Beste klant,
Leica dankt u voor de aanschaf van de LeicaSL en feliciteert u met
deze beslissing. U hebt met deze unieke digitale 35 mm
systeemcamera een uitstekende keuze gemaakt.
Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw
nieuwe Leica SL. Om de mogelijkheden van deze camera volledig
te kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze handleiding te
lezen.
Leica Camera AG
Voorwoord/leveringsomvang
Betekenis van de verschillende soorten informatie in
deze handleiding
Aanwijzing:
Bijkomende informatie
Belangrijk:
Niet-naleving kan leiden tot schade aan de camera,
accessoires of opnamen.
LEVERINGSOMVANG
Voordat u uw Leica SL in gebruik neemt, controleert u de
meegeleverde onderdelen op volledigheid.
a. Professionele draagriem
b. Camera bajonetdeksel
c. Lithium-ionen accu Leica BP-SCL4
d. Oplaadapparaat Leica BC-SCL4, inclusief netsnoer (EU, US)
e. USB 3.0 micro-B-kabel
f. Lens/display reinigingsdoek
g. Afdekking voor contactstrip in basisplaat
h. Leica SL app (voor afstandsbediening en overdracht van
opnamen met tablet of smartphone, gratis te downloaden bij
®
Apple
App-Store®/ Google® Play Store®)
i. Leica Image Shuttle (software voor afstandsbediening met een
computer, gratis te downloaden)
Let op:
Sla kleine delen (zoals de afdekking voor de contactstrip in
basisplaat) als volgt op:
• Buiten bereik van kinderen (inslikken kan tot verstikking leiden!)
• op een plaats waar ze niet verloren gaan, bijvoorbeeld op de
hiertoe voorziene plaatsen van de cameraverpakking.
146
Let op:
Niet-naleving kan leiden tot persoonlijk letsel.
Onder voorbehoud van wijzigingen in het ontwerpen en vervaardigen.
TOEBEHOREN
Details over het omvangrijke assortiment aan toebehoren voor uw
Leica SL vindt u op de startpagina van Leica Camera AG:
www.leica-camera.com
Belangrijk:
Uitsluitend de in deze handleiding genoemde en beschreven en/of
de door Leica Camera AG genoemde en beschreven accessoires
met de Leica SL worden gebruikt.
VERVANGINGENBestelnr.
Camera bajonetdeksel ........................................................16060
Camera draagriem professioneel, Cordura ...........................16037
Accu oplaadapparaat BC-SCL4 (inclusief netsnoer US
[423-116.001-020] en EU [423-116.001-005],
anderen afhankelijk van de lokale markt) ............................. 16065
USB 3.0 micro-B kabel, 3 m (ca. 10’) ...................................16071
Afdekking voor contactstrip in basisplaat............470-601.001-014
De symbolen op dit product (ook de accessoires) hebben de
volgende betekenis:
Wisselspanning
Gelijkspanning
Apparatuur van de klasse II
(het product is dubbel geïsoleerd gebouwd)
AANWIJZINGEN
• Omdat bij digitale camera’s zeer veel functies elektronisch
worden gestuurd, kunnen enkele verbeteringen en uitbreidingen
van functies naderhand in de camera worden geïnstalleerd.
• Om deze reden biedt Leica zogenaamde firmware-updates aan.
De camera's zijn af fabriek altijd uitgerust met de nieuwste
firmware. Maar u kunt de nieuwe firmware ook zelf van onze
startpagina downloaden en naar uw camera overdragen: Als u
zich als eigenaar op de Leica Camera homepage registreert, dan
wordt u via de nieuwsbrief van de beschikbaarheid van een
firmware-update op de hoogte gesteld. Verdere informatie
omtrent de registratie en de firmware-updates van uw camera,
evenals eventuele wijzigingen en toevoegingen bij de uitleg in de
instructies vindt u in het 'Klantgedeelte' onder: https://owners.
leica-camera.com
• De gegevens in deze handleiding hebben betrekking op
firmwareversie 2.0. Handleidingen en toelichtingen op basis van
andere firmwareversies vindt u eveneens in het 'Klantgedeelte'.
• Met welke firmwareversie uw camera is uitgerust (zie ook pagina
168 - 173, 121), kunt u als volgt vaststellen:
1. In de menusectie
2. in het submenu
• Om specifieke goedkeuringen voor dit product te vinden:
1. In de menusectie
2. in het submenu
• De productiedatum van uw camera vindt u op de stickers in de
garantiekaart ofwel op de verpakking. De datumnotatie is: jaar/
maand/dag
Tukaj, “Leica CameraAG” izjavlja, da je ta izdelek v skladu z bistvenimi zahtevami in drugimi ustreznimi določbami Direktive 2014/53/EU.Stranke si lahko izvod izvirne DoC za naše R&TTE izdelke prenesejo iz našega
DoC strežnika:
www.cert.leica-camera.comV primeru dodatnih vprašanj se obrnite na:Leica CameraAG, Am Leitz-Park 5, 35578 Wetzlar, Nemčija
Ta izdelek je namenjen široki potrošnji. (kategorija 3)Ta izdelek je namenjen za povezavo z dostopno točko 2,4 GHz WLAN.
Samsvarserklæring (DoC)
Herved erklærer “Leica CameraAG” at dette produktet er i samsvar med de vesentlige kravene og andre relevante retningslinjer i direktiv 2014/53/EU.Kunder kan laste ned en kopi av den originale samsvarserklæringen for våre R&TTE-produkter fra vår DoC server. www.cert.leica-camera.comHvis du har ytterligere spørsmål, ta kontakt med:Leica CameraAG, Am Leitz-Park 5, 35578 Wetzlar, Tyskland
Dette produktet er beregnet for vanlige forbrukere. (Kategori 3)Dette produktet er beregnet for tilkobling til tilgangspunkt 2,4 GHz WLAN.
Declaraţie de Conformitate (DoC)
Prin prezenta, “Leica CameraAG” declară că acest produs respectă cerinţele esenţiale şi alte prevederi relevante ale Directivei 2014/53/EU.Clienţii pot descărca o copie a DoC originale, pentru produsele R&TTE, de pe serverul nostru DoC:www.cert.leica-camera.comDacă mai aveţi întrebări, vă rugăm să vă adresaţi:Leica CameraAG, Am Leitz-Park 5, 35578 Wetzlar, Germania
Acest produs este proiectat pentru clienţii generali. (Categoria 3)Acest produs a fost conceput cu scopul de a se conecta la un punct de acces de 2,4 GHz WLAN.
Hrvatski
Izjava o sukladnosti (DoC)
Ovim tvrtka “Leica CameraAG” izjavljuje da je ovaj proizvod sukladan osnovnim zahtjevima i drugim primjenjivim odredbama Direktive 2014/53/EU.Potrošači mogu preuzeti primjerak originalne izjave o sukladnosti (DoC) za naše proizvode koji spadaju u radio i telekomunikacijsku terminalsku opremu (R&TTE)
s našeg poslužitelja za izjave o sukladnosti (DoC):
www.cert.leica-camera.comAko budete imali još pitanja, kontaktirajte:Leica CameraAG, Am Leitz-Park 5, 35578 Wetzlar, Njemačka
Ovaj je proizvod namijenjen za opću uporabu. (Kategorija 3)Ovaj se proizvod povezuje na pristupne točke bežične mreže WLAN od 2,4 GHz.
Türkçe
Uygunluk Beyanı (DoC)
Dikjarazzjoni tal-Konformità (DoC)
“Leica Camera AG” qed tiddikjara li dan il-prodott jikkonforma mar-rekwiiti essenzjali u d-dispoiżizzjonijiet l-oħra relevanti tad-Direttiva 2014/53/EU. Il-klijenti jistg
ħu jniżżlu kopja tad-DoC oriġinali dwar il-prodotti R&TTE minn fuq is-server tad-DoC tagħna: www.cert.leica-camera.comF’każ ta’ mistoqsijiet addizzjonali, jekk jogħġbok ikkuntattja lil:Leica Camera AG, Am Leitz-Park 5, 35578 Wetzlar, Il-Ġermanja
Dan il-prodott huwa maħsub għall-klijenti ġenerali. (Kategorija 3)Dan il-prodott huwa intiż biex taqbad ma’ punt ta’ aċċess 2,4 GHz WLAN.
Letzebuergesch
Deklaratioun iwwert d’Konformitéit (DoC)
“Leica Camera AG” deklaréiert heimat, datt dëse Produit den Haaptcritèren an aner wichtege Konditiounen vun der europäescher Directive 2014/53/EU entsprécht.De Client kann eng Copie vun der originaler DoC R&TTE (Radio and Telecommunications Terminal Equipment) vun eisem DoC Server eroflueden:www.cert.leica-camera.comWann Dir weider Froen hutt, kontaktéiert w.e.g.:Leica Camera AG, Am Leitz-Park 5, 35578 Wetzlar, Däitschland
Dëse Produit ass fir den allgemenge Konsument geduecht. (Kategorie 3)Dëse Produit ass konzipéiert fir mat engem Access Point vun 2,4 GHz WLAN verbonnen ze ginn.
“Leica Camera AG” işbu belge ile bu ürünün 2014/53/EUsayılı Direktif’in temelgereklerine ve diğer ilgili hükümlerine uygun olduğunu beyan etmektedir.Müşterilerimiz R&TTE ürünlerimizle ilgili orijinal DoC belgesinin bir kopyasınıDoC sunucumuzdan indirebilir:www.cert.leica-camera.comİlave sorularınız için lütfen şu adrese başvurun:Leica Camera AG, Am Leitz-Park 5, 35578 Wetzlar, Almanya
CE OPMERKING
De CE-markering van onze producten geeft aan dat de basiseisen
van de geldende EU-richtlijnen worden nageleefd.
NL
Inhoudsopgave
Verklaring van Conformiteit (DoC)
Hiermee verklaart “Leica Camera AG” dat dit product in overeenstemming is met
de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van Richtlijn 2014/53/EU.
Klanten kunnen een kopie van het originele DoC m.b.t. onze R&TTE-producten
van onze DoC-server downloaden:
www.cert.leica-camera.com
Neem in geval van verdere vragen contact op met:
Leica Camera AG, Am Leitz-Park 5, 35578 Wetzlar, Duitsland
Dit product is voor de algemene consument bedoeld. (Categorie 3)
Dit product is speciaal bedoeld om aangesloten te worden op een toegangspunt
van 2,4 GHz WLAN.
151
NL
WAARSCHUWINGEN
• Moderne elektronische onderdelen reageren gevoelig op
elektrostatische ontlading. Omdat mensen bijv. bij het lopen
over synthetisch tapijt zonder moeite een lading van
tienduizenden Volt kunnen ontwikkelen, kan het bij aanraking
van uw camera tot een ontlading komen, vooral als deze op een
gemakkelijk geleidende ondergrond ligt. Wanneer het alleen de
camerabehuizing betreft, is deze ontlading voor de elektronica
absoluut ongevaarlijk.
De naar buiten gebrachte contacten, zoals die aan de onderkant
van de camera, moeten echter, ondanks extra ingebouwde
veiligheidsschakelingen, veiligheidshalve zo mogelijk niet worden
Opmerkingen over regelgeving
aangeraakt.
• Gebruik voor het schoonmaken van de contacten geen
optiek-microvezeldoek (synthetisch), maar een katoenen of
linnen doek! Wanneer u van tevoren bewust een
verwarmingsbuis of waterleiding (geleidend, met 'aarde'
verbonden materiaal) aanraakt, zal een eventuele
elektrostatische lading veilig worden ontladen. Vermijd vervuiling
en oxidatie van de contacten, ook door uw camera altijd met
een lens of bajonetdeksel op de camera droog op te bergen.
• Gebruik uitsluitend aanbevolen accessoires om zodoende
storingen, kortsluitingen of elektrische schokken te vermijden.
• Probeer nooit onderdelen van de body (afdekkingen) te
verwijderen; vakkundige reparaties kunnen alleen door een
erkend servicepunt worden uitgevoerd.
JURIDISCHE OPMERKINGEN
• Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht. Het kopiëren en
publiceren van zelf reeds ontvangen media, zoals banden, cd's,
of door anderen uitgegeven of toegezonden materiaal kan het
auteursrecht schenden. Dit geldt ook voor alle meegeleverde
software.
• Dit product bevat open source-software, die wordt
gedistribueerd in de hoop dat deze nuttig zal zijn, maar zonder
enige garantie, ofwel zelfs zonder de impliciete garantie van
verhandelbaarheid of geschiktheid van de software voor een
bepaald doel. De gedetailleerde voorwaarden hierover vindt u als
volgt:
1. In de menusectie
2. in het submenu
• Dit product is onderdeel van de AVC patent portfolio licentie
voor het persoonlijk en niet-commercieel gebruik door een
eindgebruiker (i) voor een codering volgens de AVC norm ('AVC
Video') en/of (ii) een decodering van een AVC Video die volgens
de AVC norm door een eindverbruiker in het kader van een
persoonlijke en niet-commerciële activiteit werd gecodeerd en/
of die op zijn beurt een licentie heeft aangeschaft om AVC
Video's aan te bieden. Voor alle andere toepassingen zijn er
noch expliciet noch impliciet licenties verleend. Meer informatie
kan van MPEG LA, LLC worden verkregen (zie http://www.
mpegla.com).
• SD, SDHC, en SDXC zijn handelsmerken van SD-3C, LLC.
• USB is een handelsmerk van USB Implementers Forum, Inc..
• HDMI (High Definition Multimedia Interface) is een handelsmerk
of een gedeponeerd handelsmerk van HDMI Licensing LLC in de
Verenigde Staten en andere landen.
SETUP, selecteer Camera Information,
License Information.
152
• Adobe is een handelsmerk of een gedeponeerd handelsmerk van
Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of
andere landen.
• Mac is een handelsmerk van Apple Inc., geregistreerd in de VS
en andere landen.
• App Store is een servicemerk van Apple Inc.
• Windows is of een gedeponeerd handelsmerk of een
handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten
en/of andere landen.
• Android en Google Play zijn handelsmerken of geregistreerde
handelsmerken van Google Inc.
• QR-Code is een gedeponeerd handelsmerk van DENSO WAVE
INCORPORATED.
• Andere namen van systemen en producten die zijn vermeld in
deze instructies zijn meestal de geregistreerde handelsmerken
of handelsmerken van de fabrikanten die het systeem of product
hebben ontwikkeld.
MILIEUVRIENDELIJK AFVOEREN
VAN ELEKTRISCHE EN
ELEKTRONISCHE APPARATUUR
(Geldt voor de EU en overige Europese landen met
gescheiden inzameling.)
Dit apparaat bevat elektrische en/of elektronische onderdelen en
mag daarom niet met het gangbare huisvuil worden meegegeven!
In plaats daarvan moet het voor recycling op door de gemeenten
beschikbaar gestelde inzamelpunten worden afgegeven. Dit is voor
u gratis.
Als het toestel zelf verwisselbare accu's of batterijen bevat, moeten
deze vooraf worden verwijderd en evt. volgens de voorschriften
milieuvriendelijk worden afgevoerd. Uw gemeente of
afvalverwerkingsinstantie, of de winkel waar u dit toestel hebt
gekocht, kan u nadere informatie over dit onderwerp geven.
NL
Milieuvriendelijk afvoeren van elektrische en elektronische apparatuur
153
NL
AANDUIDING VAN DE ONDERDELEN
Vooraanzicht
1 Diafragmeer-/functieknop (FN)
2 Zelfontspanner LED / Sensor voor witbalans
3 Bajonet voor lensbevestiging
a Contactstrip
b Borgpen/indexpunt
c Ontgrendelingsknop
Achteraanzicht
4 Hoofdschakelaar
Naam van de onderdelen
5 Zoeker
6 Functieknop
7 Joystick
8 LED voor opnamemodus / gegevensopslag op kaart /
17 Draagriembeugel
18 Microfoons
19 Vaste ring
20 Zoomring met
a Indexteken
21 Afstand instelring
22 Bajonet voor tegenlichtkap
23 Filterschroefdraad
24 Rode indexknop om lens te wisselen
25 Ontspanner
26 Bovenste instelwiel
27 Videoknop
28 LV knop
29 Display aan bovenzijde
30 Accessoireschoen
31 Oogschelp met
a Indexteken
b Dioptrie instelschaal
32 Luidspreker
33 GPS antenne
154
Aanzicht van rechts (aanzicht zonder afdekklep)
34 Geheugenkaartsleuven
Aanzicht van links (aanzicht zonder afdekklep)
35 Genormeerde flitssynchronisatie-aansluiting
36 Bus voor afstandsbediening / koptelefoon / externe microfoon
37 HDMI aansluiting
38 USB aansluiting
Onderaanzicht
39 Accu
40 Accu-ontgrendeling
41 Deksel voor handgreepcontacten
42 Pasgat voor paspen van de multifunctionele handgreep
43 Statiefplaat met 1⁄4"-schroefdraad
44 Pasgat voor rotatiepreventie pen
45 Contacten in het accuvak (accu verwijderd)
46 Contactenvoor handgreep (afdekking verwijderd)
NL
Naam van de onderdelen
155
NL
BEKNOPTE HANDLEIDING
Benodigde delen:
Aanwijzing:
Beknopte handleiding
Met de hier aanbevolen instellingen kunt u goede foto's
gemakkelijk, snel en betrouwbaar maken wanneer u voor het eerst
de Leica SL probeert. Voor meer informatie over de verschillende
modi/functies raadpleegt u de betreffende hoofdstukken op de
aangegeven pagina's.
– Camera
– Lens (niet meegeleverd)
– Accu
– Oplaadapparaat met geschikt netsnoer
– Geheugenkaart (niet meegeleverd)
Voorbereidingen:
1. Lens plaatsen (zie pagina 164)
2. Accu laden (zie pagina 161)
3. Hoofdschakelaar op
OFF zetten (zie pagina 166)
4. Opgeladen batterij in de camera plaatsen (zie pagina 162)
5. Geheugenkaart plaatsen (zie pagina 163)
6. Hoofdschakelaar op
7. Gewenste menutaal instellen (zie pagina 178)
8. Datum en tijd instellen (zie pagina 178)
ON zetten (zie pagina 166)
1
9. Gewenste belichtingsmodus instellen (zie pagina 211)
156
1
In de aflevertoestand niet nodig, aangezien dit automatisch plaatsvindt, als GPS
256) is ingeschakeld.
(zie pagina
Foto's maken
1. De ontspanner tot het eerste drukpunt indrukken om de
afstandsinstelling en belichtingsmeting te activeren en de
waarden opslaan.
2. Ontspanner voor de opname volledig indrukken.
Opnamen bekijken:
Druk op de knop rechtsboven naast de monitor.
Afhankelijk van het vorige status van de camera, kan het zijn dat u
meer dan één keer op de knop moet drukken om eerst het
knopfunctiepictogram (▸) op te roepen.
Om andere opnamen te bekijken:
Achterste instelwiel draaien, joystick naar rechts of links drukken,
of gebarenbediening gebruiken (zie pagina 239/283).
Opnamen vergroten:
Bovenste instelwiel naar rechts of links draaien, joystick naar voren
drukken, of gebruik de gebarenbediening (zie pagina 240/283).
Opnamen wissen:
1. Knop onder links naast de monitor indrukken en meer
instellingen in het wismenu realiseren.
NL
Beknopte handleiding
157
NL
UITVOERIGE HANDLEIDING
VOORBEREIDINGEN
Voorbereidingen
AANBRENGEN VAN DE DRAAGRIEM
158
1
3
2
4
OPLADEN VAN DE ACCU
De Leica SL wordt door een lithium-ion accu van de benodigde
energie voorzien.
Let op:
• Er mogen in deze camera uitsluitend accu's worden gebruikt die
in deze voorschriften en/of door Leica Camera AG worden
genoemd en gespecificeerd.
• Deze accu's mogen uitsluitend met de hiervoor bestemde
apparaten en alleen precies zoals hierna beschreven worden
opgeladen.
• Als deze accu's niet volgens de voorschriften worden gebruikt of
als accu's worden gebruikt die niet hiervoor zijn bestemd, kan
onder bepaalde omstandigheden een explosie ontstaan
• De accu mag niet voor langere tijd aan zonlicht, hitte, luchtvochtigheid of condens worden blootgesteld. Bovendien mag deze
accu nooit in een magnetron of in een omgeving met hoge druk
worden geplaatst om gevaar voor brand of explosie te voorkomen.
• Vochtige of natte accu's mogen nooit worden opgeladen of in de
camera worden geplaatst.
• Houd de accucontacten steeds schoon en vrij. Lithium-ionen
accu's zijn weliswaar tegen kortsluiting beveiligd, maar toch mag
u de contacten niet in aanraking laten komen met metalen
voorwerpen als paperclips of sieraden. Een kortgesloten accu
kan zeer heet worden en ernstige brandwonden veroorzaken.
• Als er een accu op de grond valt, moet u daarna de behuizing en
contacten op eventuele schade controleren. Het plaatsen van
een beschadigde accu kan de camera beschadigen.
• Als er geuren, verkleuringen, vervormingen, oververhitting of
lekkages van vloeistof optreden, moet onmiddellijk de accu uit
de camera of acculader worden verwijderd en moet deze
worden vervangen. Bij voortgezet gebruik van de accu is er
anders een risico op oververhitting met brand- en/of explosiegevaar.
• Bij brandlucht of lekkende vloeistoffen dient u de accu uit de
buurt van warmtebronnen te houden. De lekkende vloeistof kan
gaan branden.
• Een veiligheidsklep in de accu zorgt ervoor dat als gevolg van
onjuist gebruik eventuele overdruk op een gecontroleerde wijze
wordt verminderd.
• Er mogen uitsluitend de in deze gebruiksaanwijzing vermelde en
beschreven oplaadapparaten respectievelijk door Leica Camera
AG vermelde en beschreven, andere oplaadapparaten worden
gebruikt. Het gebruik van andere, niet door Leica Camera AG
goedgekeurde acculaders kan tot schade aan de accu's leiden
en in een extreem geval ook tot ernstige, levensgevaarlijke
verwondingen.
• Het meegeleverde laadapparaat mag uitsluitend voor het
opladen van deze accu's worden gebruikt. Probeer het niet voor
andere doeleinden te gebruiken.
• Zorg ervoor dat het gebruikte stopcontact vrij toegankelijk is.
• De accu en het oplaadapparaat mogen niet worden geopend.
Reparaties mogen alleen door erkende werkplaatsen worden
uitgevoerd.
• Zorg ervoor dat de accu's niet toegankelijk zijn voor kinderen.
NL
Voorbereidingen
159
NL
Eerste hulp:
• Als accuvloeistof in contact komt met uw ogen kan blindheid het
gevolg zijn. De ogen onmiddellijk met schoon water uitspoelen.
Niet in de ogen wrijven. Ga direct naar de dokter.
• Als gelekte vloeistof op uw huid of kleding komt, bestaat er
letselgevaar. Was de betreffende bereiken met schoon water. Ga
naar de dokter.
Voorbereidingen
Aanwijzingen:
• De accu moet een temperatuur tussen 0-35 °C / 32°-95°F
hebben om te kunnen worden opgeladen (anders schakelt het
oplaadapparaat niet in, resp. weer uit).
• Lithium-ion accu's kunnen altijd en onafhankelijk van de actuele
laadtoestand worden opgeladen.
• Tijdens het opladen worden de accu's en het oplaadapparaat
warm. Dit is normaal en geen storing.
• Indien beide LED's snel gaan knipperen (> 2 Hz) net nadat het
laden is begonnen, duidt dit op een laadfout (bijv. wegens
overschrijden van de maximale laadtijd, spanningen of
temperaturen buiten het toegestane gebied, of kortsluiting). Haal
in zo’n geval het laadapparaat van de netvoeding en verwijder de
accu. Zorg ervoor dat aan de hiervoor genoemde
temperatuurvoorwaarden wordt voldaan en start het
oplaadproces opnieuw. Als het probleem niet kan worden
opgelost, neem dan contact op met uw dealer, de nationale
vertegenwoordiging van Leica of Leica Camera AG.
• Lithium-ion accu's moeten alleen in gedeeltelijk opgeladen
toestand worden bewaard; dat wil zeggen: niet volledig ontladen,
maar ook niet volledig opgeladen (zie pagina161). Bij zeer
langdurige opslag moet de accu ongeveer één keer per jaar
opgeladen en ontladen worden.
• Oplaadbare lithium-ionen accu's genereren stroom door interne
chemische reacties. Deze reacties worden ook door de
buitentemperatuur en luchtvochtigheid beïnvloed. Voor een
maximale levensduur van de accu moet deze niet permanent
aan extreem hoge of lage temperaturen (bijv. 's zomers resp. 's
winters in een geparkeerde auto) worden blootgesteld.
• De levensduur van elke accu is begrensd, zelfs bij optimaal
gebruik! Na enkele honderden keren opladen wordt dit duidelijk
door de korter wordende ontladingstijden.
• Breng beschadigde batterijen conform de voor uw locatie van
toepassing zijnde milieuvoorschriften (zie pagina 153) naar een
inzamelpunt, voor correcte recycling.
• De vervangbare accu levert stroom aan een back-up accu in de
camera. Deze back-up accu behoudt maximaal 3 maanden de
ingestelde datum en tijd. Als de bufferaccu uitgeput is, moet
deze door het plaatsen van een opgeladen hoofdaccu weer
worden opgeladen. De volledige capaciteit van de bufferaccu is
(met geplaatste verwisselbare accu) na circa 60 uur weer
bereikt. De camera hoeft hiervoor niet ingeschakeld te zijn. U
moet de datum en tijd in deze situatie echter opnieuw instellen.
• Verwijder de accu als u de camera een tijd lang niet gebruikt.
Schakel hiervoor van tevoren de camera met de hoofdschakelaar
uit (zie pagina166). Anders kan de batterij na enkele weken
diep worden ontladen; dat wil zeggen: de spanning daalt sterk,
omdat de camera, zelfs wanneer deze is uitgeschakeld, een
geringe ruststroom verbruikt (bijvoorbeeld voor de opslag van uw
instellingen).
160
OPLAADAPPARAAT VOORBEREIDEN
ACCU IN HET OPLAADAPPARAAT PLAATSEN
LAADSTATUS-INDICATOR
Het opladen wordt aangegeven door LED's.
CHARGE
80%
– CHARGE LED (groen):
Knipperen geeft aan dat het opladen aan de gang is.
– 80% LED (oranje):
Oplichten geeft aan dat het laadniveau is bereikt
– Beide LED's branden:
Het opladen is voltooid.
Aanwijzingen:
• Het oplaadapparaat schakelt automatisch over naar de heersende
netspanning.
• Scheidt het oplaadapparaat van het stopcontact en verwijder de
accu nadat het opladen voltooid is.
NL
Voorbereidingen
161
NL
ACCU WISSELEN
Camera uitschakelen
Voorbereidingen
Accu plaatsen
'klik'
Accu verwijderen
2
3
1
Aanwijzing:
Wanneer de ontgrendeling wordt gedraaid, drukt een veer in het
accuvak de accu eruit zodat deze kan worden gegrepen. De
vergrendeling is beveiligd, zodat de accu, ook als u de camera
rechtop houdt, niet per ongeluk uit zijn vak kan vallen.
162
GEHEUGENKAART(EN) VERVANGEN
In de Leica SL kunnen SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaarten
worden gebruikt.
NL
Voorbereidingen
Camera uitschakelen
Geheugenkaart plaatsen
'klik'
Geheugenkaart verwijderen
1
2
Aanwijzingen:
De kaartsleuven zijn genummerd: boven =
– Sleuf
1 werkt volgens de UHS II normen,
– sleuf
2 alleen volgens UHS I.
1, onder = 2.
Hier moet rekening mee worden gehouden, bij bijv. het opnemen
van 4K video (zie pagina 226) en bij het gebruiken van de
Storage Backup functie (zie pagina 185).
Belangrijk:
Het vak niet openen en de geheugenkaart noch batterij verwijderen
terwijl de status-LED als toegang tot het geheugen van de camera
brandt. Anders kunnen de gegevens op de kaart(en) worden
vernietigd en de camera kan defect raken.
163
NL
Aanwijzingen:
• SD-/SDHC-/SDXC-kaarten hebben een schakelaar voor
schrijfbeveiliging, waarmee de bestanden tegen onopzettelijk
opslaan en/of wissen kunnen worden beschermd. De
schakelaar is als schuif op de niet afgeschuinde kant van de
kaart uitgevoerd en beveiligt gegevens in zijn onderste stand die
met LOCK is gemarkeerd.
• Als een geheugenkaart niet te plaatsen is, controleer dan de
Voorbereidingen
juiste uitlijning.
• Als er een geheugenkaart is geplaatst, worden de foto's alleen
opgeslagen op de kaart.
• Het aanbod van SD/SDHC/SDXC-kaarten is zo groot dat Leica
Camera AG alle verkrijgbare typen niet volledig op compatibiliteit
en kwaliteit kan controleren. Hoewel er in het algemeen geen
schade aan de camera of de kaart wordt verwacht door het
gebruik van kaarten die niet volledig aan de SD/SDHC/
SDXC-normen voldoen, kan Leica Camera AG de werking niet
garanderen.
Een overzicht van de aanbevolen geheugenkaarten vindt u
onder:
https://de.leica-camera.com/Service-Support/Support/
Downloads?category=128327&subcategory=&type=68377&
language=68389
• Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische lading en
defecten aan de camera en kaart kunnen leiden tot beschadiging
of verlies van gegevens op de geheugenkaart(en), is het
raadzaam de gegevens op een computer op te slaan.
LENS AANBRENGEN / VERWIJDEREN
Bruikbare lenzen
Naast Leica SL lenzen, kunt u ook lenzen van het Leica TLsysteem, en Leica M-, R- en S-lenzen met behulp van als
accessoire verkrijgbare adapters gebruiken.
Aanbrengen
2
1
164
Verwijderen
2
3
1
Aanwijzingen:
• Op de camerabody moet als bescherming tegen het
binnendringen van stof enz. in het binnenwerk van de camera
altijd een lens of de kap zijn geplaatst. Om dezelfde reden moet
het verwisselen van een lens zo snel mogelijk en in een stofvrije
ruimte plaatsvinden.
• Camera- of lenskappen mogen niet in een broekzak worden
bewaard, omdat ze daar stof aantrekken dat bij het plaatsen van
de lens in de camera terecht kan komen.
HET ZOEKEROCULAIR INSTELLEN
De zoeker kan van ca. +2 tot -4 dioptrieën worden versteld, zodat u
het precies op uw eigen oog af kunt stemmen. Terwijl u naar het
zoekerbeeld kijkt, draait u de dioptrie-instelschaal totdat zowel het
beeld als alle displays scherp zijn.
NL
Voorbereidingen
165
NL
Camerabediening
DE CAMERA IN-/UITSCHAKELEN
De Leica SL wordt met de hoofdschakelaar in- en uitgeschakeld.
–
ON = ingeschakeld
–
OFF = uitgeschakeld
BOVENSTE INSTELWIEL
In de opnamemodus wordt het bovenste instelwiel voornamelijk
gebruikt om de belichting in te stellen door de sluitertijd te
veranderen (zie pagina 212). In de weergavemodus wordt het voor
verschillende functies gebruikt (zie pagina 240/241).
166
ACHTERSTE INSTELWIEL
In de opnamemodus wordt het achterste instelwiel gebruikt om
– de modus belichtingsbesturing te selecteren (zie pagina 211),
en
– de belichting aan te passen door het diafragma te veranderen
(zie pagina 217 /221).
In de weergavemodus wordt het voor verschillende functies
gebruikt (zie pagina 239-244). Tijdens de menubediening wordt
het gebruikt om te navigeren in de menu's en submenu's, alsmede
om instellingen te bevestigen (zie pagina 169).
NL
Camerabediening
167
NL
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Drive Mode
Focus Mode
AF Mode
AF Field Size
Exposure Metering
Exposure Compensation
Exposure Bracketing
AFs
Static
Field
0
DE MENUBEDIENING
De meeste programma's en instellingen van de Leica SL worden
ingesteld via de menubediening. De navigatie en de instellingen
zijn in het gehele menu uitgesproken snel en eenvoudig, omdat
– de menupunten van het hoofdmenu in drie logische
functiesecties zijn ingedeeld die direct bereikt kunnen worden,
– maximaal zeven knoppen direct toegang geven tot vrij instelbare
Camerabediening
menupunten, en
– er een apart, vrij programmeerbaar menu
Hoofdmenu oproepen
Voor het oproepen van de menubediening en om rechtstreeks
toegang tot de drie belangrijkste menusecties te krijgen, en ook
om binnen de secties te 'springen' naar de afzonderlijke pagina's
waaruit ze bestaan, kunt u drie van de vier knoppen links en rechts
van de monitor gebruiken.
168
Aanwijzingen:
• Alle vier knoppen naast de monitor zijn zogenaamde 'softkeys'.
Buiten de normale menubediening, bijvoorbeeld bij het
weergeven van foto's in de monitor, hebben ze verschillende
functies, aangegeven door overeenkomstige weergaven.
Hetzelfde geldt voor de bovenste knop rechts naast de monitor,
de functieknop aan de voorkant, de 'Live View' knop bovenaan,
en eventueel ook voor de videoknop.
• In het verdere verloop van deze instructies, worden de vier
FAVORI TES is.
knoppen naast de monitor ofwel aangeduid door vermelding van
hun specifieke functies in de relevante situaties, of ze worden
als volgt aangeduid:
–
TL (linksboven)
–
BL (linksonder)
–
TR (rechtsboven)
–
BR (rechtsonder)
De knop 'Live View' wordt aangeduid als
als
FN.
LV, en de functieknop
Menu-instellingen
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Drive Mode
Focus Mode
AF Mode
AF Field Size
Exposure Metering
Exposure Compensation
Exposure Bracketing
AFs
Static
Field
0
Alle instellingen van de menuopties kunnen zowel met het
instelwiel als met de joystick worden gerealiseerd.
Het menu verlaten
U kunt het menu op verschillende manieren verlaten.
– Om de foto-opnamemodus te activeren:
de ontspanner aantippen (zie pagina 198)
– Om een foto te maken:
druk de ontspanner helemaal in
– Om videoweergavemodus te activeren:
Druk op de knop
LV
– Om de video-opname te starten:
op de video-ontspanner drukken (zie pagina 232)
NL
Camerabediening
169
NL
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Drive Mode
Focus Mode
AF Mode
AF Field Size
Exposure Metering
Exposure Compensation
Exposure Bracketing
AFs
Static
Field
0
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
ISO
White Balance
Photo File Format
Photo Aspect Ratio
Sensor Format
JPEG Resolution
JPEG Settings
Auto ISO
DNG
3:2
L-JPG
AWB
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Storage Backup
Edit File Name
Format
Auto Review
Capture Assistants
AF Setup
Live View
Off
L******
5 s
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Drive Mode
Focus Mode
AF Mode
AF Field Size
Exposure Metering
Exposure Compensation
Exposure Bracketing
AFs
Static
Field
0
Camerabediening
Hoofdmenu functiesecties
Het menu is onderverdeeld in 3 secties:
–
–
–
Menuscherm
2
1
3
Functiesectie titels:
1
De geselecteerde titel wordt aangeduid met een grijze
achtergrond
1
.
2 Schuifbalk:
4
5
Geeft aan op welke van de 8 pagina's u binnen de hoofdmenulijst
bent, de functiesecties bestaan uit 2 of 4 pagina's
3 Naam menupunt
4 Instellen/waarde van menupunt:
Menupunt instelling/waarde, het actieve menupunt is
geaccentueerd (witte letters, donkere achtergrond, rood
onderstreept), dit geldt voor alle niveaus van het menu
5 Driehoek:
Duidt op het bestaan van een submenu
170
1
In het menu FAVORI TES (zie pagina 176) zijn de grijstinten
geïnverteerd.
Selecteren van menupunten
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Drive Mode
Focus Mode
AF Mode
AF Field Size
Exposure Metering
Exposure Compensation
Exposure Bracketing
AFs
Static
Field
0
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Drive Mode
Focus Mode
AF Mode
AF Field Size
Exposure Metering
Exposure Compensation
Exposure Bracketing
AFs
Static
Field
0
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Interval
Flash Settings
Exp. Preview
Focus Limit (Macro)
Electronic Shutter
On
Off
Off
1. Selecteer de eerste pagina van een menusectie door kort (≤ 1
s) op de desbetreffend gemarkeerde knop te drukken: drie
keer bij geactiveerde functiepictogrammen, twee keer bij
niet-geactiveerde functiepictogrammen.
• Als u zich in de opnamemodus bevindt, dan roept een
tussenstap het menu
FAVORI TES op (zie pagina 176).
• Als dit vanuit de weergavemodus plaatsvindt, verschijnen in
een tussenstap aanvankelijk slechts voor de in deze situatie
geldige functiepictogrammen:
(Weergeven) en
(Wissen).
(Menu), (Markering),
2. De afzonderlijke menupunten selecteren:
– of draai het achterste instelwiel naar rechts (= naar
beneden) of naar links (= omhoog),
– of druk de joystick omhoog of omlaag.
Met deze twee bedieningen bevinden de items in alle drie
hoofdmenusecties zich in één gemeenschappelijke continue
lus, zodat zij allemaal kunnen worden bereikt in beide
richtingen door door de lijst te bladeren.
Voor een snellere navigatie in de drie menusecties, is het ook
mogelijk om rechtstreeks van pagina naar pagina te 'springen'
door op de betreffende knop naast de monitor te drukken. In
dit geval is elke sectie ingericht als een gesloten
ononderbroken lus.
NL
Camerabediening
171
NL
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Drive Mode
Focus Mode
AF Mode
AF Field Size
Exposure Metering
Exposure Compensation
Exposure Bracketing
AFs
Static
Field
0
DRIVE MODE
Single
Continuous Low Speed
Continuous Medium Speed
Continuous High Speed
Self Timer 2 s
Self Timer 12 s
Interval
Exposure Bracketing
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Drive Mode
Focus Mode
Exposure Compensation
Interval
White Balance
Format
User Profile
AFs
0 EV
Camerabediening
Instelling menupunten met submenu
(met driehoekje aan de rechterkant)
3. Druk op het achterste instelwiel of druk de joystick naar voren
of naar rechts.
• Er verschijnt een submenu waarin de betreff ende
optievarianten, respectievelijk de instelbare waarden
vermeld staan.
4. Draai aan het achterste instelwiel of duw de joystick in de
gewenste richting (afhankelijk of het om een lijst of een schaal
gaat) om de gewenste optie/waarde te selecteren.
5. Druk op het achterste instelwiel of druk de joystick naar voren
om de instelling optie/waarde te bevestigen.
• De weergave gaat terug naar een volgend hoger
menuniveau, ofwel schakelt naar de volgende optievariant
bij opties waarvoor verdere instellingen nodig zijn.
172
Instelling menupunten zonder submenu
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Storage Backup
Edit File Name
Format
Auto Review
Capture Assistants
AF Setup
Live View
Off
L******
5 s
(zonder driehoekje aan de rechterkant)
3. Druk op het instelwiel of druk de joystick naar voren of naar
rechts.
• De ingestelde functievariant wijzigt.
De instelling is onmiddellijk actief; d.w.z. ze hoeft niet bevestigd te
worden.
Aanwijzingen:
• Het scherm verdwijnt na 4 s, d.w.z. instellingen moeten binnen
deze periode worden uitgevoerd. Door kort te drukken op de
knop die is aangeduid met
kunt u altijd terugkeren naar het
menu, zonder de tot dan toe aangebrachte wijzigingen in de
submenu’s over te nemen. Behalve in het geval van menupunten
die een horizontale beweging nodig hebben om deze in te
stellen, kan dit ook worden gedaan door de joystick naar links te
bewegen.
• Sommige submenu's bestaan uit een schaal. Instellingen op
deze schalen kunnen via menu- of gebarenbediening worden
uitgevoerd. Menubediening werkt zoals hier beschreven,
gebarenbediening wordt beschreven in de desbetreff ende
secties.
NL
Camerabediening
173
NL
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Copyright Information
User Profile
Auto ISO Settings
Key Lock
Customize Control
Display Settings
Acoustic Signal
Off
CUSTOMIZE CONTROL
Short Cuts
AE/AF Lock Button
Edit Favorites
Rear Wheel Direction
Front Wheel Direction
Direct Exp. Control
Display Shortcut Icons
Touch AF
Stop Down
Stop Down
On
On
On
SHORT CUTS
Customize buttons
Reset customize buttons
Upper Left
Lower Left
Upper Right
Lower Right
FN Button
Live View Button
On
ISO
Exposure Metering
Focus Mode
White Balance
Graycard
Exposure Comp.
Camerabediening
DIRECTE TOEGANG TOT MENUPUNTEN
Voor een snelle bediening kunt u door ze lang in te drukken gebruik
maken van de vier knoppen naast de monitor, maar ook van de
LV- en FN-(diafragma-)knoppen en de videoknop om direct
toegang tot zes menupunten te krijgen. U kunt het gewenste
menupunt voor elke knop toewijzen. Zie 'menulijst' op pagina
141-142 voor de items die beschikbaar zijn voor directe toegang.
Aanwijzingen:
• In de standaardinstellingen voor directe toegang zijn de knoppen
als volgt toegewezen:
TL:ISO (zie pagina 194)
BL:White Balance (zie pagina 190)
BR:
Load Profile
User Profile-submenu (zie pagina 252)
TR:Focus Mode (zie pagina 201)
Graycard
FN:
White Balance-submenu (zie pagina 192,
-
Photo of –Video afhankelijk van de gebruikte
opnamemodus)
LV:Exposure Compensation (zie pagina 220)
Instellen van de functie / toewijzen van de knoppen
1. In de menusectie
SETUP, selecteer Customize Control.
2. Selecteer in het 1e submenu Short Cuts.
3. Selecteer in het overeenkomstige submenu
Customize Buttons.
Videoknop
• De videoknop is uitsluitend beschikbaar voor directe toegang,
174
als
Drive Mode (zie pagina 222/234/236)
Key Lock op On is gezet (zie pagina 185).
4. In Customize Buttons, selecteer On als u de aan de knop
SHORT CUTS
Customize buttons
Reset customize buttons
Upper Left
Lower Left
Upper Right
Lower Right
FN Button
Live View Button
On
ISO
Exposure Metering
Focus Mode
White Balance
Graycard
Exposure Comp.
SHORT CUTS
Customize Buttons
Reset customized buttons
Upper Left
Lower Left
Upper Right
Lower Right
FN Button
Live View Button
On
ISO
White Balance
Focus Mode
Load Profile
Graycard
Exposure Comp.
LOWER LEFT
Off
Drive Mode
Focus Mode
AF Mode
AF Field Size
Exposure Metering
Exposure Comp.
Exposure Bracketing
toegewezen functie wilt wijzigen, of
Off als u de directe
toegang functie voor alle zeven knoppen in één keer wilt
wijzigen.
6. Selecteer in het overeenkomstige submenu de functie die u
rechtstreeks wilt oproepen of wilt activeren met de in stap 5
genoemde knop of kies
Off als u geen directe-toegangfunctie
aan deze knop wilt toewijzen.
NL
Camerabediening
Als u al uw directe-toeganginstellingen in één keer door de
standaard instellingen wilt vervangen:
Selecteer
Yes in Reset Customized Buttons.
Als u een functie aan de knoppen wilt toewijzen:
5. Kies in hetzelfde submenu de gewenste knop.
De andere knoppen worden op dezelfde manier toegewezen.
De geselecteerde menupunten oproepen
Dit is in de opnamemodus op elk moment mogelijk:
1. Druk lang op de hierboven vermelde knoppen, en
2. realiseer verdere instellingen of voer de functie uit zoals eerder
in dit hoofdstuk beschreven is.
175
NL
CAMERAFAVORITES
IMAGESETUP
Drive Mode
Focus Mode
Exposure Compensation
Interval
White Balance
Format
User Profile
AFs
0 EV
MF
-00:28
1/250s
F
2.53200
00:01:14.21
Camerabediening
HET MENU FAVORITES
Naast de directe toegang tot de verschillende menupunten met de
zes eerder genoemde softkeys is dit menu een tweede manier om
sneller toegang te krijgen tot veelgebruikte menupunten dan
mogelijk is door te bladeren door het hoofdmenu. Omdat u
maximaal 14 punten in het menu
FAVORI TES kunt toewijzen, kunt u
dit als een aangepast en verkort 'persoonlijk' menu gebruiken. Zie
'menulijst' op pagina 141-142 voor een lijst van de menupunten
die geselecteerd kunnen worden.
Het menu FAVORITES oproepen
Wanneer het hoofdmenu is opgeroepen:
Druk op de knop
TR.
In de standaardinstelling bestaat het menu
volgende punten:
–
Drive Mode
– Focus Mode
– Exposure Compensation
– Interval
– White Balance
– Format
– User Profile
176
FAVORI TES uit de
In opname- en weergave-modi:
Druk op de knop
TL.
Verwijderen/toevoegen van menupunten
1. In het menu
2. in het submenu
SETUP, selecteer Customize Control, en
Edit Favorites.
• Er verschijnt nog een submenu met alle beschikbare
menupunten, zoals die, die reeds in het menu
zijn. De geactiveerde punten zijn ingesteld op
niet-geactiveerde op
Off zijn gezet.
3. Om een punt toe te voegen, schakel deze dan
verwijderen, schakel deze
Off
FAVORI TES
On, terwijl de
On, om er één te
Aanwijzing:
Als alle beschikbare menupunten zijn gedeactiveerd, kan het menu
FAVORI TES niet worden opgeroepen.
Navigeren in het menu FAVORIT ES
Dit is hetzelfde als beschreven in het hoofdmenu.
NL
Camerabediening
177
NL
CAMERA-BASISINSTELLINGEN
DATUM EN TIJD
MENUTAAL
De standaardinstelling voor de taal die in het menusysteem wordt
gebruikt, is Engels. Andere talen kunnen worden geselecteerd.
Instellen van de functie
1. In de menugedeelte
SETUP, selecteer Language, en
2. in het submenu de gewenste taal.
• Afgezien van een paar uitzonderingen (knoplabels, korte
Camera-basisinstellingen
aanduidingen), wordt de taal van alle teksten veranderd.
Aanwijzing:
Met de standaardinstelling
Auto GPS Time worden de tijd, de
tijdzone en de datum allemaal automatisch ingesteld.
Datum
Instellen van de functie
1. In de menugedeelte
SETUP, selecteer Date & Time, en
2. roep het submenu op. Het bestaat uit de vijf punten
Auto GPS Time, Time Zone, Daylight Saving Time, Date Setting
en
Time Setting.
3. Selecteer
Date Setting.
• Een volgend submenu wordt weergegeven. Het bevat:
– In de kopregel het momenteel ingestelde datumformaat
– Onder de kopregel drie kolommen voor de dag, de maand
en het jaar.
4. Om tussen de kopregel en de dag, maand en jaar kolommen te
schakelen, drukt u het achterste instelwiel of de joystick naar
links, rechts of naar voren.
Om de nummers en de maand in te stellen, draai het achterste
instelwiel of druk de joystick omhoog of omlaag.
5. Om uw instellingen te bevestigen en op te slaan, druk op de
knop
BR (naast de weergave OK).
• Het eerste submenu verschijnt opnieuw.
178
Tijd
Tijd en tijdformaat instellen
Deze instellingen worden in het submenu
manier gerealiseerd als eerder beschreven is voor
Activeren/deactiveren van
Daylight Saving Time
Auto GPS Time en
Time Setting op dezelfde
Date Setting.
1. In het submenu Date & Time, selecteer het gewenste item, en
2. de gewenste instelling door op het achterste instelwiel te
drukken of door de joystick naar rechts of naar voren te
drukken.
Aanwijzingen:
•
Auto GPS Time kan alleen worden geactiveerd als de GPS functie
/ het menupunt geactiveerd is.
• Wanneer de
Auto GPS Time geactiveerd is, dan wordt de tijd van
de camera continu bijgewerkt op basis van de ontvangen
GPS-signalen. Daarom zijn Time Zone en Daylight Saving Time
uitgeschakeld en de bijbehorende instellingen worden
uitgesloten.
Instelling Time Zone
1. In het submenu Date & Time, selecteer Time Zone, en
2. in het submenu de gewenste zone volgens de vermelde steden
en/of tijdverschuivingen door het achterste instelwiel te
verdraaien of door de joystick omhoog of omlaag te drukken.
Aanwijzing:
Zelfs als er geen accu in de camera is of als de accu leeg is,
worden de datum- en tijdinstellingen ongeveer 3 maanden
behouden door een ingebouwde back-up accu. Na deze periode
moeten echter de datum en tijd opnieuw worden ingesteld zoals
dat hierboven beschreven is.
NL
Camera-basisinstellingen
179
NL
ENERGIEBESPARINGSINSTELLINGEN
Om de levensduur van de accu te verhogen, kunt u de monitor en/
of de camera na een vooraf ingestelde tijd uit laten schakelen.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu,
SETUP, selecteer Power Saving,
Auto Power O ff of All Displays Auto Off, en
3. in de respectieve submenu's de gewenste instellingen.
Als deze functies geactiveerd zijn, schakelt de camera na de
geselecteerde tijd in de energiebesparende stand-by modus, resp.
Camera-basisinstellingen
de monitor gaat uit.
Instellen van de functie
Druk op de knop direct rechts van de zoeker.
1x = weergave uitsluitend in de zoeker
2x = weergave uitsluitend in de monitor
3x = automatisch omschakelen
Aanwijzing:
De instelling geldt voor opname en weergave, maar bij de
weergave verschijnt dit niet in de zoeker.
Om te garanderen dat de omschakeling betrouwbaar plaatsvindt,
kunt u de gevoeligheid van de sensor veranderen.
180
Aanwijzing:
Ook wanneer de camera zich in de stand-by modus bevindt, kan
deze altijd door het indrukken van de ontspanner of door uit- en
opnieuw inschakelen met de hoofdschakelaar weer worden
geactiveerd.
MONITOR/ZOEKER-INSTELLINGEN
Omschakelen tussen monitor en zoeker
De weergaven zijn hetzelfde, ongeacht of ze in de monitor of in de
zoeker verschijnen. U kunt echter vastleggen wanneer en waar de
weergaven verschijnen. In de fabrieksinstelling vindt de wisseling
automatisch plaats (onder gebruik van de naderingssensor in het
oculair van de zoeker), maar u kunt ook vastleggen dat ze
uitsluitend in de monitor of uitsluitend in de zoeker verschijnen.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
SETUP, selecteer Display Settings,
Eye Sensor Sensitivity, en
3. in het bijbehorende submenu, de gewenste instelling.
Gebruikers zonder bril kunnen
moeten
high selecteren.
low handhaven, brildragers
Monitorhelderheid
Voor een optimale herkenning en voor het aanpassen aan
verschillende lichtomstandigheden kan de helderheid van het
monitordisplay worden veranderd.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
SETUP, selecteer Display Settings,
LCD Brightness, en
3. in het bijbehorende submenu, de gewenste instelling.
Bij
Auto wordt de helderheid automatisch aangepast.
AKOESTISCHE SIGNALEN
Met de Leica SL kunt u bepalen of uw instellingen en het verloop
van enkele functies door akoestische signalen (u kunt kiezen uit
twee volumes) bevestigd moeten worden of dat het gebruik van de
camera en het fotograferen voornamelijk geruisloos verloopt.
KNOPFUNCTIE WEERGAVEN
U kunt kiezen of pictogrammen die de functies van de vier knoppen
naast de monitor aangeven, al of niet worden weergegeven tijdens
de opname- en weergavemodi. Zie pagina 278, 281 voor
illustraties van de pictogrammen.
NL
Camera-basisinstellingen
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
SETUP, selecteer Acoustic Signal,
Volume, en
3. in het bijbehorende submenu, de gewenste instelling.
Gewenste signalen instellen
1. In de menusectie
2. in het submenu één van de twee opties
Acoustic Signal, en
SETUP, selecteer Acoustic Signal,
AF Confirmation of
3. in de bijbehorende submenu's, de gewenste instellingen.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. in het bijbehorende submenu, schakelt u de functie
SETUP, selecteer Customize Control,
Display Shortcut Icons, en
On of Off.
Het oproepen van de weergaven
Als de functie is ingeschakeld, kunnen de functieweergaven van de
knoppen worden opgeroepen door op de knop
BR te drukken.
181
NL
WEERGAVEOPTIES
Naast de standaard informatie die wordt weergegeven in balken op
de bovenste en onderste rand van het scherm, heeft u de keuze uit
een aantal opties om de weergave tijdens de modi voor het
opnemen en bekijken in te stellen. Deze bevatten extra informatie
alsmede hulp voor scherpstelling, belichting en beeldvorming.
Er zijn drie activiteiten aanwezig:
– Het in- of uitschakelen van de weergave, waarbij wordt
vastgelegd welke kan worden opgeroepen
– Aanpassen van de weergaven (alleen beschikbaar voor bepaalde
functies)
Camera-basisinstellingen
– Het oproepen van de weergaven
In-/uitschakelen van de weergaven
1. In de menusectie
2. in het submenu, schakel de functies
Als
Full Screen op On is gezet, wordt een volledig beeldscherm
SETUP, selecteer Live View, en
On of Off.
weergegeven zonder informatie.
Het oproepen van de weergaven
De ingeschakelde weergaven zijn beschikbaar in een eindeloze lus
door (meerdere malen) op de knop
BR te drukken. Ze verdwijnen
weer na enkele seconden.
Aanwijzing:
Bij het pendelen tussen opname- en weergavemodus is de
laatstelijk in de betreffende modus gekozen weergave actief.
Histogram en clipping/zebra
Het histogram geeft de helderheidsverdeling van de opname weer.
Daarbij komt de horizontale as overeen met de tinten die van zwart
(links) via grijs naar wit (rechts) lopen. De verticale as komt
overeen met de hoeveelheid pixels bij de desbetreffende
helderheid.
Deze grafische weergave maakt – naast de beeldindruk zelf – een
extra snelle en eenvoudige beoordeling van de belichtingsinstelling
mogelijk.
De clipping- en zebraweergave toont lichte gebieden in een foto die
onbruikbaar zou worden zonder details, d.w.z. overbelicht (wanneer
u een foto maakt) of worden op deze manier opgenomen (bij het
bekijken). De verschillen tussen de twee zijn:
– De clippingweergave wordt gebruikt voor foto's, de respectieve
gebieden knipperen zwart.
– De zebraweergave wordt gebruikt voor video's, de respectieve
gebieden worden aangegeven door een zwart-wit
strepenpatroon.
De clipping- en zebraweergaven zorgen voor een gemakkelijke
herkenning van de getroffen delen van het beeld en voor een
nauwkeurige afstelling van de belichting.
Om deze weergaven aan te passen zodat ze aan de specifieke
omstandigheden of aan uw beeldvormingideeën voldoen, kunt u
hun grenswaarde bepalen, d.w.z. bij welke mate van overbelichting
deze verschijnen.
182
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. in het respectievelijke submenu,
SETUP, selecteer Capture Assistents,
Clipping/Zebra Definition, en
Upper Limit, of Off als deze
weergave niet moet verschijnen.
4. Als u voor
Upper Limit hebt gekozen, stel de gewenste
grenswaarde in het instelscherm in met het achterste instelwiel
of met de joystick:
– Instelwiel in de gewenste richting draaien, of indrukken
voor één-cijferige verhoging
– Joystick naar links of naar rechts in de gewenste
richting drukken (voor een verhoging of
verlaging), of naar voren voor één-cijferige
verhoging
De waarden worden in een eindeloze lus gerangschikt.
Aanwijzingen:
• Het histogram is altijd gebaseerd op de weergegeven helderheid,
d.w.z. afhankelijk van andere instellingen, het hoeft niet de
uiteindelijke belichting te zijn.
• In de opnamemodus moet het histogram als 'Tendensweergave'
worden opgevat en niet als weergave van het precieze aantal
pixels.
• Bij een opname met flits kan het histogram de uiteindelijke
belichting niet afbeelden, omdat de flits pas na de weergave
wordt geactiveerd.
• Het histogram kan bij de weergave van een afbeelding iets van
die bij de opname afwijken.
• Het histogram is bij de gelijktijdige weergave van meerdere
verkleinde, resp. vergrote opnamen niet beschikbaar.
• De clipping-weergave is zowel bij het bekijken van het volledige
beeld, alsook van een uitsnede beschikbaar, maar niet bij
gelijktijdige weergave van 12 of 30 verkleinde opnamen.
• De clipping-weergave heeft altijd betrekking op de actueel
getoonde uitsnede van de opname.
NL
Camera-basisinstellingen
183
NL
Raster en waterpas
De rasters verdelen het beeldveld in meerdere gelijk grote velden.
Het vergemakkelijkt bijv. de beeldvorming, alsook de precieze
oriëntatie van de camera. U kunt de rasterpartitie selecteren die
past bij het onderwerp.
Met de raster-weergave verschijnt tegelijk de waterpas-weergave.
Toelichting: Dankzij de geïntegreerde sensoren kan de Leica SL zijn
oriëntatie weergeven. Met de hulp van deze weergaven kunt u bij
onderwerpen waarvoor dit van belang is, zoals bijv. architectuuropnamen met statief, de camera exact op de lengte- en breedte-as
uitlijnen.
Opname-basisinstellingen
De weergave instellen
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. in het respectievelijke submenu, de gewenste partitie, of
deze weergave niet moet verschijnen.
• De waterpas-weergave bestaat uit de volgende elementen:
Voor de lengteas, worden twee lange lijnen weergegeven
links en rechts van het midden van het scherm. Ze
verschijnen groen wanneer de camera correct georiënteerd
is en rood wanneer de camera gekanteld is. Voor de
breedte-as geven twee groene dubbele lijnen direct links en
rechts van het midden van het beeld de nulstand aan.
Wanneer de camera gekanteld wordt, zijn deze wit,
bovendien verschijnt erboven of eronder een korte rode lijn.
SETUP, selecteer Capture Assistents,
Grid Setup, en
Off als
Focus peaking
Om de scherpstelling te controleren, de nauwkeurige instelling te
vergemakkelijken of de instelnauwkeurigheid te verhogen, zijn bij de
Leica SL twee hulpmiddelen beschikbaar:
Eén daarvan is de identificatie van scherp ingestelde delen van het
onderwerp: 'Focus peaking'. De andere is een vergrote weergave
van een uitsnede; deze wordt op pagina 65 beschreven.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. de functie
SETUP, selecteer Live View,
Focus Peaking, en
On- of Off-schakelen.
Voor aanpassing aan de verschillende onderwerpen /
achtergronden kunt u voor de peaking-weergave één van de vier
kleuren kiezen, maar ook naar keuze een hoge of lage gevoeligheid.
Instellen van de peaking kleur
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. in het submenu
submenu
SETUP, selecteer Capture Assistents,
Focus Peaking, en
Color de gewenste kleur, respectievelijk in het
Sensitivity High of Low.
• Als de peaking-functie is ingeschakeld / opgeroepen, wordt
dit weergegeven door
. Alle scherp gestelde details worden
geïdentificeerd doordat hun randen in de geselecteerde
kleur zijn gemarkeerd. Dit vindt plaats volgens het principe:
maximaal contrast = scherp.
184
DE INSTELWIELEN VASTZETTEN
Voor een volledige bescherming tegen onbedoelde instellingen van
de sluitertijd, het diafragma en de modus belichtingsbesturing, kunt
u de functie van het bovenste en het achterste instelwiel
deactiveren. Als deze is ingesteld op
On, dan heeft het draaien en
drukken tijdens de opnamemodus geen effect.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. de functie
SETUP, selecteer Key Lock, en
On- of Off-schakelen.
GEHEUGENKAART MANAGEMENT
Wanneer de beide geheugenkaartsleuven van de Leica SL bezet
zijn, kunt u kiezen of de fotobeelddata wordt opgeslagen op beide
kaarten tegelijkertijd of achter elkaar, d.w.z. eerst op één tot de
capaciteitsgrens is bereikt, en daarna op de andere.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. de functie
On Fotobeelddata wordt opgeslagen op beide kaarten
SETUP, selecteer Storage Backup, en
On- of Off-schakelen.
tegelijkertijd In het bovenste paneeldisplay wordt dit
aangegeven door
Off Fotobeelddata wordt op de kaart in sleuf 1 opgeslagen tot de
.
capaciteit ervan bereikt is, en vervolgens op de kaart in sleuf
2. In het bovenste paneeldisplay wordt dit aangegeven door
.
Aanwijzingen:
• Wanneer applicaties zoals Leica Image Shuttle
Lightroom
®
worden gebruikt en als foto's worden opgenomen
®
of Adobe
terwijl de camera is aangesloten op een computer met een
USB-kabel, dan worden de opnamen opgeslagen op
– de kaart(en) en de computer wanneer
ingesteld op
On
Storage Backup is
– alleen op een computer wanneer Storage Backup is ingesteld
op
Off.
• De weergave van de capaciteit van de kaart in het bovenste
paneel geeft de menu-instelling weer: Met
met
Off (vanwege de opslag gelijktijdig / achter elkaar).
On, is het minder dan
• Videobeelddata wordt altijd opgeslagen zoals beschreven voor
Off, d.w.z. onafhankelijk van de instelling.
• Dit menupunt kan worden toegewezen aan het menu
NL
Opname-basisinstellingen
FAVORI TES .
185
NL
BASISINSTELLINGEN FOTO
OMSCHAKELEN VAN HET SENSORFORMAAT
De Leica SL is een standaard 35 mm formaatcamera, d.w.z. de
sensorgrootte is ca. 24 x 36 mm. U kunt het sensorgebied
beperken tot het APS-C-formaat, namelijk tot ca. 15,7 x 23,6 mm.
• Gebruik van het kleinere formaat met lenzen ontworpen voor het
kleinbeeld-formaat resulteert in een beeldeffect van langere
brandpuntsafstanden (circa 1,5 x - de zogenaamde 'crop
factor'), en dus ook een lagere gezichtshoek hebben (circa 66%).
• Deze functie kan worden toegewezen aan het menu
FAVORI TES .
186
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
Opname-basisinstellingen
Aanwijzingen:
IMAGE, selecteert u Sensor Format, en
35 mm of AP S-C.
• Als lenzen van het Leica TL-systeem worden gebruikt, vindt de
omschakeling naar het kleinere formaat automatisch plaats.
Daarom is dit menupunt in dergelijke gevallen niet beschikbaar
(grijs). Dan wordt in principe altijd de APS-C-uitsnede
vastgelegd.
• Als
APS-C is ingesteld, wordt ook slechts deze uitsnede
opgenomen (behalve bij gebruik van het DNG-bestandsformaat
en Leica SL) en andere kleinbeeld-lenzen. In dergelijke gevallen
wordt het gehele sensorvlak opgenomen. De geselecteerde
uitsnede wordt dan in de beeldbestanden vermeld, zodat
normaliter uitsluitend de APS-C-uitsnede wordt weergegeven.
Met behulp van de converters voor onbewerkte gegevens (zie
pagina 187/264) kunt u echter altijd de gehele kleinbeeldgegevensreeks gebruiken. In principe geldt hetzelfde voor de
instellingen in het submenu voor de hoogte-breedteverhouding
van de foto (zie volgende gedeelte).
HOOGTE-BREEDTEVERHOUDING
U kunt de hoogte-breedteverhouding selecteren die voor foto's
gebruikt moeten worden, d.w.z. de verhouding tussen de
horizontale en verticale zijden van het formaat.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
IMAGE, selecteer Photo Aspect Ratio, en
2. in het submenu, de gewenste instelling.
Aanwijzing:
Deze functie kan worden toegewezen aan het menu
FAVORI TES .
BESTANDSINDELING
Om de beeldgegevens op te slaan, zijn er twee bestandsformaten:
DNG en JPG.
U kunt kiezen of uw beeldgegevens
a. in slechts één van deze formaten moeten worden opgeslagen,
of
b. gelijktijdig in beide (d.w.z. dat er per opname altijd twee
bestanden ontstaan).
Instellen van de functie
1. In de menusectie
IMAGE, selecteer Photo File Format, en
2. in het submenu de gewenste instelling.
Aanwijzingen:
•
DNG (Digital Negative) is een gestandaardiseerd formaat gebruikt
om ruwe beeldgegevens op te slaan.
• Het weergegeven, resterende aantal opnamen verandert niet
noodzakelijkerwijs na elke opname. Met
JPG-bestanden is dit
afhankelijk van het onderwerp; zeer fijne structuren leiden tot
grotere volumegegevens, homogene vlakken in kleinere volumes.
• De weergave (zie pagina 238) vindt altijd plaats op basis van
het
JPG-bestand; dat wil zeggen: ook wanneer de opname in
beide bestandsformaten plaatsvindt. Daarom wordt bij het
wissen van het
JPG-bestand tegelijkertijd het DNG-bestand
gewist!
• Deze functie kan worden toegewezen aan het menu
FAVORI TES .
JPEG-INSTELLINGEN
Aanwijzing:
De in de volgende drie paragrafen beschreven opties en
instellingen hebben alleen betrekking op opnamen in het
JPEG-formaat. Als de DNG bestandsindeling is geselecteerd, dan
hebben deze instellingen geen effect - buiten het gebruik van de
contrast-instelling Monochrome (zie volgende pagina).
JPEG-resolutie
Als het JPEG-formaat is gekozen, dan kunnen beelden met drie
verschillende resoluties (aantal pixels) worden opgenomen. U kunt
deze aanpassen aan het gebruiksdoel van de opnamen, resp. de
capaciteit van de geplaatste geheugenkaart.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
IMAGE, selecteer JPG Resolution, en
2. in het submenu de gewenste instelling.
Aanwijzingen:
• De opslag van onbewerkte gegevens (DNG-formaat) gebeurt
onafhankelijk van de instellingen voor JPEG-beelden altijd met de
hoogste resolutie.
• De effectieve resolutie is afhankelijk van de instellingen voor
brandpuntsafstand en hoogte-breedteverhouding.
• Deze functie kan worden toegewezen aan het menu
FAVORI TES .
NL
Opname-basisinstellingen
187
NL
JPEG-contrast, verzadiging, scherpte
Een van de vele voordelen van digitale fotografie is de zeer
eenvoudige wijziging van belangrijke, d.w.z. karakter bepalende,
doorslaggevende beeldeigenschappen. Bij Leica SL kunt u drie van
de belangrijkste beeldeigenschappen al vóór de opnamen
beïnvloeden:
– Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en donkere
partijen, bepaalt of een beeld eerder 'mat' of 'briljant' overkomt.
Daarom kan het contrast door vergroten of verkleinen van dit
verschil worden beïnvloed.
– De kleurverzadiging bepaalt of de kleuren op het beeld meer
Opname-basisinstellingen
'flets' en pastelkleurig of 'knallend' en bont overkomen. Terwijl
lichtomstandigheden en weersgesteldheid (nevelig/helder) voor
de opname gegeven zijn, kan de weergave hier goed worden
beïnvloed.
– Een scherpe weergave door de juiste scherpstelling (tenminste
van het hoofdmotief) is een voorwaarde voor een gelukte
opname. De scherpe indruk van een beeld wordt weer sterk
bepaald door de scherpte aan de zijkanten, d.w.z. hoe klein het
overgangsgebied van licht naar donker aan de randen van het
beeld is. Door het vergroten of verkleinen van dit gebied kan dus
ook de indruk van scherpte worden gewijzigd.
Bij alle drie beeldeigenschappen kunt u (onafhankelijk van elkaar)
tussen twee stappen kiezen.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
IMAGE, selecteer JPG Settings, en
Contrast, Saturation, of Sharpness, en
3. in de respectieve submenu's de gewenste instellingen.
In het geval van
Saturation, staat de extra optie Monochrome het
maken van zwart-wit foto's toe. Daarom is ook het zoekerbeeld
zwart-wit.
Aanwijzing:
Bij het gebruik van de tracking-functie (zie pagina 206) verschijnt
het weergegeven beeld in kleur, zelfs wanneer
Monochrome is
ingesteld. De opnamen worden echter opgeslagen in zwart-wit.
188
JPEG-kleurruimte
Voor de verschillende doeleinden van digitale beeldbestanden zijn
de eisen die aan de kleurweergave worden gesteld zeer
uiteenlopend. Daarom zijn verschillende kleurruimten ontwikkeld,
zoals bijv. standaard-RGB (rood/groen/blauw) dat voor eenvoudige
afdrukken volstaat. Voor veeleisende beeldbewerking met de
betreffende programma's, bijv. voor kleurcorrecties, is Adobe
®
RGB
in de relevante branches de standaard geworden. In het
voorstadium van professioneel afdrukken wordt vaak met ECI
gewerkt. Met de Leica SL kunt u kiezen tussen deze drie
kleurruimten.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. in het bijbehorende submenu
Adobe RGB.
IMAGE, selecteer JPG Settings, en
Color Space, en
sRGB, ECI RGB v2.0 of
Aanwijzingen:
• Wanneer u uw afdrukken door een groot fotolaboratorium, een
minilab of via internet fotoservice laat maken, dient u de
instelling
• De instellingen op
sRGB te kiezen.
Adobe RGB en ECI-RGB v2 .0 zijn alleen
raadzaam voor professionele beeldbewerking in een
werkomgeving met geijkte kleuren.
JPG-ruisvermindering
In de digitale fotografie wordt het optreden van verkeerde
beeldpunten, die zowel wit als rood, blauw en groen kunnen zijn,
als ruis aangeduid. Ook bij gebruik van hogere gevoeligheden blijft
ruis gelukkig meestal verwaarloosbaar klein.
Bij de productie van JPG-beeldbestanden maakt ruisvermindering in
principe echter wezenlijk deel uit van de gegevensverwerking.
Aangezien zij anderzijds ook effect heeft op de scherpte-weergave,
kunt u deze ruisvermindering ten opzichte van de standaard
instelling naar wens verzwakken of versterken.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. in het bijbehorende submenu
IMAGE, selecteer JPG Settings,
Noise Reduction, en
Low, Medium, of High.
NL
Opname-basisinstellingen
189
NL
WITBALANS
In de digitale fotografi e zorgt de witbalans voor een neutrale,
natuurgetrouwe kleurweergave bij elk licht. Dit houdt in dat de
camera vooraf erop wordt afgestemd welke kleur als wit moet
worden weergegeven.
U kunt kiezen tussen, automatische witbalans, verschillende
voorinstellingen, twee instellingen voor handmatige meting en
directe instelling van de kleurtemperatuur:
Automatische witbalans
Buitenopnamen in de zon
Opname-basisinstellingen
Buitenopnamen bij bewolkte hemel
Buitenopnamen met het hoofdonderwerp in de schaduw
Gloeilampbelichting
Belichting met metaalhalogenidelampen
Bijv. voor foto's binnenshuis met (voornamelijk) licht van tl-buizen met
warme lichtkleur
Bijv. voor foto's binnenshuis met (voornamelijk) licht van tl-buizen met
koele lichtkleur
Belichting met elektronische fl its
Handmatige instelling door meting met instelbaar richtpunt
Handmatige instelling door meting
Handmatige invoer van een kleurtemperatuur
K
1
Aanwijzingen:
• Als niet-compatibele fl itsers worden gebruikt, dan moet de
instelling
worden gebruikt.
• Deze functie kan worden toegewezen aan een van de softkeys
voor directe toegang en ook aan het menu
FAVORI TES .
Automatische en vaste voorinstellingen
Instellen van de functie - met menubediening
1. In de menusectie
IMAGE, selecteer White Balance, en
2. in het submenu de gewenste instelling.
• De kleur van de afbeelding wordt dienovereenkomstig
aangepast.
3. Sla de instelling op door op het achterste instelwiel, de joystick
naar voren of de ontspanner te drukken.
190
1
Kleurtemperaturen worden in principe in Kelvin aangegeven.
Instelling van de functie, met behulp van directe toegang met gebarenbediening
WHITE BALANCE
WHITE BALANCE
WHITE BALANCE
WHITE BALANCE
WHITE BALANCE
Druk op de knop waaraan u de functie heeft toegewezen en houd deze ingedrukt tot de respectievelijke instelling verschijnt.
Aanwijzingen:
• Als u de schermen eerder wilt verlaten, drukt u op het achterste instelwiel of de joystick naar voren, of op de
elk geval worden de instellingen automatisch opgeslagen.
• Zelfs tijdens de gebarenbediening kunnen instellingen met het achterste instelwiel of de joystick worden gedaan.
NL
Opname-basisinstellingen
BL knop of ontspanner. In
191
NL
Handmatige instelling door meting
Leica SL biedt u de keuze tussen twee zulke modi die een
bediening toestaan die met verschillende situaties/onderwerpen
overeenkomen.
Graycard is het meest geschikt voor
onderwerpen waar u duidelijk een neutraal grijs of zuiver wit gebied
kunt identificeren. Als dat niet het geval is of als u wilt dat uw
meting is gebaseerd op een detail dat niet in het midden ligt, dan
kunt u
Graycard Live View gebruiken.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu, de gewenste
Opname-basisinstellingen
IMAGE, selecteer White Balance, en
Graycard instelling.
Deze twee stappen kunnen ook worden uitgevoerd met directe
toegang en gebarenbediening, precies zoals dat beschreven is voor
automatische en vaste voorinstellingen op pagina 46-191.
De volgende stappen kunnen verschillen, afhankelijk van de
geselecteerde
Graycard-instelling.
Als Graycard is geselecteerd:
3. Roep het desbetreffende scherm op door het achterste
instelwiel in te drukken of de joystick naar voren te drukken.
• In het midden van het beeldscherm wordt het meetbereik
aangegeven door een geel kader.
Als u dit scherm weer wilt verlaten zonder de meetfunctie, dan
drukt u kort op de
TR knop
4. Richt de metingzone op een neutraal grijs of zuiver wit gebied,
zorg ervoor dat deze het kader volledig vult.
5. Sla de gemeten instelling op door de ontspanner, de
FN-knop te bedienen, of door het instelwiel of de joystick naar
BR- of de
voren te drukken.
Graycard Live View is geselecteerd:
Als
3. Roep het desbetreffende scherm op door het achterste
instelwiel in te drukken of de joystick naar voren te drukken.
A
C
B
D
A
Afbeelding op basis van de automatische witbalans-instelling
B Draadkruis dat het meetgebied aangeeft
C Knopfunctie-indicatie, terug naar de vorige weergave
D Knopfunctie-indicatie, opslaan van de gemeten waarde
192
4. Druk de joystick in de gewenste richting om het draadkruis
naar het detail te bewegen, waarvan u wilt dat dit de basis is
voor de nieuwe instelling van de witbalans.
6. Druk voor de meting op het achterste instelwiel of de joystick
naar voren.
• De kleur van de afbeelding wordt dienovereenkomstig
aangepast.
7. Sla deze instelling op, óf door te drukken op de ontspanner tot
het 1ste drukpunt, óf op de
BR knop, óf herhaal de meting met
de stappen 3-6.
Aanwijzingen:
• Een waarde die op deze wijze is bepaald, blijft zo lang
opgeslagen, d.w.z. wordt voor alle volgende opnamen gebruikt,
tot er een nieuwe meting of een andere instelling van de
witbalans wordt gebruikt.
• Deze functie kan worden toegewezen aan het menu
FAVORI TES .
Directe instelling van de kleurtemperatuur
U kunt de waarden direct instellen tussen 2000 en 11500.
Daarmee is een zeer groot gebied beschikbaar dat bijna alle in de
praktijk voorkomende kleurtemperaturen dekt en waarbinnen u de
kleurweergave zeer nauwkeurig op de aanwezige lichtkleur en uw
persoonlijke voorkeur kunt afstemmen.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
IMAGE, selecteer White Balance, en
K.
3. Druk op het achterste instelwiel of de joystick naar voren om
het respectievelijke submenu op te roepen, en
4. de gewenste waarde instellen door het achterste instelwiel te
verdraaien of door de joystick naar links of rechts te drukken.
• De kleurtoon van de weergegeven afbeelding verandert
dienovereenkomstig.
5. Sla de instelling op door op het achterste instelwiel, de joystick
naar voren of de ontspanner te drukken.
De stappen 2 en 4 kunnen ook worden uitgevoerd met
gebarenbediening, in principe zoals dat beschreven is voor
automatische en vaste voorinstellingen op pagina 46-191.
NL
Opname-basisinstellingen
193
NL
ISO-GEVOELIGHEID
De ISO-instelling staat een handmatige aanpassing van sluitertijd/
diafragmawaarde toe om aan de betreffende situatie te voldoen.
Naast de vaste instellingen is er ook een automatische functie
beschikbaar (zie ook de volgende paragraaf).
Instellen van de functie - met menubediening
1. In de menusectie
IMAGE, selecteer ISO, en
2. in het submenu de gewenste instelling.
Instelling van de functie - met gebarenbediening (met
directe toegang)
Opname-basisinstellingen
Dit gebeurt voornamelijk als beschreven is voor
White Balance op
pagina 191.
Auto ISO instelling
ISO op Auto is ingesteld, stelt de camera automatisch de
Als
gevoeligheid in om zich aan de helderheid van de omgeving aan te
passen. Met de functie is het echter ook mogelijk prioriteiten vast
te leggen, bijv. om reden van beeldvorming. Hiermee kunt u de
gebruikte gevoeligheid begrenzen (bijv. om lawaai te beperken) en
ook de sluitertijd instellen waarboven de automatische verhoging
van gevoeligheid wordt geactiveerd (in plaats van het gebruiken van
voortdurende langzamere sluitertijden, bijv. om onscherpe foto's
van bewegende onderwerpen te voorkomen).
Instellen van de functies
1. In de menusectie
2. in het submenu
SETUP, selecteert u Auto ISO Settings,
Auto ISO Photo.
Het uur instellen:
3. Selecteer in het volgende submenu
4. in het vervolgens verschijnend submenu
Maximum ISO, en
ISO Limit Values,
Minimum ISO of
5. daar de gewenste waarden.
• In een staafdiagram dat het gehele instelbereik weergeeft,
worden voor betere overzichtelijkheid zowel de ingestelde
getalswaarde als de bijbehorende strepen weergegeven,
blauw voor de onderste, rood voor de bovenste
grenswaarde.
De maximale belichtingstijd en van Floating ISO instellen
3. Selecteer in het volgende submenu
Floating ISO, en
Maximum Exposure Time, of
4. selecteer de gewenste instellingen in de desbetreffende
submenu's of schakel de
• De ingeschakelde functie
door
.
Floating ISO functie On of Off.
Floating ISO wordt weergegeven
194
Floating ISO dient bij het gebruik van zoom-lenzen met
veranderlijke beginopening (bijvoorbeeld Leica Vario-Elmarit-SL
1:2.8-4/24-90 ASPH.) voor het veilig stellen van de correcte
belichting bij handmatige belichtingsinstelling (
tijd-(
A), diafragma-(T) en programma-automaten (P) naast het
M) respectievelijk bij
ontvangen van de automatisch en / of handmatig ingestelde
sluitertijd- en diafragmawaarde.
Toelichting:
De bij een brandpuntsafstand van een dergelijke lens handmatig
ingestelde sluitertijd- en diafragmawaarden (m) geven bij kortere
respectievelijk langere brandpuntsafstanden vanwege de dan
grotere respectievelijk kleinere daadwerkelijke diafragmaopeningen
lichtere respectievelijk donkerder belichtingen dan was bedoeld.
Floating ISO verandert de gevoeligheid automatisch, zodat de
gewenste belichting bij iedere brandpuntsafstand blijft
gehandhaafd.
De drie automatische belichtingsmodi (
A, T, P) stellen de correcte
belichting weliswaar bij iedere brandpuntafstand in, maar door
middel van veranderde sluitertijd- en / of diafragmawaarde.
Floating ISO verandert in die gevallen de gevoeligheid automatisch,
zodat zowel de gewenste belichting als de oorspronkelijke
sluitertijd/diafragma-combinatie bij iedere brandpuntsafstand blijft
gehandhaafd.
Aanwijzingen:
Maximum ISO en Maximum Exposure Time zijn alleen effectief als
•
ISO is ingesteld op Auto ISO.
•
1/f resulteert in de laagst mogelijke sluitertijden op basis van de
regel voor het maken van scherpe foto's uit de vrije hand, bijv.
1⁄100s met een brandpuntsafstand van 100 mm.
1/2f is in
principe hetzelfde, met uitzondering dat dit in twee keer snellere
sluitertijden resulteert wanneer dat mogelijk is, bijv. voor nog
meer veiligheid tegen onscherpe foto's.
•
Floating ISO is niet beschikbaar, als Auto ISO is ingeschakeld.
•
Floating ISO kan uitsluitend werken als de oorspronkelijke
ISO-instelling speelruimte voor verandering toelaat; dat wil
zeggen: niet zonder dat reeds de hoogste / laagste ISOinstelling wordt gebruikt. Als dat het geval is, wordt het
waarschuwingsteken
Floating ISO weergegeven.
NL
Opname-basisinstellingen
195
NL
BEELDSTABILISATIE
Hoe slechter het licht voor opnamen, hoe langer zijn de voor een
correcte belichting benodigde sluitertijden. Dit kan snel leiden tot
sluitertijden die zo lang zijn dat de camera beweegt, en het gevolg
ervan zijn onscherpe beelden. Enkele Leica SL lenzen zijn uitgerust
met een optisch stabilisatiesysteem dat deze tot een bepaalde
graad kan compenseren; dat wil zeggen: het equivalent van
maximaal circa drie sluitertijdstappen. Hierdoor kunt u scherpe
foto's maken met sluitertijden die langzamer zijn dan wat normaal
haalbaar is terwijl u een camera met de hand vasthoudt. Videoopnamen profiteren ook door een duidelijk rustiger beeld (zie ook
pagina 227).
Opname-basisinstellingen
Houd er wel rekening mee dat dit systeem geen onscherpe foto's
kan voorkomen als gevolg van bewegingen van het onderwerp in
combinatie met ongeschikte, d.w.z. te lange sluitertijden.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
SETUP, selecteer Optical Image Stabilization
en
2. de functie
Als deze is ingesteld op
On- of Off-schakelen.
On, dan selecteert de camera automatisch
het juiste type bediening. Meestal zal dit leiden tot compensatie in
alle richtingen. Wanneer er alleen een horizontale beweging in één
richting is geregistreerd, bijv. bij het 'volgen' van een bewegend
onderwerp tijdens een opname om deze te 'bevriezen' voor de
achtergrond, dan vindt er alleen verticale compensatie plaats.
Aanwijzingen:
• Bij opnamen vanaf een statief bereikt u de beste resultaten met
uitgeschakelde stabilisering.
• Deze functie kan worden toegewezen aan een van de softkeys
voor directe toegang.
196
NL
Opname-basisinstellingen
197
NL
FOTO OPNAMEMODUS
DE ONTSPANNER
Opnamemodus
De ontspanner werkt in twee stappen:
1. Wanneer de camera zich in stand-by-modus bevindt (zie
198
pagina180) activeert het indrukken ervan tot het eerste drukpunt de weergaven in de zoeker, monitor, en de weergaven van
het bovenste paneel zowel de automatische afstandsinstelling
/ autofocus (indien ingesteld) en de belichtingsmeting en
controle door het opslaan van de gemeten belichtingsmeting
voor spot en gecentreerde meting in
A, T en P (zie pagina
216/217). Bij gebruik van autofocus (automatische
scherpstelling) in de
AFs modus (zie pagina 201) wordt de
focusinstelling op hetzelfde moment opgeslagen. Door het
loslaten van de knop kunnen nieuwe metingen worden
uitgevoerd.
Aanwijzingen:
• Was vooraf de weergavemodus ingeschakeld (zie pagina
238), schakelt de camera bij het aantikken van de ontspanner terug naar de opnamemodus. Was vooraf de stand-bymodus ingeschakeld (zie pagina 180), wordt de camera bij
het aantikken van de ontspanner weer actief; dat wil zeggen:
meetsystemen en weergaven worden ingeschakeld.
• De ontspanner is geblokkeerd als
– het interne buff ergeheugen tijdelijk vol is, bijv. na een
serie foto's (d.w.z. geldt als er geen geheugenkaart is
geplaatst), of
– als de geplaatste geheugenkaart(en) vol is/zijn , of
– als in de autofocus-modus
AFs (zie pagina 201) de
scherpstelling (nog) niet heeft plaatsgevonden.
• Als alternatief voor de ontspanner kan de joystick tevens
worden gebruikt voor het opslaan van instellingen van de
belichting en van het automatisch scherpstellen (mits de
AE/AF Lock Button functie overeenkomstig is ingesteld, zie
pagina 218).
2. Door de knop helemaal in te drukken, wordt een foto genomen
of start een voorgeselecteerde zelfontspanner vertragingstijd,
of start een voorgeselecteerde reeks of interval-serie (zie
pagina 236/222/234).
Vergrendeling van de ontspanner en video-opname knop
Om te voorkomen dat er foto's gemaakt worden tijdens het
weergeven en opnemen van video of om te voorkomen dat u per
ongeluk een video start tijdens de fotomodus, kunnen de beide
knopfuncties worden uitgeschakeld tijdens de hierboven beschreven modi.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. In het submenu
3. de functie
SETUP, selecteer Customize Control,
Mode Lock Photo/Video, en
On- of Off-schakelen.
Video-opnamen (beeld en geluid) worden tijdens een (foto-)
opname onderbroken.
Aanwijzingen:
• Deze instelling deactiveert niet de functie van de ontspanner bij
het indrukken tot aan het eerste drukpunt (zie vorige gedeelte).
• Deze instelling is niet van invloed op de knoppenfuncties
wanneer er tijdens menubediening op wordt gedrukt.
NL
Opnamemodus
OpnamemodusKnop ingedrukt
Foto-opnamemodus OntspannerEen foto makenEen foto maken
VideoweergaveOntspannerEen foto makenGeen functie
Tijdens het
opnemen van video
* Niet beschikbaar bij
- video-opnamen met 4 K resoluties (4096 x 2160, 3840 x 2160 pixels)
- video-opnamen met 24/100/120B/s 24p-video-opnamen
(ontspanner helemaal
indrukken)
VideoknopBegint de
VideoknopBegint de
OntspannerEen foto maken*Stopt de
VideoknopStopt de
Functie
(indien ingesteld op
OFF)
video-opname
video-opname
video-opname
Functie
(indien ingesteld op
ON)
Geen functie
Begint de
video-opname
video-opname
Stopt de
video-opname
199
NL
Serieopnamen
U kunt de Leica SL niet alleen gebruiken om enkele foto's te
nemen, maar ook om een serie foto's te maken.
Instellen/gebruiken van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu,
Opnamemodus
3. Houd de ontspanner helemaal ingedrukt.
Aanwijzingen:
• Als de ontspanner onmiddellijk na het indrukken weer wordt
vrijgegeven, dan wordt slechts één foto genomen ongeacht de
menu-instelling.
• Met het buffergeheugen van de camera kunnen slechts een
beperkt aantal foto's in serie met de geselecteerde frequentie
worden genomen. Wanneer de grens van de buffercapaciteit is
bereikt, wordt de frequentie verlaagd.
• Onafhankelijk van het aantal opnamen in een serie, wordt in
beide weergavemodi (zie pagina 238) eerst de laatste foto van
de serie resp. de laatste foto van de serie getoond die op de
geheugenkaart (zie pagina 239) is opgeslagen – mits op dit
tijdstip nog niet alle opnamen van de serie door het interne
geheugen van de camera op de kaart zijn overschreven.
Hoe u andere opnamen van de serie kunt kiezen en welke
mogelijkheden er verder nog zijn voor de weergavemodi, zijn in
de volgende secties beschreven, beginnend op pagina 238.
CAMERA, selecteer Drive Mode, en
Continuous Low Speed,
Continuous Medium Speed of Continuous High Speed.
– De camera maakt foto's tot de capaciteit van het
buffergeheugen of de geheugenkaart(en) op is.
• De modus Continuous werkt samen met het scherpstellen,
alsmede met de instellingen voor belichting en automatische
witbalans in een van de volgende manieren/situaties (zie de
betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de
genoemde modi):
–
Continuous Low Speed en Continuous Medium Speed
Met AFs, AFc, en MF, worden de belichtings- en
witbalansinstellingen individueel bepaald voor elke enkele
opname, met
AFs en AFc wordt het scherpstellen ook
uitgevoerd.
4.
Continuous High Speed
Met AFs, AFc en MF worden de belichting, scherpte en
witbalans instellingen voor de eerste opname bepaald en
gebruikt bij alle volgende opnamen.
200
SCHERPSTELLING
Scherpstelmodi
U kunt kiezen tussen één van de twee automatische/autofocus
modi (
AFs, AFc), of handmatig scherpstellen(MF).
Instellen van de functie
1. In de menusectie
CAMERA, selecteer Focus Mode, en
2. in het submenu de gewenste functie.
Aanwijzing:
Dit menupunt kan worden toegewezen aan een van de softkeys
voor directe toegang en ook aan het menu
FAVORI TES .
Automatische afstandsinstelling / autofocus
De autofocus-instelprocedure wordt gestart door de ontspanner tot
het 1ste drukpunt in te drukken.
– Het deel van het onderwerp waarop u richt met het AF kader
wordt automatisch scherp gesteld.
AFs (single) / scherpe prioriteit
– Als het scherpstellen is geslaagd, wordt de procedure beëindigd
en de instelling wordt opgeslagen zolang de ontspanner
ingedrukt wordt gehouden.
Zolang geen onderwerp goed is scherpgesteld, kan geen opname
worden gemaakt.
AFc (continuous) / ontspanprioriteit
– Het scherpstellen gaat door zolang de ontspanner ingedrukt
wordt gehouden, d.w.z. gedurende deze tijd wordt de instelling
aangepast wanneer het meetsysteem andere objecten op andere
afstanden detecteert, of de afstand van de camera tot het deel
van het onderwerp waar u op richt verandert.
De ontspanner kan altijd helemaal worden ingedrukt. Zelfs als er
geen deel van het onderwerp wordt scherp gesteld, kan een foto op
elk moment worden gemaakt. De enige manier om een instelling in
deze modus op te slaan is door de joystick naar voren te drukken
(mits de
AE/AF Lock Button functie overeenkomstig is ingesteld, zie
pagina 218).
De status van de scherpstelling wordt als volgt weergegeven:
– In geval van succesvolle scherpstelling:
• De kleur van het AF kader wordt groen.
• Een akoestisch signaal wordt gegenereerd (indien
geselecteerd).
– In het geval dat automatische scherpstelling niet succesvol/
mogelijk is:
• De kleur van het AF kader wordt rood.
NL
Opnamemodus
201
NL
Aanwijzingen:
• Wanneer de functie
kan de automatische scherpstelling ook worden gestart door het
aanraken van het gewenste deel van het onderwerp in het
monitorbeeld.
• Als de
(zie pagina 218), dan kan de automatische scherpstelling ook
Opnamemodus
worden gestart door de joystick naar voren te drukken.
• De ontspanner slaat de AF-instelling samen met de
belichtingsinstelling op, behalve in het geval dat bepaalde
AE/AF Lock Button functies zijn ingesteld.
• Het AF-meetsysteem werkt passief op basis van contrasten,
d.w.z. verschillen tussen licht/donker worden in dat deel van het
onderwerp door de geselecteerde AF meetmodus geregistreerd.
Het is daarom afhankelijk van een zekere minimale helderheid
en contrast in het onderwerp.
Daarom kan het AF-meetsysteem in bepaalde situaties niet
scherpstellen en stelt de afstand correct in, bijv. wanneer het
door de geselecteerde AF-meetmodus geregistreerde onderwerp
Tou ch A F geactiveerd is (zie pagina 207),
AE/AF Lock Button functie overeenkomstig is ingesteld
– onvoldoende verlicht is (zie volgende sectie), en/of
– niet voldoende verschillende helderheidniveaus respectievelijk
structuren bevat en / of
– bij 'liggende' opnamen uitsluitend verticale randen laat zien
respectievelijk uitsluitend verticale randen bij 'staande'
opnamen en / of
– buiten het beschikbare afstelbereik is.
Scherpstelbereik beperking
Voor de meeste lenzen wordt het scherpstellen sneller uitgevoerd
als de gerichte afstanden langer worden. Dit is te wijten aan het
feit dat de optische systemen van de lenzen voor kortere afstanden
verder moeten worden bewogen. Dus als u weet dat u niet op
kortere afstanden scherp moet stellen, kunt u de AF bediening
versnellen door extreem korte afstanden van het scherpstelbereik
uit te sluiten.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. de functie
CAMERA, selecteer Focus Limit (Macro), en
On- of Off-schakelen.
Aanwijzingen:
De grens voor afstand/scherpstelling verschilt van lens tot lens
(zie de respectievelijke instructies).
Deze functie is niet beschikbaar bij bepaalde Leica SL lenzen
(zie de respectievelijke instructies). Het is niet beschikbaar voor
andere typen lenzen, bijv. bij het gebruik van adapters.
Wanneer de lens wordt vervangen terwijl de camera
ingeschakeld is, dan wordt een
Focus Limit (M acro) gereset naar Off.
On instelling in
Dit menupunt kan worden toegewezen aan een van de softkeys
voor directe toegang en ook aan het menu
FAVORI TES .
202
Handmatig 'overtroeven' van de AF-instelling
Op voorwaarde dat geen Leica SL-lenzen of lenzen van het
TL-systeem worden gebruikt, kan in beide AF-modi de
automatische instelling altijd handmatig worden 'overtroefd':
1. Houd de ontspanner in het eerste indrukpunt.
2. Stel met de afstandsinstelring van de lens het gewenste deel
van het onderwerp scherp.
AF-hulplamp
De ingebouwde AF-hulplamp breidt het gebruiksbereik van het
AF-systeem uit bij slechte lichtomstandigheden. Als de functie is
ingeschakeld, gaat de lamp bij zulke omstandigheden branden
wanneer de AF bediening wordt gestart door indrukken van de
ontspanner of van de joystick.
De lamp heeft een bereik van ca. 1-3 m / 3-9 feet.
NL
Opnamemodus
Meer details over de handmatige scherpstelling en de daarvoor
beschikbare instelhulpen vindt u op 68, 184/65.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu,
3. de functie
SETUP, selecteer AF Setup,
AF Assist Lamp, en
On- of Off-schakelen.
Aanwijzing:
Het is raadzaam om een aangebrachte tegenlichtkap te
verwijderen, want dit kan de lamp storen.
203
NL
Autofocus-meetmethoden en -werkwijzes
Voor het fijn bewerken van het AF-systeem met verschillende
onderwerpen, situaties en beeldvormingideeën, kunt u kiezen
tussen drie meetmethoden. De zes functies kunnen vrij worden
gecombineerd, met uitzondering van
(zie pagina207):
Autofocus-meetmethoden
Opnamemodus
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu,
1 Point- meting
Deze autofocus-functie is gebaseerd op een enkel meetveld dat in
het monitorbeeld vrij kan worden verplaatst. Oorspronkelijk, d.w.z.
in zijn standaardpositie, is dit veld in het midden van het
beeldscherm.
De enkel-veld-meting is de favoriete methode voor het afstemmen
van de AF-instelling op onderwerpdetails op willekeurige plaatsen
in het beeldveld.
Als u het meetveld wilt bewegen, dan moet dit worden gedaan
voordat u de ontspanner indrukt, d.w.z. voordat de AF-bediening
start. Dit kan worden uitgevoerd met bediening van de knop of
door middel van aanraken.
Auto (gezichtsherkenning),
CAMERA, selecteer AF Field Size, en
1 Point, Field, of Zone.
Knoppenbediening
Druk de joystick in de gewenste richting (ook om het meetveld
terug in de middenpositie te bewegen).
Touchbediening
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. de functie
SETUP, selecteer Customize Control,
Tou ch A F, en
On schakelen.
4. Activeer opnieuw de opnamemodus, en
5. raak het gewenste deel van het onderwerp aan (ook om het
meetveld terug in de middenpositie te bewegen).
Aanwijzing:
Als deze meetmethode samen met de belichtings-meetmethode
spotmeting (zie pagina 210) wordt toegepast, is het AF-meetveld
gekoppeld met de spotmeting. In die gevallen gaat het ook om een
verplaatsing van beide metingen.
Beide andere AF-meetmethoden berusten op een ingesteld raster
dat in totaal uit 49 meetpunten bestaat. Om de meting nog
nauwkeuriger aan het onderwerp en de situatie te kunnen
aanpassen, kunt u kiezen of alle, of 37, of 5, of slechts 1
meetveld(en) beschikbaar moeten staan.
204
Meetveld-verdeling
Het aantal meetvelden instellen
1. In de menusectie
2. in het submenu
SETUP, selecteer AF Setup,
Number of Steps, en
3. daar het gewenste aantal.
U kunt eveneens kiezen of het betreffende raster al of niet moet
worden weergegeven.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. de functie
SETUP, selecteer AF Setup,
AF Steps Visible, en
On- of Off-schakelen.
• Het raster verdwijnt zodra de ontspanner wordt ingedrukt.
Field-meting
Deze meetmethode werkt met één van de meetvelden van het
raster.
9-veld meting [Zone]
Bij deze meetmethode worden onderwerp-uitsnedes met
samenhangende groep van 3 x 3 velden opgenomen. De scherpteinstelling vindt plaats op de onderwerpdelen met de kleinste
afstand. Het combineert een bepaalde mate van momentane
geschiktheid met de mogelijkheid om doelbewust op grotere
motieven te richten.
• Als de instelling is voltooid, worden de meetvelden weergegeven,
waarin onderwerpdelen scherp worden afgebeeld.
Binnen de betreffende rasters kunt u het actieve meetveld (bij
Field) respectievelijk de groep van de actieve meetvelden (bij Zone)
verplaatsen. Dit geldt evenzo voor de op de volgende pagina
beschreven functies
de vorige paragraaf voor
Static en Dynamic en vindt net zo plaats als in
1 Point beschreven.
NL
Opnamemodus
205
NL
Naast de autofocus meetmodi die zijn beschreven op de vorige
pagina's, zijn er nog drie functies beschikbaar die ontworpen zijn
voor specifieke motieven en/of situaties.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
Opnamemodus
Binnen het betreffende raster kunt u het actieve meetveld (bij
Field) respectievelijk de groep van de actieve meetvelden (bij Zone)
verplaatsen. Dit vindt net zo als in de vorige paragraaf voor
beschreven.
Aanwijzing:
Dit menupunt kan worden toegewezen aan een van de softkeys
voor directe toegang en ook aan het menu
Static
Met deze functie blijft het meetveld respectievelijk de
meetveldgroep en de door u bepaalde locatie in het beeldveld; dat
wil zeggen: ook wanneer het onderwerp zich buiten het meetveld
respectievelijk de meetveldgroep bevindt respectievelijk uit de
meetveldgroep beweegt.
Deze functie wordt aanbevolen als u de automatische
scherpstelling op een bepaalde locatie respectievelijk op een
bepaald bereik van het beeldveld wilt vastleggen.
CAMERA, selecteer AF Mode, en
Static, Dynamic (Tracking), of Auto (Face).
1 Point
FAVORI TES .
Dynamic (Tracking)
Met deze functie wordt het betreffende meetveld automatisch
bijgewerkt met een eenmaal opgenomen en scherpgesteld
onderwerpdeel, als dit door het beeldveld beweegt. Dit vindt
onafhankelijk plaats van het feit of daarbij de afstand tot het
onderwerp verandert en onafhankelijk van het feit of
AFs of AFc is
ingesteld.
Deze functie is aan te bevelen als de scherpte van een bepaald
onderwerpdeel voor u belangrijker is dan diens positie in het
beeldveld.
• Als verwijzing naar de geactiveerde positie is het meetveld
respectievelijk de meetveldgroep gemarkeerd door een extra,
gesloten kader.
Aanwijzingen:
• De tracking-functie stopt als de ontspanner wordt vrijgegeven
voordat u een foto maakt. In een dergelijke situatie blijft het
meetkader in de laatste positie.
• Bij het gebruik van de tracking-functie is het weergegeven beeld
in kleur, zelfs wanneer
JPG Settings van het submenu Saturation (zie pagina 188). De
Monochrome is ingesteld in de
opnamen worden echter opgeslagen in zwart-wit.
206
Auto (Face)
In deze modus herkent de Leica SL automatisch gezichten in het
beeld en stelt scherp op de gezichten op de kortste afstand.
Worden er geen gezichten herkend dan wordt 9-veld-meting
toegepast.
Autofocus met touchregeling
In deze modus kunt u de AF-bediening starten door te tikken op
het gewenste motief ergens op het monitorbeeld.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. de functie
SETUP, selecteer Customize Control,
Tou ch A F, en
On- of Off-schakelen.
De functie starten
Raak op de monitor het onderwerpdeel aan dat moet worden
scherpgesteld. De procedure start pas als u uw vinger weer van de
monitor neemt.
• In deze modus wordt de status van de scherpstelling als volgt
weergegeven:
– Wit: (uitsluitend vóór eerste gebruik) monitor is nog niet
aangeraakt
– Groen: Monitor aangeraakt, geselecteerde motief is met
succes scherp gesteld
– Rood: Monitor aangetikt, maar geselecteerd motief kan niet
worden scherp gesteld (wordt weer wit kort nadat de
poging voor het scherpstellen eindigt)
Aanwijzingen:
• Als
AF Mode is ingesteld op Auto (Face), dan werkt Tou ch A F
niet.
• Met deze modus kan de AF-bediening worden gestart met de
ontspanner en de joystick.
• Het meetkader bevindt zich altijd op de laatste positie waar het
was geplaatst, ongeacht waar deze geplaatst was met behulp
van een van de varianten van de enkelveld-meetmodus.
• Als de functie
AF-meetsmethode; dat wil zeggen:
Auto (Face) wordt gebruikt, is de ingestelde
1 Point, Field, of Zone
inactief en daarom in de menulijst grijs weergegeven.
• Als deze functie samen met de belichtings-meetmethode
spotmeting
Spot (zie pagina 210) wordt toegepast, is het
spot-meetveld gekoppeld met het door de gezichtsherkenning
vastgelegde AF-meetveld. In dat geval kan ook het spotmeetveld niet worden verplaatst.
NL
Opnamemodus
207
NL
Handmatige scherpstelling (MF)
Bij bepaalde motieven en situaties kan het nuttig zijn de
afstandsinstelling zelf uit te voeren in plaats van met autofocus te
werken. Bijvoorbeeld als u dezelfde instelling voor meerdere foto's
wilt gebruiken en het gebruik van de meetwaarde-opslag
ingewikkelder zou zijn, of als bij landschapsopnamen de instelling
op oneindig behouden moet worden of als slechte, d.w.z. zeer
donkere, lichtomstandigheden geen, of slechts langzamer
Opnamemodus
AF-bediening toestaat.
Om scherp te stellen, aan de afstandsinstelring van de lens
draaien, totdat uw motief, resp. het belangrijkste deel van het
motief scherp wordt afgebeeld. Daarbij komt de instelsnelheid
overeen met de draaisnelheid, zodat u afhankelijk van de behoefte
snel een geheel ander scherptepunt kunt bereiken of zeer
fijngevoelige instellingen kunt realiseren.
Aanwijzingen:
• Wanneer de ontspanner wordt aangetikt (tot het 1ste drukpunt),
toont de bovenste weergave de ingestelde afstand evenals de
voor- en achtergrenzen van de resulterende
scherptedieptebereik (zie pagina 277).
• Zelfs als
Focus Mode is ingesteld op MF, kunt u de joystick op elk
gewenst moment gebruiken om de AF-bediening te starten (mits
de
AE/AF Lock Button functie overeenkomstig is ingesteld, zie
pagina 218).
• Zelfs als
Focus Mode is ingesteld op AFs of AFc, kunt u op elk
gewenst de AF instelling 'overtroeven'.
• Om de nauwkeurige instelling te vergemakkelijken en de
instelnauwkeurigheid te verhogen, zijn bij de Leica SL naast de
in de volgende paragrafen beschreven uitsnedevergroting de
markering van scherpgestelde onderwerpen 'Fokus Peaking'
beschikbaar (zie pagina 184).
208
Uitsnede-vergroting als hulpfuncties voor de scherpstelling
In alle scherpstelmodi
AFs, AFc en MF beschikt u, om de
nauwkeurige instelling te vergemakkelijken en de
instelnauwkeurigheid te verhogen, naast de op pagina 184
beschreven functie 'Fokus Peaking' over nog een hulpmiddel: de
vergrote weergave van een uitsnede.
Toelichting: Des te groter de details van het motief worden
afgebeeld,
des te beter kan hun scherpte worden beoordeeld en hoe
nauwkeuriger de afstand kan worden ingesteld.
De functie oproepen / gebruiken
Door op de
BL-knop te drukken, kunt u op ieder gewenst moment
vergrotingen van een (volgend) centraal deel van het beeldveld
oproepen.
De eerste druk resulteert in een 4x weergave, de tweede druk in 6x
weergave, bij de derde druk verschijnt weer de niet-vergrote
weergave.
U kunt kiezen welk deel van het beeldveld u nauwkeuriger wilt
bekijken, door de vergrote uitsnede te verplaatsen met behulp van
de joystick.
NL
Opnamemodus
209
NL
BELICHTINGSMETING EN -REGELING
Methoden belichtingsmeting
Voor de aanpassing aan de heersende lichtomstandigheden, aan
de situatie resp. uw werkwijze en uw creatieve ideeën zijn er met
de Leica SL drie belichtingsmeetmethoden beschikbaar.
Opnamemodus
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu de gewenste instelling.
Aanwijzing:
Dit menupunt kan worden toegewezen aan een van de softkeys
voor directe toegang en ook aan het menu
Meerveldsmeting -
Bij deze meetmethode analyseert de camera automatisch de
helderheidsverschillen in het motief en trekt hij op grond van de
vergelijking met geprogrammeerde helderheidsverdelingspatronen
conclusies over de vermoedelijke positie van het hoofdmotief en de
beste (compromis-) belichting die daarbij past.
Deze methode is daarom bijzonder geschikt voor spontaan,
ongecompliceerd en toch zeker fotograferen ook onder lastige
omstandigheden en zodoende voor het gebruik in combinatie met
de programma-automaat.
CAMERA, selecteer Exposure Metering, en
FAVORI TES .
Centrum-georiënteerde meting -
Bij deze meetmethode is het midden van het beeldveld het
belangrijkste, maar het registreert ook alle andere gedeelten.
Zij maakt het mogelijk – met name in combinatie met de
meetwaardenopslag – de belichting gericht op bepaalde
motiefgedeelten af te stemmen, terwijl tegelijk rekening wordt
gehouden met het totale beeldveld.
Spotmeting -
Deze meetmethode is uitsluitend geconcentreerd op een klein
bereik in het midden van het beeld.
Zij maakt het mogelijk kleine en allerkleinste details voor een
precieze belichting exact te meten – bij voorkeur in combinatie met
de handmatige instelling. Bij tegenlichtopnamen moet meestal
worden voorkomen dat de lichtere omgeving tot onderbelichting
van het hoofdmotief leidt. Met het veel kleinere meetveld van de
spotmeting kunnen ook zulke motiefdetails doelgericht worden
meegewogen.
Aanwijzingen:
• Zowel bij centraal georiënteerde meting als bij puntmeting kunt
u het meetveld verplaatsen.
• Als de puntmeting gezamenlijk met de AF-meetmethode
(zie pagina 204) of de AF-functie
Auto (Face) (zie pagina 207)
1 Point
wordt gebruikt, zijn de betreffende AF-meetvelden en het
spot-meetveld gekoppeld. In die gevallen gaat het ook om een
verplaatsing van beide metingen.
210
BELICHTINGSREGELING
Voor een optimale aanpassing aan het desbetreffende motief of uw
favoriete werkwijze zijn met de Leica SL de vier belichtingsmodi
programma-, tijd- en diafragma-automaat, evenals de volledige
handmatige instelling beschikbaar.
NL
Opnamemodus
Selecteer modi
P, A, T, M
Instellen van de functie
1. Druk in de opnamemodus op het achterste instelwiel en
• de gebruikelijke bovenkant paneelweergave wordt vervangen
door de (grote) letter van de huidige belichtingsmodus. De
pijltjes links en rechts geven aan hoe de modus gewijzigd
moet worden.
2. Draai deze naar rechts of links om de gewenste modus te
selecteren.
• Circa 2 s na de laatste draai van het achterste instelwiel
wordt de geselecteerde modus automatisch ingesteld.
3. Om de geselecteerde modus onmiddellijk in te stellen, druk op
het achterste instelwiel of op de ontspanner.
Aanwijzing:
Afhankelijk van de heersende lichtomstandigheden kan de
helderheid van het weergegeven beeld van de werkelijke opnamen
afwijken. Met name bij langdurige belichtingen van donkere
motieven lijkt het zoeker-/monitorbeeld duidelijk donkerder dan de
(correct belichte) opname.
211
NL
Achterste instelwiel tijdens opnamemodus
In de vier belichtingsregelingsmodi werken het achterste instelwiel
en het bovenste instelwiel als volgt:
Achterste
Opnamemodus
instelwiel
Bovenste
instelwiel
De bediening van zowel het achterste instelwiel en het bovenste
instelwiel kan op twee manieren worden aangepast,
– Hun standaardinstelling-richtingen kunnen worden
teruggedraaid, en
– hun instellingstappen kunnen worden aangepast.
Programmamo-
dus
(zie pagina 216)
Verandert de
automatisch
ingestelde
sluitertijd/
diafragma
combinaties
(programm-shift,
zie pagina 216)
1
Geen functie
Tijdautomaat-
modus
(zie pagina
217)
Wijzigt het
diafragma
Geen functie1Wijzigt de
Diafragma-auto-
maatmodus
(zie pagina 217)
Geen functie
sluitertijd
1
Handmatige
modus
(zie pagina 221)
Wijzigt het
diafragma
Wijzigt de
sluitertijd
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
SETUP, selecteer Customize Control,
Rear Wheel Direction of Front Wheel Direction,
en
3. in het betreffende submenu de gewenste functie.
4.
Front Wheel Direction
Stop Down →: Rechtsom draaien verhoogt, linksom draaien verlaagt
Stop Down →: Rechtsom draaien verkleint de diafragma-opening
(hogere waarden), linksom vergroot deze (lagere
waarden).
→ Stop Down: Rechtsom draaien vergroot de diafragma-opening
(lagere waarden), linksom verkleint deze (hogere
waarden).
Aanwijzing:
Deze instellingen hebben geen invloed op het bedienen van het
achterste instelwiel tijdens menubediening. Ze hebben geen enkel
effect als
On.
Auto ISO Settings in menusectie SETUP is ingesteld op
212
1
Directe invoer van een belichtingscorrectie bij fabrieksinstelling (On) van
Direct Exp. Control (zie pagina 220).
Instellingstappen
U kunt kiezen tussen stappen van 1⁄2 EV of 1⁄3 EV. Dit maakt het
mogelijk om een keuze te maken tussen sterkere of subtielere
effecten van uw respectieve aanpassingen.
Elektronische sluiter
1
Belichtingstijden tussen 60 s
en 1⁄8000s worden gevormd met de
mechanische sluiter. De naar wens inschakelbare, elektronische
sluiterfunctie vergroot het bereik tot 1⁄6000s.
NL
Opnamemodus
Instellen van de functie
1. In de menusectie
SETUP, selecteer EV Increment, en
2. in het submenu de gewenste instelling.
Aanwijzing:
Deze instelling is ook geldig voor belichtingscompensatie (zie
pagina 220).
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. de functie
CAMERA, selecteer Electronic Shutter, en
On- of Off-schakelen.
Als de functie is ingeschakeld, kan het gehele sluiterbereik worden
gebruikt. Tijden tot 1⁄8000
s worden dan verder met de
mechanische sluiter gerealiseerd, kortere met de elektronische
sluiterfunctie.
1
Bij automatische regeling (P, A, T) afhankelijk van gebruikte gevoeligheid:
ISO-gevoeligheidLangst mogelijke sluitertijd
5060 s
10030 s
20015 s
4008 s
8004 s
16002 s
32001 s
64001⁄2 s
125001⁄4 s
250001⁄8 s
500001⁄16 s
213
NL
623
AFc
1/8000s
623
AFc
1/8000s
BELICHTINGSVOORVERTONING
Met behulp van deze functie kunt u de effecten van de betreffende
belichtingsinstelling (dat wil zeggen: de daaruit resulterende
beeldhelderheid) voorafgaand aan de eigenlijke opname
controleren.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
Opnamemodus
2. de functie
Als de functie is ingeschakeld, schakelt het monitor-/zoekerbeeld
bij de drukpuntstand van de ontspanner van de gangbare
gelijkblijvende helderheid over naar de daadwerkelijk te verwachten
helderheid van het beeld.
CAMERA, selecteer Exp. Preview, en
On- of Off-schakelen.
SIMULATIE VAN HET BEELDEFFECT
Deze functie simuleert het effect van de instellingen voor diafragma
en sluitertijd, zodat u de resultaten kunt beoordelen voordat u een
foto maakt.
Instellen van de functie
1. Druk in de opnamemodus kort op de
• Elke keer dat u de knop
FN indrukt, schakelt de weergave
FN-(diafragma-)knop.
om. Pictogrammen geven de respectievelijke instelling aan
die boven de diafragmawaarde- en/of sluitertijdwaarden
verschijnt.
Normaal opnamescherm
F
2.525000
Effect van het diafragma
25000
2.5
Effect van het diafragma
en de sluitertijd
AFc
25000
2.5
1/8000
623
214
Aanwijzingen:
• U kunt autofocus activeren (zie pagina 201) door het indrukken
van de ontspanner tijdens de simulatiemodus voor de belichting.
• De simulatiemodus van de belichting wordt geannuleerd als de
camera wordt uitgeschakeld.
NL
Opnamemodus
215
NL
PROGRAMMA-AUTOMAAT (P)
Voor snel, volautomatisch fotograferen. De belichting wordt door
automatische instelling van sluitertijd en diafragma geregeld.
Maken van een opname met deze modus
1. Selecteer de
2. ontspanner tot het 1ste drukpunt drukken.
Opnamemodus
Als het automatisch ingestelde waardenpaar voor de bestemde
beeldvorming geschikt lijkt:
3. Ontspanner voor de opname volledig indrukken.
Als dat niet het geval is, kunt u het waardenpaar vóór het activeren
wijzigen.
212), en
P-modus met het achterste instelwiel (zie pagina
VERANDERT DE AUTOMATISCH INGESTELDE COMBINATIE
SLUITERTIJD/DIAFRAGMA (PROGRAM SHIFT)
Het wijzigen van de voorgegeven waarden met de shift-functie
combineert de betrouwbaarheid en snelheid van de
volautomatische belichtingsregeling met de mogelijkheid te allen
tijde de door de camera gekozen tijd/diafragma-combinatie naar
eigen wens te variëren.
Instellen van de functie
Voor kortere sluitertijden, bijv. bij sportfotografie, achterste
instelwiel naar rechts draaien, voor een grotere scherptediepte,
bijv. bij opnamen van landschappen, naar links (in de
veronderstelling dat u de daaruit voortvloeiende langere
sluitertijden accepteert)
• Geshiftete waardenparen zijn door een
S naast de P gekenmerkt.
De totale belichting, d.w.z. de helderheid van het beeld, blijft
daarbij ongewijzigd.
Aanwijzingen:
• Om een correcte belichting te garanderen, is het verstelbereik
begrensd.
• Om onbedoeld gebruik te voorkomen, keren de waarden na elke
opname en ook als de belichtingsmeting na 12 s automatisch
wordt uitgeschakeld, weer naar de door de camera voorgegeven
waarden terug.
216
TIJDAUTOMAATMODUS (A)
De automatische tijdsinstelling bestuurt de belichting automatisch
bij handmatige instelling van het diafragma. Deze is daarom
bijzonder geschikt voor opnamen waarbij scherptediepte het
beslissende beeldvormgevingselement is.
Met een kleinere diafragmawaarde kunt u het bereik van de
scherptediepte verkleinen, bijvoorbeeld om bij een portret het
scherp afgebeelde gezicht tegen een onbelangrijke of storende
achtergrond 'vrij te laten', of omgekeerd met een grotere
diafragmawaarden het bereik van de scherptediepte vergroten om
bij een landschapsopname alles van voor- tot achtergrond scherp
weer te geven.
Maken van een opname met deze modus
1. Selecteer de
A modus met het achterste instelwiel (zie pagina
212),
2. de gewenste diafragmawaarde, en
3. ontspanner tot het 1ste drukpunt drukken.
Als de automatisch ingestelde sluitertijd voor de bestemde
beeldvorming geschikt is:
4. Ontspanner voor de opname volledig indrukken.
Als dat niet het geval is, kunt u de diafragmawaarde vóór het
activeren ook wijzigen.
DIAFRAGMA-AUTOMAAT (T)
De diafragma-automaat regelt de belichting automatisch in
overeenstemming met de handmatig vooraf ingestelde sluitertijd.
Deze is daarom bijzonder geschikt voor opnamen van bewegende
motieven, waarbij de scherpte van de afgebeelde beweging het
beslissende beeldvormgevingselement is.
Met korte sluitertijden kunt u bijv. ongewenste
bewegingsonscherpte vermijden, d.w.z. uw motief 'bevriezen', of,
omgekeerd, met overeenkomstige langere sluitertijden de
dynamiek van de beweging door gerichte 'veegeffecten' tot uiting
brengen.
Maken van een opname met deze modus
1. Selecteer de
T modus met het achterste instelwiel (zie pagina
212),
2. stel de gewenste sluitertijd met het bovenste instelwiel in, en
3. ontspanner tot het 1ste drukpunt drukken.
Als de automatisch ingestelde diafragmawaarde voor de bestemde
beeldvorming geschikt lijkt:
4. Ontspanner voor de opname volledig indrukken.
Als dat niet het geval is, kunt u de sluitertijd vóór het activeren ook
wijzigen.
NL
Opnamemodus
217
NL
OPSLAAN VAN DE MEETWAARDEN
Om reden van beeldvorming kan het van voordeel zijn het
hoofdmotief niet in het midden van het beeld te plaatsen. In zulke
gevallen maakt het de meetwaardenopslag (met de belichtingsmodi
P, T en A maar ook de AF-meetmethoden 1 Point – en Field)
mogelijk, eerst het hoofdmotief te meten en deze instelling zolang
vast te houden tot u uw definitieve beeldfragment hebt bepaald en
wilt activeren.
Opnamemodus
Beide opslaghandelingen kunt u met de ontspanner realiseren. U
kunt de opslagfunctie echter ook tussen de ontspanner en de
joystick verdelen, of beide met de joystick uitvoeren.
Met behulp van de ontspanner
1. Het deel van uw motief, waarop de scherpte en belichting
2. Door het drukken op de ontspanner tot het eerste drukpunt de
Aanwijzing:
Geldt niet voor de scherpinstelmodus
volgende pagina)
3. Ontspanner verder half ingedrukt houden en door zwenken van
4. Ontspanner voor de opname volledig indrukken.
De opslagfunctie van de ontspanner wordt geannuleerd als u de
knop loslaat.
moet worden afgestemd, met het AF-kader viseren.
scherpte en/of belichting meten en betreffende instellingen
opslaan.
AFc (zie tabellen op de
de camera de uiteindelijke beelduitsnede bepalen.
Met behulp van de joystick
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
SETUP, selecteer Customize Control, en
AE/AF Lock Button.
• Nu verschijnt een ander submenu.
3. Selecteer in dit submenu voor welk soort scherpstelling-modus
u de functie van de joystick wilt instellen; dat wil zeggen: voor
de autofocus-modus (
(
MF).
AF Mode) of de handmatige instelling
• Nu verschijnt een ander submenu.
4. Selecteer in dit submenu welke functie(s) de joystick moet
uitvoeren.
218
Meet- en opslagfunctie(s)
AFs
Met
OntspannerJoystick
AF-L
AE-L
AF-L + AE-L
Start beide metingen en slaat
ze op
Met AFc
OntspannerJoystick
AF-L
AE-L
AF-L + AE-L
GeenStart de autofocus-meting en
Start de autofocus-meting en
slaat deze op
Start de belichtingsmeting en
slaat deze op
Start beide metingen en slaat
ze op
slaat deze op
Start de belichtingsmeting en
slaat deze op
Start beide metingen en slaat
ze op
Een foto maken
1. Het deel van uw motief, waarop de scherpte en belichting
moet worden afgestemd, met het AF-kader viseren.
2. Door de joystick naar voren te drukken, de in het submenu
AE/AF Lock Button geselecteerde functie(s) starten en / of de
instelling(en) opslaan.
Als aan de joysticks uitsluitend scherpstelling of belichtingsmeting
is toegewezen (anders verder met stap 5):
3. Joystick ingedrukt houden en met het AF-kader het
onderwerpdeel viseren, opdat de tweede meting moet worden
afgestemd.
4. Door het drukken op de ontspanner tot het eerste drukpunt de
tweede meting starten en opslaan.
5. Joystick ingedrukt houden en / of ontspanner verder half
ingedrukt houden en door zwenken van de camera de
uiteindelijke beelduitsnede bepalen
6. Ontspanner voor de opname volledig indrukken.
NL
Opnamemodus
Met MF
AFs
AFs + AE-L
AFc
AFc + AE-L
AE-L
OntspannerJoystick
Start de belichtingsmeting en
slaat deze op
Start de autofocus-meting en
slaat deze op
Start beide metingen en slaat
ze op
Start de autofocus-meting
Start de belichtingsmeting en
slaat deze op, start de
autofocus-meting
Start de belichtingsmeting en
slaat deze op
De opslagfunctie van de joystick wordt geannuleerd als u deze
loslaat.
219
NL
BELICHTINGSCORRECTIES
Sommige motieven bestaan hoofdzakelijk uit onder- of
bovengemiddeld lichte oppervlakken, bijvoorbeeld bij grote
sneeuwvlakten of, andersom, een zwarte stoomlocomotief die het
kader geheel vult. Met de belichtingsmodi
gevallen doelmatiger zijn om een desbetreffende
belichtingscorrectie uit te voeren, i.p.v. telkens met de
meetwaardeopslag te werken. Hetzelfde geldt in het geval dat u
Opnamemodus
voor meerdere opnamen telkens een identieke belichting wilt
garanderen.
Instellen van de functie - met menubediening
1. In de menusectie
2. in het submenu de gewenste instelling.
3. Sla de instelling op door op het achterste instelwiel, de joystick
Instelling van de functie - met behulp van directe toegang
met gebarenbediening
Dit gebeurt voornamelijk zoals beschreven is voor
op pagina 191.
CAMERA, selecteer Exposure Compensation,
en
naar voren te drukken.
P, T en A kan het in zulke
White Balance
Naast de instelling in het menu hebt u ook de mogelijkheid,
belichtingscorrecties met de instelwieltjes (en daarmee sneller) te
realiseren.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. de functie
SETUP, selecteer Customize Control,
Direct Exp. Control, en
On- of Off-schakelen.
Als deze functie is ingeschakeld, kan de instelling van een correctie
naar keuze in het menu of bij programma- en tijdtautomaten met
het bovenste instelwieltje plaatsvinden, bij diafragma-automaat met
het achterste.
Aanwijzingen:
• Met de instelwieltjes gerealiseerde correcties worden ook op het
menupunt overgedragen.
• Een ingestelde compensatie blijft ook na een willekeurig aantal
opnamen en zelfs na het uitschakelen van de camera actief,
resp. zolang tot ze op
• Veranderingen van de instelling
0 wordt geschakeld.
EV Increment (zie pagina 213)
leiden tot annulering van een ingestelde correctie. Dat wil
zeggen: in dergelijke gevallen wordt deze automatisch teruggezet
op
0.
• Dit menupunt
Exposure Compensation kan worden toegewezen
aan een van de softkeys voor directe toegang en ook aan het
menu
FAVORI TES .
220
HANDMATIGE INSTELLING (M)
Als u bijv. gericht een speciaal beeldeffect wilt verkrijgen dat alleen
door een heel bepaalde belichting te bereiken is, of bij meerdere
opnamen met verschillende beeldfragmenten wilt zorgen voor
absoluut identieke belichting, is de handmatige instelling van
sluitertijd en diafragma handig.
Maken van een opname met deze modus
1. Selecteer de modus
M met het achterste instelwiel (zie pagina
212).
2. Stel de gewenste sluitertijd met het bovenste instelwiel in en
het gewenste diafragma met het achterste instelwiel.
• De resulterende belichting wordt aangegeven door het
bovenste deel van de lichtbalansschaal:
– Alleen centrale markering brandt wit: Juiste belichting
– Witte markeringen links of rechts van de markering in het
midden: Onder- of overbelichting van ongeveer de
hoeveelheid die wordt weergegeven (in 1⁄3 EV-stappen,
EV = belichtingswaarde)
– Rode markeringen links of rechts van de centrale
markering: Onder- of overbelichting van meer dan ±3 EV
3. Ontspanner voor de opname volledig indrukken.
Aanwijzing:
Voor langere belichtingstijden dan 30 min, gebruikt u de
B
instelling, die beschikbaar is door het linksom draaien van het
bovenste instelwiel verder dan de instelling
30 m. Met B blijft de
sluiter open zolang u de ontspanner volledig indrukt.
Voor dergelijke lange-tijdopnames wordt het aanbevolen een
statief en de optioneel verkrijgbare Leica kabel-afstand-ontspanner
te gebruiken (zie pagina 147).
NL
Opnamemodus
221
NL
AUTOMATISCHE BELICHTINGSSERIE
Contrastrijke motieven, die zowel zeer lichte alsook zeer donkere
bereiken vertonen, kunnen (afhankelijk van de verlichting) tot zeer
verschillende beeldeffecten leiden. Met de automatische
belichtingsserie kunt u een serie van drie of vijf opnamen met
gestaffelde belichting maken.
Instellen van de functie
Opnamemodus
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. Terug in de
4. Selecteer in dit submenu
5. daar het aantal kaders waaruit de bedoelde belichtingsserie
6. Kies in hetzelfde submenu
7. daar het gewenste belichtingsverschil tussen de opnames.
8. Kies in hetzelfde submenu
9. schakel de functie
10. Kies in hetzelfde submenu
11. schakel de functie
CAMERA, selecteer Drive Mode, en
Exposure Bracketing.
CAMERA sectie, selecteer nu Exposure Bracketing.
• Het betreffende submenu bevat de punten
Aperture, Automatic en JPG-HDR.
Frames, en
Frames,
zou moeten bestaan.
Aperture, en
JPG-HDR, en
On of Off. Met JPG-HDR (uitsluitend
beschikbaar voor het
JPG-bestandsformaat, zie pagina 187)
wordt een opname gemaakt, waarbij de door de 'overlapping'
van drie verschillende belichtingen gelijktijdig zeer helderen en
zeer donkere delen van het onderwerp beter worden
weergegeven; dat wil zeggen: met minder overmatige glans in
de hoge lichten en meer tekening in de donkerste bereiken.
Automatic, en
On of Off.
Wanneer een belichtingsserie is ingesteld, wordt dit aangegeven
door
in de kop van het scherm.
Een belichtingsreeks maken
Als in het
Automatic-submenu On is geselecteerd, wordt de
belichtingsreeks gestart door de ontspanner eenmaal in te
drukken, met
Off moet iedere opname afzonderlijk worden
gemaakt, bijvoorbeeld om de tijd tussen de belichtingen aan te
passen aan wisselende lichtverhoudingen.
Aanwijzingen:
• Afhankelijk van de belichtingsmodus worden de indelingen door
het veranderen van de sluitertijd (
beide (
P) gegenereerd.
T/M) of het diafragma (A), of
• De volgorde van de opnamen is: onderbelichting / correcte
belichting / overbelichting
• Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluitertijd/diafragma
kan het werkgebied van de automatische belichtingsseries
beperkt zijn.
• Een ingestelde belichtingsserie blijft ook na een willekeurig
aantal opnamen en zelfs na het uitschakelen van de camera
actief, resp. zolang tot ze op
→0 wordt geschakeld.
• Als een belichtingscompensatie op dezelfde tijd is ingesteld, dan
wordt het startpunt van de belichtingsserie 'verschoven' met de
compensatiewaarde.
• Dit menupunt kan worden toegewezen aan een van de softkeys
voor directe toegang en ook aan het menu
FAVORI TES .
222
Aanwijzing:
Automatic is samen met JPG-HDR niet beschikbaar.
FOTOGRAFEREN MET FLITS
De camera bepaalt het benodigde fl itsvermogen door het afgeven
van een of meer meetfl itsen in fracties van seconden vóór de
eigenlijke opname. Direct daarna, bij het begin van de belichting,
wordt de hoofdfl its afgegeven. Alle factoren die de belichting
beïnvloeden (bijv. fi lters en wijziging van de diafragma-instelling)
worden automatisch gerespecteerd.
Geschikte fl itsapparaten
De volgende fl itsapparaten kunnen op de camera worden gebruikt.
Ze laten de TTL-fl itsmeting toe, en, afhankelijk van de uitrusting,
een groot aantal van de in deze handleiding beschreven functies.
• Leica System-fl itsapparaten zoals de modellen SF 40, SF 64, en
SF 58.
• Andere Leica systeemfl itsapparaten, met uitzondering van de
Leica SF 20.
• Andere, gebruikelijke fl itsapparaten met gestandaardiseerde
fl itsvoet en positief middencontact
midden-/X-contact). Wij adviseren het gebruik van moderne
thyristor-geregelde elektronenfl itsapparaten.
• Studio-fl itsinstallaties (ontsteking via synchroonbus en -kabel)
In dergelijke gevallen moet de functie
worden gezet (zie pagina 214).
1
(ontsteking via het
Exp. Previewu op Off
PLAATSEN VAN HET FLITSAPPARAAT
1. Camera en fl itsapparaat uitschakelen
2. Voet van het fl itsapparaat geheel in de accessoireschoen
schuiven en, indien aanwezig, met de klemmoer tegen
ongewild eruit vallen beveiligen.
Dit is belangrijk omdat wijzigingen van de positie in de
fl itsschoen de vereiste contacten onderbreken en daardoor
storingen kunnen ontstaan.
Het fl itsapparaat moet voor de automatische regeling door de
camera op de modus
ingesteld op
TTL zijn ingesteld. Wanneer het toestel is
A, dan moet de fl itsbelichting worden geregeld door
het handmatig instellen van een passende diafragma op zowel de
camera en het fl itsapparaat. Dit moet ten minste met de
motiefafstand overeenkomen. Wanneer is ingesteld op
M, dan
moet de fl itsbelichting worden geregeld door het handmatig
instellen van een passende diafragma op zowel de camera en het
fl itsapparaat. Dit moet overeenkomen met de motiefafstand en/of
door het instellen van een dienovereenkomstig verlaagd vermogen.
Aanwijzingen:
• Het fl itsapparaat moet ook ingeschakeld, d.w.z. klaar voor
gebruik zijn, anders kan dit foutieve belichtingen en foutieve
meldingen van de camera tot gevolg hebben.
• Dit menupunt kan worden toegewezen aan het menu
FAVORI TES .
NL
Opnamemodus
1
Wanneer andere, niet speciaal op de camera afgestemde fl itsapparaten worden
gebruikt die de witbalans van de camera niet automatisch omschakelen, moet de
instelling
Flash worden gebruikt (zie pagina 190).
223
NL
SYNCHRONISATIETIJD
De belichting van flitsopnamen vindt altijd plaats met twee
lichtbronnen, het aanwezige omgevingslicht en het flitslicht. Het
flitslicht van de flitsactivering bepaalt daarbij over het algemeen
waar de uitsluitend of hoofdzakelijk van het flitslicht verlichte
motiefdelen in het beeldveld worden afgebeeld.
Bij het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking tot het begin van
de belichting kan dit tot schijnbare tegenstellingen leiden, zoals bij
Opnamemodus
de opname van een voertuig dat door zijn eigen lichtsporen wordt
ingehaald.
De Leica SL stelt u in staat om tussen dit gebruikelijke
flitsontstekingstijdstip en het einde van de belichting te kiezen:
In dit geval volgen in het vermelde voorbeeld de lichtsporen van de
achterlichten het voertuig, zoals dit te verwachten is. Deze
flitstechniek verleent daarmee een natuurlijkere indruk van
beweging en dynamiek.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. in het bijbehorende submenu, de gewenste instelling.
Aanwijzingen:
• Hoe sneller de gebruikte sluitertijd is en/of hoe trager het
motief beweegt, hoe minder verschil er is tussen de twee
ontstekingstijdstippen van het flitsapparaat.
• Dit menupunt kan worden toegewezen aan het menu
• Gebruik geen synchronisatiekabels die langer zijn dan 3 m / 10
voet.
CAMERA, selecteer Flash Settings,
Flash Sync, en
FAVORI TES .
SELECTEER HET SYNCHRONISATIE SNELHEIDSBEREIK
Met de Leica SL kunt u het gebruikte sluitertijdbereik in de modi
automatische programma en tijdautomaat belichting begrenzen,
bijv. om aan uw beeldvormingideeën te voldoen. Bovendien kunt u
tussen twee automatische en meerdere handmatige instellingen
kiezen.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu,
CAMERA, selecteer Flash Settings,
Auto Slow Sync, en
3. in het bijbehorende submenu, één of twee automatische
instellingen (
1/2f min. 1 /60s of 1 /f min . 1/60 s) of de gewenste
langzaamste sluitertijd.
Aanwijzingen:
•
1/f min . 1/60 s resulteert in de laagst mogelijke sluitertijden op
basis van de regel voor het maken van scherpe foto's uit de vrije
hand, bijv. 1⁄100 s met een brandpuntsafstand van 100 mm. Aan
de andere kant negeert deze instelling lagere snelheden dan
1⁄60 s, d.w.z. zelfs wanneer kortere brandpuntsafstanden dan 60
mm worden gebruikt.
1/2f min. 1 /60 s is in principe hetzelfde, met
uitzondering dat dit in twee keer snellere sluitertijden resulteert
wanneer dat mogelijk is, bijv. voor nog meer veiligheid tegen
onscherpe foto's.
• Dit menupunt kan worden toegewezen aan het menu
FAVORI TES .
224
Flitsmodus met kortere sluitertijden dan de
synchronisatietijd
De Leica flitsapparaten SF 58 en SF 64 beschikken over een
HSS-functie (High Speed Syncronization), die een flits ook met
kortere sluitertijden dan de synchronisatietijd mogelijk maakt.
Deze functie staat met de Leica S bij alle belichtingsmodi van de
camera ter beschikking. Als het gebruikte flitsapparaat navenant is
ingesteld, wordt de functie automatisch geactiveerd zodra de aan
de camera geselecteerde respectievelijk de door de camera
berekende sluitertijd korter is dan de synchronisatietijd. Dat wil
zeggen: < 1⁄180s (zolang de sluitertijd langer is, vindt ook bij de
HSS-instelling de gangbare TTL-flits plaats). Meer instellingen aan
de camera / het flitsapparaat zijn niet nodig.
Aanwijzing:
De reikwijdte bij het HSS-flitsen is duidelijk korter dan bij het
TTL-flitsen.
FLITS-BELICHTINGSCORRECTIES
Met deze functie kan de flitsbelichting onafhankelijk van de
belichting van het aanwezige licht gericht afgezwakt of versterkt
worden, bijv. om bij een buitenopname in de avond het gezicht van
een persoon op de voorgrond lichter te maken, terwijl de lichtsfeer
behouden moet blijven.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
CAMERA, selecteer Flash Settings,
Flash Exp. Compensation en
3. in het bijbehorende submenu, de gewenste instelling.
Aanwijzingen:
•
Flash Exp. Compensation is niet beschikbaar wanneer
flitsapparaten zijn geplaatst die hun eigen compensatie-instelling
functie hebben, bijv. de Leica SF 58.
• Een met plus-correctie gekozen heldere flitsverlichting vereist
een hoger flitsvermogen en omgekeerd. Daarom beïnvloeden
flits-belichtingscorrecties meer of minder sterk de reikwijdte van
de flits: Een plus-correctie vermindert de reikwijdte, een
minus-correctie verhoogt deze.
• Een ingestelde compensatie (correctie) blijft ook na een
willekeurig aantal opnamen en zelfs na het uitschakelen van de
camera actief, resp. zolang tot ze op
• Deze functie is onderwerp van de instelling
0 wordt geschakeld.
EV Increment, (zie
pagina 213). Wanneer deze wordt gewijzigd, dan wordt een
instellingcompensatie geannuleerd, d.w.z. automatisch
teruggezet op
0.
• Dit menupunt kan worden toegewezen aan een van de softkeys
voor directe toegang en ook aan het menu
FAVORI TES .
NL
Opnamemodus
225
NL
VIDEO-OPNAMEN
Met deze camera kunt u ook video-opnamen maken. De volgende
instellingen zijn mogelijk/nodig:
Bestandsformaat en resolutie
Bij de Leica SL kunt u kiezen uit een groot aantal gecombineerde
Opnamemodus
bestandsformaat-/resolutie-instellingen inclusief twee
verschillende 4K-resoluties (4096 x 2160 pixels (vaak aangeduid
als 'Cinema 4K'-formaat) en 3840 x 2160 pixels, de voor
UHD-televisies gebruikte resolutie). Behalve voor 4096 x 2180, die
alleen beschikbaar is met een beeldsnelheid van 24 fps, kunnen
alle andere resoluties worden gecombineerd met verschillende
beeldsnelheden. Hierdoor kunnen ze bijv. worden aangepast aan
de heersende netspanning frequenties, of om bijzonder goede
weergave van bewegende onderwerpen met de hogere
beeldsnelheden te garanderen. Alle beeldsnelheden zijn van het
progressieve type.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu de gewenste instelling.
en
IMAGE, selecteer Video Format/Resolution,
ISO-gevoeligheid
Alle op pagina 194 genoemde instellingen; echter geldt de op de
volgende pagina beschreven beperking m.b.t. de sluitertijden.
Aanwijzing:
Vooral bij het fotograferen van donkere onderwerpen met hoge
ISO-waarden, waarin zich zeer heldere puntvormige lichtbronnen
bevinden, kunnen in de afbeelding verticale en horizontale strepen
optreden.
Afstandsinstelling
Alle op de pagina 57-65 beschreven opties.
Methoden belichtingsmeting
Alle op de pagina 210 beschreven varianten.
Aanwijzing:
Ononderbroken video-opnamen zijn mogelijk, tot een maximale
lengte van 29minuten.
226
Belichtingsfuncties
– Tijdautomaat (1/B/s)
– Handmatige bediening met sluitertijden van 1⁄30 - 1⁄4000 s.
Handmatig ingestelde langzamere sluitertijden worden
automatisch teruggezet op 1⁄30 s.
Aanwijzing:
Om een gelijkblijvende belichting te verzekeren, dient u de
sluitertijden handmatig in te stellen - wijzigingen aan het
onderwerp, bijv. bij het zwenken, kunnen anders schommelingen in
de helderheid veroorzaken.
Kleurruimte
Video-opnames worden meestal in het sRGB-kleurruimte gemaakt.
Uitzondering: Bij gebruik van
Video Gamma L-Log (zie betreffende
paragraaf).
Contrast, verzadiging, scherpte
Alle op pagina 188 beschreven opties, maar voor video-opnamen
worden ze afzonderlijk ingesteld.
Stabilisatie
Bij video-opnames staat (naast de optische stabilisering door
navenant uitgeruste lenzen (zie pagina 196) een daarvan
onafhankelijke digitale stabiliseringfunctie ter beschikking die met
iedere lens kan worden gebruikt.
Deze functie moet voor video-opnamen afzonderlijk van die voor
foto's worden ingesteld.
Ook als bij gebrek aan een navenant uitgeruste lens uitsluitend
deze functie ter beschikking staat, profiteren video-opnames van
een aanzienlijk stabielere beeldvorming.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. schakel de functie
IMAGE, selecteer Video Settings, en
Video Stabil., en
On of Off.
Gamma L-Log
Videobestanden die met deze functie worden opgenomen, hebben
in eerste instantie een 'plat' uiterlijk met zeer onverzadigde kleuren
en een zeer klein dynamische bereik. Dit is het favoriete type
bestand voor professionele nabewerking.
NL
Opnamemodus
Instellen van de functie
1. In de menusectie
IMAGE, selecteer Video Settings, en
2. in het submenu, het gewenste punt, en
3. in de respectieve submenu's de gewenste instellingen.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. schakel de functie
IMAGE, selecteer Video Settings, en
Video Gamma L-Log, en
On of Off.
227
NL
Tijdcode
De tijdcode is een datarecord, die parallel aan de beeld- en
geluidsgegevens wordt geproduceerd en geregistreerd. Hij maakt
de toewijzing van beeld- en geluidssignalen op het juiste tijdstip
mogelijk, ook na de montage, respectievelijk na een latere,
afzonderlijke bewerking.
U kunt kiezen tussen een continue 'lopende' tijdcode (
één voor de speciale opname (
Opnamemodus
de tijdmeting in iedere opname bij 00:00:00 begint (
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. in het bijbehorende submenu
4. in het uiteindelijke submenu de gewenste functie.
U kunt kiezen of u de start zelf wilt definiëren, d.w.z. hoe groot het
tijdsverschil moet zijn tussen het begin van de opname en het
begin van het genereren van het tijdcodesignaal (
gebruik maken van het tijdcodesignaal dat gegenereerd wordt door
de camera (
terugzetten op
Free Run) en
Rec Run). En een instelling waarbij
Off).
IMAGE, selecteer Video Settings, en
Timecode,
Mode, en
Manual), of
Camera Time). U kunt ook uw instellingen in Manual
0.
Instellen van de functie
1. Voer stap 1. en 2. uit zoals hierboven beschreven is,
2. in het submenu
Timecode, selecteer Start Time, en
3. in het submenu de gewenste functie.
• Als
Camera Time of Reset Timecode zijn geselecteerd, dan
verschijnt het submenu
Timecode opnieuw. Als Manual
geselecteerd is, dan verschijnt een ander submenu dat
numerieke groepen bevat:
[seconden], en
Frame [beeldnummer binnen de
hh [uren], mm [minuten], ss
respectievelijke seconde].
Instelling van een vertraging
4. Om een numerieke groep in te stellen, draai het achterste
instelwiel of druk de joystick omhoog of omlaag.
Om tussen groepen om te schakelen, druk op het achterste
instelwiel of de joystick naar voren of naar rechts drukken.
228
Video hoogte-breedteverhouding
Als de bedoelde weergaveapparatuur een andere hoogtebreedteverhouding heeft dan die, die bepaald is in
Video Resolution
(zie pagina 226), dan kunt u passende kaderlijnen kiezen die met
deze modus worden weergegeven waarmee u uw compositie op de
respectievelijke hoogte-breedteverhouding kunt aanpassen.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. in het bijbehorende submenu,
SETUP, selecteer Capture Assistents,
Video Safety Area , en
80%, 90%, 92.5%, of 95%.
• De resulterende veiligheidszone wordt aangegeven door een
desbetreffend kader.
NL
Opnamemodus
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
SETUP, selecteer Capture Assistents,
Video Aspect Ratio, en
3. in het bijbehorende submenu, de respectievelijke kaderlijnen
op
On of Off schakelen.
• De indelingsgrenzen van een bredere hoogte-
breedteverhouding (dan die van de opgenomen video)
worden aangeduid door horizontale groene lijnen, die, die
smaller zijn, door verticale rode lijnen.
Aanwijzing:
U kunt een willekeurig aantal kaderlijnen voor gelijktijdige weergave
activeren.
Video veiligheidszone
Tijdens de weergave met verschillende apparatuur moet misschien
een klein aantal kaderhoeken worden bijgeknipt. Om ervoor te
zorgen dat dit beslissende delen van het motief niet afsnijdt, kunt u
een passende compositie met behulp van vier verschillende
'veiligheidsmarges' uitvoeren.
Aanwijzingen:
• De kaders zijn gebaseerd op de feitelijk opgenomen videoindeling. Ze berusten op geen hoogte-breedteverhouding die
geselecteerd is in
Video Aspect Ratio (zie vorige sectie).
• De kaders verschijnen niet bij registratie door middel van
HDMI-verbinding met een externe recorder.
Auto ISO video
Alle op pagina 50 beschreven varianten, maar voor video-opnamen
worden ze afzonderlijk ingesteld.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
3. In het volgende submenu
Maximum Exposure Time of Floating ISO, en
SETUP, selecteer Auto ISO Settings,
Auto ISO Video.
ISO Limit Values,
4. selecteer de gewenste instellingen in de desbetreffende
submenu's of schakel de
Floating ISO functie On of Off.
229
NL
Videoweergave
Met deze modus kunt u de eff ecten van de eerder beschreven
instellingen controleren, evenals de instelling van het
opnamegeluidsniveau (zie hieronder) voordat daadwerkelijk wordt
gestart met een video-opname.
Omschakelen tussen de modi foto- en videoweergave
Druk kort op de knop
Opnamemodus
LV.
Geluid opnemen
Video-opnamen vinden in principe met geluid plaats. Dit kan
worden gedaan met behulp van de ingebouwde microfoons of met
externe microfoons die met de respectievelijke aansluiting (zie
pagina 155) van de camera zijn verbonden. De ingebouwde
microfoons nemen in stereo op. Daarbij wordt het opnameniveau
automatisch geregeld.
Voor het bereiken van het gewenste geluidsvolume resp. ter
verbetering van de duidelijkheid kunt u de gevoeligheid van de
microfoons aan de opnamesituatie aanpassen.
Aanwijzing:
Het volume kan niet per kanaal afzonderlijk worden geregeld.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
IMAGE, selecteer Video Settings,
Microphone Gain, en
3. in het bijbehorende submenu, het gewenste niveau.
230
Ter vermindering van mogelijk windgeruis, veroorzaakt tijdens het
opnemen, is er een dempingsfunctie beschikbaar.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
IMAGE, selecteer Video Settings,
Wind Elimination, en
3. in de respectieve submenu's de gewenste instellingen.
Aanwijzingen:
• Zowel de afstandsinstelling alsook de autofocusmodus
genereren geluiden die opgenomen worden. Om dit te
vermijden, moet u tijdens een lopende opname deze beide
functies niet uitvoeren.
• Beide menupunten kunnen worden toegewezen aan het menu
FAVORI TES .
NL
Opnamemodus
231
NL
623
1/8000s
2.525000
Starten/stoppen van de opname
Door op de videostartknop te drukken, start u de opname en door
er opnieuw op te drukken, stopt u deze weer.
Opnamemodus
• Als er een video-opname wordt gemaakt, wordt dit aangegeven
door een knipperend rood punt en de weergave van de lopende
opnametijd. Omdat video-opnamen op deze camera met
verschillende hoogte-breedteverhouding kunnen worden
gemaakt (afhankelijk van de ingestelde resolutie), zullen er
zwarte stroken verschijnen: óf boven en onder, óf links en rechts
van het beeld.
00:01:14.21
232
F
1
1 Resterend aantal opnamen
Opnemen op een extern apparaat
De video-opname wordt gewoonlijk opgeslagen op de geplaatste
geheugenkaart(en). Via de HDMI-verbinding kan deze ook worden
opgeslagen op een extern apparaat. Dit is niet alleen mogelijk met
de video opnamemodus, maar ook tijdens een videoweergave
modus. De bitdiepte
1
die wordt gebruikt bij het opslaan op kaarten
is 8bits, terwijl de HDMI-verbinding 10 bits levert. De onderstaande
tabel toont de beschikbare modi.
Videoweergave
WeergaveOngeacht
OpnemenJaOngeacht JaNee8 bits
Geplaatste
geheugenkaart(en)
NeeJa-Ja10 bits
HDMIverbinding
Video opgeslagen opBit-
Geplaatste
geheugenkaart(en)
Extern
opnameapparaat
diepte
Aanwijzing:
• Zorg vóór het opnemen van video op de geplaatste
geheugenkaart(en), dat deze voldoende capaciteit heeft
(hebben).
• Gebruik alleen de optioneel verkrijgbare HDMI-kabel die door
Leica voor deze camera gespecificeerd is (zie pagina 147).
1
Hoe hoger de bitdiepte waarde, hoe meer verschillende kleurtonen geregistreerd
en gereproduceerd kunnen worden, d.w.z. des te fijner de overgangen tussen de
kleuren zullen zijn.
Vergrendeling ontspanner
Met deze functie kunt u de videoknop uitschakelen. Als deze is
ingesteld op
On, dan start een druk op de knop niet de video-
opname. Voor meer informatie, zie 'Vergrendeling van de
ontspanner en video-opname knoppen' op pagina 199.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. In het submenu
3. de functie
SETUP, selecteer Customize Control,
Mode Lock Photo/Video, en
On- of Off-schakelen.
Fotograferen tijdens een video-opname
Met de Leica SL kunt u een lopende video-opname voor het maken
van één of meerdere foto's voor korte tijd onderbreken. Het
fotograferen gebeurt met de instellingen in de desbetreffende
menupunten en net zo als in de betreffende paragrafen is
beschreven.
Een foto maken
1. Tijdens de video-opname de ontspanner tot het 1ste drukpunt
indrukken.
• Het aantal opneembare beelden wordt op de voettekst van
het scherm weergegeven als de ontspanner half ingedrukt
wordt.
2. Ontspanner voor de opname volledig indrukken.
• Video-opname begint opnieuw als het maken van de foto
voltooid is.
NL
Opnamemodus
233
NL
NUMBER OF FRAMES
1
OK
123
456
789
0
EXTRA OPNAMEFUNCTIES
INTERVAL FOTOSERIES
Met Leica SL kunt u bewegingen over een langere periode in vorm
van fotoseries automatisch opnemen. Daarbij legt u de starttijd van
de serie, de afstanden tussen de opnamen en het aantal foto's
vast.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
Extra opnamefuncties
2. in het submenu
3. Terug in het gedeelte
4. in het submenu
5. in de bijbehorende toetsenblok-submenu het aantal opnamen
waaruit de bedoelde interval-serie zou moeten bestaan.
CAMERA, selecteer Drive Mode, en
Interval.
CAMERA, selecteer nu Interval,
Number of Frames, en
Bedienen van het toetsenblok kan ook anders worden gedaan:
Per menuregeling
– Om naar links of naar rechts te gaan, draai het achterste
instelwiel of druk de joystick in de gewenste richting.
– Om omhoog of omlaag te gaan, druk op de joystick in de
gewenste richting.
– Om een waarde of instelling te bevestigen, druk op het achterste
instelwiel of druk de joystick naar voren.
Gebruik van gebarenbediening
– Tik op de gewenste waarde of op de betreffende 'knop'.
– Voor het instellen van de tijd tussen de opnamen en de tijd tot
de serie moet beginnen:
234
1
2
3
4
5
1 Knop 'Terug' (om terug te keren naar het vorige menuniveau
zonder bevestiging van alle instellingen)
2 Invoerregel
3 Cijferblok
4 Knop 'Wissen' (voor verwijdering van de respectievelijke laatste
waarde)
5 Knop 'Bevestiging' (voor zowel individuele waarden als voor de
voltooide instellingen)
6. In stap 4 van het hierboven genoemde submenu
selecteer
Interval en Countdown, respectievelijk, en
Interval,
7. in de bijbehorende submenu's, de respectievelijke tijden.
– Om de waarden in te stellen, aan het achterste instelwiel
draaien of de joystick omhoog of omlaag drukken.
– Om tussen uren, minuten en seconden te wisselen, het
achterste instelwieltje of de joystick naar voren of in de
gewenste richting drukken.
– Om de instellingen te bevestigen, druk op de knop
BR.
Het maken van een interval fotoserie
De belichting- en scherpstellingen verschillen niet van die voor
normale opnamen, maar er moet rekening mee gehouden worden,
dat de lichtomstandigheden zich evt. tijdens de afloop kunnen
veranderen.
• Op het monitor/zoekerbeeld rechtsboven wordt de tijd tot de
eerste opname en het aantal opnamen weergegeven.
Ontspanner indrukken om de serie te starten.
• Tussen de opnamen wordt het resterende aantal kort weergegeven, na afloop van de serie een desbetreffende melding.
Aanwijzingen:
• De opnamen van een serie worden als groep opgeslagen.
• Is de automatische uitschakeling van de camera ingesteld, en er
gebeurt geen bediening, dan gaat de camera tussen de
afzonderlijke opnamen evt. uit en weer aan.
• Beveilig de camera tijdens een serie van intervalopnamen tegen
diefstal als deze niet onder toezicht is.
• Series van intervalopnamen over een langere periode op een
koude plaats of een plaats met hoge temperatuur en luchtvochtigheid kunnen evt. tot storingen leiden.
• Onder bepaalde omstandigheden is het misschien niet mogelijk
om een interval-fotoserie te maken. Dit is afhankelijk van de
foto-interval of het aantal dat is ingesteld.
• Gebruik een voldoende opgeladen accu.
• Een interval-fotoserie zal in de volgende situaties worden
onderbroken of gestopt:
– Als de accu leeg is
– Als de camera uitgeschakeld is
Als dit tijdens een interval-fotoserieopnamen optreedt, kunt u
dit voortzetten, door de camera uit te schakelen, accu of
geheugenkaart(en) te verwisselen en dan de camera weer in
te schakelen. De opnamen die dan worden gemaakt, worden
in een eigen groep opgeslagen.
• Tijdens dat een intervalfotoserie wordt gemaakt, mag noch een
USB- noch een HDMI-microkabel op de camera zijn aangesloten.
• De functie blijft ook na een afloop van een complete serie, en na
het uit- en inschakelen van de camera geactiveerd. Als u weer
normale foto's wilt maken, selecteer dan de gewenste functie in
het submenu
Drive Mode.
• Bij de weergavemodus worden foto's van een intervalserie door
gekenmerkt.
• Deze functie betekent niet, dat de camera als bewakingstoestel
geschikt is.
• Dit functie kan worden toegewezen aan een van de softkeys voor
directe toegang en ook aan het menu
FAVORI TES .
NL
Extra opnamefuncties
235
NL
FOTOGRAFEREN MET DE ZELFONTSPANNER
Met de zelfontspanner kunt u een opname met een vertraging van
2 of 12 s maken. Dit is bijv. bij groepsopnamen heel handig,
waarbij u zelf ook in beeld wilt verschijnen of wanneer u bewegingsonscherpte bij het afdrukken wilt vermijden. In zulke gevallen
is het raadzaam de camera op een statief te bevestigen.
Instellen/gebruiken van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu, de gewenste vertragingstijd.
Extra opnamefuncties
3. Om het proces te starten, drukt u de ontspanner volledig in
(zie ook 'Ontspanner', pagina 198)
Aanwijzing:
Tijdens het proces kunt u de vertragingstijd opnieuw starten, resp.
verlengen door de ontspanner weer in te drukken.
Procedure
Met 2 s vertragingstijd:
Eerst wordt de belichtingsmeting uitgevoerd, in autofocus modus
wordt scherp gesteld. Dan begint de vertragingstijd.
Met 12 s vertragingstijd: de vertragingstijd begint onmiddellijk
nadat de ontspanner wordt ingedrukt. Belichtingsmeting en
autofocus - indien ingesteld - vindt plaats 2 s voordat de foto is
genomen.
CAMERA, selecteer Drive Mode, en
Weergaven/indicaties
De aflopende vertragingstijd wordt weergegeven:
– op de monitor/in de zoeker door de weergave
Releasing in XXs
en door het aftellen van de resterende tijd totdat de foto is
genomen.
– Door het LED-lampje aan de voorzijde van de camera. Het
knippert snel gedurende 2 s vertraging. Tijdens een 12 s
vertraging knippert het de eerste 10 s langzaam, en daarna de
laatste 2 s snel.
– Als akoestische signalen zijn ingeschakeld (zie pagina 181),
dan klinkt er geluid in hetzelfde tempo.
Annuleren van de functie
U kunt een aflopende zelfontspanner-vertragingstijd ook annuleren
– door de camera uit te schakelen,
– tijdens de eerste 10 s van de 12 s zelfontspanner vertragingstijd
door op één van de knoppen
TL/TR/BR/BL te drukken.
Als u de zelfontspanner niet meer wilt gebruiken, selecteer dan een
ander punt in het submenu
Drive Mode. Door het uitschakelen van
de camera schakelt u de functie mee uit.
Aanwijzing:
Dit menupunt kan worden toegewezen aan een van de softkeys
voor directe toegang en ook aan het menu
FAVORI TES .
236
LENSPROFIELEN
Met Leica SL-lenzen en die van het Leica TL-systeem worden de
lensgerelateerde gegevens ter optimalisering van belichting en
beeldgegevens door de camera automatisch uitgelezen. Dat geldt
ook bij het gebruik van een 6bit gecodeerde Leica M-lens door
middel van Leica M-adapter L, en Leica R-lenzen met contactstrip
door middel van Leica R-adapter L. Voorwaarde is in alle gevallen
dat de camera de betreffende lens ook herkent.
Als met behulp van een adapter andere lenstypen zoals niet 6 bit
gecodeerde Leica M-lenzen of Leica R-lenzen zonder contactstrip
worden gebruikt, moeten de betreffende lensgegevens handmatig
worden ingevoerd, om de optimalisering te kunnen gebruiken. Dit
doet u door de lens uit een lijst te kiezen.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu
SETUP, selecteer Lens Profiles,
M Lenses of R Lenses, en
3. in het bijbehorende submenu, de gewenste lens, respectievelijk
of u de betreffende lijst
Uit wilt schakelen.
Aanwijzingen:
• Als de camera een 6 bit gecodeerde Leica M-lens of een Leica
R-lens met contactstrip herkent, wordt het betreffende profiel
automatisch ingesteld en de menupunten
respectievelijk
R Lenses zijn niet beschikbaar (grijs).
M Lenses,
• Er zijn enkele functionele beperkingen bij het gebruik van Leica M
en R lenzen met de respectievelijke adapters:
– Alleen de belichtingsregelingsmodi
T en M zijn beschikbaar.
– Alleen handmatig scherpstellen is beschikbaar, dus geen
autofocus-gerelateerde functies.
– Met Leica R-lenzen moet u de scherpstelling bij volledig
geopend diafragma realiseren en pas daarna op de gewenste
waarde sluiten.
NL
Extra opnamefuncties
237
NL
Weergavemodus
WEERGAVEMODUS
Aanwijzing:
Voor de weergave van de opnamen beschikt u over twee functies:
– Automatische weergave na iedere opname
– Weergave voor onbeperkte tijd.
AUTOMATISCHE WEERGAVE VAN DE LAATSTE OPNAME
In deze modus wordt elke opname weergegeven direct nadat deze
is gemaakt. U kunt instellen hoe lang het wordt weergegeven.
Instellen van de functie
1. In de menusectie
2. in het submenu, de gewenste tijdsduur of
SETUP, selecteer Auto Review, en
Off.
WEERGAVE VOOR ONBEPERKTE TIJD –
Druk kort op de knop TR.
• Nu verschijnt het laatst opgenomen beeld evenals de
betreffende weergaven. Wanneer echter geen beeldbestand op
de geheugenkaart(en) aanwezig is, verschijnt de volgende
melding:
No valid picture to play.
Om terug naar de foto-opnamemodus te gaan:
Druk de ontspanner in.
Om terug te schakelen naar de modi voor foto's maken of
videoweergave (die was geactiveerd voordat u naar de
weergavemodus overschakelde) :
Druk op de knop
LV.
De meeste instellingen in weergavemodi kunnen met gebaren- of
knoppenbediening worden uitgevoerd. Een lijst van de gebaren die
kunnen worden gebruikt, inclusief beschrijving, is te vinden op
pagina 283.
238
Weergeven
AFc
622
1/40s
Om de opnamen ongestoord te kunnen bekijken, verschijnen bij
weergave voor onbeperkte tijd slechts:
– in de kopregel enige basisgegevens
– Bij het inschakelen 3 seconden lang in de vier hoeken van het
monitorbeeld de functiegegevens voor de aangrenzende
knoppen:
Beoordelingsfunctie, Verandering van weergave,
Verwijderfunctie en Menu
– de knop
BR voor knopvergrendeling (indien geactiveerd).
– Als de geheugenkaart, respectievelijk het geselecteerde
bestand, niet leesbaar is, verschijnt in het zwarte beeld aan de
rechter rand een overeenkomstig symbool.
– Als de histogramfunctie is ingeschakeld, dan wordt het diagram
ook weergegeven. Als de clipping/'zebra'-indicatie is ingesteld,
dan worden lichte beeldpartijen zonder tekening rood
gekenmerkt.
Aanwijzingen:
• Wanneer met de seriebeeldfunctie, de automatische
belichtingsserie, of de intervalserie functie wordt gefotografeerd,
wordt eerst de laatste, resp. de laatste op de geheugenkaart
opgeslagen foto van de serie, getoond – mits op dit tijdstip nog
niet alle opnamen van de serie door het interne buff ergeheugen
van de camera op de tussenopslag zijn overschreven.
• Bestanden die niet met de camera zijn opgenomen, kunnen
misschien niet met deze worden weergegeven.
• In sommige gevallen heeft het beeld niet de gebruikelijke
kwaliteit, of het scherm blijft zwart en geeft slechts de
bestandsnaam aan.
OPNAMEN KIEZEN/BLADEREN
Gebruik van gebarenbediening
L9990000
F
2.525000
1/8000s
623
AFc
F
5.5
50
L9989999
Gebruik van fysische bediening
Draai het achterste instelwiel of druk de joystick naar rechts of
links.
Vegen/draaien/drukken naar rechts brengt u naar nieuwere
opnamen (met hogere nummers), naar links naar de vorige
nummers (met kleine nummers). De opnamen worden in een
oneindige lus getoond. Als er twee geheugenkaarten met
verschillende beeldgegevens zijn geplaatst, zullen eerst de
opnamen op de kaart in sleuf 1 worden getoond, dan die op de
kaart in sleuf 2, enz.
NL
Weergavemodus
239
NL
623
1/8000s
2.525000
623
1/8000s
2.525000
623
1/8000s
623
1/8000s
2.525000
FOTO'S VERGROTEN
U kunt een gedeelte van een foto vergroten, bijv. om het meer van
dichtbij te bestuderen. Vergrotingen zijn in vier stappen mogelijk
tot 1 pixel van de monitor 1 pixel van de opname weergeeft.
• De rechthoek binnen het kader toont ongeveer de grootte van
de sectie.
Maximale vergroting in één keer oproepen
Gebruik van gebarenbediening
AFc
L9990000
AFc
L9990000
Weergavemodus
240
Zoals gewenst vergroten
Gebruik van gebarenbediening
AFc
F
L9990000
AFc
F
Gebruik van fysische bediening
Draai het bovenste instelwiel of naar rechts. Om te verkleinen,
draai naar links.
L9990000
F
2.525000
F
Gebruik van fysische bediening
Druk de joystick naar voren. Om naar normale grootte in één stap
terug te keren, moet u nogmaals drukken.
Aanwijzingen:
• Video's kunnen niet vergroot worden.
• Hoe sterker wordt vergroot, hoe minder (door de naar
verhouding kleinere resolutie) de weergavekwaliteit wordt.
• Met andere camera's gemaakte opnamen kunnen evt. niet
worden vergroot.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.