Navman FISHFINDERS 4600, FISHFINDERS 4500 User Manual [nl]

NAV MAN
TRACKFISH 6600
C H A R T P L O T T E R A N D
F I S H F I N D E R
Installation and
Operation Manual
w w w . n a v m a n . c o m
F I S H F I N D E R S
De FISH 4500/4600/4600 is standaard ingesteld op de volgende eenheden: voet, °F (Fahrenheit), US gallons en knopen. Zie sectie 3-6 Instelling > Eenheden om de eenheden te veranderen.
BELANGRIJK
Het is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de eigenaar om het instrument en de transdu­cers zodanig te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of materiële schade worden veroorzaakt. De gebruiker van dit product is persoonlijk verantwoordelijk voor goed zeemanschap.
NAVMAN NZ LIMITED WIJST ELKE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR GEBRUIK VAN DIT PRODUCT WAARBIJ ONGELUKKEN OF SCHADE KUNNEN WORDEN VEROORZAAKT (INCLUSIEF MOTORSCHADE) OF DIE IN STRIJD ZIJN MET DE WET.
Bepalende taal: Deze bepaling, alle handleidingen, gebruiksaanwijzingen en andere infor­matie gerelateerd aan het product (Documentatie), zouden kunnen worden vertaald, of zijn vertaald uit een andere taal (Vertaling). Als er strijdigheden zijn tussen enige Vertaling van de Documentatie dan is de Engelstalige versie van de Documentatie de officiële versie van de Documentatie.
Brandstofcomputer: Brandstofverbruik kan drastisch veranderen, afhankelijk van de boots lading en de zeecondities. De brandstofcomputer dient daarom niet als enige bron van informatie te worden gebruikt m.b.t. de beschikbare hoeveelheid brandstof aan boord. De elektronische informatie dient aangevuld te worden met visuele of andere controles van de hoeveelheid brandstof. Dit is noodzakelijk i.v.m. gebruikersfouten, zoals het vergeten te resetten van de gebruikte brandstof wanneer de tank wordt bijgevuld, het lopen van de motor terwijl de brandstofcomputer niet ingeschakeld is of andere gebruikersacties die ervoor kunnen zorgen dat het instrument onnauwkeurig is. Neem altijd voldoende brandstof mee voor de reis, plus een reserve voor onvoorziene omstandigheden.
Deze handleiding geeft de FISH 4500/4600/4600 weer ten tijde van druk. Navman NZ Lim­ited behoudt zich het recht voor om zonder voorafgaande mededeling veranderingen door te voeren.
Copyright © 2004 Navman NZ Limited, Nieuw Zeeland. Alle rechten voorbehouden. NAVMAN is een geregistreerd handelsmerk van Navman NZ Limited.
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 42
NAVMAN
Inhoud
1 Inleiding ................................................................................................44
1-1 Voordelen van de FISH 4500/4600 .............................................................44
1-2 Hoe de FISH 4500/4600 werkt ....................................................................45
2 Standaard bediening ........................................................................... 46
3 De FISH 4500/4600 instelling .............................................................. 48
3-1 Instelling > Systeem ....................................................................................49
3-2 Instelling > Sonar ........................................................................................49
3-3 Instelling > Brandstof ..................................................................................50
3-4 Instelling > Loggen ......................................................................................52
3-5 Instelling Alarmen ........................................................................................52
3-6 Instelling > Eenheden .................................................................................53
3-7 Instelling > Communicatie ..........................................................................53
3-8 Instelling > Kalibreren .................................................................................54
4 Het gebruik van de FISH 4500/4600 ...................................................55
4-1 Verklaren van het beeldscherm ..................................................................55
4-2 Enkele en dubbele frequentie fishfinding ....................................................58
4-3 Het vinden van vis en weergave .................................................................60
4-4 Toename .....................................................................................................61
4-5 Bereik ..........................................................................................................62
5 De Beeldschermen ..............................................................................63
5-1 Sonar beeldscherm .....................................................................................64
5-2 Sonar zoombeeldscherm ............................................................................65
5-3 Sonar bodemweergave ...............................................................................66
5-4 Sonar 50/200 beeldscherm ........................................................................66
5-5 Sonar zoombeeldscherm ...........................................................................66
5-6 Brandstofbeeldscherm ................................................................................67
5-7 Databeeldscherm .......................................................................................68
5-8 Informatiebeeldscherm ..............................................................................68
6 Installatie en Onderhoud ....................................................................69
6-1 Wat er bij dit product geleverd wordt. .........................................................69
6-2 Opties en Accessoires ................................................................................69
6-3 Het beeldscherm bevestigen en verwijderen ..............................................69
6-4 Stroom- en transducerverbindingen ............................................................71
6-5 Bedradingsmogelijkheden ...........................................................................72
6-6 Systemen van meerdere instrumenten .......................................................73
6-7 Schoonmaak en onderhoud ........................................................................74
Appendix A - Specificaties .....................................................................75
Appendix B – Afmetingen ......................................................................76
Appendix C – Problemen oplossen ......................................................77
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding43
1 Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze voor een Navman Fishfinder. Het is nut tig om voor installatie en gebrui k deze handleiding grondig door te lezen.
Deze handleiding beschrijft hoe u de FISH 4500/4600/4600 en de bijbehorende dubbele frequentie spiegeltransducer dient te installeren en in te stellen. (Indien een ‘door-de-huid’­transducer wordt gebruikt verwijzen we u naar de handleiding die daarbij geleverd wordt.)
Deze handleiding legt ook uit hoe u de FISH 4500/4600 op een effectieve manier gebruikt en geeft tips voor het oplossen van problemen en voor optimaal functioneren.
Belangrijk
Het is van vitaal belang voor het functio­neren van de fishfinder dat de transducer op de juiste plaats wordt geïnstalleerd. Volg daartoe de installatie-instructies met grote zorg.
1-1 Voordelen van de FISH 4500/4600
De FISH 4500/4600/4600 is een kwalitatief hoogwaardige sonar fishfinder met een dub­bele frequentie die wordt geleverd met een transducer. Het gebruikt TFT (Thin Film Transis­tor)-technologie voor een beeldscherm dat in daglicht goed leesbaar is en dat ’s nachts ged­imd kan worden. De bevestigingsbeugel geeft u de mogelijkheid om de fishfinder te draaien en kantelen voor optimaal afleesgemak.
De kleuren op de sonarbeeldschermen zijn regelbaar, met een keuze uit vier 16-kleuren paletten en een 8-kleuren palet. De kleuren zijn representatief voor verschillende signaal­sterktes, zodat de sonarbeeldschermen een­voudig te lezen zijn.
De dubbele frequentie maakt het mogelijk voor de FISH 4500/4600/4600 om te worden gebruikt voor weergave:
• Bij een hoge frequentie van 200 kHz
• Bij een lage frequentie van 50 kHz
• Beide frequenties naast elkaar op een gesplitst beeldscherm
• Beide frequenties gecombineerd op een enkel beeldscherm.
Deze mogelijkheid maakt het, samen met een variabele stroomoutput van maximaal 600 W RMS, mogelijk dat de FISH 4500/4600/4600 zowel in diep als ondiep water goed func­tioneert.
De FISH 4500/4600 kan de bodem waarnemen op een diepte van 1000 m, afhankelijk van de helderheid van het water, de gekozen ultraso­nische frequentie en het type transducer.
De NAVMAN fishfinder kan gebruikt worden om vis te vinden of om kenmerken op de bodem te lokaliseren, zoals riffen of wrakken en om mid­dels een bodemprofiel te helpen uw favoriete visplek te herkennen.
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 44
De NAVMAN fishfinder kan ook een navigatie­hulp zijn door diepte-informatie te geven zodat de dieptecontouren op kaarten geïdentificeerd kunnen worden. De FISH 4500/4600 is met name geschikt voor samenwerking met de TRACKER 5500 - NAVMAN’s GPS chartplotter met kleurenscherm en wereldwijd bereik. Deze twee instrumenten kunnen op elkaar worden aangesloten via NavBus of NMEA, zodat data kan worden gedeeld.
BELANGRIJK E OPMER KING OVER GE­BRUIK. Hoewel fishfinders kunnen worden
gebruikt als een navigatiehulpmiddel, wordt precisie door veel factoren beperkt, inclusief de plaats van de transducer. Het is de verant­woordelijkheid van de gebruiker om zich ervan te verzekeren dat de NAVMAN fishfinder correct wordt geïnstalleerd en gebruikt.
Met een optionele brandstofkit wordt de FISH 4500/4600 een geraffineerde en gemakkelijk te gebruiken brandstofcomputer.
Alle NAVMAN 4000-serie fishfinders gebrui­ken onze nieuwe NAVMAN SBN-technologie voor sonarverwerking om signaalverster-king, bodemherkenning en ruisond erdr ukki ng te verbeteren.
SBN-technologie maakt gebruik van digitale adaptieve algoritmes die alle teruggezonden signalen versterken. Tegelijkertijd gebruikt SBN actieve geruisonderdrukking om sto ringen, die door fishfinders vaak als juiste informatie worden gezien, tegen te gaan.
Door het gebruik van SBN-technologie kan de fishfinder reflecties van elke trilling analyseren, wordt onjuiste retourinformatie eruit gefilterd en wordt weergegeven wat zich in het water onder de boot bevindt. Zie sectie 4-1 Verklaren van het beeldscherm, voor meer informatie.
NAVMAN
1-2 Hoe de FISH 4500/4600 werkt
De FISH 4500/4600 bestaat uit twee onder­delen:
- de aan de romp bevestigde transducer
- het beeldscherm.
De transducer genereert een ultrasonische trilling (geluid dat niet door het menselijk oor waarneembaar is), dat zich naar de bodem be­weegt met een snelheid van zo’n 1463 m/sec, terwijl het zich in kegelvorm uitspreidt.
Wanneer de trilling een voorwerp, zoals een vis, of de bodem tegenkomt, wordt dit gedeeltelijk terug naar de boot gereflecteerd als een echo. De diepte van het voorwerp of de bodem wordt berekend door de FISH 4500/4600 door de tijd te meten tussen het verzenden van de trilling en de ontvangst van de echo. Wanneer de echo is ontvangen wordt de volgende trilling verzonden.
De FISH 4500/4600 zet elke echo om in een elektronisch signaal, dat als een verticale lijn
of pixels op het scherm wordt/worden weerge­geven. De meest recente echo verschijnt aan de meest rechtse kant van het beeldscherm, terwijl de oudere echo’s naar links ‘scrollen’ om uiteindelijk van het scherm te verdwijnen.
De scroll-snelheid hangt af van de waterdiepte en de scroll-snelheidinstelling. Zie sectie 3-2 Instelling > Sonar, en sectie 4-1, voor meer informatie.
Hoe de echo’s worden weergegeven is afhan­kelijk van:
de fishfinder-instellingen (geselecteerde
echo’s (verschillende vis-, bodem-, wrak-
ruis (waterhelderheid en luchtbellen).
Zie sectie 4-1 Verklaren van het beeldscherm, voor meer informatie.
frequentie-, bereik- en toename-instel­lingen)
en zeewiersoorten)
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding45
2 Standaard bediening
Toetsnamen
Ga naar het sonarbeeldscherm indien geen menu wordt weergegeven. Indien wel een menu wordt
ESC
weergegeven worden alle veranderingen gewist en gaat u terug naar het voorgaande menu.
Geeft het beeldschermmenu weer
DISP
Curs ortoetsen bewegen de keuze- highlight en
, ,
veranderen instellingen
Druk eenmaal om het optiemenu weer te geven;
MENU
druk nogmaals voor het instellingmenu
ENT
Bev est igt veran deringen of la at he t Toename (gevoeligheid)beheer zien voor het sonarscherm.
Vergroot het bereik
+
_
Verkleint het bereik
Selecteert handmatig, kruis- of visstand
AUTO
Verandert de frequentie tussen 50 kHz en 200 kHz
50/200
Stroom Aan en Uit; laat de beeldschermtoetsen zien
Toetsengebruik
De fishfinder werkt met menu’s.
Om een menu-item te selecteren:
1. Druk op of om de highlight naar het
item toe te bewegen.
2. Druk op ENT om het item te selecteren.
Om een nummer, woord of instelling te veranderen:
1. Gebruik de cursortoetsen , , , om een nummer, een woord of instelling te highlighten en (een) verandering(en) aan te brengen.
2. Druk op ENT om te bevestigen; ESC om te wissen.
Stroom aan / Autopower
Druk op om de fishfinder in te schakelen.
Indien de fishfinder is aangesloten op autopower, wordt het automatisch ingeschakeld als de boot
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 46
wordt gestart. Hierdoor worden de machine­urenteller en de optionele brandstoffuncties geactiveerd. Een titelbeeldscherm wordt kort
weer gegeven. Vervolge ns komt alleen de eer ste keer dat de fishfinder wordt inge -
schakeld het instellingmenu in beeld. Gebruik dit menu om de taal te kiezen (zie sectie 3-1 Instelling > Systeem) en eenheden (zie sectie 3-6 Instelling > Eenheden).
Alle volgende keren wordt het titelbeeldscherm gevolgd door het beeldscherm dat het meest recentelijk werd gebruikt. Indien de transducer niet is aangesloten, zal boodschap: Simulatie-stand starten? verschijnen. Druk op < of > om tussen Ja,Nee of Nooit te kiezen. (Indien de aansluiting van de transducer niet opzettelijk was verbroken, dient u de fishfin de r uit te scha kelen en verwijzen we naar Problemen oploss en in Appendix C.) Druk op ENT om uw selectie te bevestigen en de start-up module zal verder gaan.
NAVMAN
Stroom uit
Om de fishfinder uit te zetten drukt u op . Een aftelvenster verschijnt. Houdt 3 seconden ingedrukt totdat de fishfinder uitschakelt.
Opmerking: Indien het instrument op autopower is aangesloten (sectie 6-5 bedra­dingsmogelijkheden) dan kan de fishfinder al­leen worden uitgeschakeld indien het contact van de boot wordt uitgeschakeld.
Simulatiestand
Een interne simulator stelt gebruikers in staat om op de wal te leren hoe de fishfinder werkt.
In de simulatiestand flikkert onderin het beeld-scherm het woord Simuleer. De fishfinder genereert data zodanig dat de be­langrijkste beeldschermen te gebruiken zijn.
Gebruik Ins telling > Sim ulatie als volgt:
1. Druk op MENU totdat het instellingmenu wordt weergegeven.
2. Highlight Simuleer.
3. Druk op ENT om te (de-)selecteren.
Aanpassen achtergrondverlicht­ing
Het beeldscherm en de toetsen worden verlicht met een keuze uit 16 helderheidsniveaus. Om het achtergrondlicht te veranderen:
1. Druk kort op om de toetsen weer te geven.
2. Druk op < om te dimmen of op > voor feller licht.
3. Druk op ENT om de instelling te bewaren.
Druk twee keer op om terug te keren naar de maximale achtergrondlichtinstelling. Druk op
ESC om het programma te verlaten.
Handmatig, kruis- of visstand
Druk op AUTO om een van de drie gebruiks­standen te kiezen:
Kruisstand. Gebruik deze stand indien u vaart. De FISH 4500/4600 geeft dan duidelijk de diepte weer en past automa­tisch Bereik en Toename aan zodat het bodemtracé wordt weergegeven. Diepte wordt in grote cijfers weergegeven.
Visstand. Gebruik deze stand indien u vist. De FISH 4500/4600 geeft vis, het bodemprofiel, wrakken, rotsen en andere details, die helpen vis te vinden, duidelijk weer. Bereik en Toename worden ge­optimali-seerd om de gevoeligheid en visvindende capaciteiten te verhogen.
Handmatige stand. Gebruik deze
stand om de visvindende capaciteiten van de FISH 4500/4600 nauwkeurig in te stellen. De beste resultaten worden meestal bereikt op deze stand, maar om de optimale instelling voor verschillende condities te bepalen zijn oefening en er­varing nodig. Toename, toenamedrempel, trillings-lengte en trillingssterkte kunnen aangepast worden. De handmatige stand bewaart uw meest recente instelling, zodat u deze niet steeds wanneer u deze stand kiest opnieuw hoeft in te stellen.
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding47
3 De FISH 4500/4600 instelling
Druk nogmaals op MENU om het instel­lingmenu weer te geven. Kies vervolgens met
behulp van de cursortoetsen een specifieke optie. (Sectie 2, Standaard bediening, geeft in meer detail het toetsengebruik weer.)
Het instellingmenu en opties
Systeem – zie sectie 3-1
Brandstof – zie sectie 3-3
Alarmen – zie sectie 3-5
Het Instellingmenu en de opties zijn onderstaand samengevat. De standaard fabrieksinstelling
wordt indien van toepassing weergegeven.
Elke instellingsmenuoptie wordt uitgelegd in de volgende secties.
Sonar – zie sectie 3-2
Loggen – zie sectie 3-4
Eenheden – zie sectie 3-6
Communicatie – zie sectie 3-7
Kalibratie – zie sectie 3-8
Simulatie – zie sectie 2
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 48
NAVMAN
3-1 Instelling > Systeem
Druk nogmaals op MENU totdat het instel­lingmenu wordt weergegeven en kies dan systeem:
Taal
Kies de taal voor het beeldscherm. De keuze­mogelijkheden zijn: Engels, Italiaans, Frans, Duits, Spaans, Nederlands, Zweeds, Portu­gees, Fins en Grieks.
Tip: Indien u de huidige taal niet kunt lezen, kunt u bovenin het systeemmenuscherm de taal veranderen.
Licht
Het achter gr ondverl ic htingsb eh eer wordt weergegeven. De balk geeft het huidige achter­grondverlichtingsniveau weer.
Toetsenpiep
Schakelt de piep wanneer een toets wordt inge­drukt in of uit.
Auto power uit
Kies Aan zodat de fishfinder automatisch wordt uitgeschakeld als het contact van de boot wordt
3-2 Instelling > Sonar
Druk een of meerdere keren op MENU totdat het instellingmenu wordt weergegeven, en kies dan Sonar:
uitgeschakeld. Dit is alleen van toepassing in­dien het instrument op Autopower is aangeslo­ten. Zie sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden.
Stijl
Gebru ik dit om het uite rlijk van de FIS H 4500/4600 interface te kiezen. Kies Klassiek indien u voor de fishfinder dezelfde stijl wenst als voor de TRACKER 5500. Anders kunt u 3D kiezen voor een sterk, proportioneel let­tertype.
Fabrieksinstelling
Deze optie brengt alle fishfinder instellingen (met uitzondering van de taal) terug naar de standaard fabrieksinstelling zoals weergegeven in sectie 3 De FISH 4500/4600 instelling.
Een waarschuwin gsvenster vraagt: Ze ke r we t e n? Kies Ja en druk BEVES TIG ter bevestiging.
Sonar (alleen voor FISH 4600)
Selecteren om solarfuncties in te schakelen. De-selecteren indien het instrument alleen als Smartcraft-beeldscherm gebruikt gaat worden.
SmartCraft (Alleen voor FISH 4600)
Selecteren om Smartcraft-functies in te schake­len. SmartC raft is al leen verkrijgb aar me t bepaalde Mercury-motoren; hiervoor is een optionele SmartCraft Gateway benodigd.
Frequentie
U heeft de keuze uit 200 kHz, 50 kHz en Gemengd. Voor informatie over het kiezen van
de geschiktste frequentie voor de watercondi­ties verwijzen we u naar sectie 4-2 Enkele en dubbele frequentie fishfinding.
Scrolsnelheid
Gebruik dit om de scrollsnelheid van het beeld­scherm in te stellen. U hebt de keuze uit: Heel snel, Snel, Medium, Langzaam, en Rust. De diepte van het water is ook van invloed op de snelheid van het scherm.
Snellere scrollsnelheden in combinatie met een lage vaarsnelheid (tussen de 2 en 6 knopen) geeft de vissen met de grootste precisie weer. Medium of Langzaam scrollsnelheden resul­teren in sonar informatieweergave over een langere periode, maar in minder detail. Zie
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding49
sectie 4-1 Verklaren van het beeldscherm, voor meer informatie.
Vissymbolen
Deze verschijnen alleen op de voornaamste sonarbeeldschermen. Vissymbolen kunnen op drie manieren worden weergegeven:
• Als een vissymbool (Aan).
• Als een vissymbool met diepte (Aan + diepte). De diepte wordt naast het vis­symbool weergegeven.
• Uitgeschakeld (Uit) zodat de echo’s niet in vissymbolen worden veranderd, maar direct worden weergegeven.
Visfilter
Gebruik dit om het kleinste vissymbool weerge­geven te zien. U hebt de keus uit: Klein, Middel en Groot.
Cijfergrootte
Gebruik dit om de diepteweergave op de sonar­beeldschermen te verwijderen of veranderen. U hebt de keus uit: Klein, Middel en Groot.
Visgevoeligheid
Gebruik deze functie om het minimale vis­waarn eming snive au aan te passen . Kie s Hoog om het maximale aantal vissen waar te nemen.
Dieptelijn
Dit is een horizontale lijn die op en neer kan worden bewogen door gebruik te maken van de
of cursortoetsen. De dieptelijnen kunnen gebruikt worden om de diepte te vinden van een vis of een ander weergegeven voorwerp. In het sonar zoombeeldscherm markeert de dieptelijn het midden van het gezoomde gebied.
Indien geselecteerd zal dit op alle sonarbeeld­schermen worden weergegeven.
Kleurenbalk
Dit laat de kleuren zien die gebruikt zijn in het geselecteerde kleurenpalet.
Indien geselecteerd zal dit worden weerge­gev en in de linker bene den hoe k van alle sonarbeeldschermen.
Zoombalk
Dit geeft het verticale bereik weer, dat wordt vergroot in de zoomsectie.
Indien geselecteerd zal dit worden weerge­geven als een verticale scroll-bar aan de rech­terkant van alle sonarbeeldschermen.
Palet
Gebruik dit om uw kleurenpalet te selecteren. Elke kleur op het palet 3staat voor een andere echosterkte, zoals aangeg even op de so­narschermen.
U heeft de keuze uit vijf kleurenpaletten: zwart, blauw, wit, levendig en 8 kleuren. De eerste vier laten meer detail zien, terwijl het 8-kleurenpalet een groter onderscheid van signaalsterkte mogelijk maakt tussen de naast elkaar liggende kleuren. Voor het 16-kleuren­palet staat elke kleur voor een signaalbereik van 1.5 dB. Voor het 8-kleurenpalet beslaat elke kleur 3 dB signaalbereik.
Storingsfilter
Dit filtert het echosignaal ter vermindering van storende harde geluiden, zoals motorlawaai.
Selecteren om filter toe te voegen..
Trillingslengte
Dit kan gebruikt worden om de lengte van de uitgezonden ultrasonische trilling te spe­cificeren. Een korte trillingslengte zorgt voor meer beeldschermprecisie, maar heeft niet zoveel energie en reikt dus niet zo ver in het water als een langere trilling.
U heeft de keuze uit Auto, Kort, Medium, of Lang. De Auto stand wordt aanbevolen.
Trillingssterkte
Dit kan gebruikt worden om de sterkte van de output van de uitgezonden ultrasonische trilling te specificeren. Een lage sterkte neemt niet veel stroom van de accu en geeft een helder beeld in ondiep water.
U heeft de keuze uit Auto, Kort, Medium, of Lang. De Auto stand wordt aanbevolen.
3-3 Instelling > Brandstof
Deze functies kunnen alleen worden gebruikt indien de optionele enkele of twinmotor brand­stofkit is geïnstalleerd.
Druk een of meerdere keren op MENU totdat het Instellings menu wordt weergegeven en kies dan Brandstof:
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 50
Waarschuwing
NAVMAN brandstofkits zijn alleen geschikt voor benzinemotoren.
Brandstofverbruik kan drastisch verand­eren, afhankelijk van de boots lading en de zeecondities. Neem altijd voldoende brand­stof mee voor de reis, plus een reserve.
NAVMAN
We bevelen aan dat het volume van de ben­zinetank wordt gemeten door de tank leeg te laten lopen en dan volledig te vullen. Na het vullen leest u het aantal liters af van de ben­zinepompmeter.
Opmerking: Pas op voor luchtbellen, speciaal in ondervloerse tanks.
Volle tank
Kies Ta n k v o l elk e kee r wanneer de brandstoftank(s) volledig gevuld worden. Wan­neer u gevraagd wordt Zeker weten? kiest u dan Ja. Indien u dit niet doet, is de aflezing op het brandstofbeeldscherm (zie sectie 5-6 Brandstofbeeldscherm) waardeloos en het Weinig brandstof-alarm (zie sectie 3-5 Instel­ling > Alarmen) is nietszeggend.
Instelling resterend
Voordat u de tank ten dele opvult of handmatig brandstof uit de tank verwijdert (bijv. door het over te tappen):
1. Noteer de Resterend aflezing op het
Brandstofscherm.
2. Noteer hoeveel brandstof toegevoegd of
verwijderd wordt.
3. Bereken hoeveel brandstof zich nu in de
tank bevindt.
4. Kies Instellen resterend en pas de
afgelezen hoeveelheid aan. Het is belangrijk dat u dit doet telkens wanneer er brandstof wordt toegevoegd of verwijderd, omdat anders de aflezing op het brandstof-bee­ldscherm (zie sectie 5-6 Brandstofbeeldscherm) waardeloos is en het Weinig brandstof-alarm (zie sectie 3-5 Instelling > Alarmen) nietszeggend.
Wis verbruik
Kies Wis ver bru ik om Ve rbruikt (de hoeveelheid verbruikte brandstof) in te stellen. Doe dit wanneer u wilt beginnen de hoeveelheid brandstof te meten die wordt verbruikt over een zekere afstand.
Wanneer wordt gevraagd Zeker weten? kiest u Ja.
Tankafmeting
Voer de inhoud van de brandstoftank in.
Aantal motoren
Stel het aantal motoren in op 0, 1, of 2. Indien 0 wordt gekozen wordt de brandstoffunctie uitgezet.
Kalibreren
Zie sectie 3-8 Instelling > Kalibreren voor informa ti e ove r het kal ibreren van (een) brandstoftransducer(s)
Flowfilter
De meeste motoren nemen geen constante hoeveelheid be nzine uit de tank. Om een stabiele brandstof-flow-aflezing te krijgen, be­rekent de fishfinder de flow-waarde(s) door het gemiddelde van meerdere lezingen te nemen. Gebruik het flowfilter om de periode waarover het gemiddelde wordt genomen in te stellen.
Voor twinmotoren dient de brandstof-flow voor elke motor afzonderlijk ingesteld te worden.
Het flowfilter kan worden ingesteld van 0 tot 30 seconden. Gebruik de laagste waarde die een stabiele flow-waarde geeft. Normaalgesproken geeft een waarde van 5 tot 10 seconden een goed result aat vo or tweetakt carbur ateur­motoren. Injectie- of viertaktmotoren hebben wellicht een hogere waarde nodig.
Dit is van invloed op de Brandstof-flow en het Brandstofverbruik op het Brandstof­scherm (zie sectie 5-6 Brandstofbeeldscherm), maar het heeft geen invloed op de Brandstof verbruikt.
Snelheidsbron
Selecteer sne lh ei ds input van watersnel­heidstransducer of externe GPS-bron (een externe GPS-bron dient via NavBus of NMEA­communicatie op de Fishfinde r te wo rden aangesloten – Zie sectie 3-7 Instelling > Com­municatie.)
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding51
3-4 Instelling > Loggen
Druk een of meerdere keren op MENU totdat het Instellings menu wordt weergegeven en kies Loggen:
De waarden kunnen onafhankelijk van elkaar worden veranderd. Deze logwaarden worden bewaard wanneer het instrument wordt uitge­schakeld.
Reset trip afst
Dit zal de tripafstand naar nul resetten.
Reset totale afst
Deze optie zal de totale afstan d naar nul resetten.
Machine-uren resetten
Gebruik deze optie om de machine-uren naar nul te resetten. Dit kan handig zijn nadat de motor een onderhoudsbeurt heeft gehad of om het aantal machine-uren tussen onderhoudsbeurten bij te houden.
3-5 Instelling Alarmen
Druk een of meerdere keren op MENU totdat het Instellings menu wordt weergegeven en kies Alarmen:
Reactieinstellingen kunnen worden ged efi­nieerd al naar gelang geschiktheid voor de boot of naar persoonlijke voorkeur:
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 52
Symbool Alarm- Toeter- Alarmconditie wordt naam periode bereikt wanneer:
Te 1/5 sec diepte is minder dan ondiep de alarmreactiewaarde
Te 1/2 sec diepte is groter dan diep de alarmreactiewaarde Vis 1 korte Echo komt overeen met pieptoon het piepprofiel van een VIS. Temp. 1/2 sec temperatuur komt overeen met alarmreactiewaarde Temp. 1/2 sec Waarde van ratio temperatuurverandering komt overeen met de alarmreactiewaarde Accu 1/2 sec Voltage accu is bijna minder dan de leeg alarmreactiewaarde Weinig 1/2 sec Resterende brandstof branstof overeen met de alarmreactiewaarde
Alarmen kunnen worden ingesteld om automa­tisch bepaalde condities te herkennen, zoals te ondiep water. Alarmen die zijn ingeschakeld zijn zichtbaar als een zwart icoon in het alarmstatus­venster of op het sonarbeeldscherm.
Wanneer een alarm dat is ingeschakeld afgaat, zal de toeter afgaan, komt er een alarmboodsc­hap op het scherm en wordt het alarmsta-tus­icoon in rood weergegeven.
Druk op ENT of ESC om een alarm te bevesti- gen, de toeter te stoppen en het alarmvenster te sluiten. Dit zet het alarm niet uit.
NAVMAN
Alarmen worden automatisch gere­set
De Te ondiep, Te Diep en Accu bijna leeg-alarmen worden automatisch gereset
wanneer de waarde buiten de alarmreactie­waarde komt.
Het Temperatuur alarm wordt automatisch gereset wanneer de temperatuur meer dan 0,25°C onder of boven de alarmreactiewaarde komt.
3-6 Instelling > Eenheden
Druk een of meerdere keren op MENU totdat het Instellings menu wordt weergegeven en kies Eenheden:
In dit voorbeeld laten we de standaard een­heden zien.
Afstand
Kies uit:
nm (nautische mijlen)
mi (mijlen)
km (kilometers)
3-7 Instelling > Communicatie
Ge br ui k deze fu nc ti e wan ne er de FI SH 4500/4600 is aangesloten op andere NAVMAN instrumenten via NavBus of enig compatibel NMEA-instrument.
Druk een of meerdere keren op MENU totdat het Instellings menu wordt weergegeven en kies Communicatie:
NMEA Out
NMEA wordt over het algemeen gebruikt met niet NAVMAN-apparatuur. Kies Aan om NMEA datazinnen te verzenden (zie Appendix A ­Specificaties). Kies anders Uit.
NMEA-Data
Gebruik dit om te specificeren welke NMEA-zin-
NAVMAN
Het Temperatuurwaarde-alarm wordt au­tomatisch gereset wanneer de temperatuurs­verandering meer dan 0,1°C per minuut onder de alarmreactiewaarde valt.
Flikkerlicht en/of externe toeter
Indien een secondaire alarmindicator is vereist dan kan een flikkerlicht en/of een externe toeter worden geïnstalleerd. Deze kan op een pas­sende plaats op de boot worden geplaatst. Zie sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden.
Snelheid
Kies uit:
kn (knopen)
mpu (mijl per uur)
k p u (k ilo me t er per
uur)
Brandstof
Kies uit:
Liters
USGal (VS gallons)
ImpGal (Imperische
Gallons)
Temperatuur
Kies uit:
°F (Fahrenheit)
°C (Celsius)
nen verzonden zullen worden (zie Appendix A
- Specificaties en sectie 5-7 Dataweergave, voor inform at ie over het weerge ve n van NMEA-data).
Diepte
Kies uit:
vt (voet)
m (meter)
va (vadem)
Wind
Kies uit:
Ware
Schijnbare
Druk
Kies uit:
kPa
psi
NavBus
NavBus is de geprefereerde methode voor het verbinden van de FISH 4500/4600 aan andere NAVMAN-instrumenten. Kies Aan indien de instrumenten via NavBus verbonden zijn. Kies anders Uit.
NavBus-groep
Gebruik dit wanneer een groep van NAVMAN­instrumenten via NavBus aan elkaar worden verbonden, om indien gewenst, een instrumen­tengroep voor achtergrondverlichting te kiezen. Dan, als de achtergrondverlichtingsstand voor een instrument in de groep wordt veranderd, zullen de andere instrumenten in de groep automatisch meeveranderen. Kies anders 0.
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding53
3-8 Instelling > Kalibreren
Druk een of meerdere keren op MENU totdat het Instellings menu wordt weergegeven en kies Kalibreren:
De bran dst of op­ties kunnen alleen w o r d e n g ek a l i ­breerd wanneer de optionele enkele of twinmotorkit is voor benzinemotoren is geïnstalleerd.
Snelheid
Kalibratie is wellicht gewenst omdat verschil­lende rompvormen verschillende stromingska­rakteristieken hebben.
Verkrijg een accurate meting van de snelheid van de boot van een gps-ontvanger; of door een andere boot waarvan u de vaarsnelheid weet, te volgen; of door de tijd te meten die u vaart over een u bekende afstand.
Opmerking: voor accurate kalibratie:
• De snelheid van een gps-ontvanger dient
groter te zijn dan 5 knopen.
• De snelheid van een andere schep-
radtransducer dient tussen de 5 en 20
knopen te zijn.
• U bereikt het beste resultaat in kalm
water met minimale stroming (tijdens
hoog- of laagwater). Gebruik de cursortoetsen zodat de snelheid in het venster wordt weergegeven en ver-groot of verklein dan de weergegeven waarde zodat deze overeenkomt met de onafhankelijk gem­eten snelheidswaarde.
Snelheidsfilter
Vergroot deze instelling om een onregelmatige snelheidsaflezing te stabiliseren. Verlagen om de aflezingsgevoeligheid te verbeteren. Het snelheidsfilter kan worden ingesteld van 0 tot 30 seconden.
Temperatuur
De fabrieksinstelling zou voldoende moeten zijn voor normaal gebruik. Indien u echter het temperatuurbeeldscherm wenst te kalibreren, meet dan eerst de watertemperatuur met een thermometer die accuraat is.
Gebruik de cursortoetsen om het temperatuur­venster weer te geven en vergroot of verklein dan de weergegeven waarde zodat deze over-
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 54
eenkomt met de onafhankelijk gemeten tem­peratuurwaarde. De temperatuur kan worden ingesteld op een waarde tussen 0° - 37,7°C met een resolutie van 0,1° eenheid.
Om d e e en h e i d t e v er a n d e r e n n aa r °F (Fahrenheit) of °C (Celsius), zie sectie 3-6 Instelling > Eenheden.
Temp.filter
Vergroot deze instelling om een onregelmatige temp.-aflezing te stabiliseren. Verlagen om de aflezingsgevoeligheid te verbeteren. Het temperatuurfilter kan worden ingesteld van 0 tot 30 seconden.
Brandstof
Waarschuwing:
U di ent hee l voo rzi ch ti g te zijn bij het uitvoeren van deze procedure. Onvoldoende voorzichtigheid zou gevaarlijke condities tot gevolg kun nen hebben , die erns tig e zaakschade of persoonlijk letsel zouden kunnen veroorzaken.
Kalibratie van brandstofverbruik kan de precisie van brandstofmetingen vergroten.
Bij twinmotoren dienen beide brandstoftrans­ducers gekalibreerd te worden. Dit kan tege­lij-kertijd worden gedaan met twee draagbare tanks of op een verschillend tijdstip als u één draagbare tank gebruikt.
Voor kalibratie van brandstoftransducer(s) is precieze meting van brandstofverbruik nood­zakelijk. Dit doet u het eenvoudigst met een kleine draagbare tank. U dient tenminste 15 liter brandstof te gebruiken voor een accurate kalibratie.
Het is vaak erg moeilijk om ondervloerse tanks tweemaal tot precies hetzelfde niveau te vul­len als gevolg van grote luchtbellen. Des te meer brandstof u gebruikt, des te accurater de kalibratie zal zijn.
Om (een) brandstoftransducer(s) te kalibreren, volgt u de volgende stappen:
1. Noteer het niveau van de in de tank(s) aanwezige brandstof.
2. Verbindt de draagbare tank(s) aan de motor via de brandstoftransducer(s).
3. Laat de motor op normale kruissnelheid lopen totdat minimaal 15 liter benzine is verbruikt per motor.
NAVMAN
4. Controleer de eigenlijke hoeveelheid brandstof die wordt gebruikt per mo­tor door de draagbare tank(s) tot het oorspronkelijk niveau bij te vullen. Na het vullen leest u het aantal liters af van de benzinepompmeter.
5. Kies Brandstof. Gebruik de cursortoet­sen om de afgelezen waarde voor elke motor zo te veranderen dat ze over­eenkomen met het aantal liters dat u van de benzinepomp heeft afgelezen.
6. Druk op ENT wanneer de afgelezen waarde klopt.
Opmerking: Indien het erop lijkt dat de brand­stofcalibratieopties na bepaalde tijd foutieve waarden geven, controleer dan eerst dat de
moeten worden weergeeft. Voer een positieve kielafstandwaarde in indien
de transducer zich onder het wateroppervlak bevindt, maar weergave van de totale diepte gewenst wordt.
Voer een negatieve kielafstandwaarde in wan- neer weergave van de diepte onder het diepste deel van de boot wordt gewenst (zoals de kiel, het roer of de propeller) en de transducer zich dichter bij het wateroppervlak bevindt.
Gebruik de cursortoetsen om Kielafstand te kiezen en druk dan op om het Kielafstand­venster weer te geven.
Gebruik de of cursortoetsen om de waarde aan te passen.
brandstofsensor correct is geïnstalleerd, in overeenstemming met de bijgeleverde instruc­ties en check vervolgens Appendix C - Proble­men oplossen.
Kielafstand
Kielafstand is een dieptecorrectie die de ver­ticale afstand tussen de dieptetransducer en de plaats waar vanuit de diepte gemeten zou
Opmerking: De boot in de illustratie is een ’door-de-romp’-transducer
4 Het gebruik van de FISH 4500/4600
In deze sectie wordt uitgelegd hoe u de sonar­beeldschermen dient te interpreteren, wanneer en waarom u verschillende frequenties dient te gebruiken en hoe vissen worden gevonden en
weergegeven.
Het beschrijft ook Toename en Bereik en geeft voorbeelden van verschillende sonarschermen. Zie ook sectie 1-2 Hoe de FISH 4500/4600 werkt.
4-1 Verklaren van het beeldscherm
De sonarbeeldschermen laten geen vaste door de boot gevaren afstand zien maar geven weer wat zich in het verleden, over een bepaalde periode, onder de boot heeft bevonden.
Dit weergegeven sonarsignaalverleden hangt af van de diepte van het water en de scrollsnel­heidsinstelling.
In ondiep water is er een korte afstand voor de echo’s tussen de bodem en de boot. In diep wa­ter beweegt het verleden zich langzamer over het scherm omdat het langer duurt voordat de echo’s zich tussen de bodem en de boot bewo­gen hebben. Bijv. wanneer de scrollsnelheid op Snel wordt gezet duurt het op een diepte van meer dan 300 m ongeveer 2 minuten voordat
de verticale pixellijn zich over het scherm heeft bewogen, terwijl dit op een diepte van 6 m slechts ongeveer 25 sec. duurt.
De scrollsnelheid kan door de gebruiker worden ingesteld om een langer verleden met minder visinformatie weer te geven, of een korter verleden met meer visdetails. Zie sectie 3-2 Instelling > Sonar.
Indien de boot voor anker ligt zullen alle echo’s van hetzelfde gebied op de bodem komen. Dit veroorzaakt een vlak bodemtracé op het scherm.
Het beeldschermoverzicht geeft een typisch sonarbeeldscherm weer met de vissymbolen Uitgeschakeld.
Diepte van de transducer
Transducer
Wateroppervlak
Positieve
waarde Negatieve waarde
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding55
Enkele vis
Grote school vissen
Kleine school vissen
Bodem
Sterkte van de echo’s
De kleuren geven verschillen aan in de sterkte van de echo’s. De sterkte hangt af van verschil­lende factoren, zoals:
Het formaat van de vis, school of voorwerp.
De diepte van de vis of het voorwerp.
De locatie van de vis of het voorwerp. (Het
gebied dat door de ultrasonische trilling wordt bestreken is een grove kegelvorm en de echo’s zijn het sterkst in het midden.)
Helderheid van het water. Deeltjes of lucht
in het water verminderen de sterkte van de echo.
Samenstelling of dichtheid van het voor-
werp of van de bodem.
Opmerking: Snel varende planerende
rompen produceren luchtbellen en turbu­lent water waarmee de transducer wordt getorpedeerd. De ultrasonische ruis die hierdoor wordt veroorzaakt zou door de transducer opgepikt kunnen worden en de echte echo’s kunnen belemmeren.
Zeewier Zachte
bodems van modder, wier en zand worden als een dunne band weerge­geven. Harde bodems van rots, steen en koraal worden als een brede band weerge­geven.
Bodemtypes
Wier, modder- en zandbodems verzwakken de sonartrilling wat resulteert in een zwakke echo. Harde rotsachtige of koraalbodems reflecteren de trilling, wat resulteert in een sterke echo. Zie sectie 5-3 Sonar bodemweergave.
Frequentie en kegelwijdte
De trilling die wordt gegen ereerd door de FISH 4500/4600 transd ucer beweeg t zich door het water en spreidt zich uit in een grove kegelvorm. De wijdte van de kegel is echter afhankelijk van de frequentie van de trilling; bij 50 kHz is het 45°, terwijl het bij 200 kHz 11° is. De kaart geeft aan hoe de kegelwijdte verschilt voor de gekozen frequentie. Deze getallen zijn bij benadering.
Diepte 50 kHz 200 kHz
100
150
200
250
0
50
45°
41
83
127
166
208
11°
9
19
26
38
46
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 56
NAVMAN
Water Kegelwijdte Kegelwijdte diepte bij 50 kHz bij 200 kHz
10 8 2
20 16 4
30 25 6
40 33 7
50 41 9
60 50 11
70 58 13
80 66 15
90 74 17
100 83 19
150 127 26
200 166 38
300 249 58
400 331 77
500 414 96
600 497 116
700 580 135
800 663 154
900 746 173
1000 828 192
Voorbeeld van schaduw
vis is zichtbaar op beeldscherm
De verschillen in kegelwijdte zijn van invloed op wat wordt weergegeven. Zie sectie 4-2 Enkele en dubbele frequentie fishfinding.
Schaduw
Rond gebieden waar de ultrasonische kegel niets kan ‘zien’ wordt een schaduw gecreëerd. Deze gebieden zijn holtes in de bodem of ge­bieden naast rotsen en richels, waar de sterke echo’s van de rotsen de zwakke echo’s van vissen verdoezelen en een dubbel bodemtracé zouden kunnen creëren. Zie onderstaand voor een voorbeeld van het sonarbeeldscherm in zo’n omgeving. U ziet een dubbel bodemtracé op het beeldscherm.
Als u met de 50 kHz frequentie met de wijde hoek naar vis zoekt, wees dan verdacht op een toename in schaduw. Gebruik de hoge 200 kHz frequentie in gebieden met rotsen en richels omdat deze frequentie het schaduwef­fect aanmerkelijk reduceert.
Sonarweergave van het­zelfde gebied
vis is verborgen door de sterke echo van de bodem en is niet op het scherm zichtbaar
vis is zichtbaar op het beeldscherm
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding57
4-2 Enkele en dubbele frequentie fishfinding
Wanneer gebruikt u 200 kHz?
De 200 kHz frequentie is speciaal geschikt voor gebruik in ondiep en middeldiep water (minder dan 150 m diep) en terwijl u snel vaart.
Op 200 kHz wordt ruis door luchtbelletjes gereduceerd door de smalle kegel.
De 200 kHz-frequentie genereert een trilling met een hogere definitie die weinig schaduw produceert en terugkomt met een goed detail van een klein stukje bodem. Daarom heeft het een goed bodemonderscheidend vermogen en is het specifiek goed in het weergeven van afzonderlijke vissen, inclusief platvissen.
Wanneer gebruikt u 50 kHz?
De 50 kHz frequentie is speciaal geschikt voor gebruik in diep water (dieper dan 150 m).
Op 50 kHz beslaat de kegel een watergebied dat ongeveer vier keer zo breed is als de 200 Hz kegel en dringt tot grotere diepte door met minimaal verlies van het retoursignaal.
Het geeft het gebied echter weer met minder defi niti e en me er schaduw verg elek en met de 200 kHz frequentie. Dit bete kent dat een gro ep kleine vi sse n bijv oor bee ld weerge ­geven zou kunnen worden als één voorwerp, terwijl een vis vlakbij de bodem onopgemerkt zou kunn en blijven.
Deze frequentie is handig voor het verkrijgen van een diep, breed overzicht van het gebied zodat interessante plekken kunnen worden geïdentificeerd en dan in detail bekeken met de 200 kHz frequentie.
Wanneer u de 50 / 200 kHz ge­bruikt
Het kan erg handig zijn om de FISH 4500/4600 tegelijkertijd op de 50 en de 200 kHz frequentie te gebruiken in ondiep tot middeldiep (tot 150 m) water, omdat de 50 kHz-deel van het beeld­scherm een overzicht van de omgeving geeft, terwijl op het 200 kHz-deel tegelijkertijd kan worden gekeken naar interessante details.
Gemengd frequentie
De gemengde frequentie combineert de 200 kHz en de 50 kHz echo’s op een sonarbeeldscherm en vult gedetailleerde echo’s in het midden van de sonarkegel in.
Gemengde frequentie
wijde hoek, minder gede­tailleerde 50 kHz kegel
scherpe hoek, meer gedetail­leerde 200 kHz kegel
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 58
NAVMAN
Vergelijking van hetzelfde visscenario, weergegeven op verschillende frequenties:
Nu
30 seconden geleden
1 minuut geleden
50 kHz beeldscherm
Let op het bredere bod­emtracé
200 kHz beeldscherm
200/50 Khz beeldscherm Gemengd beeldscherm
Gesplitst scherm
Let op de kleinere, duidelijker gedefinieerde visbogen en meer bodem­detail
200/50 kHz beeldscherm, gesplitst scherm
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding59
4-3 Het vinden van vis en weergave
Waar u vis vindt
Elementen onder water, zoals riffen, wrakken en rotspunten trekken vissen aan. Gebruik het 50 kHz of het 50 / 200 kHz frequentiebeeldscherm om deze kenmerken te vinden en zoek vervolgens naar vis door een aantal keren over het kenmerk te varen terwijl u het zoombeeldscherm gebruikt (zie sectie 5-2 Sonar zoombeeldscherm). Indien er sprake is van stroming, dan vindt u de vis vaak aan de stroomafwaartse kant van het kenmerk.
Wanneer u vist met de FISH 4500/4600 met de vissymbolen Uit, dan zou er een wazige band zicht-baar kunnen zijn tussen het bod­emtracé en het wateroppervlak. Dit zou een een thermocline – een snelle verandering in watertemperatuur - aan kunnen geven, zoals de overgang van een warme naar een koude stroming. Het tempe-ratuurverschil kan een barriere vormen waar de vissen niet doorheen zwemmen. In zoet water vindt men vis vaak rond een thermocline.
Vissymbolen
Het vissymbool kan aangepast of helemaal uitgezet worden zodat de echo’s op het scherm niet veranderen in vissymbolen. Zie sectie 3-2 Instelling > Sonar. Het verschil tussen de vis­symboolfunctie Aan en Uit is:
Vissymbolen Aan
Gebruik makend van NAVMAN’s SBN sonartech­nologie analyseert de fishfinder alle echo’s en elimineert het de meeste valse signalen en on­regelmatigheden, zodat de overblijvende doelen zeer waarschijnlijk vissen zijn. Afhankelijk van de sterkte van de overblijvende echo’s worden deze weergegeven als kleine, middelgrote of grote vissymbolen – met of zonder diepte. Hoewel de SBN-verwerking erg geavanceerd is, is het niet onfeilbaar en soms zal de fish­finder niet in st aat zijn onder-scheid te maken tussen grote luchtbellen, lucht be­vat tend afv al, een dobber etc. en echte vis.
De volgende sonar b e el ds c he rm a f-
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 60
beelding geeft het vissymbool weer: On + depth:
Vissymbool Uit
Dit voorziet ervaren gebruikers van de beste informatie omdat elke echo weergegeven wordt, of het nu een oppervlakteonregelmatigheid, een thermocline of een vis is.
De afbeelding in sectie 4-1 Verklaren van het beeldscherm, laat het sonarbeeldscherm zien met het Vissymbool Uit. De vissen worden als boogjes weergegeven.
Visbogen
Onder goede omstandigheden en met Vissymbool Uit, wordt een vis die door de kegelvormige ultrasonische trilling zwemt weergegeven als een visboog. De 50 kHz frequentie gebruikt een bredere kegel dan de 200 kHz frequentie. Hierdoor kunt u de visbogen beter zien.
Een visboog verschijnt wanneer een vis de zwakke zijkant van de sonarkegel binnenzwemt, terwijl het een zwakke echo veroorzaakt die als de eerste pixel van de visboog wordt weerge­geven. Als de vis zich dichter naar het midden van de kegel beweegt wordt de afstand tussen de transducer en de vis kleiner en wordt de echo geleidelijk ondieper weergegeven, wat het begin van een boog produceert. Wanneer de vis direct onder het midden van de kegel is, is de echo op zijn sterkst en dikst. Als de vis uit het midden van de kegel zwemt gebeurt het omgekeerde, met een geleidelijk zwakkere en diepere echo.
Visbogen zijn soms om verschillende redenen niet zichtbaar. Bijvoorbeeld:
Slechte transducerinstallatie (zie Spiegel-
transducer installatiehandleiding).
Indien de boot voor anker ligt dan zal
de vis als een horizontale streep op het scherm verschijnen terwijl ze in en uit de sonarstraal van de transducer zwemt. Lage snelheden in dieper water geven de beste visboogweergave.
Bereik is belangrijk. Het zal veel eenvou-
diger zijn om visbogen te zien indien u de zoomstand gebruikt om u op een bepaald deel van het water te concentreren, i.p.v. slechts alles op de bodem weer te geven. Zomen vergroot de schermresolutie en is noodzakelijk voor goede visbogen.
Het is moeilijk om in ondiep water visbogen
NAVMAN
te verkrijgen omdat de sonarstraal van de transducer zich dicht bij het oppervlak bevindt en vissen zich niet lang genoeg in de straal bevinden om een boog te maken.
4-4 Toename
Toename (gevoeligheid) beheert de weerge­geven hoeveelheid detail op het beeldscherm van de FISH 4500/4600. Voor optimaal ge­bruikersgemak is het belangrijk dat u weet hoe u de meest passende Toename (gevoeligheid) instelt.
De NAVMAN fishfinder heeft twee Toename­st an den , Auto toe na me en Han dma ti ge toename. Normaal gesproken bereikt u het beste resultaat met Handmatige toename, maar oefening en ervaring zijn vereist om de optimale instelling voor verschillende condities te bereiken. Daarom wordt het gebruik van Auto toename aanbevolen terwijl u de fishfinder leert kennen of wanneer u snel vaart.
Op Auto toename wordt de toename au-
tomatisch aangepast om voor waterdiepte en helderheid te compenseren.
Op Handmatige toename kan de toename
door de gebruiker worden aangepast om voor waterdiepte en helderheid te compenseren.
Een hoge Toename-instelling kan de normale achtergrondruis versterken totdat deze als willekeurige pixels verschijnt.
Overschakelen tussen Auto en handmatig
Om over te schakelen van Auto toename op Handmatige toename:
1. Druk op ENT op een willekeurig sonar­beeldscherm.
2. Gebruik de of cursortoetsen om Auto of Handmatig te highlighten en gebruik dan de of cursortoetsen om de gewenste stand te kiezen.
Meerdere vissen in ondiep water worden over het algemeen weergegeven als wille­keurig opgestapeld pixelblokken.
• Golfbeweging kan in verstoorde visbogen resulteren.
Toename- en drempelinstelling aanpassen
De Toename- en drempelinstellingen kunnen onafhankelijk voor de beide frequenties (50 kHz en 200 kHz) worden aangepast.
Gebruik de drempel om kleuren uit het beeld­scherm te verwijderen.
1. Druk op ENT op een willekeurig sonar-
beeldscherm.
2. Gebruik de of cursortoetsen om de
gewenste stand te highlighten en gebruik vervolgens de of cursortoetsen om het te veranderen.
Opmerking: De Toenamestan d verander t automatisch naar handmatige toename indien de toename of de drempel door de gebruiker worden aangepast.
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding61
Het beste resultaat bereiken
Om het beste vindvermogen voor vis en bodem te bereiken raden we het gebruik van het sonar A-scope-beeldscherm aan.
1. Zet de drempel op 0%.
2. Pas de toename aan totdat de drempellijn zich net iets rechts van de ongewenste ruis bevindt.
4-5 Bereik
Bereik is de verticale diepte die op de FISH 4500/4600 wordt weergegeven.
De NAVMAN fishfinder heeft twee bereikstand­en, Auto Bereik en Handmatig Bereik:
Op Auto bereik zal de fishfinder het
dieptebereik automatisch aanpassen zodat de bodem altijd onderin het beeldscherm wordt weergegeven. Autobereik wordt aanbevolen voor normale condities.
Op Handmatig bereik zal de fishfinder
alleen het geselecteerde dieptebereik weergeven. In gebieden met snel wisse­lende bodemdieptes, zoals de zeebodem rond rotsformaties, kan het handig zijn om te voorkomen dat het scherm steeds een nieuwe schaal moet kiezen om de bodem te laten zien. Indien de bodem dieper is dan het gespecificeerde bereik, dan wordt het niet op het beeldscherm weergegeven.
De Bereikstand veranderen
Druk op de + of – toets om naar handmatige bereikstand over te schakelen en om het bereik te vergroten of te verkleinen naar de gewenste diepte. Deze waarden kunnen ingesteld worden op een diepte tussen 3 m en 1000 m.
Om over te scha ke len vanuit de huid ig e
Ongewenst signaal
Toename drempellijn
Toenamelijn
stand:
1. Druk op MENU vanuit een willekeurig sonarbeeldscherm om het optiemenu weer te geven.
2. Highlight Bereik en gebruik vervolgens de cursortoetsen om Auto of Handmatig te selecteren.
3. Druk op ENT om te bevestigen.
Zoombereik en zoomafstand
Op de sonar zoom- en sonar bodembeeld­schermen is uiterst rechts op het scherm een verticale balk zichtbaar. Dit is de zoombalk. De zoombalk laat het zoombereik zien; dit is het gebied dat uitvergroot wordt.
Gebruik de of cursortoetsen om het zoomb­ereik aan te passen.
Gebruik de of cursortoetsen om de zooma­fstand aan te passen.
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 62
NAVMAN
5 De Beeldschermen
Druk op DISP om het beeldschermmenu weer te geven en kies vervolgens met behulp van de of cursortoetsen een specifiek beeldscherm. (sectie 2 Standaard bediening, beschrijft gedetail­leerder hoe u de toetsen kunt gebruiken)
Het beeldschermmenu wordt hier samengevat en elk beeldscherm wordt in de volgende secties weergegeven.
De meeste beeldschermen beschikken over een optiemenu, zodat relevante functies snel verandert kunnen worden.
Het beeldschermmenu
Sonarbeeldscherm met één of een gemengde frequentie (sectie 5-1)
Gesplitst sonarbeeldscherm met zoomsectie (sectie 5-2)
Vlak sonar bodemtracé in een zoomsectie (sectie 5-3) Gesplitst sonar beeldscherm met 50 en 200 mHz frequenties (sectie 5-4) Gesplitst sonar beeldscherm met echosterkte (sectie 5-5)
Brandstofdata (sectie 5-6) Watertemperatuur en diepteverleden en bootdata (sectie 5-7) Product en bedradingsinformatie (zie sectie 5-8)
We verwijzen naar sectie 3-2 Instelling > Sonar, voor informatie over het op maat instellen van sonar beeldschermfuncties.
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding63
5-1 Sonar beeldscherm
Om het sonar beeldscherm weer te geven, druk op DISP en highlight Sonar:
Datatitel, ingesteld om boot­snelheid, watertemp. etc. weer te geven.
Diepte (middelgrote cijfers)
Kleurenbalk
Dit beeldscherm scrollt van rechts (meest recente echo’s) naar links (oudste echo’s) op de geselecteerde frequentie (zie sectie 3-2 Instelling > Sonar).
Oppervlakte
Dieptelijn
Vissymbolen met diepte
Bodem
Bereik
Om items te veranderen, druk op MENU totdat het Opties menu wordt weergegeven.
Toename wordt uitgelegd in sectie 4-4 Toename
Bereik wordt uitgelegd in sectie 4-5 Bereik
A-scope wordt uitgelegd in sectie 5-5 Sonar A-scope­beeldscherm.
Datatitel
De datati te l kan In - of Uit g es ch akeld worden.
Wanneer het aan sta at is het een functie die u zo in kunt stellen dat er 12 data-items worden weergegeven, zoals vaarsnelheid en brandstofverbruik.
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 64
Om het formaat van de datatitel aan te passen highlight u Afmeting en drukt u op ENT. U heeft de keuze uit Klein, Middel, Groot.
Om de weergegeven data-items aan te pas­sen:
1. Highlight u Data instelling en drukt u op BEVESTIG. De datatitel zal zo in formaat toenemen dat het alle twaalf datavelden weer kan geven. Sommige datavelden zijn blank.
2. Gebruik de cursortoetsen om van data­veld naar dataveld te bewegen.
3. Druk op ENT op een willekeurig dataveld om de lijst van data-items die daar kun­nen worden weergegeven te zien.
4. Highlight het gewenste data-item en ENT. Het data-item wordt meteen in dat veld weergegeven.
5. Druk op ESC wanneer u klaar bent en de datatitel zal automatisch van het scherm verdwijnen.
NAVMAN
5-2 Sonar zoombeeldscherm
Om het Sonar zoombeeldscherm weer te geven, drukt u op DISP en highlight u Sonar Zoom:
Sonar verleden
Dieptelijn markeert het mid­den van het gezoomde gebied
Zoombalk
Zoomsectie
Scheidingslijn
Het gesplitste beeldscherm laat het sonar ver­leden aan de rechterkant zien en de zoomsectie aan de linkerkant.
De zoombalk uiterst rechts geeft het gebied weer dat is uitvergroot in de zoomsectie. Zie sectie 4-5 Bereik, voor informatie over het aanpassen van het zoombereik en de zoomafstand.
Om items te veranderen, druk op MENU totdat het Opties menu wordt weergegeven.
Bodem vastzetten
Indien Bodem vastzetten is geselec­teerd, dan zal de zoomsectie zo bewegen dat de bodem altijd in de zoomsectie wordt weergegeven, onafhankelijk van diepteveran­deringen. Indien Bodem vastzetten niet geselecteerd is, dan zal de bodem niet worden weergegeven in de zoomsectie indien deze zich buiten het door de zoombalk bestreken bereik bevindt. Gebruik van de Bodem-vastzetten- en A-scope­functies kunnen een goed hulpmiddel zijn bij het bepalen van het bodemtype.
Splitsingsratio
Gebruik dit om de splitsingsratio tussen de zoom- en de sonar verle-densectie ter verand­eren. De standaard splitsingsratio is 50%.
1. Highlight Splitsingsratio en druk op ENT. Een pijl naar links en een pijl naar rechts zullen naast de splitsingslijn verschijnen.
2. Gebruik de of cursortoetsen om de plaats van de splitsingslijn aan te passen, en druk daarna op BEVESTIG. De splits­ingsratio varieert van 20% tot 80%.
Datatitel
Datatitel wordt beschreven in sectie 5-1 Sonar­beeldscherm.
Toename
Toename wordt uitgelegd in sectie 4-4 Toe­name.
Bereik
Bereik wordt uitgelegd in sectie 4-5 Bereik.
A-Scope
A-scoop wordt uitgelegd in sectie 5-5 Sonar A-scopebeeldscherm.
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding65
5-3 Sonar bodemweergave
Om het Sonarbodembeeldscher m weer te geven: druk op DISP en kies SonarTab, kies Sonar Bodem en druk op ENT.
Dit geeft een gesplitst beeldscherm weer, met het sonar verleden aan de rechterkant en de zoomsectie aan de linkerkant. Het bodemsig­naal wordt weergegeven als een vlak tracé in het midden van de zoomsectie.
Het weergeven van de bodem als een vlak tracé maakt het eenvoudiger om de echosterktes van weergegeven bodemsignalen te vergelijken. Dit kan helpen het bodemtype en voorwerpen dicht bij de bodem te identificeren.
De zoom balk kan alle en het zoombere ik aangeven. Het kan de zoomafstand niet weer­geven omdat dit voor elke peiling die op het beeldscherm wordt weergegeven varieert. De
5-4 Sonar 50/200 beeldscherm
Om het Sonar 50/200 beeldscherm weer te geven: druk op DISP, kies Sonar Tab, kies Sonar 50/200 en druk op ENT.
Dit laat een gesplitst beeldscherm zien, met het 50 kHz sonarverleden aan de linkerkant en het 200 kHz sonarverleden rechts. Toename-instel­lingen kunnen onafhankelijk worden ingesteld voor elk van de frequenties. Bereikinstellingen zijn voor beide secties van het beeldscherm van toepassing.
5-5 Sonar zoombeeldscherm
Om het Sonar A-scope-beeldscherm weer te geven: druk op DISP, kies Sonar Tab, kies Sonar A-scope en druk op ENT.
Geb ruik dit om de sona rda ta in detail te analyseren en om Toename-instellingen te optimaliseren.
zoombalk heeft een vaste plaats in het midden van het beeldscherm.
Zie sectie 4-5 Bereik, voor informatie over het aanpa ssen van het zoombereik en de zoomafstand.
Om items te veranderen, druk op MENU totdat het Opties menu wordt weergegeven.
Toename wordt uitgelegd in sectie 4-4 Toe­name.
Bereik wordt uitgelegd in sectie 4-5 Bereik. A-scope wordt uitgelegd in sectie 5-5 Sonar
A-scopebeeldscherm. Dat ati tel wordt uitgelegd in sectie 5-1 Sonarbeeldscherm. Bodem vastzetten en splitsingsratio worden uitgelegd in 5-2 Sonar-zoombeeld­scherm.
Om items te veranderen, drukt u op MENU totdat het Opties menu wordt weergegeven.
Toename wordt uitgelegd in sectie 4-4 Toe­name.
Bereik wordt uitgelegd in sectie 4-5 Bereik. A-scope wordt uitgelegd in sectie 5-5 Sonar
A-scopebeeldscherm. Datatitel wordt uitgelegd in sectie 5-1 Sonar
beeldscherm. Splitsingsratio wordt uitgelegd in sectie
5-2 Sonar zoombeeldscherm.
Scheidingslijn tussen sonarver­leden en A­scope.
Toename-instel­ling (sterkste echoweergave)
Toenamedrempel (zwakste echow­eergave)
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 66
NAVMAN
De gebruiker kan het niveau van de sterkste en zwakste echo’s die op de sonarbeeldschermen worden weergegeven definiëren door gebruik te maken van de Toename- en drempelinstel­lingen. Zie sectie 4-4 Toename, voor meer informatie.
De sterkte van een echo op een bepaalde diepte wordt weergegeven door de lengte van de horizontale lijn op die diepte. Een sterke echo geeft een lange lijn terwijl een zwakke echo een korte lijn produceert. Om items te veranderen, druk op MENU totdat het Opties menu wordt weergegeven. Toename wordt uitgelegd in sectie 4-4 Toe­name.
Bereik wordt uitgelegd in sectie 4-5 Bereik. Dat ati tel wordt uitgelegd in sectie 5-1
Sonarbeeldscherm.
5-6 Brandstofbeeldscherm
Om het Brandstofbeeldscherm weer te geven. Druk op DISP en kies Andere Tab, kies Brandstof en druk ENT.
Er zijn geen keuzemogelijkheden.
(Zie sectie 3-3 Instelling > Brandstof voor informatie over het instellen van brand­stofwaarden. Indien het aantal motoren op 0 staat staat de brandstoffunctie uit).
Splitsingsratio wordt uitgelegd in sectie 5-2 Sonarzoombeeldscherm.
Visherkenning
De ech oster kte die op de A-sco pe word t weergegeven kan helpen bij het herkennen van het vistype. Verschillende vissoorten hebben verschillende formaten zwemblazen. De lucht in de zwemblaas reflecteert de ultrasonische trilling zodat de sterkte van de echo varieert tussen vissoorten, afhankelijk van het formaat en de vorm van de zwemblaas.
Wanneer u in een school met vis aan het vis­sen bent en u vangt vis, let dan op de vissoort en de sterkte van de echo die terugkomt op de A-scope. Wanneer u in de toekomst die bepaalde echo op de fishfinder ziet, is het zeer waarschijnlijk dezelfde vissoort.
Verbruikt laat de totaal verbruikte brandstof zien sinds de laatste reset met het opschonen
verbruikt commando.
Resterend geeft de hoeveelheid brandstof
die zich nog in de tank(s) bevindt.
Flow geeft de brandstofconsumptie per uur weer. Voor twinm oto rin sta lla tie s wordt de brandstofflow voor iedere motor apart weerge­geven. Dit is handig om te checken of beide motoren dezelfde lading trekken.
Verbruik is de afgelegde afstand per eenheid verbruikte brandstof. De Fishfinder berekent dit m.b.v. de gebruikte brandstof en de boot­sne lheid (waters nelhe id of GPS-sne lheid
- afhankelijk van welke wordt geselecteerd
als snelheidsbron – zie sectie 3-3 Instelling > Brandstof).
Hoe groter dit bedrag, des te zuiniger de motor is. Pas uw snelheid aan en trim de boot voor de beste verbruikcijfers.
Opmerking: indien watersnelheid is geselect­eerd als de snelheidsbron, dan is kalibratie van de bootsnelheidsmeting essentieel voor een accurate brandstofverbruiksaflezing – zie sectie 3-8 Instelling > Kalibreren.
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding67
5-7 Databeeldscherm
5-8 Informatiebeeldscherm
Om het Databeeldscherm weer te geven: Druk op DISP en kies Andere Tab, kies Data en druk op ENT.
Dit laat een grafiek zien van de watertempe­ratuur en –diepte over de laatste 20 minuten en de geselecteerde data-items.
De grafiek is handig om warme en koude plekken in het water te vinden.
Om data-items te veranderen:
1. Druk op MENU totdat het Opties menu wordt weergegeven.
2. High li ght Data-instlling en druk op ENT.
3. Gebruik de cursortoetsen om van data­veld naar dataveld te bewegen.
4. Druk op ENT op een willekeurig dataveld om de lijst van data-items die daar kun­nen worden weergegeven te zien.
5. Highlight het gewenste data-item en druk op ENT. Het data-item wordt direct weergegeven.
6. Druk op ESC wanneer u klaar bent.
Om het meldingsbeeldscherm weer te geven, druk op DISP en kies Melding. Er zijn geen keuzemogelijkheden. Er zi jn geen keuze ­mogelijkheden.
Dit geeft informatie over het fishfinder model­nummer, de software- en hardwareversies en bedradingsinformatie
Noteer de softwareversie voordat u contact opneemt met u NAVMAN leverancier voor technisch advies.
Voor meer informatie over bedrading, zie sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden.
Voor meer informatie over NMEA en NavBus, zie sectie 6-6 Systemen van meerdere in­strumenten.
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 68
NAVMAN
6 Installatie en Onderhoud
Correcte installatie is van vitaal belang voor een goede werking van de FISH 4500/4600. Er zijn twee onderdelen die geïnstalleerd moeten worden: het beeldscherm en de transducer.
Het is belangrijk dat u de hele installatiesectie in deze handleiding leest voordat u probeert de onderdelen te installeren.
6-1 Wat er bij dit product geleverd wordt.
Standaard configuratie:
• FISH 4500/4600 beeldscherm
• Stroomkabel
• Bevestigingsbeugel
• Garantieregistratiekaart
• Deze handleiding
• Zonnehoes voor beeldscherm
• Vlakke bevestigingskit
• Dubbele frequentie spiegeltransducer (inclusief kabelkit en schroeven)
• Spiegeltransducer installatiehandleiding.
Beeldscherm
Dubbele frequentie spiegeltransducer
Schroeven
Bevestigingsbeugel
Stroomkabel
6-2 Opties en Accessoires
• TRACKER chartplotter serie
• ‘Door-de-romp’-dubbele frequentie trans­ducer
• ‘Door-de-romp’-snelheids/tempera-tu­urtransducer
• Brandstof-flowkit (enkele of twinmotor)
• Reserve scheprad
• SmartCraft Gateway
• REPEAT 3100 (zie sectie 6-6 Systemen van meerdere instrumenten).
• Diesel 3200 voor brandstof-flow voor dieselmotoren
Raadple eg uw NAVMAN levera ncier voor meer inf ormatie.
TRACKER 5500 chartplotter ‘Door-de-romp’-snel­heids/tempera-tuurtrans­ducer
6-3 Het beeldscherm bevestigen en verwijderen
Er zijn twee bevestigingsmogelijkheden:
• Vlakke bevestiging waarvoor een massief paneel is benodigd, met toegang tot de achterkant voor bedrading en het vastmaken van schroeven. Na een vlakke bevestiging kan de FISH 4500/4600 niet gekanteld of bewogen worden om onge­wenste glans en reflectie tevoorkomen. Kies dus met zorg de beste positie voordat u tot installatie overgaat. Over het algemeen is dit op een schaduwplaats.
• Beugelbevestiging waarvoor een paneel nodig is waaraan u de beugel kunt bevestigen. Controleer dat het paneel niet vervormd en niet onderhevig is aan over­matige trilling. De beugel kan gekanteld en gedraaid worden en de
FISH 4500/4600 kan na elk gebruik worden verwijderd.
Kies een positie voor het beeldscherm waar
het:
• Tenminste 100 mm verwijderd is van het kompas.
• Tenminste 300 mm verwijderd is van een radiozendtoestel.
• Tenminste 1,2 m verwijderd is van alle antennes.
• Eenvoudig kan worden gelezen tijdens het varen door stuurman en bemanning.
• Beschermd wordt voor beschadiging gedurende ruige zeereizen.
• Eenvoudig toegang heeft tot de 12 / 24 V DC stroomvoorziening.
• Handig is gepositioneerd t.o.v. de trans-
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding69
B r a n d st of ­flowkit
‘Door-de-romp’­dubbele frequentie transducer
ducerkabels.
Vlakke bevestiging
1. Maak met behulp van de vlakke bevesti­gingsmal een gat voor het beeldscherm in de scheidingswand.
2. Boor met behulp van de vlakke bevestig­ingsmal vier gaten voor de bevestigings­bouten.
3. Schroef de vier bouten in de koperen openingen in de achterkant van het bee­ldscherm.
4. Plaats het beeldscherm en draai de ringetjes en moeren op de bouten.
Beugelbevestiging
1. Maak met behulp van de drie roestvrijstalen schroeven de bevestigingsbeugel aan de boot vast. Schroef de schroeven niet te vast, omdat anders de beugel niet meer draait.
2. Druk het beeldscherm op de beugel en maak het stevig vast met behulp van de knop aan de bevestigingsbeugel.
3. Maak de kabels vast.
Het beeldscherm verwijderen
Het beeldscher m kan na geb rui k worden ver-wij-derd ter bescherming tegen de omgev­ingsin-vloeden en om veiligheidsredenen.
Wanneer u het beeldscherm verwijderd, zie er dan op toe dat de stekkers die aan boord blijven niet aan de elementen blootstaan. Druk de stofhoezen over de uiteinden van de stekkers. Bewaar het beeldscherm op een droge schone plaats, zoals de optionele NAVMAN-draagtas.
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 70
NAVMAN
6-4 Stroom- en transducerverbindingen
De FISH 4500/4600 heeft drie stopcontacten aan de achterkant van het beeldscherm. Deze zijn voor de:
• Stroom/datakabel (zwarte sluitmoer)
• Optionele brandstoftransducerkabel (witte sluitmoer)
• Transducerkabel (blauwe sluitmoer).
De sluitmoeren dienen vastgedraaid te worden voor een waterdichte verbinding.
De stroom ka bel hee ft een zwarte 8-pi n verbindingsstekker. Druk deze stekker in het bovenste contact, met de zwarte moer en draai vast met de sluitmoer.
De opti onele bran dst oftransducerkabel heeft een witte 8-pin verbindingsstekker. Druk deze stekker in het middelste contact, met de witte moer en draai de sluitmoer vast. (Indien de brandstoftransducerkabel niet is geïnstalleerd laat dan de stofhoes op zijn plaats zitten).
De sonartransducerkabel heeft een blauwe 6-pin verbindingsstekker. Druk deze stekker in het onderste stopcontact met de blauwe moer en draai de sluitmoer vast. Snijdt de kabel niet door. Indien nodig kunt u de kabel verlengen met een NAVMAN 4 m verlengkabel (u kunt max. één verlengkabel gebruiken).
Houd, indien mogelijk, de transducerkabel uit de buurt van andere bedrading aan boord. Elektrische ruis van de motorbedrading, ruim­pompen en andere elektrische apparatuur kun­nen het beeldscherm beïnvloeden. De kortste en meest directe verbinding naar de accu helpt voltagedaling te voorkomen.
Kabelverbindingen dienen niet in het ruim te liggen. Maak de kabel(s) met regelmatige tus­senpozen vast.
Spiegelaquaducer met dubbele frequentie
‘Door-de-huid’-transducers
‘Door-de-huid’-transducers worden geleverd met een ‘Y’-verbindingsstukje voor de verbind­ing van beide transducers aan het onderste stopcontact met de blauwe moer.
Opmerking: Plaat is verbonden met pin 1, zwarte draad
8-pin
Naar motor
Van de brand­stoftank
6-pin
‘Door-de-huid’-snel­heids/temperatuur­transducer
NAVMAN
Dubbele frequen­tie ‘door-de-huid’­transducer
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding71
6-5 Bedradingsmogelijkheden
De achterkant van de fishfinder heeft drie connectoren: Zwart - voor stroom en Communicaties; Wit - voor Brandstof en Communicaties en Blauw voor de Sonartransducer. De bijgeleverde stroomkabel sluit aan op de Zwarte connector en bevat de volgende 8 draden:
Stroom Brandstof/ SmartCraft*
Pin
Draadkleur Functie Functie
1 Zwart Aarde (stroom & NMEA) Aarde (NMEA)
2 Bruin (niet gebruikt) +9V DC Output
3 Wit NMEA out NMEA 2 in
4 Blauw NavBus (-) or NMEA-1 in
5 Rood
6 Oranje NavBus (+) Brandstof - Stuurboord / SmartCraft*
7 Geel
8 Groen
In deze sectie worden zes bedradingsmoge­lijkheden beschreven:
Standaard bedrading. De fishfinder
wordt niet automatisch gestart als de boot wordt gestart en de motorurenteller kan niet worden gebruikt.
Aut o st r oo m be d rad ing . Deze di e nt
gebruikt te worden voor motorure n en brandstof-computerfuncties.
Secondaire alarm bedrading
NMEA bedrading
Brandstof bedrading enkele motor
Brandstof bedrading dubbele motor
Zwart (8-pin) Wit (8-pin)
Brandstof - Enkel of Bakboord /
+10-32V in – via 2A zekering Positieve stroom IN
Auto-stroom in Aansluiting op pin 5 voor Autostroom AAN
Externe Buzzer / Licht output Geaard– Max. 200mA.
SmartCraft*
(niet gebruikt)
NAVBUS / Brandstof waarneming (niet gebruiken)
(niet gebruikt)
Op me rk in g: Ind ie n e en dra ad kl eu r ni et specifiek wordt genoemd, wordt het niet in die bedrading gebruikt.
Opmerking: De kabelplaat is verbonden aan Pin 1 (zwarte draad) en hoeft niet geaard te worden.
*Opmerking: SmartCraft alleen beschikbaar voor FISH 4600.
Waarschuwing
U dient 2 Amp zekeringen te plaatsen waar dit wordt aangegeven in de bedradings­diagrammen.
Standaard bedrading
Hiervoor dient de FISH 4500/4600 handmatig met de sleutel aangezet te worden.
Standaard bedrading
Zekering
Rood
Zwarte draad: Verbind deze aan het negatieve accucontact.
Rode draad: Verbind deze aan het positieve accucontact, na de hoofdschakelaar. Bevestig
Hoofd-
schakelaar
Geel
Zwart
een 2 Amp zekering, zoals aangegeven. Gele draad: Verbind deze aan de zwarte draad.
Hierdoor wordt de motorurenteller uitgezet.
12 V DC
Zet de fishfinder handmatig aan wanneer de hoofdschakelaar aan staat.
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 72
NAVMAN
Autopower optie
Zwarte draad: Verbind deze aan het negatieve
accucontact.
Autopower optie
Naar ontstekingssysteem
Zekering
Rode draad: Verbind deze aan het positieve accucontact na de hoofdschakelaar. Plaats een 2 Amp zekering, zoals weergegeven.
Gele draad: om gebruik te kunnen maken van de motorurenteller en de brandstofteller en om de fishfinder te starten wanneer de motor wordt
schakelaar
Onstekings-
Externe toeter of licht
Zekering
gestart verbind u de gele draad met het ontste­kingssysteem via een 2 Amp zekering.
Opmerking: De fishfinder kan niet worden uitgezet als de motor loopt.
Communicatie-bedrading
NMEA-bedradingsoptie:
NMEA out: Witte draad - Gebruik deze, indien gewenst, om de Fishfinder aan te sluiten op andere NMEA instrumenten zoals de Navman REPEAT 3100. (Zie sectie 6-6 Systemen van meerdere instrumenten.)
NMEA-1 in: Blauwe draad – Gebruik deze, indien gewenst, om een NMEA-instrument op de Fishfinder aan te sluiten, zoals een externe GPS-bron. Om NMEA-1 in te gebruiken, dient
Hoofd-
schakelaar
12 V DC
NMEA en NavBus-optie:
Indien zowel NMEA als NavBus gebruikt gaan worden, gebruik dan zoals onderstaand:
NMEA out: Witte draad - NMEA output
NMEA in: NMEA-2 in (Witte connector)
NavBus: Blauwe draad - NavBus(-) en Oranje draad NavBus(+)
In alle gevallen gaan zowel NMEA als NavBus naar een zwarte draad (aarde).
NavBus echter worden uitgeschakeld in het Comms menu – zie sectie 3-7 Instelling > Communicatie.
6-6 Systemen van meerdere instrumenten
Meerd ere NAVMA N instr um enten k un nen op elk aar wo rden a anges lo ten om data u it te wi sselen.
De FISH 4500/4600/4600 is heel geschikt om samen te werken met de TRACKER 5500/5600 – NAVMAN’s gps-chartplotter met Kleuren­beeldscherm en wereldwijd bereik.
Er zijn twee manieren om instrumenten met elkaar te verbinden; NavBus of NMEA.
NavBus
NavBus is een systeem dat eigendom is van NAVMAN en dat een combinatie van scheepsin­strumentarium mogelijk maakt waarbij van een set transducers gebruikt wordt gemaakt. Indien instrumenten zijn verbonden via NavBus:
Indien de eenheden, alarmen of kalibratie
op een instrument worden vera nderd, veranderen ze automatisch mee voor alle instrumenten van hetzelfde type.
Elk instrument kan worden toegewezen aan
een instrumentengroep. Indien de achter­grondverlichting wordt aangepast voor een groep, dan wordt het automatisch veranderd voor de andere instrumenten in die groep. De achtergrondverlichtingsinstelling zal echter niet veranderen voor instrumenten in andere groepen.
Indien een alarm klinkt, kunt u dit uitzetten
door het uit te schakelen op een willekeurig instrument dat het alarm weergeeft.
Wit (NMEA uit)
Geel
Rood
Groen
Zwart
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding73
REPEAT 3100
Repeater voor diepte, snelheid, watertemperatuur en accuvoltage. Accepteert NavBus of NMEA data-input van andere instrumenten.
DEPTH 2100
Diepterepeater
NMEA
NMEA is een industriestandaard voor verbin­dingen tussen zeevaartinstrumenten. Data die verzonden wordt door een instrument via een NMEA-lijn kan worden gelezen en weergeven door een ander instrument dat NMEA 0183 versie 2 accepteert. Het is niet zo flexibel als
6-7 Schoonmaak en onderhoud
Het FISH 4500/4600-scherm heeft een speciaal NAVMAN anti-reflectie laagje. Om schade hier­aan te voorkomen, dient u het scherm, indien vies of bedekt met zeezout, alleen met een natte doek en een mild afwasmiddel schoon te maken. Gebruik geen schuurmiddelen, benzine of andere oplosmiddelen.
Bedek of verwij der ee n spiegeltr ansducer wanneer u de romp verft. Indien u over de tran sduc er verft met een verf om aanslag tegen te gaan, gebruik dan slechts één laagje verf en verwijder de voorgaande laag door lichtjes te schuren.
TRACKER 5500
NAVMAN’s gps-chartplotter met kleuren­beeldscherm en wereldwijd bereik.
NavBus omdat specifieke verbindingen tussen de instrumenten nodig zijn.
Neem contact op met u NAVMAN-leverancier voor informatie over NAVMAN’s complete as­sor timen t NMEA-i nstru mente n en verb in­dingsmogelijkheden.
Voor een optimale werking, dient u niet over kabels te lopen of ze ergens tussen te klemmen. Houdt de transducer vrij van algen, verf en vuil. Gebruik geen hogedrukreiniger om het scheprad van de snelheidssensor te reinigen omdat het de kogellagers zou kunnen beschadigen.
Als u de FISH 4500/4600 niet gebruikt, dan kunt u het instrument van de beugel pakken en bew aren in de NAVMAN -dra agta s of, als u het instrument op de beve stigingsbeugel geplaat st laat, bescherme n door het zon­neho esje te gebruiken.
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 74
NAVMAN
Appendix A - Specificaties
Specificaties FISH 4500 FISH 4600
Beeldschermtype:
Beeldschermformaat:
Voedingsvoltage: 10,5 tot 32 V DC
Voedingsvoltage bij 13.8 V:
Bedieningstemperatuur: 0° tot 50°C
Omgeving:
Overeenkomst met EMC­standaard:
Diepte:
Output stroom: Variabel, max 600 W RMS
Dubbele transducer frequentie: 200 kHz / 50 kHz
Gevoeligheid ontvanger:
Typische diepteverwervingstijd na inschakeling:
Kabellengte spiegeltransducer: 10 m
Temperatuurmetingsbereik: 0° tot 37,7°C Resolutie: 0,1° eenheid
Snelheidsbereik: 1 tot 50 knopen, 57,5 mpu, 96,6 km/u
Communicaties:
NMEA Output:
NMEA (0183) is een standaard voor het interfacen van scheepvaartelektronica. De Navman fishfinder kan de volgende zinnen produceren
Brandstofcomputer:
(optionele brandstoftransducer(s) benodigd)
SmartCraft Support: Nee Ja
TFT Color Screen Resolution 320 high x 234 wide(pixels) CCFL multi-level backlighting
127mm diagonaal 163mm diagonaal
400 mA min – geen achtergrondlicht 800 mA max - volledig achtergrondlicht
IP67
USA FCC Deel 15 Klasse B Europa (CE) EN50081-1 en EN50082-1 New Zeeland en Australië (C Tick) AS-NZS 3548
0,6 m tot 600 m met bijgeleverde transducer. Dieptecapaciteit afhankelijk van transducertype en helderheid water. Diepte tot 1000 m kan worden bereikt onder optimale condities en met gebruik van een 1000 W dubbel element transducer.
Beter dan 10 micro Volt RMS Dynamisch bereik 4.0 millioen tot 1 (120 dB)
2 seconden op 30 m
NMEA 0183 (Ver 2.0) 4800 baud NavBus
DBT (Diepte Onder Transducer) DPT (Diepte en Kielafafstand) VHW (Snelheid) VLW (Afgelegde afstand - Totaal & Trip) MTW (Zeewatertemperatuur) XDR (Accuvoltage en brandstof-flow)
Tweetakt buitenboord- en EFI benzine/gasoline motoren: 30 tot 300 pk Viertakt buitenboord benzine/gasoline motoren: 90 tot 300 pk Binnenboord benzine/gasoline motoren: 50 tot 300 pk Minimum flow-ratio: 5 liter/u Max flow-ratio: 130 liter/u
NAVMAN
450 mA min – geen achtergrondlicht 850 mA max - volledig achtergrond-
licht
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding75
Appendix B – Afmetingen
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 76
NAVMAN
Appendix C – Problemen oplossen
In deze gids voor het oplossen van problemen wordt ervan ui tgegaan dat u de complete handl-leiding gelezen en begrepen heeft.
Het is vaak mogelijk om moeilijkheden op te los­sen zonder dat het apparaat voor reparatie naar de fabriek wordt gezonden. Wij verzoeken u vriendelijk om deze sectie door te lezen voordat u contact opneemt met uw NAVMAN dealer.
Geen van de onderdelen dient door de gebruik­er onderhouden te worden. Om waterdichtheid en het correct in elkaar zetten te controleren zijn specifieke methodes en testinstrumenten nodig. Gebruikers die zelf hun FISH 4500/4600 onderho uden maken hierdoor de garan tie ongeldig.
Reparaties dienen alleen uitgevoerd te worden door servicecenters die door NAVMAN zijn goedgekeurd. Indien het product naar een servicecenter wordt gestuurd, is het belangrijk om tegelijkertijd de transducer(s) te sturen.
U kunt meer informatie vinden op onze website: www.navman.com.
1. Problemen bij inschakelen fishfinder:
a) De FISH 4500/4600 is ontworpen voor
gebruik met een 12/24 Volt accusysteem, waar het voltage kan variëren van 10 tot 35 volt. Indien het voltage te hoog wordt, springt er een zekering die het beeldscherm uitschakelt. Controleer de zekering.
b) Controleer dat aan de achterkant van het
beeldscherm de verbindingsstekker van de stroomkabel stevig in het contact zit en dat de sluitmoer vast zit. Voor een watervaste verbinding dient de sluitmoer vastgedraaid te zijn.
c) Me et het accu voltage wannee r er een
ladin g op de acc u is – doe een paar lampen, de radio of andere op de accu aangesloten elektrische apparatuur aan. Als het voltage minder dan 10 V is:
- de accucontacten of bedrading naar de
contacten kan gecorrodeerd zijn.
- d e accu wordt missc hien ni et goed
opgeladen of is aan vervanging toe.
d) Controleer de stroomkabel van begin tot
eind op schade, zoals scheurtjes, breuken en geplette of vertrapte stukken.
e) Verzekert u zich ervan dat de rode draad
is verbo nden met het positi eve accu ­contact en de zwarte met het negatieve accucontact. Indien er bedrading is voor Aut opowe r, kij k dan of de gele dr aad verbonden is aan het ontstekingssysteem. Co nt ro le er ook het h oo fd sc ha ke la ar ­circuit aan boord (zie sectie 6-5 Bedra­dingsmogelijkheden).
f) Controleer of er corrosie is aan de stroom-
kab elver bindi ng en maak deze ind ien noodzakelijk schoon of vervang.
g) Controleer zekeringen die in lijn zijn ge-
plaatst met de stroomkabel. Een zekering kan gesprongen of gecorrodeerd zijn terwijl deze goed lijkt te zijn. Test de zekering of vervang hem met een zekering die zeker goed is.
2. De fishfinder kan niet uitgeschakeld worden:
De fish fi nde r ka n op auto po we r zij n
aangesloten. In dit geval kan de fishfinder niet worden uitgeschakeld indien de motor loopt. (Zie Autopower bedrading in sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden).
3. De fishfinder vertoont onregelmatigheden in gebruik:
a) Controleer dat er geen vuil aan de trans-
ducer is blijven hangen (bijv. wier of een plastic zak).
b) De transducer kan zijn beschadigd tijdens
het te water laten, aan de grond lopen of door onderweg tegen iets te zijn aange­varen. Indien de transducer geraakt is, kan het de beugel opgeschoten zijn. Als de transducer niet beschadigd is, plaats het dan weer op zijn originele plaats. (Zie
de Spiegeltransducer Installatie-handlei­ding.)
c) Wanneer de transducer zich minder dan
0.6 m van de bodem bevindt kunnen diep­telezingen inconsistent en onregelmatig worden.
d) Handmatige toename is misschien te laag
ingesteld, wat een zwakke bodemecho of een gebrek aan vissignalen veroorzaakt. Als Handmatige toename aanstaat, probeer dan Toename te verhogen.
e) Verzekert u zich ervan dat de rode draad
is verbonden met het positieve accucontact en de zwarte met het negatieve accucon-
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding77
tact. Indien er bedrading is voor Autopower, kijk dan of de gele draad verbonden is aan het ontstekingssysteem. Controleer ook het hoofdschakelaarsysteem aan boord (zie sectie 6-5 Bedradingsmogelijkheden).
f) Verzekert u zich ervan dat de achterkant
van de on de rk an t van de transducer iets lager is dan de voorkant en dat de voorkant zo diep mogelijk in het water ligt zodat er zo weinig mogelijk belletjes ontstaan door cavitatie. (Zie de Spiegel-
transducer Installatiehandleiding).
g) Controleer de stroomkabel van begin tot
eind op schade, zoals scheurtjes, breuken en geplette of vertrapte stukken.
h) Controleer of er geen andere fishfinder
of dieptesounder is ingeschakeld, die de storing op deze fishfinder veroorzaakt.
i) Elektrische ruis van de boots motor of een
accessoire kan de tra nsducer en/of de NAVMAN fishfinder storen. Dit kan ervoor zorgen dat de fishfinder automatisch de Toename verlaagt tenzij u Hand mati ge toename gebruikt.
De fishfinder verwijdert zo zwakkere sig-
nalen zoals vissen of zelfs de bodem van het scherm. Dit kan worden gecontroleerd door andere instrumenten en accessoires (zoals een ruimpomp ) en de mo tor uit te schakelen totdat men het irriterende onderdeel heeft gevonden. Om proble­men met elektrische ruis te voorkomen, probeer:
- d e stroom- en trans duc erk abe ls te herleggen, op een afstand van andere elektrische bedrading aan boord.
- de stroomkabel van het beeldscherm direct aan de accu te verbinden met een in lijn zekering.
4. De bodem wordt niet weergegeven:
a) De fishfinder staat misschien op Hand-
matig bere ik en de diept e ligt wellicht buiten de geselecteerde waarde. U kunt of de fishfinder op Autobereik zetten of een ander dieptebereik kiezen (zie sectie 4-5 Bereik).
b) De diepte kan buiten het bereik van de fish-
finder liggen. In Autobereik zal het scherm
“--.-” aangeven zodat u weet dat er geen
bodem gevonden is. Als u in ondieper wa­ter komt zou er weer een bodem moeten verschijnen.
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding 78
5. De bodem wo rdt te ver naar de bo­venkant van het scherm weergegeven:
De fishfinder kan op Handmatig bereik
staan en het gese le cteerde bereik is te hoo g voor de diep te. U kunt of de fishfinder op Au tobereik zetten of een ander dieptebereik kiezen (zie sectie 4-5 Bereik).
6. De bodem verdwijnt of de digitale weer­gave vertoont onregelmatigheden:
a) Verzekert u zich ervan dat de achterkant
van de on de rk an t van de transducer iets lager is geplaatst dan de voo rkant en dat de voorkant zo diep mogelijk in het water zodat er zo we ini g mogelijk belletjes ontstaan door cavitatie. Zie de Spiegeltransducer Installatiehandleiding, voor meer informatie.
b) Misschien bevindt de transducer zich in
turbulent water. Luchtbelletjes in het water verstoren de teruggezonden echo’s, wat het moeilijk maakt voor de fishfinder om de bodem of an der voorw erpen onder water te vinden. Dit gebeurt vaak wanneer u achteruit vaart. Voor een goede werking van de fishfinder op alle vaarsnelheden dient de transducer op een plaats te worden geïnstall eerd waar er geli jkmatig water over stroomt.
c) Elektrische ruis van de boots motor kan de
fishfinder storen. Probeer het gebruik van suppressie bougies.
7. Indien de fishfinder bij inscha keli ng piept, maar er niets op het beeldscherm verschijnt:
Kan het zijn dat de fishfinder werkt, maar
dat de achtergrondverlichting te donker is ingesteld. Zie sectie 2 Standaard bediening, om het achtergrondverlichtingsniveau te veranderen.
8. De weergegeven taal klopt niet:
Zie sectie 3-1 Instelling > Systeem.
9. Gebruikte of resterende brandstof lijkt incorrect:
a) Indien de motor loopt terwijl de fishfinder is
uitgeschakeld, zal de fishfinder de brandstof die gedurende die tijd wordt verbruikt niet registreren. Het gevolg hiervan is dat de Resterende brandstofwaarde hoger is dan de hoeveelheid brandstof in de tank.
Om dit probl eem te voorkomen kunt u
NAVMAN
gebruik maken van de autopower be-drad­ingsmogelijkheid, zoals beschreven in 6-5 Bedradingsmogelijkheden. Dit zorgt ervoor dat de fishfinder ingeschakeld wordt zodra het contactsleuteltje wordt omgedraaid.
b) Als de zee ruig is kan brandstof door de
brandstoftransducer heen en weer golven, wat in incorrecte aflezingen resulteert. U zou kunnen proberen een een-weg klep tusse n de brandst of transdu ce r en de brandstoftank te installeren.
c) De resterende brandstofwaarde dient na
elke tankbeurt gereset te worden (zie sectie 3-3 Instelling > Brandstof).
d) U kunt de brandstoftank als gevolg van
luchtzakken wellicht niet altijd tot hetzelfde niveau opvullen. Dit is met name met onder­vloerse tanks het geval.
e) Brandstoftransducers verslijten na bepaalde
tijd en dienen na elke 5000 liter brandstof vervangen te worden.
10. Flow geeft Geen of weinig brandstof aan.
a) Controleer dat het aantal motoren op 1
is ingest eld. Zie sectie 3-3 Instelling > Brandstof.
b) Controleer dat de brandstofkabelverbind-
ingen goed in het contact zitten en dat de sluitmoer is aangedraaid. De sluitmoer dient vastged raaid te worden voor een waterdichte verbinding.
c) Een brandstoftransducer kan verstopt rak-
en. Als dit zo is, verwijder dan de transducer uit de brandstoflijn en blaas er voorzichtig door in de tegenovergestelde richting van de brandstofflow.
d) Controleer de brandstofkabel van begin tot
eind op schade, zoals scheurtjes, breuken en geplette of vertrapte stukken.
e) Controleer of het brandstoffilter schoon is.
11. Een twinmotorinstallatie geeft maar een flowratio weer:
a) Controleer of het aantal motoren op 2
is ingesteld (zie sectie 3-3 Instell ing > Brandstof).
12. Onregelmatige Brandstofflowweergave:
a) De brandstofflowtransducer bevindt zich
wellicht te dicht bij de brandstofpomp of is onderhevig aan overmatige trilling. Wij ver­wijzen u naar de installatie-instructies die bij de brandstoftransducer geleverd worden.
b) Controleer op lekkage in de brandstoflijn of
bij het brandstofaanzuigpunt in de tank.
c) Het flow filte r is niet geschikt voor
de motor. Controleer dat de waarde niet op nul is ingesteld en probeer dan de waarde te verhogen totdat een regelmatige flowratio wordt weergegeven. Zie sectie 3-3 Instelling > Brandstof.
13. Brandstofverbruik wordt niet weerge­geven:
a) De boot dient te varen om het verbruik weer
te kunnen geven.
b) Controleer of het scheprad van de trans-
ducer ongehinderd rond kan draaien en dat de twee magneetjes in het scheprad zich op de juiste plaats bevinden.
14. Er wordt een dubbel bodemtracé weergegeven:
a) De boot bevindt zich wellicht in een
gebied waar schaduwen worden gecreëerd. Zie sectie 4-1 Verklaren van het beeldscherm.
b) In ondiep water kunnen echo’s stuiteren.
Verlaag de Toename (gevoeligheid) instelling (zie sectie 4-4 Toename) en/of verlaag de sterkte van de sonartrilling (zie sectie 3-2 Instelling > Sonar).
c) Verlaag het Bereik.
15. Geen Sonarweergave
Sonar is uitgeschakeld. Zie secite 3-1 Systeem > Instelling.
NAVMAN
FISH 4500/4600 Installatie- en bedieningshandleiding79
Made in New Zealand MN000201D
FISH 4500 and FISH 4600
Lon 174° 44.535`E
Lat 36° 48.404`S
NAVMAN
Loading...