Uw SmartBand is ontworpen om aan uw dominante pols te worden gedragen en
maakt verbinding met uw Android™-apparaat om uw dagelijkse activiteiten bij te
houden. Via de applicatie Lifelog op uw Android™-apparaat kunt u gegevens met
uw SmartBand synchroniseren om te zien hoeveel stappen u hebt gezet, om te
controleren hoe u hebt geslapen, en nog veel meer. De SmartBand heeft tevens
een trilfunctie die u attent maakt op alarmen en binnenkomende berichten en
oproepen. U kunt de SmartBand ook gebruiken om uw Android™-apparaat te
bedienen bij het afspelen van mediabestanden.
Ook wanneer de SmartBand niet met uw Android™-apparaat is verbonden,
verzamelt hij informatie over uw aantal stappen en over hoe u wandelt, hardloopt
en slaapt, evenals life bookmarks. Uw SmartBand kan deze gegevens gedurende
twee weken opslaan.
Om de SmartBand met uw Android™-apparaat te gebruiken, moet u ervoor zorgen dat de
softwareversie van uw Android™-apparaat Android™ 4.4 of hoger is, en dat uw Android™apparaat de Bluetooth® 4.0-standaard voor laag energieverbruik ondersteunt. Verder hebt u
een actieve internetverbining nodig om de gegevens tussen uw SmartBand en Android™apparaat te synchroniseren.
Overzicht hardware
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Polsband
Cover aan/uit-toets
Aan/uit-toets
Meldingslampje A
Meldingslampje B
Meldingslampje C
Core
Micro-USB-poort
NFC-detectiegebied
Uw SmartBand opladen
Voordat u de SmartBand voor de eerste keer gebruikt, moet u deze ongeveer 30
minuten laten opladen. We raden aan Sony-laders te gebruiken.
1Sluit een uiteinde van de USB-kabel aan op de lader of op de USB-poort van
een computer.
2Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de Micro-USB-poort van uw
SmartBand.
Status meldingslampje batterij
Meldingslampje A knippert voortdurend De batterij wordt opgeladen maar is nog niet volledig
Meldingslampje A is aanDe batterij is volledig opgeladen
opgeladen
Het batterijniveau van de SmartBand controleren
1Tik in het Startscherm op uw Android™-apparaat op
, ga naar Smart
Connect en tik hierop.
2Tik op Apparaten > SmartBand.
Melding 'Batterijbijna leeg'
Wanneer uw SmartBand is ingeschakeld en het batterijniveau onder de 5% daalt,
trilt uw SmartBand twee maal kort en verschijnt een pop-upvenster in de
SmartBand-applicatie met het bericht dat de batterij van uw SmartBand bijna leeg
is.
Montage
De SmartBand monteren
1Selecteer de polsband die het beste bij u past.
2Steek de core op een dusdanige manier in de polsband zodat de aan/uit-
•Houd de aan-uitknop ingedrukt totdat de SmartBand gaat trillen.
Als u de SmartBand de eerste keer inschakelt, gaat deze automatisch over in de
koppelingsmodus en knippert meldingslampje A tot de SmartBand verbonden is met een
apparaat.
De SmartBand uitschakelen
•Houd de aan/uit-toets ingedrukt tot alle meldingslampjes zijn ingeschakeld
Om te werken, moet de SmartBand verbonden zijn met uw Android™-apparaat en
moeten de meest recente versies van de volgende applicaties op uw Android™apparaat zijn geïnstalleerd: Smart Connect™, SmartBand-applicatie and Lifelog.
Als u de SmartBand met behulp van NFC instelt, wordt u tijdens de installatie naar
Google Play™ geleid, van waar u de applicaties kunt installeren die nodig zijn voor
het gebruik van de SmartBand.
Als u de SmartBand met Bluetooth® instelt, moet u een paar extra stappen
uitvoeren om de benodigde applicaties vanaf Google Play™ te installeren en de
verbinding met uw Android™-apparaat tot stand te brengen.
De applicatie Smart Connect is bij aankoop al geïnstalleerd op alle Android™-apparaten van
Sony Mobile. Controleer wel of u over de meest recente versie beschikt.
Nadat de SmartBand-applicatie-applicatie is geïnstalleerd, staat deze niet op het
applicatiescherm. U vindt deze onder Apparaten in de toepassing Smart Connect, nadat de
SmartBand een verbinding met het Android™-apparaat heeft gemaakt.
De SmartBand instellen met NFC
1Zorg ervoor dat de SmartBand gedurende minstens 30 minuten is
opgeladen.
2Android™-apparaat: Controleer of de applicatie Smart Connect is
geïnstalleerd of bijgewerkt volgens de laatste versie van Google Play™.
3Android™-apparaat: Zorg dat de NFC-functie is ingeschakeld en dat het
scherm actief en ontgrendeld is.
4Plaats het Android™-apparaat tegen de SmartBand zodat de NFC-gebieden
van de twee apparaten met elkaar in contact komen. Volg daarna de
aanwijzingen op het Android™-apparaat om de SmartBand-applicatie en de
Lifelog-applicatie te installeren.
in het gedeelte voor meldingen weergegeven als een verbinding met de
SmartBand actief is.
Als u de NFC-gebieden van de twee apparaten opnieuw met elkaar in contact brengt nadat
alle toepassingen zijn geïnstalleerd en de SmartBand is ingeschakeld en verbonden, start
automatisch de toepassing Lifelog.
U kunt de statusbalk omlaag slepen om het gedeelte voor meldingen te openen en zo snel
toegang te verkrijgen tot de SmartBand-applicatie en de Lifelog-applicatie.