Appendix A - Specifi caties..................................................................91
Appendix B - Alarm en waarschuwingsberichten............................91
Appendix C - Problemen oplossen....................................................93
Appendix D - Contactinformatie.........................................................94
Belangrijk
Het is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de eigenaar om het apparaat en de transducers
zodanig te installeren dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of materiële schade worden
veroorzaakt. De gebruiker van dit product is persoonlijk verantwoordelijk voor goed
zeemanschap.
De keuze, de locatie en de installatie van alle componenten is het meest cruciale onderdeel van
elke automatische piloot installatie. Als de installatie niet correct wordt uitgevoerd, kan dit tot
gevolg hebben dat het instrument niet naar behoren functioneert. Verzekert u zich ervan dat
de installatiegaten die u maakt de constructie van de boot niet verzwakken. Raadpleeg in geval
van twijfel een bootbouwer.
Gebruik van de G-PILOT 3100:
De G-PILOT 3100 is bedoeld als een hulpmiddel voor de schipper die lange periodes aan
het roer moet staan, niet als de belangrijkste manier om de boot te sturen.
De G-PILOT 3100 is niet bedoeld voor gebruik in extreme weersomstandigheden, onder
ongunstige condities of in de buurt van andere boten, gevaarlijk water of land.
De G-PILOT 3100 kan een boot niet beter sturen dan een schipper. Wanneer de
omstandigheden ongunstig zijn dient u de boot handmatig te sturen..
Laat de helm nooit onbemand. Zorg dat er te allen tijde iemand op de uitkijk staat. De
schipper dient altijd de koers van de boot en de G-PILOT 3100 in de gaten te houden en
indien nodig het roer over te kunnen nemen.
Het functioneren van de G-PILOT 3100 kan worden beïnvloed door het niet werken van
een onderdeel, omgevingscondities, onjuist(e) installatie en gebruik.
NAVMAN NZ LIMITED WIJST ELKE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR GEBRUIK VAN DIT
PRODUCT WAARBIJ ONGELUKKEN OF SCHADE WORDEN VEROORZAAKT OF DIE IN
STRIJD ZIJN MET DE WET.
Omdat Navman continu werkt aan productverbetering, behouden we ons het recht voor om
veranderingen aan het product door te voeren die nog niet worden weergegeven in deze versie
van de handleiding. Neem contact op met uw leverancier indien u assistentie nodig heeft.
Bepalende taal: Deze bepaling, alle handleidingen, gebruiksaanwijzingen en andere informatie
gerelateerd aan het product (Documentatie), zouden kunnen worden vertaald, of zijn vertaald uit
een andere taal (Vertaling). Als er strijdigheden zijn tussen enige V ertaling van de Documentatie
dan is de Engelstalige versie van de Documentatie de offi ciële versie van de Documentatie.
De G-PILOT 3100 automatische piloot
heeft drie stuurstanden:
Kompas: de boot zeilt in een vastgestelde
kompasrichting
Wind: De boot zeilt en laveert naar een
vaste hoek t.o.v. de wind (hiervoor is een
windinstrumentaansluiting benodigd, zoals
Navman’s WIND 3100-serie).
GPS: De boot zeilt naar een bestemming
volgens een vastgestelde route (hiervoor is
een GPS-instrumentaansluiting benodigd,
zoals Navmans’s TRACKER kaartplotter).
De G-PILOT 3100 heeft drie stuurstanden
STBY (standby): De G-PILOT 3100 stuurt de
boot niet. U dient de boot met de handmatige
helm te sturen.
AUTO: De G-PILOT 3100 stuurt de boot
automatisch.
HAND STEER: De G-PILOT 3100 geeft
stuurinformatie voor de schipper welke gebruikt
kan worden om een handmatige koers te varen.
Het instrument wordt van stroom voorzien via
de stroomvoorziening aan boord.
De G-PILOT 3100 maakt deel uit van de
1-1 Een gebruikelijke installatie
Beeld-
scherm
Stuurwiel/helmstok
NavBus
Hoofdinstrument
Koppelingsaandrijving
(optioneel)
Roer-
bediening
66
Besturings-
aandrijving
Roer
Opmerking: Bovenstaande installatie is de meest
gebruikelijke. Indien u meer informatie nodig heeft
verwijzen we u naar de informatie die bij uw
aandrijving geleverd wordt.
NAVMAN
Navman familie voor bootelektronica voor
het meten van snelheid, diepte en wind en
repeaters. Deze instrumenten kunnen zodanig
op elkaar worden aangesloten dat ze een
geïntegreerd datasysteem voor de boot vormen.
Het functioneren van de G-PILOT 3100 wordt
verbeterd indien deze is aangesloten op een
snelheidsinstrument aan boord zoals Navman’s
SPEED 3100 of een GPS.
Gebruik van deze handleiding
Om maximaal profi jt van uw G-PILOT 3100 te
hebben, raden we u aan deze handleiding voor
installatie en gebruik aandachtig door te lezen.
Deze handleiding beschrijft hoe u de G-PILOT
3100 dient te bedienen. We verwijzen naar de
apart bijgeleverde G-PILOT Installatiehandleiding voor informatie over het installeren
en instellen van de G-PILOT voordat u tot
gebruik overgaat.
Schoonmaak en onderhoud
Maak de onderdelen van de G-PILOT 3100
schoon met een vochtige doek en een mild
schoonmaakmiddel. Gebruik geen schuurmiddelen, benzine of andere oplosmiddelen.
Meerdere
beeldscher-
men
Stroomschakelaar(s) en
zekering
Toets
Roer-
feedback-
instrument
WIND
Optionele instrumenten
Onderdelen die bij G-PILOT
geleverd worden
Andere benodigde onderdelen
Optionele onderdelen
SPEED
3100
G-PILOT 3100 Bedieningshandleiding
3100
Kompas
Gyro
Zwakstroomvoorziening
Zware stroomvoorziening
12 V DC
Stroomvoorziening
GPS
NMEA
2 Standaard bediening
Het beeldscherm
(roer of koersfout, zie
Balk-data
sectie 3-3)
Stuurstand
(zie sectie 2-4)
Bediening
(zie sectie 2-5)
Simulatiesymbool
(zie sectie 3-6)
Info dataweergave
(zie sectie 3-4)
Vier toetsen
(zie sectie 2-2)
2-1 In- en uitschakelen
Schakel het apparaat in en uit via de hulpschakelaar
aan boord. Het apparaat heeft geen eigen aan/
uitschakelaar. Als de stroom uitgeschakeld wordt,
blijven al uw instellingen bewaard.
Als het woord SIMULATIE (simulatie) fl ikkert op het
scherm, dan staat het apparaat op de simulatieinstelling (zie sectie 3-6).
2-2 De toetsen
Het instrument heeft vier toetsen, AUTO (ESC)
< > en MENU (ENT).
In deze handleiding:
Betekent drukken, dat u voor minder
dan een seconde op een toets drukt;
Betekent houden dat u de toets
ingedrukt houdt totdat het beeldscherm
veranderd.
Betekent druk een toets + een andere
toets dat u deze toetsen tegelijkertijd
indrukt.
Het beeldscherm geeft een hoog piepje na een
geldige toetsaanslag en een lage piep na een
ongeldige toetsaanslag. Voor informatie over
toetsgebruik, zie secties 3-7 en 3-8.
Toetsslot
Indien het toetsslot is ingeschakeld zal de
G-PILOT toetsaanslagen negeren. Om het
toetsslot in of uit te schakelen:
Druk op AUTO + MENU.
Druk op ENT.
2-3 Gebruik van de G-PILOT 3100
2-3-1 Opstarten van de
G-PILOT 3100
1 Schakel de G-PILOT 3100 in (zie sectie
2-1). Indien de G-PILOT 3100 is aangesloten op een snelheid-,wind- of GPS-instrument dient u deze ook in te schakelen.
2 Indien nodig kunt u het achtergrondlicht
aanpassen zodat het goed leesbaar is
(zie sectie 3-1).
G-PILOT 3100 Bedieningshandleiding
3 Indien nodig, kunt u de gebruikersdata
2-3-2 Gebruik van de
G-PILOT 3100
1 Stuur de boot handmatig naar open water
2 Indien nodig kunt u de stuurstand
NAVMAN
Beeldscherm en toetsen zijn
verlicht (zie sectie 3-1)
Hoofdscherm laat
altijd koersrichting
van de boot zien
(zie sectie 3-2).
alvorens de G-PILOT te gebruiken voor
het sturen van de boot.
veranderen (zie sectie 2-4).
67
3 Inschakelen, gebruiken en uitschakelen
van de G-PILOT:
Voor kompas-stand: zie sectie 4.
Voor GPS-stand: zie sectie 5.
Voor wind-stand: zie sectie 6.
4 Het is mogelijk om de stuurstand te
veranderen terwijl u vaart, bijv.:
Verander van GPS naar kompas aan
het eind van een route.
Verander op een zeilboot van wind
naar kompas of GPS wanneer u van
zeil naar motor wisselt (zie sectie 3-4).
5 De G-PILOT kan worden aangepast om de
stuurfunctie te optimaliseren:
Indien nodig kunt u het draaitempo
aanpassen zodat de boot in een redelijk
tempo draait; ga naar TURN RATE in
het opties-menu (zie sectie 3-7)
Kies een passend profi el voor de
condities (zie sectie 7-2).
Indien nodig dient u de data in het profi el
aan te passen om de stuurfunctie te
verbeteren (zie sectie 7-3).
Indien de stuurfunctie van G-PILOT
slecht is en het sturen niet verbetert
door bovenstaande aanpassingen,
overweeg dan een complete
haveninstelling en zeetest zoals
beschreven wordt in de G-PILOT 3100 Installatiehandleiding.
2-4 Instelling van de stuurstand
De G-PILOT 3100 kan de boot op drie manieren
besturen: kompas, GPS of wind. Deze worden
de stuurstanden genoemd.
Voor een motorboot
Voor een boot zonder GPS of voor een
boot met GPS wanneer u niet naar
een waypoint wil navigeren, kiest u
de kompasstand. De G-PILOT 3100
stuurt de boot naar een ingestelde
kompaskoersrichting.
Om de G-PILOT 3100 te gebruiken om
met een GPS naar een waypoint of over
een route te navigeren, kiest u de GPSstand. De G-PILOT 3100 stuurt de boot
gebruik makende van navigatiedata van
de GPS.
Voor een zeilboot
Om te zeilen, laveren en gijpen op een
bepaalde hoek aan de wind, kiest u de
Belangrijk:
De G-PILOT 3100 kan een boot niet beter
sturen dan een schipper. De G-PILOT
3100 is niet bedoeld voor gebruik onder
extreme weersomstandigheden, in
ongunstige condities of in de buurt van
andere boten, gevaarlijk water of land.
Onder deze omstandigheden dient u de
G-PILOT uit te schakelen en de boot
handmatig te sturen.
Laat het roer nooit onbemand. Zorg dat er
te allen tijde iemand op de uitkijk staat en
wees paraat om het roer over te nemen.
Probeer het roer niet handmatig te sturen
terwijl de G-PILOT is ingeschakeld.
Lokale variaties in magnetische velden
kunnen de precisie van de kompaskoersrichting beïnvloeden. Deze variaties
zijn de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
2-3-3 Actie in een noodgeval
Om controle over de boot te herstellen in een
noodsituatie:
Druk of op AUTO om de G-PILOT 3100
op STBY (stand-by) te zetten
of schakel de stroom uit.
Stuur de boot vervolgens handmatig.
2-3-4 Uitschakelen van de
G-PILOT 3100
Normaal gesproken schakelt u de G-PILOT
uit wanneer uw bestemming is bereikt.
windstand. Voor de windstand heeft u
een via NavBus of NMEA aangesloten
windinstrument nodig, zoals Navman’s
WIND 3100.
Om naar een ingestelde kompasrichting
te sturen kiest u de kompasstand
Om de G-PILOT 3100 te gebruiken om
met een GPS naar een waypoint of over
een route te navigeren, kiest u de GPSstand.
Opmerking voor zeilboten
Gebruik van de G-PILOT wordt niet
aangeraden in lichte, veranderlijke of
vlagerige wind.
Pas op dat u voor de wind geen klapgijp
veroorzaakt.
Voor de windstand is een accurate
kalibratie van het windinstrument nodig.
68
NAVMAN
G-PILOT 3100 Bedieningshandleiding
Instelling van de stuurstand via het menu
Ga naar STER MODE in het hoofdmenu (zie
sectie 3-7) en kies COM (kompas), GPS
of WIND.
De stuurstand instellen via een sneltoets
Houd MENU vast om rechtstreeks naar het
stuurstandmenu te gaan.
Opmerking
Voor gebruik van de GPS-stand dient
de G-PILOT data te ontvangen van een
compatibel GPS-instrument, omdat de
G-PILOT anders NO DATA weer zal
geven.
Om de G-PILOT in GPS-stand te
gebruiken, dient de GPS naar een
waypoint of over een route te navigeren
omdat de G-PILOT anders NAV ERROR
zal weergeven. Indien de boot te ver
van de geplotte route is geraakt zal de
G-PILOT de melding TRK ERROR geven
(zie sectie 5-2).
Voor gebruik van de windstand dient
de G-PILOT data te ontvangen van een
compatibel windinstrument nodig, omdat
de G-PILOT anders NO DATA weer
zal geven.
Stuurstand wordt op het beeldscherm
weergegeven
2-5 STBY (stand-by),AUTO en HAND STEER (handstuur)
De G-PILOT 3100 heeft een STBY- (stand-by), AUTO- of HAND STEER-stand:
Inschakelen
Houd AUTO + MENU vast
Druk op AUTO
STBY (stand-by)
Automatische piloot stuurt
de boot niet behalve
tijdens jog besturing.
Automatische piloot geeft
koersrichting weer maar
geeft geen stuurdata.
Stuur de boot handmatig.
Voor informatie over jog-sturen, zie sectie 2-6.
Voor informatie over het inschakelen en gebruik
van G-PILOT voor AUTO en HAND STUUR:
Voor kompasstand: zie sectie 4.
Voor GPS-stand: zie sectie 5
Voor windstand: zie sectie 6.
G-PILOT 3100 Bedieningshandleiding
AUTO
Houd
Automatische piloot stuurt
AUTO
de boot.
Automatische piloot
Druk op
geeft koersrichting en
AUTO
navigatiedata weer.
Stuur de boot niet
handmatig
NAVMAN
HAND STEER
Automatisch piloot stuurt
de boot niet.
Automatische piloot
geeft koersrichting en
navigatiedata weer.
Stuur handmatig m.b.v.
de weergegeven
navigatiedata.
CTS (course to steer
= te sturen koers) kan
worden weergegeven in
het infobeeldscherm (zie
sectie 3-4).
Koersfout (course error)
kan worden weergegeven
in de balk-data (zie
sectie 3-3).
69
2-6 Jog-besturing
Wanneer de G-PILOT op STBY (stand-by , zie sectie 2-5) staat, dient de schipper de boot handmatig
te sturen. Indien de G-PILOT 3100 echter het roer kan draaien wordt dit jog-sturen genoemd.
Houd < ingedrukt om roer naar bakboord te draaien
Houd > ingedrukt om roer naar stuurboord te draaien
Druk kort < en > samen in om het roer naar midscheeps te draaien (deze functie kunt u niet
gebruiken totdat het de roerstandaanwijzer en het kompas gekalibreerd zijn (zie de G-PILOT 3100 Installatiehandleiding)).
Bijvoorbeeld:
Roer midscheeps
Roer staat naar bakboord
Roer staat naar bakboordBoot gaat rechtuitDruk kort
Houd
<, ingedrukt, het
roer draait naar
bakboord en de boot
draait naar
bakboord
<, los, roer blijft
Laat
naar bakboord
staan
>, ingedrukt, het
Houd
roer draait naar
stuurboord
>, los, roer stopt
Laat
maar blijft naar
bakboord staan
< + > samen in
het roer draait naar
midscheeps.
Om het roer richting
midscheeps te stoppen
druk op ESC,
Boot blijft naar bakboord
draaien
Boot blijft naar bakboord
draaien
< of >
Waarschuwing: T otdat het de roerstandaanwijzer gekalibreerd is, is er geen roerlimiet en dient de
gebruiker ervoor te zorgen dat het roer niet tot de eindstop gedraaid wordt tijdens jog-sturen.
Opmerking: Normaal gesproken geeft het info-datascherm JOG weer tijdens een jog (zie
sectie 3-4). Indien echter CUR (aandrijvingsstroomsterkte) is geselecteerd dan wordt deze
stroomsterkte weergegeven (ook tijdens een jog) als een hulpmiddel voor het testen van de
besturingsaandrijving.
70
NAVMAN
G-PILOT 3100 Bedieningshandleiding
3 Bediening
3-1 Instelling achtergrondlicht
scherm en toetsen
Om het achtergrondlicht aan te passen gaat u
naar LAMP in het hoofdmenu (zie sectie 3-7). De
opties zijn OFF (uit) of 1 (minst fel) tot 4 (felst).
3-2 Koersrichtings (heading)beeldscherm
Koersrichting
Ware of
magnetische
koers
Het hoofdscherm geeft altijd de richting van
de boot weer:
Om MAG (magnetische) of TRUE
(ware) koersrichtingen (heading) weer
te geven gaat u naar HDG TYPE in het
opties-menu (zie sectie 3-7).
3-3 Balk-dataweergave
De balk-data bovenaan het beeldscherm
kunnen roerhoek of koersfout weergeven.
Om te kiezen wat wordt weergegeven gaat u
naar BAR-DATA in het hoofdmenu (zie sectie
3-7). De opties zijn rud. (roerhoek) of CE
(course error = koersfout). Indien het G-PILOT
3100 systeem meer dan een beeldscherm heeft
dan kunt u voor elk beeldscherm een andere
balk-dataweergave kiezen.
Roerhoek
G-PILOT stuurt het roer niet,
roer midscheeps
G-PILOT stuurt het roer, roer
is 12° naar bakboord
G-PILOT stuurt het roer niet,
roer is 18° naar bakboord
G-PILOT 3100 Bedieningshandleiding
NAVMAN
Indien het roer meer dan 30° is gedraaid dan
geeft het beeldscherm 30° weer en is het pijltje
zichtbaar:
Roerhoek is de hoek die het roer maakt met
midscheeps. Wanneer de G-PILOT 3100 het
roer stuurt ziet u een pijltje aan het eind van
de balk-data dat aangeeft in welke richting het
roer beweegt. Bijv:
Roerhoek kan zelfs als de boot handmatig
wordt gestuurd worden weergegeven.
Eigenlijke koersrichting
(heading) 90°
CTS (course to steer = te
Koersfout is 20° naar stuurboord
Eigenlijke koersrichting 290°
Koersfout is 40° naar bakboord, maar
30° is de grootste fout die kan worden
weergegeven dus het beeldscherm eeft
30° naar bakboord weer
Koersfout (course error)
De koersfout is de hoek tussen de eigenlijke
bootrichting en de bedoelde automatische
piloot koers, bijv.:
sturen koers) 110°
CTS 250°
3-4 Info dataweergave
De info-data, onderaan het scherm kan één
stuur- of navigatiedata-item weergeven. Om
de kiezen welke data wordt weergegeven, ga
naar INFO DATA in het HOOFD-menu (zie
sectie 3-7). Indien het G-PILOT 3100 systeem
meer dan een beeldscherm heeft dan kan elk
beeldscherm andere info-data weergeven.
De opties zijn:
CTS (te sturen koers): De koers naar
welke de G-PILOT 3100 van plan is de
boot te sturen; op STBY (stand-by) is er
geen CTS en geeft het beeldscherm CTS
— — — weer.
XTE, BRG, COG, DTG, TTG, SOG: GPS
71
navigatiedata (zie sectie 5-1); aansluiting
op een GPS-instrument is nodig.
WND: Windhoek (zie sectie 6-1). Om APP
(schijnbare) of TRUE (ware) windhoek weer
te geven gaat u naar WINDTYPE in het
VESSEL (vaartuig)-menu (zie sectie 3-7).
BAT: G-PILOT 3100
stroomvoedingsvoltage
CUR: Stuuraandrijvingsstroom, de
aandrijving kan getest worden door
de stroomsterkte tijdens een jog te
controleren (zie sectie 2-6).
OFF: er wordt niets weergegeven.
3-5 Alarmen
Wanneer de G-PILOT 3100 een alarmconditie
waarneemt wordt een waarschuwing
weergegeven, het alarmsymbool op het
beeldscherm fl ikkert, het interne alarm klinkt en
externe buzzers en lichten treden in werking.
Druk op een willekeurige toets om het alarm
uit te schakelen en vervolgens op ESC om het
alarmbericht te annuleren.
De G-PILOT 3100 heeft twee soorten alarmen,
interne alarmen en gebruiker gedefi nieerde
alarmen.
Om de gebruiker gedefi nieerde
alarmen in of uit te schakelen en om
de alarmcondities in te schakelen zie
ALARM-menu, sectie 3-7).
Voor een overzicht van alarmen en wat ze
betekenen, zie appendix B.
Accu-bijna-leeg-alarm
Indien de stroomvoeding van de G-PILOT
3100 onder de accu-alarm-waarde komt
geeft de G-PILOT 3100 een ACCU FOUTalarm en het accu-bijna-leeg-symbool van
de G-PILOT 3100 zal fl ikkeren. Indien de
G-PILOT op AUTO staat dan functioneert de
besturingsaandrijving misschien niet indien
het voedingsvoltage te laag is. We bevelen
overschakeling op HAND STEER aan (zie
sectie 2-5).
3-6 Simulatiestand
De simulatie-instelling biedt u de mogelijkheid
om aan wal aan het instrument te wennen.
Het woord SIMULATIE fl ikkert op het
beeldscherm.
Om Simulatie in en uit te schakelen:
1 Schakel het instrument uit (zie sectie 2-1).
72
NAVMAN
2 Houd AUTO vast terwijl u het instrument
weer inschakelt. (zie sectie 2-1).
3-7 Gebruik van de menu’s
De menu’s beschikken over data en functies
die het functioneren en het gebruik van de
G-PILOT 3100 regelen.
Bekijken of veranderen van menudata
1 Voor normaal gebruik, kies MENU.
2 Om data in het hoofdmenu (MAIN) te
selecteren:
druk op < of > totdat de benodigde data
wordt weergegeven en druk op ENT
Om data in andere menu’s te selecteren:
i druk op < of > totdat CONFIG > wordt
weergegeven; druk op ENT
ii druk op < of > totdat het gewenste
menu wordt weergegeven; druk op
ENT
Opmerking: Een > na een naam geeft
aan dat dit item een menu is.
3 Om data te veranderen:
druk een of meerdere keren op < of >
houd < of > vast om de data in stappen
van tien te veranderen
om de data naar de standaard
instelling terug te veranderen (zie
volgende pagina), druk op < + >.
4 Druk op ENT om gewijzigde data te
bewaren of op ESC om de wijziging te
negeren.
5 Druk een of meerdere keren op ESC om
het menu te verlaten of herhaal stappen
2 tot 4 om andere data te bekijken of
veranderen.
Sneltoets: Na het bekijken of veranderen
van data houdt u ESC vast om de menu’s
te verlaten
De G-PILOT geeft een lange piep wanneer
u het menu verlaat. Indien langer dan 30
seconden geen toets wordt ingedrukt dan
verlaat de G-PILOT het menu automatisch.
MAIN(hoofd)-menu
RESPONS Hoe ver de koers afwijkt voordat
de G-PILOT 3100 de koers corrigeert (1 tot 10,
A1 tot A5; standaard instelling afhankelijk van
vaartuigtype) (zie sectie 7-1).
RATIO Geeft aan in welke mate de G-PILOT
3100 het roer draait om de koers te corrigeren
G-PILOT 3100 Bedieningshandleiding
Overzicht van menu’s en data
MAIN menu
Response
Ratio
Lamp
Bar data
Info data
Steer mode
Profi le
CONFIG > menu
ALARMS > menu
Course error alarm
XTE alarm
Waypoint acknowledge
Wind alarm
Battery alarm
Current alarm
OPTIONS > menu
Counter rudder gain
Trim gain
GPS gain
Wind gain
Dodge angle
Tack angle
Gybe angle
Tack delay
Turn rate
VESSEL > menu (STBY only)
Vessel type
Drive type
Wind type
Heading type
Magnetic variation
DEVICES > menu (STBY only)
Calibrate rudder feedback unit
Centre rudder feedback unit
Calibrate compass
Align heading
Align GPS
FACTORY > menu (STBY only)
Backlight group
Key beeps
NMEA 2 data
Main control unit version number
Display unit version number
Reset NVM
G-PILOT 3100 Bedieningshandleiding
(1 tot 10, standaard instelling afhankelijk van
vaartuigtype) (zie sectie 7-2).
LAMP Felheid achtergrondlicht (1 tot 4 of UIT;
standaard = 1) (zie sectie 3-1).
BAR-DATA De data die wordt weergegeven
op de balk-weergave (CE (course error =
koersfout) of RUD (roerhoek); standaard =
RUD) (zie sectie 3-3).
INFO DATA De data die wordt weergegeven
op de info-dataweergave (CTS, XTE, BRG,
COG, DTG, TTG, SOG, WND, BAT, CUR,
UIT; standaard = CTS (te sturen koers) (zie
sectie 3-4).
PROFILE De huidige bruikbare reeks
stuurparameters (1 tot 5; standaard = 1) (zie
sectie 7-3).
CONFIG > Toegang tot data in andere menu’s
dan het hoofdmenu
ALARM > menu
CE ALARM De maximaal toegestane koersfout
(course error) voordat het alarm klinkt (1° tot
90° of OFF; standaard = OFF).
XTE ALARM De maximaal toegestane XTE (in
nm) voordat het alarm klinkt 0.01 tot 2 nm of
OFF; standaard = OFF).
WPT AKN Indien de gebruiker dient te
bevestigen wanneer een waypoint is bereikt
(OFF of ON; standaardinstelling = OFF) (zie
sectie 5-2).
WND ALARM (voor vaartuigtype = SAIL (zeil))
De maximale afwijking tussen de schijnbare
windhoek en SWA (set wind angle = ingestelde
windhoek) voordat het alarm klinkt (1° tot 90°
of OFF; standaardinstelling = OFF).
BAT ALARM het laagst toegestane
accuvoltageniveau voordat het alarm klinkt (7
tot 14 V of OFF; standaard = OFF).
CUR ALARM De maximaal toegestane
aandrijvingsstroomsterkte voordat het alarm
klinkt (5 tot 20 A; standaard = 10 A).
OPTIES > menu
C-RD GAIN T egenroertoename (gevoeligheid)
gebruikt voor optimaliseren van stuurfunctie (1
tot 10 of UIT ; standaardinstelling afhankelijk van
vaartuigtype) (zie sectie 7).
TRIM GAIN Trimtoename (gevoeligheid),
gebruikt voor het optimaliseren van stuurfunctie
NAVMAN
73
Loading...
+ 23 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.