Installatietekening
PG 8591
PG 8592
PG 8593
Lees beslist de gebruiksaanwijzing en de servicedocumentatie voordat u uw apparaat
plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is
veiliger voor uzelf en u voorkomt schade aan uw
apparaat.
nl - NL
M.-Nr. 10 618 371
Aansluitingen / installatie
Installatie door
bevoegde personen
Eisen aan de omgeving
Voorkoming
warmteophoping
De reinigingsautomaat mag alleen door bevoegde vakmensen volgens de installatiehandleiding worden geïnstalleerd.
De reinigingsautomaat moet volgens alle relevante normen, voorschriften, wettelijke bepalingen en veiligheidsvoorschriften worden
geïnstalleerd.
De ingebruikneming en de instructie mogen alleen door Miele of
door een door Miele geautoriseerde firma worden uitgevoerd.
In de directe omgeving van de reinigingsautomaat kan condenswa-
ter ontstaan. Gebruik daarom alleen meubilair dat geschikt is voor de
betreffende toepassing. Wordt de automaat onder een geschikt werkblad geïnstalleerd (onderbouwvariant), dan moet de bijgeleverde beschermfolie onder het werkblad worden geplakt. Ook moet boven de
deuropening een roestvrijstalen plaat worden gemonteerd als bescherming tegen waterdamp. Een geschikte roestvrijstalen plaat is
verkrijgbaar bij Miele.
Tijdens actief drogen (TA) kan warmteophoping optreden. Door
warmteophoping aan de achterkant van de automaat kunnen de behuizing van het apparaat en elektronische onderdelen te heet worden.
Door warmteophoping kan condenswater op de aangrenzende oppervlakken ontstaan. Hierdoor kan de levensduur van het apparaat
afnemen en kunnen aanwezige kasten en werkbladen beschadigd raken.
Koeling
afgevoerde lucht
Wateraansluiting
- Zorg voor voldoende luchtcirculatie achter onderkasten om warmteophoping te voorkomen.
- Houd voor de ventilatie minimaal 10mm afstand aan tussen een
onderbouw-apparaat en een erboven aanwezig werkblad.
- Dicht de spleten tussen de onderkasten en tussen de onderkast en
het apparaat niet af.
- Monteer zo nodig luchtroosters in de zijkasten en het werkblad.
Activeer de functie “Luchtafkoeling” bij een kamertemperatuur van
meer dan 30°C. U vindt de optie in het menu van de systeeminstellingen onder “Extra instellingen”.
De aansluitingen voor koud water, warm water, demi-water en voor
de waterafvoer mogen zonder veiligheidsarmatuur worden gerealiseerd. Gebruik het bijgevoegde Y-stuk om de watertoevoer voor de
automaat (KW) en de dampcondensator (DK) te realiseren. Alternatief
kunt u ook een extra koudwaterleiding installeren en de dampcondensator daarop aansluiten.
Als geen warm water beschikbaar is, moeten de beide toevoerslangen (KW/WW) met een Y-stuk op koud water worden aangeslo-
ten.
De kranen van de waterleidingen moeten goed toegankelijk zijn.
2 PG 8591 / PG 8592 / PG 8593
Aansluitingen / installatie
Elektrische aansluiting
Aarddraad en aarding
De elektrische aansluiting dient volgens alle betreffende wettelijke
voorschriften, veiligheidsvoorschriften en geldende normen te worden
gerealiseerd. De aansluitkabel moet zo worden gelegd dat deze niet
aan thermische invloeden wordt blootgesteld.
Sluit de reinigings- en desinfectieautomaat bij voorkeur met een stek-
kerverbinding aan, zodat de elektrische veiligheid tijdens onderhouds- en reparatiewerkzaamheden eenvoudig kan worden gewaarborgd.
Als u de reinigingsautomaat met een vaste aansluiting in gebruik
neemt, dient ter plaatse een hoofdschakelaar te worden geïnstalleerd,
waarmee het apparaat met alle polen van het net kan worden losgekoppeld. Deze hoofdschakelaar dient een contactopening te hebben
van minimaal 3mm.
De stekker en de hoofdschakelaar moeten na de installatie van de reinigingsautomaat goed toegankelijk zijn.
Plaats een aardlekschakelaar (30 mA) vóór het apparaat ter vergroting van de veiligheid van de reinigingsautomaat.
Indien aanwezig, zorg voor een correcte aarding. De aansluitschroef
voor de aarding bevindt zich aan de achterkant van de reinigingsautomaat. De aarding en de aansluiting van de aarddraad moeten
voor de ingebruikneming zijn gerealiseerd!
Vloeibare middelen: plaatsing
externe reservoirs
Communicatiemodules
Het reservoir met vloeibare middelen voor de externe dosering mag
uitsluitend naast of onder de reinigingsautomaat geplaatst worden.
Het reservoir kan op de grond of in een kast ernaast worden gezet.
Het reservoir mag niet op of boven de reinigingsautomaat zijn geplaatst. De doseerslang mag niet geknikt of geklemd zijn.
De communicatiemodules – ethernet-module of RS232-module –
zijn optioneel en worden dus niet bijgeleverd. Plaats eventueel aansluitdozen bij de reinigingsautomaat om procesgegevens te kunnen
overdragen en uitdraaien. De aansluiting en de installatie moeten voldoen aan IEC 60950!
PG 8591 / PG 8592 / PG 8593 3