
3
Page 11
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheep­vaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
Veiligheidsinformatie
4
Page 12

Algemene informatie

DMU25171
Plaats voor identificatienum-
mers
DMU25184
Buitenboordmotorserienummer
Het serienummer van de buitenboordmotor staat vermeld op het label op de bakboord­zijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de daartoe voorziene ruimten om op te geven bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
1
ZMU04214
DMU25191
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
5
1. Sleutelnummer
DMU37291
EG-verklaring van overeen-
stemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal­de gedeelten van de Europese richtlijnen in­zake machines. Iedere conforme buitenboordmotor wordt ge­leverd met de EG-verklaring van overeen­stemming. De EG-verklaring van overeen­stemming bevat de volgende informatie:
Page 13
Naam van de motorfabrikant
Modelnaam
Productcode van model (goedgekeurde modelcode)
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25205
EG label
Buitenboordmotoren met dit “CE”-label vol­doen aan de richtlijnen van; 98/37/EG, 94/25/EG - 2003/44/EG en 2004/108/EG.
1. Positie van het CE-label
Algemene informatie
ZMU06040
6
Page 14
Algemene informatie
DMU33523
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze buitenboordmotor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33832
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F80B, F80C, F100D
7
Page 15
Algemene informatie
1
DMU33912
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01691
2
3
ZMU05706
Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aan­raken of verwijderen.
3
DWM01671
Bij een noodstart is er geen neutraal-start­beveiliging. Vergewis u ervan dat de scha­kelhendel in neutraal staat alvorens de motor te starten.
2
DWM01681
Houd handen, haar en kledingstukken uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
Bevestig het noodstopkoord aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
8
Page 16
Algemene informatie
DMU33843
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Let op/Waarschuwing
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Bedieningsrichting van afstandsbedienings­hendel/schakelhendel, twee richtingen
ZMU05667
Motorstart/ motoraanzwengeling
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
9
ZMU05668
Page 17

Specificaties en vereisten

DMU34521
Technische gegevens
NOTA:
“(AL)” in de specificatiegegevens hieronder betekent dat de geïnstalleerde propeller van aluminium is. Op dezelfde manier betekent “(SUS)” dat de geïnstalleerde propeller van roestvrij staal is en “(PL)” dat de geïnstalleerde propeller van plastic is.
DMU2821P
Maat:
Totale lengte:
F100DET 721 mm (28.4 in) F80BET 721 mm (28.4 in) F80CED 738 mm (29.1 in)
Totale breedte:
F100DET 479 mm (18.9 in) F80BET 479 mm (18.9 in) F80CED 486 mm (19.1 in)
Totale hoogte L:
F100DET 1582 mm (62.3 in) F80BET 1582 mm (62.3 in) F80CED 1596 mm (62.8 in)
Totale hoogte X:
F100DET 1709 mm (67.3 in) F80BET 1709 mm (67.3 in) F80CED 1723 mm (67.8 in)
Motorspiegelhoogte L:
F100DET 536 mm (21.1 in) F80BET 536 mm (21.1 in) F80CED 516 mm (20.3 in)
Motorspiegelhoogte X:
F100DET 664 mm (26.1 in) F80BET 664 mm (26.1 in) F80CED 643 mm (25.3 in)
Droog gewicht (AL) L:
F100DET 172 kg (380 lb) F80BET 172 kg (380 lb) F80CED 179 kg (395 lb)
Droog gewicht (AL) X:
F100DET 178 kg (391 lb) F80BET 178 kg (391 lb) F80CED 185 kg (407 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
5000–6000 omw/min
Rated power:
F100DET 73.6 kW (100 PK) F80BET 58.8 kW (80 PK) F80CED 58.8 kW (80 PK)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
650-750 omw/min
Motor:
Type:
4-takt DOHC L4 16kleppen
Slag:
1596 cm³ (54.0 US oz, 56.3 Imp.oz)
Boring × slag:
79.0 × 81.4 mm (3.11 × 3.20 in)
Ontstekingssysteem:
TCI
Bougie (NGK):
LFR5A-11
Electrode afstand bougie:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
Besturingssysteem:
Afstandsbediening
Startsysteem:
Elektrische starter
Carburateur met start systeem:
Elektronische brandstofinjectie
Klepspeling IN (koude motor):
0.17–0.24 mm (0.0067–0.0094 in)
Klepspeling UIT (koude motor):
0.31–0.38 mm (0.0122–0.0150 in)
Min. koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
430 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
70 A/u
10
Page 18
Specificaties en vereisten
Maximumdynamovermogen:
25 A
Aandrijvingseenheid:
Schakelinrichtingstanden:
Vooruit - Neutraal - Achteruit
Overbrengingsverhouding:
F100DET 2.27(25/11) F80BET 2.27(25/11) F80CED 2.15(28/13)
Trim- en kantelsysteem:
F100DET Trim- en kantelbekrachtiging F80BET Trim- en kantelbekrachtiging F80CED Hydraulisch kantelmechanisme
Propellermerkteken:
F100DET K F80BET K F80CED K
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. researchoctaangetal:
90
Brandstoftank inhoud:
25 L (6.61 US gal, 5.50 Imp.gal)
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30
API SE/SF/SG/SH/SJ/SL Motoroliehoeveelheid (zonder oliefiltervervanging):
3.5 L (3.70 US qt, 3.08 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid (met oliefiltervervanging):
3.7 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt) Smeersysteem:
Oliecarter
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie
Aanbevolen tandwieloliekwaliteit:
SAE 90 API GL-4
Tandwieloliehoeveelheid:
F100DET 0.670 L (0.708 US qt,
0.590 Imp.qt) F80BET 0.670 L (0.708 US qt,
0.590 Imp.qt) F80CED 0.760 L (0.803 US qt,
0.669 Imp.qt)
Aanspankoppel:
Bougie:
25 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-lb)
Propellermoer:
F100DET 35 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb) F80BET 35 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb) F80CED 55 Nm (5.61 kgf-m, 40.6 ft-lb)
Motorolieaftapbout:
28 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb)
Motoroliefilter:
18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau:
73.2 dB(A)
DMU33554
Installatievereisten
DMU33564
Vermogen paardenkracht boot
DWM01560
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Controleer voor het plaatsen van de buiten­boordmotor(en) of de totale paardenkrachten van uw buitenboordmotor(en) niet het maxi­male paardenkracht vermogen van de boot overschrijdt. Zie de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
DMU33571
Monteren van de motor
DWM01570
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige
11
Page 19
Specificaties en vereisten
bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de motor zeer zwaar is, is speciale uitrusting en opleiding vereist om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appa­ratuur en de complete optuiginstructies. Voor meer informatie, zie pagina 45.
DMU41592
Yamaha Security System
DCM02460
Het Yamaha Security System wordt ver­kocht in overeenstemming met de gelden­de wetten en voorschriften inzake het uit­zenden van radiogolven. Dat betekent dat wanneer dit product wordt gebruikt bui­ten het land waar het werd gekocht, het mogelijk niet voldoet aan de wetten of voorschriften inzake het uitzenden van ra­diogolven in het land waar het wordt ge­bruikt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer gedetailleerde informatie.
De buitenboordmotor met dit label is uitge­rust met het Yamaha Security System voor diefstalbeveiliging, dat bestaat uit een ont­vanger en een afstandsbedieningzender. De motor kan niet worden gestart als het bevei­ligingssysteem in de vergrendelmodus staat. Hij kan alleen worden gestart in de ontgren­delmodus. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het installeren van de ontvanger.
ZMU07305
DMU33581
Afstandsbedieningsvereisten
DWM01580
Als de motor in versnelling start, kan de boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
De afstandsbedieningseenheid moet worden uitgerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend in neutraal kan worden ge­start.
DMU25694
Accuvereisten
DMU25721
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/ EN):
430 A Minimum nominaal vermogen (20HR/ IEC):
70 A/u
12
Page 20
Specificaties en vereisten
De motor kan niet worden gestart als de ac­cuspanning te laag is.
DMU36290
Monteren van de accu
Maak de accuhouder stevig vast op een dro­ge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. WAARSCHUWING! Plaats geen
brandbare items of losse, zware of meta­len voorwerpen in hetzelfde comparti­ment als de accu. Dat kan leiden tot brand, explosies of vonken.
DMU34195
[DWM01820]
Propellerkeuze
Naast het selecteren van een buitenboord­motor is het selecteren van de juiste propeller een van de belangrijkste beslissingen die een booteigenaar dient te nemen. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een rechtstreekse invloed op de ac­celeratie, de topsnelheid, het brandstofver­bruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mogelijke toepassingen. Uw buitenboordmotor werd geleverd met een Yamaha propeller die is gekozen om goed te presteren in een reeks van toepassingen, maar er kunnen toepassingen zijn waar een andere propeller meer geschikt is. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifieke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het algemeen geldt dat een propeller met een grotere spoed ge­schikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopen­de ladingen vervoert, selecteer dan een pro­peller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbereik voor uw maxi-
mumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpassen om binnen het aanbevolen motortoerental­bereik te blijven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Voor het controleren van de propeller, zie pa­gina 86.
x
-
123
ZMU04606
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
x
-
123
ZMU04607
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
DMU25761
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren met het afge­beelde label of door Yamaha goedgekeurde afstandsbedieningseenheden zijn uitgerust met (een) neutraal-startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend
13
Page 21
Specificaties en vereisten
kan worden gestart wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
1
ZMU01713
1. Label voor neutrale startbeveiliging
DMU41952
Motorolievereisten
Selecteer een olietype op basis van de ge­middelde temperaturen in de streek waar de buitenboordmotor zal worden gebruikt.
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen motorolieklasse 2:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50
API SH/SJ/SL Motoroliehoeveelheid (zonder oliefiltervervanging):
3.5 L (3.70 US qt, 3.08 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid (met oliefiltervervanging):
3.7 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)
Wanneer de onder Aanbevolen motorolie ty­pe 1 vermelde olietypes niet beschikbaar zijn, selecteert u een alternatief olietype ver­meld onder motorolie type 2.
Aanbevolen motorolie type 1
SAE API
122˚F
104
86
68
50
32
14
-4
50˚C
40
30
20
10
0
-10
-20
10W–30
10W–40
SE SF SG SH
SJ
5W–30
SL
ZMU06854
Aanbevolen motorolie type 2
SAE API
122˚F
104
86
68
50
32
14
-4
50˚C
40
30
20
10
0
-10
-20
15W–40
SH
20W–40
SJ
SL
20W–50
ZMU06855
DMU36360
Brandstofvereisten
DMU36803
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met het vereiste minimumoctaangetal. Als de motor geklop of gepingel begint te vertonen, gebruik dan een ander merk benzine of lood­vrije superbenzine.
Aanbevolen benzine:
Normale loodvrije benzine met een minimumoctaangetal van 90 (Research Octane Number).
DCM01981
Gebruik geen loodhoudende benzine. Loodhoudende benzine kan de motor ernstig beschadigen.
14
Page 22
Specificaties en vereisten
Zorg dat er geen water en vuil in de brandstoftank terechtkomen. Verontrei­nigde brandstof kan de prestaties van de motor aantasten of motorschade veroorzaken. Gebruik uitsluitend verse benzine die zuivere bussen werd be­waard.
Gasohol
Er bestaan twee types gasohol: gasohol met ethanol (E10) en gasohol met methanol. Ethanol kan worden gebruikt als het ethanol­gehalte niet meer dan 10% bedraagt en de brandstof voldoet aan de minimumoctaange­tallen. E85 is een brandstof die 85% ethanol bevat en die niet mag worden gebruikt in uw buitenboordmotor. Alle ethanolmengsels die meer dan 10% ethanol bevatten, kunnen schade aan het brandstofsysteem of motor­start- en -bedrijfsproblemen veroorzaken. Yamaha ontraadt het gebruik van gasohol met methanol omdat die schade kan veroor­zaken aan het brandstofsysteem of de mo­torprestaties kan aantasten. Het verdient aanbeveling een waterafschei­dende scheepsbrandstoffilter (minimum 10 micron) te installeren tussen de brandstof­tank en de buitenboordmotor van uw boot wanneer u ethanol gebruikt. Van ethanol is geweten dat het de absorptie van vocht in brandstoftanks en -systemen van boten be­vordert. Vocht in de brandstof kan leiden tot corrosie van metalen brandstofsysteemon­derdelen en tot start- en werkingsproblemen en extra onderhoud van het brandstofsys­teem noodzakelijk maken.
DMU36880
Modderig of zuurrijk water
Yamaha raadt ten zeerste aan de optionele verchroomde waterpompkit te laten installe­ren door uw dealer als u de buitenboordmo­tor in modderig of zuurrijk water moet gebrui-
ken. Afhankelijk van het model is dat echter misschien niet nodig.
DMU36330
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderzijde van de boot moet zo­veel mogelijk vrij worden gehouden van aan­groeiing. Indien nodig kan de onderzijde van de boot worden bestreken met een voor uw streek goedgekeurde anti-fouling ter voorko­ming van aangroeiing. Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten van de motor bespoedigen.
DMU36341
Motorafdankingsvereisten
Dank de motor nooit op een illegale manier af. Yamaha raadt u aan uw dealer te raad­plegen in verband met het afdanken van de motor.
DMU36352
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor het geval u motorpech krijgt.
Een gereedschapskit met verschillende schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu­sief metrieke maten) en isolatietape.
Waterdichte zaklamp met extra batterijen.
Een extra motorstopschakelaarkoord met clip.
Reserveonderdelen, zoals een extra set bougies.
15
Page 23
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
Specificaties en vereisten
16
Page 24

Componenten

DMU2579Y
Schematische voorstelling van de componenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen (bestellen bij dealer).
F80B, F100D
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelhendel(s)
3. Anti-cavitatieplaat
4. Trimtap (anode)
5. Propeller*
6. Koelwaterinlaat
7. Klembeugel
8. Doorspoelplug
9. Waterafscheider
11 12
14
SPEED
TRIP TIME BATT
set
15
YAMAHA
Km/h knot mph
km mile
mode
10.Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
11.Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
12.Afstandsbedieningzender
13.Ontvanger
14.Digitale snelheidsmeter*
15.Digitale toerenteller*
16.Brandstoftank*
13
16
ZMU06690
17
Page 25
F80C
Componenten
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelhendel(s)
3. Anti-cavitatieplaat
4. Trimtap (anode)
5. Propeller*
6. Koelwaterinlaat
7. Klembeugel
8. Doorspoelplug
11
13
14
12
SPEED
TRIP TIME BATT
set
YAMAHA
Km/h knot mph
km mile
mode
9. Waterafscheider
10.Kantelvergrendelhendel
11.Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
12.Digitale snelheidsmeter*
13.Digitale toerenteller*
14.Brandstoftank
ZMU06463
18
Page 26
Componenten
1
4
1. Toerenteller (vierkant type)*
2. Toerenteller (rond type)*
3. Snelheidsmeter (vierkant type)*
4. Snelheids- & brandstofmeter (vierkant type)*
5. Snelheids- & brandstofmeter (rond type)*
6. Brandstofbeheermeter (vierkant type)*
DMU25803
2
5
Brandstoftank
Als uw model werd uitgerust met een draag­bare brandstoftank, heeft die de volgende functie.
DWM00020
3
6
ZMU05429
aan de van toepassing zijnde licentie- of goedkeuringsvoorschriften.
13
42
ZMU03157
De brandstoftank die bij de motor wordt bijgeleverd, is het brandstofreservoir van de motor en mag niet worden gebruikt als een container om brandstof in op te slaan. Commerciële gebruikers moeten voldoen
19
1. Brandstofleiding koppelstuk
2. Brandstofmeter
3. Brandstoftankkap
4. Ontluchtingsschroef
Page 27
Componenten
DMU25830
Brandstofleidingkoppelstuk
Dat koppelstuk wordt gebruikt om de brand­stofleiding te verbinden.
DMU25841
Brandstofmeter
Deze meter bevindt zich op de tankdop of op de basis van het brandstofleidingkoppelstuk. Hij toont de benaderende hoeveelheid reste­rende brandstof in de tank.
DMU25850
Benzinetankdop
Deze dop sluit de brandstoftank af. Wanneer hij wordt verwijderd, kan de tank met brand­stof worden gevuld. Om de dop te verwijde­ren moet hij tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU25860
Ontluchtingsschroef
Deze schroef bevindt zich op de brandstof­tankdop. Om ze los te draaien moet ze tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU38591
Afstandsbedieningzender
De vergrendel- en ontgrendelmodi van het Yamaha Security System worden in- en uit­geschakeld met de afstandsbedieningzen­der. Wanneer de motor draait, kan de ont­vanger het signaal van de afstandsbediening niet ontvangen.
ZMU06455
Berg de afstandsbedieningzender zorgvuldig op, zodat u hem niet verliest.
DCM02100
De afstandsbedieningzender is niet he­lemaal waterdicht. Dompel de zender niet onder en gebruik hem niet onder water. Als de zender in water heeft ge­legen, droog hem dan af met een zach­te, droge doek en controleer vervolgens of hij correct werkt. Als de zender niet correct werkt, dient u contact op te ne­men met een Yamaha-dealer.
Houd de afstandsbedieningzender uit de buurt van hoge temperaturen en stel hem niet bloot aan rechtstreeks zon­licht.
Laat de afstandsbedieningzender niet vallen, onderwerp hem niet aan hevige schokken en plaats er geen zware voor­werpen op.
Gebruik een zachte, droge doek om de afstandsbedieningzender te reinigen. Gebruik geen detergent, alcohol of een ander chemisch product.
Probeer de afstandsbedieningzender nooit zelf uit elkaar te nemen. Anders zal de zender mogelijk niet meer correct werken. Als de batterij van de zender moet worden vervangen, dient u con­tact op te nemen met een Yamaha-dea­ler.
Als u de afstandsbedieningzender bent kwijtgeraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer. Zorg ervoor dat u altijd minstens over twee zenders be­schikt. Als u beide zenders bent kwijt­geraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer.
NOTA:
Aangezien de ontvanger zo werd gepro­grammeerd dat hij alleen de interne code van deze zender herkent, kan het beveili-
20
Page 28
Componenten
gingssysteem uitsluitend worden gewijzigd met deze zender. Als de afstandsbedie­ningzender niet correct werkt, dient u con­tact op te nemen met een Yamaha-dealer.
Het is raadzaam de batterij na 1 jaar te vervangen en vervolgens om de twee jaar.
Dank de batterijen van de zender af over­eenkomstig de plaatselijke voorschriften in verband met gevaarlijk afval.
Het Yamaha Security System maakt het mogelijk maximaal 5 zenders voor af­standsbediening te registreren. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
DMU38601
Ontvanger
De ontvanger regelt de ECM (Electronic Con­trol Module) om te voorkomen dat de motor kan starten. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het installeren van de ontvanger.
DMU38611
Yamaha Security System vergrendel­en ontgrendelmodus
De Yamaha Security System-instellingen worden geselecteerd door een korte druk op de vergrendel- of ontgrendeltoets van de af­standsbedieningzender.
de vergrendelmodus is ingeschakeld en dat de motor niet kan worden gestart. De ver­grendelmodus kan alleen worden geselec­teerd wanneer de hoofdschakelaar in de stand “
” (uit) staat. De motor wordt aan­gezwengeld maar kan niet worden gestart omdat het Yamaha Security System in de vergrendelmodus staat.
ONTGRENDELD
Wanneer de ontgrendeltoets op de afstands­bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinken er twee pieptonen. Dat geeft aan dat de ontgrendelmodus is ingeschakeld en dat de motor kan worden gestart.
Yamaha Security System-
modus
Vergren-
deld
Ontgren-
delen
DMU26181
Aantal
piepto-
nen
1 piep-
toon
2 piepto-
nen
Hoofd-
schake-
laar
Motor
kan wor-
den ge-
start
”NEE
”/
JA
Afstandsbedieningskast
De afstandsbedieningshendel bedient zowel de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars bevinden zich op de af­standsbedieningskast.
12
ZMU06456
1. Vergrendeltoets
2. Ontgrendeltoets
VERGRENDELD
Wanneer de vergrendeltoets op de afstands­bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinkt er één pieptoon. Dat geeft aan dat
21
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalvergrendelingstrekker
4. Neutraal-gashendel
5. Hoofdschakelaar
6. Motoruitschakelaar
Page 29
7. Gashendelfrictieafstelling
DMU26190
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling in­geschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35° wordt verplaatst; (er is een palletje te voelen). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor be­gint te accelereren.
Componenten
1. Neutraalvergrendelingstrekker
DMU26212
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit of vooruit te schakelen, moet u de afstands­bedieningshendel in neutraal zetten en de neutraal gashendel omhoog zetten.
1. Neutraal “ ”
2. Vooruit “
3. Achteruit “
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26201
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog trek­ken.
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
NOTA:
De neutraal gashendel werkt alleen als de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. De afstandsbedieningshendel werkt alleen als de neutraal gashendel in de gesloten stand is gezet.
DMU25913
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de stuurhendel naar links of naar rechts zoals gewenst.
22
Page 30
Componenten
DMU25924
Schakelhendel
Beweeg de schakelhendel naar voren om de vooruitversnelling in te schakelen of naar achteren om de achteruitversnelling in te schakelen.
1. Vooruit “ ”
2. Neutraal “
3. Achteruit “
DMU25942
” ”
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhen­del. Wanneer u de hendel naar links draait, neemt de snelheid toe en wanneer u hem naar rechts draait neemt de snelheid af.
DMU25962
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof­verbruiksindicator toont de hoeveelheid brandstof die in de verschillende gashendel­standen wordt verbruikt. Kies de stand die de beste prestaties en het laagste verbruik biedt voor de gewenste werking.
1. Brandstofverbruikindicator
DMU25976
Gashendelfrictieafstelling
Een frictiesysteem zorgt voor een regelbare bewegingsweerstand van de gasgreep of de afstandsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen, draait u de afstelschroef met de klok mee. Om de weer­stand te verlagen, draait u de afstelschroef tegen de klok in. WAARSCHUWING! Draai
de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als
23
Page 31
Componenten
er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te be­wegen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
[DWM00032]
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewenste gashendelinstelling te behouden.
DMU25995
Noodstopkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor­stopschakelaar om de motor te laten draaien. Bevestig de koord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip uit waardoor de ontste­king van de motor wordt uitgeschakeld. Op die manier wordt voorkomen dat de boot on­bestuurd verder vaart. WAARSCHUWING!
Bevestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan
kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. Zorg ervoor dat u tijdens een nor­maal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving weg­valt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
[DWM00122]
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
24
Page 32
Componenten
DMU26003
Motorstopknop
De motorstopknop stopt de motor wanneer op de knoop gedrukt wordt.
DMU26091
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan wordt hieronder beschreven.
(uit)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (uit) zijn de elektrische schakelingen inactief en kan de sleutel worden uitgenomen.
(aan)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (aan) zijn de elektrische schakelingen actief en kan de sleutel niet worden uitgenomen.
(start)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (start) begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Wanneer de sleutel wordt losgelaten, keert hij automatisch terug naar de stand “
” (aan).
DMU26112
Stuurfrictieafstelling
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naargelang van de voor-
keur van de bestuurder. Onderaan op de stuurhendelbracket bevindt er zich een in­stelhendel. Om de weerstand te verhogen, draait u de
hendel naar bakboord “A”. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar stuurboord “B”.
DWM00040
25
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om te sturen, wat een onge­luk kan veroorzaken.
Page 33
NOTA:
Controleer of de stuurhendel soepel be­weegt wanneer de hendel naar stuurboord “B” wordt gedraaid.
Breng geen smeermiddelen zoals vet aan op de wrijvingszones van de stuurfrictiere­gelhendel.
DMU26143
Trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaar op afstandsbediening of stuur­hendel
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “ (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar
” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboord-
“ motor omlaag gekanteld en vervolgens om­laag getrimd. Wanneer u de schakelaar los­laat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na’s 62 en 65.
Componenten
DMU26155
Trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaar aan onderkant motorkap
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
zit aan de zijkant van de onderkant van de motorkap. Het indrukken van de schakelaar
” (omhoog) trimt de buitenboordmotor
“ omhoog en kantelt deze vervolgens omhoog. Het indrukken van de schakelaar “ laag) kantelt de buitenboordmotor omlaag en trimt deze omlaag. Wanneer de schakelaar wordt losgelaten, stopt de buitenboordmotor in zijn huidige positie. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 65.
DWM01031
” (om-
Gebruik de aan de onderkant bevestigde trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar alleen wanneer de boot volledig tot stil­stand is met de motor uit. Een poging tot
26
Page 34
Componenten
het gebruik van deze schakelaar terwijl de boot in beweging is, kan de kans op over­boord vallen verhogen en kan de bestuur­der afleiden of de kans op een botsing met een andere boot of ander obstakel verho­gen.
UP
1
DN
ZMU04231
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
DMU30901
Schakelaars voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen
De snelheid voor stapvoets varen kan wor­den verhoogd of verlaagd terwijl uw boot stapvoets vaart. Druk op de schakelaar “ om de snelheid voor stapvoets varen te ver­hogen en druk op de schakelaar “ snelheid voor stapvoets varen te verlagen.
1. Schakelaar voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen
NOTA:
De snelheid voor stapvoets varen wordt ongeveer met 50 omw/min verhoogd of
” om de
verlaagd telkens wanneer een schakelaar wordt ingedrukt.
Als de snelheid voor stapvoets varen werd gewijzigd, keert de motor terug naar de normale snelheid voor stapvoets varen na­dat de motor werd uitgeschakeld en op­nieuw gestart, of wanneer het motortoe­rental wordt opgevoerd tot boven de 3000 omw/min.
Voor instructies over het gebruik van de schakelaars voor het regelen van de snel­heid voor stapvoets varen, zie pagina
60.
DMU26244
Trimtap met anode
DWM00840
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er­voor zorgen dat het moeilijk is om te stu­ren. Laat de motor altijd proefdraaien na­dat een trimtap geïnstalleerd of vervan­gen is om er zeker van te zijn dat de be­sturing correct verloopt. Zorg ervoor dat u de bout vastdraait nadat de trimtap bij-
geregeld is.
De trimtap moet zo worden ingesteld dat er evenveel kracht moet worden uitgeoefend om de stuurinrichting naar rechts te draaien als om ze naar links te draaien. Als de boot de neiging heeft naar links (bak­boord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar bakboord te draaien (“A” in de afbeelding). Als de boot de neiging heeft naar rechts (stuurboord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar stuur­boord te draaien (“B” in de afbeelding).
DCM00840
De trimtap doet ook dienst als anode om de motor te beschermen tegen elektro­chemische corrosie. De trimtap mag niet
27
Page 35
worden geschilderd, want dan kan ze niet meer als anode werken.
3
2
1
B
A
ZMU02525
1. Trimtap
2. Bout
3. Kap
A
B
ZMU01863
Componenten
DMU26312
Kantelvergrendelingsmechanisme
Het kantelvergrendelingsmechanisme wordt gebruikt om te voorkomen dat de buiten­boordmotor uit het water wordt getild bij het achteruit varen.
Boutaandraaimoment:
F80BET, F100DET 36 Nm (3.67 kgf-m, 26.6 ft-lb) F80CED 42 Nm (4.28 kgf-m, 31.0 ft-lb)
DMU32070
Trimhoekinstelbouten
De posities van de trimhoekinstelbouten be­palen de minimumtrimhoek van de buiten­boordmotor ten opzichte van de spiegel.
1. Kantelvergrendelhendel
Om te vergrendelen dient u de kantelver­grendelingshendel in de “ zetten. Om te ontgrendelen dient u de kan­telvergrendelingshendel in de “ stand te duwen.
” (lock)-stand te
” (release)-
28
Page 36
Componenten
DMU34461
Kantelsteunhendel voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging of hydraulische kanteling
Om de buitenboordmotor in de omhoog ge­kantelde stand te houden, moet u de kantel­steunstang vergrendelen in de klembeugel.
DMU26384
Motorkapvergrendelhendel (om­hoogtrektype)
Om de motorkap te verwijderen dient u de vergrendelhendel(s) omhoog te trekken en de kap op te heffen. Bij het herinstalleren van de motorkap dient u ervoor te zorgen dat ze correct in de rubberdichting past. Vergrendel de motorkap vervolgens door de motorkap­vergrendelhendel(s) neerwaarts te bewe­gen.
1
ZMU05347
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
1. Kantelsteunhendel
DCM00660
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zet­ten.
29
1
ZMU05348
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
DMU26463
Doorspoelplug
Dit systeem wordt gebruikt om de koelwater­doorgangen van de motor te reinigen met be­hulp van een tuinslang en leidingwater.
Page 37
1. Doorspoelplug
NOTA:
Voor details over het gebruik, zie pagina
75.
DMU35563
Brandstoffilter/waterafscheider
Deze motor heeft een gecombineerde brand­stoffilter/waterafscheider en bijbehorend waarschuwingssysteem. Als het van de brandstof afgescheiden water een bepaald volume overschrijdt, wordt het waarschu­wingssysteem van de 6Y8 multifunctionele toerenteller geactiveerd.
Componenten
Wanneer het waarschuwingssysteem werd geactiveerd, dient u de motor onmid­dellijk uit te schakelen en een Yamaha­dealer te raadplegen.
DMU26304
Waarschuwingslampje
Als de motor een toestand vertoont die een waarschuwing veroorzaakt, gaat het contro­lelampje aan. Meer informatie over het inter­preteren van het waarschuwingslampje vindt u op pagina 43.
1. Waarschuwingslampje
Activering van het waarschuwingssysteem
Het waterafscheiderwaarschuwingslampje van de 6Y8 multifunctionele toerenteller zal knipperen.
De zoemer weerklinkt met tussenpozen, doch uitsluitend wanneer de versnellings­hendel in neutraal staat.
30
Page 38

Instrumenten en verklikkerlampjes

DMU36015
DMU36024
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag is, gaat dit waarschu­wingslampje aan. Voor meer informatie, zie pagina 43.
DCM00022
Laat de motor niet draaien wanneer het waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controleren. Voor meer informatie, zie pagina 49.
Verklikkers
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU31414
Digitale toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental en heeft de volgende functies. Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU36033
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de temperatuur van de motor te hoog is, gaat dit verklikkerlampje aan. Voor meer in­formatie over het aflezen van het verklikker­lampje, zie pagina 43.
DCM00052
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
31
1
2
3
5
6
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Urenmeter
4. Oliedrukwaarschuwingslampje
5. Oververhittingwaarschuwingslampje
6. Afstelknop
7. Modusknop
NOTA:
Het waarschuwingslampje van de wateraf­scheidingsfilter en het motorstoringwaar­schuwingslampje op de digitale toerenteller werken niet voor deze motor.
7
4
ZMU01840
Page 39
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU36050
Toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental in honderden omwentelingen per minuut (omw/min). Bijvoorbeeld, wanneer op het toerentellerdisplay “22” wordt weergegeven, bedraagt het motortoerental 2200 omw/min.
DMU26621
Trimmeter
Deze meter toont de trimhoek van uw bui­tenboordmotor.
Leer de trimhoeken die voor uw boot het best werken in de verschillende omstan­digheden uit het hoofd. Stel de trimhoek naar wens in met behulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
Als de trimhoek van uw motor het trimbe­drijfsbereik overschrijdt, zal het bovenste segment van het trimmeterdisplay knippe­ren.
ZMU01740
DMU26651
Urenmeter
Deze meter toont het aantal bedrijfsuren van de motor. Hij kan worden ingesteld om het totale aantal bedrijfsuren weer te geven of het aantal bedrijfsuren voor de huidige trip. Het display kan ook in en uit worden gescha­keld.
ZMU01741
Om het displayformaat te wijzigen, drukt u op de knop “
” (modus). Het display kan het totale aantal bedrijfsuren of het aantal tripu­ren weergeven, of het kan worden uitgescha­keld. Om de tripuren terug op nul te zetten, drukt u gedurende 1 seconde gelijktijdig op de knoppen “
” (instellen) en “ ” (modus). Daardoor wordt de tripteller terug op 0 (nul) gezet. Het totale aantal bedrijfsuren van de motor kan niet terug op nul worden gezet.
DMU26524
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag wordt, begint het waar­schuwingslampje te knipperen. Voor meer informatie, zie pagina 43.
DCM00022
Laat de motor niet draaien wanneer het waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controleren. Voor meer informatie, zie pagina 49.
32
Page 40
Instrumenten en verklikkerlampjes
1
ZMU01736
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU26583
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de motortemperatuur te hoog wordt, be­gint het waarschuwingslampje te knipperen. Meer informatie over het aflezen van het ver­klikkerlampje vindt u op pagina 43.
DCM00052
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Tripmeter/klok/voltmeter
4. Waarschuwingslampje(s)
Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
DMU36061
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid weer in km/u, mph of knopen, naar gelang van de voorkeur van de schipper. Selecteer de ge­wenste eenheid met behulp van de keuze­schakelaar op de achterkant van de meter. Zie de illustratie voor instellingen.
1
ZMU01737
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU26602
Digitale snelheidsmeter
Deze meter toont de bootvaarsnelheid en an­dere informatie.
33
1. Kap
2. Keuzeschakelaar (voor snelheidseenheid)
3. Keuzeschakelaar (voor brandstofverzender)
DMU26713
Brandstofmeter
Het brandstofniveau wordt door middel van acht segmenten aangeduid. Wanneer alle
Page 41
Instrumenten en verklikkerlampjes
segmenten zichtbaar zijn, is de brandstof­tank vol.
ZMU01745
De uitlezing van het brandstofniveau kan door de positie van de sensor in de brand­stoftank en de stand van de boot in het water onnauwkeurig zijn. Bediening met boeg­omhoog trim of continu ronddraaien kan ver­keerde uitlezingen geven. Pas niet de keuzeschakelaar voor de brand­stofsensor aan. Onjuiste instelling van de meterkeuzeschakelaar geeft foute uitlezin­gen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor in­formatie over het juist instellen van de keu­zeschakelaar. OPGELET: Zonder benzine
vallen kan de motor beschadigen.
DMU36071
[DCM01770]
Tripmeter / klok / voltmeter
Het display toont hetzij de tripmeter, hetzij de klok, hetzij de voltmeter. Om het display te wijzigen, drukt u herhaal­delijk op de knop “ cator op de voorkant van de meter “ (tripmeter), “ aanwijst.
DMU26691
Tripmeter
Deze meter geeft de afstand weer die de boot heeft afgelegd sinds de meter voor het laatst terug op nul werd gezet. De tripafstand wordt in kilometer of mijl ge­toond afhankelijk van de voor de snelheids­meter gekozen meeteenheid.
” (modus) tot de indi-
” (klok) of “ ” (voltmeter)
Om de tripmeter weer op nul te zetten, moet u de knoppen “
” (instellen) en “ ” (mo­dus) tegelijk indrukken. De tripafstand wordt in het geheugen be­waard door accustroom. De opgeslagen ge­gevens gaan verloren wanneer de accu wordt losgekoppeld.
DMU26701
Klok
Instellen van de klok:
1. Ga na of de meter in de modus “
(tijd) staat.
2. Druk op de knop “
” (instellen): het
urendisplay begint te knipperen.
3. Druk op de knop “
” (modus) tot het
gewenste uur wordt weergegeven.
4. Druk nogmaals op de knop “
len): het minutendisplay begint te knip­peren.
5. Druk op de knop “
” (modus) tot de
gewenste minuut wordt weergegeven.
6. Druk nogmaals op de knop “
len) om de klok te starten.
” (instel-
” (instel-
34
Page 42
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU26732
Waarschuwingslampje voor lage ac­cuspanning
Als de accuspanning daalt, zal het display automatisch worden ingeschakeld en begin­nen te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
De klok werkt op accustroom. Wanneer u de accu loskoppelt, valt de klok stil. Stel de klok opnieuw in na het loskoppelen van de accu.
DMU36080
Voltmeter
De voltmeter toont de acculading in volt (V).
DMU26721
Brandstofpeilwaarschuwingslampje
Wanneer het brandstofpeil zakt tot één seg­ment begint het brandstofpeilwaarschu­wingssegment te knipperen. Laat de motor niet met de gashendel hele­maal open draaien als er een waarschuwing geactiveerd is. Vaar met een lage snelheid terug naar de haven. OPGELET: Zonder
benzine vallen kan de motor beschadi-
[DCM01770]
gen.
1. Waarschuwingslampje accu
DMU26641
Urenmeter
De digitale urenmeter is aan de binnenkant van de motorkap gemonteerd. Hij meet het aantal uren dat de motor heeft gedraaid sinds hij werd gemaakt. Als de hoofdschakelaar aan staat, branden alle segmenten op het display. De aanduidingslamp toont dan nor­maal gesproken het aantal uren.
1. Brandstofpeilwaarschuwingslampje
35
ZMU03183
Page 43
Instrumenten en verklikkerlampjes
NOTA:
Het aantal uren wordt alleen gemeten als de motor draait. Als de hoofdschakelaar aan staat, maar de motor niet draait, toont de di­gitale urenmeter het aantal uren dat de motor heeft gedraaid, maar voegt daar geen tijd aan toe.
DMU31653
6Y8 Multifunctionele meters
Multifunctionele meters hebben 6 verschil­lende meters: toerenteller (vierkant of rond), snelheidsmeter (vierkant), snelheids- & brandstofmeter (vierkant of rond) en brand­stofbeheermeter (vierkant). Het indicatiesys­teem van de ronde uitvoering verschilt licht­jes van dat van de vierkante uitvoering. Ga zorgvuldig na met welk model en type uw boot is uitgerust. Deze handleiding beschrijft hoofdzakelijk de waarschuwingslampjes. Kijk in de bijbehorende handleiding voor meer informatie over het instellen van de me­ters of het wijzigen van indicatiesystemen.
DMU36184
6Y8 Multifunctionele toerentel-
lers
De toerenteller toont het aantal motorom­wentelingen per minuut. Hij heeft de volgen­de functies: trimmeter, instellen van de snel­heid voor stapvoets varen, weergave van koelwater/motortemperatuur, accuspanning, totaal aantal uren/tripuren, oliedruk, wateraf­scheiderwaarschuwing, motorstoringwaar­schuwing, en indicatie van periodiek onder­houd. Wanneer de koelwaterdruksensor ge­installeerd is, kan de eenheid ook de koel­waterdruk weergeven. Maar zelfs wanneer de koelwatersensor niet geïnstalleerd is, kan de koelwaterdruk worden weergegeven door een optionele sensor op de eenheid aan te sluiten. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optionele sensor. De toerenteller is ver-
krijgbaar in ronde en vierkante uitvoeringen. Controleer welk type van toerenteller u bezit.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05415
1
5
4
7
2
3
6
8
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Koelwaterdruk
5. Koelwater/motortemperatuur
6. Waterdetectiewaarschuwingslampje
7. Batterijspanning
8. Oliedruk (4-taktmodellen)
1
1. Afstelknop
ZMU05416
2
ZMU05417
36
Page 44
Instrumenten en verklikkerlampjes
2. Modusknop
1452
3
6879
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Waterdetectiewaarschuwingslampje
5. Motorstoringwaarschuwing/onderhoudslamp­je
6. Koelwaterdruk
7. Oliedruk (4-taktmodellen)
8. Koelwater/motortemperatuur
9. Batterijspanning
DMU36190
Startcontroles
Zet de afstandsbedieningshendel / schakel­hendel in neutraal en zet de hoofdschakelaar
” (aan). Nadat alle displays werden
op “ geactiveerd en het totale aantal uren werd weergegeven, keert de meter terug naar nor­maal bedrijf. Als de zoemer weerklinkt en de waarschuwingslamp van het waterafschei­dingsfilter knippert, dient u onmiddellijk con­tact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
NOTA:
Om de zoemer uit te schakelen, drukt u op de knop “
DMU38621
Yamaha Security System-informatie
Zet de hoofdschakelaar in de stand “ ” (aan), de actieve Yamaha Security System­modus (vergrendeld / ontgrendeld) wordt op het display weergegeven.
” (instellen) of “ ” (modus).
ZMU05418
Ontgrendelmodus
ZMU06457
ZMU06458
Vergrendelmodus
ZMU06459
37
Page 45
Instrumenten en verklikkerlampjes
ZMU06460
DMU36130
Oliedrukwaarschuwing
Wanneer de motoroliedruk te laag wordt, be­gint het oliedrukwaarschuwingslampje te knipperen en zakt het motortoerental auto­matisch tot ongeveer 2000 omw/min.
terwijl de hoeveelheid olie normaal is, dient u contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DCM01601
Laat de motor niet draaien wanneer de oliedrukwaarschuwing geactiveerd werd. Dat leidt tot ernstige motorschade.
DMU36221
Oververhittingswaarschuwing
Wanneer de motortemperatuur te hoog op­loopt tijdens het varen, begint het oververhit­tingwaarschuwingslampje te knipperen. Het toerental van de motor zal automatisch zak­ken tot ongeveer 2000 omw/min.
ZMU05430
ZMU05431
Schakel de motor onmiddellijk uit wanneer de zoemer weerklinkt en het oliedrukwaarschu­wingslampje knippert. Controleer de hoe­veelheid motorolie en vul indien nodig olie bij. Indien de waarschuwing wordt geactiveerd
ZMU05421
ZMU05422
Stop de motor onmiddellijk wanneer de zoe­mer weerklinkt en het oververhittingwaar­schuwingslampje brandt. Controleer of de koelwaterinlaat niet verstopt is.
38
Page 46
Instrumenten en verklikkerlampjes
DCM01592
Laat de motor niet draaien terwijl het oververhittingwaarschuwingslampje knippert. Dat leidt tot ernstige motor­schade.
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en op­lossen.
DMU36150
Waterafscheiderwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer er water in de waterafscheider (brandstoffilter) is terechtgekomen tijdens het varen. Als dat gebeurt, dient u de motor onmiddellijk uit te schakelen en te kijken op pagina 97 van deze handleiding om het water uit de brand­stoffilter te verwijderen. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
DCM00910
Benzine die vermengd is met water kan de motor beschadigen.
DMU36160
Motorstoringwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer de motor een storing vertoont. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
ZMU05425
39
ZMU05423
ZMU05424
ZMU05426
DCM00920
In een dergelijk geval werkt de motor niet zoals het hoort. Raadpleeg onmiddellijk een Yamaha-dealer.
DMU36170
Waarschuwing voor lage accuspan­ning
Wanneer de accuspanning daalt, beginnen het waarschuwingslampje voor een te lage accuspanning en de accuspanningswaarde
Page 47
Instrumenten en verklikkerlampjes
te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
ZMU05427
ZMU05428
DMU36232
6Y8 Multifunctionele snelheid
& brandstofmeters
De snelheid & brandstofmetereenheid toont de bootsnelheid en vervult de functies van brandstofmeter, display totaal brandstofver­bruik, display brandstofefficiency, display brandstofdebiet en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “ dus) toetsen zoals beschreven in dit hoofd­stuk. Wanneer de snelheidssensor is aange­sloten, kan de eenheid ook de trip display weergeven. Echter, ook wanneer een snel­heidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display worden weergegeven door een opti­onele snelheidsmeter op de eenheid aan te sluiten. Daarnaast zijn ook display van de
” (instellen) en “ ” (mo-
oppervlaktewatertemperatuur, waterdiepte en klok beschikbaar, wanneer optionele sen­soren worden aangesloten op de unit. Neem voor optionele sensoren contact op met uw Yamaha-dealer. De snelheid & brandstofmeter is beschikbaar in ronde of vierkante types. Controleer uw snelheid & brandstofmetertype voor bedie­ningsinformatie. Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich­ten alle displays op als test. Na een paar se­conden zal de meter omschakelen naar nor­maal bedrijf. Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05432
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
2
ZMU05433
40
Page 48
Instrumenten en verklikkerlampjes
Daarnaast zijn ook display van de oppervlak­tewatertemperatuur, waterdiepte en klok be­schikbaar, wanneer optionele sensoren wor­den aangesloten op de unit. Neem voor op­tionele sensoren contact op met uw Yamaha­dealer.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05434
12
Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich­ten alle displays op als test. Na een paar se­conden zal de meter omschakelen naar nor­maal bedrijf. Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
DMU36241
ZMU05435
6Y8 Multifunctionele snel-
heidsmeters
De snelheidsmeter toont de snelheid van de boot en vervult de functies van brandstofme­ter en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “
” (instellen) en “ ” (modus) toetsen zoals beschreven in dit hoofdstuk. Daarnaast kan de snelheidsmeter de gewenste eenheid weergeven zoals km/u, mph of knopen. Wan­neer de snelheidssensor is aangesloten, kan de eenheid ook de trip display weergeven. Echter, ook wanneer een snelheidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display wor­den weergegeven door een optionele snel­heidsmeter op de eenheid aan te sluiten.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
2
ZMU05436
2
ZMU05437
41
Page 49
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU36250
6Y8 Multifunctionele brand-
stofbeheermeters
Deze brandstofbeheermeter geeft de volgen­de informatie weer: brandstofdebiet, totaal verbruik, brandstofbesparing en resterende hoeveelheid brandstof. Het gewenste display wordt geselecteerd met behulp van de knop­pen “ beschreven in dit hoofdstuk. Meer informatie vindt u in de bij de meter geleverde handlei­ding. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst wordt bediend, worden al de displays geac­tiveerd bij wijze van test. Na enkele secon­den keert de meter terug naar de normale toestand. Meer informatie vindt u in de bij de meter ge­leverde handleiding.
” (instellen) en “ ” (modus), zoals
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Brandstofstroommeter
2. Multifunctioneel display
2
ZMU05438
1
2
ZMU05439
42
Page 50

Motorcontrolesysteem

DMU26803
Waarschuwingssysteem
DCM00091
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU2681C
Oververhittingswaarschuwing
Deze motor heeft een oververhittingwaar­schuwingssysteem. Als de motortempera­tuur te erg stijgt, wordt het waarschuwings­systeem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automatisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
Het oververhittingwaarschuwingslampje zal branden of knipperen.
Als het waarschuwingssysteem in werking is getreden, schakelt u de motor uit en contro­leert u de koelwaterinlaten:
Controleer de trimhoek om na te gaan of de koelwaterinlaat onder water zit.
Controleer of de koelwaterinlaat niet ver­stopt is.
ZMU01757
De zoemer zal weerklinken (indien aanwe­zig op de stuurhendel, de afstandsbedie­ningdoos of het hoofdschakelaarpaneel).
43
ZMU02630
DMU26857
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automatisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min. Het oliedrukwaarschuwingslampje zal continu branden of knipperen.
Page 51
De zoemer weerklinkt.
Motorcontrolesysteem
ZMU01828
Als het waarschuwingssysteem werd geacti­veerd, dient u de motor uit te schakelen zodra dat op een veilige wijze kan. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het oliepeil correct is en het waarschuwingssys­teem toch niet wordt uitgeschakeld, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
44
Page 52

Installatie

DMU26902
Installatie
De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mogelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combina­tie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/ motor-combinatie.
DWM01590
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken. Instal­leer nooit een buitenboordmotor op uw boot met meer paardenkracht dan het maximale nominale paardenkrachtver­mogen op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, neem dan contact op met de fa­brikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Modellen voor permanente montage moeten worden gemonteerd door uw dealer of door een andere per­soon met voldoende ervaring in het op­tuigen van boten.
DMU33470
De buitenboordmotor monteren
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalan­ceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk bestuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de buitenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd.
1
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26933
ZMU01760
Montagehoogte (bootbodem)
De montagehoogte van uw buitenboordmo­tor heeft een invloed op zijn efficiëntie en be­trouwbaarheid. Als hij te hoog wordt gemon­teerd, kan er propellerventilatie ontstaan, waardoor de stuwkracht wordt verminderd ten gevolge van te veel propellerglijding. Bo­vendien kunnen de waterinlaten voor het koelsysteem daardoor mogelijk te weinig wa­ter opzuigen, waardoor de motor oververhit kan raken. Als de motor te laag wordt ge­monteerd, zal de waterweerstand toenemen, waardoor de motorefficiëntie en -prestaties afnemen. In de meeste gevallen moet de buitenboord­motor zo worden gemonteerd dat de anti-ca­vitatieplaat in één lijn ligt met de onderkant van de boot. De optimale montagehoogte van de buitenboordmotor hangt af van de boot/motor-combinatie en de gewenste toe­passing. Testvaarten met verschillende mon­tagehoogte kunnen u helpen bij het bepalen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabrikant voor meer informatie over het bepalen van de juis­te montagehoogte.
45
Page 53
ZMU01762
DCM01634
Zorg dat het leegloopgat hoog genoeg is om te voorkomen dat er water de motor binnendringt, zelfs als de boot vastligt met de maximale lading.
Onjuiste motorhoogte of belemmerin­gen in de gelijkmatige doorstroming van het water (zoals het ontwerp of de toestand van de boot, of accessoires zoals zwemtrappen of dieptesensoren) kunnen tijdens het varen met de boot waternevel in de lucht veroorzaken. Als de buitenboordmotor continu wordt be­diend met in de lucht aanwezige water­nevel, kan er via de luchtinlaatopening in de motorkap genoeg water de motor binnendringen om ernstige schade aan de motor te veroorzaken. Neem de oor­zaak van in de lucht aanwezige water­nevel weg.
Installatie
46
Page 54

Werking

DMU36381
Eerste gebruik
DMU36391
De motor met motorolie vullen
De motor wordt door de fabriek geleverd zon­der motorolie. Als uw dealer geen olie in de motor heeft gedaan, moet u dat doen alvo­rens de motor te starten. OPGELET: Ga na
of de motor gevuld is met olie alvorens hem de eerste keer te gebruiken, om ern­stige motorschade te voorkomen.
De motor wordt geleverd met de volgende klever, die moet worden verwijderd nadat de motor voor het eerst met olie werd gevuld. Voor meer informatie over het controleren van het motoroliepeil, zie pagina 49.
DMU30174
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewe­gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo­pen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
OPGELET: Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een kor­tere levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade.
DMU27085
Procedure voor 4-taktmodellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode van 10 uur om de contactoppervlakken tus­sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la­ten inlopen.
[DCM00801]
[DCM01781]
ZMU01710
NOTA:
Laat de motor als volgt in het water draaien, onder belasting (in versnelling met geïnstal­leerde propeller). Om de motor te laten inlo­pen dient u gedurende 10 uur te lang draaien in vrijlooptoerental, ruw water en drukbeva­ren zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur: Laat de motor draaien met verschillende toerentallen tot maximaal 2000 omw/min of met het gas ongeveer half geopend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur: Verhoog het motortoerental zo veel als nodig is om de boot over het water te la­ten scheren (maar vermijd volgas), en neem vervolgens een beetje gas terug terwijl de boot een scheersnelheid be­houdt.
3. Resterende 8 uren: Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4. Na de eerste 10 uren: Gebruik de motor normaal.
DMU36400
Leer uw boot kennen
Verschillende boten gedragen zich verschil­lend. Ga in het begin voorzichtig te werk om te leren hoe uw boot reageert onder verschil­lende omstandigheden en met verschillende trimhoeken (zie pagina 62).
DMU36413
Controleert voordat de motor
wordt gestart
DWM01921
Wanneer een onderdeel in “Controleert voordat de motor wordt gestart” niet cor­rect werkt, laat u dit nakijken en herstellen alvorens de buitenboordmotor te bedie-
47
Page 55
nen. Anders zou er een ongeluk kunnen gebeuren.
DCM00120
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU36421
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van uw brandstof te gebruiken om uw bestem­ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/3 te houden als reserve voor noodgevallen. Met de boot horizontaal op een aanhangwa­gen of in het water draait u de sleutel in de stand “
”(aan) en controleert u het brand­stofpeil. Voor brandstofvulinstructies, zie pa­gina 52.
DMU36432
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de mo­torkap van de motor te verwijderen. Om de motorkap te verwijderen moet u al de ver­grendelhendels ontgrendelen en de kap af­nemen.
ZMU06106
Werking
ZMU06107
DMU36442
Brandstofsysteem
DWM00060
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
DWM00910
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken.
Als er brandstof lekt moet het brand­stofsysteem worden hersteld door een bevoegd mecanicien. Als de buiten­boordmotor slecht hersteld is, kan het zijn dat het niet veilig is om hem te ge­bruiken.
DMU36451
Controleer op brandstoflekken
Zoek naar brandstoflekken of benzine­dampen in de boot.
Ga na of het brandstofsysteem geen lek­ken vertoont.
Controleer de brandstoftank en brandstof­leidingen op barsten, zwellingen of andere beschadigingen.
48
Page 56
Werking
DMU37322
Het brandstoffilter controleren
Controleer of het brandstoffilter schoon en vrij van water is. Als er water in de brandstof is aangetroffen of als er een aanzienlijke hoe­veelheid rommel is aangetroffen, moet de brandstoftank door een Yamaha-dealer ge­controleerd en gereinigd worden.
DMU36902
Bedieningselementen
Modellen met stuurhendel:
Beweeg de stuurhendel helemaal naar links en rechts om na te gaan of hij soepel werkt.
Draai de gashendel van de volledig geslo­ten in de volledig open stand. Vergewis u ervan dat hij soepel draait en dat hij hele­maal terugkeert in de volledig gesloten stand.
Let op losse of beschadigde verbindingen van de gas- en schakelkabels.
Modellen met afstandsbediening:
Draai het stuur helemaal naar rechts en helemaal naar links. Ga na of het soepel en onbelemmerd draait over het volledige bewegingsbereik zonder haperingen of te veel speling.
Bedien de gashendels verschillende keren om u ervan te vergewissen dat hun bewe­gingen geen haperingen vertonen. Ze moeten soepel werken over het volledige bewegingsbereik, en iedere hendel moet
volledig terugkeren naar zijn uitgangsposi­tie.
Let op losse of beschadigde verbindingen van de gas- en schakelkabels.
DMU36483
Noodstopkoord
Inspecteer de noodstopkoord en de clip op schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slij­tage.
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU37053
Motorolie
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
motor niet waterpas staat, is het op de peilstok aangegeven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01790]
49
Page 57
Werking
2. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem
schoon.
3. Schroef de peilstok in de motor en ver-
wijder hem vervolgens opnieuw. Zorg er­voor dat u de peilstok volledig in de peil­stokgeleiding steekt, anders zal de olie­peilmeting niet correct zijn.
4. Controleer het oliepeil met de peilstok
om na te gaan of het peil tot ergens tus­sen de bovenste peilmarkering en de on­derste peilmarkering komt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer het oliepeil buiten het gespecificeerde bereik valt of wanneer de olie er melkachtig of vuil uit­ziet.
1
DMU27153
Motor
Controleer de motor en ga na of hij goed gemonteerd werd.
Controleer op losse of beschadigde beves­tigingsmiddelen.
Controleer de propeller op beschadigin­gen.
Controleer op motorolielekken.
DMU36493
Doorspoelplug
Ga na of het tuinslangkoppelstuk van de doorspoelplug stevig op het hulpstuk op de onderkap is geschroefd. OPGELET: Wan-
neer het tuinslangkoppelstuk niet correct werd aangesloten, kan er koelwater weg­lopen waardoor de motor oververhit kan raken tijdens het varen.
[DCM01801]
12
1. Oliepeilstok
1. Merkteken laagste peil
2. Oliepeilstok
3. Merkteken hoogste peil
ZMU05368
ZMU06166
1. Fitting
2. Doorspoelplug
DMU36963
Motorkap installeren
1. Vergewis u ervan dat alle drie de motor­kapvergrendelhendels ontgrendeld zijn.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit rondom de motor­kap.
3. Plaats de motorkap op de onderbak.
4. Controleer of de rubberen dichting cor­rect zit over de volledige omtrek van de motor.
50
Page 58
Werking
5. Beweeg de hendels zoals getoond om de motorkap te vergrendelen.
OPGELET: Als de motorkap niet cor­rect wordt geïnstalleerd, kan er water onder de motorkap terechtkomen en de motor beschadigen, of kan de mo­torkap wegvliegen bij hoge snelhe-
[DCM01991]
den.
ZMU06131
ZMU06132
Controleer na de motorkap te hebben aan­gebracht of ze goed op haar plaats zit door er met twee handen op te duwen. Als de mo­torkap los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
DMU34581
Trim- en kantelbekrachtigingssys­teem
DWM01930
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel vergrendeld is. Als de bui­tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Ga na of er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor bevindt alvorens deze controle uit te voeren.
1. Controleer de trim- en kantelbekrachti­gingseenheid op tekenen van olielek­ken.
2. Bedien alle trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaars om na te gaan of al de schakelaars werken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar boven en controleer of de trim- en kantelstang volledig naar buiten wordt geduwd.
51
Page 59
1
ZMU04244
1. Trim- en kantelstang
4. Controleer of de trim- en kantelstang vrij is van roest of andere gebreken.
5. Kantel de buitenboordmotor naar bene­den. Ga na of de trim- en kantelstang soepel werkt.
DMU36582
Accu
Ga na of de accu in goede staat verkeert en volledig geladen is. Ga na of de accu-aan­sluitingen zuiver en stevig bevestigd zijn en of ze bedekt zijn met isolatiekappen. De elek­trische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aangekoppeld zijn, an­ders kan de accu de motor niet starten. Kijk in de instructies van de accufabrikant voor controles van uw specifieke accu.
DMU27439
Brandstof bijvullen
DWM01830
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te beperken.
Benzine is giftig en kan letsels of de dood veroorzaken. Ga voorzichtig met benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt
Werking
ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Zorg ervoor dat de motor is uitgescha­keld.
2. Koppel de brandstofleiding los van de brandstoftank en draai de ontluchtings­schroef op de brandstoftankdop vast.
ZMU06598
3. Verwijder de draagbare tank van de boot.
4. Zorg ervoor dat u zich op een goed ge­ventileerde plaats buiten bevindt, en dat de boot stevig werd aangemeerd of ste­vig op een aanhangwagen staat.
5. Rook niet en blijf uit de buurt van vonken, vlammen, statische ontladingen of ande­re ontstekingsbronnen.
6. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een goedgekeurde BENZINEBUS.
7. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
8. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te vol. WAARSCHUWING! Doe de tank
niet te vol. Anders kan de brandstof uitzetten en overlopen wanneer de temperatuur stijgt.
[DWM02610]
52
Page 60
Werking
Brandstoftankinhoud:
25 L (6.61 US gal, 5.50 Imp.gal)
ZMU04047
9. Draai de vuldop stevig vast.
10. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeen­komstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
DMU27452
De motor gebruiken
DWM00420
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en dat u niet belemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u bevindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt los­gedraaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplof­baar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen die koolmonoxide bevatten, een kleur­en geurloos gas dat hersenbeschadi­ging of de dood kan veroorzaken wan­neer het wordt ingeademd. Symptomen zijn ondermeer misselijkheid, duizelig­heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur-
hut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uitlaatopeningen niet af.
DMU27468
Brandstof verzenden (draagbare tank)
1. Als er een ontluchtingsschroef op de brandstoftankdop zit, draai deze dan 2 of 3 slagen los.
ZMU02022
2. Als de motor is uitgerust met een brand­stofleidingkoppelstuk, brengt u het brandstofleidingkoppelstuk op de brand­stofleiding in één lijn met het brandstof­leidingkoppelstuk op de motor en ver­bindt u de brandstofleiding stevig met het koppelstuk terwijl u in het koppelstuk knijpt. Sluit vervolgens het andere uitein­de van de brandstofleiding stevig aan op het koppelstuk van de brandstoftank.
ZMU02024
NOTA:
Veeg eventueel gemorste benzine onmiddel­lijk op met droge doeken. Werp gebruikte
53
Page 61
Werking
doeken correct weg overeenkomstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
3. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp hard voelt worden. Plaats de tank horizontaal ter­wijl de motor draait, anders kan de brandstof niet worden aangezogen uit de brandstoftank.
1. Pijl
DMU27494
Starten van de motor
DWM01600
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem­merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het water rondom de boot bevinden.
DMU38630
Modellen met elektrische starter / Prime Start (voorinspuit-startsysteem)
DWM01840
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Be­vestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge-
trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Als de vergrendelmodus van het Yamaha Security System actief is, dient u de afstandsbedieningzender te gebrui­ken om de ontgrendelmodus te selecte­ren. Er weerklinken twee korte pieptonen wanneer u het Yamaha Security System ontgrendelt. Voor meer informatie, zie pagina 21.
NOTA:
Als u niet meer weet in welke modus het systeem staat, drukt u op de vergrendel- of ontgrendeltoets om het beveiligingssys­teem te resetten.
Het zendbereik van de afstandsbediening­zender varieert naar gelang van de positie waarin de ontvanger werd gemonteerd. Om het Yamaha Security System correct te bedienen, dient u de zender zo dicht mogelijk bij de ontvanger te houden.
Als het Yamaha Security System niet cor­rect werkt, dient u de activeringsprocedure te herhalen.
2. Zet de schakelhendel in neutraal.
54
Page 62
Werking
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
3. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
4. Zet de gashendel in de stand “ ” (start). Zodra de motor draait, zet u de gashendel weer in de volledig gesloten stand.
5. Draai de hoofdschakelaar in de stand ” (start).
6. Zodra de motor gestart is, laat u de
hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “
de hoofdschakelaar nooit op “ (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “ wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
” (aan). OPGELET: Zet
” (aan),
[DCM00192]
55
Page 63
Werking
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 58.
Als de motor warm is en niet wil starten, zet u de gashendel lichtjes open en probeert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagina
93.
DMU38640
Modellen met elektrische starter en af­standsbediening
DWM01840
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Be­vestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Als de vergrendelmodus van het Yamaha Security System actief is, dient u de afstandsbedieningzender te gebrui­ken om de ontgrendelmodus te selecte­ren. Er weerklinken twee korte pieptonen wanneer u het Yamaha Security System
ontgrendelt. Voor meer informatie, zie pagina 21.
NOTA:
Als u niet meer weet in welke modus het systeem staat, drukt u op de vergrendel- of ontgrendeltoets om het beveiligingssys­teem te resetten.
Het zendbereik van de afstandsbediening­zender varieert naar gelang van de positie waarin de ontvanger werd gemonteerd. Om het Yamaha Security System correct te bedienen, dient u de zender zo dicht mogelijk bij de ontvanger te houden.
Als het Yamaha Security System niet cor­rect werkt, dient u de activeringsprocedure te herhalen.
2. Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal.
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
3. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
56
Page 64
Werking
4. Draai de hoofdschakelaar in de stand ” (aan).
5. Draai de hoofdschakelaar in de stand
” (start).
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 58.
Als de motor warm is en niet wil starten, zet u de gashendel lichtjes open en probeert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagina
93.
DMU36510
Controles na het starten van de
motor
DMU36523
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de koelwatercontroleopening komt. Een con­stante waterstraal uit de controleopening wijst erop dat de waterpomp water door de koelwatermantels pompt. Als de koelwater­mantels bevroren zijn, kan het een tijdje du­ren alvorens er water uit de controleopening begint te stromen.
DCM01810
6. Zodra de motor gestart is, laat u de
hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “
” (aan). OPGELET: Zet
de hoofdschakelaar nooit op “ (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “
” (aan), wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
[DCM00192]
57
Als er geen water uit de controleopening komt terwijl de motor draait, kan dat lei­den tot oververhitting en ernstige bescha-
diging van de motor. Zet de motor af en controleer of de koelwaterinlaat in het huis van het staartstuk of de koelwater­controleopening geblokkeerd zijn. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
Page 65
DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU30037
Modellen met elektrische starter
1. Nadat u de motor hebt gestart, laat u hem 3 minuten onbelast draaien om hem te laten warmdraaien voor een optimale werking en een maximaal acceleratie­vermogen. Als dit niet gebeurt, zal de motorlevensduur daardoor worden ver­kort.
2. Ga na of het oliedrukwaarschuwings­lampje uit blijft nadat de motor is gestart.
OPGELET: Als het oliedrukwaar­schuwingslampje knippert nadat de motor werd gestart, dient u de motor weer uit te schakelen. Anders kan de motor ernstig beschadigd raken. Controleer het oliepeil en vul indien nodig motorolie bij. Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer de oorzaak van de oliedrukwaarschuwing niet kan worden achterhaald.
DMU36531
[DCM01831]
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36541
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde boot en zonder gas te geven of de motor soepel in voorwaarts en achterwaarts scha­kelt en vervolgens terug in neutraal.
Werking
DMU36980
Stopschakelaars
Zet de hoofdschakelaar op “ ”, of druk op de motorstopknop en ga na of de motor stopt.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan­neer de clip wordt verwijderd van de mo­toruitschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motoruitschakelaar.
DMU34561
DWM00180
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevin­den, alvorens te schakelen.
DCM01610
Laat de motor warmdraaien alvorens in een versnelling te schakelen. Het is mo­gelijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. Een hoog stationair toerental kan ervoor zorgen dat u niet kunt terugscha­kelen naar neutraal. Als dat het geval is, gaat u als volgt te werk: stop de motor, schakel terug naar neutraal, start de motor opnieuw en laat hem warmdraaien.
Om uit neutraal te schakelen
1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker op­waarts (indien de motor ermee is uitge­rust).
Schakelen
58
Page 66
Werking
1. Neutraalvergrendelingstrekker
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel / schakelhendel krachtig en kordaat naar voor (voor voorwaartse versnelling) of naar achter (voor de achteruitversnel­ling) [over ongeveer 35° (er moet een palletje voelbaar zijn) voor modellen met afstandsbediening]. Zorg ervoor dat de kantelvergrendelhendel in de vergren­delstand (naar beneden) staat (indien aanwezig) alvorens in achteruit te varen.
NOTA:
Modellen met stuurhendel: De schakelhen­del werkt uitsluitend wanneer de gashendel in de volledig gesloten stand staat. Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach­terwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor terugkeert naar stationair toerental.
59
2. Zodra de motor in versnelling met stati­onair toerental draait, beweegt u de af­standsbedieningshendel / schakelhen-
Page 67
Werking
del krachtig en kordaat in de neutrale stand.
DMU31742
De boot stoppen
DWM01510
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashendel werd dichtgedraaid en de motor met statio­nair toerental draait. De remafstand varieert afhankelijk van het brutogewicht, de toestand van het wateroppervlak en de windrichting.
DMU30880
Stapvoets varen
DMU30890
Regelen van de snelheid voor stap­voets varen
De snelheid voor stapvoets varen op buiten­boordmotoren die zijn uitgerust met schake­laars voor het regelen van de snelheid voor stapvoets varen kan worden geregeld in stappen van ongeveer 50 omw/min bij iedere druk op de schakelaar.
Gebruik de achteruitversnelling niet om de boot af te remmen of te stoppen, aan­gezien dat ertoe kan leiden dat u de con­trole over de boot verliest, uit de boot wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ern­stige letsels vergroten. Bovendien kan het schade toebrengen aan het scha­kelmechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met scherende snelheid vaart. Dat kan lei­den tot het verlies van de controle, het vollopen van de boot of schade aan de boot.
1. “ ” schakelaar ” schakelaar
2. “
Om de snelheid voor stapvoets varen te ver­hogen, drukt u op de schakelaar “
”. Om de snelheid voor stapvoets varen te ver­lagen, drukt u op de schakelaar “
”.
NOTA:
De snelheid voor stapvoets varen wordt ongeveer met 50 omw/min verhoogd of verlaagd telkens wanneer een schakelaar wordt ingedrukt.
Als de snelheid voor stapvoets varen werd gewijzigd, keert de motor terug naar de normale snelheid voor stapvoets varen na-
60
Page 68
Werking
dat de motor werd uitgeschakeld en op­nieuw gestart, of wanneer het motortoe­rental wordt opgevoerd tot boven de 3000 omw/min.
DMU27821
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij­loop of in een laag toerental. Het is niet raad­zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen nadat hij met een hoog toerental heeft ge­draaid.
DMU38651
Procedure
1. Druk de motorstopschakelaar in en houd hem ingedrukt of zet de hoofdschakelaar
” (uit).
op “
2. Koppel na het uitschakelen van de motor de brandstofleiding los, als de buiten­boordmotor werd uitgerust met een brandstofleidingkoppelstuk.
3. Draai de ontluchtingsschroef op de tank­dop vast (indien voorzien).
61
ZMU02041
4. Verwijder de sleutel alvorens u de boot onbewaakt achterlaat.
5. Wanneer u de boot achterlaat, zet u het Yamaha Security System in de vergren­delmodus door op de vergrendeltoets van de afstandsbedieningzender te drukken. Er weerklinkt één korte piep­toon wanneer u het beveiligingssysteem vergrendelt. De vergrendelmodus kan alleen worden geselecteerd wanneer de hoofdschakelaar in de stand “
” (uit)
staat. Voor meer informatie, zie pagina
21. WAARSCHUWING! Zet het
Yamaha Security System nooit in de vergrendelmodus wanneer u de motor offshore uitschakelt.
[DWM02150]
Page 69
NOTA:
De motor kan ook worden uitgeschakeld door aan de koord te trekken, de clip uit de motor­stopschakelaar te trekken en vervolgens de hoofdschakelaar op “
DMU27862
” (uit) te zetten.
De buitenboordmotor trimmen
DWM00740
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden) kan ervoor zorgen dat de boot instabiel wordt en dat hij moeilijk bestuur­baar is. Dat doet de kans op een ongeluk toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt bij het bepalen van de positie van de boeg van de boot in het water. Een correcte trim­hoek verbetert de motorprestaties, drukt het brandstofverbruik en reduceert de belasting op de motor. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en pro­peller. De correcte trimhoek wordt ook be­paald door variabelen als de lading in de boot, de omstandigheden op zee en de vaar­snelheid.
Werking
1
1. Trimbedieningshoek
DMU27888
Instellen van de trimhoek (trim- en kantelbekrachtiging)
DWM00753
Vergewis u ervan dat er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor be­vindt alvorens de trimhoek in te stellen. Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Wees voorzichtig als u voor het eerst een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturings­problemen. Een foute trimhoek kan er­voor zorgen dat u de controle over de boot verliest.
Als de motor is uitgerust met een trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar op
ZMU04258
62
Page 70
Werking
de onderbak, mag u de schakelaar uit­sluitend gebruiken wanneer de boot he­lemaal stil ligt en de motor is uitgescha­keld. Stel de trimhoek niet in met deze schakelaar terwijl de boot beweegt.
Stel de buitenboordmotortrimhoek in door middel van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
UP
1
DN
ZMU04231
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Om de boeg opwaarts te bewegen (“trim­out”), drukt u op de schakelaar “ oog). Om de boeg neerwaarts te bewegen (“trim­in”), drukt u op de schakelaar “ Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27892
Afstellen van trimhoek voor modellen met hydraulisch kantelmechanisme
DWM00491
” (omh-
” (omlaag).
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
63
Schakel de motor uit alvorens de trim­hoek bij te regelen.
Zorg dat iedereen uit de buurt van de buitenboordmotor is wanneer u de trim­hoek bijregelt en dat er geen lichaams­delen tussen de aandrijfeenheid en de klembeugel gekneld raken.
Wees voorzichtig als u voor het eerst een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturings­problemen. Een foute trimhoek kan er­voor zorgen dat u de controle over de boot verliest.
1. Zet de motor af.
Page 71
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de vrij­gavestand.
3. Houd de achterkant van de motorkap met één hand vast en kantel de motor in de gewenste hoek.
4. Zet de kantelvergrendelhendel weer in de vergrendelde stand om de motor te ondersteunen.
Om de boeg te verhogen (“trim-out”) dient u de motor opwaarts te kantelen. Om de boeg verlagen (“trim-in”) dient u de motor neerwaarts te kantelen. Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27912
Boottrim instellen
Wanneer de boot over het water scheert, zal een boeg-omhoog-stand resulteren in min­der luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rendement. Dat is gewoonlijk het geval wanneer de kiellijn van de boot onge­veer 3 tot 5 graden opwaarts loopt. Met de boeg omhoog kan de boot een sterkere nei­ging vertonen om naar links of rechts af te wijken. Compenseer dat terwijl u stuurt. Met de boeg van de boot omlaag, verloopt het optrekken van staande start naar scheren gemakkelijker.
Werking
Boeg omhoog
Te veel buitenwaartse trim brengt de boeg van de boot te hoog in het water. De presta­ties nemen af en het brandstofverbruik stijgt omdat de romp van de boot tegen het water duwt en omdat er meer luchtweerstand is. Te veel buitenwaartse trim kan de propeller ook doen ventileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan be­ginnen te “springen” in het water, waardoor schipper en passagiers overboord kunnen worden geworpen.
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water “ploegen”, waardoor het brandstof­verbruik stijgt en de snelheid moeilijk kan worden opgevoerd. Varen met te veel bin­nenwaartse trim tegen hogere snelheden maakt de boot instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
64
Page 72
Werking
NOTA:
Afhankelijk van het boottype heeft de trim­hoek van de buitenboordmotor mogelijk wei­nig invloed op de trim van de boot tijdens het varen.
DMU27935
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of als de boot in ondiep water voor anker gaat, dient de buitenboordmotor naar boven te worden gekanteld om de propeller en de on­derbak te beschermen tegen botsing met ob­stakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00222
ten wordt gekanteld. Anders zou er brand­stof kunnen gaan lekken.
DCM00241
Vooraleer de buitenboordmotor te kan­telen, moet u de motor uitzetten door de procedure te volgen op de pagina 61. Kantel de buitenboordmotor nooit ter­wijl de motor draait. Dit kan immers ern­stige schade door oververhitting ver­oorzaken.
Kantel de motor niet omhoog door te­gen de stuurhendel te duwen (indien voorzien), want hierdoor kan de hendel breken.
DMU27999
Procedure voor het naar boven kan­telen (modellen met hydraulisch kan­telmechanisme)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
Vergewis u ervan dat er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor be­vindt wanneer u de buitenboordmotor naar boven of naar beneden kantelt. An­ders kunnen er lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klem­beugel.
DWM00250
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Als de buitenboordmotor voorzien is van een brandstofleidingkoppelstuk, ontkoppel dan de brandstofleiding of draai de brandstofkraan dicht als de bui­tenboordmotor meer dan een paar minu-
65
N
ZMU03087
Page 73
2. Zet de kantelvergrendelhendel in de vrij­gavestand.
3. Houd de achterkant van de motorkap met één hand vast, kantel de motor omh­oog en draai de kantelsteunstang naar u toe of draai de kantelsteunknop in de klembeugel, en zet de kantelvergrendel­hendel vervolgens opnieuw in de ver­grendelde stand om de buitenboordmo­tor te ondersteunen. OPGELET: Ge-
bruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de sle­pen. De buitenboordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn normale bedrijfs­stand, dient u een bijkomend onder­steuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleerde informatie, zie pagina 72.
[DCM01641]
Werking
DMU32724
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met trim- en kantelbe­krachtiging)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
N
ZMU03196
66
Page 74
Werking
UP
ZMU04232
2. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “
” (omhoog) tot de buitenboordmotor volledig omhoog ge­kanteld is.
3. Trek de kantelsteunhendel naar u toe om de motor te ondersteunen.
WAARSCHUWING! Na het kantelen van de buitenboordmotor dient u hem te ondersteunen met de kantelsteunk­nop of de kantelsteunhendel. Anders kan de buitenboordmotor plots weer naar beneden vallen als de olie in de trim- en kantelbekrachtigingseenheid of in de kantelbekrachtigingseenheid aan druk verliest.
[DWM00262]
OPGELET: Gebruik de kantelsteun­hendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboord­motor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn nor­male bedrijfsstand, dient u een bijko­mend ondersteuningssysteem te ge­bruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleer­de informatie, zie pagina 72.
[DCM01641]
67
Page 75
4. Modellen uitgerust met trimstangen: zo­dra de buitenboordmotor wordt onder­steund met de kantelsteunhendel, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar “ stangen in te trekken. OPGELET: Zorg
ervoor dat de trimstangen volledig in­getrokken zijn bij het aanmeren. Op die manier zijn de stangen beschermd tegen aangroeiing en corrosie, die het trim- en kantelbekrachtigingsmecha­nisme zouden kunnen beschadigen.
[DCM00252]
DMU34480
” (omlaag) om de trim-
Procedure voor het naar beneden kantelen (modellen met hydraulisch kantelmechanisme)
1. Ontgrendel de kantelvergrendelhendel.
Werking
3. Kantel de buitenboordmotor voorzichtig omlaag.
4. Zet de kantelvergrendelhendel in de ver­grendelstand.
2. Houd de achterkant van de motorkap vast met één hand, kantel de buiten­boordmotor lichtjes omhoog en trek de kantelsteunknop uit of zet de kantel­steunstang weer op haar plaats.
DMU33121
Procedure voor omlaag kantelen (mo­dellen met trim- en kantelbekrachti­ging)
1. Duw tegen de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ buitenboordmotor wordt ondersteund door de kantelstang en de kantelsteun­hendel vrijkomt.
2. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
” (omhoog) tot de
68
Page 76
Werking
DN
ZMU04255
3. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “
” (omlaag) om de buitenboordmotor in de gewenste stand te laten zakken.
UP
DN
DN
ZMU01936
DMU28062
Ondiep water
DMU28081
Modellen met hydraulisch kantelme­chanisme
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
DWM00271
Vaar altijd zo traag mogelijk wanneer u het systeem voor varen in ondiep water gebruikt.
Wees uiterst voorzichtig wanneer u achteruit vaart. Te veel stuwkracht bij het achteruit varen kan ervoor zorgen dat de buitenboordmotor uit het water wordt getild, waardoor de kans op on­gevallen en lichamelijke letsels wordt vergroot.
DCM00260
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
69
Page 77
Werking
DMU28175
Procedure voor modellen met hydrau­lisch kantelmechanisme
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
N
ZMU03087
2. Trek de kantelvergrendelhendel op tot hij in de ontgrendelstand staat.
3. Kantel de buitenboordmotor een beetje naar boven tot in de gewenste stand en duw de hendel voor ondiep water naar beneden tot hij in de vergrendelstand staat.
4. Om de buitenboordmotor weer in de ge­wone vaarstand te zetten, dient u de kantelvergrendelhendel op te trekken tot hij in de ontgrendelstand staat. Kantel de buitenboordmotor vervolgens langzaam naar beneden.
5. Duw de kantelvergrendelhendel naar beneden tot hij in de vergrendelstand staat.
DMU32851
Modellen met trim- en kantelbekrach­tiging
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
70
Page 78
Werking
DCM00260
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
DMU32913
Procedure voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes omhoog naar de gewenste stand met behulp van de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar. WAARSCHUWING!
Het gebruiken van de trim- en kantel­bekrachtigingsschakelaar op de on­derbak terwijl de boot zich voortbe­weegt of terwijl de motor draait, ver­hoogt het risico van overboord vallen
en kan de bestuurder afleiden, waar­door het risico van een botsing met een andere boot of tegen een hinder­nis wordt vergroot.
[DWM01850]
3. Om de buitenboordmotor weer in de nor­male vaarstand te zetten, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar en kantelt u de buitenboordmotor voor­zichtig omlaag.
DMU28195
Varen in andere omstandighe-
den
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa­terdoorgangen uitspoelen met zoet water om te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa­ter
Yamaha raadt ten stelligste aan gebruik te maken van de optionele verchroomde water­pompkit (zie pagina 15) wanneer u de bui­tenboordmotor gebruikt in zuurrijk water of water dat veel bezinksel bevat, zoals in mod­derig of troebel water. Na het varen in der­gelijk water dient u de koelwatermantels te spoelen met zuiver water om corrosie te voorkomen. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
71
Page 79

Onderhoud

DMU2822A
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM02620
WEES VOORZICHTIG bij het transpor­teren van een brandstoftank, hetzij in een boot hetzij in een wagen.
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot zijn maximale capaciteit. Benzine zet sterk uit wanneer hij warm wordt waar­door er zich druk kan ontwikkelen in de container. Dat kan brandstoflekkage en een potentieel brandrisico veroorza­ken.
Lekkende brandstof zorgt voor brand­gevaar. Bij het transporteren en opber­gen van de buitenboordmotor dient u de brandstofleiding los te koppelen van de buitenboordmotor om lekkende brand­stof te voorkomen.
Begeef u nooit onder de buitenboord­motor wanneer hij gekanteld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Gebruik de kantelsteunhendel of de kantelsteunknop niet om de boot de sle­pen. De buitenboordmotor zou los kun­nen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de buitenboordmotor niet kan wor­den gesleept in zijn normale bedrijfs­stand, dient u een bijkomend onder­steuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand.
DCM02440
Alvorens u de buitenboordmotor voor langere tijd opbergt, moet u de brandstof uit de brandstoftank verwijderen. Bedor­ven brandstof kan de brandstofleiding
verstoppen waardoor de motor moeilijk start of niet goed werkt.
Voor het opbergen of transporteren van de buitenboordmotor dient u de onderstaande procedure te volgen.
Maak de brandstofleiding los van de bui­tenboordmotor.
Draai de brandstoftankdop en zijn ontluch­tingsschroef vast.
Wanneer de buitenboordmotor voor lange­re tijd wordt gekanteld voor het aanmeren of slepen van de boot, dient u de brand­stofleiding los te koppelen van de buiten­boordmotor. Draai de brandstoftankdop en
zijn ontluchtingsschroef vast. De buitenboordmotor moet worden getrans­porteerd en opgeborgen in de normale be­drijfsstand. Als er in die stand te weinig spe­ling is tussen het wegdek en de motor, dient u de buitenboordmotor te slepen in de ge­kantelde stand met gebruikmaking van een motorondersteuningssysteem zoals een spiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie.
DMU30041
Opberging van de buitenboordmotor
Als u uw Yamaha-buitenboordmotor voor langere periodes opbergt (2 maanden of lan­ger), moeten verschillende belangrijke pro­cedures worden uitgevoerd om overmatige schade te voorkomen. Het is aan te raden uw buitenboordmotor door een erkende Yamaha-dealer te laten onderhouden voor­aleer deze op te bergen. U als eigenaar kunt de volgende procedures echter zelf uitvoeren met minimaal gereedschap.
DCM01350
Op problemen te voorkomen die kun-
nen worden veroorzaakt door olie die
vanuit het carter de cilinder binnen-
72
Page 80
Onderhoud
komt, moet u de buitenboordmotor in de getoonde stand houden voor trans­port en opberging. Bewaar of vervoer de buitenboordmotor niet op zijn zijkant (niet rechtop).
Plaats de buitenboordmotor niet op zijn zijkant vooraleer het koelwater volledig is weggestroomd, anders kan water in de cilinder binnendringen via de uitlaat­poort en motorproblemen veroorzaken.
Bewaar de buitenboordmotor op een droge, goed geventileerde plaats, niet in direct zonlicht.
Laat de resterende benzine uit de dam­pafscheider wegvloeien. Benzine die gedurende lange tijd in de dampaf­scheider blijft zitten, wordt afgebroken en kan schade aan de brandstofleiding veroorzaken.
ZMU03659
DMU28305
Procedure
DMU29956
Spoelen met de doorspoelaansluiting
1. Was de ommanteling van de buiten­boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de
[DCM01840]
luchtinlaat.
tie, zie pagina 76.
2. Koppel de brandstofleiding los van de motor of draai de brandstofkraan dicht, indien voorzien.
3. Verwijder de motorkap en de propeller.
Voor meer informa-
4. Installeer de doorspoelaansluiting op de
koelwaterinlaat. OPGELET: Laat de
motor niet draaien zonder hem te voorzien van koelwater. Anders wordt de waterpomp van de motor bescha­digd of loopt de motor schade op door oververhitting. Alvorens de motor te starten, dient u te controleren of de koelwatermantels met water worden gevoed. Laat de buitenboordmotor niet met een hoog toerental draaien als hij aan de doorspoelaansluiting ligt, want dan kan hij oververhit raken.
[DCM02000]
1. Doorspoelaansluiting (oorkap)
5. Het doorspoelen van het koelwatersys­teem is van cruciaal belang om te voor­komen dat het koelwatersysteem ver­stopt raakt met zout, zand of vuil. Bo­vendien moet de motor verplicht worden beneveld met een conserveringsmiddel ter voorkoming van motorschade ten ge­volge van roest. Voer het doorspoelen en benevelen op hetzelfde tijdstip uit.
WAARSCHUWING! Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen. Houd handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen ter­wijl de motor draait.
[DWM00091]
73
Page 81
NOTA:
Wanneer u de doorspoelaansluiting ge­bruikt, dient u een adequate waterdruk en een constante waterstroom te handhaven.
Als het oververhittingwaarschuwingssys­teem wordt geactiveerd, dient u de motor uit te schakelen en uw Yamaha-dealer te raadplegen.
6. Laat de motor enkele minuten draaien met een hoog vrijlooptoerental in neu­traal.
7. Net voor u de motor uitzet, moet u snel “conserveringsolie” afwisselend in de in­laatgeluiddemper sproeien of in de con­serveringsopening van het geluiddem­perdeksel, indien voorzien. Indien cor­rect uitgevoerd, zal de motor sterk be­ginnen roken en bijna stilvallen.
8. Tap de resterende benzine in de dam­pafscheider af in een container. Draai de aftapplug los en verwijder de kap. Druk de ontluchtingsnippel in met een schroe­vendraaier om lucht binnen te laten in de vlotterkamer, zodat de benzine pro­bleemloos naar buiten stroomt. Draai de ontluchtingsschroef vervolgens vast.
Onderhoud
1. Dampafscheider
2. Aftapschroef
3. Kap
1. Chokekoppelstang
9. Verwijder de doorspoelaansluiting.
10. Installeer de motorkap.
11. Als er geen “conserveringsolie” voorhan­den is, dient de motor na stap 6 te wor­den uitgeschakeld. Voer vervolgens de 8-stappenprocedure uit.
12. Tap het koelwater volledig af uit de motor. Maak het lichaam grondig schoon.
74
Page 82
Onderhoud
13. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, dient u de bougie(s) te verwijde­ren. Giet een theelepel schone motorolie in elke cilinder. Voer meerdere startbe­wegingen met de repeteerstarter uit. Breng de bougie(s) opnieuw aan.
NOTA:
De doorspoelaansluiting is te verkrijgen bij uw Yamaha-dealer.
DMU28402
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot het voorgeschreven aandraaimoment. Voor informatie over bougie-installatie, zie pagina 83.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instruc­ties, zie pagina 88. Controleer de olie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het ver­vangen van een dichting moet door een bevoegde Yamaha-dealer worden uitge­voerd alvorens het gebruik te hervatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 81.
NOTA:
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met olie. Neem contact op met uw Yamaha­dealer voor informatie over het benevelen met olie en andere procedures voor uw motor.
DMU28445
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de pro­cedure onmiddellijk na het afzetten van de motor uit te voeren.
DCM01530
Voer deze procedure niet uit terwijl de motor draait. De waterpomp zou erdoor beschadigd kunnen raken, wat zou kun-
nen leiden tot ernstige schade door over­verhitting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslang­koppelstuk van de fitting op de onderbak.
1. Fitting
2. Tuinslangadapter
3. Tuinslangkoppelstuk
2. Schroef de tuinslangadapter op een tuin­slang die is aangesloten op een leiding­waterkraan, en sluit het andere uiteinde van de tuinslang vervolgens aan op het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de waterkraan open en laat het water gedu­rende ongeveer 15 minuten door de koelmantels stromen. Draai de kraan dicht en koppel de tuinslang los van het tuinslangkoppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstuk op het hulpstuk op de onderbak. Draai het koppelstuk stevig aan. OPGELET:
75
Page 83
Onderhoud
Laat bij normaal gebruik het tuin­slangkoppelstuk niet los op de onder­bakfitting liggen en laat de tuinslag niet los hangen. Het water zal uit de aansluiting lopen in plaats van de motor te koelen, wat voor ernstige oververhitting kan zorgen. Zorg er­voor dat het koppelstuk stevig wordt aangedraaid op de fitting na het door­spoelen van de motor.
[DCM00541]
NOTA:
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich in het water bevindt, is het beter de buiten­boordmotor zo te kantelen dat hij volledig uit het water is getild.
Voor instructies betreffende het spoelen van het koelsysteem, zie pagina 72.
DMU28452
Reiniging van de buitenboordmotor
Was na gebruik de buitenkant van de buiten­boordmotor met zoet water. Spoel het koel­systeem door met zuiver water.
ZMU04265
DMU28461
Controleren van geverfd oppervlak van de buitenboordmotor
Controleer de buitenboordmotor op krassen, inkepingen of afbladderende verf. Gebieden met beschadigde verf gaan waarschijnlijk sneller roesten. Reinig en verf deze gebie­den, indien noodzakelijk. Retoucheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha-dealer.
DMU2847C
Periodiek onderhoud
DWM01871
Deze procedures vereisen technische vakkennis, gereedschap en benodigdhe­den. Als u niet over de vereiste vakkennis, werktuigen of benodigdheden beschikt om een onderhoudsprocedure uit te voe­ren, laat het werk dan uitvoeren door een Yamaha-dealer of een andere gekwalifi­ceerde technicus. De procedures omvatten het uit elkaar ne­men van de motor en het blootleggen van gevaarlijke onderdelen. Om het risico van verwonding door bewegende, hete of elektrische onderdelen te verkleinen:
Schakel de motor uit en houd de sleu­tel(s) en de motorstopschakelaarkoord bij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzij anders aangegeven.
De trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaars werken ook wanneer de con­tactsleutel op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Wanneer de motor is gekanteld, begeef u dan niet in de zone onder de motor of tussen de motor en de klembeugel. Ver­gewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme te la­ten werken.
Laat de motor afkoelen alvorens hete onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
Steek de motor altijd volledig terug in elkaar alvorens hem te laten werken.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi­nele Yamaha-onderdelen of onderdelen van
76
Page 84
Onderhoud
een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34151
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig­heden wanneer één of meer van de volgende toepassingen op regelmatige basis voorko­men:
Gedurende uren constant varen met of net onder het maximale motortoerental (omw/min)
Gedurende uren constant varen met een laag motortoerental (omw/min)
Gebruik zonder voldoende tijd om de motor te laten warmlopen en afkoelen
Frequente krachtige acceleraties en ver­tragingen
Vaak schakelen
Vaak starten en uitschakelen van de motor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voor­komt u een snellere slijtage van motoronder­delen.
77
Page 85
Onderhoud
DMU34446
Onderhoudsschema 1 NOTA:
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor
de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en
een regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aan-
gepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals
langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de on-
derhoudscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver-
loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met
zuiver water worden afgespoeld. Het “
”-teken geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren.
Het “
”-teken geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Anode(n) (externe)
Anode(n) (cilinderkop, thermostaatkap)
Anoden (uitlaatdeksel, koelwatermanteldek­sel, gelijkrichterregel­aardeksel)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Koelwaterlek
Motorkapvergrendel­hendel
Motorstartconditie/la­waai
Motorvrijlooptoerental/ lawaai
Motorolie Vervanging
Motoroliefilter (patroon) Vervanging
Brandstoffilter (kan worden gedemonteerd)
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Vullen, opladen of ver­vangen indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
78
Page 86
Onderhoud
Item Handelingen
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofpomp
Brandstof/motorolielek Inspecteren
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Impeller/waterpomp­huis
Impeller/waterpomp­huis
Trim- en kantelbe­krachtigingseenheid
Propeller/propeller­moer/splitpen
Drukregelklep
Schakelverbinding/ schakelkabel
Bougie(s)
Bougiedoppen/bougie­kabels
Water uit de koelwater­controleopening
Gasklepverbinding/ gaskabel/gasklepop­neemtiming
Thermostaat
Distributieriem
Klepspeling Inspectie en afstelling
Koelwaterinlaat Inspecteren
Hoofdschakelaar/stop­schakelaar/chokescha­kelaar
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
79
Page 87
Onderhoud
Item Handelingen
Kabelboomaansluitin­gen/draadkoppelaan­sluitingen
(Yamaha) meter/maat Inspecteren
Brandstoftank (draag­bare Yamaha-tank)
DMU34451
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie en reiniging indien nodig
Onderhoudsschema 2
Item Handelingen
Uitlaatgasgeleider/uit­laatspruitstuk
Distributieriem Vervanging
Inspectie of vervanging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
Om de
1000 uren
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
80
Page 88
Onderhoud
DMU28943
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet) Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F80B, F100D
81
ZMU04266
Page 89
F80C
Onderhoud
82
Page 90
Onderhoud
DMU28957
Reiniging en afstelling van de bougie
De bougie vormt een belangrijk onderdeel van de motor en kan gemakkelijk worden ge­controleerd. De toestand van de bougie kan iets zeggen over de toestand van de motor in zijn geheel. Bijvoorbeeld, als het porselein van de centrale elektrode heel erg wit is, kan dat wijzen op een inlaatluchtlek of een car­buratieprobleem in de betreffende cilinder. Tracht eventuele problemen niet zelf te dia­gnosticeren. Breng uw buitenboordmotor echter naar een Yamaha-dealer. De bougie moet regelmatig uitgeschroefd en geïnspec­teerd worden omdat hitte en afzettingen er­voor zorgen dat de bougie langzaam maar zeker stuk gaat en erodeert.
1. Verwijder de bougiedoppen van de bou-
gies.
2. Verwijder de bougie. Als de elektrode-
erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afgezet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van hetzelfde type.
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso­lator niet beschadigt als u een bougie verwijdert of installeert. Bij een be­schadigde isolator kunnen er externe vonken ontstaan, die brand en explo­sies kunnen veroorzaken.
Standaardbougie:
LFR5A-11
3. Zorg ervoor dat u het gespecificeerde
bougietype gebruikt, anders is het mo­gelijk dat de motor niet correct werkt. Al­vorens de bougie aan te brengen dient u de elektrodenafstand met een voeler­maat te meten. Vervang hem wanneer de elektrodenafstand afwijkt van de spe­cificaties.
[DWM00561]
1. Elektrodeafstand bougie
2. Bougienummer
3. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
Elektrodenafstand:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
4. Verwijder eventueel vuil van de schroef­draad van de bougie en schroef hem vervolgens in met het correcte aandraai­moment.
Aandraaimoment van de bougies:
25 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-lb)
NOTA:
Als u niet over een momentsleutel beschikt wanneer u de bougie aanbrengt, draai hem dan eerst met de hand helemaal aan en draai hem vervolgens nog 1/4 tot 1/2 slag verder vast. Draai de bougie echter zodra dat mo­gelijk is met behulp van een momentsleutel met het juiste aandraaimoment vast.
DMU29044
Vrijlooptoerental onderzoeken
DWM00451
Verwijder of raak geen elektrische on­derdelen aan bij het starten of als de motor draait.
83
Page 91
Onderhoud
Hou handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen als de motor draait.
DCM00490
Die procedure moet worden uitgevoerd terwijl de buitenboordmotor in het water steekt. Er kan gebruik worden gemaakt van een doorspoelaansluiting of een test­tank.
Gebruik een diagnosetoerenteller voor deze procedure, als de boot niet met een toeren­teller voor de buitenboordmotor is uitgerust. Afhankelijk van of het testen wordt uitge­voerd met de doorspoelaansluiting (oorkap), in een testtank of met de buitenboordmotor in het water, kunnen de resultaten variëren.
1. Start de motor en laat hem in z’n vrij vol­ledig warmdraaien tot hij gelijkmatig loopt.
2. Controleer zodra de motor is opge­warmd of de vrijloopsnelheid volgens specificaties is ingesteld. Voor het vrij­looptoerental, zie pagina 10. Raadpleeg een Yamaha-dealer of een andere ge­kwalificeerde mechanicus wanneer u moeilijkheden ondervindt bij het contro­leren van het vrijlooptoerental of het vrij­looptoerental deze bijstelling vereist.
DMU37495
Motorolie verversen
DCM01710
Ververs de motorolie na de eerste 20 be­drijfsuren of na 3 maanden, en daarna om de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders zal de motor snel verslijten.
De motorolie kan worden verwijderd met een olieververser.
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
buitenboordmotor niet waterpas staat, is het op de oliepeilstok aange­geven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01861]
ZMU04270
2. Start de motor. Laat hem gedurende 5-10 minuten warmdraaien met het vrij­looptoerental.
3. Schakel de motor uit en laat hem 5-10 minuten staan.
4. Verwijder de motorkap.
5. Verwijder de olievuldop. Trek de peilstok uit de motor en gebruik de olieververser om de olie volledig te verwijderen.
1
ZMU06195
1. Olieververser
6. Giet de correcte hoeveelheid olie in de vulopening. Breng de vuldop en de peil­stok opnieuw aan. OPGELET: Te veel
olie in de motor kan lekkage of scha­de veroorzaken. Als het oliepeil zich boven het bovenste peilstreepje be-
84
Page 92
Onderhoud
vindt, tap de olie dan af tot het gewen­ste peil is bereikt.
1
[DCM01850]
ZMU04271
1. Olievuldop
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie Motoroliehoeveelheid (zonder oliefiltervervanging):
3.5 L (3.70 US qt, 3.08 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid (met oliefiltervervanging):
3.7 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)
7. Laat de buitenboordmotor 5-10 minuten staan.
8. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
9. Schroef de peilstok in de motor en ver­wijder hem vervolgens opnieuw. Zorg er­voor dat u de peilstok volledig in de peil­stokgeleiding steekt, anders zal de olie­peilmeting niet correct zijn.
10. Controleer het oliepeil opnieuw met de peilstok om na te gaan of het peil tot er­gens tussen de bovenste en de onderste peilmarkering komt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het oliepeil buiten de gespecificeerde limieten valt.
1. Merkteken laagste peil
2. Oliepeilstok
3. Merkteken hoogste peil
11. Start de motor en ga na of de waarschu­wingslamp voor een te lage oliedruk uit blijft. Controleer ook of er geen olielek­ken te bespeuren zijn. OPGELET: Als
het waarschuwingslampje voor lage oliedruk aangaat of als er olielekken zijn, dient u de motor uit te schakelen en op zoek te gaan naar de oorzaak. Wanneer u de motor blijft gebruiken zonder eerst het probleem te verhel­pen, kan hij ernstig beschadigd ra­ken. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokalise­ren en oplossen.
[DCM01622]
12. Ruim gebruikte olie op volgens de plaat­selijk geldende voorschriften.
NOTA:
Voor verdere informatie over het opruimen van gebruikte olie, raadpleeg uw Yamaha­dealer.
Ververs de olie vaker wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden ge­bruikt, zoals langdurig stapvoets varen.
DMU29114
Inspecteer bedrading en aansluit­stukken
Inspecteer dat elk aansluitstuk stevig is aangesloten.
85
Page 93
Inspecteer dat elke massakabel stevig vastzit.
ZMU04243
Onderhoud
sleutel te verwijderen en de clip van de motorstopschakelaar te verwijderen. Schakel de accuschakelaar uit als uw boot daarmee uitgerust is.
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los- of vast­draait. Plaats een houten blok tussen de anti­cavitatieplaat en de propeller om te beletten dat de propeller kan draaien.
ZMU01897
Controlepunten
Controleer elk propellerblad op erosie door cavitatie of ventilatie, of op andere schade.
Controleer de propelleras op schade.
Controleer de spiebanen op slijtage of schade.
Controleer of er geen visdraad rond de pro­pelleras is gedraaid.
DMU32112
Propeller controleren
DWM01881
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de buurt van de propeller bevindt. Alvorens de propeller te inspecteren, te demonte­ren of te installeren, dient u de schakelin­richting in neutraal te zetten, de hoofd­schakelaar op “
” (uit) te zetten, de
Controleer de propellerasoliekeerring op schade.
86
Page 94
Onderhoud
DMU30662
De propeller verwijderen
DMU29197
Spiebaanmodellen
1. Plooi de splitpen met behulp van een buigtang recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer, de ring en het afstandstuk (indien voorzien).
WAARSCHUWING! Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer losdraait.
[DWM01890]
1
3
6
2
4
5
ZMU03228
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Drukring
3. Verwijder de propeller, de ring (indien aanwezig) en de drukring.
DMU30672
De propeller installeren
DMU29234
Spiebaanmodellen
DCM00501
en de propeller op de propelleras.
OPGELET: Zorg ervoor dat u de dru­kring vóór de propeller installeert. An­ders kunnen de onderbak en de pro­pellernaaf beschadigd raken.
[DCM01881]
3. Installeer het afstandstuk (indien vereist) en de ring. Draai de propellermoer aan met het gespecificeerde aandraaimo­ment.
Propellermoeraandraaimoment:
F100DET 35 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft­lb) F80BET 35 Nm (3.57 kgf-m, 25.8 ft-lb) F80CED 55 Nm (5.61 kgf-m, 40.6 ft-lb)
4. Breng de propellermoer tegenover de propellerasopening. Steek een nieuwe splitpen in de opening en plooi de uitein­den ervan om. OPGELET: Gebruik de
splitpen niet opnieuw. Anders kan de propeller loskomen tijdens het draai-
[DCM01891]
en.
ZMU02063
Zorg ervoor dat u een nieuwe splitpen ge­bruikt en plooi de uiteinden ervan goed om. Anders kan de propeller loskomen tij­dens het varen en verloren raken.
1. Breng Yamaha-vet of roestbestendig vet op de propelleras aan.
2. Installeer het afstandstuk (indien ver­eist), de drukring, de ring (indien vereist)
87
NOTA:
Als de propellermoer niet uitgelijnd is met de propellerasopening na het aandraaien met het gespecificeerde aandraaimoment, draai de moer dan verder aan tot ze uitgelijnd is met de opening.
Page 95
Onderhoud
DMU2928B
Verversen van tandwielolie
DWM00800
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt. U kan ernstig ge­wond raken als de buitenboordmotor op u valt.
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel of -knop vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kan dat ernstige verwondingen veroorzaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de tandwielolieaftapplug zich zo laag mo­gelijk bevindt.
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de tandwielkast.
3. Verwijder de tandwielolieaftapplug en
-pakking. OPGELET: Als er zich een te
grote hoeveelheid metaaldeeltjes op de magnetische tandwielolieaftap­plug bevindt, kan dat op een staart­stukprobleem wijzen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer.
[DCM01900]
2
1
ZMU03273
1. Tandwielolieaftapschroef
2. Oliepeilplug
NOTA:
Als de motor is uitgerust met een magne­tische tandwielolieaftapplug, dient u alle metalen deeltjes van de plug te verwijde­ren alvorens ze in te draaien.
Gebruik altijd nieuwe pakkingen. Gebruik de verwijderde pakkingen nooit opnieuw.
4. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo­dat de olie helemaal kan weglopen.
OPGELET: Controleer de gebruikte tandwielolie nadat die is afgetapt. Als de tandwielolie melkachtig is, water bevat of een groot aantal metalen deeltjes bevat, is de tandwielkast mo­gelijk beschadigd. Laat de buiten­boordmotor door een Yamaya-dealer nazien en repareren.
[DCM00713]
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de ver­wijdering van gebruikte olie.
5. Zet de buitenboordmotor in verticale stand. Spuit de tandwielolie in de ope­ning van de tandwielolieaftapplug met behulp van een flexibel vulhulpmiddel of een drukvulhulpmiddel.
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie
Aanbevolen tandwieloliekwaliteit:
SAE 90 API GL-4
Tandwieloliehoeveelheid:
F100DET 0.670 L (0.708 US qt,
0.590 Imp.qt) F80BET 0.670 L (0.708 US qt,
0.590 Imp.qt) F80CED 0.760 L (0.803 US qt,
0.669 Imp.qt)
88
Page 96
Onderhoud
ZMU03274
6. Plaats een nieuwe pakking op de olie­peilplug. Plaats de oliepeilplug als de olie uit het gat voor de oliepeilplug begint te lopen en draai de plug stevig aan.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
7. Plaats een nieuwe pakking op de olieaf­tapschroef. Plaats de olieaftapschoef en draai hem stevig aan.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
Het opnieuw assembleren van de brandstoftank moet zorgvuldig gebeu­ren. Een verkeerde assemblage kan lei­den tot een brandstoflek, met brand- en ontploffingsgevaar tot gevolg.
Loos oude benzine volgens de plaatse­lijke voorschriften.
1. Ledig de brandstoftank in een goedge­keurde container.
2. Giet een kleine hoeveelheid geschikt op­losmiddel in de tank. Installeer de tank­dop en schud de tank. Laat het oplos­middel volledig weer wegstromen.
DMU29302
De brandstoftank reinigen
DWM00920
Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar.
Als u vragen hebt over het juist uitvoe­ren van die procedure, raadpleeg dan uw Yamaha-dealer.
Blijf uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere vormen van ont­branding als u de brandstoftank reinigt.
Verwijder de brandstoftank van de boot alvorens ze te reinigen. Werk steeds buiten op een plaats die goed verlucht is.
Veeg gemorste brandstof onmiddellijk op.
89
ZMU03231
3. Verwijder de schroeven die het brand­stofleidingkoppelstukgeheel op zijn plaats houden. Trek het geheel uit de tank.
Page 97
Onderhoud
ZMU02066
4. Reinig de filter (gesitueerd op het uitein­de van de zuigbuis) in een geschikt rei­nigingsoplosmiddel. Laat de filter dro­gen.
5. Vervang de pakkingen door nieuwe exemplaren. Herinstalleer het brandstof­koppelstukpakkinggeheel en zet de schroeven stevig vast.
DMU29314
Inspecteren en vervangen van elek­trode(n)
Yamaha-buitenboordmotoren worden be­schermd tegen roest met behulp van oplos­elektroden. Controleer regelmatig de externe elektroden. Verwijder de aanslag van de op­pervlakken van de elektroden. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor het vervangen van externe elektroden.
DCM00720
Anoden mogen niet geschilderd worden, want dan werken ze niet meer.
ZMU04245
ZMU06320
NOTA:
Controleer massaleidingen die verbonden zijn met externe elektroden op modellen die ermee zijn uitgerust. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de controle en de ver­vanging van interne elektroden die verbon­den zijn met het motorblok.
DMU29323
Controleren van de accu (voor mo­dellen met elektrische starter)
DWM01902
Electrolyt aanwezig in de accu is giftig en bijtend en accu’s genereren explosief wa­terstofgas. Tijdens het werken in de na­bijheid van de accu:
Draag oogbeschermingsmiddelen en rubberen handschoenen.
Rook niet of plaats geen andere ontste­kingsbronnen nabij de accu.
90
Page 98
Onderhoud
De procedure voor het controleren van de accu varieert naar gelang van de accu. Deze procedure bevat typische controles die van toepassing zijn op veel verschillende accu’s, maar u moet altijd de instructies van de ac­cufabrikant naleven.
DCM01920
Een slecht onderhouden accu raakt snel defect.
1. Controleer het elektrolytpeil.
2. Controleer de lading van de accu. Als uw boot is uitgerust met een digitale snel­heidsmeter helpen de voltmeter en de waarschuwingsfuncties voor een te lage accuspanning u bij het controleren van de acculading. Raadpleeg uw Yamaha­dealer als de accu moet worden opgela­den.
3. Controleer de accu-aansluitingen. Ze moeten zuiver zijn, stevig vastzitten en bedekt zijn met een isolatiekap.
WAARSCHUWING! Slechte verbin­dingen kunnen kortsluiting of von­kontlading produceren en een explo­sie veroorzaken.
[DWM01912]
DMU29334
Aansluiten van de accu
DWM00572
Monteer de accuhouder op een droge, goed geventileerde, trillingsvrije plek in de boot. Plaats een volledig opgeladen accu in de houder.
DCM01124
Verwissel de batterijkabels niet. Anders zouden de elektrische onderdelen kun­nen worden beschadigd.
1. Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar (bij de modellen waarop dat van toepassing is) op “
” (uit) staat, alvorens aan de
accu te werken.
2. Verbind de rode accukabel eerst met de POSITIEVE (+) pool. Verbind vervol­gens de zwarte accukabel met de NE­GATIEVE (-) pool.
1
3
1. Rode kabel
2. Zwarte kabel
3. Accu
3. De elektrische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aange­koppeld zijn, anders kan de accu de motor niet starten.
DMU29371
Loskoppelen van de accu
1. Schakel de accuschakelaar (indien aan­wezig) en de hoofdschakelaar uit.
2
ZMU01811
91
Page 99
OPGELET: Als ze er op worden gela­ten, kan de elektrische installatie be­schadigd raken.
[DCM01930]
2. Koppel de negatieve kabel(s) los van de
negatieve (-) pool. OPGELET: Koppel
altijd eerst alle negatieve (-) kabels los om een kortsluiting en schade aan de elektrische installatie te voorkomen.
[DCM01940]
3. Koppel de positieve kabel(s) los en ver­wijder de accu uit de boot.
4. Reinig, onderhoud en bewaar de accu in overeenstemming met de instructies van de fabrikant.
DMU38660
Opbergen van de batterij
Wanneer u uw Yamaha buitenboordmotor voor een langere periode (2 maanden of lan­ger) opbergt, dient u de batterij te verwijderen en ze op een koele, droge plaats op te ber­gen. Controleer de batterij en laad ze indien nodig op.
Onderhoud
92
Page 100

Herstellen van defecten

DMU38671
Problemen verhelpen
Een probleem in de brandstof-, compressie­of ontstekingssystemen kan ervoor zorgen dat de motor slecht start, dat er minder aan­drijfkracht is of dat er zich andere problemen voordoen. Dit hoofdstuk beschrijft basisin­specties en mogelijke oplossingen, en het heeft betrekking op alle Yamaha-buiten­boordmotoren. Daarom zijn bepaalde items niet van toepassing op uw model. Als uw buitenboordmotor moet worden her­steld, breng hem dan naar uw Yamaha-dea­ler. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het waar­schuwingslampje voor motorpech knippert.
Het Yamaha Security System werkt niet correct.
V. Is de ontvanger binnen het zendbereik van de afstandsbedieningszender? A. Gebruik de afstandsbedieningszender binnen het ontvangbereik van de ontvanger.
V. Staat de hoofdschakelaar in de stand “
”?
A. Zet de hoofdschakelaar in de stand “
V. Wordt de communicatie belemmerd door voorwerpen zoals een andere communica­tiebron of metaal in de buurt? A. Gebruik de afstandsbedieningszender uit de buurt van de andere communicatiebron of het metaal.
V. Is de batterij van de afstandsbediening­zender ontladen? A. Gebruik de reserveafstandsbedienings­zender of laat de batterij vervangen door een Yamaha-dealer.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de acculading te zwak of te laag? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
De starter werkt niet.
V. Is de acculading te zwak of te laag? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de zekering voor het relais van de elek­trische starter of de elektrische kring doorge­slagen?
”.
A. Zoek naar de oorzaak van de elektrische overbelasting en neem die weg. Vervang de zekering door een nieuwe met de juiste stroomsterkte.
V. Zijn de starteronderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de afstandsbedieningszender geregi­streerd? A. Gebruik de afstandsbedieningszender die werd geregistreerd met de ontvanger.
93
V. Staat de schakelhendel in versnelling? A. Schakel naar neutraal.
De motor start niet (de starter werkt).
Loading...