Appendix A - Specificaties - MCU600 ........................................................................................................58
Appendix B - Specificaties - AP3380-beeldscherm .................................................................................... 59
Appendix C - Gebruikersdata ...................................................................................................................60
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 33
Belangrijk
Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar om dit instrument en transducer(s) op zodanige
wijze te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaakschade worden
veroorzaakt. De gebruiker van dit product is verant woordelijk voor het in acht nemen van de
regels voor goed zeemanschap.
De keuze, plaatsing en installatie van alle componenten in een automatische piloot-systeem is
cruciaal. Indien de installatie niet correct is, kan het instrument niet naar behoren functioneren.
Raadpleeg in geval van twijfel uw Navman-leverancier. Gaten dienen op een veilige plaats
gemaakt te worden en de constructie van de boot niet te ondermijnen. Raadpleeg in geval van
twijfel een gek walificeerde bootbouwer.
Gebruik van het G-PILOT 3380 systeem:
Het G-PILOT 3380 systeem is bedoeld als een hulpmiddel voor de schipper bij het sturen
voor lange periodes, niet als de belangrijkste manier om de boot te sturen.
De G-G-PILOT 3380 is niet bedoeld voor gebruik in extreme weersomstandigheden, onder
ongunstige condities of in de buurt van andere boten, verraderlijke wateren of land.
De G-PILOT 3380 kan de boot niet beter besturen dan een schipper. Bestuur onder
ongunstige omstandigheden de boot handmatig.
Laat de helm nooit onbemand. Zorg dat er te allen tijde iemand op de uitkijk staat. De
schipper dient altijd de koers van de boot en de G-PILOT 3380 in de gaten te houden en
indien nodig het roer over te kunnen nemen.
Het func tioneren van de G-PILOT 3380 kan worden beïnvloed door het niet werken van een
onderdeel, omgevingscondities, onjuiste installatie en onjuist gebruik.
NAVMAN NZ LIMITED WIJST ALLE A ANSPRAKELIJKHEID AF VOOR ENIG GEBRUIK VAN DIT
PRODUCT OP EEN WIJZE DIE ONGELUKKEN OF SCHADE ZOU KUNNEN VEROORZAKEN, OF DIE IN
STRIJD IS MET DE WE T.
Omdat Navman continu werkt aan productverbetering, b ehouden we ons het recht voor om
veranderingen aan het product door te voeren die nog niet worden weergegeven in deze versie
van de handleiding. Neem contact op met een Navman-kantoor in de buurt indien u verdere
assistentie nodig heeft.
Bepalende Taal: Deze bepaling, alle handleidingen, gebruiksaanwijzingen en andere
informatie gerelateerd aan het produc t (Documentatie), zouden kunnen worden vertaald, of
zijn vertaald uit een andere taal (Ver taling). Als er strijdigheden zijn tussen enige Vertaling van
de Documentatie dan is de Engelstalige versie van de Documentatie de of ficiële versie van de
Documentatie.
34 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
1 Introductie
Gebruik van deze handleidi ng
Deze handleiding beschrijft hoe het G-PILOT
3380 systeem geïnstalleerd en opgezet dient te
worden. We verwijzen naar de aparte G- PILOT 3380 Bedien ingshandleiding voor informatie
over de bediening van het G-PILOT 3380
instrument.
De installatie van het G-PILOT 3380 systeem
bestaat uit de installatie, haveninstelling en
zeetesten (zie paragrafen 3, 4 en 5).
Om een G-PILOT 3380 systeem weer volledig
in te stellen nadat een onderdeel is vervangen
of indien er vermoedelijk een probleem is, voer
dan nog een keer de haveninstelling van het
1-1 Een gebruikelijke G-PILOT 3380 systeeminstallatie
Beeld-
scherm
unit
NavBus
Handmatige helm
systeem en de zeetesten uit
(zie paragraaf 4 en 5).
Om te verif iëren dat het G-PILOT 3380 systeem
correct functioneer t dienen zeetesten worden
uitgevoerd (zie paragraaf 5).
Schoonmaak en onderhoud
Maak de onderdelen van de G- PILOT
3380 schoon met een vochtige doek of
een mild schoonmaakmiddel. Gebruik
geen schuurmiddelen, benzine of andere
oplosmiddelen.
De onderdelen van de G-PILOT 3380 dienen
niet geschilderd te worden m.u.v. de kabels.
beeld-
schermen
MCU600
Meer
Optionele instrumenten
SNELHEID
WIND
Kompas
Gyro
GPS
NMEA
Koppelingsaandrijving
(optioneel)
Stroomschakelaar of
schakelaars en
Besturingsaandrijving
Roer-beheersing
Roer
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 35
Roer-feed-
back-unit
stroombeveiliging
Toets
Onderdelen die bij een G-PILOT 3380
systeem geleverd worden
Andere benodigde onderdelen
Optionele onderdelen
Opmerking: Bovenstaand wordt
slechts een gebruikelijk installatie
weergegeven. We verwijzen naar de bij
de aandrijving geleverde informatie
voor meer informatie.
Zwak
Sterk
12 V DC
Stroomvoorziening
1-2 Gebruik van het G -PILOT 3380 systeem met andere instrumenten
1-2-1 Gebruik van andere instrumenten
Het G-PILOT 3380 systeem kan data gebruiken
van de volgende instrumenten:
GPS: Een GPS of chartplotter, zoals de
Navman TRACKER 5000-serie chartplotter,
dient op het G-PILOT 3380 systeem te worden
aangesloten, zodat de G-PILOT in GPS-stand
kan functioneren (zie de G-PILOT 3380 Bediendingshandleiding).
O pmerking: G PS dient via NMEA inpu t te zijn.
WIND: Een windinstrument, zoals uit de
Navman WIND-serie, dient op het G- PILOT
3380 systeem te worden aangesloten,
zodat de G-PILOT in WI ND-stand kan
functioneren (zie de G- PILOT 3380 Bedieni ngshandleiding).
SNELH EID: Een snelheidsinstrument, zoals:
de Navman SPEED met een logwiel
snelheidssensor
of een GPS of chartplotter, zoals de
Navman TRACKER 5000 of TRACKFISH
6600 -serie kunnen op het G-PILOT 3380
systeem worden aangesloten voor
verbeterde precisie.
O pmerking: D e snelheid van een
logwielse nsor is de snelheid waarm ee de boot
zich door he t water beweegt. De sne lheid
van een GPS is de sne lheid over de grond.
Indien er st roming in het water is dan zu llen
deze snelh eden verschillend zi jn. Indien het
G-PILOT 3380 sys teem aan een instrumen t
met een log wielsensor EN aan een GPS
verbonde n is, dan zal het G-PI LOT 3380
systeem auto matisch de snelheid van d e
logwielse nsor gebruiken.
1-2-2 NavBus
NavBus is een gedeponeerd Navman-systeem
dat het mogelijk maakt dat systemen met
meerdere instrumenten een enkele set
transducers kunnen gebruiken. Indien
instrumenten via NavBus zijn aangesloten:
Indien de eenheden, alarmen of kalibratie
op een instrument veranderd worden,
worden deze waarden automatisch
veranderd voor andere instrumenten van
hetzelfde type.
Elk instrument kan worden toegewezen
aan een instrumentengroep, een NavBusgroep genaamd (zie NavBus-groep in het
Instellin g > Comms-menu, in de G- PILOT
3380 Bedien ingshandleiding). Indien dan
het achtergrondlicht voor een instrument
in de groepen 1, 2, 3 of 4 gewijzigd wordt
zal het automatisch veranderen in de
andere instrumenten in dezelfde groep.
Indien u echter het achtergrondlicht voor
een instrument in groep 0 heef t gewijzigd
zal dit niet van invloed zijn op een ander
instrument.
Indien een alarm klinkt, kunt u dit
uitschakelen door het alarm op een scherm
dat dit alarm weer geeft uit te schakelen.
Voor meer informatie verwijzen we naar de
NavBus instal latie- en bedieni ngshandleiding.
Opmerki ng: GPS dient via NMEA input t e zijn.
NavBus en het G -PILOT 3380 systeem:
Het G-PILOT 3380 systeem zal automatisch
ook func tioneren met extra G-PILOT
3380- of G -PILOT 3100-beeldschermen.
Het G-PILOT 3380 systeem kan winddata
ontvangen van Navman’s WIND via
NavBus.
Het G-PILOT 3380 systeem kan winddata
ontvangen van een Navman SPEED via
NavBus.
1-2-3 NMEA
NMEA is een industriestandaard, maar is
niet zo flexibel als NavBus omdat specifieke
verbindingen tussen instrumenten nodig zijn.
Het G-PILOT 3380 systeem heef t een NMEA
-input-poort en een poort die als in- of output
kan worden geconf igureerd (Zie G- PILOT 3380 Bedieni ngshandleiding).
G-PILOT 3380 systeem NMEA-input
GPS: Het G-PILOT 3380 systeem kan NMEA
GPS-data ontvangen van een compatibele
GPS of char tplotter, zoals de Navman TRACKER
5000-serie chartplotter:
XTE (van APA, APB of XTE-zinnen) is
benodigd voor het G-PILOT 3380 systeem
om de GPS -stand te gebruiken
36 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
BRG (van APA-zinnen) en BOD (van APA of
APB zinnen) zijn optioneel en verbeteren
functionaliteit.
COG (van VTG -zinnen) is optioneel en kan
worden weergegeven.
WIND: Het G -PILOT 3380 systeem kan NMEAwinddata ontvangen van een compatibel
windinstrument:
Voor gebruik van de wind-stand op het
P3380-systeem zijn ware en schijnbare
windrichting (van MW V-zinnen) nodig.
SNELH EID: Het G-PILOT 3380 syste em kan
NMEA snelheidsdata ontvangen van een
compatibel logwiel- of GPS-instrument:
SOG (van V TG-zinnen) is optioneel en
verbetert de functionaliteit.
2 G-PILOT 3380 systeem-hardware
2-1 Wat er geleverd wordt bij het G-PILOT 3380 systeem
Opmerking: Als het G-PILOT 3380 systeem
is aangesloten op een Navman-serie wind of
snelheidsinstrument via NavBus, dan zal het G-PILOT
3380 systeem automatisch wind- of snelheidsdata
ontvangen en dient de NMEA-verbinding niet te
worden aangesloten.
G-PILOT 3380 systeem NMEA-output
De NMEA 2 poort kan als in- of output worden
geconfigureerd:
beide richtingen (HDG & HDT) en roerhoek
(RSA) een keer per seconde
of richting (HDG) tien keer per seconde
(zie NMEA -stand in het Instelli ng >
Comms -menu, en Zie G- PILOT 3380
Bedieni ngshandleiding).
MCU600 (Main Control Unit =
Hoofdbedieningspaneel)
Kompas met 10 m
(33 voet) vaste kabel
(33 voet) vaste kabel
NAVMAN
Beschermkap voor het
beeldscherm
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 37
RFU - Roer-feedback-unit
Gyro, met 10 m
2 mm (#14) dubbel-
draadse kabel voor
krachtstroombedra-ding
Documentati e
• Garantie
• Bevestigingsmal beeldscherm
• Deze installatiehandleiding
• Bedieningshandleiding
Additi onele apparatuur
• Bevestigingsmiddelen
• Kabelhoes
• Spanningsverlaging
• Extra zekeringen
G-PILOT 3380 Beeld-
scherm
2-2 Andere benodigde onderdelen
Stroomvoorziening : Het G-PILOT 3380
systeem heeft twee stroombronnen nodig,
beide nominaal 12 V DC:
Een sterk stroomvoorziening voor de
besturingsaandrijving
Een zwak stroomvoorziening voor de
G-PILOT 3380 systeemelektronica en
het beeldscherm; deze bron voorziet
ook overige beeldschermen en andere
instrumenten van stroom.
De stroomvoorzieningen hebben een of
twee schakelaars en zekeringen of een
stroomonderbreker nodig (zie paragraaf 3- 4).
Besturingsaandrijving: Het G-PILOT 3380
systeem kan een hydraulische pomp, constant
aangedreven pompset, hydraulische lineaire
aandrijving of een mechanische aandrijving
van stroom voorzien bij 12 V DC en maximaal
20 A.
Roerove rbrenging: Om het roer te verbinden
aan het roer-feedback-instrument (zie
paragraaf 3-5).
Voor bedrading, zie Selecte er Bedradingstabel in
paragraaf 3-4 -2.
3 Installatie
Waarschuwing : Correcte installatie is cruciaal
voor het functioneren van het instrument. Het
is van vitaal belang dat u deze paragraaf van
de handleiding en documentatie bij eventuele
andere onderdelen doorleest voordat u met de
installatie begint.
Waarschuwing:
De MCU600 (hoofdinstrument) is niet
waterdicht. Bevestig dit instrument op een
droge plaats.
3-1 Installatievolgorde
De aanbevolen installatievolgorde :
1 Lees deze handleiding en de documentatie
die bij andere onderdelen werd geleverd.
2 Plan de installatie: selecteer de locatie
van de apparatuur en de bedrading (zie
paragraaf 3-2).
3 Installeer de MCU60 0 (zie paragraaf 3-3).
Exte rne piepers of lichten (optioneel ): De
externe output is geaard, 30 V DC en maximaal
250 mA. Plaats een relais indien de piepers
en lichten meer dan 250 mA in totaal nodig
hebben.
Andere scheepvaartinstrumenten
(optioneel): Wind-, snelheid- of GPS-
instrumenten kunnen worden aangesloten
(zie paragraaf 1-2).
Andere onderdelen: Voor systemen met
verschillende instrumenten zijn bedrading en
connectoren nodig. Navman aansluitdozen
kunnen het op elkaar aansluiten van
verschillende Navman instrumenten
vereenvoudigen (zie paragraaf 1-2 of de NavBus Installati e- en Bedieningsha ndleiding).
Voor het verlengen van het roer-feedbackinstrument, kompas of gyrokabels zijn
koppelingsverbindingen en 10 m lange
verlengkabels verkrijgbaar. Gebruik niet meer
dan een verlengkabel per instrument.
Voor meer informatie, raadpleeg uw
Navman- leverancier.
Het beeldscherm van het G -PILOT 3380
systeem is waterdicht.
Het kompas, de gyro en het roer-feedback-
instrument zijn volkomen waterdicht.
Waarschuwing : Verzeker t u zich ervan dat de
installatiegaten die u maakt de constructie van
de boot niet ondermijnen. Raadpleeg in geval
van twijfel een gekwalificeerde bootbouwer.
4 Installeer de besturingsaandrijving
en de bedrading voor sterk- en
zwakstroomvoorziening (zie paragraaf 3-4).
5 Installeer de roer feedback unit (zie
paragraaf 3-5).
6 Installeer het kompas (zie paragraaf 3-6).
7 Installeer de gyro (zie paragraaf 3-7).
38 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
8 Installeer het beeldscherm en andere
scheepvaartelektronica die gebruikt gaat
worden in het G-PILOT 3380 systeem (zie
paragraaf 3-8).
9 Voer de haveninstelling uit (zie paragraaf 4).
10 Voer de zeetesten uit (zie paragraaf 5).
Indien u niet zeker bent waar een onderdeel
geplaatst dient te worden, bevestig en bedraad
het onderdeel dan tijdelijk, zonder gaten in
de boot te maken. Nadat de testen op zee
uitgevoerd zijn kunt u het onderdeel voorgoed
installeren en bedraden.
3-2 Installatiehandleiding
Dit is een algemene handleiding voor plaatsing en bedrading van delen van het G-PILOT 3380
systeem. Voor specifieke onderdelen kunnen additionele instructies nodig zijn.
3-2-1 Plaatsingshandle iding
Bevestig onderdelen niet op plaatsen waar
ze als handgreep gebruikt kunnen worden,
waar ze hinderen tijdens het varen of waar
ze onder water kunnen raken.
Bevestig onderdelen niet op plaatsen waar
ze hinderen tijdens het te water laten of uit
het water halen van de boot.
Bevestig onderdelen niet binnen een
straal van 0,5 m van het draaivlak van de
radarantenne
Bevestig het kompas en de gyro:
Tenminste 1 m verwijderd van bronnen
van elek trische signalen of ruis, zoals
accu’s, stroom- of andere bootkabels,
motoren, tl-verlichting, stroominverters, radio- of radarzenders en
antennes.
Tenminste 1 m verwijderd van
apparatuur met magneten zoals een
kompas.
147.985 mm
3-2-2 Bedradingshand leiding
Het G-PILOT 3380 systeem heef t twee soorten
kabels:
Voor sterk stroomvoorziening en
besturingsaandrijving zijn gewoonlijk
sterkstroomkabels nodig.
Selecteer de bedradingsgauge m.b.v. de
bedradingsformaattabel (zie paragraaf
3-4-2).
Plaats sterkstroomkabels tenminste 1 m
verwijderd van andere elektronica in
de boot.
Houd de kabels zo kort mogelijk.
2 mm (#14) dubbeldraadse kabel wordt bij
de G-PILOT 3380 geleverd en kan gebruikt
worden als sterkstroomkabel indien de
gauge passend is.
Alle andere kabels zijn zwakstroom
Installeer zwakstroomkabels tenminste 1
m verwijderd van bronnen van elektrische
signalen of ruis, zoals accu’s, stroom- of
andere bootkabels, motoren, tl-verlichting,
stroom-inverters, radio- of radarzenders en
antennes.
Indien de kabel voor het roer-feedback-
instrument, kompas of gyro te lang is, kort
deze dan niet in, maar rol de kabel op in de
buurt van het hoofdbedieningsinstrument.
Voor het verlengen van het roer-feedback-
instrument, kompas of de gyrokabels zijn
een koppelingsverbinding en 10 m lange
verlengkabels beschikbaar. Gebruik niet
meer dan een verlengkabel per instrument.
Wanneer u een kabel installeert:
dient deze niet geplet, bekneld of uitgerek t
te worden.
dient deze met regelmatige tussenpozen
vastgemaakt te worden.
dienen er zich geen verbindingen of
contactklemmen onbedekt in het ruim te
bevinden.
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 39
3-3 Installatie van de MCU600 (hoofdinstrument)
Fysiek
BELANGRIJK: 200 mm
200 mm (7,87”)
200 mm (7,87”)
1
(2,16”)
55 mm
Schroev en 90 mm (3,54”) u it elkaar
2
3
140 mm (5,10”)
gaten 184 mm (7,24”) uit elkaar
Schroef
60 mm (2,36”)
BELANGRIJK: 60 mm (2,36”)
ruimte nodig voor kabels
Installatie
Vind een passende plaats voor het instrument:
Op een droge, koele plaats, indien mogelijk niet in de machinekamer.
Dichtbij krachstroombron en besturingsaandrijving om de lengte van krachtstroombekabeling
te minimaliseren.
Toegankelijk voor installatie en service.
Indien mogelijk op een verticaal paneel dat niet vibreert.
Volg de plaatsingshandleiding (zie paragraaf 3-2-1).
Bevestig het instrument met de kabelconnectors aan de onderkant of aan een zijkant m.b.v. de
bijgeleverde schroeven.
Bevestig het instrument niet met de connectors aan de bovenkant i.v.m. binnendringen van stof en
vocht.
(7.87”) ruimte is nodig
om de beschermkap te
verwijderen
RFU
1
Gyro
2
Kompas /
3
Richtingssensor
40 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
3-4 Installatie van de stroomvoorziening en be sturingsaandrijving
3-4-1 Installatie van de stroomvoorzieni ng
Het MCU 600-systeem heeft sterk- en zwakstroom nodig, beide 12
V DC.
Opmerking:
Houd alle bedrading zo kort mogelijk.
Voor de sterkstroomvoorziening gebruikt u de draad gauge zoals
aangegeven in de tabel (zie paragraaf 3-4-2).
Volg de bedradingshandleiding (zie paragraaf 3-2-2).
Stroomtoevoer: configuratie met 1 schakelaar
Kies deze configuratie om met één schakelaar de
G-PILOT 3380 en andere instrumenten aan en uit
te schakelen.
Installeer spanningsregelaar
12 V DC stroomtoe-voer, spanning
passend bij aandrijving
Stroomonderbreker of
zeke-ring en schakelaar,
stroomvermogen dat past
bij de besturingsaandrijving
Stroomtoevoer: configuratie met 1 schakelaar
Kies deze configuratie om de aandrijvingsstroom
uit te schakelen terwijl andere instrumenten nog
in gebruik zijn.
Zekering 1 A
MCU600
Sterkstroom
1 2 3 4 5 6 7 8
Connector-
hoes
Zwakstroom
1 2 3 4 5 6 7 8
12 V DC stroomtoe-voer, spanning
passend bij aandrijving
Stroomonderbreker of
zekering en schakelaar,
stroomvermogen dat
past bij de besturingsaan-
drijving
Installeer spanningsregelaar
Zekering 1 A
Schakelaar
Sterkstroom
Connector-
hoes
Zwakstroom
Opmerking: Indien meer dan drie extra beeldschermen of andere 3100-serie instrumenten gebruikt
worden, dient u een extra schakelaar en zekering te installeren voor de zwakstroomvoorziening voor
deze extra instrumenten.
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 41
3-4-2 Instal latie van de besturingsaa ndrijving
Installeer de besturingsaandrijving met behulp van de diagrammen op de volgende pagina’s.
Opmerking
Houd alle bedrading zo kort mogelijk.
Gebruik bedradingsmaat zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
Volg de bedradingshandleiding (zie paragraaf 3-2-2).
Bedrading met een kleinere gauge dan #10 past niet rechtstreeks in de vierweg contactklem. Gebruik
een metalen dop of maak een eind aan de bedrading met #10 draad.
Indien meer dan een draad aan de klem van de vierweg contactklem dient te worden vastgemaakt,
voeg de draden dan op een passende manier samen.
Tabel voor bedradingsmaat
Om een draadgauge voor een installatie te vinden:
1 Meet de lengte van de benodigde dubbele kabel, bijv. de afstand van het hoofdcontrolepaneel tot
de sterkstroomvoorziening of tot de aandrijving.
2 Kies de kolom met de kabellengte en de rij met stroomkringsterkte. Waar de rij en de kolom
overlappen vindt u de geprefereerde (minimale) bedradingskabel-gauge voor minder dan 3%
voltagedaling in een 12 V systeem.
Kabellengte (van hoofdcontrolepaneel tot stroomvoorziening of aandrijving)
1 amp
2 amp
3 amp
4 amp
5 amp
6 amp
7 amp
Spanning
8 amp
9 amp
10 amp
15 amp
20 amp
2,5 vt
0,7 m
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#16
1,5 mm
#14
2,5 mm
5 vt
1,5 m
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#16
1,5 mm
#16
1,5 mm
#16
1,5 mm
#16
1,5 mm
#16
1,5 mm
#14
2,5 mm
#12
4 mm
#12
4 mm
7,5 vt
2,2 m
0,75 mm
0,75 mm
0,75 mm
1,5 mm
1,5 mm
1,5 mm
2,5 mm
2,5 mm
2,5 mm
4 mm
4 mm
6 mm#810 mm#810 mm#616 mm#616 mm#616 mm
#18
#18
#18
#16
#16
#16
#14
#14
#14
#12
#12
#10
10 vt
3 m
#18
0,75 mm
#18
0,75 mm
#16
1,5 mm
#16
1,5 mm
#14
2,5 mm
#14
2,5 mm
#14
2,5 mm
#12
4 mm
#12
4 mm
#12
4 mm
#10
6 mm
12,5 vt
3,7 m
0,75 mm
0,75 mm
1,5 mm
2,5 mm
2,5 mm
4 mm
4 mm
4 mm
4 mm
6 mm
6 mm#810 mm#810 mm#616 mm
#18
#18
#16
#14
#14
#12
#12
#12
#12
#10
#10
15 vt
4,5 m
#18
0,75 mm
#16
1,5 mm
#16
1,5 mm
#14
2,5 mm
#12
4 mm
#12
4 mm
#12
4 mm
#10
6 mm
#10
6 mm
#10
6 mm
17,5 vt
5,2 m
0,75 mm
1,5 mm
2,5 mm
2,5 mm
4 mm
4 mm
6 mm
6 mm
6 mm
6 mm#810 mm
#18
#16
#14
#14
#12
#12
#10
#10
#10
#10
20 vt
0,75 mm
1,5 mm
2,5 mm
4 mm
4 mm
6 mm
6 mm
6 mm
6 mm
6 m
#18
#16
#14
#12
#12
#10
#10
#10
#10
42 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
Voorbeeld van hydraulische besturing met hydraulische hulppomp.
In het Instelling > Vaartuig-menu (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding), stel Aandrijvingstype in
op Motor.
MCU600
Installeer spanningsregelaar
Sterkstroom (zie para-
graaf 3-4-1)
Polariteit van de bedrading
Motor
is niet belangrijk.
Geen verbinding
Voorbeeld van een mechanisch bestuurd vaartuig met hydraulisch lineaire aandrijving
voor zeilboot
In het Instelling > Vaartuig-menu (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding), stel Aandrijvingstype in
op Motor.
MCU600
Opmerking: Koppelingrelaisspoel dient
minder dan 300mA te vragen.
Installeer spanningsregelaar
Sterkstroom (zie para-
graaf 3-4-1)
Polariteit van de bedrading
is niet belangrijk.
Motor
Koppelings-
relaisspoel
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 43
1N4002 diode of equivalent
Plaats dichtbij relaisspoel
Connector-hoes
Installatie van een elektrische aandrijvingsmotor met koppelingsvertraging
In het Instelling > Vaartuig-menu (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding), stel Aandrijvingstype
in op Motor.
MCU600
Installeer spanningsregelaar
Sterkstroom (zie paragraaf 3-4-1)
1N4002 diode of equivalent
Plaats dichtbij relaisspoel
Kop-
pelingss-
poel
Polariteit van de bedrading
Motor
Relaiscontacten
is niet belangrijk.
Connector-hoes
Relaisspoel
1N4002 diode of equivalent
Plaats dichtbij relaisspoel
Opmerking: Relais is nodig indien
koppelingscircuit groter is dan 300 mA.
Installatie van een continu draaiende pomp en relaiskleppen.
In het Instelling > Vaartuig-menu (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding), stel Aandrijvingstype in op
Spoel aarde.
Opmerking: Motor is
niet nodig voor PTO
motorsystemen.
Installeer spanningsregelaar
Sterkstroom (zie paragraaf 3-4-1)
Motor
bedrading is niet belangrijk.
Stuurboord
Bakboord
Relaiscontacten
Polariteit van de
MCU600
Connector-hoes
Relaisspoel
1N4002 diode of equivalent
Plaats dichtbij relaisspoel
Opmerking: Relais is nodig
indien koppelingscircuit groter
is dan 300 mA.
44 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
Installatie van relaiskleppen of relais met jog of elektrische besturing.
In het Instelling > Vaartuig-menu (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding), stel Aandrijvingstype in op
Spoel aarde.
MCU600
Installeer spanningsregelaar
Sterkstroom (zie para-
graaf 3-4-1)
Geen verbinding
Stuurboord
Bakboord
Jog/stuur-bediening
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 45
3-5 Installatie van de RFU (roer-feedback-unit)
Fysiek
Roer-schacht
90 mm
(3.5”)
220 mm
(8.7”)
Overbrenging
naar roer
Verbindingsstang, met
quick-release fittingen en
sluitmoeren aan beide
kanten.
Voetstuk
Arm draait vrijelijk
Arm
om voetstuk
Het uiteinde van de
verbindingsstang past
in een van de gaten in
de arm.
LT8 connector
10 m kabel
Bevestigingsvereisten
Deze twee
afstanden dienen
gelijk te zijn.
Pas positie van stang aan
arm aan indien nodig.
Voetstuk dient zich
naast de roerschacht te bevinden zodat deze
hoek 90° is
Kort indien nodig de
verbindingsstang in.
Draad = M5
Deze twee
afstanden dienen
gelijk te zijn.
Roerschacht dient
in het voetstuk
parallel te zijn aan
de schacht.
Roeroverbrenging
en arm dienen in
hetzelfde draaivlak
te bewegen
Opmerking
Het instrument is volkomen waterdicht maar dient niet ondergedompeld te worden.
Bevestig het instrument op een paneel dat niet vibreert.
Volg de plaatsingshandleiding (zie paragraaf 3-2-1).
46 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
Uitlijnen
De arm kan vrijelijk rond het voetstuk draaien. Wanneer het roer midscheeps is, dient de pijl op de arm
naar de middellijnen op het voetstuk te wijzen.
Middellijn
Voetstuk
Middellijn
Hierdoor kan het voetstuk tijdens een installatie gedraaid worden in twee posities. We bevelen de positie
aan waarbij de kabel zich tegenover de verbindingsstang bevindt.
Twee lijnen
geven het lineaire
bereik van het instrument weer.
Aanbevolen
(roer midscheeps).
Niet aanbevolen, kabel kan
roeroverbrenging verstoren.
Opstelling
Aanbevolen: U-vormige opstelling met de arm parallel aan de lengte van de boot:
Boeg van
boot
Toereikend: U-vormige opstelling met een
arm niet parallel aan de lengte van de boot,
bijvoorbeeld:
Boeg
van boot
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 47
Niet aanbevolen: Z-vormige opstelling,
bijvoorbeeld:
Indien het roer te ver doordraait, dan keert het instrument wellicht niet terug naar de Z-vorm.
Installatie
1 Vind een passende locatie en opstelling voor het instrument zoals hierboven beschreven.
2 Selecteer, voeg samen en monteer een passende roeroverbrenging.
3 Plaats het instrument zoals onderstaand aangegeven.
Zet het roer
midscheeps.
Indien nodig kunt u de verbin-dingsstang
aan deze kant inkorten, vervolgens de koppeling vervangen en de moer vastdraaien.
4 Verbind de kabel aan het MCU600-hoofdinstrument, gebruik makende van de
bedradingshandleiding (zie paragraaf 3-2-2).
Indien nodig kunt u
het voetstuk op een
blok plaatsen om
de juiste hoogte te
verkrijgen.
Verbind de
koppeling aan de
roeroverbrenging.
Roteer het voetstuk zo dat de
pijl op de arm naar de middellijn op het voetstuk wijst.
Plaats de twee bijgeleverde
schroeven middenin de gaten.
Plaats uiteinde in het
juiste gat in de arm.
Gaten in het tussenpaneel
dienen minimaal een
dia-meter van 18,5 mm te
hebben.
Roteer het voetstuk zo dat
de arm naar de middellijn op
het voetstuk wijst. Schroef
de derde bijgeleverde
schroef in en draai alle
schroe-ven stevig vast.
Verzekert u zich
ervan dat het
roer midscheeps staat.
MCU600
Steek de connector in het
RFU-contact
48 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
3-6 Insta llatie van het kompas
Fysiek
Bevestigingsgaten
voor schroeven
101 mm, (4”)
71 mm, (2.8”)
97 mm, (3.8”)
LT8-connector
10 m (32,8 vt)
Plaatsing
Bevestig het kompas:
minimaal 1 m verwijderd van een stalen of
ijzeren bootonderdeel, zoals:
een stalen romp, dek, kajuit of wapening
in gewapend betonnen rompen
stalen apparatuur zoals motoren en
kookapparatuur
plaatsen waar stalen voorwerpen
worden opgeborgen, zoals een ankerkist
en opbergkasten
minimaal 2 m verwijderd van appa
ratuur met een magneet en apparatuur die
elek¬tromagnetische velden creëert, zoals
een kompas, een accu, krachtstroombedra-
Glasvezel of houten rompen en kajuit:
Bevestig het kompas in het bewegingsmidden (voor planerende
rompen is het bewegingsmidden over het algemeen dicht bij de achtersteven):
Stalen romp, niet-stalen kajuit:
Bevestig het
kompas 1 m, (3 ft) boven de romp:
1 m (3 vt)
ding een elektrische motor en een radio- of
radarzender of antenne.
zo dicht mogelijk bij het bewegingsmid
den van de boot om de beweging van het
kompas te beperken wanneer de boot
schommelt en stampt. Indien het kompas
niet in het bewegingsmidden bevestigd kan
worden is het meestal het best het kompas
zo laag mogelijk te plaatsen.
op een verticaal paneel dat niet vibreert.
Het instrument is volkomen waterdicht maar
dient niet ondergedompeld te worden. Het
kompas heeft geen last van andere metalen,
zoals roestvrij staal, koper of messing. Volg de
plaatsingshandleiding (zie paragraaf 3-2-1).
Stalen romp en kajuit:
een paal tenminste 1 m (3 vt) boven de romp en
tenminste 1 m (3 vt) bij de kajuit vandaan:
Tenminste 1 m (3 v)
1 m (3 vt)
-
Bevestig kompas op
G-PILOT 3380 systeem Installatiehandleiding
NAVMAN
49
Installatie
1 Vind een passende locatie voor het instrument zoals hierboven beschreven.
2 Bevestig het instrument met de drie bijgeleverde schroeven. Gebruik een waterpas zodat het
instrument binnen 10° van de verticaal is.
Minder dan 10° 10°
Minder dan 10° 10°
3 Verbind de kabel aan het MCU600-hoofdinstrument, gebruik makend van de
bedradingshan¬d-leiding (zie paragraaf 3-2-2).
MCU600
Gaten in het tussenpaneel
dienen minimaal een
diameter van 18,5 mm te
hebben.
Steek connector in het kompas/HS-contact
Opmerking
Indien u het kompas t.o.v. de gyro verplaatst terwijl de stroom is ingeschakeld, wacht dan totdat de
koersrichting is gestabiliseerd.
50 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
3-7 Installatie van de Gyro
Fysiek
101 mm, (4”)
71 mm, (2.8”)
Bevestigingsgaten
voor schroeven
LT8-connector
10 m (32,8 vt)
97 mm, (3.8”)
Plaatsing
Bevestig de gyro zo dicht mogelijk bij het bewegingsmidden van de boot om de beweging van de
gyro te bep erken wanneer de boot schommelt en stampt.
Bevestig de gyro op een paneel dat niet vibreert.
Het instrument is volkomen waterdicht maar dient niet ondergedompeld te worden. Volg de
plaatsingshandleiding (zie paragraaf 3-2-1).
De ideale locatie is in het bewegingsmidden (voor planerende rompen is het bewegingsmidden
gewoonlijk dicht bij de achtersteven).
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 51
Installatie
1 Vind een passende locatie voor het instrument zoals hierboven beschreven.
2 Bevestig het instrument met de drie bijgeleverde schroeven. Gebruik een waterpas zodat het
instrument binnen 10° van de verticaal is.
Minder dan
10° 10°
3 Verbind de kabel aan het MCU600-hoofdinstrument, gebruik makend van de
bedradingshandleiding (zie paragraaf 3-2-2).
Minder dan
10° 10°
Gaten in het tussenpaneel
dienen minimaal een
diameter van 18,5 mm te
hebben.
Steek connector in het Gyro-contact
MCU600
Opmerking
Indien u het kompas t.o.v. de gyro verplaatst terwijl de stroom is ingeschakeld, wacht dan totdat de
koersrichting is gestabiliseerd.
3-8 Installatie van het G-PILOT 3380-beeldsc herm en andere instrumenten
Er zijn twee bevestigingsmogelijkheden:
Vlakke b evestiging: hiervoor is een stevig
paneel met toegang tot de achterkant nodig
voor bedrading en vastmaken van schroeven.
Na een vlakke bevestiging is het niet meer
mogelijk om het beeldscherm te draaien
of kantelen om ongewenste spiegeling
of schittering te voorkomen. Kies voor de
installatie de beste bezichtigingsplaats. Dit is
vaak een schaduwplek.
52 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
Vlakke b evestiging- instructies
1 Maak een gat in het tussenschot voor het
beeldscherm gebruik makend van de
vlakke bevestigingsmal.
2 Boor vier gaten voor de
bevestigingsbouten, gebruik makend van
de vlakke bevestigingsmal.
3 Schroef de vier bouten in de koperen
inserties aan de achterkant van het
beeldscherm.
4 Plaats het beeldscherm en bevestig de
ringetjes en moeren aan de bouten.
Beugelbevest iging: hiervoor is een paneel
nodig waaraan de beugel bevestigd kan
worden. Ver zekert uzelf er van dat het paneel
niet vervormd en niet onderhevig is aan
overmatige trilling. De beugel kan worden
gedraaid en het beeldscherm kan worden
verwijderd na gebruik.
Kies een plaats waar het beeldscherm:
• Minimaal 100 mm verwijderd is van
het kompas .
• Minimaal 100 mm verwijderd is van een
radio zendtoestel.
• Minimaal 1.2 m verwijdered is van
een antenne.
• Eenvoudig af te lezen en te bedienen
is. Indien mogelijk dient het recht voor
of rechts van de navigator bevestigd te
worden omdat het LCD-beeldscherm op
deze plaatsen beter leesbaar is.
• Niet te lijden heef t van direct zonlicht of
water.
• Beschermd wordt tegen fysieke schade
tijdens ruige zeereizen.
• Eenvoudig is aan te sluiten op DC
stroom voorziening.
• Eenvoudig op de transducerkabels is aan te
sluiten.
Beugelbevest igingsinstructi es
1 Bevestig de bevestigingsbeugel aan de
boot gebruik makend van de vier roestvrij
stalen schroeven.
2 Houd het beeldscherm op zijn plaats in de
bevestigingsbeugel. Plaats de knoppen van
de bevestigingsbeugel in het beeldscherm
en draai de knoppen voorzichtig aan.
3 Kantel het beeldscherm zodat het goed
af te lezen is en draai de knoppen aan de
bevestigingsbeugel dan stevig aan.
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 53
Bedrading beeldscherm
Steek de stroomkabel in
Beeld-
het zwarte contact aan de
scherm
MCU600
Koppeling relais uit: 8
12 V stroom +, Rood: 1
NMEA 2: 7
NMEA in 1: 6
NMEA gemeenschap-
NavBus +, Oranje: 3
pelijk: 5
NavBus -, Blauw: 4
Aarde, Zwart: 2
Connector-hoes
8-weg connector
Groen
Opmerking
Gebruik de stroombedrading van het beeldscherm (rode en zwarte draden) naar de aansluitplaten 1
en 2 zodat het beeldscherm en het hoofdinstrument dezelfde zwakstroomvoorziening hebben.
• Volg de bed radingshandleid ing (zie paragraaf 3 -2-2).
achterkant van het G -PILOT
3380-b eeldscherm.
Beeldschermkabel, hiervoor is een gat van 18 mm
door het tussenschot nodig.
Geel (isoleren, niet doorsnijden)
Wit (isoleren, niet doorsnijden)
Zwakstroom
(zie paragraaf 3-4-1)
Optionele externe piepers en lampen voor het externe alarm. Plaats
een extern relais indien de piepers
en lichten in totaal meer dan 250
mA nodig hebben.
54 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
Bedrading van andere instrumenten
Extra G-PILOT 3380 of
G-PILOT 3100
beeldschermen
Beeld-
scherm
Instrumenten
van andere series
Een-
heden
Een GPS, zoals een
Navman TRACKER
5600
GPS
MCU600
NMEA
in & out
Stroom,
NMEA in
Koppeling,
optioneel (zie
Koppeling relais uit: 8
NMEA 2: 7
NMEA in 1: 6
NMEA gemeenschappelijk: 5
NavBus -, Blauw: 4
NavBus +, Oranje: 3
Aarde, Zwart: 2
12 V stroom +, Rood: 1
Connector-hoes
Groen (slechts van
een beeldscherm)
GroenGroen
paragraaf 3-4-2)
NMEA in/uit
GPS NMEA uit
GPS NMEA
gemeenschappelijk
Zwakstroom
(zie paragraaf 3-4-1)
Piepers en lichten
(zie voorgaande pagina)
Opmerking:
We verwijzen naar de installatiehandleiding van het instrument voor meer bedradingsinformatie.
Indien u meer dan drie beeldschermen of andere instrumenten uit deze serie toevoegt, dan dient u een
aparte zwakstroomvoorziening te installeren voor de extra instrumenten (zie paragraaf 3-4 van de installatiehandleiding van het instrument)
De externe alarm output (groene draad) van Navman instrumenten uit deze serie en 5000-serie kaart-
plotters kunnen samen worden aangesloten om de externe piepers en lichten te doen functioneren.
In systemen met verschillende andere instrumenten raden we het gebruik van NavBus aansluitdozen
aan om de bedrading te vereenvoudigen (zie de NavBus Installatie- en bedieningshandleiding).
• Volg de bedradingshandleiding (zie paragraaf 3-2-2).
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 55
4 Haveninstelling
Voer de haveninstelling uit:
na installatie van een G-G-PILOT 3100 systeem (zie paragraaf 3)
nadat een onderdeel is gewijzigd of indien men vermoedt dat er een probleem is
Na de haveninstelling dient u de zeetest uit te voeren (zie paragraaf 5).
4-1 Start havenin stelling
1 Schakel het G-PILOT 3380 systeem in (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding). Schakel de stroom
onmiddellijk uit indien het roer beweegt.
Indien de AUTO-stand wordt geprobeerd en de roer-feedback-unit of het kompas zijn nog niet
gekalibreerd, dan geeft het G-PILOT 3380 systeem een fout weer.
2 Indien het G-PILOT 3380 systeem eerder is gebruikt, reset dan alle gebruikersdata naar de
fabrieksinstelling. Ga naar Fabrie ksreset > Beide in het I nstelling Systeem- menu (Zie G-PILOT 3380 Bedieni ngshandleiding).
3 Voer de gebruikersdata in uit onderstaande Gebruikersdatatabel (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshan-
dleiding om uit te vinden wat elk data-item betekent en hoe de data ingevoerd dient te worden).
Schrijf naast elk item de waarde van de gebruikersdata die ingevoerd wordt.
Waarschuwing: Totdat het roer-feedback-instrument is gekalibreerd (zie paragraaf 4-2) is er geen
roerlimiet. De gebruiker dient zich ervan te verzekeren dat het roer niet tot een eindstop wordt
gedreven tijdens gebruik van het jog-commando (zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding).
4-2 Kalibratie van de Roer-feedback-unit
Deze procedure sluit de roer-feedback-unit aan op het roer.
Opmerking
Om de kalibratie op een willekeurig moment te verlaten, druk ESC.
Indien u het roer niet verwijderd wanneer dit wordt aangegeven, of wanneer het roer-feedback-instru-
ment niet werkt dan kan de G-PILOT de kalibratie niet afmaken. Het G-PILOT 3380 systeem zal een fout
weergeven. Druk op ESC, los het probleem op en herhaal de kalibratie.
Tijdens normaal gebruik zal de G-PILOT 3380 het roer niet dichter dan 3° tot een eindstop draaien.
Om de roer-feedback-unit te kalibreren, ga naar Ro er in het Instelling > Ka libratie-menu. Volg de
instruc ties van de kalibratie-wizard op het scherm (Zie G- PILOT 3380 Bedie ningshandleiding ).
56 NAVMAN G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding
5 Zeetesten
Voer de zeetesten uit:
Na uitvoering van de haveninstelling (zie
paragraaf 4).
Om het functioneren van het
G-PILOT 3380 systeem te controleren.
5-1 Kalibratie van het kompa s
Opmerking
Om de kalibratie op een willekeurig moment te verlaten, druk ESC.
Indien de boot niet gedraaid wordt zoals aangegeven of als het kompas niet werkt, dan kan de kalibra-
tie niet worden voltooid, het G-PILOT 3380 systeem geeft een fout weer. Druk op ESC, los het probleem
op en herhaal de kalibratie.
Locale storingen in het magnetische veld kunnen het kompas beïnvloeden. Kalibratie dient uitgevoerd
te worden verwijderd van grote metalen bouwwerken, zoals jachthavens, grote schepen etc. Dit is de
verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Beide bronnen dienen gericht te zijn op hetzelfde noorden (waar of magnetisch). Indien uw mag-
netisch kompas niet gekalibreerd is dan kunt u een andere bron voor de koersrichting gebruiken. Indien
u het kompas van het vaartuig gebruikt, verzekert u zich er dan van dat de afwijkingstabellen worden
toegepast ter controle van het kompas van de automatische piloot.
Om het kompasinstrument te kalibreren, ga naar Komp as in het Instelling > Kali bratie-menu.
Volg de instructies van de kalibratie-wizard op het scherm (Zie G -PILOT 3380 Bedieningsh andleiding).
5-2 Uitlijnen van het kompas en het roe r
Het kompas en het roer kunnen afzonderlijk worden uitgelijnd.
5-2-1 Uitlijnen van het kompas (Richting uitlijnen)
Dit lijnt het G-PILOT 3380 systeemkompas uit zodat de correcte richting wordt weergegeven.
Het kompas kan worden uitgelijnd met een referentiekompas of via een GPS die is aangesloten op het
G-PILOT 3380 systeem. Zorg dat er geen zijwind of stroming is.
Om het kompasinstrument uit te lijnen, ga naar Richting u itlijnen in het Instel ling > Kalibratie- menu.
Volg de instructies van de kalibratie-wizard op het scherm (Zie G -PILOT 3380 Bedieningsh andleiding).
5-2-2 Uitlijnen van het roer (Roer in he t midden)
Hierdoor houdt de roerinstelling een rechte koers. Zorg dat er geen zijwind of stroming is.
Om het roer uit te lijnen gaat u naar Ro er in het midden in het I nstelling > Kalibratie -menu. Volg de
instruc ties van de kalibratie-wizard op het scherm (Zie G-PILOT 3380 Bedieningshandleiding).
Vaar voor de zeetesten in een open gebied
waar zich geen andere vaartuigen of obstakels
be-vinden. Er dient sprake te zijn van een kalme
zee, lage windsnelheid en geen stroming.
G-PILOT 33 80 Systeem I nstallat iehandle iding NAVMAN 57
Appendix A - Specificaties - MCU600
Elektrisch:
Stroomvoorziening aandrijving: 10,5 tot 16,5 V
DC, 20 A maximum
8-weg aansluiting stroomvoorziening: 10,5 tot
16,5 V DC, 300 mA.
Andere optionele instrumenten: zie
bedieningshandleiding van het betreffende
instrument.
Interfaces:
NavBus: aansluiting op andere Navmaninstrumenten en het G-PILOT 3380beeldscherm.
NMEA 0183 poor ten: NMEA 1: Input; N MEA 2:
kan worden geconf igureerd als input of output