Olympus E-20P User Manual [nl]

Deze handleiding geeft slechts beknopte aanwijzingen.
Voor details raadpleegt u het Reference Manual
op de bij de camera geleverde CD-ROM.
Beknopte Handleiding
NL
P
De verschillende onderdelen
2
1 2
3
4
5
6
7
8
9
0
A B C
V U T S R
Q P O N
M L K J I H G F E D
W X
b
a
`
]
\
[
Z
Y
ß
æ
®
©
ø
º
µ
¥
¬¡…
fi ›
⁄¤
c
d
e
f
g
j
k
h
i
l m
n o
p
q
r s
t u
v
wxy
z
{
|
}
~
å
ç
¢
£
§
Witbalans ISO Het pictogram verschijnt bij de PS functie en/of bij andere scherpte/contrast instellingen dan NORMAL. Het pictogram knippert als de functie Ruisonder­drukking is ingeschakeld. Opslagfunctie (Knipperen van de indicatie „TIFF“ geeft de opslagfunctie RAW aan. Is de PS-functie ingesteld, dan knipperen de indicaties „SHQ“, „HQ“ of „SQ“.
Zoeker
Spotmeetvlak AF-correctteken Waarschuwing Flitsen Macro Sluitertijd Diafragmawaarde Witbalans AE (Automatisch belichtings) geheugen Belichtingscompensatie/ Belichtingsniveau Lichtmeetmethode Autofocusteken
Indicaties in de monitor
AF-correctteken Waarschuwing Flitsen Macro Sluitertijd Diafragmawaarde Witbalans AE (Automatisch belichtings) geheugen Belichtingscompensatie/ Belichtingsniveau Lichtmeetmethode
Voorbereidingen ............................................... 2
Fotograferen ..................................................... 9
Beelden bekijken en beheren ............................ 12
Fotografische functies ...................................... 15
Speciale instellingen ........................................ 21
Naslag .......................................................... 22
Veiligheidsmaatregelen .................................... 28
3
*Instellen van deze functies gebeurt door de betreffende knop in te drukken en ingedrukt te houden en de
hoofdknop of de subknop te verdraaien.
Hoofdknop en subknop
Uit een oogpunt van handigheid kunt u in de meeste gevallen de hoofdknop en de subknop op dezelfde wijze gebruiken om de camera instellingen te selecteren. Maar staat de functieknop in de stand M (Handinstelling), dan moet u de hoofdknop gebruiken om de diafragmawaarde in te stellen en de subknop voor het instellen van de sluitertijd.
Keuzeknop Lichtmeetfunctie* Drive-knop* Connector afstands­bedieningskabeltje Ingebouwde flitser Flitserknop Scherpstelring Zoomring Knop Belichtingscompensatie* Macroknop* Flitscontact Keuzeknop Scherpstelfunctie Bevestigingspunt camerariem Klepje over de gelijkspannings­connector DC-IN/Gelijks­panningsconnector DC-IN Monitor Sluitknop zoekeroculair Oogcorrectiering Zoeker Hoofdknop Klepje over de kaartsleuf Sluiting van het klepje over de kaartsleuf Keuzeknop SM/CF-kaartje* Indicatie-LED dataverkeer Lichtknop Knop Belichtingsgeheugen Cameraschakelaar Functieknop Keuzeknop Witbalans* Subknop LCD-venster Keuzeknop Opslagfunctie* Keuzeknop Flitserfunctie* Accessoireschoentje met middencontact Connector VIDEO OUT USB-connector Monitor vastzet-/ vrijmaakknop INFO-knop Knop Beveiligen Wisknop Pendelknop
OK-knop Menu-knop Monitor-knop Ontspanknop Sensor Afstandsbediening/ Zelfontspanner-LED Bevestigingspunt camerariem Batterijcompartiment Statiefaansluiting Lens Knop Aangepaste witbalans (One touch) Autofocussensor Luidspreker
LCD-venster
Flitserfuncties
Lichtopbrengst flitser Synchronisatie met lange sluitertijd Invulflitsen Onderdrukken van rode ogen Tweede sluitergordijn
Sluitertijd Diafragmawaarde Macro Zelfontspanner Conversielens Repeterende opnamen Afstandsbediening Batterijcontrole Geselecteerd geheugenkaartje Aantal beelden dat kan worden opgeslagen Kaartfout Geheugenindicator Lichtmeetmethode Belichtingscompensatie/ Belichtingsniveau Automatische proefbelichting Met de hand scherpstellen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
Inhoud
39
71
72
Overtuig u ervan dat u alles ontvangen heeft
4
Camera
Afstandsbediening RM-1
Lithiumbatterijblokken (CR-V3)
• Beknopte handleiding
• Quick Start Guide
• Gebruiksaanwijzing Afstandsbediening
• Gebruiksaanwijzing SmartMedia
• Installatiehandleiding Software (in sommige landen bijgesloten bij de software CD)
• Installatie handleiding Import Plug-in voor Olympus RAW-bestanden.
• SmartMedia-kaartje (1)
• SmartMedia Antistatisch etui (1)
• SmartMedia etiketten (2)
• SmartMedia Wisbeveiligingsstickers (4)
USB-kabeltje
• Registratiekaart (Wordt niet in alle landen verstrekt)
• Garantiekaart
Zonnekap
VideokabeltjeLensdop
Camerariem
• Software CD
Bij de camera wordt de volgende software geleverd: – CAMEDIA Master software – USB-driver voor Windows 98/98 SE – Import Plug-in voor Olympus RAW bestanden – Reference Manual
• Typegerichte losse flitser (FL-40)
• 1 m Spiraalflitskabel (FL-CB05)
• Typegerichte Flitsbeugel (FL-BK01)
• Typegerichte Flitsbeugelkabel (FL-CB01-04)
• Conversielenzen
• Afstandsbedieningkabel (RM-CB1)
• Cameratas (Halfharde tas)
• Lichtnetadapter
• AA-formaat (R6) NiMH (nikkelmetaalhydride) batterij
• Typegericht laadapparaat
• B-32LPS (het nieuwste model) Wordt geleverd met: – B-12LPB (één lithiumpolymeerbatterij)
– B-20LPC (laadapparaat voor lithiumpolymeerbatterij) – B-HLD10 (houder voor power-batterij)
• B-30LPS Wordt geleverd met: – B-10LPB (één lithiumpolymeerbatterij) – B-20LPC (laadapparaat voor lithiumpolymeer batterij) – B-HLD10 (houder voor power batterij)
• SmartMedia-kaartjes (8 MB, 16 MB, 32 MB, 64 MB, 128 MB)
• PC-kaartadapter MA-2(E)
• Diskette-adapter FlashPath MAFP-2N(E)
• Olympus Reader/Writer voor verwisselbare media
• Printer P-400/P-330N(E)/P-200
Voor deze camera verkrijgbare optionele accessoires
Situatie per september 2001
Bevestigen van de camerariem
Steek het ene uiteinde van de camerariem door een bevestigingspunt op de camera. Steek het uiteinde van de camerariem door het lusje en de gesp op de riem en schuif het lusje daarna tegen het bevesti­gingspunt voor de camerariem op het camerahuis. Trek de riem in de gesp strak en controleer dat de riem niet kan slippen. Bevestig op dezelfde wijze het andere uiteinde van de camerariem aan het bevesti­gingspunt aan de andere kant van het camerahuis.
Batterijen in de camera zetten
U heeft twee lithiumbatterijblokken (CR-V3) of vier stuks AA-formaat (R6) NiMH, NiCd of Alkaline­batterijen nodig. Zorg ervoor dat de cameraschakelaar in de stand OFF (Uit) staat. Controleer dat de indicatie-LED Dataverkeer gedoofd is. Licht aan de onderzijde van de camera de knop van het batterijcompartiment op en draai hem in de stand (Open). Trek vervolgens de batterijhouder uit het compartiment en zet er twee batterijblokken (CR-V3 batterijen Q– E) of vier AA-formaat (R6) batterijen (Q– W) in. Zorg ervoor dat de polariteitaanduidingen op de batterijen over­eenkomen met de in de batterijhouder aangebrachte aanduidingen. Druk de batterijen rustig zo ver in de houder dat ze op hun plaats klikken (AA-formaat batterijen liggen losjes in de houder, ook al klikken ze op hun plaats). Steek de houder in de camera en druk hem rustig naar binnen terwijl u de knop in de stand (Dicht) draait. Klap tenslotte de knop van het batterij­compartiment omlaag.
5
1
212
3
AA-formaat (R6) batterijen
Knop van het batterijcompartiment
CR-V3 batterijen
Batterijhouder
Deze isolatiefolie niet verwijderen.
Verwijder eventueel hier aangebrachte isolatiefolie.
Geheugenkaartjes in de camera zetten en selecteren
Op de geheugenkaartjes, verder kortweg aangeduid met „kaartje(s)“, worden de digitale beelden opges­lagen van de foto’s die u met de camera maakt. In de camera is plaats voor één SmartMedia-kaartje (SM) en één CompactFlash (CF)/Microdrive* kaartje.
*Gebruikt u een Microdrive-kaartje, dan heeft u door
het hoge opgenomen vermogen van de Microdrive daar de Lithiumpolymeerbatterij-set B-32LPS/ B-30LPS bij nodig.
Overtuig u ervan dat de indicatie-LED Dataverkeer gedoofd is. Open het klepje over de kaartsleuf door de sluiting ervan op te lichten terwijl u de ronde vrijmaakknop daaronder ingedrukt houdt. Om een SmartMedia-kaartje in de camera te steken, houdt u dat met de afgeschuinde hoek omlaag gericht vast en steekt het recht in de smalle kaartsleuf. Deze bevindt zich het dichtst bij de achterwand van de camera. Druk het kaartje rustig helemaal in de kaartsleuf. Als u het kaartje helemaal in de sleuf heeft gestoken, is boven de rand van de kaartsleuf nog circa 2 mm van het kaartje zichtbaar. Om een CompactFlash/Microdrive-kaartje in de camera te zetten, houdt u dat zo vast dat u de pijl op het kaartje kunt zien en in de richting van de sleuf wijst, vervolgens steekt u het kaartje recht in de breedste kaartsleuf. Druk het kaartje rustig helemaal in de kaartsleuf tot het op zijn plaats vastklikt. Druk het klepje over de kaartsleuf rustig dicht, tot het op zijn plaats klikt. Om het SmartMedia-kaartje uit de kaartsleuf te halen drukt u het iets naar binnen, om het vrij te maken, en trekt het vervolgens rustig uit de kaartsleuf. Om het CompactFlash/Microdrive-kaartje uit de kaartsleuf te halen drukt u op de uitwerperknop, onder de kaartsleuf, om het kaartje vrij te maken en verwijdert het vervolgens uit de kaartsleuf. Heeft u maar één geheugenkaartje in de camera gezet om er de door u gemaakte foto’s op op te slaan, dan wordt dat automatisch geselecteerd. Heeft u beide kaartje in de camera gezet, dan kunt u zelf kiezen op welk kaartje u uw foto’s wilt opslaan
Als een van de kaartjes vol raakt, kunt u snel over­schakelen naar het andere kaartje en doorgaan met fotograferen. Houd de keuzeknop SM/CF-kaartje ingedrukt en verdraai dan langzaam de hoofdknop of de subknop tot in het LCD-venster het pictogram
(SmartMedia) of het pictogram (Compact
Flash/Microdrive) verschijnt. Ziet u het pictogram
, dan is het SmartMedia-kaartje geselecteerd om
er beelden op op te slaan. Ziet u het pictogram
, dan is het CompactFlash/Microdrive-kaartje
geselecteerd.
Aansluiten van de lichtnetadapter
Bij langdurige fotosessies kunt u, om de batterijen te sparen, de optionele CAMEDIA lichtnetadapter gebruiken. Schakel de camera uit en overtuig u ervan dat de indicatie-LED Dataverkeer niet knippert. Steek de lichtnetadapter in een stopcontact. Open het klepje over de gelijkspanningsconnector DC-IN, aan de linkerkant van de camera, en steek de gelijkspanningsplug in de camera. Schakel de camera in. Gebruik uitsluitend de voor gebruik met deze camera ontworpen lichtnetadapter. Neem voor gebruik van de lichtnetadapter in een ander land dan waar u de camera kocht, contact op met een Olympus Service Center.
6
SmartMedia
CompactFlash/Microdrive
ON
OFF
Gelijkspannings-
connector DC-IN
Gelijkspanningsplug van de
lichtnetadapter
Lichtnetadapter
Stopcontact
Camera in- en uitschakelen
Om de camera in of uit te schakelen, zet u de cameraschakelaar in de stand ON (Aan) of OFF (Uit). Staat de camera in een van de standen Fotograferen (de functieknop staat dan in de stand P, A, S of M) en gebruikt u de camera gedurende een bepaalde tijd niet, dan schakelt hij het LCD-venster automatisch uit en neemt de sluimerstand aan teneinde de batterijen te sparen. Om weer de oorspronkelijke bedrijfstoestand te herstellen, drukt u op een willekeurige knop van de camera. Heeft de camera de sluimerstand aangenomen en wordt hij gedurende één uur niet gebruikt, dan schakelt hij zichzelf helemaal uit. Om nu weer de oorspronkelijke bedrijfstoestand te herstellen, schakelt u de camera uit en weer in. Schakelt u de camera voor de eerste keer in, dan moet u datum en tijd instellen.
Controleren van het aantal beelden dat u nog kunt opslaan
Het grote tweecijferige getal in de rechterbeneden­hoek van het LCD-venster geeft het aantal beelden aan dat u nog kunt opslaan. Wanneer dit getal nul wordt, vervangt u het kaartje of, als u twee kaartjes in de camera heeft gezet, selecteert u het andere kaartje. Het aantal beelden dat u op een kaartje kunt opslaan, wordt bepaald door de grootte van de beelden. De grootte van het beeld wordt op zijn beurt bepaald door de opslagfunctie en de ingestelde resolutie en compressiefactor. Zie ook „Instellen van de Opslagfunctie“.
Batterijconditie controleren
Het pictogram (in de vorm van een AA-formaat (R6) batterij) dat in het LCD-venster de batterijconditie aangeeft laat zien hoe de batterij presteert. Is het pictogram voor de batterijconditie helemaal gevuld als de camera wordt ingeschakeld, dan betekent dat dat de batterijen geheel zijn opgeladen. Is het pictogram niet helemaal gevuld en blijft het knipperen, dan zijn de batterijen vrijwel uitgeput en moet u ze zo spoedig mogelijk vervangen. Dooft het gedeeltelijk gevulde pictogram en dooft het LCD-venster, dan zijn de batterijen volledig ontladen en kunt u geen foto’s meer maken, tenzij u de batterijen vervangt.
7
Geselecteerd kaartje Aantal beelden dat u nog
kunt opslaan
Benaderde opslagcapaciteit van het geheugenkaartje
Opslag-
functie
Resolutie (pixels)
(Standaardinstellingen)
Compressie
(Standaardinstellingen)
Bestandsgrootte
(Referentiewaarde)
Aantal beelden per kaartje (referentiewaarde)
16 MB 32 MB
RAW* 2560 x 1920 (FULL) 1:1
ongecomprimeerd
10 MB 1 beeld 3 beelden
TIFF 2560 x 1920 (FULL) 1:1
ongecomprimeerd
15 MB 1 beeld 2 beelden
SHQ 2560 x 1920 (FULL) 1:2,7 3,9 MB 4 beelden 8 beelden
HQ
2560 x 1920 (FULL)
1:8 1,5 MB 10 beelden 21 beelden
SQ
1280 x 960 (SXGA)
1:8 320 KB 49 beelden 99 beelden
SHQ 2560 x 1920 (FULL) 1:2,7 3,9 MB 4 beelden 8 beelden
HQ
2560 x 1920 (FULL)
1:8 1,5 MB 10 beelden 21 beelden
SQ
1280 x 960 (SXGA)
1:8 320 KB 49 beelden 99 beelden
IS-functie
PS-functie
*Om beeldbestanden van het bestandstype RAW op een PC weer te kunnen geven, heeft u de software
CAMEDIA Master of het programma Adobe Photoshop nodig. (Bij Photoshop heeft u de Olympus plug-in software voor RAW-bestanden nodig.)
Datum of tijd
Met de functieknop in de stand Instellen/ Aansluiten kunt u datum, tijd en datumnotatie instellen. Wanneer u een foto maakt, worden met het beeld ook de huidige datum en tijd opgeslagen. De op­geslagen datum of tijd kunt u op de afgedrukte foto laten stempelen door in het functiemenu Afdrukwachtrij de optie „Stelt datum of tijdafdruk op afdrukken in“ te selecteren. Bewerken en hanteren van beelden met CAMEDIA Master staat er borg voor dat deze datum en tijd informatie behouden blijft, ook nadat de beelden zijn overgebracht naar een computer. Met andere grafische software kan de datum en tijd informatie verloren gaan.
Heeft u ingesteld dat datum of tijd moet worden afgedrukt, dan geldt deze instelling voor alle beelden die u selecteert om te laten afdrukken. Steek het geheugenkaartje met daarop de beelden die u wilt selecteren voor het afdrukken van datum of tijd in de camera. Kijk in het LCD-venster en overtuig u ervan dat daarin het pictogram van het bronkaartje, SmartMedia of CompactFlash/Microdrive , wordt weergegeven. Wordt niet het juiste pictogram weergegeven, dan drukt u de keuzeknop SM/CF in en houdt die ingedrukt en verdraait vervolgens de hoofdknop of de subknop tot het gewenste pictogram verschijnt. Zet de functieknop in de stand voor de Afdrukwachtrij . Open het menu in de monitor door op de Menu-knop te drukken. Zet de groene markering op het pictogram Datum of Tijdstempel
door op of te drukken. Verplaats de groene markering naar rechts door op te drukken en druk nogmaals om de groene markering op DATE (Datum) of TIME (Tijd) te zetten. Wilt u de datum­of tijdinstelling annuleren, dan zet u de groene markering op OFF (Uit). Vervolgens bevestigt u de door u gemaakte instelling door op de knop te drukken, waarna u het menu sluit door opnieuw op de knop te drukken.
8
Afkaderen van beelden
Overtuig u ervan dat de camera is ingeschakeld, verwijder de lensdop en kijk door de zoeker. Moet u de zoeker aanpassen aan uw gezichtsvermogen, dan verdraait u de oogcorrectiering zodat u het autofocusteken, in het midden van de zoeker, scherp en duidelijk kunt zien. Ziet u het autofocusteken niet, controleer dan of de sluitknop voor het oculair, links van de zoeker, omhoog staat. Sla de camera­riem om uw hals, houd de camera vast aan de handgreep, aan de rechterkant van de camera, en laat de onderkant van de camera op de linker­hand rusten. Zorg ervoor dat u uw vingers niet voor de lens, de flitser (als die is opgeklapt), de auto­focussensor, de sensor voor de afstandsbediening of de zelfontspanner-LED, aan de voorzijde van de camera, houdt. Houd de camera zo goed mogelijk stil, richt hem op uw onderwerp en kader het beeld af in de zoeker.
Afkaderen van beelden in de monitor
Overtuig u ervan dat de camera is ingeschakeld, verwijder de lensdop en druk de monitorknop in. Druk de sluitknop van het oculair, links van de zoeker, omlaag. Druk de vastzet-/vrijmaakknop van de monitor omlaag, zodat de monitor vrijkomt van het camerahuis. Wilt u de monitor opklappen, dan trekt u de onderzijde van de monitor naar u toe. Zorg ervoor dat u uw vingers niet voor de lens, de flitser (als die is opgeklapt), de autofocussensor, de sensor voor de afstandsbediening of de zelfont­spanner-LED, aan de voorzijde van de camera, houdt. Houd de camera zo goed mogelijk stil, richt hem op uw onderwerp en kader het beeld af in de monitor.
Indrukken van de ontspanknop
Indrukken van de ontspanknop gebeurt in twee stappen. Zet de functieknop in de stand P, A, S of M. Kader het beeld af in de zoeker of in de monitor. Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting automatisch in te stellen. Op het moment dat u een kort pieptoontje hoort en het AF-correctteken, in de linkerbenedenhoek van de zoeker, oplicht heeft de camera zich scherpgesteld op het onderwerp. Zo lang u de ontspanknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en de gemeten belichting van het onderwerp vastgehouden. Dit wordt AF/AE-geheugen genoemd. Om de sluiter te ontspannen en de opname te maken, drukt u de ontspanknop helemaal in. Nadat de opname is gemaakt, verschijnt het beeld kortstondig in de
monitor, knippert de indicatie-LED voor het data­verkeer enkele seconden en dooft weer nadat het beeld is opgeslagen op het kaartje. Hoewel de camera enkele seconden nodig heeft om het beeld op te slaan, kunt u toch snel achter elkaar door fotograferen, tot de geheugenindicator begint te knipperen, wat betekent dat het buffergeheugen vol is. Het aantal blokjes in de geheugenindicator stelt het aantal beelden voor dat in het buffergeheugen is opgeslagen. Het moment waarop de geheugen­indicator begint te knipperen wordt bepaald door de instellingen van de functies IS/PS/Noise Reduct en van de Opslagfunctie.
9
Fotograferen
Half indrukken (de ontspanknop tot halverwege rustig indrukken)
Helemaal indrukken (de half ingedrukte ontspanknop, rustig helemaal indrukken)
Knippert het AF-correctteken, dan heeft de camera zich niet scherpgesteld op het onderwerp. Laat de ontspanknop los en kader uw opname opnieuw af door de camera op een ander deel van het beeld te richten en druk de ontspanknop opnieuw half in. Kader, terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, uw opname opnieuw af. Op sommige onder­werpen kan de camera zich moeilijk scherpstellen. Verschijnt in de zoeker het pictogram van de Waarschuwing Flitsen , dan wordt de opname onderbelicht en moet u de flitser gebruiken. In dat geval klapt u de flitser op door op de flitserknop te drukken en maakt u uw opname met de flitser.
Gebruik van zoom- en macrofuncties
Om op uw onderwerp in te zoomen en zo het onderwerp in de zoeker groter te maken, draait u de zoomring naar links. Wilt u uitzoomen om het onderwerp in de zoeker kleiner te maken, dan draait u de zoomring rechtsom. Bij het fotograferen kunt u uw onderwerp tot op 0,6 m naderen. Maar zet u de camera in de stand Macro, dan kunt u uw onder­werpen binnen een bereik van 0,2 m tot 0,6 m ook van heel dichtbij fotograferen. Wilt u de camera in de stand Macro zetten, dan houdt u de Macroknop
ingedrukt en draait de hoofdknop of de subknop tot in het LCD-venster het macroteken verschijnt. Om weer de normale fotografische functie van de camera te hestellen herhaalt u deze werkwijze, zodat het macroteken verdwijnt.
10
Gebruik van de ingebouwde flitser
Knippert in de linkerbenedenhoek van de zoeker de waarschuwing dat u moet flitsen , dan is er onvoldoende licht om bij te fotograferen. Klap de ingebouwde flitser op door op de flitserknop te drukken en maak vervolgens uw opname. Nadat u de flitser heeft opgeklapt, is het mogelijk dat de Waarschuwing Flitsen blijft knipperen, totdat de flitser geheel is opgeladen. Op het moment dat u de ontspanknop indrukt ontsteekt de flitser waarbij de lichtopbrengst voor een optimale belichting automatisch is aangepast.
Flitsbereik
ISO Maximaal Groothoek Maximaal Tele
AUTO 0,6 m – 8,9 m 0,5 m – 7,4 m
80 0,6 m – 6,3 m 0,5 m – 5,2 m 160 0,9 m – 8,9 m 0,7 m – 7,4 m 320 1,3 m – 12,5 m 1,0 m – 10,4 m
Door u bij flitsopnamen aan deze bereiken te houden voorkomt u dat uw opnamen over- of onderbelicht worden. Door snel achter elkaar te flitsen kan de flitser oververhit raken. Ontsteek de flitser niet meer dan 30 maal achter elkaar. Na langdurig gebruik laat u de flitser tussen fotosessies minstens 10 minuten afkoelen. Voordat u de flitser gaat gebruiken, controleert u of de lens ervan schoon is.
Instellen van de flitserfunctie
De flitserfunctie die u instelt bepaalt hoe de flitser ontsteekt zodat u verschillende effecten kunt bereiken. Om de gewenste flitserfunctie te selecteren, houdt u de keuzeknop voor de flitserfunctie ingedrukt en draait vervolgens de hoofdknop of de subknop links- of rechtsom tot in het LCD-venster de gewenste instelling verschijnt.
Loading...
+ 22 hidden pages