Nikon COOLPIX L320 Reference Guide (full instructions) [nl]

Naslaggids
Belangrijkste functies van de COOLPIX L320
Laat u leiden door uw camera
G (Eenvoudige autostand) .......................................... A 34
Als u de camera op het onderwerp richt, selecteert de camera de juiste onderwerpsstand voor u. Het is gemakkelijk om foto's te maken in situaties waarbij normaliter moeilijke instellingen zijn
vereist, zoals opnamen met tegenlicht of nachtelijke opnamen. Druk simpelweg de ontspanknop in om snel en gemakkelijk prachtige opnamen te maken.
Perfecte portretten opnemen
Stand Slim portret ......................................................... A 41
Deze stand is perfect voor portretten en groepsopnamen. Wanneer u de camera op een persoon richt, wordt automatisch scherpgesteld op het gezicht van
die persoon. Met opties als Glimlachtimer, waarbij automatisch opnamen worden gemaakt als uw onderwerp
glimlacht, en Huid verzachten, waarmee de huidtinten in gezichten er vloeiender uitzien, kunt u steeds weer levendige opnamen maken van uw onderwerpen.
Inleiding
Onderdelen van de camera
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
Opnamefuncties
Weergavefuncties
Films opnemen en afspelen
Algemene camera-instellingen
Referentiegedeelte
Technische opmerkingen en index
i

Inleiding

Lees dit eerst

Gefeliciteerd met de aankoop van de Nikon COOLPIX L320 digitale camera. Lees de informatie in “Voor uw veiligheid” (A ix) door voordat u de camera gaat gebruiken en maak uzelf vertrouwd met de informatie die in deze handleiding wordt verstrekt. Houd de handleiding, nadat u deze hebt doorgelezen, bij de hand en raadpleeg deze indien nodig om optimaal te kunnen genieten van uw
Inleiding
nieuwe camera.
ii

Over deze handleiding

Als u direct gebruik wilt gaan maken van de camera, raadpleegt u “De grondbeginselen van opnemen en weergeven” (A 11). Als u meer wilt weten over de onderdelen van de camera en over de informatie die wordt weergegeven op de monitor, raadpleegt u “Onderdelen van de camera” (A 1).
Inleiding
iii
Overige informatie
Symbolen en conventies Teneinde het gemakkelijker voor u te maken om de benodigde informatie te vinden, worden de volgende symbolen en conventies gebruikt in deze handleiding:
Pictogram Beschrijving
B
Inleiding
C
A/E/F
SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten worden “geheugenkaarten” genoemd in deze handleiding.
Dit pictogram geeft waarschuwingen en informatie aan die moeten worden gelezen voordat de camera wordt gebruikt.
Dit pictogram geeft opmerkingen en informatie aan die moeten worden gelezen voordat de camera wordt gebruikt.
Deze pictogrammen geven andere pagina's aan die relevante informatie bevatten: E: “Referentiegedeelte”, F: “Technische opmerkingen en index”.
De instelling op het tijdstip van aankoop wordt de “standaardinstelling” genoemd.
De namen van menuopties die worden weergegeven op de monitor van de camera en de
namen van knoppen of berichten op een computerscherm worden vet weergegeven.
In deze handleiding worden soms onderdelen van de monitor niet weergegeven zodat aanduidingen op de monitor duidelijker zichtbaar zijn.
De illustraties en monitorbeelden in deze handleiding kunnen afwijken van wat wordt weergegeven op de monitor van het daadwerkelijke product.
iv

Informatie en voorzorgsmaatregelen

Permanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikon's streven naar “permanente kennisoverdracht” via continue productondersteuning en -informatie is er altijd nieuwe, bijgewerkte informatie online beschikbaar op de volgende websites:
Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support/
Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek deze sites voor de nieuwste productinformatie, tips, antwoorden op veelgestelde vragen (FAQ's) en algemeen advies over digitale beeldverwerking en fotografie. Neem voor meer informatie contact op met de dichtstbijzijnde Nikon-vertegenwoordiger. Ga naar de onderstaande site voor de contactgegevens:
http://imaging.nikon.com/
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon COOLPIX-camera's zijn ontwikkeld volgens de hoogste technologische normen en bevatten complexe elektronische circuits. Alleen elektronische accessoires van Nikon, inclusief batterijladers, batterijen en lichtnetadapters, zijn door Nikon speciaal gecertificeerd voor gebruik met deze digitale camera van Nikon. Deze accessoires zijn ontwikkeld en getest om goed en veilig te werken binnen de door het elektronische circuit van onze camera's gestelde eisen.
HET GEBRUIK VAN ELEKTRONISCHE ACCESSOIRES DIE NIET DOOR NIKON ZIJN VERVAARDIGD, KAN DE
CAMERA BESCHADIGEN EN DE
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met een door Nikon erkende leverancier.
NIKON-GARANTIE DOEN VERVALLEN.
Inleiding
v
Voordat u belangrijke foto's gaat maken
Voordat u foto's gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of een reis), kunt u best enkele proefopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor schade of gederfde inkomsten als gevolg van een defect aan uw camera.
Over de handleidingen
Geen enkel onderdeel van de bij dit product geleverde handleidingen mag worden gereproduceerd,
Inleiding
overgedragen, getranscribeerd, worden opgeslagen in een archiefsysteem of in enige vorm worden vertaald naar enige taal, met enig middel, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon.
Nikon behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande aankondiging de specificaties van de hardware
en software die in deze handleidingen worden beschreven op elk gewenst moment te wijzigen.
Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade die voortvloeit uit het gebruik van dit product.
Nikon heeft alles in het werk gesteld om te zorgen dat de informatie in deze handleidingen juist en
volledig is en zou het op prijs stellen als u de Nikon-importeur op de hoogte brengt van eventuele onjuistheden of omissies (zie de overige documentatie voor de adresgegevens).
vi
Mededelingen aangaande het verbod op kopiëren of reproduceren
Houd er rekening mee dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd met behulp van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
Materiaal dat niet mag worden gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepapieren of obligaties van (plaatselijke) overheden, zelfs niet als dergelijke kopieën of reproducties zijn voorzien van een stempel “Voorbeeld” of “Specimen”. Het kopiëren of reproduceren van papiergeld, munten of waardepapieren die in het buitenland in omloop zijn, is verboden. Tenzij vooraf door de overheid toestemming is verleend, is het kopiëren of reproduceren van ongebruikte, door de overheid uitgegeven postzegels of briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven (post)zegels en gecertificeerde wettelijke documenten is verboden.
Waarschuwingen met betrekking tot bepaalde kopieën en reproducties
De overheid heeft waarschuwingen uitgevaardigd met betrekking tot het kopiëren of reproduceren van waardepapieren uitgegeven door commerciële instellingen (aandelen, wissels, cheques, cadeaubonnen en dergelijke), vervoerspassen of coupons, behalve wanneer het gaat om een minimaal benodigd aantal kopieën voor zakelijk gebruik door een bedrijf. Eveneens niet toegestaan is het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven paspoorten, door overheidsinstanties en andere instellingen afgegeven vergunningen, identiteitsbewijzen en kaartjes, zoals pasjes en maaltijdbonnen.
Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van auteursrechterlijk beschermde creatieve werken, zoals boeken, muziek, schilderijen, houtgravures, kaarten, tekeningen, films en foto's, wordt gereguleerd door de nationale en internationale auteurswetgeving. Gebruik dit product niet voor het maken van illegale kopieën of voor andere activiteiten die het auteursrecht schenden.
Inleiding
vii
Wegwerpen van opslagmedia
Houd er rekening mee dat bij het wissen van foto's of het formatteren van opslagmedia, zoals geheugenkaarten of het interne camerageheugen, de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden verwijderd. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming met betrekking tot dergelijke gegevens.
Wis alle gegevens met behulp van speciale software, alvorens een opslagmedium weg te werpen of aan
Inleiding
een ander over te doen. U kunt het medium ook eerst formatteren en vervolgens geheel vullen met beelden die geen persoonlijke informatie bevatten ( bijvoorbeeld foto's van de lucht). Vergeet niet eventuele foto's die u voor de optie Selecteer beeld in de instelling Welkomstscherm (A 84) hebt geselecteerd, te vervangen. Wees voorzichtig bij het fysiek vernietigen van opslagmedia en voorkom letsel en beschadiging van eigendommen.
viii

Voor uw veiligheid

Om schade aan uw Nikon-product of letsel bij uzelf of anderen te voorkomen, verzoeken wij u de volgende veiligheidsvoorschriften goed door te lezen alvorens dit product in gebruik te nemen. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats waar alle gebruikers van dit product deze kunnen lezen.
Dit symbool staat bij waarschuwingen die moeten worden gelezen voordat dit Nikon-product in gebruik wordt genomen, zodat mogelijk letsel wordt voorkomen.

WAARSCHUWINGEN

Inleiding
Zet de camera bij storing uit
Indien er rook of een ongewone geur uit de camera of de lichtnetadapter komt, koppel de lichtnetadapter dan los en verwijder de batterijen onmiddellijk. Let hierbij op dat u geen brandwonden oploopt. Als u de camera blijft gebruiken, kan dit tot letsel leiden. Nadat de batterij is verwijderd, dient het apparaat door een door Nikon erkende servicedienst te worden nagekeken.
Demonteer het apparaat niet
Het aanraken van de interne delen van de camera of lichtnetadapter kan leiden tot letsel. Reparaties mogen uitsluitend door bevoegde technici worden uitgevoerd. Als de camera of de lichtnetadapter door een val of ander ongeluk openbreekt, haalt u de stekker uit het stopcontact en/of verwijdert u de batterijen en laat u het product nakijken door een door Nikon erkende servicedienst.
Gebruik de camera of lichtnetadapter niet in de buurt van ontvlambare gassen
Gebruik elektronische apparatuur niet in de buurt van ontvlambare gassen, omdat dit kan leiden tot ontploffingen of brand.
ix
Wees voorzichtig met de camerariem
Hang de camerariem nooit om de nek van een baby of kind.
Buiten bereik van kinderen
Inleiding
houden
Zorg ervoor dat baby’s geen batterijen of andere kleine onderdelen in hun mond kunnen stoppen.
Vermijd langdurig contact met de camera, batterijlader of lichtnetadapter terwijl de apparaten zijn ingeschakeld of in gebruik zijn
Delen van de apparaten worden heet. Laat u de apparaten voor langere tijd in direct contact komen met de huid, dan kan dit lichte brandwonden tot gevolg hebben.
Wees voorzichtig met batterijen
Batterijen kunnen lekken of ontploffen wanneer ze verkeerd worden gebruikt. Let op de volgende punten bij het gebruik van de batterijen voor dit product:
Schakel het apparaat uit voordat u de batterij verwisselt. Als u een lichtnetadapter gebruikt, zorg er dan voor dat de stekker uit het stopcontact is verwijderd.
Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd voor gebruik in dit apparaat (A 12). Gebruik geen oude en nieuwe batterijen of batterijen van verschillende merken of typen door elkaar.
Gebruik bij het opladen van oplaadbare Ni-MH-batterijen van het type Nikon EN-MH2 alleen de opgegeven oplader en laad de batterijen met vier tegelijk op. Als u de batterijen vervangt door batterijen van het type EN-MH2-B2 (apart verkrijgbaar), schaft u twee sets aan (in totaal vier batterijen).
De oplaadbare batterijen EN-MH2 zijn uitsluitend bestemd voor gebruik met digitale camera’s van Nikon en zijn compatibel met COOLPIX L320.
x
Plaats batterijen in de juiste richting.
U mag de batterijen niet kortsluiten of
uit elkaar halen, of de isolatie of het omhulsel verwijderen of openbreken.
Stel batterijen niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.
Dompel de batterijen niet onder in water en zorg dat ze niet vochtig worden.
Vervoer of bewaar de batterijen niet bij metalen voorwerpen, zoals halskettingen of haarspelden.
Volledig lege batterijen kunnen gaan lekken. Om schade aan het product te voorkomen, dient u de batterijen te verwijderen wanneer deze leeg zijn.
Stop onmiddellijk met het gebruik van de batterijen wanneer zich een verandering voordoet, zoals verkleuring of vervorming.
Spoel kleding of huid die in contact is gekomen met vloeistof uit beschadigde batterijen onmiddellijk af met ruim water.
Neem bij het gebruik van de batterijlader (apart leverbaar) de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht
Houd de batterijlader droog. Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.
Verwijder stof op of bij de metalen onderdelen van de stekker met een droge doek. Als u dit nalaat en het product blijft gebruiken, kan dit brand veroorzaken.
Inleiding
xi
Raak het netsnoer niet aan en blijf uit de buurt van de batterijlader tijdens onweer. Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden tot een elektrische schok.
Voorkom beschadigingen of
Inleiding
veranderingen aan het netsnoer. Trek de kabel niet met kracht los en buig deze niet. Plaats geen zware voorwerpen op de kabel en stel de kabel niet bloot aan hitte of vuur. Als de isolatie beschadigd raakt en de draden bloot komen te liggen, laat het netsnoer dan door een door Nikon erkende servicedienst nakijken. Als u deze voorzorgsmaatregelen niet in acht neemt, kan dit brand of een elektrische schok veroorzaken.
Raak de stekker of de batterijlader niet met natte handen aan. Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden tot een elektrische schok.
Gebruik de lader niet met reisadapters of adapters die ontworpen werden om een voltage naar een ander voltage om te zetten of met een omzetter van gelijkstroom naar wisselstroom. Deze voorzorgsmaatregel niet naleven, kan leiden tot schade aan het product of oververhitting of brand veroorzaken.
Gebruik de juiste kabels
Gebruik voor aansluitingen uitsluitend de voor dit doel meegeleverde of bij Nikon verkrijgbare kabels, zodat wordt voldaan aan de productvoorschriften.
Wees voorzichtig met de bewegende delen
Pas op dat uw vingers of andere voorwerpen niet bekneld raken tussen de objectiefbescherming of andere bewegende delen.
xii
Cd-rom's
De cd-roms die zijn meegeleverd met dit apparaat mogen niet worden afgespeeld op audio-cd-apparatuur. Als u cd-rom's afspeelt op een audio-cd-speler, kan dit leiden tot gehoorverlies of beschadiging van de apparatuur.
Wees voorzichtig met gebruik van de flitser
Als u een flitser dicht bij de ogen van een te fotograferen persoon gebruikt, kan dit tijdelijk oogletsel veroorzaken. Wees extra voorzichtig bij het fotograferen van kleine kinderen. De flitser mag niet dichterbij worden gehouden dan 1 m.
Flits niet als het flitsvenster met een persoon of voorwerp in aanraking komt
Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit brand of brandwonden veroorzaken.
Vermijd contact met vloeibare kristallen
Als de monitor beschadigd raakt, dient u erop te letten dat u zich niet verwondt aan de glassplinters en te voorkomen dat de vloeibare kristallen in de monitor in aanraking komen met uw huid, ogen of mond.
Schakel de camera uit in een vliegtuig of ziekenhuis
Schakel de camera uit in het vliegtuig tijdens het opstijgen of landen. Volg de instructies van het ziekenhuis voor gebruik in een ziekenhuis. De elektromagnetische straling die deze camera produceert, kan de elektronische systemen van het vliegtuig of de instrumenten van het ziekenhuis storen.
Verwijder eerst de Eye-Fi-kaart (indien in de camera geplaatst), aangezien deze kaart aanleiding kan geven tot storing.
Inleiding
xiii

Mededelingen

Symbool voor gescheiden inzameling in Europese landen
Dit symbool geeft aan dat dit product via gescheiden
Inleiding
inzameling moet worden afgevoerd.
Het volgende is uitsluitend van toepassing voor gebruikers in Europese landen:
Dit product dient apart te worden ingeleverd bij een aangewezen inzamelingspunt. Werp dit product niet weg als huishoudelijk afval.
Neem voor meer informatie contact op met de leverancier of de gemeentelijke reinigingsdienst.
xiv
Dit pictogram op de batterijen geeft aan dat de batterijen via gescheiden inzameling moeten worden afgevoerd.
Het volgende is alleen van toepassing op gebruikers in Europese landen:
Alle batterijen, al dan niet voorzien van dit symbool, moeten afzonderlijk worden ingezameld op een geschikt inzamelpunt. Gooi niet samen met het huishoudelijk afval weg.
Neem voor meer informatie contact op met de leverancier of de gemeentelijke reinigingsdienst.
Inhoudsopgave
Inleiding................................................................. ii
Lees dit eerst................................................................. ii
Over deze handleiding................................................. iii
Informatie en voorzorgsmaatregelen.................. v
Voor uw veiligheid .................................................... i x
WAARSCHUWINGEN ...................................................... ix
Mededelingen.............................................. ............ xiv
Onderdelen van de camera............................ 1
De camerabody ...................................................... ..... 2
De camerariem en objectiefdop bevestigen
De flitser uit- en inklappen......................................... 5
Menu's gebruiken (knop d)............................... 6
De monitor ............................................................ ........ 8
Opnamestand .................................................................... 8
Weergavestand ............................................................... 10
..... 4
De grondbeginselen van opnemen en
weergeven.......................................................... 11
Voorbereiding 1 De batterijen plaatsen .......... 12
Te gebruiken batterijen............................................. 12
Voorbereiding 2 Een geheugenkaart plaatsen
Intern geheugen en geheugenkaarten........... 15
Voorbereiding 3 Taal, datum en tijd instellen
Stap 1 De camera aanzetten ................................ 20
De camera aan- en uitzetten.................................. 21
Stap 2 Een opnamestand selecteren ................ 22
Beschikbare opnamestanden................................ 23
Stap 3 Het beeld kadreren .................................... 24
De zoom gebruiken..................................................... 25
Stap 4 Scherpstellen en opnemen..................... 26
De ontspanknop............................................................ 27
Stap 5 Opnamen weergeven ............................... 28
Stap 6 Opnamen wissen ........................................ 30
.... 14
...... 16
Inleiding
xv
Opnamefuncties.............................................. 33
G (Eenvoudige autostand) ................................. 34
Onderwerpsstand (opname voor specifieke
onderwerpen) ........................................................... 35
Een beschrijving van elke onderwerpsstand
weergeven.......................................................................... 36
Kenmerken van elke onderwerpsstand........... 36
Stand Slim portret (lachende gezichten
Inleiding
fotograferen) ............................................................. 41
Huid verzachten gebruiken..................................... 43
A Autostand ............................................................ 44
Functies die kunnen worden ingesteld met de
multi-selector ............................................................ 45
Beschikbare functies..................................................... 45
De flitser gebruiken (flits-standen)...................... 46
De zelfontspanner gebruiken................................. 49
Macro-stand gebruiken.............................................. 51
Helderheid aanpassen
(Belichtingscompensatie)......................................... 53
Standaardinstellingen................................................. 54
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop
d
Beschikbare opnamemenu's .................................. 57
Functies die niet tegelijk kunnen worden
gebruikt....................................................................... 58
Scherpstelling ........................................................... 59
Gezichtsherkenning gebruiken............................. 59
Scherpstelvergrendeling........................................... 60
(Opnamemenu) te drukken ........
Weergavefuncties............................................ 63
Zoomweergave......................................................... 64
Miniatuurweergave, Kalenderweergave ......... 65
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop
d
De camera op een televisie, computer of
printer aansluiten..................................................... 67
ViewNX 2 gebruiken ............................................... 69
ViewNX 2 installeren.................................................... 69
Beelden overzetten naar de computer........... 72
Opnamen weergeven................................................ 74
Films opnemen en afspelen......................... 75
Films opnemen ......................................................... 76
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop
Films afspelen.................................... ........................ 80
Algemene camera-instellingen .................. 83
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop
56
(Weergavemenu) te drukken
d
(Filmmenu) te drukken.......
d
(Menu Set-up) te drukken............
..... 66
79
84
xvi
Referentiegedeelte..................................... E1
Panorama assist gebruiken ............................. E2
Foto's bewerken.................................................. E5
Bewerkingsfuncties................................................. E5
I D-Lighting:
Helderheid en contrast verbeteren.............. E7
e Huid verzachten:
Huidtinten verzachten.......................................... E8
g Kleine afbeelding:
Het formaat van een beeld verkleinen....... E9
a Uitsnede:
Een uitgesneden kopie maken..................... E10
Films bewerken ................................................. E12
De camera aansluiten op een televisie
(beelden bekijken op een televisie) ........... E14
De camera op een printer aansluiten
(Rechtstreeks afdrukken) ............................... E16
De camera op een printer aansluiten....... E17
Afzonderlijke opnamen afdrukken............. E19
Meerdere opnamen afdrukken .................... E21
Het opnamemenu
(voor stand A (Autostand))......................... E24
Beeldmodus
(Beeldformaat en -kwaliteit)........................... E24
Witbalans (Kleurtoon aanpassen)................ E26
Continu-opname................................................... E29
ISO-waarde................................................................ E30
Kleuropties................................................................. E31
Menu Slim portret............................................ E32
Huid verzachten..................................................... E32
Glimlachtimer.......................................................... E33
Knipperdetectie...................................................... E33
Het weergavemenu......................................... E34
a Afdrukopdracht
(Een DPOF-afdrukopdracht maken).......... E34
b Diashow............................................................... E37
d Beveiligen.......................................................... E38
f Beeld draaien.................................................... E40
h Kopiëren (Kopiëren tussen intern
g
eheugen en gehe
Filmmenu ............................................................ E43
Filmopties................................................................... E43
Autofocus-stand .................................................... E45
Windruisreductie................................................... E45
ugenkaart)...................... E41
Inleiding
xvii
Het menu Set-up............................................ ... E46
Welkomstscherm .................................................. E46
Tijdzone en datum............................................... E47
Monitorinstellingen............................................. E50
Datumstempel (Datum en tijd afdrukken)
Vibratiereductie...................................................... E53
Bewegingsdetectie.............................................. E54
AF-hulplicht.............................................................. E55
Inleiding
Geluidsinstellingen .............................................. E56
Automatisch uit...................................................... E57
Geheug. formatteren/Geheugenkaart form.
Taal/Language........................................................ E59
Videostand ................................................................ E60
Knipperwaarsch. .................................................... E60
Uploaden via Eye-Fi............................................. E62
Standaardwaarden............................................... E63
Batterijtype................................................................ E66
Firmware-versie...................................................... E66
Namen voor bestanden en mappen ......... E67
Optionele accessoires ..................................... E68
Foutmeldingen. ................................................. E69
...... E52
..... E58
Technische opmerkingen en index....... F1
Behandeling van het product.......................... F2
De camera...................................................................... F2
Batterijen......................................................................... F4
Geheugenkaarten..................................................... F6
Reiniging en opslag............................................. F7
Reinigen .......................................................................... F7
Opslag .............................................................................. F7
Problemen oplossen ........................................... F8
Specificaties ....................... .................................. F15
Goedgekeurde geheugenkaarten............... F19
Ondersteunde standaards................................ F20
Index ....................................................................... F21
xviii

Onderdelen van de camera

Als u direct gebruik wilt gaan maken van de camera, raadpleegt u “De grondbeginselen van
opnemen en weergeven” (A 11).
In dit hoofdstuk worden de onderdelen van de camera beschreven en wordt uitleg gegeven over informatie die wordt weergegeven op de monitor.
De camerabody..........................................................2
De camerariem en objectiefdop bevestigen ..............................................4
De flitser uit- en inklappen ................................................................................5
Menu's gebruiken (knop d) .................................. 6
De monitor ................................................................. 8
Opnamestand.........................................................................................................8
Weergavestand....................................................................................................10
Onderdelen van de camera
1

De camerabody

1
Zoomknop......................................................................25
f : Groothoek.......................................................25
g : Telefoto.............................................................25
h : Miniatuurweergave...................................65
i : Zoomweergave...........................................64
j : Help.....................................................................36
2 Ontspanknop................................................................26
3 Oogje voor polsriem...................................................4
4 Hoofdschakelaar/camera-aan-lampje...........20
5
Zelfontspannerlampje.............................................49
AF-hulpverlichting.....................................................84
6 Luidspreker.................................................................... 81
7 Knop m (pop-up flitser).....................................5, 46
8 Flitser ............................................................................5, 46
9
Aansluiting voor gelijkstroomingang (voor lichtnetadapter die apart verkrijgbaar is bij Nikon)
.................................................................13, E68
10 USB-/audio-/video-uitgang.................................67
11 Deksel aansluitingen................................................67
12 Objectief
3
Onderdelen van de camera
12
2
36845217
9
10
11
2 3 4
1 Monitor............................................................................... 8
2 Ingebouwde microfoon.........................................76
3 Flitserlampje ..................................................................48
4 Knop b (e filmopname)....................................76
5 Knop A (opnamestand)............... 34, 35, 41, 44
6 Knop c (weergave)................................................28
7 Multi-selector
8 Knop k (selectie toepassen)
9
Deksel batterijvak/
geheugenkaartsleuf.........................................12, 14
10 Knop l (wissen).........................................................30
11 Knop d...........................................6, 56, 66, 79, 84
12 Statiefaansluiting.................................................F17
13 Batterijvak .......................................................................12
14 Geheugenkaartsleuf.................................................14
1
5 6 7 8
9
Onderdelen van de camera
1011
12 13 14
3

De camerariem en objectiefdop bevestigen

Bevestig deze op twee plaatsen.
B Objectiefdop
Verwijder de objectiefdop voordat u een opname maakt.
Als u geen foto's maakt, bijvoorbeeld als het apparaat is uitgeschakeld of tijdens het dragen van de
camera, brengt u de objectiefdop op de camera aan om het objectief te beschermen.
Bevestig de objectiefdop LC-CP25 aan de camerariem en bevestig vervolgens de riem aan de camera.
Onderdelen van de camera
4

De flitser uit- en inklappen

Druk op de knop m (pop-up flitser) om de flitser uit te klappen.
De flitser gebruiken (flits-standen) A 46
Duw de flitser voorzichtig naar beneden totdat deze vastklikt om de flitser in te klappen als deze
niet wordt gebruikt.
Onderdelen van de camera
5
Menu's gebruiken (knop d)
Tab
Set-up
Welkomstscherm Tijdzone en datum Monitorinstellingen Datumstempel
Bewegingsdetectie
AF-hulplicht
Vibratiereductie
Set-up
Welkomstscherm
Tijdzone en datum Monitorinstellingen Datumstempel
Bewegingsdetectie
AF-hulplicht
Vibratiereductie
U kunt de multi-selector gebruiken om k te selecteren en door de menu's te navigeren.
1 Druk op de knop d.
Het menu wordt weergegeven.
Onderdelen van de camera
3 Druk op H of I om een andere
tab te selecteren.
6
2 Druk op J van de multi-selector.
De huidige tab wordt geel weergegeven.
Opnamemenu
Beeldmodus Witbalans Continu ISO-waarde Kleuropties
4 Druk op de knop k.
U kunt nu items binnen het menu selecteren.
5 Druk op H of I om een item in
Vibratiereductie
Aan
Uit
C Opmerkingen over het instellen van menuopties
Bepaalde menuopties kunnen niet worden ingesteld, afhankelijk van de huidige opnamestand of de toestand van de camera. Opties die niet beschikbaar zijn worden grijs weergegeven en kunnen niet worden geselecteerd.
Wanneer een menu wordt weergegeven, kunt u overschakelen naar de opnamestand door op de ontspanknop, de knop A (opnamestand) of de knop b (e filmopname) te drukken.
het menu te selecteren.
Set-up
Welkomstscherm Tijdzone en datum Monitorinstellingen Datumstempel
Vibratiereductie
Bewegingsdetectie
AF-hulplicht
6 Druk op de knop k.
De instellingen voor het item dat u hebt geselecteerd worden weergegeven.
Vibratiereductie
Aan
Uit
Onderdelen van de camera
7 Druk op H of I om een
instelling te selecteren.
8 Druk op de knop k.
De geselecteerde instelling wordt toegepast.
Als u klaar bent met het gebruiken van de menu's, drukt u op de knop d.
7

De monitor

9 99
F 3.1
+1.0
1 /2 5 0
1 60 0
2 9m 0 s
10
10
9 99
9 99 9
De informatie die wordt weergegeven op de monitor tijdens opname en weergave verandert afhankelijk van de instellingen en gebruiksstatus van de camera. Er wordt standaard informatie weergegeven als u de camera inschakelt en als u de camera bedient. Deze wordt na enkele seconden weer uitgeschakeld (Monitorinstellingen (A 84) >
Foto-informatie > Automatische info).

Opnamestand

4 5
Onderdelen van de camera
33 32 31
30
29
2
1 3
10
10
28
27
26
25 24
+1.0 1600
1/250
F3.1
2021
19 18
29m 0s
999
9999
999
2223
6
8
9
11 12
15
16
7
10 13
14
17
8
Onderdelen van de camera
1 Opnamestand.......................................34, 35, 41, 44
2 Macro-stand...................................................................51
3 Zoomaanduiding ...............................................25, 51
4 Scherpstelaanduiding .............................................26
5 AE/AF-L-aanduiding ...........................................E3
6 Flits-stand........................................................................46
7 Eye-Fi -aanduiding.....................................................85
8 Aanduiding batterijniveau....................................20
9 Pictogram Vibratiereductie..................................84
10 Datumstempel.............................................................84
11 Pictogram Bewegingsdetectie...........................84
12 Windruisreductie........................................................79
13
Aanduiding “Datum niet ingesteld”
.......................................................................19, 84, E69
14 Aanduiding Reisbestemming.............................84
15 Filmopties........................................................................79
16 Opnametijd voor films........................... 76, E44
17 Beeldmodus..................................................57, E24
18
Aantal resterende opnamen
(foto's) ...............................................................20, E25
19 Aanduiding intern geheugen............................ 20
20 Diafragma.......................................................................27
21 Sluitertijd.........................................................................27
22 Scherpstelveld .............................................................26
23
Scherpstelveld (gezichtsherkenning,
huisdierherkenning).................................................26
24 ISO-waarde.....................................................................57
25 Belichtingscorrectiewaarde.................................53
26 Kleuropties.....................................................................57
27 Huid verzachten .........................................................57
28 Witbalans ........................................................................57
29 Continu-opnamestand...................................40, 57
30 Pictogram Knipperdetectie................................. 57
31 Aanduiding zelfontspanner ................................49
32 Glimlachtimer............................................................... 57
33 Dierenp. autom. ontsp............................................40
9

Weergavestand

1 m 0 s
9 99 / 9 9 9
1 m 0 s
9 99 9 / 99 9 9
9 99 9 . J P G
9 99 / 9 9 9
1 5/ 0 5/ 20 13 1 2: 0 0
1 Opnamedatum............................................................16
2 Opnametijd....................................................................16
3 Aanduiding batterijniveau....................................20
4 Beveiligingspictogram............................................66
5 Eye-Fi -aanduiding.....................................................85
6 Pictogram Afdrukopdracht ..................................66
7 Beeldmodus..................................................57, E24
8 Filmopties........................................................................79
9
(a) Nr. huidig beeld/
totale aantal beelden......................................28
(b) Opnametijd voor films ...................................80
10 Aanduiding intern geheugen............................ 28
11 Aanduiding filmweergave....................................80
12 Volumeaanduiding...................................................81
13 D-Lighting-pictogram.............................................66
14 Pictogram Kleine afbeelding.............................. 66
15 Pictogram Huid verzachten ................................66
16 Bestandsnummer en -type..........................E67
1 2
15/05/2013 12:00
9999. JPG
16
15 14
13
Onderdelen van de camera
10
12
3
4
5
6
7 8
1m 0s 1m 0s
9
11
999/ 999
10
9999/9999
999/ 999
ba

De grondbeginselen van opnemen en weergeven

Voorbereiding
Voorbereiding 1 De batterijen plaatsen................................................................................12
Voorbereiding 2 Een geheugenkaart plaatsen...................................................................14
Voorbereiding 3 Taal, datum en tijd instellen.....................................................................16
Opnamen maken
Stap 1 De camera aanzetten......................................................................................................20
Stap 2 Een opnamestand selecteren......................................................................................22
Stap 3 Het beeld kadreren..........................................................................................................24
Stap 4 Scherpstellen en opnemen..........................................................................................26
Weergave
Stap 5 Opnamen weergeven.....................................................................................................28
Stap 6 Opnamen wissen .............................................................................................................30
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
11

Voorbereiding 1 De batterijen plaatsen

1 Open het deksel van het batterijvak/de kaartsleuf.
Voordat u het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf opent, houdt u de camera ondersteboven om te voorkomen dat de batterijen uit het toestel vallen.
2 Plaats de batterijen.
Controleer dat de plus- (+) en minpool (–) correct zijn geplaatst, zoals aangegeven op de labels aan het begin van het batterijvak, en
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
plaats de batterijen.
3 Sluit het deksel van het batterijvak/de kaartsleuf.
Schuif het klepje terug terwijl u het gebied dat is gemarkeerd met
2 stevig vasthoudt.

Te gebruiken batterijen

Vier LR6/L40 alkalinebatterijen (AA-formaat) (meegeleverde batterijen)
Vier FR6/L91 lithiumbatterijen (AA-formaat)
Vier EN-MH2 oplaadbare Ni-MH-batterijen (nikkelmetaalhydride)
* EN-MH1 oplaadbare Ni-MH-batterijen kunnen niet worden gebruikt.
12
1
2
3
2
1
3
B De batterijen verwijderen
Batterijen met isolatie die het gebied rond de minpool niet afdekt
Batterijen met een
afbladderende buitenkant
Batterijen met een
platte minpool
Schakel de camera uit en controleer of het camera-aan- lampje en de monitor uitgeschakeld zijn voordat u het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf opent.
Direct na gebruik van de camera voelen de camera, batterijen of geheugenkaart mogelijk heet aan. Wees voorzichtig bij het verwijderen van de batterijen of geheugenkaart.
B Opmerkingen over de batterijen
Lees en volg de waarschuwingen over de batterijen op pagina x en in “Batterijen” (F4) voor u de batterijen gebruikt.
Gebruik geen oude en nieuwe batterijen of batterijen van verschillende merken of typen door elkaar.
Batterijen met de volgende defecten kunnen niet worden gebruikt:
B Batterijtype
De batterijen werken het meest efficiënt als u Batterijtype zodanig instelt in het menu Set-up (A84) dat de waarde overeenkomt met het type batterijen dat in de camera is geplaatst. De standaardinstelling is het type batterijen dat is meegeleverd bij aankoop. Als een ander type batterijen wordt gebruikt, schakelt u de camera in en wijzigt u de instelling.
B Opmerkingen over EN-MH2 oplaadbare batterijen
Wanneer u batterijen EN-MH2 gebruikt met de camera, laadt u telkens vier batterijen tegelijk op met batterijlader MH-73 (E68, F4).
C Alkalinebatterijen
De prestaties van alkalinebatterijen kunnen sterk variëren, afhankelijk van de fabrikant. Kies een betrouwbaar merk.
C Opmerkingen over een wisselstroombron
U kunt de lichtnetadapter EH-67 (apart verkrijgbaar; E68) gebruiken om de camera via een elektrisch stopcontact van stroom te voorzien.
Gebruik in geen geval een lichtnetadapter van een ander merk of model dan de EH-67. Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot oververhitting van of schade aan de camera.
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
13

Voorbereiding 2 Een geheugenkaart plaatsen

1 Schakel de camera uit en open het deksel van het
batterijvak/de geheugenkaartsleuf.
Als de camera wordt uitgeschakeld, wordt ook de monitor uitgeschakeld.
Voordat u het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf opent, houdt u de camera ondersteboven om te voorkomen dat de batterijen uit het toestel vallen.
2 Plaats een geheugenkaart.
Schuif de geheugenkaart in de sleuf tot de kaart op zijn plaats klikt.
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
B Een geheugenkaart plaatsen
Als u een geheugenkaart ondersteboven of achterstevoren plaatst, kan dit schade aan de camera en de geheugenkaart veroorzaken. Controleer of de geheugenkaart correct is geplaatst.
3 Sluit het deksel van het batterijvak/de
geheugenkaartsleuf.
Schuif het klepje terug terwijl u het gebied dat is gemarkeerd met
2 stevig vasthoudt.
14
1
2
3
2
1
3
De geheugenkaart verwijderen
B Een geheugenkaart formatteren
Wanneer u voor het eerst een geheugenkaart in de camera plaatst die eerder in een ander apparaat is gebruikt, vergeet dan niet om de kaart met deze camera te formatteren.
Alle gegevens die op een geheugenkaart zijn opgeslagen worden permanent verwijderd als de kaart wordt geformatteerd.
Kopieer alle gegevens op de kaart die u wilt bewaren naar een computer voordat u de geheugenkaart gaat formatteren.
Als u een geheugenkaart wilt formatteren, plaatst u de kaart in de camera, drukt u op de knop d en selecteert u Geheugenkaart form. (E58) in het menu Set-up (A84).
B Opmerkingen over geheugenkaarten
Zie “Geheugenkaarten” (F6) en de documentatie bij uw geheugenkaart voor meer informatie.
Schakel de camera uit en controleer of het camera-aan-lampje en de monitor uitgeschakeld zijn voordat u het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf opent. Druk voorzichtig op de geheugenkaart in de camera (1) om de kaart gedeeltelijk uit te werpen en verwijder vervolgens de kaart (2 ). Verwijder de batterij niet onder een hoek.
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
12
B Waarschuwing bij hoge temperatuur
Direct na gebruik van de camera kunnen de camera, batterijen en geheugenkaart heet aanvoelen. Wees voorzichtig bij het verwijderen van de batterijen of geheugenkaart.

Intern geheugen en geheugenkaarten

Het is mogelijk om cameragegevens, met inbegrip van foto's en films, op te slaan in het interne geheugen van de camera (circa 49 MB) of op een geheugenkaart. Verwijder de geheugenkaart om het interne geheugen te gebruiken voor het opslaan en weergeven van foto's.
15

Voorbereiding 3 Taal, datum en tijd instellen

Wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld, worden het scherm voor taalselectie en het scherm voor het instellen van datum en tijd voor de cameraklok weergegeven.
1 Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan
te zetten.
Als de camera wordt ingeschakeld, gaat het camera-aan-lampje (groen) branden en wordt vervolgens de monitor ingeschakeld (het camera-aan-lampje wordt uitgeschakeld als de monitor aan gaat).
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
2 Druk op H of I van de multi-selector
om de gewenste taal te selecteren en druk vervolgens op de knop k.
Taal/Language
Annuleren
3 Druk op H of I om Ja te selecteren en druk
vervolgens op de knop k.
16
Tijdzone en datum
Tijdzone kiezen en datum en tijd instellen?
Ja
Nee
Annuleren
4 Druk op J of K om uw eigen
tijdzone te selecteren en druk vervolgens op de knop k.
Druk op H om de zomertijdfunctie in te schakelen. Als de functie voor de zomertijd is ingeschakeld, wordt W boven aan de monitor weergegeven. Druk op I om de zomertijdfunctie uit te schakelen.
London Casablanca
Terug
5 Druk op H of I om de datumnotatie te
selecteren en druk vervolgens op de knop k.
6 Druk op H, I, J of K om de datum en tijd in te
stellen en druk vervolgens op de knop k.
Selecteer een item: druk op K of J (om over te schakelen tussen D, M, J, uur en minuut).
Bewerk de datum en tijd: druk op H of I.
Bevestig de instelling: selecteer de minuutinstelling en druk
vervolgens op de knop k.
7 Druk op H of I om Ja te selecteren en druk
vervolgens op de knop k.
Datumnotatie
Jaar/maand/dag
Maand/dag/jaar Dag/maand/jaar
Datum en tijd
D
01
Datum en tijd
15/05/2013 15:30
Nee
OK?
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
J
M
2013
01
0000
Bewerk.
Ja
17
8 Controleer of de objectiefdop is verwijderd en
druk vervolgens op de knop A.
Het objectief wordt uitgeschoven en het selectiemenu voor opnamestanden wordt weergegeven.
Druk in opname­stand op de knop om het menu met opnamestanden weer te geven.
9 Als Eenvoudige autostand wordt
weergegeven, drukt u op de knop k.
De opnamestand wordt ingeschakeld en u kunt opnamen maken in de Eenvoudige autostand (A 22).
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
18
Schakel over naar een andere opnamestand door op H of I van de multi-selector te drukken voordat u op de knop k drukt.
Eenvoudige autostand
C Taalinstelling en instelling voor datum en tijd wijzigen
U kunt deze instellingen wijzigen met de opties Taal/Language ( E59) en Tijdzone en datum (E47) in het menu Set-up z (A 84).
U kunt zomertijd in- en uitschakelen door het menu Set- up z > Tijdzone en datum (E47) > Tijdzone te selecteren. Als de zomertijd is ingeschakeld, wordt de klok één uur vooruitgezet en als de zomertijd is uitgeschakeld, wordt de klok één uur teruggezet. Wanneer de reisbestemming (x) is geselecteerd, wordt automatisch het tijdsverschil tussen de reisbestemming en de eigen tijdzone (w) berekend en worden de datum en tijd in de geselecteerde regio opgeslagen tijdens het opnemen.
Als u afsluit zonder d e datum en tijd in te stellen, knippert O als het opnamescherm wordt weergegeven. Gebruik de instelling Tijdzone en datum in het menu Set-up om de datum en tijd (A 84, E47) in te stellen.
C De klokbatterij
De klok van de camera wordt van stroom voorzien door een interne noodstroombatterij. De noodstroombatterij wordt opgeladen als de hoofdbatterijen in de camera zijn geplaatst of als de camera is aangesloten op een optionele lichtnetadapter, en kan na ongeveer 10 uur opladen gedurende enkele dagen als reservevoeding worden gebruikt.
Als de noodstroombatterij van de camera leeg raakt, wordt het scherm voor het instellen van datum en tijd weergegeven als de camera weer wordt ingeschakeld. Stel de datum en tijd opnieuw in. Stap 3 van “Voorbereiding 3 Taal, datum en tijd instellen” (A16)
C De opnamedatum afdrukken in afgedrukte beelden
Stel de datum en tijd in alvorens opnamen te gaan maken.
U kunt de opnamedatum permanent afdrukken in beelden terwijl deze worden vastgelegd door
Datumstempel (E52) in te stellen in het menu Set-up (A 84).
Als u wilt dat de opnamedatum wordt afgedrukt zonder gebruik te maken van de instelling
Datumstempel, drukt u af met de ViewNX 2-software (A 69).
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
19

Stap 1 De camera aanzetten

9 70
2 9m 0s
Aanduiding batterijniveau
Aantal resterende opnamen
C Opmerkingen over de flitser
De flitser wordt niet automatisch uitgeklapt. Klap de flitser uit (A 5, 46) in situaties waarin u de flitser wilt gebruiken, zoals op donkere locaties of bij tegenlicht.
1 Verwijder de objectiefdop en druk op de
hoofdschakelaar om de camera aan te zetten.
Het objectief wordt uitgeschoven en de monitor gaat aan.
Klap de flitser uit als u deze wilt gebruiken (A 5).
2 Controleer de aanduiding voor het
batterijniveau en het aantal resterende
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
opnamen.
Aanduiding batterijniveau
Melding Beschrijving
b De batterij is bijna vol.
B
Batterij is leeg.
Aantal resterende opnamen
Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt wordt weergegeven.
C wordt weergegeven als geen geheugenkaart in de camera is geplaatst. In dat geval worden de
opnamen opgeslagen in het interne geheugen (circa. 49 MB).
Het aantal resterende opnamen is afhankelijk van de hoeveelheid beschikbaar geheugen in het interne geheugen of op de geheugenkaart, en van de beeldkwaliteit en het beeldformaat (bepaald door de instelling voor de beeldmodus; A 57, E25).
De batterij is bijna leeg. Bereid u voor om de batterijen te vervangen.
Kan geen opnamen maken. Vervang de batterijen.
29m 0s
970
20

De camera aan- en uitzetten

C Stroombesparingsfunctie (Automatisch uit)
Als er gedurende een bepaalde tijd niets wordt gedaan, gaat de monitor automatisch uit, gaat de camera naar de stand-bystand en knippert het camera-aan-lampje. Als u de camera hierna nog circa drie minuten lang niet bedient, schakelt de camera zichzelf uit.
Terwijl de camera in de stand-bystand staat, wordt de monitor opnieuw ingeschakeld als een van de volgende bewerkingen wordt uitgevoerd:
Op de hoofdschakelaar, ontspanknop, knop A (opnamestand), knop c (weergave) of knop
b (e filmopname) drukken
De tijd die mag verstrijken voordat de camera naar de stand-bystand gaat, kan worden gewijzigd met de
instelling Automatisch uit in het menu Set-up (A 84).
Standaard wordt de camera na ongeveer 30 seconden op stand-by gezet bij gebruik van de opname- of weergavestand.
Als u de optionele lichtnetadapter EH-67 gebruikt, wordt de camera na 30 minuten in de stand-bystand gezet.
970
29m 0s
Knippert
Geen
bewerkingen
uitgevoerd
Geen
bewerkingen
uitgevoerd
3 min.
De camera wordt in
de stand-bystand
gezet.
Camera wordt uitgeschakeld.
Verwijder de objectiefdop en schakel de camera in.
Als de camera wordt ingeschakeld, gaat het camera-aan-lampje (groen) branden en wordt
vervolgens de monitor ingeschakeld (het camera-aan-lampje wordt uitgeschakeld als de monitor aan gaat).
U zet de camera uit door op de hoofdschakelaar te drukken. Als de camera wordt uitgeschakeld, worden het camera-aan-lampje en de monitor uitgeschakeld.
U kunt op de knop c (weergave) drukken en deze ingedrukt houden om de camera aan te zetten en over te schakelen naar de weergavestand. Het objectief wordt niet uitgeschoven.
29m 0s
970
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
21

Stap 2 Een opnamestand selecteren

1 Druk op de knop A.
Het menu met opnamestanden wordt weergegeven. Hierin kunt u de gewenste opnamestand selecteren.
2 Druk op H of I van de multi-selector
om de gewenste opnamestand te
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
22
selecteren en druk vervolgens op de knop k.
In dit voorbeeld wordt G (Eenvoudige autostand) gebruikt.
De instelling voor de opnamestand wordt opgeslagen als de camera wordt uitgeschakeld.
Eenvoudige autostand

Beschikbare opnamestanden

C Instellingen wijzigen tijdens het opnemen
Functies die kunnen worden ingesteld met de multi-selector A 45
-De flitser gebruiken A 46
- De zelfontspanner gebruiken A 49
- De macro-stand gebruiken A 51
- Helderheid (belichtingscompensatie) aanpassen A 53
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop d (Opnamemenu) te drukken A 56
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop d (Menu Set-up) te drukken A 84
G Eenvoudige autostand (A 34)
b Onderwerpsstand (A 35)
F Slim portret (A 41)
A Autostand (A 44)
De camera selecteert automatisch de optimale onderwerpsstand als u een beeld kadreert.
De camera-instellingen worden geoptimaliseerd op basis van de onderwerpsstand die u selecteert.
U kunt een onderwerpsstand selecteren door eerst het menu met
opnamestanden weer te geven en vervolgens op K van de multi-selector te drukken. Selecteer de gewenste onderwerpsstand door op H, I, J of K te drukken en druk vervolgens op k.
Als de camera een glimlachend gezicht detecteert, kunt u automatisch een foto maken zonder de ontspanknop te hoeven indrukken (glimlachtimer). U kunt ook de optie Huid verzachten gebruiken om de huidtinten van gezichten van personen te verzachten.
Gebruikt voor gewone opnamen. Hiermee kunnen instellingen in het menu met opnamestanden (A 56) worden aangepast aan de opnameomstandigheden en aan het type opname dat u wilt maken.
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
23

Stap 3 Het beeld kadreren

9 70970
2 9m 0s29m 0s
Pictogram voor opnamestand
1 Houd de camera stil.
Let op dat uw vingers, uw haar, de camerariem en andere voorwerpen zich niet voor het objectief, de flitser, de AF-hulpverlichting en de microfoon bevinden.
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
2 Kadreer het beeld.
Richt de camera op het gewenste onderwerp.
Als de camera automatisch de onderwerpsstand bepaalt,
verandert het pictogram voor de opnamestand (A 34).
24

De zoom gebruiken

B Eenvoudige autostand
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de camera eventueel de gewenste onderwerpsstand
niet selecteren. Selecteer in dergelijke gevallen een andere opnamestand (A 35, 41 en 44).
Als de digitale zoom is ingeschakeld, wijzigt de onderwerpsstand U.
C Bij gebruik van een statief
Wij adviseren u in de volgende situaties gebruik te maken van een statief om de camera te stabiliseren:
- Bij het maken van opnamen bij weinig licht met de flits-stand (A 47) ingesteld op W (uit)
- Bij het inzoomen op het onderwerp
Stel Vibratiereductie in op Uit in het menu Set-up (A 84) bij gebruik van een statief.
Uitzoomen Inzoomen
Optische zoom Digitale zoom
C Digitale zoom en interpolatie
Bij gebruik van de digitale zoom wordt de beeldkwaliteit minder als u inzoomt voorbij V in de zoomaanduiding.
De positie van V bevindt zich meer aan de rechterkant bij het maken van kleinere opnamen. Daarom kan, als het beeldformaat kleiner is (zoals is opgegeven in de instelling voor de beeldmodus; A 57, E24), meer digitale zoom worden toegepast zonder dat de beeldkwaliteit vermindert.
Klein beeldformaat
Draai aan de zoomknop om de optische zoom te activeren.
U kunt verder inzoomen op het onderwerp door
de zoomknop naar g (telefoto) te draaien.
U kunt uitzoomen en een groter gebied bekijken door de zoomknop naar Als u de camera inschakelt, wordt de zoom in de maximale groothoekstand gezet.
Er wordt een zoomaanduiding weergegeven aan de bovenzijde van de monitor als aan de zoomknop wordt gedraaid.
Als u de zoomknop naar g draait terwijl de camera is ingezoomd in de maximale optische zoomstand, kunt u de digitale zoom gebruiken om het beeld tot maximaal 4× verder te vergroten.
f
(groothoek) te draaien.
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
25

Stap 4 Scherpstellen en opnemen

F 3.1
1 /2 5 0
F 3.1
1 /2 5 0
1 Druk de ontspanknop half in (A 27).
Als een gezicht wordt gedetecteerd: De camera stelt scherp op het gezicht dat is omgeven door de gele dubbele rand (scherpstelveld). Zodra het onderwerp scherp is gesteld, wordt de dubbele rand groen.
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
Als geen gezichten worden gedetecteerd: De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Zodra de camera heeft scherpgesteld, wordt het scherpstelveld groen.
Als u gebruikmaakt van digitale zoom, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld en wordt het scherpstelveld niet weergegeven. Zodra de camera heeft scherpgesteld, licht de scherpstelaanduiding (A 8) groen op.
Wanneer de ontspanknop half is ingedrukt, kan het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding rood knipperen. Dit betekent dat de camera niet kan scherpstellen. Wijzig de compositie en druk vervolgens de ontspanknop opnieuw half in.
2 Druk de ontspanknop helemaal in (A 27).
De sluiter wordt ontspannen en de opname wordt opgeslagen.
1/250
1/250
F 3.1
F 3.1
26

De ontspanknop

B Opmerkingen over het opslaan van gegevens
Nadat u foto's hebt gemaakt of films hebt opgenomen, knippert het aantal resterende opnamen of de resterende opnametijd terwijl foto's of films worden opgeslagen. Open het deksel van het batterijvak/de kaartsleuf niet. Anders kunnen er foto- of filmgegevens verloren gaan of kan de camera of de geheugenkaart beschadigd raken.
B Opmerkingen over scherpstelling
Onderwerpen die niet geschikt zijn voor autofocus A 61
C AF-hulpverlichting en flitser
Wanneer het onderwerp zwak verlicht is, kan de AF-hulpverlichting (A 84) oplichten wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, en kan de flitser (A 46) afgaan wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt.
C Ervoor zorgen dat u geen opname mist
Als u bang bent om een belangrijke opname te missen, drukt u de ontspanknop helemaal in zonder deze eerst half in te drukken.
U kunt de scherpstelling en belichting (sluitertijd en diafragma) instellen
Half indrukken
Helemaal indrukken
door de ontspanknop half in te drukken en te stoppen zodra u weerstand voelt. De scherpstel- en belichtingsinstellingen blijven geblokkeerd zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Druk terwijl de ontspanknop half is ingedrukt de ontspanknop helemaal in om een foto te maken. Oefen geen kracht uit bij het indrukken van de ontspanknop aangezien dit kan leiden tot het trillen van de camera en een wazig beeld. Druk de knop zachtjes in.
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
27

Stap 5 Opnamen weergeven

Knop
c
(weergave)
Hiermee geeft u de vorige opname weer
Hiermee geeft u de volgende
opname weer
4 / 4
1 5/ 0 5/ 2 0 13 1 5 :3 0 0 00 4 . J P G
Huidig opnamenummer/ totale aantal opnamen
1 Druk op de knop c (weergave).
De camera schakelt over naar de weergavestand en de als laatste opgeslagen opname wordt in de stand voor schermvullende weergave weergegeven.
2 Gebruik de multi-selector om een opname te
selecteren voor weergave.
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
Geef het vorige beeld weer: H of J
Geef het volgende beeld weer: I of K
• Druk op H, I, J of K en houd deze ingedrukt om de beelden
snel te doorlopen.
Haal de geheugenkaart uit de camera om opnamen weer te geven die opgeslagen zijn in het interne geheugen van de camera. C wordt weergegeven naast het huidige opnamenummer/totale aantal opnamen.
Als u wilt terugkeren naar de opnamestand, drukt u op de knop A, op de ontspanknop of op de knop b(e filmopname).
28
15/05/2013 15:30
0004. JPG
4/ 4
C Beelden weergeven
Direct nadat u overschakelt naar het vorige beeld of het volgende beeld, worden beelden mogelijk kort weergegeven met een lage resolutie.
Wanneer u beelden waarin tijdens de opname een gezicht van een persoon (A 59) of huisdier (A 40) werd herkend schermvullend weergeeft, worden de beelden automatisch gedraaid voor weergave, afhankelijk van de oriëntatie van het herkende gezicht.
C Meer informatie
Zoomweergave A 64
Miniatuurweergave, Kalenderweergave A 65
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop d (Weergavemenu) te drukken
A 66
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
29

Stap 6 Opnamen wissen

1 Druk op de knop l om de opname te wissen die
op de monitor wordt weergegeven.
2 Druk op H of I van de multi-selector om de
gewenste methode voor wissen te selecteren en
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
druk vervolgens op de knop k.
Huidig beeld: alleen de huidige opname wordt gewist.
Wis gesel. beeld(en): er kunnen meerdere opnamen worden
geselecteerd en gewist (A 31).
Alle beelden: alle beelden worden gewist.
Druk op d om af te sluiten zonder het beeld te wissen.
3 Druk op H of I om Ja te selecteren en druk
vervolgens op de knop k.
Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer terughalen.
U kunt annuleren door op H of I te drukken om Nee te
selecteren en vervolgens op de knop k te drukken.
Wissen
Huidig beeld
Wis gesel. beeld(en)
Alle beelden
1 beeld wissen?
Ja
Nee
30
Het scherm Wis gesel. beeld(en) gebruiken
B Opmerkingen over verwijderen
Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer terughalen. Kopieer belangrijke opnamen naar een computer voordat u ze van de camera verwijdert.
Beveiligde beelden (A 66) kunnen niet worden gewist.
C De laatst gemaakte opname wissen in de opnamestand
Druk in de opnamestand op de knop l om de als laatste opgeslagen opname te wissen.
1 Druk op J of K van de multi-selector om een
beeld te selecteren dat u wilt wissen en druk
Wis gesel. beeld(en)
vervolgens op H om een vinkje toe te voegen.
U kunt de selectie ongedaan maken door op I te drukken om
het vinkje te verwijderen.
Draai de zoomknop (A 2) naar g (i) om terug te schakelen naar de stand voor schermvullende weergave of naar f (h) om miniaturen weer te geven.
Terug
2 Voeg vinkjes toe aan alle opnamen die u wilt wissen en druk vervolgens op
de knop k om de selectie te bevestigen.
Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Volg de instructies op de monitor.
ON/OFF
De grondbeginselen van opnemen en weergeven
31
32

Opnamefuncties

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de opnamestanden van de camera en de functies die beschikbaar zijn bij het gebruik van elke opnamestand. U kunt instellingen aanpassen op basis van de opnameomstandigheden en het type opnamen dat u wilt maken.
G (Eenvoudige autostand)..................................... 34
Onderwerpsstand (opname voor specifieke onderwerpen) Stand Slim portret (lachende gezichten fotograferen)
A Autostand............................................................ 44
Functies die kunnen worden ingesteld met de multi-selector
De flitser gebruiken (flits-standen)...............................................................46
De zelfontspanner gebruiken.........................................................................49
Macro-stand gebruiken.....................................................................................51
Helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie)...................................53
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop
d
(Opnamemenu) te drukken Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Scherpstelling ..........................................................59
.... 35
.... 41
.... 45
........... 56
... 58
Opnamefuncties
33

G (Eenvoudige autostand)

De camera selecteert automatisch de optimale onderwerpsstand als u een beeld kadreert.
Ga naar opnamestandM knop A (opnamestand)
M G
(eenvoudige autostand)M knop
Automatische onderwerpselectie
De c amera s electee rt auto matisc h een va n de vol gende o nderwe rpssta nden al s u de ca mera op een onderwerp richt:
e Portret
f Landschap
h Nachtportret
g Nachtlandschap
i Close-up
j Tegenlicht
U Andere onderwerpsstanden
Opnamefuncties
Instellingen voor G (Eenvoudige autostand) wijzigen
Afhankelijk van de onderwerpsstand die is geselecteerd door de camera, kunt u op H (X), J (n) of K (o) van de multi-selector drukken om de overeenkomstige functies in te stellen. “Functies die kunnen worden ingesteld met de multi-selector” (A 45), “Standaardinstellingen” (A 54)
Functies die kunnen worden ingesteld door op de knop d Beeldmodus (beeldformaat en beeldkwaliteit; A 57, E24) te drukken.
34
k

Onderwerpsstand (opname voor specifieke onderwerpen)

Als een van de volgende onderwerpsstanden wordt geselecteerd, worden de camera-instellingen automatisch geoptimaliseerd voor de geselecteerde onderwerpsstand.
Ga naar opnamestand M knop A (opnamestand) M b (tweede pictogram van boven*) M KM H, I, J, KM selecteer een onderwerpsstand M knop k
* Het pictogram voor de als laatste geselecteerde onderwerpsstand wordt weergegeven.
b Portret
(standaardinstelling; A 36)
f Party/binnen
(A 37)
i Schemering
(A 37)
l Museum
(A 38)
U Panorama assist
(A 39)
c Landschap
(A 36)
Z Strand
(A 37)
j Nachtlandschap
(A 38)
m Vuurwerk
(A 39)
O Dierenportret
(A 40)
d Sport
(A 36)
z Sneeuw
(A 37)
k Close-up
(A 38)
n
Zwart-wit-kopie (A 39)
e Nachtportret
(A 37)
h Zonsondergang
(A 37)
u Voedsel
(A 38)
o Tegenlicht
(A 39)
Instellingen van de onderwerpsstand wijzigen
Afhankelijk van de onderwerpsstand, kan H (X), I (p), J (n) of K (o) van de multi-selector worden gebruikt om de overeenkomstige functies in te stellen. “Functies die kunnen worden ingesteld met de multi-selector” (A 45), “Standaardinstellingen” (A 54)
Functies die kunnen worden ingesteld door op de knop d Beeldmodus (beeldformaat en beeldkwaliteit; A 57, E24) te drukken.
Opnamefuncties
35

Een beschrijving van elke onderwerpsstand weergeven

Panorama assist
Selecteer de gewenste onderwerpsstand op het scherm voor onderwerpselectie en draai de zoomknop (A 2) naar g (j) om een beschrijving van die onderwerpsstand te bekijken. Ga terug naar het originele scherm door de zoomknop weer naar g (j) te draaien.

Kenmerken van elke onderwerpsstand

b Portret
Wanneer de camera het gezicht van een persoon herkent, stelt deze scherp op dat gezicht (A 59).
Door de functie voor huid verzachten zien de huidtinten in de gezichten van personen er vloeiender
uit (A 43).
Als geen gezichten worden herkend, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Digitale zoom kan niet worden gebruikt.
Opnamefuncties
c Landschap
Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A 9) wordt altijd groen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
d Sport
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
Als u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt, worden continu ongeveer vier beelden vastgelegd
met een snelheid van ongeveer 1,2 bps (wanneer Beeldmodus is ingesteld op P 4608×3456).
De camera stelt zelfs scherp wanneer de ontspanknop niet half is ingedrukt. Mogelijk hoort u het geluid van de camera die scherp wordt gesteld.
Scherpstelling, belichting en kleurtoon zijn vast ingesteld op de waarden die zijn bepaald voor de eerste afbeelding in elke reeks.
De beeldsnelheid bij continu-opnamen hangt af van de huidige instelling voor beeldmodus en de gebruikte geheugenkaart of opnameomstandigheden.
36
e Nachtportret
O
O
O
O: Het gebruik van een statief wordt aanbevolen bij gebruik van onderwerpsstanden waarin O is
aangeduid. Stel Vibratiereductie in op Uit in het menu Set-up (A 84) wanneer u een statief gebruikt tijdens het fotograferen om de camera te stabiliseren.
De flitser gaat altijd af. Klap de flitser uit voordat u opnamen gaat maken.
Wanneer de camera het gezicht van een persoon herkent, stelt deze scherp op dat gezicht (A 59).
Door de functie voor huid verzachten zien de huidtinten in de gezichten van personen er vloeiender
uit (A 43).
Als geen gezichten worden herkend, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Digitale zoom kan niet worden gebruikt.
f Party/binnen
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
Houd de camera stil omdat beelden gemakkelijk last kunnen hebben van het trillen van het toestel. Stel
Vibratiereductie in op Uit in het menu Set-up (A 84) wanneer u een statief gebruikt tijdens het fotograferen om de camera te stabiliseren.
Z Strand
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
z Sneeuw
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
h Zonsondergang
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
i Schemering
Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A 9) wordt altijd groen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Opnamefuncties
37
j Nachtlandschap
O
9 70
2 9m 0s
O: Het gebruik van een statief wordt aanbevolen bij gebruik van onderwerpsstanden waarin O is
aangeduid. Stel Vibratiereductie in op Uit in het menu Set-up (A 84) wanneer u een statief gebruikt tijdens het fotograferen om de camera te stabiliseren.
Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A 9) wordt altijd groen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
k Close-up
Macro-stand (A 51) is ingeschakeld en de camera zoomt automatisch naar de dichtstbijzijnde positie waarin opnamen kunnen worden gemaakt.
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld. Gebruik de scherpstelvergrendeling om het beeld te kadreren bij een object dat zich niet in het midden van het kader bevindt (A 60).
De camera stelt zelfs scherp wanneer de ontspanknop niet half is ingedrukt. Mogelijk hoort u het geluid van de camera die scherp wordt gesteld.
u Voedsel
Macro-stand (A 51) is ingeschakeld en de camera zoomt automatisch naar de dichtstbijzijnde positie waarin opnamen kunnen worden gemaakt.
U kunt de kleurtoon aanpassen door op H of I van de multi-selector te drukken. De instelling voor de kleurtoon wordt
Opnamefuncties
opgeslagen in het geheugen van de camera, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld.
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld. Gebruik de scherpstelvergrendeling om het beeld te kadreren bij een object dat zich niet in het midden van het kader bevindt (A 60).
De camera stelt zelfs scherp wanneer de ontspanknop niet half is ingedrukt. Mogelijk hoort u het geluid van de camera die scherp wordt gesteld.
l Museum
De flitser gaat niet af.
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
De camera maakt een reeks van maximaal 10 opnamen terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt wordt
gehouden, en het scherpste beeld in de reeks wordt automatisch geselecteerd en opgeslagen (BSS (best shot selector)).
29m 0s
970
38
m Vuurwerk
O
O: Het gebruik van een statief wordt aanbevolen bij gebruik van onderwerpsstanden waarin O is
aangeduid. Stel Vibratiereductie in op Uit in het menu Set-up (A 84) wanneer u een statief gebruikt tijdens het fotograferen om de camera te stabiliseren.
De sluitertijd is vast ingesteld op vier seconden.
De camera stelt scherp op oneindig.
Wanneer de ontspanknop half is ingedrukt, wordt de scherpstelaanduiding (A 9) altijd groen.
n Zwart-wit-kopie
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
Gebruik deze stand in combinatie met de macro-stand (A 51) bij het maken van opnamen van
onderwerpen die zich dicht bij de camera bevinden.
o Tegenlicht
De flitser gaat altijd af. Klap de flitser uit voordat u opnamen gaat maken.
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
U Panorama assist
Gebruik deze instelling om een reeks van beelden vast te leggen die met behulp van een computer worden samengevoegd tot een panoramabeeld (E2).
Druk op H, I, J of K van de multi-selector om de richting te selecteren waarin de camera wordt bewogen bij het maken van opnamen en druk vervolgens op de knop k.
Bevestig nadat u de eerste opname hebt gemaakt op het scherm hoe de gemaakte opname wordt verbonden met de volgende opname, en maak de volgende opname. Maak zo veel opnamen als nodig is om het panoramabeeld te voltooien. U kunt het opnemen voltooien door op de knop k te drukken.
Breng de beelden over naar uw computer en gebruik het programma Panorama Maker (A 71, E4) om de beelden te combineren tot een enkel panoramabeeld.
Opnamefuncties
39
O Dierenportret
B Dierenp. autom. ontsp.
U kunt de instellingen voor
Dierenp. autom. ontsp.
wijzigen door op J (n) van de multi-selector te drukken.
- Y: Wanneer de camera het gezicht van een huisdier herkent, stelt deze scherp en wordt automatisch
de sluiter ontspannen.
-
OFF
: De sluiter wordt niet automatisch ontspannen, zelfs niet als het gezicht van een huisdier wordt gedetecteerd.
Druk de ontspanknop in om de sluiter te ontspannen.
Dierenp. autom. ontsp. wordt automatisch uitgeschakeld als:
- Vijf burstopnamen werden gemaakt.
- Het interne geheugen of de geheugenkaart vol is. Als u wilt doorgaan met opnemen met Dierenp. autom. ontsp., drukt u op J (n) van de multi-selector om de optie opnieuw in te stellen.
B Scherpstelveld
Wanneer de camera een gezicht detecteert, wordt een gele dubbele rand (scherpstelveld) weergegeven rond het gezicht en wordt de dubbele rand groen wanneer de camera heeft scherpgesteld.
Als meer dan één gezicht van een hond of kat wordt gedetecteerd (er kunnen er maximaal vijf worden gedetecteerd), wordt het gezicht dat het grootst wordt weergegeven op de monitor omgegeven door een dubbele rand en de rest door een enkele rand.
Als geen gezichten van huisdieren worden herkend, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
B Opmerkingen over Dierenportret
Digitale zoom kan niet worden gebruikt.
Afhankelijk van de afstand van het onderwerp tot de camera, de snelheid waarmee het onderwerp
beweegt, de richting waarin het onderwerp kijkt , de helderheid rondom het gezicht van het huisdier, enz. bestaat de kans dat gezichten van huisdieren niet worden gedetecteerd en dat in plaats daarvan andere onderwerpen binnen een kader worden weergegeven.
9 70
2 9m 0s
Wanneer u de camera op het gezicht van een hond of k at richt, kan deze het gezicht detecteren en hierop scher pstellen.
Standaard wordt automatisch de sluiter ontspannen nadat de camera heeft scherpgesteld (Dierenp. autom. ontsp.).
Selecteer, nadat u O
- Enkelvo udig: beelden worden één voor één vastgelegd.
-
Continu
beelden vastgelegd met een snelheid van ongeveer 1,2 bps. Bij het maken van handmatige opnamen, worden maximaal ongeveer vier beelden vastgelegd met een snelheid van ongeveer 1,2 bps terwijl u de ontspanknop helemaal ingedrukt houdt (wanneer
Dierenportret
: Als de camera heeft scherpgesteld op het gedetecteerde gezicht, worden continu drie
hebt geselecteerd, de optie
Enkelvoudig
Beeldmodus
of
Continu
op het volgende scherm.
is ingesteld op P4608×3456
Opnamefuncties
40
).
29m 0s
970

Stand Slim portret (lachende gezichten fotograferen)

Als de camera een glimlachend gezicht detecteert, kunt u automatisch een foto maken zonder de ontspanknop te hoeven indrukken (glimlachtimer). U kunt de optie Huid verzachten gebruiken om de huidtinten van gezichten van personen te verzachten.
Ga naar opnamestandM knop A (opnamestand)
M F
Slimme portretstandM knop
k
1 Kadreer het beeld.
Klap de flitser uit als u deze wilt gebruiken (A 5).
Wijs met de camera in de richting van het gezicht van een persoon.
“Gezichtsherkenning gebruiken” (A 59 )
2 Wacht totdat het onderwerp glimlacht. Druk de ontspanknop niet in.
Als de camera detecteert dat het gezicht dat door de dubbele rand omkaderd is, glimlacht, wordt
automatisch de sluiter ontspannen (Glimlachtimer; A 57, E33).
Nadat de camera de sluiter heeft ontspannen, gaat deze door met het detecteren van gezichten en glimlachen en wordt de sluiter opnieuw ontspannen als een glimlachend gezicht wordt gedetecteerd.
3 De opname wordt beëindigd.
U kunt de glimlachdetectie annuleren en stoppen met opnemen door een van de volgende bewerkingen uit te voeren:
-Zet de camera uit.
-Stel Glimlachtimer (A 57, E33) in op Uit.
-Druk op de knop A en selecteer een andere opnamestand.
Opnamefuncties
41
Opnamefuncties
B Opmerkingen over de stand Slim portret
Digitale zoom kan niet worden gebruikt.
In bepaalde opnameomstandigheden kan de camera mogelijk geen gezichten herkennen of
glimlachende gezichten detecteren.
“Opmerkingen over gezichtsherkenning” A 59
C Automatische uitschakeling bij gebruik van de glimlachtimer
Wanneer Glimlachtimer is ingesteld op Aan, is de functie Automatisch uit (A 84) geactiveerd en schakelt de camera uit als één van de hierna aangegeven situaties zich blijft voordoen en er geen andere bewerkingen worden uitgevoerd.
De camera herkent geen gezichten.
De camera herkent een gezicht, maar kan geen glimlach detecteren.
C Als het zelfontspannerlampje knippert
Bij gebruik van de glimlachtimer knippert het zelfontspannerlampje als de camera een gezicht herkent en flikkert het direct nadat de sluiter is ontspannen.
C De sluiter met de hand ontspannen
De sluiter kan ook worden ontspannen door op de ontspanknop te drukken. Als geen gezichten worden herkend, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
B Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Bepaalde instellingen kunnen niet worden gecombineerd met andere functies (A 58).
Instellingen voor stand Slim portret wijzigen
De volgende functies kunnen worden ingesteld met de multi-selector (A 45) flits-stand (A 46), zelfontspanner (A 49) en belichtingscompensatie (A 53)
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop d te drukken De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop d (Opnamemenu) te drukken (A 56)
42

Huid verzachten gebruiken

B Opmerkingen over Huid verzachten
Het opslaan van de beelden na de opname kan meer tijd dan gebruikelijk in beslag nemen.
Onder bepaalde opnameomstandigheden wordt mogelijk niet het gewenste resultaat bereikt met Huid
verzachten of wordt deze functie wellicht toegepast op delen van het beeld waarin zich geen gezichten bevinden.
Wanneer de sluiter wordt losgelaten in een van de volgende opnamestanden, detecteert de camera een of meer gezichten van personen (maximaal drie) en wordt het beeld verwerkt om de huidtinten te verzachten.
Portret of Nachtportret in G (Eenvoudige autostand) (A 34)
Portret (A 36) of Nachtportret (A 37) in de onderwerpsstand
Stand Slim portret (A 41)
Huid verzachten kan ook worden toegepast op opgeslagen opnamen (A 66, E8).
Opnamefuncties
43

A Autostand

B Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Bepaalde instellingen kunnen niet worden gecombineerd met andere functies (A 58).
Gebruikt voor gewone opnamen. Hiermee kunnen instellingen in het menu met opnamestanden (A 56) worden aangepast aan de opnameomstandigheden en aan het type opname dat u wilt maken.
Ga naar opnamestand M knop A (opnamestand) M A (Autostand) M knop k
De camera stelt scherp op het gebied in het midden van het beeld.
Instellingen van de stand A (Autostand) wijzigen
Functies die kunnen worden ingesteld met de multi-selector (A 45) ➝ flits-stand (A 46), zelfontspanner (A 49), macro-stand (A 51) en belichtingscompensatie (A 53)
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop d te drukken De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop d (Opnamemenu) te drukken (A 56)
Opnamefuncties
44

Functies die kunnen worden ingesteld met de multi-selector

X (flits-stand)
p (macro-stand)
o (belichtingscompensatie)
n (zelfontspanner),
Dierenp. autom. ontsp.
Tijdens het maken van opnamen kunnen H, I, J of K van de multi-selector worden gebruikt om de volgende functies in te stellen.

Beschikbare functies

Welke functies beschikbaar zijn, is afhankelijk van de opnamestand, zoals hieronder weergegeven.
Zie “Standaardinstellingen” (A 54) voor meer informatie over de standaardinstellingen van elke stand.
G
(eenvoudige
X Flits-stand
n Zelfontspanner (A 49) ww
p Macro (A 51) ––w o Belichtingscompensatie (A 53) www
1
Kan worden ingesteld als de flitser is uitgeklapt. Als de flitser is ingeklapt, is de flits-stand vast ingesteld op W (uit).
2
Verschilt per onderwerpsstand die door de camera is geselecteerd. “Standaardinstellingen” (A 54)
3
Verschilt per onderwerpsstand. “Standaardinstellingen” (A 54)
4
Varieert per instelling uit het menu Slim portret. “Standaardinstellingen” (A 54)
1
(A 46) w
Dierenp. autom. ontsp. (A 40) ––
autostand)
Onderwerpsstand
2
Slim portret A (auto)
3
w
4
4
w
w
Opnamefuncties
45

De flitser gebruiken (flits-standen)

Op donkere plekken of bij tegenlicht kunt u foto's maken met de flitser door de flitser uit te klappen. U kunt de flits-stand instellen.
1 Druk op de knop m (pop-up flitser).
De flitser wordt uitgeklapt.
Als de flitser is ingeklapt, is de flits-stand vast ingesteld op W (uit).
Opnamefuncties
2 Druk op H (m flits-stand) van de multi-selector.
3 Druk op H of I om de gewenste taal te
selecteren en druk vervolgens op de knop k.
Beschikbare flits-standen A 47
Als u niet binnen enkele seconden op de knop k drukt om een
instelling toe te passen, wordt de selectie geannuleerd.
Automatisch
Wanneer u U (auto) instelt, wordt D slechts enkele
seconden weergegeven, ongeacht de instellingen voor Monitorinstellingen (A 84, E50).
46
Beschikbare flits-standen
Automatisch
U
Bij weinig licht wordt automatisch de flitser gebruikt.
Autom. met rode-ogenred.
V
Hiermee vermindert u rode ogen in portretten ten gevolge van het gebruik van de flitser (A 48).
Uit
W
De flitser gaat niet af.
Wij adviseren u gebruik te maken van een statief om de camera te stabiliseren als u opnamen maakt in donkere omgevingen.
Invulflits
X
De flitser wordt bij elke opname gebruikt. Gebruik deze stand om schaduwen en onderwerpen in tegenlicht “in te vullen” (te verlichten).
Lange sluitertijd
Y
De automatische flits-stand wordt gecombineerd met een lange sluitertijd. Geschikt voor avond- en nachtportretten met achtergrondscènes. De flitser verlicht het hoofdonderwerp. De lange sluitertijd wordt gebruikt om in het donker of bij weinig licht de achtergrond vast te leggen.
Opnamefuncties
47
B De flitser inklappen
Duw de flitser voorzichtig naar beneden totdat deze vastklikt om de flitser in te klappen als deze niet wordt gebruikt (A 5).
C Het flitserlampje
Het flitserlampje geeft de status van de flitser aan wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Aan: de flitser wordt bij elke opname gebruikt.
Knipperen: de flitser wordt opgeladen. De camera kan geen opnamen
maken.
Uit: de flitser gaat niet af wanneer een opname wordt gemaakt. Als de batterij bijna leeg is, wordt de monitor uitgeschakeld tijdens het
opladen van de flitser.
C Flits-standinstelling
De instelling varieert afhankelijk van de opnamestand.
“Beschikbare functies” (A 45) “Standaardinstellingen” (A 54)
Bepaalde instellingen kunnen niet worden gecombineerd met andere functies (A 58).
Opnamefuncties
De instelling voor de flits-stand die wordt toegepast in de stand A (auto), wordt opgeslagen in het
geheugen van de camera, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld.
C Effectief bereik van de flitser
Als de ISO-waarde is ingesteld op Automatisch, heeft de flitser een bereik van circa 0,5 tot 5,0 min de maximale groothoekzoomstand en een bereik van circa 1,5 tot 2,5 m in de maximale telezoomstand.
C Rode-ogenreductie
Deze camera heeft een “functie voor geavanceerde rode-ogenreductie (rode-ogenreductie van de camera)”. Er worden herhaaldelijk voorflitsen met lage intensiteit afgegeven voordat de hoofdflits afgaat, waardoor het rode-ogeneffect vermindert. Tevens geldt dat, wanneer de camera rode ogen detecteert terwijl een beeld wordt opgeslagen, het gebied in kwestie wordt bewerkt om rode ogen te verminderen voor het beeld wordt opgeslagen. Houd rekening met het volgende tijdens het fotograferen:
Omdat er voorflitsen worden afgegeven, ontstaat er een korte vertraging tussen het moment waarop de ontspanknop wordt ingedrukt en het moment waarop de sluiter wordt ontspannen.
Er is meer tijd nodig dan gebruikelijk om opnamen op te slaan.
Rode-ogenreductie zal niet bij alle situaties het gewenste resultaat opleveren.
In een heel enkel geval worden mogelijk delen van het beeld verwerkt door de functie voor
rode-ogenreductie waar geen sprake is van rode ogen. Selecteer in dergelijke gevallen een andere flits-stand en maak de opname opnieuw.
48

De zelfontspanner gebruiken

F 3.1
1 /2 5 0
Ongeveer 10 seconden nadat u de ontspanknop hebt ingedrukt, kan de zelfontspanner van de camera de sluiter ontspannen.
De zelfontspanner is handig als u zelf onderdeel wilt uitmaken van de opname die u maakt of als u de effecten van het trillen van de camera wilt vermijden die ontstaan wanneer u op de ontspanknop drukt. Bij gebruik van de zelfontspanner wordt een statief aanbevolen. Stel Vibratiereductie in op Uit in het menu Set-up (A 84) wanneer u een statief gebruikt tijdens het fotograferen om de camera te stabiliseren.
1 Druk op J (n zelfontspanner) van de
multi-selector.
2 Druk op H of I om ON te selecteren en druk
vervolgens op de knop k.
n10 wordt weergegeven.
Als u niet binnen enkele seconden op de knop k drukt om een
instelling toe te passen, wordt de selectie geannuleerd.
Als Dierenportret is geselecteerd in de onderwerpsstand,
wordt Y (Dierenp. autom. ontsp.) weergegeven (A 40). De zelfontspanner kan niet worden gebruikt.
Zelfontspanner
3 Kadreer het beeld en druk vervolgens de
ontspanknop half in.
De scherpstelling en de belichting worden ingesteld.
F 3.1
1/250
Opnamefuncties
49
4 Druk de ontspanknop helemaal in.
F 3.1
1 /2 5 0
B Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Bepaalde instellingen kunnen niet worden gecombineerd met andere functies (A 58).
De zelfontspanner start en het aantal seconden tot de opname wordt op de monitor weergegeven. Het zelfontspannerlampje knippert terwijl de timer aftelt. Ongeveer een seconde voordat de sluiter wordt ontspannen, stopt het lampje met knipperen en gaat het continu branden.
Als de sluiter wordt ontspannen, wordt de zelfontspanner op OFF gezet.
Als u de zelfontspanner wilt stoppen voordat de foto is genomen, drukt u nogmaals op de ontspanknop.
Opnamefuncties
1/250
F 3.1
50

Macro-stand gebruiken

Macro-stand
Bij gebruik van de macro-stand kan de camera scherpstellen op onderwerpen die zich niet meer dan ongeveer 1 cm van het objectief bevinden.
Deze functie is handig bij het maken van close-ups van bloemen en andere kleine voorwerpen.
1 Druk op I (p macro-stand) van de
multi-selector.
2 Druk op H of I om ON te selecteren en druk
vervolgens op de knop k.
F wordt weergegeven.
Als u niet binnen enkele seconden op de knop k drukt om een
instelling toe te passen, wordt de selectie geannuleerd.
3 Gebruik de zoomknop om de zoom op een
positie te zetten waarbij F en de zoomaanduiding groen worden.
Hoe dicht u bij het onderwerp kunt komen bij het maken van opnamen is afhankelijk van de zoompositie. Als de zoom op een positie staat waarbij F en de zoomaanduiding groen wordt, kan de camera scherpstellen op onderwerpen die niet meer dan ongeveer 10 cm van het objectief zijn verwijderd.
Als de zoom is ingesteld op het gebied dat wordt aangeduid met 1, kan de camera scherpstellen op onderwerpen die niet meer dan ongeveer 1 cm van het objectief zijn verwijderd.
1
Opnamefuncties
51
B Opmerkingen over het gebruik van de flitser
Mogelijk kan de flitser onderwerpen op minder dan 50 cm afstand niet geheel uitlichten.
C Autofocus
Bij het opnemen van foto's in de macro-stand wordt de camera continu scherpgesteld totdat de ontspanknop half ingedrukt om de scherpstelling te vergrendelen. Mogelijk hoort u het geluid van de camera die scherp wordt gesteld.
C Instelling macro-stand
De macro-stand kan niet worden gebruikt bij bepaalde opnamestanden. ➝ “Standaardinstellingen”
(A 54)
De instelling voor de macro-stand die wordt toegepast in de stand A (auto) wordt opgeslagen in het
geheugen van de camera, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld.
Opnamefuncties
52

Helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie)

0.0
+0.3
9 70
2 9m 0s
C Belichtingscorrectiewaarde
De waarde voor de belichtingscorrectie die wordt toegepast in de stand A (auto), wordt opgeslagen in het geheugen van de camera, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld.
U kunt de algehele helderheid van het beeld aanpassen.
1 Druk op K (o belichtingscompensatie) van de
multi-selector.
2 Druk op H of I om een correctiewaarde te
selecteren.
Om de opname helderder te maken, past u positieve (+) belichtingscompensatie toe.
Om de opname donkerder te maken, past u negatieve (–) belichtingscompensatie toe.
+0.3
0.0
Belichtingscompensatie
3 Druk op de knop k om de correctiewaarde toe
te passen.
Als u niet binnen enkele seconden op de knop k drukt, wordt de instelling toegepast en verdwijnt het menu.
Wanneer een andere belichtingscorrectiewaarde dan 0.0 wordt toegepast, worden H en de waarde weergegeven op de monitor.
+0.3
4 Druk de ontspanknop in om een foto te maken.
U kunt de belichtingscompensatie uitschakelen door terug te gaan naar stap 1 en de waarde te wijzigen in 0.0.
Opnamefuncties
29m 0s
970
53

Standaardinstellingen

De standaardinstellingen voor elke opnamestand worden hieronder beschreven.
1
Flitser
(A 46)
G (eenvoudige autosta nd) (A 34)
F (slim portret) (A 41) U
U
2
4
A (auto) (A 44) U Uit Uit 0.0
Onderwerpsstand
b (A 36) V Uit c (A 36) d (A 36) e (A 37) f (A 37)
Opnamefuncties
Z (A37) U Uit
W
W
V
V
6
6
7
8
z (A 37) U Uit h (A 37) i (A 37) j (A 38)
6
W
6
W
6
W
k (A 38) W Uit u (A 38) l (A 38) m (A 39)
6
W
6
W
6
W
n (A 39) W Uit Uit 0.0 o (A 39)
6
X
U (A 39) W Uit Uit 0.0
Zelfontspanner
(A 49)
Uit Uit
5
Uit
Uit
6
Uit
Uit
Uit
Uit
Uit
Uit
3
6
Uit
6
Uit
6
Uit
6
Uit
6
Uit
6
Uit
6
Uit
6
Uit
6
Uit
6
Uit
6
Uit
Aan
Uit
Aan
Uit Uit 0.0
6
Uit
Uit
6
Uit
6
Uit
Macro
(A 51)
6
6
Belichtingscompensatie
(A 53)
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
6
0.0
0.0
54
1
B Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Bepaalde instellingen kunnen niet worden gecombineerd met andere functies (A 58).
Flitser
(A 46)
O (A 40)
1
Deze instelling wordt gebruikt als de flitser is uitgeklapt.
2
U kunt U (auto) of W (uit) selecteren. Als U (auto) is geselecteerd, selecteert de camera automatisch de optimale instelling voor de flits-stand voor de geselecteerde onderwerpsstand.
3
De instelling kan niet worden gewijzigd. Hiermee wordt automatisch overgeschakeld naar de macro-stand als de camera Close-up selecteert.
4
Kan niet worden gebruikt als Knipperdetectie is ingesteld op Aan.
5
Kan worden ingesteld als Glimlachtimer is ingesteld op Uit.
6
De instelling kan niet worden gewijzigd.
7
De instelling kan niet worden gewijzigd. De flits-stand is vast ingesteld op invulflits met lange sluitertijd en rode-ogenreductie.
8
De flits-stand Lange sluitertijd met rode-ogenreductie kan worden gebruikt.
9
De zelfontspanner kan niet worden gebruikt. U kunt de stand Dierenp. autom. ontsp. (A 40) in- en uitschakelen.
6
W
Zelfontspanner
(A 49)
9
Y
Macro
(A 51)
Belichtingscompensatie
Uit 0.0
(A 53)
Opnamefuncties
55
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop
97 0
29 m 0 s
d
(Opnamemenu) te drukken
Tijdens het opnemen kunt u de volgende functies instellen door op de knop d te drukken.
Opnamemenu
Beeldmodus
Witbalans Continu ISO-waarde
29m 0s
970
Kleuropties
Welke functies beschikbaar zijn, is afhankelijk van de opnamestand, zoals hieronder weergegeven.
Eenvoudige
autostand
Onderwerpsstand
Slim portret Autostand
Beeldmodus* wwww
Opnamefuncties
Witbalans –––w
Continu –––w
ISO-waarde –––w
Kleuropties –––w
Huid verzachten ––w
Glimlachtimer ––w
Knipperdetectie ––w
* Als u de instelling voor de beeldmodus wijzigt, wordt de nieuwe instelling toegepast op alle
opnamestanden.
56

Beschikbare opnamemenu's

C Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Bepaalde instellingen kunnen niet worden gecombineerd met andere functies (A 58).
Optie Beschrijving
Beeldmodus
Witbalans
Continu
ISO-waarde
Kleuropties
Huid verzachten
Glimlac
Knipperdetectie
Hiermee kunt u de combinatie van beeldformaat en beeldkwaliteit selecteren waarmee opnamen worden opgeslagen. De standaardinstelling is P 4608×3456.
Hiermee kunt u de witbalans aanpassen aan de lichtbron om de kleuren in beelden te laten overeenkomen met wat u ziet met uw ogen. De beschikbare instellingen zijn Automatisch (standaardinstelling), Handm. voorinstelling, Daglicht, Gloeilamplicht, TL-licht, Bewolkt en Flitser.
Hiermee kunt u een reeks van beelden vastleggen. De beschikbare instellingen zijn Enkelvoudig (standaardinstelling), Continu, BSS en Multi-shot 16.
Hiermee kunt u de gevoeligheid voor licht van de camera regelen. U kunt de gevoeligheid instellen op Automatisch (standaardinstelling) of de instelling vergrendelen op 80, 100, 200, 400, 800 of 1600. Als de ISO-waarde is ingesteld op Automatisch, wordt de ISO-waarde automatisch ingesteld door de camera en wordt E weergegeven tijdens het opnemen als de ISO-waarde toeneemt.
Hiermee kunt u de kleurtinten van beelden wijzigen. De beschikbare instellingen zijn Normale kleur (standaardinstelling), Levendig, Zwart-wit, Sepia en Koelblauw.
Hiermee wordt Huid verzachten ingeschakeld. Laat de huidtinten in gezichten van personen er vloeiender uitzien. De standaardinstelling is Aan.
Als Aan (standaardi
htimer
van personen en wordt vervolgens automatisch de sluiter ontspannen wanneer een glimlach wordt gedetecteerd.
Wanneer Aan is geselecteerd, ontspant de camera telkens als een opname wordt gemaakt automatisch tweemaal de sluiter. Van de twee opnamen wordt de foto bewaard waarop het onderwerp de ogen verder open heeft dan op de andere foto. De flitser kan niet worden gebruikt wanneer Aan is geselecteerd. De standaardinstelling is Uit.
nstelling) is geselecteerd, herkent de camera gezichten
A
E24
E26
E29
E30
Opnamefuncties
E31
E32
E33
E33
57

Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt

Bepaalde functies kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt.
Beperkte functie Optie Beschrijving
Flits-stand
Zelfontspanner
Digitale zoom Continu (A 57)
Beeldmodus Continu (A 57)
Witbalans Kleuropties (A 57)
Opnamefuncties
Continu
ISO-waarde Continu (A 57)
Bewegingsdetectie
Sluitergeluid Continu (A 57)
Continu (A 57)
Knipperdetectie (A 57)
Glimlachtimer (A 57)
Zelfontspanner (A 49)
Flits-stand (A 46)
Continu (A 57)
ISO-waarde (A 57)
Als Continu, BSS of Multi-shot 16 is geselecteerd, kan de flitser niet worden gebruikt.
Als Knipperdetectie is ingesteld op Aan, kan de flitser niet worden gebruikt.
Als Glimlachtimer wordt gebruikt voor het maken van opnamen, kan de zelfontspanner niet worden gebruikt.
Wanneer Multi-shot 16 is geselecteerd, kan de digitale zoom niet worden gebruikt.
Als Multi-shot 16 is geselecteerd, wordt B eeldmodus vast ingesteld op L (beeldformaat: 2560 × 1920 pixels).
Bij gebruik van Zwart-wit, Sepia, of Koelblauw, wordt de optie Witbalans vast ingesteld op Automatisch.
Bij gebruik van de zelfontspanner, wordt Continu vast ingesteld op Enkelvoudig.
Als Multi-shot 16 is geselecteerd, wordt de instelling ISO-waarde automatisch vastgesteld op basis van de helderheid.
Als de flitser afgaat, wordt Bewegingsdetectie uitgeschakeld.
Als Multi-shot 16 is geselecteerd, wordt Bewegingsdetectie uitgeschakeld.
Wanneer de ISO-waarde is ingesteld op een andere waarde dan Automatisch, wordt Bewegingsdetectie uitgeschakeld.
Als Continu, BSS, of Multi-shot 16 is geselecteerd, is het sluitergeluid niet te horen.
58

Scherpstelling

9 70
2 9m 0s
B Opmerkingen over gezichtsherkenning
Het vermogen van de camera om gezichten te herkennen, is afhankelijk van een reeks van factoren, waaronder of het onderwerp al dan niet in de richting van de camera kijkt. Bovendien kan de camera mogelijk in de volgende situaties geen gezichten herkennen:
- Als een gezicht deels verscholen is achter een zonnebril of een ander voorwerp.
- Als een gezicht te veel of te weinig ruimte beslaat in het beeld.
Wanneer zich meer dan één gezicht van een persoon binnen het kader bevindt, hangen de gezichten herkend door de camera en het gezicht waarop de camera scherpstelt af van een aantal factoren, waaronder de richting waarin de gezichten kijken.
In enkele zeer uitzonderlijke gevallen, zoals beschreven in “Onderwerpen die niet geschikt zijn voor autofocus” (A 61), kan het onderwerp niet worden scherpgesteld ondanks dat de dubbele rand groen oplicht. Als dit zich voordoet, gebruikt u een andere stand, zoals A (auto), en probeert u vervolgens opnamen te maken met scherpstelvergrendeling (A60) door scherp te stellen op een ander onderwerp dat zich op dezelfde afstand van de camera bevindt.

Gezichtsherkenning gebruiken

In de volgende opnamestanden gebruikt de camera gezichtsherkenning om automatisch scherp te stellen op gezichten van personen. Wanneer de camera meer dan één gezicht herkent, wordt een dubbele rand weergegeven rond het gezicht waarop de camera gaat scherpstellen en een enkele rand rond de andere gezichten.
29m 0s
970
Opnamestand
Portret en Nachtportret in G (Eenvoudige autostand) (A 34)
Portret (A 36) en Nachtportret (A 37) in de onderwerpsstand
Stand Slim portret (A41) Maximaal 3
Als geen gezichten worden herkend wanneer de ontspanknop half is ingedrukt, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Aantal gezichten dat kan worden herkend
Maximaal 12
Scherpstelveld (dubbele rand)
Het gezicht dat zich het dichtst bij de camera bevindt
Het gezicht dat zich het dichtst bij het midden van het beeld bevindt
Opnamefuncties
59

Scherpstelvergrendeling

F 3.1F 3.11 /2 5 01/250
F 3.1
1 /2 5 0
Als de camera scherpstelt op een object in het midden van het beeld, kunt u de scherpstellingsvergrendeling gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich niet in het midden van het beeld bevindt.
Gebruik de volgende procedure bij het maken van opnamen met de stand A (automatisch).
1 Richt de camera zodanig op het onderwerp dat dit zich in het midden van
het beeld bevindt.
2 Druk de ontspanknop half in.
Controleer of het scherpstelveld groen wordt.
De scherpstelling en de belichting worden
vergrendeld.
Opnamefuncties
3 Blijf de ontspanknop half ingedrukt houden en
pas de kadrering aan.
Houd dezelfde afstand aan tussen de camera en het onderwerp.
1/250
4 Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te
maken.
F 3.1
60
B Onderwerpen die niet geschikt zijn voor autofocus
Mogelijk wordt de camera in de volgende situaties niet scherpgesteld zoals verwacht. Het kan soms voorkomen dat niet wordt scherpgesteld op het onderwerp ondanks het feit dat het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding groen wordt:
Het onderwerp is zeer donker.
Er zijn voorwerpen met sterk verschillende helderheid in beeld (bijvoorbeeld wanneer de zon achter het
onderwerp staat, waardoor het onderwerp er heel donker uitziet).
Er is geen contrast tussen het onderwerp en de omgeving (bijvoorbeeld wanneer de persoon op de foto een wit overhemd draagt en voor een witte muur staat).
Meerdere voorwerpen bevinden zich op verschillende afstanden van de camera (bijvoorbeeld een dier in een kooi).
Onderwerpen met herhalende patronen (jaloezieën, gebouwen met meerdere rijen ramen van vergelijkbare vorm, enz.).
Het onderwerp beweegt snel.
Druk in bovengenoemde situaties de ontspanknop enkele malen half in om opnieuw scherp te stellen of selecteer de stand A (auto) en gebruik scherpstelvergrendeling (A 60) om de foto te maken na eerst scherp te hebben gesteld op een ander onderwerp op dezelfde afstand van de camera als het eigenlijke portretonderwerp.
Opnamefuncties
61
62

Weergavefuncties

4/ 4
15 / 05 / 20 1 3 1 5: 3 0 00 0 4. JP G
In dit hoofdstuk worden de functies beschreven die beschikbaar zijn bij het weergeven van beelden.
Weergavemenu
D-Lighting Huid verzachten
Afdrukopdracht
Diashow Beveiligen Beeld draaien Kleine afbeelding
.......... 66
15/05/2013 15:30
0004. JPG
4/ 4
Zoomweergave ........................................................ 64
Miniatuurweergave, Kalenderweergave ............... 65
De volgende functies kunnen worden ingesteld door
d
op de knop
(Weergavemenu) te drukken De camera op een televisie, computer of printer aansluiten
ViewNX 2 gebruiken ................................................ 69
ViewNX 2 installeren..........................................................................................69
Beelden overzetten naar de computer .......................................................72
Opnamen weergeven........................................................................................74
Weergavefuncties
... 67
63

Zoomweergave

4 / 4
1 5/ 0 5/ 2 01 3 1 5 :3 0 0 00 4 . J PG
g (i)
f
(h)
Er wordt ingezoomd op
de opname.
Opname wordt schermvullend
weergegeven.
Gids voor weergavegebied
Draai de zoomknop naar g (i) in de schermvullende weergave (A 28) om in te zoomen op het midden van het beeld dat wordt weergegeven op de monitor.
15/05/2013 15:30
0004. JPG
4/ 4
U kunt de zoomfactor wijzigen door de zoomknop naar f (h) of g (i) te draaien. Er kan een
zoomfactor tot ongeveer 10× worden gebruikt.
Als u een ander deel van de opname wilt bekijken, drukt u op H, I, J of K van de
multi-selector.
Als u een opname bekijkt die is gemaakt met behulp van de functie voor gezichtsherkenning
(A 59) of huisdierherkenning (A 40), zoomt de camera op het moment van de opname in op het herkende gezicht. Als de camera meerdere gezichten heeft gedetecteerd bij het maken van de opname, drukt u op H, I, J of K om een a nder gezicht we er te geven . U kunt inzoome n op
Weergavefuncties
een onderdeel van de opname waarin zich geen gezichten bevinden door de zoomfactor aan te passen en vervolgens op H, I, J of K te drukken.
U kunt de opname bijsnijden en het weergegeven onderdeel van de opname als apart bestand
opslaan door op de knop d (E10) te drukken.
Druk op de knop k om terug te keren naar schermvullende weergave.
64

Miniatuurweergave, Kalenderweergave

1 / 2 0
1 5/ 0 5/ 2 01 3 1 5 :3 0 0 00 1 . J PG
Miniatuurweergave
(4, 9 en 16 beelden per scherm)
Schermvullende
weergave
Kalenderweergave
g (i)
f
(h)
g (i)
f
(h)
B Opmerkingen over de kalenderweergave
Opnamen die werden gemaakt terwijl de datum nog niet in de camera was ingesteld, worden beschouwd als opnamen die zijn gemaakt op 1 januari 2013.
Draai de zoomknop naar f (h) in schermvullende weergave (A 28) om beelden weer te geven als miniaturen.
15/05/2013 15:30
0001. JPG
1/ 20
U kunt verschillende opnamen op één scherm bekijken, waardoor u gemakkelijker de gewenste opname kunt vinden.
U kunt het aantal weergegeven miniaturen wijzigen door de zoomknop naar f (h) of g (i) te draaien.
Druk op H, I, J of K van de multi-selector om een opname te selecteren, en druk vervolgens op de knop k om die opname schermvullend weer te geven.
Als 16 miniaturen worden weergegeven, draait u de zoomknop naar f (h) om over te schakelen naar de kalenderweergave.
Bij gebruik van de kalenderweergave drukt u op H, I, J of K van de multi-selector om een datum te selecteren, en drukt u vervolgens op de knop k om de eerste opname weer te geven die op die dag werd gemaakt.
1/ 20
2013 05
Su M Tu W Th F Sa
765
1421132012
15
19
30 31
282726
29
4321
111810179168
3
25242322
Weergavefuncties
65
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop
d
(Weergavemenu) te drukken
Wanneer u beelden bekijkt in de schermvullende weergave of miniatuurweergavestand, kunt u de volgende menufuncties configureren door op de knop d te drukken.
Optie Beschrijving A
I D-Lighting*
e Huid verzachten*
a Afdrukopdracht
b Diashow
d Beveiligen
f Beeld draaien
Weergavefuncties
g Kleine afbeelding*
h Kopiëren
* Beelden worden bewerkt en opgeslagen als aparte bestanden. Hierbij gelden bepaalde beperkingen
(E6). Zo kunnen bijvoorbeeld beelden die zijn opgenomen met een instelling l 4608×2592 voor Beeldmodus (A 57, E24) niet worden bewerkt en kan dezelfde bewerkingsfunctie niet meerdere keren worden toegepast.
Hiermee kunt u kopieën maken met verhoogde helderheid en verhoogd contrast, waardoor donkere gedeeltes van een opname lichter worden.
De camera herkent gezichten van personen in opnamen en maakt een kopie met zachtere huidtinten.
Bij gebruik van een printer om opnamen af te drukken die op de geheugenkaart zijn opgeslagen, kunt u de functie Afdrukopdracht gebruiken om te selecteren welke opnamen worden afgedrukt en hoeveel kopieën van elke opname worden afgedrukt.
Hiermee kunt u de opnamen in het interne geheugen of op een geheugenkaart bekijken in een automatische diashow.
Hiermee kunt u geselecteerde opnamen beveiligen tegen ongewild wissen.
Hiermee kunt u de stand opgeven waarin opgeslagen beelden worden weergegeven bij het afspelen.
Hiermee kunt u een kleine kopie maken van de geselecteerde opname. Deze functie is handig om kopieën te maken voor weergave op webpagina's of als e-mailbijlage.
Hiermee kunt u opnamen kopiëren tussen het interne geheugen en een geheugenkaart.
E7
E8
E34
E37
E38
E40
E9
E41
66

De camera op een televisie, computer of printer aansluiten

Steek de connector recht in de aansluiting.
USB-/audio-/video-uitgang
Het deksel voor de aansluitingen openen.
U kunt nog meer plezier aan foto's en films beleven door de camera aan te sluiten op een tv, computer of printer.
Voordat u de camera aansluit op een extern apparaat, controleert u of het batterijniveau voldoende is en schakelt u de camera uit. Raadpleeg voor informatie over de verbindingsmethoden en daaropvolgende activiteiten de documentatie die is meegeleverd met het apparaat plus dit document.
Weergavefuncties
67
Beelden bekijken op een tv E14
U kunt de foto's en films in de camera bekijken op een tv. Verbindingsmethode: Sluit de video- en audiostekker van de optionele AV-kabel aan op de ingangen van de televisie.
Beelden bekijken en ordenen op een computer A 69
Als u beelden overzet naar een computer, kunt u, behalve foto's en films afspelen, ook eenvoudige retoucheringsfuncties uitvoeren en beeldgegevens beheren. Verbindingsmethode: Sluit de camera met de meegeleverde USB-kabel UC-E16 aan op een USB-poort van de computer.
Voordat u verbinding maakt met een computer, installeert u ViewNX 2 op de computer met behulp van de meegeleverde cd-rom voor ViewNX 2. Meer informatie over het gebruik van d e cd-rom voor ViewNX 2 en over het overzetten van beelden naar een computer kunt u vinden op pagina 69.
Beelden afdrukken zonder gebruik te maken van een computer E17
Als u de camera aansluit op een printer die PictBridge ondersteunt, kunt u beelden afdrukken zonder gebruik te maken van een computer. Verbindingsmethode: sluit de camera rechtstreeks aan op de USB-ingang van de printer met behulp van de meegeleverde USB-kabel.
Weergavefuncties
68

ViewNX 2 gebruiken

Uw gereedschapsbox voor foto's
ViewNX 2™
ViewNX 2 is een all-in-one softwarepakket waarmee u beelden kunt overzetten, bekijken, bewerken en uitwisselen.
Installeer ViewNX 2 met behulp van de meegeleverde cd-rom voor ViewNX 2.

ViewNX 2 installeren

Een internetverbinding is vereist.
Compatibele besturingssystemen
Windows
Windows 8, Windows 7, Windows Vista, Windows XP
Macintosh
Mac OS X 10.6, 10.7, 10.8
Raadpleeg de website van Nikon voor meer informatie over de systeemvereisten, zoals de meest recente informatie over compatibele besturingssystemen.
Weergavefuncties
69
1
Start de computer en plaats de cd-rom voor ViewNX 2 in het cd-rom-station.
Windows: Als instructies voor het gebruik van de cd-rom worden weergegeven in het venster, volgt u de instructies om door te gaan naar het installatievenster.
Mac OS: Dubbelklik, als het venster ViewNX 2 wordt weergegeven, op het pictogram Welcome.
2 Selecteer een taal in het dialoogvenster voor taalselectie om het
installatievenster te openen.
Als de gewenste taal niet beschikbaar is, klikt u op Region Selection (Regio selecteren) om een andere regio te kiezen en kies vervolgens de gewenste taal (de knop Region Selection (Regio selecteren) is niet beschikbaar in de Europese versie).
Klik op Volgende om het installatievenster weer te geven.
3 Start het installatieprogramma.
Weergavefuncties
Wij adviseren u op Installatiehandleiding in het installatievenster te klikken om de helpinformatie voor installatie en de systeemeisen te bekijken voordat u ViewNX 2 gaat installeren.
Klik op Standaardinstallatie (aanbevolen) in het installatievenster.
4 Download de software.
Als het scherm Softwaredownload wordt weergegeven, klikt u op Ik ga akkoord - Download starten.
Volg de instructies op het scherm om de software te installeren.
70
5 Sluit het installatieprogramma af als het scherm verschijnt waarop wordt
aangegeven dat de installatie is voltooid.
Windows: Klik op Ja.
Mac OS: Klik op OK.
De volgende software wordt geïnstalleerd:
ViewNX 2 (bestaande uit de onderstaande drie modules)
- Nikon Transfer 2: voor het overzetten van beelden naar de computer
- ViewNX 2: voor het bekijken, bewerken en afdrukken van overgezette beelden
- Nikon Movie Editor: voor het uitvoeren van elementaire bewerkingen op overgezette films
Panorama Maker (voor het maken van een enkele panoramafoto met behulp van een reeks beelden die zijn opgenomen in de onderwerpsstand Panorama assist)
6 Verwijder de cd-rom voor ViewNX 2 uit het cd-rom-station.
Weergavefuncties
71

Beelden overzetten naar de computer

B De USB-kabel aansluiten
De verbinding wordt mogelijk niet herkend als de camera via een USB-hub op de computer is aangesloten.
1 Kies hoe foto’s naar de computer worden gekopieerd.
Kies een van de volgende methoden:
Directe USB-verbinding: schakel de camera uit en controleer of de geheugenkaart in de camera is
geplaatst. Sluit de camera aan op de computer met behulp van de meegeleverde USB-kabel. camera aan. U kunt beelden die zijn opgeslagen in het interne geheugen van de camera overzetten door de geheugenkaart uit de camera te verwijderen voordat u het toestel aansluit op de computer.
SD-kaartsleuf: Als uw computer is voorzien van een SD-kaartsleuf, kunt u de kaart rechtstreeks in de sleuf steken.
SD-kaartlezer: Sluit een kaartlezer (apart verkrijgbaar bij de detailhandelaar) op de computer aan
Weergavefuncties
en plaats de geheugenkaart.
Als er een bericht wordt weergegeven met de aanduiding dat u een programma moet kiezen, selecteert u Nikon Transfer 2.
Bij gebruik van Windows 7
Als het rechts getoonde venster wordt weergegeven, dient u de onderstaande stappen te volgen om Nikon Transfer 2 te selecteren.
1Onder Afbeeldingen en video's
importeren, klikt u op Ander programma. Er wordt een programmaselectievenster weergegeven. Selecteer Bestand importeren met Nikon Transfer 2 en klik op OK.
2 Dubbelklik op Bestand importeren.
Als de geheugenkaart een groot aantal opnamen bevat, kan het enige tijd duren voordat Nikon Transfer 2 van start gaat. Wacht totdat Nikon Transfer 2 wordt gestart.
Zet de
72
2 Zet beelden over naar de computer.
1
2
Controleer of de naam van de aangesloten camera of verwisselbare schijf wordt weergegeven als de “Bron” op de titelbalk “Opties” van Nikon Transfer 2 (1).
• Klik op Overspelen starten (2).
Standaard worden alle beelden op de geheugenkaart naar de computer gekopieerd.
3 Verbreek de verbinding.
Wanneer de camera is verbonden met de computer, schakelt u de camera uit en koppelt u de USB-kabel los. Als u een kaartlezer of kaartsleuf gebruikt, kiest u de bijpassende optie in het besturingssysteem van de computer om de verwis selbare schijf die de geheugenkaart aangeeft uit te werpen en verwijdert u vervolgens de kaart uit de kaartlezer of kaartsleuf.
Weergavefuncties
73

Opnamen weergeven

C ViewNX 2 handmatig starten
Windows: dubbelklik op de ViewNX 2 snelkoppeling op het bureaublad.
Mac OS: klik op het ViewNX 2 pictogram in de dock.
Start ViewNX 2.
Zodra de overdracht is voltooid, worden de opnamen weergegeven in ViewNX 2.
Raadpleeg online help voor meer informatie over het gebruik van ViewNX 2.
Weergavefuncties
74

Films opnemen en afspelen

97 0
29 m 0 s
1 4m 3 0s
U kunt films opnemen door simpelweg op de knop b (e filmopname) te drukken.
29m 0s
970
Films opnemen......................................................... 76
Films afspelen .......................................................... 80
Films opnemen en afspelen
14m30s
75

Films opnemen

9 70
2 9m 0s
Filmoptie
Maximale opnametijd
1 4m 3 0s
U kunt films opnemen door simpelweg op de knop b (e filmopname) te drukken.
1 Geef het opnamescherm weer.
Het pictogram voor de geselecteerde filmoptie wordt weergegeven. De standaardinstelling is n HD 720p (1280×720) (A 79).
Films opnemen en afspelen
2 Klap de flitser in (A 5).
Als films worden opgenomen met uitgeklapte flitser, kan het geluid gedempt overkomen.
3 Druk op de knop b (e filmopname) om de
filmopname te starten.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Tijdens de opname worden geen scherpstelvelden weergegeven.
Als Filmopties is ingesteld op n HD 720p (1280×720), wordt de monitorweergave gewijzigd in een beeldverhouding van 16:9 bij het opnemen van films.
Als Foto-informatie in Monitorinstellingen (A 84) in het menu Set-up is ingesteld op Filmbeeld+autom. info, kan het gebied dat zichtbaar zal zijn in de film worden gecontroleerd voordat het opnemen van de film van start gaat.
C wordt weergegeven tijdens het opslaan in het interne geheugen.
4 Druk nogmaals op de knop b (e filmopname) om het opnemen te
beëindigen.
76
29m 0s
970
14m30s
B Opmerkingen over het opslaan van gegevens
Nadat u foto's hebt gemaakt of films hebt opgenomen, knippert het aantal resterende opnamen of de resterende opnametijd terwijl foto's of films worden opgeslagen. Open het deksel van het batterijvak/de kaartsleuf niet. Anders kunnen er foto- of filmgegevens verloren gaan of kan de camera of de geheugenkaart beschadigd raken.
B Opmerkingen over het opnemen van films
Geheugenkaarten met een SD Speed Class-classificatie van 6 of sneller worden aanbevolen om films op te
nemen (F19). De filmopname kan onverwachts stoppen wanneer geheugenkaarten met een lagere Speed Class-waarde worden gebruikt.
De beeldkwaliteit wordt minder als de digitale zoom wordt gebruikt. Als de digitale zoom niet wordt gebruikt als het opnemen van een film van start gaat, kunt u het beeld vergroten met behulp van de optische zoom door de zoomknop naar g te draaien en vast te houden. Het zoomen stopt vervolgens bij de maximale optische zoomfactor. Draai, nadat u de zoomknop hebt losgelaten, de zoomknop opnieuw naar g om het beeld te vergroten met behulp van de digitale zoom.
Zodra de opname eindigt, wordt de digitale zoom uitgeschakeld.
Het geluid van de werking van de zoomknop, de zoom, de scherpstelbewegingen van het objectief, de
vibratiereductie en de werking van het diafragma bij verandering van de helderheid kunnen worden opgenomen.
Smear (F3) die zichtbaar is op de monitor tijdens het opnemen van een film, wordt ook in de film opgenomen. Het wordt aanbevolen om felverlichte voorwerpen als de zon, weerkaatsingen van zonlicht en elektrische lampen te vermijden.
Afhankelijk van de afstand tot het onderwerp of de zoomfactor die is toegepast, bevatten onderwerpen met herhaalde patronen (stoffen, vensters met traliewerk, enz.) mogelijk gekleurde strepen (interferentiepatronen, moiré, enz.) tijdens het opnemen en afspelen van films. Dit doet zich voor als het patroon in het onderwerp en de lay-out van de beeldsensor elkaar beïnvloeden. Dit is geen storing.
B Cameratemperatuur
De camera kan warm worden bij het langdurig opnemen van films of als de camera wordt gebruikt op een hete locatie.
Als de binnenzijde van de camera buitengewoon heet wordt tijdens filmopnamen, beëindigt de camera automatisch de opname na 30 seconden. De resterende tijd tot de camera de opname stopt (B30 sec.) wordt weergegeven. Nadat de camera is gestopt met opnemen, schakelt deze zichzelf uit. Laat de camera uitgeschakeld tot de binnenzijde van de camera is afgekoeld.
Films opnemen en afspelen
77
B Opmerkingen over automatische scherpstelling
De autofocus werkt mogelijk niet zoals verwacht (A 61). In dit geval probeert u het volgende:
1. Stel Autofocus-stand in het filmmenu in op A Enkelvoudige AF (standaardinstelling) voor de
filmopname wordt gestart (A 79, E45).
2. Kadreer een ander onderwerp (dat zich op dezelfde afstand van de camera bevindt als het gewenste
onderwerp) in het midden van het beeld, druk op de knop b (e filmopname) om de opname te starten en wijzig daarna de kadrering.
C Beschikbare functies voor filmopname
De instellingen voor belichtingscorrectie, witbalans en kleuropties voor de huidige opnamestand worden ook toegepast bij filmopnames. De toon die eigen is aan het gebruik van de onderwerpstand (A 35)
Films opnemen en afspelen
wordt eveneens toegepast op films. Als de macro-stand ingeschakeld is, kunnen films worden gemaakt van onderwerpen die zich dichter bij de camera bevinden. Controleer de instellingen voor u met de filmopname begint.
De zelfontspanner (A 49) kan worden gebruikt. Stel de zelfontspanner in en druk vervolgens op de knop b (e filmopname) om de filmopname te starten na 10 seconden.
De flitser gaat niet af.
Druk op de knop d om de tab D (Film) te selecteren en pas de instellingen voor het filmmenu aan
voordat u de filmopname start (A 79).
C Meer informatie
Maximale opnametijd voor films E44
Namen voor bestanden en mappen E67
78
De volgende functies kunnen worden ingesteld door op de knop d(Filmmenu) te drukken
Ga naar de opnamestand M knop dM tab D M knop k
De volgende instellingen kunnen worden gewijzigd.
Film
Filmopties
Autofocus-stand Windruisreductie
Optie Beschrijving A
Filmopties
Autofocus-stand
Hiermee wordt het type film bepaald dat wordt opgenomen. De standaardinstelling is n HD 720p (1280×720).
Wanneer A Enkelvoudige AF (standaardinstelling) is geselecteerd, wordt de scherpstelling vergrendeld wanneer het opnemen van de film van start gaat. Wanneer B Fulltime-AF is geselecteerd, stelt de camera continu scherp tijdens het opnemen. Wanneer B Fulltime-AF is geselecteerd, is mogelijk het geluid van het scherpstellen van de camera te horen in opgenomen films. Als u wilt voorkomen dat het scherpstelgeluid van de camera de opname stoort, selecteert u A Enkelvoudige AF.
E43
E45
Windruisreductie Stel in of windruisreductie moet plaatsvinden tijdens de filmopname. E45
Films opnemen en afspelen
79

Films afspelen

1 0s
1 5/ 0 5/ 2 0 13 1 5 :3 0 0 01 0 . M O V
Filmopties
Druk op de knop c om naar de weergavestand te gaan.
15/05/2013 15:30
0010. MOV
Films worden aangeduid met het pictogram voor filmopties (A 79). Druk op de knop k om films af te spelen.
Films verwijderen
Films opnemen en afspelen
U kunt een film verwijderen door de gewenste film te selecteren in schermvullende weergave (A 28) of miniatuurweergave (A 65) en vervolgens op de knop l (A 30) te drukken.
80
10s
Loading...