Afkaderen van beelden
Overtuig u ervan dat de camera is ingeschakeld,
verwijder de lensdop en kijk door de zoeker. Moet u
de zoeker aanpassen aan uw gezichtsvermogen,
dan verdraait u de oogcorrectiering zodat u het
autofocusteken, in het midden van de zoeker, scherp
en duidelijk kunt zien. Ziet u het autofocusteken niet,
controleer dan of de sluitknop voor het oculair,
links van de zoeker, omhoog staat. Sla de camerariem om uw hals, houd de camera vast aan de
handgreep, aan de rechterkant van de camera,
en laat de onderkant van de camera op de linkerhand rusten. Zorg ervoor dat u uw vingers niet voor
de lens, de flitser (als die is opgeklapt), de autofocussensor, de sensor voor de afstandsbediening of
de zelfontspanner-LED, aan de voorzijde van de
camera, houdt. Houd de camera zo goed mogelijk
stil, richt hem op uw onderwerp en kader het beeld
af in de zoeker.
Afkaderen van beelden in de monitor
Overtuig u ervan dat de camera is ingeschakeld,
verwijder de lensdop en druk de monitorknop
in. Druk de sluitknop van het oculair, links van de
zoeker, omlaag. Druk de vastzet-/vrijmaakknop van
de monitor omlaag, zodat de monitor vrijkomt van
het camerahuis. Wilt u de monitor opklappen,
dan trekt u de onderzijde van de monitor naar u toe.
Zorg ervoor dat u uw vingers niet voor de lens,
de flitser (als die is opgeklapt), de autofocussensor,
de sensor voor de afstandsbediening of de zelfontspanner-LED, aan de voorzijde van de camera,
houdt. Houd de camera zo goed mogelijk stil,
richt hem op uw onderwerp en kader het beeld af in
de monitor.
Indrukken van de ontspanknop
Indrukken van de ontspanknop gebeurt in twee
stappen. Zet de functieknop in de stand P, A, S of
M. Kader het beeld af in de zoeker of in de monitor.
Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling
en de belichting automatisch in te stellen. Op het
moment dat u een kort pieptoontje hoort en het
AF-correctteken, in de linkerbenedenhoek van de
zoeker, oplicht heeft de camera zich scherpgesteld
op het onderwerp. Zo lang u de ontspanknop half
ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en de
gemeten belichting van het onderwerp vastgehouden.
Dit wordt AF/AE-geheugen genoemd. Om de sluiter
te ontspannen en de opname te maken, drukt u de
ontspanknop helemaal in. Nadat de opname is
gemaakt, verschijnt het beeld kortstondig in de
monitor, knippert de indicatie-LED voor het dataverkeer enkele seconden en dooft weer nadat het
beeld is opgeslagen op het kaartje. Hoewel de
camera enkele seconden nodig heeft om het beeld
op te slaan, kunt u toch snel achter elkaar door
fotograferen, tot de geheugenindicator begint te
knipperen, wat betekent dat het buffergeheugen vol
is. Het aantal blokjes in de geheugenindicator stelt
het aantal beelden voor dat in het buffergeheugen
is opgeslagen. Het moment waarop de geheugenindicator begint te knipperen wordt bepaald door de
instellingen van de functies IS/PS/Noise Reduct en
van de Opslagfunctie.
9
Fotograferen
Half indrukken
(de ontspanknop tot halverwege rustig indrukken)
Helemaal indrukken
(de half ingedrukte ontspanknop, rustig helemaal
indrukken)
Knippert het AF-correctteken, dan heeft de camera
zich niet scherpgesteld op het onderwerp. Laat de
ontspanknop los en kader uw opname opnieuw af
door de camera op een ander deel van het beeld te
richten en druk de ontspanknop opnieuw half in.
Kader, terwijl u de ontspanknop half ingedrukt
houdt, uw opname opnieuw af. Op sommige onderwerpen kan de camera zich moeilijk scherpstellen.
Verschijnt in de zoeker het pictogram van de
Waarschuwing Flitsen , dan wordt de opname
onderbelicht en moet u de flitser gebruiken. In dat
geval klapt u de flitser op door op de flitserknop
te drukken en maakt u uw opname met de flitser.