Gebruiks- en montagehandleiding
Keramische inductiekookplaat
Lees beslist de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw toestel
plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf en u
voorkomt schade aan uw toestel.
nl-BEM.-Nr. 10 765 990
Page 2
Inhoud
Opmerkingen omtrent uw veiligheid ................................................................... 4
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu ............................................ 15
Verklaring van overeenstemming ...................................................................... 68
3
Page 4
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Deze kookplaat voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften.
Onjuist gebruik echter kan persoonlijk letsel of beschadiging van
het toestel tot gevolg hebben.
Lees de gebruiks- en montagehandleiding daarom aandachtig
door, voordat u het toestel in gebruik neemt. In de handleiding
vindt u belangrijke instructies met betrekking tot inbouw, veiligheid, gebruik en onderhoud.
Miele kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die is
ontstaan doordat de veiligheidsinstructies en waarschuwingen niet
in acht zijn genomen.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef deze door
aan een eventuele volgende eigenaar.
4
Page 5
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Juist gebruik
Deze kookplaat is bedoeld voor gebruik in het huishouden en in
gelijkaardige omgevingen.
Deze kookplaat mag niet buiten worden gebruikt.
Gebruik deze kookplaat uitsluitend in huishoudelijke context voor
het bereiden en warmhouden van gerechten. Gebruik voor andere
doeleinden is niet toegestaan.
Personen die op grond van hun fysieke, zintuiglijke of psychische
problemen, hun onervarenheid of gebrek aan kennis van de kookplaat niet in staat zijn om deze veilig te bedienen, moeten bij de bediening onder toezicht staan. Deze personen mogen het toestel alleen zonder toezicht bedienen als zij een eerst zijn geïnstrueerd. Zij
dienen eventuele gevaren van een onjuiste bediening te herkennen
en begrijpen.
5
Page 6
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Kinderen in het huishouden
Houd kinderen onder acht jaar op een afstand, tenzij u voortdu-
rend toezicht houdt.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de kookplaat alleen zonder toe-
zicht gebruiken als ze weten hoe ze het toestel veilig moeten bedienen. De kinderen moeten zich bewust zijn van de gevaren van een
foutieve bediening.
Kinderen mogen de kookplaat niet zonder toezicht reinigen.
Houd kinderen in de gaten wanneer deze zich in de buurt van de
kookplaat bevinden. Laat ze nooit met de kookplaat spelen.
De kookplaat wordt tijdens het gebruik heet en blijft dat ook nog
enige tijd nadat het is uitgeschakeld. Houd kinderen op een afstand,
totdat de kookplaat voldoende is afgekoeld en er geen verbrandingsgevaar meer bestaat.
Verbrandingsgevaar!
Bewaar geen voorwerpen die voor kinderen interessant zijn, boven
of achter de kookplaat. Dat kan kinderen ertoe brengen op het toestel te klimmen.
Verbrandingsgevaar!
Draai de grepen van de pannen zo dat ze zich boven het werkblad
bevinden, zodat kinderen de pannen niet van de kookplaat kunnen
trekken.
Verstikkingsgevaar! Spelende kinderen kunnen zich wikkelen in
verpakkingsmateriaal (bijv. folies) of het over hun hoofd trekken en
daardoor verstikken. Houd verpakkingsmateriaal zoals plastic buiten
het bereik van kinderen.
Maak gebruik van de vergrendeling, zodat kinderen de kookplaat
niet onbedoeld kunnen inschakelen of instellingen kunnen wijzigen.
6
Page 7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Technische veiligheid
Door ondeskundig uitgevoerde installaties, onderhoudswerken of
herstellingen kunnen er niet te onderschatten risico's ontstaan voor
de gebruiker. Installatie-, onderhouds- of herstellingswerken mogen
alleen door vakmensen worden uitgevoerd die door Miele erkend
zijn.
Beschadigingen aan de kookplaat kunnen uw veiligheid in gevaar
brengen. Controleer de kookplaat op zichtbare beschadigingen. Een
beschadigde kookplaat mag niet in gebruik worden genomen.
De kookplaat kan alleen betrouwbaar en veilig functioneren, als hij
op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
Het toestel mag niet op wisselrichters worden aangesloten die bij
autonome stroomvoorzieningen worden toegepast (zoals bij zonneenergie). Als het toestel wordt ingeschakeld, kan het bij spannings-
pieken om veiligheidsredenen worden uitgeschakeld. De elektronica
kan daarbij beschadigd raken!
De elektrische veiligheid van de kookplaat is uitsluitend gegaran-
deerd, als deze wordt aangesloten op een aardingssysteem dat volgens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Aan deze fundamentele veiligheidsvoorwaarde moet worden voldaan. Laat de elektrische installatie bij twijfel door een vakman inspecteren.
De aansluitgegevens (frequentie en spanning) op het typeplaatje
moeten beslist met de waarden van het elektriciteitsnet overeenkomen, om beschadiging van de kookplaat te voorkomen.
Vergelijk deze gegevens voor de aansluiting. Raadpleeg bij twijfel
een elektricien.
Stekkerdozen of verlengsnoeren bieden niet voldoende veiligheid
(brandgevaar). Gebruik deze niet voor het aansluiten van de kookplaat op het elektriciteitsnet.
Gebruik de kookplaat alleen als deze is ingebouwd, zodat de vei-
ligheid gewaarborgd is.
7
Page 8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Deze kookplaat mag niet op een niet-stationaire locatie (zoals een
boot) worden gebruikt.
Wanneer u aansluitingen onder spanning aanraakt of de elek-
trische en mechanische constructie wijzigt, kan dat voor u gevaar
opleveren. Het kan ook tot storingen in de werking van de kookplaat
leiden.
Open nooit de behuizing van de kookplaat.
Het recht op garantie vervalt wanneer de kookplaat door een
technicus wordt gerepareerd die niet door Miele is geautoriseerd.
Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderdelen
worden vervangen. Alleen van deze Miele onderdelen kunnen wij garanderen, dat zij volledig aan onze veiligheidseisen voldoen.
De kookplaat mag niet worden gebruikt met een externe schakel-
klok of een systeem voor besturing op afstand.
De kookplaat moet door een elektricien op het elektriciteitsnet
worden aangesloten (zie hoofdstuk "Elektrische aansluiting").
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze door een elektri-
cien worden vervangen door een speciale aansluitkabel van het type
H 05 VV-F (pvc-geïsoleerd). Zie hoofdstuk "Elektrische aansluiting".
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de
kookplaat volledig van het elektriciteitsnet losgekoppeld zijn. Ga
daarvoor als volgt te werk:
– schakel de zekeringen in uw zekeringkast uit of
– draai de zekeringen in uw zekeringkast er helemaal uit of
– als de stekker (indien aanwezig) uit de contactdoos is getrokken.
Trek daarbij aan de stekker en niet aan de aansluitkabel.
8
Page 9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Gevaar voor elektrische schok!
Als de kookplaat defect is of als de keramische glasplaat barsten of
spleten vertoont, mag u de kookplaat niet in gebruik nemen en dient
u deze direct uit te schakelen. Ontkoppel hem van het elektriciteitsnet. Neem dan contact op met Miele-Service.
Als de kookplaat achter een meubelfront (bijv. een deur) is ge-
plaatst, sluit deze nooit terwijl de kookplaat in werking is. Achter een
gesloten meubeldeur verzamelt zich warmte en vocht. Daardoor kunnen kookplaat, inbouwnis en vloer worden beschadigd. Sluit een
meubeldeur pas als de restwarmte-indicaties gedoofd zijn.
9
Page 10
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Efficiënt gebruik
De kookplaat wordt heet als deze in gebruik is en dat blijft hij ook
nog enige tijd na het uitschakelen. Pas zodra het lampje voor de resterende warmte is uitgegaan, is het verbrandingsgevaar geweken.
Olie en vet kunnen bij oververhitting gaan branden. Laat de kook-
plaat bij werkzaamheden met olie en vet niet zonder toezicht achter.
Blus branden met olie en vet nooit met water. Schakel de kookplaat
uit en verstik de vlammen voorzichtig met een deksel of een blusdeken.
Vlammen kunnen de vetfilters van een dampkap in brand doen
vliegen. Flambeer nooit onder een dampkap.
Als spuitbussen, licht ontvlambare vloeistoffen of brandbaar mate-
riaal warm worden, kunnen ze gaan branden. Bewaar daarom makkelijk ontvlambare voorwerpen nooit in laden direct onder de kookplaat. Eventueel aanwezige bestekbakken moeten van hittebestendig
materiaal zijn.
Verwarm kookgerei nooit zonder inhoud.
In gesloten conservenblikken ontstaat bij het inmaken en op-
warmen een overdruk, waardoor deze kunnen ontploffen. Gebruik de
kookplaat niet voor het inmaken en verwarmen van conservenblikken.
Wanneer de kookplaat wordt afgedekt, bestaat het risico dat het
materiaal van de afdekking in brand vliegt, barst of smelt als u de
kookplaat per ongeluk inschakelt of als deze nog warm is van een
bereiding. Dek de kookplaat nooit af met bijv. afdekplaten, een doek
of een beschermfolie.
10
Page 11
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als de kookplaat ingeschakeld is, als u deze per ongeluk inscha-
kelt of als hij nog warm is van het koken, bestaat het risico dat metalen voorwerpen die op de kookplaat liggen warm worden. Ander materiaal kan smelten of vlam vatten. Vochtige pannendeksels kunnen
zich vastzuigen. Gebruik de kookplaat niet als legplank. Schakel de
kookzones na gebruikt uit!
U kunt zich aan de hete kookplaat branden. Gebruik daarom altijd
ovenhandschoenen of pannenlappen als u met het hete toestel
werkt. Gebruik alleen droge handschoenen of pannenlappen. Nat of
vochtig textiel geleidt de warmte beter en kan door stoom verbrandingen veroorzaken.
Als u een elektrisch toestel (bijvoorbeeld een mixer) in de buurt
van de kookplaat gebruikt, mag de aansluitkabel niet in contact komen met de hete kookplaat. De isolatie van de kabel zou beschadigd
kunnen raken.
Zout, suiker of zandkorrels (bijvoorbeeld van groente) kunnen
krassen veroorzaken, als ze onder de pan komen. Zorg dat de keramische glasplaat en de panbodem schoon zijn, voordat u het kookgerei op de kookplaat plaatst.
Laat geen voorwerpen op de keramische plaat vallen. Zelfs een
licht voorwerp zoals een zoutvaatje kan scheuren of barsten veroorzaken.
Hete voorwerpen op de sensortoetsen en de displays kunnen de
elektronica eronder beschadigen. Zet nooit hete pannen op de sensortoetsen en de displays.
Wanneer suiker, suikerhoudende gerechten, kunststof of alumini-
umfolie op de hete kookplaat komen en smelten, beschadigen deze
bij het afkoelen de keramische glasplaat. Schakel het toestel meteen
uit en krab deze stoffen onmiddellijk met een schraper eraf. Trek hiervoor ovenhandschoenen aan. Maak de kookzones zodra ze afgekoeld zijn schoon met een reinigingsmiddel voor keramisch glas.
11
Page 12
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Door drooggekookte pannen kan de keramische plaat beschadigd
raken. Houd daarom altijd toezicht op de kookplaat!
Gebruik alleen pannen met een gladde bodem. Een ruwe bodem
kan krassen op de keramische plaat veroorzaken.
Til pannen op als u ze wilt verplaatsen. U voorkomt zo vlekken
door wrijving en krassen.
Doordat inductiekookzones heel snel heet worden, kan de tempe-
ratuur in de panbodem in een mum van tijd de zelfontbrandingstemperatuur van olie of vet bereiken. houd daarom altijd toezicht op het
toestel!
Verhit vetten en olie hooguit gedurende een minuut en gebruik
daarvoor nooit de booster.
Alleen voor personen met een pacemaker: In de directe omgeving
van de ingeschakelde kookplaat ontstaat een elektromagnetisch
veld. Het is niet waarschijnlijk dat dit veld de werking van de pacemaker nadelig beïnvloedt. Neem bij twijfel contact op met de fabrikant van de pacemaker of met uw arts.
Het elektromagnetische veld van het ingeschakelde kookvlak kan
de werking van magnetiseerbare voorwerpen beïnvloeden. Er mogen
zich geen kredietkaarten, opslagmedia, zakrekenmachines enz. in de
onmiddellijke omgeving van het ingeschakelde kookvlak bevinden.
Metalen voorwerpen die in een lade onder de kookplaat worden
bewaard, kunnen heet worden als u het toestel lang en intensief gebruikt. Bewaar daarom geen metalen voorwerpen in een lade die
zich meteen onder de kookplaat bevindt.
12
Page 13
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
De kookplaat is voorzien van een ventilator. Als zich onder het in-
gebouwde toestel een lade bevindt, moet de afstand tussen de inhoud van de lade en de onderkant van het toestel voldoende zijn zodat voldoende ventilatie van de kookplaat is gewaarborgd. Bewaar
geen spitse en kleine voorwerpen of papier in de lade. Deze voorwerpen kunnen via de ventilatieopeningen in de behuizing terechtkomen of aangezogen worden en zo de ventilator beschadigen of de
koeling beïnvloeden.
Plaats nooit twee pannen tegelijk op een kook-/braadzone of Po-
werFlex-kookvlak.
Als de pan slechts gedeeltelijk op de kook- of braadzone staat,
kunnen de handgrepen eventueel heel heet worden.
Plaats de pan altijd in het midden van de kook- of braadzone.
13
Page 14
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Reiniging en onderhoud
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de kookplaat nooit een stoomreiniger.
Schakel de kookplaat niet in als deze boven een pyrolyse-oven of
-fornuis is ingebouwd en de pyrolysefunctie actief is, omdat de oververhittingsbeveiliging van de kookplaat zou kunnen reageren (zie de
betreffende hoofdstuk).
14
Page 15
Een bijdrage aan de bescherming van het milieu
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor
transportschade. Er werd milieuvriendelijk en recycleerbaar verpakkingsmateriaal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmateriaal wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Uw toestel afdanken
Oude elektrische en elektronische toestellen bevatten meestal nog waardevolle materialen. Ze bevatten echter ook
stoffen, mengsels en onderdelen die
nodig zijn geweest om de toestellen
goed en veilig te laten functioneren.
Wanneer u uw oude toestel bij het gewone afval doet of er op een andere
manier niet goed mee omgaat, kunnen
deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Doe uw oude
toestel daarom nooit bij het gewone
huisafval.
Lever het in bij een gemeentelijk inzameldepot voor elektrische en elektronische apparatuur, bij uw vakhandelaar
of bij Miele. U bent wettelijk zelf verantwoordelijk voor het wissen van eventuele persoonlijke gegevens op het af te
danken toestel.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel
heeft u een bijdrage betaald. Die wordt
volledig gebruikt voor de toekomstige
recyclage van dat toestel. Dat bevat
trouwens nog waardevol materiaal.
Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het afdanken
van uw oud toestel, neem dan contact
op met
– de handelaar bij wie u het kocht
of
– de firma Recupel,
telefoon 02 706 86 10,
website: www.recupel.be
of
– uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
Zorg er ook voor dat het toestel intussen kindveilig wordt bewaard voor u het
laat wegbrengen.
15
Page 16
Overzicht
Kookplaat
a
PowerFlex-kookzone met TwinBooster
b
PowerFlex-kookzone met TwinBooster
c
PowerFlex-kookzone met TwinBooster
d
PowerFlex-kookzone met TwinBooster
e
Bedieningselementen/displays
16
Page 17
Overzicht
Bedieningselementen/displays
Sensortoetsen
a
Kookplaat in-/uitschakelen
b
Stop&Go
c
Schoonmaakfunctie
d
PowerFlex-kookzones samenvoegen/loskoppelen
e
Warmhouden activeren/deactiveren
f
Cijferreeks
Voor het instellen van de vermogensstand, de kookwekker en uitschakeltijden
* Binnen het aangegeven bereik kunt u pannen met een willekeurige bodemdiameter gebruiken.
** Het aangegeven vermogen kan variëren afhankelijk van de grootte en het materiaal van
de gebruikte pannen.
22–23 /
15x23–23x39
Normaal
TwinBooster, stand 1
TwinBooster, stand 2
Totaal7300
2100
3000
3650
2100
3000
3650
2100
3000
3650
2100
3000
3650
3400
4800
7300
18
Page 19
Het toestel voor het eerst in gebruik nemen
Plak het typeplaatje dat bij de docu-
mentatie gevoegd is op de daarvoor
bestemde plaats in het hoofdstuk
"Service".
Verwijder eventueel aanwezige be-
schermfolies en stickers.
Kookplaat voor de eerste keer
reinigen
Wis uw kookplaat voor het eerste ge-
bruik af met een vochtige doek en
droog het dan af.
Kookplaat voor de eerste keer
in gebruik nemen
De onderdelen van metaal worden met
een onderhoudsmiddel beschermd. Als
het toestel voor het eerst in gebruik
wordt genomen, ontstaan daardoor
geuren en eventueel ook damp. Ook
door de verwarming van de inductiespoelen wordt tijdens de eerste gebruiksuren een geur afgegeven. Bij ieder verder gebruik wordt de geur minder en ze verdwijnt uiteindelijk volledig.
De geur en de eventueel optredende
damp wijzen niet op een verkeerde aansluiting of een defect en zijn ook niet
schadelijk voor de gezondheid.
Denk eraan dat de opwarmtijd bij inductiekookplaten veel korter is dan bij
de gebruikelijke kookplaten.
19
Page 20
Inductie
Principe
Onder een inductiekookzone bevindt
zich een inductiespoel. Als u een kookzone inschakelt, genereert deze spoel
een magneetveld waardoor de bodem
van de pan heet wordt. De kookzone
zelf wordt alleen indirect verwarmd door
de stralingswarmte van de pan.
Het inductieprincipe werkt alleen bij
pannen met een magnetiseerbare bodem (zie hoofdstuk "De juiste pannen").
Het systeem houdt automatisch rekening met de grootte van de gebruikte
pan.
In de cijferreeks van de kookzone knippert de ingestelde vermogensstand
– als u een kookzone zonder pan of
met een ongeschikte pan (met niet
magnetiseerbare bodem) inschakelt,
– als de bodemdiameter van de pan te
klein is,
– als u de pan van een ingeschakelde
kookzone haalt.
Als het toestel ingeschakeld is,
als u het toestel per ongeluk inschakelt of als het nog warm is van het
koken, bestaat het risico dat metalen
voorwerpen die op de kookplaat liggen heet worden.
Verbrandingsgevaar!
Gebruik de kookplaat nooit als werk-
blad. Schakel de kookzones na gebruik uit met de betreffende sensortoetsen.
Als u binnen 3 minuten een geschikte
pan op de kookzone zet, stopt het knipperen en kunt u gewoon doorgaan.
Als u geen of een ongeschikte pan
plaatst, wordt de kookzone na 3 minuten automatisch uitgeschakeld.
20
Page 21
Geluiden
Bij gebruik van een inductiekookplaat
kunnen in het kookgerei allerlei geluiden
ontstaan. De geluiden zijn afhankelijk
van het materiaal en de constructie van
de bodem van het kookgerei.
Op een hoge vermogensstand kan het
toestel een bromgeluid veroorzaken. Dit
geluid neemt af of verdwijnt als u een
lagere vermogensstand instelt.
Bij pannen met een bodem die uit verschillende materialen bestaat (bijvoorbeeld een sandwichbodem) kan een
knetterend geluid optreden.
Er kan een fluitend geluid ontstaan als
de met elkaar verbonden kookzones
(zie "Booster") tegelijk zijn ingeschakeld
en op de kookzones pannen staan met
een bodem die uit verschillende materialen bestaat (bijvoorbeeld een sandwichbodem).
Inductie
Vooral bij lage vermogensstanden kunnen bij elektronische schakelingen klikgeluiden optreden.
Er kan een zoemend geluid ontstaan als
de ventilator wordt ingeschakeld. De
ventilator koelt de elektronica als u de
kookplaat intensief gebruikt. Ook nadat
u het toestel heeft uitgeschakeld, kan
de ventilator doorlopen.
21
Page 22
Inductie
De juiste pannen
Geschikt zijn pannen van:
– roestvrij staal met een magnetiseer-
bare bodem,
– geëmailleerd staal,
– gietijzer
Niet geschikt zijn pannen van:
– roestvrij staal met een niet-magneti-
seerbare bodem,
– aluminium of koper,
– glas, keramiek of aardewerk.
Als u niet zeker weet of een pan geschikt is voor inductie, houdt u een
magneet tegen de bodem van de pan.
Als de magneet hecht, is de pan in principe geschikt.
Als u een ongeschikte pan gebruikt,
knippert de ingestelde vermogensstand
in de cijferreeks van de kookzone.
De kwaliteit van de bodem van de pan
kan het bereidingsresultaat beïnvloeden
(bijvoorbeeld het bruin worden van pannenkoeken).
– Kies voor een optimaal gebruik van
de kookzone een pan met een passende bodemdiameter (zie ook
"Kookzones"). Als een pan te klein is,
wordt deze niet herkend en knippert
de ingestelde vermogensstand in de
cijferreeks van de kookzone.
– Gebruik alleen pannen met een glad-
de bodem. Een ruwe bodem kan
krassen op de keramische plaat veroorzaken.
– Til pannen op als u ze wilt ver-
plaatsen. U voorkomt zo vlekken
door wrijving en krassen.
– Houd er bij de aanschaf rekening
mee dat pannenfabrikanten vaak de
maximale diameter of de diameter
aan de bovenkant vermelden. Van
belang is echter alleen de (meestal
kleinere) bodemdiameter.
22
– Gebruik waar mogelijk pannen met
rechte rand. Bij pannen met schuine
rand werkt de inductie ook bij de randen van de pan. Daardoor kan de
rand van een pan verkleuren of de
coating afbladderen.
Page 23
– Bereid gerechten zoveel mogelijk al-
leen in gesloten potten of pannen.
Dat voorkomt dat onnodig warmte
ontwijkt.
– Gebruik voor een kleine hoeveelheid
een kleine pan. Voor een kleine pan is
minder energie nodig dan voor een
grote, niet geheel gevulde pan.
– Gebruik zo weinig mogelijk water.
– Schakel na het aankoken of aanbra-
den op tijd terug naar een lagere vermogensstand.
– Gebruik een snelkookpan om de be-
reidingstijd te verkorten.
Tips om energie te besparen
23
Page 24
Vermogensstand
De kookplaat is in de fabriek met 9 vermogensstanden geprogrammeerd. Indien u
een fijnere indeling wilt, kunt u uitbreiden tot 17 vermogensstanden (zie hoofdstuk
"Programmering").
Vermogensstand
instelling af
fabriek
(9 vermo-
gensstanden)
Boter smelten
Gelatine oplossen
Smelten van chocolade
Rijstepap, havermoutpap maken22–2.
Kleine hoeveelheden vloeistof opwarmen
Rijst wellen
Groente ontdooien (in een blok)32.–3
Graan wellen32.–3.
Verwarmen van vloeibare en halfvaste gerechten
Bereiden van een omelet en van spiegeleieren zonder korst
Fruit blancheren
Deegwaren wellen44–5.
Groente, vis stoven55
Diepvriesproducten ontdooien en verwarmen55–5.
Eieren behoedzaam bakken (zonder oververhitting van het
vet)
Aankoken van grote hoeveelheden, bijv. eenpansgerechten
Gebonden saus of roomsaus maken, bijv. witte-wijnsaus of
sauce hollandaise
Vis, schnitzel, braadworst behoedzaam bakken (zonder
oververhitting van het vet)
Poffertjes, pannenkoeken, etc. bakken76.–7
Aanbraden van stoofgerechten88–8.
Grote hoeveelheden water koken
Aankoken
1–21–2.
33–3.
44–4.
65.–6.
6–76.–7
6–76.–7.
99
uitgebreid
(17standen)
De gegevens zijn richtwaarden. Het vermogen van de inductiespoel varieert naargelang de
grootte en het materiaal van de bodem van de pan. Voor uw pannen kunnen de vermogensstanden dus enigszins afwijken. Bepaal door praktisch gebruik de optimale instellingen voor
uw pannen. Stel voor nieuwe pannen waarvan u de gebruikseigenschappen niet kent de
vermogensstand één stand lager in dan aangegeven.
24
Page 25
Bediening
Principe van de bediening
De kookplaat is voorzien van elektronische sensortoetsen. Deze reageren
op vingercontact. De sensortoets Aan/
Uit moet bij het inschakelen om veiligheidsredenen iets langer worden aangeraakt dan de overige toetsen.
Elke reactie van de toetsen wordt bevestigd met een akoestisch signaal.
Bij uitgeschakelde kookplaat is alleen
het opgedrukte symbool voor de sensortoets Aan/Uit zichtbaar. Als u de
kookplaat inschakelt, lichten ook andere sensortoetsen op.
Storing door vuile en/of bedekte sensortoetsen.
De sensortoetsen reageren niet of er
worden ongewenste schakelingen
uitgevoerd, eventueel wordt de kookplaat automatisch uitgeschakeld (zie
hoofdstuk "Automatische uitschakeling"). Hete pannen op de sensortoetsen/displays kunnen de daaronder liggende elektronica beschadigen.
Houd de sensortoetsen en displays
schoon, plaats er geen voorwerpen
op en ook geen hete pannen.
25
Page 26
Bediening
Brandgevaar!
Houd toezicht op de kookplaat als
deze in gebruik is!
Houdt u er rekening mee dat de opwarmtijd bij inductiekookplaten veel
korter is dan bij gewone kookplaten.
Kookplaat inschakelen
Tip de sensortoetsaan.
Andere sensortoetsen lichten op.
Als u daarna geen waarden invoert,
wordt de kookplaat om veiligheidsredenen na enkele seconden weer uitgeschakeld.
Vermogensstand instellen
Standaard is de permanente panherkenning geactiveerd (zie hoofdstuk
"Programmering"). Als de kookplaat
ingeschakeld is en u plaatst een pan
op een kookzone, dan lichten alle sensortoetsen van de cijferreeks op.
Plaats een pan op de gewenste kook-
zone.
Kookzone/kookplaat uitschakelen
Om een kookzone uit te schakelen,
raakt u de sensortoets 0 op de betreffende cijferreeks aan.
Om de kookplaat en daarmee alle
kookzones uit te schakelen raakt u de
sensortoets aan.
Restwarmte-indicator
Als een kookzone heet is, licht na het
uitschakelen de restwarmte-indicatie
op. Afhankelijk van de temperatuur verschijnt boven de vermogensstanden 1,
2 en 3 telkens een punt.
De punten van de restwarmte-indicatie
verdwijnen één voor één als de kookzone afkoelt. De laatste punt verdwijnt als
de kookzone zover is afgekoeld dat u
deze zonder gevaar kunt aanraken.
Verbrandingsgevaar! Raak de
kookzones niet aan als de restwarmte-indicatie nog brandt.
De sensortoetsen voor en achter de
tussenstanden branden helderder dan
de overige toetsen.
Voorbeeld:
Wanneer u de vermogensstand 7. hebt
ingesteld, branden 7 en 8 helderder dan
de overige sensortoetsen.
PowerFlex-kookvlak
De PowerFlex-kookzones worden automatisch tot een PowerFlex-kookvlak samengevoegd als u een voldoende grote
pan op de kookplaat zet (zie "Overzicht
– Kookplaat"). De instellingen voor het
kookvlak regelt u via de voorste of linker
PowerFlex-kookzone. U kunt de PowerFlex-kookzones ook handmatig samenvoegen of loskoppelen.
Plaats de pan altijd in het midden van
de PowerFlex-kookzone.
Als de aankookautomaat geactiveerd is,
warmt de kookzone automatisch met
het hoogste vermogen op (aankoken)
en schakelt dan naar de ingestelde vermogensstand (doorkookstand) terug.
De aankooktijd hangt van de ingestelde
doorkookstand af (zie tabel).
De aankookautomaat inschakelen
Raak de sensortoets van de ge-
wenste doorkookstand zo lang aan,
tot er een signaal klinkt en de sensortoets begint te knipperen.
Gedurende de aankooktijd (zie tabel)
knippert de ingestelde doorkookstand.
Als het aantal vermogensstanden is uitgebreid (zie hoofdstuk "Programmering") en er een tussenstand is geselecteerd, knipperen de sensortoetsen voor
en na de tussenstand.
Als u tijdens de bereidingstijd de doorkookstand wijzigt, deactiveert u de
aankookautomaat.
De aankookautomaat uitschakelen
Raak de sensortoets van de inge-
stelde doorkookstand aan of
stel een andere vermogensstand in.
DoorkookstandBereidingstijd
[min : sec]
1ca. 0:15
1.ca. 0:15
2ca. 0:15
2.ca. 0:15
3ca. 0:25
3.ca. 0:25
4ca. 0:50
4.ca. 0:50
5ca. 2:00
5.ca. 5:50
6ca. 5:50
6.ca. 2:50
7ca. 2:50
7.ca. 2:50
8ca. 2:50
8.ca. 2:50
9–
De doorkookstanden met punt zijn alleen
beschikbaar als u het aantal vermogensstanden heeft vergroot (zie "Programmering").
28
Page 29
Bediening
Booster
De kookzones zijn uitgerust met een
TwinBooster.
Met de booster kan een hoger vermogen worden geleverd om snel grote
hoeveelheden te kunnen verwarmen
(bijv. grote hoeveelheden water voor het
koken van pasta). Dit hoger vermogen
is maximaal 15 minuten actief.
U kunt de booster voor maximaal twee
kookzones tegelijk gebruiken.
Als u de booster inschakelt, terwijl
– geen vermogensstand is ingesteld,
wordt na afloop van de boostertijd of
bij het eerder uitschakelen van de
functie automatisch teruggeschakeld
naar vermogensstand 9.
– wel een vermogensstand is ingesteld,
wordt na afloop van de boostertijd of
bij het eerder uitschakelen van de
functie automatisch teruggeschakeld
naar de ingestelde vermogensstand.
Kookzones zijn in paar verbonden om
de boosterfunctie van het nodige vermogen te voorzien. Gedurende de
boostertijd wordt aan de verbonden
kookzone een deel van het vermogen
onttrokken. Dit heeft een van de volgende uitwerkingen:
– aankoken wordt uitgeschakeld
– de vermogensstand wordt verlaagd
– de verbonden kookzone wordt uitge-
schakeld.
29
Page 30
Bediening
TwinBooster inschakelen, stand 1
Plaats een pan op de gewenste kook-
zone.
Stel eventueel een vermogensstand
in.
Tip de sensortoets B aan.
Het controlelampje voor TwinBooster
stand 1 licht op.
TwinBooster inschakelen, stand 2
Plaats een pan op de gewenste kook-
zone.
Stel eventueel een vermogensstand
in.
Raak 2 keer de sensortoets B aan.
Het controlelampje voor TwinBooster
stand 2 licht op.
TwinBooster uitschakelen
Raak de sensortoets B zo vaak aan
tot de controlelampjes doven of
stel een andere vermogensstand in.
30
Page 31
Bediening
Warmhouden
De functie warmhouden is bedoeld
voor het warmhouden van gerechten
meteen na de bereiding, niet voor het
opwarmen van reeds afgekoelde gerechten.
De maximale warmhoudtijd bedraagt
2uur.
– Houd gerechten alleen in de pan
warm. Dek de pan met een deksel af.
– U hoeft de gerechten tijdens het
warmhouden niet te roeren.
– De voedingswaarde van een gerecht
neemt gedurende de bereiding af.
Tijdens het warmhouden neemt de
voedingswaarde verder af. Houd de
warmhoudtijd dan ook zo kort mogelijk.
Warmhouden activeren/deactiveren
Tip de sensortoets van de betref-
fende kookzone aan.
31
Page 32
Timer
Als u de timer wilt gebruiken, moet de
kookplaat ingeschakeld zijn.
U kunt een tijd instellen tussen 1minuut
(:) en 9uur en 59minuten (:).
Tijden tot 59 minuten stelt u in minuten
in (0:59), tijden vanaf 60 minuten in uren
en minuten. De tijden worden ingevoerd
in de volgorde "uren", "minuten" (tiental) en "minuten" (rechter cijfer).
Nadat het eerste cijfer is ingevoerd,
brandt het timerdisplay statisch. Na invoer van het tweede cijfer springt het
eerste cijfer naar links. Na invoer van
het derde cijfer springen het eerste en
tweede cijfer naar links.
U kunt de timer voor twee functies gebruiken:
– voor het instellen van een kookwek-
kertijd.
U kunt de functies tegelijk gebruiken.
Getoond wordt altijd de kortste tijd en
de sensortoets (kookwekker) of het
controlelampje van de kookzone (automatisch uitschakelen) knippert.
Als u de resttijden wilt laten weergeven
die op de achtergrond aflopen, drukt u
op de sensortoets dan wel . Als u
voor meerdere kookzones een uitschakeltijd heeft geprogrammeerd, drukt u
zo vaak op de sensortoets, totdat
het controlelampje voor de betreffende
kookzone gaat knipperen.
Kookwekker
De kookwekkertijd wordt ingesteld met
de cijferreeks van de kookzone links
(voor).
Kookwekkertijd instellen
Tip de sensortoetsaan.
De timerdisplay begint te knipperen.
Stel de gewenste tijd in.
– voor het automatisch uitschakelen
van een kookzone.
32
Kookwekkertijd wijzigen
Tip de sensortoetsaan.
Stel de gewenste tijd in.
Kookwekkertijd wissen
Druk zo lang op de sensor-
toetstotdat in het timerdisplay
:verschijnt.
Page 33
Timer
Kookzone automatisch uitschakelen
U kunt een tijd instellen waarna een
kookzone automatisch wordt uitgeschakeld. De functie kan voor alle kookzones gelijktijdig gebruikt worden.
De uitschakeltijd wordt ingesteld op
de cijferreeks van de kookzone die automatisch moet worden uitgeschakeld.
De kookzone wordt door de automatische uitschakeling (zie desbetreffende hoofdstuk) uitgeschakeld als de
geprogrammeerde tijd langer is dan de
maximaal toegestane bedrijfsduur.
Stel voor de gewenste kookzone een
vermogensstand in.
Tip de sensortoetsaan.
Het controlelampje begint te knipperen.
Stel de gewenste tijd in.
Uitschakeltijd wijzigen
Raak de sensortoets zo vaak aan
tot het controlelampje voor de gewenste kookzone knippert.
Stel de gewenste tijd in.
Uitschakeltijd wissen
Raak de sensortoets zo vaak aan
tot het controlelampje voor de gewenste kookzone knippert.
Raak de 0 op de cijferreeks aan.
Als u een uitschakeltijd voor nog een
kookzone wilt instellen, gaat u net zo
te werk als in het voorgaande is beschreven.
Als meerdere uitschakeltijden geprogrammeerd zijn, wordt de kortste resttijd weergegeven en knippert het betreffende controlelampje. De andere
controlelampjes branden statisch.
Wanneer u de op de achtergrond af-
lopende resttijden wilt weergeven,
raak dan de sensortoets zo vaak
aan tot het gewenste controlelampje
voor de gewenste kookzone knippert.
33
Page 34
Extra functies
Stop&Go
Als activering van Stop&Go wordt bij alle ingeschakelde kookzones de vermogensstand tot 1 verlaagd.
De vermogensstanden van de kookzones en de instellingen van de timer kunnen niet worden gewijzigd, de kookplaat kan enkel uitgeschakeld worden.
De kookwekker, uitschakeltijden, boostertijden en tijden voor aankookautomateit lopen verder af.
Als u de functie deactiveert, worden de
kookzones op de laatst ingestelde vermogensstand weer ingeschakeld.
Als de functie niet binnen 1 uur wordt
gedeactiveerd, wordt de kookplaat uitgeschakeld.
Activeren/deactiveren
Tip de sensortoets aan.
Recall
Als de kookplaat tijdens het gebruik per
ongeluk uitgeschakeld is, kunnen met
deze functie alle instellingen hersteld
worden. De kookplaat moet binnen
10seconden na het uitschakelen weer
worden ingeschakeld.
Schakel de kookplaat weer in.
De tevoor ingestelde vermogensstanden knipperen.
Raak meteen een van de knipperende
vermogensstanden aan.
Alle kookzones en de timer gaan verder
met de eerder gedane instellingen.
34
Page 35
Extra functies
Schoonmaakfunctie
U kunt de sensortoetsen gedurende
20 seconden vergrendelen, bijvoorbeeld om verontreinigingen te verwijderen. De sensortoets wordt niet
vergrendeld.
Activeren
Tip de sensortoetsaan.
Op de timerdisplay loopt de tijd af.
Deactiveren
Druk zo lang op de sensortoets
tot de timerdisplay dooft.
Demo-stand
Met deze functie kan de vakhandel de
kookplaat presenteren zonder dat de
verwarming wordt ingeschakeld.
Activeren/deactiveren
Schakel de kookplaat in.
Druk op een cijferreeks naar keuze te-
gelijk op de sensortoetsen 0 en 2 en
houd deze 6seconden ingedrukt.
In de timerdisplay knippert gedurende
enkele seconden afwisselend met
(demo-stand geactiveerd) of (demostand gedeactiveerd).
Gegevens kookplaat weergeven
U kunt de type-aanduiding en de softwareversie van uw kookplaat laten
weergeven. Daarbij mogen zich geen
pannen op de kookzones bevinden.
Type-aanduiding
Schakel de kookplaat in.
Raak op een cijferreeks naar keuze
de sensortoets 0 aan.
Tip tegelijk de sensortoetsen 0 en 4
aan.
Op de timerdisplay knipperen afwisselend telkens 2 cijfers:
Voorbeeld: en knipperen afwisselend = KM1234
Softwareversie
Schakel de kookplaat in.
Raak op een cijferreeks naar keuze
de sensortoets 0 aan.
Tip tegelijk de sensortoetsen 0 en 3
aan.
In de timerdisplay verschijnen cijfers:
Voorbeeld: : = softwareversie 2.00
35
Page 36
Beveiligingen
Inschakelblokkering/vergrendeling
De inschakelblokkering en de vergrendeling worden door een stroomonderbreking gedeactiveerd.
Om te vermijden dat iemand de kookplaat en de kookzones per vergissing
inschakelt of instellingen wijzigt, is uw
kookplaat uitgerust met een inschakelblokkering en een vergrendeling.
De inschakelblokkering wordt geactiveerd als de kookplaat uitgeschakeld is.
Als ze is geactiveerd, kan de kookplaat
niet worden ingeschakeld en kan de timer niet worden bediend. De ingestelde
kookwekkertijd loopt verder af. De
kookplaat is zodanig geprogrammeerd
dat de inschakelblokkering handmatig
ingeschakeld moet worden. U kunt de
instelling zo wijzigen dat de inschakelblokkering van het toestel 5 minuten na
het uitschakelen van de kookplaat automatisch plaatsvindt, wanneer het toestel niet handmatig wordt vergrendeld
(zie hoofdstuk "Programmering").
De vergrendeling wordt bij ingeschakelde kookplaat geactiveerd. Als ze is
geactiveerd, kan de kookplaat slechts
beperkt worden bediend:
– De kookzones en de kookplaat kun-
nen alleen maar worden uitgeschakeld.
– Een ingestelde kookwekkertijd kan
worden gewijzigd.
Wanneer bij geactiveerde inschakelblokkering of vergrendeling een niet
toegestane sensortoets wordt aangeraakt, verschijnt gedurende enkele seconden op de timerdisplay en klinkt
er een signaal.
Inschakelblokkering activeren
Druk 6 seconden op de sensor-
toets.
Op de timerdisplay loopt de tijd af. Als
de tijd afgelopen is, verschijnt . De
inschakelblokkering is geactiveerd.
Inschakelblokkering deactiveren
Druk 6 seconden op de sensor-
toets.
36
Op de timerdisplay verschijnt kort ,
dan loopt de tijd af. Na afloop is de vergrendeling gedeactiveerd.
Page 37
Vergrendeling activeren
Druk tegelijk op de sensortoetsen
en en houd deze 6seconden ingedrukt.
Op de timerdisplay loopt de tijd af. Als
de tijd afgelopen is, verschijnt . De
vergrendeling is geactiveerd.
Vergrendeling deactiveren
Druk tegelijk op de sensortoetsen
en en houd deze 6seconden ingedrukt.
Op de timerdisplay verschijnt kort ,
dan loopt de tijd af. Na afloop is de vergrendeling gedeactiveerd.
Beveiligingen
37
Page 38
Beveiligingen
Automatische uitschakeling
Als de sensortoetsen bedekt zijn
Wanneer één of meer toetsen langer
dan 10 seconden bedekt blijven, bijvoorbeeld door vingers, overkokend
voedsel of voorwerpen, wordt de kookplaat automatisch uitgeschakeld. Boven
de sensortoets knippert kort en er
weerklinkt kort een signaal.
Als u de voorwerpen of het vuil verwijdert, dooft en de kookplaat is opnieuw klaar voor gebruik.
Bij te lange bedrijfsduur
De automatische uitschakeling wordt
automatisch geactiveerd wanneer een
kookzone ongewoon lang wordt verwarmd. De tijdspanne hangt van de gekozen vermogensstand af. Als deze is
overschreden, wordt de kookzone uitgeschakeld en wordt de restwarmte
weergegeven. Wanneer u de kookzone
uit- en inschakelt is deze weer klaar
voor gebruik.
Het veiligheidsniveau van het toestel
staat standaard op instelling 0. U kunt
ook een hoger veiligheidsniveau kiezen met een kortere maximale bedrijfsduur (zie tabel).
Vermogensstand*
Maximale bedrijfsduur
[u:min]
Veiligheidsniveau
0**12
110:008:005:00
1.10:007:004:00
2/2.5:004:003:00
3/3.5:003:302:00
4/4.4:002:001:30
5/5.4:001:301:00
6/6.4:001:000:30
7/7.4:000:420:24
84:000:300:20
8.4:000:300:18
91:000:240:10
* De vermogensstanden met punt zijn alleen
beschikbaar als u het aantal vermogensstanden heeft vergroot (zie ook het hoofdstuk "Vermogensstand").
** Fabrieksinstelling
38
Page 39
Beveiligingen
Oververhittingsbeveiliging
Alle inductiespoelen en de koellichamen
van de elektronica zijn voorzien van een
oververhittingsbeveiliging. Voordat de
inductiespoelen of de koellichamen
oververhit raken, zorgt de oververhittingsbeveiliging voor een van de volgende reacties:
Inductiespoelen
– Een ingeschakelde booster wordt uit-
geschakeld.
– De ingestelde vermogensstand wordt
verlaagd.
– De kookzone wordt automatisch uit-
geschakeld. In het timerdisplay knipperen afwisselend en .
U kunt de kookzone gewoon weer in
gebruik nemen als de foutmelding is
verdwenen.
Koellichamen
– Een ingeschakelde booster wordt uit-
geschakeld.
De oververhittingsbeveiliging reageert
als:
– leeg kookgerei wordt verhit,
– vet of olie op een hoge vermogens-
stand wordt verhit,
– de onderkant van de kookplaat niet
voldoende geventileerd wordt,
– een hete kookzone na een stroom-
storing weer wordt ingeschakeld.
Reageert de oververhittingsbeveiliging
opnieuw nadat de oorzaak is weggenomen, neem dan contact op met MieleService.
– De ingestelde vermogensstand wordt
verlaagd.
– De kookzones worden automatisch
uitgeschakeld.
Pas als het koellichaam voldoende is afgekoeld, kunt u de betreffende kookzones weer in gebruik nemen.
39
Page 40
Programmering
U kunt de programmering van de kookplaat aanpassen aan uw persoonlijke
wensen. U kunt meerdere instellingen
na elkaar wijzigen.
Na het oproepen van de programmering
verschijnt het symbool en in het timerdisplay . Na enkele seconden
knipperen op de timerdisplay afwisselend : (programma 01) en : (code).
Programmering wijzigen
Programmering oproepen
De sensortoets bevindt zich ca.
1cm (wijsvingerbreedte) links naast de
sensortoets .
Druk bij uitgeschakelde kookplaat
tegelijk op de sensortoetsen en
. Druk zo lang totdat het symbool verschijnt en op de timerdisplay .
Programma instellen
Code instellen
Terwijl de code weergegeven wordt
(bijv. :), drukt u zo vaak op de
sensortoetstotdat het gewenste
codenummer op de display verschijnt
of druk op het betreffende cijfer op
de cijferreeks.
Instellingen opslaan
Als het programma wordt weergege-
ven (bijvoorbeeld :), drukt u zo
lang op de sensortoetstot de
weergaven uitgaan.
Instellingen niet opslaan
Als de code wordt weergegeven (bij-
voorbeeld :), drukt u zo lang op
de sensortoetstot de weergaven
uitgaan.
Bij tweecijferige programmanummers
moet eerst het tiental worden ingesteld.
Terwijl het programma weergegeven
wordt (bijv. :), drukt u zo vaak op
de sensortoetstotdat het gewenste programmanummer op de
display verschijnt of druk op het betreffende cijfer op de cijferreeks.
40
Page 41
Programmering
Programma
1)
Code
2)
Instellingen
P:01Demo-standC:00Demo-stand uit
C:01
Demo-stand aan
3)
P:03FabrieksinstellingC:00Fabrieksinstellingen niet herstellen
C:01Fabrieksinstellingen herstellen
P:04Aantal vermogensstandenC:009 vermogensstanden
4)
P:06Bevestigingssignaal bij sen-
sorbediening
C:01
C:00
17 vermogensstanden
5)
uit
C:01zacht
C:02gemiddeld
C:03hard
P:07Geluidssignaal van de timerC:00
uit
5)
C:01zacht
C:02gemiddeld
C:03hard
P:08InschakelblokkeringC:00Alleen handmatige activering van
de inschakelblokkering
C:01Automatische activering van de in-
schakelblokkering
P:09Maximale bedrijfsduurC:00Veiligheidsniveau 0
C:01Veiligheidsniveau 1
C:02Veiligheidsniveau 2
P:10Miele@home/Con@ctivityC:00niet actueel
C:01afgemeld
C:02aangemeld
P:12Reactiesnelheid van de sen-
sortoetsen
C:00langzaam
C:01normaal
C:02snel
41
Page 42
Programmering
Programma
1)
Code
2)
Instellingen
P:15Permanente panherkenningC:00Niet actief
C:01Actief
1)
Niet genoemde programma's zijn niet bezet.
2)
De standaard ingestelde code is telkens vet gedrukt.
3)
Wanneer de kookplaat wordt ingeschakeld, wordt enkele seconden weergegeven op
de timerdisplay.
4)
In de tekst en in de tabellen worden de uitgebreide vermogensstanden voor de duidelijk-
heid weergegeven met een punt achter het cijfer.
5)
De bevestigingstoon van de Aan/Uit-sensortoets kan niet worden uitgeschakeld.
42
Page 43
Reiniging en onderhoud
Pas op dat u zich niet verbrandt!
De kookzones moeten uitgeschakeld
zijn. De kookplaat moet afgekoeld
zijn.
Letselrisico!
De stoom van een stoomreiniger kan
terechtkomen op onderdelen die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor het reinigen van de
kookplaat nooit een stoomreiniger.
Alle oppervlakken kunnen verkleuren
of veranderen wanneer u ongeschikte reinigingsmiddelen gebruikt.
Alle oppervlakken zijn krasgevoelig.
Verwijder resten van reinigingsmid-
delen onmiddellijk.
Laat de kookplaat voor elke reiniging
afkoelen.
Reinig de kookplaat na elk gebruik.
Maak het toestel na elke vochtige rei-
niging weer droog om kalkresten te
voorkomen.
Ongeschikte reinigingsmiddelen
Om beschadigingen aan de oppervlakken te voorkomen, mogen de volgende
middelen niet worden gebruikt:
– afwasmiddelen.
– reinigingsmiddelen die soda, ammo-
niak, zuur of chloor bevatten,
– kalkoplossende reinigingsmiddelen,
– vlek- en roestverwijderaars,
– schurende reinigingsmiddelen, zoals
schuurpoeder, vloeibaar schuurmiddel en reinigingssteen,
– oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen,
– reinigingsmiddelen voor vaatwassers.
– grill- en ovensprays,
– glasreinigers,
– schurende harde borstels en spons-
jes (bijv. schuursponsjes), of gebruikte sponsjes die nog resten van
een schuurmiddel bevatten,
– vlekkensponsjes.
43
Page 44
Reiniging en onderhoud
Keramisch oppervlak reinigen
Beschadiging door scherpe voorwerpen!
Reinig het gebied tussen de keramische plaat en omranding of tussen
omranding en werkblad niet met
scherpe voorwerpen.
Met een afwasmiddel worden niet alle verontreinigingen en resten verwijderd.
Er ontstaat een onzichtbare film die
tot verkleuringen van het keramische
glas leidt. Deze verkleuringen kunnen
niet meer worden verwijderd.
Reinig het keramische oppervlak regelmatig met een speciaal reinigingsmiddel voor keramisch glas.
Verwijder alle grove verontreinigingen
met een vochtige doek. Vastgekoekte
verontreinigingen verwijdert u met
een glasschraper.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens met het Miele-reinigingsmiddel voor keramische platen en roestvrij staal (zie hoofdstuk "Bij te bestellen accessoires") of met een ander
geschikt reinigingsmiddel voor keramische platen. Gebruik hierbij keukenpapier of een schone doek. Breng
het reinigingsmiddel niet op hete keramsiche oppervlakken aan aangezien er vlekken kunnen ontstaan.
Neem de aanwijzingen van de fabrikant van het reinigingsmiddel in acht.
Reinigingsmiddelresten kunnen anders
inbranden en de keramische plaat
aantasten. Let erop dat u alle resten
verwijdert
Verwijder vlekken van kalkresten,
water en aluminium met het reinigingsmiddel voor keramische platen
en roestvrij staal.
Verbrandingsgevaar!
Trek ovenhandschoenen aan voordat
u resten van suiker, kunststof of aluminiumfolie met een glaskrabber van
het hete keramische oppervlak verwijdert.
Als er suiker, kunststof of alumini-
umfolie op het hete keramische op-
pervlak terechtkomt, schakel de
kookplaat dan uit.
Schraap deze stoffen onmiddellijk,
als ze dus heet zijn, met een glasschraper grondig weg.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens als het afgekoeld is zoals tevoren beschreven.
Verwijder de resten van het reini-
gingsmiddel met een vochtige doek
en droog het keramische oppervlak
vervolgens.
44
Page 45
Nuttige tips
De meeste storingen en defecten, die bij het dagelijks gebruik kunnen optreden,
kunt u zelf verhelpen. U bespaart daarmee niet alleen tijd, maar ook kosten, omdat
u Miele niet hoeft in te schakelen.
De volgende tabellen helpen u de oorzaken van een probleem te achterhalen en te
verhelpen.
ProbleemOorzaak en oplossing
De kookplaat respectievelijk de kookzones
kunnen niet worden ingeschakeld.
Bij de nieuwe kookplaat
komen geurtjes en
damp vrij.
De ingestelde vermogensstand knippert.
De kookplaat heeft geen stroom.
Controleer of de zekering in de zekeringkast is ge-
sprongen. Neem contact op met een elektricien of
met Miele-Service (minimale sterkte van de zekering zie typeplaatje).
Er is mogelijk sprake van een technische storing.
Maak het toestel ca. 1 minuut spanningsvrij. Doe
dat als volgt:
– schakel de hoofdschakelaar van de huisinstalla-
tie uit c.q. draai de desbetreffende zekering(en)
eruit of
– schakel de aardlekschakelaar uit.
Schakel daarna alles weer in. Kunt u het toestel
dan nog niet in gebruik nemen, neem dan contact
op met een elektricien of met Miele-Service.
De onderdelen van metaal worden met een onderhoudsmiddel beschermd. Als het toestel voor het
eerst in gebruik wordt genomen, ontstaan daardoor
geuren en eventueel ook damp. Ook door de verwarming van het materiaal van de inductiespoelen wordt
tijdens de eerste werkuren een geur afgegeven. Bij ieder verder gebruik wordt de geur minder en verdwijnt
uiteindelijk volledig. De geur en de eventueel optredende damp wijzen niet op een verkeerde aansluiting
of een defect en zijn ook niet schadelijk voor de gezondheid.
Op de kookzone staat geen pan of een ongeschikte
pan.
Gebruik geschikte pannen (zie "De juiste pannen").
45
Page 46
Nuttige tips
ProbleemOorzaak en oplossing
Als de kookplaat wordt
ingeschakeld of als een
sensortoets wordt bediend, verschijnt gedurende enkele seconden
op het timerdisplay.
De kookplaat is automatisch uitgeschakeld.
Bij het opnieuw inschakelen verschijnt boven
de Aan/Uit-toets een
.
Wanneer de kookplaat
wordt ingeschakeld,
verschijnt kort op de timerdisplay . De
kookzones worden niet
heet.
Een kookzone wordt
automatisch uitgeschakeld.
Een van de kookzones
of de gehele kookplaat
wordt automatisch uitgeschakeld.
De boosterstand wordt
automatisch te vroeg
uitgeschakeld.
De kookzone werkt niet
zoals u gewend bent op
de ingestelde vermogensstand.
De vermogensstand 9
wordt automatisch verlaagd als u bij de verbonden kookzone eveneens vermogensstand 9
instelt.
De inschakelblokkering of vergrendeling is geactiveerd.
Deactiveer de inschakelblokkering of vergrendeling
Eén of meerdere sensortoetsen zijn bedekt, bijv. door
vingercontact, overkokende gerechten of neergelegde
voorwerpen.
Verwijder de verontreinigingen of de voorwerpen
(zie hoofdstuk "Automatische uitschakeling").
De kookplaat bevindt zich in de demonstratiemodus.
Raak tegelijkertijd de sensortoetsen en zo lang
aan totdat op de timerdisplay afwisselend met
knippert.
De kookzone was te lang ingeschakeld.
U kunt de kookzone gewoon weer in gebruik ne-
men (zie "Automatische uitschakeling").
De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd.
Zie "Oververhittingsbeveiliging".
De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd.
Zie "Oververhittingsbeveiliging".
De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd.
Zie "Oververhittingsbeveiliging".
Bij gelijktijdig gebruik van vermogensstand 9 zou het
maximale vermogen worden overschreden.
Gebruik een andere kookzone.
46
Page 47
ProbleemOorzaak en oplossing
De inhoud van een pan
begint niet of nauwelijks te koken, terwijl de
aankookautomaat ingeschakeld is.
Na het uitschakelen van
het toestel is nog een
werkingsgeluid te horen.
De sensortoetsen reageren over- of ongevoelig.
Op de timerdisplay
knippert afwisselend met
Op het timerdisplay
knippert 1 met een cijfer (bijvoorbeeld 1-0) in
afwisseling met een 3cijferig getal.
Er worden grote hoeveelheden voedingsmiddelen verwarmd.
Kook met de hoogste vermogensstand en stel
daarna handmatig een lagere vermogensstand in.
De pan geleidt de warmte niet goed.
Gebruik andere pannen die de warmte wel goed
geleiden.
De ventilator blijft draaien tot het toestel afgekoeld is,
en schakelt dan automatisch uit.
De gevoeligheid van de sensortoetsen is veranderd.
Zorg eerst dat zon- of kunstlicht niet direct op de
kookplaat valt. De omgeving van de kookplaat
mag ook niet te donker zijn.
Verwijder al het kookgerei en reinig de kookplaat.
Zorg ervoor dat de gehele kookplaat en de sensortoetsen niet bedekt zijn.
Onderbreek de stroomvoorziening van de kook-
plaat gedurende ca. 1 minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neem dan contact op met Miele-Service.
De kookplaat is verkeerd aangesloten.
Haal de elektrische spanning van de kookplaat.
Neem contact op met Miele. De kookplaat moet
volgens het aansluitschema worden aangesloten.
Storing kookzone
Onderbreek de stroomvoorziening van de kook-
plaat gedurende ca. 1 minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neem dan contact op met Miele-Service.
Nuttige tips
47
Page 48
Nuttige tips
ProbleemOorzaak en oplossing
Op het timerdisplay
knipperen afwisselend
en cijfers.
De oververhittingsbeveiliging heeft gereageerd.
Zie "Oververhittingsbeveiliging".
, of
De ventilator is geblokkeerd of defect.
Controleer of de ventilator geblokkeerd is door een
voorwerp, bijv. een vork, en verwijder dat voorwerp.
Als de foutmelding opnieuw wordt weergegeven,
neem dan contact op met Miele-Service.
en andere cijfers
Er heeft zich een storing voorgedaan in de elektronica.
Onderbreek de stroomvoorziening van de kook-
plaat gedurende ca. 1 minuut.
Als het probleem na het herstellen van de stroom-
voorziening nog niet is verholpen, neem dan contact op met Miele-Service.
48
Page 49
Bij te bestellen accessoires
Speciaal voor uw toestellen levert Miele
een uitgebreid assortiment aan toebehoren, alsmede reinigings- en onderhoudsmiddelen.
U kunt deze producten heel eenvoudig
via de Miele-webshop bestellen:
De producten zijn ook verkrijgbaar bij
Miele-Service (zie einde van deze gebruiksaanwijzing) en bij uw Miele-handelaar.
Kook-/braadpannen
Bij Miele kunt u kiezen uit een groot
aantal kook- en braadpannen. De pannen sluiten qua functie en afmetingen
perfect aan op de Miele-apparatuur.
Meer informatie over de afzonderlijke
producten vindt u op de Miele-website.
– Pannen in diverse afmetingen
– Sauté-pan met deksel
– Pan met anti-aanbaklaag
– Wokpan
Reinigings- en onderhoudsmiddelen
Reinigingsmiddel voor keramische
platen en roestvrij staal 250 ml
Voor het verwijderen van verontreinigingen, kalk- en aluminiumvlekken
Microvezeldoekje
Voor het verwijderen van vingerafdrukken en lichte verontreinigingen
– Braadpan
49
Page 50
Miele@home / Con@ctivity
Kookplaat aanmelden
Als u de kookplaat bij Miele@home wilt
aanmelden, bereid dan eerst het aanmeldingsproces op het weergavetoestel
voor.
Wilt u de kookplaat bij Con@ctivity
aanmelden, dan moet u eerst de afzuigkap aanmelden.
Druk bij uitgeschakelde kookplaat
tegelijk op de sensortoetsen en
. Druk zo lang totdat het symbool
verschijnt en op de timerdisplay
.
Na enkele seconden knipperen op de timerdisplay afwisselend :(programma 01) en :(code).
Terwijl :op het display te zien is,
drukt u zo vaak op de sensortoets
totdat op het display :(pro-
gramma P:10) verschijnt.
Terwijl :op het display te zien is,
drukt u zo vaak op de sensortoets
totdat op het display :ver-
schijnt.
De aanmeldprocedure start en op het
display verschijnt een "lopend balkje".
Het aanmelden duurt een paar minuten.
Zodra dit beëndigd is, licht in de display
:op.
Als de aanmelding mislukt is, herhaalt
u de procedure.
Om de instelling op te slaan drukt u -
terwijl :op het display te zien is zo lang op de sensortoets totdat
de weergaven doven.
Beëindig de aanmelding op de damp-
kap/het weergavetoestel (zie de desbetreffende aanwijzingen).
50
Page 51
Kookplaat afmelden
Wanneer u de kookplaat bij
Miele@home wilt afmelden, bereid dan
eerst het afmeldingsproces op het
weergavetoestel voor.
Druk bij uitgeschakelde kookplaat
tegelijk op de sensortoetsen en
. Druk zo lang totdat het symbool verschijnt en op de timerdisplay .
Na enkele seconden knipperen op de timerdisplay afwisselend :(programma 01) en :(code).
Terwijl :op het display te zien is,
drukt u zo vaak op de sensortoetstotdat op het display:(programma P:10) verschijnt.
Miele@home / Con@ctivity
Terwijl :op het display te zien is,
drukt u zo vaak op de sensortoetstotdat op het display:verschijnt.
De afmeldprocedure start en op het display verschijnt een "lopend balkje". Het
afmelden duurt een paar minuten. Zodra dit beëndigd is, licht in de display
: op.
Als de afmelding mislukt is, herhaalt u
de procedure.
Om de instelling op te slaan drukt u -
terwijl :op het display te zien is zo lang op de sensortoetstotdat
de weergaven doven.
51
Page 52
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen
De kookplaat mag alleen door een gekwalificeerde vakman worden inge-
bouwd en door een elektricien op het elektriciteitsnet worden aangesloten.
Om schade aan de kookplaat te voorkomen mag deze pas na de montage van
de bovenkasten en de dampkap worden ingebouwd.
De lijsten en randen van het werkblad moeten met een hittebe-
stendige lijm (100°C) zijn bevestigd, zodat ze niet loslaten of vervormen. Ook de wandafdichtstrip moet hittebestendig zijn.
De kookplaat mag niet boven koelapparatuur, afwas-, was- en
droogautomaten worden ingebouwd.
Deze kookplaat mag alleen boven fornuizen en ovens met wasem-
koeling worden ingebouwd.
Zorg ervoor dat na de inbouw van de kookplaat de aansluitkabel
niet kan worden aangeraakt.
De aansluitkabel mag na de inbouw van de kookplaat niet in aan-
raking komen met beweegbare delen van de keukenelementen (bijv.
een lade) en ze mag ook niet worden blootgesteld aan mechanische
belastingen.
Neem de veiligheidsafstanden genoemd op de volgende pagina's
in acht.
Alle maten zijn in mm aangegeven.
52
Page 53
Veiligheidsafstand boven de
kookplaat
Tussen de kookplaat en een erboven
gemonteerde dampkap dient u de veiligheidsafstand aan te houden die de
fabrikant van de dampkap aangeeft.
Ook als zich boven de kookplaat licht
ontvlambare materialen bevinden (zoals
een keukenplank), moet u de afstand
minstens 600mm bedragen.
Veiligheidsafstanden
Als voor verschillende toestellen verschillende veiligheidsafstanden worden genoemd voor plaatsing onder
een dampkap, kies dan altijd de
grootste afstand.
53
Page 54
Veiligheidsafstanden
Veiligheidsafstand achterkant/
zijkant
Bij voorkeur moet de kookplaat met
veel plaats aan de rechter- en linkerkant
ingebouwd worden.
Aan de achterzijde van de kookplaat
moet tegenover een hoge kastwand of
muur de onderstaande minimale afstand aangehouden worden.
Aan een zijde van de kookplaat (rechts
of links) moet tegenover een hoge kastwand of muur de onderstaande minimale afstand , aangehouden worden, aan de tegenoverliggende zijde
een minimale afstand van 300mm.
Minimumafstand achteraan van de
werkbladuitsparing tot de achterkant
van het werkblad:
50mm
Niet toegestaan!
Aan te bevelen!
Minimumafstand rechts van de
werkbladuitsparing tot een nevenstaand
meubelstuk (bijv. hoge kast) of een
wand:
50mm.
Minimumafstand links van de werk-
bladuitsparing tot een nevenstaand
meubelstuk (bijv. hoge kast) of een
wand:
50mm.
54
Niet aan te bevelen!
Niet aan te bevelen!
Page 55
Veiligheidsafstanden
Minimale afstand onderkant
Om de ventilatie van het toestel te kunnen waarborgen, moet onder het toestel
een minimale afstand worden aangehouden ten opzichte van een oven, tussenbodem of lade.
De minimale afstand vanaf de onderkant van het toestel tot de
– bovenkant oven moet 15mm bedra-
gen.
– bovenkant tussenbodem moet
15mm bedragen.
– bodem lade moet 75mm bedragen.
Tussenbodem
Een tussenbodem onder de kookplaat
is niet noodzakelijk, maar wel toegestaan.
Voor de aansluitkabel moet aan de achterkant een spleet van 10 mm worden
aangehouden. Voor een betere ventilatie van de kookplaat adviseren wij een
spleet van 20 mm.
55
Page 56
Veiligheidsafstanden
Veiligheidsafstand bij een beklede nis
Als er sprake is van een nisbekleding dient er een minimale afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de bekleding te worden aangehouden. Bij te hoge temperaturen kunnen materialen beschadigd raken.
Is de bekleding van brandbaar materiaal (zoals hout), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de nisbekleding minimaal 50 mm zijn.
Is de bekleding van niet brandbaar materiaal (zoals metaal, natuursteen en keramische tegels), dan moet de afstand tussen de uitsparing in het werkblad en de
nisbekleding minimaal 50 mm min de dikte van de bekleding zijn.
Als de nisbekleding bijvoorbeeld 15 mm dik is, moet de minimale afstand
50 mm -15 mm = 35 mm zijn.
Kookplaten zonder randlijstKookplaten met randlijst / facetrand
a
Wand
b
Nisbekleding maat x = dikte van de nisbekleding
c
Werkblad
d
Uitsparing in het werkblad
e
Minimale afstand bij
brandbare materialen 50mm
niet brandbare materialen 50mm - maat x
56
Page 57
Aanwijzingen voor het inbouwen
Opliggende inbouw
Afdichting tussen kookplaat en werkblad
Als u een voegenkit gebruikt tussen
de kookplaat en het werkblad, kunnen het toestel en het werkblad beschadigd raken, als de kookplaat
voor werkzaamheden moet worden
verwijderd. Gebruik daarom geen
voegenkit tussen de kookplaat en
het werkblad.
De dichting onder de rand van het
toestel is toereikend als afdichting
tussen toestel en werkblad.
Werkblad met tegels
De voegen en het gearceerde gebied
onder het draagvlak van de kookplaat
moeten glad en effen zijn. De kookplaat
moet gelijkmatig steun vinden en de afdichting onder de rand van het toestelbovendeel met het werkblad moet zijn
gegarandeerd.
57
Page 58
Aanwijzingen voor het inbouwen
Vlakke inbouw
Een vlakke inbouw is enkel mogelijk in
natuursteen - (graniet, marmer), massief hout en werbladen met tegels. In
het hoofdstuk "Inbouwmaten" met een
overeenkomstige aanwijzig aangeduide kookplaten zijn ook geschikt
voor inbouw in glazen bladen. Als uw
werkblad van een ander materiaal is
gemaakt, neem dan contact op met
de fabrikant om na te vragen of het
geschikt is voor vlakke inbouw.
Het onderkastje moet minimaal even
breed zijn als de binnenste uitsparing
in het aanrechtblad (zie hoofdstuk "Inbouwmaten"), zodat de kookplaat na
inbouw van onderen nog goed bereikbaar is en het onderkastje voor onderhoud verwijderd kan worden. Als de
kookplaat na de inbouw niet langs onder vrij toegankelijk is, moet de voegkit verwijderd worden zodat de kookplaat gedemonteerd kan worden.
De kookplaat wordt
– rechtstreeks in een correct voorbe-
reid natuurstenen werkblad geplaatst,
– in massief-houten, betegelde werk-
bladen en in glazen werkblad met
houten lijsten bevestigd. Deze lijsten
worden niet bij het toestel geleverd.
58
Page 59
Inbouwmaten - opliggend
a
vooraan
b
Aansluitkast met aansluitkabel, L=1440mm
Aansluitkabel los bijgevoegd
Als de kookplaat in combinatie met een CS7xxx en/of CSDA7xxx SmartLine-element wordt ingebouwd, houdt u dan rekening met de aanwijzingen voor de werkbladuitsparing in de gebruiks- en montagehandleidingen van de SmartLine-elementen.
59
Page 60
Inbouwmaten - vlak
a
vooraan
b
Aansluitkast met aansluitkabel, L=1440mm
Aansluitkabel los bijgevoegd
c
Getrapte freesrand bij werkblad van natuursteen
d
Houten lijst 12mm (niet bijgeleverd)
Als de kookplaat in combinatie met een CS7xxx en/of CSDA7xxx SmartLine-element wordt ingebouwd, houdt u dan rekening met de aanwijzingen voor de werkbladuitsparing in de gebruiks- en montagehandleidingen van de SmartLine-elementen.
60
Page 61
Inbouwen
Opliggende inbouw
Maak de uitsparing in het werkblad.
Let op de veiligheidsafstanden (zie
hoofdstuk "Veiligheidsafstanden").
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afgewerkt om te voorkomen dat het werkblad door vocht wordt aangetast. Het
dichtingsmateriaal moet temperatuurbestendig zijn.
De producten mogen niet op het
werkblad terechtkomen.
Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van de kookplaat. Breng
de afdichttape niet onder spanning
aan.
Sluit de aansluitkabel volgens het
schema op de kookplaat aan (zie
'Elektrische aansluiting–aansluitschema').
Als de afdichting bij de hoeken niet
goed op het werkblad aansluit, kan de
hoekradius van het werkblad (≤ R4)
voorzichtig met een decoupeerzaag
worden nabewerkt.
Sluit de kookplaat aan op het elektri-
citeitsnet.
Controleer de werking van de kook-
plaat.
De aansluitkabel mag alleen door
een elektricien op de kookplaat worden aangesloten.
Leid de aansluitkabel van de kook-
plaat door de uitsparing naar beneden.
Zet de kookplaat midden in de uit-
sparing. Let erop dat de afdichting op
het werkblad rust, zodat de afdichting
met het werkblad gewaarborgd is.
Dicht het kookvlak niet nog eens extra af met voegafdichtingsmiddel
(bijv. siliconen).
61
Page 62
Inbouwen
Vlakke inbouw
Maak de uitsparing in het werkblad.
Let op de veiligheidsafstanden (zie
hoofdstuk "Veiligheidsafstanden").
Werkbladen van massief hout/bete-
gelde werkbladen/werkbladen van
glas:
bevestig de houten lijsten 5,5mm onder de bovenkant van het werkblad
(zie afbeelding hoofdstuk "Inbouwmaten - vlak").
Sluit de aansluitkabel volgens het
schema op de kookplaat aan (zie
'Elektrische aansluiting–aansluitschema').
De aansluitkabel mag alleen door
een elektricien op de kookplaat worden aangesloten.
Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van de kookplaat. Breng
de afdichttape niet onder spanning
aan.
Vul de voeg tussen kookplaat en
werkblad met een geschikte, hittebestendige siliconen-voegenkit (minimaal 160°C).
Een ongeschikte voegenkit kan natuursteen beschadigen.
Gebruik voor natuursteen en tegels
van natuursteen uitsluitend een voor
natuursteen geschikte siliconenkit.
Neem de aanwijzingen van de fabrikant in acht.
Leid de aansluitkabel van de kook-
plaat door de uitsparing naar beneden.
Plaats de kookplaat in de uitsparing
en centreer deze.
De voeg tussen de keramische plaat
en het werkblad moet minstens 2mm
breed zijn. Deze is noodzakelijk om de
kookplaat af te dichten.
Sluit de kookplaat aan op het elektri-
citeitsnet.
Controleer de werking van de kook-
plaat.
62
Page 63
Elektrische aansluiting
Letselrisico!
Door ondeskundige installatie- en
onderhoudswerkzaamheden of reparaties kunnen zeer gevaarlijke situaties voor de gebruiker ontstaan
waarvoor Miele geen aansprakelijkheid aanvaardt.
Miele kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade die een gevolg is van ondeskundige installatieen onderhoudswerkzaamheden of
reparaties. Evenmin is Miele aansprakelijk voor (de gevolgen van) ontbrekende of onderbroken aarding (bijv.
elektrische schok).
De kookplaat mag uitsluitend door
een elektricien worden aangesloten.
Hij kent de voorschriften die van toepassing zijn en houdt zich daar strikt
aan.
Na het inbouwen moet zijn gewaarborgd dat onder spanning staande
delen niet kunnen worden aangeraakt.
Aansluitwaarde
Zie typeplaatje
Aansluitgegevens
De aansluitwaarden vindt u op het typeplaatje. Deze gegevens moeten met de
aansluitgegevens van het net overeenkomen.
Voor de aansluitmogelijkheden zie het
aansluitschema.
Aardlekschakelaar
Voor extra veiligheid wordt in de EUvoorschriften en -richtlijnen voor België
geadviseerd om de huisinstallatie van
een aardlekschakelaar te voorzien (30
mA).
Scheidingssysteem
Het toestel moet via een schakelaar met
alle polen van de netspanning kunnen
worden losgekoppeld. De contactopening in uitgeschakelde toestand moet
ten minste 3 mm bedragen! Geschikte
schakelaars zijn overbelastings- en
aardlekschakelaars.
63
Page 64
Elektrische aansluiting
Spanningsvrij maken
Lichamelijk letsel door elek-
trische schok!
Zorg dat de netspanning niet per on-
geluk weer kan worden ingeschakeld.
Moet het toestel spanningsvrij worden
gemaakt, ga dan, afhankelijk van de situatie, als volgt te werk:
Zekeringen
Draai de zekering los en haal deze uit
de houder.
Zekeringsautomaat
Druk op de testknop (rood) totdat de
middelste knop (zwart) eruitspringt.
Inbouwzekeringsautomaat
(Zelfuitschakelaar, min. type B of C!):
tuimelschakelaar van 1 (Aan) op
0(Uit) zetten.
Aardlekschakelaar
Zet de hoofdschakelaar van 1 (Aan)
op 0 (Uit) of druk op de testknop.
Aansluitsnoer
De kookplaat moet met een kabel van
het type H 05 VV-F (PVC-isolatie) volgens het aansluitschema worden aangesloten. De kabel moet voldoende
doorsnede hebben.
Voor de aansluitmogelijkheden zie het
aansluitschema.
De toegestane aansluitspanning en bijbehorende waarden voor uw kookplaat
vindt u op het typeplaatje.
Vervangen van de aansluitkabel
Lichamelijk letsel door elek-
trische schok!
De aansluiting mag alleen door een
elektricien worden vervangen.
De aansluitkabel mag alleen door een
speciale kabel van het type H 05 VV-F
(PVC-isolatie) worden vervangen. Een
dergelijke kabel is verkrijgbaar bij MieleService.
64
Page 65
Aansluitschema
L1
200-240 V~
200-240 V~
200-240 V~
ab
cde
-
L2L3N
-
L2
b
L1
acdNe
(L3)
200-240 V~
200-240 V~
aL1bcdNe
-
(L2)
200-240 V~
Elektrische aansluiting
65
Page 66
Klantendienst
Contact bij storingen
Voor storingen die u niet zelf kunt verhelpen, waarschuwt u uw Miele-vakhandelaar
of Miele.
Het telefoonnummer van Miele vindt u achter in dit document.
Voor een goede en vlotte afhandeling moet de afdeling Miele-Service weten welk
type toestel u heeft en welk fabricagenummer het heeft. Beide gegevens vindt u
op het typeplaatje.
Typeplaatje:
Plak hier het bijgaande typeplaatje. Controleer of het type toestel overeenkomt met
het type dat op de achterkant van dit document staat.
Garantie
De garantietermijn voor dit toestel bedraagt 2 jaar.
Voor meer informatie zie de bijgevoegde garantievoorwaarden.
66
Page 67
Productgegevensbladen
Hieronder zijn de gegevensbladen bijgevoegd van de in deze gebruiks- en montagehandleiding beschreven modellen.
Informatie over huishoudelijke elektrische kookplaten
volgens verordening (EU) Nr. 66/2014
MIELE
Identificatie van het modelKM 6329
Aantal kookzones en/of -gebieden4
Voor cirkelvormige kookzones of -gebieden: diameter van de nuttige kookoppervlakte per kookzone
Voor niet-cirkelvormige kookzones of -gebieden:
lengte en breedte van de nuttige kookoppervlakte
per kookzone L/W
Energieverbruik per kookzone of -gebied, berekend per kg (EC
elektrisch koken
)
1. = 230x390 mm
2. = 230x390 mm
3. =
4. =
5. =
6. =
1. = 184,9 Wh/kg
2. = 184,9 Wh/kg
Energieverbruik van de kookplaat, berekend per
kg (EC
elektrische kookplaat
)
184,9 Wh/kg
67
Page 68
Verklaring van overeenstemming
Hiermee verklaart Miele dat de toestellen die op de omslag van deze gebruiksaanwijzing worden vermeld, voldoen aan de basiseisen en de andere
relevante voorschriften die in richtlijn
1999/5/EG worden genoemd.
Een volledige verklaring van overeenstemming is verkrijgbaar via het adres
dat u vindt op de rugzijde van deze gebruiksaanwijzing.
68
Page 69
Page 70
Page 71
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480
1730 Mollem (Asse)
E-mail: info@miele.be
Internet: www.miele.be
Duitsland
Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29
33332 Gütersloh
Page 72
KM6329
M.-Nr. 10 765 990 / 01nl-BE
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.