Opmerking: Deze apparatuur is getest en voldoet aan de richtlijnen voor een klasse B
digitaal instrument, conform onderdeel 15 van de FCC-reglementen. Deze richtlijnen zijn
ontworpen om redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storingen in een normale installatie. Deze instrumenten produceren, gebruiken en kunnen radiofrequentieenergie uitstralen en indien ze niet geïnstalleerd zijn in overeenkomst met de instructies,
dan kunnen ze schadelijke storing m.b.t. radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter
geen garantie dat er in bepaalde installaties geen storing zal plaatsvinden. Indien deze
instrumenten schadelijke storingen veroorzaken bij radio- en televisieontvangst, wat
kan worden bepaald door de instrumenten in en uit te schakelen, wordt de gebruiker
aanbevolen een van de volgende maatregelen te nemen om de storing te verhelpen:
Heroriënteer of verplaats de ontvangstantenne.
Vergroot de afstand tussen het instrument en de ontvanger.
Sluit het instrument aan op een output van een andere stroomkring dan die
waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg de leverancier of een ervaren technicus.
Een afgeschermde kabel dient te worden gebruikt wanneer perifere
apparatuur op de seriële poorten wordt aangesloten.
2
NAVMAN
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
3 Landka art ........................................................................................................................................... 12
Append ix A - Specifica ties ....................................................................................................................... 40
Append ix B - Problemen opl ossen ............................................................................................... ............ 41
Append ix C - Woordenlijst e n navigatiedata ........................................................................................... 43
4
NAVMAN
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
Belangrijk
Het is de persoonlijke verantwoordelijkheid van de eigenaar om dit instrument op zodanige wijze
te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaak schade ontstaan. De
gebruiker van dit product is verantwoordelijk voor het in acht nemen van de regels voor goed
zeemanschap.
Global Positioning Systeem: Het global positioning systeem (GPS) wordt onderhouden door de
VS-regering, welke verantwoordelijk is voor functioneren, precisie en onderhoud. Het GPS-systeem
is onderhevig aan veranderingen welke de precisie en het functioneren van alle GPS-apparatuur ter
wereld zou kunnen beïnvloeden, inclusief de TRACKER. Hoewel de Navman TRACKER een precisie
navigatie -instrument is, kan het verkeerd gebruikt of begrepen worden, wat onveilige situaties
kan veroor zaken. Om het risico van verkeerd gebruik of verkeerd begrijpen te verkleinen dient
de gebruiker deze Installatie - en bedieningshandleiding in zijn geheel te lezen en begrijpen. Wij
raden de gebruiker ook aan alle handelingen te oefenen met de ingebouwde simulator voordat de
TRACKER op zee wordt gebruikt.
Elektronische lan dkaart: De elektronische landkaart die bij de TRACKER wordt gebruikt is een
navigatiehulp ter aanvulling en niet ter vervanging van de officiële nautische kaar ten. Alleen
officiële nautische kaarten die worden aangevuld met notities voor zeevarenden bevat ten de
informatie die nodig is voor veilige en zorgvuldige navigatie. Vul de door de TRACKER geleverde
informatie altijd aan met informatie van andere bronnen, zoals observaties, dieptepeilingen, radar
en handkompaspeilingen. Indien de informatie niet overeenkomt, dan dient het verschil te worden
opgelost voordat u verder gaat.
Brandstofcomputer: Brandstofverbruik kan drastisch veranderen, afhankelijk van de lading van
de boot en de condities op het water. De brandstofcomputer dient nooit de enige informatiebron
aan boord te zijn m.b.t. beschikbare brandstof aan boord en de elektronische informatie dient te
worden aangevuld met visuele of andere controles van de brandstofvoorraad. Dit is nodig i.v.m.
mogelijke bedieningsfouten zoals het vergeten te resetten van de verbruik te brandstof wanneer de
tank wordt gevuld, het draaien van de motor terwijl de brandstofcomputer niet ingeschakeld is en
andere bedieningsfouten die de precisie van het instrument ondermijnen. U dient er altijd zeker van
te zijn dat er voldoende brandstof aan boord is voor de voorgenomen tocht, plus een reserve voor
onvoorziene omstandigheden.
NAVMAN NZ LIMITED WIJST ALLE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR ENIG GEBRUIK VAN DIT PRODUCT
OP EEN WIJZE DIE ONGELUKKEN OF SCHADE ZOU KUNNEN VEROORZAKEN, OF DIE IN STRIJD IS MET
DE WET.
Bepalende taa l: Deze verklaring, instructiehandleidingen, gebruikersgidsen en andere informatie
m.b.t. het product (Documentatie) kan worden vertaald naar, of is vertaald uit een andere taal
(Vertaling). Als er strijdigheden zijn tussen enige Vertaling van de Documentatie dan is de
Engelstalige versie van de Documentatie de officiële versie van de Documentatie.
Deze hand leiding geeft de T RACKER ten tijde van print wee r. Navman NZ Limi ted behoudt zich het recht
voor om verande ringen aan de specif icaties door te voeren zon der voorafgaande med edeling.
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
5
1 Introductie
TRACKER kaar tplotters
NAVMAN’s TRACKER ka artplotters z ijn compacte,
stevig gebouwde navigatie-instrumenten met veel
functi es. Ze zijn ontworp en voor gebruiks gemak.
Complexe f uncties kunnen wo rden uitgevoerd met
een paar ti kken op de toetsen, z odat navigeren een
stuk eenvo udiger wordt.
Deze handleiding behandelt de volgende NAVMAN
kaartplotters:
TRACKER 5430i
Grijsschaal beeldscherm, inter ne GPS-antenne.
De TRACKER h eeft een inge bouwde wereldk aart,
die geschi kt is als reisplann er en voor een
algemee n overzicht. Steek voor landkaar tdetails
van een b epaalde regio ee n C-MAP™ land kaartkaar t
(een ele ktronische land kaart) in het inst rument.De
TRACKER ontvangt informatie van het GPS-systeem
en geeft de snelheid en positie van de boot weer.
De TRACKER k an naar een punt of over een route
1-1 Onderhoud
Schoonmaak en onderhoud
Wees voorzichtig bij het schoonmaken van de
TRACKER en met name het beeldscherm. Gebruik
alleen een schone spons of zeem die in zoet
water en een mild schoonmaakmiddel is nat
gemaakt. Gebruik geen droge doek omdat dit
zoutkristallen over het scherm kan wrijven wat
krassen kan veroorzaken. Gebruik geen schuurof oplosmiddel, benzine of ander chemisch
schoonmaakmiddel.Plaats de stofkap over het
beeldscherm als de TRACKER is uitgeschakeld.
Insteekkaarten
1-2 Ins teekk aarte n
De TRACKER kan twee verschillende soorten
insteekkaarten gebruiken:
C-MAP™ lan dkaart kaarten bevatten
landkaartdetails die nodig zijn voor
navigatie in een bepaalde regio. Indien een
landkaartkaar t in gebruik is verschijnen de
extra details automatisch op het TRACKERkaartbeeldscherm.
C-MAP™ gebruikerskaarten worden gebruikt
om navigatiegegevens te bewaren. Elke
6
navigere n. Als de boot naar ee n van deze punten
navigee rt, dan geef t de TRACKER informat ie weer
die de roer ganger kan volgen . De TRACKER kan
een automat ische piloot aanstur en en diepteinformatie weergeve n van een dieptepeil er. Met
een optio nele brandstof kit wordt de TRACKER e en
geavancee rde, maar toch eenvoudig te g ebruiken
brandstofcomputer. Navigatiedata kan worden
bewaard op een instee k-gebruikersk aart, zodat
deze info g emakkelijk mee genomen kan word en
naar een an dere Navman kaar tplotter. De TRACKER
maakt on derdeel uit van de N avman-familie vo or
bootelektronica, waaronder o.a. instrumenten
voor snelh eid, diepte, wind en rep eaters. Deze
instrum enten kunnen zodan ig op elkaar worden
aangeslo ten dat ze een geïntegre erd datasysteem
vormen (zie paragraaf 14).
Om maxim aal profijt van uw TRACKER te hebben
raden we u aa n deze handleiding vo or installatie en
gebruik a andachtig door te leze n. Speciale termen
worden in Ap pendix C uitgelegd.
Waarschuwing: Wees voorzichtig
met insteekkaar ten. Bewaar ze in hun
beschermhoezen wanneer ze niet in de TRACKER
worden gebruikt.
Indien een insteekkaart nat of vies wordt, maak
deze dan schoon met een vochtige doek of een
mild afwasmiddel.
Bewaar de kaarthouder te allen tijde op zijn
plaats in het instrument om te voorkomen dat
het kaartcompartiment vochtig wordt.
gebruikerskaar t is een uitbreiding van het
TRACKER-geheugen en maakt het eenvoudig
om data van de ene naar de andere TRACKER
over te dragen (zie paragraaf 11).
Opmerking: De oude 5 volt-kaarten wo rden niet
ondersteund.
Wanneer een kaart is ingestoken of verwijderd
maakt het niet uit of de TRACKER in - of
uitgeschakeld wordt.
NAVMAN
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
Wissel en van de insteekkaar t
1
Gouden contacten hieronder
2
2
Kaart
Houder
3
Schakel de TRACKER uit (zie paragraaf
2-1).Verwijder de kaarthouder uit de TRACKER
en neem de kaart uit de houder.
Plaats de kaart in de hoes.
Waarschuwing : Houd de kaarthouder t e allen tijde op zijn plaats in de
TRACKE R om te voorkomen dat het kaar tcompartiment nat wor dt van binnen.
1-3 Verwijderen en herplaatsen van het beeldscherm
Als het beeldscherm op een beugel is bevestigd,
dan kan deze gemakkelijk verwijderd worden
voor veiligheid en bescherming.
Verwijd eren van het bee ldscherm:
1 Schakel de TRACKER uit door e ingedrukt te
houden totdat het beeldscherm uitschakelt.
2 Plaats de stofkap over het beeldscherm.
3 Houd het beeldscherm met een hand vast.
Maak de knop van de bevestigingsbeugel los
en neem het instrument voorzichtig van de
bevestigingsbeugel.
4 Het instrument heeft kabels aan de
achterkant.
Neem alle z warte stekkers uit het contac t
door de sluitmoer een kwartslag tegen
de klok in te draaien en de stekker eruit te
trekken.
Als er een gouden stek ker is, draai de
sluitmoer dan tegen de klok in en neem de
stekker eruit.
5 Plaats de stofkapjes die eraan vast zitten
over de uiteinden van de stek kers om ze te
beschermen.
6 Bewaar het beeldscherm op een schone
droge plaats, zoals de TRACKER draagtas of
de optionele Navman draagtas.
NAVMAN
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
Druk een nieuwe kaart in de houder. Verzeker
uzelf er van dat de gouden contactjes aan de
buitenkant onderaan zitten (zie bovenstaand).
Bewaar de kaarthoes.
Druk de kaarthouder volledig in de TRACKER
Herplaatsen van het beeldscherm
1 Verwijder de stofkapjes van de stekkers.
Steek de stek kers achterin het beeldscherm:
Zorg dat de kleur aan het eind van de stekker
overeenkomt met de moer aan het contact.
Houd de stekker tegen het contact en draai
de stekker totdat deze in het contact glijdt.
Maak de stekker stevig vast door de sluitmoer
naar het contact toe te drukken en het een
kwartslag met de klok mee te draaien.
Er zal niets beschadigd worden als een kabel
per ongeluk in het verkeerde contact wordt
gestoken.
2 Indien het instrument een gouden stekker
heeft:
Plaats deze dan in het bijbehorende contact
aan de achterkant van het instrument.
Draai de sluitmoer met de hand aan -
niet te vast
3 Houd het beeldscherm op zijn plaats op de
bevestigingsbeugelstang.
4 Kantel het beeldscherm zodat het goed
af te lezen is en draai de knop aan de
bevestigingsbeugel met de hand stevig aan.
Verwijder de stofkap.
7
2 Normaal Gebruik
Toetsenoverzicht
ESC Ga terug naar een eerder menu of beeldscherm. Alle
gemaakte veranderingen worden genegeerd.
DISP Geeft een menu van de voornaamste beeldschermen weer.
Selecteer, om naar een beeldscherm te gaan, deze van het
menu (zie paragraaf 2-2).
, , , Cursortoetsen, om de cursor of de selec tiemarkering
te bewegen.
MENU Geeft een menu weer met de opties voor het huidige
beeldscherm. Druk nogmaals op MENU om het
Instellingsmenu weer te geven (zie paragraaf 13).
ENT Begint een ac tie of accepteert een verandering, of, wanneer
een landkaart wordt weergegeven wordt door twee keer te
drukken een waypoint gecreëerd (zie paragraaf 9-2-1).
Zoomt in en geeft een kleiner gebied op de kaart in meer
detail weer..
Zoomt uit en geeft een groter gebied op de kaart in minder
detail weer.
Man overboord (MOB, zie paragraaf 2-4).
Schakel TRACKER aan en uit (zie paragraaf 2-1); pas
beeldscherm aan (zie paragraaf 2-3).
Toetsen
In deze handleiding betekent:
Drukken dat voor minder dan een seconde op een toets wordt gedrukt.
Vast houden dat de toets ingedrukt blijft.De interne pieper piept wanneer een toets wordt
ingedrukt (om de piep in of uit te schakelen, zie paragraaf 13-1).
Om een item in een menu te selecteren
Gebruik de TRACKER door items van menu's die op het beeldscherm worden weergegeven te
selecteren.
1 Druk op of om naar het te markeren item te gaan.
2 Druk op ENT of om het item te selec teren.
Een getal of een woord veranderen.
Om een getal of een woord op het beeldscherm te veranderen:
1 Druk op of om het te veranderen cijfer/nummer te markeren.
Druk op of om een letter of cijfer te veranderen.
2 Herhaal indien nodig de bovenstaande stap om andere cijfers of letters te veranderen.
3 Druk op ENT om de verandering te accepteren.
8
NAVMAN
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
2-1 Auto power in- en uitschakelen
Auto-power
Indien de TRACKER auto power-bedrading heeft
(zie paragraaf 15-3), dan schakelt de TRACKER
automatisch in en uit als de stroom aan boord
in- en uitgeschakeld wordt. De TRACKER kan dan
niet handmatig in- of uitgeschakeld worden.
Handmatig inschakelen
Druk indien de TRACKER niet voorzien is van auto
power-bedrading op
schakelen.
om het instrument in te
Opstarten
Nadat de TRACKER is ingeschakeld:
1 Geeft het instrument een aantal
seconden een titelbeeldscherm weer,
dan piept het nogmaals en geef t een
navigatiewaarschuwing.
2-2 De belangrijkste bee ldschermen
Nadat de TR ACKER is ingeschakel d wordt het
satellietbeeldscherm weergegeven totdat de
GPS- ontvanger ee n GPS-fix he eft en geef t dan de
landkaa rt weer. De Landk aart is het beel dscherm dat
normaal ge sproken voor navigat ie wordt gebruik t.
Beeldschermmenu
Kaart
Brandstof
Data
Snelweg
Satelliet
Getijden
Waypoints
Routes
Gebruikerskaart
Melding
De belangrijkste beeldschermen Zie:
Landkaart (navigatie) Paragraaf 3
Brandstof (brandstofcomputer) Paragraaf 4
Data (numerieke data) Paragraaf 5
Snelweg (pad van de boot) Paragraaf 6
Satelliet (GPS-data) Paragraaf 7
2 Pas, indien nodig, het beeldscherm zo aan
dat het goed leesbaar is (zie paragraaf 2-3).
Lees de waarschuwing en druk op ENT.
3 Het satellietbee ldscherm wordt weerg egeven.
Wacht totdat de GPS-ont vanger is opgestart
en het fix-type is veranderd van ‘Verwerving’
tot ‘GPS-positie’ (zie paragraaf 7).
Of druk op ESC.
4 De TRACKER-kaart wordt weergegeven (zie
paragraaf 3).
Handmatig uitschakelen
Indien de TRACKER niet voorzien is van auto
power-bedrading op om het instrument in te
schakelen.
Om een van d e andere hoofdbe eldschermen te
gebruiken, druk op DISP voor het beeldsch ermmenu en sel ecteer het te geb ruiken beeldsch erm.
Druk op ESC om terug te keren naar het
kaartbeeldscherm.
Getijden (getijdenkaart) Paragraaf 8
Waypoints Paragraaf 9
Routes Paragraaf 10
Gebruikerskaart Paragraaf 11
Informatie Paragraaf 12
Druk op DISP voor het
Beeldschermmenu
Om een beeldscherm te
selecteren:
i Druk op of om het
beeldscherm te markeren
ii druk op ENT om naar
het beeldscherm te gaan
NAVMAN
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
Druk op ESC om
terug te keren
naar
landkaartbeeldscherm
9
2-3 Achtergrondlicht en beeldschermcontrast
1 Druk kort op om de beeldschermtoetsen
weer te geven.
2 Het beeldscherm en de toetsen worden
verlicht. Er zijn zestien verlichtingsniveaus.
Om het achtergrondlicht te veranderen, druk
op (minder fel) of (feller)
2-4 Man overboord (MOB)
De MOB-functie bewaard de positie van de boot
en navigeert vervolgens terug naar dit punt. Om
dit te doen:
1 Druk op
De TRACKER piept vier keer en bewaart de
positie van de boot als een waypoint, MOB
genaamd.
2 De TRACKER wisselt naar het
landkaartbeeldscherm, met het MOBwaypoint in het midden van de kaart.
De landkaart zoomt in voor accurate
navigatie. Indien de landkaart de benodigde
kleine schaal niet weer kan geven, wisselt
de TRACKER naar de plotterstand (een wit
beeldscherm met kruisarcering zonder
kaartdetails, zie paragraaf 13-2).
3 Indien de automatische piloot output
uitgeschakeld is (zie paragraaf 13-8) dan zal
de TRACKER onmiddellijk terug navigeren
naar het MOB-wayp oint.
Indien de NMEA-output (automatische piloot)
is ingeschakeld, dan vraagt de TR ACKER of de
automatische piloot actief is. Selecteer:
.
2-5 Alarmen
Als de TRACKER een alarmconditie waarneemt
geeft het een waarschuwingsboodschap weer op
het scherm, de interne pieper gaat af en externe
piepers en lichten treden in werking.Druk op
ESC om het alarm uit te schakelen. Het alarm zal
2-6 S imulatie stand
De simulatiestand stelt de gebruiker in staat
om op de wal aan de TRACKER te wennen.
In de Simulatiestand wordt de data van de
GPS-ontvanger en andere sensors genegeerd
en wordt deze data door de TRACKER intern
aangemaakt om beweging van de boot te
simuleren. Voor de rest functioneer t de TRACKER
normaal.
10
3 Om het beeldschermcontrast te wijzigen:
i Druk op om Contrast te kiezen.
ii Druk op of om het contrast aan te
passen.
4 Druk op ENT om de nieuwe waardes te
accepteren.
Nee: De TRACKER zal onmiddellijk terug
navigeren naar het MOB-waypoint.
Ja: De TRACKER vraagt of de boot naar het
MOB-waypoint dient te varen. Selecteer:
Ja: om onmiddellijk naar het MOB-waypoint
te gaan navigeren.
Waarschuwing: Dit kan resul teren in een
plotselinge e n gevaarlijke draai.
Nee: om eerst de automatische piloot uit te
schakelen en dan Ganaar te gebruiken om
naar het MOB -waypoint terug te navigeren
(zie paragraaf 3-3) .
Om de MOB te annuleren of een andere MOB
in te stellen:
1 Druk nogmaals op om een menu weer te
geven.
2 Selecteer een optie van het menu.
Tip: Het MOB -waypoint blijf t op de landkaart
staan nadat de MOB is geannuleerd. Om het
MOB-waypoint te annuleren, zie paragraaf
9-2-5.
weer afgaan als de alarmconditie zich opnieuw
voordoet.
De TRACKER heeft door de gebruiker in te
stellen alarmen plus een alarm voor verlies van
GPS-positie (zie paragraaf 13-7).
Om te controleren of de TRACKER op de
simulatiestand staat, druk op DISP en selecteer Satelliet. Als het in de Simulatie
stand staat, dan staat er Simulatie links bovenin
het sch erm.O m de Simulatiesta nd te beginnen en
te eindige n, zie paragraaf 13-1.
Waarsch uwing: Gebr uik de Simulati estand
nooit al s de TRACKER op het w ater aan het
navigeren is.
NAVMAN
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
2-7 Navigatie
De TRACKER k an op twee maniere n navigeren:
rechtstreeks naar een punt of via een route.Voer
waypoint s in op interessante punten voordat met
navigere n wordt begonnen (zie paragraaf 9-2-1).
Tip: Creëer e en waypoint aan het begin van de
tocht waarnaar terug genavigeerd k an worden
Ganaar: Rec htstreeks na ar een punt gaan
De TRACKER k an rechtstreek s naar een waypoint
of naar een willekeurig punt navi geren:
1 Beweeg in het landkaartbeeldscherm de
cursor naar het bestemmingspunt waarnaar
toe genavigeerd dient te worden (zie
paragraaf 3-1-1).
2 Begin te navigeren door de Ganaar-functie
van het landkaartmenu te gebruiken (zie
paragraaf 3-3).
De landkaart-, data- en
snelwegbeeldschermen geven navigatiedata
weer. De landkaart geeft weer:
De positie van de boot .
Het punt van bestemming wordt met een
cirkel gemarkeerd.
De boots geplotte koers naar de
bestemming.
Twee CDI-lijnen, parallel aan de boots
geplotte koers (zie Ap pendix C, CDI).
Indien de T RACKER op een automatische
piloot is aangesloten, dan stuurt de TRACKER
data naar deze automatische piloot o m de
boot naar de bestemming te sturen .
Indien het XTE-alarm is ingeschakeld, dan zal
een alarm afgaan wann eer de boot te veel
afwijk t van haar voorgenomen koers (zie, om
het XTE -alarm in te stellen, p aragraaf 13-7).
3 Indien het aankomstradius alarm is
ingeschakeld, dan z al wanneer de boot binnen
de aankomstradius van de bestemming komt,
een alarm k linken, om duidelijk te maken dat
de boot de b estemming heef t bereikt (om
het aankomstradius alarm in te stellen, zie
paragraaf 13-7).
4 Om Ganaa r te stoppen, zie paragraaf 3-3.
Een route vol gen
Een route is ee n lijst met waypoint s die de boot
kan volgen (zie paragraaf 10).
1 Gebruik, om waypoints te cre ëren voordat
de route wordt gecreë erd, het waypoint sbeeldscherm (zie paragraaf 9-2-1).
2 Ga naar he t landkaart- of routesbeeldscherm
of een route te creëren (zie paragraaf 10-2-1).
3 Om een route te star ten, zie paragraaf 10-3-1.
De landkaart-, data- en
snelwegbeeldschermen geven navigatiedata
weer. De landkaart geeft we er:
De positie van de boot .
Het waypoint aan het eind van de huidige
etappe, gemarkeerd met een cirkel.
De boots geplotte ko ers over de etappe.
Twee CDI-lijnen, parallel aan de boots
geplotte koers (zie Ap pendix C, CDI).
Indien de TRACKER op een automatische
piloot is aa ngesloten, dan stuurt de TRACK ER
data naar deze automatische piloot o m de
boot naar de bestemming te sturen .
Indien het XTE-alarm is ingeschakeld , dan zal
een alarm afgaan wanneer de boot te veel
afwijk t van haar voorgenom en koers (zie
paragraaf 13-7).
Indien het aankomstradiusalarm is
ingeschakeld dan zal, wanneer d e boot
binnen de aankomstradius van het waypoint
aan het eind van de huidi ge etappe komt, een
alarm klinken (om het aankomstradiusalarm in
te stellen, zie paragraaf 13-7).
4 De TRACK ER stopt navigatie naar het waypoint
aan het eind van de huidige etappe en begi nt
de volgende etappe van de route:
a wann eer de boot binnen e en straal van
0.025 nm van het w aypoint komt.
b of wanneer de b oot het waypoint
passeert.
c of wanneer h et waypoint wordt
overgeslagen (zie paragraaf 10-3 -2).
5 Wanneer d e boot het laatste way point heeft
bereik t, of om de route die de bo ot volgt
te stoppen, dient de route geannuleerd te
worden (zie paragr aaf 10-3-3).
NAVMAN
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
11
3 Landkaart
Het landk aartbeeldscherm is het belangrijkste TRACKER-scherm. Het geef t de landkaart, de positie en
koers van de boot en navigatiedata weer.
3-1 Landkaartbeeldscherm
Een standaard kaartscherm geeft weer:
Databeeldscherm.
Om de data uit of in
te schakelen of om te
veranderen welke data
wordt weergegeven,
zie paragraaf 3-1-8.
De kaart. Om de
weergegeven
informatiesoorten
te veranderen, zie
paragraaf 13-2.
Bootpositie
(zie paragraaf 3-1-1).
Boottraject
(zie paragraaf 3-5)
Koers van de boot
en CDI-lijnen (zie
appendix C, CDI).
De boot gaat naar
het waypoint, FISH0 6
Afstand en peiling van
cursor vanaf de boot.
genaamd
Kaart staat in cursorstand. Druk op ESC om naar de Boot
in het midden-stand terug te keren (zie paragraaf 3-1-1)
3-1-1 Landkaartstanden
De Landkaart heeft twee standen, boot in
het midden- en de cursorstand. Deze worden
onderstaand uitgelegd.
Boot in het midden-stand
Om naar de Boot in het midden-stand te wisselen
op de landkaart, druk op ESC. De boot is in
het midden van de landkaart. Wanneer de boot
door het water beweegt, scrollt de landkaart
automatisch om de boot in het midden van de
kaart te houden. De cursor (zie onderstaand) is
uitgeschakeld.
Cursor stand
De toetsen , , en worden
cursortoetsen genoemd. Houd, om op het
landkaartbeeldscherm naar de cursorstand te
wisselen, een cursortoets ingedrukt. De cursor
verschijnt en beweegt zich bij de boot vandaan.
12
Druk op de toets die in de richting wijst
waarin de cursor zal bewegen; druk bijv. op
om de cursor naar beneden te bewegen.
Druk midden tussen twee van de
cursortoetsen om de cursor diagonaal te
bewegen.
Houd een cursortoets ingedrukt om de
cursor over het beeldscherm te blijven
bewegen.
In de cursorstand:
Worden afstand (+DST) en richting (+BRG)
van de cursor vanaf de boot weergegeven in
de linker benedenhoek van het beeldscherm.
Scrollt de landkaart niet als de boot beweegt.
Zal de landkaart scrollen als de cursor de
rand van het beeldscherm bereik
NAVMAN
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
Kompasbeeldscherm
(zie paragraaf 3-1-4).
Om het kompas in of
uit te schakelen, zie
paragraaf 3-1-8.
Standaard waypoint
(zie paragraaf 9).
De cursor
(zie paragraaf 3-1-1).
Zee
Land
Bijv.: Houd ingedrukt om de cursor naar
de rechterkant van het beeldscherm te
bewegen en de kaart zal naar links scrollen.
3-1-2 Latitude en longitude
Latitude en longitude kunnen bovenaan de
landkaart worden weergegeven. Normaal
gesproken is de positie de positie van de boot en
de latitude en longitude zijn voorzien van een
bootsymbool om dit aan te geven:
Als de cursor in de laatste 10 seconden bewogen
heeft, dan is de positie de cursorpositie, en de
36° 29,637' Z
175° 09,165
Graden
latitude is voorzien van een cursorsymbool om
dit aan te geven:
Waarschuwing : Verzeker uzelf e rvan dat
wanneer een bootpositie geregistreerd
' O
Minuten, tot 3 cijfers achter de komma
(resolutie van ongeveer 2 m (6 vt))
Latitude
Longitude
+ 36° 29,684' Z
175° 09,201
wordt deze posit ie niet de cursorposit ie is.
' O
3-1-3 Landkaartschaal
Druk op om in te zoomen en een kleiner
gebied op de kaart in meer detail weer te geven.
Druk op om uit te zoomen en een groter
gebied op de kaart in minder detail weer te
geven.
De landkaartschaal kan worden weergegeven
(bijv. schaal = 8 nm, zie onderstaand). De schaal
is de verticale afstand over het huidige zichtbare
kaartgebied. Als de schaal bijv. 8 nm is dan wordt
op dit moment een stuk kaart dat 8 nautische
mijlen hoog is weergegeven.
3-1-4 Kalibratie van het kompas
Een kompas kan bovenaan de kaart worden
weergegeven (zie paragraaf 3-1-8). Wanneer
de boot naar een punt navigeer t, dan geeft het
kompas de peiling naar de bestemming (BRG)
weer in het midden en de koers over de grond
van de boot (COG), de BRG is hier bijvoorbeeld 4°
en de COG is 12°:
Anders ge eft het kompas de COG van de boot in
het midde n weer. De COG is hier bijvoor beeld 12°:
BRG (rood)
COG
3-1-5 Landkaartsymbolen
De kaart geeft symbolen, zoals waypoint- en
landkaartsymbolen weer. Indien de cursor ten
minste twee seconden boven een s ymbool wordt
geplaatst, verschijnt een gegevensvenster in de
linker benedenhoek van het beeldscherm, met
informatie over het symbool.
COG
3-1-6 Landkaartinformatie
Om beschikbare informatie over een punt op de
landkaart te zien (bijv. een kaar tsymbool):
1 Beweeg de cursor naar dat punt op de
landkaart.
2 Druk op MENU en selecteer Landkaar t info.
3 Een menu met objecten wordt weergegeven:
i Selecteer het weer te geven object.
ii Druk op ESC om naar het menu terug te
keren. Selecteer andere objecten.
iii Druk tot slot op ESC om terug te keren naar
het kaartbeeldscherm.
3-1-7 Voor zieningen in de b uurt zoeken
Om voorzieningen in de buurt te zoeken en weer
te geven:
1 Om voorzieningen in de buurt van de
boot te zien, druk op ESC om naar boot
in het midden te wisselen. Beweeg, om
voorzieningen dichtbij een ander punt te
zien, de cursor naar dat punt op de kaart.
2 Druk op MENU en selecteer Zo eken.
3 Om het voorzieningstype te selecteren: Er
zijn drie soorten voorzieningen:
Havens
Een lijst met havens wordt weergegeven.
Selecteer de weer te geven haven.
Om naar een haven te zoeken:
i Druk op MENU en selecteer Zoeken.
ii Voer enige of alle letters van de
havennaam in. Druk op ENT.
NAVMAN
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
13
Havenvoorzieningen
i Selecteer het soort voorziening waarnaar
gezocht moet worden.
ii Een lijst met plaatsen met deze
voorziening wordt weergegeven.
Selecteer de weer te geven plaats.
Getijdenstations
Een lijst met getijdenstations wordt
weergegeven. Selecteer het weer te geven
getijdenstation. De landkaart wordt opnieuw
getekend met het getijdenstation in het
midden. Om nu een getijdenkaart weer te
geven (zie paragraaf 8) voor het station:
i Druk op MENU en selecteer
Landkaart info.
ii Selecteer Getijhoogte.
3-1-8 Verander het data- en het
kompasbeeldscherm
Numerieke data en een kompas kunnen
bovenaan het beeldscherm worden
weergegeven. Om deze te veranderen:
1 Druk op MENU en selecteer Datatitel.
2 Om de datatitel uit of in te schakelen:
i Selecteer Data.
ii Selecteer Uit of Aan.
3 Om het formaat van de nummers te
selecteren:
3-2 Afstands- en peilingcalculator
De afstands- en peilingcalculator kan e en koers
van een of me erdere etappes plotten en de
peiling en lengte van e lke etappe laten zien alsook
de totale lengte van de koers. De afge legde koers
kan worden veranderd in een route.
Om een afs tands- en peiling calculator te gebru iken:
1 Druk op ESC totdat het kaartbeeldscherm
wordt weergegeven. Druk op MENU en
selecteer Afstand.
2 Beweeg de cursor naar het begin van de
eerste etappe. Het maakt niet uit of dit punt
een waypoint is of niet. Druk op ENT.
3 Beweeg, om een etappe aan een koers toe
te voegen, de cursor naar het eind van het
etappe. Het maakt niet uit of dit punt een
waypoint is of niet. Het beeldscherm geeft de
peiling en lengte van het etappe en ook de
totale lengte van de koers. Druk op ENT.
14
i Selecteer Formaat.
ii Selecteer:
Klein: geeft drie velden per regel en
maximaal vier regels weer.
Medium/Groot: geef t twee velden per
regel en maximaal vier regels weer.
4 Om het databeeldscherm te veranderen:
i Selecteer Data-instelling.
ii Verander een dataveld:
a Druk op de cursortoetsen om een
veld te markeren.
b Druk op ENT om een menu van de
data die in dat veld kunnen worden
weergegeven weer te geven.
c Selecteer de in het veld weer te geven
data selecteer Geen om het veld leeg
te laten.
iii Herhaal bovenstaande stap om andere
datavelden in te stellen. Druk op ESC.
Tip: Indien minder dan vier regels worden
gebruik t, zullen de numerieke data minder
ruimte innemen van het landkaar tgebied.
5 Om het kompasscherm uit of in te schakelen:
i Selecteer Komp as.
ii Selecteer Uit of Aan.
6 Druk tot slot op ESC om terug te keren naar
het kaartbeeldscherm.
4 Om het laatste etappe van een koers te
verwijderen, druk op MENU en selecteer Verw ijder en.
5 Herhaal de bovenstaande twee stappen om
een complete koers in te voeren.
6 Om de nieuwe koers als route te bewaren,
druk op MENU en selecteer Bewaren.
Hierdoor worden ook nieuwe punten op de
koers bewaard als nieuwe waypoints met
standaardnamen. Indien nodig kan de route
worden aangepast (zie paragraaf 10-2-2)
en ook waypoints kunnen later worden
aangepast (zie paragraaf 9 -2-3).
7 Druk tot slot op ESC om terug te keren naar
het kaartbeeldscherm.
NAVMAN
TRACKER 5430/5430i Installatie- en Bedieningshandleiding
Loading...
+ 31 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.