Olympus E-10 Basic Manual [nl]

Deze handleiding geeft eenvoudige aanwijzingen.
Voor meer gedetailleerde beschrijvingen raadpleegt u het Reference Manual
op de bij de camera geleverde CD-ROM.
Beknopte handleiding
NL
®
Wij danken u voor de aanschaf van deze Olympus digitale camera.
Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet er goed aan eerst enkele testopnamen te maken en wat met de mogelijkheden van de camera te experimenteren om u vertrouwd te maken met de camera.
Wij danken u voor de aanschaf van de CAMEDIA E-10. Om u van jarenlange betrouwbare en plezierige werking van de camera te verzekeren, leest u deze Beknopte handleiding aandachtig door. Berg deze handleiding op een zodanige plaats op, zodat u hem later altijd nog eens kunt raadplegen.
© Copyright 2000. Olympus Optical Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden
Om de camera op een personal computer aan te sluiten, hebt u alleen het bij de camera geleverde USB-kabeltje nodig.
Handelsmerken
• IBM is een wettig gedeponeerd handelsmerk van
International Business Machines Corporation.
• Microsoft en Windows zijn geregistreerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
• Macintosh is een handelsmerk van Apple
Computer Inc.
• CompactFlash en CF zijn handelsmerken van
San Disk Inc.
• Alle andere genoemde bedrijfs- en productnamen
zijn wettig gedeponeerde handelsmerken en/ of handelsmerken van de betreffende houders.
Belangrijke punten om rekening mee te houden
Garantiebepalingen
Olympus aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid, noch uitdrukkelijk noch stilzwijgend, voor of betref­fende enig deel van de inhoud van deze tekst of van de software, en kan op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor enige daarin veronderstelde garantie voor wat betreft de verkoopbaarheid of de geschiktheid voor enig specifiek doel of voor enige daaruit voortvloeiende, bijkomende of indirecte schade (met inbegrip van maar niet beperkt tot derving van zakelijke inkomsten, onderbreking van zakelijke activiteiten en verlies van zakelijke informatie) die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van of niet kunnen gebruiken van deze teksten of van de software. Bepaalde landen aanvaarden niet de uitsluiting of beperking van de aansprakelijkheid voor volgschade of bijkomstige schade zodat de hierboven genoemde beperkingen daar niet van toepassing zijn.
Iets over het auteursrecht
Alle rechten voorbehouden. Niets van deze hand­leiding of van de software mag zonder vooraf verkregen schriftelijke toestemming van Olympus op enigerlei wijze of langs welke elektronische of mechanische weg dan ook, met inbegrip van fotokopiëren, het langs elektronische weg vastleggen en het gebruik van informatieopslag en informatie­zoeksystemen, worden gebruikt of gereproduceerd. Olympus aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor de in deze handleiding of in de software besloten informatie, of voor schade die kan voortvloeien uit het gebruik van de in deze handleiding of in de software besloten informatie. Olympus behoudt zich het recht voor de uitvoering en de inhoud van deze handleiding te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving of enige verplichting.
Waarschuwing
Zonder vooraf verkregen toestemming fotograferen of gebruiken van materiaal waarop het auteursrecht van toepassing is, kan schending van het auteursrecht tot gevolg hebben. Olympus aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor zonder vooraf verkregen toestemming fotograferen, gebruiken of van andere handelingen die de rechten van de houders van het auteursrecht schenden.
2
Inhoud
Belangrijke punten om rekening mee te houden .... 2
Voorzorgsmaatregelen ....................................... 3
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
van batterijen ................................................... 5
Voorbereidingen ............................................... 6
Fotograferen ................................................... 13
Opnamen bekijken en beheren ......................... 16
Opnamefuncties .............................................. 19
Speciale instellingen ........................................ 24
Naslag .......................................................... 25
Voorzorgsmaatregelen
Deze camera is niet bedoeld voor commercieel gebruik of voor gebruik onder zware omstandigheden. Deze camera is een precisie instrument, ga er zorgvuldig mee om. Stel camera en lens niet bloot aan sterke trillingen of druk, omdat dat de nauwkeurig afgestelde onderdelen in het inwendige ervan kan beschadigen.
Algemeen
Hebt u vragen omtrent dit product, neem dan contact op met de in de bijgeleverde lijst van dealers vermelde dichtstbijzijnde Olympus-dealer. (Raadpleeg de Technical Hotline voor technische ondersteuning en de Authorized Distributors voor reparatie, enzovoort).
In het geval van problemen
• Gebruik de camera niet meer als die niet juist lijkt te werken. Haal de batterijen er onmiddellijk uit of
koppel de lichtnetadapter af en neem contact op met uw dealer of een erkend Olympus Service Center.
Demonteer of modificeer de camera nooit
• Demonteer de camera nooit, om beschadiging ervan te voorkomen. Raadpleeg voor reparaties in het
inwendige uw dealer of een erkend Olympus Service Center. Bescherm de camera altijd tegen vocht en stof.
• Berg de camera ook niet op in stoffige ruimten, omdat bij later gebruik brand kan ontstaan of u het gevaar
loopt van een elektrische schok.
• Gebruik de camera niet meer, als u hem hebt laten vallen, of er vloeistof of een vreemd voorwerp in is
binnengedrongen. Raadpleeg uw dealer of een erkend Olympus Service Center.
• Raak om zware elektrische schokken te voorkomen, nooit de inwendige delen aan. In het inwendige van de
camera komen hoge spanningen voor.
Bescherm de camera tegen hoge temperaturen
• Laat de camera, om beschadiging van het inwendig ervan te voorkomen, nooit achter in een afgesloten
auto, enzovoort in het volle zonlicht.
Schoonmaken van de camera
• Koppel altijd de lichtnetadapter af voordat u onderhoud aan de camera pleegt of hem schoonmaakt.
• U kunt de camera reinigen door hem met een zachte doek af te wrijven. Vlekken verwijdert u met een
zachte doek die met een milde zeepoplossing is bevochtigd en uitgewrongen. Daarna wrijft u de camera af met een droge, zachte doek.
• Gebruik, om corrosie van het camerahuis te voorkomen, nooit benzine, verfverdunner, aceton, alcohol of
andere organische chemicaliën.
3
Dit waarschuwingsymbool maakt u attent op mogelijk gevaar, dat indien niet vermeden de dood of ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
WAARSCHUWING
Let bij het flitsen vooral goed op
• Ga vooral voorzichtig te werk als u van dichtbij fotografeert.
• Houd bij flitsopnamen van personen een afstand tot het gelaat van minstens 1 m aan, zeker wanneer u kleine kinderen en baby’s van dichtbij fotografeert. Te dicht bij de ogen ontsteken van een flitser, kan tijdelijk verlies van het gezichtsvermogen tot gevolg hebben.
Ga voorzichtig met de camera om
• Gebruik de camera niet vanaf een wankel standpunt. Als u uw evenwicht verliest, kunt u zich verwonden.
• Let er op dat geen vreemde stoffen, met name vuil, stof, regen en zand, in de camera binnendringen als het batterijcompartiment geopend of de lensdop verwijderd is.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de camera
WAARSCHUWING
• Laat de camera, om beschadiging ervan te voorkomen, niet vallen en stel hem ook niet bloot aan zware schokken of trillingen.
• Deze camera is niet waterdicht. Bescherm de camera altijd tegen water, met name in de regen en aan zee.
• Gebruik de camera bij regen of onweer niet buitenshuis.
• Schakel altijd eerst de camera uit voordat u de batterijen vervangt, om beschadiging van de interne schakelingen te voorkomen.
• Vergeet bij het vervangen van de batterijen niet de camera uit te schakelen. Laat u de camera ingeschakeld staan, dan kan tot beschadiging van de interne schakelingen leiden.
Opslagcondities
• Berg de camera, om beschadiging of verkeerde werking te voorkomen, uitsluitend op bij temperaturen tussen –20 °C – 60°C en bij relatieve vochtigheden van 10% – 90% (niet condenserend).
• Berg de camera niet op in vochtige ruimten, omdat daardoor condensvorming en schade kan ontstaan.
• Berg de camera, als die niet wordt gebruikt, op buiten het bereik van kleine kinderen om verwondingen of ongelukken te voorkomen.
Gebruikscondities
• Gebruik de camera nooit binnen bedrijven of laboratoria waar zich hoge concentraties brandbare of explosieve gassen kunnen ontwikkelen, omdat daardoor brand of explosies met ernstig persoonlijk letsel kunnen ontstaan.
• Gebruik de camera uitsluitend bij temperaturen tussen 0 °C – 40°C en bij relatieve vochtigheden van 30% – 90% (niet condenserend) om beschadiging of verkeerde werking ervan te voorkomen.
• Breng de camera nooit abrupt over van een hete naar een koude ruimte, of omgekeerd, omdat daardoor in het inwendige ervan condens kan optreden, wat de camera kan beschadigen. Stop de camera, ter bescherming en om condensvorming te voorkomen, in een plastic zak of iets dergelijks en wacht enige tijd tot de camera de omgevingstemperatuur heeft aangenomen voordat u hem uit de zak neemt.
• Onthoud ook dat bij lage temperaturen de gebruiksduur van batterijen korter is dan normaal.
Gebruik van accessoires
• Gebruik uitsluitend de bij de camera geleverde accessoires of door Olympus geadviseerde accessoires, om gevaren van brand, elektrische schokken en beschadiging van de camera te voorkomen.
• Sluit de lichtnetadapter niet aan en koppel die niet af met natte handen, om het gevaar van elektrische schok en schade te voorkomen.
• Leg het netsnoer zo dat er niet overheen wordt gelopen. Zet nooit zware voorwerpen op het netsnoer en wikkel het netsnoer ook niet om een poot van een tafel of stoel. Houd de ruimte rond stopcontacten vrij van obstakels. Houd het netsnoer uit de buurt van warmtebronnen.
Voordat u de camera gaat gebruiken
• Controleer de camera op juiste werking voordat u belangrijke opnamen gaat maken, of wanneer u de camera lange tijd niet hebt gebruikt. Raadpleeg in geval van onjuiste werking uw Olympus-dealer.
• Olympus aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid voor onderbreking van zakelijke activiteiten, verlies van beeldmateriaal of inkomsten of van enige andere directe of indirecte schade die zou kunnen voortvloeien uit het gebruik van deze camera.
4
Belangrijk:
• Een „Opmerking“ verschaft informatie waarvan u zich bewust moet zijn.
• Het uiterlijk van uw camera kan enigszins verschillen van de in de afbeeldingen getoonde camera.
WAARSCHUWING
Lees de gebruiksaanwijzingen aandachtig door en houd bij het hanteren en installeren van batterijen rekening met de volgende punten om schade of brand als gevolg van lekkende batterijen te voorkomen:
• Probeer nooit batterijen te verwarmen en gooi ze ook niet in het vuur.
• Probeer nooit batterijen uit elkaar te halen, aan te passen of aan elkaar te solderen.
• Zet de batterijen vooral niet verkeerd om (+ en – contacten verwisseld) in de camera.
• Sluit de batterijcontacten niet kort met metalen voorwerpen. Berg batterijen nooit samen met sierraden, haarpennen, paperclips, enzovoort op.
• Gebruik nooit oude en nieuwe batterijen en ook niet verschillende soorten batterijen door elkaar.
• Bewaar batterijen niet op een vochtige plaats, omdat ze anders kunnen corroderen.
• Gebruik geen batterijen die er op een of andere manier beschadigd uitzien.
• Gebruik geen batterijen die lekken, opgezwollen of warm zijn of andere afwijkingen vertonen.
• Gaat u de batterijen voor het eerst gebruiken en vertonen ze tekenen van corrosie of zijn ze warm, breng ze dan terug bij de leverancier waar u ze kocht.
• Gebruik nooit batterijen waarvan het huis niet volledig is bedekt door een isolerende folie, om het gevaar van brand of elektrische schok te voorkomen.
• Als batterijvloeistof in uw ogen terecht is gekomen, wrijf uw ogen dan niet uit maar spoel ze onmiddellijk uit met schoon water en zoek zo snel mogelijk medische hulp.
• Is er vloeistof op uw huid of kleding terecht gekomen, spoel die dan af met schoon water.
• Is er batterijvloeistof in het batterijcompartiment gelekt, maak dat dan zorgvuldig schoon met een vochtige doek, voordat u er nieuwe batterijen inzet.
• Laat u oude batterijen in de camera zitten, dan kunnen ze gaan lekken. Bergt u de camera op en denkt u hem langere tijd achtereen niet te gebruiken, haal de batterijen er dan uit.
• Berg de camera en/of de batterijen niet op in een luchtdicht afgesloten container, omdat ze dan kunnen gaan lekken.
• Probeer niet nicad- of lithiumbatterijen op te laden, omdat de batterijen kunnen gaan lekken en/of de camera beschadigen.
• Bewaar batterijen op een droge, koele plaats en niet in het volle zonlicht. Opbergen van batterijen in hete ruimten (bijvoorbeeld in een afgesloten auto op een warme, zonnige dag) kan de levensduur van de batterijen bekorten.
• Let er op dat kinderen niet de batterijen uit de camera halen als ze die gebruiken. Vergeet niet kinderen het juiste gebruik van de camera te verklaren, zoals dat is beschreven in deze gebruiksaanwijzing, voordat u hen de camera laat gebruiken.
5
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van batterijen
Belangrijk
Geachte koopster/koper, De batterijen welke in dit produkt worden gebruikt, bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Gooi daarom nooit batterijen bij het gewone huisvuil.
Laat bij voorkeur de batterijen door uw vakhandelaar vervangen of lever de batterijen in bij de chemokar of het chemo-inleverpunt in uw gemeente indien u de batterijen zelf verwisselt.
De voornaamste onderdelen en functies
6
Voorbereidingen
1 2
3
4
5
6
7
8
9
0
A B C
V U T S R
Q P O N
M L K J I H G F E D
W X
b
a
`
]
\
[
Z
Y
§
©
º
ß
®
æ
µ
¥
¡ø¬ ¤
…⁄
c
d
e
f
g
j
h
i
k l
m n
o
p
q r
s t
u
vwx
y
z
{
|
}
~
å
ç
¢
£
1 2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13
33 34
32 31 30 29 28 27 26 25 24
23 22 21 20 19 18 17
16 15
14
51 52
53 54
55
56 57
58 59 60
61
75 74 73
72
71 70
69
68
67
62 63 64 65 66
76
77
78
79 80 81
86
85
84
83 82
42
41 40
39
35
36
43
44
45
46 47
87 88 89 90 91 92
95
94 93
50 49
48
37
38
Keuzeknop Lichtmeetfunctie Drive-knop Aansluiting afstandsbedieningskabeltje Ingebouwde flitser Flitserknop Scherpstelring Zoomring Knop Belichtingscompensatie Macroknop Flitscontact Keuzeknop Scherpstelfunctie Bevestigingspunt camerariem Aansluitbus DC IN met afdekdopje LCD-monitor Sluitknop zoekeroculair Oogcorrectiering Zoeker Hoofdknop Klepje over de kaartsleuf Sluiting klepje over de kaartsleuf Keuzeknop SM/CF-kaartje Indicatie-LED Geheugenkaartje in gebruik Verlichtingsknop Knop AE-geheugen Cameraschakelaar Functieknop Knop Witbalans Subknop LCD-venster Keuzeknop Opslagfunctie Keuzeknop Flitserfunctie Accessoireschoentje Video-uitgangsconnector USB-connector Vastzet/Vrijmaakknop LCD-monitor INFO-knop Knop Beveiligen Wisknop Shuttleknop OK-knop Menuknop Monitorknop Ontspanknop Sensor Afstandsbediening/Zelfontspanner Bevestigingspunt camerariem Batterijcompartiment Statiefaansluiting Lens Knop Aangepaste witbalans AF-venster
LCD-venster
Flitsersturing
Compensatie lichtopbrengst flitser Synchronisatie met lange sluitertijd Invulflitsen Onderdrukken van rode ogen 2de sluitergordijn
Sluitertijd Diafragma Macro Zelfontspanner Conversielens Repeterende opnamen Afstandsbediening Batterijcontrole Geselecteerd geheugenkaartje Aantal opnamen dat kan worden opgeslagen Kaartfout Geheugenindicator Lichtmeetmethode Belichtingscompensatie/Belichtingsniveau Automatische proefbelichting Met de hand scherpstellen Witbalans ISO-waarde Beeldinstelling Opslagfunctie
Zoeker
Spotmeetvlak AF-correctteken Flitser waarschuwing Macro Sluitertijd Diafragmawaarde Witbalans AE (automatisch belichtings)geheugen Belichtingscompensatie/Belichtingsniveau Lichtmeetmethode Autofocusteken
Indicaties in de LCD-monitor
AF-correctteken Flitser waarschuwing Macro Sluitertijd Diafragmawaarde Witbalans AE-geheugen Belichtingscompensatie/Belichtingsniveau Lichtmeetmethode
7
1 2 3 4 5 6 7 8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
51 52 53 54 55
56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86
87 88 89 90 91 92 93 94 95
De inhoud van het pakket
8
Camera
Afstandsbediening
Lithiumbatterijblokken (CR-V3)
• Beknopte handleiding
• Gebruiksaanwijzing SmartMedia
• Gebruiksaanwijzing Afstandsbediening
SmartMedia-kaartje (1) SmartMedia antistatisch etui (1) SmartMedia-etiketten (2) SmartMedia-wisbeveiligingsstickers (4)
USB-kabeltje
Registratiekaart/
Garantiekaart
Zonnekap
Videokabeltje
Lensdop
Camerariem
• Software-CD’s met USB-stuurprogramma voor Windows 98, Handleiding
Optionele accessoires voor deze camera
Typegerichte Externe flitser (FL-40) Typegerichte Flitserbeugel (FL-BK01) Typegerichte Beugelkabel (FL-CB01-04) Conversielenzen Afstandsbedieningskabeltje (RM-CB1) Cameratas (Semiharde tas) Lichtnetadapter AA-formaat Ni-MH (nikkel-metaalhydride)
batterij (R6)
Typegericht batterijlaadapparaat
Lithiumpolymeerbatterij (B-10LPB) Powerbatterij-houder (B-HLD10) Lithiumpolymeerbatterij laadapparaat (B-20LPC) SmartMedia (8 MB, 16 MB, 32 MB of 64 MB) PC Kaartadapter MA-2E Diskette-adapter FlashPath MAFP-2NE SmartMedia Reader/Writer MAUSB-2 Printers P-400/P-330NE
Augustus 2000
Bevestigen van de camerariem
Haal een van de uiteinden van de camerariem door een van de bevestigingspunten op de camera. Steek het uiteinde van de riem door de het schuifje en dan door de gesp. Druk het schuifje helemaal tegen het bevestigingspunt van de camerariem. Trek de riem door de gesp strak en zorg ervoor dat hij niet uit de gesp kan schieten. Bevestig het andere uiteinde van de riem op dezelfde wijze aan de camera.
Batterijen in de camera zetten
In deze camera kunt u 2 lithiumbatterijblokken (CR-V3) of 4 AA-formaat NiMH-, nicad- of alkalinebatterijen (R6) gebruiken. Overtuig u ervan dat de camera is uitgeschakeld en dat de indicatie-LED „Geheugen­kaartje in gebruik“ is gedoofd. Klap de sluiting van het batterijcompartiment omhoog en draai die in de stand (Open). Haal de batterijhouder uit de camera. Gebruikt u lithiumbatterijblokken, dan drukt u aan weerszijden een batterijblok in de batterijhou­der. Gebruikt u AA-formaat batterijen (R6), dan drukt u aan weerszijden 2 batterijen in de batterijhouder. Let er vooral op dat u de batterijen niet verkeerd (plus- en minpolen verwisseld) in de batterijhouder zet. Druk de batterijen rustig omlaag, zodat ze op hun plaats klikken. Steek de batterijhouder onderin de camera. Draai de sluiting van het batterijcom­partiment, terwijl u de batterijhouder naar binnen gedrukt houdt, in de stand (Dicht).
9
1
234
CR-V3
AA-formaat NiMH-, nicad- of alkaline­batterijen (R6)
ONON
OFFOFF
Geheugenkaartje in de camera zetten en selecteren
De digitale beelden van de foto’s die u met de camera maakt, worden opgeslagen op geheugen­kaartjes, in het volgende verder aangeduid met „kaartjes“. In de camera is plaats voor één SmartMedia-kaartje (SmartMedia-kaartje) en één CompactFlash-kaartje (CompactFlash).
Overtuig u ervan dat de indicatie-LED „Geheugenkaartje bezig“ is gedoofd. Druk de sluiting van het klepje over het batterijcompartiment omlaag en open het klepje. Om een SmartMedia­kaartje in de camera te steken, houdt u dat met de afgeschuinde zijde omlaag en drukt het kaartje in de smalle sleuf, het dichtst bij de achterzijde van de camera. Druk het kaartje helemaal naar binnen. Wilt u een CompactFlash-kaartje in de camera steken, dan houdt u dat vast met de pijl naar de kaartsleuf gericht en steekt het kaartje in de brede sleuf, het dichtst bij de voorzijde van de camera. Druk het kaartje helemaal naar binnen. Sluit het klepje over de kaartsleuven en druk het rustig dicht tot het op zijn plaats klikt. Om een SmartMedia-kaartje uit de camera te halen, drukt u dat voorzichtig iets naar binnen, zodat het kaartje vrij komt, en trekt het vervolgens uit de sleuf. Om een CompactFlash-kaartje uit de camera te halen, drukt u op de uitwerperknop onder de sleuf om het kaartje vrij te maken en trekt het vervolgens uit de sleuf. Zet u maar één kaartje in de camera, dan wordt dat automatische geselecteerd om er opnamen op op te slaan. Zijn beide kaartjes in de camera gezet, dan kunt kiezen op welke kaartje u uw opnamen wilt opslaan. Als een van de kaartjes vol is, kunt u snel overschakelen naar het andere kaartje en doorgaan met fotograferen. Daarvoor houdt u de keuzeknop SM/CF ingedrukt en verdraait dan langzaam de hoofdknop of de subknop tot u (SmartMedia) of (CompactFlash) in het LCD-venster verschijnt. Ziet u dan is het SmartMedia-kaartje geselec­teerd voor het opslaan van opnamen en ziet u dan is dat het CompactFlash-kaartje.
Aansluiten van de lichtnetadapter
De optionele lichtnetadapter gebruikt u als alternatieve voedingsbron gedurende lange opnamesessies teneinde batterijenergie te sparen. Schakel de camera uit en overtuig u ervan dat de indicatie-LED „Geheugenkaartje bezig“ niet knippert. Steek de lichtnetadapter in een stopcontact. Verwijder het dopje van de aansluitbus DC IN, steek het gelijk­spanningsstekkertje in de aansluitbus van de camera en schakel de camera in. Gebruik uitsluitend de voor gebruik met deze camera bedoelde lichtnetadapter. Raadpleeg een Olympus Service Center voor details over het gebruik van de lichtnetadapter in andere landen dan waarin u camera en lichtnetadapter kocht.
10
SmartMedia-kaartje
Aansluitbus DC IN
Gelijkspanningsstekkertje
Lichtnetadapter
Stopcontact
CompactFlash-kaartje
Camera in- en uitschakelen
Om de camera in of uit te schakelen, zet u de cameraschakelaar op ON (Aan) of OFF (Uit). Is de camera ingesteld op Fotograferen (functieknop in de stand P, A, S of M) en wordt de camera gedurende een bepaalde tijd niet gebruikt, dan worden LCD­venster en monitor automatisch uitgeschakeld en de camera in de sluimerstand gezet, om batterijenergie te sparen. Om de camera weer te activeren, drukt u op een willekeurige knop van de camera. Wordt de camera gedurende één uur nadat hij in de sluimer­stand is gezet, niet gebruikt dan schakelt de camera zich helemaal uit. Wilt u daarna weer de werking van de camera volledig herstelen, dan schakelt u hem uit en daarna weer in. Als u de camera voor de allereerste maal inschakelt, moet u datum en tijd instellen.
Controleren van het aantal opnamen dat kan worden opgeslagen
Het grote tweecijferige getal in de rechterbenedenhoek van het LCD-venster geeft het aantal opnamen aan dat nog kan worden opgeslagen. Als dit getal tot nul is afgenomen, vervangt u het kaartje of u kiest, als u twee kaartjes in de camera hebt gezet, het andere kaartje. Het aantal opnamen dat u op een kaartje kunt opslaan, wordt bepaald door de bestandsgrootte van de opnamen. De bestandsgrootte wordt bepaald door de door u in de stand Fotograferen ingestelde opslagfunctie (beeldkwaliteit, resolutie, compressie­verhouding). Voor de beeldkwaliteit kunt u kiezen uit TIFF (Tagged Image File Format), SHQ (Super High Quality), HQ (High Quality; standaardinstelling) en SQ (Standard Quality).
Batterijen controleren
Het pictogram voor de batterijcontrole (in de vorm van een AA-formaat batterij) in het LCD-venster geeft de nog beschikbare capaciteit van de batterij aan. Schakelt u de camera in en verschijnt het batterij­controle pictogram helemaal gevuld om daarna te doven, dan betekent dat dat de batterijen volledig geleden zijn. Is het pictogram voor de batterijcontrole maar gedeeltelijk gevuld en blijft het knipperen, dan zijn de batterijen vrijwel uitgeput en moet u ze zo spoedig mogelijk vervangen. Is het pictogram voor de batterijcontrole gedeeltelijk gevuld en dooft het dan samen met het LCD-venster, dan zijn de batterijen geheel ontladen en kunt u pas weer fotograferen nadat u de batterijen vervangen hebt.
11
Het geselecteerde kaartje
Aantal opnamen dat kan worden opgeslagen
Memory card storage capacity
Kwaliteit
Resolutie (pixels)
Standaardinstelling
Compressie
Standaardinstelling
Bestandsgrootte
(Referentiewaarde)
Beelden per geheugenkaartje
(Referentiewaarde)
8 MB 32 MB TIFF 2240 x 1680 (FULL) 1:1 11,3 MB 0 (nul) opnamen 2 opnamen SHQ 2240 x 1680 (FULL) 1:2,7 2,8 MB 2 opnamen 11 opnamen
HQ 2240 x 1680 (FULL) 1:8 1 MB 8 opnamen 32 opnamen
SQ 1280 x 960 (SXGA) 1:8 340 KB 23 opnamen 94 opnamen
Datum of tijd
Met de camera ingesteld op Instellen/Aansluiten kunt u datum, tijd en datumnotatie instellen. Wanneer u dan een opname maakt, worden samen met de opname de actuele datum en tijd opgeslagen. De opgeslagen datum en tijd kunnen op een afdruk van de opname worden gestempeld, mits u het stempelen van datum of tijd hebt ingesteld om te worden afgedrukt. Bewerken en behandelen van beelden met het programma CAMEDIA Master
2.5 waarborgt dat deze datum en tijdinformatie be­waard blijft, ook nadat de beelden zijn overgebracht naar een computer. Met andere softwaretoepassingen kan deze datum en tijdinformatie verloren gaan.
Als u het stempelen van datum of tijd hebt ingesteld, geldt deze instelling voor alle beelden die u selecteert om ze te laten afdrukken. Steek het geheugenkaartje met daarop de opnamen die u wilt selecteren om er datum of tijd op te stempelen in de camera. Controleer het LCD-venster en overtuig u ervan dat het symbool voor het bronkaartje, SmartMedia­kaartje of CompactFlash-kaartje , zichtbaar is. Is het juiste pictogram niet zichtbaar, dan drukt u op de keuzeknop voor het SM/CF-kaartje en houdt die ingedrukt en verdraait dan de hoofdknop of de subknop tot het gewenste pictogram verschijnt. Zet de functieknop in de stand Afdrukwachtrij . Druk op de menuknop , zodat in de LCD-monitor het menu verschijnt. Druk op of op om de groene markering op het datum/tijd stempel­pictogram te zetten. Druk op om de groene markering naar rechts te verplaatsen en druk dan opnieuw op om de groene markering op DATE (Datum) of TIME (Tijd) te zetten. Besluit u de datum of tijd toch niet in te stellen, dan zet u de groene markering op OFF (Uit), drukt op de OK-knop om de instelling te selecteren, en drukt opnieuw op de OK-knop om het menu te sluiten.
12
Opname afkaderen
Overtuig u ervan dat de camera is ingeschakeld, verwijder de lensdop en kijk door de zoeker. Om de zoeker aan uw gezichtsvermogen aan te passen, draait u de oogcorrectiering zo dat het AF-teken, in het midden van de zoeker, scherp en duidelijk zichtbaar is. Ziet u het AF-teken niet, controleer dan of de sluitknop van het zoekeroculair, links naast de zoeker, omhoog staat. Pak met uw rechterhand de handgreep aan de rechterkant van de camera vast en steun met uw linkerhand de onderzijde van de camera. Let er op dat u niet uw vingers voor de flitser (als die is opgeklapt), het autofocusvenster of voor de LED van de afstandsbediening/zelfontspanner houdt. Houd de camera zo goed mogelijk stil, richt hem op uw onderwerp en kader uw opname af in de zoeker.
Opname afkaderen in de LCD-monitor
Overtuig u ervan dat de camera is ingeschakeld, verwijder de lensdop en druk op de monitorknop
. Druk de sluitknop van het zoekeroculair, links van de zoeker, omlaag. Druk op de Vastzet/ Vrijmaakknop van de LCD-monitor zodat deze vrijkomt van het camerahuis. Om de monitor omhoog te klappen, trekt u de onderzijde ervan naar u toe. Let er op dat u niet uw vingers, de flitser (als die is opgeklapt), het autofocusvenster of voor de LED van de afstandsbediening/zelfontspanner houdt. Houd de camera zo goed mogelijk stil, richt hem op uw onderwerp en kader uw opname af in de monitor.
Indrukken van de ontspanknop
Indrukken van de ontspanknop gebeurt in twee stappen. Zet de functieknop in de stand P. Kader uw opname af in de zoeker of in de monitor. Druk de ontspanknop half in om het automatisch scherpstellen en instellen van de belichting te starten. Op het moment dat u een kort pieptoontje hoort en in de linkerbenedenhoek van de zoeker het AF-correctteken ziet, dan heeft de camera zich scherpgesteld op het onderwerp. Zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera met de gekozen belichting scherpgesteld op het onderwerp. Dit is het zoge­naamde Autofocus/Autobelichtingsgeheugen. Om de sluiter te ontspannen en uw opname te maken, drukt u de ontspanknop helemaal in. Nadat u uw opname gemaakt hebt, verschijnt het beeld daarvan kort in de LCD-monitor, knippert gedurende enkele seconden de indicatie-LED „Geheugenkaartje in gebruik“ om daarna weer te doven als het beeld is opgeslagen op het geheugenkaartje. Voor het opslaan van een opname heeft de camera enkele seconden nodig. U kunt echter snel tot vier opnamen
achter elkaar maken, tot de vier segmenten van de geheugenindicator zijn opgevuld. Als de geheugen­indicator vol is, moet u wachten tot minstens één segment van de indicator vrijkomt voordat u een volgende opname kunt maken.
13
Fotograferen
Half indrukken (Druk de ontspanknop rustig half in)
Helemaal indrukken (Vanuit de half ingedrukte stand, drukt u de ontspanknop rustig helemaal door)
Als het AF-correctteken knippert, heeft de camera zich niet scherpgesteld op het onderwerp. In dat geval laat u de ontspanknop los en kadert u uw opname opnieuw af door de camera op een ander onderdeel van het beeld te richten en vervolgens de ontspanknop half in te drukken. Met de ontspanknop half ingedrukt, kadert u uw opname opnieuw af. Op sommige onderwerpen kan de camera zich moeilijk scherpstellen. Ziet u in de zoeker het waar­schuwingspictogram voor de flitser, dan betekent dat dat de opname onderbelicht wordt en dat u de flitser moet gebruiken. Druk op de flitserknop zodat de flitser omhoog klapt en maak uw opname met de flitser.
Zoomen
Om in te zoomen en het onderwerp in de zoeker groter af te beelden, draait u de zoomring naar links. Om uit te zoomen en het onderwerp in de zoeker kleiner af te beelden, draait u de zoomring naar rechts. U kunt fotograferen tot op 60 cm van het onderwerp. Ook kunt u over een bereik van 20 cm tot 60 cm vanaf het onderwerp extreme close-ups maken door de camera in de stand Macro­opname te zetten. Daarvoor houdt u de macroknop
ingedrukt en draait de hoofdknop of de subknop zo dat in het LCD-venster het macroteken verschijnt. Om de macrofunctie uit te schakelen en weer de normale werking van de camera te herstellen, herhaalt u deze procedure.
14
Gebruik van de ingebouwde flitser
Knippert in de linkerbenedenhoek van de zoeker het flitser waarschuwingspictogram , dan is er niet voldoende licht op de opname te maken. Druk op de flitserknop , zodat de flitskop omhoog klapt en maak daarna uw opname. Nadat u de flitskop hebt opgeklapt, is het mogelijk dat het flitser waarschuwings­pictogram blijft knipperen tot de flitser zich helemaal heeft opgeladen. Wanneer u uw opname maakt, ontsteekt de flitser met een voor de beste belichting automatisch ingestelde compensatie van de lichtopbrengst.
Flitsbereik
ISO Maximaal Groothoek Maximaal Tele
AUTO 0,6 m – 8,9 m 0,5 m – 7,4 m
80 0,6 m – 6,3 m 0,5 m – 5,2 m 160 0,9 m – 8,9 m 0,7 m – 7,4 m 320 1,3 m – 12,5 m 1,0 m – 10,4 m
Om zowel overbelichting als onderbelichting van uw opnamen te voorkomen, gebruikt u de flitser binnen de hierboven gespecificeerde flitsbereiken. Door snel achter elkaar flitsopnamen te maken, kan de flitser oververhit raken. Gebruik de flitser niet meer dan 30 maal achter elkaar. Laat de flitser na langdurig gebruik tussen twee fotosessies minstens 10 minuten afkoelen. Overtuig u ervan dat voordat u de flitser gaat gebruiken het glas van de flitser schoon is.
Instellen van de flitserfunctie
De gekozen flitserfunctie bepaalt hoe de flitser ontsteekt om verschillende effecten te verkrijgen. De flitserfunctie stelt u in door de keuzeknop voor de flitserfunctie ingedrukt te houden en dan de hoofdknop of de subknop naar links of naar rechts te draaien tot de gewenste instelling verschijnt.
15
Indicatie in het
LCD-venster
(geen) Autoflitsen Stelt de compensatie van de lichtopbrengst van de flitser in aan
de hand van de helderheid van het onderwerp.
2nd CURTAIN
Lange synchronisatietijd
De flitser ontsteekt vlak voordat de sluiter weer sluit. Wordt niet de optie 2nd CURTAIN geselecteerd, dan wordt de camera ingesteld om de flitser te ontsteken aan het begin van sluitertijd (1st CURTAIN).
Flitserfunctie Functie
Invulflitsen De flitser ontsteekt altijd, ongeacht de verlichtingscondities. Onderdrukken
rode ogen
De camera geeft ter vermindering van het rode ogeneffect 10 inleidende lichtzwakke flitsen af, zodat de oogpupillen van uw onderwerp zich kunnen samentrekken. Tussen het indrukken van de ontspanknop en het ontspannen van de sluiter treedt een vertraging van 1 seconde op.
Indicatie in het
LCD-venster
(geen) Autoflitsen NEE 1ste Gordijn JA NEE
Autoflitsen
(Onderdrukken van
rode ogen)
JA 1ste Gordijn JA NEE
Lange
synchronisatietijd
(Onderdrukken van
rode ogen)
JA 1ste Gordijn JA NEE
Flitserfunctie
Onderdrukken van rode ogen
Moment van ont-
steken van de flitser
Flitser ontsteekt bij
weinig licht en
tegenlicht autom.
Flitser
ontsteekt
altijd
Het aantal beschikbare flitserfuncties wordt bepaald door de op dat moment ingestelde fotografische functie.
Flitserfuncties bij de fotografische functies P (Programmagestuurd) en A (Diafragmavoorkeuze)
Lange
synchronisatietijd
NEE 1ste Gordijn JA NEE
Lange synchroni-
satietijd (2de gordijn)
NEE 2de Gordijn JA NEE
2nd CURTAIN
Invulflitsen NEE 1ste Gordijn NEE JA
Indicatie in het
LCD-venster
Invulflitsen
(Onderdrukken van
rode ogen)
JA 1ste Gordijn NEE JA
Invulflitsen
(2de Gordijn)
NEE 2de Gordijn NEE JA
Flitserfunctie
Onderdrukken van rode ogen
Moment van ont-
steken van de flitser
Flitser ontsteekt bij
weinig licht en
tegenlicht autom.
Flitser
ontsteekt
altijd
Flitserfuncties bij de fotografische functies P (Sluitertijdvoorkeuze) en M (Handinstelling)
Invulflitsen NEE 1ste Gordijn NEE JA
2nd CURTAIN
Compenseren van de lichtopbrengst van de flitser
Ziet u zich bij het maken van flitsopnamen voor problemen geplaatst met een onderwerp dat te helder of te donker is, dan kunt u de lichtopbrengst van de flitser compenseren. Zet de functieknop op P, A of S en druk dan op de menuknop . Met de camera ingesteld op fotograferen, selecteert u het pictogram voor het compenseren van de lichtopbrengst van de flitser en stelt de compensatiewaarde in. Nadat u door op de OK­knop te drukken het menu hebt gesloten, maakt u uw opname. Om de functie Compenseren van de licht­opbrengst van de flitser te annuleren, herhaalt u deze procedure en kiest als compensatiewaarde 0 (nul).
Beeldinformatie weergeven
Terwijl u tijdens Weergeven een opname bekijkt, kunt u ook de informatie weergeven over de instellingen waarmee de opname werd gemaakt. Zet de functieknop op (Weergeven), of druk met de functieknop in de stand P, A, S of M, snel achter elkaar tweemaal op de monitorknop . Houd de INFO-knop ingedrukt en draai de hoofdknop of de subknop naar rechts of naar links om een van de drie beeldinformatie­vensters te selecteren die over het weergegeven beeld wordt geprojecteerd. Is de functie Histogram ingeschakeld, dan wordt dat weergegeven in een extra beeld. Het weergeven van het histogram kan worden ingeschakeld als de camera staat ingesteld op Fotograferen. Het onderstaande voorbeeld toont de weergave van alle informatie (maar zonder histogram).
Beelden weergeven
Om de camera op weergeven in te stellen, zodat u uw opnamen kunt bekijken, zet u de functieknop in de stand (Weergeven) of drukt u, terwijl de functieknop in de stand P, A, S of M staat, tweemaal snel achter elkaar op de monitorknop . In de monitor verschijnt nu de laatste door u gemaakte opname. Om de voorgaande of de volgende opname weer te geven drukt u op of op . Drukt u op
dan springt u naar het tiende beeld vóór het huidige beeld en met naar het tiende beeld na het huidige beeld. Wilt u een opname vergroot weergeven, dan zet u de functieknop in de stand (Weergeven) en draait vervolgens de hoofdknop naar rechts, op het pictogram van het vergrootglas (of u draait de subknop met de wijzers van de klok mee). Telkens wanneer u de knop één stop naar rechts draait, wordt het beeld verder vergroot. Met de pijlen van de shuttleknop kunt u het beeld in de LCD-monitor naar links, naar rechts, omhoog of omlaag schuiven. Om weer het oorspronkelijke beeld weer te geven, draait u de hoofdknop naar links (of draait u de subknop tegen de wijzers van de klok in). Wilt u meer beelden tegelijk in de LCD-monitor weergeven, dan gebruikt u de functie Indexweergave. Daarvoor zet u de functieknop in de stand
(Weergeven) en draait u de hoofdknop naar links, naar het indexteken (of draait u de subknop tegen de wijzers van de klok in). Telkens wanneer u de knop één stop naar links draait, neemt het aantal beelden dat in de indexweergave zal worden getoond toe (4, 9, 16). Om de groene markering in het indexbeeld te verplaatsen, drukt u op of op
om het voorgaande of het voorgaande beeld te kiezen. Met of met opent u het voorgaande of het volgende indexbeeld. Om naar enkelbeeld weergave terug te keren, zet u de groene markering op het gewenste beeld en draait dan een van de beide knoppen naar rechts.
Om de weergavefunctie te sluiten, zet u terwijl de functieknop staat ingesteld op Weergeven de functieknop op P, A, S of M. Als de functieknop op P, A, S of M staat, drukt u eenmaal op de monitor­knop om de monitor uit te schakelen.
Vanuit het functiemenu Weergeven kunt u ook een diashow instellen die automatisch elke opname gedurende 5 seconden weergeeft, te beginnen met de op dat moment weergegeven beeld. De diashow gaat door tot u op de OK-knop of op de knop
drukt.
16
Opnamen bekijken en beheren
Geheugenkaartje
Standaard DCF-informatie
Mapnaam/
Bestandsnaam
Geselecteerd voor afdrukken
Sluitertijd, Diafragmawaarde, Belichtingscompensatie
Ingestelde witbalans ISO (AUTO, ISO-instelling)
Compensatie lichtopbrengst flitser
Beeldnummer (of vergrotingsfactor als het beeld vergroot wordt weergegeven)
Tijdstip van de opname
Datum van de opname
Opslagfunctie (resolutie, compressieverhouding)
Beveiligd
Opnamen beveiligen
Opnamen die u hebt opgeslagen op een geheugen­kaartje kunt u beveiligen tegen abusievelijk wissen. Zet de camera in de stand Weergeven en selecteer de opname die u wilt beveiligen. Druk op de knop
(Beveiligen). In de weergegeven opname verschijnt nu een beveiligingspictogram. Wilt u de beveiliging opheffen, dan geeft u de beveiligde opname weer en drukt op de knop (Beveiligen) om het beveiligingspictogram weg te nemen. Wilt u alle opnamen op een kaartje beveiligen, dan plakt u een wisbeveiligingssticker op het kaartje. Wel moet u daarbij onthouden dat een beveiligde opname wel degelijk wordt gewist als u het kaartje formatteert.
Opnamen wissen
Door slecht belichte opnamen of andere opnamen die u niet wilt bewaren te wissen, maakt u opslag­ruimte op het kaartje vrij. Zet de camera in de stand Weergeven en geef de opname weer die u wilt wissen. (Het is ook mogelijk opnamen te wissen vanuit de indexweergave. Daarvoor zet u de groene markering op de opname die u wilt wissen.) Druk op de wisknop , druk op om de optie YES (Ja) te selecteren en druk vervolgens op de OK-knop . Terwijl de opname wordt gewist, knippert de indicatie-LED „Geheugenkaartje bezig“. Wilt u alle opnamen op een kaartje wissen, dan selecteert u het betreffende kaartje. Vervolgens gebruikt u met de camera ingesteld op Fotograferen, de optie Wissen in het menu CARD SETUP, om alle opnamen te wissen.
Opnamen naar een ander kaartje kopiëren
Hebt u twee geheugenkaartjes in de camera gezet, dan kunt u de opnamen stuk-voor-stuk selecteren om ze naar het andere kaartje te kopiëren, maar u kunt ook alle opnamen in één keer naar het andere kaartje kopiëren.
Geheugenkaartjes formatteren
Een kaartje dat werd geformatteerd voor gebruik op een computer of in een andere camera, moet opnieuw worden geformatteerd voordat het in deze camera kan worden gebruikt. Door te formatteren, wist u alle opnamen en alle beeldinformatie die op het kaartje is opgeslagen.
De nummering van beeldbestanden instellen
De camera kent aan elke opname automatisch een bestandsnaam toe en slaat de opname vervolgens op in een map op het kaartje. Aan de hand van deze bestandsnamen kunt u op een computer opnamen selecteren en bewerken. De mappen wor­den genummerd met drie cijfers, volgens de notatie nnnOLYMP. De bestanden worden genummerd met vier cijfers, volgens de notatie Pmdd.jpg.
17
DCIM
100 OLYMP
P2030001.jpg
P2030002.jpg
P2030003.jpg
P2030004.jpg
Alle Ordner
Ordnernummer (100~999)
Dateiname Pmdd .jpg
OLYMP
Monat (10, 11, 12
werden zu A, B, C)
Tag (01~31)
Dateinummer (0001~9999)
Ordnername
Alle mappen
Dag (01 – 31)
Bestandsnummer (0001 – 9999)
Maand (10, 11 en
12 zijn genummerd met A, B en C)
Mapnaam OLYMP
Mapnummer (100 – 999)
Bestandsnaam Pmdd.jpg.
Nadat 9999 opnamen zijn gemaakt, wordt de teller voor de volgende opname teruggezet op 0001, wordt het mapnummer met 1 verhoogd en wordt een nieuwe map gemaakt waarin de volgende opname (bestand) wordt opgeslagen.
Set de functieknop op het pictogram (Instellen/ Aansluiten) en druk dan op de menuknop . Kies met of met van de shuttleknop de optie FILE NAME (Bestandsnaam). Druk op om de groene markering naar rechts te verplaatsen. Druk op of op om de groene markering op AUTO of op RESET te zetten. Druk op OK-knop om de instelling te selecteren en dan op de OK-knop
om het menu te sluiten. Kies met de functieknop in de stand Instellen/ Aansluiten de optie FILE NAME (Bestandsnaam) en selecteer de wijze waarop de bestanden moeten worden genummerd. De optie AUTO nummert alle bestanden en mappen op alle gebruikt kaartjes achter elkaar door en zorgt er zo voor dat geen dubbele bestandsnamen voorkomen. De optie RESET begint de bestandsnummering opnieuw telkens wanneer u een volgend kaartje gebruikt.
Opnamen selecteren voor het afdrukken
U kunt opnamen stuk-voor-stuk of alle opnamen op een kaartje in één keer selecteren en ze op een DPOF-compatibele printer afdrukken of dat door een DPOF afdrukservice laten doen.
Afzonderlijke opnamen selecteren voor het afdrukken
Steek het kaartje met de opnamen die u wilt afdrukken in de camera en selecteer het kaartje. Zet de functie­knop in de stand Afdrukwachtrij . Selecteer met de shuttleknop de opname die u wilt laten afdrukken en druk dan op de OK-knop . Kies met of het aantal kopieën dat u wilt afdrukken en druk op de OK-knop . De opname wordt gemarkeerd met het afdrukwachtrijpictogram , samen met het door u geselecteerde aantal kopieën. Wilt u nog meer opnamen markeren om ze te laten afdrukken, dan herhaalt u deze procedure. Om de functie Afdrukwachtrij te sluiten, zet u de functieknop terug. Wilt u een gemaakte selectie annuleren, dan herhaalt u deze procedure en kiest als aantal kopieën nul.
Alle opnamen selecteren voor het afdrukken, of alles annuleren
Steek het kaartje met de opnamen die u wilt laten afdrukken in de camera en selecteer het kaartje. Zet de functieknop in de stand Afdrukwachtrij en druk op de menuknop . Kies in het functiemenu Afdrukwachtrij de optie Print reserve (Afdruk­wachtrij) en kies dan de menu-optie SELECT ALL (Alles selecteren) of CANCEL ALL (Alles annuleren) om alle opnamen op het kaartje te selecteren voor afdrukken, respectievelijk de gehele selectie te annuleren.
Opnamen selecteren voor het stempelen van datum en tijd
Steek het kaartje met de opnamen waarop datum of tijd wilt stempelen in de camera en selecteer het kaartje. Zet de functieknop in de stand Afdrukwachtrij
en druk op de menuknop . Kies in het functiemenu Afdrukwachtrij de optie DATE (Datum) of TIME (Tijd) om datum of tijd op de opname te laten stempelen.
Indexafdrukken selecteren of annuleren
Steek het kaartje met de opnamen die u voor een indexafdruk wilt gebruiken in de camera en selecteer het kaartje. Zet de functieknop in de stand Afdrukwachtrij en druk op de menuknop . Kies in het functiemenu Afdrukwachtrij de optie INDEX PRINTING (Indexafdruk) en kies dan de menu-optie SELECT ALL (Alles selecteren) of CANCEL ALL (Alles annuleren) om alle opnamen op het kaartje te selecteren respectievelijk alle voorgaande afrukselecties te annuleren.
Opnamen overbrengen naar een computer
Met het bij de camera geleverde USB-kabeltje kunt u de camera aansluiten op een computer die is voorzien van een USB-interface en de opnamen vanaf een van de kaartjes in de camera overbrengen naar een computer. Daarbij hebt u het volgende nodig:
• Het bij de computer geleverde USB-kabeltje.
• Een USB-stuurprogramma. Bij de software CAMEDIA Master 2.5 wordt een USB-stuurprogramma geleverd. De meest recent opgewaardeerde USB­stuurprogramma’s kunt u ophalen op de homepage van Olympus op www.olympus-europa.com. Ook kunt u contact opnemen met een Olympus Service Center.
• Een IBM compatibele PC/AT waarop Windows 98, Windows 98 Second Edition of Windows 2000 is geïnstalleerd.
• Een Apple Macintosh of iMac waarop Mac OS 8.6 tot 9.0 is geïnstalleerd.
Raadpleeg voor details het Reference Manual op de bij de camera geleverde CD-ROM.
Optionele apparatuur voor het lezen van geheugenkaartjes
Is uw computer niet uitgerust met een USB-poort, dan kunt u ook een van de optionele apparaten gebruiken om beeldbestanden vanaf een geheugen­kaartje over te brengen naar de computer. Voordat u een van deze optionele apparaten aanschaft, dient u er zich van te overtuigen dat het betreffende apparaat samen met uw computer kan worden gebruikt. Neem voor meer details contact op met een Olympus Service Center.
Voor het lezen van SmartMedia-kaartjes
Diskette-adapter FlashPath MAFP-2NE. De computer dient over een 3,5 inch diskette­station te beschikken.
PC-kaartadapter MA-2E. De computer dient over een PCMCIA-kaartslot te beschikken.
SmartMedia Reader/Writer MAUSB-2. De computer dient over een USB-connector te beschikken.
Voor het lezen van CompactFlash-kaartjes
PC-kaartadapter. De computer dient over een PCMCIA-kaartslot te beschikken.
18
Opnamefunctie selecteren Kies de opnamefunctie door de functieknop op P, A,
S of M te zetten.
P (Programmagestuurd) – De camera kiest auto- matisch diafragma en sluitertijd voor de opnamen.
A (Diafragmavoorkeuze) – Hierbij stelt u zelf het diafragma in en de camera kiest daar automatisch de juiste sluitertijd bij. Een grote diafragmawaarde zorgt voor een scherp onderwerp tegen een wazige achtergrond, bijvoorbeeld voor portretopnamen. Met een kleine diafragmawaarde worden zowel het onderwerp als de achtergrond scherp afgebeeld, bijvoorbeeld voor groepsopnamen of landschappen.
S (Sluitertijdvoorkeuze) – Hierbij stelt u zelf de sluitertijd in en de camera kiest daar automatisch het juiste diafragma bij. U kiest een korte sluitertijd om bewegende onderwerpen vast te leggen of een lange sluitertijd om het wazige effect van beweging te verkrijgen.
M (Handinstelling) – Streeft u naar speciale effecten in uw opnamen, dan kunt u zelf diafragma en sluitertijd instellen.
Instellen van de diafragmawaarde
Zet de functieknop in de stand A (Diafragmavoor­keuze) en stel vervolgens door verdraaien van de hoofdknop of de subkop het gewenste diafragma in stappen van 1/3 in. Voor een groot diafragma draait u de hoofdknop rechtsom (of draait u de subknop met de wijzers van de klok mee). Voor een kleiner diafragma draait u de hoofdknop linksom (of de subknop tegen de wijzers van de klok in). Het gekozen diafragmawaarde wordt aangegeven in de zoeker en in het LCD-venster. De diameter van het diafragma is omgekeerd evenredig met de diafragmawaarde. Hoe hoger de diafragmawaarde hoe kleiner de diameter van het diafragma en hoe groter de scherptediepte, zodat zowel onderwerp als achtergrond scherp worden afgebeeld. Hoe kleiner de diafragmawaarde, hoe groter de diameter van het diafragma en hoe geringer de scherptediepte, wat een scherp onder­werp tegen een wazige achtergrond oplevert.
Selecteren van de lichtmeetmethode
De lichtmeetmethode bepaalt of de camera het licht meet aan een groter of een kleiner vlak van het in de zoeker zichtbare beeld. Houd de keuzeknop voor de lichtmeetmethode , bovenop de camera, ingedrukt en verdraai de hoofdknop of de subknop zo dat het pictogram voor de gewenste lichtmeet­methode in de zoeker of in het LCD-venster verschijnt.
19
Opnamefuncties
LCD-venster Lichtmeetmethode
ESP
Digitale ESP-lichtmeting. De licht­meting wordt aan het gehele beeld uitgevoerd voor lichte en helderheidspatronen. Wordt alleen in het LCD-venster aangegeven.
Gemiddelde waardemeting met nadruk op het beeldmidden. De meting wordt weliswaar aan het gehele beeld uitgevoerd, maar concentreert zich toch op een beeldveld in het midden van de zoeker dat ongeveer 3x zo groot is als het spotmeetvlak. Wordt zowel in de zoeker als in het LCD-venster aangegeven.
Spotmeting. De meting wordt uitsluitend uitgevoerd aan het spotmeetvlak in de zoeker, circa 1,2 % van het zoekerbeeld. Wordt zowel in de zoeker als in het LCD-venster aangegeven.
Instellen van de sluitertijd
Zet de functieknop in de stand S (Sluitertijdvoor­keuze) en stel vervolgens door verdraaien van de hoofdknop of de subkop de gewenste sluitertijd in. Voor elke stop die u de knop verdraait wordt de sluitertijd in stappen van 1/3 vergroot (of verkleind). Draai de hoofdknop rechtsdom (of draai de subknop met de wijzers van de klok mee) voor een kortere sluitertijd of draai de hoofdknop linksom (of draai de subknop tegen de wijzers van de klok in) voor een langere sluitertijd. Sluitertijdenbereik: 1/640 s tot 2 s. De ingestelde sluitertijd wordt in de zoeker en in het LCD-venster aangegeven. Bij sluitertijden van 1/250 s of korter is de ingebouwde flitser mogelijk niet effectief.
Scherpstellen
De camera kan zich automatisch scherpstellen op uw onderwerp. Zet de keuzeknop voor de scherpstel­functie in de stand AF (Autofocus). Kader uw opname zo af dat uw onderwerp het AF-teken, in het midden van de zoeker, vult. Kadert u uw opname af in de LCD-monitor, zorg er dan voor dat uw onderwerp in het midden van de LCD-monitor staat. Druk de ont­spanknop half in. Wanneer u een pieptoontje hoort en het AF-correctteken in de zoeker licht op, drukt u de ontspanknop helemaal in om uw opname te maken.
Lastige onderwerpen om op scherp te stellen
Als in de linkerbenedenhoek van de zoeker het AF­correctteken blijft knipperen, is de camera er niet in geslaagd zich scherp te stellen. Onderwerpen waarop de camera zich moeilijk kan scherpstellen zijn:
20
Objecten met weinig contrast
Onderwerpen zonder duidelijk te onderscheiden patronen.
Onderwerpen met lichtschitteringen in het beeldmidden
Op onderwerpen met lichtschitteringen in het beeldmidden kan de camera zich moeilijk scherpstellen.
Twee onderwerpen op verschillende afstanden
De camera kan zich niet automatisch scherpstellen op een onderwerp dat uit twee objecten op verschillende afstanden van de camera bestaat.
Onderwerpen zonder verticale lijnen
De camera kan zich niet scherpstellen op een onderwerp dat uitsluitend uit horizontale lijnen bestaat. Houd de camera verticaal, druk de ontspan-
knop half in en houd hem ingedrukt, om de scherpstelling vast te houden. Draai de camera weer horizontaal, kader uw opname af en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Snel bewegende onderwerpen van dichtbij
Het is onmogelijk om een
snel bewegend onderwerp
zo lang in het midden van
de zoeker te houden dat
de camera zich automa-
tisch kan scherpstellen.
In dat geval stelt u scherp op een onderwerp op dezelfde afstand van de camera als het onderwerp dat u wilt fotograferen, wacht tot het onderwerp in de zoeker verschijnt en maakt dan uw opname.
Fotograferen door een venster
Wanneer u een onderwerp door een venster fotogra­feert, kan de camera zich moeilijk scherpstellen. Als die situatie zich voordoet, zet u de keuzeknop voor de scherpstelfunctie in de stand MF (Met de hand scherpstellen) en stel de camera met de hand scherp.
In de hierboven geschetste situaties kunt u plaatsver­vangend scherpstellen. Kader uw opname af met het AF-teken in de zoeker op een onderwerp op onge­veer dezelfde afstand van de camera als het onder­werp dat u wilt fotograferen. Druk de ontspanknop half in, zodat de camera zich scherpstelt op het plaatsvervangende onderwerp en houd de ontspan­knop half ingedrukt. Kader uw opname opnieuw af op het oorspronkelijke onderwerp en druk dan de ontspanknop helemaal in om uw opname te maken. (Als u wacht tot een snel bewegend onderwerp verschijnt, houdt u de ontspanknop half ingerukt tot het onderwerp in de zoeker verschijnt.)
Onderwerpen onder het licht van straatlantaarns en vensters
Op onderwerpen ’s avonds onder het licht van straatlantaarns of van vensters van gebouwen kan de camera zich moeilijk scherpstellen.
Met de hand scherpstellen
Zet de keuzeknop voor de scherpstelfunctie in de stand MF (Met de hand scherpstellen). Draai de scherpstelring zo, dat u het onderwerp in de zoeker of in de LCD-monitor scherp ziet. Het beeld in de LCD-monitor is dubbelgroot om het scherpstellen te vergemakkelijken, terwijl onderin de monitor de camera-onderwerpafstand wordt aangegeven.
Belichtingscompensatie
Belichtingscompensatie past u toe om de door de camera automatisch ingestelde belichting met de hand te corrigeren, zodat uw opname helderder of donkerder wordt. Zet de functieknop in de stand P, A of S. Houd de knop voor de belichtingscompensatie
ingedrukt en stel dan door verdraaien van de
hoofdknop of van de subknop de belichting in.
AE-geheugen
Richt de camera op uw onderwerp, druk de knop voor het AE-geheugen in. Druk de ontspan­knop half in om automatisch scherp te stellen op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop helemaal in om uw opname te maken. De ingestelde belichting verandert niet zolang deknop voor het AE-geheugen ingedrukt staat, zodat u kunt doorgaan met fotograferen met zelfde belichtingsinstelling.
Automatische proefbelichting
U kunt de camera een automatische proefbelichting laten maken met drie van de voor de opname inge­stelde belichting afwijkende instellingen van 1/3 EV, 2/3 EV of 1 EV.
Gevoeligheid – ISO-instelling – wijzigen
De ISO-instelling is het equivalent van de ISO-instelling zoals die normaal wordt uitgevoerd bij traditionele SLR-camera’s die met film werken.
Witbalans
De lichtbron heeft invloed op de wijze waarop de camera kleuren reproduceert. Gewoonlijk gebruikt de camera een wit vlak in het afgekaderde beeld als uitgangspunt voor het reproduceren van andere kleuren. Maar komt in de opname geen wit voor, of fotografeert u bij kunstlicht (in het bijzonder bij TL-licht), dan moet u voor een zo natuurlijk mogelijke kleurreproductie in uw opnamen de witbalans bijstellen. De witbalans kunt u op drie manieren instellen.
Automatische witbalans. De camera stelt de
witbalans automatisch in aan de hand van een wit vlak in het afgekaderde beeld als referentie. Druk de keuzeknop voor de witbalans in en houd die ingedrukt en draai de hoofdknop of de subknop zo dat in de zoeker en het LCD-venster de indicatie -A- of in de LCD-monitor AUTO WB verschijnt en maak uw opname.
Aangepaste witbalans. Richt de camera, onder
hetzelfde licht waarbij u uw opname wilt maken, op een wit oppervlak (wand, blad papier, enzo­voort) zo dat dat het hele zoekerbeeld vult en druk dan op de knop Aangepaste witbalans , voorop de camera. Op het moment dat u in de LCD-monitor de melding GOOD (Goed) verschijnt, drukt u op de OK-knop om de instelling op te slaan en maakt vervolgens uw opname. Ziet u de melding NO GOOD (Niet goed), dan betekent dat dat het witte oppervlak onvoldoende was, het witte oppervlak te veel licht reflecteerde of dat kleuren aan de randen van het blad papier de aanpassing van de witbalans verstoorden.
Vooringestelde witbalans. Houd de keuzeknop
voor de witbalans ingedrukt en draai de hoofdknop of de subknop zo dat de gewenste kleurtemperatuur verschijnt en laat dan de knop los. Kies AUTO, een kleurtemperatuur in het bereik van 3000 K tot 7500 K, of Aangepaste witbalans.
21
Instellen van de Opslagfunctie
De ingestelde opslagfunctie is bepalend voor de beeldkwaliteit en heeft ook invloed op de bestands­grootte. Hoe beter de beeldkwaliteit, hoe groter het beeldbestand. Houd de keuzeknop voor de opslag­functie ingedrukt en draai dan de hoofdknop of de subknop linksom tot in het LCD-venster de gewenste instelling (TIFF, SHQ, HQ, SQ) verschijnt, of draai de knoppen rechtsom om de opslagfuncties in omgekeerde volgorde te laten verschijnen. De opslagfuncties hebben de volgende betekenis: TIFF – Tagged Image File Format (= Gemarkeerd beeldbestandstype), SHQ – Super High Quality (= Superhoge kwaliteit), HQ – High Quality (Hoge kwaliteit), SQ – Standard Quality (Standaard­kwaliteit).
meerdere opnamen met verschillende belichtingen worden gemaakt.
Gebruik van de zelfontspanner
De zelfontspanner vertraagt het ontspannen van de sluiter met 12 seconden, zodat u ook zelf in een opname kunt verschijnen.
Gebruik van de Afstandsbediening RM-1
Met de camera ingesteld op Afstandsbediening kunt u met de Afstandsbediening de sluiter ontspannen terwijl u vóór de camera staat.
Gebruik van het Afstandsbedieningskabeltje RM-CB1
Fotografeert u met lange sluitertijden, dan kunt u bewegen van de camera als gevolg van het indrukken van de ontspanknop tegengaan door het afstands­bedieningskabeltje te gebruiken.
Time Lapse fotografie
Met de camera ingesteld op Time Lapse fotografie maakt de camera automatisch opnamen met ge­specificeerde tijdintervallen. U kunt het tijdinterval in uren en minuten specificeren en over een bereik van 1 minuut tot 24 uur. De camera gaat door met fotograferen tot de batterijen uitgeput zijn of tot het geselecteerde geheugenkaartje vol is. Bij een lang­durige fotosessie sluit u de optionele lichtnetadapter aan om de batterijen van de camera te sparen. Voor meer details en belangrijke kanttekeningen over deze functie, raadpleegt u het Reference Manual op de bij de camera geleverde CD-ROM.
Gebruik van de optionele typegerichte Externe flitser FL-40
De optionele, speciaal voor deze camera ontwikkelde Externe Flitser FL-40 kunt u alleen of in combinatie met de in de camera ingebouwde flitser gebruiken. Lees de gebruiksaanwijzing van de Externe Flitser FL-40 voordat u deze flitser gaat gebruiken. De FL-40 gebruikt u op dezelfde wijze als waarop u de ingebouwde flitser gebruikt. Ook kunt u met de optionele typegerichte flitserbeugel FL-BK01 een universele externe flitser gebruiken.
22
Instelling Resolutie
(aantal pixels)
Compressie­verhouding
1
TIFF 2240 x 1680 1:1 SHQ 2240 x 1680 1:2,7 HQ 2240 x 1680 1:8 SQ 1280 x 960 1:8
1
Geschatte waarden
Met de camera ingesteld op Fotograferen kunt u voor elke instelling de resolutie (het aantal pixels) en de compressieverhoudingen instellen.
Scherpte instellen
Met de camera ingesteld op Fotograferen kunt als scherpte HARD (Hard), NORMAL (Normaal) of SOFT (Zacht) instellen.
Contrast instellen
Met de camera ingesteld op Fotograferen kunt u de gradatie tussen vlakken met verschillende helderheden in het beeld instellen op HIGH (Hoog), NORMAL (Normaal) of LOW (Gering).
Meerdere opnamen maken met Repeterende opnamen
Drukt u, terwijl de camera is ingesteld op Repete­rende opnamen, de ontspanknop in en houdt u die ingedrukt, dan kunt u snel achter elkaar vier opnamen maken. Zet de functieknop op P, A, S of M en houd dan de Drive-knop ingedrukt tot in het LCD­venster het pictogram voor repeterende opnamen
verschijnt. Druk de ontspanknop in en houd die ingedrukt. De camera maakt dan, zolang u de ont­spanknop ingedrukt houdt, maximaal vier opnamen. De opnamen worden gemaakt met dezelfde belichting, terwijl bij automatische proefbelichtingen
Gebruik van optionele conversielenzen
Bij deze camera kunt u de hieronder vermelde conversielenzen gebruiken. Voordat u een conversielens gaat gebruiken moet u als zoomfunctie TELE of WIDE instellen, afhankelijk van wat nodig is.
23
Conversielens
Type Bevestiging
Zoom
instelling
Indictie in het
LCD-venster
3x Teleconverter 300 Pro
TCON-300; F2,8.
Equivalent van
f = 420 mm.
Filtermaat: 49 mm
Volledig multicoated
Steunarm TELE
Knippert
1,45x Teleconverter Pro
TCON-14B; F2,4.
Equivalent van f = 200 mm.
Filtermaat: 86 mm
Volledig multicoated
Schroef-
draad
TELE
0,8x Groothoekconverter Pro
WCON-08B;
F2.
Equivalent van f = 28 mm.
Filtermaat: 105 mm
Volledig multicoated
Schroef-
draad
WIDE
Macroconverter Pro
MCON-35;
F2 – F2,4
Geschikt voor een beeldveld ter
grootte van een visitekaartje.
Filtermaat: 72 mm
Volledig multicoated
Schroef-
draad
WIDE/
TELE
Brandt
Kiezen van de conversielens functie (geen close-up)
Druk de macroknop ingedrukt en houd die ingedrukt. Draai de hoofdknop of de subknop tot in het LCD-venster het pictogram van de conversielens verschijnt. Is een 3x Teleconverter 300 Pro op de camera gezet, dan knippert dit pictogram. In alle andere gevallen knippert dit pictogram niet.
Close-up opnamen instellen met een conversielens
Zet de functieknop in de stand Instellen/Aansluiten en druk op de menuknop. In het functiemenu Setup/connection (Instellen/Aansluiten) selecteert u het pictogram Macrofunctie/conversielens
.
Akoestisch sluitersignaal
Met de camera ingesteld op Fotograferen kunt u hem verder zo instellen dat hij bij het ontspannen van de sluiter een akoestisch signaal afgeeft, maar u kunt die functie ook uitschakelen. Stelt u de camera zo in dat deze een akoestisch signaal afgeeft en fotografeert u met de afstandsbediening of met het afstandsbedieningskabeltje, dan betekent dat signaal voor u dus dat de sluiter werd ontspannen. Als u de camera instelt om een akoestisch signaal af te geven, kunt u ook het volume van het signaal instellen.
Waarschuwingssignaal
Met de camera ingesteld op Fotograferen kunt u hem verder zo instellen dat hij tweemaal een akoes-
tisch signaal laat horen als de opname scherpgesteld is en één keer als het belichtingsgeheugen de belichting heeft vastgehouden. Maar u kunt deze voorziening ook uitschakelen. Deze functie stelt u in vanuit het functiemenu Fotograferen.
RecView-tijd
Met de camera ingesteld op Fotograferen kunt u de tijd instellen gedurende welke een opname, onmiddellijk nadat die is gemaakt, in de LCD­monitor wordt getoond. U kunt kiezen uit drie instellingen: AUTO (Automatisch), OFF (Uit), 5sec (5 seconden).
24
Speciale instellingen
Sluimerfunctie
Met de camera ingesteld op Fotograferen kunt u de tijdsduur instellen gedurende welke de camera ongebruikt moet zijn voordat de camera in de sluimerstand wordt gezet. Als de camera in de sluimerstand staat, zijn LCD-monitor, LCD-venster en zoeker uitgeschakeld, om de batterijen te sparen, of de camera schakelt zichzelf uit, afhankelijk van de instelling van de functieknop. Om de camera vanuit de sluimerstand weer te activeren, drukt u gewoon op een of andere knop. Als de camera gedurende één uur in de sluimerstad staat, schakelt hij zichzelf automatisch uit. In dat geval activeert u de camera weer door de cameraschakelaar op OFF (Uit) en dan weer op ON (Aan) te zetten. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de werking van de sluimerfunctie als de camera, afhankelijk van de ingestelde functie gedurende een gespecificeerde tijd niet wordt gebruikt.
Functie Fotograferen
(P, A, S, M)
Weergeven Afdrukwachtrij
Instellen/ Aansluiten
Camera gaat nooit in de sluimerstand. Camera gaat nooit in de sluimerstand en schakelt zichzelf ook niet uit.
OFF (uit)
Camera komt na 2 minuten in de sluimerstand.
Camera schakelt zichzelf na 1 minuut uit.
1MIN
(1 minuut)
Camera komt na 2 minuten in de sluimerstand.
Camera schakelt zichzelf na 2 minuten uit.
2MIN
(2 minuten)
Camera komt na 5 minuten in de sluimerstand.
Camera schakelt zichzelf na 5 minuten uit.
5MIN
(5 minuten)
Camera komt na 10 minuten in de sluimerstand.
Camera schakelt zichzelf na 10 minuten uit.
10MIN
(10 minuten)
Camera gaat niet in
de sluimerstand en
schakelt zichzelf ook
niet uit.
De functie RAW
Met de camera ingesteld op Fotograferen kunt u de functie RAW instellen. De opnamen kunnen vanaf de CCD worden opgeslagen als 10-bits channeldata, wat een extreem groot beeldbestand van circa 7,6 MB oplevert, omdat de beelden niet worden gecomprimeerd.
• Om beelden die met de functie RAW werden opgeslagen te kunnen bewerken, hebt u het programma
CAMEDIA Master 2.5 nodig.
25
Naslag
Zet de functieknop in de stand voor het gewenste menu. Druk op de menuknop zodat in de LCD-monitor het menu verschijnt. Druk op van de shuttleknop om de groene markering door het menu omlaag te verplaatsen, of druk op om de groene markering door het menu omhoog te verplaatsen.
Opmerking
Enkele menu’s bestaan uit meer dan één pagina. Uit de notatie in de rechterbovenhoek van de pagina blijkt welke pagina van het menu op dat moment is geopend. Ziet u bijvoorbeeld 1/3, dan kijkt u naar de eerste van drie pagina’s. Om de volgende pagina van het menu weer te geven, drukt u op wanneer de groene markering op de laatste optie staat.
Met de groene markering op de optie die u wilt instellen, drukt u op om de groene markering naar rechts te verplaatsen. Kies de gewenste instelling. Kunt u voor een instelling uit meer opties kiezen, dan zet u door op of op te drukken de groene markering op de gewenste instelling en drukt dan op de OK-knop . Moet voor een instelling een bepaalde waarde worden ingevoerd (een getal voor een datum of tijd, ON (Aan) of OFF (Uit) selectie) dan drukt u op of op om de markering op de gewenste instelling te zetten en drukt dan op of op tot de gewenste instelling verschijnt en drukt dan op de OK-knop . Moet u meer dan één instelling maken (bijvoorbeeld bij het instellen van de tijd), dan verplaatst de groene markering naar de volgende instelling, zodat u met of de gewenste instelling kunt selecteren. Nadat u ter bevestiging van uw keuze op de OK-knop hebt gedrukt, keert de groene markering weer terug naar rechts. Nadat u in het menu alle gewenste instellingen hebt gemaakt, sluit u het menu door op de OK-knop te drukken. Raadpleeg de tabellen op de volgende bladzijden voor gedetailleerde samenvattingen van de menu’s en de instellingen daarvan.
Werken met menu’s
De menu’s hebt u nodig om in te stellen hoe de camera moet werken. U hebt de beschikking over vier menu’s. Om een menu te openen, zet u de functieknop in de betreffende stand en drukt dan op de menuknop .
Stand Functieknop
P, A, S of M
Fotograferen Functiemenu Fotograferen Weergeven Functiemenu Weergeven Afdrukwachtrij Functiemenu Afdrukwachtrij Instellen/Aansluiten Functiemenu Instellen/Aansluiten
Functie Op de menuknop drukken, opent het:
26
Lijst van menu’s Raadpleeg voor meer details het Reference Manual op de Software-CD
1/3
2/3
3/3
Verwijdert alle beelden van het geselec­teerde SmartMedia-kaartje of Compact­Flash-kaartje en formatteert het kaartje.
Standaardinstelling
nadat en tegelijk
zijn ingedrukt
ISO-instelling (gevoeligheid). AUTO
Maakt automatische proefbelichting met 3 snelle opnamen bij verschillende belichtingen.
OFF
Compensatie van de lichtopbrengst van de flitser.
±0 EV
Scherpte. NORMAL
Algeheel beeldcontrast. NORMAL
Opslagfunctie (beeldkwaliteit, resolutie, compressieverhouding).
Tijdsinterval tussen de opnamen tijdens automatische Time Lapse fotografie.
OFF
Akoestisch signaal sluiter (high, low, OFF).
OFF
Waarschuwingssignaal (ON, OFF). ON
Weergave van het beeld na de opname. OFF
Tijdinstelling sluimerfunctie. 1MIN
De functiemenu’s Fotograferen voor P (Programmagestuurd), A (Diafragmavoorkeuze), S (Sluitertijdvoorkeuze), M (Handinstelling)
27
1/2
2/2
Diashow (Automatische weergave).
Standaardinstelling
nadat en tegelijk
zijn ingedrukt
Kopieert van kaartje naar kaartje.
Verwijdert alle opnamen van een kaartje, formatteert het kaartje.
Helderheid van de monitor. ± 0
Functiemenu Weergeven
Selecteert alle opnamen voor afdrukken, of annuleert de selectie.
Stempelt opnamen met datum of tijd. OFF
Selecteert alle opnamen voor index­afdrukken, of annuleert de selectie.
Functiemenu Afdrukwachtrij
Bepaalt of de conversielens is geselecteerd wanneer op de macroknop
wordt gedrukt.
Macro geselec-
teerd zonder
conversielens
Stelt datumnotatie jaar/maand/dag in.
Stelt huidige datum en tijd in.
Year/month/day
Blijft onveranderd ook wanneer en
worden ingedrukt
Na vervangen van een geheugenkaartje kunt u de bestandsnummering opnieuw laten beginnen (RESET) of doornummeren (AUTO).
AUTO
Opnamen worden opgeslagen met bestandsindeling RAW (onbewerkt, ongecomprimeerd beeldmateriaal).
OFF
Schakelt de optie Histogram aan en uit. OFF
Functiemenu Instellen/Aansluiten
Foutmeldingen
Doet zich een probleem voor met een geheugenkaartje, dan verschijnt daarvan een melding in het LCD­venster en in de LCD-monitor. Wanneer een melding van een kaar tfout verschijnt, haalt u eerst het kaar tje uit de camera en steek dat er opnieuw in. Verschijnt de foutmelding opnieuw, raadpleeg dan onderstaande tabel om het probleem op te lossen.
28
Zoeker LCD-venster LCD-monitor Toelichting Oplossing
CARD COVER OPEN
Klepje van het kaart­compartiment is open.
Steek een kaartje in de camera en sluit het klepje ervan.
CARD ERROR U kunt geen opnamen
opslaan, weergeven of van het kaartje verwijderen.
Verwijder het kaartje, wrijf de elektrische contacten schoon, steek het kaartje in de camera en probeer het opnieuw. Verschijnt de melding opnieuw, dan kunt u het kaartje niet meer gebruiken. Mogelijk dat u het kaartje weer kunt gebruiken als u het formatteert. Maar formatteren van het kaartje wist ook alle opnamen die erop zijn opgeslagen.
NO CARD Geen kaartje in de
camera.
Steek een kaartje in de camera.
UNFORMATTED CARD
Kaartje is niet geformatteerd of is beschadigd.
Formatteer het kaartje. Formatteren wist alle opgeslagen opnamen. Druk op van de shuttleknop om YES (Ja) te selecteren en druk dan op de OK-knop
om het kaartje te formatteren.
Geen indicatie
NO PICTURE Weergeven is niet
mogelijk, omdat er geen opnamen op het kaartje zijn opgeslagen.
Overtuig u ervan dat een kaartje met daarop opnamen in de camera is gezet, of maak een opname.
WRITE PROTECT Het kaartje is beveiligd
met een wisbeveiligings­sticker of een map op het kaartje is aange­merkt als „alleen lezen“. Het kaartje is geselec­teerd voor alleen weergeven en er kunnen geen opnamen op worden opgeslagen, opnamen kunnen niet worden verwijderd en het kaartje kan niet geformatteerd worden.
Als het kaartje is beveiligd met een wisbeveiligingssticker, verwijdert u de sticker. Is het kaartje geselecteerd voor alleen weergeven, dan annuleert u de weergave selectie. Lost dit het probleem niet op, dan functioneert het kaartje niet goed. Probeer de opnamen over te brengen naar een computer of probeer de beelden te kopiëren naar een ander in de camera geïnstalleerd kaartje.
29
Zoeker LCD-venster LCD-monitor Toelichting Oplossing
CARD FULL (Kaartje is vol. Geen ruimte voor het opslaan van nog meer opnamen)
*1
Het kaartje is vol en u kunt geen opna­men meer maken.
Vervang het kaartje door een nieuw exemplaar, of verwijder overbodig geworden opnamen, of breng opnamen over naar een computer en verwijder dan alle opnamen van het kaartje.
De nummering van de map heeft 999 bereikt, of de bestandsnummering heeft 9999 bereikt, zodat u niet door kunt gaan met fotograferen.
Vervang het kaartje door een nieuw exemplaar, of breng opnamen over naar een computer en verwijder dan alle opnamen van het kaartje.
CARD FULL Het kaartje is vol
zodat u er geen opnamen meer op kunt selecteren voor afdrukken of afdruk­specificaties kunt annuleren. (Selecteert u opnamen om die te laten afdrukken, dan worden daarvoor data op het kaartje opgeslagen.)
Vervang het kaartje door een nieuw exemplaar, of verwijder overbodig geworden opnamen, of breng opnamen over naar een computer en verwijder dan alle opnamen van het kaartje.
Geen indicatie
Geen indicatie Het inwendige van de
camera is oververhit geraakt.
Schakel de camera uit, laat hem afkoelen en schakel de camera weer in.
Selecteer de opname en geef die weer op de camera waarmee de opname gemaakt werd.
Geen indicatie
Geen indicatie
PICTURE ERROR De geselecteerde op-
name kan niet worden getoond voor weergave, maar kan wel worden gebruikt voor verdere bewerking.
Verwijder het kaartje, wrijf de elektrische contacten schoon, steek het kaartje in de camera en probeer het opnieuw. Verschijnt de melding opnieuw, dan kunt u het kaartje niet meer gebruiken. Mogelijk dat u het kaartje weer kunt gebruiken als u het formatteert. Maar formatteren van het kaartje wist ook alle opnamen die erop zijn opgeslagen.
Geen indicatie
Geen indicatie
CANNOT OPEN FILE
De geselecteerde opname kan niet worden getoond voor weergave, maar kan wel worden gebruikt voor verdere bewerking.
Geen indicatie
(Er kunnen geen opnamen meer op het kaartje worden opge­slagen.)
Tijdens fotograferen Tijdens afdruk selectie
Opname gemaakt
op deze camera
De geselecteerde opname kan niet worden getoond voor weergave met deze camera.
Opname gemaakt
op een andere camera
*1 De clusters op een SmartMedia-kaartje en op een CompactFlash-kaartje hebben verschillende grootten, waardoor u op beide kaartjes niet exact hetzelfde aantal opnamen kunt opslaan. Dat verklaart ook waarom u mogelijk niet alle opnamen van een vol kaartje naar een ander kaartje kunt kopiëren, ook niet als dat helemaal leeg is. Nog voordat het kopiëren is voltooid, verschijnt dan de melding CARD FULL (Kaartje vol). Is dat het geval, dan kunt u overbodige opnamen wissen, of als doelkaartje een kaartje met een hogere capaciteit kiezen.
Technische gegevens Type: Digitale SLR-camera voor fotograferen en weergeven. Opslagsysteem: Digitaal opslagsysteem, JPEG in overeenstemming met Design rule for Camera
File system = ontwerpnormen voor camera bestandssystemen (DCF), TIFF (niet gecomprimeerd), DPOF-compatibel (Digital Print Order Format = Afdrukken digitaal bestellen).
Geheugen: 3 V (3,3 volt) SmartMedia-kaartjes: 4 MB, 8 MB, 16 MB, 32 MB en 64 MB.
CompactFlash-kaartjes: Compatibel met Type I en Type II. Niet geschikt voor Microdrive.
Aantal opnamen dat kan worden opgeslagen:
Circa 8 opnamen (HQ/8 MB).
Wissen: Eén opname, Alle opnamen. Beeldopneemelement: 16 mm primaire kleurenfilters.
4 miljoen pixels. (beeldelementen).
Beeldgrootte: 2.240 x 1.680 pixels.
1.600 x 1.200 pixels.
1.280 x 960 pixels.
1.024 x 768 pixels. 640 x 480 pixels.
Witbalans: Automatisch (DDL-gestuurd). Vooringesteld (7 stappen), Aangepaste witbalans
(One-touch).
Lens: Olympus-lens 9 mm – 36 mm; f/2,0 – f/2,4. 14 elementen in 11 groepen (komt
overeen met een 35 mm – 140 mm lens op een standaard kleinbeeldcamera).
Filtermaat: 62 mm Ø. Lichtmeetsysteem: Digitaal ESP (Electro Selective Pattern) lichtmeetsysteem. Gemiddelde waardemeting
met nadruk op het beeldmidden. Spotmeting.
Belichtingsregeling: P (Programmagestuurd), A (Diafragmavoorkeuze), S (Sluitertijdvoorkeuze),
M (Handinstelling).
Diafragmabereik: WIDE (Groothoek): F2,0 – F11.
TELE (Tele): F2,4 – F11.
Sluitertijden: 2 s – 1/640 s. Handinstelling: 8 s – 1/640 s. Tijdopnamen: tot 30 s. Belichtingscompensatie: +/– 3 EV, in stappen van 1/3 EV. Scherpstelbereik (vanaf de lens):
Standaard: 0,6 m – ∞ (oneindig). Macro: 0,2 m – 0,6 m.
Zoeker: SLR.
Beeldveld: 95%. Vergroting: Groothoek 0,42x. Tele 1,60x.
LCD-monitor: 4,5 cm TFT LCD-kleurenmonitor.
Gebruik: Als zoeker voor het afkaderen van opnamen. Weergave: Beeldweergave (enkelbeeld, multibeeld, indexbeeld en vergrote weergave).
Resolutie monitor: Circa 118.000 pixels. Flitserintervaltijd: Circa 7 s bij normale temperatuur en nieuwe batterijen (CR-V3). Flitsbereik (vanaf de lens):
Met ISO 80. WIDE (Groothoek): 0,6 m – 6,3 m. TELE (Tele): 0,5 m – 5,2 m.
30
Flitserfuncties: Autoflitsen (flitser ontsteekt bij weinig licht & tegenlicht automatisch).
Onderdrukken van rode ogen. Invulflitsen (wordt uitgeschakeld als de flitskop gesloten wordt). Synchronisatie met lange sluitertijd, Tweede gordijn). Flitser uit (flitser ontsteekt nooit).
Autofocus Dubbel autofocussysteem.
Detectiesysteem: Contrastdetectiesysteem. Actief Autofocussysteem. Scherpstelbereik: Standaard: 0,6 m – (oneindig).
Macro: 0,2 m – 0,6 m.
Zelfontspanner: Vertragingstijd: 12 s. Externe connectors: Gelijkspanningsconnector DC IN; USB-connector, video-uitgangsconnector. Datum, Tijd: Worden tegelijk met het beeldmaterieel opgeslagen.
Voor weergave van de camera-informatie of voor het stempelen van datum of tijd tijdens het afdrukken.
Automatische kalender: Tot en met het jaar 2030. Afdrukwachtrij: DPOF standaard (instellen van het aantal kopieën, indexafdruk, datum of
tijdstempel).
Uitvoer RAW-data: 10-bits AD uitgangsdata (bestandstype ORF), ICC profiel niet bijgevoegd. Intervaltijd bij Time Lapse opnamen:
Van 1 minuut tot 24 uur.
Batterij kalendersysteem: Niet uitneembare mangaan-lithium batterij. Bedrijfscondities
Temperatuur: Tijdens bedrijf: 0 °C – 40°C.
Tijdens opslag: –20 °C – 60 °C.
Rel. vochtigheid.: Tijdens bedrijf: 30% – 90%.
Tijdens opslag: 10% – 90%. Niet condenserend.
Batterijen: 3 V lithiumbatterijblokken CR-V3 – 2 stuks.
AA-formaat (R6) nikkel-metaalhydride batterijen – 4 stuks. AA-formaat (R6) nicadbatterijen – 4 stuks. AA-formaat (R6) alkalinebatterijen – 4 stuks. AA-formaat (R6) lithiumpolymeerbatterij. Lichtnetadapter.
Opmerking: De camera is niet geschikt voor AA-formaat zink-koolbatterijen (R6) of AA-formaat lithiumbatterijen
(R6) omdat daarmee de camera oververhit en beschadigd kan raken.
Afmetingen: 128,5 mm x 103,5 mm x 161 mm (b x h x l) (niet gemeten over uitstekende delen). Gewicht: 1050 g (zonder geheugenkaartjes, batterijen en lensdop).
Wijzigingen in technische gegevens voorbehouden zonder voorafgaande kennisgeving.
31
Het waarmerk „CE“ garandeert dat dit product voldoet aan de richtlijnen van de EU (Europese Unie) voor wat betreft veiligheid, gezondheid, milieubehoud en persoonlijke veiligheid van de gebruiker.
OLYMPUS OPTICAL CO., LTD.
San-Ei Building, 22 -2, Nishi Shinjuku 1-chome, Shinjuku-ku, Tokyo, Japan.
(Customer support) Tel. 0426-42-7499
http://www.olympus.co.jp
OLYMPUS AMERICA INC.
Two Corporate Center Drive, Melville, NY 11747-3157, U.S.A. Tel. 631-844-5000
(Customer support) Tel. 1-888-553-4448
http://www.olympus.com
OLYMPUS OPTICAL CO. (EUROPA) GMBH
(Premises/Goods delivery) Wendenstraße 14 – 18, 20097 Hamburg, Germany. Tel. 040-2377 30
(Letters) Postfach 104908, 20034 Hamburg, Germany
http://www.olympus-europa.com
Printed in Germany · OE · K · 2 · 11/00 · Hab. · 019475
Hotline Numbers
Tel. 01805-67 10 83 for Germany Tel. 00800-67 10 83 for Austria, Belgium, Denmark, France, Netherlands, Norway,
Sweden, Switzerland, United Kingdom Tel. +49 180 5-67 10 83 for Finland, Italy, Luxemburg, Portugal, Spain, Czech Republic Tel. +49 40-237 73 899 for Greece, Croatia, Hungaria and the Rest of Europe
Our Hotline is available from 9am to 6pm (Monday to Friday) (E-Mail) di.support@olympus-europa.com
®
Loading...