Pentax K-S1 User guide [nl]

Inleiding
1
Digitale spiegelreflexcamera
Bedieningshandleiding
Voorbereidingen
Opnamen maken
Weergeven
Instellingen
Bijlage
Lees voor optimale cameraprestaties eerst de handleiding door voordat u deze camera in gebruik neemt.
2
3
4
5
6
De inhoud van het pakket controleren
Flitsschoenbeschermer FK
(gemonteerd op de camera)
Batterijlader
D-BC109
Startgids
Geschikte objectieven
Voor deze camera kan gebruik gemaakt worden van DA-, DA L-, D FA- en FA J-objectieven en objectieven met een 9 (Auto) positie op de diafragmaring. Als u andere objectieven of accessoires wilt gebruiken, zie dan p.97.
Oogschelp F
(gemonteerd op de camera)
Netsnoer Draagriem
R
Dop cameravatting
(gemonteerd op de camera)
O-ST132
Oplaadbare lithium-ionbatterij
D-LI109
Software (CD-ROM)
S-SW151
Kennismaking met de K-S1
1
Voorbereidingen
Opnamen maken
Weergavefuncties
De instellingen wijzigen
Bijlage
2
3
4
5
6
1
Gebruik van deze handleiding
Gebruik van deze handleiding
1
Kennismaking met de PENTAX K-S1
Geeft u een overzicht van de K-S1. Lees dit en leer uw K-S1 kennen!
Namen en functies van de onderdelen ......... p.7
Hoe functie-instellingen kunnen
worden gewijzigd .......................................... p.17
Menulijst ....................................................... p.20
.................................... p.7
2
Voorbereidingen ...................................... p.29
Beschrijft hoe u uw K-S1 voorbereidt op het maken van opnamen en geeft informatie over elementaire bedieningshandelingen.
Bevestigen van dedraagriem ........................ p.29
Een objectief bevestigen .............................. p.29
Gebruik van de batterij en lader ................... p.31
Geheugenkaart plaatsen .............................. p.35
Eerste instellingen ........................................ p.36
2
Basishandelingen bij opnamen ..................... p.38
Opnamen bekijken ........................................ p.40
3
Opnamen maken..................................... p.42
Zodra u hebt gecontroleerd of de camera goed werkt, probeer de camera dan uit en maak heel veel opnamen!
De opname-instellingen configureren ........... p.42
Foto’s maken ................................................p.43
Video-opnamen maken ................................. p.48
Instelling van de belichting ............................ p.50
Werken met de ingebouwde flitser ............... p.52
De focusmethode instellen ........................... p.54
De transportfunctie instellen .........................p.60
Instelling van de witbalans ............................ p.62
De afwerking van de opname instellen ......... p.65
Opnamen corrigeren ..................................... p.68
4
Weergavefuncties ................................... p.70
Beschrijft de verschillende procedures voor het weergeven en bewerken van opnamen.
Palet van de weergavestand items ............... p.70
De weergavemethode wijzigen ..................... p.71
De camera aansluiten op een computer ....... p.75
Opnamen bewerken en verwerken ............... p.76
5
De instellingen wijzigen ........................ p.83
Beschrijft hoe andere instellingen worden gewijzigd.
Camera-instellingen ...................................... p.83
Instellingen voor bestandsbeheer ................. p.88
6
Bijlage.......................................................... p.95
Biedt diverse hulpbronnen.
Beperkingen voor elke opnamestand ........... p.95
Functies beschikbaar met diverse
objectieven .................................................... p.97
Functies bij gebruik van een externe flitser ....p.101
Het GPS-toestel gebruiken ........................... p.102
Problemen oplossen ..................................... p.103
Belangrijkste technische gegevens .............. p.107
Index ............................................................. p.114
Voor een veilig gebruik van de camera ........ p.119
Aandachtspunten tijdens het gebruik ............ p.121
GARANTIEBEPALINGEN ............................ p.125
De illustraties en het weergavescherm van de monitor in deze handleiding kunnen afwijken van die van het feitelijke product.
Gebruik van deze handleiding
3
Omschrijving
Gebruik van deze handleiding................... 2
Omschrijving
Kennismaking met de PENTAX K-S1 ....... 7
Namen en functies van de onderdelen ...................7
Bedieningselementen .................................................... 8
Monitor ......................................................................... 10
Zoeker .......................................................................... 16
Hoe functie-instellingen kunnen worden
gewijzigd ...............................................................17
De richtingsknoppen gebruiken ................................... 17
Het bedieningspaneel gebruiken ................................. 17
De menu's gebruiken ................................................... 18
Menulijst ................................................................20
Menu’s Opnamemodus ................................................ 20
Videomenu ................................................................... 23
Menu Weergeven ........................................................ 23
Instellen-menu’s ........................................................... 24
Pers.instelling-menu’s .................................................. 27
Voorbereidingen ...................................... 29
Bevestigen van dedraagriem ................................29
Een objectief bevestigen .......................................29
Gebruik van de batterij en lader ............................31
De batterij opladen ....................................................... 31
De batterij plaatsen/uitnemen ...................................... 32
Gebruik van de netvoedingsadapter ............................ 33
Geheugenkaart plaatsen ......................................35
Eerste instellingen ................................................36
4
De camera aanzetten ................................................... 36
De weergavetaal instellen ............................................ 36
De datum en tijd instellen ............................................. 37
Instellingen van het LCD-scherm ................................. 37
Formatteren van een geheugenkaart ........................... 38
Basishandelingen bij opnamen ............................ 38
Opnamen met Live weergave ...................................... 39
Opnamen bekijken ............................................... 40
Opnamen maken ..................................... 42
De opname-instellingen configureren .................. 42
Opname-instell. foto's .................................................. 42
Opname-instell. films ................................................... 42
Foto’s maken ....................................................... 43
Scènestanden .............................................................. 43
Effectmodi .................................................................... 45
Belichtingsstanden ....................................................... 46
Belichtingscompensatie ...............................................47
Video-opnamen maken ........................................ 48
Filmopnamen weergeven ............................................. 50
Instelling van de belichting ................................... 50
Gevoeligheid ................................................................ 50
Autom. lichtmeting ....................................................... 51
Werken met de ingebouwde flitser ....................... 52
De focusmethode instellen ................................... 54
Instellen van de AF-modus bij het maken
van opnamen met de zoeker ....................................... 55
Instellen van de AF-modus tijdens Live weergave ....... 57
AF-fijnafstelling ............................................................ 59
De transportfunctie instellen .................................60
Continuopname ........................................................... 60
Zelfontspanner ............................................................. 61
Afstandsbediening ....................................................... 61
Belichtingsbracketing ................................................... 62
Instelling van de witbalans ....................................62
Witbalans handmatig aanpassen ................................. 64
De witbalans aanpassen met de kleurtemperatuur ..... 64
De afwerking van de opname instellen .................65
Aangepaste opname .................................................... 65
Digitale Filter ................................................................ 67
Opnamen corrigeren .............................................68
Regeling van de helderheid ......................................... 68
Objectiefcorrectie ......................................................... 69
Anti-aliasing-filtersimulator ........................................... 69
Weergavefuncties.................................... 70
Palet van de weergavestand items .......................70
De weergavemethode wijzigen .............................71
Weergave van meerdere opnamen ............................. 71
Opnamen weergeven op basis van map ..................... 72
Opnamen weergeven op basis van opnamedatum ..... 73
Opnamen continu weergeven (Diavoorstelling) ........... 73
Weergave van geroteerde opnamen ........................... 74
De camera aansluiten op een audiovisueel apparaat ....74
De camera aansluiten op een computer ...............75
Opnamen bewerken en verwerken .......................76
De grootte van de opname wijzigen ............................ 76
Corrigeren van kleurmoiré ........................................... 78
Opnamen metdigitalefilters verwerken ........................ 78
Video bewerken ........................................................... 80
RAW-ontwikkeling ........................................................ 81
De instellingen wijzigen ...........................83
Camera-instellingen ............................................. 83
De knop aanpassen/functies van de e-knop ................ 83
De lokale datum en tijd van de opgegeven stad
weergeven ................................................................... 87
Instellingen selecteren om op te slaan in de camera ... 87
Instellingen voor bestandsbeheer ........................ 88
Beveiliging van opnamen tegen wissen (Beveiligen) ... 88
Instellingen voor het map/bestand selecteren ............. 88
De Copyright-informatie instellen ................................. 92
Gebruik van een draadloze geheugenkaart ................. 93
Bijlage...................................................... 95
Beperkingen voor elke opnamestand ................... 95
Beperkingen voor de combinaties
van speciale functies .................................................... 96
Functies beschikbaar met diverse objectieven .... 97
De brandpuntafstand instellen .....................................99
De diafragmaring gebruiken ....................................... 100
Functies bij gebruik van een externe flitser ........ 101
Het GPS-toestel gebruiken ................................ 102
Opnamen maken van hemellichamen
(STERRENVOLGER) ................................................ 102
Problemen oplossen .......................................... 103
Sensor reinigen .......................................................... 104
Foutmeldingen ........................................................... 105
Belangrijkste technische gegevens .................... 107
Systeemvoorwaarden voorUSB-aansluiting
enbijgeleverdesoftware .............................................. 113
Index ..................................................................114
Voor een veilig gebruik van de camera .............. 119
Aandachtspunten tijdens het gebruik ................. 121
GARANTIEBEPALINGEN .................................. 125
Omschrijving
5
Auteursrechten
Opnamen van deze camera die voor elk ander doel dan strikt persoonlijk gebruik zijn bestemd, mogen niet worden gebruikt zonder toestemming volgens de rechten zoals
Omschrijving
bepaald in de auteursrechtwetgeving. Vergeet ook niet dat in sommige gevallen zelfs het fotograferen voor persoonlijk gebruik aan beperkingen verbonden is, zoals bij demonstraties, voorstellingen of presentaties. Opnamen die zijn gemaakt met het doel om auteursrechten te verkrijgen, kunnen alleen gebruikt worden mits naleving van het auteursrecht zoals beschreven in de auteursrechtwetgeving. Ook hiermee dient men rekening te houden.
Aan de gebruikers van deze camera
• Gebruik of bewaar deze camera niet in de buurt van apparatuur die krachtige magnetische velden of straling genereert. Krachtige statische ontladingen of magnetische velden door bv. radiozenders kunnen de werking van de monitor storen, opgeslagen gegevens beschadigen, of gevolgen hebben voor de elektronica in de camera en een goed functioneren verstoren.
Het paneel met vloeibare kristallen voor de monitor is gemaakt
met behulp van extreem hogeprecisietechnologie. Hoewel het percentage werkende pixels 99,99% of hoger is, dient u er rekening mee te houden dat 0,01% of minder van de pixels niet oplicht of juist wel oplicht wanneer dat niet zou moeten. Dit heeft echter geen effect op het opgenomen beeld.
• In deze handleiding wordt de algemene term “computer(s)” gebruikt voor zowel Windows-pc’s als Macintosh-computers.
• In deze handleiding heeft de term “batterij(en)” betrekking op elk type batterij dat met deze camera en accessoires wordt gebruikt.
6
Informatie over gebruikersregistratie
Wij willen u graag optimaal van dienst zijn. Daarom vragen wij u vriendelijk om u als gebruiker te registreren. Het formulier hiervoor kunt u vinden op de bijgeleverde cd-rom of op onze website. Hartelijk dank voor uw medewerking.

Namen en functies van de onderdelen

Statief-
aansluiting
Klep voor batterij/geheugenkaartcompartiment
Afstandsbedienings-
sensor
AF-koppeling
Spiegel
Ontgrendelknop
voor objectief
Objectief-
informatiecontacten
Riembevestiging
Flitsschoen
Richtteken
objectiefvatting
Luidspreker
Riembevestiging
AF-hulplicht
Kaartlampje
USB-aansluiting (micro B)
Klepje van de aansluitingen
Dioptriecorrectieknop
HDMI-aansluitpunt (type D)
Microfoon
Beeldvlakindicator
Zoeker
Monitor
Ingebouwde flitser
Klep verbindingskabel
Microfoon
Ontgrendelingsknop voor klep van batterij/ geheugenkaartcompartiment
1
Inleiding
7
1
6
2
a
8
c
d
b
7
4
3
5
1
9
0
e f
g
Inleiding
8

Bedieningselementen

1 Belichtingscompensatieknop (J/J)
Druk deze knop in om de waarden voor de belichtingscompensatie in te stellen. (p.47) Gebruik in de stand K/L deze knop om te selecteren of de waarde van de sluitertijd of de waarde van het diafragma wordt gewijzigd. In de afspeelstand kunt u de laatst gemaakte JPEG-opname ook opslaan in de RAW-indeling. (p.41)
2 Groene toets (M)
Voert een reset uit van de waarde die wordt gewijzigd. Schakelt over op [ISO AUTO] wanneer de gevoeligheid wordt aangepast. U kunt aan deze knop ook andere functies toewijzen. (p.84)
3 Ontspanknop (0)
Druk deze knop in om opnamen te maken. (p.39) Druk deze knop tijdens de weergavestand half in om over te gaan naar de opnamestand.
4 Hoofdschakelaar
Schakelt de camera uit, of gaat over op de stand C (video). (p.36, p.48) Wanneer de camera wordt aangezet, komt deze in de stand A (foto’s) en gaat het lampje groen branden. Wanneer de schakelaar op C wordt gezet, komt de camera in de stand C en gaat het lampje rood branden.
5 Greeplampjes
De vijf lampjes gaan groen branden tijdens het maken van opnamen met de zelfontspanner of met een afstandsbediening, of wanneer tijdens Live weergave gezichten worden herkend. (p.58, p.61)
6 Ontgrendelingsknop voor objectief
Druk deze knop in om het objectief op de camera te verwijderen. (p.29)
7 Uitklapschakelaar flitser (1)
Indrukken om de ingebouwde flitser uit te klappen. (p.52)
8 Schakelaar scherpstelstand
Draai hieraan om een andere scherpstelstand te kiezen. (p.54)
9 Knop Live weergave/Verwijderen (K/L)
Hiermee wordt de Live weergave getoond. (p.39) Druk in de weergavestand op deze knop om opnamen te verwijderen. (p.40)
0 Weergaveknop (3)
Hiermee wisselt u naar de afspeelstand. (p.40) Druk de knop opnieuw in om naar de opnamestand te gaan.
a MENU-knop (F)
Toont een menu. Druk, terwijl het menu getoond wordt, op deze knop om terug te keren naar het vorige scherm. (p.18)
b INFO-knop (G)
Wijzigt de weergavestijl op de monitor. (p.10, p.13)
c E-knop (V)
Wijzigt de waarden voor camera-instellingen zoals de belichting (p.46) U kunt andere menutabs kiezen wanneer een menuscherm wordt getoond. (p.18) U kunt de camera-instellingen wijzigen wanneer het bedieningspaneel panel wordt getoond. (p.17) Gebruik in de weergavestand deze knop om een opname te vergroten of meerdere opnamen tegelijkertijd weer te geven. (p.40, p.71)
d AF/AE-vergrendelingsknop (f)
Beschikbaar voor scherpstelling, in plaats van dat 0 half wordt ingedrukt, en voor vergrendeling van de belichtingswaarde voordat de opname wordt gemaakt. (p.54, p.83)
e Vierwegbesturing (ABCD)
Toont het instellingenmenu van de Gevoeligheid, Witbalans, Flitsinstelling of Transportstand. (p.17) Als een menu of het bedieningspaneel wordt weergegeven, verplaatst u hiermee de cursor of wijzigt u hiermee het item dat u instelt. Druk op B in de enkelbeeldweergave van de weergavestand om het weergavepalet weer te geven. (p.70)
f OK-knop (E)
Druk tijdens weergave van het bedieningspaneel of een menu op deze knop om het geselecteerde item te bevestigen. Druk op deze knop wanneer [Actief AF-gebied] is ingesteld op E of 8, of wanneer [Contrast-AF] is ingesteld op g of h om het scherpstelgebied te wijzigen. (p.56, p.57) Wanneer de camera wordt aangezet, gaat het lampje blauw branden. Wanneer het scherpstelgebied kan worden gewijzigd, gaat het lampje uit.
g Functiekiezer
Hiermee wordt de opnamestand gewijzigd. (p.38) Wanneer de camera wordt aangezet, gaat het lampje wit branden, en gaat het pictogram van de ingestelde opnamestand op de knop groen branden.
1
Inleiding
9
Over de indicatielampjes
1/
250
1600
F
5.6
99 999
10: 23
99 999
1/
250
1600
F
5.6
99 999
Statusscherm
Aangepaste opname Helder
07/ 07/201 4
Standby-stand
(statusscherm)
Scherm voor selectie van het display
van de opname-informatie
Bedieningspaneel
Het lampje van de hoofdschakelaar, de greeplampjes, het lampje van de functiekiezer en het E-lampje gaan
1
uit in de volgende situaties.
Inleiding
• Vanaf het moment waarop 0 half wordt ingedrukt tot het eind van de opname
• Terwijl f wordt ingedrukt
• Tijdens de weergavestand
• Terwijl een menu wordt weergegeven
• Tijdens automatische uitschakeling
U kunt de instellingen van de lampverlichting instellen bij [Indicatielampjes] in het menu D3. (p.26)
Over de vierwegbesturing
In deze handleiding wordt elke knop van de vierwegbesturing aangeduid zoals wordt getoond in de afbeelding aan de rechterzijde.

Monitor

Opnamestand

Met deze camera kunt u opnamen maken terwijl u door de zoeker kijkt, of terwijl u naar het beeld op het scherm kijkt.
Als u de zoeker gebruikt, kunt u opnamen maken terwijl u het statusscherm op de monitor bekijkt en door de zoeker kijkt. Als u de zoeker niet gebruikt, dan kunt u opnamen maken terwijl u kijkt naar het beeld van de Live weergave die op de monitor wordt getoond.
De camera staat in de “standby-stand” als deze klaar is voor het maken van opnamen, zoals tijdens weergave van het statusscherm of Live weergave. Druk op G in de standby­stand als u het “bedieningspaneel” wilt weergeven en instellingen wilt wijzigen. (p.17) U kunt het informatietype dat getoond wordt in de standby-stand, wijzigen door op G te drukken terwijl het bedieningspaneel wordt getoond. (p.13)
1/
F
250
5.6
G
Aangepaste opname
Aangepaste opname Helder
Helder
99999
1600
10:23
Statusscherm
Statusscherm
07/07/2014
G
99999
1/
F
250
5.6
10
1600
99999
Statusscherm
1/
250
1600
F
5.6
12 345
5´ 0 0˝
+1 .0
G1 A1
+1. 7
EV
1/
200 0
F2. 8
160 0
99999
±0EV
1/
200 0
F2. 8
160 0
99999
1/
250
F
5.6
1600
+1.0
12345
1 Opnamestand (p.43) 2 Belichtingsgeheugen
(p.48)
3 Scherpstellingsmethode
(p.54)
4 Aangepaste
opname (p.65)
5 Digitaal filter (p.67)/
HDR-opname (p.68)
6 Status GPS-
positiebepaling (p.102)
7 Status draadloos
LAN (p.93)
8 Autom. lichtmeting (p.51) 9 Shake Reduction (p.21) 10 Batterijniveau 11 Hulp e-knop 12 Sluitertijd 13 Diafragmawaarde 14 Belichtingscorrectie (p.47)/
Belichtingsbracketing (p.62)
G1A1
5´ 00˝
45 678910
123
11
12
13
11
14
11
11
17 18 24
19 2120
15
16
2523
15 LW-staafgrafiek 16 Gevoeligheid (p.50) 17 Flitsbelichtingscompensatie
(p.52)
18 Fijnafstemming witbalans
(p.63)
19 Flitsinstelling (p.52) 20 Scherpstelgebied
(AF-punt) (p.56)
21 Transportstand (p.60) 22 Witbalans (p.62) 23 Bestandsindeling (p.42) 24 Geheugenkaart 25 Beeldopslagcapaciteit 26 Maximale volgduur
ASTROTRACER (p.102)
27 Bedieningsaanwijzingen
16
22
19 21 22
2726
Live weergave
123456 91011
87
12
EV
1/
2000
F2.8
+1.7
1600
13
21
1 Opnamestand (p.43) 2 Flitsinstelling (p.52) 3 Transportstand (p.60) 4 Witbalans (p.62) 5 Aangepaste opname
(p.65)
6 Digitaal filter (p.67)/
HDR-opname (p.68)
7 Status GPS-
positiebepaling (p.102)
8 Status draadloos
LAN (p.93)
9 Autom. lichtmeting (p.51) 10 Shake Reduction (p.21)/
Movie SR (p.23)
11 Batterijniveau
14 15
±0EV
16
1/
F2.8
99999
2000
22 2317 18 19 20 24
13 Histogram 14 Belichtingscorrectie (p.47) 15 LW-staafgrafiek 16 Bedieningsaanwijzingen 17 Belichtingsgeheugen (p.48) 18 Sluitertijd 19 Diafragmawaarde 20 Gevoeligheid (p.50) 21 Bestandsindeling (p.42) 22 Geheugenkaart 23 Beeldopslagcapaciteit 24 Gezichtsherkenningskader
(wanneer [Contrast-AF] is ingesteld op [Gezichtsherkenning]) (p.57)
1600
99999
12 Temperatuurwaarschuwing
t Memo
• In [Live weergave] van het A3 menu kunt u de instellingen
van de onderdelen die tijdens de Live Weergave op het scherm getoond worden, wijzigen (p.21)
1
Inleiding
11
Bedieningspaneel
10: 23
12 345
Aangepaste opname Helder
07/ 07/201 4
10: 23
12 345
07/ 07/201 4
Aangepaste opname Helder
Opnamen maken met Live weergave
10: 23
1: 23' 4 5"
07/ 07/201 4
Aangepaste opname Helder
Stand C
Stand A
Aangepaste opname
1
Aangepaste opname Helder
Helder
Inleiding
10:23
07/07/2014
Aangepaste opname
Aangepaste opname Helder
Helder
10:23
07/07/2014
Aangepaste opname
Aangepaste opname Helder
Helder
10:23
07/07/2014
12345
12345
1:23'45"
1 2
657 11
10
16
15
21
20
27 28
1 2
657
11
10
16
15
21
20
27 28
1 2
6514
16
15
23
26
27 28
1 Functienaam 2 Instelling 3 Geheugenkaart
34
12 17 22
98
13
14
18
19
23
24
4 Aantal foto’s dat kan
worden gemaakt/ resterende opnameduur voor video’s
5 Aangepaste opname
(p.65)/Scènemodus (p.43)/ Effectmodus (p.45)
34
12 17 22
98
13
14
18
19
23
24
6 Digitaal filter (p.67) 7 HDR-opname (p.68) 8 Hooglichtcorrectie (p.68) 9 Schaduwcorrectie (p.68) 10 Vervormingscorrectie
(p.69)
11 Instelling laterale
chromatische
34
21 25
98
17
aberratie (p.69)
12 Perifere
verlichtingscorrectie (p.69)
13 Diffractiecorrectie (p.69)
14 Autom. lichtmeting (p.51) 15 AF-modus (p.55)/
Contrast-AF (p.57)
16 Actief AF-gebied (p.56)/
Scherpe contouren (p.58)
17 AF-hulplicht (p.55) 18 Ruisond. hoge ISO-wrd
(p.51)
19 Ruisond. lange sltrtijd
(p.47)
20 Bestandsindeling (p.42) 21 JPEG-resolutie (p.42)/
Videoresolutie (p.42)
22 JPEG kwaliteitsniveau
(p.42)
23 Shake Reduction (p.21)/
Movie SR (p.23)
24 AA-filtersimulator (p.69) 25 Beeldsnelheid (p.42) 26 Niveau opnamegeluid
(p.49)
27 Actuele datum en tijd 28 Bestemmingstijd (p.87)
t Memo
• Welke items kunnen worden geselecteerd, hangt af van de huidige camera-instelling.
• Als er tijdens weergave van het bedieningspaneel 1 minuut lang geen bedieningshandeling heeft plaatsgevonden, keert de camera terug naar de standby-stand.
• U kunt de weergavekleur van het statusscherm, het bedieningspaneel en de menucursor wijzigen bij [Weerg. kleur] van [LCD-display] in het menu D1. (p.24)
12
Display van opname-informatie
1/
200 0
F2. 8
200
+0. 3
100 -0001
1/
200 0
F2. 8
200
+0. 3
100 -0001
Standaard infoweergave
Enkelbeeldweergave
(Standaard infoweergave)
Scherm voor selectie van
het display van de
weergave-info
U kunt instellen welk informatietype wordt weergegeven in de standby-stand door op G te drukken terwijl het bedieningspaneel wordt weergegeven. Gebruik CD om het type te selecteren en druk op E.
Wanneer opnamen worden gemaakt met de zoeker
Statusscherm
Toont de instellingen voor het maken van opnamen met de zoeker. (p.11)
Weergave uit Er wordt niets op het scherm getoond.
De huidige geografische breedte, lengte, hoogte, richting, UTC (Coordinated Universal Time), opnamestand en belichtingswaarde worden
Elektronisch kompas
weergegeven. Zet de camera uit en weer aan om terug te keren naar het statusscherm. Alleen beschikbaar als de optionele GPS-unit bevestigd is op de camera en ingeschakeld is. (p.102)
Opnamen maken met Live weergave
Standaard infoweergave
Geen infoweergave
Het beeld van Live weergave en de instellingen voor het maken van opnamen met Live weergave worden weergegeven. (p.11)
Bepaalde pictogrammen, zoals die voor de opnamestand en de transportstand, worden niet getoond.
t Memo
• Het statusscherm wordt altijd weergegeven wanneer de camera wordt uitgezet en weer wordt aangezet. Als de camera wordt uitgezet en weer wordt aangezet terwijl [Display opname-info] ingesteld is op [Aan] bij [Geheugen] in het menu A4, verschijnt het scherm dat is geselecteerd op het scherm voor selectie van het display van de opname-informatie. (p.87)

Weergavestand

De gemaakte opname en opname-informatie worden weergegeven in de enkelbeeldweergave van de weergavestand. Druk op G om het type informatie te wijzigen dat wordt weergegeven in de enkelbeeldweergave. Gebruik CD om het type te selecteren en druk op E.
100-0001
1/
2000
F2.8
200
Standaard infoweergave
Gedetailleerde infoweergave
Histogramweergave
G
Standaard infoweergave
1/
+0.3
2000
De gemaakte opname, de bestandsindeling, de belichtingsparameters, en de indicaties van de bedieningsaanwijzingen worden weergegeven.
Op het scherm worden details van de opname-instellingen en het tijdstip van de opname weergegeven. (p.14)
De gemaakte opname en het helderheidshistogram worden getoond. (p.15) Niet beschikbaar tijdens het afspelen van video's.
F2.8
200
100-0001
+0.3
1
Inleiding
13
RGB-
1
3
456 7
11351098
2
2
12 13 14 17
181615
20
24
27 37
25 26 28 29 3130 32 3334
21 23
19
36
1
3
456 7
35
388
12 13 14 39
181615
20
243725 40 28 29
21 23
22
36
1
3
41
43 44
45
47
48
46
46
42
657
+1. 0+1.0
1/
200 01/2000 F2 .8F2.8
55. 0mm55.0mm
55. 0mm55.0mm
160 01600
500 0K5000K
500 0K5000K
100 -0001100-0001
+1. 5+1.5
±0±
0
±0±
0
±0±
0
±0±
0
±0±
0
10: 3010:30
10' 10"10'10"
1/
1251/125 F8. 0F8.0
G1A 1G1A1
100 -0001100-0001
0.00.0
160 01600
G1A 1G1A1
±0±
0
±0±
0
±0±
0
±0±
0
±0±
0
10: 3010:30
100 -0001100-0001 0m0m 12 3°123° N 36°45 .410'N 36°45.410'
10: 00:0010:00:00
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ 123456123456
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ 123456123456
W14 0°02.0 00'W140°02.000'
07/ 07/201 407/07/2014
07/ 07/201 407/07/2014
07/ 07/201 407/07/2014
Foto's
Video’s
Pagina 2
AB
histogramweergave
1
Geen infoweergave Enkel de opname wordt weergegeven.
Inleiding
histogram worden getoond. (p.15) Niet beschikbaar tijdens het afspelen van video's.
t Memo
• Het scherm dat is geselecteerd in het scherm voor selectie van het display van de weergave-info, wordt weergegeven in de weergavestand wanneer de camera wordt uitgezet en weer wordt aangezet. Indien [Display weergave-info] ingesteld is op [Uit] bij [Geheugen] in het menu A4, dan verschijnt het [Standaard infoweergave] altijd als eerste
De gemaakte opname en het RGB
wanneer de camera wordt aangezet. (p.87)
14
Gedetailleerde Infoweergave
1 Gemaakte opname 2 Rotatie-informatie (p.74) 3 Opnamestand (p.43) 4 Digitaal filter (p.67)/
HDR-opname (p.68)
5 Verzonden via draadloos
LAN (p.93)
Beveiligingsinstelling (p.88)
6 7 Mapnummer-
bestandsnummer (p.88)
8 Transportstand (p.60) 9 Flitsinstelling (p.52) 10 Flitsbelichtings-
compensatie (p.52)
11 Correctie kleurmoiré (p.78)
100 -0001
1/
200 0
F2. 8
200
+0. 3
100 -0001
1/
200 0
F2. 8
200
+0. 3
Helderheidshistogram
AB
RGB-histogram
12 Sluitertijd 13 Diafragmawaarde 14 Shake Reduction (p.21)/
Movie SR (p.23)
15 Gevoeligheid (p.50) 16 Belichtingscorrectie (p.47) 17 Scherpstellingsmethode
(p.54)
18 Autom. lichtmeting (p.51) 19 Scherpstelgebied
(AF-punt) (p.56)
20 Witbalans (p.62) 21 Fijnafstemming
witbalans (p.63)
22 AA-filtersimulator (p.69) 23 Brandpuntafstand objectief 24 Bestandsindeling (p.42) 25 JPEG-resolutie (p.42)/
Videoresolutie (p.42)
26 JPEG kwaliteitsniveau
(p.42)
27 Kleurruimte (p.28) 28 Hooglichtcorrectie (p.68) 29 Schaduwcorrectie (p.68) 30 Vervormingscorrectie
(p.69)
31 Instelling laterale
chromatische aberratie (p.69)
32 Perifere
verlichtingscorrectie (p.69)
33 Diffractiecorrectie (p.69) 34 Correctie kleurrand (p.82) 35 Instelling Aangepaste
opname (p.65)
36 Parameters aangepaste
opname
37 Opnamedatum en -tijd 38 Tijdsduur van de
opgenomen film
39 Volume 40 Beeldsnelheid (p.42) 41 Hoogte (p.102) 42 Richting van
het objectief (p.102)
43 Geografische
breedte (p.102)
44 Geografische lengte
(p.102)
45 UTC 46 Waarschuwing dat
integriteit van informatie is geschonden
47 Fotograaf (p.92) 48 Copyrighthouder (p.92)
Histogramweergave/RGB-histogramweergave
Gebruik AB om te wisselen tussen de histogramweergave en de RGB-histogramweergave.
134
2
100-0001
1/
2000
F2.8
200
+0.3
6 7 8 9 10
1 Histogram (Helderheid) 2 Schakelen RGB-
histogram/ helderheidshistogram
3 Beveiligingsinstelling 4 Mapnummer-
bestandsnummer
5
1
1/
6 7 8 109
7 Sluitertijd 8 Diafragmawaarde 9 Gevoeligheid 10 Belichtingscorrectie 11 Histogram (R) 12 Histogram (G) 13 Histogram (B)
2000
F2.8
200
3425
100-0001
+0.3
5 RAW-data opslaan 6 Bestandsindeling
1
Inleiding
11
12
13
15

Zoeker

De volgende informatie wordt in de zoeker getoond als deze gebruikt wordt voor het maken van opnamen.
1
Inleiding
4
5 7 8 9
1 AF-kader (p.39) 2 Spotmeetkader (p.51) 3 AF-punt (p.56) 4 Flitsindicatie (p.52) 5 Focusmethode (p.54) 6 Sluitertijd 7 Diafragmawaarde 8 Scherpstelindicatie (p.39) 9 LW-staafgrafiek 10 ISO/ISO AUTO 11 Gevoeligheid (p.50)/
Belichtings­compensatiewaarde
1
61011
3
2
1716151413
12 Belichtingsgeheugen
(p.48)
13 AF-punt wijzigen (p.56) 14 Autom. lichtmeting (p.51) 15 Shake Reduction (p.21) 16 Flitsbelichtings-
compensatie (p.52)
17 Belichtingscorrectie (p.47)/
Belichtingsbracketing (p.62)
18 Bestandsindeling (p.42)
t Memo
• De informatie wordt weergegeven in de zoeker als 0
half ingedrukt wordt, of gedurende de bedrijftijd van de lichtmeter (standaardinstelling: 10 sec.).
• Het voor autofocus gebruikte AF-punt wordt in het rood
getoond (AF-punt weergeven) als 0 half ingedrukt wordt. U kunt dit instellen op [Uit] bij [14 AF-punt weergeven] in het menu E2.
• U kunt de dioptrie instellen
1
12
18
in de zoeker met behulp van de dioptriecorrectieknop. Als het moeilijk is om de dioptriecorrectieknop in te stellen, trek de oogschelp dan omhoog en verwijder deze. Stel de correctieknop in totdat het AF-kader in de zoeker scherp en duidelijk is.
16
Hoe functie-instellingen kunnen
10: 23
99 99 9
99 99 9
Bestandsindeling
07/ 07/ 201 4
Bestandsindeling
Annul.
OK
Gebruik ABCD om een item te selecteren.
Gebruik V om instellingen te wijzigen.
Druk op F om te stoppen met instellen.
Druk op E om het geselecteerde item te bevestigen en terug te gaan naar het bedieningspaneel.
Druk op E voor het maken van gedetailleerde instellingen.
worden gewijzigd
De camerafuncties en de instellingen hiervan kunnen op de volgende manieren worden geselecteerd en gewijzigd.
Richtingsknoppen Druk op ABCD in de standby-stand.
Bedieningspaneel
Menu’s Druk op F.
Druk op G in de standby-stand. (in deze handleiding aangegeven met het pictogram v)

Het bedieningspaneel gebruiken

U kunt vaak gebruikte opnamefuncties instellen. Druk op G in de standby-stand.
Bestandsindeling
07/07/2014
10:23
99999
G
1
Inleiding

De richtingsknoppen gebruiken

A
B
C
D
Gevoeligheid p.50
Witbalans p.62
Flitsinstelling p.52
Transportstand p.60
WXYZ
Bestandsindeling
Annul.
99999
OK
17

De menu's gebruiken

1
2
GPSGPS
2
GPSGPS
1
PE FPEF
Aangepaste opnameAangepaste opname Opname-instell. foto'sOpname-instell. foto's AF-instellingenAF-instellingen Autom. lichtmetingAutom. lichtmeting Digitaal filterDigitaal filter HDR-opnameHDR-opname
EindeEinde
ObjectiefcorrectieObjectiefcorrectie Instellingen D-rangeInstellingen D-range Ruisond. hoge ISO-wrdRuisond. hoge ISO-wrd Ruisond. lange sltrtijdRuisond. lange sltrtijd
EindeEinde
ObjectiefcorrectieObjectiefcorrectie Instellingen D-rangeInstellingen D-range Ruisond. hoge ISO-wrdRuisond. hoge ISO-wrd Ruisond. lange sltrtijdRuisond. lange sltrtijd
Annul.Annul.
OKOK
Aangepaste opnameAangepaste opname Opname-instell. foto'sOpname-instell. foto's AF-instellingenAF-instellingen Autom. lichtmetingAutom. lichtmeting
EindeEinde
Digitaal filterDigitaal filter HDR-opnameHDR-opname
BestandsindelingBestandsindeling JPEG-resolutieJPEG-resolutie
Opname-instell. foto'sOpname-instell. foto's
JPEG kwaliteitsniveauJPEG kwaliteitsniveau RAW-formaatRAW-formaat
Gebruik AB om een item te selecteren.
Druk op F om het menuscherm te verlaten.
Menutabs
Druk op D om het pop-up­menu op te roepen.
Druk op D om het submenu op te roepen.
Druk op E om het geselecteerde item te bevestigen.
Druk op F om het pop-up­menu te annuleren.
Druk op F om terug te gaan naar het vorige scherm.
Gebruik AB om een item te selecteren.
Gebruik V om een andere menutab te selecteren.
De meeste functies worden ingesteld vanuit de menu’s. Functies die kunnen worden ingesteld op het bedieningspaneel, kunnen ook worden ingesteld vanuit de menu’s.
1
Inleiding
18
F
t Memo
• Voor de Pers.instelling-menu’s (E1-4) kunt u in volgorde van de menu’s op de monitor het instellingenscherm van het volgende onderdeel weergeven door aan V te draaien terwijl het submenu van het momenteel geselecteerde onderdeel getoond wordt.
• Druk op F om de eerste tab van de betreffende menu’s weer te geven voor de camera-instellingen op dat moment. Om de laatst geselecteerde menutab als eerste weer te geven, stelt u dit in bij [23 Menulocatie opslaan] in het menu E4
• Instellingen worden naar de standaardwaarde teruggezet met [Reset] in het menu D3. Om alle instellingen van de Pers.instelling­menu’s terug te zetten naar de standaardwaarde, gebruikt u [Reset pers.instellingen] in het menu E4 (Sommige instellingen zijn niet van toepassing.)
1
Inleiding
19

Menulijst

Menu’s Opnamemodus

1
Inleiding
Menu Onderdeel Functie Standaardinstelling Pagina
Aangepaste opname
Scènemodus
Effectmodus
*1 *4
*2 *4
*3 *4
Bestandsindeling
Opname­instell. foto's
A1
AF­instellingen
Autom. lichtmeting
Digitaal filter
HDR­opname
JPEG-resolutie
JPEG kwaliteitsniveau
RAW-formaat Stelt de RAW-bestandsindeling in. PEF
AF-modus
Actief AF-gebied
AF-hulplicht
*4
HDR-opname
Automatisch uitlijnen Stelt in of de compositie automatisch wordt aangepast. Aan
*4
*4
*4
*4
*4
*4
20
Stelt de afwerking van de opname in met betrekking tot bijvoorbeeld kleur en contrast voordat de opname wordt gemaakt. Selecteert de scènestand die het meest geschikt is voor de situatie. (stand S) Selecteert de speciale effecten die aan foto’s kunnen worden toegevoegd. (stand W)
*4
Stelt de bestandsindeling van opnamen in. JPEG Stelt de opnamegrootte in van opnamen die worden opgeslagen in de JPEG-indeling.
Stelt de kwaliteit in van opnamen die worden
*4
opgeslagen in de JPEG-indeling.
Selecteert de methode voor automatische scherpstelling als opnamen worden gemaakt met de zoeker. Selecteert het gebied waarin scherp wordt gesteld
*4
als opnamen worden gemaakt met de zoeker. Stelt in of het hulplicht moet worden gebruikt tijdens automatische scherpstelling op donkere locaties. Selecteert het gedeelte van de sensor dat moet worden gebruikt voor lichtmeting en het bepalen van de belichting. Past een digitaal filtereffect toe bij het maken van opnamen. Stelt het type opnemen met hoog dynamisch bereik in. Uit
Stelt de hoeveelheid in voor wijziging van de belichting. ±2 LW
Helder p.65
Portret p.43
Kleurvervaging p.45
q
m
z
Auto (11 AF-
punten)
Aan p.55
Meervlaks p.51
Geen filter p.67
p.42
p.55
p.56
p.68Bracketwaarde
Menu Onderdeel Functie Standaardinstelling Pagina
Vermindert vervormingen en chromatische aberraties
Objectief­correctie
A2
Instellingen D-range
Ruisond. hoge ISO-wrd
Ruisond. lange sltrtijd
GPS
Live weergave
A3
AA-filtersimulator
Shake Reduction
Vervormingscorrectie
Aanp. Lat. Chr. Abb.
Perifere verlicht. corr.
Diffractiecorrectie
Hooglichtcorrectie
Schaduwcorrectie
*4
*4
*4
die optreden als gevolg van objectiefeigenschappen. Vermindert laterale chromatische aberraties die
*4
optreden als gevolg van objectiefeigenschappen. Vermindert perifere lichtvermindering die optreedt
*4
als gevolg van objectiefeigenschappen. Corrigeert wazigheid die wordt veroorzaakt door
*4
diffractie bij gebruik van een kleine diafragmaopening. Breidt het dynamisch bereik uit en voorkomt
*4
overbelichte gebieden. Breidt het dynamisch bereik uit en voorkomt
*4
onderbelichte gebieden. Selecteert de ruisonderdrukkingsinstelling voor het maken van opnamen met een hoge ISO-gevoeligheid. Selecteert de ruisonderdrukkingsinstelling voor het maken van opnamen met een lage sluitertijd. Stelt de camerawerking in voor wanneer de optionele GPS-unit op de camera wordt gebruikt.
Contrast-AF
*4
Scherpe contouren
Stelt de AF-modus in voor het maken van opnamen met Live weergave. Benadrukt de omtrek van het onderwerp waarop
*4
u scherpstelt en maakt het gemakkelijker om de scherpstelling te controleren.
Rasterweergave Toont het raster tijdens Live weergave. Uit
Histogramweergave Toont het histogram tijdens Live weergave. Uit
Overbelichting
*4
*4
Stelt in dat overbelichte gebieden in rood knipperen tijdens Live weergave. Toepassen van de lage filtereffecten gedurende het mechanisme voor Shake Reduction. Activeert de functie Shake Reduction. Aan
Uit
Aan
p.69
Uit
Aan
Auto
p.68
Auto
Auto p.51
Auto p.47
–p.102
Gezichtsherkenning p.57
Uit p.58
p.11
Uit
Uit p.69
Stelt de brandpuntsafstand in bij het gebruik van
Inv brandp afstand
een objectief dat niet automatisch objectiefinformatie
35mm p.99
kan doorgeven.
1
Inleiding
21
Menu Onderdeel Functie Standaardinstelling Pagina
1
Inleiding
Moment­controle
A4
Knoppen aanpassen
Geheugen
*1 De functie verschijnt in andere standen dan S of W. *2 De functie verschijnt in de stand S. *3 De functie verschijnt in de stand W. *4 De functies kunnen ook worden ing esteld met het bedieningspaneel.
Weergavetijd Stelt de weergavetijd in voor Momentcontrole. 1sec
Momentcontr. vergrot.
RAW-data opslaan
Wissen
Histogramweergave Toont het histogram tijdens Momentcontrole. Uit
Overbelichting
AF/AE-L-knop Stelt de functie in voor wanneer f wordt ingedrukt. AF1 inschakelen
AF/AE-L-knop (film)
Groene knop Stelt de functie in voor wanneer M wordt ingedrukt. Groene knop
Instelling e-knoppen
Stelt in of tijdens Momentcontrole de opname wordt vergroot. Stelt in of tijdens Momentcontrole de RAW-gegevens worden opgeslagen. Stelt in of tijdens Momentcontrole de weergegeven opname kan worden verwijderd.
Stelt in dat overbelichte gebieden in rood knipperen tijdens Momentcontrole.
Stelt de functie in voor wanneer f wordt ingedrukt in de stand C.
Keert de richting van de rotatie om voor wanneer de waarde wordt vergroot als aan V wordt gedraaid.
Bepaalt welke instellingen moeten worden opgeslagen wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
Aan
Aan
Aan
Uit
AF1 inschakelen
Naar rechts roteren
Aan voor andere
instellingen dan Digitaal filter, HDR­opname en Display
van opname-info
p.39
p.83
p.87
22

Videomenu

Menu Onderdeel Functie Standaardinstelling Pagina
Opname-instell. films
Niveau opnamegeluid
C1
Digitaal filter
Movie SR
*1 De functies kunnen ook worden ing esteld met het bedieningspaneel.
*1
*1
Stelt de opnameresolutie en de beeldsnelheid van de film in. u/30p p.42
Stelt het Niveau opnamegeluid en het volumeniveau
*1
*1
voor het maken van opnamen in.
Past een digitaal filtereffect toe bij het maken van een film. Geen filter p.67
Activeert de functie Video Shake Reduction. Aan
Auto p.49

Menu Weergeven

Menu Onderdeel Functie Standaardinstelling Pagina
Dia­voorstelling
Snel zoomen
B1
Overbelichting
Auto opnamerotatie
Alle beelden beveiligen Beveiligt alle opgeslagen opnamen in één keer. Alle opnamen verwijderen Verwijdert alle opgeslagen opnamen in één keer.
Weergaveduur Stelt een interval voor weergave van opnamen in. 3sec
Schermeffect
Weergeven herhalen
Autom. video afspelen
Stelt een overgangseffect in van de ene naar de andere opname.
Start opnieuw de diavoorstelling vanaf het begin nadat de laatste opname is weergegeven.
Speelt films af tijdens de diavoorstelling. Aan
Bepaalt de aanvankelijke vergroting wanneer u opnamen vergroot. Stelt in dat overbelichte gedeelten in rood knipperen in de standaard infoweergave of histogramweergave tijdens de weergavestand. Roteert opnamen die zijn gemaakt terwijl de camera verticaal werd gehouden of waarvan de rotatie-informatie is gewijzigd.
Uit
Uit
Uit
Uit
Aan p.74
p.73
1
Inleiding
23

Instellen-menu’s

Menu Onderdeel Functie Standaardinstelling Pagina
1
Inleiding
Language/W Wijzigt de taal. English p.36
Datum instellen Stelt de datum en tijd en de weergavenotatie in. 01/01/2014 p.37
Wereldtijd
Tekstformaat
D1
Geluidseffecten
LCD-display
Instell. LCD-display
Hulpdisplay
Weerg. kleur
Schakelt tussen de datum- en tijdweergave van uw woonplaats en die van een opgegeven stad.
Stelt in of de tekstgrootte wordt vergroot als een menu­item wordt geselecteerd.
Schakelt het bedieningsgeluid in/uit en wijzigt het volume voor In-focus, AE-L, Zelfontspanner, Afstandsbediening, AF-punt wijzigen, en 1x voor bestandsformaat.
Stelt in of de indicatoren worden weergegeven wanneer de opnamestand wordt gewijzigd.
Stelt de weergavekleur in van het statusscherm, het bedieningspaneel en de menucursor.
Stelt de helderheid, de verzadiging en de kleur van de monitor in.
Thuistijd p.87
Stand. p.36
Volume 3/
Alles ingeschakeld
Aan p.39
1p.12
0–
24
Menu Onderdeel Functie Standaardinstelling Pagina
USB-aansluiting
HDMI uit
Mapnaam
Nieuwe map maken Maakt een nieuwe map aan op de geheugenkaart. p.90
Bestandsnaam
D2
Opeenvolg.
Bestands­nummer
Copyrightinformatie
nummering
Herstel bestandsnr.
Stelt de USB-aansluitingsstand in bij aansluiting van de camera op een computer.
Stelt het uitgangssignaal in bij aansluiting op een audiovisueel apparaat met een HDMI-ingang.
Stelt de mapnaam in waarin de opnamen worden opgeslagen.
Stelt de bestandsnaam in die wordt toegewezen aan een opname.
Stelt in of er verder gegaan moet worden met vervolgnummering voor de bestandsnaam wanneer een nieuwe map aangemaakt is.
Stelt de instelling voor de bestandsnummering terug, en keert terug naar 0001 telkens wanneer een nieuwe map wordt aangemaakt.
Stelt in of informatie over de fotograaf en copyright wordt ingesloten in de Exif-gegevens.
MSC p.76
Auto p.75
Dat, p.88
IMGP/_IMG p.90
Aan
p.91
Uit p.92
1
Inleiding
25
Menu Onderdeel Functie Standaardinstelling Pagina
Vermindert de schermflikkering door de vermogensfrequentie in te stellen.
Stelt de tijd in waarna de camera automatisch wordt uitgeschakeld als binnen die tijd geen bedieningshandelingen worden verricht.
Laat het lampje van de hoofdschakelaar, het lampje van de functiekiezer, het E-lampje en de greeplampjes branden wanneer de camera wordt aangezet.
Laat de greeplampjes branden tijdens het aftellen voor het maken van opnamen met de zelfontspanner.
Laat de greeplampjes branden wanneer opnamen worden gemaakt met een afstandsbediening.
Stelt in welke camera-actie wordt uitgevoerd voor wanneer een Eye-Fi-kaart of Flucard wordt gebruikt.
Stelt de instellingen terug van de richtingsknoppen en voor de items van het menu A, het menu C, het menu B, het menu D, het bedieningspaneel, en het weergavepalet.
Brengt defecte pixels van de CMOS-sensor in kaart en corrigeert deze.
Zet de spiegel vast in de omhoog geklapte stand om de CMOS-sensor te kunnen reinigen met een blaasbalgje.
Toont de firmwareversie van de camera. U kunt de huidige firmwareversie controleren voordat een update wordt uitgevoerd.
50Hz
1min p.36
Sterk
Aan
Aan
–p.93
––
–p.104
–p.104
––
1
Inleiding
Flikkerreductie
Auto Uitsch.
Overige indicatielamp.
Indicatie-
D3
lampjes
Draadloze geh.kaart
Reset
Pixeluitlijning
Sensor stofvrij maken Reinigt de CMOS-sensor door deze te schudden. Uit p.104
Sensor reinigen
D4
Formatteren Formatteert een geheugenkaart. p.38
Info/opties firmware
Zelfontspanner
Afstands­bediening
26
p.10

Pers.instelling-menu’s

Menu Onderdeel Functie Standaardinstelling Pagina
1 LW-stappen Stelt de aanpassingsstappen in voor de belichting. 1/3 LW Stap p.47
2 Gevoeligheidsstappen
3 Bedrijftijd lichtmtr Stelt de bedrijfstijd van de lichtmeter in. 10sec
4 AE-L met AF lock
E1
5 Kopp. AE en AF-punt
6 Auto LW-correctie
7 Opties Bulb (B)-modus
8 Volgorde bracketing
9 Bracketing-in-één
10 Instellingsbereik witbalans
E2
11 WB bij flitsen
12 AWB bij lamplicht
13 Kleurtemperatuurstappen Stelt de aanpassingsstappen in voor de kleurtemperatuur. Kelvin p.64
14 AF-punt weergeven
Stelt de aanpassingsstappen in voor de ISO­gevoeligheid.
Stelt in of de belichtingswaarde wordt vergrendeld wanneer er is scherp gesteld.
Stelt in of de belichtingswaarde en het AF-punt in het scherpstelgebied gekoppeld moeten worden.
Stelt in of de belichting automatisch moet worden gecorrigeerd als een juiste belichting niet kan worden vastgesteld.
Bepaalt de camerahandeling wanneer u op 0 drukt in de stand M.
Stelt de volgorde in voor het maken van opnamen met Belichtingsbracketing. Stelt in of bij gebruik van Belichtingsbracketing alle beelden moeten worden gemaakt bij één keer ontspannen. Stelt in of automatische fijnafstemming van de witbalans moet worden uitgevoerd als de lichtbron wordt gespecificeerd voor de witbalansinstelling. Stelt de witbalansinstelling in voor wanneer een flitser wordt gebruikt. Stelt de kleurtoon van lamplicht in voor wanneer de witbalans wordt ingesteld op [Automatische witbalans].
Stelt in of het actieve AF-punt in de zoeker rood wordt weergegeven.
Stappen van 1 LW p.50
Uit
Uit p.51
Uit
Type 1
0 - + p.62
Uit p.62
Vast p.63
Automatische
witbalans
Krachtige correctie p.63
Aan p.16
p.63
1
Inleiding
27
Menu Onderdeel Functie Standaardinstelling Pagina
15 AF.S-instelling
1
Inleiding
28
16 Actie 1e beeldje bij AF.C
17 Actie bij AF.C Continu
E3
18 AF-status vasthouden
19 AF met afstandsbediening
20 Ontspant bij opladen
21 Kleurruimte Stelt de te gebruiken kleurruimte in. sRGB
22 Rotatie-info opslaan
23 Menulocatie opslaan
24 Catch-in focus
E4
25 AF-aanpassing
26 Diafragmaring gebruiken
Reset pers.instellingen
Stelt in wat de prioriteit van acties is voor wanneer de scherpstelstand ingesteld is op x en 0 volledig wordt ingedrukt. Stelt in wat de prioriteit van acties is voor het eerste beeldje wanneer de scherpstelstand ingesteld is op y en 0 volledig wordt ingedrukt.
Stelt de prioriteit van acties in voor Continuopname voor wanneer de scherpstelstand ingesteld is op y. Stelt in of de scherpstelling gedurende een bepaalde tijd behouden blijft als het onderwerp uit het geselecteerde scherpstelgebied verdwijnt nadat er scherp gesteld is. Bepaalt of autofocus moet worden gebruikt wanneer u opnamen maakt met een afstandsbediening. Stelt in of de sluiter al dan niet kan worden ontspannen terwijl de ingebouwde flitser opgeladen wordt.
Stelt in of bij het maken van opnamen de rotatie­informatie moet worden opgeslagen. Slaat de tab op die als laatste werd weergegeven op de monitor en toont deze opnieuw als de volgende keer op F wordt gedrukt. Stelt in of Catch-In Focus opnamen mogelijk zijn wanneer een handmatig scherpstelobjectief aangesloten is. De sluiter wordt automatisch ontspannen als er scherp gesteld is op het onderwerp. Maakt fijnafstelling van uw objectieven met het autofocussysteem van de camera mogelijk. Bepaalt of de ontspanner kan ontspannen wanneer de diafragmaring ingesteld is op een andere positie dan 9 (Auto). Zet alle instellingen van de Pers.instelling-menu’s terug naar de standaardinstelling.
Scherpstellings-
voorkeuze
Sluitervoorkeuze p.55
Scherpstellings-
voorkeuze
Aan p.74
Menulocatie
resetten
Deactiveren p.100
p.55
p.55
Uit p.55
Uit p.61
Uit p.53
p.19
Uit
Uit p.59
––

Bevestigen van dedraagriem Een objectief bevestigen

1 Trek het uiteinde van de riem
door de riembevestiging en maak de riem vast aan de binnenkant van de gesp.
2 Bevestig het andere uiteinde op dezelfde manier.
1 Zorg ervoor dat de camera uitgeschakeld is. 2 Verwijder de dop van
de cameravatting (1) en de dop van de objectiefvatting (2).
Zorg er na verwijdering van de dop voor dat het objectief wordt neergelegd met de objectiefvatting naar boven gericht.
3 Zorg ervoor dat de
richttekens van de objectiefvatting (de rode puntjes: 3) op de camera en het objectief tegenover elkaar liggen. Draai vervolgens het objectief met de klok mee tot het vast klikt.
3
2
Voorbereidingen
29
Het objectief verwijderen
Bevestig de objectiefdop, en draai het objectief vervolgens linksom terwijl u de ontgrendelingsknop van het objectief ingedrukt houdt (4).
2
Voorbereidingen
u Opgelet
• Kies bij het bevestigen of verwijderen van het objectief voor een omgeving die relatief vrij is van vuil en stof.
• Zorg dat de dop van de cameravatting op de camera is geplaatst indien geen objectief bevestigd is.
4
• Bevestig de dop voor de objectiefvatting en de objectiefdop op het objectief nadat u het objectief van de camera heeft gehaald.
• Ga niet met uw vingers in de objectiefvatting van de camera en raak de spiegel niet aan.
• De camerabehuizing en objectiefvatting bevatten informatiecontacten voor het objectief. Vuil, stof of roest kunnen het elektrisch systeem beschadigen. Neem voor professionele reiniging contact op met het dichtstbijzijnde servicecentrum.
• Wij kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor ongelukken, problemen en defecten die het gevolg zijn van het gebruik van objectieven van een ander merk.
t Memo
• Zie “Functies beschikbaar met diverse objectieven” (p.97) voor meer informatie over de objectieffuncties.
30

Gebruik van de batterij en lader

Batterijlader Indicatielampje
Netsnoer
Gebruik uitsluitend de batterij D-LI109 en batterijlader D-BC109. Deze zijn speciaal voor deze camera ontwikkeld.

De batterij opladen

1 Sluit het netsnoer aan op de batterijlader. 2 Sluit het netsnoer aan op een stopcontact.
3 Zorg ervoor dat de markering
A op de batterij naar boven is gericht en plaats de batterij in de batterijlader.
Plaats de batterij in een hoek in de batterijlader, en breng de batterij daarna op zijn plaats. Het indicatielampje brandt tijdens het opladen en gaat uit als de batterij volledig is opgeladen.
u Opgelet
• Gebruik de batterijlader D-BC109 uitsluitend voor het opladen van de oplaadbare lithium-ion batterij D-LI109. Het opladen van andere batterijen kan schade en hitte veroorzaken.
• Vervang in de volgende gevallen de batterij door een nieuwe:
• Indien het indicatielampje knippert of niet meer brandt
na het correct plaatsen van de batterij
• Indien de batterij sneller leeg is na het opladen (de batterij
heeft het einde van de levensduur bereikt)
t Memo
• De maximale oplaadtijd is circa 240 minuten (dit hangt af van de temperatuur en resterende batterijcapaciteit). Laad de batterij op in een gebied met een temperatuur tussen 0°C en 40°C (32°F en 104°F).
2
Voorbereidingen
31

De batterij plaatsen/uitnemen

u Opgelet
• Plaats de batterij op de juiste wijze. Als de batterij verkeerd is geplaatst, kan deze mogelijk niet meer worden verwijderd.
• Maak de elektroden van de batterij schoon met een zachte
2
droge doek voordat u de batterij plaatst.
Voorbereidingen
• Open de klep van het batterij/geheugenkaartcompartiment niet en neem de batterij niet uit het compartiment als de camera ingeschakeld is.
• Wees voorzichtig, want de camera of de batterij kan heet worden nadat u de camera gedurende langere tijd ononderbroken hebt gebruikt.
• Verwijder de batterij als u van plan bent de camera langere tijd niet te gebruiken. De batterij kan gaan lekken en schade toebrengen aan de camera als u de batterij in de camera achterlaat en lange tijd niet gebruikt. Laad de batterij, voordat u deze opbergt, gedurende 30 minuten op als u denkt de verwijderde batterij zes maanden of langer niet te zullen gebruiken. Zorg ervoor dat u de batterij iedere zes tot twaalf maanden oplaadt.
• Bewaar de batterij op een plek waar de temperatuur op of beneden de kamertemperatuur blijft. Vermijd plekken met hoge temperaturen.
• De datum en tijd worden mogelijk gereset indien de batterij gedurende langere tijd uit de camera is. Stel in dat geval de huidige datum en tijd opnieuw in.
1 Open de klep van
het batterij/geheugenkaart­compartiment.
Verschuif de ontgrendelingsknop (1) van de klep van het batterij/ geheugenkaartcompartiment voordat u de klep opent.
1
2 Houd de batterij met de
markering A op de batterij naar het objectief gericht, en
2
plaats de batterij naar binnen totdat deze vast op zijn plaats zit.
Als u de batterij wilt verwijderen, duwt u de batterijvergrendelingsschakelaar in de richting van (2).
3 Sluit de klep van het batterij/
geheugenkaart­compartiment.
t Memo
• Het batterijniveau wordt mogelijk niet correct weergegeven als de camera bij lage temperaturen wordt gebruikt of wanneer lange tijd continuopnamen worden gemaakt.
32
• De batterijen kunnen bij lage temperaturen tijdelijk minder goed functioneren. Houd bij gebruik van de camera in een koud klimaat extra batterijen bij de hand, die u warm houdt in uw zak. Bij het bereiken van kamertemperatuur worden de batterijprestaties weer normaal.
• Zorg ervoor dat u extra batterijen bij u hebt als u naar het buitenland gaat of een groot aantal opnamen wilt maken.

Gebruik van de netvoedingsadapter

We adviseren u gebruik te maken van de optionele netvoedingsadapter kit K-AC128 als u de monitor langdurig gebruikt of de camera aansluit op uw computer of audiovisueel apparaat.
1 Zorg ervoor dat de camera uitgeschakeld is. 2 Open de klep van het batterij/
geheugenkaartcompartiment.
Verwijder de batterij als deze in de camera is geplaatst.
2
Voorbereidingen
3 Trek aan de rechterzijde
van de klep van het batterij/ geheugenkaartcompartimen t de klep (1) van de verbindingskabel naar buiten.
4 Plaats de DC-koppeling in
het batterijcompartiment.
1
33
5 Sluit de klep van het batterij/
geheugenkaart­compartiment.
Controleer of de verbindingskabel uit
2
het klepgedeelte van de verbindingskabel steekt.
Voorbereidingen
6 Sluit de DC-koppeling en de netvoedingsadapter
aan.
7 Sluit het netsnoer aan op de netvoedingsadapter en
steek het netsnoer vervolgens in het stopcontact.
u Opgelet
• Zorg dat de camera is uitgeschakeld alvorens de netvoedingsadapter aan te sluiten of los te maken.
• Zorg ervoor dat de kabels goed aangesloten zijn op de aansluitpunten. De geheugenkaart of de gegevens kunnen beschadigd raken indien de verbinding met de netstroom wordt verbroken terwijl er op de kaart wordt gewerkt.
• Plaats na verwijdering van de DC-koppeling de klep van de verbindingskabel terug naar zijn oorspronkelijke plaats.
• Lees vóór gebruik van de netvoedingsadapterset eerst de bijbehorende gebruiksaanwijzing.
34

Geheugenkaart plaatsen

Met deze camera kunnen de volgende geheugenkaarten worden gebruikt.
• SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, en SDXC-geheugenkaart
• Eye-Fi-kaart
• Flucard compatibel met deze camera
Deze kaarten worden in deze handleiding geheugenkaarten genoemd.
1 Zorg ervoor dat de camera uitgeschakeld is.
Druk de geheugenkaart éénmaal naar binnen en laat deze los om de geheugenkaart te verwijderen.
4 Sluit de klep van het batterij/
geheugenkaart­compartiment.
2
Voorbereidingen
2 Open de klep van het
batterij/geheugenkaart­compartiment.
3 Breng de kaart volledig
naar binnen in de geheugenkaartsleuf, met het etiket van de geheugenkaart naar de monitor gericht.
u Opgelet
• Verwijder de geheugenkaart niet wanneer het kaartlampje (oranje) brandt.
1
• Als de klep van het batterij/geheugenkaartcompartiment wordt geopend terwijl de stroom ingeschakeld is, wordt de camera uitgeschakeld. Open de klep niet terwijl de camera wordt gebruikt.
• Gebruik deze camera om geheugenkaarten te formatteren (initialiseren) die nog niet eerder zijn gebruikt, of die in andere apparaten zijn gebruikt. (p.38)
• Gebruik een snelle geheugenkaart als u video opneemt. Als de snelheid waarmee wordt geschreven, achterblijft bij de snelheid waarmee wordt opgenomen, kan het schrijven tijdens het opnemen worden afgebroken.
t Memo
• Bij het gebruik van een Eye-Fi-kaart of een Flucard, kijkt u in “Gebruik van een draadloze geheugenkaart” (p.93).
35

Eerste instellingen

Tekstformaat
Stand.
Amsterdam
Nederl.
Basisinstellingen
instellingen voltooid
Annul.
Thuistijd
Amsterdam Zomertijd
Annul.
OK
Tekstformaat
Stand. Groot
Amsterdam
Basisinstellingen
instellingen voltooid
Annul.
OK
Zet de camera aan en verricht de eerste instellingen.

De camera aanzetten

2
1 Zet de hoofdschakelaar
Voorbereidingen
op [ON].
Het lampje gaat groen branden. Als u na aankoop van de camera deze voor de eerste keer inschakelt, verschijnt het scherm [Language/W].
t Memo
• De netvoeding wordt automatisch uitgeschakeld indien u binnen een vooraf bepaalde tijdsduur geen bedieningshandelingen uitvoert. (Standaardinstelling: 1 min.) U kunt de instelling wijzigen bij [Auto Uitsch.] in het menu D3. (p.26)
2 Druk op B om het kader te verplaatsen naar F
en druk op D.
Het scherm [F Thuistijd] verschijnt.
3 Gebruik CD om een stad
Thuistijd
te selecteren.
Gebruik V om de regio te wijzigen. Zie “Lijst met steden voor Wereldtijd” (p.112) voor steden die als thuistijd kunnen worden geselecteerd.
Amsterdam Zomertijd
Annul.
4 Druk op B om [Zomertijd] (DST) te selecteren, en
gebruik CD om Y of Z te selecteren.
5 Druk op E.
Het scherm [Basisinstellingen] verschijnt weer.
6 Druk op B om [Tekstformaat] te selecteren
en druk op D.
OK

De weergavetaal instellen

1 Gebruik ABCD om de gewenste
taal te selecteren en druk op E.
Het scherm [Basisinstellingen] verschijnt in de geselecteerde taal. Ga naar stap 6 indien F (Thuistijd) niet gewijzigd
36
hoeft te worden.
Basisinstellingen
Amsterdam
Tekstformaat
instellingen voltooid
Annul.
Nederl.
Stand.
7 Gebruik AB om [Stand.]
of [Groot] te selecteren, en druk op E.
Door [Groot] te selecteren wordt de tekstgrootte van de geselecteerde menu-items groter.
Basisinstellingen
Amsterdam
Tekstformaat
instellingen voltooid
Annul.
Stand. Groot
OK
8 Druk op B om [instellingen
Tekstformaat
Stand.
Amsterdam
Nederl.
Basisinstellingen
instellingen voltooid
Annul.
OK
Tijd
Dat,
Datumnotatie
00:00
dd/mm/jj
01/01/2014
Datum instellen
instellingen voltooid
Annul.
OK
TijdTijd
Dat,Dat,
DatumnotatieDatumnotatie
00:0000:00
dd/mm/jjdd/mm/jj
01/01/201401/01/2014
Datum instellenDatum instellen
instellingen voltooidinstellingen voltooid
Annul.Annul.
OKOK
Tijd
Dat,
Datumnotatie
10:00
dd/mm/jj
07/07/2014
Datum instellen
instellingen voltooid
Annul.
OK
1/
250
F
5.6
1
Weerg. kleur
LCD-display
Annul.
OK
voltooid] te selecteren en druk op E.
Het scherm [Datum instellen] verschijnt.

De datum en tijd instellen

Basisinstellingen
Amsterdam
Tekstformaat
instellingen voltooid
Annul.
Nederl.
Stand.
6 Druk op B om [instellingen
voltooid] te selecteren en druk op E.
Het [LCD-display] scherm wordt
OK
weergegeven.

Instellingen van het LCD-scherm

Datum instellen
Datumnotatie
Dat,
Tijd
instellingen voltooid
Annul.
dd/mm/jj
07/07/2014
10:00
OK
2
Voorbereidingen
1 Druk op D, en gebruik AB
om de datumnotatie te selecteren.
2 Druk op D, en gebruik AB om 24h of 12h
te selecteren.
3 Druk op E.
Het kader keert terug naar [Datumnotatie].
4 Druk op B, en druk vervolgens op D.
Het kader gaat naar de maand indien de datumnotatie is ingesteld op [mm/dd/jj].
5 Gebruik AB om de maand
in te stellen.
Stel de dag, het jaar en de tijd op dezelfde wijze in.
Datum instellen
Datumnotatie
Dat,
Tijd
instellingen voltooid
Annul.
dd/mm/jj
01/01/2014
00:00
1 Gebruik ABCD om
een kleur te selecteren.
Weerg. kleur
Selecteer de weergavekleur van het statusscherm, het
OK
bedieningspaneel en de menucursor. U hebt hierbij de
Annul.
keus tussen de kleur 1 t/m 12.
2 Druk op E.
De camera keert terug naar de opnamestand en is gereed voor het maken van een opname.
t Memo
• U kunt de taal- en datum- en tijdinstellingen, de tekstgrootte en de instellingen van het LCD-scherm wijzigen in het menu D1. (p.24)
LCD-display
1/
250
F
5.6
1
OK
37

Formatteren van een geheugenkaart

Formatteren
Formatteren
Alle gegevens worden gewist
Annuleren
OK
D4

Basishandelingen bij opnamen

1 Druk op F.
Het menu A1 verschijnt.
2 Gebruik V om het menu D4 weer te geven.
2
Voorbereidingen
3 Gebruik AB om [Formatteren] te selecteren
en druk op D.
Het scherm [Formatteren] verschijnt.
4 Druk op A om [Formatteren]
te selecteren en druk op E.
Het formatteren begint. Zodra het formatteren klaar is, zal het menu D4 geopend worden.
Formatteren
Alle gegevens worden gewist
5 Druk tweemaal op F.
u Opgelet
• Verwijder de geheugenkaart niet tijdens het formatteren. De kaart kan hierdoor beschadigd raken.
• Bij formatteren worden alle gegevens verwijderd, beveiligde en onbeveiligde.
t Memo
• Als u een geheugenkaart formatteert, wordt het volumelabel “K-S1” aan de kaart toegewezen. Als de camera op een computer wordt aangesloten, wordt de geheugenkaart herkend als een verwisselbare schijf met de naam “K-S1”.
38
Formatteren
Annuleren
Maak opnamen in de stand Auto Picture (R) waarin de camera automatisch de optimale opnamestand selecteert.
1 Verwijder de objectiefdop
aan de voorzijde door het bovenste en onderste gedeelte in te drukken, zoals getoond in de afbeelding.
2 Zet de camera aan. 3 Stel de schakelaar van de
OK
scherpstelstand in op v.
4 Draai de functiekiezer zo dat
R aan de bovenzijde van de kiezer staat.
R gaat branden in groen.
De geselecteerde opnamestand
1/1/
250250
16001600
FF
5.65.6
---- ----
Auto PictureAuto Picture
Scherpstelindicatie
1/
200 0
F2. 8
160 0
99999
AF-kader
wordt weergegeven op de monitor (Hulpdisplay).
y Instellingen
Geleidingsscherm (p.24)
5 Kijk door de zoeker voor een
beeld van het onderwerp.
Als u een zoomobjectief gebruikt, draait u de zoomring naar rechts of links om de beeldhoek te wijzigen.
6 Breng het onderwerp binnen
het AF-kader en druk 0 half in.
P verschijnt en klinkt er een geluidssignaal.
y De geluidseffecten
instellen (p.24)
7 Druk 0 volledig in.
De gemaakte opname wordt weergegeven op de monitor (Momentcontrole).
Beschikbaar gebruik tijdens momentcontrole
Wist het beeld.
L
Vergroot de opname.
V
Slaat de RAW-gegevens van de laatst
J
gemaakte JPEG-opname op.
y De weergave voor momentcontrole instellen (p.22)

Opnamen met Live weergave

1 Druk op K bij stap 5 van
“Basishandelingen bij opnamen” (p.38).
De Live weergave wordt op de monitor getoond.
2 Breng het onderwerp binnen
het AF-kader op de monitor en druk 0 half in.
Wanneer op het onderwerp is scherp gesteld, wordt het AF-kader groen en klinkt er een geluidssignaal.
1/
2000
F2.8
1600
2
Voorbereidingen
99999
39
Beschikbare handelingen tijdens Live Weergave
1/
200 0
F2. 8
200
0.0
100 -0001
E
2
Voorbereidingen
K
De volgende stappen zijn hetzelfde als bij opnamen maken met de zoeker.
Vergroot de opname. Gebruik V om de vergroting te wijzigen (tot 10×). Gebruik ABCD om het weer te geven gebied te wijzigen. Druk op M om het weergavegebied naar het midden terug te zetten. Druk op E om terug te keren naar de enkelbeeldweergave.
Sluit de instellingen van Live weergave af.
t Memo
• U kunt de knop f gebruiken om scherp te stellen op het onderwerp. (p.54)
• U kunt het gebruik en de scherminstellingen tijdens Momentcontrole instellen bij [Momentcontrole] in het menu A4. (p.22) Als [Weergavetijd] is ingesteld op y, zal Momentcontrole worden weergegeven tot de volgende bedieningshandeling.

Opnamen bekijken

Bekijk de gemaakte opname op de monitor.
1 Druk op 3.
De camera komt in de weergavestand en de laatst gemaakte opname wordt weergegeven (enkelbeeldweergave).
2 Bekijk de gemaakte opname.
Beschikbare bewerkingen
C
D
L
Geeft de vorige opname weer.
Geeft de volgende opname weer.
Wist de opname.
1/
2000
F2.8
200
100-0001
0.0
40
V naar rechts Vergroot de opname (tot 16×).
V naar links Gaat over op de
J
G
B
Gebruik ABCD om het weer te geven gebied te wijzigen. Druk op M om het weergavegebied naar het midden terug te zetten. Druk op E om terug te keren naar de weergave van de volledige opname.
miniatuurweergave (p.71).
Slaat de RAW-gegevens op (alleen wanneer een JPEG­opname was gemaakt en de gegevens in de buffer blijven).
Wijzigt het type informatie dat wordt weergegeven (p.13).
Geeft het weergavepalet weer (p.70).
t Memo
• Wanneer Jv op de monitor wordt weergegeven, kan de JPEG-opname die zojuist is gemaakt, ook worden opgeslagen in de RAW-indeling (RAW-data opslaan).
2
Voorbereidingen
41
De opname-instellingen
99 999
Bestandsindeling
Annul.
OK
99 999
5472x3648
JPEG-resolutie
Annul.
OK
1: 23' 45"
1920x1080
Resolutie
Annul.
OK
1: 23' 45"
Beeldsnelheid
Annul.
OK
configureren

Opname-instell. foto's

Stel in het bedieningspaneel of bij [Opname-instell. foto's] in het menu A1 de bestandsindeling, de opnameresolutie
3
en het kwaliteitsniveau voor foto’s in.
Opnamen maken
Bestandsindeling
Annul.
Bestandsnaam JPEG, RAW, RAW+
JPEG-resolutie q, p, o, r
JPEG kwaliteitsniveau m, l, k
RAW-formaat PEF, DNG
t Memo
• Wanneer [Bestandsindeling] ingesteld is op [RAW+], worden een JPEG-opname en een RAW-opname met hetzelfde bestandsnummer tegelijkertijd opgeslagen.
• [PEF] van [RAW-formaat] is een PENTAX originele RAW-bestandsindeling.
99999
OK
JPEG-resolutie
5472x3648
Annul.
v/A1
99999
OK

Opname-instell. films

v/C1
Stel in het bedieningspaneel of bij [Opname-instell. films] in het menu C1 de bestandsindeling voor video in.
Resolutie 1920x1080
Annul.
1:23'45"
OK
Beeldsnelheid
Annul.
1:23'45"
Resolutie Beeldsnelheid
u
t
30p, 25p, 24p
60p, 50p
OK
42

Foto’s maken

Portret
Voor portretopnamen. Laat de huid er helder en gezond uitzien
Annul.
OK

Scènestanden

Selecteer de opnamestand die geschikt is voor het onderwerp en de opnameomstandigheden. Op deze camera zijn de volgende opnamestanden beschikbaar.
Opnamestand Toepassing Pagina
De camera kiest automatisch de optimale opnamestand en maakt
R
(Auto Picture­standen)
S
(Scènestanden)
W
(Effectmodi)
G/H/I/J/ K/L/M
(Belichtings­standen)
hierbij een keuze tussen a (Standaard), b (Portret), c (Landschap), d (Macro), e (Beweg. onderwerp), f (Portret bij nacht), g (Zonsondergang), h (Blauwe hemel) en i (Bos).
Biedt u diverse scènestanden waaruit u kunt kiezen.
Maakt opnamen met diverse effecten.
Wijzigt de sluitersnelheid, diafragmawaarde en gevoeligheid
t Memo
• Het hangt van de opnamestand af welke functies kunnen worden ingesteld. Zie “Beperkingen voor elke opnamestand” (p.95) voor bijzonderheden.
p.38
p.43
p.45
p.46
1 Zet de functiekiezer op S.
Het scherm voor keuze van de scènestand verschijnt.
2 Selecteer een scènestand.
Voor portretopnamen. Laat de huid er helder en gezond uitzien
Annul.
b
Portret
c
Landschap
d
Macro
Beweg.
e
onderwerp
f
Portret bij nacht
Voor het maken van portretten. Laat de huid er helder en gezond uitzien.
Voor het maken van landschapsopnamen. Reproduceert het levendige groen van bomen.
Voor het opnemen van kleine onderwerpen op een scherpstelafstand dichtbij, zoals bloemen, muntstukken, juwelen, etc.
Voor het maken van opnamen van snel bewegende onderwerpen.
Voor het maken van opnamen van mensen bij weinig licht zoals in schemering of 's nachts.
Portret
3
Opnamen maken
OK
43
g
h
3
Opnamen maken
i
j
k
l
m
o
Zonsondergang
Blauwe hemel
Bos
Nachtopname
HDR­nachtbeeld
Nachtsnapshot
Eten & drinken
Huisdier
Opnamen van zonsopgang of zonsondergang in mooie, levendige kleuren.
Voor het maken van opnamen van een blauwe hemel. Zorgt voor een indrukwekkend diep blauw.
Versterkt kleuren van bomen en zonnestralen door het gebladerte en levert levendige kleuren op.
Wordt gebruikt voor het maken van opnamen bij nacht.
Maakt drie opeenvolgende opnamen met drie verschillende belichtingsniveaus om hiermee één enkele samengestelde opname te maken.
Voor het maken van opnamen onder slechte belichtingsomstandigheden.
Om opnamen te maken van voeding. Verzadiging is tamelijk hoog om voeding er aantrekkelijk uit te laten zien.
Voor het maken van opnamen van bewegende huisdieren.
Voor het maken van opnamen
p
Kinderen
Strand &
q
sneeuw
Retroverl.
s
silhouet
t
Kaarslicht
u
Podiumbelichting
v
Museum
van bewegende kinderen. Laat de huid er helder en gezond uitzien.
Voor het maken van opnamen van verblindende achtergronden, zoals besneeuwde bergen.
Geeft een silhouet weer van een onderwerp in retroverlichting.
Voor het maken van opnamen bij kaarslicht.
Voor het maken van opnamen van bewegende onderwerpen onder slechte belichtingsomstandigheden.
Voor het maken van opnamen op plaatsen waar flitsen verboden is.
3 Druk op E.
De camera staat in de standby-stand. Draai aan V om een andere scènemodus te kiezen.
t Memo
• U kunt ook een andere scènemodus kiezen
met het bedieningspaneel of het menu A1.
44

Effectmodi

KleurvervagingKleurvervaging
Annul.Annul.
OKOK
Annul.
Voorbeeld
OK
Kleurvervaging
1 Zet de functiekiezer op W.
Het palet van de effectmodi verschijnt.
2 Selecteer een effectmodus.
Kleurvervaging Heldere kleurtoon Kleurglans Vet één kleur Verouderd effect
Cross-processing Warme kleuren Vet zwart-wit Infraroodfilter Fellere kleuren
3 Druk op E.
De camera staat in de standby-stand. Draai aan V om een andere effectmodus te kiezen.
4 Druk op B om de parameters te wijzigen.
Het scherm voor het specificeren van parameters wordt weergegeven.
5 Gebruik CD om de
Kleurvervaging
parameters te wijzigen.
Als u opnamen maakt met de zoeker, druk dan op M om het voorbeeld weer te geven. Als u opnamen maakt met Live weergave, dan wordt de opname weergegeven met de geselecteerde effecten.
Annul.
Voorbeeld
6 Druk op E.
De camera keert terug naar de standby-stand.
t Memo
• U kunt met het bedieningspaneel of het menu A1 ook
een andere effectmodus kiezen.
• Tijdens Live weergave verschilt het ontwerp van het effectmodi-palet van het palet dat wordt getoond bij stap 2.
u Opgelet
• Aangezien de stand W een specifieke combinatie van Witbalans, Aangepaste opname en Digitaal filter gebruikt, kunt u deze instellingen niet naar keuze instellen.
OK
3
Opnamen maken
45

Belichtingsstanden

1/
30
100
F
4.5
99 999
1/
30
F4. 5
100
99999
x: Beschikbaar #: Beperkt ×: Niet beschikbaar
Stand
Sluitertijd
3
G
Opnamen maken
Programma automatische belichting
H
Automatische belichting met gevoeligheidsvoorkeuze
I
Automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze
J
Automatische belichting met diafragmavoorkeuze
K
Automatische belichting met sluitertijd- en diafragmavoorkeuze
L
Handm. belichting
M
Tijd(B) opname
*1 U kunt de te wijzigen waarde instellen bij [Knoppen aanpassen]
46
in het menu A4. (p.85)
*2 [ISO AUTO] is niet beschikbaar. *3 Vast ingesteld op [ISO AUTO].
wijzigen
*1# *1
#
××
x
×
xx
xx
×
Diafragma
wijzigen
Gevoeligheid
wijzigen
Belichtings-
correctie
xx
*2
x
x
xx
×
xxx
*3
x
×
*2
x
×
x
*2
×
x
1 Selecteer met de snelkiezer positie de gewenste
belichtingsstand.
V wordt op het statusscherm getoond voor de waarde die kan worden gewijzigd.
1/
30
F
4.5
100
99999
De waarde die gewijzigd kan worden, is in de zoeker onderstreept.
Tijdens de Live weergave verschijnt D voor de waarde die kan worden gewijzigd.
1/
F4.5
30
100
2 Draai aan V.
Druk in de stand K/L op J om de waarde te selecteren die u wilt wijzigen.
99999
t Memo
1/
250
1600
F
5.6
99 999
De instellingen voor de belichting kunnen worden gespecificeerd in stappen van 1/3 LW.Bij [1 LW-stappen] in het menu de instellingsstappen wijzigen naar stappen van 1/2 LW.
• Wanneer de gevoeligheid ingesteld is op een bepaalde gevoeligheid, kan het zijn dat u geen juiste belichting verkrijgt met de geselecteerde sluitersnelheid en diafragmawaarde.
• In de stand L wordt het verschil ten opzichte van de juiste belichting weergegeven in de LW-staafgrafiek terwijl de belichting wordt aangepast.
• In de stand M kan [Transportstand] niet worden ingesteld op [Continuopname] of [Belichtingsbracketing].
• U kunt instellen wat de functie van de knop M is voor wanneer de camera in de stand L/K staat. Stel dit in bij [Knoppen aanpassen] in het menu A4. (p.86)
• Wanneer u opnamen maakt met een lage sluitertijd, kunt u beeldruis verminderen met behulp van het bedieningspaneel of bij [Ruisond. lange sltrtijd] in het menu A2.
Past ruisonderdrukking toe volgens de sluitertijd,
Auto
gevoeligheid en interne temperatuur van de camera.
Past ruisonderdrukking toe als de sluitertijd
Aan
langzamer is dan 1 seconde.
Past bij geen enkele sluitertijd ruisonderdrukking
Uit
toe.
Controle van de scherptediepte (Voorbeeld)
Wanneer [Optisch voorbeeld] of [Digitaal voorbeeld] is toegewezen aan M bij [Groene knop] van [Knoppen aanpassen] in het menu A4, dan kunt u de scherptediepte controleren voordat u opnamen maakt. (p.83)
E
1 kunt u

Belichtingscompensatie

De compensatiewaarde kan worden ingesteld tussen -5 en +5 LW (-2 en +2 LW in de stand C).
1 Druk op J, en draai
vervolgens aan V.
e en de compensatiewaarde worden tijdens instelling weergegeven op het statusscherm, het scherm van Live weergave en in de zoeker.
Beschikbare bewerkingen
Start/beëindigt de wijziging van
J
de compensatiewaarde.
Stelt de aanpassingswaarde terug
M
naar de standaardinstelling.
1/
250
F
5.6
1600
99999
3
Opnamen maken
47
t Memo
10'30"
Geluid
Opnametijd
• Met belichtingsbracketing kunt u opnamen maken terwijl de belichting automatisch wordt aangepast. (p.62)
Vergrendeling van de belichting
Om de belichting te vergrendelen (belichtingsgeheugen) voordat u opnamen maakt, gebruikt u [Belichtingsgeheugen]. De functie AE Lock kan worden gebruikt door deze toe te wijzen aan de knop f. (p.83)
3
Opnamen maken
48

Video-opnamen maken

1 Zet de hoofdschakelaar
op C.
Het lampje gaat rood branden en het beeld van Live weergave wordt getoond.
2 Draai aan de functiekiezer om de gewenste
opnamestand te selecteren.
Afhankelijk van de opnamestand zijn de volgende instellingen beschikbaar.
W
J/K/L
Andere standen
Selecteer een effectmodus.
Stel de belichting in. (De diafragmawaarde kan alleen worden ingesteld voordat opnamen worden gemaakt. In de stand L kan ook de gevoeligheid worden gewijzigd.)
De camera werkt in de stand G.
10'30"
3 Stel scherp op het onderwerp.
Druk in de stand v de knop 0 half in.
4 Druk 0 volledig in.
De video-opname start. In de linkerbovenhoek van de monitor knippert “REC” en de grootte van het bestand dat wordt opgenomen, wordt weergegeven.
• Het geluidsniveau voor de opname kan worden ingesteld in het bedieningspaneel of bij[Niveau opnamegeluid] in het menu C1. Wanneer [Handmatig] is geselecteerd, kan [Volume] worden ingesteld tussen 0 en 5.
• U kunt video opnemen tot maximaal 4 GB of 25 minuten. Als de geheugenkaart vol is, stopt het opnemen.
5 Druk 0 opnieuw volledig in.
De video-opname stopt.
6 Zet de hoofdschakelaar terug naar [AAN]
om de stand C te verlaten.
De camera keert terug naar het maken van opnamen met de zoeker in de stand A.
u Opgelet
• Wanneer u een video opneemt met geluid, worden ook de bedieningsgeluiden van de camera opgenomen.
• Bij het opnemen van een video met een beeldverwerkingsfunctie, zoals een toegepaste digitale filter, kan het videobestand alleen opgeslagen worden als er frames weggelaten worden.
• Als de interne temperatuur van de camera tijdens het maken van opnamen te hoog oploopt, wordt het opnemen mogelijk stopgezet.
t Memo
• U kunt de video-instellingen wijzigen met het bedieningspaneel of het menu C1. (p.23)
3
Opnamen maken
49

Filmopnamen weergeven

10' 30"
100 -0001
100100
32003200
100100
--
Annul.Annul.
OKOK

Instelling van de belichting

1 Toon de af te spelen video
in de enkelbeeldweergave van de weergavestand.
10'30"
3
Opnamen maken
50
Beschikbare bewerkingen
A
D
Druk op de knop D en houd deze ingedrukt
C
Druk op de knop C en houd deze ingedrukt
B
V J
Speelt de video-opname af of last een pauze in. Springt een beeldje vooruit (tijdens pauze). Speel snel vooruit af.
Springt een beeldje achteruit (tijdens pauze). Speelt snel achteruit af.
Stopt de weergave. Past het volume aan (6 niveaus). Slaat de weergegeven opname op als JPEG-bestand
(tijdens pauze).
t Memo
• Met [Video bewerken] van het weergavepalet kunnen video’s worden gesplitst of geselecteerde beeldjes worden gewist. (p.80)
100-0001

Gevoeligheid

1 Druk op A in de standby-stand. 2 Gebruik AB om een item
te selecteren.
Stelt in dat het bereik automatisch
ISO
aangepast wordt.
AUTO
De bovenste limiet kan worden gewijzigd.
Stelt een vaste waarde
ISO
in tussen ISO 100 en ISO 51200.
3 Gebruik V om de waarde te wijzigen. 4 Druk op E.
De camera keert terug naar de standby-stand.
t Memo
• De instellingsstappen voor ISO-gevoeligheid zijn stappen van 1 LW. Om de gevoeligheid aan te passen volgens de LW-stap-instelling voor belichting, stelt u dit in bij [2 Gevoeligheidsstappen] in het menu E1.
W
Stelt in of de ruisonderdrukkingsinstelling
Ruisond. hoge ISO-wrd Auto
Annul.
OK
100 200 400
800 1600 3200 6400
ISO ISO ISO ISO ISO ISO ISO
Ruisond. hoge ISO-wrd
Reset
Autom. lichtmeting Meervlaks
Annul.
OK
in bij ISO-gevoeligheid
U kunt in het bedieningspaneel of bij [Ruisond. hoge ISO-wrd] in het menu A2 de ruisonderdrukkingsinstelling instellen wanneer opnamen worden gemaakt met een hoge ISO­gevoeligheid.
Auto
Zwak/ Normaal/ Sterk
Aangepast
Uit
Wanneer [Aangepast] is geselecteerd, kan het ruisonderdrukkingsniveau worden ingesteld volgens de ISO­gevoeligheid in het menu A2.
Past in het gehele ISO-bereik optimaal berekende ruisreductieniveaus toe.
Past in het gehele ISO-bereik ruisonderdrukking toe met een constant gekozen niveau.
Past voor elke ISO-instelling ruisonderdrukking toe op een door de gebruiker ingesteld niveau.
Past in geen enkele ISO-instelling ruisonderdrukking toe.
v/A2
Ruisond. hoge ISO-wrd Auto
Annul.
Ruisond. hoge ISO-wrd
100
ISO
200
ISO
400
ISO
800
ISO
1600
ISO
3200
ISO
6400
ISO
Reset

Autom. lichtmeting

Selecteer het gedeelte van de zoeker dat moet worden gebruikt voor lichtmeting en het bepalen van de belichting. Stel dit in met het bedieningspaneel of bij [Autom. lichtmeting] in het menu A1.
OK
Meet de helderheid in meerdere
A
Meervlaks
verschillende zones van de sensor. Op locaties met tegenlicht wordt in deze stand de belichting automatisch aangepast.
Meet de helderheid met een nadruk op het midden van de sensor.
B
Centraal
De gevoeligheid wordt groter in het midden en ook in omstandigheden met tegenlicht wordt geen automatische afstelling uitgevoerd.
1
C
Spot
Meet de helderheid alleen in een beperkt gebied in het midden van de sensor. Bruikbaar wanneer het onderwerp klein is.
t Memo
• Bij [5 Kopp. AE en AF-punt] in het menu E1 kan het meetpunt
en het AF-punt worden gekoppeld.
Autom. lichtmeting Meervlaks
Annul.
v/A1
3
OK
Opnamen maken
51
Werken met de ingebouwde
0. 0
Auto ontladen flitser
Annul.
OK
+1 .0
0. 0
Auto ontladen flitser
Annul.
OK
flitser
1 Druk op C in de standby-stand. 2 Selecteer een flitsinstelling.
3
Opnamen maken
Auto ontladen
A
flitser
Auto + Anti
B
Rode Ogen
Flitser aan Schakelt de flitser in bij elke opname.
C
Flitser aan +
D
Anti Rode Ogen
Lange-
E
sluitertijdsync
Lange-sltrtd +
F
Anti Rode Ogen
Auto ontladen flitser
0.0
Annul.
Meet het omgevingslicht automatisch en bepaalt of de flitser gebruikt moet worden.
Hiermee gaat eerst een voorflits af om rode ogen tegen te gaan voordat een automatische flits afgaat.
Activeert een voorflits voor anti rode ogen voordat de hoofdflits afgaat en activeert een flits voor elke opname.
Stelt een lange sluitertijd in. Gebruik deze optie bijvoorbeeld voor het maken van een portretopname met de zonsondergang op de achtergrond.
Eerst gaat een voorflits af om rode ogen tegen te gaan. Daarna gaat de hoofdflits af met lange-sluitertijdsynchronisatie.
2e
Y
H G
K
sluitergordijn­sync
Handmatig ontladen flitser
3 Om de flitsontlading te
Activeert een flits onmiddellijk voordat de sluiter wordt gesloten. Stelt een lange sluitertijd in. Maakt opnamen van bewegende onderwerpen met een lichtspoor erachter.
Stelt de ontlading van de flitser in tussen FULL en 1/128 vermogen.
Auto ontladen flitser
compenseren of wanneer K
OK
op B en gebruik vervolgens V om de waarde aan te
wordt geselecteerd, druk dan
Annul.
+1.0
0.0
OK
passen.
Druk op M om de waarde te resetten naar de standaardinstelling.
4 Druk op E.
De camera keert terug naar de standby-stand.
5 Druk op 1.
De ingebouwde flitser wordt geopend.
t Memo
• Het hangt van de opnamestand af welke flitsinstellingen kunnen worden geselecteerd.
52
Opnamestand Selecteerbare flitsinstelling
R, S
W, G, H, J C, D, E, F, H, K
I, K, L, M
*1 De flitser is in sommige scènestanden niet beschikbaar. (p.95)
• U kunt geen opnamen maken wanneer de flitser wordt opgeladen. Als u opnamen wilt maken terwijl de flitser wordt opgeladen, stel dit dan in bij[20 Ontspant bij opladen] in het menu E3.
• Het gebruik van de ingebouwde flitser kan aan beperkingen onderhevig zijn. Dit hangt af van het objectief dat wordt gebruikt. (p.98)
• Als de ingebouwde flitser gebruikt wordt in de stand J, wijzigt de sluitersnelheid automatisch in een bereik van 1/180 seconden naar een lage sluitersnelheid, afhankelijk van het gebruikte objectief. De sluitersnelheid wordt vastgezet op 1/180 seconden als een ander objectief dan DA, DA L, D FA, FA J, FA of F gebruikt wordt.
• Als de ingebouwde flitser gebruikt wordt in I, K of L stand dan kan iedere gewenste sluitersnelheid van 1/180 seconden of langzamer ingesteld worden.
*1
A, B, C, D
C, D, G, K
• De ingebouwde flitser werkt optimaal op een afstand van circa 0,7 m tot 5 m tot het onderwerp. Bij een afstand van minder dan 0,7 m kan er vignettering optreden (deze afstand varieert enigszins, afhankelijk van het gebruikte objectief en de gevoeligheidsinstelling).
Gevoeligheid Richtgetal Gevoeligheid Richtgetal
ISO 100 Ca. 10 ISO 3200 Ca. 56,6
ISO 200 Ca. 14,1 ISO 6400 Circa 80
ISO 400 Ca. 20 ISO 12800 Circa 113
ISO 800 Ca. 28,3 ISO 25600 Circa 160
ISO 1600 Ca. 40 ISO 51200 Circa 226
• Zie “Functies bij gebruik van een externe flitser” (p.101) voor bijzonderheden over het gebruik van een externe flitser.
3
Opnamen maken
53

De focusmethode instellen

Stel de schakelaar van de scherpstelstand in op v of w.
3
Opnamen maken
De methode van automatische scherpstelling voor het maken van opnamen met de zoeker verschilt van die voor het maken van opnamen met Live weergave.
DDL-autofocus op basis van Phase Matching: Kies uit de standen x, y
Opnamen maken met de zoeker
Opnamen maken met Live weergave
en z de stand die automatisch schakelen mogelijk maakt tussen x en y. (p.55) Stel het scherpstelgebied in bij [Actief AF-gebied]. (p.56) Snellere autofocus prestaties dan "contrast detectie AF" zijn mogelijk.
Contrastdetectie AF: Gezichtsdetectie en tracering zijn beschikbaar. (p.57)
t Memo
• U kun t de kno p f gebruiken om op het onderwerp scherp te stellen. Het gebruik van de knop f kan worden ingesteld bij [Knoppen aanpassen] in het menu A4. (p.83)
54
Instellen van de AF-modus bij het
AF-modus
Annul.
OK
maken van opnamen met de zoeker
1 Druk op G in de standby-stand. 2 Selecteer [AF-modus] en druk op E.
Het scherm [AF-modus] verschijnt.
3 Selecteer een stand voor
automatische scherpstelling en druk op E.
z
Autoselect stand
x
Enkele stand
y
Continu stand
Het bedieningspaneel verschijnt opnieuw.
Schakelt automatisch tussen x en y standen volgens het onderwerp.
Wanneer 0 half wordt ingedrukt en het onderwerp scherp gesteld is, wordt de scherpstelling op die positie vergrendeld. Het AF-hulplicht wordt zo nodig ingeschakeld.
Er blijft scherp gesteld worden op het onderwerp als 0 half ingedrukt wordt. P verschijnt in de zoeker als er scherp gesteld is op het onderwerp. De sluiter kan zelfs worden ontspannen als het onderwerp niet scherp is.
AF-modus
Annul.
v/A1
4 Druk op F.
De camera keert terug naar de standby-stand.
t Memo
• De volgende instellingen voor de werking van de automatische scherpstelling kunnen worden ingesteld in het menu E3.
15 AF.S-instelling
16 Actie 1e beeldje bij AF.C
17 Actie bij AF.C
OK
Continu
18 AF-status vasthouden
• Bij [18 AF-status vasthouden] kunt u instellen of u de automatische scherpstelling onmiddellijk opnieuw wilt activeren of dat u de scherpstelling gedurende een bepaalde tijd wilt vasthouden voordat automatische scherpstelling geactiveerd wordt wanneer het onderwerp uit het geselecteerde scherpstelgebied verdwijnt nadat het scherp is gesteld. De standaardinstelling is om automatische scherpstelling onmiddellijk te activeren als er niet succesvol scherp gesteld wordt.
• In de stand S wordt [AF-modus] vast ingesteld op x of y, afhankelijk van de ingestelde scène. (p.95)
• In de stand R wordt [AF-modus] vast ingesteld op z.
Scherpstellingsvoorkeuze, Sluitervoorkeuze
Sluitervoorkeuze, Auto, Scherpstellingsvoorkeuze
Scherpstellingsvoorkeuze, Auto, FPS-voorkeuze
Uit, Laag, Normaal, Hoog
3
Opnamen maken
55
Het scherpstelgebied (AF-punt)
Actief AF-gebied Auto (11 AF-punten)
Annul.
OK
1/
250
800
F
5.6
99 999
selecteren
1 Druk op G in de standby-stand. 2 Selecteer [Actief AF-gebied] en druk op E.
Het scherm [Actief AF-gebied] verschijnt.
3
3 Selecteer de gewenste
Opnamen maken
56
selectiestand van het scherpstelpunt en druk op E.
Auto (11 AF-
6
punten)
Auto (5 AF-
7
punten)
Selecteren
E
De camera kiest uit 11 AF-punten automatisch het optimale scherpstelgebied.
De camera kiest uit 5 AF-punten automatisch het optimale scherpstelgebied.
Stelt het scherpstelgebied in op het punt dat door de gebruiker uit 11 punten is geselecteerd.
Actief AF-gebied Auto (11 AF-punten)
Annul.
v/A1
Uitgebreid
8
AF-gebied
Spot
D
Het bedieningspaneel verschijnt opnieuw.
4 Druk op F.
OK
De camera keert terug naar de standby-stand. Als u E of 8 selecteert bij stap 3, ga dan verder met stap 5.
5 Selecteer het gewenste
AF-punt.
Beschikbare bewerkingen
ABCD
E
Druk op de knop E en houd deze ingedrukt
Stelt het scherpstelgebied in op het punt dat door de gebruiker uit 11 punten is geselecteerd. Als het onderwerp uit het geselecteerde scherpstelgebied verdwijnt nadat het scherp is gesteld, worden 8 perifere punten als backup-punten gebruikt. Niet beschikbaar in de stand x.
Selecteert het midden van de 11 punten als scherpstelgebied.
1/
250
F
5.6
800
99999
Wijzigt het AF-punt.
Plaatst het AF-punt terug in het midden.
Wijzigt de functie van de pijltoetsen (ABCD) in die voor AF-punt wijzigen of directe bediening van de toetsen.
t Memo
Contrast-AFContrast-AF GezichtsherkenningGezichtsherkenning
Annul.Annul.
OKOK
• Wanneer het AF-punt kan worden gewijzigd, gaat het lampje
E uit.
• Om het AF-punt te wijzigen in het menu, stelt u dit in bij
[Actief AF-gebied] van [AF-instellingen] in het menu A1.
• U kunt de camera ook zo instellen dat overgaan naar de
stand ‘AF-punt wijzigen’ door E in te drukken en ingedrukt te houden, kan worden uitgevoerd met M. (p.83)

Instellen van de AF-modus tijdens Live weergave

v/A3
1 Druk op G in de standby-stand tijdens Live
weergave.
2 Selecteer [Contrast-AF] en druk op E.
Het [Contrast-AF] scherm wordt weergegeven.
3 Selecteer een stand voor
automatische scherpstelling en druk op E.
Detecteert en traceert gezichten
Gezicht-
e
sherkenning
Gezicht-
j
sherkennings­hulp
f
Traceren
van mensen. Het detectiekader voor het belangrijkste gezicht voor AF en AE wordt in geel weergegeven.
Wordt gebruikt wanneer u de camera naar uzelf richt en een opname maakt.
Volgt het onderwerp dat scherp is gesteld. De sluiter kan zelfs worden ontspannen als het onderwerp niet scherp is.
3
Opnamen maken
57
Het scherpstelgebied wordt
OK
ingesteld op het gewenste gebied. De sensor wordt ingedeeld in
Meerdere
g
AF-punten
3
Opnamen maken
Selecteren
h
Spot
i
Het bedieningspaneel verschijnt opnieuw.
35 gebieden (7 horizontaal bij 5 verticaal), en u kunt een breder of smaller scherpstelgebied selecteren met behulp van 35, 25, 15, 9 of slechts 1 van die beschikbare 35 gebieden.
Stelt het scherpstelgebied in op basis van het aantal pixels.
Stelt het scherpstelgebied in op een beperkt gebied van het midden.
4 Druk op F.
De camera keert terug naar de standby-stand. Als u bij stap 3 g of h hebt geselecteerd, ga dan verder met stap 5.
5 Druk op de knop E en houd deze ingedrukt. 6 Selecteer het AF-gebied.
Gebruik het frame dat op de monitor verschijnt voor het wijzigen van de positie en de grootte van het AF-gebied.
Beschikbare bewerkingen
ABCD
V
M
Wijzigt de positie van het AF-gebied.
Vergroot/verkleint de grootte van het AF-gebied (als g geselecteerd is).
Zet het AF-gebied terug naar het midden.
7 Druk op E.
Het AF-gebied wordt ingesteld.
u Opgelet
• Als f geselecteerd wordt, dan werkt het gebruik van de scherpstelvergrendeling (compositie-afstelling met half indrukken van 0) niet.
t Memo
• Bij de instelling j kan het aantal herkende gezichten worden vastgesteld aan de hand van het aantal brandende greeplampjes (0 t/m 5).
• Om de instelling te wijzigen in het menu, stelt u dit in bij [Contrast-AF] van [Live weergave] in het menu A3.
• Wanneer [Scherpe contouren] is ingesteld op [Aan] in het bedieningspaneel of bij [Live weergave] in het menu A3, dan wordt de contour van het scherp gestelde onderwerp benadrukt, wat het gemakkelijker maakt om de scherpstelling te controleren. Deze functie werkt zowel in de stand v als de stand w.
OK
58

AF-fijnafstelling

±0
±0
3
25
AF-aanpassing
Toepassen op 1
Instelling
Individ. instell. resetten
OK
Annul.
U kunt van uw objectieven met behulp van het autofocus systeem van de camera aanpassen.
1 Selecteer [25 AF-aanpassing] in het menu E4
en druk op D.
Het scherm [25 AF-aanpassing] verschijnt.
2 Selecteer [Toepassen op al] of [Toepassen op 1]
en druk op E.
Toepassen op al
Toepassen op 1
Dezelfde aanpassing wordt toegepast op alle objectieven.
Slaat een afstellingswaarde op voor het gebruikte objectief. (Tot 20 waarden)
3 Selecteer [Instelling] en pas
de waarde aan.
Beschikbare bewerkingen
D/V naar rechts Stelt dichterbij scherp.
C/V naar links Stelt verder weg scherp.
M
Stelt de aanpassingswaarde terug naar de standaardinstelling.
Instelling
Individ. instell. resetten
AF-aanpassing
25
Toepassen op 1
3
Annul.
E4
4 Druk op E.
De aanpassingswaarde wordt opgeslagen.
5 Druk tweemaal op F.
De camera keert terug naar de standby-stand.
3
Opnamen maken
±0
OK
±0
59

De transportfunctie instellen

Continuopname (H)
Annul.
OK
U kunt kiezen tussen de volgende transportstanden.
Enkelbeeldopname (L)
Continuopname (Z/b)
3
Opnamen maken
Zelfontspanner (O/P)
Afstandsbediening (Q/R)
Belichtingsbracketing (T)
u Opgelet
• Er gelden voor sommige transportstanden beperkingen als deze worden gebruikt bij bepaalde opnamestanden of in combinatie met andere functies. (p.95)
t Memo
• Alleen 4 (Afstandsbediening uit) of Q kan worden geselecteerd in de stand C.
• Ook nadat de camera is uitgeschakeld, wordt de transportstand-instelling opgeslagen. Als [Transportstand] is ingesteld op [Uit] bij [Geheugen] in het menu A4, dan keert de instelling terug naar enkelbeeldopname wanneer de camera wordt uitgeschakeld. (p.87)
60
Normale opnamestand.
Er worden continu opnamen gemaakt terwijl u 0 ingedrukt houdt. De beeldsnelheid varieert afhankelijk van de sluitertijd.
De sluiter wordt ontspannen na circa 12 seconden of 2 seconden nadat op de 0 is gedrukt.
Activeert opnamen met de afstandsbediening Kies tussen [Afstandsbediening] en [Afstandsbed. 3sec vertraging].
Maakt drie opeenvolgende opnamen met verschillende belichtingniveaus.
Z
• De functie Shake Reduction wordt automatisch uitgeschakeld als de zelfontspanner of afstandsbediening wordt geselecteerd.
• Wanneer u de transportstand selecteert die gebruikmaakt van de zelfontspanner of afstandsbediening, kan de belichting worden beïnvloed door het licht dat door de zoeker binnenkomt. Gebruik in dat geval de functie Belichtingsgeheugen. (p.48)

Continuopname

1 Druk op D in de standby-stand.
Het transportstandscherm verschijnt.
2 Selecteer Z en druk op B.
Continuopname (H)
Annul.
OK
3 Selecteer Z of b en druk op E.
De camera keert terug naar de standby-stand.
t Memo
• In de stand x wordt de scherpstelpositie in het eerste frame vergrendeld.

Zelfontspanner

Zelfontspanner (12sec)
Annul.
OK

Afstandsbediening

Annul.
OK
Afstandsbediening
1 Druk op D in de standby-stand.
Het transportstandscherm verschijnt.
2 Selecteer O en druk op B.
3 Selecteer O of P en druk op E.
De camera keert terug naar de standby-stand.
4 Druk 0 half in en daarna volledig.
De greeplampjes knipperen. Als de resterende tijd voor de timer 5 seconden of minder wordt, verandert het aantal knipperende greeplampjes achtereenvolgens van 5 naar 0, synchroon met het aantal resterende seconden. De sluiter wordt na circa 12 seconden of 2 seconden ontspannen.
Zelfontspanner (12sec)
Annul.
1 Druk op D in de standby-stand.
Het transportstandscherm verschijnt.
2 Selecteer Q en druk op B.
OK
Annul.
3 Selecteer Q of R en druk op E.
De camera keert terug naar de standby-stand. De greeplampjes knipperen. Bij de instelling R verandert het aantal knipperende greeplampjes achtereenvolgens van 3 naar 0, synchroon met aantal resterende seconden.
4 Druk 0 half in. 5 Richt de afstandsbediening richt op de
afstandsbedieningssensor op de voorzijde van de camera en druk de ontspanknop van de afstandsbediening in.
t Memo
• De afstandsbediening kan worden gebruikt tot maximaal een afstand van circa 4 m vanaf de voorzijde van de camera.
• Om de scherpstelling in te stellen met de afstandsbediening, stelt u dit in bij[19 AF met afstandsbediening] in het menu E3.
• Bij gebruik van de waterdichte afstandsbediening Remote Control Waterproof O-RC1 kan het autofocussysteem worden geregeld met de knop q op de afstandsbediening. De knop r kan niet worden gebruikt.
Afstandsbediening
3
Opnamen maken
OK
61

Belichtingsbracketing

±0 EV
±0 .3EV
Belichtingsbracketing
Annul.
OK
WB
±
Automatische witbalans
Annul.
Voorbeeld
OK

Instelling van de witbalans

X
1 Druk op D in de standby-stand.
Het transportstandscherm verschijnt.
2 Selecteer T en druk op B. 3 Stel de bracketwaarde in.
3
Opnamen maken
Beschikbare bewerkingen
V
JV
M
Wijzig de bracketwaarde (tot maximaal ±3 LW).
Wijzigt de belichtingscompensatiewaarde.
Stelt de aanpassingswaarde terug naar de standaardinstelling.
4 Druk op E.
De camera keert terug naar de standby-stand.
t Memo
• U kunt de volgorde van de bracketing instellen
bij [8 Volgorde bracketing] in het menu E2.
• De bracketwaarde kan worden ingesteld in stappen van 1/3 LW of 1/2 LW volgens de instelling die is gekozen bij [1 LW-stappen] in het menu E1.
• Stel [9 Bracketing-in-één] in op [Aan] in het menu E2 om het gespecificeerde aantal opnamen te maken door éénmaal op 0 te drukken.
62
Belichtingsbracketing
Annul.
±0EV
±0.3EV
OK
1 Druk op B in de standby-stand.
Het instelscherm van de witbalans verschijnt.
2 Selecteer de witbalans.
g Automatische witbalans
g
u Meervoud. autom. witbalans
Daglicht
h
Schaduw
i
Bewolkt
j
q Neonlicht - Daglicht kleuren r Neonlicht - Daglicht wit
k
s Neonlicht - Koel wit t Neonlicht - Warm wit
Lamplicht
l
Flitser
m
Kleurtemperatuurverbetering
n
Manuele witbalans
o
Kleurtemperatuur
p
Automatische witbalans
WB
±
Annul.
Voorbeeld
OK
Beschikbare handelingen bij het maken van opnamen
±0
G3G3A2
Annul.
OK
met de zoeker
M
J
Ga verder naar Stap 5 als u de witbalans niet fijn hoeft af te stemmen.
Gebruikt Digitaal voorbeeld om vooraf de achtergrondafbeelding te bekijken met de toegepaste witbalansinstelling.
Slaat de voorbeeldopname op (alleen als de opname kan worden opgeslagen).
3 Druk op G.
Het scherm voor fijnafstemming wordt weergegeven.
Beschikbare bewerkingen
AB
CD
M
Aanpassing: groen-magenta
Aanpassing: blauw-amber
Stelt de aanpassingswaarde terug naar de standaardinstelling.
±0
A2
Annul.
4 Druk op E.
Het scherm van Stap 2 verschijnt opnieuw.
5 Druk op E.
De camera keert terug naar de standby-stand.
t Memo
• Wanneer u is ingesteld, zal de camera, zelfs als er op
de opnamelocatie verschillende lichtbronnen aanwezig zijn, de witbalans automatisch aanpassen volgens de lichtbron van elk gebied.
• De volgende instellingen voor de witbalans kunnen worden
ingesteld in het menu E2.
10 Instellingsbereik witbalans
11 WB bij flitsen
12 AWB bij lamplicht
OK
13 Kleurtemperatuurstappen Kelvin, Mired
Vast, Automatisch aanpassen
Automatische witbalans, Meervoud. autom. witbalans, Flitser, Onveranderd
Krachtige correctie, Subtiele correctie
3
Opnamen maken
63

Witbalans handmatig aanpassen

WB
±
Manuele witbalans
Annul.
Instellen
Voorbeeld
OK
Annul.Annul.
OKOK
±
0
±
0
±
0
Annul.
OK
U kunt de witbalans meten op een geselecteerde locatie.
1 Selecteer o bij stap 2
van “Instelling van de witbalans” (p.62).
3
Opnamen maken
WB
Annul.
2 Kies een wit gebied als onderwerp onder het licht
waarvan u de witbalans wilt meten, en druk 0 volledig in.
De opname wordt getoond.
3 Gebruik ABCD om het
meetgebied te specificeren.
4 Druk op E.
Het instelscherm voor de witbalans verschijnt opnieuw. Het bericht [De bewerking is niet op correcte wijze voltooid] verschijnt wanneer de meting is mislukt. Druk op E om de witbalans opnieuw te meten en terug te keren naar stap 3.
t Memo
• U kunt de witbalansinstellingen van een gemaakte opname kopiëren en deze opslaan als handmatige witbalansinstellingen bij [Opslaan als handm WB] van het weergavepalet. (p.70)
64
Manuele witbalans
Instellen
±
Voorbeeld

De witbalans aanpassen met de kleurtemperatuur

Specificeer de witbalans met de kleurtemperatuur.
1 Selecteer p bij stap 2 van “Instelling
van de witbalans” (p.62).
2 Druk op G.
OK
3 Pas de kleurtemperatuur
aan.
U kunt de kleurtemperatuurwaarde instellen tussen 2500 K tot 10000 K.
Beschikbare bewerkingen
V
ABCD
Wijzigt de kleurtemperatuur in stappen van 100 Kelvin.
Stelt de kleurtemperatuur fijn af.
4 Druk op E.
Het instelscherm voor de witbalans verschijnt opnieuw.
t Memo
• Selecteer [Mired] bij [13 Kleurtemperatuurstappen]
in het menu E2 om de kleurtemperatuur in te stellen in stappen van 20 Mired. Cijfers worden echter omgezet en weergegeven in Kelvin.
±
0
±
0
Annul.
±
0
OK
De afwerking van de opname
Helder
Annul.
Aanp. parameter
Voorbeeld
OK
Kleurverzadiging
Annul.
OK
instellen
Als u opnamen wilt maken met een iets andere stijl, dan kunt u deze stijl voor het maken van de opnamen instellen. Probeer er verschillende uit en ontdek uw beste opnamestijl.

Aangepaste opname

v/A1
1 Selecteer [Aangepaste opname]
in het bedieningspaneel en druk op E.
Het instelscherm voor aangepaste opname verschijnt.
Beschikbare handelingen bij het maken van opnamen met de zoeker
M
Maakt gebruik van Digitaal voorbeeld om het achtergrondbeeld met de toegepaste instelling vooraf te bekijken.
J
Slaat de voorbeeldopname op (alleen als de opname kan worden opgeslagen).
Ga verder naar Stap 6 als u geen parameters wilt wijzigen.
3 Druk op G.
Het scherm voor het specificeren van parameters wordt weergegeven.
4 Instellen van de parameters.
Kleurverzadiging
3
Opnamen maken
2 Selecteer een afwerking
voor de opname.
Helder Natuurlijk Portret Landschap Levendig Schitterende kleur
Helder
Aanp. parameter Annul.
Voorbeeld
Gedempt Bleach Bypass Diapositieffilm Monochroom Cross-processing
OK
Beschikbare bewerkingen
AB
CD
V
M
Selecteert een parameter.
Past de waarde aan.
Wisselt tussen [Scherpte] en [Fijne scherpte]. (Niet beschikbaar in de stand C)
Stelt de aanpassingswaarde terug naar de standaardinstelling.
5 Druk op E.
Het scherm van Stap 2 verschijnt opnieuw.
6 Druk op E.
Het bedieningspaneel verschijnt opnieuw.
Annul.
OK
65
7 Druk op F.
100 -0001
Slaat de Cross-processing-
instellingen van deze
opname op
Opslaan als Favoriet 1 Opslaan als Favoriet 2 Opslaan als Favoriet 3
Annul.
OK
De camera keert terug naar de standby-stand.
u Opgelet
• Deze functie is niet beschikbaar in de stand R, S en W.

De Cross-processing-instellingen van een gemaakte opname opslaan

3
Opnamen maken
Het resultaat van Cross-processing varieert telkens wanneer een opname is gemaakt. Als u tevreden bent over de Cross­processing-instellingen van een bepaalde opname, kunt u deze instellingen opslaan, zodat u dezelfde instellingen later herhaaldelijk opnieuw kunt gebruiken.
1 Druk op (B) in de enkelbeeldweergave
van de weergavestand.
Het weergavepalet verschijnt.
2 Selecteer j en druk op E.
De camera zoekt naar opnamen die met Cross-processing zijn uitgevoerd, en begint hierbij vanaf de meest recent gemaakte opname. Als er geen opnamen worden gevonden die met Cross­processing zijn uitgevoerd, verschijnt het bericht [Geen opname met cross processed].
3 Gebruik V om een opname
te selecteren die met Cross­processing is uitgevoerd.
66
Slaat de Cross-processing-
Annul.
100-0001
instellingen van deze
opname op
Opslaan als Favoriet 1 Opslaan als Favoriet 2 Opslaan als Favoriet 3
4 Selecteer het “Favoriet”-nummer 1, 2 of 3 om
de instellingen op te slaan en druk op E.
De instellingen van de geselecteerde opname worden opgeslagen als uw “Favoriete” instellingen.
t Memo
• De opgeslagen Cross-processing-instellingen kunnen worden geladen door [Cross-processing] te selecteren in Stap 2 van “Aangepaste opname” (p.65), en een van de Favoriete instellingen 1 t/m 3 te selecteren voor de parameter.
OK

Digitale Filter

Kleurextractie
Annul.
Aanp. parameter
Voorbeeld
OK
Onttrokken kleur 1
Annul.
Voorbeeld
OK
1 Selecteer [Digitaal filter] in het bedieningspaneel
en druk op E.
Het scherm voor de instelling van de digitale filter verschijnt.
2 Selecteer een filter.
Selecteer [Geen filter] als u niet met een digitaal filter opnamen wilt maken.
Beschikbare handelingen bij het maken van opnamen met de zoeker
Ga verder naar Stap 6 als u geen parameters wilt wijzigen.
3 Druk op G.
Het scherm voor het specificeren van parameters wordt weergegeven.
Kleurextractie Kleur vervangen Speels Retro Sterk contrast
M
J
Gebruikt Digitaal voorbeeld om de achtergrondafbeelding met het geselecteerde effect vooraf te bekijken.
Slaat de voorbeeldopname op (alleen als de opname kan worden opgeslagen).
Aanp. parameter Annul.
Schaduw aanbrengen Kleur inverteren Vet één kleur Vet zwart-wit
v/A1
Kleurextractie
Voorbeeld
4 Instellen van de parameters.
Annul.
Beschikbare bewerkingen
Selecteert een parameter.
Past de waarde aan.
OK
AB
CD
5 Druk op E.
Het scherm van Stap 2 verschijnt opnieuw.
6 Druk op E.
Het bedieningspaneel verschijnt opnieuw.
7 Druk op F.
De camera keert terug naar de standby-stand.
u Opgelet
• Deze functie kan in sommige opnamestanden of in combinatie met sommige andere functies niet worden gebruikt. (p.95)
• [Digitaal filter] in het menu A1 kan niet worden geselecteerd in de stand C. Stel in de stand C dit in bij [Digitaal filter] in het menu C1.
• Afhankelijk van de toegepaste filter kan het opslaan van opnamen langer duren.
t Memo
• U kunt opnamen ook in de weergavestand verwerken met digitale filters. (p.78)
Onttrokken kleur 1
Voorbeeld
OK
3
Opnamen maken
67

Opnamen corrigeren

Hooglichtcorrectie Auto
Annul.
OK
Schaduwcorrectie Auto
Annul.
OK
HDR-opname Auto
Annul.
OK

Regeling van de helderheid

Correctie van de hoge lichten/ Schaduwcorrectie

3
Opnamen maken
Vergroot het dynamisch bereik en biedt een breder toonbereik dat kan worden opgenomen door de CMOS-sensor en zorgt voor minder overbelichte/onderbelichte gebieden. Stel dit in op het bedieningspaneel of bij [Instellingen D-range] in het menu A2.
Hooglichtcorrectie Auto
Annul.
OK
u Opgelet
• Wanneer de gevoeligheid ingesteld is op lager dan ISO 200, kan [Hooglichtcorrectie] niet worden ingesteld op [Aan].
t Memo
• [Hooglichtcorrectie] in de stand C kan worden ingesteld op [Auto] of [Uit].
Schaduwcorrectie Auto
Annul.
v/A2
OK

HDR-opname

Maakt achtereenvolgens drie opnamen met drie verschillende
HDR-opname Auto
v/A1
belichtingsniveaus om hiermee één samengestelde opname te maken. Stel dit in op het bedieningspaneel of bij [HDR-opname] in het menu A1.
Annul.
u Opgelet
• Deze functie kan in sommige opnamestanden of in combinatie met sommige andere functies niet worden gebruikt. (p.95)
• [Bestandsindeling] is vast ingesteld op [JPEG]. Wanneer [Bestandsindeling] is ingesteld op [RAW] of [RAW+], dan wordt de instelling gewijzigd in [JPEG].
• Tijdens HDR-opname worden meerdere opnamen gecombineerd tot één enkel beeld; het kost dus tijd om de opname op te slaan.
t Memo
• Wanneer k van de scènestanden is geselecteerd, worden specifieke HDR-instellingen gebruikt en kan HDR-opname niet worden geselecteerd.
• Als deze functie was ingesteld in het menu A1, kunnen [Aan] en [Uit] worden geselecteerd voor [Automatisch uitlijnen].
OK
68

Objectiefcorrectie

VervormingscorrectieVervormingscorrectie
Annul.Annul.
OKOK
AanAan
99 999
AA-filtersimulator Uit
Annul.
OK
v/A2

Anti-aliasing-filtersimulator

v/A3
De volgende functies kunnen worden ingesteld met het bedieningspaneel of bij [Objectiefcorrectie] in het menu A2.
Vervormings­correctie
Aanp. Lat. Chr. Abb.
Perifere verlicht. corr.
Vermindert vervormingen en chromatische aberraties die optreden als gevolg van objectiefeigenschappen.
Vermindert laterale chromatische aberraties die optreden als gevolg van objectiefeigenschappen.
Vermindert perifere lichtvermindering die optreedt als gevolg van objectiefeigenschappen.
Corrigeert wazigheid die wordt
Diffractiecorrectie
veroorzaakt door diffractie wanneer de diafragmaopening wordt versmald.
t Memo
• Correcties kunnen alleen uitgevoerd worden als een compatibel objectief bevestigd is. (p.97) De functies zijn uitgeschakeld als een accessoires zoals een achterste omvormer tussen de camera en het objectief geplaatst is.
• Wanneer [Bestandsindeling] is ingesteld op [RAW] of [RAW+], wordt correctie-informatie opgeslagen als een RAW-bestandsparameter en kunt u selecteren of de correctie op de opnamen wordt toegepast als u deze ontwikkelt. Voor de functie RAW-ontwikkeling kan ook [Correctie kleurrand] worden ingesteld. (p.81)
Door de Shake Reduction-eenheid te schudden, kan een moiréverminderingseffect worden bewerkstelligd dat lijkt op een laagdoorlaatfilter. Stel dit in op het bedieningspaneel of bij [AA-filtersimulator] in het menu
AA-filtersimulator Uit
99999
A3.
Annul.
Type 1
Maakt opnamen met een evenwicht tussen de resolutie en moirévermindering.
Type 2 Geeft prioriteit aan moirévermindering.
Maakt achtereenvolgens opnamen met
Bracketing
[AA-filtersimulator] ingesteld op [Uit], [Type 1], en [Type 2] (er worden 3 opnamen gemaakt door éénmaal 0) in te drukken.
u Opgelet
• Deze functie kunt u niet gebruiken voor de volgende opnamen.
• Wanneer [HDR-opname] is ingesteld
•In C stand
• [Bracketing] kan niet worden geselecteerd in de volgende situaties.
• Wanneer e, o of p van de scènestanden
is geselecteerd
• In de stand M
• Wanneer [Transportstand] is ingesteld op
[Continuopname] of [Belichtingsbracketing]
• Als er nog 2 of minder opnamen kunnen worden
opgeslagen.
3
Opnamen maken
OK
69

Palet van de weergavestand items

Beeldrotatie
Einde
Rotatie van opnamen. Handig bij weergave op tv en andere apparatuur
OK
Weergavefuncties kunnen worden ingesteld in het weergavepalet en in het menu B1 (p.23). Druk op B in de enkelbeeldweergave van de weergavestand om het weergavepalet weer te geven.
4
Weergeven
70
Onderdeel Functie Pagina
a
Beeldrotatie
b
Digitaal filter
Correctie
c
kleurmoiré
Formaat wijzigen
d
*1 *2
e
Bijsnijden
f
Beveiligen
h
Diavoorstelling
Opslaan als
i
handm WB
Wijzigt de rotatie-informatie
*1
van opnamen.
Verwerkt opnamen
*1
met digitale filters.
Vermindert kleurmoiré
*1 *2
in opnamen.
Wijzigt de opnameresolutie van de opname.
Snijdt alleen het gewenste
*1
gebied van een opname uit.
Opnamen beveiligen tegen abusievelijk wissen.
Geeft opnamen doorlopend weer.
Slaat de witbalansinstellingen van
*1
een gemaakte opname op als handmatige witbalans.
Beeldrotatie
Rotatie van opnamen. Handig bij weergave op tv en andere apparatuur
Einde
p.74
p.78
p.78
p.76
p.77
p.88
p.73
p.64
Onderdeel Functie Pagina
Slaat de instellingen voor
Kruisverwerking
j
opslaan
een opname in de Cross­processing-stand in Aangepaste opname op als uw “Favoriete” instelling.
OK
k
RAW­ontwikkeling
U kunt RAW-opnamen omzetten naar JPEG-
*3
opnamen, en deze als nieuw bestand opslaan.
Video
l
bewerken
Verzending
m
Eye-Fi­opnamen
*1 Niet beschikbaar wanneer een film wordt getoond. *2 Niet beschikbaar wanneer een RAW-opname wordt getoond. *3 Alleen beschikbaar wanneer een RAW-opname is opgeslagen. *4 Alleen beschikbaar wanneer een film wordt getoond. *5 Alleen beschikbaar als een Eye-Fi-kaart geplaatst is.
Splitst een film of wist
*4
ongewenste segmenten.
Verzendt geselecteerde opnamen draadloos vanaf
*1 *5
een optionele Eye-Fi-kaart.
p.66
p.81
p.80
p.93

De weergavemethode wijzigen

100 -0505
100 -0505
12 Miniatuurweergave
100 -0505
001 /500

Weergave van meerdere opnamen

U kunt tegelijkertijd 6, 12, 20, 35 of 80 miniatuuropnamen weergeven.

Geselecteerde opnamen wissen

1 Druk op L bij stap 1 van “Weergave van meerdere
opnamen” (p.71).
2 Selecteer de te wissen
opnamen.
001/500
100-0505
1 Draai V naar links
in de weergavestand.
Het scherm voor weergave van meerdere opnamen wordt weergegeven.
Beschikbare bewerkingen
ABCD
G
L
2 Druk op E.
De geselecteerde opname verschijnt in de enkelbeeldweergave.
Verplaatst het selectiekader.
Toont het scherm voor de keuze van de weergavestijl.
Wist de geselecteerde beelden.
12 Miniatuurweergave
100-0505
100-0505
Beschikbare bewerkingen
ABCD
E
J
V
Het aantal geselecteerde opnamen wordt in de linkerbovenhoek van de monitor weergegeven.
Verplaatst het selectiekader.
Bevestigt/annuleert de selectie van de te wissen opname.
Selecteert het bereik voor de te verwijderen opnamen.
Toont de geselecteerde opname in de enkelbeeldweergave. Gebruik CD om een andere opname te selecteren.
3 Druk op L.
Het scherm voor bevestiging van het wissen verschijnt.
4 Selecteer [Wissen] en druk op E.
4
Weergeven
71
t Memo
100_ 0707
100
101
102
103
104
105
106
107
123
• U kunt maximaal 500 opnamen tegelijkertijd selecteren.
• U kunt geen beveiligde opnamen selecteren.
• U kunt de afzonderlijk geselecteerde opnamen samen wissen met de opnamen die zijn geselecteerd door het wisbereik op te geven.
• Gebruik dezelfde stappen om meerdere opnamen te selecteren voor de volgende functies.
• RAW-ontwikkeling (p.81)
• Beveiligen (p.88)
• Verzending Eye-Fi-opnamen (p.93)

Opnamen weergeven op basis van map

4
Weergeven
1 Draai V naar links bij stap 1
van “Weergave van meerdere opnamen” (p.71).
Het scherm Mapweergave wordt
100
104
weergegeven.
Beschikbare bewerkingen
ABCD
L
Verplaatst het selectiekader.
Wist de geselecteerde map.
2 Druk op E.
De opnamen in de geselecteerde map worden weergegeven.

Een map wissen

1 Selecteer een map die u wilt wissen bij stap 1 van
“Opnamen weergeven op basis van map” (p.72) en druk op L.
Het scherm voor bevestiging van het wissen verschijnt.
2 Selecteer [Wissen] en druk op E.
De geselecteerde map en alle opnamen in de map worden gewist. Wanneer er beveiligde opnamen in de map aanwezig zijn,
100_0707
103
102
101
105
106
107
123
selecteer dan [Alles wissen] of [Alles handhaven].
72
Opnamen weergeven op basis
100 -0505
2/5
10
201 4.7
201 4.8
THU
12
SAT
21
MON
25
FRI
3
SUN
14
THU
26
TUE
Opname datum
Miniatuur
van opnamedatum
Opnamen worden gegroepeerd en weergegeven op basis van opnamedatum.
1 Druk op G bij stap 1 van “Weergave van
meerdere opnamen” (p.71).
Het scherm voor de keuze van de weergavestijl verschijnt.
2 Selecteer
[Kalenderfilmstripweergave].
Beschikbare bewerkingen
Selecteert een opnamedatum.
Selecteert een opname die is gemaakt op de geselecteerde opnamedatum.
in de enkelbeeldweergave.
Wist het geselecteerde beeld.
AB
CD
V naar rechts Toont de geselecteerde opname
L
3 Druk op E.
De geselecteerde opname verschijnt in de enkelbeeldweergave.
2014.7
THU SAT MON FRI
2014.8
SUN
THU TUE

Opnamen continu weergeven (Diavoorstelling)

1 Selecteer h in het weergavepalet.
Diavoorstelling start.
Beschikbare bewerkingen
E
C
D
10 12 21 25
3 14 26
100-0505
2/5
B
V
De camera keert terug naar de enkelbeeldweergave nadat alle opnamen zijn weergegeven.
t Memo
• U kunt bij [Diavoorstelling] in het menu B1 de instellingen
van [Weergaveduur], [Schermeffect], [Weergeven herhalen] en [Autom. video afspelen] voor de diavoorstelling wijzigen. De diavoorstelling kan worden gestart in het scherm voor instelling van de diavoorstelling.
Last een pauze in of hervat de weergave.
Geeft de vorige opname weer.
Geeft de volgende opname weer.
Stopt de weergave.
Wijzigt het volume van de film.
4
Weergeven
73

Weergave van geroteerde opnamen

Annul.
OK
Wanneer u opnamen maakt met de camera in een verticale stand, dan wordt de rotatie-informatie van de opname tijdens het maken opgeslagen. Wanneer [Auto opnamerotatie] in het B1 menu is ingesteld op [Aan] dan wordt de opname tijdens de weergave automatisch geroteerd op basis van de rotatie-informatie (standaard instelling). De rotatie-informatie van een opname kunt u wijzigen met behulp van onderstaande procedure.
4
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname
Weergeven
weer die u wilt bewerken.
2 Selecteer a in het weergavepalet.
De geselecteerde opname wordt geroteerd in stappen van 90° en de vier miniaturen worden weergegeven.
3 Gebruik ABCD om de
gewenste rotatierichting te selecteren en druk op E.
De rotatie-informatie van de opname wordt opgeslagen.
u Opgelet
• Wanneer [22 Rotatie-info opslaan] is ingesteld op [Uit]
in het menu E4, dan wordt de rotatie-informatie van de opname tijdens het maken van de opnamen niet opgeslagen.
• U kunt de rotatie-informatie van de opnamen in de volgende gevallen niet wijzigen.
• Beveiligde opnamen
• Opnamen zonder rotatie-informatietag
• Videobestanden kunnen niet worden geroteerd.
74
Annul.

De camera aansluiten op een audiovisueel apparaat

Sluit een audiovisueel apparaat, zoals een TV met een HDMI-aansluiting, aan voor het weergeven van Live Weergave-opnamen tijdens het maken van opnamen of het in de weergavestand weergeven van opnamen. Zorg dat u een in de handel verkrijgbare HDMI-kabel met een HDMI-aansluiting (type D) gebruikt.
1 Zet het audiovisuele apparaat en de camera uit. 2 Open op de camera het klepje van de aansluitingen
en sluit de kabel aan op de HDMI-aansluiting.
OK
3 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan
op de inputterminal van het AV toestel.
4 Zet het audiovisuele apparaat en de camera aan.
De camera wordt ingeschakeld in de HDMI-stand en de cameragegevens worden weergegeven op het scherm van het aangesloten audiovisuele apparaat.
u Opgelet
• Er wordt niets op de cameramonitor getoond als de camera aangesloten is op een audiovisueel apparaat. U kunt ook het volume van de camera niet aanpassen. Pas het volume van het audiovisuele apparaat aan.
t Memo
• Raadpleeg de handleiding van het audiovisuele apparaat en selecteer een geschikte video-ingang waarop de camera wordt aangesloten.
• Het verdient aanbeveling om de optionele netvoedingsadapterset te gebruiken als u van plan bent de camera langere tijd continu te gebruiken.
• Standaard wordt de maximumresolutie die wordt ondersteund door zowel het AV-apparaat als de camera, automatisch geselecteerd. Als de opnamen niet juist worden weergegeven, wijzig dan de instelling bij [HDMI uit] in het menu D2.

De camera aansluiten op een computer

Sluit de camera aan op de computer met de bijgeleverde USB-kabel. Zorg dat u een in de handel verkrijgbare USB-kabel met een micro B-aansluiting gebruikt.
1 Zet de computer aan. 2 Zet de camera uit. 3 Open op de camera het
klepje van de aansluitingen en sluit de USB-kabel aan op het USB-aansluitpunt.
4 Sluit de USB-kabel aan op de USB-poort
van de computer.
5 Zet de camera aan.
De camera wordt herkend als een verwisselbare schijf. De greeplampjes van de camera knipperen langzaam terwijl de camera via de USB-kabel op de computer aangesloten is.
6 De opnamen opslaan op de computer.
4
Weergeven
7 De camera loskoppelen van de computer.
75
u Opgelet
• De camera kan niet worden gebruikt als deze aangesloten is op de computer. Als u de camera wilt gebruiken, beëindig dan de USB-verbinding op de computer, schakel de camera uit en verwijder de USB-kabel.
• Als bij stap 5 op het computerscherm het “PENTAX K-S1”­dialoogscherm verschijnt, selecteer dan [Map en bestanden weergeven] en klik op de OK-knop.
t Memo
• Raadpleeg “Systeemvoorwaarden voorUSB-aansluiting enbijgeleverdesoftware” (p.113) voor de systeemeisen die
4
gelden voor de aansluiting van de camera op de computer
Weergeven
en het gebruik van de software.
• De USB-aansluitingsstand bij het aansluiten van de camera op een computer kan ingesteld worden bij [USB-aansluiting] in het menu D2. Gewoonlijk hoeft u de standaardinstelling ([MSC]) niet te wijzigen.

Opnamen bewerken en verwerken

De grootte van de opname wijzigen

u Opgelet
• U kunt het formaat van opnamen alleen wijzigen of opnamen alleen uitsnijden als de opnamen met deze camera zijn gemaakt.
• Opnamen waarvan het formaat is gewijzigd of opnamen die al tot de minimale bestandsgrootte zijn uitgesneden, kunnen niet worden verwerkt.

Wijzigen van de resolutie (Formaat wijzigen)

Wijzigt de opnameresolutie van de geselecteerde opname, en slaat deze op als een nieuw bestand.
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2 Selecteer d in het weergavepalet.
Het scherm verschijnt waarin de opnameresolutie kan worden geselecteerd.
76
3 Gebruik CD om de
Annul.
OK
opnameresolutie te selecteren en druk op E.
U kunt een opnameformaat kiezen dat kleiner is dan dat van de originele opname. Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
4 Selecteer [Opslaan] en druk op E.
Annul.

Uitsnijden van deel van de opname (Uitsnijden)

Snijdt alleen het gewenste gebied van de geselecteerde opname uit, en slaat dit op als een nieuw bestand.
OK
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname
weer die u wilt bewerken.
2 Selecteer e in het weergavepalet.
Het uitsnijkader wordt weergegeven waarmee u de grootte en positie bepaalt van het gebied dat u wilt uitsnijden.
3 Bepaal de grootte en positie
van het gebied dat u wilt uitsnijden met behulp van het uitsnijkader.
Beschikbare bewerkingen
V
ABCD
G
M
Wijzigt de grootte van het uitsnijkader.
Verplaatst het uitsnijkader.
Wijzigt de verhoudingen of de opname rotatie-instelling.
Roteert het uitsnijkader (alleen wanneer mogelijk).
4 Druk op E.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
5 Selecteer [Opslaan] en druk op E.
4
Weergeven
77

Corrigeren van kleurmoiré

Annul.
OK
100 -0001
Aanpass. basisparam.
Stoppen
Aanp. parameter
OK

Opnamen metdigitalefilters verwerken

Vermindert kleurmoiré in opnamen.
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2 Selecteer c in het weergavepalet.
[Deze opname kan niet worden verwerkt] wordt getoond als de opname niet kan worden bewerkt.
4
3 Gebruik CD om het
Weergeven
correctieniveau te selecteren en druk op E.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
Annul.
4 Selecteer [Opslaan] en druk op E.
u Opgelet
• De functie voor corrigeren van kleurmoiré kan alleen worden gebruikt voor JPEG-opnamen die met deze camera zijn gemaakt.
78
1 Geef in de enkelbeeldweergave de opname
weer die u wilt bewerken.
2 Selecteer b in het weergavepalet.
Het scherm voor selectie van een digitaal filter verschijnt.
3 Selecteer een filter.
Gebruik V om een andere opname te selecteren.
OK
Aanpass. basisparam. Kleurextractie Kleur vervangen Speels Retro Sterk contrast Schaduw aanbrengen Kleur inverteren Vet één kleur Vet zwart-wit Tintuitbreiding
Ga verder naar Stap 6 als u geen parameters wilt wijzigen.
Schetsfilter Aquarel Pastel Posterisatie Miniatuur Soft Sterren Fisheye Vlak Monochroom
4 Druk op G.
Het scherm voor het specificeren van parameters wordt weergegeven.
Aanpass. basisparam.
Aanp. parameter Stoppen
100-0001
OK
5 Instellen van de parameters.
Helderheid
Annul.
OK
Digitaal filter toepassen
Filtereffecten opnieuw maken
Oorspr. opname zoeken
OK
100 -0001
20.
19.
18.
17.
16.
--
--
--
--
--
------
------
--
--
--
15.
14.
13.
12.
11.
10.
9.
8.
7.
6.
5.
4.
3.
2.
1.
Onderst dig filters vorige
opname opnieuw toepassen
Details
OK
Beschikbare bewerkingen
AB
CD
Selecteert een parameter.
Past de waarde aan.
6 Druk op E.
Het scherm van stap 3 verschijnt opnieuw.
7 Druk op E.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
8 Selecteer [Extra filter(s) toepassen] of [Opslaan]
en druk op E.
Selecteer [Extra filter(s) toepassen] als u nog meer filters wilt toepassen op dezelfde opname. Het scherm van stap 3 verschijnt opnieuw.
u Opgelet
• Alleen JPEG- en RAW-opnamen die zijn gemaakt met deze camera, kunnen worden bewerkt met de digitale filters.
t Memo
• U kan tot 20 filters toepassen op hetzelfde beeld, inclusief een digitale filter, gebruikt tijdens het maken van de opname (p.67).
Annul.
Helderheid

Filtereffecten kopiëren

Past de filtereffecten van een geselecteerde opname toe op andere opnamen.
OK
1 Geef een met een filter bewerkte opname weer
in de enkelbeeldweergave.
2 Selecteer b in het weergavepalet. 3 Selecteer [Filtereffecten
opnieuw maken] en druk op E.
De filtereffecten verschijnen die voor de geselecteerde opname zijn gebruikt.
4 Druk op G om de details
van de parameters te controleren.
Druk nogmaals op G om terug te gaan naar het vorige scherm.
5 Druk op E.
Het scherm voor selectie van opnamen verschijnt.
Digitaal filter toepassen
Filtereffecten opnieuw maken
Oorspr. opname zoeken
Onderst dig filters vorige
opname opnieuw toepassen
5.
1.
6.
2.
7.
3.
8.
4.
100-0001
13.
9.
--
--
14.
10.
--
--
15.
11.
--
--
16.----
--
12.
Details
OK
17.
18.
--
19.
--
20.
--
OK
4
Weergeven
79
6 Selecteer met V de opname
100 -0001
Opname bewerken met
digitaal filter
OK
00 '00 " 10 '00 "
Stoppen
OK
00 '05 " 10 '00 "
Selecteer te verwijderen segm.
waarop u dezelfde filtereffecten wilt toepassen, en druk op E.
U kunt alleen opnamen selecteren die nog niet met een filter zijn bewerkt. Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
7 Selecteer [Opslaan] en druk op E.
t Memo
4
Weergeven
• Indien [Oorspr. opname zoeken] geselecteerd is bij stap 3, dan kan de originele opname worden opgehaald voordat het digitale filter werd toegepast.

Video bewerken

1 Geef in de enkelbeeldweergave de video weer
die u wilt bewerken.
2 Selecteer l in het weergavepalet.
Het videobewerkingsscherm verschijnt.
3 Selecteer het punt waar
u de video wilt splitsen.
Het beeld bij het splitspunt wordt boven in het scherm getoond. U kunt tot vier punten selecteren om de originele video-opname te splitsen in vijf segmenten.
80
Opname bewerken met
digitaal filter
Stoppen
100-0001
00' 00" 10' 00"
Beschikbare bewerkingen
A
D
OK
Druk op de knop D en houd deze ingedrukt
C
Druk op de knop C en houd deze ingedrukt
V
G
Ga verder naar stap 7 als u geen enkel segment wilt wissen.
4 Druk op L.
Het scherm verschijnt waarin de segmenten kunnen worden geselecteerd die u wilt verwijderen.
5 Gebruik CD om het
selectiekader te verplaatsen en druk op E.
De segmenten die u wilt verwijderen zijn gespecificeerd. (Tegelijkertijd kunnen meerdere
OK
segmenten worden verwijderd.) Druk nogmaals op de knop E als u de selectie wilt annuleren.
Speelt de video-opname af of last een pauze in.
Springt een beeldje vooruit (tijdens pauze).
Speel snel vooruit af.
Springt een beeldje achteruit (tijdens pauze).
Speelt snel achteruit af.
Wijzigt het volume.
Bevestigt/annuleert een splitspunt.
00' 05" 10' 00"
Selecteer te verwijderen segm.
6 Druk op F.
Het scherm van stap 3 verschijnt opnieuw.
7 Druk op E.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
8 Selecteer [Opslaan] en druk op E.
t Memo
• Selecteer splitspunten in chronologische volgorde vanaf het begin van de video-opname. Als u de geselecteerde splitspunten annuleert, annuleer deze dan elk in omgekeerde volgorde (vanaf het einde van de video tot het begin). U kunt splitspunten niet selecteren en de selectie van splitspunten niet annuleren in een andere volgorde dan de gespecificeerde volgorde.

RAW-ontwikkeling

U kunt RAW-opnamen omzetten naar JPEG-opnamen, en deze als nieuw bestand opslaan.
1 Selecteer k in het weergavepalet.
Het scherm voor selectie van een verwerkingsoptie voor een RAW-opname verschijnt.
2 Selecteer de gewenste optie en druk op E.
Eén opname selecteren
Meerdere opnamen selecteren
Een map select. Ontwikkelt maximaal 500 opnamen
Wanneer [Eén opname selecteren] is geselecteerd, gaat u verder naar stap 6. Het scherm voor selectie van de opname/map verschijnt.
Ontwikkelt een opname.
Ontwikkelt maximaal 500 opnamen met dezelfde instellingen.
in de geselecteerde map met dezelfde instellingen.
3 Selecteer de opname(n) of een map.
Zie stap 2 van “Geselecteerde opnamen wissen” (p.71) voor informatie over hoe opnamen worden geselecteerd.
4 Druk op G.
Het scherm voor selectie van de methode voor de parameterinstelling verschijnt.
4
Weergeven
81
5 Selecteer de methode
100 -0001
001 /500
Opnamen ontwikkelen
zoals gemaakt
Opnamen ontwikkelen
met aangepaste instell.
OK
100 -0001
Opname-instell. foto's
voor de parameterinstelling en druk op E.
Opnamen ontwikkelen zoals gemaakt
4
Weergeven
Opnamen ontwikkelen met aangepaste instell.
6 Instellen van de parameters.
82
001/500
Opnamen ontwikkelen
Opnamen ontwikkelen
met aangepaste instell.
Stelt u in staat om opname-instellingen (Bestandsindeling, JPEG-resolutie, en JPEG kwaliteitsniveau) van opnamen te wijzigen.
Stelt u in staat om opname-instellingen te wijzigen (Bestandsindeling, Verhoudingen, JPEG-resolutie, JPEG kwaliteitsniveau, Kleurruimte), Objectiefcorrectie (Vervormingscorrectie, Aanp. Lat. Chr. Abb., Perifere verlicht. corr., Diffractiecorrectie, Correctie kleurrand), Digitaal filter, Witbalans, Aangepaste opname, Gevoeligheid, Ruisond. hoge ISO-wrd en Schaduwcorrectie.
Opname-instell. foto's
100-0001
zoals gemaakt
100-0001
Beschikbare bewerkingen
Selecteert een parameter.
AB
Wijzigt de waarde.
CD
Selecteert een andere opname
V
OK
Voor Opname-instellingen en Objectiefcorrectie drukt u op D en selecteert u een onderdeel met behulp van AB. Voor Digitaal filter, Witbalans en Aangepaste opname drukt u op D om het instellingsscherm op te roepen.
(indien in de enkelbeeldweergave).
7 Druk op E.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
8 Selecteer [Opslaan] en druk op E.
Wanneer [Eén opname selecteren] is geselecteerd, selecteert u [Doorgaan] of [Einde], en drukt u op E.
u Opgelet
• U kunt alleen RAW-opnamen ontwikkelen die met deze camera werden gemaakt.
• Indien de instellingen van Witbalans, Aangepaste opname of Digitaal filter van RAW-opnamen die zijn gemaakt in de stand W, worden gewijzigd voordat de opnamen worden ontwikkeld, dan wordt de informatie over de toegepaste effectmodus gewist. In dat geval wordt de opnamestand weergegeven als G in de gedetailleerde infoweergave van de weergavestand.
t Memo
Als bij stap 2 [Meerdere opnamen selecteren] of [Een map select.] is geselecteerd, dan wordt een map met een nieuw nummer aangemaakt, en worden de JPEG-opnamen hierin opgeslagen.
• Met de bijgeleverde software “Digital Camera Utility 5” kunt u RAW-bestanden ontwikkelen op een computer.

Camera-instellingen

Knoppen aanpassen AF/AE-L-knop AF/AE-L-knop (film) Groene knop Instelling e-knoppen

De knop aanpassen/functies van de e-knop

U kunt de functies instellen voor wanneer f of M wordt ingedrukt of wanneer aan V wordt gedraaid.
1 Selecteer [Knoppen aanpassen] in het menu A4
en druk op D.
Het scherm [Knoppen aanpassen] verschijnt.
2 Selecteer het gewenste item
en druk op D.
Het scherm verschijnt waarin de functie aan het geselecteerde item kan worden toegewezen.
AF/AE-L-knop AF/AE-L-knop (film) Groene knop Instelling e-knoppen
3 Selecteer een functie en druk op E.
De volgende functies kunnen worden toegewezen aan elke knop.
Knoppen aanpassen
A4
AF/AE-L­knop
AF/AE-L­knop (film)
Instelling Functie Pagina
AF1 inschakelen
AF2 inschakelen
AF uitschakelen
Belichtings­geheugen
Automatische scherpstelling wordt uitgevoerd als u op f drukt.
Er wordt alleen automatisch scherp gesteld wanneer u op f drukt, en niet wanneer u 0 half indrukt.
Terwijl f wordt ingedrukt, wordt de autofocusstand ingesteld op w, zelfs wanneer 0 half wordt ingedrukt.
Vergrendelt de belichtingsinstelling.
p.54
p.48
5
Instellingen
83
5
Instellingen
84
Groene knop
Instelling Functie Pagina
Groene knop
1x voor bestandsform.
Optisch voorbeeld
Digitaal voorbeeld
Actief AF­gebied
Voert een reset uit van de waarde die wordt gewijzigd.
Wijzigt tijdelijk de bestandsindeling.
Activeert het optisch voorbeeld om de scherptediepte te controleren met de zoeker.
Activeert het digitaal voorbeeld om de compositie, belichting en scherpstelling op de monitor te controleren. (Maximale weergavetijd: 60 seconden) U kunt de voorbeeldopname vergroten of opslaan.
Maakt wijziging van het AF-punt mogelijk.
p.84
p.47
p.57
Instelling Functie Pagina
Instelling e-knoppen
Naar rechts roteren
Naar links roteren
Verhoogt waarden wanneer V naar rechts wordt gedraaid (naar S).
Verhoogt waarden wanneer V naar links wordt gedraaid (naar T).
4 Druk op F.
Het scherm [Knoppen aanpassen] verschijnt opnieuw. Herhaal stappen 2 t/m 4.
5 Druk tweemaal op F.

Instelling van 1x voor bestandsformaat

1 Stel [Groene knop] in op [1x voor bestandsform.]
bij stap 3 van “De knop aanpassen/functies van de e-knop” (p.83).
2 Selecteer Z of Y bij [Stop na 1 opname].
De opname-indeling keert terug naar de oorspronkelijke bestandsindeling
Z
nadat de opname is gemaakt.
De instelling blijft behouden totdat een van de volgende bedieningshandelingen wordt uitgevoerd:
• Wanneer u opnieuw op M drukt
Y
• Wanneer u op 3 of F drukt, of wanneer
aan de functiekiezer of hoofdschakelaar wordt gedraaid
3 Selecteer voor elke bestandsindeling de
Groene knopGroene knop
Stop na 1 opnameStop na 1 opname
1x voor bestandsform.1x voor bestandsform.
Annul.Annul.
OKOK
Groene knop
Groene knop
Actie in M/TAv-modus E-knop in Programma
Wijzigen van de combinatie van diafragma en sluitertijd voor juiste belichting
Annul.
OK
bestandsindeling voor wanneer M wordt ingedrukt.
Links staat de instelling van [Bestandsindeling] en rechts staat de gewijzigde bestandsindeling wanneer M wordt ingedrukt.

Instelling van de werking van de E-knop in de P-stand

Stel in de stand G met V de waarde in die u wilt wijzigen.
GXJ Stelt de diafragmawaarde in (Automatische
belichting met diafragmavoorkeuze).
OFF Schakelt de werking uit van V als hieraan
wordt gedraaid in de stand G.
t Memo
•Indien M wordt ingedrukt nadat aan V is gedraaid in
de stand G, dan keert de instelling terug naar de normale G-stand.
1 Stel [Groene knop] in op [Groene knop] bij
stap 3 van “De knop aanpassen/functies van de e-knop” (p.83).
2 Druk op B en selecteer
[E-knop in Programma], en wijzig de instelling.
G SHIFT Stelt automatisch de sluitertijd en
GXI Stelt de sluitertijd in (Automatische belichting
diafragmawaarde in voor de juiste belichting (Prog. instellen)
met sluitertijdvoorkeuze).
Groene knop
Groene knop
Actie in M/TAv-modus E-knop in Programma
Wijzigen van de combinatie van diafragma en sluitertijd voor juiste belichting
Annul.
5
Instellingen
OK
85
Instelling van de werking van de groene toets
Groene knop
Groene knop
Actie in M/TAv-modus E-knop in Programma
Stelt diafragma en sluitertijd in op programmalijn
Annul.
OK
Groene knop
Digitaal voorbeeld
Momentcontr. vergrot. Digitaal voorbeeld opsl. Histogramweergave Overbelichting
in de stand M/TAv

De display-instellingen selecteren voor Digitaal voorbeeld

U kunt de functie van M instellen voor de stand L of K.
1 Stel [Groene knop] in op [Groene knop] bij stap 3
van “De knop aanpassen/functies van de e-knop” (p.83).
2 Druk op B en selecteer
5
Instellingen
86
[Actie in M/TAv-modus], en wijzig de instelling.
G LINE Stelt de diafragmawaarde en sluitertijd
in voor een juiste belichting in overeenstemming met de programmalijn.
I SHIFT Stelt bij een vast ingesteld diafragma
de sluitertijd in.
J SHIFT Stelt bij een vast ingestelde sluitertijd
de diafragmawaarde in.
OFF Schakelt de werking van M uit indien
ingedrukt in de stand L of K.
Actie in M/TAv-modus E-knop in Programma
Stelt diafragma en sluitertijd in op programmalijn
Groene knop
Groene knop
Annul.
1 Stel [Groene knop] in op [Digitaal voorbeeld] bij stap
3 van “De knop aanpassen/functies van de e-knop” (p.83).
2 Druk op B en selecteer Y
of Z voor elk display-item.
OK
Groene knop
Digitaal voorbeeld
Momentcontr. vergrot. Digitaal voorbeeld opsl. Histogramweergave Overbelichting
De lokale datum en tijd van
10:00
Wereldtijd Tijdinstelling
Bestemmingstijd
Londen
Thuistijd
Amsterdam
10:00
Bestemmingstijd
Londen Zomertijd
0:00
10:00
Annul.
OK
de opgegeven stad weergeven
De datum en tijd die zijn ingesteld bij de basisinstellingen (p.36) dienen als datum en tijd voor uw huidige locatie, en vormen de opnamedatum/tijd van uw opnamen. Als u de bestemmingstijd instelt op een locatie die verschilt van uw huidige locatie, dan kunt u de lokale datum en tijd op de monitor weergeven als u in het buitenland bent en ook opnamen opslaan met het tijdstempel van de lokale datum en tijd.
1 Selecteer [Wereldtijd] in het menu D1.
Het scherm [Wereldtijd] verschijnt.
2 Selecteer de tijd die u wilt
weergeven bij [Tijdinstelling].
Selecteer F (Thuistijd) of G (Bestemmingstijd).
Wereldtijd
Tijdinstelling
Bestemmingstijd
Londen
Thuistijd
Amsterdam
3 Selecteer [G Bestemmingstijd] en druk op D.
Het scherm [G Bestemmingstijd] wordt weergegeven.
4 Gebruik CD om een stad
te selecteren.
Gebruik V om de regio te wijzigen.
5 Selecteer [Zomertijd] (zomertijd), en gebruik CD
om Y of Z te selecteren.
Londen Zomertijd
Annul.
Bestemmingstijd
10:00
10:00
10:00
D1
0:00
6 Druk op E.
Het scherm [Wereldtijd] verschijnt opnieuw.
t Memo
• Zie “Lijst met steden voor Wereldtijd” (p.112) voor steden die als thuistijd of bestemmingstijd kunnen worden geselecteerd.
• Selecteer [F Thuistijd] bij stap 3 om voor de thuistijd de instelling van de stad en zomertijd te wijzigen.
G verschijnt in het bedieningspaneel wanneer [Tijdinstelling] is ingesteld op G.

Instellingen selecteren om op te slaan in de camera

De meeste functies die op deze camera worden ingesteld, blijven bewaard nadat de camera is uitgezet. Voor de volgende functie-instellingen kunt u selecteren of de instellingen moeten worden bewaard (Z) of moeten worden teruggezet naar de standaardwaarde (Y) nadat de camera wordt uitgezet. De standaardinstellingen zijn Y voor Digitaal filter, HDR-opname en Display opname-info, en Z voor de andere functies. Stel dit in bij [Geheugen] in het menu A4.
Flitsinstelling Transportstand Witbalans Aangepaste opname Gevoeligheid
OK
Belichtingscorrectie
t Memo
• Wanneer u [Reset] van het menu D3 uitvoert, worden alle geheugeninstellingen teruggezet naar de standaardwaarde.
Flitsbelichtingscompensatie Digitaal filter HDR-opname Display opname-info Display weergave-info
A4
5
Instellingen
87

Instellingen voor bestandsbeheer

Selec. opname(n)
Een map select.
OK

Beveiliging van opnamen tegen wissen (Beveiligen)

5 Selecteer [Beveiligen] en druk op E.
t Memo
• Om alle in de geheugenkaart opgeslagen opnamen te beveiligen, selecteert u [Alle beelden beveiligen] van het B1 menu.
U kunt opnamen beveiligen zodat deze niet per ongeluk kunnen worden gewist.
u Opgelet
• Zelfs beveiligde opnamen worden gewist wanneer de geplaatste geheugenkaart wordt geformatteerd.
1 Selecteer f in het weergavepalet.
5
Instellingen
Het scherm verschijnt waarin de eenheid voor verwerking kan worden geselecteerd.
2 Selecteer [Selec.
opname(n)] of [Een map select.] en druk op E.
3 Selecteer de opname(n) of map die u wilt
beveiligen.
Zie stap 2 van “Geselecteerde opnamen wissen” (p.71) voor informatie over hoe opnamen worden geselecteerd. Ga verder naar stap 5 als [Een map select.] is geselecteerd.
4 Druk op G.
Het bevestigingsscherm verschijnt.
88
Selec. opname(n)
Een map select.

Instellingen voor het map/bestand selecteren

Mapnaam

Wanneer er opnamen worden gemaakt met deze camera, wordt er automatisch een map aangemaakt en worden de opnamen opgeslagen in deze nieuwe map. Elke mapnaam bestaat uit een volgnummer van 100 t/m 999 en een reeks van 5 karakters. De mapnaam kan worden gewijzigd.
1 Selecteer [Mapnaam] in het menu D2 en druk
OK
op D.
Het scherm [Mapnaam] verschijnt.
D2
2 Selecteer een mapnaam
_MMD D
PENTX
Mapnaam
Dat,
Annul.
OK
Mapnaam
PPEENNTTX
Mapnaam
Annul.
Reset
Enter
Volt.
Cursor voor tekstselectie
Cursor voor tekstinvoer
en druk op E.
Dat,
PENTX
Ga verder naar stap 6 als u de reeks karakters van “PENTX” niet hoeft te wijzigen.
3 Druk op B, en druk vervolgens op D.
Het scherm voor het invoeren van tekst wordt weergegeven.
Mapnaam
Mapnaam
Annul.
De twee cijfers van de maand en de dag waarop de opname werd gemaakt, worden toegewezen na het mapnummer. De maand en dag worden weergegeven op basis van de datumnotatie die is ingesteld bij [Datum instellen] Voorbeeld: 101_0125: voor opnamen die zijn gemaakt op 25 januari
De reeks karakters “PENTX” wordt toegewezen na het mapnummer. De reeks karakters kan willekeurig worden gewijzigd. Voorbeeld) 101PENTX
_MMDD
Dat, PENTX
4 Wijzig de tekst.
Voer 5 alfanumerieke tekens van een enkele byte in.
OK
Beschikbare bewerkingen
ABCD
V
M
Verplaatst de tekstselectiecursor.
Verplaatst de tekstinvoercursor.
Stelt de ingevoerde tekst terug naar “PENTX”.
E
Voert op de positie van de tekstinvoercursor een karakter in dat is geselecteerd met de tekstselectiecursor.
5 Na het invoeren van de tekst verplaatst u de
tekstselectiecursor naar [Volt.], en drukt u op E.
Het scherm van Stap 2 verschijnt opnieuw.
6 Druk tweemaal op F.
Mapnaam
ABCDEFGH I JKLM NOPQR S TUVWX YZ 0123456789
Reset
Annul.
Volt.
X
_
Enter
5
Instellingen
89
t Memo
II MMGG PP

.
JPG

.
JPG

.
MOV
II MMGG PP
__
II MMGG
BestandsnaamBestandsnaam
• Er wordt een map met een nieuw nummer aangemaakt wanneer de mapnaam wordt gewijzigd.
• Er kunnen maximaal 500 opnamen (100 opnamen voor een Eye-Fi-kaart) worden opgeslagen in één enkele map. Wanneer het aantal gemaakte opnamen hoger wordt dan 500, wordt een nieuwe map aangemaakt met een nummer dat volgt op het nummer van de map die momenteel wordt gebruikt. Bij opnamen met Belichtingsbracketing worden opnamen opgeslagen in dezelfde map totdat het maken van opnamen is voltooid.
• Wanneer [Nieuwe map maken] is geselecteerd in het menu D2, dan wordt een map aangemaakt met een nieuw nummer wanneer de volgende opname wordt opgeslagen.
• Als [Meerdere opnamen selecteren] of [Een map select.]
5
van [RAW-ontwikkeling] wordt geselecteerd, dan wordt een
Instellingen
map met een nieuw nummer aangemaakt, en worden de JPEG-opnamen in deze nieuwe map opgeslagen. (p.81)
u Opgelet
• Het maximale mapnummer is 999. Nadat u dit aantal van 999 hebt bereikt, kunt u geen nieuwe opnamen maken als u probeert de mapnaam te wijzigen of probeert een nieuwe map aan te maken, of als de bestandsnaam het nummer 9999 heeft bereikt.
90

Bestandsnaam

Een van de volgende reeks karakters wordt gebruikt als het voorvoegsel van de bestandsnaam, afhankelijk van de instelling bij[21 Kleurruimte] in het menu E3.
Kleurruimte Bestandsnaam
sRGB IMGPxxxx.JPG
AdobeRGB _IMGxxxx.JPG
De eerste vier karakters kunnen worden gewijzigd in een reeks karakters van uw keuze.
1 Selecteer [Bestandsnaam] in het menu D2
en druk op D.
Het scherm [Bestandsnaam] wordt weergegeven.
2 Selecteer A of C
en druk op D.
Het scherm voor het invoeren van tekst wordt weergegeven.
3 Wijzig de tekst.
Er kunnen maximaal 4 alfanumerieke single-byte tekens worden ingevoerd. Kijk bij Stappen 4 en 5 van “Mapnaam” (p.88) voor informatie over het invoeren van tekst.
4 Druk tweemaal op F.
t Memo
BestandsnummerBestandsnummer
Opeenvolg. nummeringOpeenvolg. nummering Herstel bestandsnr.Herstel bestandsnr.
Gebruikt opeenvolg. bestandsnr.Gebruikt opeenvolg. bestandsnr. in nieuwe map op basis vanin nieuwe map op basis van laatste nummer in vorige maplaatste nummer in vorige map
• Wanneer [Kleurruimte] is ingesteld op [AdobeRGB], dan is “_” het voorvoegsel voor de bestandsnaam en vormen de eerste drie karakters van de ingevoerde reeks karakters de bestandsnaam.
• Voor video’s is “IMGPxxxx.MOV” of de ingevoerde reeks karakters de bestandsnaam, ongeacht de instelling bij [Kleurruimte].

Bestandsnummer

Elke bestandsnaam bestaat uit een string van 4 karakters en een volgnummer van 0001 t/m 9999. Zelfs als een nieuwe map wordt aangemaakt bij [Opeenvolg. nummering] van [Bestandsnummer] in het menu D2, kunt u instellen of u voor de bestandsnaam door wilt gaan met de volgnummering.
Ook als er een nieuwe map wordt aangemaakt, wordt doorgegaan met de volgnummering voor de
Z
bestandsnaam.
De eerste opname die in een nieuwe map wordt
Y
opgeslagen, krijgt steeds het nummer 0001.
Selecteer [Herstel bestandsnr.] om het bestandsnummer terug te zetten naar de standaardwaarde.
t Memo
• Wanneer het bestandsnummer het nummer 9999 bereikt, wordt een nieuwe map aangemaakt en wordt het bestandsnummer teruggezet.
5
Instellingen
91

De Copyright-informatie instellen

CopyrightinformatieCopyrightinformatie
Copyrightgeg. insluitenCopyrightgeg. insluiten
FotograafFotograaf
CopyrighthouderCopyrighthouder
AABBC
AABBC
DDEEFFGGHHIIJJKKLLMMNNOOPPQQR
SSTTUUVVWWXXYYZZ0011223344556677889
..,,(())[[]]<<>>@
++==$$%%‘‘““{{}
--__//::;;!!?
*
#
Fotograaf
Annul.
1 teken wissen
Enter
Volt.
Cursor voor tekstselectie
Cursor voor tekstinvoer
Stelt in of informatie over de fotograaf en copyright wordt ingesloten in de Exif-gegevens.
1 Selecteer [Copyrightinformatie] in het menu D2
en druk op D.
Het scherm [Copyrightinformatie] wordt weergegeven.
2 Gebruik CD om
[Copyrightgeg. insluiten] in te stellen.
5
Instellingen
Y
Z
3 Selecteer [Fotograaf] of [Copyrighthouder],
en druk op D.
Het scherm voor het invoeren van tekst wordt weergegeven.
Copyrightgegevens worden niet ingesloten in de Exif-gegevens.
Copyrightgegevens worden ingesloten in de Exif-gegevens.
D2
4 Wijzig de tekst.
Er kunnen maximaal 32 alfanumerieke single-byte tekens en symbolen worden ingevoerd.
Beschikbare bewerkingen
ABCD
V
J
Verplaatst de tekstselectiecursor.
Verplaatst de tekstinvoercursor.
Wisselt tussen hoofdletters en kleine letters.
L
Wist een karakter op de positie van de tekstinvoercursor.
E
Voert op de positie van de tekstinvoercursor een karakter in dat is geselecteerd met de tekstselectiecursor.
Fotograaf
C
C
1 teken wissen
Annul.
@
}
5 Na het invoeren van de tekst verplaatst u de
tekstselectiecursor naar [Volt.], en drukt u op E.
Het scherm van Stap 2 verschijnt opnieuw.
Volt.
R 9
?
#
*
Enter
92
6 Druk tweemaal op F.
t Memo
• De Exif-informatie kan gecontroleerd worden met behulp van de geleverde software “Digital Camera Utility 5”.
Gebruik van een draadloze
Draadloze geh.kaart
Actiemodus Auto grootte aanpass. Communicatie-info Info/opties firmware
Verzendt autom. niet-verz. opnamen vanaf geh.krt
Annul.
OK
geheugenkaart
Er kan gebruik worden gemaakt van een “Eye-Fi-kaart” (Wi-Fi­transmissie) of een “Flucard” met ingebouwde draadloze LAN die compatibel is met deze camera. Met deze kaarten kunnen opnamen via een draadloze LAN worden overgezet van de camera naar een computer of een ander apparaat. Selecteer de camerawerking bij het gebruik van een Eye-Fi kaart of een Flucard.
1 Selecteer [Draadloze geh.kaart] in D3 menu
en druk op D.
Het scherm [Draadloze geh.kaart] verschijnt.
2 Selecteer [Actiemodus].
Items die kunnen worden ingesteld, worden weergegeven volgens het type kaart dat is geplaatst.
Eye-Fi-kaart
AUTO
SELECT
OFF Stopt de communicatiefunctie.
Verzendt automatisch opnamen wanneer er opnamen zijn die nog niet zijn verzonden. Alleen films met een grootte van 2 GB of minder kunnen worden verzonden.
Verzendt opnamen of mappen die zijn geselecteerd bij[Verzending Eye-Fi­opnamen] van de weergavestand. (p.70) Alleen JPEG- en RAW-opnamen kunnen worden verzonden.
Actiemodus Auto grootte aanpass. Communicatie-info Info/opties firmware
Verzendt autom. niet-verz. opnamen vanaf geh.krt
Draadloze geh.kaart
Annul.
D3
Flucard
Schakelt draadloze gegevensoverdracht
ON
met Flucard in.
Schakelt draadloze gegevensoverdracht
OFF
met Flucard uit.
3 Selecteer Y of Z voor [Auto grootte aanpass.].
Wanneer ingesteld op Z, worden JPEG-opnamen in een grootte van r opgeslagen op de Eye-Fi-kaart of Flucard.
4 Druk tweemaal op F.
u Opgelet
• Als geen Eye-Fi-kaart of Flucard is geplaatst, kan de camerawerking niet worden ingesteld.
• Stel voor de kaartverbinding een draadloos LAN-toegangspunt in op een computer.
• Als u een Flucard gebruikt, update deze dan naar de nieuwste firmware voordat u de kaart gebruikt.
• Voor RAW-opnamen hangt het succes van de verzending
OK
af van de specificaties en instellingen van de Eye-Fi-kaart die wordt gebruikt.
• Opnamen worden mogelijk niet verzonden als het batterijniveau laag is.
• Het kan enige tijd duren als veel opnamen worden verzonden. De camera schakelt zichzelf mogelijk uit als de interne temperatuur van de camera te hoog wordt.
• Raadpleeg “Over Eye-Fi-kaarten” (p.123) betreffende voorzorgsmaatregelen ten aanzien van Eye-Fi-kaarten.
5
Instellingen
93
t Memo
• Er kan gebruik worden gemaakt van een smartphone om deze camera te bedienen als er een Flucard is geplaatst die compatibel is met deze camera. Raadpleeg de handleiding van de Flucard voor meer informatie over het gebruik van de kaart.
• Wanneer een Eye-Fi-kaart wordt gebruikt, kunnen in één enkele map 100 opnamen worden opgeslagen. Voor RAW+­opnamen worden twee bestanden geteld als één opname.
• Selecteer bij stap 2 [Communicatie-info] om de informatie over draadloos LAN te controleren, en [Info/opties firmware] om de firmware-versie van de kaarten te controleren.
• Wanneer [Reset verzendinstell.] geselecteerd is bij stap 2, wordt de [Actiemodus]-instelling teruggezet naar de
5
standaardwaarde.
Instellingen
94

Beperkingen voor elke opnamestand

Opnamestand
R
Functie
Gevoeligheid
Flitser
Continuopname Z
Zelfontspanner
Afstandsbediening
Transportstand
Belichtingsbracketing
Scherpstellingsmethode
ze
*2
bf
xe
*2
cdi
mq
x*2y*2x*2x*2y
: Niet beschikbaar
×
eo
ghj stv
S
k l p u
×× ×
W M
*1
×× ×
*2
×
Z
*2
×
××
××
××× ×
*2
ye
*2
y
*2
6
Bijlage
RAW/RAW+
Bestandsindeling
Shake Reduction
Witbalans
Aangepaste opname
×
××
*3
×
*3
×
*3
×
×
*3
×
*3
*3
×
*3
×
*3
×
*3
×
×
*3
×
*3
*3
×
*3
×
×
*3
×
*3
*3
×
*3
×
×
*3
×
*3
*3
×
95
Opnamestand
R
Functie
Digitaal filter
HDR-opname
AA-filtersimulator *5
RAW-data opslaan
*1 [ISO AUTO] is niet beschikbaar. *2 Vast ingesteld op; de instelling kan niet worden gewijzigd. *3 Vast ingesteld op een specifieke instelling; de instelling kan niet worden gewijzigd. *4 Er worden specifieke instellingen gebruikt. *5 [Bracketing] is niet beschikbaar.
6

Beperkingen voor de combinaties van speciale functies

Bijlage
Flitser
Bestandsindeling RAW/RAW+
Shake Reduction
Digitaal filter
AA-filtersimulator *1 *1
RAW-data opslaan
*1 [Bracketing] is niet beschikbaar.
cdi
bf
mq
eo
×
××
Continuopname Zelfontspanner Afstandsbediening Belichtingsbracketing
×
96
S
ghj stv
k l p u
××
*4
×
Transportstand
×××
*5
××
W M
: Niet beschikbaar
×
HDR-opname
×
×
×
×

Functies beschikbaar met diverse objectieven

Alle opnamestanden zijn beschikbaar bij gebruik van een DA-, DA L- of FA J-objectief, of als een objectief met een 9-positie wordt gebruikt met de diafragmaring ingesteld in de 9-positie. Als gebruik wordt gemaakt van andere objectieven dan boven beschreven of van een objectief met een 9-positie die in een andere positie staat dan 9, dan gelden de volgende beperkingen.
Functie
Autofocus (Alleen objectief) (Met AF-adapter 1,7×)
Handmatig scherp stellen (Met scherpstelindicator) (Met het matglas)
Quick-Shift focus #
Scherpstelpunt selectiestand [Auto]
Automatische Lichtmeting [Meervlaks]
Stand G/H/I/J/K
Stand L
Automatisch P-DDL-flitsen
Automatisch informatie over de brandpuntafstand van het objectief verkrijgen
Objectiefcorrectie x
x: Beschikbaar #: Beperkt ×: Niet beschikbaar
Objectief
DA
FA J
F *6A M
[Vattingtype]
*1
*2
*3
DA L D FA
[KAF] [KAF2] [KAF3]
*6
FA
[KAF]
[KAF] [KA] [K]
[KAF2]
x–x–x
xxxxx
*4
xxx
xxxx
xxxx
xxxx
xxxx
xxx
*5×*7
––#–#
××××
×××
P
*8
#
×
×
#
#
×
××
*9
*1 Objectieven met een maximaal diafragma van F2,8 of sneller.
Alleen beschikbaar bij de stand 9.
*2 Objectieven met een maximaal diafragma van F5,6 of sneller. *3 Alleen beschikbaar bij gebruik van de ingebouwde flitser, AF540FGZ,
AF540FGZ II, AF360FGZ, AF360FGZ II, AF200FG of AF160FC. *4 Alleen beschikbaar bij compatibele objectieven. *5 De functie voor vervormingscorrectie wordt uitgeschakeld bij gebruik
van een DA visoog van 10-17 mm objectief. *6 Als u een FA SOFT 28 mm F2,8 objectief, FA SOFT 85 mm F2,8
objectief, of F SOFT 85 mm F2,8 objectief gebruikt, stel [26
Diafragmaring gebruiken] dan in op [Activeren] in het menu E4.
Er kunnen opnamen worden gemaakt met de ingestelde
diafragmawaarde, maar alleen binnen het bereik voor handmatige
instelling van het diafragma. *7 Alleen beschikbaar met de volgende objectieven: FA 31 mm F1,8
Limited, FA 43 mm F1,9 Limited of FA 77 mm F1,8 Limited. *8 Vast ingesteld op [Spot]. *9 J met het diafragma breed open. (De diafragmaring heeft geen
effect op de eigenlijke diafragmawaarde.)
u Opgelet
• Wanneer de diafragmaring in een andere positie staat dan 9
of wanneer gebruik wordt gemaakt van een objectief zonder een 9-positie of accessoires zoals een auto-tussenringenset of autobalg, dan werkt de camera niet, behalve wanneer [26 Diafragmaring gebruiken] is ingesteld op [Activeren] in het menu E4. Raadpleeg “De diafragmaring gebruiken” (p.100) voor meer informatie.
6
Bijlage
97
Namen van objectieven en vattingen
DA-objectieven met een motor en FA- zoomobjectieven met powerzoom maken gebruik van de K DA-objectieven met een motor, maar zonder AF-koppeling wordt de K
AF3-vatting gebruikt.
FA-objectieven met één enkele brandpuntsafstand (objectieven zonder zoom) , DA- o f DA L-objectieven zonder motor en D FA-, FA J- en F-objectieven zijn uitgerust met
AF-vatting.
de K Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen van de betreffende objectieven voor bijzonderheden.
6
Bijlage
AF2-vatting. Bij

Compatibiliteit met de ingebouwde flitser

Afhankelijk van het gebruikte objectief kan het gebruik van de ingebouwde flitser aan beperkingen onderhevig zijn.
Lens
DA FISH-EYE 10-17 mm F3,5-4,5 ED (IF)/ DA 12-24 mm F4 ED AL/ DA 14 mm F2,8 ED (IF)/ DA 15mm F4 ED AL/
k
300 mm F2,8 ED (IF)/
FA
k
560 mm F5,6 ED AW/
DA
k
600 mm F4 ED (IF)/
FA
k
250-600 mm F5,6 ED
FA (IF)
F FISH-EYE 17-28 mm F3.5-4.5
DA 16-45 mm F4 ED AL
k
16-50 mm F2,8 ED
DA AL (IF) SDM
Beperkingen wanneer de
ingebouwde flitser wordt gebruikt.
De ingebouwde flitser is niet beschikbaar vanwege vignettering.
Als de brandpuntsafstand minder is dan 20 mm, kan vignettering optreden.
Als de brandpuntsafstand minder is dan 28 mm of als de brandpuntsafstand 28 mm is en de opnameafstand kleiner dan 1 m, kan vignettering optreden.
Als de brandpuntsafstand minder is dan 20 mm of als de brandpuntsafstand 35 mm is en de opnameafstand kleiner dan 1,5 m, kan vignettering optreden.
98
Loading...