Roland TD-10 User Manual [nl]

r
TD-10
Percussion Sound Module
TD-10 Handleiding

Voorzorgsmaatregelen

Voeding
• Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit.
• Sluit het netsnoer van de TD-10 nooit aan op een stopcon­tact waar andere apparaten, die brom of ruis veroorzaken (b.v. dimmers, motoren enz.) of veel vermogen trekken, op zijn aangesloten.
• Let, bij het aansluiten van het netsnoer op het lichtnet, op het voltage.
• Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer en zorg dat er niemand over kan struikelen. Trek, bij het verbreken van de aansluiting op het lichtnet, altijd aan de stekker zelf en nooit aan het netsnoer om de draden niet te beschadigen.
• Als u de TD-10 lange tijd niet wenst te gebruiken, ver­breekt u best de aansluiting op het lichtnet.
• Het zou kunnen gebeuren dat de TD-10 niet naar behoren werkt wanneer u hem onmiddellijk na uitschakelen weer inschakelt. Wacht dus telkens een paar seconden voordat u hem weer inschakelt.
Plaatsing
• Om problemen te vermijden, dient u de TD-10 te bescher­men tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof.
• Plaats de TD-10 niet te dicht in de buurt van een neonlicht, een fluorescerende lamp, een TV-toestel of ander, gelijk­aardig materiaal dat enerzijds ruis door interferentie, en anderzijds allerlei fouten kan veroorzaken.
• Neem contact op met de dichtstbijzijnde Roland herstel­dienst voordat u de TD-10 in het buitenland gebruikt.
• Als de TD-10 niet naar behoren werkt, schakel hem dan onmiddellijk uit en neem contact op met uw dealer of de Roland hersteldienst.
Onderhoud
• Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een neutraal reinigingsmid­del. Wrijf de TD-10 daarna droog met een zachte doek.
• Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners want deze kunnen de behuizing beschadigen.
Geheugenbatterij
• Dit apparaat is uitgerust met een batterij die ervoor zorgt dat de opgeslagen data ook na uitschakelen niet gewist worden. De levensduur van deze batterij bedraagt ongeveer 5 jaar. Het zou iets langer kunnen zijn, maar het verdient aanbeveling de batterij om de 5 jaar te laten vervangen.
• Probeer nooit zelf de geheugenbatterij te vervangen. Laat dit werk over aan de Roland hersteldienst. Denk eraan dat de data in het interne geheugen kunnen worden gewist. Dat is met name het geval als het geheugen of een daarmee samenhangend onderdeel wordt hersteld of niet meer werkt.
Andere voorzorgsmaatregelen
• Behandel de TD-10 zachtjes.
• Laat geen voorwerpen (muntstukken, metalen draad enz.) of vloeistoffen (water, alcohol, sap enz.) in het inwendige terechtkomen.
2
Hoe moet u deze handlei­ding gebruiken?
De handleiding van de TD-10 is als volgt ingedeeld:
Snel aan de slag
Het eerste deel van de handleiding is bedoeld voor mensen met weinig geduld, die meteen aan de slag willen. In “Snel aan de slag” maakt u voor de voet weg kennis met de voornaamste bedieningsroutines van de TD-10. Zorg dus dat u de TD-10 binnen handbereik hebt terwijl u dit deel leest. Woorden die u niet meteen begrijpt kunt u opzoeken in de “Ver­klarende woordenlijst” op blz. 108. Wilt u meer details over een bepaalde functie, dan kunt u terecht in het tweede deel.
Referentie
In dit deel komen alle functies van de TD-10 in detail aan bod. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat u inmid­dels de basisprincipes van de TD-10 onder de knie hebt. Is dat niet het geval, lees dan eerst “Snel aan de slag”. Het referentie-deel bevat de volgende hoofd­stukken:
Appendix
Hoofdstuk 8 en 9. Aanvullende functies
In deze hoofdstukken leggen we uit hoe u pads of pedalen kunt gebruiken om patronen weer te geven en wijzen we op een aantal functies die u helpen tijd te besparen, zoals Copy en Help.
Hoofdstuk 10. MIDI
In dit hoofdstuk hebben we alle MIDI-mogelijkhe­den van de TD-10 samengebracht, meer bepaald het opslaan van data in een extern instrument en het gebruik van de TD-10 als MIDI-klankmodule.
Hebt u problemen met uw TD-10, zoek dan de oplossing in “Mogelijke problemen” op blz. 93. Krijgt u een foutmelding te zien, zoek deze dan op onder “(Fout)meldingen in het display” op blz. 99 en volg de instructies die daar worden gegeven. Verder vindt u in dit deel informatie i.v.m. klanken editen en MIDI, klankoverzichten en de MIDI-implemen­tatie.
Opmerking:
handleiding werd uitgegaan van de fabrieksinstellingen. Eens u een beetje met de TD-10 hebt gewerkt is het uiteraard mogelijk dat de display-inhoud niet meer exact overeenstemt met de afbeeldingen.
Bij de afbeeldingen van display-pagina’s in deze
Hoofdstuk 1. Overzicht van de TD-10 V•Drums
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het concept ach­ter de TD-10 – het loont de moeite om te weten waar al die innoverende mogelijkheden vandaan komen.
Hoofdstuk 2~5. Klanken creëren
In het eerste deel geven we u al een voorproefje van de mogelijkheden die u hebt om zelf klanken te maken, maar het hele verhaal leest u in hoofdstuk 2~ 5 van het tweede deel.
Hoofdstuk 6. Sequencer
In dit hoofdstuk laten we zien hoe u de ingebouwde sequencer van de TD-10 kunt gebruiken: opnemen, metronoom instellen en gemaakte opnames bewer­ken.
Hoofdstuk 7. Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel
In dit hoofdstuk leert u alles over functies die ver­band houden met de TD-10 in zijn geheel, zoals alge­mene aanpassingen van de klank, data op een geheu­genkaart opslaan enz.
3
TD-10 Handleiding

Voornaamste kenmerken

Perfecte geluidskwaliteit en expressieve mogelijk-
heden die het akoestische voorbeeld benaderen
De klankbron van de TD-10 is een volledig nieuw
type dat gebruik maakt van Composite Object Sound
Modeling (COSM). Deze klankbron is in staat om
zowel de kracht waarmee je aanslaat als de plaats waar de slag terechtkomt te vertalen in een klank­kleur, waardoor het resultaat qua dynamiek en expressiviteit kan wedijveren met akoestische drums. Ook roffels klinken realistischer dan ooit, tenmin­sten op voorwaarde dat u de (los verkrijgbare) PD-100 en PD-120 pads gebruikt.
Opmerking:
een door Roland ontwikkelde technologie waarmee de ver­schillende componenten van een klank apart kunnen worden gemodelleerd.
Opmerking:
raakt is enkel mogelijk voor snare drum- en ride cymbaal­klanken.
600 drumklanken en 54 begeleidingsinstrumenten
COSM (Compositie Object Sound Modeling) is
Detectie van de plaats waar u het vel/de pad
Tussen het uitgebreide palet instrumentklanken vindt u beslist iets voor elke muziekstijl.
Comfortabele bediening voor drummers
Bij het creëren van nieuwe klanken kunt u zoals op uw akoestische drum te werk gaan. U kiest het gewenste vel, u stemt het en u brengt eventueel dem­ping aan. Aangezien het display werkt met grafische voorstellingen van de daarnet genoemde handelin­gen verloopt de bediening erg intuïtief en overzich­telijk.
Supersnel
De TD-10 heeft de snelste trigger-tijd (het tijdsinter-
val tussen het aanslaan van de pad en de weergave van het geluid) ooit. Alle nuances die u speelt wor­den dus accuraat weergegeven.
Twaalf pads kunnen tegelijk worden gebruikt
U kunt nu tot twaalf pads tegelijk gebruiken. Dat is heel wat, en het geeft u de vrijheid om met bepaalde pads geen klank aan te sturen, maar ze te gebruiken om functies te activeren (Pad Switch) of om patro-
nen weer te geven (Pad Pattern).
Het volledige opnameproces kan worden nage­bootst
U kunt het materiaal en de omvang van de ketels, de akoestische omgeving, microfoontypes en -plaatsing en effect- en mixerparameters instellen en opslaan
als onderdeel van een Drum Kit, zodat u ze steeds met een knopdruk weer kunt oproepen. Flexibiliteit troef dus.
Spelen met Brushes
Als u gebruik maakt van PD-100 of PD-120 pads, kunt u ook met Brushes spelen, iets wat tot nu toe met geen enkel electronisch drumsysteem mogelijk was (gebruik enkel nylon brushes!).
Functies speciaal afgestemd op drums
Voor ieder instrument dat u toewijst aan de trigger­ingangen 1~10 is er een individuele 2-bands equali­zer en een compressor voorhanden. Bovendien beschikt u in het Control Room-menu over de vol­gende digitale effecten: Reverb, Flanger, Chorus, Delay, Pitch Shift Delay en Phaser. De totaalmix (het signaal voor de MASTER OUT-aansluitingen) kunt u bewerken met een 3-bands equalizer. Met de Ambience-parameter (in het Studio-menu) bepaalt u in welke virtuele ruimte het drumstel zich bevindt. Daarbij kunt u zelfs het materiaal van de muren, de afmetingen van de ruimte en de plaats van de
Ambience -microfoons wijzigen. Verder kunt u voor
ieder geluid apart instellen in welke mate het door de ruimte wordt gekleurd.
Handige functies voor live-gebruik
Met de groepfaders op het frontpaneel kunt u tijdens het spelen snel bepaalde instrumentgroepen luider of zachter zetten. Een andere handige functie is de mogelijkheid om Drum Kits in een bepaalde volgor­de te zetten (Drum Kit Chain). Aangezien de [DEC]/ [INC]-knoppen groot genoeg zijn om met een drumstick in te drukken (hoewel u er nu ook weer niet op mag slaan), kunt u tijdens een optreden mak­kelijk de volgende (of vorige) kit in een “keten” kie­zen. Verder is het mogelijk om enkel de metronoom­klik naar de hoofdtelefoon te sturen, en is er een ste­reo-ingang voor externe audio-signalen (MIX IN).
Ingebouwde, eenvoudig te bedienen sequencer
Opnemen met de interne sequencer werkt net als bij een bandopnemer. Naast de drums kunt u drie bege­leidingspartijen opnemen, als ruggesteuntje bij het oefenen of aanvullende partijen voor een optreden. Aangezien de TD-10 via MIDI kan communiceren, kunt u bij dit verhaal ook een externe MIDI-klank­bron en/of sequencer betrekken.
Niet alleen voor PD-100 en PD-120 pads
Alle vorige pad-modellen (PD-5, PD-7, PD-9), Kick Trigger Units (KD-5, KD-7) en het Hi-Hat controle­pedaal (FD-7) zijn compatibel. De PD-7 en PD-9 vertalen bovendien positie-informatie voor Snare­en Ride-klanken.
Uitbreidingsmogelijkheid levert extra klanken en functies op
De uitbreidingskaarten uit de WAVE & SYSTEM EXPANSION BOARD TDW-serie breiden het aan­tal instrumenten en Drum Kits van de TD-10 uit en
4
maken een Update d.m.v. Flash ROM mogelijk. Alle kits en parameters van de TD-10 kunnen worden opgeslagen op een geheugenkaart (M-512E).
Kan worden gebruikt als MIDI-klankmodule
Geluiden kunnen worden gegroepeerd in Percussion Groups, die u via MIDI kunt aansturen zoals een Preset op een klankmodule. Met andere woorden: naast de toewijzing aan de 12 trigger-ingangen kunt u nog een nootverdeling programmeren. Deze doet dan dienst als “gewone” drummodule die bv. door een sequencer aangestuurd wordt.
5
TD-10 Handleiding
Inhoud
14
14
15
16
18
20
21
22
31
31
32
33
33
34
36
36
36
36
37
37
38
39
DEEL I. — SNEL AAN DE SLAG 9
1. Voorzieningen op de panelen
1.1 Frontpaneel 9
1.2 Achterpaneel 11
9
2. Basis 12
2.1 Knoppen en display-pagina’s
3. Voordat u aan de slag gaat
3.1 TD-10 op het statief monteren
3.2 Mixer, versterker enz. aansluiten
3.3 Pads en pedalen aansluiten
3.4 Inschakelen 15
Uitschakelen 16
3.5 Demo beluisteren
3.6 Pads toewijzen 17
Als u werkt met de “V-Basic Kit” of de “V-Standard Kit” 17 Als u werkt met PD-5, PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 pads 17 Spanning van het vel instellen TD-10 aansturen met contactmicrofoons op een akoestisch drumstel 18 Instellingen controleren
12
14
19
5. De voorgeprogrammeerde Drum Kits 27
5.1 Hoe genereert de TD-10 geluid? 27 Brush Kit 28
5.2 Electro Kit 29
6. Drum Kit wijzigen (editen)
6.1 [INST]: instellingen voor de basisklank Instrument kiezen 31 Materiaal en diepte van de ketel Materiaal en stemming van het vel kiezen Demping en snaarspanning kiezen
6.2 [STUDIO]: akoestiek van de “ruimte” aanpassen
6.3 [CONTROL ROOM]: de laatste hand aan het geluid leggen 34 Klankkleur wijzigen met de Equalizer Volumebalans van de instrumenten aanpassen
7. Voorbeelden en tips
7.1 Sequencer gebruiken Preset-patroon weergeven Meespelen met een Preset-patroon
7.2 Drum Kit Chain (keten)
7.3 Voetschakelaar-functies
7.4 Patronen starten met een pad
7.5 Metronoomklik via hoofdtelefoon beluisteren
7.6 TD-10 als MIDI-klankmodule gebruiken
36
31
35
38
4. Speltechnieken
20
4.1 Tips voor het bespelen van de pads Rim Shots 20 Afdempen 20 Positiegevoeligheid 20 Spelen met Brushes 20 HiHat-controlepedaal
4.2 TD-10 bedienen 21 Volume aanpassen 21 Drum Kit kiezen 21 Gevoeligheid van de pads Master-Equalizer 22 Effect aan/uit 23 Help-functie 23
4.3 Uitbreiden 23
4.4 Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen 25
6
DEEL II. — REFERENTIE 39
1. Overzicht van de TD-10 V•Drums
1.1 Structuur van het V•Drums-systeem
1.2 Pads kiezen 39
39
2. Instellingen voor de volledige Drum Kit 41
2.1 Kit selecteren 41
2.2 Kit selecteren uit een lijst 41
2.3 Naam van de Drum Kit 41
2.4 Kit geschikt maken voor Brushes 42
2.5 Effecten voor de hele Kit in- en uitschakelen 42
Inhoud
3. Instrument-instellingen 43
3.1 Instrument kiezen 43
3.2 Instrumenten kiezen uit een lijst 43
3.3 “Akoestische” Drum Kit editen (V-EDIT) 44 V-EDIT en EDIT 44 Materiaal van de ketel selecteren 44 Diepte van de ketel 45 Materiaal van het vel kiezen 45 Vel stemmen 45 Demping aanbrengen 46 Snaarspanning aanpassen 46
3.4 “Electronische” Drum Kit editen (V-EDIT) 47
3.5 TR-808/909 editen (V-EDIT) 47
3.6 HiHat, cymbalen en percussie editen 48
4. Studio-parameters 50
4.1 Instellingen voor de hele Drum Kit 50 Ruimte/omgeving kiezen 50 Afmetingen van de ruimte 50 Materiaal van de muren 50 Plaatsing van de ruimtemicrofoons 51 Uitgangsvolume en -toewijzing van het omgevingsgeluid 51
4.2 Instellingen voor individuele instrumenten 51 Diepte van het Ambience-geluid 51 Microfoontype en -plaatsing 52
4.3 Instellingen voor instrumentgroepen 53 Ambience Send Level per groep instellen 53
5. Control Room-instellingen 54
5.1 Instellingen voor individuele instrumenten 54 Volume aanpassen 54 Stereopositie aanpassen 54 Effectvolume aanpassen 54 Uitgangen toewijzen 55 Dynamiek (Compressor) 55 Equalizer 56
5.2 Instellingen voor de volledige Drum Kit 56 Effect Return Level aanpassen 56 Effecttype kiezen 57 Effecten editen 57
5.3 Instellingen voor volledige groepen 60 Effect Send Level voor een volledige groep aanpassen 60 Volume instellen voor individuele groepen 60
6. Sequencer 61
6.1 Basisbediening van de sequencer 61 Preset-patronen gebruiken 61
6.2 Tempo instellen 62
6.3 Weergavefuncties 62 Patroon kiezen 62 Patronen kiezen uit een lijst 62 Weergavemethode selecteren 63
6.4 Instellingen voor de metronoom 63 Metronoomklik in- en uitschakelen, volume regelen 63 Tempo instellen 63 Maatsoort en klik-interval kiezen 63 Klikgeluid kiezen 64 Klikgeluid met Ambience bewerken 64 Effecten voor de metronoom 64 Stereopositie aanpassen 64 Uitgang voor de metronoom 64
6.5 Opnemen 65 Basiswerkwijze voor de opname 65 Rehearsal-functie 66 Metronoom laten aftellen 66 Opname starten op het moment dat u op een pad slaat 66 Timing automatisch verbeteren tijdens de opname (Quantize) 66 Data van een andere sequencer importeren 67
6.6 Patronen editen 67 Patroon benoemen 67 Patroon wissen (Erase) 67 Maten uit een patroon wissen (Erase Pattern Measure) 68 Patroon kopiëren 68 Maten van een patroon/Part kopiëren 68 Patroon wissen (Clear) 69 Maten van een patroon verwijderen (Clear) 69 Patronen verbinden 70
6.7 Instellingen voor Part-instrumenten 70 Master Tuning (stemming) 70 Instrumentkeuze en verwante instellingen voor individuele Parts 70 Mixer-instellingen voor individuele Parts 71 Specifieke Parts uitschakelen 71
7. Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel 72
7.1 Signaal van MIX IN aan een uitgang toewijzen 72
7.2 Type pad specifiëren 72
7.3 Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC) 73 Sensitivity 73 Threshold 73 Curve 73 Spanning van het vel aanpassen 74
7.4 Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD) 75 Scan Time 75 Retrigger Cancel (RetrigCancel) 75 Mask Time 75 Crosstalk 76 Volgorde van deze parameters bij gebruik van
7
TD-10 Handleiding
contactmicro’s (drum-triggers) 76
7.5 Helderheid van het display (Contrast) 77
7.6 Master Equalizer instellen 77
7.7 Data opslaan op een geheugenkaart (RAM) 77 Data op een geheugenkaart opslaan 78 Data van een geheugenkaart laden 78
7.8 Display automatisch laten omschakelen (Note Chase) 78
8. Handige functies 79
8.1 Drum Kits in een bepaalde volgorde kiezen (Drum Kit Chain) 79 Naam van de Drum Kit Chain 79
8.2 Kopiëren 80
8.3 UNDO-functie 80
8.4 Help-functie 81
8.5 Bepalen hoe de [PREVIEW]-knop werkt 81
10.7 Synchroniseren met externe MIDI-instrumenten 91
DEEL III. — APPENDIX 93
1. Mogelijke problemen 93
2. Mogelijke instrument/trigger­toewijzingen 97
3. Fabrieksinstellingen laden (INITIALIZE) 98
9. Functies bedienen met pads en
voetschakelaars 82
9.1 Pads gebruiken om patronen te starten (Pad Pattern) 82
9.2 Pads gebruiken voor “knopfuncties” (Pad Switch) 82
9.3 Functies aansturen met voetschakelaars (Foot Switch) 83
10. MIDI-functies 84
10.1 Data naar/van een extern instrument (Bulk Dump) 84 Data opslaan 84 Data opnieuw laden 84 Device ID instellen -- data naar twee of meer TD-10’s zenden 84
10.2 Via de pads externe MIDI-klankmodule aansturen 85 Nootnummer voor elke pad 85 Gate Time (duur) instellen 86 MIDI-kanaal 86
10.3 TD-10 en Roland SPD-11 86
10.4 MIDI-instellingen voor de TD-10 in zijn geheel 86 MIDI-kanalen voor individuele Parts instellen 86 Local Control uitschakelen 87 Ontvangen/zenden van programmakeuze­commando’s 87 Data uitdunnen die door de FD-7 wordt gezonden (Pedal Data Thin) 87
10.5 TD-10 als module gebruiken 87 Percussion Groups 88 Instrumenten selecteren 89 Percussion Group editen 89 Kit-nummers verbinden met MIDI­programmanummers 90
10.6 MIDI-commando’s voor geavanceerde
4. (Fout)meldingen in het display 99
5. Over MIDI 101
5.1 MIDI-connectors 101
5.2 MIDI-kanalen en multitimbrale klankbronnen 101
5.3 Werking van de sequencer 102
6. Contactmicrofoons gebruiken 103
7. Overzicht van de Presets 104
7.1 Drum Kits 104
7.2 Drum-instrumenten 105
8. Specificaties 107
9. MIDI-implementatie 112
10. Index 115
mogelijkheden 90 Commando’s voor de HiHat 90 Commando’s voor de positiegevoeligheid (enkel Snare en Ride) 90
TD-10 synchroniseren met een externe sequencer 91 Externe sequencer synchroniseren met de TD-10 91
8
DEEL I. SNEL AAN DE SLAG

Voorzieningen op de panelen

1.

1.1 Frontpaneel

Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
15 16 17
2
1
5678
10
9
1) Trigger-indicator
Deze indicator licht op wanneer er een triggersignaal wordt ontvangen van een pad. Dat gebeurt als u op die pad slaat. Licht de indicator niet op, dan weet u dat de pad niet goed is aangesloten.
2) LED-display
Dit display beeldt het nummer van de geselecteerde Drum Kit af.
3) Grafisch display
Tijdens het spelen wordt hier de naam van de Drum Kit en andere relevante informatie afgebeeld. Tijdens het editen krijgt u hier verklarende iconen en tekst te zien.
Opmerking:
het in de rest van deze handleiding over “het display” hebben.
4) Functieknoppen F1~F4
Het is dit grafisch display dat we bedoelen als we
3
11 12 13 14
Deze knoppen krijgen een andere functie naar gelang de inhoud van het display. Onderaan het display kunt u de functie van iedere knop aflezen (zie blz. 12).
5) EXIT-knop
Door op deze knop te drukken keert u terug naar het scherm dat zich één stap hoger in de schermhiërar­chie bevindt. Door herhaald te drukken keert u terug naar de “DRUM KIT” pagina.
6) TOOLS-knop
Deze knop verschaft u toegang tot functies als Copy, Undo en Help (zie blz. 23, 80).
7) CHAIN-knop
Hiermee kunt u Drum Kit Chains samenstellen (dit zijn reeksen drum kits die u na elkaar kunt kiezen) (zie blz. 36, 79).
18
19
20
4
21
22
9
TD-10 Handleiding
8) SETUP-knop
Onder deze knop zitten een aantal instellingen die verband houden met de TD-10 in zijn geheel, zoals trigger-parameters en MIDI-instellingen (zie blz. 72).
9) Groepfaders
Hiermee regelt u het volume van de verschillende klankgroepen, zoals Kick, Snare, HiHat, het overige slagwerk, de begeleidingsinstrumenten en de metro­noomklik (zie blz. 21).
10)Sequencer
Met deze knoppen bedient u de transportfuncties van de sequencer (zie blz. 36, 61).
11)KIT-knop
Door op deze knop te drukken keert u terug naar het de display-pagina die u normaal tijdens het spelen op de TD-10 te zien krijgt.
12)INST (Instrument) knop
Met deze knop gaat u naar de display-pagina waar u instrumenten kunt editen (zie blz. 31, 43).
13)STUDIO-knop
Deze knop verschaft u toegang tot de display-pagina waar u microfoontypes, microfoonposities, de ruim­te en positie van de ruimtemicrofoons kunt kiezen (zie blz. 33, 50).
14)CONTROL ROOM-knop
Met deze knop gaat u naar de Mixer-, EQ-, Com­pressor- en Effect-parameters (zie blz. 34, 54).
15)MIX IN-regelaar
Hiermee regelt u het volume van het instrument dat u op de MIX IN-ingang aansluit. Het geluid van deze ingang wordt bij het signaal van de MASTER OUT­en/of PHONES-uitgangen gemixt.
16)PHONES-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de hoofdtelefoon. De signalen van de verschillende uitgangen worden niet onderbroken wanneer u een hoofdtelefoon aan­sluit.
17)MASTER-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de MASTER OUT­uitgangen. Het volume van de PHONES-uitgang regelt u met de PHONES-regelaar.
18)CURSOR-knoppen
Hiermee verplaatst u de cursor in het display of gaat u naar de volgende display-pagina (zie blz. 12).
19)VALUE-wiel
Dit wiel heeft dezelfde functie als de [DEC]/[INC]­knoppen. Het wiel werkt echter handiger als u grote waardesprongen wilt overbruggen (zie blz. 12).
20)Trig Select
Met de onderste twee knoppen kiest u de pad (het triggernummer) waarvoor u instellingen wilt maken. Wilt u de rand van een pad kiezen, druk dan op de RIM-knop (de RIM-indicator licht op). Als u pads
op de TD-10 hebt aangesloten kunt u een pad ook selecteren door erop te slaan. Met de PREVIEW­knop kunt u het instrument beluisteren dat aan de geselecteerde pad is toegewezen. Bent u een slag­werkgroep aan het editen, dan stuurt de PREVIEW­knop het geluid aan dat in het display wordt afge­beeld (zie blz. 13).
21)PREVIEW-knop
Hiermee kunt u instrumenten “voorbeluisteren” wanneer u toevallig even geen pad(s) op de TD-10 hebt aangesloten. Met de Trig Select-knoppen kiest u de pad waarvoor u de toewijzing wilt controleren. De PREVIEW-knop is aanslaggevoelig (zie blz. 13).
22)[DEC]/[INC]-knoppen
Hiermee kiest u Drum Kits of wijzigt u waarden. Met de INC-knop kiest u een hogere waarde, met de DEC-knop een lagere. Deze knoppen zijn bovendien ruim bemeten, zodat u ze ook met de tip van uw drumstok kunt bedienen (zie blz. 12).
Opmerking:
indrukken”. Deze knoppen zijn namelijk geen pads en gaan dus ook sneller stuk.
Met “bedienen” bedoelen we hier “voorzichtig
10

1.2 Achterpaneel

Snel aan de slag Snel aan de slag
33
3132
34
23)MEMORY CARD-aansluiting
Hier kunt u een M-512E geheugenkaart (los ver­krijgbaar) aansluiten. Zo’n kaart biedt plaats aan alle instellingen van de TD-10 (zoals Drum Kit- en sequencerdata, enz.) (zie blz. 77).
Opmerking:
u met de TD-10 kunt gebruiken.
24)TRIGGER INPUT-aansluitingen
Op deze ingangen moet u de pads of kick triggers aansluiten die u met de TD-10 wilt verbinden. Gebruik een stereo-kabel als u een dual trigger-type pad (PD-7, PD-9, PD-120) wilt aansluiten (zie blz. 15).
25)FOOT SWITCH-ingang
Hier kunt u een (los verkrijgbare) voetschakelaar (FS-5U) aansluiten om Drum Kits te kiezen, de sequencer te starten/stoppen enz. Hiervoor hebt u een speciale PCS-31 kabel (optie) nodig (zie blz. 37,
83).
26)HH CTRL-aansluiting
Op deze ingang kunt u een HiHat controlepedaal (FD-7) aansluiten (zie blz. 21).
27)OUTPUT (MASTER)-aansluitingen
Dit uitgangspaar levert het totaalgeluid van de TD-10. U moet ze verbinden met een externe ver­sterker, mengtafel enz. Wilt u de TD-10 in mono versterken, verbind dan enkel de MASTER L (MONO)-uitgang (zie blz. 14).
28)OUTPUT (DIRECT, 1, 2, 3) uitgangen
Als u bepaalde drumklanken apart wilt versterken, bewerken enz., kunt u ze aan één van deze uitgangs­paren toewijzen. Ook de “Ambience” kunt u naar één van deze uitgangen sturen – maar niet de digitale effecten. De toewijzing van deze uitgangen gebeurt in het Control Room-menu (zie blz. 55).
29)PHONES-uitgang
Op deze uitgang kunt u een stereo-hoofdtelefoon aansluiten. Hierdoor wordt de weergave via de ande­re uitgangen niet uitgeschakeld (zie blz. 14).
30)MIX IN-aansluiting
Op deze ingang kunt u een CD- of cassettespeler aan­sluiten, of een signaal dat u live wilt kunnen afluiste-
De M-512E is het enige type geheugenkaart dat
30
2728
2529
26
ren. Het signaal dat u aansluit kunt u aan de MAS­TER OUT- en/of PHONES-uitgangen toewijzen (zie blz. 72).
31)MIDI IN-aansluiting
Hier kunt u een externe MIDI-sequencer aansluiten die de geluiden van de TD-10 kan aansturen. Een andere toepassing is het laden van TD-10 instellin­gen (Bulk-data) die u in een extern instrument had opgeslagen (zie blz. 84).
32)MIDI OUT/THRU-aansluiting
Hier kunt u een externe MIDI-klankmodule/sam­pler aansluiten waarvan u de geluiden met pads wilt aansturen. Via deze aansluiting kunt u ook de instel­lingen van de TD-10 (Bulk-data) naar een extern MIDI-instrument zenden (zie blz. 84).
33)POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de TD-10 in en uit (zie blz. 15).
34)AC-ingang
Op deze ingang moet u de bijgeleverde stroomkabel aansluiten (zie blz. 14).
23
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
24
11
TD-10 Handleiding

Basis

2.
Hieronder gaan we even in op een aantal algemene “spelregels” omtrent de bediening van de TD-10, zodat u in de rest van deze handleiding weet waarover we het hebben.

2.1 Knoppen en display-pagina’s

Instellingen opslaan
De TD-10 heeft geen “procedure” om instellingen op te slaan, om de eenvoudige reden dat dit automatisch gebeurt zodra u een instelling wijzigt.
Knoppen en (schuif)regelaars
Knoppen en (schuif)regelaars worden tussen vier­kante haken afgebeeld, bv. [SETUP].
Cursor
Cursor
Als een waarde wit-op-zwart wordt afgebeeld, zeg­gen we dat deze waarde “door de cursor wordt aan­geduid”. Deze waarde kunt u wijzigen. Als een dis­play-pagina meerdere parameters bevat die u kunt instellen, moet u de cursor met de [CURSOR]­knoppen naar de gewenste parameter verplaatsen.
Functieknoppen [F1]~[F4]
[F1]~[F4] noemen we de “functieknoppen”. Onder­aan het display kunt u de naam aflezen van de func­ties die de knoppen op dat moment hebben. Als we het in deze handleiding bijvoorbeeld hebben over [INST]-[F1 (SHELL)], druk dan op [INST] en ver­volgens op [F1] (in dit geval wordt boven [F1] “SHELL” afgebeeld).
Instellingen wijzigen
INC/DEC-knoppen VALUE-wiel
[INC] en [DEC] noemen we in deze handleiding verder [DEC]/[INC]. Samen met het VALUE-wiel dienen ze om de instellingen van parameters te wij­zigen. Deze twee methodes hebben elk hun eigen voordelen:
12
[DEC]/[INC]
Met iedere druk op [INC] kiest u een hogere waarde, met iedere druk op [DEC] een lagere. Dat werkt vooral handig als u waarden in kleine stappen wilt wijzigen.
Ook voor “aan/uit”-parameters zijn deze knoppen de aangewezen keuze: [INC] betekent “aan” en DEC/INC betekent “uit”.
Basis Knoppen en display-pagina’s
Als u [INC] ingedrukt houdt en op DEC/INC drukt, kiest u in versneld tempo hogere waarden. Door DEC/INC ingedrukt te houden en op [INC] te druk­ken kiest u in versneld tempo lagere waarden.
VALUE-wiel
Dit wiel is handig als u grote waardesprongen wilt maken.
Rechtsboven in het display
Trigger-nummer
Instrumentnaam (of Trigger-naam)
Rand
"Vel"
MIDI-nootnummer
Op pagina’s die instellingen voor iedere pad bevatten kunt u de gewenste pad selecteren door erop te slaan. Rechtsboven in het display verschijnt dan het num­mer van de trigger-ingang waarmee de geselecteerde pad is verbonden, de naam van het instrument dat hieraan is toegewezen, en het MIDI-nootnummer. De eerste letter (“H” of “R”) geeft aan of het vel (H) of de rand (R) van de pad is geselecteerd. Het num­mer uiterst rechts is het MIDI-nootnummer. Dat laatste wordt belangrijk wanneer u de TD-10 als een MIDI-klankmodule (in combinatie met een sequen­cer e.d.) wilt gebruiken.
“H” of “R” vertellen u ook welke klank u hoort wan­neer u op de [PREVIEW]-knop drukt. In het geval u de klank van het “vel” (head) en de “rand” (rim) apart kunt editen ziet u linksboven in het display voor welke van de twee de huidige instellingen gel­den.
Pads kiezen op het frontpaneel van de TD-10
We hebben hierboven gezien hoe u pads kunt selec­teren door erop te slaan. Als u geen pads hebt aange­sloten, kunt u met de [TRIG SELECT]-knoppen als­nog de pad kiezen waarvoor u parameters wilt wijzi­gen. In feite kiest u dan niet de pad, maar het trigger­nummer waarop die pad is aangesloten.
Door op de [1]-knop te drukken kiest u één trigger­nummer lager dan het geselecteerde, door op “12” te drukken één triggernummer hoger.
Als u een PD-7, PD-9 of PD-120 pad gebruikt speci­fieert u met de [RIM]-knop of u instellingen voor het vel, dan wel voor de rand wilt maken. Licht de RIM­indicator op, dan wordt de rand geselecteerd.
Door deze knoppen in combinatie met de [PRE­VIEW]-knop te gebruiken kunt u alle gewenste edits doorvoeren zonder dat u pads op de TD-10 hoeft aan te sluiten.
Opmerking:
scheid tussen de instellingen voor het vel of de rand. Voor meer details zie blz. 97.
Voor een aantal instrumenten is er geen onder-
Preset Drum Kits
De Drum Kits 1~50 zijn voorgeprogrammeerd. U behoudt de mogelijkheid om deze fabrieksinstellin­gen opnieuw te laden, ook wanneer u inmiddels heel wat instellingen hebt gewijzigd. Die fabrieksinstellin­gen noemen we de Preset Drum Kits. Zie blz. 98 voor meer details.
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
Over het basisscherm
Naam van het scherm
Naam van de Drum kit
Dit is het basisscherm van de TD-10, dat u te zien krijgt wanneer u op [KIT] drukt.
Naast de naam van de Kit zie u hier ook wordt hier ook afgebeeld wat de status van de geheugenkaart is, of de effecten aan of uit staan (zie blz. 42), of de Kit al dan niet voor Brushes geschikt is (zie blz. 42), enz.
Effect aan/uit Instellingen voor brushes
13
TD-10 Handleiding

Voordat u aan de slag gaat

3.
In dit hoofdstuk laten we zien welke aansluitingen en instellingen nodig zijn voor u met de TD-10 muziek kunt maken. We gaan er van uit dat u de fabrieksin-

3.2 Mixer, versterker enz. aansluiten

stellingen van de TD-10 nog niet hebt gewijzigd.
Opmerking:
steeds alle instrumenten uitschakelen en het volume in de minimumstand zetten voordat u aansluitingen maakt.
3.1 TD-10 op het statief monteren
Verbind de statiefhouder (deze wordt geleverd bij de optionele stand MDS-7U/10) met de TD-10.
Netsnoer
Verbinden met een stopcontact
Smal
Breed
Gebruik de bijgeleverde schroeven om de TD-10 te bevestigen (zie de afbeelding).
Opmerking:
schroeven kunnen de schakelkringen e.d. van de TD-10 beschadigen.
Gebruik enkel de bijgeleverde schroeven. Andere
Bevestig vervolgens de TD-10 op het drumstatief (MDS-7U/10).
Meer details omtrent het in elkaar zetten van het drumstatief en het bevestigen van de TD-10 vindt u in de handleiding voor het drumstatief (MDS-7U/
10).
Verbind de MASTER L(MONO) en R connectors met de ingangen van uw geluidssysteem of verster­ker. Wilt u via een hoofdtelefoon afluisteren, verbind deze dan met de PHONES-uitgang.
Opmerking:
met de respectievelijke L- en R-ingang op uw geluidssysteem verbind. Anders hoort u instrumenten die u links wilt plaat­sen rechts enz.
Opmerking:
we het uitgangssignaal van de hoofdtelefoonuitgang wat krachtiger gemaakt dan u misschien van een doorsnee elec­tronisch muziekinstrument gewend bent. Houd hier rekening mee, want lang luisteren op een hoog volume kan uw gehoor beschadigen.
Opmerking:
zen aan de DIRECT1-, DIRECT2- of DIRECT3-uitgangen.
Om schade en/of storingen te voorkomen moet u
Audio-kabel
RL
Stereo-hoofdtelefoon
Let erop dat u de MASTER L en R connectors
Met de live-drummer in het achterhoofd hebben
Bij levering zijn er geen instrumenten toegewe-
Geluidsinstallatie, enz.
14
Voordat u aan de slag gaat Inschakelen

3.3 Pads en pedalen aansluiten

3.4 Inschakelen

Gebruik de bijgeleverde kabels om uw pads, hi-hat controlepedaal en Kick Trigger Unit(s) aan te slui­ten, zoals in de onderstaande afbeelding is aangege­ven. Voor de Kick en de Snare zijn aparte jacks voor­zien, Zorg dus dat u de betreffende accessoires op deze jacks aansluit.
TD-10 achterpaneel
Roland
Roland
1) Draai de [MASTER]- en [PHONES]-regelaar hele-
2) Zet het volume van het aangesloten versterkings-
3) Schakel de TD-10 in met de POWER-schakelaar op
Als u PD-7 of een PD-9 pads gebruikt, zet dan de polariteitsschakelaar op de achterzijde van de pad in de stand “– (Roland)”. Bij een KD-7 maakt het niet uit welke stand u kiest.
Opmerking:
de instrumenten in uw systeem in de hieronder gespecifieerde volgorde inschakelen. Respecteer deze volgorde, anders ris­keert u storingen en/of schade aan luidsprekers en andere instrumenten.
Eens u alle aansluitingen hebt gemaakt, kunt u
3
1
6
5
maal naar links om het volume in de minimum­stand te zetten.
systeem in de minimumstand.
het achterpaneel.
Opmerking:
aangesloten pads. Daarom mag u de pads tijdens de opstart­procedure niet aanraken, want als u dat doet, trekt de TD-10 foute conclusies en kan uw systeem niet naar behoren functio­neren. Raak dus niet aan pads of pedalen tot u het volgende scherm te zien krijgt:
Bij het inschakelen controleert de TD-10 de
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
OUTPUT POLARITY
+ - (Roland)
PD-7, PD-9
Als u het summum van expressiviteit uit uw systeem wilt halen bevelen we het gebruik aan van Roland pads (PD-5, PD-7, PD-9, PD-100, PD-120) en Kick Trigger Units (KD-7).
4) Schakel uw versterker of geluidssysteem in.
5) Zet de [GROUP FADERS] in hun maximumpositie en kies voor de [MASTER]- en [PHONES]-regelaar de positie die in de onderstaande afbeelding wordt aangegeven.
15
TD-10 Handleiding
6) Druk herhaaldelijk op [PREVIEW] en kies met [MASTER] (of [PHONES], als u via hoofdtelefoon afluistert) het gewenste volume.
U zou nu geluid van de TD-10 moeten horen. Ver­geet niet dat het volume van het geluid mee wordt bepaald door de kracht waarmee u op de [PRE­VIEW]-knop drukt.
Hoort u geen geluid wanneer u op [PREVIEW] drukt, controleer dan de volgende punten:
Als u een hoofdtelefoon gebruikt: hebt u deze aange­sloten op de PHONES-uitgang?
Als u een externe versterker gebruikt: hebt u deze verbonden met de MASTER OUT-connectors? Zijn de audiokabels wel verbonden met de ingangen van de versterker enz.?
Gebruikt u misschien defecte kabels?
Hebt u op de externe versterker de juiste ingang gekozen?
Staan de [GROUP FADERS] misschien nog in de minmumstand?
Hebt u een te laag [PHONES]-volume gekozen?
Hebt u een te laag [MASTER]-volume gekozen?
Opmerking:
pad u de [PREVIEW]-knop wilt gebruiken.
Met [TRIG SELECT] kunt u kiezen voor welke

Uitschakelen

1) Zet het volume op alle instrumenten (TD-10 en externe versterking) in de minimumstand.
2) Schakel de versterker, het mengpaneel e.d. uit.
3) Schakel de TD-10 uit.

3.5 Demo beluisteren

De TD-10 bevat een demosong die u een idee geeft van zijn uitstekende klankkwaliteit en mogelijkhe­den. De demosong is in feite een medley van 4 korte songs. Hij wordt weergegeven in een “loop” (lus). Wilt u één van de vier songs apart beluisteren, ga dan als volgt te werk:
2
3
1
1) Stel alle [GROUP FADERS] op hetzelfde volume in.
2) Houd [SETUP] ingedrukt en druk op [CHAIN].
3) Kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste “sectie” uit de demosong.
De sectie die u hier kiest wordt als eerste weergege­ven, waarna het geheel in een lus blijft voortgaan.
4) Druk op [PLAY].
Hiermee start u de weergave. Tijdens de weergave behouden de [GROUP FADERS] hun normale func­tie, zodat u de demosong de gewenste geluidsbalans kunt meegeven (voor meer details omtrent de groep­faders, zie blz. 21).
5) Druk op [STOP] om de weergave te beëindigen.
Hebt u genoeg gehoord van de demo, druk dan op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”­pagina.
Opmerking:
gebruik van dit materiaal voor niet-persoonlijke doeleinden vormt een inbreuk op de wet.
Opmerking:
THRU gezonden.
Opmerking:
39~42.
Alle rechten voorbehouden. Ongeoorloofd
De demosong wordt niet naar MIDI OUT/
De demosong maakt gebruik van de Drum Kits
54
16
Voordat u aan de slag gaat Inschakelen

3.6 Pads toewijzen

U moet voor iedere TRIGGER INPUT het type pad specifiëren dat u ermee verbindt, anders kan de TD-10 de signalen van de pads niet naar behoren interpreteren.

Als u werkt met de “V-Basic Kit” of de “V-Standard Kit”

Voor deze kits heeft de TD-10 de juiste instellingen reeds aan boord. U hoeft ze dus enkel op te roepen.
12
3
Als u een PD-100 of PD-120 pad gebruikt, kunt u nu best de spanning van het vel instellen.
Eens u alle instellingen hebt afgerond, kunt u op [EXIT] drukken om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.
Als u werkt met PD-5, PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 pads
Maak in dat geval voor elke aangesloten pad de vol­gende instellingen.
1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F1 (BANK)].
U komt terecht in het volgende scherm:
Hier ziet u welke pads met welke TRIGGER INPUTS zijn verbonden.
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F1 (BANK)].
2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op het “BANK”-nummer.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de rele­vante BANK.
V-Basic Kit= BANK 1
V-Standard Kit= BANK 2
Display Naam van de pad
PD5 PD-5
PD7 PD-7
PD9 PD-9
10A PD-100
12A PD-120
KD7 KD-7/KD-5
2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen weg van het “BANK”-nummer.
3) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor gaat automatisch naar de waarde voor de pad waarop u hebt geslagen.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de naam van de pad.
Ziezo, hiermee hebt u alle nodige instellingen gemaakt. Als u een PD-100 of PD-120 pad gebruikt, kunt u nu best de spanning van het vel instellen:
Opmerking:
afbeeldingen geven de fabrieksinstellingen aan. Zijn deze intussen gewijzigd, dan kunt u de Copy-functie (blz. 80) gebruiken om de originele instellingen opnieuw op te roepen.
Ziezo, hiermee hebt u in één klap alle nodige instel­lingen voor de V-Basic of V-Standard Kit gemaakt.
De parameterwaarden in de bovenstaande
17
TD-10 Handleiding

Spanning van het vel instellen

Voor de PD-100 en PD-120 pads is het belangrijk dat u de instellingen van de TD-10 aanpast op de span­ning van het vel. Dat gaat als volgt.
12
4
1) Zorg dat Trigger Type (modelnaam van de pad) is ingesteld op “10A” (PD-100) of op “12A” (PD-120).
2) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F4 (OPTION)].
3) Sla op de PD-100 of PD-120 waarvoor u instellin­gen wilt maken.
U komt op de bijbehorende display-pagina terecht.
4) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op “Head Tension Adjustment”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
“Loose” betekent dat de TD-10 ervan uit gaat dat het vel los is, terwijl hij bij “Tight” een behoorlijk strakke velspanning verwacht. Voorlopig houdt u het best bij de neutrale optie “Normal”.
6) Sla op het vel van de PD-100 of PD-120, ongeveer 3 cm van de spanschroef.
7) Regel met een spansleutel (optie) de spanschroef bij tot de indicator zich op de positie uit de onder­staande afbeelding bevindt.
Indicator
Als de indicator rechts van het middelpunt staat, draai dan de spanschroef naar links om het vel losser te spannen. Staat de indicator links van het middel­punt, draai de spanschroef dan naar rechts om het vel strakker te spannen.
Opmerking:
springen, zorg dan eerst dat het vel gelijkmatig gespannen staat en ga dan verder met de bovenstaande procedure.
Opmerking:
spanning vindt u in de handleiding van de PD-100/120.
Blijkt de indicator wild van links naar rechts te
Meer details over het instellen van de juiste vel-
Eens u alle instellingen hebt gemaakt, kunt u her­haaldelijk op [EXIT] drukken om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.
TD-10 aansturen met contactmicrofoons op een akoestisch drumstel
In plaats van pads kunt u ook contactmicrofoons (die u op uw akoestische trommels monteert) gebruiken om de TD-10 aan te sturen. In dat geval moet u in eerste instantie het Trigger Type op “Drum Trigger” instellen. Blijkt dat niet te volstaan voor een accurate triggering, dan kunt u met de “geavanceerde” parameters nog één en ander bijre­gelen. Zie “Geavanceerde parameters voor de trig­ger-ingangen (ADVNCD)” op blz. 75.
Bevestig eerst de contactmicrofoons (zie blz. 103). Maak vervolgens voor iedere trigger de volgende instellingen.
1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F1 (BANK)].
U komt op de volgende display-pagina terecht.
Sla hier
Spanschroef
(3 cm)
De indicator rechtsonder in het display geeft de afwijking aan.
18
Op deze pagina ziet u een overzicht van de trigger types die voor iedere TRIGGER INPUT zijn gespeci­fieerd.
2) Haal de cursor met de [CURSOR]-knoppen weg van het “BANK”-nummer.
3) Sla op de trommel (of druk het basdrumpedaal in) waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor komt automatisch op het Trigger-num­mer van de aangeslagen trommel terecht.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste Trigger-type. Kies de volgende opties:
“KIK” voor de basdrum, “SNR” voor de snare drum, “TOM” voor de toms en “FLR” voor de Floor tom.
5) Druk meerdere keren op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.

Instellingen controleren

Alle juiste instellingen zouden nu gemaakt moeten zijn. U kunt dit controleren door op de pads/trom­mels te slaan en te luisteren of het juiste instrument weerklinkt. Is dat niet het geval, controleer dan nog­maals of alle instellingen kloppen of zie “Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen” op blz. 25.
Voordat u aan de slag gaat Inschakelen
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
19
TD-10 Handleiding

Speltechnieken

4.

4.1 Tips voor het bespelen van de pads

Positiegevoeligheid

Als u een PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 gebruikt (trigger-ingang 2 of 10), dan kunt u ook klankver­schillen bekomen op basis van de plaats waar u het

Rim Shots

vel raakt.
Op de PD-7, PD-9 en PD-120 kunt u met de rand een tweede klank aansturen, ter aanvulling van de klank die u met het vel aanstuurt.
Pad
ÂØÒÅˆÎ ÂØÒÅˆÎ ÂØÒňÎ
ÂØÒňÎ
Pad
Rand van de pad
Als drummer weet u natuurlijk dat de klankkleur
Normale slag
Rim Shot
afhangt van de plaats waar u het vel raakt. Dat was tot
nu toe één van de expressieve mogelijkheden die Om een Rim Shot te spelen moet u het vel en de rand van de pad tegelijk raken. Als u enkel de rand raakt, wordt er geen signaal uitgestuurd (en hoort u dus geen geluid). Een goed gespeelde Rim Shot (vel + rand) stuurt de klank aan die u aan “rim” hebt toe­gewezen.
Opmerking:
moet u de hierboven beschreven speltechniek hanteren (dus vel en rand tegelijk aanslaan). Verder moet u er rekening mee houden dat de Rim-functie van de PD-120 enkel werkt als u de pad op trigger-ingang 2 (SNARE) aansluit. Wilt u Rim­geluiden voor toms enz., gebruik dan een PD-7 of een PD-9.
Ook als u tijdens het editen de “Rim” wilt kiezen
akoestische drums vóór hadden op hun electroni-
sche collegae. De PD-120 maakt een einde aan deze
voorsprong: als u deze pad gebruikt om een Snare-
klank van de TD-10 aan te sturen, beschikt u over
positie-afhankelijke timbreverschillen die de verge-
lijking met een akoestische Snare kunnen doorstaan.

Spelen met Brushes

De PD-120 en PD-100 pads kunt u ook met Brushes
bespelen. U kunt daarbij alle typische speltechnieken
gebruiken, die ook het overeenkomstige geluid ople-
veren dat u van een akoestische Snare verwacht. De

Afdempen

Deze techniek simuleert het “dempen” van een akoestisch cymbaal en kan worden toegepast op de
enige voorwaarde is dat u een Drum Kit kiest die
bedoeld is om met Brushes te worden bespeeld. Druk
op [KIT] en kies een Kit waarvoor rechtsonder het
onderstaande symbool is afgebeeld. PD-7 en PD-9.
Klankverschillen op basis van slagpositie
Sla op een pad waaraan een langzaam uitstervende klank (zoals een cymbaal) is toegewezen. Zodra u de rand van de pad vastgrijpt, wordt de weergave van de klank afgebroken.
20
Opmerking:
len Brushes beschadigen het vel en dreigen zelfs het gaas
waaruit het vel bestaat te doorprikken.
Opmerking:
Brushes te bespelen.
Gebruik enkel Brushes uit nylon/plastic. Meta-
Preset Drum Kit 7 en 37 zijn bedoeld om met
Speltechnieken TD-10 bedienen

HiHat-controlepedaal

De HiHat-functie van de TD-10 werkt op een iets andere manier dan op een akoestisch drumstel. Hoe­wel… het enige wat u in de gaten moet houden is dat u twee dingen nodig hebt: een pad (die dienst doet als “deksel”) en een pedaal (de FD-7). Met een HiHat-controlepedaal, zoals de FD-7, en een pad kunt u de volgende speltechnieken gebruiken:
FD-7
Open HiHat
Gesloten HiHat
Gesloten met pedaal
Open met pedaal
Sla op de pad zonder het pedaal in te drukken.
Sla op de pad terwijl u het pedaal indrukt.
Trap het pedaal in zonder op de HiHat-pad te slaan.
Druk op het pedaal en laat het onmiddellijk opnieuw los om een “open” hi-hat klank aan te sturen.
Totaalvolume aanpassen
Kies met de [VOLUME CONTROL]-regelaar het volume voor de MASTER-uitgangen van de TD-10. Door deze regelaar in wijzerzin te draaien verhoogt u het volume, door hem in tegenwijzerzin te draaien verlaagt u het.
[MASTER]
[PHONES]
[MIX IN]
Hiermee regelt u het volume van de MASTER OUT-aansluitingen.
Hiermee regelt u het volume van de hoofdtelefoonuitgang.
Hiermee regelt u het volume van MIX IN. Het signaal van de MIX IN-ingang wordt naar de MASTER- en PHONES­aansluitingen (of enkel naar de PHONES-aansluiting) gestuurd.

Drum Kit kiezen

Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
4.2 TD-10 bedienen

Volume aanpassen

Volumebalans bijregelen
Kick Drum, Snare en HiHat hebben hun eigen [GROUP FADERS] waarmee u hun volume kunt aanpassen. Toms, cymbalen enz. zijn gegroepeerd onder de [OTHERS] faders.
Voor het volume van de individuele pads in een Kit kunt u terecht in het Control Room menu (zie blz. 54).
2
1
1) Druk op [KIT].
U komt op de volgende pagina terecht:
Elke Drum Kit van de TD-10 is een verzameling instellingen voor de instrumenten (klanken) die zijn toegewezen aan elke pad, de akoestiek en micro­foons, mixer, effecten en andere parameters.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste Kit.
21
TD-10 Handleiding
Opmerking:
Kit een stuk eenvoudiger. Druk op de bovenstaande pagina op [F1 (LIST)]. U komt dan terecht in een pagina met tien namen van Kits waaruit u de gewenste kunt kiezen. Met [F1 (PAGE<)] en [F2 (PAGE>)] kunt u respectievelijk naar de vorige of de volgende pagina gaan. Om een Kit te kiezen kunt u [DEC]/[INC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]­knoppen gebruiken.
De List -pagina maakt het kiezen van een Drum
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de display­pagina van stap 1.

Gevoeligheid van de pads

U kunt de gevoeligheid van de pads aanpassen aan uw eigen speelstijl.
1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en tenslotte op [F2 (BASIC)].
U komt op de volgende pagina terecht.

Master-Equalizer

Dit is de Equalizer waarmee u het totaalgeluid (de MASTER-uitgangen) van de TD-10 kunt bijkleuren. Daarbij kunt u aparte instellingen maken voor de hoge-, midden- en lagetonen.
2
3
1
1) Druk op [KIT] en vervolgens [F4 (MAS EQ)].
U komt op de volgende display-pagina terecht:
Trigger-indicator
2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op “Sensitivity”.
3) Sla op de pad waarvoor u de gevoeligheid wilt aan­passen.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste gevoeligheid.
De door de cursor aangeduide numerieke waarde verandert nu (1~16). Een lage gevoeligheid (lagere waarden) betekent dat harde slagen nauwelijks een hoger volume opleveren. Door daarentegen een hoge gevoeligheid te kiezen bereikt u ook met zachte sla­gen een luid volume. Over het algemeen verdient het aanbeveling om de gevoeligheid zo te kiezen dat de indicator zijn maximumpositie bereikt als u het hardst slaat.
Opmerking:
bij het instellen van de gevoeligheid van een electronische Drum Kit. Vooral als u op een laag volume afluistert kunt u vaak de indruk hebben dat er te weinig dynamiek voorhan­den is, en bijgevolg een hogere gevoeligheid kiezen dan eigen­lijk nodig is. Probeer daarom steeds op verschillende volumes af te luisteren (via een versterker of hoofdtelefoon), zodat u een goed beeld krijgt van de ingestelde dynamiek.
Het weergavevolume speelt een belangrijke rol
2) Kies met [F2]~[F4] of met de [CURSOR]-knoppen de “GAIN” kolom.
[F2] Lagetonen (LOW)
[F3] Middentonen (MID)
[F4] Hogetonen (HIGH)
Opmerking:
len.
Met [F1] kunt u de Equalizer in- en uitschake-
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste verster­king of verzwakking en luister hoe het geluid ver­andert.
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.
22
Speltechnieken Uitbreiden

Effect aan/uit

Het geluid van de TD-10 kan voor een groot deel afhankelijk zijn van de gebruikte effecten, compres­sors, enz. Om vast te stellen in hoeverre het geluid door de effecten wordt beïnvloed kunt u ze elk voor de volledige kit in- en uitschakelen.
1) Druk op [KIT] en vervolgens [F3 (FX SW)].
Op deze pagina dienen de [F1]~[F4] knoppen als aan/uit-schakelaars. Met [F1] schakelt u bijvoor­beeld Ambience aan/uit.
AMBNCE (Ambience)
COMP (Compressor)
EQ (Equalizer)
EFFECT (Effect)
Dit effect simuleert de akoestiek van een ruimte waarin de drums worden bespeeld.
De compressor haalt volumepieken uit het signaal, wat het geluid meer doorzettingsvermogen kan geven en uw systeem tegen oversturing bevei­ligt.
Met de Equalizer kunt u de verhou­ding van de hoge, midden- en lage tonen bijregelen.
Hiermee voegt u effecten zoals Reverb en Delay toe.
woord “FOOT SWITCH” en druk op de knop om naar de overeenkomstige pagina te gaan.
1 3,4
1) Druk op [TOOLS] en vervolgens op [F4 (HELP)].
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste trefwoord.
3) Druk op [F4 (SELECT)] om meer uitleg over de functie te lezen.
4) Om naar de pagina met instellingen voor die func­tie te gaan drukt u op [F4 (GO NOW)].
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
2
Opmerking:
OFF staan, hoort u geen effecten, ongeacht andere parame­terinstellingen. Controleer daarom of de schakelaars wel actief zijn voordat u effectinstellingen begint te wijzigen.
Opmerking:
apart instellen.
Voor alle duidelijkheid: als deze schakelaars op
Deze schakelaars kunt u voor elke Drum Kit
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”-pagina.

Help-functie

De TD-10 heeft een handige gids aan boord die u van informatie over de verschillende functies voorziet. Om op de relevante informatie-pagina terecht te komen volstaat het dat u een trefwoord invoert. Wilt u bijvoorbeeld iets weten over een functie waarbij een voetschakelaar te pas komt, kies dan het tref-

4.3 Uitbreiden

Door middel van Expansion Boards kunt u uw sys­teem uitbreiden en nieuwe instrumenten en Drum Kits toevoegen.
Opmerking:
de JV/XP-serie te gebruiken.
Aan de onderkant van de TD-10 vindt u een uitspa­ring waarin u uitbreidingskaarten kunt installeren. Dat kunnen enkel kaarten uit de WAVE&SYSTEM EXPANSION BOARD TDW serie zijn.
1) Schakel de TD-10 uit en verbreek de verbinding met het lichtnet voordat u een Expansion Board probeert te installeren.
Het is niet mogelijk om Expansion Boards voor
23
TD-10 Handleiding
2) Verwijder enkel de vier schroeven die hieronder worden aangegeven en neem de bodemplaat van de TD-10.
Verwijder deze schroeven
3) Controleer of de plastic houders zich in de posities bevinden die op de onderstaande afbeelding te zien zijn. Draai ze, indien nodig, naar de juiste positie.
Expansion Board (uitbreiding)
5) Gebruik de bij de kaart geleverde sleutel om de houders in de LOCK-positie te draaien, zodat de kaart goed vast komt te zitten.
LOCK
Ga na het uitvoeren van de bovenstaande stappen nog eens na of alles goed vast zit.
(Als u de uitbreiding wilt verwijderen moet u de kaarthouders in de UNLOCK-richting draaien en de print optillen met de bijgeleverde sleutel. Verwijder het Expansion Board en breng de bodemplaat opnieuw aan.)
6) Maak de bodemplaat opnieuw vast met de vier schroeven die u in stap 2 hebt verwijderd.
Aansluiting
Kaarthouder
4) Zorg dat de gaten in de kaart zich boven de houders bevinden en steek de connector op de kaart voor­zichtig in de aansluiting van de TD-10. Controleer of de connector goed vastzit en of de drie houders door de gaten komen.
Opmerking:
netjes van de connectors.
Opmerking:
aan te sluiten. Lukt het niet van de eerste keer, verwijder dan de print en probeer het nog eens.
Raak niet aan de schakelkringen of aan de pin-
Probeer het Expansion Board nooit met geweld
OPGELET!
In het volgende geval moet u de TD-10 onmiddellijk uitschakelen en contact opnemen met uw dealer of de Roland-herstellingsdienst:
Wanneer voorwerpen (zoals schroeven) zijn gevallen of er vloeistof werd gemorst in de TD-10.
Wanneer de TD-10 nat is geworden (bijvoorbeeld door regen).
De TD-10 plots “vreemd” begint te doen en niet meer naar behoren werkt.
Ga nooit zelf in het inwendige van de TD-10 prutsen – laat dit soort werken over aan een vakman.
Statische electriciteit kan schade aan de interne com­ponenten veroorzaken. Let bij het aanbrengen van het Expansion Board op de volgende dingen:
Grijp, voordat u de kaart vastneemt, een metalen voorwerp (zoals een buis van de waterleiding) beet, om statische electriciteit te ontladen.
Neem de kaart enkel bij de rand vast. Raak niet aan de electrische componenten of connectors.
24
Speltechnieken Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en in-

4.4 Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen

Hieronder zetten we een aantal typische problemen op een rijtje die de kop kunnen opsteken wanneer u de TD-10 voor de eerste keer gebruikt.
Opmerking:
voordat u aansluitingen controleert of wijzigt.
Opmerking:
een uitgebreider probleemoverzicht, waar onder andere wordt ingegaan op problemen bij het editen of bij het gebruik van akoestische trommels of pads van een ander merk.
Geen geluid
Controleer eerst of alle aansluitingen kloppen (zie blz. 14 ff.) en ga vervolgens de onderstaande punten na:
U hoort geen geluid wanneer u [PREVIEW] indrukt
Controleer of de [GROUP FADERS] wel omhoog staan.
Vergeet niet alle instrumenten uit te schakelen
Onder “Mogelijke problemen” op blz. 93 vindt u
Pads sturen verkeerde geluiden aan
Hebt u de pads met de verkeerde TRIGGER INPUT­connectors verbonden?
Hebt u de pads stevig bevestigd? Als een pad niet stevig vastzit, is het mogelijk dat hij
meetrilt wanneer u een andere pad aanslaat en daar­door ongewenst een klank aanstuurt.
Staat er in de buurt van de pads een luidspreker opgesteld die aan een hoog volume weergeeft?
Probeer positie van de luidspreker of de pad te ver­anderen.
Als u zachtjes op een pad slaat, hoort u geen geluid
Hebt u een pad aangeraakt of een pedaal indrukt ter­wijl de TD-10 nog met zijn opstartroutine bezig was (vóór de naam van de Kit in het display verscheen)?
Bij het inschakelen controleert de TD-10 welke pads met welke ingangen zijn verbonden. Als u tijdens deze procedure pads aanraakt, worden daarbij onvermijdelijk fouten gemaakt.
U slaat hard op de pads, maar het volume blijft laag
Hebt u misschien een te laag volume gekozen? Als u electronische drums op een laag volume beluis-
tert, krijgt u al snel de indruk dat de pads niet gevoe­lig genoeg zijn. Gaat die indruk niet weg wanneer u een hoger volume kiest (zie blz. 21), probeer dan de gevoeligheid aan te passen (zie blz. 22).
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
Bij het drukken op [PREVIEW] hoort u iets, maar tijdens het spelen op de pads niet
Controleer of de trigger-indicator (TRIGGER) oplicht als u op een pad slaat. Is dat niet het geval, controleer dan de verbinding tussen de pad en de TRIGGER INPUT-connector.
U hoort geluid in de hoofdtelefoon maar niet uit de externe versterker, enz.
Controleer de verbindingen met de externe instru­menten en zorg dat de [MASTER]-regelaar niet in de minimumstand staat.
Als u een PD-5, PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 gebruikt
Voor deze pads kunt u de verhouding tussen slag­kracht en volume aanpassen. Zie blz. 22 voor meer details.
Als u pads van een ander merk gebruikt
Als u pads van een ander merk gebruikt, die niet naar behoren functioneren, moet u de instellingen van de Trigger-parameters aanpassen. Zie “Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC)” op blz. 73.
Bepaalde pads klinken te luid of te zacht
Als u in mono afluistert, mag u enkel de MASTER L (MONO)-connector verbinden en niets aansluiten op de R-connector.
Staan alle [GROUP FADERS]-regelaars in een geschikte positie?
Stel ze eerst allemaal in op hetzelfde volume en pas vervolgens de balans aan.
Rim Shots klinken niet
Gebruikt u een PD-7, PD-9 of PD-120? Dit zijn de enige pads waarop u Rim Shots kunt spe-
len.
Gebruik u een mono-kabel om de pad met de TD-10 te verbinden?
25
TD-10 Handleiding
In dat geval stuurt enkel het vel van de pad een klank aan. Om ook Rim Shots te kunnen spelen moet u de stereo-kabel gebruiken die bij de PD-7, PD-9 en PD-120 wordt geleverd.
Rim Shots klinken anders dan verwacht
Als u op een PD-7 of PD-9 speelt, moet u de rand en het vel tegelijk aanslaan om een Rim Shot te spelen. Als u enkel de rand aanslaat, hoort u niets.
Hebt u de correcte Trigger Types gekozen?
Als u een PD-120 als Snare gebruikt, controleer dan de instelling van de “Rim Sensitivity”-parameter (zie blz. 74).
Volume is te laag wanneer u met Brushes speelt
De slag van een Brush komt nu eenmaal minder hard aan dan die van een stok, dus moet u een Drum Kit gebruiken waarvan de trigger-instellingen gericht zijn op het gebruik van Brushes. Dergelijke Drum Kits kunt u herkennen aan het Brush-icoon rechts­onder in de “KIT” display-pagina.
Er wordt geen rekening gehouden met de plaats waar u slaat
Kloppen de instellingen voor het Trigger Type?
Als u een PD-100 of PD-120 gebruikt, hebt u dan de spanning van het vel correct ingesteld?
Als u een PD-7 of PD-9 gebruikt, staat de polariteits­schakelaar dan op “– (Roland)”?
Positiedetectie is enkel mogelijk voor trigger-ingang 2 (SNARE) en 10 (RIDE).
26
De voorgeprogrammeerde Drum Kits Mogelijke problemen i.v.m.
De voorgeprogrammeerde
5.
Drum Kits
5.1 Hoe genereert de TD-10 geluid?
De TD-10 gebruikt een volledig nieuwe methode van klankopwekking, die we Variable Drum Modeling noemen. De kerngedachte achter deze methode is dat een veel breder en individueler klankspectrum mogelijk wordt, omdat elk aspect van een drumklank individueel kan worden “gemodelleerd”.
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
Instrument
Ketel
Vel
Snaren
Stemming
Demping
Dit zijn de drie hoofdcomponenten voor de opbouw van de V-Drums-klanken. Om ze gemakkelijk te kunnen bereiken hebben ze elk hun eigen knop gekregen: [INST], [STUDIO] en [CONTROL ROOM]. Deze parametergroepen wijken uiteraard af van een “traditioneel” electronisch drumstel, maar ze zijn wel doorzichtig en zorgen dat u voor de reali­satie van een bepaald idee onmiddellijk weet waar u terecht kunt.
1) Instrument (INST)
Dit is uiteraard het drumstel zelf, dus het materiaal waaruit de ketels en vellen zijn vervaardigd, hun vorm, enz.
2) Studio (STUDIO)
Het type, de afmetingen en de gebruikte materialen van de ruimte waar de drums worden bespeeld, de plaats van de Ambience-microfoons en het type en
Ruimte, Microfoon
Ruimte-akoestiek
Soort ruimte
Microfoonplaatsing
3) “Regie-ruimte” (CONTROL ROOM)
Mix
Mixer Effect
Compressor
Equalizer
de plaats van de microfoons waarmee de instrumen­ten worden opgenomen.
Hier wordt de laatste hand gelegd aan het geluid, door middel van mixer-instellingen zoals volume, pan, effectniveau, uitgangstoewijzing, EQ, compres­sie en digitale effecten.
Voordat u zelf klanken begint te maken is het nuttig dat u even kennismaakt met de Preset Drum Kits. Op die manier raakt u vertrouwd met de mogelijkheden van het systeem.
27
TD-10 Handleiding
70’s Rock
Dit is een Rock Drum Kit met een diepe en “vette” klank. Vetter dan de klank die u tot nu toe kon ver­wachten van drummodules of samplers – dankzij de Variable Drum Modeling technologie.
Laten we de instrumentparameters van deze Kit even van naderbij bekijken. Eén van de parameters die instaat voor de rijkdom van de klank is “Shell Depth” (waarmee u de diepte van de ketel aanpast). We kie­zen nu voor deze parameter een aantal verschillende waarden.
53
1
U komt nu terecht in de display-pagina met Snare­instellingen. Op deze pagina kunt u het materiaal en de diepte van de ketel selecteren.
5) Verplaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen naar “Shell Depth”.
2,6
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste diepte voor de ketel.
Het “vette” rockgeluid waar we het daarstraks over hadden vraagt natuurlijk om een diepe ketel, van­daar dat in deze Preset een Shell Depth van 8.0” is gekozen. Laten we daar nu 3.5” van maken.
1) Druk op [KIT] om naar de “DRUM KIT”-pagina te gaan.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit num­mer 36.
3) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en ten­slotte op [F1 (SHELL)]:
4) Sla op de pad die u als Snare gebruikt.
Hoort u wat een verschil? De Snare klinkt nu veel “lichter”. Sla nu eens op een tom-pad en probeer hiervoor dezelfde modificatie.
Bij akoestische drums hebt u voor dit soort geintjes een enorm arsenaal ketels nodig. En op traditionele electronische drumsystemen is dit soort flexibiliteit al helemaal ondenkbaar. De TD-10 maakt het echter allemaal mogelijk, en bovendien op een snelle, intuï­tieve manier.

Brush Kit

Deze kit kunt u met Brushes bespelen – ook dit is nieuw voor een electronisch drumsysteem. In verge­lijking met stokken is de impact van Brushes op het vel eerder delicaat – vandaar deze speciaal gepro­grammeerde Kit met aangepaste trigger-instellingen. Ook de “Studio” en “Control Room” instellingen zijn afgestemd op het klankkarakter van Brushes, zodat het lijkt dat de Kit vlak vóór u staat, zo realis­tisch klinkt het. Luister maar eens hoe subtiel de effecten worden gebruikt: ze dragen wel degelijk hun steentje bij tot de resonantie en klankkleur van de
28
De voorgeprogrammeerde Drum Kits Electro Kit
drumgeluiden, maar laten daarbij de nuances van het originele geluid intact.
1) Druk op [KIT].
U komt terecht in de “DRUM KIT” display-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit num­mer 37.
3) Druk op [F3 (FX SW)]:
Boven elk van de knoppen [F1]~[F4] ziet u “ON” staan, wat erop wijst dat alle effecten zijn ingescha­keld.
4) Druk op [F1] en [F4].
Hiermee schakelt u Ambience en Effect uit.
naal van deze machines echter opnieuw onder de vingers, en de toepassingen in Dance, Hip-Hop en Rap zijn legio.
Laten we bij wijze van demonstratie eens experimen­teren met de hoeveelheid Pitch Bend (een functie die de toonhoogte van het geluid doet evolueren in de tijd), een typisch effect voor electronische drums.
5
2, 6
13
1) Druk op [KIT].
U komt terecht in de “DRUM KIT” display-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit num­mer 38.
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
Merkt u hoe het geluid plots een stukje van zijn “diepte” kwijt is?
Dit bewijst nog maar eens dat delicate geluiden meestal gebaat zijn met de toevoeging van een beetje Ambience (een soort galm) en galm. Later in deze handleiding leert u het karakter van de Ambience en galm in detail kunt bijregelen, zodat u exact de akoestische ruimte kunt simuleren die u gedachten hebt. Zo zou u bijvoorbeeld voor een ruimtelijk “live”-geluid kunnen kiezen en tegelijkertijd een deel van de resonantie dempen.

5.2 Electro Kit

Deze Kit reproduceert het electronische drumgeluid dat populair was begin de jaren ‘80. Vroegere drum­modules hadden te weinig parameters om de klank­variaties van zo’n electronische dinosaurus te bena­deren. Met de TD-10 hebt u het typische klankarse-
3) Druk op [INST] en vervolgens op [F2 (EDIT)].
U komt terecht op de volgende display-pagina:
4) Sla op de pad die u als tom gebruikt.
U komt terecht op de pagina met tom-instellingen.
5) Plaats de cursor op “Bend”.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste Pitch Bend-waarde.
29
TD-10 Handleiding
De toonhoogte stijgt aan het begin van de noot en het effect wordt geleidelijk intenser.
Bend
127
hoeveelheid toonhoogte­verandering
0
Tijd
30
6.

Drum Kit wijzigen (editen) [INST]: instellingen voor de basisklank

Drum Kit wijzigen (editen)

Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
In dit hoofdstuk onderwerpen we Drum Kit num­mer 36 aan een reeks bewerkingen, die uiteindelijk in een totaal anders klinkende kit resulteren. Zoals u misschien nog weet is kit nummer 36 bedoeld voor rock, maar we gaan er een wat scherper en natuurlij­ker-klinkende kit van maken, die zich leent voor fusion enz. Het basiskarakter van de kit is moeilijk te beoordelen wanneer er veel effecten worden gebruikt, dus laten we die eerst uitschakelen.
34
1
6.1 [INST]: instellingen voor de
basisklank
De parameters die u met de [INST]-knop bereikt houden verband met eigenschappen van het drum­stel zelf (dus niet met ruimte-akoestiek e.d.). Via een reeks eenvoudige stappen kiest u hier het instru­ment, zijn materiaal en vormgeving, zijn stemming, enz.
Opmerking:
pen kunt u op gelijk welk moment op [TRIG SELECT] druk­ken om een andere trigger-ingang te selecteren. Met [PRE­VIEW] kunt u de overeenkomstige klank weergeven. Het is
2
dus niet noodzakelijk dat er pads op de TD-10 zijn aangeslo­ten.

Instrument kiezen

1) Druk op [INST] om naar de volgende pagina te gaan.
Tijdens het uitvoeren van de onderstaande stap-
1) Druk op [KIT] om naar de “DRUM KIT”-pagina te gaan.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel Kit nummer 36.
3) Druk op [F3 (FX SW)]:
4) Druk op alle knoppen [F1]~[F4] waarboven “ON” staat, zodat er “OFF” verschijnt.
2) Sla op de pad waarvoor u een ander instrument wilt kiezen.
U komt terecht op de instrumentkeuze-pagina voor de geselecteerde pad.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste instrument. Door op de pad te slaan kunt u de instrumenten die u kiest beluisteren.
Laten we voor dit voorbeeld “106 Maple1 S” als Snare kiezen en hier een aantal bewerkingen op uit­voeren.

Materiaal en diepte van de ketel

Professionele drummers sleuren vaak een stapel Snare-drums uit verschillende materialen met zich mee, omdat die nu eenmaal elk hun eigen, onver­vangbare klankkarakteristiek bezitten. Bij de TD-10 werkt het een stuk handiger: een druk op de knop volstaat om het type Snare (hout of metaal), dat u op dat moment wenst, te kiezen. Bovendien kunt u de diepte van de ketel bepalen.
31
TD-10 Handleiding
1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en ten­slotte op [F1 (SHELL)].
2) Sla op de pad die voor de snare wordt gebruikt.
U komt terecht op de display-pagina met instellin­gen voor de Snare. Hier kunt u het materiaal en de diepte van de ketel kiezen.
3) Plaats de cursor op “Material”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste materiaal voor de ketel.
Laten we voor dit voorbeeld de optie “Steel” in “Wood” veranderen. Dat levert ons de warmste klank op.

Materiaal en stemming van het vel kiezen

Naast de ketel is uiteraard ook het vel bepalend voor de klank. Hiervoor kunt u het type specifiëren en de stemming (spanning) instellen.
1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en ten­slotte op [F2 (HEAD)].
2) Sla op de pad die als Snare dient.
U komt terecht in het display met instellingen voor de Snare. Hier kunt u het materiaal en de stemming van het vel kiezen.
3) Plaats de cursor op “Head Type”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste materiaal voor het vel.
Laten we voor dit voorbeeld de optie “Coated” in “PinStripe®” veranderen. Dat levert een “vetter” geluid met minder boventonen op.
5) Plaat s de cursor op “Shell Depth”.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste keteldiepte.
Die 8.0” is wat aan de diepe kant, dus laten we daar
3.5” van maken. Hoort u hoe de resonantie van de ketel afneemt?
5) Plaat s de cursor op “Head Tuning”.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste stemming.
Bij wijze van voorbeeld kiezen we hier “0” in plaats van “–30”.
32
Drum Kit wijzigen (editen) [STUDIO]: akoestiek van de “ruimte”

Demping en snaarspanning kiezen

De laatste wijzigingen voor de basisklank van de Snare zijn het aanbrengen van demping of het veran­deren van de snaarspanning. Als u wilt kunt u de sna­ren zelfs volledig weghalen!
3,5
4,6
1
1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en ten­slotte op [F3 (MUFFLE)].
2) Sla op de pad die als Snare dient.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de Snare. Hier kunt u de demping en de snaarspan­ning instellen.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste snaarspanning.
Bij wijze van voorbeeld kiezen we hier “Loose”. Luis­ter naar het verschil.
6.2 [STUDIO]: akoestiek van de
“ruimte” aanpassen
Een belangrijke factor bij de klank van een drumstel is de omgeving waarin het wordt bespeeld. Eénzelfde drumstel kan heel wat verschillende klankkleuren opleveren, naar gelang het zijn werk doet in een con­ventionele studio of bijvoorbeeld een ruimte met glazen muren. Ook in dit verband biedt de TD-10 het ultieme comfort: met enkele knopdrukken plaatst u het drumstel in een andere ruimte.
Hier proberen we de Ambience, één van de “Studio” parameters, te editen. Eerst moeten we de Ambience opnieuw inschakelen, want aan het begin van dit ver­haal hebben we alle effecten uitgeschakeld.
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
3) Plaats de cursor op “Muffling”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste demping.
Laten we voor dit voorbeeld de optie “Doughnuts1” kiezen. De Snare wordt nu toch al aanzienlijk gedempt.
5) Plaats de cursor op “Strainer Adj.”.
1) Druk op “KIT” en vervolgens op [F3 (FX SW)].
2) Druk op [F1] om de Ambience in te schakelen (“ON”).
Beslis “waar” u de drums wilt “plaatsen”
Voor de locatie van uw drumstel hebt u verschillende opties: verschillende soorten ruimtes, een grot, een badkamer en zelfs het strand! De selectie gebeurt, zoals zo vaak in de TD-10, op basis van iconen.
33
TD-10 Handleiding
De fabrieksinstelling voor “Ambience” is Gymna­sium. Laten we daar een Studio van maken. Dit zorgt
voor een “droger” geluid.
1) Druk op [STUDIO].
U krijgt de geselecteerde “Studio”-instellingen te zien.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Studio”.
Grootte van de ruimte wijzigen
Als u voor “Ambience” een ruimte kiest, kunt u hier­van de omvang bepalen (vijf types).
2

6.3 [CONTROL ROOM]: de laatste hand aan het geluid leggen

Klankkleur wijzigen met de Equalizer

Bent u tevreden met de basisklank van het geselec­teerde instrument, maar wilt u het “een beetje scher­per”, “een beetje dunner” enz. maken, dan kan de Equalizer u goede diensten bewijzen. De TD-10 heeft een 2-bands (hoog en laag) Equalizer voor ieder instrument, wat moet volstaan om elke klank zijn plaatsje binnen de Kit te geven. U kunt de EQ bij­voorbeeld gebruiken om het contrast tussen Snare en Kick (basdrum) extra in de verf te zetten.
Eerst moeten we de Equalizer opnieuw inschakelen, want we hebben hem uitgeschakeld voor we instru­menten zijn beginnen kiezen.
1) Druk op “KIT” en vervolgens op [F3 (FX SW)].
2) Druk op [F3] om de Equalizer in te schakelen (“ON”).
1
1) Druk op [STUDIO] en vervolgens op [F2 (ROOM)].
2) Plaats de cursor op “Room Size”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste instelling.
Kleinere ruimtes geven uiteraard een “intiemer” geluid, terwijl grotere ruimtes zorgen voor een meer “live”-geluid.
3
Laten we er voor dit voorbeeld van uitgaan dat we de Snare wat beter hoorbaar willen maken.
3) Druk op [CONTROL ROOM], vervolgens op [F3 (EQ)] en tenslotte op [F4 (HIGH)].
U komt op de volgende display-pagina terecht:
4) Sla op de pad die als Snare dient.
U komt terecht op de display-pagina met Snare­instellingen.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde. Kies voor ons voorbeeld “+5”.
34
Drum Kit wijzigen (editen) [CONTROL ROOM]: de laatste hand aan

Volumebalans van de instrumenten aanpassen

Door de hogetonen te versterken hebben we de snare wat Scherper gemaakt. Misschien bevalt die nieuwe klankkleur wel, maar staat de Snare nu wat te veel op de voorgrond. Dat kunnen we verhelpen door het volume van de Snare een beetje terug te regelen.
1) Stel de groepfaders [KICK], [SNARE], [HI-HAT], [OTHERS] in op hetzelfde volume.
2) Druk op [CONTROL ROOM], vervolgens op [F1 (MIXER) en tenslotte op [F1 (VOLUME)].
3) Sla op de pad die als Snare dient.
Hierdoor selecteert u de [SNARE]-schuifregelaar.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een lager volume.
Opmerking:
len, moet u er steeds voor zorgen dat alle groepfaders op het­zelfde niveau staan. De eigenlijke volume-instellingen maakt u vervolgens met de faders op het scherm. Deze werkwijze heeft het voordeel dat u steeds dezelfde balans te horen krijgt wanneer u de betreffende Kit selecteert. De groepfaders reser­veert u best voor situaties waarin u snel even bepaalde instru­menten naar voren wilt halen (of onhoorbaar wilt maken). Deze faders hebben namelijk geen invloed op de instellingen van de Mixer-pagina.
Als u het volume van een instrument wilt instel-
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
35
TD-10 Handleiding

Voorbeelden en tips

7.
In dit hoofdstuk geven we u enkele voorbeelden van dingen die u enkel met een electronisch muziekinstrument als de TD-10 kunt doen.

7.1 Sequencer gebruiken

De TD-10 bevat een sequencer waarmee u begelei­dings- en of drumsporen kunt opnemen en weerge­ven. Deze sequencer bevat bovendien een aantal patronen (Preset Patterns), die u kunt gebruiken als leidraad voor het oefenen.

Preset-patroon weergeven

De Preset-patronen 1~36 geven enkele maten in een lus weer tot u op [STOP] drukt. Zo’n lus kan een handige basis zijn om ritmische figuren e.d. te oefe­nen.
Hiermee start u de weergave van het patroon. Druk op [STOP] zodra u genoeg hebt gehoord. Als u een tweede keer op [STOP] drukt, keert u terug naar het begin van het patroon.

Meespelen met een Preset-patroon

Hebt u een patroon gevonden dat u bevalt? Dan wilt u daar waarschijnlijk drums bij spelen. Vóór u dat doet, past u best de balans van de drums, begeleiding en metronoomklik aan.
1) Zet de groepfaders [BACKING] en [CLICK] in een lagere stand dan de overige faders.
2) Druk op [CLICK] om de weergave van de metro­noomklik te starten.
3) Geef het patroon weer zoals beschreven in “Preset­patroon weergeven” op blz. 36.
4) Schuif de [BACKING]- en [KLIK]-fader geleidelijk omhoog tot u de gewenste volumebalans met de
2
Drum Kit vindt.
13
1) Druk op [PATTERN].
U krijgt het nummer van het geselecteerde patroon te zien.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een patroon.
3) Druk op [PLAY].
36

7.2 Drum Kit Chain (keten)

U kunt een bepaalde volgorde van drum kits vastleg­gen in een “keten” (Chain), zodat u achteraf in die volgorde door de kits kunt stappen.
1) Druk op [CHAIN] en vervolgens op [F1 (C.EDIT)].
U komt terecht in de volgende display-pagina:
Zoals u ziet, kunt u op deze pagina de volgorde specifiëren waarin u de Drum Kits wilt selecteren.
Voorbeelden en tips Voetschakelaar-functies
2) Plaats de cursor op stap “1” in de volgorde.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit die u als eerste wilt selecteren.
4) Plaats de cursor op “2”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit die u als tweede wilt selecteren.
6) Ga op dezelfde manier verder om de derde en vol­gende Kits in de rij te kiezen.
Opmerking:
keten), plaats de cursor dan op de betreffende Kit en druk op [F2 (DELETE)]. Om een Kit in een keten in te voegen drukt u op [F1 (INSERT)].
Wilt u een stap wissen (dus weghalen uit de
7) Zodra uw volgorde compleet is drukt u op [EXIT].
U keert nu terug naar de “DRUM KIT CHAIN” pagi­na.

7.3 Voetschakelaar-functies

Met een FS-5U voetschakelaar (optie), die u aansluit op de FOOT SWITCH-ingang, kunt u Kits of patro­nen selecteren of de weergave van patronen starten en stoppen (zie blz. 83).
Kabel voor voetschakelaar PCS-31
FS-5U
FS-5U
Voetschakelaars
FS-5U
De functie voor de voetschakelaar kiest u met de “Mode” parameter op de “FOOT SWITCH” display­pagina (zie blz. 83).
Snel aan de slag Snel aan de slag Snel aan de slag
Op deze pagina kunt u met de [DEC]/[INC]-knop­pen door de gespecifieerde volgorde stappen.
Opmerking:
druk dan op [CHAIN] (de indicator dooft). Verder kunt u in plaats van de [DEC]/[INC]-knoppen ook pads of voetschake­laars specifiëren waarmee u de Kits selecteert. Dat stelt u in staat om te blijven spelen terwijl u van Kit verandert! Meer details hierover vindt u onder “Functies bedienen met pads en voetschakelaars” op blz. 82.
Wilt u de Drum Kit Chain-functie uitschakelen,

7.4 Patronen starten met een pad

Naast het “normale” gebruik van pads om drum­klanken aan te sturen bestaat er nog de interessante mogelijkheid om de weergave van een volledig patroon met een tik op een pad te starten. Op die manier kunt u bijvoorbeeld in één vloeiende bewe­ging een patroon starten en erbij beginnen te drum­men, zonder dat u de TD-10 hoeft aan te raken. Dat kan enkel met een electronisch drumstel!
Opmerking:
van deze functie. Meer details vindt u op blz. 82.
Een aantal van de Preset Kits maken gebruik
37
TD-10 Handleiding

7.5 Metronoomklik via hoofdtelefoon beluisteren

Als u, terwijl u speelt, de metronoomklik wilt beluis­teren (bijvoorbeeld tijdens het oefenen of wanneer u live speelt), wilt u waarschijnlijk dat u die klik enkel in de hoofdtelefoon hoort, en niet via de MASTER OUT-connectors (want het publiek heeft weinig boodschap aan die klik).
21
1) Druk op [CLICK] en vervolgens op [F2 (INST)].
7.6 TD-10 als MIDI-klankmodule gebruiken
U kunt de TD-10 ook gebruiken als klankmodule bij uw MIDI-klavier of -sequencer. Als u via MIDI werkt, maakt u best gebruik van zogenaamde Percus- sion Groups (zie blz. 88), waarmee u 72 instrumenten over de beschikbare MIDI-nootnummers kunt ver­delen. Deze instrumenten zijn dan beschikbaar naast de klanken die u met de 12 trigger-ingangen (pads) aanstuurt. Bovendien kunnen ook de drie begelei­dingspartijen via hun eigen MIDI-kanaal worden aangestuurd worden (dus naast het MIDI-kanaal waarmee u de drums aanstuurt). Eén enkele TD-10
3
kan dus fungeren als een 4-Parts multitimbrale klankbron met een polyfonie van 56 stemmen! We gaan hier verder op in onder “TD-10 als module gebruiken” op blz. 87.
2) Plaats de cursor op “Output”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie
“Phones Only”.
38
DEEL II. REFERENTIE
Overzicht van de TD-10 V•Drums
1.
De TD-10 is een drum trigger-interface en een klank­module, die een virtuele reproductie levert van een drumstel. Daarbij zijn alle aspecten van het drumge­luid door de gebruiker in te stellen.
Toen de eerste electronische drums werden ontwik­keld, was de beschikbare technologie nog niet zo geavanceerd als tegenwoordig. De geluiden die door de eerste machines werden geproduceerd hadden dan ook weinig te maken met hun akoestische tegen­hangers. Dat deze systemen werden geapprecieerd had dan ook eerder te maken met hun unieke geluid en karakter dan met hun imitatieve kwaliteiten.
De eerste electronische drums waren bovendien erg duur en de muzikale context waarin ze konden wor­den gebruikt was tamelijk beperkt. Het “realisme” van electronische drums maakte een grote sprong voorwaarts toen de eerste “samplers” (instrumenten die geluiden digitaal opnemen) op de markt kwa­men. Sampling was eigenlijk een technologie die vooral in functie van klavierinstrumenten (synthesi­zers enz.) werd ontwikkeld, maar ook zijn weg vond naar drummachines en electronische drumstellen.
Hoewel het klankpalet van electronische drums op die manier breder werd, ging het bedieningsgemak er eerder op achteruit: aangezien, naast de onderlig­gende technologie, ook de bediening en de principes van klanken maken/wijzigen werden overgenomen uit de synthesizerwereld, moest de drummer zich namelijk plots een heel nieuw technisch jargon en de bijbehorende werkwijzen eigen maken.
De TD-10 brengt daar verandering in: hij biedt het breedste klankpalet dat een electronische drummer zich kan wensen, maar koppelt daaraan een op maat gesneden gebruikersinterface. Dat laat ondermeer toe een instrument te kiezen (uit meer dan 600 inter­ne klanken!), de basisklank ervan te wijzigen en het minutieus aan te passen aan de eigen speelstijl. En de “inspraak” van de drummer gaat verder dan het drumstel op zich: ook de omgeving waarin wordt gespeeld, de akoestiek van die omgeving, de gebruik­te microfoons en hun plaats, plus alle mixinstellin­gen zijn instelbaar!
We hoeven u waarschijnlijk niet meer te vertellen dat, in een moderne productie-omgeving, het drum­geluid niet enkel wordt bepaald door het drumstel zelf. Welnu, de TD-10 is het eerste instrument dat alle factoren die het drumgeluid beïnvloeden onder
de vingers van de drummer brengt. Als dat niet revo­lutionair is...
1.1 Structuur van het V•Drums­systeem
In het V•Drums-systeem kunnen we twee onderde­len onderscheiden.
Stuurbronnen zoals pads en pedalen, waarop u speelt.
De klankmodule die geluid voortbrengt in respons op wat u speelt op de pads en pedalen.
Klankmodule (TD-10)Stuurbron
TRIGGER INPUT-jacks
Pad
In dit systeem is de TD-10 de klankmodule. Het werkt in feite als volgt: u speelt op een pad, die stuurt een triggersignaal naar de TD-10 en deze laatste geeft de instrumentklank weer die u aan de betreffende trigger-ingang hebt toegewezen.
Opmerking:
stroompje dat via een gewone mono- (voor bepaalde pads ste­reo-) kabel in de TD-10 terechtkomt.
Dat “triggersignaal” is in feite een kort electrisch
Instrument (klank)

1.2 Pads kiezen

Bij het maken van instellingen kunt u pads op één van de volgende twee manieren specifiëren.
Pad/klank kiezen met de pads
Sla op het vel (of op het vel en de rand tegelijk, als u de Rim Shot-klank wilt kiezen) van de pad waarvoor u instellingen wilt maken. U komt dan automatisch terecht op de pagina met de betrokken instellingen.
Referentie Referentie Referentie
39
TD-10 Handleiding
Terwijl u met de [DEC]/[INC]-knoppen of het [VALUE]-wiel de waarde van de gekozen parameter wijzigt kunt u verder op de pad blijven slaan om de klankverschillen te beoordelen.
Gewenste pad/klank kiezen vanuit de TD-10
Kies met de knoppen “1” of “12” onder [TRIG SELECT] het gewenste trigger-signaal (1~12 komen overeen met de 12 trigger-ingangen). Wilt u een klank aan de Rim toewijzen, druk dan op [RIM] (de indicator licht op). Terwijl u met de [DEC]/[INC]­knoppen of het [VALUE]-wiel de waarde van de gekozen parameter wijzigt kunt u op de [PRE­VIEW]-knop drukken om het geluid te beluisteren.
Opmerking:
voor het vel en de rand toelaat komt u op een display-pagina zoals die hieronder terecht. Meer details vindt u op blz. 97.
In het geval van een pad die aparte instellingen
Instellingen voor het vel (Head)
Instellingen voor de rand (Rim)
40
2.
Instellingen voor de volledige Drum Kit Kit selecteren

Instellingen voor de volledige Drum Kit

Referentie Referentie Referentie

2.1 Kit selecteren

Druk op [KIT] om naar het basisscherm te gaan. Hier kunt u met [DEC]/[INC], met het [VALUE]­wiel of met een (los verkrijgbare) voetschakelaar (zie blz. 83) Drum Kits selecteren.
2
3
Aan het icoontje bij 1 in de bovenstaande afbeel­ding kunt u zien of de geselecteerde Drum Kit bedoeld is om met stokken, dan wel Brushes bespeeld te worden. Wilt u in de bestaande keuze verandering brengen, zie dan “Kit geschikt maken voor Brushes” hieronder. Bij 2 kunt u de aan/uit­status van de effecten voor de Kit in zijn geheel afle­zen. Zie “Effecten voor de hele Kit in- en uitschake­len” op blz. 42. Het icoontje bij 3 verschijnt wan­neer u een datakaart in de TD-10 hebt gestoken. Als de schrijfbeveiliging van die kaart is ingeschakeld verschijnt er een “sleutel”-icoon.
Opmerking:
alle gewenste instellingen hebt gemaakt. Op die manier voor­komt u dat data per ongeluk worden gewijzigd terwijl u speelt.
Kies deze display-pagina te selecteren nadat u
1

2.2 Kit selecteren uit een lijst

2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste Kit.
Functieknoppen
[F1 (PAGE<)]
[F2 (PAGE>)]
Hiermee gaat u naar de vorige pagina van de lijst.
Hiermee gaat u naar de volgende pagina van de lijst.

2.3 Naam van de Drum Kit

Iedere Kit kan een naam krijgen van maximaal 8 tekens.
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F4 (NAME)].
U komt nu terecht op de DRUM KIT NAME-pagina.
2) Kies met de è [CURSOR]-knoppen het teken dat u wilt veranderen.
Het knipperende teken kunt u telkens wijzigen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste teken.
De volgorde waarin de tekens voorbijkomen staat afgebeeld onderaan de display-pagina.
U kunt een Drum Kit ook uit een overzichtelijke lijst kiezen.
1) Druk op [KIT]-[F1 (LIST)].
U komt nu terecht in de “DRUM KIT LIST”-pagina.
41
TD-10 Handleiding
Functieknoppen
Op deze pagina kunt u met de [F1]~[F4] knoppen de volgende functies voor het invoeren van tekens gebruiken:
[F1 (INSERT)]
[F2 (DELETE)]
[F3 (SPACE)]
[F4 (CHAR)]
Alle tekens rechts van de cursor worden naar rechts verplaatst.
Het teken op de cursorpositie wordt gewist en alle tekens rechts van de cursor worden naar links verplaatst.
Op de cursorpositie wordt een spa­tie ingevoerd.
Hiermee wisselt u tussen hoofdlet­ters/kleine letters/symbolen.

2.4 Kit geschikt maken voor Brushes

U kunt voor iedere Kit specifiëren of u ze hem Brus­hes of stokken wilt bespelen. Kiest u voor Brushes, dan wordt een hogere gevoeligheid voor de pads gekozen. De keuze maakt u als volgt.
2.5 Effecten voor de hele Kit in­en uitschakelen
Ambience, compressie, Equalizing en digitale effec­ten kunt u voor de volledige Kit in- en uitschakelen. Op die manier kunt u snel beoordelen hoe het geheel klinkt met of zonder deze bewerkingen.
Werkwijze
1) Druk op [KIT]-[F3 (FX SW)].
U komt terecht op de “EFFECTS SWITCH”-pagina.
2) Druk op de functieknop die overeenkomt met het
effect dat u wilt in- of uitschakelen.
Functieknoppen
[F1 (AMBNCE)] Ambience aan/uit.
[F2 (COMP)] Compressor aan/uit.
[F3 (EQ)] Equalizer aan/uit.
[F4 (EFFECT)] Effect aan/uit.
Opmerking:
“DRUM KIT”-pagina.
De optie die u hier kiest kunt u ook aflezen op de
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F3 (SELECT)].
U komt nu terecht in de “SELECT”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Brushes”.
Opmerking:
fabriek ingesteld voor het gebruik met Brushes. De werkwijze van hierboven is dus enkel nodig als u een Kit, die oorspron­kelijk ingesteld was voor stokken, geschikt wilt maken voor Brushes. Ook wanneer u een nieuwe Brush Kit wilt aanma­ken, is het vaak eenvoudiger om een bestaande Kit voor stok­ken te kopiëren, deze geschikt te maken voor Brushes en ver­volgens eventuele verdere wijzigingen aan te brengen.
Opmerking:
“DRUM KIT”-pagina.
Opmerking:
maar enkel onder de volgende omstandigheden:
• U moet trigger-ingang 2 gebruiken (voor de Snare).
• U moet een PD-120 of PD-100 pad gebruiken.
• U moet instrument 113 “Brush1 S” of nummer 114 “Brush2 S” kiezen.
Een aantal Drum Kits zijn reeds vanuit de
De optie die u hier kiest kunt u ook aflezen op de
U kunt ook met Brushes over het vel “schuiven”,
Aan Uit
42
3.
Instrument-instellingen Instrument kiezen

Instrument-instellingen

Hieronder komen de parameters aan bod waarmee u individuele instrumenten (Snare, basdrum enz.) kunt editen.

3.1 Instrument kiezen

Een drumklank heet op de TD-10 een “instrument” (INST). Het eerste wat u moet doen als u een klank wilt maken is het gewenste instrument kiezen.
Werkwijze
Bijvoorbeeld: een andere Snare kiezen.
1) Druk op [INST].
U komt terecht op de “INST”-pagina.
2) Sla op de Snare-pad.
Onder “Inst” verschijnt de naam van het instrument dat aan de Snare-pad is toegewezen. Onder “Group” kunt u aflezen om welk type instrument het gaat.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste instrument.
Opmerking:
omdat ze niet te combineren vallen met andere instrumenten uit deze Kit, of omdat ze niet werken voor de betreffende trig­ger-ingang. Ook het V-EDIT proces is niet voor alle instru­menten beschikbaar (zie blz. 97).
Bepaalde instrumenten kunt u niet selecteren

3.2 Instrumenten kiezen uit een lijst

Net zoals voor drum kits kunt u ook voor instru­menten een lijst oproepen, waaruit het handiger kie­zen is.
Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F1 (LIST)].
U komt terecht op de “INST LIST”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u een instrument wilt kie­zen.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad. De cursor bevindt zich op de naam van het geselecteerde instrument.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste instrument.
4) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “INST”­pagina.
Functieknoppen
[F1 (PAGE<)]
[F2 (PAGE>)]
Door de functieknoppen te combineren kunt u in versneld tempo door de instrumenten van de lijst stappen:
Hiermee gaat u naar de vorige pagina van de lijst.
Hiermee gaat u naar de volgende pagina van de lijst.
Referentie Referentie Referentie
Versneld voorwaarts
Versneld achterwaarts
Houd [F2 (PAGE>)] ingedrukt en druk op [F1 (PAGE<)].
Houd [F1 (PAGE<)] ingedrukt en druk op [F2 (PAGE>)].
43
TD-10 Handleiding
Instrumenten die voor de betreffende trigger niet kunnen worden geselecteerd verschijnen doorstreept in het display, zoals in de onderstaande afbeelding:
Trigger
Instrumenten die u niet kunt selecteren

3.3 “Akoestische” Drum Kit editen (V-EDIT)

V-EDIT en EDIT

Welke parameters die u ter beschikking heeft om een akoestische Snare, Kick en tom te editen hangt af van het gekozen type instrument en de gebruikte trigger­ingang. Afhankelijk van deze factoren komt u op één van de volgende twee editniveaus terecht:
1) V-EDIT: hier staan alle geavanceerde “V”-editmo­gelijkheden van de TD-10 tot uw beschikking.
2) EDIT: hier kunt u enkel de parameters Pitch en Decay editen.
Wanneer kunt u V-EDIT gebruiken?
“V-EDIT” is enkel beschikbaar wanneer u een trig­ger-ingang 1~6 en een instrument uit de instru­mentgroepen “V-KICK”, “V-SNARE” of “V-TOM” kiest (een “V-EDIT” symbool in het display geeft aan dat aan deze voorwaarden is voldaan). Kiest u een instrument uit een andere groep, dan kunt u enkel Pitch en Decay editen. Deze beperking geldt ook wanneer u een V-klank aan een andere ingang dan 1~6 toewijst.
Meer details over het toewijzen van instrumenten vindt u op blz. 97.
Welke parameters V-EDIT precies te bieden heeft hangt verder af van de keuze van de trigger-ingang en jet instrument. De volgende tabel maakt één en ander duidelijk.
Ketelmateriaal
Keteldiepte
Type vel
Stemming
Demping
Snaarspanning
1 (KICK)
2 (SNARE)
3~6 (TOM)
-oooo-
oooooo
- oooo-
o: instelbaar –: niet instelbaar

Materiaal van de ketel selecteren

Het materiaal waaruit een Snare is vervaardigd is bepalend voor de klank van het instrument. De TD-10 biedt u de keuze uit de volgende drie materi­alen: hout, staal en koper.
Deze parameter is enkel voor snare-instrumenten beschikbaar.
Werkwijze
Bijvoorbeeld: een andere Snare kiezen.
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F1 (SHELL)].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op de Snare-pad.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de Snare.
3) Plaats de cursor op “Material”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Parameters
Material: Wood, Steel, Brass
Wood Houten ketel, natuurlijk, zacht geluid.
44
Steel
Brass Koperen ketel; geeft een unieke resonantie.
Stalen ketel, geluid met een metalige reso­nantie.
Instrument-instellingen “Akoestische” Drum Kit editen (V-EDIT)

Diepte van de ketel

Ook door de diepte van de ketel aan te passen wijzigt u de klank. Bij een Snare hebt u daarbij de keuze uit maar liefst 39 stappen, van 1” tot 20”! Door de ketel dieper te maken zorgt u voor een rijker laag, waar­door de Snare “vetter” gaat klinken.
Instrumenten waarvoor deze parameter beschik­baar is: Kick, Snare, Tom
Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F1 (SHELL)].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op “Shell Depth”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
3) Plaats de cursor op “Head Type”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Parameters
Head Type: Clear, Coated, PinStripe®.
Clear Enkelvoudig, doorzichtig vel.
Coated Meest gebruikte type vel.
PinStripe®
Opmerking:
Remo Inc. U.S.A.
Dit vel wordt gekenmerkt door een rijk midden en laag.
PinStripe is een geregistreerd handelsmerk van

Vel stemmen

Eens u het gewenste vel hebt gekozen kunt u het nauwkeurig stemmen.
Referentie Referentie Referentie
Parameters
Shell Depth: . . . Normal, Deep (Kick)
. . . . . . . . . . . . . . 1~20 inch (39 stappen) (Snare)
. . . . . . . . . . . . . . Normal, Deep (Tom)

Materiaal van het vel kiezen

Het type vel heeft belangrijke gevolgen voor de Attack (de “mep”) en de toon. De TD-10 biedt u de keuze uit drie types: Clear, Coated en PinStripe®.
Instrumenten waarvoor deze parameter beschik­baar is: Kick, Snare, Tom
Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F2 (HEAD)].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F2 (HEAD)].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op “Head Tuning”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Parameters
Head Tuning: . . –480~+480 (–-4~+4 octaven)
Opmerking:
bereik beperkt – boven of onder een bepaalde waarde hoort u geen verschil meer.
Voor een aantal instrumenten is het stemmings-
45
TD-10 Handleiding

Demping aanbrengen

Door tape of “ringen” aan te brengen kunt u de boventonen van het instrument dempen.
Instrumenten waarvoor deze parameter beschik­baar is: Kick, Snare, Tom
Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F3 (MUFFLE)].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op “Muffling”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Parameters
Muffling: . . . . . . OFF, Tape 1, Tape 2, Blanket,
Weight (Kick)
. . . . . . . . . . . . . . OFF, Tape 1, Tape 2, Doughnuts 1,
Doughnuts 2 (Snare)
. . . . . . . . . . . . . . OFF, Tape 1, Tape 2, Felt 1, Felt 2
(Tom)
Medium en Tight, maar u kunt er ook voor kiezen om de snaren helemaal uit te schakelen (OFF).
Enkel voor snare drum
Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F3 (MUFFLE)].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op de Snare-pad.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op “Strainer Adj”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Parameters
Strainer Adj.: . . . OFF, Loose, Medium, Tight
OFF Snare zonder snarenmatje.
Loose, Medium, Tight
De snaren staan progressief strak­ker gespannen.
OFF Geen demping.
Tape 1 Eén stukje tape
Tape 2 Twee stukjes tape.
Blanket Deken in de basdrum.
Weight Deken met een gewicht er bovenop.
Doughnuts 1 Ringvormige demper.
Doughnuts 2
Felt 1 Conventionele demper uit vilt.
Felt 2
Ringvormige demper die meer boven­tonen weghaalt.
Conventionele demper uit vilt die meer druk op het vel uitoefent.

Snaarspanning aanpassen

De snaarspanning bepaalt in welke mate het onder­vel en de snaren elkaar raken, wat gevolgen heeft voor de resonantie van die snaren (sterk resonerend versus erg “strak”). Er zijn drie opties: Loose,
46
Instrument-instellingen TR-808/909 editen (V-EDIT)

3.4 “Electronische” Drum Kit editen (V-EDIT)

Met “electronisch” bedoelen we hier de typische klank van de eerste electronische drums uit het begin van de jaren ‘80. Het ging toen om relatief primitieve machines, die eigenlijk maar twee componenten gebruikten om hun klanken te maken: “toon” en “ruis”. Deze componenten vindt u ook terug op de editpagina van de TD-10.
Electronische drumklanken kunt u slechts aan bepaalde trigger-ingangen toewijzen. Meer details hierover vindt u op blz. 97.
Opmerking:
dezelfde klank aan het vel en de rand toegewezen. Het is niet mogelijk om aan de rand een andere klank toe te wijzen.
Opmerking:
kunt u enkel toewijzen aan de trigger-ingangen 1~6. Bijvoor­beeld: een Electronic Kick kunt u enkel toewijzen aan trigger­ingang (1) die voor Kick is bedoeld.
Bij de electronische drumklanken wordt steeds
Instrumenten uit de “ELEC”-instrumentgroep
Parameters
Voor instrumenten uit de “ELECTRONIC” groep kunt u de volgende parameters instellen.
Atk (Attack Level)
To n e (Tone Pitch)
Noi (Noise Pitch)
Dcy (Decay) 0~127
Bal (Noise/ Tone Balance)
Bend (Pitch Bend)
Bend
127
0~127
0~127
0~127
0~127
0~127
Hiermee regelt u de aanstijg­tijd van het geluid.
Hiermee regelt u de toon­hoogte van de “klank”-com­ponent.
Hiermee regelt u de toon­hoogte van de “ruis”-compo­nent.
Hiermee regelt u de uitsterf­tijd van het geluid.
Hiermee regelt u de volume­verhouding tussen de “ruis” en de “klank”.
Hiermee bepaalt u in welke mate de toonhoogte tijdens het verloop van het geluid daalt. In feite staat deze waarde voor de toonhoogte waarop de buiging begint (zie afbeelding hieronder).
Referentie Referentie Referentie
1) Druk op [INST].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen 1~6 is verbonden.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een instrument uit de “ELEC” instrumentgroep.
4) Druk op [F2 (EDIT)].
U komt terecht op de pagina met instellingen voor het geselecteerde instrument.
5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel­len.
Opmerking:
om parameters te selecteren.
[F1] Atk
[F2] Hiermee kiest u afwisselend “Tone” of “Noi”.
[F3] Hiermee kiest u afwisselend “Dcy” of “Bal”.
[F4] Bend
U kunt ook de [F1]~[F4] knoppen gebruiken
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
hoeveelheid toonhoogte­verandering
0
Tijd

3.5 TR-808/909 editen (V-EDIT)

De TD-10 is ook in staat om een overtuigende simu­latie neer te zetten van Rolands Dance-klassiekers, de TR-808 en TR-909. Waar u rekening mee moet hou­den bij het toewijzen van instrumenten aan trigger­ingangen leest u op blz. 97.
Opmerking:
dezelfde klank aan het vel en de rand toegewezen. Het is niet mogelijk om aan de rand een andere klank toe te wijzen.
Bij de electronische drumklanken wordt steeds
47
TD-10 Handleiding
Welke instrumenten en parameters horen bij de verschillende trigger-ingangen?
Instrumenten uit de TR-808- en TR-909-groep kunt u enkel toewijzen aan de trigger-ingangen 1~6. Daarbij moet “soort steeds soort zoeken”, met ande­re woorden een Snare-instrument wijst u toe aan de Snare-ingang enz. De beschikbare parameters varië­ren naar gelang de trigger-ingang. Voor mensen die vertrouwd zijn met de originele TR’s zal deze para­meterlijst trouwens een déjà vu-ervaring betekenen.
Opmerking:
ters te selecteren.
Trigger [F2] [F3] [F4]
1 (KICK) Tune Decay Tone
2 (SNARE) Tune Snappy Tone
3~6 (TOM1~4) Tune Decay
1 (KICK) Tune Decay Attack
2 (SNARE) Tune Snappy Tone
3~6 (TOM1~4) Tune Decay
U kunt ook [F1]~[F4] gebruiken om parame-
TR-808
TR-909
Parameters
Attack (Attack Level)
To n e (Tone Pitch)
Snappy 0~127
Decay (Decay Time)
Tune 0~127
0~127
0~127
0~127
Hiermee regelt u de aanstijg­tijd van het geluid.
Op de TR-808/909 was deze parameter verantwoordelijk voor de helderheid van het geluid.
Op de TR-808/909 was deze parameter verantwoordelijk voor de “snaarspanning”.
Hiermee regelt u de uitsterf­tijd van het geluid.
Op de TR-808/909 was deze parameter verantwoordelijk voor de “spanning van het vel”. Hij beïnvloedt zowel de toonhoogte als de “vetheid” van het geluid.

3.6 HiHat, cymbalen en percussie editen

1) Druk op [INST].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen
1~6 is verbonden.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een
instrument uit de “TR-808/909” groep.
4) Druk op [F2 (EDIT)].
U komt terecht op de pagina met instellingen voor het geselecteerde instrument.
5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-
len.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Voor de instrumenten die u aan de trigger-ingangen 7~12 toewijst kunt u enkel de toonhoogte (Pitch) en de uitsterftijd (Decay) regelen. Gaat het om een instrument zonder V-EDIT mogelijkheden, dan geldt deze beperking zelfs wanneer u het instrument aan één van de trigger-ingangen 1~6 toewijst.
1) Druk op [INST].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen 7~12 is verbonden.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een HiHat, cymbaal of percussie-instrument.
4) Druk op [F2 (EDIT)].
U komt terecht op de pagina met instellingen voor het geselecteerde instrument.
5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel­len.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
48
Parameters
Instrument-instellingen HiHat, cymbalen en percussie editen
Pitch -480~+480
Decay -31~+31
Opmerking:
beperkt. Als u die limiet hebt bereikt, hoort u bij het kiezen van een hogere Decay-waarde geen verandering meer.
Voor een aantal instrumenten is de uitsterftijd
Hiermee bepaalt u de toon­hoogte van het geluid.
Hiermee bepaalt u de uit­sterftijd van het geluid.
Referentie Referentie Referentie
49
TD-10 Handleiding

Studio-parameters

4.
De parameters uit de Studio-categorie dienen om de akoestiek te bepalen van de “omgeving” waar uw vir­tuele drumstel zich bevindt. Daarbij kiest u, naast de omvang van de ruimte, ook de oppervlakte van de muren en de plaats van de ruimtemicrofoons. Het creëren van de gewenste akoestiek wordt op die manier een intuïtieve zaak.
Als u zo dadelijk onder “Ruimte/omgeving kiezen” even een andere “studio” kiest merkt u meteen welke invloed dit soort instellingen heeft op het totaalge­luid.

4.1 Instellingen voor de hele Drum Kit

Ruimte/omgeving kiezen

Er zijn 10 akoestische types waaruit u kunt kiezen. Nadat u een type hebt gekozen kunt u daar nog ver­dere detailveranderingen in aanbrengen.

Afmetingen van de ruimte

Voor de afmetingen van de ruimte zijn er vijf opties.
1) Druk op [STUDIO]-[F2 (ROOM)].
U komt terecht op de “ROOM”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Room Size”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Parameters
Room Size:. . . . . Tiny, Small, Medium, Large,
Huge.

Materiaal van de muren

De muren van uw ruimte kunt u afwerken met hout, plaaster of glas.
Werkwijze
1) Druk op [STUDIO].
U komt terecht op de “STUDIO”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Parameters
Studio Select: . . . Beach, Living Room, Bath Room,
Studio, Garage, Locker Room, Theater, Cave, Gymnasium, Dome Stadium.
50
1) Druk op [STUDIO]-[F2 (ROOM)].
U komt terecht op de “ROOM”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Wall Type”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Parameters
Wall Type: . . . . . Wood, Plaster, Glass.
Wood
Plaster
Glass
Ruimte met houten muren, wat een warme klank oplevert.
Ruimte met bepleisterde muren, wat een natuurlijke “live”-klank oplevert.
Ruimte met glazen muren, wat een heldere klank oplevert.
Studio-parameters Instellingen voor individuele instrumenten

Plaatsing van de ruimtemicrofoons

Ruimtemicrofoons (of “Ambience” microfoons) worden op een zekere afstand van het instrument geplaatst en dienen om de natuurlijke akoestiek van de ruimte op te nemen. De bedoeling is om die akoestische informatie te combineren met het direct opgenomen signaal van het instrument en zo de luis­teraar een levendiger, groter enz. geluid voor te scho­telen. In de TD-10 kunt u kiezen op welke hoogte u deze ruimtemicrofoons wilt plaatsen, een keuze die uiteraard gevolgen heeft voor de klankkleur van het ruimtegeluid.
1) Druk op [STUDIO]-[F3 (AMBMIC)].
U komt terecht op de “AMBIENCE MIC”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Parameters
Ambience Mic Position: Low, High
De zgn. “Floor” microfoons. Deze nemen lage
Low
frequenties op en geven een warm geluid.
De zgn. “Overhead” microfoons. Deze nemen
High
hoge frequenties op en geven een helder geluid.
Parameters
Ambience Output Level:0~127
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de
MASTER
DIR1
DIR2
DIR3
Opmerking:
u de bovenstaande parameter beschouwt als het “Return Level” van een effect dat u op een mengtafel hebt aangesloten.
Ambience naar de MASTER-uitgangen wordt gezonden.
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de Ambience naar de DIRECT 1-uitgangen wordt gezonden.
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de Ambience naar de DIRECT 2-uitgangen wordt gezonden.
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de Ambience naar de DIRECT 3-uitgangen wordt gezonden.
Voor een beter begrip is het misschien nuttig dat
Referentie Referentie Referentie

4.2 Instellingen voor individuele instrumenten

Voor elk van de onderstaande functies volstaat het dat u de pad waarvoor u instellingen wilt maken aan­slaat om naar de pagina met de betreffende instellin­gen te gaan. Hebt u geen pads aangesloten, dan kunt u deze keuze ook maken met de [TRIG SELECT]­knop op de TD-10 zelf.

Uitgangsvolume en -toewijzing van het omgevingsgeluid

1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F3 (AMBL­VL)].
U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina.
2) Plaats de cursor op de uitgang waarvoor u het volu­me wilt instellen (“MASTER”, “DIR1”, “DIR2”, “DIR3”).
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Als u het Ambience-geluid naar één bepaald uitgan­genpaar wilt sturen moet u enkel voor dat paar het gewenste volume kiezen en voor de overige uitgan­gen de waarde “0” instellen.

Diepte van het Ambience-geluid

1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F1 (AMB­SND)].
U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor gaat automatisch naar de fader die over­eenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.
3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.
Als u het Ambience-geluid naar één bepaald uitgan­genpaar wilt sturen moet u enkel voor dat paar het gewenste volume kiezen en voor de overige uitgan­gen de waarde “0” instellen.
51
TD-10 Handleiding
Parameters
Ambience Send Level: 0~127
Opmerking:
u de bovenstaande parameter beschouwt als het “Send Level” van een effect dat u op een mengtafel hebt aangesloten.
Voor een beter begrip is het misschien nuttig dat

Microfoontype en -plaatsing

We hebben het daarstraks gehad over de ruimtemi­crofoons, die de omgevingsakoestiek opnemen, maar een drumstel wordt natuurlijk in de eerste plaats met dichtbij geplaatste microfoons opgeno­men. Het type en de plaats van de gebruikte micro­foons kunt u voor ieder instrument in het drumstel afzonderlijk instellen.
Opmerking:
nische drums, TR-808/909 Kits, cymbalen of percussie.
Microfooninstellingen kunt u voor de volgende trig­ger-ingangen maken:
1, 2 (KICK, SNARE) o o
3~6 (TOM1~4) o
7~12
o: instelbaar –: niet instelbaar
Microfoontype kiezen
Deze parameter is niet beschikbaar voor electro-
Trigger-nummer Type Plaatsing
(KICK)
Condenser Geluid van een condensatormicrofoon.
Dynamic 1 Geluid van een dynamische microfoon.
Geluid van een dynamische microfoon
Dynamic 2
Condenser Geluid van een condensatormicrofoon.
Dynamic Geluid van een dynamische microfoon.
Lo-Fi
met geaccentueerde midden- tot hogeto­nen.
(SNARE)
Levert extra lage tonen en klinkt een beetje “smerig”.
Microfoonplaatsing kiezen
1) Druk op [STUDIO]-[F1 (MIC)].
U komt terecht op de “MIC”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op “Mic Position”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Parameters
Mic Position: . . . Outside, Standard, Inside
Outside
Standard
Inside
Microfoon die dicht bij het vel is geplaatst om meer “Attack” op te nemen.
Standaard microfoonplaatsing voor een natuurlijk geluid.
Microfoon die in de ketel is geplaatst om minder Attack en meer “body” op te nemen.
1) Druk op [STUDIO]-[F1 (MIC)].
U komt terecht op de “MIC”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op “Mic Type”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Parameters
Mic Type: . . . . . . Condenser, Dynamic 1, Dynamic
2 (KICK)
. . . . . . . . . . . . . . Condenser, Dynamic, Lo-Fi
(SNARE)
52

4.3 Instellingen voor instrumentgroepen

Studio-parameters Instellingen voor individuele instrumenten
De instellingen waarover we het hieronder hebben gelden telkens voor alle instrumenten uit één van de drie groepen: de Drum Kit, de Percussion Group en de begeleidingspartijen.
Opmerking:
gebruikt wanneer u de TD-10 als MIDI-klankmodule laat fungeren. Dat neemt overigens niet weg dat u de instrumen­ten uit deze groep ook aan pads kunt toewijzen. Meer over deze groep vindt u op blz. 88.
De Percussion Groep is de klankverdeling die u

Ambience Send Level per groep instellen

Met de onderstaande parameters kunt u het volume van het Ambience-geluid aanpassen voor een instru­mentgroep in zijn geheel. Dat werkt uiteraard sneller dan het individueel aanpassen van het Send-niveau per instrument.
1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]­[F2 (GR-SND)].
U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina.
2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u instellin­gen wilt maken (“DRUMS”, “PERC”, “PART”).
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Referentie Referentie Referentie
Parameters
Ambience Group Send: 0~127
DRUMS
PERC
PA RT
Hiermee regelt u het Ambience-volume voor de volledige Drum Kit.
Hiermee regelt u het Ambience-volume voor de volledige Percussion Group.
Hiermee regelt u het Ambience-volume voor de sequencerpartijen (Part 1, Part 2 en Bass).
53
TD-10 Handleiding

Control Room-instellingen

5.
Bij het tot stand brengen van een drumgeluid voor een opname of concert vindt veel werk plaats achter de mengtafel. Vandaar dat we de TD-10 een inge­bouwde mengtafel hebben meegegeven met 12 kana­len, waarvan 10 met individuele compressie en Equalizing en een reeks digitale effecten.
Afkortingen in het display
TRIGGER INPUT-connectors K= Kick
Sn= Snare T1= Tom1 T2= Tom2 T3= Tom3 T4= Tom4 HH= HiHat C1= Crash 1 C2= Crash 2 Rd= Ride Cymbal A1= AUX1 A2= AUX2

5.1 Instellingen voor individuele instrumenten

Voor elk van de onderstaande functies volstaat het dat u op de pad, waarvoor u instellingen wilt maken, slaat om op de betreffende pagina terecht te komen. Hebt u geen pads aangesloten, dan kunt u deze keuze ook maken met de [TRIG SELECT]-knop op de TD-10 zelf.

Volume aanpassen

Hiermee past u het volume van iedere pad aan.
De cursor gaat automatisch naar de fader die over­eenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.
3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.
Parameter
Volume: . . . . . . . 1~127

Stereopositie aanpassen

Hiermee bepaalt u de positie van iedere pad in het stereobeeld.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F2 (PAN)].
U komt terecht op de PAN-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor gaat automatisch naar de fader die over­eenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.
3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.
Parameters
Pan: . . . . . . . . . . L15~Center~R15

Effectvolume aanpassen

Hiermee bepaalt u in welke mate iedere pad naar de effecten wordt gestuurd.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)].
U komt terecht op de “VOLUME”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
54
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F1 (FXSEND)].
U komt terecht op de “EFFECT”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor gaat automatisch naar de fader die over­eenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.
Control Room-instellingen Instellingen voor individuele instrumen-
3) Kies met de [INC/DEC]-knoppen, het [VALUE]­wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waar­de.
Parameter
Send Level: . . . . . 0~127

Uitgangen toewijzen

De uitgangstoewijzing voor individuele pads gebeurt aan de hand van een matrix in het display. De verti­cale lijnen in deze matrix staan voor de triggernum­mers, terwijl de horizontale lijnen de mogelijke uit­gangen voorstellen. Aan de zwarte punten kunt u zien welke pad aan welke uitgang is toegewezen.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]­[F3 (OUTPUT)].
U komt terecht op de “OUTPUT”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor gaat automatisch naar de verticale lijn die overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.
3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.

Dynamiek (Compressor)

Voor elk van de trigger-ingangen 1~10 is er een indi­viduele compressor voorhanden. Een compressor haalt volumepieken uit het signaal. Op die manier wordt het opnamemedium of de versterking van oversturing gevrijwaard. U kunt een compressor echter ook puur esthetisch gebruiken, om het geluid wat meer “druk” en doorzettingsvermogen te geven.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)].
U komt terecht op de “COMPRESSOR/LIMITER”­pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel­len.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Op deze pagina schakelt u met [F1] de compressor in/uit. Met de [F2], [F3] en [F4] knoppen plaatst u de cursor respectievelijk op “Attack”, “Release” of “Output”.
Referentie Referentie Referentie
Afkortingen in deze display-pagina
Uitgangen: M= MASTER
1= DIRECT 1 2= DIRECT 2 3= DIRECT 3
Opmerking:
het frontpaneel) heeft geen invloed op het volume van de DIRECT 1-, DIRECT 2- en DIRECT 3-uitgangen.
Toepassingsvoorbeelden
Zoals u ziet, zijn de DIRECT-uitgangen uitgevoerd als drie stereoparen. Niets belet u echter om deze te gebruiken als 6 mono-uitgangen (of een combinatie van stereo- en mono-uitgangen). U kunt dat doen door een geluid volledig naar rechts of links (R15/ L15) te “pannen” (zie “Stereopositie aanpassen” op blz. 54). Als u veel geluiden extern wilt bewerken kunt u zelfs de MASTER-uitgangen op deze manier gebruiken, wat u 8 individuele uitgangen oplevert.
De [MASTER]-volumeregelaar (rechtsboven op
55
TD-10 Handleiding
Parameters
Bypass (OFF, ON)
AT TAC K (0.05~50 ms)
RELEAS (0.05~2000 ms)
OUTPUT (-60~+12 dB)
Threshold (-, 99~0)
Ratio (1:1~90:1, :1)
Hiermee schakelt u de compressor in (ON) en uit (OFF).
Hiermee bepaalt u hoe snel de compressor het volume vermin­dert.
Hiermee bepaalt u hoe snel het volume opnieuw naar de oorspron­kelijke (niet bewerkte) waarde terugkeert.
Hiermee compenseert u het volu­meverlies dat optreedt wanneer de compressor in werking is (met deze parameter zorgt u dat het volume voor “ON” en “OFF” gelijk is).
Hiermee bepaalt u vanaf welk ingangsniveau de compressor begint te werken.
Hiermee bepaalt u de compressie­verhouding, volgens de formule “ingangssignaal : gecomprimeerd signaal”.

Equalizer

Per instrument is er een tweebands-equalizer voor­zien (enkel voor de trigger-ingangen 1~10).
Opmerking:
AUX1-, 2-trigger-ingangen.
Deze parameter is niet beschikbaar voor de
Parameters
TYPE Peak, LShelv, HShelv
Peak: Zowel frequenties boven als onder de gekozen waarde worden versterkt/verzwakt. LShelv: De gekozen frequentie en alle lagere frequenties worden versterkt/verzwakt. HShelv: De gekozen frequentie en alle hogere frequenties wor­den versterkt/verzwakt.
Hiermee bepaalt u de breedte van het frequentiebereik dat
Q
0.5, 1.0~20 (stappen van 1.0)
FREQ (20Hz~20kHz)
GAIN (–15~0~+15dB)
GAIN
0
wordt versterkt/verzwakt (m.a.w. hoeveel frequenties er links en rechts van de kantelfrequentie worden “meegenomen”). Hoe lager de Q, hoe breder het fre­quentiebereik.
Hiermee bepaalt u de frequentie die wordt versterkt/verzwakt. Wilt u bv. hogetonen bijregelen, dan kiest u een hoge frequentie.
Hiermee bepaalt u in welke mate de gekozen frequenties worden versterkt (+) of verzwakt (–).
Peak
HShelvLShelv
Frequentie
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)].
U komt terecht op de “EQ”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel­len.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Op deze pagina schakelt u met [F1] de Equalizer in/ uit. Met de [F3] en [F4] knoppen plaatst u de cursor respectievelijk op “LOW” en “HIGH”.
56
FREQ
0
Q

5.2 Instellingen voor de volledige Drum Kit

Effect Return Level aanpassen

Met de onderstaande parameter kunt u het globale effectvolume voor de Drum Kit, Percussion Group en de begeleidingspartijen instellen.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)].
U komt terecht in de “EFFECT GROUP”-pagina.
Control Room-instellingen Instellingen voor de volledige Drum Kit
2) Plaats de cursor op “Return Level”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Parameter
Return Level: . . . 0~127

Effecttype kiezen

De TD-10 heeft 30 digitale effecttypes aan boord, die u met een knopdruk kunt selecteren. Verder kunt u elk van die effecten nog precies naar uw hand zetten (zie “Effecten editen” op blz. 57).
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F3 (FXTYPE)].
U komt terecht op de “EFFECT TYPE”-pagina.
2) Plaats de cursor op de effectnaam.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste effecttype:
Hall Reverb 1, 2, 3 – Room Reverb 1, 2, 3 – Plate Reverb 1, 2, 3
Hall en Room simuleren respectievelijk de akoestiek van een zaal en een kamer, terwijl Plate een plaat­galm nabootst (een mechanisch apparaat waarbij galm werd opgewekt door een trillende metalen plaat).
Gate Reverb 1, 2, 3 – Non Linear 1, 2
Deze galmeffecten sterven niet geleidelijk uit, maar worden abrupt afgesneden. Dat stelt u in staat om veel galm toe te voegen zonder in een ongedefinieer­de geluidsbrij te belanden. De manier waarop de galm evolueert voor Gate Reverb ziet er anders uit dan voor Non Linear:
Volume
Gate Non Linear
Tijd
geluid maken, dat over links en rechts gespreid wordt.
Beat Delay 1, 2
Dit effect synchroniseert de vertragingen met het tempo van de sequencer. In tegenstelling tot Delay 1, 2 kunt u hier de vertragingstijd daarom ook in noot­waarden specifiëren. Kiest u bijvoorbeeld “16” (16de noot), dan wordt het geluid steeds één zestiende noot vertraagd – handig als u op een bepaald moment het tempo van de sequencer wijzigt.
Chorus Delay 1, 2
Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook door een Chorus-effect gehaald (dat maakt het geluid voller en breder).
Flanger Delay 1, 2
Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook door een Flanger-effect gehaald (een Flanger produ­ceert een modulatie die doet denken aan een opstij­gende straaljager).
Phaser Delay 1, 2
Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook door een Phaser-effect gehaald (een Phaser voegt een uitgesproken modulatie toe aan het geluid).
Pitch Shift Delay 1, 2
Bij iedere herhaling van het geluid verschuift de toonhoogte.
3D-Delay 1, 2, Flying 3D-Delay
Dit is ook een vertragingseffect, maar dan eentje waarbij de vertragingen rond uw hoofd lijken te zwe­ven – vandaar de naam.
Opmerking:
neer u de TD-10 in stereo versterkt. Bovendien moeten de luidsprekers op een bepaalde manier worden opgesteld, zie blz. 60.
Deze 3D-effecten komen pas tot hun recht wan-

Effecten editen

Ieder effecttype heeft een aantal parameters, die u kunt instellen om het effect helemaal “op smaak te brengen”. Als u in gedachten houdt dat “Ambience” bedoeld is om de natuurlijke akoestiek van de ruimte rond het drumstel toe te voegen, dan kunt u de effec­ten ook daadwerkelijk als “effecten” gebruiken en specifieke “kleurtjes” geven aan individuele instru­menten. (Hoe u het effectvolume voor individuele
Referentie Referentie Referentie
Delay 1, 2
Dit effect produceert herhalingen (echo’s) van het ingangssignaal. Door voor links en rechts verschil­lende vertragingstijden te kiezen kunt u een breed
57
TD-10 Handleiding
instrumenten kunt instellen leest op blz. 54). Laat uw verbeelding de vrije loop!
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)].
U komt terecht op de “EFFECT TYPE”-pagina.
2) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-
len.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Parameters voor Hall Reverb 1, 2, 3/Room Reverb 1, 2, 3/Plate Reverb 1, 2, 3
Reverb Time (0.1~25 sec)
Pre Delay (0~200 ms)
High Cut Freq (500~20k Hz)
Spread (0~15)
Hiermee bepaalt u de duur van de galm.
Hiermee kiest u het tijdsinterval tus­sen het begin van het ingangssignaal en het begin van de galm. Als u hier hogere waarden kiest lijkt de gesimu­leerde ruimte groter te worden.
Hiermee haalt u hoge tonen uit het galmgeluid. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de galm.
Hiermee bepaalt u de “breedte” (ver­deling over het linker- en rechterka­naal) van de galm. Hoe hoger de waarde, hoe breder de galm.
Parameters voor Delay 1, 2
Delay Time (0~1200ms)
Shift (L1200~ 0~R1200 ms)
Feedback Level (0~127)
High Damp Freq (500~20k Hz)
Hiermee bepaalt u het vertragings­interval.
Het tijdsinterval tussen de linker- en rechtervertraging. Bijvoorbeeld: u kiest een Delay Time van 400ms en een Shift-waarde van L100ms. In dat geval wordt het geluid van het rech­terkanaal 400ms vertraagd, terwijl in het linkerkanaal een vertraging van 400 + 100= 500ms geldt. De som van Delay Time en Shift kan nooit groter zijn dan 1200ms.
Hiermee bepaalt u het aantal herha­lingen van de Delay.
Hiermee maakt u het geluid van de Delay helderder/doffer. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de Delay.
Parameters voor Beat Delay 1, 2
Hiermee kiest u de nootwaarde waar­aan u de vertragingen wilt laten beantwoorden: 16: 16de noten 8T: 8ste noot-triolen
Delay Time (16~2)
16F: gepunte 16de noten 8: 8ste noten 4T: kwartnoot-triolen 8F: gepunte 8ste noten 4: kwartnoten ( q ) 2T: halve noot-triolen 4F: gepunte kwartnoten 2: halve noten
Parameters voor Gate Reverb 1, 2/Non Linear 1, 2
Gate Time (10~400ms)
Pre Delay (0~200 ms)
High Cut Freq (500~20k Hz)
Density (0~127)
Hiermee bepaalt u de duur van de galm.
Hiermee kiest u het tijdsinterval tus­sen het begin van het ingangssignaal en het begin van de galm. Als u hier hogere waarden kiest, lijkt de gesi­muleerde ruimte groter te worden.
Hiermee haalt u hoge tonen uit het galmgeluid. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de galm.
Hiermee bepaalt u hoe “dik” de galm klinkt. Hoe hoger de waarde, hoe “vetter” de galm.
58
Shift (L2~L16, 0, R2~R16)
Feedback Level (0~127)
High Damp Freq (500~20k Hz)
Hiermee kiest u het tijdsinterval tus­sen de linker- en rechtervertraging. Bijvoorbeeld: u kiest een Delay Time van “16” en een Shift-waarde van “L16”. In dat geval hoort u rechts een patroon van 16de noten, terwijl u in het linkerkanaal datzelfde patroon hoort, maar dan 1/16de noot later. De som van Delay Time en Shift kan nooit groter dan 1200ms.
Hiermee bepaalt u het aantal herha­lingen van de Delay.
Hiermee maakt het geluid van de Delay helderder/doffer. Hoe lager deze waarde, hoe “donkerder” de Delay.
Control Room-instellingen Instellingen voor de volledige Drum Kit
Parameters voor Chorus → Delay 1, 2
Hiermee bepaalt u de modulatiefre­Rate (0.1~10.0Hz)
quentie van de Chorus. Hogere waar-
den zorgen voor een snellere modu-
latie.
Hiermee bepaalt u de modulatie­Depth (0~127)
diepte van de Chorus. Hogere waar-
den zorgen voor een intensere modu-
latie.
Delay Time (0~500ms)
Feedback Level (0~127)
Opmerking:
Hiermee bepaalt u het vertragings-
interval.
Het aantal herhalingen van de Delay.
Wilt u enkel het Chorus-effect gebruiken, zet
Delay Time en Feedback dan op “0”.
Parameters voor Flanger → Delay 1, 2
Hiermee bepaalt u de modulatiefre­Rate (0.1~10.0Hz)
quentie van de Flanger. Hogere waar-
den zorgen voor een snellere modu-
latie.
Depth (0~127)
Delay Time (0~500ms)
Feedback Level (0~127)
Opmerking:
Modulatiediepte van de Flanger.
Hogere waarden zorgen voor een
intensere modulatie.
Het vertragingsinterval.
Het aantal herhalingen van de Delay.
Wilt u enkel het Flanger-effect gebruiken, zet
Delay Time en Feedback dan op “0”.
Parameters voor Phaser → Delay 1, 2
Parameters voor Pitch Shift Delay 1, 2
Hiermee bepaalt u de hoeveelheid Pitch Shift (-12~0~+12)
toonhoogteverschuiving (in stappen
van een halve toon). Zo betekent
“+1” een halve toon hoger.
Delay Time (0~500ms)
Het vertragingsinterval.
Het aantal herhalingen van de Delay.
Bij waarden van 2 of hoger wordt het Feedback Level (0~127)
geluid bij iedere herhaling nogmaals
in toonhoogte verschoven volgens
het interval dat u met Pitch Shift
hebt gespecifieerd.
High Cut Freq (500~20k Hz)
Hiermee haalt u hoge frequenties uit
het vertraagde geluid. Hoe lager deze
waarde, hoe “donkerder” het geluid.
Parameters voor 3D-Delay 1, 2
Delay Time (0~1200ms)
Shift (L1200~ 0~R1200 ms)
Feedback Level (0~127)
Speaker Angle (0~90°)
Hiermee bepaalt u het vertragings-
interval.
Hiermee kiest u het tijdsinterval tus-
sen de linker- en rechtervertraging.
De som van Delay Time en Shift kan
nooit groter dan 1200ms.
Het aantal herhalingen van de Delay.
De hoek van waaruit de luidspreker
geluid afstraalt. We bedoelen dus niet
dat u, in functie van deze parameter,
met uw luidsprekers moet gaan zeu-
len. Deze parameter biedt veeleer een
impressie van de klankverschillen die
u zou horen, als u uw luidsprekers
verplaatst. De onderstaande afbeel-
ding maakt dat nog eens duidelijk.
Referentie Referentie Referentie
Hiermee bepaalt u de modulatiefre­Rate (0.1~10.0Hz)
quentie van de Phaser. Hogere waar-
den zorgen voor een snellere modu-
latie.
Depth (0~127)
Delay Time (0~500ms)
Feedback Level (0~127)
Opmerking:
De modulatiediepte van de Phaser.
Hogere waarden zorgen voor een
intensere modulatie.
Het vertragingsinterval.
Het aantal herhalingen van de Delay.
Wilt u enkel het Phaser-effect gebruiken, zet
Delay Time en Delay Feedback dan op “0”.
Richting van waaruit u het geluid hoort
Fysieke positie van de luidsprekers
Angle
Angle
30˚ 30˚
59
TD-10 Handleiding
Parameters voor Flying 3D-Delay 1, 2
Delay Time (0~1200ms)
Feedback Level (0~127)
Rotation (-150~0~ +150RPM)
High EQ Gain (0~+10)
Hiermee bepaalt u het vertragings­interval.
Het aantal herhalingen van de Delay.
Het aantal omwentelingen per minuut. Bij positieve waarden wordt er naar rechts gedraaid, bij negatieve naar links.
Hiermee regelt u de hoge tonen van het vertraagde geluid.

Volume instellen voor individuele groepen

1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4
2) Plaats de cursor op de gewenste groep (“Drums”,
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de

5.3 Instellingen voor volledige groepen

Een aantal effectinstellingen kunt u maken voor de Drum Kit, Percussion Group of begeleidingspartijen in hun geheel.
Opmerking:
gebruikt wanneer u de TD-10 als MIDI-klankmodule laat fungeren. Dat neemt overigens niet weg dat u de instrumen­ten uit deze groep ook aan pads kunt toewijzen. Meer over deze groep vindt u op blz. 88.
De Percussion Groep is de klankverdeling die u
Voor de drum kit en de slagwerkgroep kunt u het totaalvolume regelen.
(GRPVOL)].
U komt terecht op de “GROUP VOLUME”-pagina.
of “Perc”).
gewenste waarde.
Parameter
Group Volume: 0~127
DRUMS
PERC
Hiermee regelt u het totaalvolume van de Drum Kit.
Hiermee regelt u het totaalvolume van de Percussion Group.

Effect Send Level voor een volledige groep aanpassen

Voor elk van de drie instrumentgroepen kunt u bepalen in welke mate hij naar het effect wordt gezonden.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)].
U komt terecht op de “EFFECT GROUP”-pagina.
2) Plaats de cursor op de gewenste groep (“Drums”, “Perc” of “Part”).
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Parameters
Group FX Send: 0~127
Drums
Perc
Part
Hiermee bepaalt u in welke mate de Drum Kit naar het effect wordt gezonden.
Hiermee bepaalt u in welke mate de Percus­sion Group naar het effect wordt gezonden.
Hiermee bepaalt u in welke mate de begelei­dingspartijen naar het effect wordt gezonden.
60
6.
Sequencer Basisbediening van de sequencer

Sequencer

De sequencer van de TD-10 werkt met vier Parts (te vergelijken met 4 sporen). Met de Drum Part neemt u op/geeft u weer wat u speelt op de pads of op een externe MIDI-stuurbron. De overige drie Parts (Part 1 & 2 en de Bass Part) dienen voor melodische bege­leidingspartijen.
Partijen voor deze vier Parts neemt u op in de vorm van patronen (Patterns). Om u op weg te helpen heb­ben we in de fabriek reeds 50 patronen voorgepro­grammeerd (Preset Patterns 1~50). Deze patronen kunt u niet wissen (zie blz. 67) of opnieuw opnemen. Dat kan wel met de User Patterns (51~100). Wilt u één van de melodische Parts (Part 1, Part 2 of Bass) opnemen, dan moet u een extern MIDI-klavier aan­sluiten. Voor de Drum Part kunt u de pads of een externe MIDI-stuurbron gebruiken.

6.1 Basisbediening van de sequencer

Onder “SEQUENCER” op het frontpaneel vindt u een aantal knoppen waarmee u de transportfuncties van de sequencer aanstuurt en de voornaamste dis­play-pagina kiest. Het “basisscherm” van de sequen­cer kiest u door op [PATTERN] te drukken.
Hiermee kiest u patronen. Dit is de
[PATTERN]
[PART]
[TEMPO] Hiermee stelt u het tempo in.
[CLICK]
[STOP]
[PLAY]
[REC]
[CURSOR]
voornaamste display-pagina voor de sequencer.
Hiermee belandt u bij de instellingen voor individuele Parts.
Hiermee schakelt u de metronoom in en uit.
Hiermee stopt u de weergave. Door hier nogmaals op te drukken keert u terug naar het begin van de song.
Hiermee start u de weergave van de sequencer.
Hiermee kiest u opname-pauze, wat u meteen naar de display-pagina met opname-instellingen brengt.
Met de linkerknop spoelt u terug, met de rechterknop vooruit. Met de “omhoog” knop gaat u naar het begin van een patroon, met de “omlaag” knop naar het einde. Zie de afbeelding hieronder.
Begin van het patroon
Volgende maatVorige maat
Referentie Referentie Referentie
Einde van het patroon
In de uitleg hieronder krijgt u meer details over de werking van al deze knoppen.

Preset-patronen gebruiken

Zoals gezegd, kunt u de inhoud van een Preset­patroon niet wijzigen. Probeert u dat toch te doen, dan krijgt u de volgende prompt te zien:
Dit betekent dat gemaakte wijzigingen niet worden onthouden (“retained”). U kunt dus wel wat rond­stoeien met de instellingen van dit patroon, maar zodra u een ander patroon kiest worden de wijzigin-
61
TD-10 Handleiding
gen gewist. Wilt u nu toch op basis van dit Preset­patroon een nieuw patroon maken, dan moet u het naar een geheugenplaats voor een User-patroon kopiëren (zie blz. 68).

6.2 Tempo instellen

Tempo voor individuele patronen
Het tempo dat u voor het geselecteerde patroon spe­cifieert wordt automatisch in het geheugen vastge­legd.
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F2 (SETUP)].
U komt terecht op de “PATTERN SETUP”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Pattern Tempo”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.
Pattern Tempo: 20~260 ( q /BPM)
Tempo van het weergegeven patroon tijdelijk wijzigen
Terwijl u een patroon weergeeft kunt u ook het tem­po aanpassen. Deze wijziging is echter slechts tijde­lijk en wordt ongedaan gemaakt zodra u een ander patroon kiest.
1) Druk op [TEMPO].
U komt terecht op de “TEMPO”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.
TEMPO: 20~260 ( q /BPM)

6.3 Weergavefuncties

Patroon kiezen

1) Druk op [PATTERN].
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste patroon.
Inhoud van de display-pagina:
1
2
45
1 Nummer van het geselecteerde patroon. 2 Nummer van de weergegeven maat. 3 Telindicators (één, twee, drie, vier,…). 4 Weergavemethode (andere display-pagina). 5 Part aan/uit-status (zie blz. 71).
Opmerking:
voor dienen wordt hieronder uitgelegd.

Patronen kiezen uit een lijst

Net zoals drum kits en instrumenten kunt u ook patronen kiezen uit een lijst van namen. Zoals u in de onderstaande afbeelding kunt zien, wordt in de lijst van links naar rechts de naam van het patroon (Name), de maatsoort (Beat), het aantal maten (Len) en het type patroon (Type) afgebeeld.
Waar de functieknoppen [F1]~[F4] in dit geval
3
62
1) Druk op [PATTERN]-[F1 (LIST)].
U komt terecht op de “PATTERN LIST”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]-knoppen het gewenste patroon.
Sequencer Instellingen voor de metronoom
Functieknoppen
[F1 (PAGE )]
[F2 (PAGE
[F3 (MEMORY)]
[F4 (NEW)] Hiermee kiest u een leeg patroon.
)]
Hiermee kiest u de vorige pagina van de lijst.
Hiermee kiest u de volgende pagina van de lijst.
Hiermee roept u de resterende hoeveelheid geheugen en het aan­tal patronen op.

Weergavemethode selecteren

U kunt een patroon op drie manieren laten weerge­ven:
Loop
One Shot
Ta p
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F3 (TYPE)].
U komt terecht op de “PATTERN TYPE”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Play Type”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
Mogelijke toepassingen van deze functies
Loop: Weergeven in een lus is handigbij het oefenen of wanneer u een doorlopende begeleiding tijdens een optreden wilt.
One Shot: Tijdens een optreden kunt u deze optie bij­voorbeeld gebruiken om met één slag een schitte­rende Fill te spelen. Een andere mogelijkheid is om een leeg patroon aan een pad toe te wijzen en dit te gebruiken als “stop”­schakelaar voor een patroon dat u met een andere pad aanstuurt.
Tap: Helemaal het einde tijdens een optreden! Als u een melodielijn programmeert in een patroon waar­voor u “Tap” kiest, hoort u, telkens wanneer u op de betreffende pad slaat, de volgende noot van de melo­die. Als u bv. een baslijn op deze manier aanstuurt met de basdrum, zitten de twee partijen perfect “Tight”. Het is zelfs mogelijk een “Reset Time” (Off,
0.1~4.0) te specifiëren, dat is een tijdsinterval. Als het interval voorbijgaat zonder dat u de pad aanraakt, wordt er teruggekeerd naar het begin van het patroon.
Het patroon wordt voortdurend herhaald tot u op [STOP] drukt.
Het patroon wordt slechts één keer weer­gegeven.
Zie blz. 82. Hiermee kunt u een patroon noot voor noot weergeven (telkens wan­neer u op [PLAY] drukt, hoort u een noot).
Opmerking:
en One Shot. QuickPlay start de weergave van het patroon vanaf de eerste noot (het eerste “event”), zelfs wanneer u tij­dens de opname van het patroon aan het begin een pauze hebt gelaten. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer u zonder metronoom hebt opgenomen en dus eigenlijk “naast het tempo” hebt gespeeld.
QuickPlay is een aanvullende functie voor Loop

6.4 Instellingen voor de metronoom

Metronoomklik in- en uitschakelen, volume regelen

Met [CLICK] schakelt u de metronoom in en uit. Het volume van de klik kunt u regelen met de [CLICK]-regelaar van de groepfaders.

Tempo instellen

Ook wanneer er geen patroon wordt weergegeven kunt u de metronoom laten lopen en het tempo aan­passen. Bedenk daarbij wel dat, zodra u een ander patroon kiest, het tempo van dat patroon wordt overgenomen.
1) Druk op [TEMPO].
U komt terecht op de “TEMPO”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.
TEMPO:. . . . . . . 20~260 ( q /BPM)

Maatsoort en klik-interval kiezen

1) Druk op [CLICK]-[F1 (INTRVL)].
U komt terecht op de “CLICK”-pagina.
2) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel­len.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Opmerking:
noom te wijzigen terwijl een patroon wordt weergegeven. De metronoomklik neemt steeds de maatsoort van het patroon over.
Parameters
Time Signature (maatsoort): teller= 0~13 (aantal tel­len per maat), noemer= 2, 4, 8, 16 (nootwaarde van een tel).
Interval: 1/2 (halve noot), 3/8 (gepunte kwartnoot), 1/4 (kwartnoot), 1/8 (achtste noot), 1/12 (12de noot), 1/16 (16de noot).
Het is niet mogelijk de maatsoort voor de metro-
Referentie Referentie Referentie
63
TD-10 Handleiding

Klikgeluid kiezen

Met welk geluid de metronoom “tikt” kiest u zelf. U hebt daarbij 16 opties, waaronder zelfs een menselij­ke stem.
1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].
U komt terecht op de “CLICK”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Inst”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Parameter
Inst:. . . . . . . . . . . Voice, Click, Claves, Wood Block,
Triangle, Cowbell, Conga, Talking Drum, Maracas, Cabasa, Cuica, Agogo, Tambourine, Snaps, 909 Snare, 808 Cowbell

Klikgeluid met Ambience bewerken

U kunt het klikgeluid ook bewerken met het Ambience-effect van de geselecteerde Drum Kit.
1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].
U komt terecht op de “CLICK”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Ambience Level”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].
U komt terecht op de “CLICK”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Pan”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste stereopositie: “L15” is uiterst links, “Cen­ter” is in het midden en “R15” is uiterst rechts.
Pan: L15~Center~R15

Uitgang voor de metronoom

Met de onderstaande parameter kiest u de uitgang waar het klikgeluid naartoe wordt gestuurd.
1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].
U komt terecht op de “CLICK”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Output”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Output: . . . . . . . Master, Phones Only
Het signaal wordt naar de MASTER
Master
Phones Only
OUT- en PHONES-uitgangen gestuurd.
Het signaal wordt enkel naar de PHONES-uitgang gestuurd.
Ambience Level: 0~127

Effecten voor de metronoom

U kunt de klik ook naar de effecten zenden. In som­mige gevallen levert dat misschien een aangenamer geluid op. Zorg in dat geval wel dat de globale effect­schakelaar actief is (ON) (zie blz. 23).
1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].
U komt terecht op de “CLICK”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Fx Send Level”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
FX Send Level: 0~127
Opmerking:
toegewezen onder [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)].
U hoort het effect dat aan de geselecteerde Kit is

Stereopositie aanpassen

U kunt de klik gelijk welke plaats in het stereobeeld geven. Hebt u echter de hoofdtelefoon als enige actieve uitgang gekozen (Phones Only, zie hieron­der), dan hoort u de klik in het midden van het ste­reobeeld, ongeacht de instelling van de onderstaande parameter.
64
Sequencer Instellingen voor de metronoom

6.5 Opnemen

De sequencer kan opnemen wat u speelt op de pads of op een extern MIDI-klavier. Alles wordt exact zo opgenomen als u het speelt, de precieze bewegingen van het HiHat pedaal en de plaats waar u het vel van de pads raakt incluis.
Opmerking:
een cymbaalpad (zie blz. 20) worden niet opgenomen.
Opmerking:
TD-10 niet onuitputtelijk is. Er zijn weliswaar 50 User­patronen, maar het beschikbare geheugen staat in functie van de hoeveelheid data die in elk van die patronen wordt opge­nomen.

Basiswerkwijze voor de opname

De beschreven werkwijze geldt zowel voor het opne­men met pads als met een MIDI-klavier.
Kies een leeg patroon
“Schuiven” met de Brushes en het dempen van
Houd er rekening mee dat het geheugen van de
Opmerking:
hoeft u Length niet te specifiëren. De opname blijft doorlopen tot u op [STOP] drukt, en het aantal opgenomen maten wordt automatisch de waarde voor “Length”.
Opmerking:
volgende punten 3 en 4 over.
Als u een “Replace”-opname maakt (zie blz. 65)
Maakt u een opname met pads, sla dan de nu
Kies een MIDI-kanaal
Zorg dat het zendkanaal van uw klavier overeenkomt met het MIDI-kanaal van de Part die u wilt aanstu­ren/opnemen.
Elk van de vier Parts heeft zijn eigen MIDI-kanaal. Bij levering zijn deze als volgt ingedeeld:
All Drums= MIDI-kanaal 10 Part 1= MIDI-kanaal 5 Part 2= MIDI-kanaal 6 Bast= MIDI-kanaal 2
(Als u wilt, kunt u een ander MIDI-kanaal kiezen: druk op [SETUP] en vervolgens op [F2] (MIDI)].)
Kies een instrument
Referentie Referentie Referentie
1) Druk op [PATTERN]-[F4 (NEW)].
Er wordt nu automatisch een leeg patroon geselec­teerd.
Opmerking:
geen leeg patroon worden geselecteerd. U moet dan eerst de inhoud van een patroon wissen (zie “Patroon wissen (Clear)” op blz. 69).
Als alle patronen reeds data bevatten, kan er
Kies de maatsoort en het aantal maten
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F2 (SETUP)].
U komt terecht op de “PATTERN SETUP”-pagina.
2) Plaats de cursor op de gewenste parameter.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Time Signature (maatsoort): teller= 1~13, noemer= 2, 4, 8, 16
Length (bars): 1~99 maten
1) Druk op [Part]-[F1 (INST)].
U komt terecht op de “PART INST”-pagina.
2) Druk op [F1]~[F3] om de Part te kiezen die u wilt opnemen.
Met de [F1]~[F3] knoppen kiest u respectievelijk Part 1, Part 2 en de Bass Part.
3) Plaats de cursor op “INST”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een begeleidingsinstrument of drum kit.
Kies een opnamemethode
1) Druk op [PATTERN]-[REC].
U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Rec Mode”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste opnamemethode.
65
TD-10 Handleiding
Rec Mode: . . . . . Loop All, Loop 1, Loop 2, Loop 4,
Loop 8, Replace
Het volledige patroon wordt herhaald; bij
Loop All
Loop 1~8
Replace
iedere herhaling kunt u een partij toevoe­gen (“overdubben”).
Hiermee kunt u in een lus van respectieve­lijk 1, 2, 4 of 8 maten opnemen.
De opname blijft lopen tot u op [STOP] drukt. Alle aanwezige data worden door de nieuwe opname gewist.
Kies het tempo
1) Druk op [TEMPO].
U komt terecht op de “TEMPO”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.
2) Wilt u een aftel voor de weergave, kies dan “PLAY”. Wilt u hem echter voor de opname, kies dan “REC”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Parameters
PLAY: OFF, 1 meas, 2 meas REC: OFF, 1 meas, 2 meas
OFF De opname/weergave begint zonder aftel.
1 meas
2 meas
De opname/weergave begint na een aftel van één maat.
De opname/weergave begint na een aftel van twee maten.

Opname starten op het moment dat u op een pad slaat

Met deze functie kunt u de opname automatisch laten starten op het moment dat u op een pad slaat.
Opmerking:
wordt de opname pas gestart na de aftel (die begint op het moment dat u op een pad slaat).
Als u een aftel hebt gespecifieerd (zie hierboven),
Opname
1) Druk vanuit opname-pauze (de “REC STANDBY”­pagina) op [PLAY] om de opname te starten.
2) Druk op [STOP] zodra u de opname hebt voltooid.

Rehearsal-functie

Tijdens een opname kunt u met de [REC]-knop tus­sen de opname- en oefenmode kiezen. Op die manier kunt u verschillende klanken, Fills of frases uitproberen zonder dat u de weergave van de sequencer hoeft te stoppen.
1) Start de opname.
2) Druk tijdens de opname op [REC].
De [REC]-indicator begint te knipperen. U kunt nu op de pads spelen (of op een MIDI-klavier) zonder dat er iets wordt opgenomen.
3) Druk nogmaals op [REC] om terug te keren naar de opname-mode.

Metronoom laten aftellen

U kunt de metronoom vóór de opname en/of weer­gave één of twee maten laten aftellen.
1) Druk op [CLICK]-[F3 (COUNT)].
1) Druk op [PATTERN]-[REC].
U komt terecht in de “REC STANDBY”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Hit Pad Start”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie (“ON” of “OFF”).

Timing automatisch verbeteren tijdens de opname (Quantize)

De Quantize-functie verbetert afwijkingen van de timing waarmee u een opname inspeelt. Met andere woorden: slagen die iets te vroeg of te laat komen worden netjes op hun plaats gezet. Om zijn werk naar behoren te kunnen doen moet de functie eerst weten wat de kleinste nootwaarde is die u gaat spe­len.
1) Druk op [PATTERN]-[REC].
U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Quantize”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
66
Sequencer Patronen editen
Quantize: . . . . . . 8ste noot, 8ste triool, 16de noot,
16de triool, 32ste noot, 32ste triool, 64ste noot, OFF

Data van een andere sequencer importeren

Via de MIDI INgang van de TD-10 kunt u data van­uit een andere sequencer importeren. Dat kan tege­lijk voor vier sporen: drie melodische en één drum­spoor. De enige voorwaarde is dat u de correcte instellingen voor de MIDI-kanalen en MIDI-syn­chronisatie maakt.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)].
U komt terecht op de “MIDI”-pagina.
2) Zorg dat het MIDI-kanaal van de TD-10 overeen­komt met het MIDI-kanaal van het zendend instru­ment (zie blz. 86).
3) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLO­BAL)].
U komt terecht op de “PATTERN GLOBAL”-pagi­na.
4) Plaats de cursor op “Sync Mode”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Auto”.
6) Druk op [PATTERN]-[REC].
U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina. De metronoom begint te tikken en u bent klaar voor de opname.
7) Plaats de cursor op “Rec Mode”.
8) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Replace”.
9) Start de weergave op het zendend instrument. De TD-10 begint automatisch synchroon op te nemen.
10)Eens het gewenste stukje is opgenomen stopt u de weergave op de externe sequencer.
De TD-10 stopt dan ook automatisch.

6.6 Patronen editen

3) Kies met de [INC/DEC]-knoppen, het [VALUE]­wiel of de cursorknoppen het gewenste karakter.
De volgorde waarin de karakters voorbijkomen staat afgebeeld onderaan de display-pagina.
Referentie Referentie Referentie
Functieknoppen
Zie “Functieknoppen” op blz. 42.

Patroon wissen (Erase)

Met deze functie wist u enkel de opgenomen data. Andere instellingen, zoals het aantal maten en de maatsoort, blijven ongewijzigd.
123456
123456
Lege maten
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F1 (ERASE)].
U komt terecht op de “ERASE PATTERN”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Pattern”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van het gewenste patroon.
4) Plaats de cursor op “Part”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Part die u wilt wissen.
6) Druk op [F4 (ERASE)].
In het display verschijnt een prompt die u om beves­tiging vraagt.
7) Druk op [F4 (EXEC)] om de data van het geselec­teerde patroon te wissen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te wissen.)

Patroon benoemen

Ieder patroon kan een naam krijgen van maximaal 8 tekens.
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F4 (NAME)].
U komt terecht op de “PATTERN NAME”-pagina.
2) Kies met de links/rechts [CURSOR]-knoppen het teken dat u wilt veranderen.
Het knipperende teken kunt u wijzigen.
67
TD-10 Handleiding

Maten uit een patroon wissen (Erase Pattern Measure)

Met deze functie wist u enkel de opgenomen data uit specifieke maten van een patroon. In de plaats van het gewiste deel komen lege maten, waarin u desge­wenst iets nieuws kunt opnemen.
123456
123456
Lege maten
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F1 (ERASE)]-
[F3 (MEAS)].
U komt terecht op de “ERASE PATTERN MEASU­RE”-pagina.
2) Plaats de cursor op de parameters waarmee u het
gedeelte specifieert dat u wilt wissen.
Van links naar rechts vindt u het patroon, de Part, de eerste maat en de laatste maat.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarden.
4) Druk op [F4 (ERASE)].
In het display verschijnt een prompt die u om beves­tiging vraagt.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te
wissen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terug­keren naar de vorige pagina zonder de data te wis­sen.)

Patroon kopiëren

Src
123456
Dst
123456
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F2 (COPY)].
U komt terecht in de “COPY PATTERN”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Src”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het patroon dat u wilt kopiëren.
4) Plaats de cursor op “Dst”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het patroon waarnaar u wilt kopiëren.
6) Druk op [F4 (COPY)].
In het display verschijnt een prompt die u om beves­tiging vraagt.
7) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terug­keren naar de vorige pagina zonder de data te kopiëren.)

Maten van een patroon/Part kopiëren

U kunt ook bepaalde maten van een Part of patroon kopiëren.
68
A B
Src
123456
Dst
123456
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F2 (COPY)]­[F3 (MEAS)].
Sequencer Patronen editen
U komt terecht op de COPY PATTERN MEASURE­pagina.
2) Kies in het “A”-gedeelte van het scherm de data die u wilt kopiëren.
Van links naar rechts ziet u hier het patroon, de Part, de eerste maat en de laatste maat. Ga met de cursor naar de gewenste parameter en kies met [DEC]/ [INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
3) Kies in het “B”-gedeelte van het scherm de plaats waarnaar u de data wilt kopiëren.
Van links naar rechts ziet u hier het patroon, het spoor en de eerste maat. Ga met de cursor naar de gewenste parameter en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Opmerking:
omdat automatisch het aantal maten wordt overschreven dat u hierboven in stap (2) hebt gespecifieerd.
U hoeft hier geen laatste maat te specifiëren,
4) Druk op [F4 (COPY)].
In het display verschijnt een prompt die u om beves­tiging vraagt.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terug­keren naar de vorige pagina zonder de data te kopiëren.)

Patroon wissen (Clear)

Hiermee worden ALLE data van een patroon gewist, wat inhoudt dat ook alle instellingen (maatsoort, lengte, tempo) opnieuw op de fabriekswaarden wor­den gezet.
123456

Maten van een patroon verwijderen (Clear)

Met deze functie wist u enkel specifieke maten van een patroon. De maten na het verwijderde deel schuiven naar voren. In tegenstelling tot de Erase­functie wordt hier “het gat dus gedicht”.
123456
1234
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F3 (CLEAR)]­[F3 (MEAS)].
U komt terecht op de CLEAR PATTERN MEASU­RE-pagina.
2) Kies het patroon en de maten die u wilt verwijde­ren.
Plaats de cursor op de diverse parameters waarmee u het gedeelte specifieert dat u wilt wissen. Van links naar rechts ziet u het patroon, de eerste maat en de laatste maat.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarden.
4) Druk op [F4 (CLEAR)].
In het display verschijnt een prompt die u om beves­tiging vraagt.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde maten te verwijderen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te verwijderen.)
Referentie Referentie Referentie
1
(Part-instellingen= fabriekswaarden.)
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F3 (CLEAR)].
U komt terecht op de “CLEAR PATTERN”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van het patroon dat u wilt wissen.
3) Druk op [F4 (CLEAR)].
In het display verschijnt een prompt die u om beves­tiging vraagt.
4) Druk op [F4 (EXEC)] om het patroon te wissen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder het patroon te wissen.)
69
TD-10 Handleiding

Patronen verbinden

U kunt twee patronen verbinden tot één nieuw patroon. Het patroon dat u voor “Dst” specifieert wordt het eerste, het patroon dat u voor “Src” speci­fieert wordt erachter geplakt. Het nieuwe patroon komt terecht op de plaats die u voor “Dst” speci­fieert.
Dst
1234
Dst
1234
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F4
(APPEND)].
U komt terecht op de APPEND PATTERN-pagina.
2) Plaats de cursor op “Src”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
patroon dat de “staart” van het nieuwe patroon moet vormen.
4) Plaats de cursor op “Dst”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
patroon dat zich vooraan moet bevinden.
6) Druk op [F4 (APPEND)].
In het display verschijnt een prompt die u om beves­tiging vraagt.
7) Druk op [F4 (EXEC)] om de patronen te verbinden.
(Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de operatie uit te voeren.)
Opmerking:
in een patroon dat meer dan 99 maten telt, dan verschijnt in het display “99 MEASURE MAXIMUM”. U kunt de APPEND-operatie dan niet uitvoeren.
Als de verbinding van patronen zou resulteren
Src
+
1234
APPEND
5678
6.7 Instellingen voor Part­instrumenten
Opmerking:
maken. Daarvoor moet u naar de “Control Room” van de Drum Kit (zie blz. 54).

Master Tuning (stemming)

Met de onderstaande parameters kunt u de stem­ming voor Part 1, Part 2 en de Bass Part aanpassen.
1) Druk op [PART]-[F3 (M TUNE)].
U komt terecht op de MASTER TUNE-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste instelling.
Master Tune: 415.3~466.2, stappen van 0,1 Hz
Opmerking:
opnieuw de standaard toonhoogte (440.0 Hz).

Instrumentkeuze en verwante instellingen voor individuele Parts

Hier kunt u, voor iedere Part individueel, het instru­ment kiezen en ook instellingen maken voor Ambience, Key Shift (transpositie in stappen van een halve toon) en Bend Range.
1) Druk op [PART]-[F1 (INST)].
U komt terecht op de PART INST-pagina.
2) Kies met [F1]~[F3] de Part die u wilt instellen. U kiest met deze knoppen respectievelijk Part 1, Part 2 en de Bass Part.
3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel­len.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Instellingen voor de Drum Part kunt u hier niet
Door op [F4 (440 HZ)] te drukken kiest u
70
Sequencer Instellingen voor Part-instrumenten
Parameters
Inst (1~54)
Ambience (0~127)
Key Shift (-24~0~+24)
Bend Range (0~+24)
Hiermee kiest u het instrument dat u wilt gebruiken.
Hiermee bepaalt u de mate van Ambience.
Hiermee verschuift u de toonhoogte, in stappen van een halve toon.
Hiermee specifieert u de maximale toonhoogtebuiging (in stappen van een halve toon) waarmee wordt gereageerd op Pitch Bend-com­mando’s.

Mixer-instellingen voor individuele Parts

1) Druk op [PART]-[F2 (MIXER)].
U komt terecht op de pagina met mixerinstellingen.
2) Kies met [F1]~[F4] de parameter die u wilt instel­len.
3) Plaats de cursor op de Part die u wilt instellen.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.

Specifieke Parts uitschakelen

1) Druk op [PART]-[F4 (MUTE)].
U komt terecht op de PART MUTE-pagina.
2) Schakel met de [F1]~[F4] knoppen de overeen­komstige Parts in of uit.
Met de [F1]~[F4] knoppen schakelt u respectievelijk Part 1, Part 2, de Bass Part en de Drum Part in of uit. Bij iedere druk op een functieknop wisselt u tussen “aan” (u hoort de Part) of “uit” (u hoort de Part niet).
Referentie Referentie Referentie
Parameters
VOLUME ([F1]) (0~127)
PAN ([F2]) (L15~C~R15)
FX SEND ([F3]) (0~127)
OUTPUT ([F4]) (MASTER, PHONES)
Hiermee past u het volume aan.
Hiermee bepaalt u de stereopositie van het geluid. “L15” is uiterst links, “C” is in het midden en “R15” is uiterst rechts. Als u voor de Output (zie hieron­der) de optie “Phones” kiest, wordt het geluid in het midden van het stereobeeld geplaatst, ongeacht de waarde die u hier kiest.
Hiermee bepaalt u in welke mate deze Part naar de effecten wordt gestuurd.
Hiermee bepaalt u naar welke uit­gang het geluid wordt gestuurd. DIRECT 1, 2, 3 zijn hier niet beschikbaar. MASTER: het geluid wordt naar de MASTER OUT- en de PHONES­uitgangen gestuurd. PHONES: het geluid wordt enkel naar de PHONES-uitgang gestuurd.
71
TD-10 Handleiding
Instellingen voor de TD-10 in zijn
7.
geheel

7.1 Signaal van MIX IN aan een uitgang toewijzen

Het externe geluidssignaal dat via MIX IN naar de TD-10 gaat kunt u aan gelijk welke uitgang toewij­zen. De optie “Phones Only” komt bijvoorbeeld goed van pas als u een extern ritme als richtlijn door de hoofdtelefoon wilt sturen, zonder dit via de hoofduitgangen hoorbaar te maken.
1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)].
U komt terecht op de OPTION-pagina.
2) Plaats de cursor op “Mix In Output”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Parameters
Monitor Mix In: Master, Phones Only.
Het geluid wordt zowel naar de
Master
Phones Only
MASTER- als naar de PHONES-uit­gangen gestuurd.
Het geluid wordt enkel naar de PHONES-uitgangen gestuurd.
Druk op [SETUP]-[F2 (TRIG)]-[F1 (BANK)] om naar het volgende display te gaan.
Wat is Trigger Type?
Hoe de TD-10 de signalen van een pad interpreteert hangt af van het trigger-type dat u selecteert voor de ingang waarop u die pad hebt aangesloten. Het is dus erg belangrijk dat het gekozen type daadwerkelijk overeenstemt met de gebruikte pad. Zo wilt “3 PD7” in het bovenstaande display zeggen dat er een PD-7 pad op TRIGGER INPUT 3 is aangesloten.
Wat is een Trigger Bank?
Een Trigger Bank onthoudt de instellingen voor de 12 trigger-ingangen als één set informatie. Het grote nummer links in het display (zie hierboven) geeft aan welke Trigger Bank op dit moment is geselec­teerd. Plaats de cursor op dit nummer als u een ande­re Trigger Bank wilt selecteren.

7.2 Type pad specifiëren

U moet voor iedere TRIGGER INPUT het type pad specifiëren dat u ermee verbindt, anders kan de TD-10 de signalen van de pads niet naar behoren interpreteren. Naast de instellingen die we reeds onder “Pads toewijzen” op blz. 17 hebben behandeld komen hieronder “Trigger-banken” aan bod en laten we zien hoe u een akoestisch drumstel met contact­microfoons of pads van een ander merk kunt gebrui­ken.
72
Naam van het model
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F1 (BANK)].
U komt terecht in de TRIGGER-pagina.
2) Plaats de cursor op “BANK”.
3) Sla op de pad waarvoor u het Trigger Type wilt kie­zen. De cursor komt terecht op het triggernummer van de pad die u aanslaat.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
In de onderstaande tabel ziet u welke afkortingen voor welke pads staan.
Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Basisparameters voor de
Display Model van pad
PD5 PD-5
PD7 PD-7
PD9 PD-9
12A PD-120 (met positiedetectie)
12B PD-120 (zonder positiedetectie)
10A PD-100 (met positiedetectie)
10B PD-100 (zonder positiedetectie)
KD7 KD-7/KD-5
Opmerking:
plaats waar u de PD-100/120 raakt, kies dan 10A/12A. De PD-100 houdt geen rekening met de plaats waar u slaat, maar zal bij keuze van 10B wel sneller reageren.
Opmerking:
opties niet genoeg hebt om de TD-10 helemaal op uw speel­stijl af te stellen, zie dan hieronder. In de regel hebt u deze instellingen niet nodig, maar ze kunnen ooit van pas komen.
Wilt u dat de klank varieert naargelang de
Hebt u het gevoel dat u aan de bovenstaande

7.3 Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC)

We kunnen natuurlijk niet voor alle pads in het uni­versum kant en klare instellingen leveren, daarom valt er iets meer in te stellen wanneer u pads van een ander merk gebruikt, of wanneer u een akoestisch drumstel met contactmicrofoons als stuurbron wilt gebruiken.

Sensitivity

Hiermee regelt u de gevoeligheid van de pad.

Threshold

Met deze parameter kunt u een drempelwaarde instellen, waaronder geen trigger-signalen worden herkend. Met andere woorden: enkel wanneer het triggersignaal sterker is dan de gespecifieerde drem­pel wordt er een klank aangestuurd. Op deze manier voorkomt u ongewenste triggers die het gevolg kun­nen zijn van externe trillingen (veroorzaakt door een andere pad, door luidsprekers, enz.). In het voor­beeld hieronder hoort u signaal 2 wel, maar signaal 1 en 3 niet.
Threshold (drempel)
231
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)].
U komt terecht in de “TRIGGER BASIC”-pagina.
2) Ga met de cursor naar “Threshold”.
3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Verhoog de Threshold-waarde tot de ongewenste triggers verdwijnen. Enige terughoudendheid is hier echter wel op zijn plaats, want een te hoge waarde zorgt dat zachte slagen op de pad ook niet meer wor­den herkend. Het is dus een beetje zoeken tot u pre­cies die waarde vindt die ongewenste triggers uitsluit en toch de dynamiek van uw spel intact laat.
Threshold: 0~15
Referentie Referentie Referentie
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)].
U komt terecht op de TRIGGER BASIC-pagina.
2) Ga met de cursor naar “Sensitivity”.
3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de display-pagina met instellin­gen voor de pad die u hebt aangeslagen. De Input­indicator onderaan in het scherm geeft aan hoe hard u de pad raakt.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Kies de Sensitivity-waarde zo dat de indicator bij de hardste slagen ongeveer het maximum niveau bereikt (helemaal rechts).
Sensitivity: 1~16

Curve

Deze parameter vormt een aanvulling op de Sensiti­vity-parameter. Hij bepaalt de verhouding tussen de kracht waarmee u aanslaat en het volume waarmee de klank wordt weergegeven. Kies uit de acht moge­lijke curves degene die voor u het meest natuurlijk “aanvoelt”.
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)].
U komt terecht op de TRIGGER BASIC-pagina.
2) Ga met de cursor naar “Curve”.
3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
73
TD-10 Handleiding
Parameters
Curve: Linear, EXP1, EXP2, LOG1, LOG2, Spline, Loud1, Loud2
Linear: Dit is de normale instelling wanneer u een PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 gebruikt. Deze curve zorgt voor een rechtlijnige verhouding tussen slag­kracht en volume.
volume
slagkracht
Linear
EXP1, EXP2: In vergelijking met Linear klinken har­de slagen bij relatief luider.
volume
slagkracht
EXP1
EXP2
LOG1, LOG2: Deze opties doen in feite het omge­keerde van de vorige: zachtere slagen klinken in ver­houding luider, het dynamisch bereik van de pad wordt dus gecomprimeerd.
volume
slagkracht
LOG1
LOG2
Spline: Dit is een grillige curve die voor behoorlijk extreme volumevariaties zorgt.
volume
constant volume te waarborgen wanneer u contact­microfoons op een drumstel gebruikt.
volume
slagkracht
Loud1 Loud2

Spanning van het vel aanpassen

De Head Tension Adjustment-parameter heeft enkel belang voor de PD-100 en PD-120. Druk op [SET­UP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (OPTION)] om de relevante display-pagina op te roepen.
Opmerking:
pads relevant is, verschijnt ze enkele wanneer u voor Trigger Type (zie blz. 72) van trigger-nummer 2 (SNARE) en en/of 10 (RIDE) één van de opties “10A” of “12A” hebt gekozen.
Zorg voor een gelijkmatige velspanning
Zorg dat het vel van de PD-100/120 gelijkmatig is gespannen (gestemd). Als dat niet het geval is, kan de TD-10 namelijk niet nauwkeurig de plaats analyse­ren waar u op de pad slaat. Zie blz. 32.
Head Tension Adjustment-parameter
Hiermee past u de TD-10 aan op de spanning van het vel. Kies “Normal” voor een normale velspanning, “Loose” voor een losser vel en “Tight” voor een strakker vel. De keuze van de juiste optie is belangrijk voor een accurate detectie van de slagpositie. Wilt u de toonhoogte van de Snare aanpassen, zie dan blz. 45.
Head Tension Adjustment: Loose, Normal, Tight
Gevoeligheid van de rand (Rim Sensitivity)
Als u een PD-120 aansluit op Trigger 2 (SNARE), dan kunt u de gevoeligheid van de rand (Rim) aan­passen. Hoe hoger de waarde, hoe hoger de gevoelig­heid. Kiest u Off, dan hoort u het Rim Shot-geluid niet.
Aangezien deze pagina slechts voor de genoemde
slagkracht
Spline
Loud1, Loud2: Bij deze opties wordt het dynamisch bereik van de pad aan banden gelegd. Hard of zacht slaan heeft dus heel wat minder gevolgen voor het volume. Deze opties kunnen interessant zijn om een
74
1) Kies Trigger Type “12A”.
Hoe u dat doet leest u op blz. 72.
2) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (OPTION)].
U komt terecht op de TRIGGER OPTION-pagina.
3) Plaats de cursor op “Rim Sensitivity”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde (Off, 1~15).
Opmerking:
de rand ook geluid aan te sturen wanneer u op het vel slaat.
Regel deze waarde niet te hoog, want dan dreigt
Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Geavanceerde parameters

7.4 Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD)

De parameters die we hieronder bespreken worden automatisch ingesteld op de meeste geschikte waar­den voor iedere pad wanneer u het Trigger Type selecteert (zie blz. 72). Deze parameters worden dus eigenlijk pas relevant op het moment dat u met de problemen te kampen krijgt die bij de beschrijving van de parameters worden aangehaald. Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F3 (ADVNCD)] om naar de pagina met deze parameters te gaan.

Scan Time

De TD-10 reageert op trigger-signalen van pads of contactmicrofoons. Afhankelijk van het type pad of contactmicrofoon (bv. de TSC-10, optie) kan de golfvorm van dat triggersignaal er anders uitzien. Als u merkt dat eenzelfde aanslagwaarde niet altijd het­zelfde volume/klankkleur oplevert, probeer dan eens een andere Scan Time te kiezen, zodat de TD-10 het begin van de trigger-golfvorm beter kan analyseren.
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].
U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagi­na.
2) Plaats de cursor op “Scan Time”.
3) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de display-pagina met instellin­gen voor de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Sla de pad verschillende keren aan, steeds met dezelf­de kracht, en kies geleidelijk een hogere Scan Time (te beginnen bij 0,0 msec). Doe zo voort tot uw aan­slagen een constant volume opleveren. Speel vanaf dat punt afwisselend harde en zachte slagen en luis­ter of het volume daar accuraat op reageert. Hoort u een lichte vertraging tussen het aanslaan en de weer­gave van het geluid, dan weet u dat u een te hoge Scan Time hebt ingesteld.
Scan Time: 0~4.0 ms (in stappen van 0,1 ms)

Retrigger Cancel (RetrigCancel)

A
B
Deze parameter gaat het probleem van de “dubbele triggers” te lijf. Een dubbele trigger is het fenomeen waarbij u een pad één keer aanslaat en twéé slagen hoort (de tweede op een zachter volume, als een soort echo van de eerste). De oorzaak hiervan heeft te maken met vervormingen in de golfvorm van het triggersignaal. Retrigger Cancel spoort dit soort ver­vormingen op en voorkomt dat ze hoorbare gevol­gen hebben.
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].
U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagi­na.
2) Plaats de cursor op “RetrigCancel”.
3) Sla op de pad (of tom met contactmicrofoon) waar­voor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de display-pagina met instellin­gen voor de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Sla de pad (of trommel) verschillende keren aan en verhoog geleidelijk de RetrigCancel-waarde, tot u geen dubbele triggers meer hoort. Ook bij deze para­meter moet u op zoek gaan naar een compromis, want een te hoge waarde kan zorgen dat er bij roffels e.d. noten wegvallen, omdat ze worden geïnterpre­teerd als dubbele triggers.
RetrigCancel: 1~16

Mask Time

Een andere mogelijke oorzaak van dubbele triggers is de klopper van de basdrum die terugkaatst tegen het vel (of de klopper van een akoestische basdrum die u na het slaan tegen het vel laat rusten). De Mask Time-parameter zorgt dat dit niet in ongewenste geluiden resulteert. Alle trigger-signalen die binnen de gespecifieerde tijdspanne (0~64 msec) na de eer­ste trigger worden ontvangen, worden namelijk genegeerd.
Referentie Referentie Referentie
75
TD-10 Handleiding
Opmerking:
zijn er bepaalde “akoestische” speltechnieken die u op een electronisch drumstel best vergeet, omdat ze enkel “proble­men” (lees: dubbele triggers) opleveren. Dat geldt niet enkel voor het reeds aangehaalde “laten rusten” van de basdrum­klopper, maar ook voor de equivalente techniek bij een pad: het laten rusten van de stok op het vel. De hedendaagse tech­nologie kan heel wat wonderen verrichten, maar uw techniek moet wel op pijl zijn…
Zoals uit het voorgaande verhaal mag blijken,
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].
U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagi­na.
2) Plaats de cursor op “Mask Time”.
3) Sla op de pad (of klop op de basdrum) waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de display-pagina met instellin­gen voor de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Geef een slag op de basdrum(-trigger) en laat de klopper tegen het vel rusten. Hoort u een dubbele trigger, kies dan een hogere Mask Time. Let ook hier weer op voor té hoge waarden, want die dreigen uw loepzuivere basdrumroffels in stotterend geknoei te herschapen.
Opmerking:
aanverwante problemen voor een groot stuk te wijten kunnen zijn aan uw speltechniek.
Nogmaals: vergeet niet dat dubbele triggers en
Mask Time: 0~64 ms (in stappen van 4 ms)

Crosstalk

Als u twee pads op dezelfde houder hebt gemon­teerd, dan kan de trilling van één pad een ongewenst trigger-signaal voor de andere pad tot gevolg heb­ben. We spreken dan van “overspraak” (Crosstalk) tussen de verschillende pads. Met de Crosstalk-para­meter kunt u dit soort problemen te lijf gaan. Over­spraak is echter enkel mogelijk als de pads echt dicht bij elkaar, op hetzelfde statief, zijn gemonteerd.
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].
U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagi­na.
2) Plaats de cursor op “Crosstalk”.
3) Sla op de pad (of trommel met contactmicrofoon) waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de display-pagina met instellin­gen voor de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Bijvoorbeeld: u slaat op een tompad en de Ride klinkt mee. In dat geval moet u de Crosstalk-waarde
voor de Ride-trigger verhogen van “Off” naar “30”, “40” enz. tot het probleem verdwijnt.
Nu kan echter het volgende gebeuren: als u twee pads tegelijk aanslaat, wordt de zachter aangeslagen pad misschien genegeerd, omdat de Crosstalk-parameter denkt dat deze slag wordt veroorzaakt door over­spraak van de andere pad. Kies ook hier dus de kleinst mogelijke waarde die het probleem oplost. Als u “Off” kiest werkt de Cross Talk-functie niet.
Cross Talk: OFF, 30, 40, 50, 60, 70, 80
Volgorde van deze parameters bij gebruik van contactmicro’s (drum­triggers)
We hebben nu kennisgemaakt met heel wat parame­ters, met een vaak overlappend “werkterrein” (namelijk valse triggers bestrijden). De vraag is dan natuurlijk welke parameter u eerst moet kiezen om een probleem te lijf te gaan.
1) Kies het Trigger Type (zie blz. 72).
2) Stel Threshold en Curve in op hun “normale” waarde.
Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)] om naar de pagina met instellingen te gaan. Plaats de cursor op de gewenste parameter en kies met [DEC]/ [INC] of met het [VALUE]-wiel de volgende waar­den:
Threshold: 0 Curve: Linear
3) Sensitivity
Plaats de cursor op “Sensitivity”. Kies de waarde zo dat de indicator links in het display het maximumni­veau bereikt wanneer u hard op de trommel slaat.
De parameters die hieronder aan bod komen bevin­den zich op de pagina die u bereikt via [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (ADVNCD)].
4) Scan Time
Sla verschillende keren op de trommel, telkens met dezelfde kracht. Pas de Scan Time-waarde aan als u merkt dat er volumeverschillen optreden.
5) Retrigger Cancel (RetrigCancel)
Deze parameter moet u instellen wanneer u verschil­lende noten hoort terwijl u slechts één keer op een trommel hebt geslagen (vooral voor Snare en toms).
6) Mask Time
Deze parameter dient vooral om ongewenste dub­belslagen van de basdrum te elimineren (zie hierbo­ven).
7) Crosstalk
Dit is de derde parameter waarmee u ongewenste triggers te lijf kunt gaan. Druk hierna op [SETUP]­[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)] om opnieuw naar de Basic-pagina te gaan.
76
Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Helderheid van het display
8) Threshold
4) Op deze pagina kunt u met [F1] de Equalizer in- en
Treden er zelfs na het instellen van de Crosstalk­parameter nog ongewenst getriggerde op, pas dan Threshold aan. Kiest u voor deze parameter een te hoge waarde, dan hoort u bij zachte slagen helemaal niets. Opletten dus – kies steeds de laagst mogelijke waarde.
9) Curve
Als u het gevoel hebt dat de dynamiek van de geluids­weergave niet aansluit bij de manier waarop u speelt, pas dan de waarde van deze parameter aan.

7.5 Helderheid van het display (Contrast)

Soms kan het display moeilijk leesbaar zijn. Dat heeft dan te maken met de hoek van waaruit u het scherm afleest en de intensiteit van het licht in de ruimte waar hij zich bevindt. Met de onderstaande parame­ter kunt u de leesbaarheid van het display verbeteren.
1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F3 (DISPLY)].
U komt terecht op de DISPLAY CONTRAST-pagi­na.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Opmerking:
bestaat erin van de [KIT]-knop ingedrukt te houden en aan het [VALUE]-wiel te draaien.
Een andere manier om het contrast in te stellen

7.7 Data opslaan op een geheugenkaart (RAM)

uitschakelen. Met [F2], [F3] en [F4] plaatst u de cursor respectievelijk op de lage- (LOW), midden­(MID) en hogetonen (HIGH).
Parameters
Voor iedere frequentieband (laag, midden, hoog) kunt u de volgende parameters instellen.
GAIN (-15~0~+15)
FREQ 20~500 (Low) 100~4k (Mid) 500~20k (High)
Q (0.5, 1.0~20), in stappen van 1.0
Hiermee bepaalt u in welke mate de gekozen frequentie wordt ver­sterkt/verzwakt.
Hiermee kiest u de frequentie die u wilt versterken/verzwakken (waar­den in Hz).
Hiermee kiest u de bandbreedte, d.w.z. hoeveel frequenties er boven en onder de gekozen frequentie mee worden versterkt/verzwakt.
Alle instellingen en sequencerdata van de TD-10 kunnen worden opgeslagen op een (los verkrijgbare) geheugenkaart van het type M-512E.
Opmerking:
voor kunt gebruiken (M-256E’s werken dus niet).
De Roland M-512E is de enige kaart die u hier-
Referentie Referentie Referentie

7.6 Master Equalizer instellen

Met de master-equalizer kunt u de hoge, midden- en lage tonen van het totaalgeluid bijregelen.
Opmerking:
naar de DIRECT 1, 2 en 3 uitgangen wordt gestuurd.
1) Druk op [KIT]-[F4 (MAS EQ)].
U komt terecht op de “MASTER EQ”-pagina.
2) Plaats de cursor op de frequentie die u wilt aanpas­sen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
De equalizer heeft geen invloed op het geluid dat
Schrijfbeveiliging van de kaart
Als de schrijfbeveiliging van de M-512E is ingescha­keld kunt u er geen data op schrijven. Op het moment dat u data wilt schrijven moet u deze bevei­liging dus even uitschakelen. Voor het overige laat u deze beveiliging best steeds ingeschakeld, zo voor­komt u dat er per ongeluk data van de kaart worden gewist.
UitAan
Kaart initialiseren
Als u een kaart voor de eerste keer gebruikt, of wan­neer die kaart voorheen dienst heeft gedaan in een ander instrument, dan moet u ze eerst initialiseren. Initialiseren betekent dat de kaart wordt voorbereid om de datastructuur van de TD-10 op te slaan. Het gaat als volgt:
77
TD-10 Handleiding
Opmerking:
alle aanwezige data op die kaart verloren. Controleer dus of die kaart geen data bevat die u nog nodig hebt voor een ander instrument.
Let op: bij het initialiseren van een kaart gaan
1) Druk op [KIT].
U komt terecht op de DRUM KIT-pagina.
2) Zet de beveiligingsschakelaar bovenaan de kaart in
de stand “Uit”.
3) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARD
sleuf op het achterpaneel.
U komt terecht in de “INITALIZE CARD”-pagina.
4) Druk op [F4 (INIT)].
Het display vraagt u om bevestiging.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geheugenkaart te ini-
tialiseren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u naar de vorige pagina wilt terugkeren zonder de kaart te initialiseren.)
U komt terecht op de “Load from CARD”-pagina.
2) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARD­sleuf op het achterpaneel.
3) Druk op [F4 (LOAD)].
Het display vraagt u om bevestiging.
4) Druk op [F4 (EXEC)] om de data te laden. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u naar de vorige pagina wilt terugkeren zonder de data te laden.)
Opmerking:
individuele Drum Kits van een geheugenkaart laden.
Met de Copy-functie (zie blz. 80) kunt u ook
7.8 Display automatisch laten
omschakelen (Note Chase)
Tijdens het editen springt het display van de TD-10 automatisch naar de pagina met instellingen voor de klank die wordt aangestuurd (via pads of via MIDI). We noemen dit Note Chase.
Note Chase is altijd ingeschakeld (ON) voor noten die u op de pads speelt. U kunt de functie echter uit­schakelen voor noten die de TD-10 via MIDI IN ont­vangt.

Data op een geheugenkaart opslaan

Met de onderstaande procedure kopieert u alle data (Drum Kits, patronen, Percussion Groups en Setup) naar de kaart.
1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F1 (SAVE)].
U komt terecht op de “Save to CARD”-pagina.
2) Zet de beveiligingsschakelaar bovenaan de kaart in de stand “Uit”.
3) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARD­sleuf op het achterpaneel.
Opmerking:
TD-10 werd gebruikt, komt u automatisch op de “INITIALI­ZE CARD”-pagina terecht. Onder “Kaart initialiseren” hier­naast leest wat u dan moet doen.
4) Druk op [F4 (SAVE)].
Het display vraagt u om bevestiging.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de data op te slaan. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u naar de vorige pagina wilt terugkeren zonder de data op te slaan.)
Opmerking:
individuele Drum Kits naar een geheugenkaart kopiëren.
Als u een kaart insteekt die nog nooit door de
Met de Copy-functie (zie blz. 80) kunt u ook
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de “MIDI GLOBAL”-pagina.
2) Plaats de cursor op “NOTE CHASE”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “ON” of “OFF”.
Opmerking:
de interne sequencer.
Note Chase werkt NIET als u iets weergeeft met

Data van een geheugenkaart laden

Uiteraard kunt u de data die u op een geheugenkaart hebt opgeslagen ook opnieuw laden.
1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F1 (LOAD)].
78
8.
Handige functies Drum Kits in een bepaalde volgorde kiezen (Drum

Handige functies

Referentie Referentie Referentie

8.1 Drum Kits in een bepaalde volgorde kiezen (Drum Kit Chain)

In een Drum Kit Chain kunt u een “keten” van Drum Kits vastleggen. Dat biedt u de mogelijkheid om alle Kits die u voor een optreden e.d. nodig hebt op een rij te zetten, zodat u tijdens dat optreden tel­kens met één druk op de [INC]-knop de juiste Kit kiest. De TD-10 biedt plaats aan 16 van die ketens met maximaal 32 stappen.
32 stappen
Chain 1 Kit
Chain 2
Chain 16
1) Druk op [CHAIN]-[F1 (C EDIT)].
U komt terecht op de CHAIN EDIT-pagina.
2) Plaats de cursor op het grote nummer (de geselec­teerde Chain) links in het display.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van de gewenste keten.
4) Plaats de cursor op het nummer van de gewenste stap in de keten, links in het display.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van de Drum Kit die u aan de geselecteer­de stap wilt toewijzen.
7
Kit2Kit
5
Kit 10
1) Druk op [CHAIN] (de indicator licht op).
2) Gebruik de links/rechts [CURSOR]-knoppen of de

Naam van de Drum Kit Chain

Hoe gebruikt u een Chain?
Hiermee hebt u de Drum Kit Chain-functie inge­schakeld.
[DEC]/[INC]-knoppen om door de Kits in de
Chain te stappen. Met de ▲ ▼ [CURSOR]-knop-
pen kunt u een andere Chain kiezen.
Opmerking:
Chain-functie wilt uitschakelen.
Toepassingen
Als u deze functie gebruikt in combinatie met de Pad Switch- of Foot Switch-functie, dan kunt u een pad of een voetschakelaar gebruiken om de stappen in een keten te selecteren. Als u dat wilt doen moet u de MODE-parameter van de Pad Switch- of Foot Switch-functie op “KIT SELECT” instellen. Meer details vindt u onder “Functies bedienen met pads en voetschakelaars” op blz. 82.
Iedere keten kan een naam krijgen van maximaal 8 tekens.
Druk nogmaals op [CHAIN] als u de Drum Kit
Functieknoppen
[F1 (INSERT)]
[F2 (DELETE)]
[F3 (NEXT)]
[F4 (NAME)]
Hiermee voegt u een Kit toe op de cursorpositie. Alle daaropvolgende Kits worden één stap verder naar het einde verschoven.
Hiermee wist u de Kit op de cursor­positie. Alle daaropvolgende Kits komen één stap dichter bij het begin terecht.
Hiermee gaat u naar de volgende stap.
Hiermee geeft u een naam aan de keten (zie hieronder).
1) Druk op [CHAIN]-[F1 (C EDIT)]-[F4 (NAME)].
U komt nu terecht op de CHAIN NAME-pagina.
2) Zie “Naam van de Drum Kit” op blz. 41 voor de overige dingen.
79
TD-10 Handleiding

8.2 Kopiëren

U kunt Drum Kits, instrumenten, mixer- en effectin­stellingen enz. kopiëren naar de bestemming van uw keuze. Houd er wel rekening mee dat de data op de bestemming worden gewist.
Opmerking:
kopiëren. Als u in die gevallen op [TOOLS] drukt, verschijnt er boven [F1] niet “COPY” in het display.
Voorbeeld: een Kit kopiëren
1) Druk op [KIT].
U komt terecht op de DRUM KIT-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit die u wilt kopiëren.
Om een Preset Drum Kit te kopiëren kiest u “PRE­SET”. Wilt u een nummer 1~50 kopiëren, druk dan op “USER”. Wilt u van een kaart kopiëren, druk dan op “CARD”.
3) Druk op [TOOLS].
Onderaan in het display verschijnen de functies van de functieknoppen [F1]~[F4].
4) Druk op [F1 (COPY)].
U komt terecht op de COPY DRUM KIT-pagina, waar de bron en de bestemming voor het kopiëren worden aangegeven. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste bestemming. Dat kan zowel een nummer van “USER” of “CARD” zijn.
5) Druk op [F4 (COPY)].
Het display vraagt u om bevestiging.
6) Druk vervolgens op [F4 (EXEC)] om de Kit te kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] om terug te keren naar de vorige pagina zonder te kopiëren.)
Opmerking:
inhoud van bron en bestemming tegen elkaar ruilen, wat erg handig kan zijn bij het rangschikken van Drum Kits.
Op welke display-pagina’s kunt u Copy gebrui­ken?
DRUM KIT-pagina ([KIT])
INST-pagina ([INST]): Instrument Copy kan enkel naar dezelfde TRIGGER INPUT van een andere Kit.
STUDIO-pagina ([STUDIO])
CONTROL ROOM-pagina ([CONTROL ROOM])
TRIGGER BANK-pagina ([SETUP]-[F1 (TRIG)-[F1 (BANK)])
PERC GROUP-pagina ([KIT]-[F2 (FUNC)]­[F1 (PRCGRP)])
MIXER-pagina ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)])
COMPRESSOR/LIMITER-pagina ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])
Vanuit een aantal display-pagina kunt u niet
Door op [F3 (EXCHNG)] te drukken kunt u de
EQ-pagina ([CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)]): Equalizer-instellingen kunt u enkel voor de TRIG­GER INPUTS 1~10 tegelijk kopiëren.
EFFECT-pagina ([CONTROL ROOM]-[F1 (EFFECT)])

8.3 UNDO-functie

Met UNDO kunt u een wijziging annuleren. Let wel: dit kan enkel voor de parameter waarop de cursor zich momenteel bevindt. Zodra u de cursor op een andere parameter of op een andere pagina plaatst, kunt u de UNDO-functie niet meer gebruiken.
Voorbeeld: u plaatst de cursor op een instrument­keuzeveld en kiest een aantal andere klanken, tot u beslist dat de originele keuze toch de beste was. Die originele keuze kunt u in dat geval met UNDO opnieuw oproepen.
Enkel wijzigingen die u met de [DEC]/[INC]-knop­pen of het [VALUE]-wiel maakt kunnen met UNDO worden opgeheven. Bovendien kan dit enkel op pagina’s waar u [F3 (UNDO)] te zien krijgt wanneer u op [TOOLS] drukt.
Werkwijze
(Bijvoorbeeld: instrumentkeuze ongedaan maken)
1) Druk op [INST].
U komt terecht op de INST-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een ander instrument.
Met UNDO kunt u nu opnieuw het originele instru­ment kiezen.
3) Druk op [TOOLS].
Onderaan in het display worden de functienamen voor [F1]~[F4] afgebeeld.
4) Druk op [F3 (UNDO)].
U krijgt nu opnieuw het instrument te zien dat in stap 1 was geselecteerd.
Opmerking:
re pad (of de rand van een Dual Trigger-pad) slaat, kunt u de parameter die u daarvóór hebt gewijzigd niet meer aan UNDO onderwerpen. UNDO werkt ook niet voor Bulk Load en Kit Copy/Exchange.
Als u tijdens het editen per ongeluk op een ande-
80

8.4 Help-functie

Op de Help-pagina kunt u basis van trefwoorden meer informatie opvragen over alle functies van de TD-10.
1) Druk op [TOOLS]-[F4 (HELP)].
U krijgt een lijst met trefwoorden te zien (“HELP INDEX”).
2) Kies met [F1 (UP)] of [F2 (DOWN)] het gewenste woord.
3) Druk op [F4 (SELECT)].
4) Wilt u nu meteen naar de pagina met instellingen voor de afgebeelde functie springen, druk dan op [F4 (GO NOW)]. Wilt u opnieuw naar de pagina met trefoorden gaan, druk dan op [F1 (INDEX)].
8.5 Bepalen hoe de [PREVIEW]-
knop werkt
Handige functies Help-functie
Referentie Referentie Referentie
U weet dat u op de [PREVIEW]-knop kunt drukken om het instrument te beluisteren dat aan de geselec­teerde trigger-ingang is toegewezen. Die selectie maakt u met de “TRIG SELECT”-knop op de INST­pagina. Het trigger-nummer en de instrumentnaam worden bovenaan rechts in het display afgebeeld. Aan de [RIM]-indicator ziet u of het vel of de rand is geselecteerd.
U hebt verschillende mogelijkheden voor de respons van de [PREVIEW]-knop.
1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)].
U komt terecht op de PREVIEW SETTINGS-pagina.
2) Plaats de cursor op “Dynamics”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
De kracht waarmee u op de [PREVIEW]-knop
ON
OFF
4) Als u “OFF” kiest, kunt u het vaste volume specifiëren. Plaats de cursor hiervoor op “Veloci­ty”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste volume.
Als u “1” kiest, hoort u niets; bij “127” hoort u het maximumvolume.
drukt bepaalt het volume waarmee de klank wordt weergegeven.
De [PREVIEW]-knop stuurt een vast volume aan, ongeacht de kracht waarmee u op de knop drukt.
81
TD-10 Handleiding
Functies bedienen met pads en
9.
voetschakelaars
Zowel de pads als de voetschakelaars kunnen naast hun “normale” taken (voor de pads is dat uiteraard drumklan­ken aansturen) nog andere functies toegewezen krijgen. Dat is weer zo’n typische mogelijkheid die eigen is aan een electronisch drumstel.

9.1 Pads gebruiken om patronen te starten (Pad Pattern)

Eén van de alternatieve functies die u aan een pad kunt toewijzen is het aansturen van een patroon. Uiteraard kan dat goed van pas komen tijdens een live-optreden.
Opmerking:
lende pads toewijzen. Als u dan tijdens de weergave van een patroon op een andere pad, slaat schakelt de weergave meteen over naar het nieuwe patroon. Hebt u een patroon gekozen dat andere instrumenten gebruikt, dan is het mogelijk dat het geluid even wegvalt.
1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL>)]-[F3 (PATTERN)].
U komt terecht op de INST CTRL-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor de geselecteerde pad.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
nummer van het patroon dat u met die pad wilt starten.
Kiest u “OFF”, dan wordt er geen patroon aange­stuurd.
Opmerking:
patroon geeft aan hoe het patroon wordt weergegeven. Meer details hierover op blz. 63.
4) Zodra u op de pad slaat, wordt het gespecifieerde
patroon weergegeven.
5) Als u het instrument dat aan die pad is toegewezen
niet wilt horen, moet u op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)] drukken en het volume op “0” instellen.
Opmerking:
pads niet gebruiken.
U kunt ook verschillende patronen aan verschil-
Het symbool rechts van de naam van het
Tijdens het werken met de sequencer kunt u de

9.2 Pads gebruiken voor “knopfuncties” (Pad Switch)

1) Verbind pads met de TRIGGER INPUT-connec­tors AUX 1 en AUX 2.
2) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F2 (PAD SW)].
U komt terecht op de PAD SWITCH-pagina.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de com­binatie van functies die u via de AUX 1- en AUX 2­ingang wilt aansturen.
4) Druk op [EXIT] om deze pagina te verlaten.
5) Sla op de geselecteerde pads – ze werken nu als schakelaars.
Parameters
OFF Geen functie Geen functie
KIT SELECT Geen functie Volgende Kit
PATTERN SEL Geen functie Volgend patroon
KIT SELECT (2)
PATTERN SEL (2)
Mode
Functie van de
pad die op AUX
1 is aangesloten.
Vorige Kit Volgende Kit
Vorig patroon Volgend patroon
Functie van de
pad die op AUX
2 is aangesloten.
82
Opmerking:
gewezen, niet wilt horen moet u op [CONTROL ROOM]­[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)] drukken en het volume van AUX 1 en AUX 2 op “0” zetten.
Als u de instrumenten, die aan de pads zijn toe-
Functies bedienen met pads en voetschakelaars Functies aansturen
Opmerking:
SELECT” of “PATTERN SEL” hebt gekozen, dan stuurt u met een Rim dezelfde functie aan als met de [DEC]-knop.
Opmerking:
een keten (Drum Kit Chain, blz. 79) te stappen, zet Mode dan op “KIT SELECT” en druk op [CHAIN] (de indicator licht op). Uiteraard gaan we er hier van uit dat u de keten dan reeds hebt geprogrammeerd.
Als u voor Mode één van de opties “KIT
Wilt u pads gebruiken om door de Drum Kits in

9.3 Functies aansturen met voetschakelaars (Foot Switch)

Twee voetschakelaars (BOSS FS-5U, optie) en een speciale kabel (PCS-31) vormen samen een alterna­tieve mogelijkheid om u letterlijk werk “uit handen” te nemen. Ook hier kiest u met “Mode” de functie.
Parameters
Mode SW1 SW2
KIT SELECT Vorige Kit Volgende Kit
PATTERN SEL Vorig patroon Volgend patroon
Weergave v/h
PATTERN PLAY Volgend patroon
Opmerking:
Drum Kits van een keten (Drum Kit Chain, blz. 79) te stap­pen, zet Mode dan op “KIT SELECT” en druk op [CHAIN] (de indicator licht op). Uiteraard gaan we er hier van uit dat u de keten dan reeds hebt geprogrammeerd.
Wilt u voetschakelaars gebruiken om door de
patroon starten/ stoppen
Referentie Referentie Referentie
Voetschakelaar SW1 SW2
FS-5U x 2 (PCS-31) o (rood) o (wit)
DP-2 o
o: werkt –: werkt niet
1) Verbind de voetschakelaar met de FOOT SWITCH-connector.
2) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F1 (FOOTSW)].
U komt terecht op de FOOT SWITCH-pagina.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de (com­binatie van) functie(s) die u met de voetschakelaars wilt aansturen (zie tabel hieronder).
4) Druk op [EXIT] om deze pagina te verlaten.
5) Druk op de voetschakelaars om hun nieuwe func­ties uit te proberen.
83
TD-10 Handleiding

MIDI-functies

10.
De MIDI-aansluitingen op de TD-10 openen heel wat mogelijkheden. Zo kunt u Drum Kits, patronen en andere data uitwisselen met een externe sequencer. Verder kunt u de pads gebruiken om klanken van andere instrumenten aan te sturen, of u kunt de TD-10 laten fungeren als klankmodule voor een externe sequencer enz.

10.1 Data naar/van een extern instrument (Bulk Dump)

Data opslaan

Data opnemen in een externe sequencer werkt vol­gens dezelfde principes als muziek opnemen. U ver­bindt dus de MIDI OUT-connector van de TD-10 met MIDI IN van de externe sequencer en u volgt onderstaande stappen.
MIDI IN MIDI OUT
Sequencer
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F4 (BULK)].
U komt terecht op de BULK DUMP-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de data
die u wilt zenden.
ALL
SETUP Trigger- en pad-instellingen
ALL DRUM KITS De Drum Kits 1~50
ALL PERC GROUP
ALL PATTERN Data voor de patronen 51~100
3) Druk op [F4 (EXEC)] om te beginnen met data te
zenden. (Druk op [F1 (CANCEL)] om terug te keren naar de vorige pagina zonder de operatie uit te voeren.)
Alle data (Drum Kits, patronen Percussion Groups en Setup)
Data voor Percussion Group 1~4
TD-10

Data opnieuw laden

Device ID instellen -- data naar twee of meer TD-10’s zenden
Opmerking:
data. De meeste sequencers zijn in staat dit soort data op te nemen, maar controleer toch maar even of dat voor uw sequencer ook het geval is.
Om de data die u in een externe MIDI-sequencer hebt opgeslagen opnieuw te laden moet u de omge­keerde MIDI-verbinding van daarnet maken, dus de MIDI IN-connector van de TD-10 verbinden met MIDI OUT van de externe sequencer.
Op de TD-10 hoeft u verder niets in te stellen want hij merkt automatisch wanneer er SysEx-data via MIDI IN worden ontvangen.
Opmerking:
geheugen van de TD-10 bevinden worden overschreven (dus gewist) wanneer u data van een externe sequencer laadt. Maak daarom van belangrijke data eerst een reservekopie op een RAM-kaart (zie blz. 77) of zend ze naar de sequencer (Bulk Dump)!
De parameter die we hieronder bespreken hoeft u enkel te wijzigen wanneer u met twee TD-10 modu­les werkt en telkens maar naar één van de twee data wilt zenden. Als dat niet het geval is, laat u de fabrieksinstelling best ongemoeid. De reden hier­voor: bij het laden van data moet u het Device ID kie­zen dat u bij het zenden van die data hebt gebruikt. Hebt u intussen de bestaande instelling veranderd en
Bulk Dump is een type System Exclusive (SysEx)
MIDI OUT MIDI IN
Sequencer
TD-10
Houd er rekening mee dat de data die zich in het
84
MIDI-functies Data naar/van een extern instrument (Bulk Dump)
weet u niet meer welk het originele Device ID was, dan hebt u een probleem.
Opmerking:
Dat is dus een goede gok als u niet meer weet met welk Device ID bepaalde data werden opgeslagen.
De fabrieksinstellingen voor Device ID is “17”.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “DEVICE ID”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Device ID: 1~32
Gebruik
Stel dat tijdens een Bulk Dump (data naar de sequen­cer zenden) Device ID “17” was gekozen. Als u deze data opnieuw naar de TD-10 wilt zenden, moet Device ID op “17” staan, anders werkt het niet.
MIDI THRU
MIDI IN
Device ID: 17
MIDI IN
Device ID: 16
MIDI OUT
Data worden gezonden Device ID:17
System Exclusive wordt niet ontvangen
10.2 Via de pads externe MIDI­klankmodule aansturen
Als u de MIDI OUT-connector van de TD-10 ver­bindt met MIDI IN van een externe klankmodule, kunt u met de pads die op de TD-10 zijn aangesloten de klanken van die externe module aansturen (u kunt enkel die klanken aansturen, of ze combineren met de interne klanken van de TD-10).
MIDI IN MIDI OUT
VOLUME
POWER
INSTRUMENT
PART
(
)
PUSH
PREVIEW
MIDI IN B
PHONES
MIDI-klankmodule

Nootnummer voor elke pad

Voor iedere pad kunt u een MIDI-nootnummer instellen. Dat is nodig om te bepalen welke noot (en meestal dus welke klank) de externe module moet spelen. Bij pads die een aparte sturing via vel en rand toelaten kunt u twee nootnummers specifiëren. Kies telkens het nootnummer van de klank die u op de externe module wilt aansturen. (Meestal vindt u ach­teraan in de handleiding van de module een tabel met de nootnummers van de gewenste drumklan­ken.)
1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL)]-[F4 (MIDI)].
U komt terecht op de INST CTRL-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De noot die aan die pad is toegewezen wordt afge­beeld op het klavier in het scherm. In het “Note No.” vakje wordt het nootnummer afgebeeld.
3) Plaats de cursor op “Note No.”
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nootnummer.
INSTRUMENTPART
ALL
PAN
LEVEL
MUTE
REVERB
CHORUS SC-55 MAP
KEY SHIFT
MIDI CH SC-88 MAP
PARTDELAY
DELAY
VIB DEPTH
VIB RATE
VIB DELAY RESONANCE
CUTOFF
USER
SELECT
INST
ATTACK
DECAY
RELEASE
EFX ON/OFF
EFX VEFX VALUEEFX PEFX PARAMEFX EFX TYPETYPE
TD-10
Referentie Referentie Referentie
Note No.: 0 (C-)~127 (G8)
Opmerking:
specifiëren voor de “Open HiHat” (de standaardinstelling hiervoor is 46 (A#2)). De waarde voor Closed en Pedal wordt dan automatisch ingesteld. Als u bijvoorbeeld het nootnum­mer voor de Open HiHat met “2” verhoogt, worden de waar­den voor Closed en Pedal ook met twee verhoogd.
Voor de HiHat hoeft u enkel een nootnummer te
85
TD-10 Handleiding

Gate Time (duur) instellen

Voor iedere pad kunt u specifiëren hoe lang de noten zijn die via MIDI OUT worden verstuurd.
Deze parameter houdt verband met het verschil tus­sen drummodules en “gewone” modules. Drummo­dules reageren alleen op noot-aan-commando’s. Bij ontvangst van zo’n commando geven ze de volledige drumklank weer. “Normale” klankmodules geven de noot enkel weer gedurende het tijdsinterval tussen “noot-aan” en “noot-uit”. Zonder de Gate Time­parameter zou een gewone module dus maar heel korte noten weergeven als ze door de TD-10 wordt aangestuurd. Met Gate Time kunt u deze noten lan­ger maken. Vooral wanneer noten lang moeten wor­den aangehouden (bijvoorbeeld wanneer u een “loop” in een sampler aanstuurt) is deze parameter erg belangrijk.
1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL)]-[F4 (MIDI)].
U komt terecht op de INST CTRL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Gate Time” en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste duur voor de aangestuurde noten.
Gate Time: 0.1~8.0 seconden

MIDI-kanaal

Hoe u het MIDI-kanaal van de TD-10 kunt instellen leest u onder “MIDI-instellingen voor de TD-10 in zijn geheel”. Wat u op de pads speelt wordt via MIDI OUT op het kanaal verzonden dat u voor de Drum Part hebt gekozen (“All Drums” in het display).
SPD-11 (stuurbron)Pad of pedaal
MIDI OUT
TRIGGER
INPUT
MIDI IN
Naar MIDI IN van een andere klankmodule of sampler
MIDI
OUT/THRU
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Soft Thru”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “ON”.
De commando’s, die via MIDI IN worden ontvan­gen, worden nu via MIDI OUT/THRU opnieuw ver­zonden.
Opmerking:
OUT wordt “doorgelust” laat u deze parameter best op “OFF” staan, want dat levert een betere respons voor de pads op.
Als het niet nodig is dat MIDI IN naar MIDI
10.3 TD-10 en Roland SPD-11
Hieronder laten we zien hoe u de Roland SPD-11 (MIDI-pad) in combinatie met de pads van de TD-10 kunt gebruiken om interne en externe klan­ken aan te sturen. Verbind de TD-10 en de SPD-11 zoals op de onderstaande afbeelding is aangegeven.
86
10.4 MIDI-instellingen voor de
TD-10 in zijn geheel

MIDI-kanalen voor individuele Parts instellen

U kunt voor iedere Part individueel het MIDI-kanaal specifiëren waarop die Part MIDI-commando’s zal ontvangen en zenden.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)].
U komt terecht op de MIDI-pagina.
2) Plaats de cursor op de Part waarvoor u het MIDI­kanaal wilt instellen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste kanaalnummer (1~16).
Als u “OFF” kiest, ontvangt de betreffende Part geen MIDI-commando’s.
MIDI-functies TD-10 als module gebruiken

Local Control uitschakelen

Dit moet u doen als u wat u op de pads speelt wilt opnemen in een externe MIDI-sequencer.
TD-10
Local uit
Als u Local uitschakelt, wordt de rechtstreekse ver­binding tussen de pads en de klankbron van de TD-10 verbroken. De trigger-signalen van de pads worden dus enkel in MIDI-commando’s geconver­teerd en naar de aangesloten sequencer gezonden. Van daaruit komen ze (via MIDI IN) bij de klank­bron van de TD-10 (zie de afbeelding hierboven). Als ook de rechtstreekse verbinding nog intact is, dan zou u alle noten twee keer horen, en dat is niet de bedoeling.
Trigger-ingang
TriggerMIDI converter
Klankbron
: Signaalpad van de data
MIDI OUT/THRU
Sequencer
MIDI IN

Data uitdunnen die door de FD-7 wordt gezonden (Pedal Data Thin)

Met deze functie voorkomt u dat het HiHat-pedaal te veel data naar de interne sequencer of MIDI OUT zendt. Dergelijke hoeveelheden data dreigen name­lijk binnen de kortste keren het geheugen van uw sequencer te vullen en kunnen ook vertragingen in de weergave veroorzaken.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Pedal Data Thin”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste optie.
4) Kiest u “Normal”, dan worden de pedaaldata onge­moeid gelaten. Bij “1” gebeurt een “milde” filte­ring, terwijl “2” behoorlijk drastisch te werk gaat. “1” zou in de regel moeten volstaan.
Opmerking:
FD-7 speelt accuraat wordt weergegeven, kies dan de optie “Normal”.
Als u wilt dat zelfs de kleinste nuance die u op de
10.5 TD-10 als module gebruiken
Als u de TD-10 als module voor een extern instru­ment (sequencer enz.) wilt gebruiken, moet u MIDI IN van de TD-10 verbinden met MIDI OUT van het externe instrument (bv. een SPD-11).
Referentie Referentie Referentie
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Local Control”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “OFF”.

Ontvangen/zenden van programmakeuze-commando’s

Met de onderstaande parameter bepaalt u of de TD-10 al dan niet programmakeuze-commando’s zendt en/of ontvangt.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F3 (PROG)].
U komt terecht op de MIDI Program Change-pagi­na.
2) Door op [F1] te drukken schakelt u de ontvangst in of uit, met [F2] schakelt u het zenden in of uit.
MIDI OUT MIDI IN
Sequencer
TD-10
De parameters die we hieronder bespreken zijn enkel relevant als u de TD-10 als MIDI-module gebruikt.
Opmerking:
Parts) module, moet u de gewenste klank toewijzen aan een patroon. De keuze van de instrumenten is namelijk een onderdeel van een patroon. U maakt dus best een leeg patroon aan, dat enkel dient om deze klankkeuze te bewaren: druk op [PATTERN]-[F4 (NEW)].
Als u de TD-10 gebruikt als multitimbrale (4
87
TD-10 Handleiding
Instrument voor iedere Part kiezen
Zie “Instellingen voor Part-instrumenten” op blz. 70.
Misschien wilt u de klanken voor de begeleidingspar­tijen (Part 1, Part 2, Bass) kiezen vanuit een extern MIDI-instrument. Dat kunt u doen door vanuit dat instrument de programmakeuze-commando’s 1~54 te zenden. Deze komen overeen met de instrumen­ten 1~54 van de begeleidingspartijen van de TD-10.
Mixerinstellingen voor iedere Part
Zie “Instellingen voor Part-instrumenten” op blz. 70.
Nootnummers voor de klanken van de Drum Kit
Zie “Nootnummer voor elke pad” op blz. 85.
Voorbeeld: instellingen voor GM (General MIDI)
TRIGGER No. TRIGGER No.
H 1 H 2 R 2 H 6 H 5 H 4 R 4 H 3 R 3 R 9 R10 R 8 H 9
C2
R6 H7
H7 H7
H 8 H10

Percussion Groups

Percussion Groups (slagwerkgroepen) zijn enkel relevant als u de TD-10 aanstuurt via een externe MIDI-stuurbron, een klavier of een sequencer.
TRIGGER No. TRIGGER No.
H 1 H 2 R 2 H 6 H 5 H 4 R 4 H 3 R 3 R 9 R10 R 8 H 9
: Hier hoort u instrumenten uit de slagwerkgroep.
Een Percussion Group is in feite een reeks toewijzin­gen van klanken aan nootnummers, die u uiteraard volgens uw eigen behoeften kunt wijzigen.
Opmerking:
aan een instrument van een Percussion Group is toegewezen, krijgt de pad voorrang en hoort u enkel het geluid dat aan die pad is toegewezen.
Opmerking:
ke klanken zijn toegewezen ziet in het overzicht vanaf blz. 104.
Als een bepaald nootnummer aan een pad én
Welke nootnummers vanuit de fabriek aan wel-
C2
R6
H7 H7 H7
H 8 R10
88
Percussion Group selecteren
De TD-10 bevat vier Percussion Groups. Per Kit kunt u één groep gebruiken. Tijdens het editen kunt u de benodigde klanken beluisteren door op de aan­gesloten MIDI-stuurbron te spelen of op de [PRE­VIEW]-knop te drukken. Welke klank u in het twee­de geval hoort hangt af van de positie van de cursor.
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)].
U komt terecht op de PERC GROUP-pagina.
2) Plaats de cursor op “GROUP” (groepnummer).
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste groep (1~4).
MIDI-functies TD-10 als module gebruiken

Instrumenten selecteren

U kunt een instrument toewijzen aan elk nootnum­mer van een Percussion Group.
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)].
U komt terecht op de PERC GROUP-pagina.
2) Plaats de cursor op de instrumentnaam (met de cursor links/rechts knoppen).
3) Ga met de ▲ ▼ [CURSOR]-knoppen naar het
nootnummer waaraan u het instrument uit stap 2 wilt toewijzen.
Opmerking:
“TR-808” of “TR-909” kunt u niet kiezen.
Opmerking:
aanduiding zoals “H1”, dan is er aan het betreffende noot­nummer een Drum Kit-instrument toegewezen. Die selectie moet u dan maken op de “INST”-pagina.
Opmerking:
klavier, sprint de cursor automatisch naar het betreffende nootnummer. Let wel: dit is enkel het geval wanneer de “Note Chase”-parameter op “ON” staat (zie blz. 78).
Instrumenten uit de groepen “ELEC”,
Gaat de instrumentnaam vergezeld van een
Als u een noot speelt op een aangesloten MIDI-
Group Volume
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)].
U komt terecht op de GROUP VOLUME-pagina.
2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u het volu­me wilt regelen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste volume.
DRUMS, PERC: 0~127
Group Send Level
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)].
U komt terecht op de EFFECT GROUP-pagina.
2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u het volu­me wilt regelen.
Kies “Drums” als u het volume van de Drum Kit wilt regelen, “Perc” als u het effectvolume van de slag­werkgroep wilt regelen en “Part” als u het effectvolu­me van de begeleiding wilt regelen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste volume (0~127).

Percussion Group editen

Voor ieder instrument van een Percussion Group kunt u een aantal parameters instellen.
Referentie Referentie Referentie
Functieknoppen
Als de cursor zich op de instrumentnaam bevindt, kunt u op [F1 (LIST)] drukken om een lijst met instrumenten op te roepen. Met [F2 (EDIT)] gaat u naar de pagina met instellingen voor de instrumen­ten. Welke instellingen dat zijn leest u onder “Per­cussion Group editen”.
Volumebalans tussen Drum Kit en Percussion Group aanpassen
Op de GROUP VOLUME display-pagina kunt u het totaalvolume van de Drum Kit en dat van de Percus­sion Group instellen. Daarnaast kunt u op de EFFECT GROUP-pagina het busniveau (globaal volume) van de effecten regelen.
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)]-[F2 (EDIT)].
U komt terecht op de PERC INST EDIT-pagina.
2) Druk op de stuurbron, die is aangesloten op MIDI IN, de noot in die overeenkomt met het nootnum­mer dat u wilt selecteren. U komt automatisch terecht op de pagina met relevante instellingen.
3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel­len.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
89
TD-10 Handleiding
Parameters
Plaats de cursor links als u het
Note
Volume (0~127)
Pan (L15~C~R15)
Pitch (-480~0~+480)
Decay (-31~0~31)
Ambience (0~127)
Fx Send (0~127)
Output (Master, Phones Only)
nootnummer wilt selecteren. Plaats hem rechts als u een instrument wilt selecteren.
Hiermee past u het volume aan.
Hiermee past u de stereoposi­tie aan.
Hiermee past u de toonhoogte van het geluid aan.
Hiermee past u de uitsterftijd van het geluid aan.
Hiermee past u de mate van “omgevingsgeluid” aan.
Hiermee past u het effectvo­lume aan.
Hiermee kiest u naar welke uitgangen de slagwerkgroep wordt gestuurd.
Kit-nummers verbinden met MIDI­programmanummers
Normaal kiest een MIDI-programmanummer steeds het overeenkomstige Kit-nummer. Met andere woorden: als de TD-10 het MIDI-programmanum­mer “10” ontvangt, kiest hij Drum Kit 10. U kunt echter voor iedere Drum Kit zelf een MIDI-pro­grammanummer specifiëren. Dat kan nodig zijn als u met één programmanummer bijvoorbeeld naast een Drum Kit (TD-10) een pianoklank van een klankmodule en een galmprogramma van een effect­processor wilt kiezen.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F3 (PROG)].
U komt terecht op de MIDI Program Change-pagi­na.
2) Plaats de cursor naast de naam van de Kit waarvoor u een programmanummer wilt kiezen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste programmanummer.

10.6 MIDI-commando’s voor geavanceerde mogelijkheden

Commando’s voor de HiHat

De TD-10 vertaalt de mate waarin u het FD-7 pedaal indrukt in MIDI-controlecommando’s. Normaal (fabrieksinstelling) wordt hier controlenummer CC04 voor gebruikt.
Opmerking:
met de TD-10 gebruikt, controlenummer 4 reeds voor een andere functie in gebruik heeft, dan kunt u een ander contro­lenummer kiezen.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F2 (CTRL)].
U komt terecht op de “MIDI Control Change”-pagi­na.
2) Plaats de cursor op “Pedal CC”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste controlenummer.
Parameters
Pedal CC: OFF, Modulation (1), Foot Ctrl (4), General1 (16), General2 (17)
OFF
Modulation (1), Foot Ctrl (4), General1 (16), General2 (17)
Commando’s voor de positiegevoe­ligheid (enkel Snare en Ride)
Ook de plaats waar u een Snare- of Ride-pad raakt kan in MIDI-controlecommando’s worden vertaald. Voor de Snare (TRIGGER INPUT 2) wordt contro­lenummer CC16 gebruikt en voor Ride (TRIGGER INPUT 10) controlenummer CC17. Deze nummers gelden zowel voor het zenden als de ontvangst.
Opmerking:
met de TD-10 gebruikt, de controlenummers 16 en 17 reeds voor andere functies in gebruik heeft, dan kunt u andere con­trolenummers kiezen.
Als het MIDI-instrument, dat u in combinatie
HiHat-controledata worden noch ontvangen noch verzonden.
HiHat-controledata worden ont­vangen en verzonden met het con­trolenummer tussen haakjes.
Als het MIDI-instrument, dat u in combinatie
90
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F2 (CTRL)].
U komt terecht op de “MIDI Control Change”-pagi­na.
2) Plaats de cursor op “SNARE” of “RIDE”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste controlenummer.
MIDI-functies Synchroniseren met externe MIDI-instrumenten
Parameters
Zone CC: OFF, Modulation (1), General1 (16), General2 (17)
OFF
Modulation (1), General1 (16), General2 (17)
Positie-controledata worden noch ontvangen noch verzonden.
Positie-controledata worden ont­vangen en verzonden met het con­trolenummer tussen haakjes.
TD-10 synchroniseren met een externe sequencer
In dit geval fungeert de TD-10 als Slave. Verbind voor dit scenario de MIDI OUT-connector van het externe instrument met MIDI IN van de TD-10:

10.7 Synchroniseren met externe MIDI-instrumenten

Hieronder laten we zien hoe u de sequencer van de TD-10 kunt synchroniseren met een externe sequen­cer. Wie van die twee het tempo dicteert noemen we de Master, degene die het tempo van de andere volgt heet de Slave.
Synchronisatiemogelijkheden
De TD-10 geeft weer/neemt op vol-
Internal
External
Auto
gens zijn interne tempoklok. Deze optie is vanuit de fabriek geselec­teerd.
De sequencer van de TD-10 luistert naar het tempo (MIDI Clock) van een extern instrument.
Dit is een praktische combinatie van Internal en External: als u op de [PLAY]-knop van de TD-10 drukt en er is geen extern synchronisatiesig­naal voorhanden, dan wordt het interne tempo gevolgd. Is er wel een externe klok, dan wordt die gevolgd.
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLO­BAL)].
U komt terecht op de PATTERN GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Sync Mode”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “External” of “Auto”.
4) Start de weergave op het zendend instrument.
De twee instrumenten geven nu synchroon weer.
Externe sequencer synchroniseren met de TD-10
In dit geval fungeert de TD-10 als Master. Verbind de MIDI IN-connector van het externe instrument met MIDI OUT van de TD-10:
Referentie Referentie Referentie
MIDI OUT MIDI IN
Sequencer
TD-10
MIDI IN MIDI OUT
Remote
MIDI Delay
De TD-10 luistert naar start/pauze/ stop-commando’s van een extern instrument, maar gebruikt het tempo van zijn interne klok.
Ontvangen tempo-commando’s wor­den enkel gebruikt om het vertra­gingsinterval (Beat Delay, blz. 57) van het effect te sturen. Start/pauze/ stop-commando’s worden genegeerd, dus de sequencer volgt zijn eigen tempo.
Sequencer
TD-10
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLO­BAL)].
U komt terecht op de PATTERN GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Sync Mode”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “Internal” of “Auto”.
4) Maak de nodige instellingen op het externe instru­ment, zodat het als Slave fungeert (Sync of Clock= MIDI).
5) Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
De twee instrumenten geven nu synchroon weer.
91
TD-10 Handleiding
92
DEEL III. APPENDIX

Mogelijke problemen

1.
Lijkt uw TD-10 niet naar behoren te functioneren, overloop dan in eerste instantie de onderstaande lijst. Als het om een voor de hand liggend probleem gaat, vindt u de oplossing misschien in “Snel aan de slag” of onder “Moge­lijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen” op blz. 25.
Problemen met het geluid
Het klinkt niet zoals het hoort
Hebt u de gevoeligheid van de pads correct afge­steld?
Zie “Pads toewijzen” op blz. 17 en controleer of de trigger-instellingen kloppen. Hoe u de gevoeligheid van de pads kunt aanpassen leest u onder “Gevoelig­heid van de pads” op blz. 22. Gebruikt u contactmi­crofoons (drum triggers) of pads van een ander merk, zie dan “Basisparameters voor de trigger­ingangen (BASIC)” op blz. 73 en “Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD)” op blz. 75.
Geen geluid
Staat het volume niet te laag?
Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tus­sen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de rele­vante display-pagina te gaan.
Staat de [VOLUME CONTROL] (MASTER)-rege­laar te laag?
Draai de regelaar naar een hogere stand.
Staan de [GROUP FADERS] te laag?
Schuif ze hoger.
Hebt u in de Control Room het volume van indivi­duele instrumenten verlaagd? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)])
Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort, de cur-
sor gaat dan automatisch naar de fader voor die pad. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hoge­re waarde.
Hebt u voor instrumenten, waarvan de compressor actief is, de Level-waarde van deze laatste te laag ingesteld? ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])
Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort om naar
de display-pagina met relevante instellingen te gaan. Druk op [F4] om “Level” te kiezen en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel een hogere waarde.
Hebt u bij de Control Room-instellingen GROUP VOLUME voor de volledige Drum Kit lager inge­steld? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)])
Ga naar “DRUM” en kies met [DEC]/[INC] of met
het [VALUE]-wiel een hogere waarde.
Hebt u de pads correct aangesloten?
Zorg dat alle pads correct zijn aangesloten en dat de juiste pad met de juiste ingang is verbonden.
Hebt u een parameter (uitgezonderd Volume­parameters) zo ingesteld dat u niets hoort?
Controleer de volgende punten: Als u Brushes gebruikt: hebt u wel een Kit geselec-
teerd die voor Brushes geschikt is?
Kits die geschikt zijn voor Brushes herkent u aan het
onderstaande symbool rechtsonder in het display.
Hebt u de toewijzing van de uitgangen veranderd? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F3 (OUT­PUT)])
Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort om naar
de display-pagina met relevante instellingen te gaan en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste uitgang.
Geen geluid wanneer u op [PREVIEW] drukt
Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)]. Controleer op de pagina die u nu te zien krijgt de Velocity-waarde als de Dynamics-parameter op “OFF” staat. Staat Velocity op “0”, kies dan een hogere waarde. Staat Dynamics op “ON”, dan bepaalt de kracht waarmee u op de [PREVIEW]­knop drukt het volume van de weergave.
Appendix Appendix Appendix
93
TD-10 Handleiding
Parameterwijzigingen hebben geen invloed op het geluid
Hebt u het juiste instrument gekozen (Head/Rim)?
Een aantal parameters kunt u apart instellen voor “HEAD” (het vel) en “RIM” (rand). Houd steeds in de gaten voor welk van de twee u parameters aan het wijzigen bent.
Volumebalans is plots veranderd
Controleer de groepfaders
Als u bij het kiezen van een Drum Kit de volumeba­lans wilt horen die u hebt vastgelegd met de Control Room-instellingen, zorg dan dat alle [GROUP FAD­ERS] op dezelfde positie staan.
Kijk uit bij het inschakelen...
Wacht na het inschakelen tot de naam van de Kit in het display verschijnt vóór u pads of pedalen aan­raakt. Als u dat niet doet, kan de TD-10 geen correcte analyse maken van de pads die op zijn ingangen zijn aangesloten.
U draait aan [MASTER], maar het volume blijft gelijk
De [MASTER]-regelaar bepaalt enkel het volume van de MASTER-uitgangen, niet van de hoofdtele­foonuitgang of van DIRECT 1/2/3.
U hoort geen effecten
Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tus­sen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de rele­vante display-pagina te gaan.
Hebt u de globale effectschakelaar uitgeschakeld? ([KIT]-[F3 (FX SW)]).
Druk op [F4] om deze in te schakelen (ON).
Hebt u het effectvolume (Send) voor individuele instrumenten naar omlaag geregeld? ([CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F1 (FXSEND)])
Sla op de pad waarvoor u geen effect hoort, de cursor
gaat dan automatisch naar de fader voor die pad. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hoge­re waarde.
Hebt u het globale volume van een effect vermin­derd? ([CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2 (SNDRTN)]).
Kies op deze pagina “Output Level” en pas met
[DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de waarde aan.
U hoort geen Ambience
Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tus­sen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de rele­vante display-pagina te gaan.
Staat de globale Ambience-schakelaar uit? ([KIT]­[F3 (FX SW)])
Druk op [F1] om hem te activeren (ON).
Hebt u het effectvolume (Send) voor individuele instrumenten verminderd? ([STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F1 (AMBSND)])
Sla op de pad waarvoor u geen effect hoort, de cursor
gaat dan automatisch naar de fader voor die pad. Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hoge­re waarde.
Hebt u het groepvolume voor de Ambience vermin­derd? ([STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F2 (GRP­SND)])
Kies de groep waarvoor u geen Ambience hoort
(DRUMS, PERC, PART) en stel met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde in.
Hebt u het uitgangssignaal van de Ambience vermin­derd? ([STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F3 (AMBL­VL)])
Kies de gewenste uitgang (MASTER, DIR1,DIR2 of
DIR3) en pas met [DEC]/[INC] of met het [VA­LUE]-wiel de waarde aan.
Equalizer werkt niet (individueel of MASTER)
Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tus­sen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de rele­vante display-pagina te gaan.
Hebt u de globale EQ-schakelaar uitgeschakeld? ([KIT]-[F3 (FX SW)])
Druk op [F3] om deze in te schakelen (ON).
Hebt u de Master-Equalizer uitgeschakeld? ([KIT]­[F4 (MAS EQ)])
Druk op [F1] om deze in te schakelen (ON).
Hebt u de EQ voor individuele pads uitgeschakeld? ([CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)])
Sla op de pad waarvoor de Equalizer niet werkt om a
naar de pagina met instellingen voor die pad te gaan. Druk op [F1] om de EQ in te schakelen (ON).
Compressor werkt niet
Hebt u de compressors globaal uitgeschakeld? ([KIT]-[F3 (FX SW)])
Druk op [F2] om ze in te schakelen (ON).
Hebt u de compressors voor individuele pads uitge­schakeld? ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])
Sla op de pad waarvoor de compressor niet werkt om
a naar de pagina met instellingen voor die pad te gaan. Druk op [F1] om de compressor in te schake­len (ON).
94
Appendix
Zijn de instellingen van de compressor correct? ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])
Controleer aan de hand van de uitleg op blz. 55 of de
instellingen correct zijn.
Problemen met de pads
Kracht waarmee u slaat heeft geen invloed op het geluid
Zie “Pads toewijzen” op blz. 17 en controleer of de basisinstellingen kloppen. Kunt u aan de hand daar­van het probleem niet oplossen, zie dan “Gevoelig­heid van de pads” op blz. 22.
U hoort het aan de pad toegewezen instrument niet
Misschien hebt u de toewijzingen van Head en Rim omgewisseld, of misschien speelt u –zonder het te beseffen– een Rim Shot (vel en rand samen) en stuurt u de Rim-klank aan. Om de Head-klank te spelen moet u enkel op het vel slaan.
Bulk Dump wordt niet verzonden
Hebt u de MIDI-kabel correct aangesloten?
Om data van de TD-10 naar een extern instrument te zenden (Bulk Dump) moet u MIDI OUT/THRU van de TD-10 verbinden met MIDI IN van de externe sequencer enz. Controleer ook of de ontvangst van SysEx-commando’s in die sequencer niet is uitge­schakeld (of misschien herkent uw sequencer deze commando’s helemaal niet).
Sequencer-verwante problemen
U drukt op [PLAY], maar de weergave start niet
Geeft u misschien een leeg patroon weer?
Controleer of het patroon wel muziek bevat.
Hebt u een Part uitgeschakeld?
Controleer of er op de pagina, die u te zien krijgt wanneer u op [PART]-[F4 (MUTE)] drukt, bij bepaalde Parts “MUTE” staat. Is dat het geval, druk dan op [F1]~[F4] om hiervan “PLAY” te maken.
Appendix Appendix Appendix
MIDI-verwante problemen
U hoort geen geluid wanneer u een externe stuurbron (sequencer, klavier, enz.) gebruikt
Hebt u een interne Volume-parameter omlaag geregeld?
Hebt u het volume van individuele instrumenten in een slagwerkgroep gewijzigd? ([KIT]-[F2 (FUNC)]­[F1 (PRCGRP)]-[F2 (EDIT)])
Plaats de cursor op Note en selecteer de noot die geen
geluid geeft. Ga vervolgens naar Volume en kies met [DEC]/[INC] een hogere waarde.
Hebt u een te laag Control Room-volume gekozen voor de volledige Percussion Group? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)])
Ga naar PERC en kies met [DEC]/[INC] of met het
[VALUE]-wiel het gewenste volume. Hebt u de toewijzing van de uitgangen veranderd?
([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F3 (OUT­PUT)]) (Volgens de fabrieksinstellingen wordt het geluid enkel naar de MASTER- en PHONES-uitgan­gen gestuurd.)
Kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de
gewenste uitgang (MASTER, DIR1, DIR2 of DIR3). Hebt u het MIDI-kanaal van de betreffende Part
gewijzigd of uitgeschakeld? ([SETUP]-[F2 (MIDI)])
Staat er in de Channel-kolom van de pagina “OFF”,
plaats hier dan de cursor op en kies met [DEC]/ [INC] of met het [VALUE]-wiel het gewenste MIDI­kanaal.
Was er even iets dat dan onmiddellijk stopte?
Hebt u als weergavetype (PLAY TYPE) Tap geko­zen?
Dit weergavetype is bedoeld om een patroon stap voor stap aan te sturen via een pad. Kies op de pagi­na, die u te zien krijgt wanneer u op [PATTERN]­[F2 (FUNC)]-[F3 (TYPE)] drukt, een andere optie voor “Play Type”.
Metronoom-problemen
U hoort geen klik (metronoom)
Licht de [CLICK]-indicator op?
Als dat niet het geval is, moet u op [CLICK] drukken (de indicator licht op). U komt dan op de pagina met metronoominstellingen terecht. Bovendien zou u intussen de klik moeten horen. Is dat niet het geval, zie dan hieronder of druk op [EXIT] om de pagina te verlaten.
Staat de groepfader [CLICK] te laag?
Regel deze fader omhoog.
Hebt u de juiste uitgang gekozen voor het klikge­luid?
Druk op [CLICK]-[F2 (INST)] en plaats de cursor op Output. Is daar “MASTER” gekozen, dan wordt de klik naar MASTER OUT en PHONES gestuurd. Is de optie “PHONES” geselecteerd, dan wordt de klik naar de hoofdtelefoon (PHONES) gestuurd.
95
TD-10 Handleiding
Display-problemen
Trigger-indicators lichten op zonder dat u op de betreffende pad speelt
Misschien interpreteert de pad de trillingen van een dichtbij geplaatste luidspreker e.d. als een triggersig­naal. Plaats de luidspreker verder weg of monteer de pad anders. Controleer ook of de pad wel goed vast­zit en of het drumstatief stabiel staat, want als dat niet het geval is, ligt de gevoeligheid voor externe tril­lingen uiteraard hoger.
Display is te licht of te donker
De leesbaarheid van het display staat in functie van de hoek waaronder u het bekijkt en de lichtintensiteit van de omgeving waarin de TD-10 zich bevindt. Blijkt het display moeilijk leesbaar, pas dan de waar­de voor [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F3 (DISPLY)] aan, of houd [KIT] ingedrukt en draai aan het [VALUE]­wiel (dit is de eenvoudigste manier).
Andere problemen
Als u op [PREVIEW] drukt, hoort u een patroon
Hebt u aan het betreffende trigger-nummer een patroon toegewezen?
Op [PREVIEW] drukken heeft hetzelfde effect als op de overeenkomstige pad slaan, vandaar dat u in dit geval een patroon hoort (want dat is aan die pad toe­gewezen). Druk op [STOP] om de weergave van het patroon te stoppen.
96

Mogelijke instrument/trigger-toewijzingen

Mogelijke instrument/trigger-
2.
toewijzingen
In de onderstaande tabel ziet u welke instrumenten u aan welke trigger-nummers kunt toewijzen. Dit is de beteke­nis van de gebruikte symbolen:
: u kunt dit instrument toewijzen en van de V-EDIT mogelijkheden gebruik maken.: u kunt dit instrument toewijzen, maar geen gebruik maken van de V-EDIT mogelijkheden.
X: u kunt dit instrument niet toewijzen.
Trigger-nummer 1 2 3 456789101112
Inst-groep \
V-KICK V-SNARE V-TOM ELEC KICK ELEC SNARE ELEC TOM1 ELEC TOM2 ELEC TOM3 ELEC TOM4 808 KICK 808 SNARE 808 TOM1 808 TOM2 808 TOM3 808 TOM4 909 KICK 909 SNARE 909 TOM1 909 TOM2 909 TOM3 909 TOM4 Other
KICK SNARE TOM1 TOM2 TOM3 TOM4 HI-HAT CRASH1 CRASH2 RIDE AUX1 AUX2
Appendix Appendix Appendix
Opmerking:
Opmerking:
lingen zoals keteldiepte, type vel enz. voor beide klanken. De ENIGE parameter die u apart voor de Rim kunt editen is de stemming van het vel.
Parameters die u apart kunt instellen voor het vel en de rand
[INST]-parameters Pitch, Decay (behalve voor “V-EDIT” klanken)
[STUDIO]-parameters Amb Send Level (behalve voor ELEC, 808 of 909 klanken)
[CONTROL ROOM]-parameters
[INST]-[F4 (CTRL)-[F4 (MIDI)]-parameters TRIGGER to PATTERN, Gate Time, Note No.
[INST]-[F4 (CTRL)]-[F3 (PATTERN)]-parameters TRIGGER to PATTERN
Voor instrumenten uit de ELEC-, 808- of 909-groep kunt u de combinatie van Head en Rim niet wijzigen.
Als u twee verschillende “V”-klanken uit dezelfde instrumentgroep toewijst aan Head en Rim, gelden parameterinstel-
MIXER/Volume, MIXER/Fx Send (behalve voor ELEC, 808 of 909 klanken)
97
TD-10 Handleiding
Fabrieksinstellingen laden
3.
(INITIALIZE)
Hieronder laten we zien hoe u alle interne parameters opnieuw kunt instellen op de waarden die ze vanuit de fabriek hadden. Let wel: als u dat doet, gaan alle instellingen die u zelf intussen hebt gemaakt verloren. Wilt u die instellingen later nog eens gebruiken, dan moet u ze opslaan op een geheugenkaart (blz. 77) of zenden naar een externe sequencer (blz. 84), vóór u aan de onderstaande procedure begint.
1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F4 (INIT)].
U komt terecht op de SYSTEM INITIALIZE-pagina.
2) Druk op [F4 (INIT)].
Het display vraagt om bevestiging.
3) Druk op [F4 (EXEC)] om de data van de TD-10 te initialiseren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder te initiali­seren.)
Het is ook mogelijk om de fabrieksinstellingen voor individuele Drum Kits, Percussion Groups en trig­ger-banken op te roepen.
bron bestemming
1) Druk op [KIT].
U komt terecht op de DRUM KIT-pagina.
2) Druk op [TOOLS]-[F1 (COPY)].
U komt terecht op de COPY DRUM KIT-pagina.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer van de Drum Kit die u wilt initialiseren, voorafgegaan door “PRESET”.
4) Druk op [F4 (COPY)].
Het display vraagt om bevestiging.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de data te initialiseren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder te initialiseren.)
98
4.

(Fout)meldingen in het display

(Fout)meldingen in het display
Hieronder ziet u een overzicht van de meldingen die u in het display te zien kunt krijgen. De meeste daarvan dienen om aan te geven dat er iets misgaat. In de uitleg hieronder vertellen we wat u in dat geval moet doen.
Een aantal meldingen wordt vergezeld van de functie “ACCEPT”, toegewezen aan [F4]. Door op [F4] te drukken doet u de foutmelding verdwijnen.
Backup Battery Low
De interne batterij van de TD-10 (die de geheugens van voeding voorziet) is bijna leeg. Neem contact op met uw dealer of met de dichtstbijzijnde Roland­herstellingsdienst en laat de batterij vervangen.
BACKUP NG
De interne batterij is volledig leeg, zodat de interne data verloren zijn gegaan. Neem contact op met uw dealer of met de dichtstbijzijnde Roland-herstel­lingsdienst en laat de batterij vervangen.
BULK DUMP Aborted by User
U hebt het zenden van een Bulk Dump onderbroken.
Check Sum Error
De Check Sum-waarde van een System Exclusive­commando was niet correct.
BULK DUMP Data Transmit Completed
Het zenden van een datapakket (Bulk Dump) werd voltooid.
BULK DATA DEVICE ID Error
De System Exclusive-data konden niet worden ont­vangen omdat het Device ID-nummer niet klopt. Kies het correcte nummer (namelijk dat waarmee de data werden opgeslagen, zie blz. 84).
BULK DATA Load Error
Er ging iets mis tijdens de ontvangst van een data­pakket. Controleer of alle MIDI-kabels correct zijn aangesloten (zie blz. 84).
BULK DATA Receiving … Please, Wait.
Er worden net data ontvangen. Raak, zolang deze melding in beeld blijft, niet aan knoppen of aan een pad.
BULK DATA Receive Completed
Het datapakket (Bulk Dump) is “binnen”.
Empty Pattern
U probeert een edit-operatie op een leeg patroon.
EXPANSION BOARD Not Ready or Unavailable
Het Expansion Board is niet juist of helemaal niet geïnstalleerd (zie blz. 23).
Illegal Card
Deze melding kan twee oorzaken hebben: 1 Misschien hebt u een geheugenkaart ingestoken
die nog nooit op een TD-10 werd gebruikt. Contro­leer eerst of de kaart geen belangrijke data bevat die u nog voor andere instrumenten nodig hebt. Blijkt dat niet het geval te zijn, dan mag u op [F4 (ACCEPT)] drukken om naar de initialisatiepagina te gaan. Op deze pagina drukt u op [F4 (INIT)], waarna het display u om bevestiging vraagt. Wilt u de kaart daadwerkelijk initialiseren, druk dan op [F4]. Ziet u af van initialiseren, druk dan op [F1].
2 Misschien is dit geen M-512E kaart (dat is het eni­ge type kaart dat u op de TD-10 kunt gebruiken).
MEMORY CARD Battery Low! Please Change
De batterij die de geheugenkaart van voeding voor­ziet is bijna leeg. Vervang ze zo snel mogelijk door een nieuwe batterij (zie de handleiding van de geheu­genkaart).
MEMORY CARD Data Error
De TD-10 heeft moeite met de data op de kaart. De data zijn mogelijk beschadigd omdat u de TD-10 hebt uitgeschakeld of de kaart hebt verwijderd terwijl er nog data werden opgeslagen. In dat geval moet u de kaart opnieuw formateren (zie blz. 77).
Appendix Appendix Appendix
99
TD-10 Handleiding
MEMORY CARD Data Load Completed
De gewenste data werden van de geheugenkaart gela­den.
MEMORY CARD Data Save Completed!
De gewenste data werden naar de geheugenkaart gekopieerd.
MEMORY CARD Not Ready
Een patroon of Drum Kit vroeg data op van een geheugenkaart die niet aanwezig is. Steek de betref­fende kaart in de sleuf.
MEMORY CARD Write Protected.
De schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is inge­schakeld, zodat er geen data kunnen worden opge­slagen. Schakel de beveiliging uit (zie blz. 77).
MIDI Buffer Full
Er werden te veel MIDI-data op korte tijd ontvan­gen, zodat de TD-10 ze niet allemaal kon verwerken. Controleer of de oorzaak niet ligt bij slechte kabel­verbindingen of bij uw externe MIDI-instru­ment(en).
MIDI Offline
De MIDI-datastroom werd onderbroken (waar­schijnlijk werd er een MIDI-kabel uitgetrokken).
PATTERN DATA Not enough memory
Het interne geheugen voor patronen zit vol. Bewaar de aanwezige patronen op een geheugenkaart (zie blz. 77) of in een extern instrument (zie blz. 84) en wis een aantal (of alle) interne patronen (zie blz. 69).
SYSTEM ERROR
Er is iets misgelopen met het besturingssysteem. Neem contact op met uw dealer of met de dichtstbij­zijnde Roland-herstellingsdienst.
SYSTEM INITIALIZE Completed!
Alle data van de TD-10 werden geïnitialiseerd.
No Empty Pattern
Er zijn geen lege patronen meer voorhanden. Als u nieuwe patronen wilt opnemen, moet u eerst bestaande patronen wissen (zie blz. 69).
100
Loading...