Bedankt voor uw aankoop van de Roland TD-10 Percussion Sound Module. Vergeet niet “Voorzorgsmaatregelen”
op blz. 2 te lezen. Lees ook de rest van de handleiding best eens volledig door. Zo leert u meteen alle mogelijkheden
van uw nieuwe aanwinst kennen.
TD-10 Handleiding
Voorzorgsmaatregelen
Voeding
• Schakel de TD-10 en de overige instrumenten altijd uit
voordat u ze op elkaar aansluit.
• Sluit het netsnoer van de TD-10 nooit aan op een stopcontact waar andere apparaten, die brom of ruis veroorzaken
(b.v. dimmers, motoren enz.) of veel vermogen trekken, op
zijn aangesloten.
• Let, bij het aansluiten van het netsnoer op het lichtnet, op
het voltage.
• Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer en zorg dat
er niemand over kan struikelen. Trek, bij het verbreken van
de aansluiting op het lichtnet, altijd aan de stekker zelf en
nooit aan het netsnoer om de draden niet te beschadigen.
• Als u de TD-10 lange tijd niet wenst te gebruiken, verbreekt u best de aansluiting op het lichtnet.
• Het zou kunnen gebeuren dat de TD-10 niet naar behoren
werkt wanneer u hem onmiddellijk na uitschakelen weer
inschakelt. Wacht dus telkens een paar seconden voordat u
hem weer inschakelt.
Plaatsing
• Om problemen te vermijden, dient u de TD-10 te beschermen tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof.
• Plaats de TD-10 niet te dicht in de buurt van een neonlicht,
een fluorescerende lamp, een TV-toestel of ander, gelijkaardig materiaal dat enerzijds ruis door interferentie, en
anderzijds allerlei fouten kan veroorzaken.
• Neem contact op met de dichtstbijzijnde Roland hersteldienst voordat u de TD-10 in het buitenland gebruikt.
• Als de TD-10 niet naar behoren werkt, schakel hem dan
onmiddellijk uit en neem contact op met uw dealer of de
Roland hersteldienst.
Onderhoud
• Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een
zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig
vuil te verwijderen, gebruikt u een neutraal reinigingsmiddel. Wrijf de TD-10 daarna droog met een zachte doek.
• Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners
want deze kunnen de behuizing beschadigen.
Geheugenbatterij
• Dit apparaat is uitgerust met een batterij die ervoor zorgt
dat de opgeslagen data ook na uitschakelen niet gewist
worden. De levensduur van deze batterij bedraagt ongeveer
5 jaar. Het zou iets langer kunnen zijn, maar het verdient
aanbeveling de batterij om de 5 jaar te laten vervangen.
• Probeer nooit zelf de geheugenbatterij te vervangen. Laat
dit werk over aan de Roland hersteldienst. Denk eraan dat
de data in het interne geheugen kunnen worden gewist.
Dat is met name het geval als het geheugen of een daarmee
samenhangend onderdeel wordt hersteld of niet meer
werkt.
Andere voorzorgsmaatregelen
• Behandel de TD-10 zachtjes.
• Laat geen voorwerpen (muntstukken, metalen draad enz.)
of vloeistoffen (water, alcohol, sap enz.) in het inwendige
terechtkomen.
2
Hoe moet u deze handleiding gebruiken?
De handleiding van de TD-10 is als volgt ingedeeld:
Snel aan de slag
Het eerste deel van de handleiding is bedoeld voor
mensen met weinig geduld, die meteen aan de slag
willen. In “Snel aan de slag” maakt u voor de voet
weg kennis met de voornaamste bedieningsroutines
van de TD-10. Zorg dus dat u de TD-10 binnen
handbereik hebt terwijl u dit deel leest. Woorden die
u niet meteen begrijpt kunt u opzoeken in de “Verklarende woordenlijst” op blz. 108. Wilt u meer
details over een bepaalde functie, dan kunt u terecht
in het tweede deel.
Referentie
In dit deel komen alle functies van de TD-10 in detail
aan bod. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat u inmiddels de basisprincipes van de TD-10 onder de knie
hebt. Is dat niet het geval, lees dan eerst “Snel aan de
slag”. Het referentie-deel bevat de volgende hoofdstukken:
Appendix
Hoofdstuk 8 en 9. Aanvullende functies
In deze hoofdstukken leggen we uit hoe u pads of
pedalen kunt gebruiken om patronen weer te geven
en wijzen we op een aantal functies die u helpen tijd
te besparen, zoals Copy en Help.
Hoofdstuk 10. MIDI
In dit hoofdstuk hebben we alle MIDI-mogelijkheden van de TD-10 samengebracht, meer bepaald het
opslaan van data in een extern instrument en het
gebruik van de TD-10 als MIDI-klankmodule.
Hebt u problemen met uw TD-10, zoek dan de
oplossing in “Mogelijke problemen” op blz. 93.
Krijgt u een foutmelding te zien, zoek deze dan op
onder “(Fout)meldingen in het display” op blz. 99 en
volg de instructies die daar worden gegeven. Verder
vindt u in dit deel informatie i.v.m. klanken editen
en MIDI, klankoverzichten en de MIDI-implementatie.
Opmerking:
handleiding werd uitgegaan van de fabrieksinstellingen. Eens
u een beetje met de TD-10 hebt gewerkt is het uiteraard
mogelijk dat de display-inhoud niet meer exact overeenstemt
met de afbeeldingen.
Bij de afbeeldingen van display-pagina’s in deze
Hoofdstuk 1. Overzicht van de TD-10 V•Drums
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het concept achter de TD-10 – het loont de moeite om te weten waar
al die innoverende mogelijkheden vandaan komen.
Hoofdstuk 2~5. Klanken creëren
In het eerste deel geven we u al een voorproefje van
de mogelijkheden die u hebt om zelf klanken te
maken, maar het hele verhaal leest u in hoofdstuk 2~
5 van het tweede deel.
Hoofdstuk 6. Sequencer
In dit hoofdstuk laten we zien hoe u de ingebouwde
sequencer van de TD-10 kunt gebruiken: opnemen,
metronoom instellen en gemaakte opnames bewerken.
Hoofdstuk 7. Instellingen voor de TD-10 in zijn
geheel
In dit hoofdstuk leert u alles over functies die verband houden met de TD-10 in zijn geheel, zoals algemene aanpassingen van de klank, data op een geheugenkaart opslaan enz.
3
TD-10 Handleiding
Voornaamste kenmerken
☛
Perfecte geluidskwaliteit en expressieve mogelijk-
☛
heden die het akoestische voorbeeld benaderen
De klankbron van de TD-10 is een volledig nieuw
☛
type dat gebruik maakt van Composite Object Sound
Modeling (COSM). Deze klankbron is in staat om
zowel de kracht waarmee je aanslaat als de plaats
waar de slag terechtkomt te vertalen in een klankkleur, waardoor het resultaat qua dynamiek en
expressiviteit kan wedijveren met akoestische drums.
Ook roffels klinken realistischer dan ooit, tenminsten op voorwaarde dat u de (los verkrijgbare)
PD-100 en PD-120 pads gebruikt.
Opmerking:
een door Roland ontwikkelde technologie waarmee de verschillende componenten van een klank apart kunnen worden
gemodelleerd.
Opmerking:
raakt is enkel mogelijk voor snare drum- en ride cymbaalklanken.
☛
600 drumklanken en 54 begeleidingsinstrumenten
COSM (Compositie Object Sound Modeling) is
Detectie van de plaats waar u het vel/de pad
☛
Tussen het uitgebreide palet instrumentklanken
vindt u beslist iets voor elke muziekstijl.
☛
Comfortabele bediening voor drummers
Bij het creëren van nieuwe klanken kunt u zoals op
uw akoestische drum te werk gaan. U kiest het
gewenste vel, u stemt het en u brengt eventueel demping aan. Aangezien het display werkt met grafische
voorstellingen van de daarnet genoemde handelingen verloopt de bediening erg intuïtief en overzichtelijk.
☛
Supersnel
De TD-10 heeft de snelste trigger-tijd (het tijdsinter-
☛
val tussen het aanslaan van de pad en de weergave
van het geluid) ooit. Alle nuances die u speelt worden dus accuraat weergegeven.
☛
Twaalf pads kunnen tegelijk worden gebruikt
U kunt nu tot twaalf pads tegelijk gebruiken. Dat is
heel wat, en het geeft u de vrijheid om met bepaalde
pads geen klank aan te sturen, maar ze te gebruiken
om functies te activeren (Pad Switch) of om patro-
☛
nen weer te geven (Pad Pattern).
☛
Het volledige opnameproces kan worden nagebootst
U kunt het materiaal en de omvang van de ketels, de
akoestische omgeving, microfoontypes en -plaatsing
en effect- en mixerparameters instellen en opslaan
☛
als onderdeel van een Drum Kit, zodat u ze steeds
met een knopdruk weer kunt oproepen. Flexibiliteit
troef dus.
Spelen met Brushes
Als u gebruik maakt van PD-100 of PD-120 pads,
kunt u ook met Brushes spelen, iets wat tot nu toe
met geen enkel electronisch drumsysteem mogelijk
was (gebruik enkel nylon brushes!).
Functies speciaal afgestemd op drums
Voor ieder instrument dat u toewijst aan de triggeringangen 1~10 is er een individuele 2-bands equalizer en een compressor voorhanden. Bovendien
beschikt u in het Control Room-menu over de volgende digitale effecten: Reverb, Flanger, Chorus,
Delay, Pitch Shift Delay en Phaser. De totaalmix (het
signaal voor de MASTER OUT-aansluitingen) kunt
u bewerken met een 3-bands equalizer. Met de
Ambience-parameter (in het Studio-menu) bepaalt
u in welke virtuele ruimte het drumstel zich bevindt.
Daarbij kunt u zelfs het materiaal van de muren, de
afmetingen van de ruimte en de plaats van de
Ambience -microfoons wijzigen. Verder kunt u voor
ieder geluid apart instellen in welke mate het door de
ruimte wordt gekleurd.
Handige functies voor live-gebruik
Met de groepfaders op het frontpaneel kunt u tijdens
het spelen snel bepaalde instrumentgroepen luider
of zachter zetten. Een andere handige functie is de
mogelijkheid om Drum Kits in een bepaalde volgorde te zetten (Drum Kit Chain). Aangezien de [DEC]/
[INC]-knoppen groot genoeg zijn om met een
drumstick in te drukken (hoewel u er nu ook weer
niet op mag slaan), kunt u tijdens een optreden makkelijk de volgende (of vorige) kit in een “keten” kiezen. Verder is het mogelijk om enkel de metronoomklik naar de hoofdtelefoon te sturen, en is er een stereo-ingang voor externe audio-signalen (MIX IN).
Ingebouwde, eenvoudig te bedienen sequencer
Opnemen met de interne sequencer werkt net als bij
een bandopnemer. Naast de drums kunt u drie begeleidingspartijen opnemen, als ruggesteuntje bij het
oefenen of aanvullende partijen voor een optreden.
Aangezien de TD-10 via MIDI kan communiceren,
kunt u bij dit verhaal ook een externe MIDI-klankbron en/of sequencer betrekken.
Niet alleen voor PD-100 en PD-120 pads
Alle vorige pad-modellen (PD-5, PD-7, PD-9), Kick
Trigger Units (KD-5, KD-7) en het Hi-Hat controlepedaal (FD-7) zijn compatibel. De PD-7 en PD-9
vertalen bovendien positie-informatie voor Snareen Ride-klanken.
Uitbreidingsmogelijkheid levert extra klanken en
functies op
De uitbreidingskaarten uit de WAVE & SYSTEM
EXPANSION BOARD TDW-serie breiden het aantal instrumenten en Drum Kits van de TD-10 uit en
4
maken een Update d.m.v. Flash ROM mogelijk. Alle
kits en parameters van de TD-10 kunnen worden
opgeslagen op een geheugenkaart (M-512E).
☛
Kan worden gebruikt als MIDI-klankmodule
Geluiden kunnen worden gegroepeerd in Percussion
Groups, die u via MIDI kunt aansturen zoals een
Preset op een klankmodule. Met andere woorden:
naast de toewijzing aan de 12 trigger-ingangen kunt
u nog een nootverdeling programmeren. Deze doet
dan dienst als “gewone” drummodule die bv. door
een sequencer aangestuurd wordt.
5
TD-10 Handleiding
Inhoud
14
14
15
16
18
20
21
22
31
31
32
33
33
34
36
36
36
36
37
37
38
39
DEEL I. — SNEL AAN DE SLAG 9
1. Voorzieningen op de panelen
1.1 Frontpaneel 9
1.2 Achterpaneel 11
9
2. Basis 12
2.1 Knoppen en display-pagina’s
3. Voordat u aan de slag gaat
3.1 TD-10 op het statief monteren
3.2 Mixer, versterker enz. aansluiten
3.3 Pads en pedalen aansluiten
3.4 Inschakelen 15
Uitschakelen 16
3.5 Demo beluisteren
3.6 Pads toewijzen 17
Als u werkt met de “V-Basic Kit” of de “V-Standard
Kit” 17
Als u werkt met PD-5, PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120
pads 17
Spanning van het vel instellen
TD-10 aansturen met contactmicrofoons op een
akoestisch drumstel 18
Instellingen controleren
12
14
19
5. De voorgeprogrammeerde Drum Kits 27
5.1 Hoe genereert de TD-10 geluid? 27
Brush Kit 28
5.2 Electro Kit 29
6. Drum Kit wijzigen (editen)
6.1 [INST]: instellingen voor de basisklank
Instrument kiezen 31
Materiaal en diepte van de ketel
Materiaal en stemming van het vel kiezen
Demping en snaarspanning kiezen
6.2 [STUDIO]: akoestiek van de “ruimte” aanpassen
6.3 [CONTROL ROOM]: de laatste hand aan het geluid
leggen 34
Klankkleur wijzigen met de Equalizer
Volumebalans van de instrumenten aanpassen
7. Voorbeelden en tips
7.1 Sequencer gebruiken
Preset-patroon weergeven
Meespelen met een Preset-patroon
7.2 Drum Kit Chain (keten)
7.3 Voetschakelaar-functies
7.4 Patronen starten met een pad
7.5 Metronoomklik via hoofdtelefoon beluisteren
7.6 TD-10 als MIDI-klankmodule gebruiken
36
31
35
38
4. Speltechnieken
20
4.1 Tips voor het bespelen van de pads
Rim Shots 20
Afdempen 20
Positiegevoeligheid 20
Spelen met Brushes 20
HiHat-controlepedaal
4.4 Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en
instellingen 25
6
DEEL II. — REFERENTIE 39
1. Overzicht van de TD-10 V•Drums
1.1 Structuur van het V•Drums-systeem
1.2 Pads kiezen 39
39
2. Instellingen voor de volledige Drum Kit 41
2.1 Kit selecteren 41
2.2 Kit selecteren uit een lijst 41
2.3 Naam van de Drum Kit 41
2.4 Kit geschikt maken voor Brushes 42
2.5 Effecten voor de hele Kit in- en uitschakelen 42
Inhoud
3. Instrument-instellingen 43
3.1 Instrument kiezen 43
3.2 Instrumenten kiezen uit een lijst 43
3.3 “Akoestische” Drum Kit editen (V-EDIT) 44
V-EDIT en EDIT 44
Materiaal van de ketel selecteren 44
Diepte van de ketel 45
Materiaal van het vel kiezen 45
Vel stemmen 45
Demping aanbrengen 46
Snaarspanning aanpassen 46
3.4 “Electronische” Drum Kit editen (V-EDIT) 47
3.5 TR-808/909 editen (V-EDIT) 47
3.6 HiHat, cymbalen en percussie editen 48
4. Studio-parameters 50
4.1 Instellingen voor de hele Drum Kit 50
Ruimte/omgeving kiezen 50
Afmetingen van de ruimte 50
Materiaal van de muren 50
Plaatsing van de ruimtemicrofoons 51
Uitgangsvolume en -toewijzing van het
omgevingsgeluid 51
4.2 Instellingen voor individuele instrumenten 51
Diepte van het Ambience-geluid 51
Microfoontype en -plaatsing 52
4.3 Instellingen voor instrumentgroepen 53
Ambience Send Level per groep instellen 53
5.2 Instellingen voor de volledige Drum Kit 56
Effect Return Level aanpassen 56
Effecttype kiezen 57
Effecten editen 57
5.3 Instellingen voor volledige groepen 60
Effect Send Level voor een volledige groep
aanpassen 60
Volume instellen voor individuele groepen 60
6. Sequencer 61
6.1 Basisbediening van de sequencer 61
Preset-patronen gebruiken 61
6.2 Tempo instellen 62
6.3 Weergavefuncties 62
Patroon kiezen 62
Patronen kiezen uit een lijst 62
Weergavemethode selecteren 63
6.4 Instellingen voor de metronoom 63
Metronoomklik in- en uitschakelen, volume regelen 63
Tempo instellen 63
Maatsoort en klik-interval kiezen 63
Klikgeluid kiezen 64
Klikgeluid met Ambience bewerken 64
Effecten voor de metronoom 64
Stereopositie aanpassen 64
Uitgang voor de metronoom 64
6.5 Opnemen 65
Basiswerkwijze voor de opname 65
Rehearsal-functie 66
Metronoom laten aftellen 66
Opname starten op het moment dat u op een pad
slaat 66
Timing automatisch verbeteren tijdens de opname
(Quantize) 66
Data van een andere sequencer importeren 67
6.6 Patronen editen 67
Patroon benoemen 67
Patroon wissen (Erase) 67
Maten uit een patroon wissen (Erase Pattern
Measure) 68
Patroon kopiëren 68
Maten van een patroon/Part kopiëren 68
Patroon wissen (Clear) 69
Maten van een patroon verwijderen (Clear) 69
Patronen verbinden 70
6.7 Instellingen voor Part-instrumenten 70
Master Tuning (stemming) 70
Instrumentkeuze en verwante instellingen voor
individuele Parts 70
Mixer-instellingen voor individuele Parts 71
Specifieke Parts uitschakelen 71
7. Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel 72
7.1 Signaal van MIX IN aan een uitgang toewijzen 72
7.2 Type pad specifiëren 72
7.3 Basisparameters voor de trigger-ingangen (BASIC) 73
Sensitivity 73
Threshold 73
Curve 73
Spanning van het vel aanpassen 74
7.4 Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen
(ADVNCD) 75
Scan Time 75
Retrigger Cancel (RetrigCancel) 75
Mask Time 75
Crosstalk 76
Volgorde van deze parameters bij gebruik van
7
TD-10Handleiding
contactmicro’s (drum-triggers) 76
7.5 Helderheid van het display (Contrast) 77
7.6 Master Equalizer instellen 77
7.7 Data opslaan op een geheugenkaart (RAM) 77
Data op een geheugenkaart opslaan 78
Data van een geheugenkaart laden 78
8.1 Drum Kits in een bepaalde volgorde kiezen (Drum Kit
Chain) 79
Naam van de Drum Kit Chain 79
8.2 Kopiëren 80
8.3 UNDO-functie 80
8.4 Help-functie 81
8.5 Bepalen hoe de [PREVIEW]-knop werkt 81
10.7 Synchroniseren met externe MIDI-instrumenten 91
DEEL III. — APPENDIX 93
1. Mogelijke problemen 93
2. Mogelijke instrument/triggertoewijzingen 97
3. Fabrieksinstellingen laden (INITIALIZE) 98
9. Functies bedienen met pads en
voetschakelaars 82
9.1 Pads gebruiken om patronen te starten (Pad Pattern) 82
9.2 Pads gebruiken voor “knopfuncties” (Pad Switch) 82
9.3 Functies aansturen met voetschakelaars (Foot Switch) 83
10. MIDI-functies 84
10.1 Data naar/van een extern instrument (Bulk Dump) 84
Data opslaan 84
Data opnieuw laden 84
Device ID instellen -- data naar twee of meer TD-10’s
zenden 84
10.2 Via de pads externe MIDI-klankmodule aansturen 85
Nootnummer voor elke pad 85
Gate Time (duur) instellen 86
MIDI-kanaal 86
10.3 TD-10 en Roland SPD-11 86
10.4 MIDI-instellingen voor de TD-10 in zijn geheel 86
MIDI-kanalen voor individuele Parts instellen 86
Local Control uitschakelen 87
Ontvangen/zenden van programmakeuzecommando’s 87
Data uitdunnen die door de FD-7 wordt gezonden
(Pedal Data Thin) 87
10.5 TD-10 als module gebruiken 87
Percussion Groups 88
Instrumenten selecteren 89
Percussion Group editen 89
Kit-nummers verbinden met MIDIprogrammanummers 90
10.6 MIDI-commando’s voor geavanceerde
4. (Fout)meldingen in het display 99
5. Over MIDI 101
5.1 MIDI-connectors 101
5.2 MIDI-kanalen en multitimbrale klankbronnen 101
5.3 Werking van de sequencer 102
6. Contactmicrofoons gebruiken 103
7. Overzicht van de Presets 104
7.1 Drum Kits 104
7.2 Drum-instrumenten 105
8. Specificaties 107
9. MIDI-implementatie 112
10. Index 115
mogelijkheden 90
Commando’s voor de HiHat 90
Commando’s voor de positiegevoeligheid (enkel Snare
en Ride) 90
TD-10 synchroniseren met een externe sequencer 91
Externe sequencer synchroniseren met de TD-10 91
8
DEEL I. SNEL AAN DE SLAG
Voorzieningen op de panelen
1.
1.1 Frontpaneel
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
151617
2
1
5678
10
9
1) Trigger-indicator
Deze indicator licht op wanneer er een triggersignaal
wordt ontvangen van een pad. Dat gebeurt als u op
die pad slaat. Licht de indicator niet op, dan weet u
dat de pad niet goed is aangesloten.
2) LED-display
Dit display beeldt het nummer van de geselecteerde
Drum Kit af.
3) Grafisch display
Tijdens het spelen wordt hier de naam van de Drum
Kit en andere relevante informatie afgebeeld. Tijdens
het editen krijgt u hier verklarende iconen en tekst te
zien.
Opmerking:
het in de rest van deze handleiding over “het display” hebben.
4) Functieknoppen F1~F4
Het is dit grafisch display dat we bedoelen als we
3
1112 13 14
Deze knoppen krijgen een andere functie naar gelang
de inhoud van het display. Onderaan het display
kunt u de functie van iedere knop aflezen (zie
blz. 12).
5) EXIT-knop
Door op deze knop te drukken keert u terug naar het
scherm dat zich één stap hoger in de schermhiërarchie bevindt. Door herhaald te drukken keert u terug
naar de “DRUM KIT” pagina.
6) TOOLS-knop
Deze knop verschaft u toegang tot functies als Copy,
Undo en Help (zie blz. 23, 80).
7) CHAIN-knop
Hiermee kunt u Drum Kit Chains samenstellen (dit
zijn reeksen drum kits die u na elkaar kunt kiezen)
(zie blz. 36, 79).
18
19
20
4
21
22
9
TD-10 Handleiding
8) SETUP-knop
Onder deze knop zitten een aantal instellingen die
verband houden met de TD-10 in zijn geheel, zoals
trigger-parameters en MIDI-instellingen (zie
blz. 72).
9) Groepfaders
Hiermee regelt u het volume van de verschillende
klankgroepen, zoals Kick, Snare, HiHat, het overige
slagwerk, de begeleidingsinstrumenten en de metronoomklik (zie blz. 21).
10)Sequencer
Met deze knoppen bedient u de transportfuncties
van de sequencer (zie blz. 36, 61).
11)KIT-knop
Door op deze knop te drukken keert u terug naar het
de display-pagina die u normaal tijdens het spelen op
de TD-10 te zien krijgt.
12)INST (Instrument) knop
Met deze knop gaat u naar de display-pagina waar u
instrumenten kunt editen (zie blz. 31, 43).
13)STUDIO-knop
Deze knop verschaft u toegang tot de display-pagina
waar u microfoontypes, microfoonposities, de ruimte en positie van de ruimtemicrofoons kunt kiezen
(zie blz. 33, 50).
14)CONTROL ROOM-knop
Met deze knop gaat u naar de Mixer-, EQ-, Compressor- en Effect-parameters (zie blz. 34, 54).
15)MIX IN-regelaar
Hiermee regelt u het volume van het instrument dat
u op de MIX IN-ingang aansluit. Het geluid van deze
ingang wordt bij het signaal van de MASTER OUTen/of PHONES-uitgangen gemixt.
16)PHONES-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de hoofdtelefoon.
De signalen van de verschillende uitgangen worden
niet onderbroken wanneer u een hoofdtelefoon aansluit.
17)MASTER-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de MASTER OUTuitgangen. Het volume van de PHONES-uitgang
regelt u met de PHONES-regelaar.
18)CURSOR-knoppen
Hiermee verplaatst u de cursor in het display of gaat
u naar de volgende display-pagina (zie blz. 12).
19)VALUE-wiel
Dit wiel heeft dezelfde functie als de [DEC]/[INC]knoppen. Het wiel werkt echter handiger als u grote
waardesprongen wilt overbruggen (zie blz. 12).
20)Trig Select
Met de onderste twee knoppen kiest u de pad (het
triggernummer) waarvoor u instellingen wilt maken.
Wilt u de rand van een pad kiezen, druk dan op de
RIM-knop (de RIM-indicator licht op). Als u pads
op de TD-10 hebt aangesloten kunt u een pad ook
selecteren door erop te slaan. Met de PREVIEWknop kunt u het instrument beluisteren dat aan de
geselecteerde pad is toegewezen. Bent u een slagwerkgroep aan het editen, dan stuurt de PREVIEWknop het geluid aan dat in het display wordt afgebeeld (zie blz. 13).
21)PREVIEW-knop
Hiermee kunt u instrumenten “voorbeluisteren”
wanneer u toevallig even geen pad(s) op de TD-10
hebt aangesloten. Met de Trig Select-knoppen kiest u
de pad waarvoor u de toewijzing wilt controleren. De
PREVIEW-knop is aanslaggevoelig (zie blz. 13).
22)[DEC]/[INC]-knoppen
Hiermee kiest u Drum Kits of wijzigt u waarden. Met
de INC-knop kiest u een hogere waarde, met de
DEC-knop een lagere. Deze knoppen zijn bovendien
ruim bemeten, zodat u ze ook met de tip van uw
drumstok kunt bedienen (zie blz. 12).
Opmerking:
indrukken”. Deze knoppen zijn namelijk geen pads en gaan
dus ook sneller stuk.
Met “bedienen” bedoelen we hier “voorzichtig
10
1.2 Achterpaneel
Snel aan de slag Snel aan de slag
33
3132
34
23)MEMORY CARD-aansluiting
Hier kunt u een M-512E geheugenkaart (los verkrijgbaar) aansluiten. Zo’n kaart biedt plaats aan alle
instellingen van de TD-10 (zoals Drum Kit- en
sequencerdata, enz.) (zie blz. 77).
Opmerking:
u met de TD-10 kunt gebruiken.
24)TRIGGER INPUT-aansluitingen
Op deze ingangen moet u de pads of kick triggers
aansluiten die u met de TD-10 wilt verbinden.
Gebruik een stereo-kabel als u een dual trigger-type
pad (PD-7, PD-9, PD-120) wilt aansluiten (zie
blz. 15).
25)FOOT SWITCH-ingang
Hier kunt u een (los verkrijgbare) voetschakelaar
(FS-5U) aansluiten om Drum Kits te kiezen, de
sequencer te starten/stoppen enz. Hiervoor hebt u
een speciale PCS-31 kabel (optie) nodig (zie blz. 37,
83).
26)HH CTRL-aansluiting
Op deze ingang kunt u een HiHat controlepedaal
(FD-7) aansluiten (zie blz. 21).
27)OUTPUT (MASTER)-aansluitingen
Dit uitgangspaar levert het totaalgeluid van de
TD-10. U moet ze verbinden met een externe versterker, mengtafel enz. Wilt u de TD-10 in mono
versterken, verbind dan enkel de MASTER L
(MONO)-uitgang (zie blz. 14).
28)OUTPUT (DIRECT, 1, 2, 3) uitgangen
Als u bepaalde drumklanken apart wilt versterken,
bewerken enz., kunt u ze aan één van deze uitgangsparen toewijzen. Ook de “Ambience” kunt u naar
één van deze uitgangen sturen – maar niet de digitale
effecten. De toewijzing van deze uitgangen gebeurt
in het Control Room-menu (zie blz. 55).
29)PHONES-uitgang
Op deze uitgang kunt u een stereo-hoofdtelefoon
aansluiten. Hierdoor wordt de weergave via de andere uitgangen niet uitgeschakeld (zie blz. 14).
30)MIX IN-aansluiting
Op deze ingang kunt u een CD- of cassettespeler aansluiten, of een signaal dat u live wilt kunnen afluiste-
De M-512E is het enige type geheugenkaart dat
30
2728
2529
26
ren. Het signaal dat u aansluit kunt u aan de MASTER OUT- en/of PHONES-uitgangen toewijzen (zie
blz. 72).
31)MIDI IN-aansluiting
Hier kunt u een externe MIDI-sequencer aansluiten
die de geluiden van de TD-10 kan aansturen. Een
andere toepassing is het laden van TD-10 instellingen (Bulk-data) die u in een extern instrument had
opgeslagen (zie blz. 84).
32)MIDI OUT/THRU-aansluiting
Hier kunt u een externe MIDI-klankmodule/sampler aansluiten waarvan u de geluiden met pads wilt
aansturen. Via deze aansluiting kunt u ook de instellingen van de TD-10 (Bulk-data) naar een extern
MIDI-instrument zenden (zie blz. 84).
33)POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de TD-10 in en uit (zie blz. 15).
34)AC-ingang
Op deze ingang moet u de bijgeleverde stroomkabel
aansluiten (zie blz. 14).
23
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
24
11
TD-10 Handleiding
Basis
2.
Hieronder gaan we even in op een aantal algemene “spelregels” omtrent de bediening van de TD-10, zodat u in de
rest van deze handleiding weet waarover we het hebben.
2.1 Knoppen en display-pagina’s
Instellingen opslaan
De TD-10 heeft geen “procedure” om instellingen op
te slaan, om de eenvoudige reden dat dit automatisch
gebeurt zodra u een instelling wijzigt.
Knoppen en (schuif)regelaars
Knoppen en (schuif)regelaars worden tussen vierkante haken afgebeeld, bv. [SETUP].
Cursor
Cursor
Als een waarde wit-op-zwart wordt afgebeeld, zeggen we dat deze waarde “door de cursor wordt aangeduid”. Deze waarde kunt u wijzigen. Als een display-pagina meerdere parameters bevat die u kunt
instellen, moet u de cursor met de [CURSOR]knoppen naar de gewenste parameter verplaatsen.
Functieknoppen [F1]~[F4]
[F1]~[F4] noemen we de “functieknoppen”. Onderaan het display kunt u de naam aflezen van de functies die de knoppen op dat moment hebben. Als we
het in deze handleiding bijvoorbeeld hebben over
[INST]-[F1 (SHELL)], druk dan op [INST] en vervolgens op [F1] (in dit geval wordt boven [F1]
“SHELL” afgebeeld).
Instellingen wijzigen
INC/DEC-knoppenVALUE-wiel
[INC] en [DEC] noemen we in deze handleiding
verder [DEC]/[INC]. Samen met het VALUE-wiel
dienen ze om de instellingen van parameters te wijzigen. Deze twee methodes hebben elk hun eigen
voordelen:
12
[DEC]/[INC]
•Met iedere druk op [INC] kiest u een hogere waarde,
met iedere druk op [DEC] een lagere. Dat werkt
vooral handig als u waarden in kleine stappen wilt
wijzigen.
•Ook voor “aan/uit”-parameters zijn deze knoppen
de aangewezen keuze: [INC] betekent “aan” en
DEC/INC betekent “uit”.
Basis Knoppen en display-pagina’s
•Als u [INC] ingedrukt houdt en op DEC/INC drukt,
kiest u in versneld tempo hogere waarden. Door
DEC/INC ingedrukt te houden en op [INC] te drukken kiest u in versneld tempo lagere waarden.
VALUE-wiel
Dit wiel is handig als u grote waardesprongen wilt
maken.
Rechtsboven in het display
Trigger-nummer
Instrumentnaam (of Trigger-naam)
Rand
"Vel"
MIDI-nootnummer
Op pagina’s die instellingen voor iedere pad bevatten
kunt u de gewenste pad selecteren door erop te slaan.
Rechtsboven in het display verschijnt dan het nummer van de trigger-ingang waarmee de geselecteerde
pad is verbonden, de naam van het instrument dat
hieraan is toegewezen, en het MIDI-nootnummer.
De eerste letter (“H” of “R”) geeft aan of het vel (H)
of de rand (R) van de pad is geselecteerd. Het nummer uiterst rechts is het MIDI-nootnummer. Dat
laatste wordt belangrijk wanneer u de TD-10 als een
MIDI-klankmodule (in combinatie met een sequencer e.d.) wilt gebruiken.
“H” of “R” vertellen u ook welke klank u hoort wanneer u op de [PREVIEW]-knop drukt. In het geval u
de klank van het “vel” (head) en de “rand” (rim)
apart kunt editen ziet u linksboven in het display
voor welke van de twee de huidige instellingen gelden.
Pads kiezen op het frontpaneel van
de TD-10
We hebben hierboven gezien hoe u pads kunt selecteren door erop te slaan. Als u geen pads hebt aangesloten, kunt u met de [TRIG SELECT]-knoppen alsnog de pad kiezen waarvoor u parameters wilt wijzigen. In feite kiest u dan niet de pad, maar het triggernummer waarop die pad is aangesloten.
Door op de [1]-knop te drukken kiest u één triggernummer lager dan het geselecteerde, door op “12” te
drukken één triggernummer hoger.
Als u een PD-7, PD-9 of PD-120 pad gebruikt specifieert u met de [RIM]-knop of u instellingen voor het
vel, dan wel voor de rand wilt maken. Licht de RIMindicator op, dan wordt de rand geselecteerd.
Door deze knoppen in combinatie met de [PREVIEW]-knop te gebruiken kunt u alle gewenste edits
doorvoeren zonder dat u pads op de TD-10 hoeft aan
te sluiten.
Opmerking:
scheid tussen de instellingen voor het vel of de rand. Voor
meer details zie blz. 97.
Voor een aantal instrumenten is er geen onder-
Preset Drum Kits
De Drum Kits 1~50 zijn voorgeprogrammeerd. U
behoudt de mogelijkheid om deze fabrieksinstellingen opnieuw te laden, ook wanneer u inmiddels heel
wat instellingen hebt gewijzigd. Die fabrieksinstellingen noemen we de Preset Drum Kits. Zie blz. 98 voor
meer details.
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
Over het basisscherm
Naam van het scherm
Naam
van de
Drum kit
Dit is het basisscherm van de TD-10, dat u te zien
krijgt wanneer u op [KIT] drukt.
Naast de naam van de Kit zie u hier ook wordt hier
ook afgebeeld wat de status van de geheugenkaart is,
of de effecten aan of uit staan (zie blz. 42), of de Kit
al dan niet voor Brushes geschikt is (zie blz. 42), enz.
Effect aan/uit
Instellingen voor brushes
13
TD-10 Handleiding
Voordat u aan de slag gaat
3.
In dit hoofdstuk laten we zien welke aansluitingen en
instellingen nodig zijn voor u met de TD-10 muziek
kunt maken. We gaan er van uit dat u de fabrieksin-
3.2 Mixer, versterker enz.
aansluiten
stellingen van de TD-10 nog niet hebt gewijzigd.
Opmerking:
steeds alle instrumenten uitschakelen en het volume in de
minimumstand zetten voordat u aansluitingen maakt.
3.1 TD-10 op het statief monteren
Verbind de statiefhouder (deze wordt geleverd bij de
optionele stand MDS-7U/10) met de TD-10.
Netsnoer
Verbinden
met een
stopcontact
Smal
Breed
Gebruik de bijgeleverde schroeven om de TD-10 te
bevestigen (zie de afbeelding).
Opmerking:
schroeven kunnen de schakelkringen e.d. van de TD-10
beschadigen.
Gebruik enkel de bijgeleverde schroeven. Andere
Bevestig vervolgens de TD-10 op het drumstatief
(MDS-7U/10).
Meer details omtrent het in elkaar zetten van het
drumstatief en het bevestigen van de TD-10 vindt u
in de handleiding voor het drumstatief (MDS-7U/
10).
Verbind de MASTER L(MONO) en R connectors
met de ingangen van uw geluidssysteem of versterker. Wilt u via een hoofdtelefoon afluisteren, verbind
deze dan met de PHONES-uitgang.
Opmerking:
met de respectievelijke L- en R-ingang op uw geluidssysteem
verbind. Anders hoort u instrumenten die u links wilt plaatsen rechts enz.
Opmerking:
we het uitgangssignaal van de hoofdtelefoonuitgang wat
krachtiger gemaakt dan u misschien van een doorsnee electronisch muziekinstrument gewend bent. Houd hier rekening
mee, want lang luisteren op een hoog volume kan uw gehoor
beschadigen.
Opmerking:
zen aan de DIRECT1-, DIRECT2- of DIRECT3-uitgangen.
Om schade en/of storingen te voorkomen moet u
Audio-kabel
RL
Stereo-hoofdtelefoon
Let erop dat u de MASTER L en R connectors
Met de live-drummer in het achterhoofd hebben
Bij levering zijn er geen instrumenten toegewe-
Geluidsinstallatie, enz.
14
Voordat u aan de slag gaat Inschakelen
3.3 Pads en pedalen aansluiten
3.4 Inschakelen
Gebruik de bijgeleverde kabels om uw pads, hi-hat
controlepedaal en Kick Trigger Unit(s) aan te sluiten, zoals in de onderstaande afbeelding is aangegeven. Voor de Kick en de Snare zijn aparte jacks voorzien, Zorg dus dat u de betreffende accessoires op
deze jacks aansluit.
TD-10 achterpaneel
Roland
Roland
1) Draai de [MASTER]- en [PHONES]-regelaar hele-
2) Zet het volume van het aangesloten versterkings-
3) Schakel de TD-10 in met de POWER-schakelaar op
Als u PD-7 of een PD-9 pads gebruikt, zet dan de
polariteitsschakelaar op de achterzijde van de pad in
de stand “– (Roland)”. Bij een KD-7 maakt het niet
uit welke stand u kiest.
Opmerking:
de instrumenten in uw systeem in de hieronder gespecifieerde
volgorde inschakelen. Respecteer deze volgorde, anders riskeert u storingen en/of schade aan luidsprekers en andere
instrumenten.
Eens u alle aansluitingen hebt gemaakt, kunt u
3
1
6
5
maal naar links om het volume in de minimumstand te zetten.
systeem in de minimumstand.
het achterpaneel.
Opmerking:
aangesloten pads. Daarom mag u de pads tijdens de opstartprocedure niet aanraken, want als u dat doet, trekt de TD-10
foute conclusies en kan uw systeem niet naar behoren functioneren. Raak dus niet aan pads of pedalen tot u het volgende
scherm te zien krijgt:
Bij het inschakelen controleert de TD-10 de
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
OUTPUTPOLARITY
+- (Roland)
PD-7, PD-9
Als u het summum van expressiviteit uit uw systeem
wilt halen bevelen we het gebruik aan van Roland
pads (PD-5, PD-7, PD-9, PD-100, PD-120) en Kick
Trigger Units (KD-7).
4) Schakel uw versterker of geluidssysteem in.
5) Zet de [GROUP FADERS] in hun maximumpositie
en kies voor de [MASTER]- en [PHONES]-regelaar
de positie die in de onderstaande afbeelding wordt
aangegeven.
15
TD-10 Handleiding
6) Druk herhaaldelijk op [PREVIEW] en kies met
[MASTER] (of [PHONES], als u via hoofdtelefoon
afluistert) het gewenste volume.
U zou nu geluid van de TD-10 moeten horen. Vergeet niet dat het volume van het geluid mee wordt
bepaald door de kracht waarmee u op de [PREVIEW]-knop drukt.
Hoort u geen geluid wanneer u op [PREVIEW]
drukt, controleer dan de volgende punten:
•Als u een hoofdtelefoon gebruikt: hebt u deze aangesloten op de PHONES-uitgang?
•Als u een externe versterker gebruikt: hebt u deze
verbonden met de MASTER OUT-connectors? Zijn
de audiokabels wel verbonden met de ingangen van
de versterker enz.?
•Gebruikt u misschien defecte kabels?
•Hebt u op de externe versterker de juiste ingang
gekozen?
•Staan de [GROUP FADERS] misschien nog in de
minmumstand?
•Hebt u een te laag [PHONES]-volume gekozen?
•Hebt u een te laag [MASTER]-volume gekozen?
Opmerking:
pad u de [PREVIEW]-knop wilt gebruiken.
Met [TRIG SELECT] kunt u kiezen voor welke
Uitschakelen
1) Zet het volume op alle instrumenten (TD-10 en
externe versterking) in de minimumstand.
2) Schakel de versterker, het mengpaneel e.d. uit.
3) Schakel de TD-10 uit.
3.5 Demo beluisteren
De TD-10 bevat een demosong die u een idee geeft
van zijn uitstekende klankkwaliteit en mogelijkheden. De demosong is in feite een medley van 4 korte
songs. Hij wordt weergegeven in een “loop” (lus).
Wilt u één van de vier songs apart beluisteren, ga dan
als volgt te werk:
2
3
1
1) Stel alle [GROUP FADERS] op hetzelfde volume in.
2) Houd [SETUP] ingedrukt en druk op [CHAIN].
3) Kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de
gewenste “sectie” uit de demosong.
De sectie die u hier kiest wordt als eerste weergegeven, waarna het geheel in een lus blijft voortgaan.
4) Druk op [PLAY].
Hiermee start u de weergave. Tijdens de weergave
behouden de [GROUP FADERS] hun normale functie, zodat u de demosong de gewenste geluidsbalans
kunt meegeven (voor meer details omtrent de groepfaders, zie blz. 21).
5) Druk op [STOP] om de weergave te beëindigen.
Hebt u genoeg gehoord van de demo, druk dan op
[EXIT] om terug te keren naar de “DRUM KIT”pagina.
Opmerking:
gebruik van dit materiaal voor niet-persoonlijke doeleinden
vormt een inbreuk op de wet.
Opmerking:
THRU gezonden.
Opmerking:
39~42.
Alle rechten voorbehouden. Ongeoorloofd
De demosong wordt niet naar MIDI OUT/
De demosong maakt gebruik van de Drum Kits
54
16
Voordat u aan de slag gaat Inschakelen
3.6 Pads toewijzen
U moet voor iedere TRIGGER INPUT het type pad
specifiëren dat u ermee verbindt, anders kan de
TD-10 de signalen van de pads niet naar behoren
interpreteren.
Als u werkt met de “V-Basic Kit” of
de “V-Standard Kit”
Voor deze kits heeft de TD-10 de juiste instellingen
reeds aan boord. U hoeft ze dus enkel op te roepen.
12
3
Als u een PD-100 of PD-120 pad gebruikt, kunt u nu
best de spanning van het vel instellen.
Eens u alle instellingen hebt afgerond, kunt u op
[EXIT] drukken om terug te keren naar de “DRUM
KIT”-pagina.
Als u werkt met PD-5, PD-7, PD-9,
PD-100 of PD-120 pads
Maak in dat geval voor elke aangesloten pad de volgende instellingen.
1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en
tenslotte op [F1 (BANK)].
U komt terecht in het volgende scherm:
Hier ziet u welke pads met welke TRIGGER INPUTS
zijn verbonden.
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en
tenslotte op [F1 (BANK)].
2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op het
“BANK”-nummer.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de relevante BANK.
V-Basic Kit= BANK 1
V-Standard Kit= BANK 2
DisplayNaam van de pad
PD5PD-5
PD7PD-7
PD9PD-9
10APD-100
12APD-120
KD7KD-7/KD-5
2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen weg
van het “BANK”-nummer.
3) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor gaat automatisch naar de waarde voor de
pad waarop u hebt geslagen.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de naam
van de pad.
Ziezo, hiermee hebt u alle nodige instellingen
gemaakt. Als u een PD-100 of PD-120 pad gebruikt,
kunt u nu best de spanning van het vel instellen:
Opmerking:
afbeeldingen geven de fabrieksinstellingen aan. Zijn deze
intussen gewijzigd, dan kunt u de Copy-functie (blz. 80)
gebruiken om de originele instellingen opnieuw op te roepen.
Ziezo, hiermee hebt u in één klap alle nodige instellingen voor de V-Basic of V-Standard Kit gemaakt.
De parameterwaarden in de bovenstaande
17
TD-10 Handleiding
Spanning van het vel instellen
Voor de PD-100 en PD-120 pads is het belangrijk dat
u de instellingen van de TD-10 aanpast op de spanning van het vel. Dat gaat als volgt.
12
4
1) Zorg dat Trigger Type (modelnaam van de pad) is
ingesteld op “10A” (PD-100) of op “12A”
(PD-120).
2) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en
tenslotte op [F4 (OPTION)].
3) Sla op de PD-100 of PD-120 waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt op de bijbehorende display-pagina terecht.
4) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op
“Head Tension Adjustment”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
“Loose” betekent dat de TD-10 ervan uit gaat dat het
vel los is, terwijl hij bij “Tight” een behoorlijk strakke
velspanning verwacht. Voorlopig houdt u het best bij
de neutrale optie “Normal”.
6) Sla op het vel van de PD-100 of PD-120, ongeveer 3
cm van de spanschroef.
7) Regel met een spansleutel (optie) de spanschroef
bij tot de indicator zich op de positie uit de onderstaande afbeelding bevindt.
Indicator
Als de indicator rechts van het middelpunt staat,
draai dan de spanschroef naar links om het vel losser
te spannen. Staat de indicator links van het middelpunt, draai de spanschroef dan naar rechts om het
vel strakker te spannen.
Opmerking:
springen, zorg dan eerst dat het vel gelijkmatig gespannen
staat en ga dan verder met de bovenstaande procedure.
Opmerking:
spanning vindt u in de handleiding van de PD-100/120.
Blijkt de indicator wild van links naar rechts te
Meer details over het instellen van de juiste vel-
Eens u alle instellingen hebt gemaakt, kunt u herhaaldelijk op [EXIT] drukken om terug te keren naar
de “DRUM KIT”-pagina.
TD-10 aansturen met
contactmicrofoons op een
akoestisch drumstel
In plaats van pads kunt u ook contactmicrofoons
(die u op uw akoestische trommels monteert)
gebruiken om de TD-10 aan te sturen. In dat geval
moet u in eerste instantie het Trigger Type op
“Drum Trigger” instellen. Blijkt dat niet te volstaan
voor een accurate triggering, dan kunt u met de
“geavanceerde” parameters nog één en ander bijregelen. Zie “Geavanceerde parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD)” op blz. 75.
Bevestig eerst de contactmicrofoons (zie blz. 103).
Maak vervolgens voor iedere trigger de volgende
instellingen.
1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en
tenslotte op [F1 (BANK)].
U komt op de volgende display-pagina terecht.
Sla hier
Spanschroef
(3 cm)
De indicator rechtsonder in het display geeft de
afwijking aan.
18
Op deze pagina ziet u een overzicht van de trigger
types die voor iedere TRIGGER INPUT zijn gespecifieerd.
2) Haal de cursor met de [CURSOR]-knoppen weg
van het “BANK”-nummer.
3) Sla op de trommel (of druk het basdrumpedaal in)
waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor komt automatisch op het Trigger-nummer van de aangeslagen trommel terecht.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste Trigger-type. Kies de volgende opties:
“KIK” voor de basdrum, “SNR” voor de snare drum,
“TOM” voor de toms en “FLR” voor de Floor tom.
5) Druk meerdere keren op [EXIT] om terug te keren
naar de “DRUM KIT”-pagina.
Instellingen controleren
Alle juiste instellingen zouden nu gemaakt moeten
zijn. U kunt dit controleren door op de pads/trommels te slaan en te luisteren of het juiste instrument
weerklinkt. Is dat niet het geval, controleer dan nogmaals of alle instellingen kloppen of zie “Mogelijke
problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen”
op blz. 25.
Voordat u aan de slag gaat Inschakelen
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
19
TD-10 Handleiding
Speltechnieken
4.
4.1 Tips voor het bespelen van de
pads
Positiegevoeligheid
Als u een PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 gebruikt
(trigger-ingang 2 of 10), dan kunt u ook klankverschillen bekomen op basis van de plaats waar u het
Rim Shots
vel raakt.
Op de PD-7, PD-9 en PD-120 kunt u met de rand
een tweede klank aansturen, ter aanvulling van de
klank die u met het vel aanstuurt.
Pad
ÂØÒňÎ
ÂØÒňÎ
ÂØÒňÎ
ÂØÒňÎ
Pad
Rand van de pad
Als drummer weet u natuurlijk dat de klankkleur
Normale slag
Rim Shot
afhangt van de plaats waar u het vel raakt. Dat was tot
nu toe één van de expressieve mogelijkheden die
Om een Rim Shot te spelen moet u het vel en de rand
van de pad tegelijk raken. Als u enkel de rand raakt,
wordt er geen signaal uitgestuurd (en hoort u dus
geen geluid). Een goed gespeelde Rim Shot (vel +
rand) stuurt de klank aan die u aan “rim” hebt toegewezen.
Opmerking:
moet u de hierboven beschreven speltechniek hanteren (dus
vel en rand tegelijk aanslaan). Verder moet u er rekening mee
houden dat de Rim-functie van de PD-120 enkel werkt als u
de pad op trigger-ingang 2 (SNARE) aansluit. Wilt u Rimgeluiden voor toms enz., gebruik dan een PD-7 of een PD-9.
Ook als u tijdens het editen de “Rim” wilt kiezen
akoestische drums vóór hadden op hun electroni-
sche collegae. De PD-120 maakt een einde aan deze
voorsprong: als u deze pad gebruikt om een Snare-
klank van de TD-10 aan te sturen, beschikt u over
positie-afhankelijke timbreverschillen die de verge-
lijking met een akoestische Snare kunnen doorstaan.
Spelen met Brushes
De PD-120 en PD-100 pads kunt u ook met Brushes
bespelen. U kunt daarbij alle typische speltechnieken
gebruiken, die ook het overeenkomstige geluid ople-
veren dat u van een akoestische Snare verwacht. De
Afdempen
Deze techniek simuleert het “dempen” van een
akoestisch cymbaal en kan worden toegepast op de
enige voorwaarde is dat u een Drum Kit kiest die
bedoeld is om met Brushes te worden bespeeld. Druk
op [KIT] en kies een Kit waarvoor rechtsonder het
onderstaande symbool is afgebeeld.
PD-7 en PD-9.
Klankverschillen op basis van slagpositie
Sla op een pad waaraan een langzaam uitstervende
klank (zoals een cymbaal) is toegewezen. Zodra u de
rand van de pad vastgrijpt, wordt de weergave van de
klank afgebroken.
20
Opmerking:
len Brushes beschadigen het vel en dreigen zelfs het gaas
waaruit het vel bestaat te doorprikken.
Opmerking:
Brushes te bespelen.
Gebruik enkel Brushes uit nylon/plastic. Meta-
Preset Drum Kit 7 en 37 zijn bedoeld om met
Speltechnieken TD-10 bedienen
HiHat-controlepedaal
De HiHat-functie van de TD-10 werkt op een iets
andere manier dan op een akoestisch drumstel. Hoewel… het enige wat u in de gaten moet houden is dat
u twee dingen nodig hebt: een pad (die dienst doet
als “deksel”) en een pedaal (de FD-7). Met een
HiHat-controlepedaal, zoals de FD-7, en een pad
kunt u de volgende speltechnieken gebruiken:
FD-7
Open HiHat
Gesloten HiHat
Gesloten met
pedaal
Open met
pedaal
Sla op de pad zonder het pedaal in te
drukken.
Sla op de pad terwijl u het pedaal
indrukt.
Trap het pedaal in zonder op de
HiHat-pad te slaan.
Druk op het pedaal en laat het
onmiddellijk opnieuw los om een
“open” hi-hat klank aan te sturen.
Totaalvolume aanpassen
Kies met de [VOLUME CONTROL]-regelaar het
volume voor de MASTER-uitgangen van de TD-10.
Door deze regelaar in wijzerzin te draaien verhoogt u
het volume, door hem in tegenwijzerzin te draaien
verlaagt u het.
[MASTER]
[PHONES]
[MIX IN]
Hiermee regelt u het volume van de
MASTER OUT-aansluitingen.
Hiermee regelt u het volume van de
hoofdtelefoonuitgang.
Hiermee regelt u het volume van MIX
IN. Het signaal van de MIX IN-ingang
wordt naar de MASTER- en PHONESaansluitingen (of enkel naar de
PHONES-aansluiting) gestuurd.
Drum Kit kiezen
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
4.2 TD-10 bedienen
Volume aanpassen
Volumebalans bijregelen
Kick Drum, Snare en HiHat hebben hun eigen
[GROUP FADERS] waarmee u hun volume kunt
aanpassen. Toms, cymbalen enz. zijn gegroepeerd
onder de [OTHERS] faders.
Voor het volume van de individuele pads in een Kit
kunt u terecht in het Control Room menu (zie
blz. 54).
2
1
1) Druk op [KIT].
U komt op de volgende pagina terecht:
Elke Drum Kit van de TD-10 is een verzameling
instellingen voor de instrumenten (klanken) die zijn
toegewezen aan elke pad, de akoestiek en microfoons, mixer, effecten en andere parameters.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste Kit.
21
TD-10 Handleiding
Opmerking:
Kit een stuk eenvoudiger. Druk op de bovenstaande pagina
op [F1 (LIST)]. U komt dan terecht in een pagina met tien
namen van Kits waaruit u de gewenste kunt kiezen. Met
[F1 (PAGE<)] en [F2 (PAGE>)] kunt u respectievelijk naar
de vorige of de volgende pagina gaan. Om een Kit te kiezen
kunt u [DEC]/[INC], het [VALUE]-wiel of de [CURSOR]knoppen gebruiken.
De List -pagina maakt het kiezen van een Drum
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de displaypagina van stap 1.
Gevoeligheid van de pads
U kunt de gevoeligheid van de pads aanpassen aan
uw eigen speelstijl.
1) Druk op [SETUP], vervolgens op [F1 (TRIG)] en
tenslotte op [F2 (BASIC)].
U komt op de volgende pagina terecht.
Master-Equalizer
Dit is de Equalizer waarmee u het totaalgeluid (de
MASTER-uitgangen) van de TD-10 kunt bijkleuren.
Daarbij kunt u aparte instellingen maken voor de
hoge-, midden- en lagetonen.
2
3
1
1) Druk op [KIT] en vervolgens [F4 (MAS EQ)].
U komt op de volgende display-pagina terecht:
Trigger-indicator
2) Plaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen op
“Sensitivity”.
3) Sla op de pad waarvoor u de gevoeligheid wilt aanpassen.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste gevoeligheid.
De door de cursor aangeduide numerieke waarde
verandert nu (1~16). Een lage gevoeligheid (lagere
waarden) betekent dat harde slagen nauwelijks een
hoger volume opleveren. Door daarentegen een hoge
gevoeligheid te kiezen bereikt u ook met zachte slagen een luid volume. Over het algemeen verdient het
aanbeveling om de gevoeligheid zo te kiezen dat de
indicator zijn maximumpositie bereikt als u het
hardst slaat.
Opmerking:
bij het instellen van de gevoeligheid van een electronische
Drum Kit. Vooral als u op een laag volume afluistert kunt u
vaak de indruk hebben dat er te weinig dynamiek voorhanden is, en bijgevolg een hogere gevoeligheid kiezen dan eigenlijk nodig is. Probeer daarom steeds op verschillende volumes
af te luisteren (via een versterker of hoofdtelefoon), zodat u
een goed beeld krijgt van de ingestelde dynamiek.
Het weergavevolume speelt een belangrijke rol
2) Kies met [F2]~[F4] of met de [CURSOR]-knoppen
de “GAIN” kolom.
[F2]Lagetonen (LOW)
[F3]Middentonen (MID)
[F4]Hogetonen (HIGH)
Opmerking:
len.
Met [F1] kunt u de Equalizer in- en uitschake-
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste versterking of verzwakking en luister hoe het geluid verandert.
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM
KIT”-pagina.
22
Speltechnieken Uitbreiden
Effect aan/uit
Het geluid van de TD-10 kan voor een groot deel
afhankelijk zijn van de gebruikte effecten, compressors, enz. Om vast te stellen in hoeverre het geluid
door de effecten wordt beïnvloed kunt u ze elk voor
de volledige kit in- en uitschakelen.
1) Druk op [KIT] en vervolgens [F3 (FX SW)].
Op deze pagina dienen de [F1]~[F4] knoppen als
aan/uit-schakelaars. Met [F1] schakelt u bijvoorbeeld Ambience aan/uit.
AMBNCE
(Ambience)
COMP
(Compressor)
EQ
(Equalizer)
EFFECT
(Effect)
Dit effect simuleert de akoestiek van
een ruimte waarin de drums worden
bespeeld.
De compressor haalt volumepieken
uit het signaal, wat het geluid meer
doorzettingsvermogen kan geven en
uw systeem tegen oversturing beveiligt.
Met de Equalizer kunt u de verhouding van de hoge, midden- en lage
tonen bijregelen.
Hiermee voegt u effecten zoals
Reverb en Delay toe.
woord “FOOT SWITCH” en druk op de knop om
naar de overeenkomstige pagina te gaan.
13,4
1) Druk op [TOOLS] en vervolgens op [F4 (HELP)].
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste trefwoord.
3) Druk op [F4 (SELECT)] om meer uitleg over de
functie te lezen.
4) Om naar de pagina met instellingen voor die functie te gaan drukt u op [F4 (GO NOW)].
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM
KIT”-pagina.
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
2
Opmerking:
OFF staan, hoort u geen effecten, ongeacht andere parameterinstellingen. Controleer daarom of de schakelaars wel
actief zijn voordat u effectinstellingen begint te wijzigen.
Opmerking:
apart instellen.
Voor alle duidelijkheid: als deze schakelaars op
Deze schakelaars kunt u voor elke Drum Kit
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DRUM
KIT”-pagina.
Help-functie
De TD-10 heeft een handige gids aan boord die u van
informatie over de verschillende functies voorziet.
Om op de relevante informatie-pagina terecht te
komen volstaat het dat u een trefwoord invoert. Wilt
u bijvoorbeeld iets weten over een functie waarbij
een voetschakelaar te pas komt, kies dan het tref-
4.3 Uitbreiden
Door middel van Expansion Boards kunt u uw systeem uitbreiden en nieuwe instrumenten en Drum
Kits toevoegen.
Opmerking:
de JV/XP-serie te gebruiken.
Aan de onderkant van de TD-10 vindt u een uitsparing waarin u uitbreidingskaarten kunt installeren.
Dat kunnen enkel kaarten uit de WAVE&SYSTEM
EXPANSION BOARD TDW serie zijn.
1) Schakel de TD-10 uit en verbreek de verbinding
met het lichtnet voordat u een Expansion Board
probeert te installeren.
Het is niet mogelijk om Expansion Boards voor
23
TD-10 Handleiding
2) Verwijder enkel de vier schroeven die hieronder
worden aangegeven en neem de bodemplaat van de
TD-10.
Verwijder deze schroeven
3) Controleer of de plastic houders zich in de posities
bevinden die op de onderstaande afbeelding te zien
zijn. Draai ze, indien nodig, naar de juiste positie.
Expansion Board (uitbreiding)
5) Gebruik de bij de kaart geleverde sleutel om de
houders in de LOCK-positie te draaien, zodat de
kaart goed vast komt te zitten.
LOCK
Ga na het uitvoeren van de bovenstaande stappen
nog eens na of alles goed vast zit.
(Als u de uitbreiding wilt verwijderen moet u de
kaarthouders in de UNLOCK-richting draaien en de
print optillen met de bijgeleverde sleutel. Verwijder
het Expansion Board en breng de bodemplaat
opnieuw aan.)
6) Maak de bodemplaat opnieuw vast met de vier
schroeven die u in stap 2 hebt verwijderd.
Aansluiting
Kaarthouder
4) Zorg dat de gaten in de kaart zich boven de houders
bevinden en steek de connector op de kaart voorzichtig in de aansluiting van de TD-10. Controleer
of de connector goed vastzit en of de drie houders
door de gaten komen.
Opmerking:
netjes van de connectors.
Opmerking:
aan te sluiten. Lukt het niet van de eerste keer, verwijder dan
de print en probeer het nog eens.
Raak niet aan de schakelkringen of aan de pin-
Probeer het Expansion Board nooit met geweld
OPGELET!
In het volgende geval moet u de TD-10 onmiddellijk
uitschakelen en contact opnemen met uw dealer of
de Roland-herstellingsdienst:
•Wanneer voorwerpen (zoals schroeven) zijn gevallen
of er vloeistof werd gemorst in de TD-10.
•Wanneer de TD-10 nat is geworden (bijvoorbeeld
door regen).
•De TD-10 plots “vreemd” begint te doen en niet
meer naar behoren werkt.
Ga nooit zelf in het inwendige van de TD-10 prutsen
– laat dit soort werken over aan een vakman.
Statische electriciteit kan schade aan de interne componenten veroorzaken. Let bij het aanbrengen van
het Expansion Board op de volgende dingen:
•Grijp, voordat u de kaart vastneemt, een metalen
voorwerp (zoals een buis van de waterleiding) beet,
om statische electriciteit te ontladen.
•Neem de kaart enkel bij de rand vast. Raak niet aan
de electrische componenten of connectors.
24
Speltechnieken Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en in-
4.4 Mogelijke problemen i.v.m. de
aansluitingen en instellingen
Hieronder zetten we een aantal typische problemen
op een rijtje die de kop kunnen opsteken wanneer u
de TD-10 voor de eerste keer gebruikt.
Opmerking:
voordat u aansluitingen controleert of wijzigt.
Opmerking:
een uitgebreider probleemoverzicht, waar onder andere
wordt ingegaan op problemen bij het editen of bij het gebruik
van akoestische trommels of pads van een ander merk.
Geen geluid
Controleer eerst of alle aansluitingen kloppen (zie
blz. 14 ff.) en ga vervolgens de onderstaande punten
na:
U hoort geen geluid wanneer u [PREVIEW]
indrukt
Controleer of de [GROUP FADERS] wel omhoog
staan.
Vergeet niet alle instrumenten uit te schakelen
Onder “Mogelijke problemen” op blz. 93 vindt u
Pads sturen verkeerde geluiden aan
•Hebt u de pads met de verkeerde TRIGGER INPUTconnectors verbonden?
•Hebt u de pads stevig bevestigd?
Als een pad niet stevig vastzit, is het mogelijk dat hij
meetrilt wanneer u een andere pad aanslaat en daardoor ongewenst een klank aanstuurt.
•Staat er in de buurt van de pads een luidspreker
opgesteld die aan een hoog volume weergeeft?
Probeer positie van de luidspreker of de pad te veranderen.
Als u zachtjes op een pad slaat, hoort u geen geluid
•Hebt u een pad aangeraakt of een pedaal indrukt terwijl de TD-10 nog met zijn opstartroutine bezig was
(vóór de naam van de Kit in het display verscheen)?
Bij het inschakelen controleert de TD-10 welke pads
met welke ingangen zijn verbonden. Als u tijdens
deze procedure pads aanraakt, worden daarbij
onvermijdelijk fouten gemaakt.
U slaat hard op de pads, maar het volume blijft laag
•Hebt u misschien een te laag volume gekozen?
Als u electronische drums op een laag volume beluis-
tert, krijgt u al snel de indruk dat de pads niet gevoelig genoeg zijn. Gaat die indruk niet weg wanneer u
een hoger volume kiest (zie blz. 21), probeer dan de
gevoeligheid aan te passen (zie blz. 22).
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
Bij het drukken op [PREVIEW] hoort u iets, maar
tijdens het spelen op de pads niet
Controleer of de trigger-indicator (TRIGGER)
oplicht als u op een pad slaat. Is dat niet het geval,
controleer dan de verbinding tussen de pad en de
TRIGGER INPUT-connector.
U hoort geluid in de hoofdtelefoon maar niet uit de
externe versterker, enz.
Controleer de verbindingen met de externe instrumenten en zorg dat de [MASTER]-regelaar niet in de
minimumstand staat.
Als u een PD-5, PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120
gebruikt
Voor deze pads kunt u de verhouding tussen slagkracht en volume aanpassen. Zie blz. 22 voor meer
details.
Als u pads van een ander merk gebruikt
Als u pads van een ander merk gebruikt, die niet naar
behoren functioneren, moet u de instellingen van de
Trigger-parameters aanpassen. Zie “Basisparameters
voor de trigger-ingangen (BASIC)” op blz. 73.
Bepaalde pads klinken te luid of te zacht
•Als u in mono afluistert, mag u enkel de MASTER L
(MONO)-connector verbinden en niets aansluiten
op de R-connector.
•Staan alle [GROUP FADERS]-regelaars in een
geschikte positie?
Stel ze eerst allemaal in op hetzelfde volume en pas
vervolgens de balans aan.
Rim Shots klinken niet
•Gebruikt u een PD-7, PD-9 of PD-120?
Dit zijn de enige pads waarop u Rim Shots kunt spe-
len.
•Gebruik u een mono-kabel om de pad met de TD-10
te verbinden?
25
TD-10 Handleiding
In dat geval stuurt enkel het vel van de pad een klank
aan. Om ook Rim Shots te kunnen spelen moet u de
stereo-kabel gebruiken die bij de PD-7, PD-9 en
PD-120 wordt geleverd.
Rim Shots klinken anders dan verwacht
•Als u op een PD-7 of PD-9 speelt, moet u de rand en
het vel tegelijk aanslaan om een Rim Shot te spelen.
Als u enkel de rand aanslaat, hoort u niets.
•Hebt u de correcte Trigger Types gekozen?
•Als u een PD-120 als Snare gebruikt, controleer dan
de instelling van de “Rim Sensitivity”-parameter (zie
blz. 74).
Volume is te laag wanneer u met Brushes speelt
•De slag van een Brush komt nu eenmaal minder hard
aan dan die van een stok, dus moet u een Drum Kit
gebruiken waarvan de trigger-instellingen gericht
zijn op het gebruik van Brushes. Dergelijke Drum
Kits kunt u herkennen aan het Brush-icoon rechtsonder in de “KIT” display-pagina.
Er wordt geen rekening gehouden met de plaats
waar u slaat
•Kloppen de instellingen voor het Trigger Type?
•Als u een PD-100 of PD-120 gebruikt, hebt u dan de
spanning van het vel correct ingesteld?
•Als u een PD-7 of PD-9 gebruikt, staat de polariteitsschakelaar dan op “– (Roland)”?
•Positiedetectie is enkel mogelijk voor trigger-ingang
2 (SNARE) en 10 (RIDE).
26
De voorgeprogrammeerde Drum Kits Mogelijke problemen i.v.m.
De voorgeprogrammeerde
5.
Drum Kits
5.1 Hoe genereert de TD-10 geluid?
De TD-10 gebruikt een volledig nieuwe methode van klankopwekking, die we Variable Drum Modeling noemen.
De kerngedachte achter deze methode is dat een veel breder en individueler klankspectrum mogelijk wordt, omdat
elk aspect van een drumklank individueel kan worden “gemodelleerd”.
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
Instrument
Ketel
Vel
Snaren
Stemming
Demping
Dit zijn de drie hoofdcomponenten voor de opbouw
van de V-Drums-klanken. Om ze gemakkelijk te
kunnen bereiken hebben ze elk hun eigen knop
gekregen: [INST], [STUDIO] en [CONTROL
ROOM]. Deze parametergroepen wijken uiteraard
af van een “traditioneel” electronisch drumstel, maar
ze zijn wel doorzichtig en zorgen dat u voor de realisatie van een bepaald idee onmiddellijk weet waar u
terecht kunt.
1) Instrument (INST)
Dit is uiteraard het drumstel zelf, dus het materiaal
waaruit de ketels en vellen zijn vervaardigd, hun
vorm, enz.
2) Studio (STUDIO)
Het type, de afmetingen en de gebruikte materialen
van de ruimte waar de drums worden bespeeld, de
plaats van de Ambience-microfoons en het type en
Ruimte, Microfoon
Ruimte-akoestiek
Soort ruimte
Microfoonplaatsing
3) “Regie-ruimte” (CONTROL ROOM)
Mix
Mixer
Effect
Compressor
Equalizer
de plaats van de microfoons waarmee de instrumenten worden opgenomen.
Hier wordt de laatste hand gelegd aan het geluid,
door middel van mixer-instellingen zoals volume,
pan, effectniveau, uitgangstoewijzing, EQ, compressie en digitale effecten.
Voordat u zelf klanken begint te maken is het nuttig
dat u even kennismaakt met de Preset Drum Kits. Op
die manier raakt u vertrouwd met de mogelijkheden
van het systeem.
27
TD-10 Handleiding
70’s Rock
Dit is een Rock Drum Kit met een diepe en “vette”
klank. Vetter dan de klank die u tot nu toe kon verwachten van drummodules of samplers – dankzij de
Variable Drum Modeling technologie.
Laten we de instrumentparameters van deze Kit even
van naderbij bekijken. Eén van de parameters die
instaat voor de rijkdom van de klank is “Shell Depth”
(waarmee u de diepte van de ketel aanpast). We kiezen nu voor deze parameter een aantal verschillende
waarden.
53
1
U komt nu terecht in de display-pagina met Snareinstellingen. Op deze pagina kunt u het materiaal en
de diepte van de ketel selecteren.
5) Verplaats de cursor met de [CURSOR]-knoppen
naar “Shell Depth”.
2,6
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste diepte voor de ketel.
Het “vette” rockgeluid waar we het daarstraks over
hadden vraagt natuurlijk om een diepe ketel, vandaar dat in deze Preset een Shell Depth van 8.0” is
gekozen. Laten we daar nu 3.5” van maken.
1) Druk op [KIT] om naar de “DRUM KIT”-pagina te
gaan.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit nummer 36.
3) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en tenslotte op [F1 (SHELL)]:
4) Sla op de pad die u als Snare gebruikt.
Hoort u wat een verschil? De Snare klinkt nu veel
“lichter”. Sla nu eens op een tom-pad en probeer
hiervoor dezelfde modificatie.
Bij akoestische drums hebt u voor dit soort geintjes
een enorm arsenaal ketels nodig. En op traditionele
electronische drumsystemen is dit soort flexibiliteit
al helemaal ondenkbaar. De TD-10 maakt het echter
allemaal mogelijk, en bovendien op een snelle, intuïtieve manier.
Brush Kit
Deze kit kunt u met Brushes bespelen – ook dit is
nieuw voor een electronisch drumsysteem. In vergelijking met stokken is de impact van Brushes op het
vel eerder delicaat – vandaar deze speciaal geprogrammeerde Kit met aangepaste trigger-instellingen.
Ook de “Studio” en “Control Room” instellingen
zijn afgestemd op het klankkarakter van Brushes,
zodat het lijkt dat de Kit vlak vóór u staat, zo realistisch klinkt het. Luister maar eens hoe subtiel de
effecten worden gebruikt: ze dragen wel degelijk hun
steentje bij tot de resonantie en klankkleur van de
28
De voorgeprogrammeerde Drum Kits Electro Kit
drumgeluiden, maar laten daarbij de nuances van
het originele geluid intact.
1) Druk op [KIT].
U komt terecht in de “DRUM KIT” display-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit nummer 37.
3) Druk op [F3 (FX SW)]:
Boven elk van de knoppen [F1]~[F4] ziet u “ON”
staan, wat erop wijst dat alle effecten zijn ingeschakeld.
4) Druk op [F1] en [F4].
Hiermee schakelt u Ambience en Effect uit.
naal van deze machines echter opnieuw onder de
vingers, en de toepassingen in Dance, Hip-Hop en
Rap zijn legio.
Laten we bij wijze van demonstratie eens experimenteren met de hoeveelheid Pitch Bend (een functie die
de toonhoogte van het geluid doet evolueren in de
tijd), een typisch effect voor electronische drums.
5
2, 6
13
1) Druk op [KIT].
U komt terecht in de “DRUM KIT” display-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel kit nummer 38.
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
Merkt u hoe het geluid plots een stukje van zijn
“diepte” kwijt is?
Dit bewijst nog maar eens dat delicate geluiden
meestal gebaat zijn met de toevoeging van een beetje
Ambience (een soort galm) en galm. Later in deze
handleiding leert u het karakter van de Ambience en
galm in detail kunt bijregelen, zodat u exact de
akoestische ruimte kunt simuleren die u gedachten
hebt. Zo zou u bijvoorbeeld voor een ruimtelijk
“live”-geluid kunnen kiezen en tegelijkertijd een deel
van de resonantie dempen.
5.2 Electro Kit
Deze Kit reproduceert het electronische drumgeluid
dat populair was begin de jaren ‘80. Vroegere drummodules hadden te weinig parameters om de klankvariaties van zo’n electronische dinosaurus te benaderen. Met de TD-10 hebt u het typische klankarse-
3) Druk op [INST] en vervolgens op [F2 (EDIT)].
U komt terecht op de volgende display-pagina:
4) Sla op de pad die u als tom gebruikt.
U komt terecht op de pagina met tom-instellingen.
5) Plaats de cursor op “Bend”.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste Pitch Bend-waarde.
29
TD-10 Handleiding
De toonhoogte stijgt aan het begin van de noot en
het effect wordt geleidelijk intenser.
Bend
127
hoeveelheid toonhoogteverandering
0
Tijd
30
6.
Drum Kit wijzigen (editen) [INST]: instellingen voor de basisklank
Drum Kit wijzigen (editen)
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
In dit hoofdstuk onderwerpen we Drum Kit nummer 36 aan een reeks bewerkingen, die uiteindelijk in
een totaal anders klinkende kit resulteren. Zoals u
misschien nog weet is kit nummer 36 bedoeld voor
rock, maar we gaan er een wat scherper en natuurlijker-klinkende kit van maken, die zich leent voor
fusion enz. Het basiskarakter van de kit is moeilijk te
beoordelen wanneer er veel effecten worden
gebruikt, dus laten we die eerst uitschakelen.
34
1
6.1 [INST]: instellingen voor de
basisklank
De parameters die u met de [INST]-knop bereikt
houden verband met eigenschappen van het drumstel zelf (dus niet met ruimte-akoestiek e.d.). Via een
reeks eenvoudige stappen kiest u hier het instrument, zijn materiaal en vormgeving, zijn stemming,
enz.
Opmerking:
pen kunt u op gelijk welk moment op [TRIG SELECT] drukken om een andere trigger-ingang te selecteren. Met [PREVIEW] kunt u de overeenkomstige klank weergeven. Het is
2
dus niet noodzakelijk dat er pads op de TD-10 zijn aangesloten.
Instrument kiezen
1) Druk op [INST] om naar de volgende pagina te
gaan.
Tijdens het uitvoeren van de onderstaande stap-
1) Druk op [KIT] om naar de “DRUM KIT”-pagina te
gaan.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel Kit
nummer 36.
3) Druk op [F3 (FX SW)]:
4) Druk op alle knoppen [F1]~[F4] waarboven “ON”
staat, zodat er “OFF” verschijnt.
2) Sla op de pad waarvoor u een ander instrument wilt
kiezen.
U komt terecht op de instrumentkeuze-pagina voor
de geselecteerde pad.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste instrument. Door op de pad te slaan kunt
u de instrumenten die u kiest beluisteren.
Laten we voor dit voorbeeld “106 Maple1 S” als
Snare kiezen en hier een aantal bewerkingen op uitvoeren.
Materiaal en diepte van de ketel
Professionele drummers sleuren vaak een stapel
Snare-drums uit verschillende materialen met zich
mee, omdat die nu eenmaal elk hun eigen, onvervangbare klankkarakteristiek bezitten. Bij de TD-10
werkt het een stuk handiger: een druk op de knop
volstaat om het type Snare (hout of metaal), dat u op
dat moment wenst, te kiezen. Bovendien kunt u de
diepte van de ketel bepalen.
31
TD-10 Handleiding
1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en tenslotte op [F1 (SHELL)].
2) Sla op de pad die voor de snare wordt gebruikt.
U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de Snare. Hier kunt u het materiaal en de
diepte van de ketel kiezen.
3) Plaats de cursor op “Material”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste materiaal voor de ketel.
Laten we voor dit voorbeeld de optie “Steel” in
“Wood” veranderen. Dat levert ons de warmste
klank op.
Materiaal en stemming van het vel
kiezen
Naast de ketel is uiteraard ook het vel bepalend voor
de klank. Hiervoor kunt u het type specifiëren en de
stemming (spanning) instellen.
1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en tenslotte op [F2 (HEAD)].
2) Sla op de pad die als Snare dient.
U komt terecht in het display met instellingen voor
de Snare. Hier kunt u het materiaal en de stemming
van het vel kiezen.
3) Plaats de cursor op “Head Type”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste materiaal voor het vel.
Laten we voor dit voorbeeld de optie “Coated” in
“PinStripe®” veranderen. Dat levert een “vetter”
geluid met minder boventonen op.
5) Plaat s de cursor op “Shell Depth”.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste keteldiepte.
Die 8.0” is wat aan de diepe kant, dus laten we daar
3.5” van maken. Hoort u hoe de resonantie van de
ketel afneemt?
5) Plaat s de cursor op “Head Tuning”.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste stemming.
Bij wijze van voorbeeld kiezen we hier “0” in plaats
van “–30”.
32
Drum Kit wijzigen (editen) [STUDIO]: akoestiek van de “ruimte”
Demping en snaarspanning kiezen
De laatste wijzigingen voor de basisklank van de
Snare zijn het aanbrengen van demping of het veranderen van de snaarspanning. Als u wilt kunt u de snaren zelfs volledig weghalen!
3,5
4,6
1
1) Druk op [INST], vervolgens op [F2 (EDIT)] en tenslotte op [F3 (MUFFLE)].
2) Sla op de pad die als Snare dient.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de Snare. Hier kunt u de demping en de snaarspanning instellen.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste snaarspanning.
Bij wijze van voorbeeld kiezen we hier “Loose”. Luister naar het verschil.
6.2 [STUDIO]: akoestiek van de
“ruimte” aanpassen
Een belangrijke factor bij de klank van een drumstel
is de omgeving waarin het wordt bespeeld. Eénzelfde
drumstel kan heel wat verschillende klankkleuren
opleveren, naar gelang het zijn werk doet in een conventionele studio of bijvoorbeeld een ruimte met
glazen muren. Ook in dit verband biedt de TD-10
het ultieme comfort: met enkele knopdrukken
plaatst u het drumstel in een andere ruimte.
Hier proberen we de Ambience, één van de “Studio”
parameters, te editen. Eerst moeten we de Ambience
opnieuw inschakelen, want aan het begin van dit verhaal hebben we alle effecten uitgeschakeld.
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
3) Plaats de cursor op “Muffling”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste demping.
Laten we voor dit voorbeeld de optie “Doughnuts1”
kiezen. De Snare wordt nu toch al aanzienlijk
gedempt.
5) Plaats de cursor op “Strainer Adj.”.
1) Druk op “KIT” en vervolgens op [F3 (FX SW)].
2) Druk op [F1] om de Ambience in te schakelen
(“ON”).
Beslis “waar” u de drums wilt “plaatsen”
Voor de locatie van uw drumstel hebt u verschillende
opties: verschillende soorten ruimtes, een grot, een
badkamer en zelfs het strand! De selectie gebeurt,
zoals zo vaak in de TD-10, op basis van iconen.
33
TD-10 Handleiding
De fabrieksinstelling voor “Ambience” is Gymnasium. Laten we daar een Studio van maken. Dit zorgt
voor een “droger” geluid.
1) Druk op [STUDIO].
U krijgt de geselecteerde “Studio”-instellingen te
zien.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie
“Studio”.
Grootte van de ruimte wijzigen
Als u voor “Ambience” een ruimte kiest, kunt u hiervan de omvang bepalen (vijf types).
2
6.3 [CONTROL ROOM]: de laatste
hand aan het geluid leggen
Klankkleur wijzigen met de
Equalizer
Bent u tevreden met de basisklank van het geselecteerde instrument, maar wilt u het “een beetje scherper”, “een beetje dunner” enz. maken, dan kan de
Equalizer u goede diensten bewijzen. De TD-10 heeft
een 2-bands (hoog en laag) Equalizer voor ieder
instrument, wat moet volstaan om elke klank zijn
plaatsje binnen de Kit te geven. U kunt de EQ bijvoorbeeld gebruiken om het contrast tussen Snare en
Kick (basdrum) extra in de verf te zetten.
Eerst moeten we de Equalizer opnieuw inschakelen,
want we hebben hem uitgeschakeld voor we instrumenten zijn beginnen kiezen.
1) Druk op “KIT” en vervolgens op [F3 (FX SW)].
2) Druk op [F3] om de Equalizer in te schakelen
(“ON”).
1
1) Druk op [STUDIO] en vervolgens op [F2
(ROOM)].
2) Plaats de cursor op “Room Size”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste instelling.
Kleinere ruimtes geven uiteraard een “intiemer”
geluid, terwijl grotere ruimtes zorgen voor een meer
“live”-geluid.
3
Laten we er voor dit voorbeeld van uitgaan dat we de
Snare wat beter hoorbaar willen maken.
3) Druk op [CONTROL ROOM], vervolgens op [F3
(EQ)] en tenslotte op [F4 (HIGH)].
U komt op de volgende display-pagina terecht:
4) Sla op de pad die als Snare dient.
U komt terecht op de display-pagina met Snareinstellingen.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde. Kies voor ons voorbeeld “+5”.
34
Drum Kit wijzigen (editen) [CONTROL ROOM]: de laatste hand aan
Volumebalans van de instrumenten
aanpassen
Door de hogetonen te versterken hebben we de snare
wat Scherper gemaakt. Misschien bevalt die nieuwe
klankkleur wel, maar staat de Snare nu wat te veel op
de voorgrond. Dat kunnen we verhelpen door het
volume van de Snare een beetje terug te regelen.
1) Stel de groepfaders [KICK], [SNARE], [HI-HAT],
[OTHERS] in op hetzelfde volume.
2) Druk op [CONTROL ROOM], vervolgens op [F1
(MIXER) en tenslotte op [F1 (VOLUME)].
3) Sla op de pad die als Snare dient.
Hierdoor selecteert u de [SNARE]-schuifregelaar.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een lager
volume.
Opmerking:
len, moet u er steeds voor zorgen dat alle groepfaders op hetzelfde niveau staan. De eigenlijke volume-instellingen maakt
u vervolgens met de faders op het scherm. Deze werkwijze
heeft het voordeel dat u steeds dezelfde balans te horen krijgt
wanneer u de betreffende Kit selecteert. De groepfaders reserveert u best voor situaties waarin u snel even bepaalde instrumenten naar voren wilt halen (of onhoorbaar wilt maken).
Deze faders hebben namelijk geen invloed op de instellingen
van de Mixer-pagina.
Als u het volume van een instrument wilt instel-
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
35
TD-10 Handleiding
Voorbeelden en tips
7.
In dit hoofdstuk geven we u enkele voorbeelden van dingen die u enkel met een electronisch muziekinstrument als
de TD-10 kunt doen.
7.1 Sequencer gebruiken
De TD-10 bevat een sequencer waarmee u begeleidings- en of drumsporen kunt opnemen en weergeven. Deze sequencer bevat bovendien een aantal
patronen (Preset Patterns), die u kunt gebruiken als
leidraad voor het oefenen.
Preset-patroon weergeven
De Preset-patronen 1~36 geven enkele maten in een
lus weer tot u op [STOP] drukt. Zo’n lus kan een
handige basis zijn om ritmische figuren e.d. te oefenen.
Hiermee start u de weergave van het patroon. Druk
op [STOP] zodra u genoeg hebt gehoord. Als u een
tweede keer op [STOP] drukt, keert u terug naar het
begin van het patroon.
Meespelen met een Preset-patroon
Hebt u een patroon gevonden dat u bevalt? Dan wilt
u daar waarschijnlijk drums bij spelen. Vóór u dat
doet, past u best de balans van de drums, begeleiding
en metronoomklik aan.
1) Zet de groepfaders [BACKING] en [CLICK] in een
lagere stand dan de overige faders.
2) Druk op [CLICK] om de weergave van de metronoomklik te starten.
3) Geef het patroon weer zoals beschreven in “Presetpatroon weergeven” op blz. 36.
4) Schuif de [BACKING]- en [KLIK]-fader geleidelijk
omhoog tot u de gewenste volumebalans met de
2
Drum Kit vindt.
13
1) Druk op [PATTERN].
U krijgt het nummer van het geselecteerde patroon
te zien.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een
patroon.
3) Druk op [PLAY].
36
7.2 Drum Kit Chain (keten)
U kunt een bepaalde volgorde van drum kits vastleggen in een “keten” (Chain), zodat u achteraf in die
volgorde door de kits kunt stappen.
1) Druk op [CHAIN] en vervolgens op [F1 (C.EDIT)].
U komt terecht in de volgende display-pagina:
Zoals u ziet, kunt u op deze pagina de volgorde
specifiëren waarin u de Drum Kits wilt selecteren.
Voorbeelden en tips Voetschakelaar-functies
2) Plaats de cursor op stap “1” in de volgorde.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit
die u als eerste wilt selecteren.
4) Plaats de cursor op “2”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit
die u als tweede wilt selecteren.
6) Ga op dezelfde manier verder om de derde en volgende Kits in de rij te kiezen.
Opmerking:
keten), plaats de cursor dan op de betreffende Kit en druk op
[F2 (DELETE)].
Om een Kit in een keten in te voegen drukt u op
[F1 (INSERT)].
Wilt u een stap wissen (dus weghalen uit de
7) Zodra uw volgorde compleet is drukt u op [EXIT].
U keert nu terug naar de “DRUM KIT CHAIN” pagina.
7.3 Voetschakelaar-functies
Met een FS-5U voetschakelaar (optie), die u aansluit
op de FOOT SWITCH-ingang, kunt u Kits of patronen selecteren of de weergave van patronen starten
en stoppen (zie blz. 83).
Kabel voor voetschakelaar PCS-31
FS-5U
FS-5U
Voetschakelaars
FS-5U
De functie voor de voetschakelaar kiest u met de
“Mode” parameter op de “FOOT SWITCH” displaypagina (zie blz. 83).
Snel aan de slagSnel aan de slagSnel aan de slag
Op deze pagina kunt u met de [DEC]/[INC]-knoppen door de gespecifieerde volgorde stappen.
Opmerking:
druk dan op [CHAIN] (de indicator dooft). Verder kunt u in
plaats van de [DEC]/[INC]-knoppen ook pads of voetschakelaars specifiëren waarmee u de Kits selecteert. Dat stelt u in
staat om te blijven spelen terwijl u van Kit verandert! Meer
details hierover vindt u onder “Functies bedienen met pads en
voetschakelaars” op blz. 82.
Wilt u de Drum Kit Chain-functie uitschakelen,
7.4 Patronen starten met een pad
Naast het “normale” gebruik van pads om drumklanken aan te sturen bestaat er nog de interessante
mogelijkheid om de weergave van een volledig
patroon met een tik op een pad te starten. Op die
manier kunt u bijvoorbeeld in één vloeiende beweging een patroon starten en erbij beginnen te drummen, zonder dat u de TD-10 hoeft aan te raken. Dat
kan enkel met een electronisch drumstel!
Opmerking:
van deze functie. Meer details vindt u op blz. 82.
Een aantal van de Preset Kits maken gebruik
37
TD-10 Handleiding
7.5 Metronoomklik via
hoofdtelefoon beluisteren
Als u, terwijl u speelt, de metronoomklik wilt beluisteren (bijvoorbeeld tijdens het oefenen of wanneer u
live speelt), wilt u waarschijnlijk dat u die klik enkel
in de hoofdtelefoon hoort, en niet via de MASTER
OUT-connectors (want het publiek heeft weinig
boodschap aan die klik).
21
1) Druk op [CLICK] en vervolgens op [F2 (INST)].
7.6 TD-10 als MIDI-klankmodule
gebruiken
U kunt de TD-10 ook gebruiken als klankmodule bij
uw MIDI-klavier of -sequencer. Als u via MIDI
werkt, maakt u best gebruik van zogenaamde Percus-sion Groups (zie blz. 88), waarmee u 72 instrumenten
over de beschikbare MIDI-nootnummers kunt verdelen. Deze instrumenten zijn dan beschikbaar naast
de klanken die u met de 12 trigger-ingangen (pads)
aanstuurt. Bovendien kunnen ook de drie begeleidingspartijen via hun eigen MIDI-kanaal worden
aangestuurd worden (dus naast het MIDI-kanaal
waarmee u de drums aanstuurt). Eén enkele TD-10
3
kan dus fungeren als een 4-Parts multitimbrale
klankbron met een polyfonie van 56 stemmen! We
gaan hier verder op in onder “TD-10 als module
gebruiken” op blz. 87.
2) Plaats de cursor op “Output”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie
“Phones Only”.
38
DEEL II. REFERENTIE
Overzicht van de TD-10 V•Drums
1.
De TD-10 is een drum trigger-interface en een klankmodule, die een virtuele reproductie levert van een
drumstel. Daarbij zijn alle aspecten van het drumgeluid door de gebruiker in te stellen.
Toen de eerste electronische drums werden ontwikkeld, was de beschikbare technologie nog niet zo
geavanceerd als tegenwoordig. De geluiden die door
de eerste machines werden geproduceerd hadden
dan ook weinig te maken met hun akoestische tegenhangers. Dat deze systemen werden geapprecieerd
had dan ook eerder te maken met hun unieke geluid
en karakter dan met hun imitatieve kwaliteiten.
De eerste electronische drums waren bovendien erg
duur en de muzikale context waarin ze konden worden gebruikt was tamelijk beperkt. Het “realisme”
van electronische drums maakte een grote sprong
voorwaarts toen de eerste “samplers” (instrumenten
die geluiden digitaal opnemen) op de markt kwamen. Sampling was eigenlijk een technologie die
vooral in functie van klavierinstrumenten (synthesizers enz.) werd ontwikkeld, maar ook zijn weg vond
naar drummachines en electronische drumstellen.
Hoewel het klankpalet van electronische drums op
die manier breder werd, ging het bedieningsgemak
er eerder op achteruit: aangezien, naast de onderliggende technologie, ook de bediening en de principes
van klanken maken/wijzigen werden overgenomen
uit de synthesizerwereld, moest de drummer zich
namelijk plots een heel nieuw technisch jargon en de
bijbehorende werkwijzen eigen maken.
De TD-10 brengt daar verandering in: hij biedt het
breedste klankpalet dat een electronische drummer
zich kan wensen, maar koppelt daaraan een op maat
gesneden gebruikersinterface. Dat laat ondermeer
toe een instrument te kiezen (uit meer dan 600 interne klanken!), de basisklank ervan te wijzigen en het
minutieus aan te passen aan de eigen speelstijl. En de
“inspraak” van de drummer gaat verder dan het
drumstel op zich: ook de omgeving waarin wordt
gespeeld, de akoestiek van die omgeving, de gebruikte microfoons en hun plaats, plus alle mixinstellingen zijn instelbaar!
We hoeven u waarschijnlijk niet meer te vertellen
dat, in een moderne productie-omgeving, het drumgeluid niet enkel wordt bepaald door het drumstel
zelf. Welnu, de TD-10 is het eerste instrument dat
alle factoren die het drumgeluid beïnvloeden onder
de vingers van de drummer brengt. Als dat niet revolutionair is...
1.1 Structuur van het V•Drumssysteem
In het V•Drums-systeem kunnen we twee onderdelen onderscheiden.
•Stuurbronnen zoals pads en pedalen, waarop u
speelt.
•De klankmodule die geluid voortbrengt in respons op
wat u speelt op de pads en pedalen.
Klankmodule (TD-10)Stuurbron
TRIGGER
INPUT-jacks
Pad
In dit systeem is de TD-10 de klankmodule. Het
werkt in feite als volgt: u speelt op een pad, die stuurt
een triggersignaal naar de TD-10 en deze laatste geeft
de instrumentklank weer die u aan de betreffende
trigger-ingang hebt toegewezen.
Opmerking:
stroompje dat via een gewone mono- (voor bepaalde pads stereo-) kabel in de TD-10 terechtkomt.
Dat “triggersignaal” is in feite een kort electrisch
Instrument (klank)
1.2 Pads kiezen
Bij het maken van instellingen kunt u pads op één
van de volgende twee manieren specifiëren.
Pad/klank kiezen met de pads
Sla op het vel (of op het vel en de rand tegelijk, als u
de Rim Shot-klank wilt kiezen) van de pad waarvoor
u instellingen wilt maken. U komt dan automatisch
terecht op de pagina met de betrokken instellingen.
ReferentieReferentieReferentie
39
TD-10 Handleiding
Terwijl u met de [DEC]/[INC]-knoppen of het
[VALUE]-wiel de waarde van de gekozen parameter
wijzigt kunt u verder op de pad blijven slaan om de
klankverschillen te beoordelen.
Gewenste pad/klank kiezen vanuit
de TD-10
Kies met de knoppen “1” of “12” onder [TRIG
SELECT] het gewenste trigger-signaal (1~12 komen
overeen met de 12 trigger-ingangen). Wilt u een
klank aan de Rim toewijzen, druk dan op [RIM] (de
indicator licht op). Terwijl u met de [DEC]/[INC]knoppen of het [VALUE]-wiel de waarde van de
gekozen parameter wijzigt kunt u op de [PREVIEW]-knop drukken om het geluid te beluisteren.
Opmerking:
voor het vel en de rand toelaat komt u op een display-pagina
zoals die hieronder terecht. Meer details vindt u op blz. 97.
In het geval van een pad die aparte instellingen
Instellingen voor het vel (Head)
Instellingen voor de rand (Rim)
40
2.
Instellingen voor de volledige Drum Kit Kit selecteren
Instellingen voor de volledige
Drum Kit
ReferentieReferentieReferentie
2.1 Kit selecteren
Druk op [KIT] om naar het basisscherm te gaan.
Hier kunt u met [DEC]/[INC], met het [VALUE]wiel of met een (los verkrijgbare) voetschakelaar (zie
blz. 83) Drum Kits selecteren.
2
3
Aan het icoontje bij 1 in de bovenstaande afbeelding kunt u zien of de geselecteerde Drum Kit
bedoeld is om met stokken, dan wel Brushes
bespeeld te worden. Wilt u in de bestaande keuze
verandering brengen, zie dan “Kit geschikt maken
voor Brushes” hieronder. Bij 2 kunt u de aan/uitstatus van de effecten voor de Kit in zijn geheel aflezen. Zie “Effecten voor de hele Kit in- en uitschakelen” op blz. 42. Het icoontje bij 3 verschijnt wanneer u een datakaart in de TD-10 hebt gestoken. Als
de schrijfbeveiliging van die kaart is ingeschakeld
verschijnt er een “sleutel”-icoon.
Opmerking:
alle gewenste instellingen hebt gemaakt. Op die manier voorkomt u dat data per ongeluk worden gewijzigd terwijl u
speelt.
Kies deze display-pagina te selecteren nadat u
1
2.2 Kit selecteren uit een lijst
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste Kit.
Functieknoppen
[F1 (PAGE<)]
[F2 (PAGE>)]
Hiermee gaat u naar de vorige pagina
van de lijst.
Hiermee gaat u naar de volgende
pagina van de lijst.
2.3 Naam van de Drum Kit
Iedere Kit kan een naam krijgen van maximaal 8
tekens.
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F4 (NAME)].
U komt nu terecht op de DRUM KIT NAME-pagina.
2) Kies met de è [CURSOR]-knoppen het teken
dat u wilt veranderen.
Het knipperende teken kunt u telkens wijzigen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste teken.
De volgorde waarin de tekens voorbijkomen staat
afgebeeld onderaan de display-pagina.
U kunt een Drum Kit ook uit een overzichtelijke lijst
kiezen.
1) Druk op [KIT]-[F1 (LIST)].
U komt nu terecht in de “DRUM KIT LIST”-pagina.
41
TD-10 Handleiding
Functieknoppen
Op deze pagina kunt u met de [F1]~[F4] knoppen de
volgende functies voor het invoeren van tekens
gebruiken:
[F1 (INSERT)]
[F2 (DELETE)]
[F3 (SPACE)]
[F4 (CHAR)]
Alle tekens rechts van de cursor
worden naar rechts verplaatst.
Het teken op de cursorpositie wordt
gewist en alle tekens rechts van de
cursor worden naar links verplaatst.
Op de cursorpositie wordt een spatie ingevoerd.
Hiermee wisselt u tussen hoofdletters/kleine letters/symbolen.
2.4 Kit geschikt maken voor
Brushes
U kunt voor iedere Kit specifiëren of u ze hem Brushes of stokken wilt bespelen. Kiest u voor Brushes,
dan wordt een hogere gevoeligheid voor de pads
gekozen. De keuze maakt u als volgt.
2.5 Effecten voor de hele Kit inen uitschakelen
Ambience, compressie, Equalizing en digitale effecten kunt u voor de volledige Kit in- en uitschakelen.
Op die manier kunt u snel beoordelen hoe het geheel
klinkt met of zonder deze bewerkingen.
Werkwijze
1) Druk op [KIT]-[F3 (FX SW)].
U komt terecht op de “EFFECTS SWITCH”-pagina.
2) Druk op de functieknop die overeenkomt met het
effect dat u wilt in- of uitschakelen.
Functieknoppen
[F1 (AMBNCE)]Ambience aan/uit.
[F2 (COMP)]Compressor aan/uit.
[F3 (EQ)]Equalizer aan/uit.
[F4 (EFFECT)]Effect aan/uit.
Opmerking:
“DRUM KIT”-pagina.
De optie die u hier kiest kunt u ook aflezen op de
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F3 (SELECT)].
U komt nu terecht in de “SELECT”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie
“Brushes”.
Opmerking:
fabriek ingesteld voor het gebruik met Brushes. De werkwijze
van hierboven is dus enkel nodig als u een Kit, die oorspronkelijk ingesteld was voor stokken, geschikt wilt maken voor
Brushes. Ook wanneer u een nieuwe Brush Kit wilt aanmaken, is het vaak eenvoudiger om een bestaande Kit voor stokken te kopiëren, deze geschikt te maken voor Brushes en vervolgens eventuele verdere wijzigingen aan te brengen.
Opmerking:
“DRUM KIT”-pagina.
Opmerking:
maar enkel onder de volgende omstandigheden:
• U moet trigger-ingang 2 gebruiken (voor de Snare).
• U moet een PD-120 of PD-100 pad gebruiken.
• U moet instrument 113 “Brush1 S” of nummer 114 “Brush2
S” kiezen.
Een aantal Drum Kits zijn reeds vanuit de
De optie die u hier kiest kunt u ook aflezen op de
U kunt ook met Brushes over het vel “schuiven”,
AanUit
42
3.
Instrument-instellingen Instrument kiezen
Instrument-instellingen
Hieronder komen de parameters aan bod waarmee u
individuele instrumenten (Snare, basdrum enz.)
kunt editen.
3.1 Instrument kiezen
Een drumklank heet op de TD-10 een “instrument”
(INST). Het eerste wat u moet doen als u een klank
wilt maken is het gewenste instrument kiezen.
Werkwijze
Bijvoorbeeld: een andere Snare kiezen.
1) Druk op [INST].
U komt terecht op de “INST”-pagina.
2) Sla op de Snare-pad.
Onder “Inst” verschijnt de naam van het instrument
dat aan de Snare-pad is toegewezen. Onder “Group”
kunt u aflezen om welk type instrument het gaat.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste instrument.
Opmerking:
omdat ze niet te combineren vallen met andere instrumenten
uit deze Kit, of omdat ze niet werken voor de betreffende trigger-ingang. Ook het V-EDIT proces is niet voor alle instrumenten beschikbaar (zie blz. 97).
Bepaalde instrumenten kunt u niet selecteren
3.2 Instrumenten kiezen uit een
lijst
Net zoals voor drum kits kunt u ook voor instrumenten een lijst oproepen, waaruit het handiger kiezen is.
Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F1 (LIST)].
U komt terecht op de “INST LIST”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u een instrument wilt kiezen.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad. De cursor bevindt zich op de
naam van het geselecteerde instrument.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste instrument.
4) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “INST”pagina.
Functieknoppen
[F1 (PAGE<)]
[F2 (PAGE>)]
Door de functieknoppen te combineren kunt u in
versneld tempo door de instrumenten van de lijst
stappen:
Hiermee gaat u naar de vorige pagina
van de lijst.
Hiermee gaat u naar de volgende
pagina van de lijst.
ReferentieReferentieReferentie
Versneld
voorwaarts
Versneld
achterwaarts
Houd [F2 (PAGE>)] ingedrukt en druk
op [F1 (PAGE<)].
Houd [F1 (PAGE<)] ingedrukt en druk
op [F2 (PAGE>)].
43
TD-10 Handleiding
Instrumenten die voor de betreffende trigger niet
kunnen worden geselecteerd verschijnen doorstreept
in het display, zoals in de onderstaande afbeelding:
Trigger
Instrumenten die u niet kunt selecteren
3.3 “Akoestische” Drum Kit
editen (V-EDIT)
V-EDIT en EDIT
Welke parameters die u ter beschikking heeft om een
akoestische Snare, Kick en tom te editen hangt af van
het gekozen type instrument en de gebruikte triggeringang. Afhankelijk van deze factoren komt u op één
van de volgende twee editniveaus terecht:
1) V-EDIT: hier staan alle geavanceerde “V”-editmogelijkheden van de TD-10 tot uw beschikking.
2) EDIT: hier kunt u enkel de parameters Pitch en
Decay editen.
Wanneer kunt u V-EDIT gebruiken?
“V-EDIT” is enkel beschikbaar wanneer u een trigger-ingang 1~6 en een instrument uit de instrumentgroepen “V-KICK”, “V-SNARE” of “V-TOM”
kiest (een “V-EDIT” symbool in het display geeft aan
dat aan deze voorwaarden is voldaan). Kiest u een
instrument uit een andere groep, dan kunt u enkel
Pitch en Decay editen. Deze beperking geldt ook
wanneer u een V-klank aan een andere ingang dan
1~6 toewijst.
Meer details over het toewijzen van instrumenten
vindt u op blz. 97.
Welke parameters V-EDIT precies te bieden heeft
hangt verder af van de keuze van de trigger-ingang
en jet instrument. De volgende tabel maakt één en
ander duidelijk.
Ketelmateriaal
Keteldiepte
Type vel
Stemming
Demping
Snaarspanning
1
(KICK)
2
(SNARE)
3~6
(TOM)
-oooo-
oooooo
- oooo-
o: instelbaar –: niet instelbaar
Materiaal van de ketel selecteren
Het materiaal waaruit een Snare is vervaardigd is
bepalend voor de klank van het instrument. De
TD-10 biedt u de keuze uit de volgende drie materialen: hout, staal en koper.
Deze parameter is enkel voor snare-instrumenten
beschikbaar.
Werkwijze
Bijvoorbeeld: een andere Snare kiezen.
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F1 (SHELL)].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op de Snare-pad.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de Snare.
3) Plaats de cursor op “Material”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
Parameters
Material: Wood, Steel, Brass
WoodHouten ketel, natuurlijk, zacht geluid.
44
Steel
BrassKoperen ketel; geeft een unieke resonantie.
Stalen ketel, geluid met een metalige resonantie.
Ook door de diepte van de ketel aan te passen wijzigt
u de klank. Bij een Snare hebt u daarbij de keuze uit
maar liefst 39 stappen, van 1” tot 20”! Door de ketel
dieper te maken zorgt u voor een rijker laag, waardoor de Snare “vetter” gaat klinken.
Instrumenten waarvoor deze parameter beschikbaar is: Kick, Snare, Tom
Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F1 (SHELL)].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op “Shell Depth”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
3) Plaats de cursor op “Head Type”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
Parameters
Head Type: Clear, Coated, PinStripe®.
ClearEnkelvoudig, doorzichtig vel.
CoatedMeest gebruikte type vel.
PinStripe®
Opmerking:
Remo Inc. U.S.A.
Dit vel wordt gekenmerkt door een rijk
midden en laag.
PinStripe is een geregistreerd handelsmerk van
Vel stemmen
Eens u het gewenste vel hebt gekozen kunt u het
nauwkeurig stemmen.
Medium en Tight, maar u kunt er ook voor kiezen
om de snaren helemaal uit te schakelen (OFF).
Enkel voor snare drum
Werkwijze
1) Druk op [INST]-[F2 (EDIT)]-[F3 (MUFFLE)].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op de Snare-pad.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op “Strainer Adj”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
Parameters
Strainer Adj.: . . . OFF, Loose, Medium, Tight
OFF Snare zonder snarenmatje.
Loose, Medium,
Tight
De snaren staan progressief strakker gespannen.
OFFGeen demping.
Tape 1Eén stukje tape
Tape 2Twee stukjes tape.
BlanketDeken in de basdrum.
WeightDeken met een gewicht er bovenop.
Doughnuts 1Ringvormige demper.
Doughnuts 2
Felt 1Conventionele demper uit vilt.
Felt 2
Ringvormige demper die meer boventonen weghaalt.
Conventionele demper uit vilt die meer
druk op het vel uitoefent.
Snaarspanning aanpassen
De snaarspanning bepaalt in welke mate het ondervel en de snaren elkaar raken, wat gevolgen heeft
voor de resonantie van die snaren (sterk resonerend
versus erg “strak”). Er zijn drie opties: Loose,
Met “electronisch” bedoelen we hier de typische
klank van de eerste electronische drums uit het begin
van de jaren ‘80. Het ging toen om relatief primitieve
machines, die eigenlijk maar twee componenten
gebruikten om hun klanken te maken: “toon” en
“ruis”. Deze componenten vindt u ook terug op de
editpagina van de TD-10.
Electronische drumklanken kunt u slechts aan
bepaalde trigger-ingangen toewijzen. Meer details
hierover vindt u op blz. 97.
Opmerking:
dezelfde klank aan het vel en de rand toegewezen. Het is niet
mogelijk om aan de rand een andere klank toe te wijzen.
Opmerking:
kunt u enkel toewijzen aan de trigger-ingangen 1~6. Bijvoorbeeld: een Electronic Kick kunt u enkel toewijzen aan triggeringang (1) die voor Kick is bedoeld.
Bij de electronische drumklanken wordt steeds
Instrumenten uit de “ELEC”-instrumentgroep
Parameters
Voor instrumenten uit de “ELECTRONIC” groep
kunt u de volgende parameters instellen.
Atk
(Attack Level)
To n e
(Tone Pitch)
Noi
(Noise Pitch)
Dcy (Decay)0~127
Bal (Noise/
Tone Balance)
Bend
(Pitch Bend)
Bend
127
0~127
0~127
0~127
0~127
0~127
Hiermee regelt u de aanstijgtijd van het geluid.
Hiermee regelt u de toonhoogte van de “klank”-component.
Hiermee regelt u de toonhoogte van de “ruis”-component.
Hiermee regelt u de uitsterftijd van het geluid.
Hiermee regelt u de volumeverhouding tussen de “ruis”
en de “klank”.
Hiermee bepaalt u in welke
mate de toonhoogte tijdens
het verloop van het geluid
daalt. In feite staat deze
waarde voor de toonhoogte
waarop de buiging begint
(zie afbeelding hieronder).
ReferentieReferentieReferentie
1) Druk op [INST].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen
1~6 is verbonden.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een
instrument uit de “ELEC” instrumentgroep.
4) Druk op [F2 (EDIT)].
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
het geselecteerde instrument.
5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen.
Opmerking:
om parameters te selecteren.
[F1]Atk
[F2]Hiermee kiest u afwisselend “Tone” of “Noi”.
[F3]Hiermee kiest u afwisselend “Dcy” of “Bal”.
[F4]Bend
U kunt ook de [F1]~[F4] knoppen gebruiken
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
hoeveelheid toonhoogteverandering
0
Tijd
3.5 TR-808/909 editen (V-EDIT)
De TD-10 is ook in staat om een overtuigende simulatie neer te zetten van Rolands Dance-klassiekers, de
TR-808 en TR-909. Waar u rekening mee moet houden bij het toewijzen van instrumenten aan triggeringangen leest u op blz. 97.
Opmerking:
dezelfde klank aan het vel en de rand toegewezen. Het is niet
mogelijk om aan de rand een andere klank toe te wijzen.
Bij de electronische drumklanken wordt steeds
47
TD-10 Handleiding
Welke instrumenten en parameters horen bij de
verschillende trigger-ingangen?
Instrumenten uit de TR-808- en TR-909-groep kunt
u enkel toewijzen aan de trigger-ingangen 1~6.
Daarbij moet “soort steeds soort zoeken”, met andere woorden een Snare-instrument wijst u toe aan de
Snare-ingang enz. De beschikbare parameters variëren naar gelang de trigger-ingang. Voor mensen die
vertrouwd zijn met de originele TR’s zal deze parameterlijst trouwens een déjà vu-ervaring betekenen.
Opmerking:
ters te selecteren.
Trigger[F2][F3][F4]
1 (KICK)TuneDecayTone
2 (SNARE)TuneSnappyTone
3~6 (TOM1~4)TuneDecay–
1 (KICK)TuneDecayAttack
2 (SNARE)TuneSnappyTone
3~6 (TOM1~4)TuneDecay–
U kunt ook [F1]~[F4] gebruiken om parame-
TR-808
TR-909
Parameters
Attack
(Attack Level)
To n e
(Tone Pitch)
Snappy0~127
Decay
(Decay Time)
Tune0~127
0~127
0~127
0~127
Hiermee regelt u de aanstijgtijd van het geluid.
Op de TR-808/909 was deze
parameter verantwoordelijk
voor de helderheid van het
geluid.
Op de TR-808/909 was deze
parameter verantwoordelijk
voor de “snaarspanning”.
Hiermee regelt u de uitsterftijd van het geluid.
Op de TR-808/909 was deze
parameter verantwoordelijk
voor de “spanning van het
vel”. Hij beïnvloedt zowel de
toonhoogte als de “vetheid”
van het geluid.
3.6 HiHat, cymbalen en percussie
editen
1) Druk op [INST].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen
1~6 is verbonden.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een
instrument uit de “TR-808/909” groep.
4) Druk op [F2 (EDIT)].
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
het geselecteerde instrument.
5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-
len.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Voor de instrumenten die u aan de trigger-ingangen
7~12 toewijst kunt u enkel de toonhoogte (Pitch) en
de uitsterftijd (Decay) regelen. Gaat het om een
instrument zonder V-EDIT mogelijkheden, dan
geldt deze beperking zelfs wanneer u het instrument
aan één van de trigger-ingangen 1~6 toewijst.
1) Druk op [INST].
U komt terecht op de “INST EDIT”-pagina.
2) Sla op een pad die met één van de trigger-ingangen
7~12 is verbonden.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een
HiHat, cymbaal of percussie-instrument.
4) Druk op [F2 (EDIT)].
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
het geselecteerde instrument.
5) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen.
6) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
48
Parameters
Instrument-instellingen HiHat, cymbalen en percussie editen
Pitch-480~+480
Decay-31~+31
Opmerking:
beperkt. Als u die limiet hebt bereikt, hoort u bij het kiezen
van een hogere Decay-waarde geen verandering meer.
Voor een aantal instrumenten is de uitsterftijd
Hiermee bepaalt u de toonhoogte van het geluid.
Hiermee bepaalt u de uitsterftijd van het geluid.
ReferentieReferentieReferentie
49
TD-10 Handleiding
Studio-parameters
4.
De parameters uit de Studio-categorie dienen om de
akoestiek te bepalen van de “omgeving” waar uw virtuele drumstel zich bevindt. Daarbij kiest u, naast de
omvang van de ruimte, ook de oppervlakte van de
muren en de plaats van de ruimtemicrofoons. Het
creëren van de gewenste akoestiek wordt op die
manier een intuïtieve zaak.
Als u zo dadelijk onder “Ruimte/omgeving kiezen”
even een andere “studio” kiest merkt u meteen welke
invloed dit soort instellingen heeft op het totaalgeluid.
4.1 Instellingen voor de hele
Drum Kit
Ruimte/omgeving kiezen
Er zijn 10 akoestische types waaruit u kunt kiezen.
Nadat u een type hebt gekozen kunt u daar nog verdere detailveranderingen in aanbrengen.
Afmetingen van de ruimte
Voor de afmetingen van de ruimte zijn er vijf opties.
1) Druk op [STUDIO]-[F2 (ROOM)].
U komt terecht op de “ROOM”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Room Size”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
Parameters
Room Size:. . . . . Tiny, Small, Medium, Large,
Huge.
Materiaal van de muren
De muren van uw ruimte kunt u afwerken met hout,
plaaster of glas.
Werkwijze
1) Druk op [STUDIO].
U komt terecht op de “STUDIO”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
Parameters
Studio Select: . . . Beach, Living Room, Bath Room,
Studio, Garage, Locker Room,
Theater, Cave, Gymnasium, Dome
Stadium.
50
1) Druk op [STUDIO]-[F2 (ROOM)].
U komt terecht op de “ROOM”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Wall Type”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
Parameters
Wall Type: . . . . . Wood, Plaster, Glass.
Wood
Plaster
Glass
Ruimte met houten muren, wat een warme
klank oplevert.
Ruimte met bepleisterde muren, wat een
natuurlijke “live”-klank oplevert.
Ruimte met glazen muren, wat een heldere
klank oplevert.
Studio-parameters Instellingen voor individuele instrumenten
Plaatsing van de ruimtemicrofoons
Ruimtemicrofoons (of “Ambience” microfoons)
worden op een zekere afstand van het instrument
geplaatst en dienen om de natuurlijke akoestiek van
de ruimte op te nemen. De bedoeling is om die
akoestische informatie te combineren met het direct
opgenomen signaal van het instrument en zo de luisteraar een levendiger, groter enz. geluid voor te schotelen. In de TD-10 kunt u kiezen op welke hoogte u
deze ruimtemicrofoons wilt plaatsen, een keuze die
uiteraard gevolgen heeft voor de klankkleur van het
ruimtegeluid.
1) Druk op [STUDIO]-[F3 (AMBMIC)].
U komt terecht op de “AMBIENCE MIC”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Parameters
Ambience Mic Position: Low, High
De zgn. “Floor” microfoons. Deze nemen lage
Low
frequenties op en geven een warm geluid.
De zgn. “Overhead” microfoons. Deze nemen
High
hoge frequenties op en geven een helder geluid.
Parameters
Ambience Output Level:0~127
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de
MASTER
DIR1
DIR2
DIR3
Opmerking:
u de bovenstaande parameter beschouwt als het “Return
Level” van een effect dat u op een mengtafel hebt aangesloten.
Ambience naar de MASTER-uitgangen
wordt gezonden.
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de
Ambience naar de DIRECT 1-uitgangen
wordt gezonden.
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de
Ambience naar de DIRECT 2-uitgangen
wordt gezonden.
Hiermee bepaalt u het volume waarmee de
Ambience naar de DIRECT 3-uitgangen
wordt gezonden.
Voor een beter begrip is het misschien nuttig dat
ReferentieReferentieReferentie
4.2 Instellingen voor individuele
instrumenten
Voor elk van de onderstaande functies volstaat het
dat u de pad waarvoor u instellingen wilt maken aanslaat om naar de pagina met de betreffende instellingen te gaan. Hebt u geen pads aangesloten, dan kunt
u deze keuze ook maken met de [TRIG SELECT]knop op de TD-10 zelf.
Uitgangsvolume en -toewijzing van
het omgevingsgeluid
1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F3 (AMBLVL)].
U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina.
2) Plaats de cursor op de uitgang waarvoor u het volume wilt instellen (“MASTER”, “DIR1”, “DIR2”,
“DIR3”).
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Als u het Ambience-geluid naar één bepaald uitgangenpaar wilt sturen moet u enkel voor dat paar het
gewenste volume kiezen en voor de overige uitgangen de waarde “0” instellen.
Diepte van het Ambience-geluid
1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F1 (AMBSND)].
U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor gaat automatisch naar de fader die overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.
3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de
[CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.
Als u het Ambience-geluid naar één bepaald uitgangenpaar wilt sturen moet u enkel voor dat paar het
gewenste volume kiezen en voor de overige uitgangen de waarde “0” instellen.
51
TD-10 Handleiding
Parameters
Ambience Send Level: 0~127
Opmerking:
u de bovenstaande parameter beschouwt als het “Send Level”
van een effect dat u op een mengtafel hebt aangesloten.
Voor een beter begrip is het misschien nuttig dat
Microfoontype en -plaatsing
We hebben het daarstraks gehad over de ruimtemicrofoons, die de omgevingsakoestiek opnemen,
maar een drumstel wordt natuurlijk in de eerste
plaats met dichtbij geplaatste microfoons opgenomen. Het type en de plaats van de gebruikte microfoons kunt u voor ieder instrument in het drumstel
afzonderlijk instellen.
Opmerking:
nische drums, TR-808/909 Kits, cymbalen of percussie.
Microfooninstellingen kunt u voor de volgende trigger-ingangen maken:
1, 2 (KICK, SNARE)oo
3~6 (TOM1~4)–o
7~12––
o: instelbaar –: niet instelbaar
Microfoontype kiezen
Deze parameter is niet beschikbaar voor electro-
Trigger-nummerTypePlaatsing
(KICK)
CondenserGeluid van een condensatormicrofoon.
Dynamic 1Geluid van een dynamische microfoon.
Geluid van een dynamische microfoon
Dynamic 2
CondenserGeluid van een condensatormicrofoon.
DynamicGeluid van een dynamische microfoon.
Lo-Fi
met geaccentueerde midden- tot hogetonen.
(SNARE)
Levert extra lage tonen en klinkt een
beetje “smerig”.
Microfoonplaatsing kiezen
1) Druk op [STUDIO]-[F1 (MIC)].
U komt terecht op de “MIC”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op “Mic Position”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Parameters
Mic Position: . . . Outside, Standard, Inside
Outside
Standard
Inside
Microfoon die dicht bij het vel is geplaatst
om meer “Attack” op te nemen.
Standaard microfoonplaatsing voor een
natuurlijk geluid.
Microfoon die in de ketel is geplaatst om
minder Attack en meer “body” op te
nemen.
1) Druk op [STUDIO]-[F1 (MIC)].
U komt terecht op de “MIC”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op “Mic Type”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Studio-parameters Instellingen voor individuele instrumenten
De instellingen waarover we het hieronder hebben
gelden telkens voor alle instrumenten uit één van de
drie groepen: de Drum Kit, de Percussion Group en
de begeleidingspartijen.
Opmerking:
gebruikt wanneer u de TD-10 als MIDI-klankmodule laat
fungeren. Dat neemt overigens niet weg dat u de instrumenten uit deze groep ook aan pads kunt toewijzen. Meer over
deze groep vindt u op blz. 88.
De Percussion Groep is de klankverdeling die u
Ambience Send Level per groep
instellen
Met de onderstaande parameters kunt u het volume
van het Ambience-geluid aanpassen voor een instrumentgroep in zijn geheel. Dat werkt uiteraard sneller
dan het individueel aanpassen van het Send-niveau
per instrument.
1) Druk op [STUDIO]-[F4 (AMBNCE)][F2 (GR-SND)].
U komt terecht op de “AMBIENCE”-pagina.
2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u instellingen wilt maken (“DRUMS”, “PERC”, “PART”).
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
ReferentieReferentieReferentie
Parameters
Ambience Group Send: 0~127
DRUMS
PERC
PA RT
Hiermee regelt u het Ambience-volume
voor de volledige Drum Kit.
Hiermee regelt u het Ambience-volume
voor de volledige Percussion Group.
Hiermee regelt u het Ambience-volume
voor de sequencerpartijen (Part 1, Part 2 en
Bass).
53
TD-10 Handleiding
Control Room-instellingen
5.
Bij het tot stand brengen van een drumgeluid voor
een opname of concert vindt veel werk plaats achter
de mengtafel. Vandaar dat we de TD-10 een ingebouwde mengtafel hebben meegegeven met 12 kanalen, waarvan 10 met individuele compressie en
Equalizing en een reeks digitale effecten.
Voor elk van de onderstaande functies volstaat het
dat u op de pad, waarvoor u instellingen wilt maken,
slaat om op de betreffende pagina terecht te komen.
Hebt u geen pads aangesloten, dan kunt u deze keuze
ook maken met de [TRIG SELECT]-knop op de
TD-10 zelf.
Volume aanpassen
Hiermee past u het volume van iedere pad aan.
De cursor gaat automatisch naar de fader die overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.
3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de
[CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.
Parameter
Volume: . . . . . . . 1~127
Stereopositie aanpassen
Hiermee bepaalt u de positie van iedere pad in het
stereobeeld.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F2
(PAN)].
U komt terecht op de PAN-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor gaat automatisch naar de fader die overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.
3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de
[CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.
Parameters
Pan: . . . . . . . . . . L15~Center~R15
Effectvolume aanpassen
Hiermee bepaalt u in welke mate iedere pad naar de
effecten wordt gestuurd.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1
(VOLUME)].
U komt terecht op de “VOLUME”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
54
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F1
(FXSEND)].
U komt terecht op de “EFFECT”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor gaat automatisch naar de fader die overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.
Control Room-instellingen Instellingen voor individuele instrumen-
3) Kies met de [INC/DEC]-knoppen, het [VALUE]wiel of de [CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.
Parameter
Send Level: . . . . . 0~127
Uitgangen toewijzen
De uitgangstoewijzing voor individuele pads gebeurt
aan de hand van een matrix in het display. De verticale lijnen in deze matrix staan voor de triggernummers, terwijl de horizontale lijnen de mogelijke uitgangen voorstellen. Aan de zwarte punten kunt u
zien welke pad aan welke uitgang is toegewezen.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)][F3 (OUTPUT)].
U komt terecht op de “OUTPUT”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De cursor gaat automatisch naar de verticale lijn die
overeenkomt met de pad die u hebt aangeslagen.
3) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de
[CURSOR]-knoppen de gewenste waarde.
Dynamiek (Compressor)
Voor elk van de trigger-ingangen 1~10 is er een individuele compressor voorhanden. Een compressor
haalt volumepieken uit het signaal. Op die manier
wordt het opnamemedium of de versterking van
oversturing gevrijwaard. U kunt een compressor
echter ook puur esthetisch gebruiken, om het geluid
wat meer “druk” en doorzettingsvermogen te geven.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)].
U komt terecht op de “COMPRESSOR/LIMITER”pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Op deze pagina schakelt u met [F1] de compressor
in/uit. Met de [F2], [F3] en [F4] knoppen plaatst u
de cursor respectievelijk op “Attack”, “Release” of
“Output”.
ReferentieReferentieReferentie
Afkortingen in deze display-pagina
Uitgangen:
M= MASTER
1= DIRECT 1
2= DIRECT 2
3= DIRECT 3
Opmerking:
het frontpaneel) heeft geen invloed op het volume van de
DIRECT 1-, DIRECT 2- en DIRECT 3-uitgangen.
Toepassingsvoorbeelden
Zoals u ziet, zijn de DIRECT-uitgangen uitgevoerd
als drie stereoparen. Niets belet u echter om deze te
gebruiken als 6 mono-uitgangen (of een combinatie
van stereo- en mono-uitgangen). U kunt dat doen
door een geluid volledig naar rechts of links (R15/
L15) te “pannen” (zie “Stereopositie aanpassen” op
blz. 54). Als u veel geluiden extern wilt bewerken
kunt u zelfs de MASTER-uitgangen op deze manier
gebruiken, wat u 8 individuele uitgangen oplevert.
De [MASTER]-volumeregelaar (rechtsboven op
55
TD-10 Handleiding
Parameters
Bypass
(OFF, ON)
AT TAC K
(0.05~50 ms)
RELEAS
(0.05~2000 ms)
OUTPUT
(-60~+12 dB)
Threshold
(-∞, 99~0)
Ratio
(1:1~90:1, ∞:1)
Hiermee schakelt u de compressor
in (ON) en uit (OFF).
Hiermee bepaalt u hoe snel de
compressor het volume vermindert.
Hiermee bepaalt u hoe snel het
volume opnieuw naar de oorspronkelijke (niet bewerkte) waarde
terugkeert.
Hiermee compenseert u het volumeverlies dat optreedt wanneer de
compressor in werking is (met deze
parameter zorgt u dat het volume
voor “ON” en “OFF” gelijk is).
Hiermee bepaalt u vanaf welk
ingangsniveau de compressor
begint te werken.
Hiermee bepaalt u de compressieverhouding, volgens de formule
“ingangssignaal : gecomprimeerd
signaal”.
Equalizer
Per instrument is er een tweebands-equalizer voorzien (enkel voor de trigger-ingangen 1~10).
Opmerking:
AUX1-, 2-trigger-ingangen.
Deze parameter is niet beschikbaar voor de
Parameters
TYPEPeak, LShelv, HShelv
Peak: Zowel frequenties boven als
onder de gekozen waarde worden
versterkt/verzwakt.
LShelv: De gekozen frequentie en
alle lagere frequenties worden
versterkt/verzwakt.
HShelv: De gekozen frequentie
en alle hogere frequenties worden versterkt/verzwakt.
Hiermee bepaalt u de breedte
van het frequentiebereik dat
Q
0.5, 1.0~20
(stappen van 1.0)
FREQ
(20Hz~20kHz)
GAIN
(–15~0~+15dB)
GAIN
0
wordt versterkt/verzwakt (m.a.w.
hoeveel frequenties er links en
rechts van de kantelfrequentie
worden “meegenomen”). Hoe
lager de Q, hoe breder het frequentiebereik.
Hiermee bepaalt u de frequentie
die wordt versterkt/verzwakt.
Wilt u bv. hogetonen bijregelen,
dan kiest u een hoge frequentie.
Hiermee bepaalt u in welke mate
de gekozen frequenties worden
versterkt (+) of verzwakt (–).
Peak
HShelvLShelv
Frequentie
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)].
U komt terecht op de “EQ”-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad.
3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Op deze pagina schakelt u met [F1] de Equalizer in/
uit. Met de [F3] en [F4] knoppen plaatst u de cursor
respectievelijk op “LOW” en “HIGH”.
56
FREQ
0
Q
5.2 Instellingen voor de volledige
Drum Kit
Effect Return Level aanpassen
Met de onderstaande parameter kunt u het globale
effectvolume voor de Drum Kit, Percussion Group
en de begeleidingspartijen instellen.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2
(SNDRTN)].
U komt terecht in de “EFFECT GROUP”-pagina.
Control Room-instellingen Instellingen voor de volledige Drum Kit
2) Plaats de cursor op “Return Level”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Parameter
Return Level: . . . 0~127
Effecttype kiezen
De TD-10 heeft 30 digitale effecttypes aan boord, die
u met een knopdruk kunt selecteren. Verder kunt u
elk van die effecten nog precies naar uw hand zetten
(zie “Effecten editen” op blz. 57).
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F3
(FXTYPE)].
U komt terecht op de “EFFECT TYPE”-pagina.
2) Plaats de cursor op de effectnaam.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste effecttype:
Hall en Room simuleren respectievelijk de akoestiek
van een zaal en een kamer, terwijl Plate een plaatgalm nabootst (een mechanisch apparaat waarbij
galm werd opgewekt door een trillende metalen
plaat).
Gate Reverb 1, 2, 3 – Non Linear 1, 2
Deze galmeffecten sterven niet geleidelijk uit, maar
worden abrupt afgesneden. Dat stelt u in staat om
veel galm toe te voegen zonder in een ongedefinieerde geluidsbrij te belanden. De manier waarop de
galm evolueert voor Gate Reverb ziet er anders uit
dan voor Non Linear:
Volume
GateNon Linear
Tijd
geluid maken, dat over links en rechts gespreid
wordt.
Beat Delay 1, 2
Dit effect synchroniseert de vertragingen met het
tempo van de sequencer. In tegenstelling tot Delay 1,
2 kunt u hier de vertragingstijd daarom ook in nootwaarden specifiëren. Kiest u bijvoorbeeld “16” (16de
noot), dan wordt het geluid steeds één zestiende
noot vertraagd – handig als u op een bepaald
moment het tempo van de sequencer wijzigt.
Chorus → Delay 1, 2
Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook
door een Chorus-effect gehaald (dat maakt het
geluid voller en breder).
Flanger → Delay 1, 2
Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook
door een Flanger-effect gehaald (een Flanger produceert een modulatie die doet denken aan een opstijgende straaljager).
Phaser → Delay 1, 2
Het geluid wordt hier niet enkel vertraagd, maar ook
door een Phaser-effect gehaald (een Phaser voegt een
uitgesproken modulatie toe aan het geluid).
Pitch Shift Delay 1, 2
Bij iedere herhaling van het geluid verschuift de
toonhoogte.
3D-Delay 1, 2, Flying 3D-Delay
Dit is ook een vertragingseffect, maar dan eentje
waarbij de vertragingen rond uw hoofd lijken te zweven – vandaar de naam.
Opmerking:
neer u de TD-10 in stereo versterkt. Bovendien moeten de
luidsprekers op een bepaalde manier worden opgesteld, zie
blz. 60.
Deze 3D-effecten komen pas tot hun recht wan-
Effecten editen
Ieder effecttype heeft een aantal parameters, die u
kunt instellen om het effect helemaal “op smaak te
brengen”. Als u in gedachten houdt dat “Ambience”
bedoeld is om de natuurlijke akoestiek van de ruimte
rond het drumstel toe te voegen, dan kunt u de effecten ook daadwerkelijk als “effecten” gebruiken en
specifieke “kleurtjes” geven aan individuele instrumenten. (Hoe u het effectvolume voor individuele
ReferentieReferentieReferentie
Delay 1, 2
Dit effect produceert herhalingen (echo’s) van het
ingangssignaal. Door voor links en rechts verschillende vertragingstijden te kiezen kunt u een breed
57
TD-10 Handleiding
instrumenten kunt instellen leest op blz. 54). Laat
uw verbeelding de vrije loop!
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)].
U komt terecht op de “EFFECT TYPE”-pagina.
2) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-
len.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Parameters voor Hall Reverb 1, 2, 3/Room Reverb
1, 2, 3/Plate Reverb 1, 2, 3
Reverb Time
(0.1~25 sec)
Pre Delay
(0~200 ms)
High Cut Freq
(500~20k Hz)
Spread
(0~15)
Hiermee bepaalt u de duur van de
galm.
Hiermee kiest u het tijdsinterval tussen het begin van het ingangssignaal
en het begin van de galm. Als u hier
hogere waarden kiest lijkt de gesimuleerde ruimte groter te worden.
Hiermee haalt u hoge tonen uit het
galmgeluid. Hoe lager deze waarde,
hoe “donkerder” de galm.
Hiermee bepaalt u de “breedte” (verdeling over het linker- en rechterkanaal) van de galm. Hoe hoger de
waarde, hoe breder de galm.
Parameters voor Delay 1, 2
Delay Time
(0~1200ms)
Shift (L1200~
0~R1200 ms)
Feedback Level
(0~127)
High Damp
Freq
(500~20k Hz)
Hiermee bepaalt u het vertragingsinterval.
Het tijdsinterval tussen de linker- en
rechtervertraging. Bijvoorbeeld: u
kiest een Delay Time van 400ms en
een Shift-waarde van L100ms. In dat
geval wordt het geluid van het rechterkanaal 400ms vertraagd, terwijl in
het linkerkanaal een vertraging van
400 + 100= 500ms geldt. De som van
Delay Time en Shift kan nooit groter
zijn dan 1200ms.
Hiermee bepaalt u het aantal herhalingen van de Delay.
Hiermee maakt u het geluid van de
Delay helderder/doffer. Hoe lager
deze waarde, hoe “donkerder” de
Delay.
Parameters voor Beat Delay 1, 2
Hiermee kiest u de nootwaarde waaraan u de vertragingen wilt laten
beantwoorden:
16: 16de noten
8T: 8ste noot-triolen
Hiermee kiest u het tijdsinterval tussen het begin van het ingangssignaal
en het begin van de galm. Als u hier
hogere waarden kiest, lijkt de gesimuleerde ruimte groter te worden.
Hiermee haalt u hoge tonen uit het
galmgeluid. Hoe lager deze waarde,
hoe “donkerder” de galm.
Hiermee bepaalt u hoe “dik” de galm
klinkt. Hoe hoger de waarde, hoe
“vetter” de galm.
58
Shift (L2~L16,
0, R2~R16)
Feedback Level
(0~127)
High Damp
Freq
(500~20k Hz)
Hiermee kiest u het tijdsinterval tussen de linker- en rechtervertraging.
Bijvoorbeeld: u kiest een Delay Time
van “16” en een Shift-waarde van
“L16”. In dat geval hoort u rechts een
patroon van 16de noten, terwijl u in
het linkerkanaal datzelfde patroon
hoort, maar dan 1/16de noot later.
De som van Delay Time en Shift kan
nooit groter dan 1200ms.
Hiermee bepaalt u het aantal herhalingen van de Delay.
Hiermee maakt het geluid van de
Delay helderder/doffer. Hoe lager
deze waarde, hoe “donkerder” de
Delay.
Control Room-instellingen Instellingen voor de volledige Drum Kit
Parameters voor Chorus → Delay 1, 2
Hiermee bepaalt u de modulatiefreRate
(0.1~10.0Hz)
quentie van de Chorus. Hogere waar-
den zorgen voor een snellere modu-
latie.
Hiermee bepaalt u de modulatieDepth
(0~127)
diepte van de Chorus. Hogere waar-
den zorgen voor een intensere modu-
latie.
Delay Time
(0~500ms)
Feedback Level
(0~127)
Opmerking:
Hiermee bepaalt u het vertragings-
interval.
Het aantal herhalingen van de Delay.
Wilt u enkel het Chorus-effect gebruiken, zet
Delay Time en Feedback dan op “0”.
Parameters voor Flanger → Delay 1, 2
Hiermee bepaalt u de modulatiefreRate
(0.1~10.0Hz)
quentie van de Flanger. Hogere waar-
den zorgen voor een snellere modu-
latie.
Depth
(0~127)
Delay Time
(0~500ms)
Feedback Level
(0~127)
Opmerking:
Modulatiediepte van de Flanger.
Hogere waarden zorgen voor een
intensere modulatie.
Het vertragingsinterval.
Het aantal herhalingen van de Delay.
Wilt u enkel het Flanger-effect gebruiken, zet
Delay Time en Feedback dan op “0”.
Parameters voor Phaser → Delay 1, 2
Parameters voor Pitch Shift Delay 1, 2
Hiermee bepaalt u de hoeveelheid
Pitch Shift
(-12~0~+12)
toonhoogteverschuiving (in stappen
van een halve toon). Zo betekent
“+1” een halve toon hoger.
Delay Time
(0~500ms)
Het vertragingsinterval.
Het aantal herhalingen van de Delay.
Bij waarden van 2 of hoger wordt het
Feedback Level
(0~127)
geluid bij iedere herhaling nogmaals
in toonhoogte verschoven volgens
het interval dat u met Pitch Shift
hebt gespecifieerd.
High Cut Freq
(500~20k Hz)
Hiermee haalt u hoge frequenties uit
het vertraagde geluid. Hoe lager deze
waarde, hoe “donkerder” het geluid.
Parameters voor 3D-Delay 1, 2
Delay Time
(0~1200ms)
Shift (L1200~
0~R1200 ms)
Feedback Level
(0~127)
Speaker Angle
(0~90°)
Hiermee bepaalt u het vertragings-
interval.
Hiermee kiest u het tijdsinterval tus-
sen de linker- en rechtervertraging.
De som van Delay Time en Shift kan
nooit groter dan 1200ms.
Het aantal herhalingen van de Delay.
De hoek van waaruit de luidspreker
geluid afstraalt. We bedoelen dus niet
dat u, in functie van deze parameter,
met uw luidsprekers moet gaan zeu-
len. Deze parameter biedt veeleer een
impressie van de klankverschillen die
u zou horen, als u uw luidsprekers
verplaatst. De onderstaande afbeel-
ding maakt dat nog eens duidelijk.
ReferentieReferentieReferentie
Hiermee bepaalt u de modulatiefreRate
(0.1~10.0Hz)
quentie van de Phaser. Hogere waar-
den zorgen voor een snellere modu-
latie.
Depth
(0~127)
Delay Time
(0~500ms)
Feedback Level
(0~127)
Opmerking:
De modulatiediepte van de Phaser.
Hogere waarden zorgen voor een
intensere modulatie.
Het vertragingsinterval.
Het aantal herhalingen van de Delay.
Wilt u enkel het Phaser-effect gebruiken, zet
Delay Time en Delay Feedback dan op “0”.
Richting van waaruit u het geluid hoort
Fysieke positie van de luidsprekers
Angle
Angle
30˚30˚
59
TD-10 Handleiding
Parameters voor Flying 3D-Delay 1, 2
Delay Time
(0~1200ms)
Feedback Level
(0~127)
Rotation
(-150~0~
+150RPM)
High EQ Gain
(0~+10)
Hiermee bepaalt u het vertragingsinterval.
Het aantal herhalingen van de Delay.
Het aantal omwentelingen per
minuut. Bij positieve waarden wordt
er naar rechts gedraaid, bij negatieve
naar links.
Hiermee regelt u de hoge tonen van
het vertraagde geluid.
Volume instellen voor individuele
groepen
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4
2) Plaats de cursor op de gewenste groep (“Drums”,
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
5.3 Instellingen voor volledige
groepen
Een aantal effectinstellingen kunt u maken voor de
Drum Kit, Percussion Group of begeleidingspartijen
in hun geheel.
Opmerking:
gebruikt wanneer u de TD-10 als MIDI-klankmodule laat
fungeren. Dat neemt overigens niet weg dat u de instrumenten uit deze groep ook aan pads kunt toewijzen. Meer over
deze groep vindt u op blz. 88.
De Percussion Groep is de klankverdeling die u
Voor de drum kit en de slagwerkgroep kunt u het
totaalvolume regelen.
(GRPVOL)].
U komt terecht op de “GROUP VOLUME”-pagina.
of “Perc”).
gewenste waarde.
Parameter
Group Volume: 0~127
DRUMS
PERC
Hiermee regelt u het totaalvolume van de
Drum Kit.
Hiermee regelt u het totaalvolume van de
Percussion Group.
Effect Send Level voor een volledige
groep aanpassen
Voor elk van de drie instrumentgroepen kunt u
bepalen in welke mate hij naar het effect wordt
gezonden.
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2
(SNDRTN)].
U komt terecht op de “EFFECT GROUP”-pagina.
2) Plaats de cursor op de gewenste groep (“Drums”,
“Perc” of “Part”).
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Parameters
Group FX Send: 0~127
Drums
Perc
Part
Hiermee bepaalt u in welke mate de Drum
Kit naar het effect wordt gezonden.
Hiermee bepaalt u in welke mate de Percussion Group naar het effect wordt gezonden.
Hiermee bepaalt u in welke mate de begeleidingspartijen naar het effect wordt gezonden.
60
6.
Sequencer Basisbediening van de sequencer
Sequencer
De sequencer van de TD-10 werkt met vier Parts (te
vergelijken met 4 sporen). Met de Drum Part neemt
u op/geeft u weer wat u speelt op de pads of op een
externe MIDI-stuurbron. De overige drie Parts (Part
1 & 2 en de Bass Part) dienen voor melodische begeleidingspartijen.
Partijen voor deze vier Parts neemt u op in de vorm
van patronen (Patterns). Om u op weg te helpen hebben we in de fabriek reeds 50 patronen voorgeprogrammeerd (Preset Patterns 1~50). Deze patronen
kunt u niet wissen (zie blz. 67) of opnieuw opnemen.
Dat kan wel met de User Patterns (51~100). Wilt u
één van de melodische Parts (Part 1, Part 2 of Bass)
opnemen, dan moet u een extern MIDI-klavier aansluiten. Voor de Drum Part kunt u de pads of een
externe MIDI-stuurbron gebruiken.
6.1 Basisbediening van de
sequencer
Onder “SEQUENCER” op het frontpaneel vindt u
een aantal knoppen waarmee u de transportfuncties
van de sequencer aanstuurt en de voornaamste display-pagina kiest. Het “basisscherm” van de sequencer kiest u door op [PATTERN] te drukken.
Hiermee kiest u patronen. Dit is de
[PATTERN]
[PART]
[TEMPO]Hiermee stelt u het tempo in.
[CLICK]
[STOP]
[PLAY]
[REC]
[CURSOR]
voornaamste display-pagina voor de
sequencer.
Hiermee belandt u bij de instellingen
voor individuele Parts.
Hiermee schakelt u de metronoom in
en uit.
Hiermee stopt u de weergave. Door
hier nogmaals op te drukken keert u
terug naar het begin van de song.
Hiermee start u de weergave van de
sequencer.
Hiermee kiest u opname-pauze, wat u
meteen naar de display-pagina met
opname-instellingen brengt.
Met de linkerknop spoelt u terug, met
de rechterknop vooruit. Met de
“omhoog” knop gaat u naar het begin
van een patroon, met de “omlaag”
knop naar het einde. Zie de afbeelding
hieronder.
Begin van het patroon
Volgende maatVorige maat
ReferentieReferentieReferentie
Einde van het patroon
In de uitleg hieronder krijgt u meer details over de
werking van al deze knoppen.
Preset-patronen gebruiken
Zoals gezegd, kunt u de inhoud van een Presetpatroon niet wijzigen. Probeert u dat toch te doen,
dan krijgt u de volgende prompt te zien:
Dit betekent dat gemaakte wijzigingen niet worden
onthouden (“retained”). U kunt dus wel wat rondstoeien met de instellingen van dit patroon, maar
zodra u een ander patroon kiest worden de wijzigin-
61
TD-10 Handleiding
gen gewist. Wilt u nu toch op basis van dit Presetpatroon een nieuw patroon maken, dan moet u het
naar een geheugenplaats voor een User-patroon
kopiëren (zie blz. 68).
6.2 Tempo instellen
Tempo voor individuele patronen
Het tempo dat u voor het geselecteerde patroon specifieert wordt automatisch in het geheugen vastgelegd.
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F2 (SETUP)].
U komt terecht op de “PATTERN SETUP”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Pattern Tempo”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste tempo.
Pattern Tempo: 20~260 ( q /BPM)
Tempo van het weergegeven patroon tijdelijk
wijzigen
Terwijl u een patroon weergeeft kunt u ook het tempo aanpassen. Deze wijziging is echter slechts tijdelijk en wordt ongedaan gemaakt zodra u een ander
patroon kiest.
1) Druk op [TEMPO].
U komt terecht op de “TEMPO”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste tempo.
TEMPO: 20~260 ( q /BPM)
6.3 Weergavefuncties
Patroon kiezen
1) Druk op [PATTERN].
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste patroon.
Inhoud van de display-pagina:
1
2
45
1 Nummer van het geselecteerde patroon.
2 Nummer van de weergegeven maat.
3 Telindicators (één, twee, drie, vier,…).
4 Weergavemethode (andere display-pagina).
5 Part aan/uit-status (zie blz. 71).
Opmerking:
voor dienen wordt hieronder uitgelegd.
Patronen kiezen uit een lijst
Net zoals drum kits en instrumenten kunt u ook
patronen kiezen uit een lijst van namen. Zoals u in de
onderstaande afbeelding kunt zien, wordt in de lijst
van links naar rechts de naam van het patroon
(Name), de maatsoort (Beat), het aantal maten (Len)
en het type patroon (Type) afgebeeld.
Waar de functieknoppen [F1]~[F4] in dit geval
3
62
1) Druk op [PATTERN]-[F1 (LIST)].
U komt terecht op de “PATTERN LIST”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC], het [VALUE]-wiel of de
[CURSOR]-knoppen het gewenste patroon.
Sequencer Instellingen voor de metronoom
Functieknoppen
[F1 (PAGE ▲)]
[F2 (PAGE
[F3 (MEMORY)]
[F4 (NEW)]Hiermee kiest u een leeg patroon.
▼)]
Hiermee kiest u de vorige pagina
van de lijst.
Hiermee kiest u de volgende
pagina van de lijst.
Hiermee roept u de resterende
hoeveelheid geheugen en het aantal patronen op.
Weergavemethode selecteren
U kunt een patroon op drie manieren laten weergeven:
Loop
One Shot
Ta p
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F3 (TYPE)].
U komt terecht op de “PATTERN TYPE”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Play Type”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
Mogelijke toepassingen van deze functies
Loop: Weergeven in een lus is handigbij het oefenen
of wanneer u een doorlopende begeleiding tijdens
een optreden wilt.
One Shot: Tijdens een optreden kunt u deze optie bijvoorbeeld gebruiken om met één slag een schitterende Fill te spelen.
Een andere mogelijkheid is om een leeg patroon aan
een pad toe te wijzen en dit te gebruiken als “stop”schakelaar voor een patroon dat u met een andere
pad aanstuurt.
Tap: Helemaal het einde tijdens een optreden! Als u
een melodielijn programmeert in een patroon waarvoor u “Tap” kiest, hoort u, telkens wanneer u op de
betreffende pad slaat, de volgende noot van de melodie. Als u bv. een baslijn op deze manier aanstuurt
met de basdrum, zitten de twee partijen perfect
“Tight”. Het is zelfs mogelijk een “Reset Time” (Off,
0.1~4.0) te specifiëren, dat is een tijdsinterval. Als het
interval voorbijgaat zonder dat u de pad aanraakt,
wordt er teruggekeerd naar het begin van het
patroon.
Het patroon wordt voortdurend herhaald
tot u op [STOP] drukt.
Het patroon wordt slechts één keer weergegeven.
Zie blz. 82. Hiermee kunt u een patroon
noot voor noot weergeven (telkens wanneer u op [PLAY] drukt, hoort u een
noot).
Opmerking:
en One Shot. QuickPlay start de weergave van het patroon
vanaf de eerste noot (het eerste “event”), zelfs wanneer u tijdens de opname van het patroon aan het begin een pauze
hebt gelaten. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer u
zonder metronoom hebt opgenomen en dus eigenlijk “naast
het tempo” hebt gespeeld.
QuickPlay is een aanvullende functie voor Loop
6.4 Instellingen voor de
metronoom
Metronoomklik in- en uitschakelen,
volume regelen
Met [CLICK] schakelt u de metronoom in en uit.
Het volume van de klik kunt u regelen met de
[CLICK]-regelaar van de groepfaders.
Tempo instellen
Ook wanneer er geen patroon wordt weergegeven
kunt u de metronoom laten lopen en het tempo aanpassen. Bedenk daarbij wel dat, zodra u een ander
patroon kiest, het tempo van dat patroon wordt
overgenomen.
1) Druk op [TEMPO].
U komt terecht op de “TEMPO”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste tempo.
TEMPO:. . . . . . . 20~260 ( q /BPM)
Maatsoort en klik-interval kiezen
1) Druk op [CLICK]-[F1 (INTRVL)].
U komt terecht op de “CLICK”-pagina.
2) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Opmerking:
noom te wijzigen terwijl een patroon wordt weergegeven. De
metronoomklik neemt steeds de maatsoort van het patroon
over.
Parameters
Time Signature (maatsoort): teller= 0~13 (aantal tellen per maat), noemer= 2, 4, 8, 16 (nootwaarde van
een tel).
U kunt het klikgeluid ook bewerken met het
Ambience-effect van de geselecteerde Drum Kit.
1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].
U komt terecht op de “CLICK”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Ambience Level”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].
U komt terecht op de “CLICK”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Pan”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste stereopositie: “L15” is uiterst links, “Center” is in het midden en “R15” is uiterst rechts.
Pan: L15~Center~R15
Uitgang voor de metronoom
Met de onderstaande parameter kiest u de uitgang
waar het klikgeluid naartoe wordt gestuurd.
1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].
U komt terecht op de “CLICK”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Output”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Output: . . . . . . . Master, Phones Only
Het signaal wordt naar de MASTER
Master
Phones Only
OUT- en PHONES-uitgangen
gestuurd.
Het signaal wordt enkel naar de
PHONES-uitgang gestuurd.
Ambience Level: 0~127
Effecten voor de metronoom
U kunt de klik ook naar de effecten zenden. In sommige gevallen levert dat misschien een aangenamer
geluid op. Zorg in dat geval wel dat de globale effectschakelaar actief is (ON) (zie blz. 23).
1) Druk op [CLICK]-[F2 (INST)].
U komt terecht op de “CLICK”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Fx Send Level”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
FX Send Level: 0~127
Opmerking:
toegewezen onder [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)].
U hoort het effect dat aan de geselecteerde Kit is
Stereopositie aanpassen
U kunt de klik gelijk welke plaats in het stereobeeld
geven. Hebt u echter de hoofdtelefoon als enige
actieve uitgang gekozen (Phones Only, zie hieronder), dan hoort u de klik in het midden van het stereobeeld, ongeacht de instelling van de onderstaande
parameter.
64
Sequencer Instellingen voor de metronoom
6.5 Opnemen
De sequencer kan opnemen wat u speelt op de pads
of op een extern MIDI-klavier. Alles wordt exact zo
opgenomen als u het speelt, de precieze bewegingen
van het HiHat pedaal en de plaats waar u het vel van
de pads raakt incluis.
Opmerking:
een cymbaalpad (zie blz. 20) worden niet opgenomen.
Opmerking:
TD-10 niet onuitputtelijk is. Er zijn weliswaar 50 Userpatronen, maar het beschikbare geheugen staat in functie van
de hoeveelheid data die in elk van die patronen wordt opgenomen.
Basiswerkwijze voor de opname
De beschreven werkwijze geldt zowel voor het opnemen met pads als met een MIDI-klavier.
Kies een leeg patroon
“Schuiven” met de Brushes en het dempen van
Houd er rekening mee dat het geheugen van de
Opmerking:
hoeft u Length niet te specifiëren. De opname blijft doorlopen
tot u op [STOP] drukt, en het aantal opgenomen maten
wordt automatisch de waarde voor “Length”.
Opmerking:
volgende punten 3 en 4 over.
Als u een “Replace”-opname maakt (zie blz. 65)
Maakt u een opname met pads, sla dan de nu
Kies een MIDI-kanaal
Zorg dat het zendkanaal van uw klavier overeenkomt
met het MIDI-kanaal van de Part die u wilt aansturen/opnemen.
Elk van de vier Parts heeft zijn eigen MIDI-kanaal.
Bij levering zijn deze als volgt ingedeeld:
All Drums= MIDI-kanaal 10
Part 1= MIDI-kanaal 5
Part 2= MIDI-kanaal 6
Bast= MIDI-kanaal 2
(Als u wilt, kunt u een ander MIDI-kanaal kiezen:
druk op [SETUP] en vervolgens op [F2] (MIDI)].)
Kies een instrument
ReferentieReferentieReferentie
1) Druk op [PATTERN]-[F4 (NEW)].
Er wordt nu automatisch een leeg patroon geselecteerd.
Opmerking:
geen leeg patroon worden geselecteerd. U moet dan eerst de
inhoud van een patroon wissen (zie “Patroon wissen (Clear)”
op blz. 69).
Als alle patronen reeds data bevatten, kan er
Kies de maatsoort en het aantal maten
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F2 (SETUP)].
U komt terecht op de “PATTERN SETUP”-pagina.
2) Plaats de cursor op de gewenste parameter.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Time Signature (maatsoort): teller= 1~13, noemer=
2, 4, 8, 16
Length (bars): 1~99 maten
1) Druk op [Part]-[F1 (INST)].
U komt terecht op de “PART INST”-pagina.
2) Druk op [F1]~[F3] om de Part te kiezen die u wilt
opnemen.
Met de [F1]~[F3] knoppen kiest u respectievelijk
Part 1, Part 2 en de Bass Part.
3) Plaats de cursor op “INST”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een
begeleidingsinstrument of drum kit.
Kies een opnamemethode
1) Druk op [PATTERN]-[REC].
U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Rec Mode”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste opnamemethode.
De opname/weergave begint na een aftel van
één maat.
De opname/weergave begint na een aftel van
twee maten.
Opname starten op het moment dat
u op een pad slaat
Met deze functie kunt u de opname automatisch
laten starten op het moment dat u op een pad slaat.
Opmerking:
wordt de opname pas gestart na de aftel (die begint op het
moment dat u op een pad slaat).
Als u een aftel hebt gespecifieerd (zie hierboven),
Opname
1) Druk vanuit opname-pauze (de “REC STANDBY”pagina) op [PLAY] om de opname te starten.
2) Druk op [STOP] zodra u de opname hebt voltooid.
Rehearsal-functie
Tijdens een opname kunt u met de [REC]-knop tussen de opname- en oefenmode kiezen. Op die
manier kunt u verschillende klanken, Fills of frases
uitproberen zonder dat u de weergave van de
sequencer hoeft te stoppen.
1) Start de opname.
2) Druk tijdens de opname op [REC].
De [REC]-indicator begint te knipperen. U kunt nu
op de pads spelen (of op een MIDI-klavier) zonder
dat er iets wordt opgenomen.
3) Druk nogmaals op [REC] om terug te keren naar de
opname-mode.
Metronoom laten aftellen
U kunt de metronoom vóór de opname en/of weergave één of twee maten laten aftellen.
1) Druk op [CLICK]-[F3 (COUNT)].
1) Druk op [PATTERN]-[REC].
U komt terecht in de “REC STANDBY”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Hit Pad Start”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie (“ON” of “OFF”).
Timing automatisch verbeteren
tijdens de opname (Quantize)
De Quantize-functie verbetert afwijkingen van de
timing waarmee u een opname inspeelt. Met andere
woorden: slagen die iets te vroeg of te laat komen
worden netjes op hun plaats gezet. Om zijn werk
naar behoren te kunnen doen moet de functie eerst
weten wat de kleinste nootwaarde is die u gaat spelen.
1) Druk op [PATTERN]-[REC].
U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Quantize”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
16de triool, 32ste noot, 32ste
triool, 64ste noot, OFF
Data van een andere sequencer
importeren
Via de MIDI INgang van de TD-10 kunt u data vanuit een andere sequencer importeren. Dat kan tegelijk voor vier sporen: drie melodische en één drumspoor. De enige voorwaarde is dat u de correcte
instellingen voor de MIDI-kanalen en MIDI-synchronisatie maakt.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)].
U komt terecht op de “MIDI”-pagina.
2) Zorg dat het MIDI-kanaal van de TD-10 overeenkomt met het MIDI-kanaal van het zendend instrument (zie blz. 86).
3) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de “PATTERN GLOBAL”-pagina.
4) Plaats de cursor op “Sync Mode”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie
“Auto”.
6) Druk op [PATTERN]-[REC].
U komt terecht op de “REC STANDBY”-pagina. De
metronoom begint te tikken en u bent klaar voor de
opname.
7) Plaats de cursor op “Rec Mode”.
8) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie
“Replace”.
9) Start de weergave op het zendend instrument. De
TD-10 begint automatisch synchroon op te nemen.
10)Eens het gewenste stukje is opgenomen stopt u de
weergave op de externe sequencer.
De TD-10 stopt dan ook automatisch.
6.6 Patronen editen
3) Kies met de [INC/DEC]-knoppen, het [VALUE]wiel of de cursorknoppen het gewenste karakter.
De volgorde waarin de karakters voorbijkomen staat
afgebeeld onderaan de display-pagina.
ReferentieReferentieReferentie
Functieknoppen
Zie “Functieknoppen” op blz. 42.
Patroon wissen (Erase)
Met deze functie wist u enkel de opgenomen data.
Andere instellingen, zoals het aantal maten en de
maatsoort, blijven ongewijzigd.
123456
123456
Lege maten
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F1 (ERASE)].
U komt terecht op de “ERASE PATTERN”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Pattern”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
nummer van het gewenste patroon.
4) Plaats de cursor op “Part”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Part
die u wilt wissen.
6) Druk op [F4 (ERASE)].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt.
7) Druk op [F4 (EXEC)] om de data van het geselecteerde patroon te wissen. (Druk op [F1 (CANCEL)]
als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder
de data te wissen.)
Patroon benoemen
Ieder patroon kan een naam krijgen van maximaal 8
tekens.
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F4 (NAME)].
U komt terecht op de “PATTERN NAME”-pagina.
2) Kies met de links/rechts [CURSOR]-knoppen het
teken dat u wilt veranderen.
Het knipperende teken kunt u wijzigen.
67
TD-10 Handleiding
Maten uit een patroon wissen (Erase
Pattern Measure)
Met deze functie wist u enkel de opgenomen data uit
specifieke maten van een patroon. In de plaats van
het gewiste deel komen lege maten, waarin u desgewenst iets nieuws kunt opnemen.
123456
123456
Lege maten
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F1 (ERASE)]-
[F3 (MEAS)].
U komt terecht op de “ERASE PATTERN MEASURE”-pagina.
2) Plaats de cursor op de parameters waarmee u het
gedeelte specifieert dat u wilt wissen.
Van links naar rechts vindt u het patroon, de Part, de
eerste maat en de laatste maat.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarden.
4) Druk op [F4 (ERASE)].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te
wissen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te wissen.)
Patroon kopiëren
Src
123456
Dst
123456
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F2 (COPY)].
U komt terecht in de “COPY PATTERN”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Src”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
patroon dat u wilt kopiëren.
4) Plaats de cursor op “Dst”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
patroon waarnaar u wilt kopiëren.
6) Druk op [F4 (COPY)].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt.
7) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te
kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te
kopiëren.)
Maten van een patroon/Part
kopiëren
U kunt ook bepaalde maten van een Part of patroon
kopiëren.
68
A
B
Src
123456
Dst
123456
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F2 (COPY)][F3 (MEAS)].
Sequencer Patronen editen
U komt terecht op de COPY PATTERN MEASUREpagina.
2) Kies in het “A”-gedeelte van het scherm de data die
u wilt kopiëren.
Van links naar rechts ziet u hier het patroon, de Part,
de eerste maat en de laatste maat. Ga met de cursor
naar de gewenste parameter en kies met [DEC]/
[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
3) Kies in het “B”-gedeelte van het scherm de plaats
waarnaar u de data wilt kopiëren.
Van links naar rechts ziet u hier het patroon, het
spoor en de eerste maat. Ga met de cursor naar de
gewenste parameter en kies met [DEC]/[INC] of met
het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Opmerking:
omdat automatisch het aantal maten wordt overschreven dat
u hierboven in stap (2) hebt gespecifieerd.
U hoeft hier geen laatste maat te specifiëren,
4) Druk op [F4 (COPY)].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde data te
kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te
kopiëren.)
Patroon wissen (Clear)
Hiermee worden ALLE data van een patroon gewist,
wat inhoudt dat ook alle instellingen (maatsoort,
lengte, tempo) opnieuw op de fabriekswaarden worden gezet.
123456
Maten van een patroon verwijderen
(Clear)
Met deze functie wist u enkel specifieke maten van
een patroon. De maten na het verwijderde deel
schuiven naar voren. In tegenstelling tot de Erasefunctie wordt hier “het gat dus gedicht”.
123456
1234
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F3 (CLEAR)][F3 (MEAS)].
U komt terecht op de CLEAR PATTERN MEASURE-pagina.
2) Kies het patroon en de maten die u wilt verwijderen.
Plaats de cursor op de diverse parameters waarmee u
het gedeelte specifieert dat u wilt wissen. Van links
naar rechts ziet u het patroon, de eerste maat en de
laatste maat.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarden.
4) Druk op [F4 (CLEAR)].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geselecteerde maten te
verwijderen. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt
terugkeren naar de vorige pagina zonder de data te
verwijderen.)
ReferentieReferentieReferentie
1
(Part-instellingen= fabriekswaarden.)
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F3 (CLEAR)].
U komt terecht op de “CLEAR PATTERN”-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
nummer van het patroon dat u wilt wissen.
3) Druk op [F4 (CLEAR)].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt.
4) Druk op [F4 (EXEC)] om het patroon te wissen.
(Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar
de vorige pagina zonder het patroon te wissen.)
69
TD-10 Handleiding
Patronen verbinden
U kunt twee patronen verbinden tot één nieuw
patroon. Het patroon dat u voor “Dst” specifieert
wordt het eerste, het patroon dat u voor “Src” specifieert wordt erachter geplakt. Het nieuwe patroon
komt terecht op de plaats die u voor “Dst” specifieert.
Dst
1234
Dst
1234
1) Druk op [PATTERN]-[F3 (EDIT)]-[F4
(APPEND)].
U komt terecht op de APPEND PATTERN-pagina.
2) Plaats de cursor op “Src”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
patroon dat de “staart” van het nieuwe patroon
moet vormen.
4) Plaats de cursor op “Dst”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
patroon dat zich vooraan moet bevinden.
6) Druk op [F4 (APPEND)].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt.
7) Druk op [F4 (EXEC)] om de patronen te verbinden.
(Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar
de vorige pagina zonder de operatie uit te voeren.)
Opmerking:
in een patroon dat meer dan 99 maten telt, dan verschijnt in
het display “99 MEASURE MAXIMUM”. U kunt de
APPEND-operatie dan niet uitvoeren.
Als de verbinding van patronen zou resulteren
Src
+
1234
APPEND
5678
6.7 Instellingen voor Partinstrumenten
Opmerking:
maken. Daarvoor moet u naar de “Control Room” van de
Drum Kit (zie blz. 54).
Master Tuning (stemming)
Met de onderstaande parameters kunt u de stemming voor Part 1, Part 2 en de Bass Part aanpassen.
1) Druk op [PART]-[F3 (M TUNE)].
U komt terecht op de MASTER TUNE-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste instelling.
Master Tune: 415.3~466.2, stappen van 0,1 Hz
Opmerking:
opnieuw de standaard toonhoogte (440.0 Hz).
Instrumentkeuze en verwante
instellingen voor individuele Parts
Hier kunt u, voor iedere Part individueel, het instrument kiezen en ook instellingen maken voor
Ambience, Key Shift (transpositie in stappen van een
halve toon) en Bend Range.
1) Druk op [PART]-[F1 (INST)].
U komt terecht op de PART INST-pagina.
2) Kies met [F1]~[F3] de Part die u wilt instellen. U
kiest met deze knoppen respectievelijk Part 1, Part
2 en de Bass Part.
3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Instellingen voor de Drum Part kunt u hier niet
Door op [F4 (440 HZ)] te drukken kiest u
70
Sequencer Instellingen voor Part-instrumenten
Parameters
Inst
(1~54)
Ambience
(0~127)
Key Shift
(-24~0~+24)
Bend Range
(0~+24)
Hiermee kiest u het instrument dat u
wilt gebruiken.
Hiermee bepaalt u de mate van
Ambience.
Hiermee verschuift u de toonhoogte,
in stappen van een halve toon.
Hiermee specifieert u de maximale
toonhoogtebuiging (in stappen van
een halve toon) waarmee wordt
gereageerd op Pitch Bend-commando’s.
Mixer-instellingen voor individuele
Parts
1) Druk op [PART]-[F2 (MIXER)].
U komt terecht op de pagina met mixerinstellingen.
2) Kies met [F1]~[F4] de parameter die u wilt instellen.
3) Plaats de cursor op de Part die u wilt instellen.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Specifieke Parts uitschakelen
1) Druk op [PART]-[F4 (MUTE)].
U komt terecht op de PART MUTE-pagina.
2) Schakel met de [F1]~[F4] knoppen de overeenkomstige Parts in of uit.
Met de [F1]~[F4] knoppen schakelt u respectievelijk
Part 1, Part 2, de Bass Part en de Drum Part in of uit.
Bij iedere druk op een functieknop wisselt u tussen
“aan” (u hoort de Part) of “uit” (u hoort de Part
niet).
ReferentieReferentieReferentie
Parameters
VOLUME ([F1])
(0~127)
PAN ([F2])
(L15~C~R15)
FX SEND ([F3])
(0~127)
OUTPUT ([F4])
(MASTER,
PHONES)
Hiermee past u het volume aan.
Hiermee bepaalt u de stereopositie
van het geluid. “L15” is uiterst
links, “C” is in het midden en
“R15” is uiterst rechts.
Als u voor de Output (zie hieronder) de optie “Phones” kiest, wordt
het geluid in het midden van het
stereobeeld geplaatst, ongeacht de
waarde die u hier kiest.
Hiermee bepaalt u in welke mate
deze Part naar de effecten wordt
gestuurd.
Hiermee bepaalt u naar welke uitgang het geluid wordt gestuurd.
DIRECT 1, 2, 3 zijn hier niet
beschikbaar.
MASTER: het geluid wordt naar de
MASTER OUT- en de PHONESuitgangen gestuurd.
PHONES: het geluid wordt enkel
naar de PHONES-uitgang
gestuurd.
71
TD-10 Handleiding
Instellingen voor de TD-10 in zijn
7.
geheel
7.1 Signaal van MIX IN aan een
uitgang toewijzen
Het externe geluidssignaal dat via MIX IN naar de
TD-10 gaat kunt u aan gelijk welke uitgang toewijzen. De optie “Phones Only” komt bijvoorbeeld
goed van pas als u een extern ritme als richtlijn door
de hoofdtelefoon wilt sturen, zonder dit via de
hoofduitgangen hoorbaar te maken.
1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)].
U komt terecht op de OPTION-pagina.
2) Plaats de cursor op “Mix In Output”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Parameters
Monitor Mix In: Master, Phones Only.
Het geluid wordt zowel naar de
Master
Phones Only
MASTER- als naar de PHONES-uitgangen gestuurd.
Het geluid wordt enkel naar de
PHONES-uitgangen gestuurd.
Druk op [SETUP]-[F2 (TRIG)]-[F1 (BANK)] om
naar het volgende display te gaan.
Wat is Trigger Type?
Hoe de TD-10 de signalen van een pad interpreteert
hangt af van het trigger-type dat u selecteert voor de
ingang waarop u die pad hebt aangesloten. Het is dus
erg belangrijk dat het gekozen type daadwerkelijk
overeenstemt met de gebruikte pad. Zo wilt “3 PD7”
in het bovenstaande display zeggen dat er een PD-7
pad op TRIGGER INPUT 3 is aangesloten.
Wat is een Trigger Bank?
Een Trigger Bank onthoudt de instellingen voor de
12 trigger-ingangen als één set informatie. Het grote
nummer links in het display (zie hierboven) geeft
aan welke Trigger Bank op dit moment is geselecteerd. Plaats de cursor op dit nummer als u een andere Trigger Bank wilt selecteren.
7.2 Type pad specifiëren
U moet voor iedere TRIGGER INPUT het type pad
specifiëren dat u ermee verbindt, anders kan de
TD-10 de signalen van de pads niet naar behoren
interpreteren. Naast de instellingen die we reeds
onder “Pads toewijzen” op blz. 17 hebben behandeld
komen hieronder “Trigger-banken” aan bod en laten
we zien hoe u een akoestisch drumstel met contactmicrofoons of pads van een ander merk kunt gebruiken.
72
Naam van het model
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F1 (BANK)].
U komt terecht in de TRIGGER-pagina.
2) Plaats de cursor op “BANK”.
3) Sla op de pad waarvoor u het Trigger Type wilt kiezen. De cursor komt terecht op het triggernummer
van de pad die u aanslaat.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
In de onderstaande tabel ziet u welke afkortingen
voor welke pads staan.
Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Basisparameters voor de
DisplayModel van pad
PD5PD-5
PD7PD-7
PD9PD-9
12APD-120 (met positiedetectie)
12BPD-120 (zonder positiedetectie)
10APD-100 (met positiedetectie)
10BPD-100 (zonder positiedetectie)
KD7KD-7/KD-5
Opmerking:
plaats waar u de PD-100/120 raakt, kies dan 10A/12A. De
PD-100 houdt geen rekening met de plaats waar u slaat,
maar zal bij keuze van 10B wel sneller reageren.
Opmerking:
opties niet genoeg hebt om de TD-10 helemaal op uw speelstijl af te stellen, zie dan hieronder. In de regel hebt u deze
instellingen niet nodig, maar ze kunnen ooit van pas komen.
Wilt u dat de klank varieert naargelang de
Hebt u het gevoel dat u aan de bovenstaande
7.3 Basisparameters voor de
trigger-ingangen (BASIC)
We kunnen natuurlijk niet voor alle pads in het universum kant en klare instellingen leveren, daarom
valt er iets meer in te stellen wanneer u pads van een
ander merk gebruikt, of wanneer u een akoestisch
drumstel met contactmicrofoons als stuurbron wilt
gebruiken.
Sensitivity
Hiermee regelt u de gevoeligheid van de pad.
Threshold
Met deze parameter kunt u een drempelwaarde
instellen, waaronder geen trigger-signalen worden
herkend. Met andere woorden: enkel wanneer het
triggersignaal sterker is dan de gespecifieerde drempel wordt er een klank aangestuurd. Op deze manier
voorkomt u ongewenste triggers die het gevolg kunnen zijn van externe trillingen (veroorzaakt door een
andere pad, door luidsprekers, enz.). In het voorbeeld hieronder hoort u signaal 2 wel, maar signaal 1
en 3 niet.
Threshold (drempel)
231
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)].
U komt terecht in de “TRIGGER BASIC”-pagina.
2) Ga met de cursor naar “Threshold”.
3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Verhoog de Threshold-waarde tot de ongewenste
triggers verdwijnen. Enige terughoudendheid is hier
echter wel op zijn plaats, want een te hoge waarde
zorgt dat zachte slagen op de pad ook niet meer worden herkend. Het is dus een beetje zoeken tot u precies die waarde vindt die ongewenste triggers uitsluit
en toch de dynamiek van uw spel intact laat.
Threshold: 0~15
ReferentieReferentieReferentie
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)].
U komt terecht op de TRIGGER BASIC-pagina.
2) Ga met de cursor naar “Sensitivity”.
3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de pad die u hebt aangeslagen. De Inputindicator onderaan in het scherm geeft aan hoe hard
u de pad raakt.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Kies de Sensitivity-waarde zo dat de indicator bij de
hardste slagen ongeveer het maximum niveau
bereikt (helemaal rechts).
Sensitivity: 1~16
Curve
Deze parameter vormt een aanvulling op de Sensitivity-parameter. Hij bepaalt de verhouding tussen de
kracht waarmee u aanslaat en het volume waarmee
de klank wordt weergegeven. Kies uit de acht mogelijke curves degene die voor u het meest natuurlijk
“aanvoelt”.
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)].
U komt terecht op de TRIGGER BASIC-pagina.
2) Ga met de cursor naar “Curve”.
3) Sla de pad aan waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Linear: Dit is de normale instelling wanneer u een
PD-7, PD-9, PD-100 of PD-120 gebruikt. Deze curve
zorgt voor een rechtlijnige verhouding tussen slagkracht en volume.
volume
slagkracht
Linear
EXP1, EXP2: In vergelijking met Linear klinken harde slagen bij relatief luider.
volume
slagkracht
EXP1
EXP2
LOG1, LOG2: Deze opties doen in feite het omgekeerde van de vorige: zachtere slagen klinken in verhouding luider, het dynamisch bereik van de pad
wordt dus gecomprimeerd.
volume
slagkracht
LOG1
LOG2
Spline: Dit is een grillige curve die voor behoorlijk
extreme volumevariaties zorgt.
volume
constant volume te waarborgen wanneer u contactmicrofoons op een drumstel gebruikt.
volume
slagkracht
Loud1Loud2
Spanning van het vel aanpassen
De Head Tension Adjustment-parameter heeft enkel
belang voor de PD-100 en PD-120. Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (OPTION)] om de relevante
display-pagina op te roepen.
Opmerking:
pads relevant is, verschijnt ze enkele wanneer u voor Trigger
Type (zie blz. 72) van trigger-nummer 2 (SNARE) en en/of
10 (RIDE) één van de opties “10A” of “12A” hebt gekozen.
Zorg voor een gelijkmatige velspanning
Zorg dat het vel van de PD-100/120 gelijkmatig is
gespannen (gestemd). Als dat niet het geval is, kan de
TD-10 namelijk niet nauwkeurig de plaats analyseren waar u op de pad slaat. Zie blz. 32.
Head Tension Adjustment-parameter
Hiermee past u de TD-10 aan op de spanning van het
vel. Kies “Normal” voor een normale velspanning,
“Loose” voor een losser vel en “Tight” voor een
strakker vel. De keuze van de juiste optie is belangrijk
voor een accurate detectie van de slagpositie. Wilt u
de toonhoogte van de Snare aanpassen, zie dan
blz. 45.
Head Tension Adjustment: Loose, Normal, Tight
Gevoeligheid van de rand (Rim Sensitivity)
Als u een PD-120 aansluit op Trigger 2 (SNARE),
dan kunt u de gevoeligheid van de rand (Rim) aanpassen. Hoe hoger de waarde, hoe hoger de gevoeligheid. Kiest u Off, dan hoort u het Rim Shot-geluid
niet.
Aangezien deze pagina slechts voor de genoemde
slagkracht
Spline
Loud1, Loud2: Bij deze opties wordt het dynamisch
bereik van de pad aan banden gelegd. Hard of zacht
slaan heeft dus heel wat minder gevolgen voor het
volume. Deze opties kunnen interessant zijn om een
74
1) Kies Trigger Type “12A”.
Hoe u dat doet leest u op blz. 72.
2) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (OPTION)].
U komt terecht op de TRIGGER OPTION-pagina.
3) Plaats de cursor op “Rim Sensitivity”.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde (Off, 1~15).
Opmerking:
de rand ook geluid aan te sturen wanneer u op het vel slaat.
Regel deze waarde niet te hoog, want dan dreigt
Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Geavanceerde parameters
7.4 Geavanceerde parameters
voor de trigger-ingangen
(ADVNCD)
De parameters die we hieronder bespreken worden
automatisch ingesteld op de meeste geschikte waarden voor iedere pad wanneer u het Trigger Type
selecteert (zie blz. 72). Deze parameters worden dus
eigenlijk pas relevant op het moment dat u met de
problemen te kampen krijgt die bij de beschrijving
van de parameters worden aangehaald. Druk op
[SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F3 (ADVNCD)] om naar de
pagina met deze parameters te gaan.
Scan Time
De TD-10 reageert op trigger-signalen van pads of
contactmicrofoons. Afhankelijk van het type pad of
contactmicrofoon (bv. de TSC-10, optie) kan de
golfvorm van dat triggersignaal er anders uitzien. Als
u merkt dat eenzelfde aanslagwaarde niet altijd hetzelfde volume/klankkleur oplevert, probeer dan eens
een andere Scan Time te kiezen, zodat de TD-10 het
begin van de trigger-golfvorm beter kan analyseren.
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].
U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagina.
2) Plaats de cursor op “Scan Time”.
3) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Sla de pad verschillende keren aan, steeds met dezelfde kracht, en kies geleidelijk een hogere Scan Time
(te beginnen bij 0,0 msec). Doe zo voort tot uw aanslagen een constant volume opleveren. Speel vanaf
dat punt afwisselend harde en zachte slagen en luister of het volume daar accuraat op reageert. Hoort u
een lichte vertraging tussen het aanslaan en de weergave van het geluid, dan weet u dat u een te hoge
Scan Time hebt ingesteld.
Scan Time: 0~4.0 ms (in stappen van 0,1 ms)
Retrigger Cancel (RetrigCancel)
A
B
Deze parameter gaat het probleem van de “dubbele
triggers” te lijf. Een dubbele trigger is het fenomeen
waarbij u een pad één keer aanslaat en twéé slagen
hoort (de tweede op een zachter volume, als een
soort echo van de eerste). De oorzaak hiervan heeft
te maken met vervormingen in de golfvorm van het
triggersignaal. Retrigger Cancel spoort dit soort vervormingen op en voorkomt dat ze hoorbare gevolgen hebben.
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].
U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagina.
2) Plaats de cursor op “RetrigCancel”.
3) Sla op de pad (of tom met contactmicrofoon) waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Sla de pad (of trommel) verschillende keren aan en
verhoog geleidelijk de RetrigCancel-waarde, tot u
geen dubbele triggers meer hoort. Ook bij deze parameter moet u op zoek gaan naar een compromis,
want een te hoge waarde kan zorgen dat er bij roffels
e.d. noten wegvallen, omdat ze worden geïnterpreteerd als dubbele triggers.
RetrigCancel: 1~16
Mask Time
Een andere mogelijke oorzaak van dubbele triggers is
de klopper van de basdrum die terugkaatst tegen het
vel (of de klopper van een akoestische basdrum die u
na het slaan tegen het vel laat rusten). De Mask
Time-parameter zorgt dat dit niet in ongewenste
geluiden resulteert. Alle trigger-signalen die binnen
de gespecifieerde tijdspanne (0~64 msec) na de eerste trigger worden ontvangen, worden namelijk
genegeerd.
ReferentieReferentieReferentie
75
TD-10 Handleiding
Opmerking:
zijn er bepaalde “akoestische” speltechnieken die u op een
electronisch drumstel best vergeet, omdat ze enkel “problemen” (lees: dubbele triggers) opleveren. Dat geldt niet enkel
voor het reeds aangehaalde “laten rusten” van de basdrumklopper, maar ook voor de equivalente techniek bij een pad:
het laten rusten van de stok op het vel. De hedendaagse technologie kan heel wat wonderen verrichten, maar uw techniek
moet wel op pijl zijn…
Zoals uit het voorgaande verhaal mag blijken,
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].
U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagina.
2) Plaats de cursor op “Mask Time”.
3) Sla op de pad (of klop op de basdrum) waarvoor u
instellingen wilt maken.
U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Geef een slag op de basdrum(-trigger) en laat de
klopper tegen het vel rusten. Hoort u een dubbele
trigger, kies dan een hogere Mask Time. Let ook hier
weer op voor té hoge waarden, want die dreigen uw
loepzuivere basdrumroffels in stotterend geknoei te
herschapen.
Opmerking:
aanverwante problemen voor een groot stuk te wijten kunnen
zijn aan uw speltechniek.
Nogmaals: vergeet niet dat dubbele triggers en
Mask Time: 0~64 ms (in stappen van 4 ms)
Crosstalk
Als u twee pads op dezelfde houder hebt gemonteerd, dan kan de trilling van één pad een ongewenst
trigger-signaal voor de andere pad tot gevolg hebben. We spreken dan van “overspraak” (Crosstalk)
tussen de verschillende pads. Met de Crosstalk-parameter kunt u dit soort problemen te lijf gaan. Overspraak is echter enkel mogelijk als de pads echt dicht
bij elkaar, op hetzelfde statief, zijn gemonteerd.
1) Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F4 (ADVNCD)].
U komt terecht op de TRIGGER ADVANCED-pagina.
2) Plaats de cursor op “Crosstalk”.
3) Sla op de pad (of trommel met contactmicrofoon)
waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de display-pagina met instellingen voor de aangeslagen pad.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Bijvoorbeeld: u slaat op een tompad en de Ride
klinkt mee. In dat geval moet u de Crosstalk-waarde
voor de Ride-trigger verhogen van “Off” naar “30”,
“40” enz. tot het probleem verdwijnt.
Nu kan echter het volgende gebeuren: als u twee pads
tegelijk aanslaat, wordt de zachter aangeslagen pad
misschien genegeerd, omdat de Crosstalk-parameter
denkt dat deze slag wordt veroorzaakt door overspraak van de andere pad. Kies ook hier dus de
kleinst mogelijke waarde die het probleem oplost.
Als u “Off” kiest werkt de Cross Talk-functie niet.
Cross Talk: OFF, 30, 40, 50, 60, 70, 80
Volgorde van deze parameters bij
gebruik van contactmicro’s (drumtriggers)
We hebben nu kennisgemaakt met heel wat parameters, met een vaak overlappend “werkterrein”
(namelijk valse triggers bestrijden). De vraag is dan
natuurlijk welke parameter u eerst moet kiezen om
een probleem te lijf te gaan.
1) Kies het Trigger Type (zie blz. 72).
2) Stel Threshold en Curve in op hun “normale”
waarde.
Druk op [SETUP]-[F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)] om
naar de pagina met instellingen te gaan. Plaats de
cursor op de gewenste parameter en kies met [DEC]/
[INC] of met het [VALUE]-wiel de volgende waarden:
Threshold: 0 Curve: Linear
3) Sensitivity
Plaats de cursor op “Sensitivity”. Kies de waarde zo
dat de indicator links in het display het maximumniveau bereikt wanneer u hard op de trommel slaat.
De parameters die hieronder aan bod komen bevinden zich op de pagina die u bereikt via [SETUP]-[F1
(TRIG)]-[F2 (ADVNCD)].
4) Scan Time
Sla verschillende keren op de trommel, telkens met
dezelfde kracht. Pas de Scan Time-waarde aan als u
merkt dat er volumeverschillen optreden.
5) Retrigger Cancel (RetrigCancel)
Deze parameter moet u instellen wanneer u verschillende noten hoort terwijl u slechts één keer op een
trommel hebt geslagen (vooral voor Snare en toms).
6) Mask Time
Deze parameter dient vooral om ongewenste dubbelslagen van de basdrum te elimineren (zie hierboven).
7) Crosstalk
Dit is de derde parameter waarmee u ongewenste
triggers te lijf kunt gaan. Druk hierna op [SETUP][F1 (TRIG)]-[F2 (BASIC)] om opnieuw naar de
Basic-pagina te gaan.
76
Instellingen voor de TD-10 in zijn geheel Helderheid van het display
8) Threshold
4) Op deze pagina kunt u met [F1] de Equalizer in- en
Treden er zelfs na het instellen van de Crosstalkparameter nog ongewenst getriggerde op, pas dan
Threshold aan. Kiest u voor deze parameter een te
hoge waarde, dan hoort u bij zachte slagen helemaal
niets. Opletten dus – kies steeds de laagst mogelijke
waarde.
9) Curve
Als u het gevoel hebt dat de dynamiek van de geluidsweergave niet aansluit bij de manier waarop u speelt,
pas dan de waarde van deze parameter aan.
7.5 Helderheid van het display
(Contrast)
Soms kan het display moeilijk leesbaar zijn. Dat heeft
dan te maken met de hoek van waaruit u het scherm
afleest en de intensiteit van het licht in de ruimte
waar hij zich bevindt. Met de onderstaande parameter kunt u de leesbaarheid van het display verbeteren.
1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F3 (DISPLY)].
U komt terecht op de DISPLAY CONTRAST-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Opmerking:
bestaat erin van de [KIT]-knop ingedrukt te houden en aan
het [VALUE]-wiel te draaien.
Een andere manier om het contrast in te stellen
7.7 Data opslaan op een
geheugenkaart (RAM)
uitschakelen. Met [F2], [F3] en [F4] plaatst u de
cursor respectievelijk op de lage- (LOW), midden(MID) en hogetonen (HIGH).
Parameters
Voor iedere frequentieband (laag, midden, hoog)
kunt u de volgende parameters instellen.
GAIN
(-15~0~+15)
FREQ
20~500 (Low)
100~4k (Mid)
500~20k (High)
Q
(0.5, 1.0~20), in
stappen van 1.0
Hiermee bepaalt u in welke mate
de gekozen frequentie wordt versterkt/verzwakt.
Hiermee kiest u de frequentie die u
wilt versterken/verzwakken (waarden in Hz).
Hiermee kiest u de bandbreedte,
d.w.z. hoeveel frequenties er boven
en onder de gekozen frequentie
mee worden versterkt/verzwakt.
Alle instellingen en sequencerdata van de TD-10
kunnen worden opgeslagen op een (los verkrijgbare)
geheugenkaart van het type M-512E.
Opmerking:
voor kunt gebruiken (M-256E’s werken dus niet).
De Roland M-512E is de enige kaart die u hier-
ReferentieReferentieReferentie
7.6 Master Equalizer instellen
Met de master-equalizer kunt u de hoge, midden- en
lage tonen van het totaalgeluid bijregelen.
Opmerking:
naar de DIRECT 1, 2 en 3 uitgangen wordt gestuurd.
1) Druk op [KIT]-[F4 (MAS EQ)].
U komt terecht op de “MASTER EQ”-pagina.
2) Plaats de cursor op de frequentie die u wilt aanpassen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
De equalizer heeft geen invloed op het geluid dat
Schrijfbeveiliging van de kaart
Als de schrijfbeveiliging van de M-512E is ingeschakeld kunt u er geen data op schrijven. Op het
moment dat u data wilt schrijven moet u deze beveiliging dus even uitschakelen. Voor het overige laat u
deze beveiliging best steeds ingeschakeld, zo voorkomt u dat er per ongeluk data van de kaart worden
gewist.
UitAan
Kaart initialiseren
Als u een kaart voor de eerste keer gebruikt, of wanneer die kaart voorheen dienst heeft gedaan in een
ander instrument, dan moet u ze eerst initialiseren.
Initialiseren betekent dat de kaart wordt voorbereid
om de datastructuur van de TD-10 op te slaan. Het
gaat als volgt:
77
TD-10 Handleiding
Opmerking:
alle aanwezige data op die kaart verloren. Controleer dus of
die kaart geen data bevat die u nog nodig hebt voor een ander
instrument.
Let op: bij het initialiseren van een kaart gaan
1) Druk op [KIT].
U komt terecht op de DRUM KIT-pagina.
2) Zet de beveiligingsschakelaar bovenaan de kaart in
de stand “Uit”.
3) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARD
sleuf op het achterpaneel.
U komt terecht in de “INITALIZE CARD”-pagina.
4) Druk op [F4 (INIT)].
Het display vraagt u om bevestiging.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de geheugenkaart te ini-
tialiseren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u naar de
vorige pagina wilt terugkeren zonder de kaart te
initialiseren.)
U komt terecht op de “Load from CARD”-pagina.
2) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARDsleuf op het achterpaneel.
3) Druk op [F4 (LOAD)].
Het display vraagt u om bevestiging.
4) Druk op [F4 (EXEC)] om de data te laden. (Druk op
[F1 (CANCEL)] als u naar de vorige pagina wilt
terugkeren zonder de data te laden.)
Opmerking:
individuele Drum Kits van een geheugenkaart laden.
Met de Copy-functie (zie blz. 80) kunt u ook
7.8 Display automatisch laten
omschakelen (Note Chase)
Tijdens het editen springt het display van de TD-10
automatisch naar de pagina met instellingen voor de
klank die wordt aangestuurd (via pads of via MIDI).
We noemen dit Note Chase.
Note Chase is altijd ingeschakeld (ON) voor noten
die u op de pads speelt. U kunt de functie echter uitschakelen voor noten die de TD-10 via MIDI IN ontvangt.
Data op een geheugenkaart opslaan
Met de onderstaande procedure kopieert u alle data
(Drum Kits, patronen, Percussion Groups en Setup)
naar de kaart.
1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F1 (SAVE)].
U komt terecht op de “Save to CARD”-pagina.
2) Zet de beveiligingsschakelaar bovenaan de kaart in
de stand “Uit”.
3) Steek de geheugenkaart in de MEMORY CARDsleuf op het achterpaneel.
Opmerking:
TD-10 werd gebruikt, komt u automatisch op de “INITIALIZE CARD”-pagina terecht. Onder “Kaart initialiseren” hiernaast leest wat u dan moet doen.
4) Druk op [F4 (SAVE)].
Het display vraagt u om bevestiging.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de data op te slaan. (Druk
op [F1 (CANCEL)] als u naar de vorige pagina wilt
terugkeren zonder de data op te slaan.)
Opmerking:
individuele Drum Kits naar een geheugenkaart kopiëren.
Als u een kaart insteekt die nog nooit door de
Met de Copy-functie (zie blz. 80) kunt u ook
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de “MIDI GLOBAL”-pagina.
2) Plaats de cursor op “NOTE CHASE”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie
“ON” of “OFF”.
Opmerking:
de interne sequencer.
Note Chase werkt NIET als u iets weergeeft met
Data van een geheugenkaart laden
Uiteraard kunt u de data die u op een geheugenkaart
hebt opgeslagen ook opnieuw laden.
1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F1 (LOAD)].
78
8.
Handige functies Drum Kits in een bepaalde volgorde kiezen (Drum
Handige functies
ReferentieReferentieReferentie
8.1 Drum Kits in een bepaalde
volgorde kiezen (Drum Kit Chain)
In een Drum Kit Chain kunt u een “keten” van
Drum Kits vastleggen. Dat biedt u de mogelijkheid
om alle Kits die u voor een optreden e.d. nodig hebt
op een rij te zetten, zodat u tijdens dat optreden telkens met één druk op de [INC]-knop de juiste Kit
kiest. De TD-10 biedt plaats aan 16 van die ketens
met maximaal 32 stappen.
32 stappen
Chain 1Kit
Chain 2
Chain 16
1) Druk op [CHAIN]-[F1 (C EDIT)].
U komt terecht op de CHAIN EDIT-pagina.
2) Plaats de cursor op het grote nummer (de geselecteerde Chain) links in het display.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
nummer van de gewenste keten.
4) Plaats de cursor op het nummer van de gewenste
stap in de keten, links in het display.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
nummer van de Drum Kit die u aan de geselecteerde stap wilt toewijzen.
7
Kit2Kit
5
Kit
10
1) Druk op [CHAIN] (de indicator licht op).
2) Gebruik de links/rechts [CURSOR]-knoppen of de
Naam van de Drum Kit Chain
Hoe gebruikt u een Chain?
Hiermee hebt u de Drum Kit Chain-functie ingeschakeld.
[DEC]/[INC]-knoppen om door de Kits in de
Chain te stappen. Met de ▲ ▼ [CURSOR]-knop-
pen kunt u een andere Chain kiezen.
Opmerking:
Chain-functie wilt uitschakelen.
Toepassingen
Als u deze functie gebruikt in combinatie met de Pad
Switch- of Foot Switch-functie, dan kunt u een pad
of een voetschakelaar gebruiken om de stappen in
een keten te selecteren. Als u dat wilt doen moet u de
MODE-parameter van de Pad Switch- of Foot
Switch-functie op “KIT SELECT” instellen. Meer
details vindt u onder “Functies bedienen met pads en
voetschakelaars” op blz. 82.
Iedere keten kan een naam krijgen van maximaal 8
tekens.
Druk nogmaals op [CHAIN] als u de Drum Kit
Functieknoppen
[F1 (INSERT)]
[F2 (DELETE)]
[F3 (NEXT)]
[F4 (NAME)]
Hiermee voegt u een Kit toe op de
cursorpositie. Alle daaropvolgende
Kits worden één stap verder naar
het einde verschoven.
Hiermee wist u de Kit op de cursorpositie. Alle daaropvolgende Kits
komen één stap dichter bij het
begin terecht.
Hiermee gaat u naar de volgende
stap.
Hiermee geeft u een naam aan de
keten (zie hieronder).
1) Druk op [CHAIN]-[F1 (C EDIT)]-[F4 (NAME)].
U komt nu terecht op de CHAIN NAME-pagina.
2) Zie “Naam van de Drum Kit” op blz. 41 voor de
overige dingen.
79
TD-10 Handleiding
8.2 Kopiëren
U kunt Drum Kits, instrumenten, mixer- en effectinstellingen enz. kopiëren naar de bestemming van uw
keuze. Houd er wel rekening mee dat de data op de
bestemming worden gewist.
Opmerking:
kopiëren. Als u in die gevallen op [TOOLS] drukt, verschijnt
er boven [F1] niet “COPY” in het display.
Voorbeeld: een Kit kopiëren
1) Druk op [KIT].
U komt terecht op de DRUM KIT-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de Kit
die u wilt kopiëren.
Om een Preset Drum Kit te kopiëren kiest u “PRESET”. Wilt u een nummer 1~50 kopiëren, druk dan
op “USER”. Wilt u van een kaart kopiëren, druk dan
op “CARD”.
3) Druk op [TOOLS].
Onderaan in het display verschijnen de functies van
de functieknoppen [F1]~[F4].
4) Druk op [F1 (COPY)].
U komt terecht op de COPY DRUM KIT-pagina,
waar de bron en de bestemming voor het kopiëren
worden aangegeven. Kies met [INC/DEC] of het
[VALUE]-wiel de gewenste bestemming. Dat kan
zowel een nummer van “USER” of “CARD” zijn.
5) Druk op [F4 (COPY)].
Het display vraagt u om bevestiging.
6) Druk vervolgens op [F4 (EXEC)] om de Kit te
kopiëren. (Druk op [F1 (CANCEL)] om terug te
keren naar de vorige pagina zonder te kopiëren.)
Opmerking:
inhoud van bron en bestemming tegen elkaar ruilen, wat erg
handig kan zijn bij het rangschikken van Drum Kits.
Op welke display-pagina’s kunt u Copy gebruiken?
•DRUM KIT-pagina ([KIT])
•INST-pagina ([INST]): Instrument Copy kan enkel
naar dezelfde TRIGGER INPUT van een andere Kit.
•EQ-pagina ([CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)]):
Equalizer-instellingen kunt u enkel voor de TRIGGER INPUTS 1~10 tegelijk kopiëren.
•EFFECT-pagina ([CONTROL ROOM]-[F1
(EFFECT)])
8.3 UNDO-functie
Met UNDO kunt u een wijziging annuleren. Let wel:
dit kan enkel voor de parameter waarop de cursor
zich momenteel bevindt. Zodra u de cursor op een
andere parameter of op een andere pagina plaatst,
kunt u de UNDO-functie niet meer gebruiken.
Voorbeeld: u plaatst de cursor op een instrumentkeuzeveld en kiest een aantal andere klanken, tot u
beslist dat de originele keuze toch de beste was. Die
originele keuze kunt u in dat geval met UNDO
opnieuw oproepen.
Enkel wijzigingen die u met de [DEC]/[INC]-knoppen of het [VALUE]-wiel maakt kunnen met UNDO
worden opgeheven. Bovendien kan dit enkel op
pagina’s waar u [F3 (UNDO)] te zien krijgt wanneer
u op [TOOLS] drukt.
Werkwijze
(Bijvoorbeeld: instrumentkeuze ongedaan maken)
1) Druk op [INST].
U komt terecht op de INST-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een
ander instrument.
Met UNDO kunt u nu opnieuw het originele instrument kiezen.
3) Druk op [TOOLS].
Onderaan in het display worden de functienamen
voor [F1]~[F4] afgebeeld.
4) Druk op [F3 (UNDO)].
U krijgt nu opnieuw het instrument te zien dat in
stap 1 was geselecteerd.
Opmerking:
re pad (of de rand van een Dual Trigger-pad) slaat, kunt u de
parameter die u daarvóór hebt gewijzigd niet meer aan
UNDO onderwerpen. UNDO werkt ook niet voor Bulk Load
en Kit Copy/Exchange.
Als u tijdens het editen per ongeluk op een ande-
80
8.4 Help-functie
Op de Help-pagina kunt u basis van trefwoorden
meer informatie opvragen over alle functies van de
TD-10.
1) Druk op [TOOLS]-[F4 (HELP)].
U krijgt een lijst met trefwoorden te zien (“HELP
INDEX”).
2) Kies met [F1 (UP)] of [F2 (DOWN)] het gewenste
woord.
3) Druk op [F4 (SELECT)].
4) Wilt u nu meteen naar de pagina met instellingen
voor de afgebeelde functie springen, druk dan op
[F4 (GO NOW)]. Wilt u opnieuw naar de pagina
met trefoorden gaan, druk dan op [F1 (INDEX)].
8.5 Bepalen hoe de [PREVIEW]-
knop werkt
Handige functies Help-functie
ReferentieReferentieReferentie
U weet dat u op de [PREVIEW]-knop kunt drukken
om het instrument te beluisteren dat aan de geselecteerde trigger-ingang is toegewezen. Die selectie
maakt u met de “TRIG SELECT”-knop op de INSTpagina. Het trigger-nummer en de instrumentnaam
worden bovenaan rechts in het display afgebeeld.
Aan de [RIM]-indicator ziet u of het vel of de rand is
geselecteerd.
U hebt verschillende mogelijkheden voor de respons
van de [PREVIEW]-knop.
1) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)].
U komt terecht op de PREVIEW SETTINGS-pagina.
2) Plaats de cursor op “Dynamics”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
De kracht waarmee u op de [PREVIEW]-knop
ON
OFF
4) Als u “OFF” kiest, kunt u het vaste volume
specifiëren. Plaats de cursor hiervoor op “Velocity”.
5) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste volume.
Als u “1” kiest, hoort u niets; bij “127” hoort u het
maximumvolume.
drukt bepaalt het volume waarmee de klank
wordt weergegeven.
De [PREVIEW]-knop stuurt een vast volume
aan, ongeacht de kracht waarmee u op de knop
drukt.
81
TD-10 Handleiding
Functies bedienen met pads en
9.
voetschakelaars
Zowel de pads als de voetschakelaars kunnen naast hun “normale” taken (voor de pads is dat uiteraard drumklanken aansturen) nog andere functies toegewezen krijgen. Dat is weer zo’n typische mogelijkheid die eigen is aan een
electronisch drumstel.
9.1 Pads gebruiken om patronen
te starten (Pad Pattern)
Eén van de alternatieve functies die u aan een pad
kunt toewijzen is het aansturen van een patroon.
Uiteraard kan dat goed van pas komen tijdens een
live-optreden.
Opmerking:
lende pads toewijzen. Als u dan tijdens de weergave van een
patroon op een andere pad, slaat schakelt de weergave meteen
over naar het nieuwe patroon. Hebt u een patroon gekozen
dat andere instrumenten gebruikt, dan is het mogelijk dat het
geluid even wegvalt.
1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL>)]-[F3 (PATTERN)].
U komt terecht op de INST CTRL-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
U komt terecht op de pagina met instellingen voor
de geselecteerde pad.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
nummer van het patroon dat u met die pad wilt
starten.
Kiest u “OFF”, dan wordt er geen patroon aangestuurd.
Opmerking:
patroon geeft aan hoe het patroon wordt weergegeven. Meer
details hierover op blz. 63.
4) Zodra u op de pad slaat, wordt het gespecifieerde
patroon weergegeven.
5) Als u het instrument dat aan die pad is toegewezen
niet wilt horen, moet u op [CONTROL ROOM]-[F1
(MIXER)]-[F1 (VOLUME)] drukken en het volume
op “0” instellen.
Opmerking:
pads niet gebruiken.
U kunt ook verschillende patronen aan verschil-
Het symbool rechts van de naam van het
Tijdens het werken met de sequencer kunt u de
9.2 Pads gebruiken voor
“knopfuncties” (Pad Switch)
1) Verbind pads met de TRIGGER INPUT-connectors AUX 1 en AUX 2.
2) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F2 (PAD SW)].
U komt terecht op de PAD SWITCH-pagina.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de combinatie van functies die u via de AUX 1- en AUX 2ingang wilt aansturen.
4) Druk op [EXIT] om deze pagina te verlaten.
5) Sla op de geselecteerde pads – ze werken nu als
schakelaars.
Parameters
OFFGeen functieGeen functie
KIT SELECTGeen functieVolgende Kit
PATTERN SELGeen functieVolgend patroon
KIT SELECT
(2)
PATTERN SEL
(2)
Mode
Functie van de
pad die op AUX
1 is aangesloten.
Vorige KitVolgende Kit
Vorig patroonVolgend patroon
Functie van de
pad die op AUX
2 is aangesloten.
82
Opmerking:
gewezen, niet wilt horen moet u op [CONTROL ROOM][F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)] drukken en het volume van
AUX 1 en AUX 2 op “0” zetten.
Als u de instrumenten, die aan de pads zijn toe-
Functies bedienen met pads en voetschakelaars Functies aansturen
Opmerking:
SELECT” of “PATTERN SEL” hebt gekozen, dan stuurt u
met een Rim dezelfde functie aan als met de [DEC]-knop.
Opmerking:
een keten (Drum Kit Chain, blz. 79) te stappen, zet Mode
dan op “KIT SELECT” en druk op [CHAIN] (de indicator
licht op). Uiteraard gaan we er hier van uit dat u de keten
dan reeds hebt geprogrammeerd.
Als u voor Mode één van de opties “KIT
Wilt u pads gebruiken om door de Drum Kits in
9.3 Functies aansturen met
voetschakelaars (Foot Switch)
Twee voetschakelaars (BOSS FS-5U, optie) en een
speciale kabel (PCS-31) vormen samen een alternatieve mogelijkheid om u letterlijk werk “uit handen”
te nemen. Ook hier kiest u met “Mode” de functie.
Parameters
ModeSW1SW2
KIT SELECTVorige KitVolgende Kit
PATTERN SELVorig patroonVolgend patroon
Weergave v/h
PATTERN PLAYVolgend patroon
Opmerking:
Drum Kits van een keten (Drum Kit Chain, blz. 79) te stappen, zet Mode dan op “KIT SELECT” en druk op [CHAIN]
(de indicator licht op). Uiteraard gaan we er hier van uit dat
u de keten dan reeds hebt geprogrammeerd.
Wilt u voetschakelaars gebruiken om door de
patroon starten/
stoppen
ReferentieReferentieReferentie
VoetschakelaarSW1SW2
FS-5U x 2 (PCS-31)o (rood)o (wit)
DP-2–o
o: werkt –: werkt niet
1) Verbind de voetschakelaar met de FOOT
SWITCH-connector.
2) Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F1 (FOOTSW)].
U komt terecht op de FOOT SWITCH-pagina.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de (combinatie van) functie(s) die u met de voetschakelaars
wilt aansturen (zie tabel hieronder).
4) Druk op [EXIT] om deze pagina te verlaten.
5) Druk op de voetschakelaars om hun nieuwe functies uit te proberen.
83
TD-10 Handleiding
MIDI-functies
10.
De MIDI-aansluitingen op de TD-10 openen heel wat mogelijkheden. Zo kunt u Drum Kits, patronen en andere
data uitwisselen met een externe sequencer. Verder kunt u de pads gebruiken om klanken van andere instrumenten
aan te sturen, of u kunt de TD-10 laten fungeren als klankmodule voor een externe sequencer enz.
10.1 Data naar/van een extern
instrument (Bulk Dump)
Data opslaan
Data opnemen in een externe sequencer werkt volgens dezelfde principes als muziek opnemen. U verbindt dus de MIDI OUT-connector van de TD-10
met MIDI IN van de externe sequencer en u volgt
onderstaande stappen.
MIDI INMIDI OUT
Sequencer
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F4 (BULK)].
U komt terecht op de BULK DUMP-pagina.
2) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de data
die u wilt zenden.
ALL
SETUPTrigger- en pad-instellingen
ALL DRUM KITSDe Drum Kits 1~50
ALL PERC GROUP
ALL PATTERNData voor de patronen 51~100
3) Druk op [F4 (EXEC)] om te beginnen met data te
zenden. (Druk op [F1 (CANCEL)] om terug te
keren naar de vorige pagina zonder de operatie uit
te voeren.)
Alle data (Drum Kits, patronen
Percussion Groups en Setup)
Data voor Percussion Group
1~4
TD-10
Data opnieuw laden
Device ID instellen -- data naar twee
of meer TD-10’s zenden
Opmerking:
data. De meeste sequencers zijn in staat dit soort data op te
nemen, maar controleer toch maar even of dat voor uw
sequencer ook het geval is.
Om de data die u in een externe MIDI-sequencer
hebt opgeslagen opnieuw te laden moet u de omgekeerde MIDI-verbinding van daarnet maken, dus de
MIDI IN-connector van de TD-10 verbinden met
MIDI OUT van de externe sequencer.
Op de TD-10 hoeft u verder niets in te stellen want
hij merkt automatisch wanneer er SysEx-data via
MIDI IN worden ontvangen.
Opmerking:
geheugen van de TD-10 bevinden worden overschreven (dus
gewist) wanneer u data van een externe sequencer laadt.
Maak daarom van belangrijke data eerst een reservekopie op
een RAM-kaart (zie blz. 77) of zend ze naar de sequencer
(Bulk Dump)!
De parameter die we hieronder bespreken hoeft u
enkel te wijzigen wanneer u met twee TD-10 modules werkt en telkens maar naar één van de twee data
wilt zenden. Als dat niet het geval is, laat u de
fabrieksinstelling best ongemoeid. De reden hiervoor: bij het laden van data moet u het Device ID kiezen dat u bij het zenden van die data hebt gebruikt.
Hebt u intussen de bestaande instelling veranderd en
Bulk Dump is een type System Exclusive (SysEx)
MIDI OUTMIDI IN
Sequencer
TD-10
Houd er rekening mee dat de data die zich in het
84
MIDI-functies Data naar/van een extern instrument (Bulk Dump)
weet u niet meer welk het originele Device ID was,
dan hebt u een probleem.
Opmerking:
Dat is dus een goede gok als u niet meer weet met welk Device
ID bepaalde data werden opgeslagen.
De fabrieksinstellingen voor Device ID is “17”.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “DEVICE ID”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
Device ID: 1~32
Gebruik
Stel dat tijdens een Bulk Dump (data naar de sequencer zenden) Device ID “17” was gekozen. Als u deze
data opnieuw naar de TD-10 wilt zenden, moet
Device ID op “17” staan, anders werkt het niet.
MIDI THRU
MIDI IN
Device ID: 17
MIDI IN
Device ID: 16
MIDI OUT
Data worden gezonden
Device ID:17
System Exclusive wordt
niet ontvangen
10.2 Via de pads externe MIDIklankmodule aansturen
Als u de MIDI OUT-connector van de TD-10 verbindt met MIDI IN van een externe klankmodule,
kunt u met de pads die op de TD-10 zijn aangesloten
de klanken van die externe module aansturen (u
kunt enkel die klanken aansturen, of ze combineren
met de interne klanken van de TD-10).
MIDI INMIDI OUT
VOLUME
POWER
INSTRUMENT
PART
(
)
PUSH
PREVIEW
MIDI IN B
PHONES
MIDI-klankmodule
Nootnummer voor elke pad
Voor iedere pad kunt u een MIDI-nootnummer
instellen. Dat is nodig om te bepalen welke noot (en
meestal dus welke klank) de externe module moet
spelen. Bij pads die een aparte sturing via vel en rand
toelaten kunt u twee nootnummers specifiëren. Kies
telkens het nootnummer van de klank die u op de
externe module wilt aansturen. (Meestal vindt u achteraan in de handleiding van de module een tabel
met de nootnummers van de gewenste drumklanken.)
1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL)]-[F4 (MIDI)].
U komt terecht op de INST CTRL-pagina.
2) Sla op de pad waarvoor u instellingen wilt maken.
De noot die aan die pad is toegewezen wordt afgebeeld op het klavier in het scherm. In het “Note No.”
vakje wordt het nootnummer afgebeeld.
3) Plaats de cursor op “Note No.”
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste nootnummer.
INSTRUMENTPART
ALL
PAN
LEVEL
MUTE
REVERB
CHORUS
SC-55
MAP
KEY SHIFT
MIDI CH
SC-88
MAP
PARTDELAY
DELAY
VIB DEPTH
VIB RATE
VIB DELAY
RESONANCE
CUTOFF
USER
SELECT
INST
ATTACK
DECAY
RELEASE
EFX ON/OFF
EFX VEFXVALUEEFX PEFXPARAMEFX EFX TYPETYPE
TD-10
ReferentieReferentieReferentie
Note No.: 0 (C-)~127 (G8)
Opmerking:
specifiëren voor de “Open HiHat” (de standaardinstelling
hiervoor is 46 (A#2)). De waarde voor Closed en Pedal wordt
dan automatisch ingesteld. Als u bijvoorbeeld het nootnummer voor de Open HiHat met “2” verhoogt, worden de waarden voor Closed en Pedal ook met twee verhoogd.
Voor de HiHat hoeft u enkel een nootnummer te
85
TD-10 Handleiding
Gate Time (duur) instellen
Voor iedere pad kunt u specifiëren hoe lang de noten
zijn die via MIDI OUT worden verstuurd.
Deze parameter houdt verband met het verschil tussen drummodules en “gewone” modules. Drummodules reageren alleen op noot-aan-commando’s. Bij
ontvangst van zo’n commando geven ze de volledige
drumklank weer. “Normale” klankmodules geven de
noot enkel weer gedurende het tijdsinterval tussen
“noot-aan” en “noot-uit”. Zonder de Gate Timeparameter zou een gewone module dus maar heel
korte noten weergeven als ze door de TD-10 wordt
aangestuurd. Met Gate Time kunt u deze noten langer maken. Vooral wanneer noten lang moeten worden aangehouden (bijvoorbeeld wanneer u een
“loop” in een sampler aanstuurt) is deze parameter
erg belangrijk.
1) Druk op [INST]-[F4 (CTRL)]-[F4 (MIDI)].
U komt terecht op de INST CTRL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Gate Time” en kies met
[DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste
duur voor de aangestuurde noten.
Gate Time: 0.1~8.0 seconden
MIDI-kanaal
Hoe u het MIDI-kanaal van de TD-10 kunt instellen
leest u onder “MIDI-instellingen voor de TD-10 in
zijn geheel”. Wat u op de pads speelt wordt via MIDI
OUT op het kanaal verzonden dat u voor de Drum
Part hebt gekozen (“All Drums” in het display).
SPD-11 (stuurbron)Pad of pedaal
MIDI OUT
TRIGGER
INPUT
MIDI IN
Naar MIDI IN van een
andere klankmodule of sampler
MIDI
OUT/THRU
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Soft Thru”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie
“ON”.
De commando’s, die via MIDI IN worden ontvangen, worden nu via MIDI OUT/THRU opnieuw verzonden.
Opmerking:
OUT wordt “doorgelust” laat u deze parameter best op
“OFF” staan, want dat levert een betere respons voor de pads
op.
Als het niet nodig is dat MIDI IN naar MIDI
10.3 TD-10 en Roland SPD-11
Hieronder laten we zien hoe u de Roland SPD-11
(MIDI-pad) in combinatie met de pads van de
TD-10 kunt gebruiken om interne en externe klanken aan te sturen. Verbind de TD-10 en de SPD-11
zoals op de onderstaande afbeelding is aangegeven.
86
10.4 MIDI-instellingen voor de
TD-10 in zijn geheel
MIDI-kanalen voor individuele Parts
instellen
U kunt voor iedere Part individueel het MIDI-kanaal
specifiëren waarop die Part MIDI-commando’s zal
ontvangen en zenden.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)].
U komt terecht op de MIDI-pagina.
2) Plaats de cursor op de Part waarvoor u het MIDIkanaal wilt instellen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste kanaalnummer (1~16).
Als u “OFF” kiest, ontvangt de betreffende Part geen
MIDI-commando’s.
MIDI-functies TD-10 als module gebruiken
Local Control uitschakelen
Dit moet u doen als u wat u op de pads speelt wilt
opnemen in een externe MIDI-sequencer.
TD-10
Local uit
Als u Local uitschakelt, wordt de rechtstreekse verbinding tussen de pads en de klankbron van de
TD-10 verbroken. De trigger-signalen van de pads
worden dus enkel in MIDI-commando’s geconverteerd en naar de aangesloten sequencer gezonden.
Van daaruit komen ze (via MIDI IN) bij de klankbron van de TD-10 (zie de afbeelding hierboven). Als
ook de rechtstreekse verbinding nog intact is, dan
zou u alle noten twee keer horen, en dat is niet de
bedoeling.
Trigger-ingang
Trigger➝MIDI
converter
Klankbron
: Signaalpad van de data
MIDI OUT/THRU
Sequencer
MIDI IN
Data uitdunnen die door de FD-7
wordt gezonden (Pedal Data Thin)
Met deze functie voorkomt u dat het HiHat-pedaal
te veel data naar de interne sequencer of MIDI OUT
zendt. Dergelijke hoeveelheden data dreigen namelijk binnen de kortste keren het geheugen van uw
sequencer te vullen en kunnen ook vertragingen in
de weergave veroorzaken.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Pedal Data Thin”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste optie.
4) Kiest u “Normal”, dan worden de pedaaldata ongemoeid gelaten. Bij “1” gebeurt een “milde” filtering, terwijl “2” behoorlijk drastisch te werk gaat.
“1” zou in de regel moeten volstaan.
Opmerking:
FD-7 speelt accuraat wordt weergegeven, kies dan de optie
“Normal”.
Als u wilt dat zelfs de kleinste nuance die u op de
10.5 TD-10 als module gebruiken
Als u de TD-10 als module voor een extern instrument (sequencer enz.) wilt gebruiken, moet u MIDI
IN van de TD-10 verbinden met MIDI OUT van het
externe instrument (bv. een SPD-11).
ReferentieReferentieReferentie
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de MIDI GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Local Control”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie
“OFF”.
Ontvangen/zenden van
programmakeuze-commando’s
Met de onderstaande parameter bepaalt u of de
TD-10 al dan niet programmakeuze-commando’s
zendt en/of ontvangt.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F3 (PROG)].
U komt terecht op de MIDI Program Change-pagina.
2) Door op [F1] te drukken schakelt u de ontvangst in
of uit, met [F2] schakelt u het zenden in of uit.
MIDI OUTMIDI IN
Sequencer
TD-10
De parameters die we hieronder bespreken zijn enkel
relevant als u de TD-10 als MIDI-module gebruikt.
Opmerking:
Parts) module, moet u de gewenste klank toewijzen aan een
patroon. De keuze van de instrumenten is namelijk een
onderdeel van een patroon. U maakt dus best een leeg
patroon aan, dat enkel dient om deze klankkeuze te bewaren:
druk op [PATTERN]-[F4 (NEW)].
Als u de TD-10 gebruikt als multitimbrale (4
87
TD-10 Handleiding
Instrument voor iedere Part kiezen
Zie “Instellingen voor Part-instrumenten” op
blz. 70.
Misschien wilt u de klanken voor de begeleidingspartijen (Part 1, Part 2, Bass) kiezen vanuit een extern
MIDI-instrument. Dat kunt u doen door vanuit dat
instrument de programmakeuze-commando’s 1~54
te zenden. Deze komen overeen met de instrumenten 1~54 van de begeleidingspartijen van de TD-10.
Mixerinstellingen voor iedere Part
Zie “Instellingen voor Part-instrumenten” op
blz. 70.
Nootnummers voor de klanken van
de Drum Kit
Zie “Nootnummer voor elke pad” op blz. 85.
Voorbeeld: instellingen voor GM (General MIDI)
TRIGGER No.TRIGGER No.
H 1
H 2
R 2
H 6
H 5
H 4
R 4
H 3
R 3
R 9
R10
R 8
H 9
C2
R6
H7
H7
H7
H 8
H10
Percussion Groups
Percussion Groups (slagwerkgroepen) zijn enkel
relevant als u de TD-10 aanstuurt via een externe
MIDI-stuurbron, een klavier of een sequencer.
TRIGGER No.TRIGGER No.
H 1
H 2
R 2
H 6
H 5
H 4
R 4
H 3
R 3
R 9
R10
R 8
H 9
: Hier hoort u instrumenten uit de slagwerkgroep.
Een Percussion Group is in feite een reeks toewijzingen van klanken aan nootnummers, die u uiteraard
volgens uw eigen behoeften kunt wijzigen.
Opmerking:
aan een instrument van een Percussion Group is toegewezen,
krijgt de pad voorrang en hoort u enkel het geluid dat aan die
pad is toegewezen.
Opmerking:
ke klanken zijn toegewezen ziet in het overzicht vanaf
blz. 104.
Als een bepaald nootnummer aan een pad én
Welke nootnummers vanuit de fabriek aan wel-
C2
R6
H7
H7
H7
H 8
R10
88
Percussion Group selecteren
De TD-10 bevat vier Percussion Groups. Per Kit
kunt u één groep gebruiken. Tijdens het editen kunt
u de benodigde klanken beluisteren door op de aangesloten MIDI-stuurbron te spelen of op de [PREVIEW]-knop te drukken. Welke klank u in het tweede geval hoort hangt af van de positie van de cursor.
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)].
U komt terecht op de PERC GROUP-pagina.
2) Plaats de cursor op “GROUP” (groepnummer).
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste groep (1~4).
MIDI-functies TD-10 als module gebruiken
Instrumenten selecteren
U kunt een instrument toewijzen aan elk nootnummer van een Percussion Group.
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)].
U komt terecht op de PERC GROUP-pagina.
2) Plaats de cursor op de instrumentnaam (met de
cursor links/rechts knoppen).
3) Ga met de ▲ ▼ [CURSOR]-knoppen naar het
nootnummer waaraan u het instrument uit stap 2
wilt toewijzen.
Opmerking:
“TR-808” of “TR-909” kunt u niet kiezen.
Opmerking:
aanduiding zoals “H1”, dan is er aan het betreffende nootnummer een Drum Kit-instrument toegewezen. Die selectie
moet u dan maken op de “INST”-pagina.
Opmerking:
klavier, sprint de cursor automatisch naar het betreffende
nootnummer. Let wel: dit is enkel het geval wanneer de “Note
Chase”-parameter op “ON” staat (zie blz. 78).
Instrumenten uit de groepen “ELEC”,
Gaat de instrumentnaam vergezeld van een
Als u een noot speelt op een aangesloten MIDI-
Group Volume
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4
(GRPVOL)].
U komt terecht op de GROUP VOLUME-pagina.
2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u het volume wilt regelen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste volume.
DRUMS, PERC: 0~127
Group Send Level
1) Druk op [CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2
(SNDRTN)].
U komt terecht op de EFFECT GROUP-pagina.
2) Plaats de cursor op de groep waarvoor u het volume wilt regelen.
Kies “Drums” als u het volume van de Drum Kit wilt
regelen, “Perc” als u het effectvolume van de slagwerkgroep wilt regelen en “Part” als u het effectvolume van de begeleiding wilt regelen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste volume (0~127).
Percussion Group editen
Voor ieder instrument van een Percussion Group
kunt u een aantal parameters instellen.
ReferentieReferentieReferentie
Functieknoppen
Als de cursor zich op de instrumentnaam bevindt,
kunt u op [F1 (LIST)] drukken om een lijst met
instrumenten op te roepen. Met [F2 (EDIT)] gaat u
naar de pagina met instellingen voor de instrumenten. Welke instellingen dat zijn leest u onder “Percussion Group editen”.
Volumebalans tussen Drum Kit en Percussion
Group aanpassen
Op de GROUP VOLUME display-pagina kunt u het
totaalvolume van de Drum Kit en dat van de Percussion Group instellen. Daarnaast kunt u op de
EFFECT GROUP-pagina het busniveau (globaal
volume) van de effecten regelen.
1) Druk op [KIT]-[F2 (FUNC)]-[F1 (PRCGRP)]-[F2
(EDIT)].
U komt terecht op de PERC INST EDIT-pagina.
2) Druk op de stuurbron, die is aangesloten op MIDI
IN, de noot in die overeenkomt met het nootnummer dat u wilt selecteren. U komt automatisch
terecht op de pagina met relevante instellingen.
3) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instellen.
4) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
89
TD-10 Handleiding
Parameters
Plaats de cursor links als u het
Note
Volume (0~127)
Pan (L15~C~R15)
Pitch (-480~0~+480)
Decay (-31~0~31)
Ambience (0~127)
Fx Send (0~127)
Output (Master,
Phones Only)
nootnummer wilt selecteren.
Plaats hem rechts als u een
instrument wilt selecteren.
Hiermee past u het volume
aan.
Hiermee past u de stereopositie aan.
Hiermee past u de toonhoogte
van het geluid aan.
Hiermee past u de uitsterftijd
van het geluid aan.
Hiermee past u de mate van
“omgevingsgeluid” aan.
Hiermee past u het effectvolume aan.
Hiermee kiest u naar welke
uitgangen de slagwerkgroep
wordt gestuurd.
Kit-nummers verbinden met MIDIprogrammanummers
Normaal kiest een MIDI-programmanummer steeds
het overeenkomstige Kit-nummer. Met andere
woorden: als de TD-10 het MIDI-programmanummer “10” ontvangt, kiest hij Drum Kit 10. U kunt
echter voor iedere Drum Kit zelf een MIDI-programmanummer specifiëren. Dat kan nodig zijn als
u met één programmanummer bijvoorbeeld naast
een Drum Kit (TD-10) een pianoklank van een
klankmodule en een galmprogramma van een effectprocessor wilt kiezen.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F3 (PROG)].
U komt terecht op de MIDI Program Change-pagina.
2) Plaats de cursor naast de naam van de Kit waarvoor
u een programmanummer wilt kiezen.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste programmanummer.
10.6 MIDI-commando’s voor
geavanceerde mogelijkheden
Commando’s voor de HiHat
De TD-10 vertaalt de mate waarin u het FD-7 pedaal
indrukt in MIDI-controlecommando’s. Normaal
(fabrieksinstelling) wordt hier controlenummer
CC04 voor gebruikt.
Opmerking:
met de TD-10 gebruikt, controlenummer 4 reeds voor een
andere functie in gebruik heeft, dan kunt u een ander controlenummer kiezen.
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F2 (CTRL)].
U komt terecht op de “MIDI Control Change”-pagina.
2) Plaats de cursor op “Pedal CC”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste controlenummer.
Commando’s voor de positiegevoeligheid (enkel Snare en Ride)
Ook de plaats waar u een Snare- of Ride-pad raakt
kan in MIDI-controlecommando’s worden vertaald.
Voor de Snare (TRIGGER INPUT 2) wordt controlenummer CC16 gebruikt en voor Ride (TRIGGER
INPUT 10) controlenummer CC17. Deze nummers
gelden zowel voor het zenden als de ontvangst.
Opmerking:
met de TD-10 gebruikt, de controlenummers 16 en 17 reeds
voor andere functies in gebruik heeft, dan kunt u andere controlenummers kiezen.
Als het MIDI-instrument, dat u in combinatie
HiHat-controledata worden noch
ontvangen noch verzonden.
HiHat-controledata worden ontvangen en verzonden met het controlenummer tussen haakjes.
Als het MIDI-instrument, dat u in combinatie
90
1) Druk op [SETUP]-[F2 (MIDI)]-[F2 (CTRL)].
U komt terecht op de “MIDI Control Change”-pagina.
2) Plaats de cursor op “SNARE” of “RIDE”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste controlenummer.
MIDI-functies Synchroniseren met externe MIDI-instrumenten
Parameters
Zone CC: OFF, Modulation (1), General1 (16),
General2 (17)
OFF
Modulation (1),
General1 (16),
General2 (17)
Positie-controledata worden noch
ontvangen noch verzonden.
Positie-controledata worden ontvangen en verzonden met het controlenummer tussen haakjes.
TD-10 synchroniseren met een
externe sequencer
In dit geval fungeert de TD-10 als Slave. Verbind
voor dit scenario de MIDI OUT-connector van het
externe instrument met MIDI IN van de TD-10:
10.7 Synchroniseren met externe
MIDI-instrumenten
Hieronder laten we zien hoe u de sequencer van de
TD-10 kunt synchroniseren met een externe sequencer. Wie van die twee het tempo dicteert noemen we
de Master, degene die het tempo van de andere volgt
heet de Slave.
Synchronisatiemogelijkheden
De TD-10 geeft weer/neemt op vol-
Internal
External
Auto
gens zijn interne tempoklok. Deze
optie is vanuit de fabriek geselecteerd.
De sequencer van de TD-10 luistert
naar het tempo (MIDI Clock) van
een extern instrument.
Dit is een praktische combinatie van
Internal en External: als u op de
[PLAY]-knop van de TD-10 drukt en
er is geen extern synchronisatiesignaal voorhanden, dan wordt het
interne tempo gevolgd. Is er wel een
externe klok, dan wordt die gevolgd.
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de PATTERN GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Sync Mode”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie
“External” of “Auto”.
4) Start de weergave op het zendend instrument.
De twee instrumenten geven nu synchroon weer.
Externe sequencer synchroniseren
met de TD-10
In dit geval fungeert de TD-10 als Master. Verbind
de MIDI IN-connector van het externe instrument
met MIDI OUT van de TD-10:
ReferentieReferentieReferentie
MIDI OUTMIDI IN
Sequencer
TD-10
MIDI INMIDI OUT
Remote
MIDI → Delay
De TD-10 luistert naar start/pauze/
stop-commando’s van een extern
instrument, maar gebruikt het tempo
van zijn interne klok.
Ontvangen tempo-commando’s worden enkel gebruikt om het vertragingsinterval (Beat Delay, blz. 57)
van het effect te sturen. Start/pauze/
stop-commando’s worden genegeerd,
dus de sequencer volgt zijn eigen
tempo.
Sequencer
TD-10
1) Druk op [PATTERN]-[F2 (FUNC)]-[F1 (GLOBAL)].
U komt terecht op de PATTERN GLOBAL-pagina.
2) Plaats de cursor op “Sync Mode”.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel de optie
“Internal” of “Auto”.
4) Maak de nodige instellingen op het externe instrument, zodat het als Slave fungeert (Sync of Clock=
MIDI).
5) Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
De twee instrumenten geven nu synchroon weer.
91
TD-10 Handleiding
92
DEEL III. APPENDIX
Mogelijke problemen
1.
Lijkt uw TD-10 niet naar behoren te functioneren, overloop dan in eerste instantie de onderstaande lijst. Als het
om een voor de hand liggend probleem gaat, vindt u de oplossing misschien in “Snel aan de slag” of onder “Mogelijke problemen i.v.m. de aansluitingen en instellingen” op blz. 25.
Problemen met het geluid
Het klinkt niet zoals het hoort
Hebt u de gevoeligheid van de pads correct afgesteld?
Zie “Pads toewijzen” op blz. 17 en controleer of de
trigger-instellingen kloppen. Hoe u de gevoeligheid
van de pads kunt aanpassen leest u onder “Gevoeligheid van de pads” op blz. 22. Gebruikt u contactmicrofoons (drum triggers) of pads van een ander
merk, zie dan “Basisparameters voor de triggeringangen (BASIC)” op blz. 73 en “Geavanceerde
parameters voor de trigger-ingangen (ADVNCD)”
op blz. 75.
Geen geluid
Staat het volume niet te laag?
Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tussen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de relevante display-pagina te gaan.
Staat de [VOLUME CONTROL] (MASTER)-regelaar te laag?
→ Draai de regelaar naar een hogere stand.
Staan de [GROUP FADERS] te laag?
→ Schuif ze hoger.
Hebt u in de Control Room het volume van individuele instrumenten verlaagd? ([CONTROL
ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F1 (VOLUME)])
→ Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort, de cur-
sor gaat dan automatisch naar de fader voor die pad.
Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hogere waarde.
Hebt u voor instrumenten, waarvan de compressor
actief is, de Level-waarde van deze laatste te laag
ingesteld? ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])
→ Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort om naar
de display-pagina met relevante instellingen te gaan.
Druk op [F4] om “Level” te kiezen en kies met
[DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel een hogere
waarde.
Hebt u bij de Control Room-instellingen GROUP
VOLUME voor de volledige Drum Kit lager ingesteld? ([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4
(GRPVOL)])
→ Ga naar “DRUM” en kies met [DEC]/[INC] of met
het [VALUE]-wiel een hogere waarde.
Hebt u de pads correct aangesloten?
Zorg dat alle pads correct zijn aangesloten en dat de
juiste pad met de juiste ingang is verbonden.
Hebt u een parameter (uitgezonderd Volumeparameters) zo ingesteld dat u niets hoort?
Controleer de volgende punten:
Als u Brushes gebruikt: hebt u wel een Kit geselec-
teerd die voor Brushes geschikt is?
→ Kits die geschikt zijn voor Brushes herkent u aan het
onderstaande symbool rechtsonder in het display.
Hebt u de toewijzing van de uitgangen veranderd?
([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F3 (OUTPUT)])
→ Sla op de pad waarvoor u geen geluid hoort om naar
de display-pagina met relevante instellingen te gaan
en kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel
de gewenste uitgang.
Geen geluid wanneer u op [PREVIEW] drukt
Druk op [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F4 (OPTION)].
Controleer op de pagina die u nu te zien krijgt de
Velocity-waarde als de Dynamics-parameter op
“OFF” staat. Staat Velocity op “0”, kies dan een
hogere waarde. Staat Dynamics op “ON”, dan
bepaalt de kracht waarmee u op de [PREVIEW]knop drukt het volume van de weergave.
AppendixAppendixAppendix
93
TD-10 Handleiding
Parameterwijzigingen hebben geen invloed op
het geluid
Hebt u het juiste instrument gekozen (Head/Rim)?
Een aantal parameters kunt u apart instellen voor
“HEAD” (het vel) en “RIM” (rand). Houd steeds in
de gaten voor welk van de twee u parameters aan het
wijzigen bent.
Volumebalans is plots veranderd
Controleer de groepfaders
Als u bij het kiezen van een Drum Kit de volumebalans wilt horen die u hebt vastgelegd met de Control
Room-instellingen, zorg dan dat alle [GROUP FADERS] op dezelfde positie staan.
Kijk uit bij het inschakelen...
Wacht na het inschakelen tot de naam van de Kit in
het display verschijnt vóór u pads of pedalen aanraakt. Als u dat niet doet, kan de TD-10 geen correcte
analyse maken van de pads die op zijn ingangen zijn
aangesloten.
U draait aan [MASTER], maar het volume blijft
gelijk
De [MASTER]-regelaar bepaalt enkel het volume
van de MASTER-uitgangen, niet van de hoofdtelefoonuitgang of van DIRECT 1/2/3.
U hoort geen effecten
Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tussen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de relevante display-pagina te gaan.
Hebt u de globale effectschakelaar uitgeschakeld?
([KIT]-[F3 (FX SW)]).
→ Druk op [F4] om deze in te schakelen (ON).
Hebt u het effectvolume (Send) voor individuele
instrumenten naar omlaag geregeld? ([CONTROL
ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F1 (FXSEND)])
→ Sla op de pad waarvoor u geen effect hoort, de cursor
gaat dan automatisch naar de fader voor die pad.
Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hogere waarde.
Hebt u het globale volume van een effect verminderd? ([CONTROL ROOM]-[F4 (EFFECT)]-[F2
(SNDRTN)]).
→ Kies op deze pagina “Output Level” en pas met
[DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de waarde
aan.
U hoort geen Ambience
Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tussen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de relevante display-pagina te gaan.
Staat de globale Ambience-schakelaar uit? ([KIT][F3 (FX SW)])
→ Druk op [F1] om hem te activeren (ON).
Hebt u het effectvolume (Send) voor individuele
instrumenten verminderd? ([STUDIO]-[F4
(AMBNCE)]-[F1 (AMBSND)])
→ Sla op de pad waarvoor u geen effect hoort, de cursor
gaat dan automatisch naar de fader voor die pad.
Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel een hogere waarde.
Hebt u het groepvolume voor de Ambience verminderd? ([STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F2 (GRPSND)])
→ Kies de groep waarvoor u geen Ambience hoort
(DRUMS, PERC, PART) en stel met [DEC]/[INC] of
met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde in.
Hebt u het uitgangssignaal van de Ambience verminderd? ([STUDIO]-[F4 (AMBNCE)]-[F3 (AMBLVL)])
→ Kies de gewenste uitgang (MASTER, DIR1,DIR2 of
DIR3) en pas met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de waarde aan.
Equalizer werkt niet (individueel of MASTER)
Druk op de knoppen in de volgorde waarmee ze tussen haakjes ( ) worden opgesomd om naar de relevante display-pagina te gaan.
Hebt u de globale EQ-schakelaar uitgeschakeld?
([KIT]-[F3 (FX SW)])
→ Druk op [F3] om deze in te schakelen (ON).
Hebt u de Master-Equalizer uitgeschakeld? ([KIT][F4 (MAS EQ)])
→ Druk op [F1] om deze in te schakelen (ON).
Hebt u de EQ voor individuele pads uitgeschakeld?
([CONTROL ROOM]-[F3 (EQ)])
→ Sla op de pad waarvoor de Equalizer niet werkt om a
naar de pagina met instellingen voor die pad te gaan.
Druk op [F1] om de EQ in te schakelen (ON).
Compressor werkt niet
Hebt u de compressors globaal uitgeschakeld?
([KIT]-[F3 (FX SW)])
→ Druk op [F2] om ze in te schakelen (ON).
Hebt u de compressors voor individuele pads uitgeschakeld? ([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])
→ Sla op de pad waarvoor de compressor niet werkt om
a naar de pagina met instellingen voor die pad te
gaan. Druk op [F1] om de compressor in te schakelen (ON).
94
Appendix
Zijn de instellingen van de compressor correct?
([CONTROL ROOM]-[F2 (COMP)])
→ Controleer aan de hand van de uitleg op blz. 55 of de
instellingen correct zijn.
Problemen met de pads
Kracht waarmee u slaat heeft geen invloed op het
geluid
Zie “Pads toewijzen” op blz. 17 en controleer of de
basisinstellingen kloppen. Kunt u aan de hand daarvan het probleem niet oplossen, zie dan “Gevoeligheid van de pads” op blz. 22.
U hoort het aan de pad toegewezen instrument
niet
Misschien hebt u de toewijzingen van Head en Rim
omgewisseld, of misschien speelt u –zonder het te
beseffen– een Rim Shot (vel en rand samen) en
stuurt u de Rim-klank aan. Om de Head-klank te
spelen moet u enkel op het vel slaan.
Bulk Dump wordt niet verzonden
Hebt u de MIDI-kabel correct aangesloten?
Om data van de TD-10 naar een extern instrument te
zenden (Bulk Dump) moet u MIDI OUT/THRU van
de TD-10 verbinden met MIDI IN van de externe
sequencer enz. Controleer ook of de ontvangst van
SysEx-commando’s in die sequencer niet is uitgeschakeld (of misschien herkent uw sequencer deze
commando’s helemaal niet).
Sequencer-verwante problemen
U drukt op [PLAY], maar de weergave start niet
Geeft u misschien een leeg patroon weer?
Controleer of het patroon wel muziek bevat.
Hebt u een Part uitgeschakeld?
Controleer of er op de pagina, die u te zien krijgt
wanneer u op [PART]-[F4 (MUTE)] drukt, bij
bepaalde Parts “MUTE” staat. Is dat het geval, druk
dan op [F1]~[F4] om hiervan “PLAY” te maken.
AppendixAppendixAppendix
MIDI-verwante problemen
U hoort geen geluid wanneer u een externe
stuurbron (sequencer, klavier, enz.) gebruikt
Hebt u een interne Volume-parameter omlaag
geregeld?
Hebt u het volume van individuele instrumenten in
een slagwerkgroep gewijzigd? ([KIT]-[F2 (FUNC)][F1 (PRCGRP)]-[F2 (EDIT)])
→ Plaats de cursor op Note en selecteer de noot die geen
geluid geeft. Ga vervolgens naar Volume en kies met
[DEC]/[INC] een hogere waarde.
Hebt u een te laag Control Room-volume gekozen
voor de volledige Percussion Group? ([CONTROL
ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F4 (GRPVOL)])
→ Ga naar PERC en kies met [DEC]/[INC] of met het
[VALUE]-wiel het gewenste volume.
Hebt u de toewijzing van de uitgangen veranderd?
([CONTROL ROOM]-[F1 (MIXER)]-[F3 (OUTPUT)]) (Volgens de fabrieksinstellingen wordt het
geluid enkel naar de MASTER- en PHONES-uitgangen gestuurd.)
→ Kies met [DEC]/[INC] of met het [VALUE]-wiel de
gewenste uitgang (MASTER, DIR1, DIR2 of DIR3).
Hebt u het MIDI-kanaal van de betreffende Part
gewijzigd of uitgeschakeld? ([SETUP]-[F2 (MIDI)])
→ Staat er in de Channel-kolom van de pagina “OFF”,
plaats hier dan de cursor op en kies met [DEC]/
[INC] of met het [VALUE]-wiel het gewenste MIDIkanaal.
Was er even iets dat dan onmiddellijk stopte?
Hebt u als weergavetype (PLAY TYPE) Tap gekozen?
Dit weergavetype is bedoeld om een patroon stap
voor stap aan te sturen via een pad. Kies op de pagina, die u te zien krijgt wanneer u op [PATTERN][F2 (FUNC)]-[F3 (TYPE)] drukt, een andere optie
voor “Play Type”.
Metronoom-problemen
U hoort geen klik (metronoom)
Licht de [CLICK]-indicator op?
Als dat niet het geval is, moet u op [CLICK] drukken
(de indicator licht op). U komt dan op de pagina met
metronoominstellingen terecht. Bovendien zou u
intussen de klik moeten horen. Is dat niet het geval,
zie dan hieronder of druk op [EXIT] om de pagina te
verlaten.
Staat de groepfader [CLICK] te laag?
Regel deze fader omhoog.
Hebt u de juiste uitgang gekozen voor het klikgeluid?
Druk op [CLICK]-[F2 (INST)] en plaats de cursor
op Output. Is daar “MASTER” gekozen, dan wordt
de klik naar MASTER OUT en PHONES gestuurd. Is
de optie “PHONES” geselecteerd, dan wordt de klik
naar de hoofdtelefoon (PHONES) gestuurd.
95
TD-10 Handleiding
Display-problemen
Trigger-indicators lichten op zonder dat u op de
betreffende pad speelt
Misschien interpreteert de pad de trillingen van een
dichtbij geplaatste luidspreker e.d. als een triggersignaal. Plaats de luidspreker verder weg of monteer de
pad anders. Controleer ook of de pad wel goed vastzit en of het drumstatief stabiel staat, want als dat
niet het geval is, ligt de gevoeligheid voor externe trillingen uiteraard hoger.
Display is te licht of te donker
De leesbaarheid van het display staat in functie van
de hoek waaronder u het bekijkt en de lichtintensiteit
van de omgeving waarin de TD-10 zich bevindt.
Blijkt het display moeilijk leesbaar, pas dan de waarde voor [SETUP]-[F3 (CTRL)]-[F3 (DISPLY)] aan,
of houd [KIT] ingedrukt en draai aan het [VALUE]wiel (dit is de eenvoudigste manier).
Andere problemen
Als u op [PREVIEW] drukt, hoort u een patroon
Hebt u aan het betreffende trigger-nummer een
patroon toegewezen?
Op [PREVIEW] drukken heeft hetzelfde effect als op
de overeenkomstige pad slaan, vandaar dat u in dit
geval een patroon hoort (want dat is aan die pad toegewezen). Druk op [STOP] om de weergave van het
patroon te stoppen.
96
Mogelijke instrument/trigger-toewijzingen
Mogelijke instrument/trigger-
2.
toewijzingen
In de onderstaande tabel ziet u welke instrumenten u aan welke trigger-nummers kunt toewijzen. Dit is de betekenis van de gebruikte symbolen:
●: u kunt dit instrument toewijzen en van de V-EDIT mogelijkheden gebruik maken.
▲: u kunt dit instrument toewijzen, maar geen gebruik maken van de V-EDIT mogelijkheden.
lingen zoals keteldiepte, type vel enz. voor beide klanken. De ENIGE parameter die u apart voor de Rim kunt editen is de stemming
van het vel.
Parameters die u apart kunt instellen voor het vel en de rand
[INST]-parametersPitch, Decay (behalve voor “V-EDIT” klanken)
[STUDIO]-parametersAmb Send Level (behalve voor ELEC, 808 of 909 klanken)
[CONTROL ROOM]-parameters
[INST]-[F4 (CTRL)-[F4 (MIDI)]-parametersTRIGGER to PATTERN, Gate Time, Note No.
[INST]-[F4 (CTRL)]-[F3 (PATTERN)]-parametersTRIGGER to PATTERN
Voor instrumenten uit de ELEC-, 808- of 909-groep kunt u de combinatie van Head en Rim niet wijzigen.
Als u twee verschillende “V”-klanken uit dezelfde instrumentgroep toewijst aan Head en Rim, gelden parameterinstel-
MIXER/Volume, MIXER/Fx Send (behalve voor ELEC, 808 of 909
klanken)
97
TD-10 Handleiding
Fabrieksinstellingen laden
3.
(INITIALIZE)
Hieronder laten we zien hoe u alle interne parameters opnieuw kunt instellen op de waarden die ze vanuit de
fabriek hadden. Let wel: als u dat doet, gaan alle instellingen die u zelf intussen hebt gemaakt verloren. Wilt u die
instellingen later nog eens gebruiken, dan moet u ze opslaan op een geheugenkaart (blz. 77) of zenden naar een
externe sequencer (blz. 84), vóór u aan de onderstaande procedure begint.
1) Druk op [SETUP]-[F4 (UTIL)]-[F4 (INIT)].
U komt terecht op de SYSTEM INITIALIZE-pagina.
2) Druk op [F4 (INIT)].
Het display vraagt om bevestiging.
3) Druk op [F4 (EXEC)] om de data van de TD-10 te
initialiseren. (Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt
terugkeren naar de vorige pagina zonder te initialiseren.)
Het is ook mogelijk om de fabrieksinstellingen voor
individuele Drum Kits, Percussion Groups en trigger-banken op te roepen.
bron
bestemming
1) Druk op [KIT].
U komt terecht op de DRUM KIT-pagina.
2) Druk op [TOOLS]-[F1 (COPY)].
U komt terecht op de COPY DRUM KIT-pagina.
3) Kies met [INC/DEC] of het [VALUE]-wiel het
nummer van de Drum Kit die u wilt initialiseren,
voorafgegaan door “PRESET”.
4) Druk op [F4 (COPY)].
Het display vraagt om bevestiging.
5) Druk op [F4 (EXEC)] om de data te initialiseren.
(Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar
de vorige pagina zonder te initialiseren.)
98
4.
(Fout)meldingen in het display
(Fout)meldingen in het display
Hieronder ziet u een overzicht van de meldingen die u in het display te zien kunt krijgen. De meeste daarvan dienen
om aan te geven dat er iets misgaat. In de uitleg hieronder vertellen we wat u in dat geval moet doen.
Een aantal meldingen wordt vergezeld van de functie
“ACCEPT”, toegewezen aan [F4]. Door op [F4] te
drukken doet u de foutmelding verdwijnen.
Backup Battery Low
De interne batterij van de TD-10 (die de geheugens
van voeding voorziet) is bijna leeg. Neem contact op
met uw dealer of met de dichtstbijzijnde Rolandherstellingsdienst en laat de batterij vervangen.
BACKUP NG
De interne batterij is volledig leeg, zodat de interne
data verloren zijn gegaan. Neem contact op met uw
dealer of met de dichtstbijzijnde Roland-herstellingsdienst en laat de batterij vervangen.
BULK DUMP Aborted by User
U hebt het zenden van een Bulk Dump onderbroken.
Check Sum Error
De Check Sum-waarde van een System Exclusivecommando was niet correct.
BULK DUMP Data Transmit
Completed
Het zenden van een datapakket (Bulk Dump) werd
voltooid.
BULK DATA DEVICE ID Error
De System Exclusive-data konden niet worden ontvangen omdat het Device ID-nummer niet klopt.
Kies het correcte nummer (namelijk dat waarmee de
data werden opgeslagen, zie blz. 84).
BULK DATA Load Error
Er ging iets mis tijdens de ontvangst van een datapakket. Controleer of alle MIDI-kabels correct zijn
aangesloten (zie blz. 84).
BULK DATA Receiving … Please,
Wait.
Er worden net data ontvangen. Raak, zolang deze
melding in beeld blijft, niet aan knoppen of aan een
pad.
BULK DATA Receive Completed
Het datapakket (Bulk Dump) is “binnen”.
Empty Pattern
U probeert een edit-operatie op een leeg patroon.
EXPANSION BOARD Not Ready or
Unavailable
Het Expansion Board is niet juist of helemaal niet
geïnstalleerd (zie blz. 23).
Illegal Card
Deze melding kan twee oorzaken hebben:
1 Misschien hebt u een geheugenkaart ingestoken
die nog nooit op een TD-10 werd gebruikt. Controleer eerst of de kaart geen belangrijke data bevat die
u nog voor andere instrumenten nodig hebt. Blijkt
dat niet het geval te zijn, dan mag u op [F4
(ACCEPT)] drukken om naar de initialisatiepagina
te gaan. Op deze pagina drukt u op [F4 (INIT)],
waarna het display u om bevestiging vraagt. Wilt u de
kaart daadwerkelijk initialiseren, druk dan op [F4].
Ziet u af van initialiseren, druk dan op [F1].
2 Misschien is dit geen M-512E kaart (dat is het enige type kaart dat u op de TD-10 kunt gebruiken).
MEMORY CARD Battery Low! Please
Change
De batterij die de geheugenkaart van voeding voorziet is bijna leeg. Vervang ze zo snel mogelijk door
een nieuwe batterij (zie de handleiding van de geheugenkaart).
MEMORY CARD Data Error
De TD-10 heeft moeite met de data op de kaart. De
data zijn mogelijk beschadigd omdat u de TD-10
hebt uitgeschakeld of de kaart hebt verwijderd terwijl
er nog data werden opgeslagen. In dat geval moet u
de kaart opnieuw formateren (zie blz. 77).
AppendixAppendixAppendix
99
TD-10 Handleiding
MEMORY CARD Data Load Completed
De gewenste data werden van de geheugenkaart geladen.
MEMORY CARD Data Save Completed!
De gewenste data werden naar de geheugenkaart
gekopieerd.
MEMORY CARD Not Ready
Een patroon of Drum Kit vroeg data op van een
geheugenkaart die niet aanwezig is. Steek de betreffende kaart in de sleuf.
MEMORY CARD Write Protected.
De schrijfbeveiliging van de geheugenkaart is ingeschakeld, zodat er geen data kunnen worden opgeslagen. Schakel de beveiliging uit (zie blz. 77).
MIDI Buffer Full
Er werden te veel MIDI-data op korte tijd ontvangen, zodat de TD-10 ze niet allemaal kon verwerken.
Controleer of de oorzaak niet ligt bij slechte kabelverbindingen of bij uw externe MIDI-instrument(en).
MIDI Offline
De MIDI-datastroom werd onderbroken (waarschijnlijk werd er een MIDI-kabel uitgetrokken).
PATTERN DATA Not enough memory
Het interne geheugen voor patronen zit vol. Bewaar
de aanwezige patronen op een geheugenkaart (zie
blz. 77) of in een extern instrument (zie blz. 84) en
wis een aantal (of alle) interne patronen (zie blz. 69).
SYSTEM ERROR
Er is iets misgelopen met het besturingssysteem.
Neem contact op met uw dealer of met de dichtstbijzijnde Roland-herstellingsdienst.
SYSTEM INITIALIZE Completed!
Alle data van de TD-10 werden geïnitialiseerd.
No Empty Pattern
Er zijn geen lege patronen meer voorhanden. Als u
nieuwe patronen wilt opnemen, moet u eerst
bestaande patronen wissen (zie blz. 69).
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.