U kunt het effect voor vibratiereductie instellen op Normaal of Actief. Als u Actief
selecteert, wordt overmatig veel cameratrilling gecompenseerd zoals wanneer
foto´s worden gemaakt vanuit een auto of slechte standcondities.
e (film).....................................................................................................A92
U kunt films opnemen door gewoon op de b (e filmopname) knop te drukken.
U kunt de kleurtonen van een film wijzigen in overeenstemming met de
opnamemodus en de witbalansinstellingen. U kunt ook films opnemen in slow
motion en fast motion.
U kunt positie-informatie opslaan (breedtegraad en lengtegraad) in de foto´s die
worden gemaakt met de GPS/eenheid in de camera zelf.
Compatible met de draadloze mobiele adapter (apart verkrijgbaar)
U kunt de optioneel verkrijgbare draadloze mobiele adapter WU-1a aansluiten op
een USB/audio/video-aansluiting. u kunt de camera via een Wi-Fi (draadloze LAN)
aansluiting aansluiten op smart devices met de specifieke software daarvoor
geïnstalleerd.
Zie onze websites of productcatalogi of de handleiding van de WU-1a voor
gedetailleerde informatie.
Inleiding
Onderdelen en functies camera
De beginselen van opname en weergave
Opnamefuncties
Weergavefuncties
Films opnemen en afspelen
GPS gebruiken
Basisinstellingen
Referentiegedeelte
Technische opmerkingen en index
i
Inleiding
Lees dit eerst
Gefeliciteerd met de aanschaf van een Nikon COOLPIX P520 digitale camera.
Inleiding
Lees de informatie onder “Voor uw veiligheid” (Avi tot viii) en maak uzelf
vertrouwd met de informatie in deze handleiding. Houd deze handleiding na het
lezen bij de hand en gebruik deze als naslagwerk om nog meer plezier aan uw
nieuwe camera te beleven.
ii
Lees dit eerst
Over deze handleiding
Als u de camera direct wilt gebruiken, zie dan “Beginselen van opname en
weergave” (A16).
Zie “Onderdelen en functies camera” (A1) voor meer voornaamste functies van
de camera-onderdelen.
Overige informatie
• Symbolen en conventies
De volgende symbolen en conventies worden in deze handleiding gebruikt om
u in staat te stellen snel de informatie te vinden die u zoekt:
PictogramBeschrijving
B
C
A/E/F
Met “geheugenkaarten” worden in deze handleiding SD-, SDHC- en SDXC-
•
geheugenkaarten bedoeld.
• Met “standaardinstelling” wordt de instelling bij aankoop bedoeld.
• De namen van de menuopties die op het scherm verschijnen en de namen van
knoppen of meldingen die op een computermonitor verschijnen, worden vet
weergegeven.
• In sommige schermvoorbeelden in deze handleiding zijn afbeeldingen
weggelaten om aanduidingen op de monitor duidelijker weer te geven.
• De afbeeldingen van monitorinhoud en camera kunnen verschillen van het
eigenlijke product.
Dit pictogram duidt waarschuwingen en informatie aan die vóór het
gebruik van de camera gelezen moeten worden
Dit symbool staat bij opmerkingen die moeten worden gelezen voordat u de
camera gaat gebruiken.
Deze pictogrammen duiden andere pagina's met relevante
informatie aan+
E:“Referentiegedeelte,” F: “Technische opmerkingen en index.”
Inleiding
iii
Lees dit eerst
Holografisch zegel: Dit zegel duidt aan dit
apparaat een origineel Nikon product is.
Informatie en voorzorgsmaatregelen
Permanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikon's streven naar permanente kennisoverdracht via continue
productondersteuning en -informatie is er altijd nieuwe, bijgewerkte informatie online beschikbaar
Inleiding
op de volgende websites:
• Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
• Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support/
• Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek deze sites voor de nieuwste productinformatie, tips, antwoorden op veelgestelde vragen
(FAQ's) en algemeen advies over digitale beeldverwerking en fotografie. Neem voor meer informatie
contact op met de dichtstbijzijnde Nikon vertegenwoordiging. Bezoek de website voor de
contactgegevens:
http://imaging.nikon.com/
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon COOLPIX-camera's zijn ontwikkeld volgens de hoogste technologische normen en bevatten
complexe elektronische circuits. Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon (inclusief
batterijladers, batterijen, lichtnetlaadadapters en lichtnetadapters), die door Nikon speciaal zijn
ontwikkeld om binnen de operationele eisen en veiligheidseisen van deze elektronische circuits te
werken en zijn met het oog daarop getest en goedgekeurd.
HET GEBRUIK VAN ELEKTRONISCHE ACCESSOIRES DIE NIET DOOR NIKON ZIJN VERVAARDIGD KAN
DE CAMERA BESCHADIGEN EN DE
Het gebruik van oplaadbare Li-ion batterijen van derden zonder het Nikon hologram kan de werking
van de camera negatief beïnvloeden en/of resulteren in oververhitting, ontbranding, breuk of
lekkage van de batterijen.
Neem voor meer informatie over originele Nikon accessoires contact op met een door Nikon
goedgekeurde leverancier.
NIKON GARANTIE DOEN VERVALLEN.
Voordat u belangrijke foto's gaat maken
Voordat u foto's gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of reis), kunt u het
beste enkele proefopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet
aansprakelijk voor schade of gederfde inkomsten als gevolg van een defect aan de camera.
Over de handleidingen
• Geen enkel onderdeel van de bij dit product geleverde handleidingen mag worden gereproduceerd,
overgedragen, getranscribeerd, worden opgeslagen in een archiefsysteem of in enige vorm worden
vertaald naar enige taal, met enig middel, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon.
• Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade die voortvloeit uit het gebruik van dit product.
• Nikon behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande aankondiging de specificaties van de hardware
en software die in de documentatie worden beschreven op elk gewenst moment te wijzigen.
• Nikon heeft alles in het werk gesteld om te zorgen dat de informatie in de documentatie juist en
volledig is en zou het op prijs stellen dat u de Nikon im porteur op de hoogte brengt van eventuele
onjuistheden of omissies (zie de overige documentatie voor de adresgegevens).
iv
Lees dit eerst
Mededelingen aangaande het verbod op kopiëren of reproduceren
Houd er rekening mee dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd met
behulp van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
• Materiaal dat niet mag worden gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepapieren of obligaties van (plaatselijke)
overheden, zelfs niet als dergelijke kopieën of reproducties zijn voorzien van een stempel
“Voorbeeld” of “Specimen”. Het kopiëren of reproduceren van papiergeld, munten of
waardepapieren die in het buitenland in omloop zijn, is verboden. Tenzij vooraf door de overheid
toestemming is verleend, is het kopiëren of reproduceren van ongebruikte, door de overheid
uitgegeven postzegels of briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven (post)zegels en gecertificeerde
wettelijke documenten is verboden.
• Waarschuwingen met betrekking tot bepaalde kopieën en reproducties
De overheid heeft waarschuwingen uitgevaardigd met betrekking tot het kopiëren of reproduceren
van waardepapieren uitgegeven door commerciële instellingen (aandelen, wissels, cheques,
cadeaubonnen en dergelijke), vervoerspassen of coupons, behalve wanneer het gaat om een
minimaal benodigd aantal kopieën voor zakelijk gebruik door een bedrijf. Eveneens niet toegestaan
is het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven paspoorten, door
overheidsinstanties en andere instellingen afgegeven vergunningen, identiteitsbewijzen en kaartjes,
zoals pasjes en maaltijdbonnen.
• Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van auteursrechtelijk beschermde creatieve werken, zoals boeken,
muziek, schilderijen, houtgravures, kaarten, tekeningen, films en foto's, wordt gereguleerd door de
nationale en internationale auteurswetgeving. Gebruik dit product niet voor het maken van illegale
kopieën of voor andere activiteiten die het auteursrecht schenden.
Wegwerpen van opslagmedia
Houd er rekening mee dat bij het wissen van foto's of het formatteren van opslagmedia, zoals
geheugenkaarten of het interne camerageheugen, de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig
worden verwijderd. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk
verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat misbruik van
persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de
privacybescherming met betrekking tot dergelijke gegevens.
Wis alle gegevens met behulp van speciale software, alvorens een opslagmedium weg te werpen of
aan een ander over te doen, of stel de GPS-geg. opnemen van de GPS-opties (A98) in op Uit
nadat het medium geformatteerd is en maak vervolgens foto's van de lucht of de grond tot het
opslagmedium helemaal vol is. Vergeet niet eventuele foto's die u voor de optie Selecteer be eld in
het Welkomstscherm (A103) hebt geselecteerd te vervangen. Wees voorzichtig bij het fysiek
vernietigen van opslagmedia en voorkom letsel en beschadiging van eigendommen.
Bij de COOLPIX P520 wordt er op dezelfde manier met de loggegevens op de geheugenkaart
gewerkt als met andere gegevens. Selecteer Log aanmaken (A102) ➝ Log beëindigen ➝Log wissen om de loggegevens te wissen die zijn verkregen van, maar niet zijn opgeslagen op de
geheugenkaart.
Inleiding
v
Voor uw veiligheid
Om schade aan het Nikon product of letsel bij uzelf of anderen te voorkomen,
verzoeken wij u de volgende veiligheidsvoorschriften goed door te lezen alvorens
dit product in gebruik te nemen. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats
Inleiding
waar alle gebruikers van dit product deze kunnen lezen.
Dit symbool staat bij waarschuwingen die moeten worden gelezen voordat dit
Nikon product in gebruik wordt genomen, zodat mogelijk letsel wordt voorkomen.
WAARSCHUWINGEN
Zet de camera bij storing uit
Indien er rook of een ongewone geur
uit de camera of de lichtnetlaadadapter
komt, koppel de lichtnetlaadadapter
dan los en verwijder de batterij
onmiddellijk. Let hierbij op dat u geen
brandwonden oploopt. Als u de
camera blijft gebruiken, kan dit tot
letsel leiden. Nadat de batterij is
verwijderd, dient het apparaat door
een door Nikon erkende servicedienst
te worden nagekeken.
Demonteer het apparaat niet
Het aanraken van de interne delen van
de camera of de lichtnetlaadadapter
kan leiden tot letsel. Reparaties mogen
uitsluitend door bevoegde technici
worden uitgevoerd. Als de camera of
de lichtnetlaadadapter door een val of
ander ongeluk openbreekt, haalt u de
stekker uit het stopcontact en/of
verwijder u de batterij en laat u het
product nakijken door een door Nikon
erkende servicedienst.
vi
Gebruik de camera of
lichtnetlaadadapter niet in de
buurt van ontvlambare gassen
Het gebruik van de camera in de buurt
van brandbare gassen zoals propaan
en benzine, en brandbare sprays of stof
kan leiden tot een explosie of brand.
Wees voorzichtig met de
camerariem
Hang de camerariem nooit om de nek
van een baby of kind.
Buiten bereik van kinderen
houden
Bewaar de producten niet binnen het
bereik van kinderen. Dit kan namelijk tot
letsel leiden. Zorg ervoor dat kleine
kinderen de batterij of andere kleine
onderdelen niet in hun mond kunnen
stoppen.
Vermijd langdurig contact met
de camera, lichtnetlaad-adapter
of lichtnetadapter terwijl de
apparaten zijn ingeschakeld of
in gebruik zijn.
Delen van de apparaten worden heet.
Laat u de apparaten voor langere tijd in
direct contact komen met de huid, dan
kan dit lichte brandwonden tot gevolg
hebben.
Voor uw veiligheid
Ga voorzichtig om met de batterij
Bij onjuist gebruik kan de batterij gaan
lekken, oververhit raken of ontploffen.
Let op de volgende punten bij het
gebruik van de batterij in combinatie
met dit product:
• Schakel het apparaat uit voordat u
de batterij verwisselt. Als u de
lichtnetlaadadapter/lichtnetadapter gebruikt, haalt u eerst de
stekker uit het stopcontact.
• Gebruik alleen een oplaadbare Li-ion
batterij EN-EL5 (meegeleverd). Laad de
batterij op door deze in de camera te
plaatsen en de laadadapter EH-69P
(meegeleverd) aan te sluiten.
• Probeer de batterij niet ondersteboven
of achterstevoren in de camera te
plaatsen.
• U mag de batterij niet uit elkaar
halen, of de isolatie of het omhulsel
verwijderen of openbreken.
• Stel de batterij niet bloot aan vuur of
bovenmatige hitte.
• Dompel de batterij niet onder in water
en zorg dat deze niet vochtig wordt.
• Plaats het afdekkapje wanneer de
batterij getransporteerd wordt.
Vervoer of bewaar de batterij niet bij
metalen voorwerpen, zoals
halskettingen of haarspelden.
• Een volledig ontladen batterij kan gaan
lekken. Om schade aan het product te
voorkomen, dient u de batterij te
verwijderen wanneer deze leeg is.
• Stop onmiddellijk met het gebruik
van de batterij wanneer zich een
verandering voordoet, zoals
verkleuring of vervorming.
• Spoel kleding of huid die in contact
is gekomen met vloeistof uit een
beschadigde batterij onmiddellijk af
met ruim water.
Neem de onderstaande
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de lichtnetlaadadapter
• Houd de batterijlader droog. Als u
deze voorzorgsmaatregel niet in
acht neemt, kan dit leiden tot brand
of een elektrische schok.
• Verwijder stof op of bij de metalen
onderdelen van de stekker met een
droge doek. Als u dit nalaat en het
product blijft gebruiken, kan dit
brand veroorzaken.
• Raak de stekker niet aan en blijf uit
de buurt van de lichtnetlaadadapter
tijdens onweer. Als u deze
voorzorgsmaatregelen niet in acht
neemt, kan dit brand of een
elektrische schok veroorzaken.
• Voorkom beschadigingen of
veranderingen aan de USB-kabel. Trek
de kabel niet met kracht los en buig
deze niet. Plaats geen zware
voorwerpen op de kabel en stel de
kabel niet bloot aan hitte of vuur. Trek
verder het snoer niet met kracht los,
plaats geen zware voorwerpen op het
snoer en stel het niet bloot aan hitte of
vuur. Als de isolatie beschadigd raakt en
de draden bloot komen te liggen, laat
het netsnoer dan door een door Nikon
erkende servicedienst nakijken. Als u
deze voorzorgsmaatregelen niet in acht
neemt, kan dit brand of een elektrische
schok veroorzaken.
•
Raak de stekker of de lichtnetlaadadapter
niet met natte handen aan. Als u deze
voorzorgsmaatregelen niet in acht
neemt, kan dit brand of een elektrische
schok veroorzaken.
•
Niet gebruiken in combinatie met
reisstekkers, adapters bedoeld om de ene
spanning om te vormen naar de andere
of met DC/AC-omvormers. Als u deze
voorzorgsmaatregel niet in acht neemt,
kan dat leiden tot schade aan het product
resp. oververhitting of zelfs brand.
Inleiding
vii
Voor uw veiligheid
Gebruik de juiste kabels
Gebruik voor aansluitingen uitsluitend de voor
dit doel meegeleverde of bij Nikon verkrijgbare
Inleiding
kabels, zodat wordt voldaan aan de
productvoorschriften.
Wees voorzichtig met de bewegende
delen
Pas op dat uw vingers of andere voorwerpen niet
bekneld raken tussen de objectiefbescherming
of andere bewegende delen.
Cd-rom's
Speel de cd-rom's die bij dit apparaat worden
geleverd niet af op een audio-cd-speler. Als u cdrom's afspeelt op een audio-cd-speler, kan dit
leiden tot gehoorverlies of beschadiging van de
apparatuur.
Wees voorzichtig met gebruik van de
flitser
Als u een flitser dicht bij de ogen van een te
fotograferen persoon gebruikt, kan dit tijdelijk
oogletsel veroorzaken. Wees extra voorzichtig bij
het fotograferen van kleine kinderen; de flitser
mag niet dichterbij worden gehouden dan
1 meter van het onderwerp.
Flits niet als het flitsvenster met een
persoon of voorwerp in aanraking
komt
Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht
neemt, kan dit brand of brandwonden
veroorzaken.
Vermijd contact met vloeibare
kristallen
Als de monitor beschadigd raakt, zorg dan dat u
zi ch nie t ve rw ond t a an d e gl as spl int er s en dat uw
huid, ogen of mond niet in aanraking komen met
de vloeibare kristallen.
viii
Zorg dat de camera uit staat in een
vliegtuig of ziekenhuis
Zet de camera uit als u zich in een vliegtuig
bevindt en dit gaat opstijgen of landen. Schakel
voordat u aan boord van het vliegtuig gaat ook
de opnamefunctie voor GPS-tracking-informatie
opnamefunctie uit. Volg de instructies van het
ziekenhuis bij gebruik binnen de muren daarvan.
De elektromagnetische straling veroorzaakt door
deze camera kan de elektronische systemen van
het vliegtuig resp. de instrumenten in het
ziekenhuis van slag brengen. Verwijder de Eye-Fikaart, die de oorzaak van de storing kan zijn uit
voorzorg, indien deze in de camera zit.
3D-beelden
Geef 3D-beelden die met dit apparaat zijn
opgenomen niet langere periodes continu weer,
ongeacht of deze op een televisie, monitor of
ander display worden weergegeven. Neem in het
geval van kinderen van wie het
gezichtsvermogen nog steeds in ontwikkeling is,
voor gebruik a.u.b. contact op met een kinderarts
of oogarts en volg hun instructies op. Het
langdurig bekijken van 3D-beelden kan ogen
overmatig belasten en misselijkheid of ongemak
veroorzaken. Stop het gebruik indien een van
deze symptomen optreedt en neem zo nodig
contact op met een arts.
Mededelingen
Mededelingen voor klanten in
Europa
WAARSCHUWINGEN
GEVAAR VOOR EXPLOSIE ALS
BATTERIJ WORDT VERVANGEN
VOOR EEN ONJUIST TYPE.
VOER BATTERIJEN AF VOLGENS DE
INSTRUCTIES.
Dit symbool geeft aan dat dit
product via gescheiden
inzameling moet worden
afgevoerd.
Het volgende is uitsluitend
van toepassing voor gebruikers in
Europese landen:
• Dit product dient apart te worden
ingeleverd bij een aangewezen
inzamelingspunt. Werp dit product
niet weg als huishoudelijk afval.
• Neem voor meer informatie contact
op met de leverancier of de
gemeentelijke reinigingsdienst.
Dit symbool op de batterij
duidt aan dat de batterij
afzonderlijk moet
ingezameld worden.
Het volgende is alleen van toepassing
op gebruikers in Europese landen:
• Alle batterijen, al dan niet voorzien
van dit symbool, moeten
afzonderlijk worden ingezameld op
een geschikt inzamelpunt. Gooi niet
samen met het huishoudelijk afval
weg.
• Neem voor meer informatie contact
op met de leverancier of de
gemeentelijke reinigingsdienst.
Inleiding
ix
<Belangrijke> opmerkingen over GPS
b Locatieinformatie van deze camera
Lees “GEBRUIKERSLICENTIE-OVEREENKOMST VOOR LOCATIENAAMGEGEVENS”
(F15) en ga akkoord met de voorwaarden voordat de GPS-functie gebruikt kan
Inleiding
worden.
• De locatieinformatie (POI-informatie: POI) stand april 2012.
De locatieinformatie wordt niet bijgewerkt.
• Gebruik locatieinformatie alleen als gids.
• De locatieinformatie (POI-informatie: POI) voor de Volksrepubliek China (“China”)
en de Democratische Volksrepubliek Korea is niet beschikbaar voor de COOLPIX
P520.
b GPS-functies
• Gebruik informatie gemeten door de camera alleen als richtlijn.
Deze informatie kan niet worden gebruikt voor navigatiedoeleinden in een
vliegtuig of auto, persoonlijke toepassingen of landmetingen.
• Als GPS-geg. opnemen in GPS-opties het GPS-opties menu is ingesteld op
Aan,
blijft de GPS-functie continu werken, zelfs nadat de camera uitgezet is
(A99).
De elektromagnetische golven van dit product kunnen de meetinstrumenten in
een vliegtuig of medische apparatuur beïnvloeden. Als het gebruik van dit
product verboden of alleen beperkt toegestaan is tijdens het opstijgen of landen
van een vliegtuig of in een ziekenhuis, moet u de optie GPS-geg. opnemen op
Uit zetten en de camera uitschakelen.
• Personen kunnen herkend worden aan de hand van foto's of films die zijn
opgenomen met informatie over de locatie.
Wees daarom altijd voorzichtig als u foto's of films met informatie over de locatie
of GPS-logbestanden naar een derde verzendt of als u ze wi lt upload en naa r een
netwerk zoals internet waar iedereen ze kan bekijken.
Lees “Wegwerpen van opslagmedia” (Av).
b De camera in het buitenland gebruiken
Raadpleeg uw reisbureau of de ambassade van het land waar u naar toegaat om te
controleren of er restricties gelden voor het gebruik van camera's, voordat u de
camera met GPS-functie meeneemt naar het buitenland.
Zo mag u in China bijvoorbeeld geen loggegevens vastleggen met informatie over
locaties, zonder toestemming van de Chinese regering. Stel de GPS-geg.
opnemen in op Uit.
• De GPS-functie kan misschien niet correct werken in China en de grenzen tussen
China en aangrenzende landen (vanaf december 2012).
x
Inhoudsopgave
Inleiding.................................................................................................................................................. ii
Lees dit eerst........................................................................................................................................... ii
Over deze handleiding...................................................................................................................................... iii
Informatie en voorzorgsmaatregelen..................................................................................................... iv
Voor uw veiligheid............................................................................................................................... vi
WAARSCHUWINGEN.......................................................................................................................................... vi
Mededelingen....................................................................................................................................... ix
<Belangrijke> opmerkingen over GPS.......................................................................................... x
Onderdelen en functies camera..................................................................................................... 1
Basisfuncties van de bedieningsknoppen............................................................................................ 3
De polsriem en de objectiefdop van de camera bevestigen................................................... 6
De monitor openen en de hoek van de monitor aanpassen................................................... 7
De zoeker gebruiken .......................................................................................................................................... 8
Monitorweergave omschakelen (s knop)................................................................................... 9
Stap 1 De camera aanzetten........................................................................................................... 22
De camera aan- en uitzetten....................................................................................................................... 23
Taal, datum en tijd instellen......................................................................................................................... 24
Stap 2 Een opnamestand selecteren ........................................................................................... 26
Stap 3 Het beeld kadreren............................................................................................................... 28
De zoom gebruiken .......................................................................................................................................... 29
Stap 4 Scherpstellen en afdrukken............................................................................................... 30
Films afspelen....................................................................................................................................... 97
Het weergavemenu.................................................................................................................... E52
a Afdrukopdracht (Een DPOF-afdrukopdracht maken).................................................. E52
b Diashow................................................................................................................................................... E54
d Beveiligen.............................................................................................................................................. E55
d draaien ........................................................................................................................................ E55
f Beel
E Spraakmemo........................................................................................................................................... E56
h Kopiëren (Kopiëren tussen het interne geheugen en de
Tijdzone en datum.................................................................................................................................... E65
Uploaden via Eye-Fi.................................................................................................................................. E80
Alles resetten................................................................................................................................................ E81
Technische opmerkingen en index......................................................................................... F1
Verzorgen van de producten...................................................................................................... F2
Inleiding
De camera.......................................................................................................................................................... F2
De batterij........................................................................................................................................................... F3
De geheugenkaarten.................................................................................................................................. F5
Verzorgen van de camera............................................................................................................ F6
* De “draaibare multi-selector” wordt in deze handleiding soms “multi-selector”
genoemd.
2
1014 1512 13
1617
Basisfuncties van de bedieningsknoppen
Voor opname
BedieningsknopHoofdfunctieA
De opnamestand wijzigen.26
Keuzeknop
Naar g (i) (telezoomstand) draaien om in te
zoomen en naar f (h) (groothoekstand) om
Zoomknop
Draaibare multi-selector
Instelschijf
uit te zoomen.
•
Terwijl het opnamescherm wordt weergegeven:
Het instelscherm voor m (flitsstand) flitsstand door
(H) in de richting omhoog te drukken, voor n
(zelfontspanner/glimlachtimer) door deze naar
links te drukken (J), voor p (scherpstelstand )
door deze omlaag te drukken (I) en voor o
(belichtingscompensatie ) door deze naar rechts te
drukken (K).
•
Als de opnamestand l of m is:
Draai de draaibare multi-selector om de
diafragmawaarde in te stellen.
• Terwijl het instelscherm wordt weergegeven:
Selecteer items met H, I, J of K, of door
de draaibare multi-selector te draaien; druk op
de k knop om de selectie toe te passen.
• Als de opnamestand j is:
Stel het flexibele programma in.
• Als de opnamestand k of m is:
Stel de sluitertijd in.
• Terwijl het instelscherm wordt weergegeven:
Selecteer een item.
Camerabody
Onderdelen en functies camera
29
55
49, 51
10
49
51
10
d (menu) knop
Ontspanknop
Menu weergeven en verbergen.10
Half ingedrukt (d.w.z. stoppen met indrukken zodra u
weerstand voelt): Stel scherpstelling en belichting in.
Volledig ingedrukt (d.w.z. de knop volledig
induwen): Druk de ontspanknop in.
30
3
Camerabody
BedieningsknopHoofdfunctieA
b (e filmopname) knop
Onderdelen en functies camera
w (functie) knop
Filmopname starten en stoppen.92
Als de opnamestand j, k, l, m of M is:
Instelmenu's weergeven of sluiten, zoals
Continu of Vibratiereductie.
71
De functie toegekend met Zijzoomknop
Zoomknop aan zijkant
s (weergave) knop
Weergaveknop
Wissen-knop
toewijzen gebruiken.
De informatie omschakelen die op het
monitorscherm wordt weergegeven.
Foto's weergeven.32
De laatst opgeslagen foto wissen.33
Voor weergave
BedieningsknopHoofdfunctieA
• Als de camera uit staat, moet u deze knop
ingedrukt houden om de camera in de
weergavestand te zetten.
Weergaveknop
Zoomknop
• Terug naar opnamestand.
• Het beeld vergroten als de knop naar g (i)
gedraaid wordt en miniatuur- of kalenderweergave
als de knop naar f (h) gedraaid wordt.
• Volume voor spraakmemo's en afspelen van films
instellen.
29, 104
9
23
32
82, 83
85, 97
4
Camerabody
BedieningsknopHoofdfunctieA
• Terwijl het weergavescherm wordt weergegeven:
De getoonde foto wijzigen door (H) omhoog, naar
links (J), omlaag (I), naar rechts (K) te drukken, of
door de draaibare multi-selector te draaien.
• Terwijl het instelscherm wordt weergegeven:
Selecteer een item met H, I, J of K, of door de
draaibare multi-selector te draaien.
Draaibare multi-selector
Selectie toepassen-knop
Instelschijf
d (menu) knop
Wissen-knop
• Terwijl de vergrote foto wordt weergegeven:
De weergavepositie verplaatsen.
• Afzonderlijke beelden van een reeks in
schermvullende weergave tonen.
• Een foto gemaakt met Eenvoudig panorama scrollen.
• Films afspelen.
• Overschakelen van miniatuurweergave of ingezoomde
weergave naar schermvullende weergave.
• Bij weergave van het instelscherm, de selectie toepassen.
De vergroting van een vergrote foto veranderen.82
Menu weergeven en verbergen.10
Foto's verwijderen.33
32
10
82
32,
E8
43,
E5
97
83
10
Onderdelen en functies camera
s (weergave) knop
Ontspanknop
b (e
filmopname) knop
De informatie omschakelen die op het
monitorscherm wordt weergegeven.
Terug naar opnamestand.–
9
5
Camerabody
Bevestig de camerariem op twee plaatsen.
De polsriem en de objectiefdop van de camera bevestigen
Hang objectiefdop LC-CP24 aan het koord en bevestig het koord vervolgens aan
de camera.
Onderdelen en functies camera
B Objectiefdop
• Verwijder de objectiefdop voordat u een foto maakt.
• Telkens wanneer u geen foto's maakt, bijv. zodra de camera is uitgeschakeld of terwijl u de camera
gewoon draagt, breng dan de objectiefdop aan op de camera ter bescherming van het objectief.
• Breng alleen de objectiefdop aan op het objectief.
6
Camerabody
De monitor openen en de hoek van de monitor aanpassen
De richting en kantelhoek van de monitor op de camera kan gewijzigd worden.
Dit is handig bij het maken van opnamen met de camera in een hoge of lage
positie, of bij het maken van zelfportretten.
Voor normale opnamen klapt u het monitorscherm naar buiten gericht tegen de
camerabody (3).
180°90°
Wanneer u de camera niet gebruikt of enkel draagt,
klap de monitor dan met het scherm tegen de
camerabody om krassen en vuil te voorkomen.
B Opmerking over monitor.
Oefen geen overmatige kracht uit bij het verstellen van de monitor en draai deze langzaam binnen
het verstelbare bereik van de monitor, zodat de verbinding niet beschadigd raakt.
Onderdelen en functies camera
C Meer informatie
Zie “De zoeker gebruiken“ (A8) voor meer informatie.
7
Camerabody
Oogcorrectie
Zoeker
De zoeker gebruiken
Als het omgevingslicht te fel is om het
monitorbeeld goed te kunnen zien, gebruikt u de
zoeker om de beelduitsnede te kiezen.
Als de monitor wordt opgeborgen in de camera
met het scherm tegen de camerabody, wordt een
foto die werd weergegeven op de monitor
Onderdelen en functies camera
weergegeven op de zoeker.
• U kunt zoeker en monitor niet tegelijk aanzetten.
• Als de zoeker wordt gebruikt, brandt het camera-
aan-lampje (groen).
Als het beeld in de zoeker wazig is, draai dan aan de
oogcorrectie-regeling terwijl u door de zoeker kijkt.
• Let op dat u niet met uw vingertoppen resp.
nagels in uw oog komt.
8
Monitorweergave omschakelen (s knop)
1/2501/2 501/250 F5.6F5. 6F5.6
840840
25m 0s25m 0s
840
25m 0s
1/2501/2 501/250 F5.6F5 .6F5.6
840840
25m 0s25 m 0s
840
25m 0s
4/
132
000 4.JPG
15: 30
15/ 05/20 13
Druk op de s (display) knop om te
schakelen naar informatieweergave op het
monitorscherm tijdens opname en
weergave.
Camerabody
Voor opname
Informatie weergeven
Geeft de foto en de opname-
informatie weer.
Filmbeeld
Geeft het filmbereik in een
beeld weer.
Informatie verborgen
Geeft alleen de foto weer.
Voor weergave
15/05/2013
15/05/2013
15:30
15:30
0004.JPG
0004.JPG
4/
132
4/ 132
Foto-informatie weergeven
Geeft de foto en foto-
informatie weer.
1/250 F5.6
1324
Toonniveau-informatie*
(niet voor films)
Geeft histogram,
Informatie verborgen
Geeft alleen de foto weer.
toonniveau en opname-
informatie weer.
*Zie A15 voor meer informatie over toonniveau-informatie.
C Histogram en rasterweergaves voor opname
De weergaveopties voor het monitorscherm kunnen worden gewijzigd in Monitorinstellingen in
het setup-menu (A103). Een histogram en rasterweergave zijn beschikbaar als weergaveopties.
Onderdelen en functies camera
9
Basismenufuncties
1/2501/2501/250 F5.6F5.6F5.6
84084 0
25m 0s25m 0s
840
25m 0s
Selectie
toepassen
Zodra het menu geopend is, kunnen diverse instellingen gewijzigd worden.
1 Druk op de d knop.
• Het menu dat overeenkomt met de status van de camera, zoals de opnamestand of
weergavestand, wordt weergegeven.
Onderdelen en functies camera
Opnamemenu
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Picture Control
Aang. Picture Control
Witbalans
Lichtmeting
Continu
2 Gebruik de multi-selector om een menu-
item te selecteren.
• H of I: Selecteer een bovenstaand of
onderstaand item. Een item kan ook
geselecteerd worden door de multi-selector te
draaien.
• J of K: Selecteer een item aan de linker- of rechterzijde, of wissel tussen
menuniveaus.
• k: Een selectie toepassen. Door op K te drukken kan ook een selectie worden toegepast.
• Zie “Wisselen tussen menutabs” (A11) voor meer informatie.
3 Druk na het voltooien van de instellingen op de d knop of de
ontspanknop.
• Druk op de ontspanknop om het opnamescherm weer te geven.
C Opmerking over de bediening van de instelschijf wanneer menu's worden
weergegeven
Door de instelschijf te draaien wanneer er menu's worden weergegeven, kunt u de instelwaarden
van een geselecteerd item wijzigen. Er zijn enkele instelwaarden die niet met behulp van de
instelschijf gewijzigd kunnen worden.
10
Basismenufuncties
Druk om J om naar de
tab te gaan.
Druk op H of I om de tab
te selecteren en druk op de
k knop of K om de
selectie toe te passen.
Tabs
Continu
Lichtmeting
Witbalans
Aang. Picture Control
Picture Control
Beeldformaat
Beeldkwaliteit
Opnamemenu
Beveiligen
Diashow
Afdrukopdracht
Filtereecten
Huid verzachten
D-Lighting
Snel retoucheren
Weergavemenu
Wisselen tussen menutabs
Gebruik de multi-selector om naar een andere tab te wisselen voor het weergeven
van een ander menu, zoals het setup-menu (A103).
Opnamemenu
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Picture Control
Aang. Picture Control
Witbalans
Lichtmeting
Continu
Tabtypes
j tab:
Geeft de beschikbare instellingen voor de huidige
opnamestand weer (A27). Afhankelijk van de
huidige opnamestand worden verschillende
pictogrammen van de tab weergegeven.
D tab:
Toont de instellingen voor filmopname.
z tab:
Toont de instellingen van het GPS-opties menu (A101).
z tab:
Toont het setup-menu (A103), waar u algemene instellingen kunt wijzigen.
Opnamemenu
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Picture Control
Aang. Picture Control
Witbalans
Lichtmeting
Continu
Set-up
Welkomstscherm
Tijdzone en datum
Monitorinstellingen
Datumstempel
Vibratiereductie
Bewegingsdetectie
AF-hulplicht
Voor opnameVoor weergave
c tab:
Toont de beschikbare
instellingen voor de
weergavestand.
Onderdelen en functies camera
11
Monitorscherm
1/2501 /2 50F5.6F5.6F5.61/250
25m 0s25m 0s1125m 0s
99999 9
999999 99
999
9999
26
283627
38
2
1
9
7
17
22
18 19
303132333435
10
14
12 13
16
15
63
99999 9999
8
37
43
45
46
42
41
47
44
39
23
24
25
20
21
45
40
29
1/2 50
F5. 6
840
25m 0s
1/2 50
F5. 6
840
25m 0s
840
25m 0s
1/2 50
F5. 6
De informatie op de monitor tijdens opnamen en afspelen verandert, afhankelijk
van de instellingen en de status van de camera. Druk op de s (display) knop
om de informatie op de monitor (A9) weer te geven of te verbergen.
U kunt controleren op verlies van contrastdetails in de hoge lichten en de schaduwpartijen
in het histogram dat wordt weergegeven of het knipperende display voor elk toonniveau.
Ze bieden richtlijnen voor het instellen van de helderheid met functies zoals
belichtingscorrectie.
2
j wordt weergeven als de opnamestand A, y, X, c, R, u of j is gekozen.
3
Het toonniveau duidt het helderheidsniveau aan. Het toonniveau duidt het
helderheidsniveau aan. Als het te controleren toonniveau geselecteerd is door de draaibare
multi-selector te draaien of op J of K te drukken, knippert het gedeelte van de foto dat bij
het geselecteerde toonniveau hoort. Druk op de multi-selector H of I om de vorige of de
volgende foto te bekijken.
4
Een histogram is een grafiek waarin de verdeling van tinten in het beeld wordt aangeduid.
De horizontale as geeft het helderheidsniveau van de pixels aan, van links naar rechts
oplopend van donker naar licht. De verticale as geeft aan hoeveel pixels van elk
helderheidsniveau er in het beeld voorkomen.
Monitorscherm
Onderdelen en functies camera
15
De beginselen van opname en weergave
Batterijvergrendeling
Voorbereiding 1 De batterij plaatsen
1 Open het deksel van het batterijvak/de
kaartsleuf.
De beginselen van opname en weergave
2 Plaats de meegeleverde batterij
(oplaadbare Li-ion batterij EN-EL5).
• Duw met de batterij de oranje
batterijvergrendeling omlaag in de
door de pijl aangegeven richting (1)
en duw de batterij (2) volledig in de
camera.
• Als de batterij correct is geplaatst, dan
wordt de batterij door de
batterijvergrendeling op zijn plaats
gehouden.
B De batterij correct plaatsen
Als u probeert de batterij ondersteboven of achterstevoren te plaatsen, kan dit
schade aan de camera veroorzaken. Controleer of de batterij correct is geplaatst.
3 Sluit het deksel van het batterijvak/de
kaartsleuf.
• Laad de batterij op voordat deze voor het eerst wordt
gebruikt of wanneer de batterij leeg raakt (A18).
16
Voorbereiding 1 De batterij plaatsen
De batterij verwijderen
Schakel de camera uit (A23) en controleer of het
camera-aan-lampje en de monitor uit zijn voordat u het
deksel van het batterijvak/de kaartsleuf opent.
U verwijdert de batterij door het deksel van het
batterijvak/de kaartsleuf te openen en de oranje
batterijvergrendeling in de aangegeven richting te
drukken (1). Verwijder de batterij vervolgens recht (2).
B Waarschuwing voor hoge temperaturen
De camera, batterij en geheugenkaart kunnen heet zijn direct na gebruik van de camera. Ga
voorzichtig te werk bij het verwijderen van de batterij of geheugenkaart.
B Opmerkingen over de batterij
• Lees, voordat u de batterij gaat gebruiken, de waarschuwingen over “Voor uw veiligheid” (Avi)
en neem deze in acht.
• Lees, voordat u de batterij gaat gebruiken, de waarschuwingen over “De batterij” (F3) en neem
deze in acht.
De beginselen van opname en weergave
17
Voorbereiding 2 De batterij opladen
Oplaadlampje
Stopcontact
USB-kabel UC-E6 (meegeleverd)
1 Bereid de meegeleverde lichtnetlaadadapter voor EH-69P.
Als een lader met losse plugadapter* is bijgeleverd bij uw camera,
verbind de plugadapter dan met de lichtnetlaadadapter. Duw de
stekkeradapter stevig aan totdat deze goed vast zit. Zodra beiden met
elkaar zijn verbonden, probeer dan niet om de stekkeradapter met kracht
te verwijderen, om beschadiging te voorkomen.
* De vorm van de stekkeradapter varieert afhankelijk van het land of
De beginselen van opname en weergave
regio waar de camera is gekocht.
De lichtnetlaadadapter wordt met aangegoten plugadapter geleverd
in Argentinië en Korea.
2 Zorg dat de batterij in de camera is geplaatst en sluit de camera vervolgens
aan op de lichtnetlaadadapter in de volgorde van
• Schakel de camera niet in.
• Zorg bij het aansluiten van de kabel dat de stekker op de juiste manier in de
aansluiting wordt gestoken. Gebruik geen kracht bij het aansluiten van de kabel op de
camera. Zorg er bij het loskoppelen van de stekker voor dat u deze recht uit de
aansluiting trekt.
1 naar 3.
• Wanneer het opladen begint, knippert het oplaadlampje langzaam (groen).
• Het opladen van een volledig lege batterij duurt ongeveer 4 uur en 30 minuten.
• Als de batterij volledig opgeladen is, gaat het oplaadlampje uit.
• Zie “Uitleg van het oplaadlampje” (A19) voor meer informatie.
3 Ontkoppel de lichtnetlaadadapter van het stopcontact en koppel
vervolgens de USB-kabel los.
18
Voorbereiding 2 De batterij opladen
Uitleg van het oplaadlampje
StatusBeschrijving
Knippert langzaam
(groen)
Uit
Knippert snel (groen)
De batterij wordt opgeladen.
De batterij wordt niet opgeladen. Als het opladen voltooid is, stopt
het groene oplaadlampje met knipperen en wordt uitgeschakeld.
• De omgevingstemperatuur is niet geschikt voor opladen. Laad
de batterij binnen op bij een omgevingstemperatuur tussen
5 en 35 °C.
• De USB-kabel of lichtnetlaadadapter is niet correct aangesloten
of er is een storing met betrekking tot de batterij. Maak de USBkabel los of ontkoppel de lichtnetlaadadapter en sluit deze
vervolgens weer correct aan, of vervang de batterij.
B Opmerkingen over lichtnetlaadadapter
• Lees, voordat u de lichtnetlaadadapter gaat gebruiken, de waarschuwingen over “Voor uw
veiligheid” (Avi) grondig en neem deze in acht.
• Lees voor gebruik de waarschuwingen over “Lichtnetlaadadapter” (F4) grondig door en neem
deze in acht.
B Opladen met computer of batterijlader
• U kunt de oplaadbare Li-ion batterij ook opladen EN-EL5 door de camera aan te sluiten op een
computer (A87, 105).
• De EN-EL5 kan opgeladen worden zonder de camera te gebruiken door middel van de
batterijlader MH-61 (apart verkrijgbaar; E92).
C De camera bedienen tijdens opladen
De camera kan niet worden aangezet met de lichtnetlaadadapter aangesloten, zelfs niet wanneer u
op de hoofdschakelaar drukt. Houd de c (weergave) knop ingedrukt om de camera in de
weergavestand in te schakelen en foto's weer te geven. Er kan geen opname worden gemaakt.
De beginselen van opname en weergave
C Lichtnetvoedingsbron
• U kunt foto's maken en foto's weergeven terwijl u de lichtnetadapter EH-62A (apart verkrijgbaar;
E92) gebruikt voor de voeding van de camera via een stopcontact.
• Gebruik nooit een ander merk of model lichtnetadapter dan de EH-62A. Als u deze waarschuwing
negeert, kan dit leiden tot oververhitting van of schade aan de camera.
19
Voorbereiding 3 Een geheugenkaart plaatsen
Geheugenkaartsleuf
1 Controleer of het camera-aan-lampje en de
monitor uit zijn en open het deksel van het
batterijvak/de geheugenkaartsleuf.
• Zorg ervoor dat de camera is uitgeschakeld voordat het
deksel wordt geopend.
2 Plaats de geheugenkaart.
De beginselen van opname en weergave
• Schuif de geheugenkaart in de sleuf tot deze
op zijn plaats klikt.
B De geheugenkaart correct plaatsen
Als u de geheugenkaart ondersteboven of
achterstevoren plaatst, kan dit de camera of
de kaart beschadigen. Controleer of de
geheugenkaart correct is geplaatst.
3 Sluit het deksel van het batterijvak/de
kaartsleuf.
B Een geheugenkaart formatteren
• Wanneer u een geheugenkaart d ie in een ander apparaat is gebruikt voor het eerst in deze camera
plaatst, moet u deze kaart voor gebruik in combinatie met deze camera formatteren.
• Alle gegevens die opgeslagen zijn op de geheugenkaart worden permanent gewist als
de kaart geformatteerd wordt. Maak daarom kopieën van de gegevens die u wilt bewaren,
voordat u de geheugenkaart gaat formatteren.
• Plaats de geheugenkaart in de camera, druk op de d knop en kies Geheugenkaart form. uit
het setup-menu (A103) om de kaart te formatteren.
B Opmerking over geheugenkaarten
Zie de documentatie bij de geheugenkaart en “De geheugenkaarten” (F5) in “Verzorgen van de
producten.”
20
Voorbereiding 3 Een geheugenkaart plaatsen
Een geheugenkaart verwijderen
Voordat u het deksel van het batterijvak/de
geheugenkaartsleuf opent, zet u de camera uit en
controleert u of het camera-aan-lampje en de
monitor uit zijn.
Duw de geheugenkaart voorzichtig met uw vinger (1)
naar binnen om deze gedeeltelijk naar buiten te laten
komen en trek de kaart vervolgens recht uit de camera (2).
B Waarschuwing voor hoge temperaturen
De camera, batterij en geheugenkaart kunnen heet zijn direct na gebruik van de camera. Ga
voorzichtig te werk bij het verwijderen van de batterij of geheugenkaart.
Intern geheugen en geheugenkaarten
De gegevens op de camera, inclusief foto's en films, kunnen opgeslagen worden
in het interne geheugen van de camera (ong. 15 MB) of op een geheugenkaart.
Verwijder eerst de geheugenkaart om het interne geheugen te gebruiken voor
opnames en weergave.
Goedgekeurde geheugenkaarten
De volgende Secure Digital (SD) geheugenkaarten zijn getest en goedgekeurd
voor gebruik in deze camera.
• Wanneer een film wordt opgenomen op een geheugenkaart, wordt een
geheugenkaart aanbevolen met een SD snelheidsklasse van “Class 6” of hoger.
Wanneer de overdrachtsnelheid van de kaart te langzaam is, kan de
filmopname plotseling worden onderbroken.
SD-geheugenkaarten
SanDisk2 GB
TOSHI BA2 GB
Panasonic2 GB
Lexar-4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB 64 GB, 128 GB
1 Controleer voordat u een kaartlezer of een vergelijkbaar apparaat gebruikt of deze/dit
geschikt is voor 2 GB kaarten.
2 SDHC-compatibel. Controleer voordat u een kaartlezer of een vergelijkbaar
apparaat gebruikt of deze/dit geschikt is voor SDHC.
3 SDXC-compatibel. Controleer voordat u een kaartlezer of een vergelijkbaar
apparaat gebruikt of deze/dit geschikt is voor SDXC.
1
1
1
SDHC
geheugenkaarten
4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB 64 GB, 128 GB
4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB 64 GB
4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB 64 GB
• Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie over
bovenvermelde kaarten.
SDXC
2
geheugenkaarten
3
De beginselen van opname en weergave
21
Stap 1 De camera aanzetten
1/2501/2 501/250 F5.6F5. 6F5.6
840840
25m 0s25m 0s25m 0s
840
Aanduiding batterijniveau
Resterend aantal opnames
1 Open de monitor en verwijder de objectiefdop.
• Zie “De monitor openen en de hoek van de monitor aanpassen“ (A7) voor meer
informatie.
2 Druk op de hoofdschakelaar om de
camera aan te zetten.
• Als u de camera voor het eerst aanzet,
zie “Taal, datum en tijd instellen”
(A24).
De beginselen van opname en weergave
• Het objectief schuift uit en de monitor
wordt ingeschakeld.
3 Controleer het batterijniveau en het aantal resterende opnamen.
Batterijniveau
Weer gaveBeschrijving
bBatterijniveau hoog.
B
N
Batterij is leeg.
Batterijniveau laag. U moet de batterij binnenkort vervangen of
opladen.
Kan geen foto's maken. Laad de batterij op of vervang deze.
22
Aantal resterende opnamen
Het aantal resterende opnamen wordt weergegeven.
• Als geen geheugenkaart is geplaatst, wordt C weergegeven en worden foto's in het
interne geheugen (circa 15 MB) opgeslagen.
• Het aantal foto's dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de capaciteit van het
interne geheugen of de geheugenkaart, de beeldkwaliteit en het beeldformaat (A72).
• Het aantal resterende opnamen dat op de afbeelding te zien, verschilt van het
werkelijke aantal.
Stap 1 De camera aanzetten
De camera aan- en uitzetten
• Als de camera wordt aangezet, brandt het camera-aan-lampje (groen) en wordt
de monitor aangezet (het camera-aan-lampje gaat uit als de monitor wordt
aangezet).
• Als op de hoofdschakelaar wordt gedrukt terwijl de monitor gesloten is met het
scherm naar binnen gekeerd, brandt het camera-aan-lampje (groen) en licht de
zoeker op.
• U zet de camera uit door op de hoofdschakelaar te drukken. Zowel de monitor
als het camera-aan-lampje worden uitgeschakeld.
• Houd de c (weergave) knop ingedrukt om de camera in de weergavestand te
zetten. Het objectief schuift hierbij niet uit.
• Als GPS-geg. opnemen in GPS-opties het GPS-opties menu is ingesteld op
Aan, blijft de GPS-functie continu werken, zelfs nadat de camera uitgezet
is.(A99).
C Energiespaarstand (Automatisch uit)
Als de camera een tijdje niet wordt bediend, gaat de monitor uit, gaat de camera naar de standbystand en gaat het camera-aan-lampje knipperen. Als de camera hierna nog 3 minuten lang niet
bediend wordt, schakelt de camera zichzelf uit.
• Ga als volgt te werk om de monitor weer in de stand-bystand te zetten.
- Druk op de hoofdschakelaar, ontspanknop, de c knop of b (e filmopname) knop.
- Verdraai de keuzeknop.
• De tijdsduur waarna de camera zichzelf in de stand-bystand zet, kan worden gewijzigd via de
instelling Automatisch uit in het setup-menu (A103).
• De camera wordt standaard in de stand-bystand gezet na ongeveer 1 minuut als u de opname- of
weergavestand gebruikt.
• Als u de lichtnetadapter EH-62A (apart verkrijgbaar) gebruikt, wordt de camera na 30 minuten in
de stand-bystand gezet. Deze instelling kan niet gewijzigd worden.
De beginselen van opname en weergave
C Opmerking over leegraken van de batterij
De batterij raakt eerder leeg dan normaal wanneer de camera bezig is met loggegevens opslaan
(A102) of gebruik maakt van een Wi-Fi-aansluiting.
C Monitorweergave
Druk op de s knop om te wisselen tussen weergeven van de foto-informatie op het
monitorscherm en het verbergen daarvan (A9).
23
Stap 1 De camera aanzetten
Taal, datum en tijd instellen
De eerste keer dat u de camera aanzet, worden dialoogvensters voor taalselectie en
klokinstelling weergegeven.
1 Druk op H of I op de multi-
selector om de gewenste taal te
kiezen en druk vervolgens op de
k knop.
De beginselen van opname en weergave
2 Druk op H of I om Ja te kiezen en druk op de
k knop.
Taal/Language
Français
Indonesia
Italiano
Magyar
Nederlands
Norsk
Annuleren
Tijdzone en datum
Tijdzone kiezen en datum en
tijd instellen?
Ja
Nee
Annuleren
3 Druk op J of K om uw eigen
tijdzone te kiezen en druk
vervolgens op de k knop.
• In regio's waar de zomertijd van
toepassing is, drukt u op H om de
zomertijdfunctie te activeren. W wordt
weergegeven. Om de zomertijdfunctie
te deactiveren, drukt u op I.
London
Casablanca
Ter ug
4 Druk op H of I om de datumweergave te
selecteren en druk op de k knop of K.
24
Datumnotatie
Jaar/maand/dag
Maand/dag/jaar
Dag/maand/jaar
Stap 1 De camera aanzetten
15:10
15/05/2013
Nee
Ja
OK?
Datum en tijd
5 Druk op H, I, J of K om de datum en tijd in
te stellen en druk vervolgens op de k knop.
• Kies een item: Druk op K of J (te selecteren in de
volgende volgorde: D (dag) ➝ M (maand) ➝ J (jaar) ➝
uur ➝ minuut).
• Stel de inhoud in: Druk op H of I. De datum en tijd
kunnen ook worden ingesteld met de multi-selector of
de instelschijf.
Datum en tijd
D
15
MJ
0515
2013
10
Bewerk.
• Instellingen bevestigen: Selecteer het veld minuut en druk op de k knop of K.
6 Druk op H of I om Ja te kiezen en druk op
de k knop.
• Zodra u klaar bent met instellen, schuift het objectief
een stukje uit en het opnamescherm wordt
weergegeven.
C De klokbatterij
•
De cameraklok wordt gevoed door een interne back-up batterij.
De back-up batterij is opgeladen na ongeveer 10 uur laden als de hoofdbatterij in de camera is
geplaatst of als de camera op een optionele lichtnetadapter is aangesloten. De back-up batterij kan
gedurende enkele dagen de klok voeden.
• Als de back-up batterij van de accu leeg raakt, wordt het instelscherm voor de datum en tijd
weergegeven als de camera wordt ingeschakeld. Stel de datum en tijd opnieuw in. Zie stap 2 in of
“Taal, datum en tijd instellen” (A24) voor meer informatie.
C De taalinstelling en de datum- en tijdinstelling wijzigen
• U kunt deze instellingen wijzigen met de instellingen van Taal/Language en Tijdzone en
datum in het z setup-menu (A103).
• In de Tijdzone instelling van Tijdzone en datum in het z setup-menu, als de zomertijd-optie is
geactiveerd, wordt de klok 1 uur vooruitgezet, en als deze gedeactiveerd is, één uur teruggezet.
• Als u het scherm verlaat zonder de datum en tijd op te slaan, knippert O als het opnamescherm
wordt getoond. Gebruik de instelling Tijdzone en datum in het setup-menu om de datum en
tijd in te stellen.
De beginselen van opname en weergave
C De opnamedatum afdrukken op foto's
• Stel de datum en tijd in voor de opname.
• U kunt de opnamedatum afdrukken op foto's door Datumstempel in het setup-menu in te stellen.
• Als u de opnamedatum wilt afdrukken zonder de instelling Datumstempel te gebruiken, kunt u
de foto's afdrukken met behulp van de meegeleverde ViewNX 2 software (A88).
25
Stap 2 Een opnamestand selecteren
1/2 50
F5. 6
840
25m 0s
Pictogram
opnamestand
Draai de keuzeknop om de opnamestand te kiezen.
• Hierna wordt beschreven hoe u bijvoorbeeld foto's kunt maken in stand A
(automatisch). Draai de keuzeknop naar A.
Autostand
De beginselen van opname en weergave
• De camera schakelt naar de stand A (automatisch) en het pictogram van de
opnamestand wijzigt naar A.
25m 0s
25m 0s
840
F5.6
840
1/250
1/250 F5.6
• Zie “Monitorscherm” (A12) voor meer informatie.
C Opmerking over de flitser
Zorg ervoor dat in situaties waarin moet worden geflitst, zoals donkere ruimtes of situaties waarin
het onderwerp in tegenlicht staat, de flitser omhoog staat (A56).
26
Beschikbare opnamestanden
A (automatisch) stand
(A35)
Eenvoudig fotograferen met
standaardfuncties van de camera zonder
uitgebreide instellingen te maken.
M User settings
(Gebruikersinstellingen)
stand (A53)
Combinaties van instellingen die het
meest worden gebruikt voor opname
kunnen worden opgeslagen. De
opgeslagen instellingen kunnen direct
worden opgeroepen voor opname
door de keuzeknop naar
M
te draaien.
Onderwerpstand (A36)
Als een van de onderwerpstanden is geselecteerd, worden foto's gemaakt met
instellingen die optimaal zijn voor het geselecteerde onderwerp.
y (Onderwerp): Kies het gewenste onderwerp met de onderwerpstand en de
instellingen van de camera worden automatisch geoptimaliseerd voor het geselecteerde
onderwerp.
In de stand Autom. scènekeuze kiest de camera automatisch de meest optimale
onderwerpstand voor optimaal gebruiksgemak.
• Om een onderwerp te selecteren, draait u de keuzeknop eerst naar y en drukt u
op de d knop. Druk op H of I door de multi-selector omlaag te drukken om het
gewenste onderwerp te selecteren en druk vervolgens op de k knop.
X (Nachtlandschap): Legt de sfeer van nachtlandschappen vast.
c (Landschap): Gebruik deze stand voor levendige landschappen en stadsgezichten.
R (Tegenlicht): De flitser ontsteekt zodra tegenlicht wordt gedetecteerd, om te
voorkomen dat het onderwerp in de schaduw blijft of maakt gebruik van de HDR-functie
voor het maken van foto's in situaties waarin zeer lichte delen en zeer donkere delen in een
en hetzelfde beeld zijn.
j, k, l, m stand (A49)
Kies deze standen voor meer instelmogelijkheden voor sluitertijd
en diafragma.
Instellingen in het opnamemenu (A67) kunnen aangepast
worden aan de opnamecondities en het type opname dat u wilt
maken.
u Speciale effecten
stand (A47)
Er kunnen effecten op foto's toegepast
worden tijdens het fotograferen.
Stap 2 Een opnamestand selecteren
De beginselen van opname en weergave
C De instellingen wijzigen tijdens opname
• Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector ➝ A55
• Functies die ingesteld kunnen worden met de d (menu) knop
-Opnamemenu ➝ A67, A96
- Setup menu ➝ A103
• Functies die ingesteld kunnen worden met Fn (functie) knop ➝ A71
27
Stap 3 Het beeld kadreren
1/2 50
F5. 6
840
25m 0s
1 Houd de camera gereed.
• Zorg dat uw vingers, haar, camerariem en andere zaken niet voor het objectief, flitser,
AF-hulpverlichting en microfoon komen.
De beginselen van opname en weergave
2 Kadreer het beeld.
• Richt de camera op het onderwerp.
1/250
1/250 F5.6
C Zoeker
Als het omgevingslicht te fel is om het monitorbeeld goed te kunnen zien (A8), gebruikt u de
zoeker om de beelduitsnede te kiezen.
C Een statief gebruiken
• In de volgende situaties wordt aangeraden om een statief te gebruiken om trillingen van de
camera tegen te gaan.
- Bij fotograferen op een donkere plaats met de flitser omlaag of een stand met uitgeschakelde
flitser
- Bij fotograferen in de telezoomstand
• Als u een foto wilt maken met de camera op een statief, moet u Vibratiereductie instellen in het
setup-menu (A103) op Uit.
F5.6
25m 0s
25m 0s
840
840
28
De zoom gebruiken
UitzoomenInzoomen
Optische
zoom
Digitale
zoom
Verdraai de zoomknop om optisch zoomen te
activeren.
• Draai de knop naar g (telezoomstand) om in te
zoomen en het onderwerp een groter deel van het
beeld vult.
• Draai de knop naar f (groothoekstand) om uit te
zoomen, waardoor het zichtbare gebied rondom
het onderwerp groter wordt.
• Door de zoomknop snel volledig naar links of rechts
te draaien, zal de zoom snel worden ingesteld; draait
u de knop slechts deels, dan wordt de zoom
langzaam ingesteld (behalve tijdens filmopname)
• De zoom kan ook worden bediend door de zoom
knop aan de zijkant (A2) naar g of f te draaien.
De functie van de zoomknop aan de zijkant kan
worden ingesteld met Zijzoomknop toewijzen
in het setup-menu (A103).
• De hoeveelheid zoom verschijnt aan de bovenzijde
op het monitorscherm zodra de zoomknop wordt
verdraaid.
• De zoomknop verdraaien naar g bij de maximale
optische zoomfactor activeert de digitale zoom en
de digitale zoom kan 2× extra worden vergroot
bovenop de optische zoom.
Stap 3 Het beeld kadreren
De beginselen van opname en weergave
C Digitale zoom en interpolatie
• Als de digitale zoom wordt gebruikt, neemt de beeldkwaliteit
af wanneer de zoomfactor verder wordt verhoogd dan de V
stand op de zoombalk.
De V stand gaat naar rechts naarmate het beeldformaat
(A73) kleiner wordt.
• Door gebruik te maken van Digitale zoom in het setup-menu (A103) is het mogelijk de digitale
zoom zodanig in te stellen dat deze niet werkt.
C Meer informatie
• Zie "Zoomgeheugen" (A69) voor meer informatie.
• Zie “Start zoomstand” (A69) voor meer informatie.
29
Stap 4 Scherpstellen en afdrukken
1/2 50
F5. 6
Scherpstelveld
1 Druk de ontspanknop half in om het
scherpstelling aan te passen.
• “Half indrukken” is de actie waarbij de
ontspanknop iets ingedrukt wordt totdat u
weerstand voelt en de knop vervolgens in
deze positie houdt.
• Als het onderwerp is scherpgesteld, lichten
het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding
(A12) groen op. Als het scherpstelveld of de
De beginselen van opname en weergave
scherpstelaanduiding rood knippert, kan er
niet op het onderwerp worden scherpgesteld.
Druk de ontspanknop nogmaals half in.
• Zie “Scherpstelling en belichting” (A31) voor
meer informatie.
1/250
1/250 F5.6
2 Druk de ontspanknop helemaal in om een
foto te maken.
• “Volledig indrukken” is de actie waarbij de ontspanknop
volledig ingedrukt wordt.
B Opmerking over foto's maken en films opnemen
De aanduiding voor het aantal resterende foto's of de aanduiding voor de maximale filmduur terwijl
er foto's worden gemaakt of een film wordt opgenomen. Open he t deksel van het batterijvak/de
kaartsleuf niet en verwijder de batterij of geheugenkaart niet terwijl er een aanduiding
knippert. Gebeurt dit wel, dan kunnen gegevens verloren gaan, of de camera of geheugenkaart
beschadigd raken.
F5.6
C AF-hulpverlichting
Op donkere plaatsen zal de AF-hulpverlichting (A1, 104) oplichten zodra de ontspanknop half
wordt ingedrukt.
C Zorgen dat u geen foto mist
Als u denkt dat u een foto niet snel genoeg kunt maken, kunt u de ontspanknop volledig indrukken,
zonder deze eerst half in te drukken.
30
Stap 4 Scherpstellen en afdrukken
1/2 50
F5. 6
Diafragmawaarde
Sluitertijd
Scherpstelling en belichting
Zodra de ontspanknop half wordt ingedrukt, worden de scherpstelling en de
belichting (combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde) ingesteld. De
scherpstel- en belichtingsinstellingen blijven geblokkeerd zolang u de
ontspanknop half ingedrukt houdt.
• Als digitale zoom wordt toegepast, stelt de camera scherp op het onderwerp in
het midden van het beeld; het scherpstelveld wordt niet weergegeven. Zodra
dit gezicht scherp is, licht de scherpstelaanduiding groen op.
• Het is mogelijk dat de camera niet kan scherpstellen op bepaalde onderwerpen.
Zie “Autofocus” (A81) voor meer informatie.
• In de autostand kiest de camera automatisch de
velden (uit 9 scherpstelvelden) met het onderwerp
dat zich het dichtst bij de camera bevindt. Als het
onderwerp is scherpgesteld, lichten de
scherpstelvelden (maximaal 9 velden) waarop is
scherpgesteld groen op.
1/250
1/250 F5.6
F5.6
• In stand j, k, l, m of M, kunnen de velden voor het aanpassen van de
scherpstelling worden ingesteld met AF-veldstand (A69) in het
opnamemenu.
• De velden voor het aanpassen van de scherpstelling in de onderwerpstand
verschillen, afhankelijk van de geselecteerde onderwerpstand (A36).
• In u (speciale effecten) stand,stelt de camera scherp op het midden van
het beeld.
De beginselen van opname en weergave
B Het onderwerp is te dicht bij de camera
Indien de camera niet scherpstelt, probeer dan de p (macro-close-up) (A63) in de
scherpstelstand, of Close-up (A41) onderwerpsstand.
C Meer informatie
Zie “Scherpstellen op onderwerp” (A79) voor meer informatie.
31
Stap 5 Afbeeldingen weergeven
4 132132132
15:3015: 3015:30
4
0004.JPG00 04.J PG0004.JPG
15/05/201315 /05/ 201315/05/2013
Nummer huidige foto/
totaal aantal foto's
1 Druk op de c (weergave) knop.
• Als u overschakelt naar de weergavestand,
wordt de laatst opgeslagen foto
weergegeven in de schermvullende
weergave.
2 Gebruik de multi-selector om de vorige of de
volgende foto te bekijken.
De beginselen van opname en weergave
• Vorige foto bekijken: H of J
• Volgende foto bekijken: I of K
• Foto's kunnen ook geselecteerd worden door de
multi-selector te draaien.
• Verwijder de geheugenkaart om de foto's weer te
geven die in het interne geheugen zijn opgeslagen.
C wordt weergegeven rond “Nummer huidige foto/
Totaal aantal foto” op het weergavescherm.
• Druk nogmaals op de c knop, druk op de
ontspanknop of druk op de b (e filmopname) knop
om te terug te keren naar de opnamestand.
C Foto's weergeven
• Druk op de s knop om te wisselen tussen weergeven van de foto-informatie op het
monitorscherm en het verbergen daarvan (A9).
• Foto's die zijn gemaakt met gezichtsdetectie (A80) of huisdierdetectie (A44), worden tijdens
schermvullende weergave automatisch gedraaid afhankelijk van de richting waarin het gezicht kijkt.
• De richting van een foto kan worden gewijzigd met Beeld draaien in het weergavemenu
(A84).
• Druk op de k knop om een reeks continu gemaakte foto's als afzonderlijke beelden weer te
geven. Druk op H van de multi-selector om naar de oorspronkelijke weergave terug te keren (zie
E8 voor meer informatie over de reeksweergave).
•
Foto’s kunnen kort met een lage resolutie worden weergegeven direct nadat is gewisseld naar de
vorige resp. volgende foto.
32
Stap 6 Ongewenste foto's wissen
Alle beelden
Wis gesel. beeld(en)
Huidig beeld
Wissen
1 Druk op de l knop om de foto te
wissen die op de monitor wordt
weergegeven.
2 Druk op de multi-selector H of I om de
gewenste wismethode te kiezen en druk
vervolgens op de k knop.
• Huidig beeld: Alleen de huidige foto wordt gewist.
Als de hoofdfoto van een reeks geselecteerd is, worden
alle foto's in de reeks gewist.
• Wis gesel. beeld(en): Meerdere foto's kunnen
geselecteerd en gewist worden. Zie “Het scherm Geselecteerde foto's wissen
bedienen” (A34) voor meer informatie.
• Alle beelden: Alle foto's worden gewist.
• Druk op de d knop het menu te verlaten zonder te wissen.
3 Druk op H of I om Ja te selecteren en druk
op de k knop.
• Gewiste foto's kunnen niet worden hersteld.
• Druk op H of I om Nee te selecteren en druk op de
k knop om te annuleren.
B Opmerkingen over wissen
• Gewiste foto's kunnen niet worden hersteld. Zet belangrijke foto’s over naar de computer voord at
u foto’s wist.
• Beveiligde foto's (A84) kunnen niet worden gewist.
• Als foto's zijn gemaakt met continu-opname, dan wordt elke reeks foto's als een groep
beschouwd (fotoreeks) en wordt alleen de eerste foto van de groep (hoofdfoto) weergegeven in
de standaardinstelling.
Als u op de l knop drukt tijdens de weergave van de hoofdfoto, dan kunnen alle foto's in de reeks
van de hoofdfoto worden gewist.
Om elke foto in een reeks te wissen, drukt u eerst op de l knop om elke foto in de reeks
afzonderlijk weer te geven voordat u op de k knop drukt.
1 beeld wissen?
Ja
Nee
De beginselen van opname en weergave
C Laatst gemaakte foto in opnamestand wissen
Druk in de opnamestand op de l knop om de laatst opgeslagen foto te wissen.
33
Stap 6 Ongewenste foto's wissen
Het scherm Geselecteerde foto's wissen bedienen
1 Druk op de multi-selector J of K om een foto
Wis gesel. beeld(en)
te selecteren die gewist moet worden en druk
vervolgens opH om y weer te geven.
• Druk opI om y te verwijderen en de selectie te
annuleren.
• Draai de zoomknop (A29) naar g (i) om terug te
keren naar de schermvullende weergave of naar
f(h) om miniaturen weer te geven.
2 Voeg y aan alle foto's toe die u wilt wissen en druk vervolgens op de
De beginselen van opname en weergave
Terug
k knop om de selectie toe te passen.
• Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Volg de aanwijzingen op de monitor.
ON/OFF
34
Opnamefuncties
A (Auto)-stand
Eenvoudig fotograferen met standaardfuncties van de
camera zonder uitgebreide instellingen te maken.
De camera selecteert het scherpstelveld voor autofocus
op basis van de compositie of het onderwerp.
• De camera kiest automatisch de velden (uit
9 scherpstelvelden) met het onderwerp dat zich het
dichtst bij de camera bevindt.
Als het onderwerp is scherpgesteld, lichten de scherpstelvelden (maximaal 9
velden) waarop is scherpgesteld groen op.
• Zie “Scherpstelling en belichting“ (A31) voor meer informatie.
Instellingen A (Auto)-stand wijzigen
• Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector ➝ A55
• Functies die ingesteld kunnen worden met de d (menu) knop
- Beeldkwaliteit en beeldformaat wijzigen ➝ A72
- Setup menu ➝ A103
Opnamefuncties
35
Onderwerpstand (Aangepast op onderwerp fotograferen)
y (Onderwerp)
Druk op de d knop om het onderwerpmenu weer te geven en een van de volgende
onderwerpen te kiezen.
x
Autom. scènekeuzekn. (standaardinstelling)
(A39)
k Close-up (A41)
b Portret (A39)u Voedsel (A42)
d Sport (A40)l Museum (A42)
e Nachtportret (A40)m Vuurwerk (A42)
f Party/binnen (A40)n Zwart-wit-kopie (A42)
Z Strand (A40)p Panorama (A43)
z
Sneeuw (A40)
O
Dierenportret (A44)
h Zonsondergang (A41)
s
3D-fotografie (A45)
i Schemering (A41)
Sneeuw
Strand
Party/binnen
Nachtportret
Sport
Portre t
Autom. scènekeuzekn.
Onderwerpmenu
X Nachtlandschap (A37), c Landschap (A38),
R Tegenlicht (A38)
Draai de keuzeknop naar X, c of R en maak de foto's.
Als een van de volgende onderwerpen is geselecteerd met de keuzeknop of het
onderwerpmenu, worden foto's gemaakt met instellingen die optimaal zijn voor
het geselecteerde onderwerp.
Opnamefuncties
Een beschrijving (helpinformatie) van elk onderwerp bekijken
Kies het gewenste onderwerp in het onderwerpmenu en draai de zoomknop (A1)
naar g (j) om de beschrijving van dat onderwerp weer te geven. Om terug te keren
naar het vorige scherm, draait u de zoomknop nogmaals naar g (j).
C Meer informatie
Zie “Basismenufuncties“ (A10) voor meer informatie.
36
Onderwerpstand (Aangepast op onderwerp fotograferen)
Instellingen onderwerpstand wijzigen
• Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector ➝ A55
• Functies die ingesteld kunnen worden met de d (menu) knop
- Beeldkwaliteit en beeldformaat wijzigen ➝ A72
- Setup menu ➝ A103
Eigenschappen van elk onderwerp
• Aanbevolen wordt om een statief te gebruiken in onderwerpstanden waarbij O
wordt weergegeven vanwege een langzame sluitertijd.
• Stel Vibratiereductie in het setup-menu (A103) in op Uit wanneer gebruik
wordt gemaakt van een statief om de camera te stabiliseren.
• Voor onderwerpstanden waarbij gebruik wordt gemaakt van de flitser, moet u
eraan denken om de
omhoog te brengen (A56).
X Nachtlandschap
• Druk op de d knop om Y Uit de hand of Z Statief in Nachtlandschap te
selecteren.
• Y Uit de hand (standaardinstelling): Hiermee kunt u opnames maken met minimale
cameratrillingen en ruis, zelfs wanneer de camera met de hand wordt vastgehouden.
- Als de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, worden continu foto's gemaakt. De
camera combineert deze foto's en slaat deze op als één beeld.
- Zodra de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, moet u de camera goed stil houden
totdat een foto wordt weergegeven. Zet de camera niet uit direct nadat u de foto heeft
gemaakt maar wacht totdat de monitor weer het opnamescherm weergeeft.
- De beeldhoek (d.w.z. het zichtbare deel in het beeld) die op de opgeslagen afbeelding
zichtbaar is, is kleiner dan die op de monitor zichtbaar is op het moment van opname.
• Z Statief: Selecteer deze stand wanneer de camera gestabiliseerd wordt, bijvoorbeeld
met een statief.
- Vibratiereductie wordt niet gebruikt, ook al is Vibratiereductie in het setup-menu
ingesteld op Normaal of Actief (A103).
- Druk de ontspanknop volledig in om een enkele opname bij een langere sluitertijd te
maken.
• Als de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de camera de scherpstelling in op
oneindig. Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A12) licht altijd groen op.
m (activering flitser) knop in te drukken om de flitser
Opnamefuncties
37
Onderwerpstand (Aangepast op onderwerp fotograferen)
c Landschap
Druk op de d knop om Ruisond. serieopname of Eén opname in Landschap te selecteren.
• Ruisond. serieopname: Hiermee kunt u scherpe landschapopnames maken met minimale ruis.
- Als de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, worden continu foto's gemaakt. De
camera combineert deze foto's en slaat deze op als één beeld.
- Zodra de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, moet u de camera goed stil houden
totdat een foto wordt weergegeven. Zet de camera niet uit direct nadat u de foto
heeft gemaakt maar wacht totdat de monitor weer het opnamescherm weergeeft.
- De beeldhoek (d.w.z. het zichtbare deel in het beeld) die op de opgeslagen afbeelding
zichtbaar is, is kleiner dan die op de monitor zichtbaar is op het moment van opname.
•Eén opname (standaardinstelling): Slaat foto's op met de nadruk op contouren en contrast.
- Als de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt één beeld gemaakt.
• Als de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de camera de scherpstelling in op
oneindig. Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A12) licht altijd groen op.
Opnamefuncties
R Tegenlicht
• Druk op de dknop om HDR (high dynamic range) compositie te selecteren met
behulp van de HDR instelling.
• Als HDR is ingesteld op Uit (standaardinstelling): De flitser treedt in werking om te voorkomen
dat het onderwerp in de schaduw blijft. Foto's maken met de flitser uitgeschoven.
• Als HDR is ingesteld op Niveau 1-Niveau 3: Gebruik deze stand als er zeer heldere delen
en zeer donkere delen in eenzelfde beeld zijn. Selecteer Niveau 1 wanneer er minder
verschil tussen heldere en donkere delen is, en Niveau 3 wanneer er meer verschil
tussen heldere en donkere delen is.
• De camera stelt scherp op het middenveld van het beeld.
B Opmerkingen over HDR
• Aanbevolen wordt om een statief te gebruiken. Stel Vibratiereductie in het setup-menu
(A103) in op Uit wanneer gebruik wordt gemaakt van een statief om de camera te stabiliseren.
• De beeldhoek (d.w.z. het zichtbare deel in het beeld) die op de opgeslagen afbeelding zichtbaar is,
is kleiner dan die op de monitor zichtbaar is op het moment van opname.
• Wanneer de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, maakt de camera continu foto's en slaat deze
de volgende twee beelden op.
- Niet-HDR samengesteld beeld
- HDR samengesteld beeld (verlies aan detail in de hoge lichten en schaduwpartijen wordt gereduceerd)
- Als er slechts genoeg geheugen beschikbaar is voor het opslaan van één beeld, dan wordt
alleen een beeld opgeslagen dat bij de opname via D-Lighting (A84) is verwerkt, waarbij de
donkere delen van het beeld gecorrigeerd zijn.
• Zodra de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, moet u de camera goed stil houden totdat een
foto wordt weergegeven. Zet de camera niet uit direct nadat u de foto heeft gemaakt maar wacht
totdat de monitor weer het opnamescherm weergeeft.
• Afhankelijk van de opnamecondities kunnen donkere schaduwen rondom heldere onderwerpen
en heldere delen rondom donkere onderwerpen verschijnen. U kunt dit compenseren door de
niveau-instelling te verlagen.
• De digitale zoom is niet beschikbaar wanneer
HDR is ingesteld op een andere stand dan Uit.
38
Onderwerpstand (Aangepast op onderwerp fotograferen)
ePortret (close-up foto van een of twee personen)
b
Portret (een foto maken van drie of meer personen of een compositie met een
groot achtergrondgebied)
fLandschap
hNachtportret (close-up foto van een of twee personen)
c
Nachtportret (een foto maken van drie of meer personen of een compositie met
een groot achtergrondgebied)
g
Nachtlandschap
• De camera maakt continu foto's en combineert en bewaart deze als één beeld (net
als wanneer Uit de hand in X (Nachtlandschap) (A37) wordt geselecteerd.
iClose-up
jTegenlicht (foto's maken van onderwerpen anders dan mensen)
dTegenlicht (foto's maken van mensen)
dAndere opname-onderwerpen
y M x Autom. scènekeuzekn.
Zodra u een foto kadreert, kiest de camera automatisch de meest optimale
onderwerpstand en kunt u op eenvoudige wijze fotograferen.
• Als de camera automatisch een onderwerpstand selecteert, wijzigt het onderwerpstandpictogram naar de actueel gekozen onderwerpstand.
• De camera selecteert automatisch het scherpstelveld voor autofocus op basis van de
compositie. De camera herkent gezichten en stelt scherp op gezichten (A80).
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
C Opmerkingen over onderwerpstand selecteren met behulp van auto
onderwerp selectie
Afhankelijk van de opnameomstandigheden is het mogelijk dat de camera niet altijd de gewenste
onderwerpstand kiest. Indien dit het geval is, ga dan naar stand A (auto) (A2 6) of kies d e optimale
onderwerpstand handmatig.
y M b Portret
• De camera herkent gezichten en stelt scherp op een gezicht (A80).
• De functie voor het verzachten van huidtinten zorgt ervoor dat de huid van het
onderwerp zachter wordt (A46).
• Als de camera geen gezicht herkent, wordt scherpgesteld op het onderwerp in het
midden van het beeld.
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
Opnamefuncties
39
Onderwerpstand (Aangepast op onderwerp fotograferen)
yMd Sport
• De camera stelt scherp op het middenveld van het beeld.
• Terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt, maakt de camera ongeveer 7 foto's
met een snelheid van ongeveer 7 beelden per seconde (bps) wanneer de beeldkwaliteit
is ingesteld op Normal en het beeldformaat op r 4896×3672.
• De camera stelt scherp op het onderwerp zelfs als de ontspanknop niet half ingedrukt is.
U kunt het geluid van het scherpstellen van de camera horen.
• Bij alle foto's uit de reeks wordt de scherpstelling, belichting en kleurinstelling
aangehouden die de camera voor de eerste foto uit de reeks heeft ingesteld.
• Het aantal beelden per seconde bij continu-opnames kan laag zijn, afhankelijk van de
instelling voor beeldkwaliteit en beeldformaat, de gebruikte geheugenkaart of
opnamecondities.
y M e Nachtportret
Selecteer op het scherm dat wordt weergegeven als e Nachtportret is geselecteerd, Y Uit de hand of ZStatief.
Opnamefuncties
• Y
Uit de hand
het maken van foto's.
• Z Statief
wordt, bijvoorbeeld met een statief.
- Vibratiereductie wordt niet gebruikt, ook al is Vibratiereductie in het setup-menu
(
A103) ingesteld op Normaal of Actief.
• De camera maakt een enkele foto bij een langere sluitertijd. Vergeleken bij gebruik van
Statief, wanneer Uit de hand is geselecteerd, stelt de camera een iets snellere sluitertijd
in op basis van de opnamecondities om cameratrillingen te voorkomen.
• De flitser gaat altijd af. Schuif de flitser uit alvorens te fotograferen.
• De camera herkent gezichten en stelt scherp op een gezicht (A80).
• De functie voor het verzachten van huidtinten zorgt ervoor dat de huidtinten van
mensen zachter worden (A46).
• Als de camera geen gezicht herkent, wordt scherpgesteld op het onderwerp in het
midden van het beeld.
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
: Selecteer deze stand om de camera in de hand te houden voor
(standaardinstelling): Selecteer deze stand wanneer de camera gestabiliseerd
y M f Party/binnen
• De camera stelt scherp op het middenveld van het beeld.
• Aangezien foto’s snel kunnen mislukken door cameratrillingen, houdt u de camera goed
stil. Stel Vibratiereductie in op Uit in het setup-menu (A103) wanneer bij
fotograferen gebruik wordt gemaakt van een statief om de camera te stabiliseren.
y M Z Strand
• De camera stelt scherp op het middenveld van het beeld.
y M z Sneeuw
• De camera stelt scherp op het middenveld van het beeld.
40
Onderwerpstand (Aangepast op onderwerp fotograferen)
O
O
y M h Zonsondergang
• Als de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de camera de scherpstelling in op
oneindig. Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A12) licht altijd groen op.
y M i Schemering
• Als de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de camera de scherpstelling in op
oneindig. Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A12) licht altijd groen op.
y M k Close-up
Selecteer Ruisond. serieopname of Eén opname op het scherm dat wordt weergegeven
wanneer de k Close-up onderwerpstand geselecteerd is.
• Ruisond. serieopname: Met deze instelling kunt u een scherpe foto maken met
minimale ruis.
- Als de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, worden continu foto's gemaakt. De
camera combineert deze foto's en slaat deze op als één beeld.
- Zodra de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, moet u de camera goed stil houden
totdat een foto wordt weergegeven. Zet de camera niet uit direct nadat u de foto
heeft gemaakt maar wacht totdat de monitor weer het opnamescherm weergeeft.
- Als het onderwerp beweegt of bij aanzienlijke cameratrillingen terwijl de camera
continu foto's maakt, kan het beeld vervormen, overlappen of onscherp worden.
- De beeldhoek (d.w.z. het zichtbare deel in het beeld) die op de opgeslagen afbeelding
zichtbaar is, is kleiner dan die op de monitor zichtbaar is op het moment van opname.
•Eén opname (standaardinstelling): Slaat foto's op met de nadruk op contouren en contrast.
- Als de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt één beeld gemaakt.
• De instelling voor de scherpstelstand (A62) wordt gewijzigd naar p (macro close-up)
en de zoomstand wordt automatisch zodanig ingesteld dat de camera op de kortste
afstand opnamen kan maken.
• U kunt het scherpstelveld verplaatsen waarop de camera scherpstelt. Druk op de k
knop en draai de multi-selector of druk op H, I, J of K om het scherpstelveld te
verplaatsen. Om de volgende instellingen aan te passen, druk op de k knop om tijdelijk
het gekozen scherpstelveld te annuleren, en pas vervolgens elke instelling aan.
- Flitsstand (indien ingesteld op Eén opname)
- Zelfontspanner
- Belichtingscorrectie
• De camera stelt scherp op het onderwerp zelfs als de ontspanknop niet half ingedrukt is.
U kunt het geluid van het scherpstellen van de camera horen.
Opnamefuncties
41
Onderwerpstand (Aangepast op onderwerp fotograferen)
25m 0s
1/2 50
840
F5. 6
O
y M u Voedsel
• De instelling voor de scherpstelstand (A62) wordt
gewijzigd naar p (macro close-up) en de zoomstand wordt
automatisch zodanig ingesteld dat de camera op de kortste
afstand opnamen kan maken.
• U kunt de kleurtoon aanpassen door aan de instelschijf te
draaien. De kleurinstellingen worden opgeslagen in het
geheugen van de camera en blijven bewaard, ook als de
1/250
1/250
camera wordt uitgeschakeld.
• U kunt het scherpstelveld verplaatsen waarop de camera scherpstelt. Druk op de k knop
en draai de multi-selector of druk op H, I, J of K om het scherpstelveld te verplaatsen.
Om de volgende instellingen aan te passen, druk op de k knop om tijdelijk het gekozen
scherpstelveld te annuleren, en pas vervolgens elke instelling aan.
- Kleurinstelling
- Zelfontspanner
- Belichtingscorrectie
• De camera stelt scherp op het onderwerp zelfs als de ontspanknop niet half ingedrukt is. U
Opnamefuncties
kunt het geluid van het scherpstellen van de camera horen.
y M l Museum
• De camera stelt scherp op het middenveld van het beeld.
• De camera maakt maximaal 10 foto's als de ontspanknop volledig wordt ingedrukt en de
scherpste foto uit de reeks wordt automatisch geselecteerd en opgeslagen (BSS (Best
Shot Selector) (A68)).
y M m Vuurwerk
• De sluitertijd is vastgezet op 4 seconden.
• De camera stelt scherp op oneindig. Als de ontspanknop half is ingedrukt, licht de
scherpstelaanduiding (A12) altijd groen op.
F5.6
F5.6
25m 0s
25m 0s
840
840
y M n Zwart-wit-kopie
• De camera stelt scherp op het middenveld van het beeld.
• Voor opnames van onderwerpen dichtbij de camera moet u fotograferen met p (macro
close-up) in de scherpstelstand (A62).
42
Onderwerpstand (Aangepast op onderwerp fotograferen)
yMp Panorama
• Selecteer op het scherm dat wordt weergegeven wanneer p Panorama geselecteerd
is, V Eenvoudig panorama of U Panorama assist.
• Eenvoudig panorama (standaardinstelling): U kunt een panoramafoto maken door de
camera te bewegen naar de gewenste stand.
- Voor het opnamebereik kan gekozen worden uit Normaal (180°) (standaardinstelling)
of Breed (360°).
- Druk de ontspanknop volledig in, haal uw vinger van de knop en kantel de camera
langzaam horizontaal. Het fotograferen wordt automatisch beëindigd wanneer de
camera het gespecificeerde opnamebereik heeft verkregen.
- Wanneer de opname begint, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden
van het beeld.
- De zoom is vast ingesteld op de groothoekstand.
- Als de k knop wordt ingedrukt terwijl de foto opgenomen met Eenvoudig panorama
wordt weergegeven in schermvullende weergave, scrolt de camera automatisch door
het weergegeven veld.
Zie “Eenvoudig panorama gebruiken (opname en weergave)” (E3).
• Panorama assist: Gebruik deze stand als u een reeks foto's maakt die later op een
computer worden samengevoegd tot één panorama.
- Druk op de multi-selector H, I, J of K om de richting te selecteren waarin de foto's
worden samengevoegd en druk op de k knop.
- Maak na de eerste foto het benodigde aantal foto's terwijl de overgangen worden
bevestigd. Druk op de k knop om te stoppen met fotograferen.
- Zet foto's over naar een computer en gebruik de meegeleverde Panorama Maker
software (A89) om ze samen te voegen tot één panorama.
Zie “Panorama assist gebruiken” (E6) voor meer informatie.
B Opmerking over panoramafoto's afdrukken
Bij het afdrukken van panoramafoto's kan, afhankelijk van de printerinstellingen, mogelijk geen
volledige weergave worden afgedrukt. Bovendien kan de afdrukfunctie, afhankelijk van de printer,
mogelijk niet beschikbaar zijn.
Zie de handleiding van uw printer of neem contact op met een digitale fotoservice voor meer informatie.
Opnamefuncties
43
Onderwerpstand (Aangepast op onderwerp fotograferen)
1/2501/2 501/250 F5.6F5. 6F5.6
840840840
25m 0s25m 0s25m 0s
y M O
• Als de camera op een hond of een kat wordt gericht, herkent deze het gezicht en stelt
vervolgens daarop scherp. Zodra op het huisdier is scherpgesteld, ontspant de sluiter
automatisch in de standaardinstelling (dierenportret automatisch ontspannen).
• Op het scherm dat wordt weergegeven wanneer O Dierenportret wordt geselecteerd,
selecteert u Enkelvoudig of Continu.
- Enkelvoudig: Er wordt één foto tegelijk gemaakt.
- Continu: De camera maakt automatisch 3 foto's continu met een snelheid van circa 3
Dierenportret
beelden per seconde wanneer deze is scherpgesteld op het herkende gezicht. Als de sluiter
handmatig is ontspannen, worden ongeveer 5 foto’s gemaakt bij een snelheid van ongeveer
3 beelden per seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt blijft houden. (wanneer
de beeldkwaliteit is ingesteld op Normal en het beeldformaat op r 4896×3672).
B Dierenportret automatisch ontspannen
• Druk voor het wijzigen van de Dierenp. autom. ontsp. instellingen op de multi-selector J (n).
- Y: Als de camera het gezicht van een huisdier herkent, wordt hierop scherpgesteld en de sluiter
automatisch ontspannen.
- OFF: De camera ontspant de sluiter niet automatisch, ook al wordt het gezicht van een huisdier
Opnamefuncties
herkent. Druk op de ontspanknop om de sluiter te bedienen. De camera herkent tevens
gezichten van mensen (A80). Als gezichten van mensen en huisdieren worden herkend, stelt
de camera automatisch scherp op het gezicht van het huisdier.
• In de volgende situaties wordt Dierenp. autom. ontsp. automatisch ingesteld op OFF.
- Wanneer het maken van een reeks foto's met continu-opname en dierenportret automatisch
ontspannen 5 keer is herhaald
- Als het interne geheugen of de geheugenkaart vol is
Druk o m door te ga an met foto graferen me t Dierenp. autom. ontsp. op de multi-selector J (n) om
opnieuw in te stellen.
B Scherpstelveld
• Het herkende gezicht wordt omgeven door een dubbele gele
rand (scherpstelveld). Als de camera is scherpgesteld op het
gezicht, wordt de dubbele rand groen.
• Als de camera meer dan één gezicht van een hond of een kat
herkent (maximaal 5), dan wordt het grootste gezicht op de
monitor omgeven door een dubbele rand (scherpstelveld) en
de andere gezichten door enkele randen.
• Als de camera geen gezicht van een mens of een huisdier herkent,
wordt scherpgesteld op het onderwerp in het midden van het beeld.
B Opmerkingen over dierenportret
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
• Onder bepaalde opnamecondities zoals de afstand tussen onderwerp en camera, de snelheid van
bewegende huisdieren, de richting waarin de huisdieren kijken en de helderheid van de koppen
kan het gebeuren dat de camera geen gezicht detecteert of dat een kader om iets anders dan een
hond of kat wordt getoond.
B Foto's met huisdierdetectie bekijken
• Tijdens de weergave draait de camera foto's automatisch, afhankelijk van de richting waarin het gezicht
van het huisdier kijkt tijdens de opname (behalve voor foto's gemaakt in de continu-opnamestand).
• Als ingezoomd wordt op een foto in schermvullende weergave door de zoomknop naar g (i) te
draaien, wordt de foto vergroot in het midden van het gezicht van het huisdier dat tijdens de
opname herkend is (A82) (behalve voor foto's gemaakt in de continu-opnamestand).
44
Onderwerpstand (Aangepast op onderwerp fotograferen)
AnnulerenAnnulerenAnnuleren
Aanduiding
yMs 3D-fotografie
• De camera neemt één foto voor elk oog om een driedimensionaal beeld op een 3Dcompatibele televisie of monitor te simuleren.
• Beweeg na het indrukken van de ontspanknop om het
eerste beeld te fotograferen de camera horizontaal naar
rechts tot het kader op het scherm het onderwerp
overlapt.
De camera maakt de tweede foto automatisch als wordt
herkend dat het onderwerp met de aanduiding is
uitgelijnd.
• U kunt het scherpstelveld verplaatsen waarop de camera scherpstelt. Druk op de k
knop en draai de multi-selector of druk op H, I, J of K om het scherpstelveld te
verplaatsen. Om de volgende instellingen aan te passen, druk op de k knop om tijdelijk
het gekozen scherpstelveld te annuleren, en pas vervolgens elke instelling aan.
- Scherpstelstand (A (autofocus) of p (macro-close-up))
- Belichtingscorrectie
• De scherpstelling, belichting en witbalans worden vastgezet na de eerste beeldopname
en nadat R wordt weergegeven op het scherm.
• De beeldhoek (d.w.z. het zichtbare deel in het beeld) die op de opgeslagen afbeelding
zichtbaar is, is kleiner dan die op de monitor zichtbaar is op het moment van opname.
• Foto's die in deze stand worden gemaakt, worden opgeslagen met de beeldkwaliteit
Normal en het beeldformaat O 1920×1080.
• De twee gemaakte foto's worden opgeslagen als 3D-foto (MPO-bestand). De eerste foto
(de foto voor het linkeroog) wordt ook opgeslagen als een JPEG-bestand.
Opnamefuncties
B Opmerkingen over 3D-fotografie
• Bewegende onderwerpen zijn niet geschikt voor 3D-fotografie.
• Foto's hebben een minder duidelijk 3D-gevoel als de afstand tussen de camera en het onderwerp
wordt vergroot.
• Foto's kunnen een minder duidelijk 3D-gevoel hebben bij een donker onderwerp of wanneer de
tweede foto niet nauwkeurig is uitgelijnd.
• Foto's die gemaakt zijn bij weinig licht kunnen er korrelig uitzien en ruis vertonen.
• De telezoomstand is beperkt tot een beeldhoek equivalent aan die van een 135 mm lens bij
kleinbeeldformaat [135].
• De bewerking wordt geannuleerd wanneer de k knop wordt ingedrukt na het maken van de
eerste beeldopname of wanneer de camera niet kan registreren dat het kader binnen
10 seconden op het onderwerp staat.
• Als de camera de tweede foto niet maakt en de opname stopt ondanks dat u de aanduiding met
het onderwerp uitlijnt, probeer de foto dan met de ontspanknop te maken.
• Deze camera kan geen 3D-films opnemen.
45
Onderwerpstand (Aangepast op onderwerp fotograferen)
C 3D-fotografie weergeven
• 3D-foto's kunnen niet in 3D worden weergegeven op het monitorscherm van de camera. Bij de
weergave wordt alleen de foto voor het linkeroog getoond.
• Voor de weergave van 3D-foto's in 3D is een 3D-compatibele televisie of monitor nodig. 3D-foto's
kunnen in 3D worden weergegeven door de camera met een 3D-compatibele HDMI-kabel
(A87) aan te sluiten op een 3D-compatibele televisie of monitor.
• Wanneer de camera met een HDMI-kabel wordt aangesloten, stel dan het volgende in voor de
TV-instellingen in het setup-menu (A103).
- HDMI: Automatisch (standaardinstelling) of 1080i
- HDMI 3D-uitvoer: Aan (standaardinstelling)
• Als de camera is a angesloten met b ehulp van een HDM I-kabel voor weergave , kan het ev en duren
om de display te schakelen tussen 3D-foto's en non-3D-foto's. De in 3D weergegeven foto's
kunnen niet worden vergroot.
• Zie de documentatie va n uw televisie of monitor om de instellingen van de televisie of monitor uit
te voeren.
B Opmerking over 3D-foto's weergeven
Opnamefuncties
Het langdurig bekijken van 3D-beelden op een 3D-compatibele televisie of monitor kan
ongemakken zoals overmatige belasting van de ogen en misselijkheid veroorzaken. Lees voor
correct gebruik van uw televisie of monitor de documentatie a.u.b. zorgvuldig.
Huid verzachten gebruiken
In de volgende opnamestanden herkent de camera maximaal 3 gezichten terwijl
de sluiter ontspant en bewerkt de camera de foto om de huid van de gezichten te
verzachten voordat de foto wordt opgeslagen.
• Autom. scènekeuzekn. (A39), Portret (A39) of Nachtportret (A40) in
onderwerpstand
Huid verzachten kan ook toegepast worden op opgeslagen foto's (A84).
B Opmerkingen over huid verzachten
• Het kan langer duren om de foto's op te slaan.
• Onder bepaalde omstandigheden kunnen de gewenste resultaten niet bereikt worden en kan
huid verzachten toegepast worden op delen van de foto zonder gezichten.
46
Stand speciale effecten (Effecten toepassen tijdens opname)
Beeldformaat
Beeldkwaliteit
Speciale eecten
Speciale eecten
Speciale eecten
Zacht
Selectieve kleurSelectieve kleur
Low-keyLow-key
High-keyHigh-key
Hoogcontrast monochr.Hoogcontrast monochr.
Nostalgisch sepiaNostalgisch sepia
Monochroom hoge ISOMonochroom hoge ISO
Selectieve kleur
Low-key
High-key
Hoogcontrast monochr.
Nostalgisch sepia
Monochroom hoge ISO
Het effect kan op foto's worden toegepast tijdens het fotograferen. Een van de
Speciale Effecten is geselecteerd om te fotograferen.
Druk op de d knop om het menu Speciale effecten weer te geven.
• De camera stelt scherp op het middenveld van het beeld.
OptieBeschrijving
Zacht(standaardinstelling)
Nostalgisch sepia
Hoogcontrast
monochr.
High-keyDe hele foto een heldere tint geven.
Low-keyDe hele foto een donkere tint geven.
De foto verzachten door het beeld iets te vervagen.
Een sepiatint toevoegen en het contrast verminderen om een
oude foto na te bootsen.
Maak een zwart/wit foto met een duidelijk contrast.
Opnamefuncties
47
Stand speciale effecten (Effecten toepassen tijdens opname)
1/2 50
F5. 6
Opslaan
Schuifbalk
OptieBeschrijving
Maak een zwart/wit foto waarin alleen de aangegeven kleur
bewaard wordt.
• Selecteer een kleur die u wilt
behouden via de schuifbalk door
aan de instelschijf te draaien. Om
de volgende instellingen aan te
passen, druk op de k knop om
Selectieve kleur
tijdelijk de gekozen kleur te
annuleren, en pas vervolgens elke
Opslaan
Opslaan
1/250
1/250 F5.6
instelling aan.
- Flitsstand (A56)
- Zelfontspanner (A59)
- Scherpstelstand (A62)
- Belichtingscompensatie (A64)
Om terug te keren naar het scherm met kleuren, drukt u nogmaals
Opnamefuncties
Monochroom hoge
ISO
op de k knop.
Maak monotone (zwart/wit) foto's door opzettelijk foto's te maken
met een verhoogde ISO gevoeligheid. Deze instelling komt van
pas bij fotograferen van onderwerpen bij weinig licht.
• Op de foto's die zo gemaakt zijn, kan 'ruis' aanwezig zijn (her en
der verspreide, heldere puntjes, mist of strepen).
Silhouet
Maak een silhouetfoto van een onderwerp met een heldere
achtergrond.
Maak foto's met een ongebruikelijk kleurinstelling door een
Cross-process
positief kleurbeeld om te zetten in een negatief kleurbeeld of vice
versa.
• Draai de instelschijf om de kleurinstelling te selecteren.
B Instellingen Stand speciale effecten
Wanneer Filmopties (A96) is ingesteld op h/u HS 480/4× of Zacht, dan kan Nostalgisch
sepia niet worden geselecteerd.
F5.6
C Meer informatie
Zie “Basismenufuncties“ (A10) voor meer informatie.
Instellingen stand speciale effecten wijzigen
• Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector ➝ A55
• Functies die ingesteld kunnen worden met de d (menu) knop
- Beeldkwaliteit en beeldformaat wijzigen ➝ A72
- Setup menu ➝ A103
48
j, k, l, m
1/2 50
F5. 6
840
25m 0s
Multi-selector
Instelschijf
Sluitertijd
Diafragma
-waarde
standen (scherpstellen instellen voor het maken van foto's)
Foto's kunnen gecontroleerder gemaakt worden door
de opties in het opnamemenu (A67) in te stellen en
de sluitertijd of de diafragmawaarde handmatig in te
stellen op de opnamecondities en -voorwaarden.
• Het scherpstelveld voor autofocus verschilt, afhankelijk
van de instelling van AF-veldstand die kan worden
geselecteerd in de j, k, l of m tab nadat u hebt gedrukt op de d knop.
• De camera heeft 9 scherpstelvelden en als AF-veldstand is ingesteld op
Automatisch (standaardinstelling), kiest deze automatisch de scherpstelvelden
met het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt. Als het
onderwerp is scherpgesteld, lichten de scherpstelvelden (maximaal 9 velden)
waarop is scherpgesteld groen op.
De procedure voor fotograferen bij de gewenste helderheid (belichting) door de
sluitertijd of de diafragmawaarde in te stellen wordt “belichting bepalen” genoemd.
Het het gevoel van dynamiek en de hoeveelheid onscherpte op de achtergrond op
foto's verschilt, afhankelijk van de combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde, zelfs als
de belichting hetzelfde is.
Draai de instelschijf of multi-selector om de sluitertijd en de diafragmawaarde in te stellen.
25m 0s
25m 0s
F5.6
840
1/250
1/250 F5.6
Opnamefuncties
Belichtingsstand
Programma-
j
automatiek (A51)
Sluitertijdvoorkeuze
k
(A51)
Diafragmavoorkeuze
l
(A51)
m Handmatig (A51)
Sluitertijd (A78)
Automatisch ingesteld (flexibel programma door instelschijf).
Ingesteld via de instelschijf.
Automatisch ingesteld.
Ingesteld via de instelschijf.
Diafragmawaarde (A50)
Automatisch ingesteld.
Ingesteld via de multi-selector.
Ingesteld via de multi-selector.
De methode voor instellen van flexibel programma, sluitertijd of diafragmawaarde
kan worden gewijzigd via Av/Tv-selectie in het setupmenu (A103).
49
j, k, l, m standen (scherpstellen instellen voor het maken van foto's)
De sluitertijd instellen
In stand k of m ligt het bereik tussen maximaal 1/4000 tot 8 seconden.
Zie “Regelbereik van de sluitertijd (stand j, k, l, m)“ (A78) voor meer informatie.
Sneller dan 1/1000 sLangzamer dan 1/30 s
De diafragmawaarde instellen
In standen l en m ligt het bereik tussen f/3 tot f/8.3 (groothoekstand) en tussen
Opnamefuncties
f/5.9 tot f/8.3 (telezoomstand).
Groter diafragma (Laag f-getal)
f/3
Kleiner diafragma (Groot f-getal)
f/8.3
C Diafragmawaarde (F-getal) en zoom
Bij een groot diafragma (laag fgetal) valt er meer licht in de camera, terwijl bij een klein diafragma
(hoog f-getal) minder licht binnenkomt.
De diafragmawaarde van het zoomobjectief van deze camera kan gewijzigd worden, afhankelijk van
de zoomstand. Als gezoomd wordt op de groothoekstand en de telezoomstand, zijn de
diafragmawaarden resp. f/3 en f/5.9.
C M (User settings (Gebruikersinstellingen)) stand
Zelfs als de keuzeknop is ingesteld op M (User settings (Gebruikersinstellingen)), kunt u fo tograferen op
j (Programma-automatiek), k (Sluitertijdvoorkeuze), l (Diafragmavoorkeuze) of m (Handmatig).
Combinaties van instellingen (User settings (Gebruikersinstellingen)) die het meest worden gebruikt
voor opname kunnen worden opgeslagen in M (A54).
50
j, k, l, m standen (scherpstellen instellen voor het maken van foto's)
840
25m 0s
1/1 25
F5. 6
1/1 25
F5. 6
840
25m 0s
1/2 50
F5. 6
840
25m 0s
1/1 25
F5. 6
840
25m 0s
Belichtingsaanduiding
j (Programma-automatiek)
Wordt gebruikt voor automatische regeling van de
belichting door de camera.
•
U kunt verschillende combinaties van sluitertijd en
diafragmawaarde selecteren zonder de belichting te
wijzigen door aan de instelschijf te draaien (“flexibel
programma”). Als het flexibele programma is
geactiveerd, verschijnt er linksboven op het
monitorscherm een markering van het flexibel programma (
j
aanduiding van de opnamestand (
).
1/125
1/125 F5.6
A
) naast de
F5.6
• Draai de instelschijf totdat de markering van het flexibel programma (A) wordt
getoond om het flexibel programma te annuleren. Door een andere stand te kiezen of
de camera uit te zetten, wordt het flexibele programma eveneens geannuleerd.
k (Sluitertijdvoorkeuze)
Gebruik deze optie voor het fotograferen van snel
bewegende onderwerpen met een korte sluitertijd of
om de beweging van een bewegend onderwerp te
benadrukken met een lange sluitertijd.
• De sluitertijd kan ingesteld worden door de
instelschijf te draaien.
1/125
1/125 F5.6
F5.6
l (Diafragmavoorkeuze)
Gebruik deze stand om onderwerpen, inclusief
voorgrond en achtergrond, scherp vast te leggen of
voor een bewust onscherpe achtergrond.
• De diafragmawaarde kan ingesteld worden door de
multi-selector te draaien.
1/250
F5.6
1/250 F5.6
25m 0s
25m 0s
840
25m 0s
25m 0s
840
25m 0s
25m 0s
840
Opnamefuncties
m (Handmatig)
Gebruik deze stand om de belichting in te stellen op de
betreffende situatie.
• Tijdens het instellen van de diafragmawaarde en de
sluitertijd wordt de afwijking van uw
belichtingsinstelling ten opzichte van de belichting
die de camera meet, aangegeven in de
belichtingsaanduiding van het monitorscherm.
Hoeveel de belichting afwijkt, wordt aangegeven in
LW (van -2 tot +2 LW in stappen van 1/3 LW).
• De sluitertijd kan ingesteld worden door de instelschijf te draaien en de
diafragmawaarde kan ingesteld worden door de multi-selector te draaien.
1/125
1/125 F5.6
F5.6
25m 0s
25m 0s
840
51
j, k, l, m standen (scherpstellen instellen voor het maken van foto's)
B Opmerkingen over opnames
• Als zoomen wordt uitgevoerd nadat de belichting is ingesteld, kunnen belichtingscombinatie of
diafragmawaarde worden gewijzigd.
• Als het onderwerp te donker of te licht is, kan misschien n iet de juiste belichting worden ingesteld.
In dit geval knipperen de sluitertijdindicatie of de diafragma-indicatie als de ontspanknop half
ingedrukt wordt (behalve wanneer de m stand wordt gebruikt). Wijzig de instelling van de
sluitertijd of de diafragmawaarde. Als instellingen zoals ISO-waarde (A69) gewijzigd worden,
kan de juiste belichting bereikt worden.
B Opmerking over ISO-waarde
Indien ISO-waarde (A69) is ingesteld op Automatisch of Vast bereik automatisch, wordt de
ISO-waarde m stand vastgezet op ISO 80.
Wijzigen van j, k, l, m standen
• Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector ➝ A55
• Functies die ingesteld kunnen worden met de d (menu) knop
Opnamefuncties
- Opnamemenu ➝ A67
- Setup menu ➝ A103
• Functies die ingesteld kunnen worden met Fn (functie) knop ➝ A71
52
M (User settings (Gebruikersinstellingen) standen)
Combinaties van instellingen (User settings (Gebruikersinstellingen)) die het meest
worden gebruikt voor opname kunnen worden opgeslagen in M. Het is mogelijk
foto's te maken in j (Programma-automatiek), k (Sluitertijdvoorkeuze),
l (Diafragmavoorkeuze) of m (Handmatig).
Door de keuzeknop naar M te draaien, kunt u instellingen
die zijn opgeslagen in Bewaar user settings opvragen.
Zie “Instellingen opslaan in stand M” (A54) voor meer
informatie.
• Kadreer het onderwerp en maak de foto met deze
instellingen of wijzig de instellingen, indien nodig.
• De combinaties van instellingen die worden opgeroepen als de keuzeknop naar M
wordt gedraaid, kunnen zo vaak u wilt worden gewijzigd in Bewaar user settings.
De volgende instellingen kunnen worden opgeslagen onder M.
• Aang. Picture Control (A68)• Flitsbelichtingcorrectie (A69)
• Witbalans (A68)
• Lichtmeting (A68)• Actieve D-Lighting (A69)
• Continu (A68)• Zoomgeheugen (A69)
• ISO-waarde (A69)
1
Kies de standaardopnamestand. Het huidige flexibele programma (indien ingesteld op j),
sluitertijd (indien ingesteld op k of m) of diafragmawaarde (indien ingesteld op l of m)
instellingen worden opgeslagen.
2
De huidige zoomstand wordt ook opgeslagen. Opstartzoomstand (A69) kan niet
worden ingesteld.
3
De huidige scherpstelafstand wordt ook opgeslagen als de scherpstelstand is ingesteld op
E (handmatige scherpstelling).
4
De vooringestelde waarde voor de handmatige voorinstelling wordt toegepast op de
opnamestanden j, k, l, m en M.
5
Het actuele scherpstelveld wordt opgeslagen als de AF-veldstand is ingesteld op Handmatig.
4
1
• Scherpstelstand (A62)
• Belichtingscompensatie (A64)
• Filter ruisonderdrukking (A69)
3
5
Opnamefuncties
53
M (User settings (Gebruikersinstellingen) standen)
Instellingen opslaan in stand M
1 Draai de keuzeknop naar de gewenste
belichtingsstand.
• Verdraai naar j, k, l of m.
• De instellingen kunnen worden bewaard ook als de
keuzeknop op M staat (de standaardinstellingen voor
de opnamestand j worden reeds bij aankoop van de
camera opgeslagen).
2 Schakel over op een vaak gebruikte combinatie van
opname-instellingen.
• Zie A53 voor meer informatie over de opgeslagen instellingen.
3 Druk op de d knop.
Opnamefuncties
• Het opnamemenu wordt weergegeven.
4 Gebruik de multi-selector om Bewaar user
settings te selecteren en druk op de k knop.
• Het Gereed scherm wordt weergegeven en de huidige
instellingen worden opgeslagen.
Opnamemenu
Bewaar user settings
Herstel user settings
Zoomgeheugen
Opstartzoomstand
B Klokbatterij
Als de interne klokbatterij (A25) leeg is, worden de onder M opgeslagen instellingen gereset.
Geadviseerd wordt om een notitie te maken van belangrijke instellingen.
C Gebruikersinstellingen resetten
Als Herstel user settings geselecteerd is, worden de instellingen die in de gebruikersinstellingen
zijn opgeslagen als volgt gereset:
• Opnamestand: j (Programma-automatiek)
• Zoomstand: maximale groothoekstand
• Flit sstand:
• Scherpstelstand:
• Belichtingscompensatie: 0.0
• Fn- knop: Continu
• Opnamemenu: Hetzelfde als de standaardinstelling voor ieder item
54
U (auto)
A (autofocus)
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
Zelfontspanner
Autofocus
Automatisch
0.0
n Zelfontspanner (A59)/
Glimlachtimer (A60)
D
Scherpstelstand (A62)
o Belichtings-
compensatie (A
64)
m Flitsstand (A56)
Druk op de multi-selector H (m), J (n), I (D) of K (o)) tijdens het fotograferen
om de volgende functies te gebruiken.
+0.3
0.0
Belichtingscompensatie
Beschikbare functies
De beschikbare functies verschillen per opnamestand.
• Zie “Lijst met standaardinstellingen” (A65) voor meer informatie over de
standaardinstellingen in elke opnamestand.
FunctieA
mFlitsstand (A56)w
Zelfontspanner (A59)www
n
Glimlachtimer (A60)w–w
D Scherpstelstand (A62)www
Belichtingscompensatie
o
(A64)
1 De instelling verschilt per onderwerpstand of per speciaal effect. Zie “Lijst met
standaardinstellingen” (A65) voor meer informatie.
2 Als voor de opnamestand m is, kan de belichtingscompensatie niet worden gebruikt.
y, X,
c, R
1
uj, k, l, m, M
1
www
Opnamefuncties
w
2
55
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
Automatisch
De flitser gebruiken (flitsstanden)
U kunt foto's maken met de flitser door de flitser uit te schuiven. U kunt een
flitsstand kiezen die het best past bij de opnamecondities.
1 Druk op m (flash pop-up)-knop om de flitser
omhoog te zetten.
• Als de flitser is ingeschoven, is de flitser uitgeschakeld
en wordt S weergegeven.
2 Druk op H (flitsstand m) op de multi-selector.
Opnamefuncties
3 Gebruik de multi-selector om de gewenste
stand te selecteren en druk op de k knop.
• Zie “Beschikbare flitserstanden” (A57) voor meer
informatie.
• Als u niet op de k knop drukt binnen een paar
seconden, wordt de selectie geannuleerd.
• Als u U (auto) instelt, verschijnt het pictogram D
gedurende een paar seconden ook al worden
monitoraanduidingen (A9) weergegeven.
4 Kadreer het onderwerp en maak de foto.
• Het flitserlampje geeft de status van de flitser aan
wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
- Aan: De flitser treedt in werking als u de
- Knippert: De flitser is aan het laden. De camera kan
- Uit: De flitser werkt niet wanneer de foto
• Als de batterij bijna leeg is, gaat de monitor uit terwijl de flitser wordt opgeladen.
56
ontspanknop volledig indrukt.
geen foto's maken.
wordt gemaakt.
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
Beschikbare flitserstanden
Automatisch
U
Bij weinig licht wordt automatisch de flitser gebruikt.
Autom. met rode-ogenred.
V
Beste keuze voor portretten. Vermindert rode ogen in flitsfoto's (A58).
Invulflits
X
De flitser treedt in werking zodra u een foto maakt, ongeacht de helderheid van het
onderwerp. Gebruik deze stand om schaduwen en onderwerpen met tegenlicht “in
te vullen” (te verlichten).
Lange sluitertijd
Y
Invulflits wordt gecombineerd met lange sluitertijd.
Geschikt voor portretten van personen die in het donker of bij weinig licht worden
gemaakt. De flitser verlicht het hoofdonderwerp. De lange sluitertijd wordt gebruikt
om de achtergrond vast te leggen.
Synchr. op het tweede gordijn
Z
De invulflits gaat af vlak voordat de sluiter dichtgaat. De resulterende lichtstroom
achter bewegende onderwerpen geeft het effect van snelheid.
C Flitser inklappen
Als u de flitser niet wilt gebruiken, duw deze dan voorzichtig omlaag
totdat deze vastklikt.
Opnamefuncties
C Effectief bereik van de flitser
De flitser heeft een bereik van ongeveer 0,5 tot 8,0 m voor de groothoekstand en ongeveer 1,5 tot
4,5 m voor de telezoomstand (als ISO-waarde is ingesteld op Automatisch).
57
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
C Flitsstandinstelling
• De instelling verschilt per opnamestand. Zie “Beschikbare functies” (A55) en “Lijst met
standaardinstellingen” (A65) voor meer informatie.
• Sommige functies kunnen niet worden gebruikt in combinatie met andere menu-instellingen. Zie
“Functies niet beschikbaar in combinatie” (A75) voor meer informatie.
• Ook na het uitschakelen van de camera blijft de gewijzigde flitsstandinstelling die wordt
toegepast in de volgende gevallen in het geheugen van de camera opgeslagen.
-Als de opnamestand j, k, l of m is
-Bij selectie van V (automatisch met rode-ogenreductie) in A (automatisch) stand
C Automatisch met rode-ogenreductie
Deze camera heeft een functie voor geavanceerde rode-ogenreductie (“In-Camera Red-Eye Fix”).
Als de camera rode ogen detecteert zodra de foto is genomen, wordt het beeld in de camera
bewerkt door Nikon's geavanceerde rode-ogenreductie voordat dit wordt opgeslagen.
Let op het volgende wanneer u foto's maakt:
• De tijd vereist om de foto op te slaan, neemt iets toe.
Opnamefuncties
• Deze geavanceerde rode-ogenreductie zal in sommige situaties niet het gewenste resultaat
opleveren.
• In sporadische gevallen zullen ook andere gebieden dan alleen rode ogen door de camera
worden nabewerkt. Gebruik in zo’n geval een andere opnamestand en probeer het opnieuw.
58
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
1/2 50
F5. 6
9
Zelfontspanner gebruiken
De zelfontspanner is geschikt voor het maken van groepfoto's inclusief uzelf en het
reduceren van trillingen als de ontspanknop wordt ingedrukt.
Bij gebruik van de zelfontspanner wordt een statief aanbevolen. Stel
Vibratiereductie
in het setup-menu (A103) in op
Uit
wanneer gebruik wordt
gemaakt van een statief om de camera te stabiliseren.
1 Druk op J (n zelfontspanner) op de
multi-selector.
2 Gebruik de multi-selector om n10s (of n2s)
te selecteren en druk op de k knop.
• n10s (10 seconden): geschikt voor groepfoto's.
• n2s (2 seconden): geschikt voor het voorkomen van
cameratrilling.
• Als de opnamestand is ingesteld op Dierenportret in
onderwerpstand, wordt Y (Dierenp. autom. ontsp.)
weergegeven (A44). De zelfontspanner is niet beschikbaar.
• De geselecteerde zelfontspannerstand wordt weergegeven.
• Als u niet op de k knop drukt binnen een paar seconden, wordt de selectie
geannuleerd.
3 Kader het beeld en druk de ontspanknop half in.
• Stel de scherpstelling en belichting in.
4 Druk de ontspanknop helemaal in om
de foto te maken.
•
Het aantal seconden tot de opname wordt
weergegeven. Het zelfontspannerlampje
knippert terwijl de timer aftelt. Ongeveer 1
seconde voordat de sluiter wordt geopend,
gaat het lampje continu branden.
• Nadat de opname is gemaakt, wisselt de
zelfontspanner OFF.
• Als u de zelfontspanner wilt stoppen voordat
de foto is genomen, drukt u nogmaals op de
ontspanknop.
Zelfontspanner
9
1/250
1/250 F5.6
Opnamefuncties
F5.6
59
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
Als deze stand is geselecteerd, herkent de camera glimlachende gezichten en laat
automatisch de sluiter ontspannen, zelfs als de ontspanknop niet wordt ingedrukt.
• Deze functie kan worden gebruikt als de opnamestand A (auto), j, k, l, m,
M, onderwerpstand Portret of Nachtportret.
1 Druk op J (n zelfontspanner) op de
multi-selector.
• Wijzig de flitsstand, de belichting of de instellingen
voor de opnamestand voordat u op de n knop drukt.
2 Gebruik de multi-selector om a
Opnamefuncties
(glimlachtimer) te selecteren en druk op de k
knop.
• Als u niet op de k knop drukt binnen een paar
seconden, wordt de selectie geannuleerd.
Glimlachtimer
3 Kadreer de foto en wacht tot de persoon
glimlacht zonder de ontspanknop in te
drukken.
• Als de camera een gezicht herkent, wordt een gele
dubbele rand (scherpstelveld) weergegeven om het
gezicht. Als de camera scherpstelt op het gezicht,
wordt de dubbele rand groen en wordt de
scherpstelling vergrendeld.
• De camera kan maximaal 3 gezichten herkennen. Als meer dan 1 gezicht wordt
herkend, wordt op het gezicht dat zich het dichtst bij het midden van het beeld
bevindt, gekadreerd met een dubbele rand, terwijl de overige een enkele rand krijgen.
• Zodra de camera detecteert dat een glimlach verschijnt op het gezicht van degene
die zich in het kader met dubbele rand bevindt, ontspant de sluiter automatisch.
• Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, wordt automatisch fotograferen
met gezichtsdetectie en glimlachdetectie herhaald.
1/250
1/250 F5.6
F5.6
25m 0s
25m 0s
840
4 Beëindig het fotograferen.
• Ga terug naar stap 1 en kies OFF om de glimlachdetectie te annuleren en te stoppen
met fotograferen.
60
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
B Opmerkingen over glimlachtimer
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
• Onder bepaalde opnamecondities is het mogelijk dat gezichten en glimlachende gezichten niet
correct worden herkend.
• Zie “Foto's met gezichtsdetectie bekijken” (A80) voor meer informatie.
• De glimlachtimer kan niet tegelijkertijd met bepaalde opnamestanden gebruikt worden. Zie
“Beschikbare functies” (A55) en “Lijst met standaardinstellingen” (A65) voor meer informatie.
• Sommige functies kunnen niet worden gebruikt in combinatie met andere menu-instellingen. Zie
“Functies niet beschikbaar in combinatie” (A75) voor meer informatie.
C Als het zelfontspannerlampje knippert
Zodra de camera een gezicht herkent, gaat het zelfontspannerlampje knipperen. De lamp knippert
snel meteen nadat de sluiter is ontspannen.
C De sluiter handmatig bedienen
De sluiter kan ook worden bediend door de ontspanknop in te drukken. Als de camera geen gezicht
herkent, wordt scherpgesteld op het onderwerp in het midden van het beeld.
C Meer informatie
Zie “Autofocus” (A81) voor meer informatie.
Opnamefuncties
61
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
Scherpstelstand gebruiken
Kies de scherpstelstand op basis van de te fotograferen scene.
1 Druk op I (p scherpstelstand) op de multi-
selector.
2 Gebruik de multi-selector om de gewenste
stand te selecteren en druk op de k knop.
• Zie “Beschikbare scherpstelstanden” (A63) voor meer
informatie.
Opnamefuncties
• Als u niet op de k knop drukt binnen een paar
seconden, wordt de selectie geannuleerd.
• Als u A (autofocus) instelt, verschijnt P gedurende
een paar seconden ook al worden
monitoraanduidingen (A9) weergegeven.
Autofocus
62
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
Beschikbare scherpstelstanden
Autofocus
A
De camera past automatisch de scherpstelling aan op basis van de afstand tot het
onderwerp. Gebruik deze stand als het onderwerp zich verder dan 50 cm van het
objectief bevindt, resp. 2,0 m of meer in uiterste telezoomstand.
Macro-close-up
D
Gebruik deze stand voor close-ups van bloemen of kleine voorwerpen.
Hoe dicht u het onderwerp bij het fotograferen kunt benaderen, hangt af van de zoomstand.
In de zoomstand waarbij F en de zoomaanduiding groen oplichten, kan de camera
scherpstellen op onderwerpen tot op een afstand van 10 cm of verder van het objectief.
In de zoomstand G kan de camera op voorwerpen worden scherpgesteld tot op een
afstand van 1 cm of verder van het objectief.
Oneindig
B
Gebruik deze stand voor het fotograferen door een ruit heen van onderwerpen die zich
op enige afstand bevinden of voor het fotograferen van landschappen.
De camera stelt de scherpstelling automatisch op praktisch oneindig in.
• Het is mogelijk dat de camera niet kan scherpstellen op objecten die te dicht in
de buurt van de camera staan.
• De flitser treedt niet in werking.
Handmatige scherpstelling
E
De scherpstelling kan worden ingesteld op een voorwerp dat zich tussen 1 cm en
oneindig bevindt van het objectief (E2). De kortste afstand waarop de camera kan
scherpstellen, is afhankelijk van de zoomstand.
• Kan niet worden gebruikt als de opnamestand is ingesteld op j, k, l, m, M,
speciale effecten/stand of onderwerpstand Sport.
B Opmerking over fotograferen met flitser
De flitser kan onderwerpen op minder dan 50 cm afstand mogelijk niet geheel uitlichten.
C Instelling van de scherpstelstand
• De instelling verschilt per opnamestand. Zie “Beschikbare functies” (A55) en “Lijst met
standaardinstellingen” (A65) voor meer informatie.
• Sommige functies kunnen niet worden gebruikt in combinatie met andere menu-instellingen. Zie
“Functies niet beschikbaar in combinatie” (A75) voor meer informatie.
• Voor opnamestand j, k, l en m wordt de gewijzigde instelling van de scherpstelstand
opgeslagen in het geheugen van de camera en blijft daarin opgeslagen, ook als de camera wordt
uitgeschakeld.
Opnamefuncties
C Macro-close-up
In opnamestanden zoals onderwerpstanden die geen gebruik kunnen maken van de Autofocusstand (A69) kan Fulltime-AF worden ingeschakeld, waarna de camera scherpstelt (ook al is de
ontspanknop niet half ingedrukt wanneer D (macro close-up) is ingesteld). U kunt het geluid van
het scherpstellen van de camera horen.
63
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
0.0
Histogram
Belichtingscompensatiesjabloon
Belichtingscompensatiewaarde
InstellingUitleg
“+” zijde
Het onderwerp helderder maken dan de
door de camera ingestelde belichting.
“-” zijde
Het onderwerp donkerder maken dan
de door de camera ingestelde belichting.
“0.0“
De belichtingscorrectie annuleren.
840
840
25m 0s25m 0s25m 0s
Helderheid instellen (belichtingscompensatie)
Door bij het maken van foto's de belichtingscompensatie in te stellen, kunt u de
helderheid van het complete beeld aanpassen.
1 Druk op K (o belichtingscompensatie) op de
multi-selector.
2 Druk op de multi-selector H of I om
een compensatiewaarde te selecteren.
Opnamefuncties
+0.3
0.0
Belichtingscompensatie
3 Druk op de k knop.
• Als u niet op de k knop drukt binnen een paar seconden, wordt de selectie ingesteld
en verdwijnt het instelmenu.
• Zelfs als de ontspanknop wordt ingedrukt zonder de k in te drukken, kan een foto
worden gemaakt met de geselecteerde compensatiewaarde.
• Wanneer een andere compensatiewaarde dan 0.0 wordt toegepast, wordt de waarde
met het pictogram H op de monitor weergegeven.
4 Druk op de ontspanknop om een foto te maken.
• Ga terug naar stap 1 en verander de waarde in 0.0 om
de belichtingscompensatie uit te schakelen.
C Belichtingscompensatiewaarde
• Ook na het uitschakelen van de camera blijft de gewijzigde
belichtingscompensatiewaarde die j, k of l stand wordt toegepast in het geheugen van de
camera opgeslagen.
• Als voor de opnamestand de onderwerpstand Vuurwerk (A42) of stand m (Handmatig) (A51)
is gekozen, kan de belichtingscompensatie niet worden gebruikt.
• Als de belichtingscorrectie wordt ingesteld tijdens gebruik van een flitser, wordt de correctie
toegepast op de achtergrondbelichting en de flitssterkte.
64
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
C Het histogram gebruiken
Een histogram is een grafiek waarin de verdeling van tinten in het beeld wordt aangeduid. Gebruik
dit als een richtlijn bij het gebruik van belichtingscompensatie en bij het fotograferen zonder flitser.
• De horizontale as geeft het helderheidsniveau van de pixels aan, van links naar rechts oplopend
van donker naar licht. De verticale as geeft aan hoeveel pixels van elk helderheidsniveau er in het
beeld voorkomen.
• Bij een toename van de belichtingscompensatiewaarde verschuift de tintverdeling naar rechts en
bij een afname verschuift de tintverdeling naar links.
Lijst met standaardinstellingen
De standaardinstellingen voor elke opnamestand worden hieronder beschreven.
• Op de volgende pagina staat vergelijkbare informatie over de onderwerpstand.
Belichtings-
correctie
(A64)
0.0
Opnamestand
Flitsstand
(A56)
1
Zelfontspanner
A (Auto) (A35)UOFF
u (speciale
effecten) (A47)
4
W
OFFA0.0
j, k, l, m (A49)UOFF
M (User settings
(Gebruikersinstellingen))
UOFF
(A59)
2
2
2
Scherpstelstand
(A62)
3
A
A0.0
A0.0
(A53)
1
Als de flitser is ingeschoven, kunt u geen flitsstand kiezen.
2
De glimlachtimer kan ook geselecteerd worden.
3
E (handmatige scherpstelling) kan niet worden geselecteerd.
4
De flitser werkt niet als Monochroom hoge ISO of Silhouet is geselecteerd.
• De instelling die wordt toegepast in opnamestand j, k, l en m blijft in het
geheugen van de camera opgeslagen, ook nadat de camera is uitgeschakeld
(behalve bij de zelfontspanner).
C Niet beschikbare functies in combinatie
Enkele functies kunnen niet worden gebruikt in combinatie met andere menu-instellingen (A75).
Opnamefuncties
65
Functies die ingesteld kunnen worden met de multi-selector
De standaardinstellingen per onderwerpstand worden hieronder beschreven.
(A56)
3
4
7
8
1
Zelfontspanner
(A59)
OFFB
OFFB
OFFA
OFFA
5
2
OFF
5
OFF
OFFA
OFFB
OFFB
OFFp
OFFp
OFFA
2
OFF
11
OFF
13
Y
2
OFF
Scherpstelstand
(A62)
2
2
2
2
2
A
6
A
2
A
2
9
9
2
2
2
2
9
2
B
9
12
A
9
A
9
A
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Flitsstand
X (A37)
c (A38)
R (A38)
x (A39)
b (A39)
d (A40)
e (A40)
f (A40)
Z (A40)
Opnamefuncties
z (A40)
h (A41)
i (A41)
k (A41)
u (A42)
l (A42)
m (A42)
n (A42)
p (A43)
O (A44)
s (A45)
1
Als de flitser is ingeschoven, kunt u geen flitsstand kiezen.
2
Deze instelling kan niet worden gewijzigd.
3
Flitser is vast ingesteld op X (invulflits) als HDR is ingesteld op Uit, en werkt niet als HDR is
ingesteld op een andere stand dan Uit.
4
Deze instelling kan niet worden gewijzigd. De camera kiest automatisch de meest geschikte
flitsstand voor het onderwerp dat de camera zelf heeft gekozen.
5
De glimlachtimer kan ook geselecteerd worden.
6
A (autofocus) of E (handmatige scherpstelling) kunnen geselecteerd worden.
7
Deze instelling kan niet worden gewijzigd. De flitsstandinstelling is vast ingesteld op
synchronisatie met lange sluitertijd en rode-ogenreductie.
8
Schakelt mogelijk over naar synchronisatie met lange sluitertijd met rode-ogenreductie als flitsstand.
9
A (autofocus) of D (macro-close-up) kunnen geselecteerd worden.
10
Flitser treedt niet in werking bij gebruik van Ruisond. serieopname.
11
Deze instelling kan niet worden gewijzigd wanneer Eenvoudig panorama wordt gebruikt.
12
Deze instelling kan niet worden gewijzigd wanneer Eenvoudig panorama wordt gebruikt. A (autofocus),
D (macro-close-up) of B (oneindig) kan geselecteerd worden wanneer Panorama assist wordt gebruikt.
13
Dierenportret automatisch ontspannen (A44) kan ingesteld worden op aan of uit. De
zelfontspanner is niet beschikbaar.
2
W
2
W
X/W
U
VOFF
2
W
V
V
UOFFA
UOFFA
2
W
2
W
10
W
2
W
2
W
2
W
WOFFA
11
W
2
W
2
W
Belichtings-
correctie
(A64)
2
66
Functies die ingesteld kunnen worden met de d
1/2501/2501/250 F5.6F5.6F5.6
84084 0
25m 0s25m 0s
840
25m 0s
(menu) knop (Opnamestand)
Het opnamemenu kan worden ingesteld door in de opnamestand te drukken op
de d knop.
Opnamemenu
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Picture Control
Aang. Picture Control
Witbalans
Lichtmeting
Continu
De beschikbare functies verschillen, afhankelijk van de opnamestand.
Als de keuzeknop is ingesteld op y, kan het type onderwerp worden geselecteerd. In
enkele onderwerpstanden kunnen andere instellingen worden geselecteerd. Zie
“Eigenschappen van elk onderwerp” (A37) voor meer informatie.
2
Het type effect kan worden geselecteerd in de stand Speciale effecten. Zie A47 voor
meer informatie.
3
Deze functie kan niet worden ingesteld in M stand.
Enkele functies kunnen niet worden gebruikt in combinatie met andere menu-instellingen (A75).
C Meer informatie
Zie “Basismenufuncties“ (A10) voor meer informatie.
y 1,
j, c, W
3
––
u
w
–
–
2
Opnamefuncties
67
Functies die ingesteld kunnen worden met de d (menu) knop (Opnamestand)
Beschikbare opties in het opnamemenu
OptieBeschrijving
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Picture Control
(COOLPIX Picture
Control)
Aang. Picture Control
(COOLPIX Custom
Picture Control)
Opnamefuncties
Witbalans
Lichtmeting
Continu
1
1
1
1
1
Stel de op te nemen beeldkwaliteit (compressieverhouding) in
(
A
72). De standaardinstelling van de beeldkwaliteit is
Stel het op te nemen beeldformaat in (A73). De standaardinstelling
is r
1
4896×3672
Wijzig de instellingen voor de opslagtijd volgens de opnamestand of
.
uw eigen instellingen. De standaardinstelling is
Hiermee kunt u de aangepaste instellingen opslaan op basis van de
COOLPIX Picture Control, waarmee de beeldbewerkingsopties voor
foto's ingesteld kunnen worden, afhankelijk van het onderwerp of uw
voorkeuren.
Stel de kleuren van de foto in op natuurlijke kleuren. Hoewel u voor de
meeste soorten licht
Automatisch (normaal)
kunt gebruiken, kunt u voor het beste resultaat ook de witbalans voor
de lucht of een bepaalde lichtbron instellen als de standaardinstelling
onvoldoende resultaat oplevert.
•
De vooringestelde waarde voor de handmat ige voorinstelling wordt
toegepast op de opnamestanden j, k, l, m en
Kies de methode die de camera gebruikt om de helderheid van het
onderwerp te meten. De camera stelt de belichting, een combinatie
van sluitertijd en diafragmawaarde, in op basis van de
helderheidmeting. De standaardinstelling is
Matrix
Stel de stand in die gebruikt worden om een reeks foto's te maken.
•
De standaardinstelling is
Enkelvoudig
(d.w.z. er wordt slechts
1 foto tegelijk gemaakt).
•
Als
Continu H, Continu L, Vooropnamecache
ingesteld is, worden foto's continu genomen terwijl de
opnameknop volledig ingedrukt wordt.
•
Als
Continu H: 120 bps, Continu H: 60 bps
ingesteld is, wordt het bepaald aantal foto's continu genomen als
de opnameknop volledig ingedrukt wordt.
•
Als de
Intervalopnamen
genomen om het ingestelde interval van
10 min.
als de opnameknop volledig eenmaal ingedrukt wordt.
is ingesteld, worden foto's continu
30 sec., 1 min., 5 min.
Normal
Standaard
.
(standaardinstelling)
M
.
of
BSS (A
of
Multi-shot 16
.
42)
A
72
73
E
26
E
30
E
31
E
33
E
34
of
68
Functies die ingesteld kunnen worden met de d (menu) knop (Opnamestand)
OptieBeschrijving
Met een hogere ISO-waarde kunt u donkere onderwerpen
fotograferen. Bovendien kunt u nu zelfs van onderwerpen met
vergelijkbare helderheid foto's maken met snellere sluitertijden, waar bij
onscherpte veroorzaakt door cameratrilling en beweging van het
ISO-waarde
1
onderwerp kunnen worden gereduceerd. Als de ISO-waarde ingesteld
is op
Automatisch
(standaardinstelling), stelt de camera de ISO-
waarde automatisch in.
•
In stand m (Handmatig) wordt de ISO-waarde vast ingesteld op
ISO 80 als
Automatisch
geselecteerd.
Belichtingsbracketing
De belichting (helderheid) kan automatisch worden gewijzigd tijdens
continuopname. De standaardinstelling is
Stel in hoe de camera het scherpstelveld bepaalt met de autofocus op
AF-veldstand
1
Autofocus-stand
Gezichtprioriteit (A
(normaal), Centrum (breed), Onderwerp volgen
doelopsporing
Als
Enkelvoudige AF
(A79).
alleen scherp als de ontspanknop half ingedrukt wordt. Als
AF
is gekozen, stelt de camera ook scherp als de ontspanknop niet half
is ingedrukt. U kunt het geluid van het scherpstellen van de camera
horen.
Flitsbelichtingcorrectie
Filter
ruisonderdrukking
Actieve D-Lighting
Bewaar user settings
Herstel user settings
Flitssterkte aanpassen. Gebruik deze optie als de flitssterkte te hoog of
te laag is. De standaardinstelling is
Stel de sterkte van de ruisonderdrukking in die normaliter tijdens de
opname van de foto wordt toegepast. De standaardinstelling is
Normaal
.
Voorkom verlies aan contrastdetails in de hoge lichten en
schaduwpartijen tijdens het fotograferen. De standaardinstelling is
De huidige instellingen worden opgeslagen in keuzeknop M (A53). 53
De instellingen die zijn opgeslagen onder keuzeknop M worden
gereset.
Als de zoomknop wordt bediend indien ingesteld op
camera in stappen de brandpuntsafstand (gelijk aan kleinbeeldformaat
[135]) van het zoomobjectief die vooraf is ingesteld. De
Zoomgeheugen
standaardinstelling is
•
Selecteer
Aan
en druk op de k knop p, het scherm voor het
selecteren van de brandpuntafstand weer te geven. Druk op de
knop om de instelling van [w]/uit te veranderen en druk
vervolgens op de multi-selector
Als de camera wordt ingeschakeld, wijzigt de zoompositie naar de
Opstartzoomstand
2
brandpuntsafstand (gelijk aan kleinbeeldformaat [135]) van het
zoomobjectief die vooraf is ingesteld. De standaardinstelling is
of
Vast bereik automatisch
Uit
80),
Automatisch, Handmatig, Centrum
is
.
of
AF met
(standaardinstelling) is gekozen, stelt de camera
Fulltime-
0.0
.
Aan
, wijzigt de
Uit
.
K
om de selectie toe te passen.
24 mm
Uit
k
A
E
38
E
39
E
40
Opnamefuncties
E
44
E
45
E
45
E
46
.
54
E
47
E
47
.
69
Functies die ingesteld kunnen worden met de d (menu) knop (Opnamestand)
1
Als deze functie toegekend is aan de w (functie) knop met Fn-knop, kan het instelmenu
daarvan ook op het scherm worden weergegeven door de w (functie) knop in te drukken
tijdens de opname.
Zie A71 voor meer informatie voor het gebruik van de Fn (functie) knop.
2
Deze functie kan niet worden ingesteld in M stand.
Opnamefuncties
70
Functies die ingesteld kunnen worden met Fn
Selectie
toepassen
(functie) knop
De volgende functies kunnen ook worden ingesteld door de w (functie) knop in
te drukken in plaats van het corresponderende menu weer te geven door de d
knop in te drukken.
• Deze functie kan worden gebruikt als de opnamestand is ingesteld op j, k, l, m of M.
1 Druk de w (functie) knop in wanneer het opnamescherm wordt
weergegeven.
• Het U Fn-knop functiemenu en de instelitems van de functie (standaardinstelling is
Continu) die het laatst toegewezen waren aan de w (functie) toets, worden
weergegeven.
Enkelvoudig
2 Gebruik de multi-selector om het menu-
item te selecteren.
• Selecteer het U Fn-knop functiemenu om een
andere functie toe te wijzen en druk op de k
knop. Selecteer vervolgens de gewenste functie in
het weergegeven menu.
3 Zodra u klaar bent met het toekennen van de functie, druk op de k
knop of de w (functie) knop.
• De camera keert terug naar het opnamescherm.
Opnamefuncties
71
Beeldkwaliteit en beeldformaat wijzigen
De beeldkwaliteit (compressieverhouding) en het beeldformaat kunnen
geselecteerd worden voor de opname.
Beeldkwaliteit
Wanneer de instelling van de beeldkwaliteit hoger is, wordt een meer
gedetailleerde beeldexpressie bereikt, maar het aantal foto's dat kan worden
opgeslagen (A74) is kleiner, omdat de bestandsgrootte ook groter wordt.
Weergave van het opnamescherm M d knop (A10) M Opnamemenu M Beeldkwaliteit
Opnamefuncties
Optie
aFine
Normal(stan-
b
daardinstelling)
Nauwkeuriger beeldkwaliteit dan Normal.
Compressieverhouding van ca. 1:4
Normale beeldkwaliteit, geschikt voor de meeste toepassingen.
Compressieverhouding van ca. 1:8
Beschrijving
C Instelling beeldkwaliteit
• De instelling voor de beeldkwaliteit wordt weergegeven door een pictogram op de monitor
tijdens het maken van een opname en de weergave daarvan (A12 tot 14).
• De beeldkwaliteit kan gewijzigd worden door Beeldkwaliteit te selecteren en de instelschijf te
draaien wanneer er menu's worden weergegeven.
• De instelling wordt ook toegepast op andere opnamestanden (behalve opnamestand M en
Eenvoudig panorama en 3D-fotografie in onderwerpstand).
• Sommige functies kunnen niet worden gebruikt in combinatie met andere menu-instellingen. Zie
“Functies niet beschikbaar in combinatie” (A75) voor meer informatie.
C Meer informatie
• Zie “Aantal resterende opnamen” (A74) voor meer informatie.
• Zie “Bestands- en mapnamen” (E90) voor meer informatie.
72
Beeldkwaliteit en beeldformaat wijzigen
Beeldformaat
U kunt het beeldformaat (aantal pixels) instellen voor gemaakte foto's.
Foto's die uit een groter aantal pixels bestaan, kunnen sterker vergroot worden
afgedrukt of weergegeven zonder dat het beeld korrelig wordt, maar vereisen
meer geheugenruimte (A74).
Weergave van het opnamescherm M d knop (A10) M Opnamemenu M Beeldformaat
Het totale aantal pixels en het aantal pixels horizontaal en verticaal.
Voorbeeld: r 4896×3672 = circa 18 megapixels, 4896 × 3672 pixels
2
Het printformaat bij een uiteindelijke resolutie van 300 dpi.
De printformaten worden berekend door het aantal pixels te delen door de printerresolutie
(dpi) en te vermenigvuldigen met 2,54 cm. Bij hetzelfde beeldformaat worden foto’s die
worden afgedrukt met een hogere resolutie echter kleiner afgedrukt dan het aangegeven
formaat, terwijl foto’s die worden afgedrukt met een lagere resolutie groter worden
afgedrukt dan het aangegeven formaat.
Hoogte/breedte-verhouding
(horizontaal: verticaal)
4:341 × 31
Afdrukformaat
(circa)
2
(cm)
C Instelling beeldformaat
• De instelling voor de beeldkwaliteit wordt weergegeven door een pictogram op de monitor
tijdens het maken van een opname en de weergave daarvan (A12 t/m 14).
• Het beeldformaat kan gewijzigd worden door Beeldformaat te selecteren en de instelschijf te
draaien wanneer er menu's worden weergegeven.
• De instelling wordt ook toegepast op andere opnamestanden (behalve opnamestand M en
Eenvoudig panorama en 3D-fotografie in onderwerpstand).
• Sommige functies kunnen niet worden gebruikt in combinatie met andere menu-instellingen. Zie
“Functies niet beschikbaar in combinatie” (A75) voor meer informatie.
Opnamefuncties
73
Beeldkwaliteit en beeldformaat wijzigen
Aantal resterende opnamen
In de onderstaande tabel ziet u hoeveel foto’s er ongeveer op een geheugenkaart
van 4 GB kunnen worden opgeslagen. Houd er rekening mee dat, ten gevolge van
JPEG-compressie, er een aanzienlijk verschil is in het aantal foto's dat daadwerkelijk
kan worden opgeslagen afhankelijk van de samenstelling van het beeld, ook al zijn
de geheugenkaarten even groot en de beeldkwaliteit en beeldformaten gelijk.
Bovendien kan het aantal foto's dat kan worden opgeslagen verschillen afhankelijk
van het merk geheugenkaart.
BeeldformaatBeeldkwaliteit
4896×3672
r
3264×2448
E
Opnamefuncties
L
B
f
s
O
I
H
2272×1704
1600×1200
640×480
4864×2736
1920×1080
4896×3264
3672×3672
Fine
Normal
Fine
Normal
Fine
Normal
Fine
Normal
Fine
Normal
Fine
Normal
Fine
Normal
Fine
Normal
Fine
Normal
Resterend aantal opnames
(4 GB)
• Als het aantal resterende opnamen 10.000 of meer is, wordt “9999”
weergegeven.
• Controleer na het verwijderen van de geheugenkaart op de indicator het aantal
belichtingen dat kan worden opgeslagen in het interne geheugen (circa 15 MB)
op het scherm tijdens opnemen.
420
740
930
1.650
1.880
3.350
3.650
6.350
20.100
30.100
560
1.000
3.440
6.030
470
840
550
990
C Beelden in formaat 1:1 afdrukken
Stel de printer in op “Rand” als u beelden wilt afdrukken met formaatinstelling 1:1.
Het is mogelijk dat op sommige printers de beelden niet in formaat 1:1 kunnen worden afgedrukt.
Zie het instructieboekje van de printer of neem contact op met een officiële afdrukservice voor
gedetailleerde informatie.
74
Functies niet beschikbaar in combinatie
Sommige functies kunnen niet worden gebruikt in combinatie met andere menuinstellingen.
Als
de handmatige instelling niet worden ingesteld.
is geselecteerd, zijn de
wordt ingesteld, is E
of
Multi-shot 16
vast ingesteld op
is geselecteerd, wordt
vast ingesteld op C (2048 × 1536
is geselecteerd, wordt
vast ingesteld op f (640 × 480 pixels) en
is geselecteerd, wordt
vast ingesteld op O (1920 × 1080 pixels).
is geselecteerd, wordt
Multi-shot 16
Uit
is ingesteld, wordt
Automatisch
is ingesteld op
, dan is
ISO-waarde
is ingesteld voor de opname, wordt
Automatisch
is ingesteld op een andere stand
is ingesteld op een andere
1600, 3200
of
.
Automatisch (normaal)
wordt gebruikt, kan
of
is ingesteld,
Normal
Beeldformaat
ISO-
.
Hi 1
niet
Contrast
,
Multi-
.
en
.
in
Opnamefuncties
75
Functies niet beschikbaar in combinatie
Beperkte functieInstellingBeschrijving
Lichtmeting
Continu/
Belichtingsbracketing
Opnamefuncties
AF-veldstand
Actieve D-Lighting
(A69)
Continu (A68)/
Belichtingsbracketing
(A69)
Zelfontspanner
(
A
59)
Glimlachtimer (A60)
Picture Control (
Glimlachtimer (A60)
Scherpstelstand
(
A
62)
Picture Control (
Witbalans
(A68)
Lichtmeting
Lighting
Continu en
beschikbaar.
Belichtingsbracketing
wordt ingesteld op een andere stand dan
De instelling voor
Enkelvoudig
ingesteld op een andere stand dan
Continu H, Continu L, Vooropnamecache
zelfontspanner zijn niet tegelijkertijd beschikbaar. Als
zelfontspanner is ingesteld, wordt een enkele foto gemaakt.
Als de camera glimlachende gezichten herkent en de
sluiter wordt ontspannen, dan wordt slechts één foto
gemaakt. Als
de continu opname-stand in de stand
intervalopnamen is ingesteld, wordt de opname
automatisch gestopt wanneer er een foto is gemaakt.
Belichtingsbracketing
A
68)
Monochroom
De camera maakt een foto met gezichtdetectie, ongeacht
de geselecteerde
•
•
Als
Control
A
68)
scherp op een gezicht of selecteert deze de
scherpstelvelden met het onderwerp dat zich het dichtst
bij de camera bevindt uit 9 scherpstelvelden.
Als
Witbalans
Gloeilamplicht, TL-licht
witbalans is toegepast, stelt de camera scherp op een
gezicht of selecteert deze de scherpstelvelden met het
onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt uit 9
scherpstelvelden.
wordt gereset op
wordt ingesteld op een andere stand dan
Belichtingsbracketing
Vooropnamecache
Als een instelling anders dan
geselecteerd en
scherpstelstand voor opname, stelt de camera scherp
op oneindig, ongeacht de gekozen
optie.
Als de camera is ingesteld op E (handmatige
scherpstelling), kan de AF-veldstand niet worden
ingesteld.
AF met doelopsporing
is ingesteld op
AF met doelopsporing
is ingesteld op
Matrix
wordt gereset op
Continu
als
is geselecteerd.
wordt gereset op
Belichtingsbracketing
kan niet worden gebruikt als
AF-veldstand
B
optie.
Onderwerp volgen
(oneindig) is geselecteerd als
is geselecteerd
Monochroom
is geselecteerd en
Handm. voorinstelling
, of wanneer fijnafstelling of
als
Actieve D-
Uit
zijn niet tegelijkertijd
Uit
als
Continu
Enkelvoudig
wordt
Uit
.
of
BSS
en
is geselecteerd, werkt
Enkelvoudig
AF-veldstand
, stelt de camera
. Als
is
Picture
,
.
.
-
76
Functies niet beschikbaar in combinatie
Beperkte functieInstellingBeschrijving
De optie autofocus kan niet gewijzigd worden als de
glimlachtimer is geselecteerd.
Als de scherpstelstand is ingesteld op
werkt de autofocus-stand met de
instelling.
• De digitale zoom kan niet worden gebruikt in combinatie met bepaalde opnamestanden.
• Als de digitale zoom in werking is, worden de te selecteren opties voor de AF-veldstand of de
lichtmetingstand beperkt (E71).
77
Functies niet beschikbaar in combinatie
Regelbereik van de sluitertijd (stand j, k, l, m)
Het regelbereik van de sluitertijd verschilt, afhankelijk van de zoomstand,
diafragmawaarde of de ingestelde ISO-waarde. Daarnaast verandert het
regelbereik in de volgende continu-opnamestanden.
InstellingRegelbereik
Automatisch2,
Vast bereik automatisch
ISO 80, 1001/40003 tot 8 s
1
ISO-waarde (A69)
ISO 200, 4001/40003 tot 4 s
ISO 8001/40003 tot 2 s
ISO 16001/40003 tot 1 s
ISO 3200, Hi 11/40003 tot 1/2 s
Opnamefuncties
Continu H, Continu L, BSS 1/40003 tot 1/30 s
Vooropnamecache,
Continu (A68)
Multi-shot 16
Continu H: 120 bps1/4000 tot 1/125 s
Continu H: 60 bps1/4000 tot 1/60 s
Intervalopnamen
1
De instelling van de ISO-waarde wordt beperkt, afhankelijk van de instelling voor continuopname (A75).
2
In stand m is de ISO-waarde vast ingesteld op ISO 80.
3
Als de diafragmawaarde wordt ingesteld tussen f/6.6 en f/8.3 en het objectief staat in de
uiterste groothoekstand, is de maximale sluitertijd 1/4000 sec. De sluitertijd wordt langer
wanneer het objectief in de telezoomstand staat en de diafragma-opening groter is. Als de
diafragmawaarde wordt ingesteld op f/8.3 (grootste diafragma) en het objectief staat in de
uiterste telezoomstand, is de maximale sluitertijd 1/2500 sec.
1/40003 tot 1 s (j, k, l stand)
2
1/40003 tot 8 s (m stand)
1/4000 tot 1/30 s
1/40003 tot 1 seconde (tot 1/2 seconde
wanneer ISO-waarde is ingesteld op
ISO 3200 of Hi 1)
78
Scherpstellen op onderwerp
1/2501/2 501/250 F5.6F5. 6F5.6
Scherpstelveld
1/2 50
F5. 6
Scherpstelveld
Het scherpstelveld of scherpstelbereik voor de weergave van een scherpstelveld is
afhankelijk van de opnamestand en de scherpstelstand (A62).
• In stand j, k, l, m, M of Speciale Effecten-stand, kan een scherpstelveld worden
ingesteld door AF-veldstand (A69) in het opnamemenu te selecteren.
AF met doelopsporing gebruiken
Als AF-veldstand in stand j, k, l, m of M is ingesteld op AF met
doelopsporing, dan wijzigt de camera de scherpstelling tijdens de volgende
handelingen als u de ontspanknop half indrukt.
• Als de camera het hoofdonderwerp detecteert, stelt
deze daarop scherp. Als het onderwerp is
scherpgesteld, lichten de scherpstelvelden die
overeenkomen met het formaat van het onderwerp
groen op (er kunnen meerdere velden oplichten).
Als een gezicht wordt herkend, stelt de camera
daarop scherp als prioriteit.
• De camera heeft 9 scherpstelvelden. Als het
hoofdonderwerp niet wordt herkend, selecteert de
camera automatisch de scherpstelvelden met daarin
het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera
bevindt. Als het onderwerp is scherpgesteld, lichten de
scherpstelvelden waarop is scherpgesteld groen op.
B Opmerkingen over AF met doelopsporing
• Het onderwerp dat de camera als het hoofdonderwerp beschouwt, kan afhankelijk van de
opnamecondities verschillen.
• In de volgende situaties herkent de camera het hoofdonderwerp mogelijk niet correct:
- Als het onderwerp erg donker of licht is
- Als het hoofdonderwerp geen duidelijk gedefinieerde kleuren heeft
- Wanneer de opname zodanig gekadreerd is dat het hoofdonderwerp zich bij de rand van de
monitor bevindt
- Als het hoofdonderwerp is samengesteld uit een herhalend patroon
• In de volgende situaties stelt de camera scherp op een gezicht of selecteert deze de
scherpstelvelden met het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt uit 9
scherpstelvelden.
-Als Picture Control is ingesteld op Monochroom
-Als Witbalans is ingesteld op Handm. voorinstelling, Gloeilamplicht, TL-licht, of wanneer
fijnafstelling of witbalans is toegepast
1/250
1/250 F5.6
Opnamefuncties
F5.6
79
Scherpstellen op onderwerp
1/2 50
F5. 6
840
25m 0s
Gezichtsdetectie gebruiken
In de volgende instellingen gebruikt de camera
gezichtsdetectie om automatisch scherp te stellen op
gezichten. Als de camera meer dan één gezicht
herkent, wordt een dubbele rand weergegeven om het
gezicht waarop de camera scherpstelt en enkele
1/250
randen om de andere gezichten.
Instelling
Gezichtprioriteit is geselecteerd
voor AF-veldstand (A69) in stand
j, k, l, m of M.
*Als Dierenp. autom. ontsp. wordt ingesteld op OFF wanneer Dierenportret is
geselecteerd, dan herkent de camera gezichten van mensen (A44).
• Als Gezichtprioriteit wordt gebruikt en u de ontspanknop half indrukt terwijl geen gezichten herkend
worden of terwijl een opname gekadreerd wordt zonder gezicht, selecteert de camera automatisch de
scherpstelvelden (maximaal 9) met daarin het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
• Als Autom. scènekeuzekn. is geselecteerd, verandert het scherpstelveld, afhankelijk van het
onderwerp dat de camera selecteert.
• Als de camera geen gezichten herkent als u de ontspanknop half indrukt in de stand Portret of
Nachtportret, zal de camera scherpstellen op het onderwerp in het midden van het beeld.
• Als a (glimlachtimer) is geselecteerd en u de ontspanknop half indrukt terwijl er geen gezichten
worden herkend, zal de camera scherpstellen op het onderwerp in het midden van het beeld.
Aantal gezichten die
herkend kunnen
worden
Maximaal 12
1/250 F5.6
Scherpstelveld
(dubbele rand)
Het gezicht dat zich het
dichtst bij de camera
bevindt
Het gezicht dat zich het
dichtst bij het midden van
het beeld bevindt
B Opmerkingen over gezichtsdetectie
• Of de camera gezichten herkent, hangt af van diverse factoren, bijvoorbeeld of het gezicht van de persoon
naar de camera is gericht. In de volgende situaties kan de camera mogelijk geen gezichten herkennen:
- Als een gezicht deels verscholen gaat achter een zonnebril of een ander voorwerp
- Als een gezicht te veel of te weinig ruimte beslaat in het beeld
• Als het kader meer dan één gezicht bevat, zijn de door de camera herkende gezichten en het
gezicht waarop de camera scherpstelt afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de richting
waarin het onderwerp kijkt.
• In sommige gevallen, zoals beschreven onder “Autofocus” (A81), kan het gebeuren dat het
onderwerp niet scherpgesteld is, zelfs als de dubbele rand groen wordt. Wanneer de camera niet
scherpstelt, probeer dan “Scherpstelvergrendeling” (A81).
C Foto's met gezichtsdetectie bekijken
• Tijdens de weergave draait de camera foto's automatisch, afhankelijk van de richting waarin de
gezichten kijken tijdens de opname (behalve voor foto's gemaakt met Continu (A68) of
Belichtingsbracketing (A69)).
• Als ingezoomd wordt op een foto in schermvullende weergave door de zoomknop naar g (i) te draaien,
wordt de foto vergroot in het midden van het gezic ht dat tijdens de opname herkend is (A82).
80
F5.6
25m 0s
25m 0s
840
Scherpstellen op onderwerp
1/2501/25 01/250 F5.6F5.6F5.6
1/2501/25 01/250 F5.6F5. 6F5.6
1/2501/25 01/250 F5.6F5.6F5.6
84084 0
840
25m 0s25m 0s25m 0s
Kadreer het
scherp te stellen
onderwerp met
de camera.
Druk de
ontspanknop
half in.
Wacht tot het
scherpstelveld
groen wordt.
Blijf de
ontspanknop half
ingedrukt houden
en pas de
kadrering aan.
Druk de
ontspan-
knop
volledig in
om de foto
te maken.
Scherpstelvergrendeling
Gebruik de scherpstelvergrendeling als centrum is geselecteerd voor AF-veldstand en u
wilt scherpstellen op een onderwerp dat zich niet in het midden van het beeld bevindt.
• De afstand tussen de camera en het onderwerp mag niet veranderen.
• Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, wordt de belichting vergrendeld.
Autofocus
Autofocus levert in de volgende situaties mogelijk niet het gewenste resultaat op. Het
kan soms voorkomen dat niet wordt scherpgesteld op het onderwerp ondanks het feit
dat het actieve scherpstelveld of scherpstelaanduiding groen oplicht.
• Het onderwerp is zeer donker.
• Er zijn voorwerpen met sterk verschillende helderheid in beeld (bijvoorbeeld wanneer
de zon achter het onderwerp staat en het onderwerp zelf daardoor erg donker wordt).
• Er is geen contrast tussen het onderwerp en de omgeving (bijvoorbeeld wanneer de
persoon op de foto een wit overhemd draagt en voor een witte muur staat).
• Meerdere voorwerpen bevinden zich op verschillende afstanden van de camera
(bijvoorbeeld beest in kooi).
• Onderwerpen met herhalende patronen (zoals zonneschermen, gebouwen
met meerdere rijen ramen van gelijke afmetingen, etc.)
• Het onderwerp beweegt snel.
Druk in deze situaties de ontspanknop enkele malen half in om opnieuw scherp te
stellen of stel scherp op een ander onderwerp en gebruik de
scherpstelvergrendeling. Als u de scherpstelvergrendeling gebruikt, moet de
afstand tussen de camera en het onderwerp waarop de scherpstelling is
vergrendeld, even groot zijn als de afstand tot het eigenlijke onderwerp.
De camera kan ook worden scherp gesteld via de handmatige scherpstelling (
Opnamefuncties
A62, E2).
81
Weergavefuncties
4/
132
000 4.JP G
15: 30
15/ 05/2 013
g
(i)
f
(h)
De foto wordt
ingezoomd.
Foto wordt weergegeven in de
schermvullende weergave.
Positieaanduiding
weergeven
Zoomweergave
Selecteer een beeld dat in de weergavestand vergroot moet
worden en draai de zoomknop naar
15/05/2013
15/05/2013
15:30
15:30
0004.JPG
0004.JPG
Weergavefuncties
Functies tijdens de weergavezoom
FunctieBedieningBeschrijving
Vergroting aanpassenf(h)/ g(i)
4/
4/ 132
g (i
).
132
• De zoom neem max. 10× toe.
• De zoom kan ook ingesteld worden
door de instelschijf te draaien.
Weergavepositie
verplaatsen
De weergavepositie verplaatsen.
Snijd alleen het weergegeven gedeelte
Uitsnijdend
van de foto uit en sla op als een apart
bestand (E16).
Terug naar de
schermvullende weergave
C Met gezichtsdetectie of huisdierdetectie gemaakte foto's vergroten
Foto's die zijn gemaakt met gezichtsdetectie (A80) of huisdierdetectie (A44) worden vergroot in het
midden van het gezicht dat herkend is tijdens het maken van de opname (behalve foto's gemaakt met
Continu (A68) of Belichtingsbracketing (A69)). Als de camera meerdere gezichten heeft herkend,
moet u H, I, J, en K gebruiken om een ander gezicht weer te geven. Wijzig de zoomfactor en druk op H, I, J of K om in te zoomen op een gedeelte van de foto zonder gezichten.
82
k
Terug naar de schermvullende
weergave.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.