Informatie die niet in deze handleiding
staat, kunt u terugvinden in de HTML/PDF-bestanden op de meegeleverde
cd-rom.
Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u dit apparaat in
gebruik neemt en bewaar deze voor naslag in de toekomst.
Voor een veilig en correct gebruikt, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat
gebruikt.
INHOUDSOPGAVE
1. Snel aan de slag
Voordat u begint.................................................................................................................................................5
Hoe werken deze handleidingen?................................................................................................................5
Lijst met opties.................................................................................................................................................6
Namen en functies van onderdelen................................................................................................................10
Overzicht van alle apparaatonderdelen...................................................................................................10
Namen en functies van het bedieningspaneel van de printer..................................................................13
Hoe werkt het display?....................................................................................................................................16
Het [Home]-scherm gebruiken....................................................................................................................16
Het weergavescherm op het bedieningspaneel.......................................................................................18
De schermindeling wijzigen........................................................................................................................20
Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm..................................................................................21
Inloggen op de printer.....................................................................................................................................23
Gebruikerscodeverificatie via het bedieningspaneel...............................................................................23
Gebruikerscode verificatie via een printerstuurprogramma.....................................................................23
Inloggen via het bedieningspaneel............................................................................................................24
Uitloggen met behulp van het bedieningspaneel.....................................................................................24
Inloggen met behulp van een printerstuurprogramma.............................................................................25
Inloggen met behulp van Web Image Monitor........................................................................................26
Uitloggen met behulp van Web Image Monitor.......................................................................................26
Het apparaat aan-/uitzetten..........................................................................................................................27
Het apparaat aanzetten..............................................................................................................................27
Het apparaat uitzetten.................................................................................................................................28
Energie besparen.........................................................................................................................................28
De printerconfiguratie-schermen weergeven.................................................................................................31
De eigenschappen van het printerstuurprogramma weergeven in Windows........................................31
De eigenschappen van het printerstuurprogramma weergeven in Mac OS X......................................33
Meerdere pagina's op één pagina afdrukken..........................................................................................65
Afdrukken op enveloppen...............................................................................................................................67
Enveloppen afdrukken met Windows (PCL 6/PostScript 3)....................................................................69
Enveloppen afdrukken met Windows (PCL 5c/5e)..................................................................................69
Enveloppen afdrukken met Mac OS X.......................................................................................................70
Een document opslaan....................................................................................................................................72
Een document opslaan met Windows........................................................................................................72
Een document opslaan met Mac OS X......................................................................................................73
3. Problemen oplossen
Als de indicatielampjes branden....................................................................................................................75
Als het paneel een pieptoon maakt................................................................................................................77
De printerstatus en -instellingen controleren..................................................................................................78
Wanneer een lampje voor de [Status controleren]-knop gaat branden.....................................................80
Als u problemen heeft met de bediening van de printer...............................................................................82
Wanneer de kleurregistratie verschuift...........................................................................................................88
Als de afgedrukte kleur verandert...................................................................................................................89
2
De correctiewaarden van de gradatie instellen........................................................................................89
Waarschuwingsberichten (op het bedieningspaneel weergegeven).....................................................95
Waarschuwingsberichten (die in foutlogboeken en -rapporten worden afgedrukt).............................99
Het foutenlogboek controleren.....................................................................................................................110
Als u niet kunt afdrukken...............................................................................................................................111
Als de Data In indicator niet brandt of knippert......................................................................................114
In dit onderdeel wordt uitleg gegeven over de symbolen die worden gebruikt in de handleidingen die
zijn meegeleverd met de printer, de beschikbare opties, de namen en functies van de onderdelen en de
installatieprocedures.
Voordat u begint
Hoe werken deze handleidingen?
Symbolen in de handleidingen
De handleiding gebruikt de volgende symbolen:
Geeft punten aan waar u rekening mee moet houden wanneer u het apparaat gebruikt en een uitleg
van mogelijke oorzaken voor het vastlopen van papier, schade aan originelen of gegevensverlies. Lees
deze uitleg zorgvuldig door.
Geeft een aanvullende uitleg van de functies van het apparaat aan en instructies voor het oplossen van
fouten die door de gebruiker zijn gemaakt.
Dit symbool vindt u aan het eind van iedere sectie. Het geeft aan waar u meer relevante informatie kunt
vinden.
[ ]
Geeft de namen van de toetsen aan die op het display verschijnen of refereren naar de (plastic)
knoppen op de bedieningspaneel van het apparaat.
(voornamelijk in Europa en Azië)
(voornamelijk in Noord-Amerika)
De verschillen tussen de functies van Regio A en Regio B-modellen worden aangegeven door twee
symbolen. Lees de informatie die wordt aangegeven door het symbool dat overeenkomt met de regio
van het model dat u gebruikt. Voor meer informatie over welk symbool overeenkomt met het model dat
u gebruikt, zie Pag.8 "Modelspecifieke informatie".
Disclaimer
De inhoud van deze handleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
5
1. Snel aan de slag
Tot de maximale mate die is omschreven in de betreffende wetten, is de fabrikant in geen enkel geval
aansprakelijk voor enige schade die voortvloeit uit storingen van dit product, verlies van opgeslagen
gegevens of het gebruik van dit product en de gebruikershandleidingen die zijn meegeleverd.
Zorg ervoor dat u altijd een kopie heeft of back-ups maakt van de gegevens die op dit apparaat staan
opgeslagen. Documenten of gegevens kunnen mogelijk gewist worden vanwege bedieningsfouten of
apparaatstoringen.
De fabrikant is in geen enkel geval aansprakelijk voor documenten die door u zijn gemaakt met behulp
van dit apparaat of voor de resultaten die voortvloeien uit het gebruik van gegevens door u.
Opmerkingen
De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade of kosten die kunnen voortvloeien uit het
gebruik van onderdelen die geen originele onderdelen van de fabrikant zijn bij uw kantoorapparatuur.
Voor een goede afdrukkwaliteit adviseert de fabrikant u om de originele toner van de fabrikant te
gebruiken.
Sommige afbeeldingen in deze handleiding tonen een enigszins andere versie van het apparaat.
Het IP-adres
In deze handleiding verwijst 'IP-adres' naar zowel de IPv4- als de IPv6-omgeving. Lees de instructies
door die betrekking hebben op de omgeving die u gebruikt.
Lijst met opties
In dit onderdeel wordt een overzicht gegeven van de opties die op deze printer mogelijk zijn en de
namen die in deze handleiding worden gebruikt.
Het type 2 model is uitgerust met een harde schijf. Voor meer informatie over de verschillende modellen,
zie .Pag.7 "Printertypen"
Naam van de optieBeschrijving
Paper Feed Unit PB3120Papierinvoereenheid voor 500 vellen
Paper Feed Unit PB3130Papierinvoereenheid voor 1000 vellen
LCIT PB3140Papierinvoereenheid voor 2000 vellen
LCIT RT3020Papierinvoereenheid voor 1200 vellen
Mail Box CS3000Mailbox
Bridge Unit BU3060Brugeenheid
6
Naam van de optieBeschrijving
Booklet Finisher SR3110Boekjesfinisher van 2000 vellen
Finisher SR3120Finisher voor 3000 vellen
Punch Unit PU 3030 NA
Voordat u begint
Punch Unit PU 3030 EU
Perforeereenheid
Punch Unit PU 3030 SC
Output Jogger Unit Type 9002AUitvoerjogger-eenheid
Memory Unit Type J 512MB
SDRAM-module
Memory Unit Type O 1GB
Optie harde schijf Type C830 *
1
Harde schijf
Gigabit Ethernet Board Type B
Gigabit ethernetkaart
Gigabit Ethernet Board Type D
IEEE802.11a/g Interface Unit Type M
IEEE802.11 Interface Unit Type P
Draadloze LAN-interfacekaart
IEEE802.11a/g Interface Unit Type L
IEEE 1284 Interface Board Type AIEEE 1284 interfacekaart
Camera Direct Print Card Type JKaart voor rechtstreeks afdrukken vanaf camera's
SD card for NetWare printing Type ONetWare-kaart
VM Card Type UVM-kaart
*1 Alleen beschikbaar voor modeltype 1.
Printertypen
Deze printer wordt geleverd in twee modellen met verschillende afdruksnelheden.
7
CQT651
1. Snel aan de slag
Wanneer er procedures worden beschreven die modelspecifiek zijn, verwijst deze handleiding naar de
verschillende printermodellen als Type 1 of Type 2. In de volgende tabel worden de modeltypes
beschreven.
ModeltypesAfdruksnelheidHarde schijf
Type 1Maximaal 45 pagina's per minuut (A4 )Optioneel
Type 2Maximaal 55 pagina's per minuut (A4 )Standaard
Bepaalde types zijn misschien niet leverbaar in sommige landen. Voor details kunt u contact op nemen
met uw plaatselijke verkoper.
Sommige opties zijn in een aantal landen misschien niet beschikbaar. Voor details kunt u contact op
nemen met uw plaatselijke verkoper.
In een aantal landen worden sommige eenheden optioneel verkocht. Voor details kunt u contact op
nemen met uw plaatselijke verkoper.
Modelspecifieke informatie
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u kunt controleren tot welke regio uw printer behoort.
Op de achterkant van de printer bevindt zich een sticker, zie afbeelding hieronder. De sticker bevat
gegevens waarmee de regio van uw printer wordt geïdentificeerd. Lees wat er op de sticker staat.
De volgende informatie is regiospecifiek. Lees de informatie onder het symbool dat overeenkomt met de
regio van uw printer.
(voornamelijk in Europa en Azië)
Als de sticker de volgende informatie bevat, is uw apparaat een Regio A-model:
• CODE XXXX -22, -27, -29
• 220 – 240 V
(voornamelijk in Noord-Amerika)
8
Voordat u begint
Als de sticker de volgende informatie bevat, is uw apparaat een Regio B-model:
• CODE XXXX -17
• 120 – 127 V
• De afmetingen in deze handleiding worden gegeven in twee meeteenheden: metrisch en in inches.
Als uw printer een model uit regio A is, kijkt u naar de metrische meeteenheden. Is uw printer
afkomstig uit regio B, kijk dan naar de meeteenheden in inches.
9
1
76 5
12
11
10
9
8
2
34
CQT003
1. Snel aan de slag
Namen en functies van onderdelen
Overzicht van alle apparaatonderdelen
• Houd de ventilatiegaten vrij en plaats geen objecten vlakbij of voor de ventilatiegaten. Indien de
printer oververhit raakt, kan er een storing plaatsvinden.
Aanzicht vanaf de voor- en rechterkant
1. Standaard uitvoerlade
Hier worden afgedrukte pagina's uitgevoerd.
2. Paneel rechtsboven
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
3. Verlengstuk van de handinvoer
Wanneer u papier groter dan A4 laadt , trek het verlengstuk van de handinvoerlade naar buiten. Voor
details over de afmetingen en papiersoorten die kunnen worden gebruikt, zie Pag.35 "Ondersteund papier
voor iedere invoerlade".
4. Handinvoer
U kunt tot 100 vellen normaal papier plaatsen.
5. Rechter paneel (duplexeenheid)
Open deze klep om de fuseereenheid en de transferrol te vervangen, of om vastgelopen papier te
verwijderen.
6. Handvat
Trek dit handvat naar buiten als u de printer optilt.
10
1
10
9
2345
76
8
CQT001
Namen en functies van onderdelen
7. Lade 1, lade 2
U kunt tot 550 vel normaal papier in elke lade plaatsen.
8. Paneel linksonder
Open deze klep wanneer u de tonerafvalfles vervangt.
Als het bericht " Tonerafvalfles is vol." op het display wordt weergegeven, moet u de tonerafvalfles
vervangen.
9. Aan-/uitschakelaar
Gebruik deze schakelaar om het apparaat aan of uit te zetten.
Voer de uitschakelingsprocedure uit voor u de stroom uitschakelt. Voor informatie over het uitschakelen van de
printer, zie Pag.28 "Het apparaat uitzetten".
10. Voorpaneel
Open deze klep wanneer u toner, zwarte drumeenheid/kleurdrumeenheden of transfereenheid vervangt.
11. Bedieningspaneel
Zie Pag.13 "Namen en functies van het bedieningspaneel van de printer".
12. Verlengstuk
Trek het verlengstuk uit wanneer u op papier groter dan A3 afdrukt.
Aanzicht vanaf de achter- en linkerkant
1. Optionele interfacekaartsleuf
Optionele interfacekaarten kunnen worden geplaatst.
Steek een optionele draadloze LAN-interfacekaart of IEEE 1284-interfacekaart in de sleuf.
2. Sleuven voor geheugenkaarten
Verwijder de klep en plaats de SD-kaarten.
3. USB-poort B
Verbind de printer, met behulp van een USB-kabel, met een hostcomputer.
11
32
1
6
5
4
CQT004
1. Snel aan de slag
4. Ethernetpoort
Gebruik een netwerkinterfacekabel om de printer op een netwerk aan te sluiten.
5. USB-poort A
Sluit externe apparaten aan, zoals een digitale camera, een apparaat voor kaartverificatie.
6. Controllerkaart
Trek dit eruit om opties te installeren zoals de SDRAM module, een harde schijf of de Gigabit Ethernetkaart.
7. Ventilator
Voert hitte van inwendige onderdelen af om oververhitting te voorkomen. Plaats geen voorwerpen voor of in
de buurt van deze openingen. Als u dat wel doet, kan dat leiden tot printerstoringen.
8. Voeding
Verbind het netsnoer met de printer. Steek het andere uiteinde in een stopcontact.
9. Handvat
Houd dit handvat vast wanneer u de controllerkaart eruit trekt.
10. Poort voor optionele gigabit ethernetkaart
Door deze klep te verwijderen en de optionele gigabit ethernetkaart te installeren, kunt u een ethernetsnoer
aansluiten op de poort van de gigabit ethernetkaart.
Binnenkant
1. Fuseereenheid
Vervang de fuseereenheid wanneer de volgende melding wordt weergegeven:
• "Vervanging van fuseereenheid is nu nodig. Vervang fuseereenheid."
Vervang de fuseereenheid en de transferrol tegelijk.
2. Transferrol
Vervang de transferrol wanneer de volgende melding verschijnt:
• "Vervanging van fuseereenheid is nu nodig. Vervang fuseereenheid."
12
Namen en functies van onderdelen
Vervang de transferrol en fuseereenheid tegelijk.
3. Binnenste paneel
Open deze klep wanneer u de zwarte drumeenheid/kleurdrumeenheden of de tranfereenheid vervangt.
4. Zwarte drumeenheid / kleurdrumeenheden
Beginnend vanaf links wordt de toner geïnstalleerd in de volgorde zwart (K), geel (Y), magenta (M) en cyaan
(C). Vervang de relevante zwarte of kleurdrumeenheid wanneer het volgende bericht verschijnt:
• "De kleuren fotogeleidereenheid moet nu vervangen worden. Vervang de kleuren fotogeleidereenheid."
• "De zwarte fotogeleidereenheid moet nu vervangen worden. Vervang de zwarte fotogeleidereenheid."
5. Transfereenheid
Vervang de transfereenheid wanneer de volgende melding verschijnt:
• "Vervanging van transfereenheid is nu nodig. Vervang transfereenheid. "
6. Toner
Beginnend vanaf links wordt de toner geïnstalleerd in de volgorde zwart (K), geel (Y), magenta (M) en cyaan
(C).
Vervang de betreffende toner wanneer de volgende melding verschijnt:
• " Geen toner. Vervang tonercartridge. "
Namen en functies van het bedieningspaneel van de printer
Deze illustratie toont het bedieningspaneel van een printer waarop alle opties zijn geïnstalleerd.
13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
13
10
11
12
14
NL CQT135
1. Snel aan de slag
1. Display
Geeft de toetsen weer voor iedere functie, bewerkingsstatus of berichten. Zie Pag.18 "Het weergavescherm
op het bedieningspaneel".
2. Lichtsensor
Met deze sensor wordt het niveau van het omgevingslicht gemeten wanneer de functie ECO Night Sensor
ingeschakeld is.
3. [Home]-knop
Druk hierop om het [Home]-scherm weer te geven. Raadpleeg voor meer informatie Pag.16 "Het [Home]scherm gebruiken".
4. [Uitstellen]-knop
Druk op deze toets als u een afdruktaak wilt onderbreken. De toets licht op zolang het printen onderbroken is.
5. [Status controleren]-knop
Druk op deze knop om de systeemstatus van de printer, de bedieningsstatus van elke functie en de huidige
taken te bekijken. U kunt hier ook de taakgeschiedenis en de onderhoudsinformatie van de printer bekijken.
6. Indicatielampje inkomende gegevens
Knippert wanneer de printer afdrukopdrachten van een computer ontvangt. Het indicatielampje Data in
brandt als er gegevens zijn om af te drukken.
14
Namen en functies van onderdelen
7. Indicatielampje Status controleren
Gaat branden of knipperen wanneer er een printerfout optreedt.
Brandt rood: afdrukken is niet mogelijk.
Knippert geel: de printer moet binnenkort worden onderhouden of er moet een verbruiksartikel (bijv. een
tonercartridge) worden vervangen. Afdrukken is mogelijk, maar een goede afdrukkwaliteit is niet
gegarandeerd.
Volg de instructies op die op het display verschijnen.
8. Indicatielampje Stroom
Dit indicatielampje brandt wanneer het apparaat is ingeschakeld. Dit indicatielampje is uit wanneer de stroom
is uitgeschakeld of de printer in de Energiespaarstand staat.
9. [Energiespaarstand]-knop
Druk op deze knop om de slaapstand in- of uit te schakelen. Zie Pag.28 "Energie besparen". Als de printer
in de slaapstand staat, knippert de knop [Energiespaarstand] langzaam.
10. [Inloggen/Uitloggen]-knop
Druk hierop om in of uit te loggen.
11. [Gebruikersinstellingen]-knop
Druk op deze knop om de standaard instellingen aan te passen aan uw eisen. Zie de Gebruiksaanwijzing.
12. [Vereenvoudigd scherm]
Druk op deze knop om naar het vereenvoudigde scherm over te gaan. Zie Pag.20 "De schermindeling
wijzigen".
13. Lampje voor mediatoegang
Dit lampje licht op als er een geheugenkaart in de mediasleuf wordt geplaatst of als de informatie hierop
wordt geopend.
14. Mediasleuven
Gebruik deze om een SD-kaart of een USB-flashgeheugen aan te sluiten.
15
1
2
3
Raak het display aan
Druk op de [Home]-knop
NL CQT660
1. Snel aan de slag
Hoe werkt het display?
In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u het scherm op het bedieningspaneel gebruikt.
1. [Home]-scherm
Geeft functies en snelkoppelingen weer. Raadpleeg voor meer informatie Pag.16 "Het [Home]-scherm
gebruiken".
2. [Printer]-scherm
Geeft de bedieningsstatus, meldingen en functiemenu's weer. Raadpleeg voor meer informatie Pag.18 "Het
weergavescherm op het bedieningspaneel".
3. [Voorraadinformatie]-scherm
Hiermee kunt u de printerstatus controleren, zoals de hoeveelheid toner, papier en tonerafval.
• Het [Home]-scherm is ingesteld als standaardscherm zodra de printer wordt ingeschakeld. U kunt
deze standaard instelling in Functieprioriteit wijzigen. Zie de Gebruiksaanwijzing.
Het [Home]-scherm gebruiken
Om het [Home]-scherm weer te geven, drukt u op de [Home]-knop.
16
IT CQT658
5
1
2
3
4
Hoe werkt het display?
De pictogrammen voor alle functies worden weergegeven op het [Home]-scherm.
U kunt snelkoppelingen naar vaak gebruikte ingesloten softwaretoepassingen aan het [Home]-scherm
toevoegen. De pictogrammen van toegevoegde snelkoppelingen worden weergegeven op het [Home]scherm. De ingesloten softwaretoepassingen kunnen eenvoudig worden opgeroepen door op de
snelkoppelingen te drukken.
• Druk niet te hard op het display of stoot het niet te hard. Anders raakt het beschadigd. Maximaal
toelaatbare kracht is ongeveer 30 N (ongeveer 3 kgf). N = Newton, kgf = kilogramkracht. 1 kgf =
9,8 N.)
1. Pictogram voorraadinformatie
Druk hierop om het [Voorraadinformatie]-scherm weer te geven zodat u de hoeveelheid toner, papier en
tonerafval kunt controleren.
2. [Printer]
Druk hierop om het [Printer]-scherm weer te geven.
3. Gebied voor snelkoppelingen
U kunt snelkoppelingen naar ingesloten softwaretoepassingen aan het [Home]-scherm toevoegen. Voor meer
informatie over het registreren van snelkoppelingen, zie de Gebruiksaanwijzing.
4. Illustratie Home-scherm
Het is mogelijk een afbeelding zoals een bedrijfslogo in het [Home]-scherm weer te geven. Als u de
afbeelding wilt wijzigen, raadpleeg dan de Gebruiksaanwijzing.
5./
Druk op deze toetsen om naar een andere pagina te gaan wanneer de pictogrammen niet op één pagina
kunnen worden weergegeven.
• Als er een geïntegreerde softwaretoepassing geïnstalleerd is, wordt er een functiepictogram voor
de toepassing weergegeven op het [Home]-scherm.
• U kunt de volgorde van de pictogrammen wijzigen. Raadpleeg voor meer informatie de
Gebruiksaanwijzing.
17
1
4
2
8
5
3
6
7
NL QCT662
1. Snel aan de slag
Systeemreset
Na het voltooien van een taak wacht de printer een bepaalde tijdsduur en herstelt dan de instellingen
naar de standaardwaarden die opgegeven zijn in Functieprioriteit. Deze functie wordt "Systeemreset"
genoemd. Voor de procedure voor het opgeven van standaardinstellingen onder Functieprioriteit
raadpleegt u de Gebruiksaanwijzing.
Om de tijd van het wachten van de printer met het herstellen van de instellingen tot de standaard
waarden te wijzigen, moet u de instelling Automatische resettijd systeem gebruiken. Zie de
Gebruiksaanwijzing.
Het weergavescherm op het bedieningspaneel
Het weergavescherm laat de gebruiksstatus, meldingen en functiemenu's zien.
De weergegeven functie-items dienen als selectietoetsen. U kunt een item selecteren of specificeren door
er zachtjes op te drukken.
Wanneer u een item op het bedieningspaneel selecteert of opgeeft, wordt het gemarkeerd, zoals in
. Toetsen die er als volgt uitzien, kunt u niet gebruiken.
• Druk niet te hard op het display of stoot het niet te hard. Anders raakt het beschadigd. Maximaal
toelaatbare kracht is ongeveer 30 N (ongeveer 3 kgf). N = Newton, kgf = kilogramkracht. 1 kgf =
9,8 N.
Het [Home]-scherm is ingesteld als standaardscherm zodra de printer wordt ingeschakeld.
1. Gebruiksstatus of mededelingen
2. [Afdruktak.]
Dit geeft de actuele status van de printer weer, zoals "Gereed", "Offline" en "Afdrukken...". Informatie over de
afdrukopdracht (gebruikers ID en documentnaam) verschijnt in deze sectie.
Druk hierop om de afdruktaken weer te geven die vanaf een computer zijn gestuurd.
18
NL CQT200
1
2
3
4
5
6
Hoe werkt het display?
3. Voorraadinformatie
U kunt de resterende hoeveelheid toner controleren. Druk hierop om het [Voorraadinformatie]-scherm weer te
geven.
4. [Afd. v geh.app. ]
Druk hierop om het scherm voor het rechtstreeks afdrukken van bestanden vanaf een geheugenstick of -kaart.
5. [Taak reset]
Druk op de bijbehorende toets als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Als u op deze toets drukt wanneer u Hex Dump hebt geselecteerd, wordt Hex Dump geannuleerd.
6. [Taakbewerking]
Druk hierop om een taak te onderbreken die op dat moment wordt verwerkt.
7. [Form Feed]
Druk hierop om alle gegevens af te drukken die in de invoerbuffer van de printer zijn achtergebleven.
8. [Ovrg functies]
Druk hierop om de foutenlogboeken en de status van gespoolde taken weer te geven.
Het [Informatie]-scherm
Om het milieubewustzijn van de gebruiker te vergroten, kunt u de printer zo instellen dat gebruikers op
de hoogte worden gebracht van hoeveel papier zij hebben bespaard door de papierbesparingsfunctie
van de printer te gebruiken.
De verhouding voor het kleurgebruik wordt eveneens weergegeven op het [Informatie]-scherm.
Als gebruikersverificatie ingeschakeld is, wordt het scherm weergegeven wanneer u zich aanmeldt op
de printer. Als gebruikersverificatie niet ingeschakeld is, wordt het scherm weergegeven als het
apparaat ontwaakt uit de slaapstand of na een systeemreset. Het scherm [Informatie] verschijnt als het
apparaat wordt aangezet, ongeacht de verificatie-instellingen.
1. Meldingen
Er wordt een melding van de beheerder weergegeven.
19
1. Snel aan de slag
2. Totaal afgedrukte pagina's
Hier worden het totale aantal afgedrukte pagina's in de huidige tellerperiode en de vorige tellerperiode
weergegeven.
3. Milieuvriendelijkheidsindicator
• Papiervermindering:
Toont de hoeveelheid papier die bespaard is door gebruik te maken van de functies voor dubbelzijdig
en gecombineerd afdrukken. De waarde staat voor het percentage bespaard papier ten opzichte van
de totale hoeveelheid verbruikt papier. Als het percentage stijgt, wordt de stapel papier kleiner en groeit
de bloem. Als de verhouding 76% of meer bedraagt, begint de bloem te bloeien.
• Dubbelzijdig gebruik weerg./wissen
Hier wordt de verhouding van de dubbelzijdige afdrukken ten opzichte van het totale aantal afdrukken
weergegeven.
• Gecombineerd gebruik:
Hier wordt de verhouding van de gecombineerde afdrukken ten opzichte van het totale aantal
afdrukken weergegeven.
4. Tellerperiodes
Hier worden de huidige en vorige tellerperiode weergegeven.
5. [Afsluiten]
Druk hierop om het [Informatie]-scherm te sluiten en terug te keren naar het bedieningsscherm.
6. Kleurgebruik
Hier wordt de verhouding van de kleurafdrukken ten opzichte van het totale aantal afdrukken weergegeven.
• Afhankelijk van de printerinstellingen, wordt het [Informatie]-scherm mogelijk niet weergegeven.
Voor meer informatie raadpleegt u de Veiligheidshandleiding.
• U kunt ook Web Image Monitor gebruiken om de gebruiksstatus te controleren. Raadpleeg Web
Image Monitor Help voor meer informatie.
• Onder [Milieuvriendelijke teller periode / bericht van beheerder] in [Systeeminstellingen], kunt u
de "Tellerperiode", het "Beheerdersbericht", "Informatiescherm weergeven" en "Tijd weergeven"
controleren. Alleen de beheerder kan de instellingen wijzigen. Voor meer informatie raadpleegt u
de Veiligheidshandleiding.
De schermindeling wijzigen
Deze paragraaf bevat informatie over het overschakelen naar het vereenvoudigde scherm en de
toetsen die weergegeven worden.
Wanneer u op de knop [Vereenvoudigd scherm] drukt, gaat het scherm van het beginscherm over naar
het vereenvoudigde scherm.
In het vereenvoudigde scherm worden alleen de hoofdfuncties weergegeven.
20
NL CQT663
Hoe werkt het display?
Letters en toetsen worden in een groter formaat getoond om de bediening te vergemakkelijken.
1. Druk op de knop [Vereenvoudigd scherm].
Deze illustratie toont het vereenvoudigde scherm van het [Printer]-scherm.
Druk nogmaals op de knop [Vereenvoudigd scherm] om het schermcontrast te vergroten.
• Druk nogmaals op de knop [Vereenvoudigd scherm] om terug te gaan naar het eerste scherm
vanuit het hoge-contrastscherm.
• Sommige toetsen worden niet in het vereenvoudigde scherm weergegeven.
Pictogrammen toevoegen aan het [Home]-scherm
U kunt ook pictogrammen controleren van functies en softwaretoepassingen die u uit het [Home-scherm
heeft verwijderd.
• Namen van snelkoppelingen van maximaal 32 karakters kunnen in een standaard scherm worden
weergegeven. Als de naam van de snelkoppeling langer is dan 32 karakters, wordt het 32ste
karakter vervangen door "...". In een eenvoudig scherm kunnen slechts 30 karakters worden
weergegeven. Als de naam van de snelkoppeling langer is dan 30 karakters, wordt het 30ste
karakter vervangen door "...".
21
1. Snel aan de slag
• U kunt tot 72 pictogrammen voor functies en snelkoppelingen registreren. Verwijder pictogrammen
die u niet meer nodig heeft wanneer de limiet is bereikt. Voor meer informatie raadpleegt u de
Gebruiksaanwijzing.
• U kunt de positie van pictogrammen wijzigen. Raadpleeg voor meer informatie de
Gebruiksaanwijzing.
In de volgende procedure wordt een snelkoppeling naar een ingesloten softwaretoepassing in het
[Home]-scherm geregistreerd.
Web Image Monitor gebruiken
1. Log in op Web Image Monitor als beheerder.
Voor meer informatie raadpleegt u de Gebruiksaanwijzing.
2. Ga naar [Apparaatbeheer] en klik vervolgens op [Home-scherm van apparaat beheren].
3. Klik op [Pictogrammen bewerken].
4. Ga naar [ Het pictogram kan toegevoegd worden.] van de positie die u wilt toevoegen
en klik vervolgens op [ Toevoegen].
5. Selecteer het functie- of snelkoppelingspictogram dat u wilt toevoegen.
6. Klik vier keer op [OK].
Gebruikersinstellingen gebruiken
1. Druk op [Pictogram toevoegen] in het [Home bewerken]-scherm.
Voor informatie over toegang tot het [Home bewerken]-scherm raadpleegt u de
Gebruiksaanwijzing.
2. Druk op [Selecteer pictogram om toe te voegen].
3. Druk op [Toepassing].
4. Selecteer de toepassing die u wilt toevoegen.
5. Druk op [Bestemm. select.].
6. Bepaal de positie waar [Blanco] wordt weergegeven.
7. Druk op [Afsluiten].
8. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
• Druk op [] in de rechterbovenhoek van het [Bestemm. select.]-scherm om de positie in de
eenvoudige weergave te controleren.
22
Inloggen op de printer
Inloggen op de printer
Dit hoofdstuk bevat meer informatie over het inloggen op het apparaat.
Als Basisverificatie, Windows-verificatie, LDAP-verificatie of Integratieserver-verificatie actief is, wordt
het verificatiescherm op het display weergegeven. De printer kan pas worden gebruikt nadat u uw
eigen Log-in gebruikersnaam en Log-in wachtwoord hebt ingevoerd. Als Gebruikerscodeverificatie is
ingeschakeld, kunt u de printer pas gebruiken wanneer u de Gebruikerscode hebt ingevoerd.
Als u de printer kunt gebruiken, wil dat zeggen dat u ingelogd bent. Wanneer u de printer niet langer
kunt gebruiken, dan betekent dat dat u bent uitgelogd. Log op tijd uit zodat er geen onbevoegd gebruik
kan plaatsvinden.
• Vraag aan de gebruikersbeheerder naar de Log-in gebruikersnaam, Log-in wachtwoord en de
Gebruikerscode. Voor meer informatie over gebruikersverificatie raadpleegt u de
Beveiligingshandleiding.
Gebruikerscodeverificatie via het bedieningspaneel
Deze sectie legt de procedure uit voor het inloggen op de printer via het bedieningspaneel terwijl
Gebruikerscodeverificatie actief is.
Als Gebruikerscodeverificatie is ingeschakeld, dan moet u de gebruikerscode invoeren in een scherm
waarin daarom wordt gevraagd.
1. Voer een gebruikerscode in (maximaal acht cijfers) en druk dan op [OK].
• Om uit te loggen, drukt u op de knop [Energiespaarstand] als de taken zijn voltooid.
Gebruikerscode verificatie via een printerstuurprogramma
Deze sectie legt de procedure uit voor het inloggen op de printer met een printerstuurprogramma terwijl
Gebruikerscodeverificatie is ingeschakeld.
Wanneer Gebruikerscodeverificatie is ingeschakeld, geef dan de Gebruikerscode op in de
printereigenschappen van het printerstuurprogramma. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma
voor verdere informatie.
• Het PCL-printerstuurprogramma ondersteunt Gebruikerscodeverificatie.
• Wanneer u ingelogd bent via Gebruikerscodeverificatie, hoeft u niet uit te loggen.
23
NL CQT607
1. Snel aan de slag
Inloggen via het bedieningspaneel
Deze sectie beschrijft de procedure voor het inloggen wanneer Basisverificatie, Windows-verificatie,
LDAP-verificatie of Integratieserver-verificatie is ingeschakeld.
1. Druk op [Log-in].
2. Voer een Log-in gebruikersnaam in en druk dan op [OK].
3. Voer een Log-in wachtwoord in en druk dan op [OK].
Wanneer de gebruiker is geverifieerd, wordt het scherm weergegeven voor de functie die u
gebruikt.
Uitloggen met behulp van het bedieningspaneel
In dit onderdeel wordt de procedure uitgelegd voor het uitloggen wanneer Basisverificatie, Windowsverificatie, LDAP-verificatie of Integratieserver-verificatie is ingeschakeld.
• Log altijd uit als u klaar bent met de printer om te voorkomen dat ongeautoriseerde personen de
printer gebruiken.
1. Druk op de knop [Inloggen/Uitloggen].
2. Druk op [Ja].
24
Inloggen op de printer
Inloggen met behulp van een printerstuurprogramma
Voer uw log-in gebruikersnaam en wachtwoord in die geregistreerd zijn op de printer. U hoeft dit alleen
te doen als u voor het eerst op de printer inlogt.
Het PCL-printerstuurprogramma ondersteunt Gebruikerscodeverificatie.
De procedure wordt uitgelegd met Windows 7 als voorbeeld.
1. Open het eigenschappenvenster van de printer en klik op het tabblad [Geavanceerde
opties].
Voor meer informatie over het weergeven van het dialoogvenster printereigenschappen, zie Pag.
31 "De eigenschappen van het printerstuurprogramma weergeven in Windows".
2. Schakel het selectievakje [Gebruikersverificatie] in.
3. Als u het log-in wachtwoord wilt coderen, klik dan op [Driver coderingstoets...].
Als u het wachtwoord niet wilt coderen, gaat u door naar stap 6.
4. Geef de coderingssleutel van het stuurprogramma op die al is ingesteld op de printer.
5. Klik op [OK] om het dialoogvenster [Driver coderingstoets] te sluiten.
6. Klik op [OK] om het dialoogvenster met de eigenschappen van de printer te sluiten.
7. Open het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren.
8. Geef de instelling voor gebruikersverificatie op.
Als u het PCL 5c-printerstuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad [Geldige toegang] en
vervolgens op [Verificatie...].
Als u het PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad [Uitgebreide Instelling] en
klikt u achtereenvolgens op [Taaksetup] en [Verificatie...] in het gedeelte [Taaksetup].
9. Geef een log-in gebruikersnaam en wachtwoord voor gebruikersverificatie op die al zijn
ingesteld op de printer of de server.
Geef dezelfde log-in gebruikersnaam en hetzelfde wachtwoord op als die zijn geregistreerd op de
printer of de server.
Als u geen geldige gebruikersnaam of geldig wachtwoord opgeeft, wordt het afdrukken niet
gestart.
10. Klik op [OK] om het dialoogvenster [Verificatie] te sluiten.
11. Klik op [OK] om het dialoogvenster met afdrukvoorkeuren te sluiten.
• Afhankelijk van de gebruikte toepassing is het mogelijk dat de opgegeven eigenschappen geen
effect hebben.
• Als u inlogt met behulp van het printerstuurprogramma, hoeft u niet uit te loggen wanneer u klaar
bent.
25
1. Snel aan de slag
Inloggen met behulp van Web Image Monitor
Raadpleeg de Gebruiksaanwijzing voor informatie over inloggen met behulp van Web Image Monitor.
• Voer voor Gebruikerscode verificatie een Gebruikerscode in het veld [Log-in gebruikersnaam] in
en klik dan op [Login].
• Afhankelijk van de gebruikte webbrowser kan de procedure verschillen.
Uitloggen met behulp van Web Image Monitor
In dit hoofdstuk wordt de procedure uitgelegd voor het uitloggen via Web Image Monitor.
1. Klik op [Uitloggen] om uit te loggen.
• Wis het cache-geheugen van de webbrowser nadat u bent uitgelogd.
26
CQT108
Het apparaat aan-/uitzetten
Het apparaat aan-/uitzetten
Dit gedeelte beschrijft hoe u de printer in-/uitschakelt.
• De printer gaat automatisch over in de slaapstand als u deze een tijdje niet gebruikt. Om in te
stellen hoe lang de printer wacht voordat deze in slaapstand gaat, configureert u de instelling
Timer slaapstand. Zie de Gebruiksaanwijzing.
Het apparaat aanzetten
• Zet de stroomschakelaar niet direct uit nadat u deze heeft aangezet. De harde schijf of het
geheugen kan hierdoor beschadigd raken, met een storing als gevolg.
1. Zorg ervoor dat de stekker van het netsnoer stevig in het stopcontact zit.
2. Zet de aan-/uitschakelaar aan.
Het aan/uit indicatielampje gaat branden.
• Nadat u de schakelaar heeft ingeschakeld, verschijnt er mogelijk een scherm dat aangeeft dat de
printer bezig is met initialiseren. Schakel de printer tijdens dit proces niet uit. Initialiseren duurt
ongeveer drie minuten.
27
1. Snel aan de slag
Het apparaat uitzetten
• Wanneer u de stekker uit het stopcontact haalt, trek dan aan de stekker, niet aan het snoer. Als
u aan het snoer trekt, kunt u het netsnoer beschadigen. Het gebruik van beschadigde
netsnoeren kan resulteren in brand of een elektrische schok.
• Wanneer u de printer hebt uitgeschakeld, wacht dan enkele seconden voordat u de printer weer
inschakelt. Als het bericht "Turn main Power Switch off" wordt weergegeven, zet u de printer uit,
wacht u minstens 10 seconden en zet u de printer weer aan. Zet het apparaat nooit onmiddellijk
weer aan nadat u het apparaat hebt uitgeschakeld.
• Schakel de schakelaar uit en zorg ervoor dat het aan/uit indicatielampje naar de uit-stand gaat
voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Anders kunnen de harde schijf of het geheugen
beschadigd raken, wat kan leiden tot storingen.
• Zet de stroom niet uit als de printer bezig is.
1. Zet de printer uit met de schakelaar.
Het aan/uit indicatielampje gaat uit.
Energie besparen
Deze printer heeft de volgende energiebesparende functies.
Modus Laag stroomverbruik
Als u de printer na een handeling gedurende een bepaalde periode niet gebruikt, wordt het
scherm uitgeschakeld en schakelt de printer over naar modus Laag stroomverbruik. De printer
verbruikt minder stroom in de modus Laag stroomverbruik.
U kunt de tijdsduur totdat het apparaat overschakelt naar de modus Laag stroomverbruik wijzigen
bij [Timer laag stroomverbruik]. Zie voor meer informatie de Gebruiksaanwijzing.
U kunt de printerinstellingen voor het activeren van de modus Laag stroomverbruik wijzigen door
op de [Energiespaarstand]-knop te drukken. Zie voor meer informatie de Gebruiksaanwijzing.
Voer een van de volgende handelingen uit om de modus Laag stroomverbruik te verlaten:
• Raak het display aan of druk op een van de knoppen op het bedieningspaneel.
• Plaats papier in de handinvoer.
• Maak de papierlades open.
28
Loading...
+ 126 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.