Deze gebruiksaanwijzing dient slechts ter informatie. Alle informatie hierin kan zonder voorafgaand bericht worden gewijzigd. Xerox Corporation kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor enige directe of indirecte schade die eventueel door toepassing van de in deze handleiding omschreven informatie zou kunnen ontstaan.
• Workcentre 3119 is een modelnaam van Xerox Corporation.
• Xerox en het Xerox-logo zijn handelsmerken van Xerox Corporation.
• IBM en IBM PC zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation.
• PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard.
• Microsoft, Windows, Windows 98, Windows Me, Windows 2000 en Windows XP zijn gedeponeerde handelsmerken van de Microsoft Corporation.
• TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
• Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
Plaats van de onderdelen ............................................................................................................................................... 1.2
Het apparaat instellen
Meer informatie .............................................................................................................................................................. 2.1
Een locatie selecteren .................................................................................................................................................... 2.2
Tonercassette plaatsen .................................................................................................................................................. 2.2
Papier plaatsen .............................................................................................................................................................. 2.3
Het apparaat aanzetten .................................................................................................................................................. 2.5
Apparaat instellen
Overzicht van de menu’s op het bedieningspaneel ........................................................................................................ 2.6
De taal op het display wijzigen ....................................................................................................................................... 2.6
Gebruik van de energiebesparende modi ...................................................................................................................... 2.6
Eigenschappen van het printerstuurprogramma ............................................................................................................ 2.7
Documenten plaatsen .................................................................................................................................................... 3.1
Papier plaatsen .............................................................................................................................................................. 3.5
Papierformaat en -type instellen ..................................................................................................................................... 3.6
Een uitvoerlocatie kiezen ............................................................................................................................................... 3.6
De instellingen per kopie wijzigen .................................................................................................................................. 4.1
De standaardinstellingen wijzigen .................................................................................................................................. 4.2
De optie voor time-out instellen ...................................................................................................................................... 4.3
5. Eenvoudig afdrukken
Een document afdrukken ............................................................................................................................................... 5.1
Een afdruktaak annuleren .............................................................................................................................................. 5.1
6. Scannen
Beginselen van scannen ................................................................................................................................................ 6.1
De tonercassette onderhouden ...................................................................................................................................... 8.3
Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen ............................................................................................................. 8.4
De Status-LED ................................................................................................................................................................ 9.3
Informatie over berichten op het display ........................................................................................................................ 9.4
Andere problemen oplossen .......................................................................................................................................... 9.5
Specificaties van de scanner en het kopieerapparaat .................................................................................................. 10.1
Specificaties van de printer .......................................................................................................................................... 10.2
2
Belangrijke voorzorgsmaatregelen en veiligheidsinformatie
Houd u bij gebruik van dit apparaat altijd aan de onderstaande basisinstructies om de
kans op brand, elektrische schokken en persoonlijk letsel zo klein mogelijk te houden:
1
Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2
Gebruik altijd uw gezond verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3
Neem alle waarschuwingen en aanwijzingen in acht die op het apparaat en in
de bijbehorende documentatie zijn vermeld.
4
Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken,
moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden. Misschien zijn de andere
gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Als u er niet uit komt, raadpleegt
u uw verkoper of de onderhoudsdienst.
5
Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker
uit het telefoonstopcontact voordat u het apparaat reinigt. Reinig het apparaat niet
met vloeibare reinigingsmiddelen of reinigingsmiddelen in spuitbussen. Reinig het
apparaat uitsluitend met een vochtige doek.
6
Plaats het apparaat niet op een wankel wagentje of onderstel of op een onstabiele
tafel. Het apparaat zou kunnen vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7
Plaats het apparaat nooit op, nabij of boven een radiator, verwarmingselement,
airconditioner of ventilatiekanaal.
8
Plaats geen voorwerpen op het netsnoer. Zet het apparaat ook niet op een plaats
waar de kabels kunnen knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen
over de kabels heen lopen.
15
Verander alleen de instellingen die in de handleiding worden behandeld. Als u andere
instellingen niet op de juiste wijze verandert, kan dit ertoe leiden dat het apparaat
wordt beschadigd. Een erkend monteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben
om het apparaat weer in orde te maken.
16
Als niet het netsnoer wordt gebruikt dat bij uw printer wordt geleverd, kan de veiligheid
niet worden gegarandeerd. Als u een netsnoer gebruikt van langer dan 2 m met
een apparaat van 110 V, moet het netsnoer 16 AWG
17
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
a
of hoger zijn.
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de VS gecertificeerd volgens de eisen van DHHS 21 CFR, hoofdstuk
1 subhoofdstuk J voor Klasse I(1) laserproducten en buiten de VS als Klasse I laserproduct
volgens de eisen van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem
en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, onderhoud door de gebruiker of
in de instructies voorgeschreven onderhoudsituaties personen niet worden blootgesteld
aan laserstralen hoger dan Klasse I.
WAARSCHUWING
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/
scanner is verwijderd. De onzichtbare laserstraal kan naar buiten worden gereflecteerd
en uw ogen beschadigen.
9
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan
de werking van de apparaten verstoren en kan leiden tot brand en elektrische schokken.
10
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer
bijten.
11
Duw nooit een voorwerp door de openingen in de behuizing van het apparaat. Het
voorwerp zou een component kunnen raken die onder een gevaarlijk hoge spanning
staat, waardoor het gevaar van brand of elektrische schokken bestaat. Zorg dat er
nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden gemorst.
12
De meeste scanners met een glasplaat beschikken over een zware documentklep
die het document aandrukt voor optimale scan-/faxresultaten. Als dit ook voor uw
model geldt, sluit u de klep nadat u het document op de glasplaat hebt gelegd door
de klep voorzichtig op het document te laten zakken.
13
Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, mag u het apparaat
niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar een erkende onderhoudsmonteur als
reparaties nodig zijn. Als u delen van de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden
blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Als u het apparaat
later niet op de juiste manier weer in elkaar zet, loopt u ook gevaar om een elektrische
schok te krijgen tijdens het gebruik van het apparaat.
14
In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de
pc en het stopcontact, en laat u controle en reparatie over aan een goed opgeleide
onderhoudsmonteur:
• als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
• als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
• als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
• als het apparaat niet naar behoren werkt hoewel u de instructies hebt opgevolgd;
• als het apparaat is gevallen of als de behuizing zichtbaar beschadigd is;
• als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
Veiligheid in verband met ozon
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon.
De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker.
Wij raden echter aan het apparaat in een goed geventileerde
ruimte te plaatsen.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een
Xerox-verkooppunt in uw buurt.
a AWG: American Wire Gauge
3
Energiebesparing
Deze printer maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie die het
stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energieverbruik
automatisch verlaagd.
Hergebruik
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of voer ze op een
milieuvriendelijke wijze af.
Correct verwijderen van dit product (afgedankte elektrische
en elektronische apparatuur)
(Geldt voor de Europese Unie en voor andere Europese landen waarin
afval gescheiden wordt ingezameld)
Deze markering op het apparaat of in de handleiding geeft aan dat het
niet met de rest van het huishoudelijk afval mag worden weggegooid.
Gelieve het apparaat van het andere afval te scheiden om eventuele
schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een
onverantwoord afvalbeheer te voorkomen. Recycle het op een
verantwoorde manier om een duurzaam hergebruik van materialen
aan te moedigen.
Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze hun apparaat
kochten, of met de gemeente-instanties voor meer informatie over waar en hoe ze dit
product op een ecologisch verantwoorde manier kunnen recyclen.
Zakelijke gebruikers dienen contact op te nemen met hun leverancier en dienen de
voorwaarden en bepalingen van de verkoopovereenkomst te controleren. Dit product
mag niet met het andere bedrijfsafval worden weggegooid.
Radiofrequentiestraling
• Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op.
• Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
• Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die
waarop de ontvanger is aangesloten.
• Raadpleeg uw printerleverancier of een ervaren radio-/televisiemonteur.
O
PGEPAST
de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet)
kunnen ertoe leiden dat uw toestemming om het apparaat te gebruiken vervalt.
:
wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor stoorsignalen
vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de standaard voor apparatuur die interferentie
zou kunnen veroorzaken, met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and
Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux
appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur :
« Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Verklaring van conformiteit (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de Xerox Corporation.
Verklaring van conformiteit met de volgende geldende EU-richtlijnen
93/68/EEC vanaf de vermelde datums:
1 januari 1995
van de wetgevingen van de lidstaten betreffende laagspanningsapparatuur.
1 januari 1996
van de wetgevingen van de lidstaten betreffende elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999
voor telecommunicatie en de onderlinge herkenning van hun conformiteit.
U kunt bij uw vertegenwoordiger van Xerox Corporation een volledige verklaring krijgen
waarin de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd.
: Richtlijn 89/336/EEG (92/31/EEG) van de Raad inzake de harmonisatie
: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad inzake radioapparatuur en eindapparatuur
: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad inzake de harmonisatie
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat
is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
• dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken, en;
• dit apparaat moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie
die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale apparaten van klasse B,
zoals deze zijn vastgelegd indeel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn
bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis.
Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan,
indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke
interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd
dat bij een bepaalde installatie geen interferentie optreedt. Als dit apparaat schadelijke
interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het
apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een
of meer van de volgende stappen te ondernemen:
De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK)
B
ELANGRIJK
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13
ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de zekering vervangt, moet u hiervoor
een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd
of vervangen, moet u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van
de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap
op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd Koninkrijk en
kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (met name oudere) gebouwen
hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. Als u het apparaat op een
ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een geschikt verloopstuk (adapter) kopen.
Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
4
W
AARSCHUWING
Als u de aangegoten stekker toch verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk
in de vuilnisbak.
U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een
stopcontact steekt, bestaat er gevaar voor elektrische schokken.
B
ELANGRIJKE WAARSCHUWING
: dit apparaat moet op een geaard
stopcontact worden aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering:
• Groen-geel: aarde
• Blauw: neutraal
•Bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen
met die van de stekker.
Sluit de groen-gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "E", het
aardesymbool, de kleuren groen-geel of de kleur groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "N" of de kleur zwart.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "N" of de kleur zwart.
Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 ampère zijn aangebracht: in de stekker,
in de adapter of in de verdeelkast.
5
1Inleiding
Gefeliciteerd met de aankoop van dit multifunctionele apparaat van Xerox.
Met dit apparaat kunt u afdrukken, kopiëren en scannen.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Speciale functies
•Plaats van de onderdelen
Speciale functies
Uw nieuwe apparaat beschikt over bijzondere functies die de afdrukkwaliteit
verhogen. U kunt:
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
Tijd en geld besparen
• U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen.
• U kunt voorbedrukte formulieren en normaal briefhoofdpapier gebruiken.
Raadpleeg de sectie
• Deze printer
aanzienlijk te verlagen wanneer er niet wordt afgedrukt.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
• U kunt afdrukken onder
• Uw printer is compatibel met diverse versies van het besturingssysteem
Linux
• Uw printer is compatibel met diverse versies van het besturingssysteem
Macintosh
• Dit apparaat wordt geleverd met een
bespaart automatisch stroom
.
.
Software
Windows 98/Me/2000/XP
USB
-interface.
door het stroomverbruik
.
• U kunt afdrukken op maximaal
Software
• Uw apparaat drukt tot 18 ppma van A4-formaat af en tot 19 ppm van
letter-formaat.
Verschillende papiersoorten verwerken
•De
etiketten, transparanten, aangepaste papierformaten, briefkaarten
en zwaar papier.
•De
A4 of Letter.
Professionele documenten maken
•
Watermerken
watermerk (bijv. "Vertrouwelijk"). Raadpleeg de sectie
•
Posters
document worden vergroot en afgedrukt op verschillende vellen die
u kunt samenvoegen tot een poster. Raadpleeg de sectie
.
handinvoer
papierinvoerlade
is geschikt voor gewoon papier, briefpapier, enveloppen,
is geschikt voor 250 vel papier van het formaat
afdrukken. U kunt uw documenten voorzien van een
afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw
600 dpi X 600 dpi
. Raadpleeg de sectie
Software
.
Software
.
a pagina’s per minuut
1.1
Inleiding
Plaats van de onderdelen
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich
bevinden:
Voorkant
1
2
Achterkant
achterklep
USB-poort
3
netsnoeraansluiting
4
stroomschakelaar
1
documentklep
2
glasplaat
3
bedieningspaneel
4
voorklep
5
tonercassette
geleiders voor handmatige
6
papierinvoer
7
papierinvoerlade
8
handinvoer
9
uitvoerlade
10
scanunit
1.2
Inleiding
Functies van het bedieningspaneel
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Hier ziet u de status van het apparaat en de eventuele aanwijzingen tijdens het gebruik.
Hier wordt de status van uw apparaat weergegeven. Zie pagina 9.3.
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s.
Hiermee bevestigt u de in het display geselecteerde optie.
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu.
Hiermee keert u terug naar het hoogste menuniveau.
Hiermee kunt u het aantal af te drukken exemplaren invoeren.
Hiermee onderbreekt u een bewerking.
In de stand-bymodus kunt u kopieeropties zoals resolutie, het type document, het kopieerformaat en het aantal exemplaren wissen/annuleren.
Hiermee start u een taak.
1.3
Inleiding
2Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat kunt
installeren.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Het apparaat instellen
•Een locatie selecteren
•Tonercassette plaatsen
•Papier plaatsen
•Aansluitingen
•Het apparaat aanzetten
Apparaat instellen
•Overzicht van de menu’s op het bedieningspaneel
•De taal op het display wijzigen
•Gebruik van de energiebesparende modi
Overzicht van printersoftware
•Meegeleverde printersoftware
•Eigenschappen van het printerstuurprogramma
•Systeemeisen
Het apparaat instellen
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt
u in de volgende bronnen, op papier of op het scherm.
Beknopte
installatiehandleiding
Online
gebruikershandleiding
Biedt meer informatie over het instellen van
uw apparaat. Volg deze instructies op om het
apparaat gebruiksklaar te maken.
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw
apparaat te benutten en meer informatie over het
onderhoud van uw apparaat, probleemoplossing
en het installeren van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook een sectie
met informatie over hoe u met uw apparaat
documenten kunt afdrukken op verschillende
besturingssystemen en hoe u de meegeleverde
softwarehulpprogramma’s gebruikt.
OPMERKING:
talen vindt u in de map
printerstuurprogramma’s.
Software
gebruikershandleidingen in andere
Manual
op de cd met
Help voor
printerstuurprogramma
Xerox-websiteAls u over een internetverbinding beschikt, kunt
Ondersteunende informatie over de
eigenschappen van het printerstuurprogramma
en instructies voor de afdrukinstellingen.
Voor toegang tot een Help-scherm voor het
printerstuurprogramma klikt u op
dialoogvenster Printereigenschappen.
u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s,
handleidingen en bestelinformatie vinden op
website van Xerox:
www.xerox.com.
Help
in het
2.1
Aan de slag
Een locatie selecteren
Tonercassette plaatsen
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie.
Zorg ervoor dat u kleppen en papierladen gemakkelijk kunt openen.
Plaats de printer niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op
een vochtige plek. Plaats de printer niet op de rand van een bureau of tafel.
Benodigde ruimte
•
Voorkant
verwijderen)
•
Achterkant
•
Rechts
Links
•
: 482,6 mm (voldoende ruimte om de papierlade te kunnen
: 100 mm (voldoende ruimte voor ventilatie)
: 100 mm (voldoende ruimte voor ventilatie)
: 100 mm (voldoende ruimte voor ventilatie)
1
Open de voorklep.
2
Haal de tonercassette uit de verpakking. Gebruik daarvoor geen mes
of ander scherp voorwerp, waardoor de drum van de tonercassette
zou kunnen beschadigen.
3
Schud de cassette 5 of 6 keer heen en weer om de toner in de cassette
gelijkmatig te verdelen.
2.2
Aan de slag
Door goed te schudden haalt u de meeste afdrukken uit
de tonercassette.
4
Verwijder het papier dat de
OPMERKING
dan weg met een droge doek en was het kledingstuk in koud water.
De toner hecht zich aan de stof als u warm water gebruikt.
:krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner
tonercasette
beschermt.
OPGEPAST
• Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet langer
dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de cassette met een
blad papier als u deze meer dan enkele minuten in het licht laat liggen.
• Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Gebruik
het handvat op de tonercassette en vermijd zo dat u dit gebied aanraakt.
5
6
:
Houd de cassette vast aan de handgreep. Schuif de tonercassette
langzaam in de opening van de machine.
De nokken aan de zijkanten van de tonercassette en de bijbehorende
groeven in het apparaat voeren de tonercassette naar de juiste
positie totdat deze volledig op haar plaats klikt.
Papier plaatsen
Het magazijn heeft een capaciteit van maximaal 250 vel normaal
papier (
75 g/m2).
1
Open de papierinvoerlade en verwijder deze uit de printer.
2
Waaier het papier uit om vellen die aan elkaar zitten los te maken.
Maak er vervolgens op een vlakke ondergrond een rechte stapel van.
1
Groef
2
Nok
7
Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de voorklep goed dicht is.
OPMERKING
3.000 pagina’s afdrukken met een tonercassette (1.000 pagina’s voor
de startcassette die bij het apparaat wordt geleverd).
:als u tekst afdrukt met een dekking van 5% kunt u ongeveer
3
Plaats de stapel in de papierinvoerlade.
afdrukken komt omlaag te liggen
OPMERKING
u de papiergeleiders aanpassen. Zie pagina 2.4 voor meer informatie.
: als u een ander papierformaat wilt aanbrengen, moet
De zijde waarop u wilt
.
2.3
Aan de slag
4
Let op de papierlimietmarkering aan beide binnenzijden van
de papierinvoerlade. Als u teveel papier in het magazijn doet,
kan het papier vastlopen.
5
Plaats de papierinvoerlade en schuif deze terug in de printer.
Het formaat van het papier in de papierinvoerlade wijzigen
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst,
moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierinvoerlade te verlengen.
1
Druk op de vergrendeling van de papierlengtegeleider om deze
te ontgrendelen en schuif de geleider volledig uit zodat de volledige
lengte van de papierinvoerlade kan worden gebruikt.
2
Knijp nadat u het papier in de papierinvoerlade hebt aangebracht
de voorste lengtegeleider in en schuif deze terug tot de stapel
papier net wordt aangeraakt.
OPMERKING
instellen op de desbetreffende papiersoort en het formaat. Zie pagina 3.6
voor het kopiëren of raadpleeg de sectie
de pc. De afdrukinstellingen die via het printerstuurprogramma zijn ingesteld,
krijgen voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel.
:nadat u papier in de lade hebt geplaatst, moet u het apparaat
Software
voor het afdrukken via
Aan de slag
Stel bij papierformaten die kleiner zijn dan Letter, de voorste
papierlengtegeleider zo in dat deze de stapel papier net aanraakt.
2.4
3
Knijp de papierbreedtegeleider samen zoals hieronder afgebeeld
en schuif hem tegen de stapel papier aan. De geleider mag het
papier maar nipt raken.
NB
:
• Zorg ervoor dat de breedtegeleider niet zo strak tegen het afdrukmateriaal
aan zit dat het bol gaat staan.
• Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier vastlopen.
Opmerking: wanneer u gebruik maakt van USB beschikt het apparaat
over twee standen: Fast (snel) en Slow (langzaam). Standaard staat het
apparaat ingesteld op Fast. Bij bepaalde pc’s werkt de USB-verbinding
in deze stand niet goed. In dat geval kunt u voor een beter resultaat de stand
Slow selecteren. Zie pagina 9.7 voor meer informatie over het wijzigen
van de USB-snelheid.
Het apparaat aanzetten
1
Sluit het ene uiteinde van het bijgeleverde netsnoer aan op de
netaansluiting
in een geaard stopcontact.
2
Druk op de aan/uit-schakelaar om het apparaat aan te zetten.
Het bericht
display en geeft aan dat het apparaat nu is ingeschakeld.
van het apparaat en steek het andere uiteinde
Opwarmen... Even geduld aub
verschijnt op het
Aansluitingen
1
Sluit een USB-kabel aan op de USB-connector van het apparaat.
Naar de USB-poort van uw computer
2
Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de USB-poort van
de computer.
Raadpleeg eventueel de handleiding van uw computer.
Zie pagina 2.6 voor informatie over het instellen van een andere
taal voor het display.
OPGEPAST
• De smelteenheid achter de achterklep van uw apparaat wordt erg
warm tijdens het gebruik. Zorg dat u uw vingers niet brandt wanneer
u in dit gedeelte bezig bent.
• Haal het apparaat niet uit elkaar wanneer het aan staat. Als u dit doet,
kunt u een elektrische schok krijgen.
:
2.5
Aan de slag
Apparaat instellen
Overzicht van de menu’s op het
bedieningspaneel
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor het
instellen van het apparaat of het gebruik ervan. Druk op de knop
om toegang te krijgen tot deze menu’s
Raadpleeg onderstaand diagram.
Verkl./Vergr.
Tonersterkte
Orgineeltype
Speciale kopie
.
Uit
Klonen
Aut. aanp.
Id kaart kop.
2 op 1 vel
Poster
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het bedieningspaneel te wijzigen:
1
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
App. instellen
2
Druk op de knop wanneer
3
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) om de gewenste taal
weer te geven en druk op de knop .
4
Druk op de knop om terug te keren naar de stand-bymodus.
verschijnt.
Taal
verschijnt.
Gebruik van de energiebesparende modi
Tonerspaarstand
In de tonerspaarstand beperkt het apparaat de hoeveelheid toner per
afgedrukte pagina. Zo gaat uw tonercassette langer mee dan in normale
modus. Dit gaat evenwel ten koste van de afdrukkwaliteit.
1
Druk op de knop tot
van het display verschijnt.
2
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
op de knop .
OPMERKING
in printereigenschappen in- of uitschakelen. Raadpleeg de sectie
: voor afdrukken vanaf de pc kunt u ook de tonerspaarstand
Tonerbesparing
Aan
op de bovenste regel
verschijnt en druk daarna
Software
.
Tonerbesparing
Papier inst.
Kopie inst.
Rapport
App. instellen
Onderhoud
Papierformaat
Papiersoort
Stnd. wijzigen
Time-out
Taal
Slaapstand
USB-modus
Trom. reinigen
Instel. wissen
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat
minder stroom zolang er geen gebruik van wordt gemaakt. U kunt deze
stand inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een
afdrukopdracht moet wachten voor het het energieverbruik verlaagt.
1
Druk op de knop tot
het display verschijnt.
2
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
druk daarna op de knop .
3
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
daarna op de knop .
4
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) om de gewenste tijdinstelling
weer te geven en druk op de knop .
5
Druk op de knop om terug te keren naar de stand-bymodus.
App. instellen
op de bovenste regel van
Slaapstand
Aan
verschijnt en
verschijnt en druk
2.6
Aan de slag
Overzicht van printersoftware
Eigenschappen van het
printerstuurprogramma
Meegeleverde printersoftware
U installeert de printersoftware vanaf de meegeleverde cd-rom met het
printerstuurprogramma nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd en op
de computer hebt aangesloten. Raadpleeg de sectie
meer informatie.
De cd-rom met het printerstuurprogramma bevat de volgende software:
Programma’s voor Windows
Om het apparaat onder Windows als printer en scanner te kunnen gebruiken,
moet u het MFP-stuurprogramma installeren. U kunt de volgende onderdelen
afzonderlijk of allemaal installeren:
•
Printerstuurprogramma
van uw printer ten volle te kunnen benutten.
•
Scannerstuurprogramma
(WIA)-stuurprogramma voor het scannen van documenten op uw
apparaat.
•
ControlCentre
te maken. U kunt ook de firmware van het apparaat bijwerken.
: gebruik dit programma om vermeldingen in de telefoonlijst
: gebruik dit stuurprogramma om de functies
: een TWAIN- en Windows Image Acquisition
Linux-stuurprogramma
U kunt ook afdrukken en scannen als u werkt met het besturingsprogramma
Linux. Zie de sectie
van het MFP-stuurprogramma voor Linux.
Software
voor meer informatie over de installatie
Software
voor
De stuurprogramma’s van uw printer ondersteunen de volgende
standaardfuncties:
• papierinvoer selecteren
• papierformaat, afdrukstand en mediatype
• aantal exemplaren
Onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de mogelijkheden
die door de stuurprogramma’s worden ondersteund:
Printerstuurprogramma
Functie
TonerspaarstandJaNeeJa
Optie afdrukkwaliteitJaJaJa
Poster afdrukkenJaNeeNee
Meerdere pagina’s
per vel (N-up)
Afdruk aanpassen aan
papierformaat
Verkleinen/vergrotenJaJaJa
WatermerkJaNeeNee
Win 98/Me/
2000/XP
JaJaJa (2, 4)
JaNeeJa
MacintoshLinux
Printerstuurprogramma voor Macintosh
U kunt ook afdrukken en scannen als u werkt met het besturingsprogramma
Macintosh. Zie de sectie
van het printerstuurprogramma voor Macintosh.
Software
voor meer informatie over de installatie
Aan de slag
2.7
OverlayJaNeeNee
Optie TrueTypelettertypen
OPMERKING
: de functie Overlay wordt niet ondersteund in NT 4.0.
JaNeeNee
Systeemeisen
Voor u begint, moet u nagaan of uw computer aan de minimumeisen voldoet.
OnderdeelEisenAanbevolen
Besturings
systeem
ProcessorWindows 98/
Intern
geheugen
Vrije
schijfruimte
Internet
Explorer
OPMERKING
beheerdersrechten software installeren.
Windows 98/Me/2000/XP
Pentium II
Me/2000
Windows XPPentium III
Windows 98/
Me/2000
Windows XP128 MB of meer256 MB
Windows 98/
Me/2000
Windows XP1 GB of meer5 GB
5.0 of hoger
: voor Windows 2000/XP kunnen gebruikers met
400 MHz of hoger
933 MHz of hoger
64 MB of meer128 MB
300 MB of meer1 GB
Pentium III
933 MHz
Pentium IV 1 GHz
2.8
Aan de slag
3Originelen en papier
plaatsen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u documenten
en afdrukmaterialen in uw apparaat moet plaatsen.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Documenten plaatsen
•Afdrukmateriaal kiezen
•Papier plaatsen
•Papierformaat en -type instellen
•Een uitvoerlocatie kiezen
Documenten plaatsen
U kunt de glasplaat gebruiken om een origineel te kopiëren of scannen.
1
Open de documentklep.
2
Plaats het document op de
onderen
de glasplaat.
3
Sluit de documentklep. Zorg dat het document niet wordt verplaatst.
NB
:
• Als u tijdens het kopiëren de documentklep open laat, kan de kwaliteit
van de kopie achteruitgaan en wordt er mogelijk meer toner gebruikt.
• Als er stof op de glasplaat zit, is het mogelijk dat er op de kopie zwarte
puntjes verschijnen. Houd de glasplaat schoon.
• Als u een bladzijde uit een boek of tijdschrift kopieert, opent u de
documentklep volledig tot de scharnieren tegen de aanslag komen,
plaatst u het origineel en sluit u de klep. Als het boek of tijdschrift
meer dan 30 mm dik is, begint u te kopiëren met de klep open.
leg het gelijk met de markering in de linkerbovenhoek van
glasplaat
met de
bedrukte zijde naar
3.1
Originelen en papier plaatsen
Afdrukmateriaal kiezen
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, zoals normaal papier,
enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik alleen afdrukmaterialen
die voldoen aan de richtlijnen voor uw apparaat. Gebruik van papier dat
niet aan de specificaties uit deze gebruiksaanwijzing voldoet, kan tot
de volgende problemen leiden:
• slechte afdrukkwaliteit
• vastlopen van het papier
• versnelde slijtage van het apparaat
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel
en vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat
en de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van de afdrukmedia rekening
met het volgende:
• Gewenst resultaat: het papier dat u kiest, moet geschikt zijn voor het
project.
• Formaat: u kunt elk papierformaat gebruiken dat gemakkelijk tussen
de papiergeleiders van de papierinvoerlade past.
• Gewicht: de printer ondersteunt de volgende papiergewichten:
- bankpostpapier van 60 tot 90 g/m2 voor de papierinvoerlade
- bankpostpapier van 60 tot 165 g/m2 voor de handinvoer.
• Helderheid: Sommige papiersoorten zijn witter dan andere, wat resulteert
in scherpere en helderdere afbeeldingen.
• Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het papier bepaalt hoe
scherp de afdruk er uitziet op papier.
Ondersteunde papiersoorten en -formaten
PapiersoortFormaatAfmetingenGewicht
Normaal
papier
Letter215,9 x 279 mm• 60 tot 90 g/m2
bankpostpapier voor
Legal215,9 x 355,6 mm
de papierinvoerlade
• 60 tot 165 g/m
Folio216 x 330,2 mm
bankpostpapier voor de
A4210 x 297 mm
handinvoer
Oficio216 x 343 mm
JIS B5182 x 257 mm
ISO B5176 x 250 mm
Executive184,2 x 266,7 mm
A5148,5 x 210 mm
A6105 x 148,5 mm
a
• 250 vel 75g/m2
2
• 1 vel voor de
Capaciteit
bankpostpapier voor de
papierinvoerlade
handinvoer
b
NB
:
• Het is mogelijk dat bepaalde soorten papier geen bevredigend resultaat
geven hoewel ze voldoen aan alle specificaties in deze sectie. Dit kan
het gevolg zijn van onjuiste bediening, een ongeoorloofd temperatuuren vochtigheidsniveau, of andere variabele omstandigheden waarover
Xerox geen controle heeft.
• Voordat u grote hoeveelheden papier koopt, controleert u of het
papier voldoet aan de vereisten in deze gebruikershandleiding.
OPGEPAST
: als u papier gebruikt dat niet voldoet aan deze specificaties,
kan dit problemen veroorzaken die een reparatie vereisen. Dergelijke
reparaties zijn niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten
van Xerox.
EnvelopEnvelop B5176 x 250 mm60 tot 90 g/m
Envelop
98,4 x 190,5 mm
Monarch
Envelop
105 x 241 mm
COM-10
Envelop DL110 x 220 mm
Envelop C5162 x 229 mm
Envelop C6114 x 162 mm
Transparanten
EtikettenLetter,
Letter, A4Raadpleeg de sectie
Normaal papier
Raadpleeg de sectie
Legal,
Normaal papier
138 tot 148 g/m
120 tot 150 g/m
Folio, A4,
JIS B5,
ISO B5,
Executive,
A5, A6
2
1 vel voor de
handinvoer
2
1 vel voor de
handinvoer
2
1 vel voor de
handinvoer
3.2
Originelen en papier plaatsen
PapiersoortFormaatAfmetingenGewicht
KaartenLetter,
Legal,
Raadpleeg de sectie
Normaal papier
60 tot 165 g/m
a
2
Capaciteit
1 vel voor de
handinvoer
b
Folio, A4,
JIS B5,
ISO B5,
Executive,
A5, A6
Minimaal formaat
(aangepast)
Maximaal formaat
76 x 127 mm60 tot 165 g/m21 vel voor de
handinvoer
215,9 x 356 mm
(aangepast)
a Als het papier meer weegt dan 90 g/m2, plaatst u het papier vel voor vel in de handinvoer.
b De maximale capaciteit verschilt afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal
en de omgeving.
Ondersteunde papierformaten per modus
ModusFormaatInvoer
KopieermodusLetter, Legal, Folio, A4, JIS B5,
ISO B5, Executive, A5, A6
Enkelzijdig afdrukkenHet apparaat ondersteunt
alle formaten
• papierinvoerlade
• handinvoer
• papierinvoerlade
• handinvoer
Richtlijnen voor de keuze en het bewaren van
afdrukmaterialen
Houd de volgende richtlijnen in acht wanneer u papier, enveloppen of andere
afdrukmaterialen kiest:
• Gebruik altijd papier of ander materiaal dat voldoet aan de specificaties
die zijn vermeld op pagina 3.2.
• Als u probeert af te drukken op vochtig, gekruld, verkreukeld of gescheurd
papier, kan dit papierstoringen en een slechte afdrukkwaliteit tot
gevolg hebben.
• Voor een optimale afdrukkwaliteit, gebruikt u best hoogwaardig
kopieerpapier speciaal voor laserprinters.
• Vermijd de volgende papiersoorten:
- Papier met reliëfopdruk, perforaties of een te ruw of te glad oppervlak
- Wisbaar bankpostpapier
- Kettingpapier
- Synthetisch papier en warmtebestendig papier
Carbonloos
-
• Deze papiersoorten kunnen aanleiding geven tot papierstoringen,
chemische dampen en schade aan uw apparaat.
• Bewaar papier in de originele verpakking tot u het gebruikt. Plaats
de kartonnen dozen op pallets of in rekken, niet op de grond. Plaats
geen zware voorwerpen bovenop het papier, ongeacht of het verpakt
is of niet. Vermijd vocht of andere omstandigheden waardoor het
papier kan gaan krullen of kreuken.
• De opslagtemperatuur voor ongebruikte materialen moet tussen 15°C
en
30°C liggen. De relatieve luchtvochtigheid moet tussen 10% en
70% liggen.
• Bewaar ongebruikt papier in een vochtbestendige verpakking, zoals
een plastic doos of zak, om te vermijden dat uw papier aangetast
wordt door vocht en stof.
• Speciaal papier voert u vel voor vel in via de handinvoer om te voorkomen
dat het vastloopt.
• U kunt voorkomen dat materialen zoals transparanten en vellen met
etiketten aan elkaar gaan plakken door elk vel te verwijderen zodra
het is afgedrukt.
papier en
doordruk
papier.
3.3
Originelen en papier plaatsen
Richtlijnen voor speciale materialen
PapiersoortRichtlijnen
PapiersoortRichtlijnen
Enveloppen• Of enveloppen behoorlijk worden bedrukt, is afhankelijk van
de kwaliteit van de enveloppen. Bij de keuze van enveloppen,
houdt u best rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: het enveloppapier mag niet meer dan 90 g/m
2
wegen, anders kunnen papierstoringen optreden.
- Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen plat
worden gelegd; ze mogen niet meer dan 6 mm uitsteken
en geen lucht bevatten.
- Toestand: de enveloppen mogen niet verkreukt, gescheurd
of anderzijds beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die bestand
zijn tegen de hitte en druk binnen in het apparaat tijdens
het afdrukken.
• Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe
vouwen.
• Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
• Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluiting,
vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluiting
of andere synthetische materialen.
• Gebruik geen enveloppen van slechte kwaliteit of beschadigde
exemplaren.
• Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop
helemaal uitloopt tot in de hoek van de envelop.
Aanvaardbaar
Onaanvaardbaar
• Enveloppen met een kleefstrip of met meer dan één sluitingsflap
moeten van kleefmiddelen zijn voorzien die bestand zijn tegen
de fixeertemperatuur van de printer van 208°C gedurende
0,1 seconde. De extra kleppen kunnen kreuken, scheuren
en papierstoringen veroorzaken en zelfs schade toebrengen
aan de smelteenheid.
• Voor de beste afdrukkwaliteit moeten de marges minimaal
15 mm van de rand van de envelop blijven.
• Druk niet af over de plaats waar de naden van de envelop
samenkomen.
Transparanten• Om beschadigingen aan het apparaat te vermijden, gebruikt
u best alleen transparanten voor laserprinters.
• Transparanten die in het apparaat worden gebruikt, moeten
bestand zijn tegen een temperatuur van 208°C,
de smelttemperatuur van het apparaat.
• Plaats transparanten op een horizontaal oppervlak nadat
u ze uit de printer hebt gehaald.
• Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen.
Er kan zich dan stof of vuil ophopen, wat leidt tot vlekken
bij het afdrukken.
• Let op dat u geen vingerafdrukken maakt.
• Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige
blootstelling aan zonlicht om vervagen te voorkomen.
• Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde
hoeken hebben.
Etiketten• Om beschadigingen aan het apparaat te vermijden,
gebruikt u best enkel etiketten voor laserprinters.
• Bij de keuze van etiketten, houdt u best rekening met de
volgende factoren:
- Kleefstoffen: het klevend materiaal moet stabiel zijn op een
temperatuur van 208°C, de fixeertemperatuur van de printer.
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketten zonder ruimte ertussen.
Etiketten kunnen loskomen van de vellen, waarbij de ruimte
tussen de etiketten ernstige papierstoringen kan veroorzaken.
- Krul: voordat u afdrukt, moeten de etiketten plat liggen met
een krul van minder dan 13 mm in eender welke richting.
- Toestand: gebruik geen etiketten met kreuken, blazen of
loszittende etiketten.
• Let op dat er geen zelfklevend materiaal bloot ligt tussen
de etiketten. Blootliggende delen kunnen ertoe leiden dat
etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier
kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het
apparaat beschadigd raken.
• Voer geen gebruikte etikettenvellen in het apparaat. De
klevende voering mag slechts een keer door het apparaat
worden gevoerd.
• Gebruik geen etiketten die loskomen van de achterzijde,
blaasjes vertonen of gekreukt of anderzijds beschadigd zijn.
Indexkaarten
of materiaal van
afwijkende grootte
• Druk niet af op materialen die minder dan 76 mm breed
en 127 mm lang zijn.
• Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste
6,4 mm van de zijkanten van het afdrukmateriaal.
3.4
Originelen en papier plaatsen
PapiersoortRichtlijnen
Voorbedrukt papier• Het briefhoofd moet gedrukt zijn met inkt die niet smelt,
verdampt of schadelijke gassen vrijgeeft wanneer het 0,1
seconde blootgesteld wordt aan de smelttemperatuur
van 208°C.
• De inkt van de briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn en mag
de papiertoevoerrollen niet aantasten.
• Formulieren en papier met briefhoofd moeten worden
bewaard in een vochtbestendige verpakking om wijzigingen
tijdens de opslagperiode te vermijden.
• Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren
of briefpapier, moet u controleren of de inkt op het papier
droog is. Natte inkt zal tijdens het fixeerproces loskomen
van het papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
Papier plaatsen
In de
Via de
of kaarten. Bovendien kunt u deze lade gebruiken om snel af te drukken
op een ander papiersoort of papierformaat dan zich op dat moment in
de papierinvoerlade bevindt.
Zo plaatst u afdrukmateriaal in de handinvoer:
1
handinvoer
handinvoer
Plaats een vel
van de handinvoer.
kunt u afdrukken op transparanten, etiketten, enveloppen
met de te bedrukken zijde boven
in het midden
Open de
Plaats het afdrukmateriaal dat u voor het merendeel van de afdruktaken
gebruikt in de papierinvoerlade. De papierinvoerlade heeft een capaciteit
van maximaal 250 vel normaal papier (
Om papier te laden, trekt u de papierinvoerlade open en brengt u het
papier met de te bedrukken kant omlaag aan.
Papier met briefhoofd legt u met de bedrukte kant omlaag in het apparaat.
De bovenrand van het vel met het logo moet tegen de voorkant van
de papierinvoerlade liggen.
Zie pagina 2.3 voor meer informatie over het plaatsen van papier in de lade.
NB
:
• Indien u bij de papierinvoer problemen ondervindt, plaats dan uw
document blad voor blad in de handinvoer.
• U kunt ook papier laden waarop al is afgedrukt. Plaats het papier met
de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer gericht is, mag
niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier 180 graden.
NB: de afdrukkwaliteit is hierbij niet gegarandeerd.
papierinvoerlade
.
75 g/m2).
Houd bij het plaatsen van het papier de volgende methode aan,
afhankelijk van de papiersoort:
• Enveloppen: voert u in met de klep omlaag en de plaats voor
de postzegel linksboven.
• Transparanten: voert u in met de afdrukzijde naar boven, waarbij
de bovenkant met de kleefstrip het eerst het apparaat ingaat.
• Etiketten: voert u in met de afdrukzijde naar boven, waarbij de korte
bovenste rand het eerst het apparaat ingaat.
• Voorbedrukt papier: voert u in met de bedrukte zijde omhoog en
de bovenrand in de richting van de printer.
• Kaarten: voert u in met de afdrukzijde naar boven, waarbij de korte
zijde het eerst het apparaat ingaat.
• Voorbedrukt papier: voert u in met de bedrukte zijde naar onder
en een vlakke rand in de richting van de printer.
3.5
Originelen en papier plaatsen
2
Stel de geleiders voor handmatige papierinvoer zo in dat de rand
van het afdrukmateriaal net wordt geraakt en niet wordt gebogen.
4
Blader met of naar het papierformaat dat u gebruikt en druk
op om het op te slaan.
5
Druk op de knop om terug te gaan naar een hoger niveau.
6
Druk op of om
op de knop .
7
Blader met of naar het papiertype dat u gebruikt en druk op
de knop om het op te slaan.
8
Druk op de knop om terug te keren naar de stand-bymodus.
Papiersoort
te selecteren, en druk vervolgens
Een uitvoerlocatie kiezen
3
Nadat u afdrukpapier in de handinvoer hebt aangebracht, stelt
u het formaat en de papiersoort in. Zie pagina 3.6 voor het kopiëren
of raadpleeg de sectie
OPMERKING
ingesteld, krijgen voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel.
4
Als u de achterklep wilt gebruiken, moet u de achterklep eerst
openen.
Tips voor het gebruik van de
• Plaats het afdrukmateriaal met de te bedrukken zijde omhoog en de
bovenrand eerst in de handinvoer en zorg ervoor dat het materiaal
midden in de lade ligt.
• Doe alleen materiaal in het apparaat dat voldoet aan de specificaties
bij pagina 3.2. Zo voorkomt u dat het papier vastloopt en er problemen
ontstaan met de afdrukkwaliteit.
• Als u materiaal van 76 x 127 mm in de handinvoer wilt afdrukken,
opent u de achterklep om de achterklep te kunnen gebruiken.
• Maak de achterklep open om transparanten af te drukken. Hiermee
voorkomt u dat de transparanten bij het uitvoeren scheuren.
: afdrukinstellingen die via het printerstuurprogramma zijn
Software
handinvoer
voor afdrukken via de pc.
.
Het apparaat heeft twee uitvoermogelijkheden: de
naar boven) en de uitvoerlade (voorzijde naar beneden).
Controleer of de achterklep is gesloten om de uitvoerlade te gebruiken.
Als u de achterklep wilt gebruiken, moet u de achterklep openen.
NB
:
• Als het papier uit de uitvoerlade problemen vertoont, zoals grote krullen,
kunt u proberen af te drukken naar de achterklep.
• Om het vastlopen van het papier te voorkomen, moet u de achterklep
niet openen of sluiten terwijl de printer bezig is met afdrukken.
Afdrukken via de
De uitvoerlade verzamelt de afdrukken met de voorkant omlaag in
de volgorde waarin de afdrukken zijn gemaakt. U kunt de vooruitvoer
voor de meeste afdruktaken gebruiken.
Als u papier gebruikt dat niet lang genoeg is om de uitvoerlade te bereiken,
kunt u gebruik maken van de scanner.
Zo gebruikt u de scanner:
1
Open de scanner. Er springt automatisch een lipje omhoog om
de klep te ondersteunen.
uitvoerlade
achterklep
(bedrukte zijde omlaag)
(voorzijde
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat
en -type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel.
Deze instellingen hebben betrekking op kopiëren. Als u afdrukt vanaf
een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
desbetreffende programma.
1
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
Papier inst.
2
Druk op de knop wanneer
3
Blader met de pijltoetsen ( of ) naar de papierlade die u wilt
gebruiken, en druk op de knop .
verschijnt.
Papierformaat
verschijnt.
Originelen en papier plaatsen
3.6
2
Neem het papier met de hand uit.
3
Sluit de scanner. Om de klep te sluiten, drukt u het lipje naar links
en houdt u dit naar beneden gedrukt. Breng de klep vervolgens
langzaam omlaag tot de klep het lipje naar beneden drukt. Neem
uw hand weg en druk de klep helemaal naar beneden.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
Als u de achterklep wilt gebruiken, moet u de achterklep openen door
deze omhoog te trekken.
OPGEPAST:
wordt erg warm tijdens het gebruik. Wees voorzichtig wanneer u hier
in de buurt komt.
de smelteenheid achter de achterklep van uw apparaat
NB
:
• Als u een groot aantal pagina’s aan één stuk door afdrukt, kan het
oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet
aan en houd kinderen uit de nabijheid van het oppervlak.
• De uitvoerlade kan tot 50 vellen papier bevatten. Verwijder de vellen
zodat de lade niet overbeladen raakt.
Afdrukken via de
Ingeval u de achterklep gebruikt, komt het papier eruit met de voorzijde
naar boven.
Bij afdrukken op materiaal uit de handinvoer en uitvoer via de achterklep
beschikt u over een
combinatie met speciale materialen kan voor een betere afdrukkwaliteit
zorgen.
achterklep
rechte papierbaan
(voorzijde omhoog)
. Gebruik van de achterklep in
3.7
Originelen en papier plaatsen
4Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kunt
kopiëren.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Kopiëren
•De instellingen per kopie wijzigen
•Speciale kopieerfuncties gebruiken
•De standaardinstellingen wijzigen
•De optie voor time-out instellen
Kopiëren
1
Plaats een document op de glasplaat.
2
Pas eventueel met de toetsen op het bedieningspaneel
de kopieerinstellingen aan, zoals het formaat, het contrast
en het soort origineel. Zie pagina 4.1.
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties
zoals het kopiëren van posters of 2 op 1 vel kopiëren.
Ziepagina4.3.
3
Druk op de knop en voer het gewenste aantal kopieën
in met de bladertoetsen ( of ), indien nodig.
4
Druk op de knop om te beginnen met kopiëren.
Het display geeft aan dat de kopie wordt gemaakt.
OPMERKING
uitgevoerd. Druk op de knop om het kopiëren te stoppen.
: u kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt
Verkleinen/vergroten
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding verkleinen tot 50%
of vergroten tot 200% wanneer u originelen kopieert via de glasplaat.
Zo kiest u een van de vaste zoominstellingen:
1
Druk op de knop waarna
2
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste
formaatinstelling te kiezen en druk op de knop .
Zo stelt u de exacte vergroting/verkleining in:
1
Druk op de knop waarna
2
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
weergegeven en druk op de knop .
3
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot het gewenste formaat
verschijnt. Als u de toets ingedrukt houdt, kunt u snel naar de gewenste
waarde bladeren.
4
Druk op de knop om uw keuze op te slaan.
OPMERKING
onderaan op de kopie zwarte lijnen verschijnen.
: als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat
Verkl./Vergr.
Ver kl./ Vergr. verschijnt.
verschijnt.
Aangp.: 50-200%
wordt
Tonersterkte
Als uw originele document vaag is of juist donkere afbeeldingen bevat,
kunt u het contrast aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
1
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
Tonersterkte
2
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot de gewenste
contrastmodus verschijnt.
•
Licht
•
Normaal
of gedrukte originelen.
•
Donker
potlood geschreven tekst.
verschijnt.
: levert goede resultaten op bij donkere originelen.
: levert goede resultaten op bij normale getypte
: levert goede resultaten op bij lichte originelen of met
De instellingen per kopie wijzigen
Met de toetsen van het bedieningspaneel kunt u alle belangrijke kopieeropties
instellen: de helderheid, het type origineel en het kopieerformaat. Stel de
volgende opties voor de huidige kopieertaak in voordat u op de knop
drukt om kopieën te maken.
OPMERKING
drukt, worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld,
geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld.
: als u tijdens het instellen van de kopieeropties op de knop
4.1
Kopiëren
3
Druk op de knop om uw keuze op te slaan.
Type origineel
De instelling Type origineel laat toe de kopieerkwaliteit te verhogen
doordat het de mogelijkheid biedt het type document voor de huidige
kopieertaak te selecteren.
1
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
Orgineeltype
2
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot de gewenste
afbeeldingsmodus verschijnt.
•
Teks t
•
Tekst/Foto
•
Foto
3
Druk op de knop om uw keuze op te slaan.
verschijnt.
: voor originelen die voornamelijk tekst bevatten.
: voor originelen die zowel tekst als foto’s bevatten.
: voor foto’s.
De standaardinstellingen wijzigen
Kopieeropties, zoals contrast, soort origineel, kopieerformaat en aantal
exemplaren, kunnen worden ingesteld op de meest gebruikte modi. Wanneer
u vervolgens een document kopieert, worden deze standaardinstellingen
gebruikt, tenzij u ze verandert via de menu’s van het bedieningspaneel.
Zo maakt u uw eigen standaardinstellingen:
1
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
Kopie inst.
2
Druk op OK als
3
Selecteer een insteloptie met de bladerknoppen ( of ) en druk
vervolgens op de knop .
4
Wijzig de instelling met de bladerknopen ( of ) of voer de waarde
in en druk op de knop .
5
Herhaal stap 3 en 4 tot u klaar bent.
6
Druk op de knop om terug te keren naar de stand-bymodus.
OPMERKING
drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en keert het systeem
terug naar de standaardinstellingen.
verschijnt.
Stnd. wijzigen
: als u tijdens het instellen van de kopieeropties op de knop
verschijnt.
Kopie automatisch passend maken
Met deze functie verkleint of vergroot u automatisch het origineel zodat
A
de kopie op het papier in het magazijn past.
OPMERKING
gelijk is aan het formaat van het geplaatste papier, wordt met deze functie
het formaat van het origineel automatisch aangepast aan het formaat
van het papier. U kunt het formaat van de kopie niet handmatig wijzigen.
1
Leg het te kopiëren document op de glasplaat en sluit de klep.
2
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
Speciale kopie
3
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
druk daarna op de knop .
4
Pas eventueel met de toetsen op het bedieningspaneel de
kopieerinstellingen aan, zoals het formaat, het contrast en het soort
origineel. Zie pagina 4.1.
OPMERKING
Verkl./Vergr.
5
Druk op de knop om te beginnen met kopiëren.
: als het formaat van het document dat u wilt kopiëren niet
verschijnt.
Aut. aanp.
: u kunt het kopieerformaat niet wijzigen met het menu
als de functie voor automatisch aanpassen is ingeschakeld.
verschijnt en
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Klonen
Met deze functie drukt u het origineel meer dan eens af op ieder vel van
de kopie. Het aantal afbeeldingen per vel hangt af van de grootte van het
origineel en het papierformaat.
1
Plaats het te kopiëren document op de glasplaat en sluit de klep.
2
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
Speciale kopie
3
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
daarna op de knop .
4
Pas eventueel met de toetsen op het bedieningspaneel de
kopieerinstellingen aan, zoals het formaat, het contrast en het soort
origineel. Zie pagina 4.1.
OPMERKING
Verkl./Vergr.
5
Druk op de knop om te beginnen met kopiëren.
verschijnt.
Klonen
verschijnt en druk
: u kunt het kopieerformaat niet wijzigen met het menu
als de functie voor klonen is ingeschakeld.
ID-kaart kopiëren
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld een identiteitsbewijs,
kopiëren op een enkel vel papier.
Als u deze functie gebruikt, drukt het apparaat de ene kant van het
document af op de bovenste helft van het papier en de andere kant op
de onderste helft, zonder de afmetingen van het origineel te veranderen.
Als het originele document groter is dan het af te drukken gebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
1
Plaats de te kopiëren ID-kaart op de glasplaat en sluit de klep.
2
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
Speciale kopie
3
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
en druk daarna op de knop .
4
Pas eventueel met de toetsen op het bedieningspaneel de
kopieerinstellingen aan, zoals het formaat, het contrast en het soort
origineel. Zie pagina 4.1.
5
Druk op de knop om te beginnen met kopiëren.
Uw apparaat begint de voorzijde te scannen en toont
inst
op het display.
verschijnt.
Id kaart kop.
verschijnt
Achterkant
4.2
Kopiëren
6
Open de documentklep en draai het origineel om. Sluit de klep.
OPMERKING
30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat
de kopieertaak en keert het terug naar de stand-bymodus.
7
Druk op de knop om te beginnen met kopiëren.
: als u op de knop drukt of als er gedurende ongeveer
2 pagina’s per vel kopiëren
Met deze functie kunt u 2 originelen verkleind afdrukken zodat ze op één
vel papier passen.
OPMERKING
Verkl ./Vergr.
Uw originele document wordt in 9 delen verdeeld.
De stukken worden een voor een gescand en
afgedrukt, in deze volgorde:
: u kunt het kopieerformaat niet wijzigen met het menu
als de functie voor posters is ingeschakeld.
1
Plaats het te kopiëren document op de glasplaat en sluit de klep.
2
12
Druk op de knop tot
het display verschijnt.
3
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
daarna op de knop .
4
Pas eventueel met de toetsen op het bedieningspaneel de
kopieerinstellingen aan, zoals het formaat, het contrast en het soort
origineel. Zie pagina 4.1.
OPMERKING
Verkl./Vergr.
5
Druk op de knop om te beginnen met kopiëren.
Uw apparaat begint de voorzijde te scannen en toont
pagina Druk op Start
6
Plaats het tweede origineel dat moet worden gekopieerd op
de glasplaat.
7
Druk op de knop om te beginnen met kopiëren.
OPMERKING
verkleind.
: u kunt het kopieerformaat niet wijzigen met de knop
als de functie voor twee pagina’s op één vel ingeschakeld is.
: bij 2 pagina’s per vel wordt het origineel met 50%
Speciale kopie
op het display.
op de bovenste regel van
2 op 1 vel
verschijnt en druk
Volgende
De optie voor time-out instellen
U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten alvorens
de standaardinstellingen te herstellen, als u niet gaat kopiëren nadat
u de instellingen hebt gewijzigd via het bedieningspaneel.
1
Druk op de knop tot
display verschijnt.
2
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
daarna op de knop .
3
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot de gewenste
tijdsinstelling verschijnt.
Bij de selectie van
standaardinstellingen terugkeren tot u op de knop drukt om
met het kopiëren te beginnen, of op de knop
4
Druk op de knop om uw keuze op te slaan.
5
Druk op de knop om terug te keren naar de stand-bymodus.
Kopie inst.
Uit
zal het apparaat niet naar de
op de bovenste regel van het
Time-out
verschijnt en druk
om te annuleren.
Poster kopiëren
Met deze functie vergroot u de afbeelding en drukt deze af op 9 vellen (3x3).
U kunt deze vellen aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
1
Plaats het te kopiëren document op de glasplaat en sluit de klep.
2
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
Speciale kopie
3
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
daarna op de knop .
4
Pas eventueel met de toetsen op het bedieningspaneel de
kopieerinstellingen aan, zoals het formaat, het contrast en het soort
origineel. Zie pagina 4.1.
5
Druk op de knop om te beginnen met kopiëren.
verschijnt.
Poster
verschijnt en druk
4.3
Kopiëren
5Eenvoudig afdrukken
In dit hoofdstuk worden eenvoudige afdruktaken toegelicht.
Een document afdrukken
Met deze printer kunt u afdrukken vanuit verschillende Windowstoepassingen, vanaf een Macintosh-computer of vanaf een Linuxsysteem. De exacte procedure kan per toepassing verschillen.
Raadpleeg de sectie
Een afdruktaak annuleren
Als de afdruktaak zich in een wachtrij of printspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u deze als volgt:
1
Klik op de knop
2
In Windows 98/2000/Me selecteert u eerst
vervolgens
In Windows XP selecteert u
Software
Start
Printers
voor meer informatie.
van Windows.
Instellingen
.
Printers en faxapparaten
en
.
3
Dubbelklik op het pictogram
4
Selecteer in het menu
(Windows 98/Me) of
OPMERKING
de taakbalk van Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
U kunt de huidige taak ook annuleren door op de knop te drukken
op het
: u kunt dit venster ook openen door rechtsonder op
bedieningspaneel
Xerox Workcentre 3119 Series
Document Afdrukken annuleren
Annuleren
van uw apparaat.
(Windows 2000/XP).
.
5.1
Eenvoudig afdrukken
6Scannen
U kunt het apparaat als scanner gebruiken om uw foto’s en teksten
om te zetten in digitale bestanden die u met uw computer kunt bewerken.
Deze bestanden kunt u vervolgens op uw website zetten of gebruiken
voor projecten die u afdrukt met behulp van het WIA-stuurprogramma.
Beginselen van scannen
Met uw apparaat kunt u een afbeelding op de volgende manieren inscannen:
• Met TWAIN-compatibele software: u kunt ook met andere programma’s
scannen, bijvoorbeeld Adobe PhotoDeluxe en Adobe Photoshop.
• Scannen vanuit het WIA (Windows Images Acquisition)-stuurprogramma:
het apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma voor het
scannen van afbeeldingen.
OPMERKING
u de software installeren. Raadpleeg de sectie
informatie over de installatie van de software.
: voordat u het apparaat als scanner kunt gebruiken, moet
Software
voor meer
6.1
Scannen
7Het bestellen
van tonercassettes
Dit hoofdstuk biedt meer informatie over de aankoop van tonercassettes
voor uw apparaat.
Tonercassettes
Als de toner opraakt, kunt u voor uw apparaat de volgende tonercassettes
bestellen:
PapiersoortRendement
Standaard3.000 pagina’s013R00625
a ISO 19752 5% dekkingsgraad
a
Onderdeelnummer
Aanschafmogelijkheden
Als u door
u contact op met het plaatselijke
u het apparaat hebt gekocht of gaat u naar www.xerox.com en selecteert
u uw land/regio voor informatie over het bellen naar de technische
ondersteuning.
Xerox
goedgekeurde tonercassettes wilt bestellen, neemt
Xerox
-verkooppunt, de winkel waar
7.1
Het bestellen van tonercassettes
8Onderhoud
Uw apparaat reinigen
In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe uw de tonercassette en uw
apparaat het best onderhoudt.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Rapporten afdrukken
•Geheugen wissen
•Uw apparaat reinigen
•De tonercassette onderhouden
•Verbruiksartikelen en te vervangen onderdelen
Rapporten afdrukken
Het apparaat kan een rapport met systeemgegevens afdrukken.
1
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
Rapport
2
Druk op de knop wanneer
De systeemgegevens worden afgedrukt.
verschijnt.
Syst. gegevens
verschijnt.
Geheugen wissen
Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens als er een
tonercassette wordt vervangen of als er problemen ontstaan met
de afdruk- en scankwaliteit.
OPGEPAST
die veel alcohol, oplosmiddel of andere bijtende stoffen bevatten, kan
de behuizing verkleuren of barsten.
: als u de behuizing van de printer reinigt met reinigingsmiddelen
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een
zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met
water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
Binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner
en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met
de afdrukkwaliteit gaan veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze
problemen kunnen worden opgelost of tegengegaan door de binnenkant
van het apparaat te reinigen.
1
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact.
Wacht daarna tot het apparaat is afgekoeld.
2
Open de klep aan de voorkant en haal de tonercassette eruit.
Plaats de cassette op een schoon, effen oppervlak.
U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen van het
apparaat u wilt wissen.
1
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
Onderhoud
2
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
en druk daarna op de knop .
3
Druk op de bladerknoppen ( of ) om het item te selecteren dat
uwilt wissen.
•
Papier inst.
herstellen.
•
Kopie inst.
herstellen.
•
Alle instell.
•
App. instellen
display en energiebesparende modi, de fabrieksinstellingen
herstellen.
4
Druk op de knop om het wissen te bevestigen. De geselecteerde
instelling wordt gewist.
5
Herhaal stappen 3 en 4 om een andere instelling te wissen.
6
Druk op de knop om terug te keren naar de stand-bymodus.
verschijnt.
Instel. wissen
: voor alle papierinstellingen de fabrieksinstellingen
: voor alle kopieerinstellingen de fabrieksinstellingen
: voor alle instellingen de standaardinstellingen herstellen.
: voor alle systeeminstellingen, zoals taal voor het
verschijnt
OPGEPAST
• Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor
zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld
aan licht. Bedek de tonercassette zo nodig met een stuk papier.
• Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan. Gebruik
het handvat op de tonercassette en vermijd zo dat u dit gebied
aanraakt.
:
8.1
Onderhoud
3
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof
en gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
Scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scanner schoon houdt. We raden u aan
om de scanner aan het begin van elke dag te reinigen. Herhaal dit indien
nodig in de loop van de dag.
1
Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoek
met wat water.
2
Open de documentklep.
3
Veeg over de glasplaat tot deze schoon en droog is.
OPGEPAST
de transportrol onder de tonercassette niet aanraakt. Olie aan uw vingers
kan nadelige gevolgen hebben voor de scankwaliteit.
4
5
6
: zorg dat u bij het reinigen van de binnenkant van het apparaat
Haal voorzichtig een witte katoenen doek over de lange glasplaat
(LSU, laserscannerunit) boven in de ruimte voor de tonercassette
om te zien of er vuil aan blijft zitten.
Plaats de tonercassette terug en sluit de voorklep.
Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
1
documentklep
2
glasplaat
4
Veeg over de onderkant van de documentklep tot deze schoon
en droog is.
5
Sluit de documentklep.
De drum reinigen
Als er vlekken of vegen op uw afdrukken verschijnen, moet u mogelijk
de OPC-drum van de tonercassette reinigen.
1
Voordat u begint met de reinigingsprocedure, zorgt u ervoor dat
er afdrukpapier in het apparaat zit.
2
Druk op de knop tot op de bovenste regel van het display
Onderhoud
3
Druk op de knop wanneer
Het apparaat drukt een reinigingspagina af. Tonerdeeltjes op het
oppervlak van de drum hechten zich hierbij aan het papier.
4
Als het probleem niet verholpen is, herhaalt u de stappen 1 t/m 3.
verschijnt.
Trom. reinigen
verschijnt.
8.2
Onderhoud
De tonercassette onderhouden
Tonercassette bewaren
Houd u voor de beste resultaten aan de volgende richtlijnen:
• Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat
u deze gaat gebruiken.
• Vul de tonercassette niet bij.
is van een bijgevulde tonercassette valt niet onder de garantie
• Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat.
• Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen
dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht.
Tonerspaarstand
Schade aan het apparaat die het gevolg
.
2
Haal de tonercassette eruit.
3
Schud de cassette 5 of 6 keer heen en weer om de toner in de cassette
gelijkmatig te verdelen.
Druk om toner te besparen op de knop tot
weergegeven en druk vervolgens op de knop als
Hierdoor gaat uw
afdruk lager. Dit gaat wel enigszins ten koste van de afdrukkwaliteit.
tonercassette
langer mee en worden de kosten per
Tonerbesparing
Aan
verschijnt.
wordt
Verwachte levensduur van tonercassette
De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner
die tijdens het afdrukken wordt gebruikt. Wanneer u tekstdocumenten
met een gemiddelde dekking van 5% (IDC) afdrukt, gaat een nieuwe
tonercassette gemiddeld 3.000 pagina’s mee. (De tonercassette die
bij de printer wordt geleverd, heeft een gemiddelde gebruiksduur van
1.000 pagina’s.) Het werkelijke aantal pagina’s kan variëren afhankelijk
van de afdrukdichtheid van de pagina’s die u afdrukt. Als u bijvoorbeeld
veel afbeeldingen afdrukt, moet de tonercassette vaker worden vervangen.
OPMERKING
pagina’s zijn verschillend van vorm.
: de tonercassette voor 1.000 pagina’s en die voor 3.000
De tonercassette vervangen
Wanneer de tonercassette bijna leeg is:
• Verschijnen er witte strepen of lichtere vlekken op de afdruk.
• Het waarschuwingsbericht
op het bedieningspaneel.
• Het programmavenster SmartPanel verschijnt op uw computer
waarin u wordt verwittigd dat de tonercassette bijna leeg is.
•Alle
Status
-LED’s knipperen rood.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende
toner te herverdelen in de tonercassette. Soms blijven die witte strepen
of lichtere vlekken voorkomen, zelfs na de herverdeling van de toner.
Toner bijna op
wordt weergegeven
OPMERKING
dan weg met een droge doek en was het kledingstuk in koud water.
De toner hecht zich aan de stof als u warm water gebruikt.
OPGEPAST
Gebruik het handvat op de tonercassette en vermijd zo dat u dit gebied
aanraakt.
4
Houd de tonercassette bij de handgreep en steek de cassette
voorzichtig in de opening van het apparaat.
5
De nokken aan de zijkanten van de tonercassette en de bijbehorende
groeven in het apparaat voeren de tonercassette naar de juiste
positie totdat deze volledig op haar plaats klikt.
: krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner
: Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan.
1
Open de voorklep.
8.3
Onderhoud
6
Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed dicht is.
De tonercassette vervangen
Wanneer de tonercassette helemaal leeg is:
• Het waarschuwingsbericht
toner]
wordt weergegeven op het bedieningspaneel.
• Het Smart Panel-programmavenster verschijnt op het computerscherm
om aan te geven dat de cassette leeg is.
•Alle
Status
-LED’s lichten rood op.
Dit betekent dat de
voor bestelinformatie over tonercassettes.
OPMERKING
weergegeven, kunt u geen document meer afdrukken. Vervang de oude
tonercassette door een nieuwe om door te gaan met afdrukken.
7
Haal de tonercassette eruit.
8
Haal de nieuwe tonercassette uit de verpakking.
9
Schud de cassette 5 of 6 keer heen en weer om de toner in de cassette
gelijkmatig te verdelen.
tonercassette
: als het bericht
Toner leeg
moet worden vervangen. Zie pagina 7.1
[Toner leeg] [Vervang toner]
of
[Toner leeg] [Vervang
wordt
OPMERKING
dan weg met een droge doek en was het kledingstuk in koud water.
De toner hecht zich aan de stof als u warm water gebruikt.
OPGEPAST
Gebruik het handvat op de tonercassette en vermijd zo dat u dit gebied
aanraakt.
11
Houd de tonercassette bij de handgreep en steek de cassette
voorzichtig in de opening van het apparaat.
12
De nokken aan de zijkanten van de tonercassette en de bijbehorende
groeven in het apparaat voeren de tonercassette naar de juiste
positie totdat deze volledig op haar plaats klikt.
13
Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed dicht is.
: krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner
: Raak de groene onderkant van de tonercassette niet aan.
Verbruiksartikelen en te vervangen
onderdelen
Om het apparaat in topconditie te houden, optimale afdrukkwaliteit te
garanderen en papierstoringen ten gevolge van versleten onderdelen
te voorkomen, is het van tijd tot tijd nodig om bepaalde onderdelen als
de transferrol en de fixeereenheid (fuser) te vervangen. Het SmartPanelprogrammavenster verschijnt op het computerscherm en geeft aan welke
onderdelen aan vervanging toe zijn.
De volgende onderdelen moeten vervangen worden na het afdrukken
van een bepaald aantal pagina’s of na het verstrijken van de levensduur
van een specifiek onderdeel. Het SmartPanel-programmavenster
verschijnt op het computerscherm en geeft aan welke onderdelen aan
vervanging toe zijn.
Door goed te schudden haalt u de meeste afdrukken uit de tonercassette.
10
Verwijder het beschermende papier van de tonercassette.
8.4
Onderhoud
OnderdeelAantal afdrukken (gemiddeld)
TransportrolCirca 50.000 pagina’s
Fuser (fixeereenheid)
Papierinvoerrol
Voor de aanschaf van verbruiksartikelen en nieuwe onderdelen kunt u terecht
bij eenXerox-verkooppunt of de winkel waar het apparaat is aangeschaft.
Wij adviseren u nadrukkelijk om de genoemde onderdelen door een ervaren
onderhoudsmonteur te laten vervangen. Dit geldt uiteraard niet voor de
tonercassette, die u eenvoudig zelf kunt verwisselen (zie pagina 8.4).
Circa 50.000 pagina’s
Circa 50.000 pagina’s
9Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een
probleem optreedt.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Papierstoringen verhelpen
•De Status-LED
•Informatie over berichten op het display
•Andere problemen oplossen
Papierstoringen verhelpen
Als het papier vastloopt, verschijnt de melding
Kijk in de onderstaande tabel waar het papier is vastgelopen en verwijder
het vastgelopen papier.
BerichtLocatie papierstoringZie
[Papierstoring0]
Open/sluit deur
[Papierstoring1]
Open/sluit deur
In de papierinvoerladehieronder
In het fixeergebied of rond
de tonercassette
In handinvoer
Papierstoring
in het display.
en
pagina 9.1
pagina 9.2
3
Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar
buiten te trekken.
Als u enige weerstand voelt en het papier niet beweegt wanneer u eraan
trekt, of als u op deze plaats geen vastgelopen papier ziet, zoekt
u verder in het fixeergedeelte rond de tonercassette. Zie pagina 9.2.
4
Schuif de papierinvoerlade terug in het apparaat totdat deze op haar
plaats klikt.
5
Open en sluit de klep aan de voorzijde om verder te gaan met
afdrukken.
In handinvoer
1
Als het papier niet op de juiste wijze wordt ingevoerd, trekt u het uit
het apparaat.
[Papierstoring2]
Contr. binnenin
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te
vermijden dat het scheurt. Volg de aanwijzingen op de volgende pagina’s
om de papierstoring te verhelpen.
In het papieruitvoergebiedpagina 9.2
In de papierinvoerlade
1
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
Ga verder met stap 2 als het papier niet wordt uitgevoerd.
2
Trek de papierinvoerlade uit de printer.
2
Om het afdrukken te hervatten, opent en sluit u de voorklep.
9.1
Problemen oplossen
In het fixeergebied of rond de tonercassette
OPMERKING
wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
1
2
: het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig
Open de klep aan de voorkant en haal de tonercassette eruit.
Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar
buiten te trekken.
In het papieruitvoergebied
1
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
Ga verder met stap 2 als het papier niet wordt uitgevoerd.
2
Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade. Ga door met stap 9.
Als u het vastgelopen papier niet kunt zien in de uitvoerlade, gaat
u verder met de volgende stap.
3
Open de scannereenheid.
4
Trek het vastgelopen papier er voorzichtig uit.
5
Sluit de scanner door het lipje aan de linkerzijde in te duwen en
ingedrukt te houden terwijl u de klep langzaam naar beneden
brengt tot de bovenklep het lipje indrukt.
Als u enige weerstand voelt en het papier niet beweegt wanneer
u eraan trekt, of als u geen papier ziet nadat u de scanner hebt
geopend, gaat u verder met de volgende stap.
3
Plaats de tonercassette terug en sluit de klep aan de voorzijde.
Het afdrukken wordt automatisch voortgezet.
6
Open de klep aan de achterzijde.
7
Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar
buiten te trekken.
8
Sluit de achterklep.
9
Open en sluit de klep aan de voorzijde om verder te gaan met
afdrukken.
9.2
Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te vermijden
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door de juiste papiersoort
te selecteren. In geval van een papierstoring volgt u de stappen beschreven
onder pagina 9.1.
• Volg de aanwijzingen onder pagina 2.3. Zorg ervoor dat de papiergeleiders
juist zijn ingesteld.
• Plaats niet te veel papier in de papierinvoerlade. Zorg ervoor dat het
papier niet hoger komt dan de maximummarkering aan de binnenkant
van de papierinvoerlade.
• Verwijder geen papier uit de papierinvoerlade tijdens het afdrukken.
• Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
• Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
• Doe geen verschillende soorten papier in de papierinvoerlade.
• Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal. Zie pagina 3.2.
• Plaats het afdrukmateriaal met de aanbevolen afdrukzijde omlaag in
de papierinvoerlade en met de afdrukzijde omhoog in de handinvoer.
De
Status
De
Status
Raadpleeg onderstaande tabel voor de status van uw apparaat.
StatusBeschrijving
Uit• Het apparaat is offline.
GroenAanHet apparaat is online en klaar voor gebruik.
RoodAan• De tonercassette is volledig leeg. Verwijder
-LED
-LED op het bedieningspaneel toont de status van uw apparaat.
• Het apparaat bevindt zich in de
energiebesparende modus. Wanneer
er gegevens binnenkomen of een knop
wordt ingedrukt, gaat het apparaat
automatisch online.
Knippert• Wanneer het schermlicht langzaam knippert,
ontvangt het apparaat gegevens van
de computer.
• Wanneer het schermlicht in een middelmatig
tempo knippert, wordt het geplaatste document
gescand.
• Wanneer het schermlicht snel knippert, is het
apparaat bezig met afdrukken.
de oude tonercassette en plaats een nieuwe.
Zie pagina 8.4.
• Er is papier vastgelopen. Zie pagina 9.1 om
het probleem op te lossen.
• De klep aan de voorzijde staat open. Sluit
de klep aan de voorzijde.
• Er is geen papier in de papierinvoerlade.
Plaats papier in de papierinvoerlade.
• Het apparaat is gestopt als gevolg van een
grote fout. Controleer het bericht op het
display. Zie pagina 9.4 voor meer informatie
over de betekenis van het foutbericht.
9.3
Problemen oplossen
Knippert• Er is een kleine fout opgetreden en het apparaat
wacht tot de fout is hersteld. Controleer het
bericht op het display. Als het probleem is
opgelost, gaat de printer door met afdrukken.
• De tonercassette is bijna leeg. Bestel een nieuwe
tonercassette. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk
verbeteren door toner opnieuw te verdelen.
Ziepagina8.4.
Informatie over berichten op het display
In het programmavenster van Smart Panel of op het display van het
bedieningspaneel verschijnen berichten die de status of fouten van
het apparaat aangeven. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor
de betekenis van de berichten en corrigeer het probleem indien nodig.
De berichten en hun verklaringen zijn in alfabetische volgorde vermeld.
OPMERKING
de onderhoudsdienst het best de inhoud van het foutbericht meedelen.
DisplayBetekenisDoe het volgende
Deur open
HSync. fout
Ongeldig cassette
Geen cassette
: wanneer u hulp inroept, kunt u de medewerker van
De voor- of achterklep
is niet goed gesloten.
Er is een probleem
met de scanner
(LSU).
U gebruikt een nietgoedgekeurde
tonercassette.
• U gebruikt een nietgoedgekeurde
tonercassette.
• De tonercassette
die u hebt
geïnstalleerd is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Sluit de klep goed. Deze moet
vastklikken.
Trek de stekker uit het stopcontact
en steek deze er weer in. Neem
contact op met de onderhoudsdienst
als het probleem zich blijft voordoen.
Plaats een door Xerox
goedgekeurde tonercassette.
• Plaats een door Xerox
goedgekeurde tonercassette.
• Installeer tonercassettes van
Xerox die speciaal bedoeld zijn
voor uw printer.
DisplayBetekenisDoe het volgende
[Te warm]
[Papierstoring0]
Open/sluit deur
[Papierstoring1]
Open/sluit deur
[Papierstoring2]
Contr. binnenin
Stroomstoring
Scannerfout
Ton e r l e e g
Er is een probleem
met de fixeereenheid.
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte bij
de papierinvoerlade.
Er is papier
vastgelopen in het
gebied rond de
fixeereenheid of in de
handinvoer.
Er is papier
vastgelopen bij
de papieruitvoer.
De stroom werd
uitgeschakeld en
vervolgens weer
ingeschakeld en er
werd geen back-up
gemaakt van het
geheugen.
Er is een probleem
met de scanner.
De tonercassette
is leeg.
Trek de stekker uit het stopcontact
en steek deze er weer in. Neem
contact op met de onderhoudsdienst
als het probleem zich blijft voordoen.
Verwijder het vastgelopen papier.
Zie pagina 9.1.
Verwijder het vastgelopen papier.
Zie pagina 9.2.
Verwijder het vastgelopen papier.
Zie pagina 9.2.
Voer de taak die u probeerde uit te
voeren vóór de stroomonderbreking
opnieuw uit.
Trek de stekker uit het stopcontact
en steek deze er weer in. Neem
contact op met de onderhoudsdienst
als het probleem zich blijft voordoen.
Vervang de tonercassette door een
nieuwe. Zie pagina 8.4.
[Storing 1] of
[Geen cassette]
Te koud
Probleem met LSU
[Geen papier]
Papier bijvullen
Geen opwarming
Er is geen
tonercassette
geplaatst.
Er is een probleem
met de fixeereenheid.
Er is een probleem
met de scanner
(LSU).
Het papier in
de papierinvoerlade
is op.
Er is een probleem
met de fixeereenheid.
Plaats een tonercassette.
Ziepagina2.2.
Trek de stekker uit het stopcontact
en steek deze er weer in. Neem
contact op met de onderhoudsdienst
als het probleem zich blijft voordoen.
Trek de stekker uit het stopcontact
en steek deze er weer in. Neem
contact op met de onderhoudsdienst
als het probleem zich blijft voordoen.
Plaats papier in de papierinvoerlade.
Zie pagina 2.3.
Trek de stekker uit het stopcontact
en steek deze er weer in. Neem
contact op met de onderhoudsdienst
als het probleem zich blijft voordoen.
Problemen oplossen
[Toner leeg]
[Vervang toner]
Toner bijna op
9.4
De tonercassette is
leeg. De printer stopt
met afdrukken.
De tonercassette is
bijna leeg.
Vervang de tonercassette door een
nieuwe. Zie pagina 8.4.
Verwijder de tonercassette uit het
apparaat en schud deze zachtjes
heen en weer. Zo kunt u tijdelijk
opnieuw afdrukken.
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u mogelijke problemen en oplossingen.
Probeer de oplossingen in de aangegeven volgorde tot de storing is
verholpen. Neem als het probleem zich blijft voordoen contact op met
de onderhoudsdienst.
Papierinvoerproblemen
Toes tandDoe het volgende
Afdrukproblemen
Toes tandMogelijke oorzaakDoe het volgende
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Het apparaat
is niet als
standaardprinter
geselecteerd.
Controleer of het netsnoer is aangesloten.
Controleer de aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Selecteer
als de standaardprinter in Windows.
Xerox Workcentre 3119 Series
Afdrukpapier loopt
vast.
Papier kleeft aan
elkaar.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Het papier blijft
vastlopen.
Transparanten kleven
aan elkaar in de
uitvoer.
Enveloppen trekken
scheef of worden niet
goed ingevoerd.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 9.1.
• Zorg dat er niet te veel papier in de papierinvoerlade ligt.
De papierinvoerlade is geschikt voor maximaal 250 vel
papier, afhankelijk van de papierdikte.
• Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Zie pagina 3.2.
• Haal het papier uit de papierinvoerlade en buig het
of waaier het uit.
• In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten
aan elkaar blijven kleven.
• Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de
papierinvoerlade worden geladen. Laad papier van
dezelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht.
• Als het papier is vastgelopen doordat er meer vellen
tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze. Zie pagina 9.1.
• Verwijder het materiaal dat het papiertransport belemmert.
• Het papier is niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier
en plaats het op de juiste manier in de papierinvoerlade.
• Er ligt te veel papier in de papierinvoerlade. Verwijder het
overschot aan papier uit de papierinvoerlade.
• Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de
specificaties van het apparaat voldoet. Zie
• Er ligt te veel papier in de papierinvoerlade. Verwijder het
overschot. Gebruik de handinvoer als u afdrukt op speciaal
materiaal.
• U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen
papier dat aan de specificaties van het apparaat voldoet.
Zie pagina 3.2.
• Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat.
Open de voorklep en verwijder de resten.
Gebruik alleen transparanten die voor laserprinters bedoeld
zijn. Verwijder elk transparant zodra deze is uitgevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de enveloppe
goed zijn ingesteld (ze moeten de enveloppe net raken).
pagina 3.2
.
Het apparaat
haalt papier
uit de
verkeerde
invoer.
Controleer het volgende:
• De klep aan de voorzijde is niet gesloten. - Sluit de klep aan de
voorzijde.
• Er is een papierstoring opgetreden. - Verwijder het vastgelopen
papier. Zie pagina 9.1.
• De papierlade is leeg. - Plaats papier. Zie pagina 2.3.
• Er is geen tonercassette geplaatst. - Plaats de tonercassette.
Zie pagina 2.2.
Neem contact op met de onderhoudsdienst in geval van een
printersysteemfout.
De kabel naar
de computer is niet
goed aangesloten.
De kabel naar
de computer is
mogelijk defect.
De poortinstelling
is niet juist.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Mogelijk is het
printerstuurprogramma niet goed
geïnstalleerd.
Het apparaat werkt
niet goed.
Mogelijk is in de
printereigenschap
pen de verkeerde
invoerlade
geselecteerd.
Maak de kabel los en sluit deze opnieuw aan.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere
computer die naar behoren werkt, en druk een
document af. Probeer een andere kabel.
Controleer de printerinstelling in Windows om te
verifiëren of de afdruktaak naar de juiste poort
wordt verstuurd (bijvoorbeeld LPT1). Als de
computer meer dan één poort heeft, controleert
u of het apparaat is aangesloten op de juiste
poort.
Controleer de printereigenschappen om na te
gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn.
Herstel de printersoftware. Raadpleeg de sectie
Software
Kijk of het display van het bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft.
In veel softwaretoepassingen kunt u de
papierbron instellen in het tabblad
printereigenschappen. Selecteer de juiste lade.
Raadpleeg de sectie
.
Papier
Software
.
onder
9.5
Problemen oplossen
Toes tandMogelijke oorzaakDoe het volgende
Toes tandMogelijke oorzaakDoe het volgende
Een
afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
De helft van
de pagina
is leeg.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst
is verkeerd,
vervormd
of niet
compleet.
Mogelijk is de
afdruktaak zeer
complex.
Onder Windows
98/Me is de
wachtrij-instelling
mogelijk niet juist.
Mogelijk is
de afdrukstand
verkeerd ingesteld.
Het ingestelde
papierformaat
stemt niet overeen
met het formaat
van het papier
in de lade.
De printerkabel zit
los of is defect.
Het verkeerde
printerstuurprogramma is
geselecteerd.
Maak de pagina minder complex door afbeeldingen
te verwijderen of wijzig de instellingen van de
afdrukkwaliteit.
De maximale afdruksnelheid van het apparaat is
19 ppm voor papier van A4-formaat en 18 ppm
voor papier van Letter-formaat.
Kies in het menu
en
Printers
pictogram van het apparaat
3119 Series
tabblad
Details
instellingen
instelling.
Wijzig de afdrukstand in uw programma.
Raadpleeg de sectie
Zorg ervoor dat het ingestelde papierformaat
en het papier in de papierinvoerlade overeenkomen.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma overeenstemt met
het papier dat is geselecteerd in het programma
dat u gebruikt.
Maak de printerkabel los en sluit deze opnieuw aan.
Druk een document af dat u eerder wel hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en apparaat, indien mogelijk,
aan op een andere computer en druk een document
af dat u eerder wel hebt kunnen afdrukken. Sluit
tot slot een nieuwe printerkabel aan.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing
of u de juiste printer hebt geselecteerd.
Start
de opties
. Klik met de rechtermuisknop op het
, kies
Eigenschappen
en kies dan de knop
. Selecteer de gewenste wachtrij-
Software
Instellingen
Xerox Workcentre
, klik op het
Wachtr ij-
.
Er worden
blanco
pagina’s
"afgedrukt".
Bij Adobe
Illustrator
worden de
afbeeldingen
niet goed
afgedrukt.
Terugkerende problemen
bij afdrukken
via de USBpoort.
De tonercassette
is leeg of
beschadigd.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Mogelijk is een
onderdeel van
de printer (bijv.
de controller of
het moederbord)
defect.
De instelling in het
programma is niet
juist.
Als de USB-modus
is ingesteld
op
Snel
kunnen
sommige pcgebruikers
problemen
ondervinden met
de USBcommunicatie.
Herverdeel indien nodig het tonerpoeder.
Zie pagina 8.3.
Vervang indien nodig de tonercassette.
Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Neem contact op met de onderhoudsdienst.
Selecteer
venster met afbeeldingseigenschappen
TrueType-opties
opnieuw af.
Stel de USB-modus in op
Dit gaat als volgt:
1
2
3
4
Downloaden als bitmap
en druk het document
Langzaam
Druk op tot op de bovenste regel
van het display
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
USB-modus
op de knop .
Druk op de bladerknoppen ( of ) tot
Langzaam
op de knop .
Druk op de knop om terug te keren
naar de stand-bymodus.
App. instellen
verschijnt en druk daarna
verschijnt en druk daarna
in het
.
verschijnt.
Het programma
werkt niet naar
behoren.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit een
ander programma.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw
op. Zet de printer uit en weer aan.
9.6
Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een teruglopende afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande
tabel om het probleem te verhelpen.
Toe standDoe het volgende
Lichte of vage
afdrukken
Tonervlekken
Onregelmatigheden
Verticale strepen
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de
afdruk ziet:
• De tonercassette is bijna leeg. Door de resterende toner
over de cassette te verdelen, kunt u er waarschijnlijk nog
een aantal afdrukken mee maken. Zie pagina 8.3. Als dit
niet helpt, moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
• Misschien voldoet het papier niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
• Als de hele pagina te licht is, is de resolutie te laag ingesteld
of staat het apparaat in de tonerspaarstand. Wijzig
de afdrukresolutie en schakel de tonerspaarstand uit.
Zie respectievelijk de sectie
• Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop
duiden dat de tonercassette gereinigd moet worden.
Zie pagina 8.2.
• Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het toestel kan
vuil zijn. Reinig de laserscannereenheid. Zie pagina 8.2.
• Het papier voldoet niet aan de specificaties (bijvoorbeeld
te vochtig of te ruw). Zie
• Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van
het apparaat. Zie pagina 8.1.
• Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe.
Zie pagina 8.2.
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde plekken
zitten:
• Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het
document opnieuw af.
• Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen
gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer een
ander merk papier. Zie
• Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens
de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen
toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier.
• Als na deze stappen het probleem niet is opgelost, neem
dan contact op met de onderhoudsdienst.
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
• Er zit waarschijnlijk een kras op de lichtgevoelige drum
in de tonercassette. Verwijder de tonercassette en plaats
een nieuwe. Zie pagina 8.4.
Software
pagina 3.2
pagina 3.2
pagina 3.2
en pagina 2.6.
.
.
Toe sta ndDoe het volgende
Grijze achtergrond
Tonervlekken
.
Verti caal
terugkerende
afwijkingen
Schaduwvlekken
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze
achtergrond):
• Gebruik papier met een lichter gewicht. Zie
• Controleer de omgeving van het apparaat: Bijzonder droge
(lage luchtvochtigheid) of vochtige omstandigheden
(relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%) kunnen
leiden tot een grijzere achtergrond.
• Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe.
Zie pagina 8.4.
• Reinig de binnenzijde van het apparaat. Zie pagina 8.1.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Zie pagina 3.2.
• Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe.
Ziepagina8.4.
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen
afwijkingen vertoont:
• De tonercassette is mogelijk defect. Als een afwijking
zich met regelmatige tussenafstanden herhaalt, moet
u een paar keer een schoonmaakblad afdrukken om
de tonercassette te reinigen; zie pagina 8.2. Als de
problemen zich hierna blijven voordoen, plaatst u een
nieuwe tonercassette. Zie pagina 8.4.
• Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het
apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van
de pagina bevinden, zal het probleem zichzelf waarschijnlijk
na enkele pagina’s oplossen.
• De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem contact op
met de onderhoudsdienst.
• Zie pagina 8.2 als u papier van inferieure kwaliteit gebruikt.
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden
toner die willekeurig over de afdruk verspreid voorkomen.
• Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken
op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas
open op het moment dat u het gaat gebruiken, zodat het
papier niet te veel vocht opneemt.
• Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen
op een enveloppe om te vermijden dat er wordt afgedrukt
op een zone met overlappende plooien aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
• Als de hele pagina wordt overdekt door schaduwvlekken,
kies dan een andere afdrukresolutie vanuit uw programma
of in het venster Eigenschappen van de printer.
pagina 3.2
.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
• Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het toestel kan
vuil zijn. Reinig de laserscannereenheid (zie pagina 8.2).
Problemen oplossen
9.7
Toe standDoe het volgende
Toe sta ndDoe het volgende
Misvormde tekst
Papier schuin
Gekruld of gegolfd
• Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect), kan het
papier te glad zijn. Probeer een ander soort papier.
Zie
pagina 3.2
• Als tekens er misvormd uitzien en een golvend effect
geven, is het mogelijk dat de scannereenheid onderhoud
vergt. Neem contact op de onderhoudsdienst.
• Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
pagina 3.2
Zie
• Zorg ervoor dat het papier of een ander afdrukmateriaal
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of te strak
tegen de stapel papier aan zitten.
• Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid
te hoog is. Zie
• Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier
ook eens 180° te draaien in de lade.
• Probeer af te drukken naar de klep aan de achterkant.
.
.
pagina 3.2
.
Zwarte afdrukken
Tone rv erlies
Openingen in tekens
• Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst.
Verwijder de tonercassette en plaats deze opnieuw.
• De tonercassette is mogelijk defect en moet worden
vervangen. Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 8.4.
• Het apparaat moet mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met de onderhoudsdienst.
• Reinig de binnenzijde van het apparaat. Zie pagina 8.1.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
pagina 3.2
Zie
• Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe.
Ziepagina8.4.
• Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat
mogelijk worden hersteld. Neem contact op met
de onderhoudsdienst.
Onvolledige tekens zijn witte plekken in delen van tekens
die volledig zwart zouden moeten zijn:
• Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeer dan een
ander soort. Wegens de samenstelling van transparanten
zijn enkele onvolledige tekens normaal.
• Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het materiaal.
Haal het materiaal eruit en draai het om.
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties.
Zie
pagina 3.2
.
.
Vouwen of kreuken
Achterkant van
afdrukken is vuil
• Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
pagina 3.2
Zie
• Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier
ook eens 180° te draaien in de lade.
• Probeer af te drukken naar de klep aan de achterkant.
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenzijde van
het apparaat. Zie pagina 8.1.
.
Horizontale strepen
Krullen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
• Wellicht is de tonercassette onjuist geplaatst. Verwijder
de tonercassette en plaats deze opnieuw.
• Misschien is de tonercassette defect. Verwijder de
tonercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina 8.4.
• Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat
mogelijk worden hersteld. Neem contact op met de
onderhoudsdienst.
Als het afgedrukte papier krult of het papier niet wordt ingevoerd,
doet u het volgende:
• Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier
ook eens 180° te draaien in de lade.
• Probeer af te drukken naar de klep aan de achterkant.
9.8
Problemen oplossen
Kopieerproblemen
Problemen met het scannen
Toes tandDoe het volgende
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Vegen, strepen en
vlekken op de kopieën.
Kopie staat scheef.• Zorg dat het origineel met de voorzijde naar beneden
Kopieën zijn blanco.Zorg dat het origineel met de voorzijde naar beneden op
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
De tonercassette
gaat korter mee
dan verwacht.
Gebruik
lichter of donkerder te maken.
• Gebruik
• Als het origineel geen afwijkingen vertoont, moet u de
• Plaats het papier op de juiste manier in het apparaat.
de glasplaat is geplaatst.
• Vervang het papier in de papierinvoerlade door papier
• In vochtige omstandigheden moet u papier niet te lang
• Waaier de stapel papier uit en leg deze ondersteboven
• Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste gewicht.
• Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert
• Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen, opgevulde
• Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en uitgeschakeld.
• Misschien blijft de documentklep tijdens het kopiëren
Tone rs terkte
Tonersterkte
lichter of donkerder te maken, als de fout zich op het
origineel bevindt.
scannerunit reinigen. Zie pagina 8.2.
op de glasplaat is geplaatst.
uit een nieuwe verpakking.
ongebruikt in het apparaat laten zitten.
terug in de papierinvoerlade. Vervang het papier in de
papierinvoerlade door papier uit een nieuwe verpakking.
Controleer de papiergeleiders en stel ze eventueel beter af.
Papier van 75 g/m
u of er resten kopieerpapier in het apparaat zijn
achtergebleven.
vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten
die meer toner gebruiken.
vaak openstaan.
om de achterkant van kopieën
om de achtergrond van uw kopieën
2
wordt aanbevolen.
Toes tandDoe het volgende
De scanner doet
het niet.
Het apparaat doet erg
lang over een scan.
Er verschijnt een bericht
op het beeldscherm:
• "Apparaat kan niet in
de gewenste H/Wmodus staan."
• "Poort wordt gebruikt
door een ander
programma."
•"Poort is
uitgeschakeld."
• "Scanner is bezig met
ontvangen of afdrukken
van data. Probeer het
opnieuw zodra de
huidige opdracht
is afgerond."
• "Niet toegestaan."
• "Scannen is mislukt."
• Controleer of het document met de te scannen zijde
omlaag op de glasplaat ligt.
• Misschien is er niet voldoende geheugen vrij voor het
document. Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer
een lagere scanresolutie.
• Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten.
• Controleer of de USB-kabel beschadigd is. Verwissel
de kabel met een andere kabel waarvan u zeker weet
dat die werkt. Vervang de kabel zo nodig permanent.
• Bij gebruik van een parallelle kabel moet u ervoor zorgen
dat deze voldoet aan de IEEE 1284-norm. Controleer
of de scanner correct is geconfigureerd. Kijk of u de
juiste scannerinstellingen hebt gekozen, en let erop
dat de scantaak naar de juiste poort wordt gestuurd
(bijvoorbeeld LPT1).
• Kijk of het apparaat tegelijkertijd gegevens ontvangt
die moeten worden afgedrukt. Wacht in dat geval met
scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
• Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het
scannen van tekst.
• De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus
omdat er veel geheugen nodig is om de gescande afbeelding
te analyseren en reproduceren. Stel de printerpoort van
uw computer in op de stand ECP (in de BIOS-instellingen
van de computer). De communicatiesnelheid gaat dan iets
omhoog. Zie de gebruiksaanwijzing van uw computer voor
meer informatie over de BIOS-instellingen.
• Het is mogelijk dat er een kopieer- of afdruktaak wordt
uitgevoerd. Probeer het opnieuw wanneer de huidige
taak is voltooid.
• De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start
uw computer opnieuw op en probeer het nogmaals.
• De printerkabel is niet goed bevestigd of het apparaat
is niet ingeschakeld.
• Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of de
besturingsomgeving is niet correct ingesteld.
• Controleer of het apparaat correct is aangesloten en is
ingeschakeld. Start de computer vervolgens opnieuw op.
• De USB-kabel is niet goed bevestigd of het apparaat is
niet ingeschakeld.
9.9
Problemen oplossen
Veelvoorkomende problemen onder Windows
Gebruikelijke Linux-problemen
Toe standDoe het volgende
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Het bericht "Fout bij het
schrijven naar LPTx"
verschijnt.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout", "OEuitzondering", "Spool32" of
"Ongeldige bewerking"
verschijnt.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is een
time-outfout in de printer
opgetreden" verschijnt.
OPMERKING
Windows 98/Me/2000/XP die met de pc werd meegeleverd voor
meer informatie over foutberichten onder Windows.
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software
uit de groep Opstarten, en start vervolgens Windows weer
op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
• Zorg ervoor dat de kabels juist zijn aangesloten en dat
het apparaat is ingeschakeld.
• Dit bericht verschijnt ook als bidirectionele communicatie
niet is ingeschakeld in het stuurprogramma.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw
op en probeer opnieuw af te drukken.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken verschijnen.
Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken.
Als het bericht verschijnt in de stand-bymodus of nadat
de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en/of
gaat u na of er een fout is opgetreden.
: raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft
Toe standDoe het volgende
Het apparaat drukt
niet af.
• Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd
op het systeem. Open de MFP Configurator en ga naar het
tabblad Printers in het venster Printers Configuration om
de lijst met beschikbare printers weer te geven. Kijk of het
apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, start u de wizard
Nieuwe printer toevoegen om het apparaat in te stellen.
• Controleer of de printer is ingeschakeld. Open het venster
Printers Configuration en selecteer uw apparaat in de lijst
met printers. Bekijk de omschrijving in het paneel Selected
Printer. Druk op de knop
bevat. Hierna zou de printer weer normaal moeten werken.
De status "stopped" kan geactiveerd worden als er problemen
optreden tijdens het afdrukken. U kunt bijvoorbeeld de opdracht
geven om een document af te drukken terwijl de MFP-poort
wordt gebruikt door een scantoepassing.
• Controleer of de MFP-poort bezet is. Daar de printer en
scanner van de MFP gebruikmaken van dezelfde I/O-interface
(MFP-poort), kan het voorkomen dat verschillende
toepassingen dezelfde MFP-poort gelijktijdig benaderen.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing
een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing
waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt dan
de melding dat het apparaat "bezet" is. Open het venster
MFP Ports Configuration en selecteer de poort die is
toegewezen aan uw printer. In het paneel Selected Port kunt
u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing.
Als dit het geval is, wacht u tot de huidige taak is voltooid,
of drukt u op de knop Release Port als u zeker weet dat
er een storing is opgetreden bij de huidige eigenaar.
• Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor
de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is
opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end kiest
u "print" -> "Setup printer" en bewerkt u de
opdrachtregelparameter in de menuoptie.
Start
als de status de tekst "stopped"
Het apparaat verschijnt
niet in de scannerlijst.
9.10
Problemen oplossen
• Controleer of het apparaat is aangesloten op de computer.
Controleer of het apparaat correct is aangesloten via de
USB-poort
• Controleer of het scannerstuurprogramma voor uw apparaat
op uw computer werd geïnstalleerd. Open MFP Configurator,
activeer Scanners Configuration en druk vervolgens op
Drivers
voor uw apparaat.
en is ingeschakeld.
. Kijk of er een stuurprogramma in de lijst staat
Toe standDoe het volgende
Toe standDoe het volgende
Het apparaat wordt niet
weergegeven in de lijst
met scanners (vervolg).
Het apparaat scant niet.• Controleer of er een document is geladen in het apparaat.
• Controleer of de MFP-poort bezet is. Daar de printer en
scanner van de MFP gebruikmaken van dezelfde I/O-interface
(MFP-poort), kan het voorkomen dat verschillende
toepassingen dezelfde MFP-poort gelijktijdig benaderen.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing
een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing
waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt
dan de melding dat het apparaat "bezet" is. Dit gebeurt
gewoonlijk bij het begin van een scanprocedure. Er wordt
dan een berichtvenster getoond.
• Om de oorzaak van het probleem te achterhalen, moet
u het venster MFP Ports Configuration openen en de poort
selecteren die is toegewezen aan de scanner. Het pictogram
voor de MFP-poort /dev/mfp0 komt overeen met de aanduiding
LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, dev/mfp1
verwijst naar LP:1, enzovoort. USB-poorten beginnen bij
dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met
dev/mfp4 enzovoort. In het paneel Selected Port kunt u
bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing.
Als dit het geval is, wacht u tot de huidige taak is voltooid,
of drukt u op de knop Release Port als u zeker weet dat
er een storing is opgetreden bij huidige eigenaar.
• Controleer of het apparaat is aangesloten op de computer.
Controleer of het correct is aangesloten als er een I/O-fout
wordt gemeld tijdens het scannen.
• Controleer of de MFP-poort bezet is. Daar de printer en
scanner van de MFP gebruikmaken van dezelfde I/Ointerface (MFP-poort), kan het voorkomen dat verschillende
toepassingen dezelfde MFP-poort gelijktijdig benaderen.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing
een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing
waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt
dan de melding dat het apparaat "bezet" is. Dit gebeurt in
het algemeen op het moment dat u de scanprocedure wilt
starten. De desbetreffende melding verschijnt dan.
Om de oorzaak van het probleem te achterhalen, moet
u het venster MFP Ports Configuration openen en de poort
selecteren die is toegewezen aan de scanner. Het symbool
voor de MFP-poort /dev/mfp0 komt overeen met de aanduiding
LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, dev/mfp1
verwijst naar LP:1, enz. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4,
dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4
enzovoort. In het paneel Selected Port kunt u bekijken
of de poort is bezet door een andere toepassing. Als dit
het geval is, wacht u tot de huidige taak is voltooid, of drukt
u op de knop Release Port als u zeker weet dat er een
storing is opgetreden bij de huidige eigenaar
.
Ik heb Linux Print
Package (LPP) en het
MFP-stuurprogramma
op dezelfde computer
geïnstalleerd en kan
niet afdrukken.
Kan niet scannen via
Gimp Front-end.
De foutmelding "Unable
to open MFP port device
file!" verschijnt als ik
een document afdruk.
• Daar zowel Linux Printer Package als het MFPstuurprogramma een symbolische koppeling maken naar
de afdrukopdracht "lpr", die in het algemeen wordt gebruikt
op Unix-kloons, wordt het afgeraden beide stuurprogramma’s
te gebruiken op één computer.
• Als u de stuurprogramma’s tegelijkertijd wilt gebruiken, moet
u LPP eerst installeren.
• Als u de installatie van een van de stuurprogramma’s
ongedaan wilt maken, de-installeert u eerst beide
stuurprogramma’s en installeert u het stuurprogramma
dat u wilt behouden, opnieuw.
• Als u er de voorkeur aan geeft de installatie van het MFPstuurprogramma niet eerst ongedaan te maken en het
stuurprogramma vervolgens opnieuw te installeren, kunt
u de vereiste symbolische koppeling zelf maken. Meld
u aan als root user en voer de volgende opdracht in:
ln -sf /usr/local/bin/Xerox/slpr /usr/bin/lpr
• Controleer of er in Front-end van Gimp "Xsane:Device dialog."
staat in het menu "Acquire". Als dit niet zo is, moet u de Xsane
plugin voor Gimp installeren op de computer. U vindt de
Xsane plugin voor Gimp op de cd van uw Linux-distributie
of de homepage van Gimp. Zie voor meer informatie de Help
op de cd van uw Linux-distributie of van de Gimp Front-end
toepassing.
Als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken, raadpleegt
u de Help voor mogelijke toepassingen.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (met de SLPR-tool
bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse
versies van CUPS server breken de afdruktaak af als de
afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de
taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Daar Linux MFPstuurprogramma’s de MFP-poort tijdens het afdrukken blokkeren,
blijft de poort geblokkeerd door het abrupte afbreken van
de taak zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende
afdruktaken. Probeer de MFP-poort vrij te geven als deze
situatie zich voordoet.
9.11
Problemen oplossen
Algemene Macintosh-problemen
Problemen met hulpprogramma voor installatie van printer
Toes tandDoe het volgende
U krijgt de vermelding
"stuurprogramma
is niet geïnstalleerd"
in het venster
Productenlijst nadat
u op Add en Select
USB hebt geklikt.
Uw product verschijnt
niet in het venster
Productenlijst nadat
u op Add en Select
USB hebt geklikt.
• De software is niet juist geïnstalleerd. Installeer de software
opnieuw. Raadpleeg de sectie
• Gebruik altijd een kabel van hoge kwaliteit.
• Controleer of de kabels juist zijn aangesloten en of het apparaat
aan staat.
• Controleer of "Klaar" wordt weergegeven in het display van
het bedieningspaneel. Als dat niet zo is, los dan het probleem
op aan de hand van het foutbericht; zie "Informatie over
berichten op het display" op pagina 9.4.
• Zorg ervoor dat de juiste printer is geselecteerd in het venster
Productenlijst nadat u op Add en Select USB hebt geklikt.
Software
.
9.12
Problemen oplossen
10
Specificaties
OnderdeelBeschrijving
VerpakkingsgewichtPapier: 2,16 kg; plastic: 0,4 kg
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Algemene specificaties
•Specificaties van de scanner en het kopieerapparaat
Een document afdrukken ................................................................................................................................................. 6
Het tabblad Lay-out .............................................................................................................................................. 7
Het tabblad Papier ................................................................................................................................................ 8
Het tabblad Grafisch ............................................................................................................................................. 9
Het tabblad Extra ................................................................................................................................................ 10
Het tabblad Info .................................................................................................................................................. 10
Het tabblad Printer .............................................................................................................................................. 10
De Help-functie ................................................................................................................................................... 11
GEAVANCEERDEAFDRUKINSTELLINGEN
Verschillende pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) .............................................................................. 12
Een document verkleind of vergroot afdrukken .............................................................................................................. 13
Een document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen ................................................................................... 13
Een bestaand watermerk gebruiken ................................................................................................................... 14
Een watermerk maken ........................................................................................................................................ 14
Een watermerk bewerken ................................................................................................................................... 14
Een watermerk verwijderen ................................................................................................................................ 14
Wat is een overlay? ............................................................................................................................................ 15
Een nieuwe paginaoverlay maken ...................................................................................................................... 15
Een paginaoverlay gebruiken ............................................................................................................................. 15
Een paginaoverlay verwijderen .......................................................................................................................... 15
Hoofdstuk 4:
Hoofdstuk 5:
Hoofdstuk 6:
EENLOKALEPRINTERDELEN
Instellen als hostcomputer .............................................................................................................................................. 16
Instellen als clientcomputer ............................................................................................................................................ 16
SCANNEN
Scannen met een TWAIN-compatibel programma ......................................................................................................... 17
Scannen via het WIA-stuurprogramma .......................................................................................................................... 18
UWPRINTERGEBRUIKENIN LINUX
Aan de slag .................................................................................................................................................................... 19
Het MFP-stuurprogramma installeren ............................................................................................................................ 19
Een document afdrukken ............................................................................................................................................... 24
Afdrukken vanuit een toepassing ....................................................................................................................... 24
Een document scannen .................................................................................................................................................. 25
Werken met Image Editor ................................................................................................................................... 26
2
Hoofdstuk 7:
UWPRINTERGEBRUIKENIN COMBINATIEMETEEN MACINTOSH
Software voor Macintosh installeren .............................................................................................................................. 27
Voor een Macintosh die op een netwerk is aangesloten .................................................................................... 28
Voor een Macintosh die via USB is aangesloten ................................................................................................ 28
Tijdens het afdrukken ..................................................................................................................................................... 29
Een document afdrukken .................................................................................................................................... 29
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Printersoftware installeren
•Printersoftware verwijderen
Printersoftware installeren
U kunt de printersoftware installeren voor lokaal afdrukken.
Om de printersoftware op de computer te installeren, moet u de juiste
installatieprocedure uitvoeren voor de printer die u gebruikt.
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer met de printer
kan communiceren. De installatieprocedure voor stuurprogramma's verschilt
mogelijk per besturingssysteem.
Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint met de installatie.
Een lokale printer is een printer die direct op uw computer is aangesloten
met een bij de printer geleverde printerkabel, bijvoorbeeld een USB-kabel
of parallelle kabel.
Deze optie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen
die noodzakelijk zijn voor printertaken worden geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven.
Start
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
op
Uitvoeren
door de letter van uw cd-rom-station. Klik vervolgens op
3
Klik op
. Typ
Vol ge nde
X:\Setup.exe
.
, waarbij u de letter "X" vervangt
en vervolgens
OK
.
OPMERKING
gevonden" verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het
venster om het venster te sluiten of klikt u op
: als tijdens de installatie het venster "Nieuwe hardware
Annuleren
.
4
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren en klik op
Vol gende
.
4
Printersoftware installeren onder Windows
5
Klik op
Volgende
.
Printersoftware verwijderen
Printerstuurprogramma
1
Start Windows.
2
Kies in het menu
Xerox WorkCentre 3119 Series → Xerox WorkCentre 3119 Series
stuurprogramma verwijderen
3
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op Ja.
Het geselecteerde stuurprogramma wordt van de computer verwijderd.
4
Nadat de software is verwijderd, klikt u op
Start
de optie
Programma's
.
of
Alle programma's →
Voltooien
.
6
Klik op
Voltooien
. Het stuurprogramma is nu geïnstalleerd.
Scannerstuurprogramma
1
Start Windows.
2
Kies in het menu
Xerox WorkCentre 3119 Series → Installatie van het
scannerstuurprogramma ongedaan maken
3
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op Ja.
Het geselecteerde stuurprogramma wordt van de computer verwijderd.
4
Nadat de software is verwijderd, klikt u op
Start
de optie
Programma's
of
Alle programma's →
.
Voltooien
.
5
Printersoftware installeren onder Windows
2Eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken
in Windows beschreven.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Een document afdrukken
•Printerinstellingen
- Het tabblad Lay-out
- Het tabblad Papier
- Het tabblad Grafisch
- Het tabblad Extra
- Het tabblad Info
- Het tabblad Printer
- Favorieten
- De Help-functie
Een document afdrukken
O
PMERKING
•
Het venster
in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster
dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Het
printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de
printer. Zie de sectie Compatibiliteit met besturingssystemen
onder Printerspecificaties in de printerhandleiding.
•
De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd-rom.
:
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer
verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets
anders uitzien.
U kunt de belangrijkste afdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren en het
afdrukbereik.
3
Selecteer
4
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken,
klikt u op
afdrukvenster van de toepassing. Zie "Printerinstellingen" op
pagina 7 voor meer informatie.
Als
klikt u daarop. Klik in het volgende venster op
5
Klik op OK om het venster met printereigenschappen te sluiten.
6
Klik in het venster Afdrukken op OK of
te starten.
Afdrukken
Zorg dat uw printer
is geselecteerd.
uw printerstuurprogramma
Eigenschappen
Instellen, Printer
in het menu
of
Bestand
of
Voorkeursinstelingen
Opties
voorkomen in het afdrukvenster,
. Het venster Afdrukken
in de vervolgkeuzelijst
Eigenschappen
Afdrukken
in het
om de afdruktaak
Naam
.
.
Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om
af te drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen. De precieze
stappen voor het afdrukken van een document kunnen verschillen
afhankelijk van de toepassing die u gebruikt. Raadpleeg de handleiding
van uw softwaretoepassing voor de precieze afdrukprocedure.
Eenvoudige afdruktaken
6
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot alle informatie
die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de printereigenschappen
worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor uw afdruktaak
nodig hebt controleren en wijzigen.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan het venster met
printereigenschappen er anders uitzien. Deze softwarehandleiding geeft
het venster Eigenschappen van Windows 98 weer.
Het venster
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u aanvullende
Windows-tabbladen openen (zie de handleiding van Windows) en het
tabblad Printer (zie "Het tabblad Printer" op pagina 10).
NB
:
•
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst alle
afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen de instellingen
die u daar niet vindt, aan te passen in het printerstuurprogramma.
•
De instellingen die u wijzigt blijven alleen van kracht terwijl u het huidige
programma gebruikt.
behouden blijven
•
De hieronder beschreven werkwijze geldt voor Windows XP. Raadpleeg
de gebruikershandleiding of online Help van Windows voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
2. Selecteer
3. Selecteer
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op
Eigenschappen
Printers en faxapparaten
Xerox WorkCentre 3119 Series
printerstuurprogramma en selecteer
voor afdrukken
van het printerstuurprogramma in de
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent
, brengt u ze aan in de map Printers.
Start
van Windows.
.
.
Voorkeursinstellingen
.
OK
.
Het tabblad Lay-out
Het tabblad
op de afgedrukte pagina kunt aanpassen. Onder
u de keuze uit
Zie "Een document afdrukken" op pagina 6 voor meer informatie over
de toegang tot de printereigenschappen.
1
In het vak
op een pagina wordt afgedrukt.
•
Staand
•
Liggend
• Met behulp van de optie
graden draaien.
Lay-out
bevat opties waarmee u de weergave van het document
Lay-outopties
Meerdere pagina's per kant
1
2
Afdrukstand
Afdrukstand
drukt af over de breedte van de pagina, zoals bij een brief.
drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een spreadsheet.
kunt u de richting selecteren waarin informatie
Draaien
kunt u de pagina het opgegeven aantal
en
Poster afdrukken
hebt
.
7
Eenvoudige afdruktaken
Staand
2
Lay-outopties
In het vak
U hebt de keuze uit
•
• Zie "Posters afdrukken" op pagina 13 voor meer informatie.
Lay-outopties
Zie "Verschillende pagina’s afdrukken op één vel papier
(N op een vel)" op pagina 12 voor meer informatie
Liggend
kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
Meerdere pagina's per kant
en
Poster afdrukken
.
.
Het tabblad Papier
De volgende opties voor papierinstellingen zijn beschikbaar in het
eigenschappenvenster van de printer. Zie "Een document afdrukken" op
pagina 6 voor meer informatie over de toegang tot de printereigenschappen.
Klik op het tabblad
eigenschappen voor papier.
1
2
3
4
5
Papier
om toegang te krijgen tot verschillende
5
Afdruk aanpassen
Met
Afdruk aanpassen
of handmatig op een pagina aanpassen. U hebt de keuze uit
Verkleinen/Vergroten
•
Zie "Een document verkleind of vergroot afdrukken" op pagina 13
voor meer informatie
Zie "Een document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen"
•
op pagina 13 voor meer informatie
kunt u de schaal van uw afdruktaak automatisch
Geen
,
en
Aan pagina aanpassen
.
.
.
1
Exemplaren
Met de optie
afdrukken. U kunt een aantal tussen 1 en 999 invullen.
2
Formaat
In het veld
formaat niet in het vak
Instelling aangepast papier
op de knop
selecteren.
3
Invoer
Selecteer de juiste papierlade in de vervolgkeuzelijst
invoer
of transparanten. Plaats één vel tegelijk in de handmatige invoer of
de multifunctionele lade.
Als de papierinvoer is ingesteld op
de printer de laden automatisch in deze volgorde: handmatige invoer
of multifunctionele lade, lade 1, optionele lade 2.
4
Type
Zorg dat de vervolgkeuzelijst
Als u ander afdrukmateriaal plaatst, selecteert u de bijbehorende papiersoort.
Als u papier gebruikt waarin katoen is verwerkt, krijgt u het beste resultaat
als u de papiersoort instelt op
gewicht tussen 75 en 90 g/m2 of gekleurd papier gebruikt, selecteert
Gekleurd papier
u
Exemplaren
Formaat
OK
. Het papierformaat verschijnt nu in de lijst zodat u het kunt
als u op speciaal materiaal wilt afdrukken, zoals enveloppen
kunt u aangeven hoeveel exemplaren u wilt
stelt u in welk formaat papier in de lade ligt. Als het vereiste
Formaat
.
staat, klikt u op
verschijnt. Geef het papierformaat op en klik
Automatisch selecteren
Typ e
is ingesteld op
Dik papier
Aangepast
Invoer
Printerstandaard
. Als u kringlooppapier met een
. Het venster
. Kies
Handmatige
, gebruikt
.
8
Eenvoudige afdruktaken
Het tabblad Grafisch
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de afdrukkwaliteit.
Zie "Een document afdrukken" op pagina 6 voor meer informatie over
de toegang tot de printereigenschappen.
Klik op het tabblad
beschreven eigenschappen.
Grafisch
om toegang te krijgen tot de hieronder
Geavanceerde opties
Als u geavanceerde opties wilt instellen, klikt u op de knop
opties
.
•
TrueType-opties
het stuurprogramma de printer vertelt over de voorstelling van de tekst in
uw document. Selecteer de instelling die bij uw document past.
optie is voor sommige printermodellen mogelijk alleen
beschikbaar in Windows 9x/Me.
-
Downloaden als bitmap
het stuurprogramma de lettertypegegevens als bitmapafbeeldingen.
Documenten met complexe lettertypen (bijv. Koreaanse of Chinese
lettertypen) of verschillende soorten lettertypen worden met deze
instelling sneller afgedrukt.
Grafisch afdrukken
-
het stuurprogramma alle lettertypen als afbeeldingen. Als u documenten
met veel afbeeldingen en relatief weinig TrueType-lettertypen afdrukt,
kunt u het afdrukken versnellen met deze instelling.
•
Alle tekst zwart afdrukken
afdrukken
ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven.
•
Alle tekst donkerder afdrukken
donkerder afdrukken
donkerder afgedrukt dan normaal.
deze functie niet.
: met de keuzerondjes in dit vak kunt u bepalen wat
: als deze optie is geselecteerd, downloadt
: als dit keuzerondje is geselecteerd, downloadt
: als het selectievakje
is ingeschakeld, wordt alle tekst in uw document zwart afgedrukt,
: als het selectievakje
is ingeschakeld, wordt alle tekst in uw document
Sommige printers ondersteunen
Geavanceerde
Deze
Alle tekst zwart
Alle tekst
Resolutie
Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk af van het
printermodel.
en afbeeldingen. Als u een hoge instelling selecteert, kan het bovendien
iets langer duren voordat het document is afgedrukt.
Tonerbesparingsmodus
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen
de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
Sommige printers ondersteunen deze functie niet.
•
Printerinstelling
bepaald door de instelling op het bedieningspaneel van de printer.
Aan
•
per pagina verbruikt.
•
Uit
: als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten,
selecteert u dit keuzerondje.
Tonerdichtheid
Met de keuzerondjes in dit vak kunt u de afdruk lichter of donkerder maken.
Normaal
•
•
Licht
grijstinten.
Donker
•
lichte afbeeldingen met grijstinten.
Hoe hoger de waarde, hoe scherper de afgedrukte tekens
: als u dit keuzerondje selecteert, wordt deze functie
: selecteer dit keuzerondje als u wilt dat de printer minder toner
: deze instelling is voor normale documenten.
: deze instelling is voor dikke lijnen en donkere afbeeldingen met
: deze instelling is voor dunne lijnen, scherpe afbeeldingen en
9
Eenvoudige afdruktaken
Het tabblad Extra
Op dit tabblad selecteert u de uitvoeropties voor documenten. Zie "Een
document afdrukken" op pagina 6 voor meer informatie over de toegang
tot de eigenschappen van de printer.
Klik op het tabblad
1
2
3
1
Wat ermerk
U kunt een achtergrondafbeelding van tekst maken die op elke pagina van uw
document wordt afgedrukt.
voor meer informatie
Extra
om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Zie "Watermerken afdrukken" op pagina 14
.
Het tabblad Info
Op het tabblad
van het stuurprogramma weergegeven. Zie "Een document afdrukken"
op pagina 6 voor meer informatie over de toegang tot de eigenschappen
van de printer.
Info
worden de copyrightinformatie en het versienummer
Het tabblad Printer
Als u het venster met printereigenschappen opent via de map
is het tabblad
printerconfiguratie in.
De hieronder beschreven werkwijze geldt voor Windows XP. Raadpleeg
de gebruikershandleiding of online Help van Windows voor andere
Windows-besturingssystemen.
1
Klik op de knop
2
Selecteer
3
Selecteer het
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
5
Klik op het tabblad
Correctie grote hoogte
Als u de printer op een grote hoogte wilt gaan gebruiken, schakelt u dit
selectievakje in. Daardoor wordt de afdrukkwaliteit geoptimaliseerd voor
die omstandigheden.
Printer
beschikbaar. Op dit tabblad stelt u de
Start
van Windows.
Printers en faxapparaten
Xerox WorkCentre 3119 Series
Printer
en stel de gewenste opties in.
.
Eigenschappen
pictogram.
Printers
.
,
2
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier
met briefhoofd.
3
Uitvoeropties
•
Afdruksubset
worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
-
Normaal (1,2,3)
laatste pagina.
Alle pagina's omkeren (3,2,1)
-
de laatste tot de eerste pagina.
-
Oneven pagina's afdrukken
een oneven bladnummer af.
-
Even pagina's afdrukken
een even bladnummer af.
Zie "Overlays gebruiken" op pagina 15 voor meer informatie
: u kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten
: de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de
: de printer drukt alle pagina's af van
: de printer drukt alleen de pagina's met
: de printer drukt alleen de pagina's met
.
10
Eenvoudige afdruktaken
Favorieten
Via de optie
kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan
1
2
3
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u deze in de
vervolgkeuzelijst
volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u deze in de lijst en klikt u op
Verwijd
Als u wilt terugkeren naar de standaardinstellingen van het
printerstuurprogramma, selecteert u
Favorieten
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
Typ in het invoervak
Klik op
Opslaan
Als u instellingen opslaat onder
stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
.
, die u terugvindt op elk tabblad met eigenschappen,
Favorieten
.
Favorieten
Favorieten
een naam voor deze instellingen.
Favorieten
. De printer is nu ingesteld om af te drukken
Printerstandaard
:
, worden alle huidige
in de lijst.
De Help-functie
De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop
eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft gedetailleerde
informatie over de functies die het stuurprogramma van de printer biedt.
U kunt ook in de rechterbovenhoek van het venster op en vervolgens
op een instelling klikken.
Help
in het
11
Eenvoudige afdruktaken
3Geavanceerde
Verschillende pagina’s afdrukken
afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken
beschreven.
O
PMERKING
•Het venster
in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster
dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Het
printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
• De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Verschillende pagina’s afdrukken op één vel papier
(N op een vel)
•Posters afdrukken
•Een document verkleind of vergroot afdrukken
•Een document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
•Watermerken afdrukken
•Overlays gebruiken
:
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma
12
34
op één vel papier (N op een vel)
U kunt desgewenst een aantal pagina’s op één vel afdrukken. Als u meer
dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s verkleind en in de
door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel maximaal
16 pagina’s afdrukken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u het eigenschappenvenster van de printer. Zie "Een
document afdrukken" op pagina 6.
2
Selecteer op het tabblad
kant
in de vervolgkeuzelijst
3
Selecteer in de vervolgkeuzelijst
pagina’s dat u wilt afdrukken op één vel papier (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4
Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde
Schakel het selectievakje
om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
5
Klik op het tabblad
en de papiersoort.
6
Klik op OK en druk het document af.
.
Lay-out
Paginakader afdrukken
Papier
en selecteer de papierlade, het papierformaat
de optie
Type lay-out
Pagina's per kant
Meerdere pagina's per
.
het aantal
in als u een rand
12
Geavanceerde afdrukinstellingen
Posters afdrukken
Een document verkleind of vergroot
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken over 4,
9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken om
er zo een poster van te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u het eigenschappenvenster van de printer. Zie "Een
document afdrukken" op pagina 6.
2
Klik op het tabblad
in de vervolgkeuzelijst
3
Kies de instellingen voor de poster:
Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit
Poster<4x4>
of
automatisch over 4 vellen papier verdeeld.
Geef een overlapping in millimeters op inches op zodat de vellen
gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt.
4
Klik op het tabblad
en de papiersoort.
5
Klik op OK en druk het document af. U kunt nu een poster maken
door de vellen aan elkaar te plakken.
Lay-out
. Als u
Papier
en selecteer
Type lay-out
Poster<2x2>
en selecteer de papierlade, het papierformaat
Poster afdrukken
.
Poster<2x2>, Poster<3x3>
selecteert, wordt de afdruk
3,8 mm
3,8 mm
afdrukken
U kunt de inhoud van een pagina groter of kleiner afdrukken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het eigenschappenvenster van de printer.
Zie "Een document afdrukken" op pagina 6.
2
Klik op het tabblad
in de vervolgkeuzelijst
3
Voer in het veld
U kunt ook op de pijlknop of klikken.
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en de papiersoort
in het vak
5
Klik op OK en druk het document af.
Papieropties
Papier
en selecteer
Type afdruk
Percentage
.
Verkleinen/Vergroten
.
de gewenste schaalfactor in.
Een document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen
Deze printereigenschap stelt u in staat uw afdruktaak aan te passen aan
A
om het even welk geselecteerd papierformaat, ongeacht het formaat van
het digitale document. Dit kan nuttig zijn wanneer u de details van een
klein document wilt bekijken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het eigenschappenvenster van de printer.
Zie "Een document afdrukken" op pagina 6.
2
Klik op het tabblad
in de vervolgkeuzelijst
3
Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en de papiersoort in het
vak
Papieropties
5
Klik op OK en druk het document af.
Papier
Type afdruk
.
en selecteer
.
Aan pagina aanpassen
Formaat uitvoer
.
13
Geavanceerde afdrukinstellingen
Watermerken afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document.
Bijvoorbeeld in grote grijze letters "CONCEPT" of "VERTROUWELIJK".
U kunt de tekst alleen op de eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken.
Er zijn verschillende vooraf gedefinieerde watermerken die met de printer
worden geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe
watermerken aan de lijst toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u het eigenschappenvenster van de printer. Zie "Een
document afdrukken" op pagina 6.
2
Klik op het tabblad
in de vervolgkeuzelijst
wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3
Klik op OK en druk het document af.
O
PMERKING
pagina er zal uitzien.
: het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte
Extra
en selecteer het gewenste watermerk
Watermerk
. Het geselecteerde watermerk
Een watermerk bewerken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u het eigenschappenvenster van de printer. Zie "Een
document afdrukken" op pagina 6.
2
Klik op het tabblad
Het venster
3
Selecteer in het vak
u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4
Klik op
Bijwerken
5
Klik zo vaak als nodig op OK tot u het venster Afdrukken verlaten hebt.
Extra
op de knop
Watermerk bewerken
Huidige watermerken
om de wijzigingen op te slaan.
Bewerken
wordt geopend.
in het vak
het watermerk dat
Wat erme rk
Een watermerk verwijderen
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u het eigenschappenvenster van de printer. Zie "Een
document afdrukken" op pagina 6.
2
Klik op het tabblad
Het venster
3
Selecteer in het vak
verwijderen en klik op de knop
4
Klik zo vaak als nodig op OK tot u het venster Afdrukken verlaten hebt.
Extra
op de knop
Watermerk bewerken
Huidige watermerken
Ver wij der en
Bewerken
wordt geopend.
in het vak
het watermerk dat u wilt
.
Wat erme rk
.
.
Een watermerk maken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u het eigenschappenvenster van de printer. Zie "Een
document afdrukken" op pagina 6.
2
Klik op het tabblad
Wat ermerk
3
Typ tekst in het vak
invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven.
Wanneer het selectievakje
wordt het watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Selecteer de watermerkopties.
U kunt de naam, stijl, grootte en het grijstintenniveau van het lettertype
selecteren in het vak
van het watermerk instellen in het vak
5
Klik op de knop
toe te voegen.
6
Als u klaar bent met bewerken, klikt u op OK en drukt u het
document af.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u
in de vervolgkeuzelijst
Extra
. Het venster
Tekst in watermerk
Lettertypekenmerken
Toevoegen
Watermerk
en klik op de knop
Watermerk bewerken
Alleen eerste pagina
om het nieuwe watermerk aan de lijst
.
Bewerken
. U kunt maximaal 40 tekens
, en u kunt de hoek
Hoek tekst
in het vak
wordt geopend.
is ingeschakeld,
.
(Geen watermerk)
14
Geavanceerde afdrukinstellingen
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
WORLD BEST
Overlays gebruiken
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de vaste schijf van de
computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een
willekeurig document kunnen worden afgedrukt. Overlays worden vaak
gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met briefhoofd.
In plaats daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie
bevat. Om een brief af te drukken met het briefhoofd van uw onderneming,
hoeft u geen voorbedrukt papier met briefhoofd in de printer te laden.
U moet de printer alleen de opdracht geven om de overlay van het
briefhoofd op uw document af te drukken.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay
met uw logo of een afbeelding maken.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor
de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding
precies op de plaats staat waar deze als overlay moet worden
afgedrukt.
2
Ga naar de printereigenschappen als u het document als een overlay
wilt opslaan. Zie "Een document afdrukken" op pagina 6.
3
Klik op het tabblad
in het vak
4
Klik in het venster
5
Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak
van het venster
waarin u het overlaybestand wilt opslaan. (Standaard is dit
C:\Formover.)
6
Klik op
overlays
7
Klik op OK of
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de vaste
schijf van uw computer.
O
PMERKING
zijn als dat van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen
overlay met een watermerk.
Overlay
Opslaan
.
: het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde
Extra
en klik vervolgens op de knop
.
Overlay bewerken
Overlay maken
. De naam wordt weergegeven in het vak
Ja
als u klaar bent met het maken van de overlay.
op de knop
. Selecteer indien nodig de map
Bewerken
Overlay maken
Bestandsnaam
Lijst van
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt, kan deze met uw document worden
afgedrukt. Dit doet u als volgt:
1
Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u het eigenschappenvenster van de printer. Zie "Een
document afdrukken" op pagina 6.
3
Klik op het tabblad
4
Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst
5
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst
klikt u op
overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster
laden
Klik op
verschijnt in het vak
Selecteer de overlay in het vak
6
Schakel indien nodig het selectievakje
afdrukken
wanneer u een document naar de printer verzendt een berichtvenster
waarin u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw
document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op uw
document.
7
Klik op OK of Ja tot het afdrukken wordt gestart.
.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak
gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
O
PMERKING
als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Bewerken
.
Openen
in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens
: de resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn
Extra
.
Overlay
Overlay
voorkomt,
en op
Overlay laden
als u het bestand hebt geladen. Het bestand
Lijst van overlays
Lijst van overlays
en selecteert u het
Overlay
en kan worden afgedrukt.
.
Overlay bevestigen voor
.
Een paginaoverlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
1
Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad
Extra
.
2
Klik op de knop
3
Selecteer in het vak
verwijderen.
4
Klik op
Overlay verwijderen
5
Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt
gevraagd, klikt u op
6
Klik zo vaak als nodig op OK tot u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Bewerken
in het vak
Lijst van overlays
Ja
.
Overlay
.
.
de overlay die u wilt
15
Geavanceerde afdrukinstellingen
4Een lokale printer delen
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde
computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De hieronder beschreven werkwijze geldt voor Windows XP. Raadpleeg
de gebruikershandleiding of online Help van Windows voor andere
Windows-besturingssystemen.
NB
:
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
Zie de sectie Compatibiliteit met besturingssystemen onder
Printerspecificaties in de printerhandleiding.
• De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd-rom.
Instellen als hostcomputer
1
Start Windows.
2
Selecteer in het menu
3
Dubbelklik op
4
Selecteer in het menu
5
Schakel het selectievakje
6
Typ een naam in het veld
het pictogram van het printerstuurprogramma
Start
de optie
Printer
de optie
Deze printer delen
Share-naam
Printers en faxapparaten
Delen
.
in.
en klik vervolgens op OK.
Instellen als clientcomputer
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop
en kies
Ver ken nen
2
Klik in de linkerkolom op de netwerkmap om deze te openen.
3
Klik op de share-naam.
4
Selecteer in het menu
5
Dubbelklik op
6
Selecteer in het menu
7
Klik op het tabblad
8
Selecteer
9
Typ de share-naam in het vak
10
Klik achtereenvolgens op OK en
11
Klik achtereenvolgens op
Local Port
.
Start
de optie
het pictogram van het printerstuurprogramma
Printer
de optie
Poorten
en klik op
en klik op
Toepassen
Nieuwe poort
Geef een poortnaam op
Start
van Windows
Printers en faxapparaten
Eigenschappen
Poort toevoegen
.
Sluiten
.
en OK.
.
.
.
.
.
.
.
16
Een lokale printer delen
5Scannen
Scannen met een TWAIN-compatibel
U kunt het apparaat als scanner gebruiken om uw foto’s en teksten om
te zetten in digitale bestanden die u met uw computer kunt bewerken.
U kunt deze bestanden faxen of verzenden via e-mail, op uw website
zetten of opnemen in projecten die u kunt afdrukken met behulp het
WIA-stuurprogramma van Xerox.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Scannen met een TWAIN-compatibel programma
•Scannen via het WIA-stuurprogramma
NB
:
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de
printer. Zie de sectie Compatibiliteit met besturingssystemen
onder Printerspecificaties in de printerhandleiding.
• U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
• De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals
de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het
geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen
van de bitdiepte. Het kan daarom afhankelijk van uw systeem
en het te scannen object onmogelijk blijken met een specifieke
resolutie te scannen, vooral als er met verbeterde dpi wordt gewerkt.
programma
Als u documenten met andere programma’s wilt scannen, moeten deze
TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe PhotoDeluxe en Adobe Photoshop.
Wanneer u voor het eerst gaat scannen met uw apparaat, moet u het als
TWAIN-bron selecteren in het programma dat u gebruikt.
Om te scannen, voert u de volgende stappen uit:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer ingeschakeld zijn en
met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de automatische documentinvoer.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
3
Open uw programma, bijvoorbeeld PhotoDeluxe of Photoshop.
4
Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5
Scan het origineel en sla de gescande afbeelding op.
O
PMERKING
om een afbeelding te scannen. Raadpleeg de gebruikershandleiding
van de toepassing.
: volg de aanwijzingen van het desbetreffende programma
17
Scannen
Scannen via het WIA-stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA (Windows Image Acquisition)stuurprogramma voor het scannen van afbeeldingen. WIA is een van de
standaardonderdelen van Microsoft
van digitale camera’s en scanners. In tegenstelling tot het TWAINstuurprogramma kunt u met het WIA-stuurprogramma zonder aanvullende
software afbeeldingen gemakkelijk scannen en bewerken.
O
PMERKING
en via de USB-poort.
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de automatische documentinvoer.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
2
Klik op de knop
Instellingen, Configuratiescherm
3
Dubbelklik op het pictogram van het
De Wizard Scanner en camera verschijnt.
4
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op
invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
: het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows XP
Start
Windows
van Windows en selecteer achtereenvolgens
XP voor de ondersteuning
en
Scanners en camera's
scannerstuurprogramma
Voo rb eeld
om te zien welke
.
.
5
Klik op
Volgende
6
Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer de bestandsindeling
en de map waarin u de afbeelding wilt opslaan.
7
Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt bewerken
nadat deze op uw computer is opgeslagen.
O
PMERKING
Annuleren in de Wizard Scanner en camera.
.
: als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op de knop
18
Scannen
6Uw printer gebruiken
in Linux
U kunt uw apparaat gebruiken in een Linux-omgeving.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Aan de slag
•Het MFP-stuurprogramma installeren
•Werken met MFP Configurator
•Printereigenschappen configureren
•Een document afdrukken
•Een document scannen
Het MFP-stuurprogramma installeren
Systeemeisen
Ondersteunde besturingssystemen
• Redhat 7.1 of een hogere versie
• Linux Mandrake 8.0 of een hogere versie
• SuSE 7.1 of een hogere versie
• Caldera OpenLinux 3.1 of een hogere versie
• Turbo Linux 7.0 of een hogere versie
• Slackware 8.1 of een hogere versie
Aanbevolen hardwarevereisten
• Pentium IV 1 GHz of hoger
• Minstens 256 MB RAM
• Vaste schijf van 1 GB of meer
Aan de slag
Op de bijgeleverde cd-rom vindt u een reeks Xerox MFP-stuurprogramma’s
voor het gebruik van uw printer onder Linux.
Xerox’s MFP-pakket bevat stuurprogramma’s voor het afdrukken van
documenten en het scannen van afbeeldingen. Het pakket biedt ook
krachtige toepassingen voor het configureren van de printer en het
bewerken van gescande documenten.
Nadat u het stuurprogramma op uw Linux-systeem hebt geïnstalleerd,
kunt u met dit pakket diverse MFP-apparaten via snelle parallelle ECPpoorten en USB tegelijkertijd bewaken. U kunt de gescande documenten
bewerken, op dezelfde lokale MFP- of netwerkprinters afdrukken, verzenden
via e-mail, uploaden naar een FTP-site of exporteren naar een extern
OCR-systeem.
Het pakket met MFP-stuurprogramma’s wordt geleverd met een intelligent
en flexibel installatieprogramma. U hoeft niet te zoeken naar extra onderdelen
voor de MFP-software: alle vereiste toepassingen worden gekopieerd
naar uw systeem en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk op een
groot aantal van de bekendste Linux-distributies.
NB
:
• U moet ook een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen voor
het werken met grote gescande afbeeldingen.
• Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale
optische resolutie. Zie de informatie over scannen en kopiëren onder
Specificaties in de printerhandleiding.
• U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Software
• Linux Kernel 2.4 of hoger
• Glibc 2.2 of hoger
• CUPS
• SANE
19
Uw printer gebruiken in Linux
Het MFP-stuurprogramma installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Schakel de
computer en de printer in.
2
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u '
veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen superuser bent,
neemt u contact op met de systeembeheerder.
3
Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van
uw computer. De cd-rom wordt automatisch gestart.
Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart, klikt u onder in het
bureaublad op het pictogram . Als het venster Terminal
verschijnt, typt u:
: u moet zich aanmelden als superuser (root) om
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./install.sh
O
PMERKING
als AutoRun is geïnstalleerd en geconfigureerd.
4
Klik op
5
Klik zodra het welkomstscherm verschijnt op
: het installatieprogramma wordt automatisch gestart
Install
.
Next
root
' in het
.
6
Zodra de installatie voltooid is, klikt u op
Het installatieprogramma heeft een pictogram voor MFP Configurator
op het bureaublad geplaatst en de groep Xerox MFP aan het
systeemmenu toegevoegd. Zie bij problemen de helpaanwijzingen
op het scherm. U opent de Help via het systeemmenu of in een
van de stuurprogrammatoepassingen, zoals MFP Configurator
of Image Editor.
Finish
.
20
Uw printer gebruiken in Linux
MFP-stuurprogramma de-installeren
1
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u '
veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
printersoftware te kunnen installeren. Als u geen superuser bent,
neemt u contact op met de systeembeheerder.
2
Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van uw
computer. De cd-rom wordt automatisch gestart.
Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart, klikt u onder in het
bureaublad op het pictogram . Als het venster Terminal
verschijnt, typt u:
: u moet zich aanmelden als superuser (root) om de
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./install.sh
O
PMERKING
AutoRun is geïnstalleerd en geconfigureerd.
3
Klik op
4
Klik
: het installatieprogramma wordt automatisch gestart als
Uninstall
op
Next
.
.
root
' in het
Werken met MFP Configurator
MFP Configurator is een hulpmiddel dat hoofdzakelijk bestemd is voor
de configuratie van MFP-apparaten. Aangezien een MFP-apparaat de
functies van een printer en scanner combineert, zijn de opties van MFP
Configurator logisch ingedeeld in printer- en scannerfuncties. Het is ook
mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om de toegang tot een
MFP-printer en -scanner via één I/O-kanaal te regelen.
Na de installatie van het MFP-stuurprogramma (zie pagina 19) wordt er
automatisch een pictogram voor MFP Configurator op het bureaublad
geplaatst.
MFP Configurator openen
1
Dubbelklik op
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken en
achtereenvolgens
2
Druk in het paneel Modules op de knop van het configuratievenster
dat u wilt openen.
Knop Printers
Configuration
Knop Scanners
Configuration
Knop MFP Ports
Configuration
MFP Configurator
Xerox MFP
en
op het bureaublad.
MFP Configurator
selecteren.
5
Klik op
Finish
Klik op
Help
voor helpaanwijzingen op het scherm.
3
.
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op
Configurator te sluiten.
Exit
om MFP
21
Uw printer gebruiken in Linux
Printers Configuration
Het configuratievenster bevat twee tabbladen:
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster MFP Configurator
voor een overzicht van de printers die voor het systeem zijn geconfigureerd.
Naar Printers
Configuration.
Alle geïnstalleerde
printers.
Status, modelnaam
en URI van de printer.
In dit venster vindt u de volgende knoppen:
•
Refresh
Add Printer
•
•
Remove Printer
•
Set as Default
Stop/Start
•
•
Test
goed werkt.
Properties
•
Zie pagina 23 voor meer informatie.
: de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
: een nieuwe printer toevoegen.
: geselecteerde printer verwijderen.
: huidige printer instellen als standaardprinter.
: printer stoppen/starten.
: een testpagina afdrukken om te controleren of de printer
: eigenschappen van de printer weergeven en wijzigen.
Printers
en
Classes
Het tabblad Classes
.
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare printerklassen
weergegeven.
Alle printerklassen.
Status van de klasse en
aantal printers in de klasse.
•
Refresh
•
Add Class:
Remove Class:
•
: de lijst met klassen vernieuwen.
een nieuwe printerklasse toevoegen.
de geselecteerde printerklasse verwijderen.
Scanners Configuration
In dit venster kunt u de activiteiten van de scanners bewaken, een lijst
met geïnstalleerde Xerox MFP-apparaten opvragen, eigenschappen
van apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
Naar Scanners
Configuration.
22
Uw printer gebruiken in Linux
Leverancier, model en
type van de scanner.
•
Properties
scannen. Zie pagina 25.
Drivers:
•
: de scaneigenschappen wijzigen en een document
de activiteit van scanstuurprogramma’s controleren.
Alle geïnstalleerde
scanners.
MFP Ports Configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare MFP-poorten weergeven,
de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet
wordt door een afgebroken taak.
Naar MPF Ports
Configuration.
Alle beschikbare
poorten.
Poorttype, aangesloten
apparaat en status.
•
Refresh
•
Release port:
Poorten delen tussen printers en scanners
De printer kan via een parallelle poort of USB-poort worden aangesloten
op een hostcomputer. Omdat het MFP-apparaat uit meer dan één apparaat
bestaat (printer en scanner), moet de toegang van “gebruiker”-toepassingen
tot deze apparaten via één I/O-poort goed worden geregeld.
Het Xerox MFP-pakket is voorzien van een mechanisme voor het delen
van poorten dat wordt gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma’s
van Xerox. De stuurprogramma’s benaderen de apparaten via de
zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFP-poort kan
worden bekeken in MFP Ports Configuration. Door poorten te delen
voorkomt u dat u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert
terwijl een ander blok in gebruik is.
Wij raden u ten zeerste aan MFP Configurator te gebruiken als u een nieuwe
MFP-printer op uw systeem configureert. In dit geval wordt u gevraagd
een I/O-poort te kiezen voor het nieuwe apparaat. Met deze keuze stelt
u de meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor
MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
stuurprogramma’s zodat de juiste instellingen standaard worden toegepast.
: de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
de geselecteerde poort vrijgeven.
Printereigenschappen configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen in het venster Printers
Configuration (Printers configureren), kunt u verschillende eigenschappen
voor uw apparaat als printer wijzigen.
1
Open MFP Configurator.
Ga eventueel naar het venster Printers Configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik
op
Properties
3
Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General
•
u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst van
het venster Printers Configuration.
•
Connection
u de printerpoort wijzigt van USB in parallel of andersom terwijl
de printer in gebruik is, moet u de printerpoort op dit tabblad
opnieuw configureren.
Driver
•
Klik op
instellen.
Jobs
•
om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje
Show completed jobs
afdruktaken.
Classes
•
Class
of klik op
klasse wilt verwijderen.
4
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Printer Properties.
.
: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die
: een andere poort bekijken of selecteren. Als
: een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren.
Options
: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op
om uw printer aan een bepaalde klasse toe te voegen
als u de standaardopties van het apparaat wilt
Cancel job
in voor een lijst met eerder opgegeven
: de klasse waartoe uw printer behoort. Klik op
Remove from Class
als u de printer uit de geselecteerde
Add to
23
Uw printer gebruiken in Linux
Een document afdrukken
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). Vanuit al deze toepassingen kunt u op
de printer afdrukken.
1
Kies in de toepassing waarmee u werkt de optie
2
Selecteer
3
In het venster Xerox LPR selecteert u het printermodel in de lijst
Printer en klikt u op
4
Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken.
Print
directly using
Properties
lpr
(Rechtstreeks afdrukken via lpr).
.
Print
in het menu
File
Klikken.
Dit venster bestaat uit de volgende vier tabbladen:
General
•
wijzigen. U kunt hier ook de functie voor dubbelzijdig afdrukken
inschakelen, scheidingspagina’s toevoegen aan het begin en einde
en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
Tex t
•
regelafstand en kolommen.
Graphics
•
afbeeldingen/bestanden, bijvoorbeeld kleuropties en grootte
.
of positie van de afbeelding.
Device
•
instellen.
5
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
scx6x20 Properties.
6
Klik op OK in het venster Xerox LPR om te beginnen met afdrukken.
7
Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak
bewaken.
Klik op
: papierformaat, papiersoort en afdrukstand van documenten
: paginamarges opgeven en tekstopties instellen, zoals
: grafische opties instellen voor het afdrukken van
: hier kunt u afdrukresolutie, papierbron en bestemming
Cancel
als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit Xerox MFP-apparaat
door de standaard-CUPS-methode toe te passen: direct vanaf
de opdrachtregel. U werkt dan met het CUPS lpr-hulpprogramma.
In het pakket stuurprogramma’s beschikt u echter over een veel
gebruikersvriendelijker Xerox LPR-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ
lpr <bestandsnaam>
shell en druk op
Als u alleen
Select file(s) to print (Af te drukken bestand(en) selecteren) geopend.
Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op
2
In het venster Xerox LPR selecteert u de printer in de lijst en past
u de eigenschappen van de printer en de afdruktaken aan.
Zie pagina 24 voor meer informatie over het eigenschappenvenster.
3
Klik op OK om het afdrukken te starten.
Enter
lpr
typt en op
op de opdrachtregel van de Linux-
. Het venster Xerox LPR verschijnt.
Enter
drukt, wordt eerst het venster
Open
.
24
Uw printer gebruiken in Linux
Een document scannen
U kunt een document scannen vanuit het venster MFP Configurator.
1
Dubbelklik op MFP Configurator op het bureaublad.
2
Klik op de knop om naar het venster Scanners Configuration
te gaan.
3
Selecteer de scanner in de lijst.
Klik op uw
scanner.
Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat is aangesloten
op de computer en aan staat, verschijnt uw scanner in de lijst en
wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer, kunt
u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld
een document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede
scanner selecteren, de opties instellen en de scantaak tegelijkertijd
starten.
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van
de afbeelding in het paneel Preview.
Sleep met de muis aanwijzer
over het gedeelte dat u wilt
scannen.
7
Wijzig de scanopties in de vakken Image Quality en Scan Area.
Image Quality
•
de afbeelding.
Scan Area
•
als u het paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, klikt u op Job Type
en selecteert u een taaksoort in de vervolgkeuzelijst. Zie pagina 26
voor meer informatie over vooraf ingestelde instellingen voor Job Type.
Klik op
Default
wilt herstellen.
8
Klik op
Scan
ingesteld.
Links onder in het venster verschijnt een statusbalk die de voortgang
van het scanproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren,
klikt u op
9
De gescande afbeelding verschijnt in het nieuwe venster Image Editor.
: kleurcompositie en scanresolutie selecteren voor
: paginaformaat selecteren. Klik op de knop
als u de standaardinstellingen van de scanopties
om met scannen te beginnen als u alle opties hebt
Cancel
.
Advanced
O
PMERKING
venster Scanners Configuration kan afwijken van de naam van het apparaat.
4
Klik op
5
Plaats de te scannen documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de automatische documentinvoer of met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat.
6
Klik op
: de naam van de scanner die wordt weergegeven in het
Properties
Preview
.
in het venster Scanner Properties.
Uw printer gebruiken in Linux
25
Op de werkbalk vindt u diverse functies voor het bewerken van de
gescande afbeelding. Zie voor meer informatie over het bewerken
van een gescande afbeelding pagina 26.
10
Als u klaar bent, klikt u op
Save
op de werkbalk.
11
Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan en voer
de bestandsnaam in.
12
Klik op
Save
.
Met de volgende knoppen kunt u een afbeelding bewerken:
KnopFunctie
Instellingen voor taaksoorten toevoegen
U kunt gekozen scanopties opslaan zodat u deze later voor scantaken
kunt gebruiken.
Zo slaat u een nieuwe instelling voor Job Type op:
1
Wijzig de opties in het venster Scanner Properties.
2
Klik op
Save As
3
Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
4
Klik op OK.
De instellingen worden toegevoegd aan de vervolgkeuzelijst Saved
Settings.
Zo slaat u instellingen voor Job Type op voor de volgende scantaak:
1
Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst Job Type.
2
Klik op
Save
De volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn
de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de scantaak.
Zo verwijdert u een instelling voor Job Type:
1
Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst
Job Type.
2
Klik op
Delete
De instelling wordt verwijderd uit de lijst.
.
.
.
Werken met Image Editor
In het venster Image Editor vindt u menuopties en knoppen waarmee
u een gescande afbeelding kunt bewerken.
Afbeelding opslaan.
Laatste handeling ongedaan maken.
Laatste ongedaan gemaakte handeling herstellen.
Bladeren door afbeelding.
Geselecteerd deel van afbeelding bijsnijden.
Uitzoomen op afbeelding.
Inzoomen op afbeelding.
Formaat van afbeelding schalen. U kunt het formaat
handmatig invoeren of instellen dat de verhouding
proportioneel, verticaal of horizontaal wordt geschaald.
Afbeelding roteren; u kunt het aantal graden selecteren
in de keuzelijst.
Afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen.
Met deze knoppen
bewerkt u de afbeelding.
Helderheid of contrast van afbeelding aanpassen
of afbeelding inverteren.
Eigenschappen van afbeelding weergeven.
Raadpleeg de online Help voor meer informatie over het programma
Image Editor.
26
Uw printer gebruiken in Linux
7Uw printer gebruiken
in combinatie met een
Macintosh
Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde USB-interface
of 10/100 Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand afdrukt vanuit een
Macintosh-computer, kunt u het CUPS-stuurprogramma gebruiken door
het PPD-bestand te installeren.
O
PMERKING
Controleer in de gebruikershandleiding van de printer onder
Printerspecificaties of uw printer een netwerkinterface ondersteunt.
:
sommige printers ondersteunen geen netwerkinterface.
Printerstuurprogramma installeren
1
Zorg ervoor dat uw printer is aangesloten op de computer.
Zet de computer en printer aan.
2
Plaats de cd-rom die bij de printer werd geleverd in het cd-romstation.
3
Dubbelklik op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik op de map
5
Dubbelklik op de map
6
Dubbelklik op het pictogram
7
Voer het wachtwoord in en klik op
8
Het venster van het Xerox SPL-installatieprogramma wordt
geopend. Klik achtereenvolgens op
9
Selecteer
10
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op
Easy Install
cd-rompictogram
Installer
Printer
en klik op
.
.
Xerox MFP Installer_OS X
OK
Install
dat verschijnt op het
.
Continue
.
Quit
en
.
Continue
.
.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Software voor Macintosh installeren
•Printer instellen
•Tijdens het afdrukken
•Scannen
Software voor Macintosh installeren
De cd-rom die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand
waarmee u het CUPS- of Apple LaserWriter-stuurprogramma kunt
gebruiken
PostScript-stuurprogramma ondersteunt)
een Macintosh-computer.
Bovendien krijgt u de beschikking over het Twain-stuurprogramma
waarmee u kunt scannen vanaf uw Macintosh-computer.
Controleer het volgende voordat u de printersoftware installeert:
BesturingssysteemMac OS 10.3x of hoger
Intern geheugen128 MB
(alleen beschikbaar als u een printer gebruikt die een
om af te drukken vanaf
OnderdeelEisen
Installatie van het printerstuurprogramma ongedaan
maken
U moet de installatie ongedaan maken voordat u een nieuwe versie
installeert of als de installatie niet is gelukt.
1
Plaats de cd-rom die bij de printer werd geleverd in het cd-romstation.
2
Dubbelklik op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
3
Dubbelklik op de map
4
Dubbelklik op de map
5
Dubbelklik op het pictogram
6
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
7
Het venster van het Xerox SPL-installatieprogramma wordt
geopend. Klik achtereenvolgens op
8
Selecteer
9
Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
cd-rompictogram
Uninstall
dat verschijnt op het
Installer
Printer
en klik vervolgens op
.
.
Xerox MFP Installer_OS X
Continue
en
Uninstall
.
Continue
.
Quit
.
.
Vrije schijfruimte200 MB
27
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
Het stuurprogramma voor de scanner installeren
1
Zorg ervoor dat uw printer is aangesloten op de computer.
Zet de computer en printer aan.
2
Plaats de cd-rom die bij de printer werd geleverd in het cd-romstation.
3
Dubbelklik op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik op de map
5
Dubbelklik op de map
6
Dubbelklik op het pictogram
7
Voer het wachtwoord in en klik op
8
Klik op
Continue
9
Klik op
Install
10
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op
cd-rompictogram
Installer
MAC_Twain
.
.
dat verschijnt op het
.
.
Xerox ScanThru Installer
OK
.
Quit
.
.
De installatie van het scannerstuurprogramma ongedaan
maken
1
Plaats de cd-rom die bij de printer werd geleverd in het cd-romstation.
2
Dubbelklik op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
3
Dubbelklik op de map
4
Dubbelklik op de map
5
Dubbelklik op het pictogram
6
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
7
Klik op
Continue
8
Selecteer
9
Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
cd-rompictogram
.
Uninstall
dat verschijnt op het
Installer
MAC_Twain
bij de installatietypen en klik op
.
.
Xerox ScanThru Installer
.
Uninstall
Quit
.
.
Printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u gebruikt
om de printer aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel of een
USB-kabel.
Voor een Macintosh die op een netwerk
is aangesloten
O
PMERKING
Controleer voordat u uw printer aansluit in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
1
Volg de aanwijzingen op "Software voor Macintosh installeren"
op pagina 27 om het PPD-bestand en de filterbestanden
op uw computer te installeren.
2
Open
3
Klik op
4
Selecteer het tabblad
5
Selecteer
WANNEER U EEN DOCUMENT MET VEEL PAGINA’S
AFDRUKT, KUNT U DE AFDRUKPRESTATIES VERBETEREN
DOOR DE OPTIE SOCKET FOR PRINTER TYPE TE KIEZEN.
6
Geef het IP-adres van de printer op in het veld
7
Geef de naam van de afdrukwachtrij op in het veld
Als u de wachtrijnaam voor uw afdrukserver niet kunt bepalen, probeer
dan eerst de standaardwachtrij.
8
Selecteer
9
Klik op
10
Het IP-adres van uw printer verschijnt in
als standaardprinter.
:
sommige printers ondersteunen geen netwerkinterface.
Print Setup Utility
Add
bij
Printer List
Socket/HP Jet Direct
Xerox
bij
Add
.
in de map
.
IP Printing
Printer Model
Utilities
.
in
Printer type
en uw printer bij
.
Printer List
.
Printer Address
Queue Name
Model Name
en wordt ingesteld
.
.
.
Voor een Macintosh die via USB is aangesloten
1
Volg de aanwijzingen op "Software voor Macintosh installeren"
op pagina 27 om het PPD-bestand en de filterbestanden
op uw computer te installeren.
2
Open
3
Klik op
4
Selecteer het tabblad
5
Selecteer
6
Klik op
Uw printer verschijnt in
als standaardprinter.
28
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
Print Setup Utility
Add
bij
Printer List
USB
Xerox
bij
Printer Model
Add
.
in de map
.
.
Printer List
Utilities
en uw printer bij
en wordt ingesteld
.
Model Name
.
Tijdens het afdrukken
NB
:
•
Het Macintosh-printereigenschappenvenster in de gebruikershandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is
van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat
echter uit vrijwel dezelfde onderdelen.
• U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt
de printersoftware-instelling controleren. Ga als volgt te werk om af te
drukken vanaf een Macintosh.
1
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2
Open het menu
in sommige toepassingen).
3
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere
opties, en klik op
File
en klik op
OK
.
Page Setup (Document Setup
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Selecteer
De printernaam die in het printereigenschappenvenster verschijnt,
is afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster
bestaat afgezien van de naam uit vrijwel dezelfde onderdelen.
Lay-outinstellingen
Het tabblad
op de afgedrukte pagina kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s
op één vel papier afdrukken.
Selecteer
tot de volgende functies. Zie "Verschillende pagina’s afdrukken op één
vel papier" in de volgende kolom voor meer informatie.
Print
in het menu
Layout
bevat opties waarmee u de weergave van het document
Layout
in de vervolgkeuzelijst
File
van uw Macintosh-toepassing.
Presets
om toegang te krijgen
Zorg dat uw printer
is geselecteerd.
▲
Mac OS 10.3
4
Open het menu
5
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s
u wilt afdrukken.
6
Klik op
Print
File
en klik op
als u klaar bent met het instellen van de opties.
Print
.
▲
Mac OS 10.3
29
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
Printerfuncties instellen
Het tabblad
kunt selecteren en de afdrukkwaliteit kunt instellen.
Selecteer
te krijgen tot de volgende functies:
▲
Mac OS 10.3
Paper Type
Zorg dat de vervolgkeuzelijst
Als u ander afdrukmateriaal plaatst, selecteert u de bijbehorende papiersoort.
Resolution (Quality)
Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk af van het
printermodel.
hoe scherper de afgedrukte tekens en afbeeldingen. Als u een hoge instelling
selecteert, kan het bovendien iets langer duren voordat het document is
afgedrukt.
Printer Features
Printer Features
U kunt de afdrukresolutie selecteren. Hoe hoger de waarde,
bevat opties waarmee u de papiersoort
in de vervolgkeuzelijst
Paper Type
is ingesteld op
Presets
om toegang
Printer Default
Verschillende pagina’s afdrukken op één vel
papier
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1
Selecteer
2
Selecteer
.
▲
Mac OS 10.3
Print
in het menu
Layout
File
van uw Macintosh-toepassing.
.
3
Selecteer in de vervolgkeuzelijst
pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken.
4
Selecteer de paginavolgorde met de optie
Als u rond elke pagina op het vel een rand wilt afdrukken,
selecteert u de gewenste optie in de vervolgkeuzelijst
5
Klik op
Print
. De printer drukt het geselecteerde aantal pagina’s
af op één zijde van elke pagina.
Pages per Sheet
Layout Direction
het aantal
Border
.
.
30
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
Scannen
Als u documenten met andere programma’s wilt scannen, moeten deze
TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe PhotoDeluxe en Adobe Photoshop.
Wanneer u voor het eerst gaat scannen met uw apparaat, moet u het als
TWAIN-bron selecteren in het programma dat u gebruikt.
Om te scannen, voert u de volgende stappen uit:
• Plaats uw foto of pagina op de glasplaat of in de automatische
documentinvoer.
• Open uw programma, bijvoorbeeld PhotoDeluxe of Photoshop.
• Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
• Scan het origineel en sla de gescande afbeelding op.
O
PMERKING
om een afbeelding te scannen. Zie hiervoor de gebruikershandleiding
van de toepassing.
: volg de aanwijzingen van het desbetreffende programma
31
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
SOFTWARE
INDEX
A
afdrukken
aan pagina aanpassen
document
meer pagina’s per vel
overlay
poster
schaal aanpassen
vanuit Linux
vanuit Macintosh
vanuit Windows
watermerk
afdrukresolutie
afdrukstand, afdrukken
Windows
annuleren
scannen
6
Macintosh
Windows
15
13
14
24
7
18
30
12
24
13
13
29
6
24
D
document afdrukken
Macintosh
Windows
29
6
E
extra eigenschappen instellen
10
F
favorieten, gebruik
11
G
geavanceerd afdrukken, gebruik
grafische eigenschappen instellen