Kenwood TH-K20A, TH-K20E, TH-K40A, TH-K40E User Manual [nl]

GEBRUIKSAANWIJZING
144 MHz FM-ZENDONTVANGER
TH-K20A TH-K20E
430 MHz FM-ZENDONTVANGER
TH-K40A TH-K40E
KENNISGEVING
Deze apparatuur voldoet aan de vereisten van Richtlijn 1999/5/EG. Het gebruik van het waarschuwings-symbool betekent dat dit
AT BE DK FI FR DE GR IS
IE IT LI LU NL NO PT ES SE CH GB CY CZ EE HU LV LT MT PL SK SI BG RO
© B62-2372-00 (E) 09 08 07 06 05 04 03 02 01 00
ISO3166
HARTELIJK DANK
Hartelijk dank voor uw beslissing deze FM-zendontvanger van KENWOOD aan te schaffen. KENWOOD levert producten voor amateurradiogebruik die de serieuze hobbyist altijd
verrassen en animeren. Deze zendontvanger is geen uitzondering. KENWOOD is van mening dat dit product voldoet aan uw behoeften aan stemcommunicatie.
TYPE MARKTCODES
K: Noord- en Zuid-Amerika E: Europa M: Algemeen
De markt-typecode staat op het etiket van de streepjescode op de kartonnen doos.
DE SCHRIJFCONVENTIES DIE IN DEZE HANDLEIDING WORDEN GEBRUIKT
De schrijfconventies die hieronder staan vermeld worden gevolgd om instructies te vereenvoudigen en onnodige herhalingen te voorkomen.
Instructie Actie
Druk op [TOETS]. Druk even op TOETS.
Druk op [TOETS] (1s).
Druk op [TOETS1], [TOETS2].
Druk op [F] - [TOETS].
Druk op [TOETS] + Power
ON (Stroom AAN).
Druk op TOETS en houd 1 seconde of langer ingedrukt.
Druk even op TOETS1, laat TOETS1 los en druk vervolgens op TOETS2.
Druk op de toets F om de Functiemodus te openen. Klik vervolgens op TOETS om de secundaire functie te openen.
Houd TOETS ingedrukt tijdens het aanzetten van de zendontvanger.
Informatie over het weggooien van elektrische en elektronische apparatuur en batterijen (particulieren)
Dit symbool geeft aan dat gebruikte elektrische, elektronische producten en batterijen niet bij het normale huishoudelijke afval mogen. Lever deze producten in bij de aangewezen inzamelingspunten, waar ze gratis worden geaccepteerd en op de juiste manier worden verwerkt, teruggewonnen en hergebruikt. Voor inleveradressen zie www.nvmp.nl, www. ictmilieu.nl, www.stibat.nl. Wanneer u dit product op de juiste manier als afval inlevert, spaart u waardevolle hulpbronnen en voorkomt u potentiële negatieve gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu, die anders kunnen ontstaan door een onjuiste verwerking van afval. Opgelet: Het teken “Pb” onder het teken van de batterijen geeft aan dat deze batterij lood bevat.
Copyrights Firmware
JVC KENWOOD Corporation behoudt het recht op en het eigenaarsschap van auteursrechten voor firmware die zijn ingebed in KENWOOD -productgeheugens.
N-i
VOORZORGSMAATREGELEN
• Laad de zendontvanger en de batterij niet op als ze nat zijn.
• Zorg ervoor dat er geen metaalachtige voorwerpen liggen tussen de zendontvanger en de batterij.
• Gebruik geen opties die niet gespecificeerd zijn door KENWOOD.
• Als het gegoten chassis of een ander zendontvangerdeel is beschadigd, raak dan de beschadigde delen niet aan.
• Reduceer het volume als een hoofdtelefoon is aangesloten is op de zendontvanger. Let op het volumeniveau bij het dichtdraaien van de squelch.
• Hang de microfoondraad niet om uw nek als u in de buurt bent van apparaten waarin de draad kan verstrikken.
• Plaats de zendontvanger niet op een instabiele ondergrond.
• Zorg ervoor dat de antenne niet uw ogen raakt.
• Als de ontvanger uren achter elkaar gebruikt wordt voor verzending worden de radiator en het chassis heet. Raak deze plekken niet aan bij het vervangen van de batterij.
• Dompel de zendontvanger niet in water.
• Schakel de zendontvanger eerst altijd uit voordat u optionele accessoires installeert.
• De lader is een apparaat dat de unit ontkoppelt van de voedingskabel. U moet eenvoudig bij de voedingsstekker kunnen komen.
WAARSCHUWING
Schakel de zendontvanger uit op de volgende locaties:
• In explosieve omgevingen (ontbrandbaar gas, stofdeeltjes, metaal- of graanstof, enz.).
• Bij het tanken of wanneer geparkeerd bij een benzinepomp.
• Dicht bij explosieven of detonatieplaatsen.
• In vliegtuigen. (Ieder gebruik van de zendontvanger moet volgens de instructies en de regels van de vliegtuigbemanning worden uitgevoerd.)
• Waar beperkingen of waarschuwingen zijn aangegeven met betrekking tot het gebruik van radioapparaten, met inbegrip van, hoewel niet beperkt tot, medische apparatuur.
• In de buurt van personen die een pacemaker gebruiken.
LET OP
• Haal in geen geval de zendontvanger uit elkaar en breng geen wijzigingen aan.
• Plaats in een rijdend voertuig de zendontvanger niet op of dichtbij airbags. Bij het opblazen van de airbag kan de ontvanger gelanceerd worden en de bestuurder of passagiers raken.
• Ga niet zenden terwijl u het antenne-uiteinde aanraakt of als enige metalen delen door de antennebedekking zichtbaar zijn. Zenden op deze manier kan ernstige brandwonden veroorzaken.
• Als er een abnormale lucht of rook komt van de zendontvanger, schakel dan onmiddellijk de zendontvanger uit, verwijder de batterij, en neem contact op met uw KENWOOD-dealer.
• Gebruik van de zendontvanger tijdens het rijden kan in strijd met de verkeersregels zijn. Controleer en volg de bestaande verkeersregels.
• Stel de zendontvanger niet bloot aan extreem hete of koude omstandigheden.
• Ondersteun de batterij (of batterijhouder) niet met metalen voorwerpen omdat deze de batterijpolen kunnen kortsluiten.
• Er bestaat gevaar voor ontploffing als de batterij verkeerd wordt geplaatst. Vervang de batterij alleen met hetzelfde type.
• Wanneer u de zendontvanger in ruimtes gebruikt met droge lucht, wordt er gemakkelijk statische elektriciteit opgebouwd. Wanneer u de hoofdtelefoon in dergelijke omstandigheden gebruikt, kan de zendontvanger mogelijk een elektrische schok veroorzaken en deze door uw hoofdtelefoon en naar uw oor zenden. In deze omstandigheden bevelen wij aan om alleen een luidspreker/microfoon te gebruiken om elektrische schokken te voorkomen.
N-ii
LET OP
• Zorg dat als u een zelf aangeschafte riem gebruikt de kwaliteit van de riem goed is. Slinger de zendontvanger niet rond de riem omdat u hierdoor per ongeluk een andere persoon kunt raken en verwonden met de zendontvanger.
Informatie over de batterij
De Li-ion-batterij bevat ontvlambare substanties zoals organische oplosmiddelen. Verkeerd gebruik van de batterij kan leiden tot breuk van de batterij, waardoor brandgevaar of hoge temperaturen, verslechtering van de prestatie of andere beschadigingen kunnen optreden. Houd u zich aan de volgende waarschuwingen.
GEVAAR
De batterij niet uit elkaar halen of anders samenstellen!
De batterij bevat een veiligheidsfunctie en -circuit ter voorkoming van gevaar. Als deze ernstig
worden beschadigd, kan dit leiden tot hitte- of rookvorming, breuk of brand.
De batterij niet kortsluiten!
De + en –polen niet verbinden met behulp van metaal (zoals een paperclip of ijzerdraad).
Houd of bewaar de batterij niet in houders die metalen voorwerpen bevatten (zoals ijzerdraad, kettingen of haarspelden). Als de batterij kortsluit, veroorzaakt dit een te hoge stroom wat kan leiden tot hitte- of rookvorming, breuk of brand. Hierdoor worden tevens metalen voorwerpen verhit.
De batterij niet verbranden of blootstellen aan hitte!
Als het isolatiemateriaal smelt, wordt de gasventilator of de veiligheidsfunctie beschadigd.
Hierdoor kan ook de elektrolyt gaan branden en kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij niet plaatsen in de buurt van vuur, kachels of andere warmtebronnen (ruimtes
met temperaturen van meer dan 80°C)!
Als de polymeerafscheiding smelt als gevolg van hoge temperaturen, kan er een interne
kortsluiting ontstaan in de afzonderlijke cellen en kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
Leder contact van de batterij met water of vocht vermijden!
Als de batterij nat wordt, droog deze af met een droge doek voor gebruik. Als het
veiligheidscircuit van de batterij is beschadigd, laadt de batterij op met een extreem hoge stroom (of spanning) en kunnen er abnormale chemische reacties ontstaan. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij niet opladen in de buurt van vuur of in direct zonlicht!
Als het veiligheidscircuit van de batterij is beschadigd, laadt de batterij op met een extreem
hoge stroom (of spanning) en kunnen er abnormale chemische reacties ontstaan. Er kan hitte­of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
Alleen de gespecificeerde lader gebruiken en neem de oplaadvereisten in acht!
Als de batterij in niet gespecificeerde omstandigheden wordt opgeladen (bij een temperatuur
die hoger is dan de gereguleerde waarde, stroom of spanning die hoger is dan de gereguleerde waarde of met behulp van een aangepaste lader) kan de batterij overbelast worden of kunnen er abnormale chemische reacties ontstaan. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij met geen enkel voorwerp doorsteken, slaan of erop staan!
Hierdoor kan de batterij breken of vervormen waardoor kortsluiting kan ontstaan. Er kan hitte-
of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij niet schokken en er niet mee gooien!
De batterij kan gaan lekken door een harde aanraking en er kan hitte- of rookvorming, breuk
of brand bij de batterij ontstaan. Als het veiligheidscircuit van de batterij is beschadigd, laadt de batterij op met een extreem hoge stroom (of spanning) en kunnen er abnormale chemische reacties ontstaan.
N-iii
GEVAAR
De batterij niet gebruiken als deze is beschadigd!
Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
Niet direct op de batterij solderen!
Als het isolatiemateriaal smelt, wordt de gasventilator of de veiligheidsfunctie beschadigd.
Hierdoor kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De polariteit (en polen) van de batterij niet omkeren!
Laden van een omgekeerde batterij kan leiden tot abnormale chemische reacties. In sommige
gevallen kan een onverwacht grote hoeveelheid stroom vrijkomen bij ontlading. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij niet omgekeerd laden of aansluiten!
De batterij heeft positieve en negatieve polen. Als de batterij niet soepel kan worden
aangesloten op een lader of bedieningsapparaat, forceer deze dan niet en controleer de polariteit van de batterij. Als de batterij omgekeerd op de lader is aangesloten, wordt deze omgekeerd geladen wat kan leiden tot abnormale chemische reacties. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
Een gebroken en lekkende batterij niet aanraken!
Als de elektrolytvloeistof van de batterij in uw ogen terechtkomt, spoel uw ogen onmiddellijk uit
met zoet water zonder in uw ogen te wrijven. Ga onmiddellijk naar het ziekenhuis. Als u geen actie onderneemt, kan dit leiden tot problemen met uw ogen.
WAARSCHUWING
De batterij niet langer opladen dan de gespecificeerde duur!
Als de batterij nog niet volledig is opgeladen, zelfs als de vastgestelde duur is verstreken, stopt
u het opladen. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij niet in een magnetron of hogedrukhouder plaatsen!
Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
Gebroken en lekkende batterijen uit de buurt van vuur houden!
Als de batterij lekt (of een onaangename geur afgeeft), verwijder deze dan onmiddellijk uit
brandbare omgevingen. Elektrolyt dat uit de batterij lekt kan vlam vatten en kan leiden tot rookvorming, breuk of brand bij de batterij.
Geen afwijkende batterij gebruiken!
Als de batterij een onaangename geur afgeeft, een andere kleur heeft, vervormd is of
anderszins afwijkend overkomt, verwijder deze dan uit de lader of het bedieningsapparaat en gebruik de batterij niet. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
N-iv
INHOUDSOPGAVE
VOORBEREIDING ............................................................................................................... 1
BIJGELEVERDE ACCESSOIRES ................................................................................. 1
PLAATSEN VAN DE ANTENNE ..................................................................................... 1
PLAATSEN VAN DE BATTERIJ ..................................................................................... 2
BEVESTIGEN VAN DE RIEMKLEM .............................................................................. 2
BATTERIJ OPLADEN .................................................................................................... 3
OP DE PC AANSLUITEN .............................................................................................. 5
EERSTE KENNISMAKING .................................................................................................. 6
PANEEL .........................................................................................................................6
DISPLAY ........................................................................................................................8
BASISBEDIENING ............................................................................................................. 10
AAN/UITSCHAKELEN ................................................................................................. 10
VOLUME INSTELLEN.................................................................................................. 10
DE SQUELCH INSTELLEN ......................................................................................... 10
SELECTEREN VAN EEN FREQUENTIE ..................................................................... 11
ZENDEN/ ONTVANGEN .............................................................................................. 11
DIRECTE FREQUENTIE-INVOER .............................................................................. 12
EEN UITGANGSVERMOGEN SELECTEREN ............................................................ 12
ACHTERGRONDVERLICHTING ................................................................................. 13
MONITOREN ............................................................................................................... 13
VERGRENDELINGSFUNCTIE .................................................................................... 14
MENU-INSTELLING .......................................................................................................... 15
WAT IS EEN MENU? ................................................................................................... 15
TOEGANG TOT MENU ................................................................................................ 15
LIJST MET MENUFUNCTIES ...................................................................................... 16
GEHEUGENKANALEN ..................................................................................................... 18
SIMPLEX & REPEATER OF ODD-SPLIT-GEHEUGENKANAAL? ............................... 18
OPSLAAN VAN SIMPLEX EN STANDAARDREPEATER-FREQUENTIES ................. 19
OPSLAAN VAN ODD-SPLIT REPEATER-FREQUENTIES ......................................... 20
OPROEPEN VAN EEN GEHEUGENKANAAL ............................................................. 20
EEN GEHEUGENKANAAL BENOEMEN .................................................................... 21
TYPE GEHEUGENWEERGAVE .................................................................................. 22
EEN GEHEUGENKANAAL WISSEN ........................................................................... 22
OPROEPKANAAL ........................................................................................................ 23
GEHEUGENKANAALOVERDRACHT.......................................................................... 24
KANAALWEERGAVEMODUS ..................................................................................... 24
SCAN ................................................................................................................................. 26
BAND SCANNEN ......................................................................................................... 26
PROGRAMMASCAN ................................................................................................... 27
GEHEUGENSCAN ....................................................................................................... 28
OPROEPSCAN ............................................................................................................ 28
PRIORITEITSKANAAL SCANNEN .............................................................................. 28
UITSLUITING GEHEUGENKANAAL ........................................................................... 29
EEN SCANHERVATTINGSMETHODE SELECTEREN ............................................... 30
N-v
BEDIENING VIA REPEATERS .......................................................................................... 31
EEN OFFSET-RICHTING SELECTEREN (SHIFT) ...................................................... 31
EEN OFFSET-FREQUENTIE SELECTEREN .............................................................. 32
TOONFUNCTIE ........................................................................................................... 32
AUTOMATIC REPEATER OFFSET .............................................................................. 34
OMKEERFUNCTIE ...................................................................................................... 34
ZENDEN OP EEN TOON VAN 1750 Hz ...................................................................... 35
SIGNALERING ................................................................................................................... 36
CTCSS ......................................................................................................................... 36
DCS .............................................................................................................................. 37
KRUISTOON ................................................................................................................ 39
DTMF-FUNCTIES .............................................................................................................. 40
HANDMATIG DRAAIEN ............................................................................................... 40
AUTOMATISCHE NUMMERKEUZE ............................................................................ 40
AFSTELLEN VAN DE ZENDSNELHEID VAN DE DTMF-CODE ................................. 41
DTMF TX AANHOUDEN .............................................................................................. 42
INSTELLEN VAN DE PAUZETIJD ................................................................................ 42
DTMF-VERGRENDELING ........................................................................................... 42
PROGRAMMEERBARE FUNCTIES ................................................................................. 43
PROGRAMMEERBARE VFO ...................................................................................... 43
FREQUENTIESTAPGROOTTE ................................................................................... 44
TOONWAARSCHUWING ............................................................................................ 44
INSCHAKELMELDING ................................................................................................ 45
PIEPTOONFUNCTIE ................................................................................................... 46
TYPE TOETSVERGRENDELING ................................................................................ 46
BATTERIJBESPARING ................................................................................................ 47
APO (AUTOMATISCH UITSCHAKELEN) .................................................................... 48
SMALBAND FM-BEDIENING ...................................................................................... 48
SLAGWIJZIGING ......................................................................................................... 49
VOX (SPRAAKGESTUURD ZENDEN) ........................................................................ 49
TIME-OUT-TIMER ........................................................................................................ 51
KANAAL BEZET BLOKKERING .................................................................................. 51
TX BLOKKEREN .......................................................................................................... 52
GEVOELIGHEID MICROFOON ................................................................................... 52
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN ............................................................. 52
VERGRENDELING MICROFOONTOETSEN .............................................................. 53
BATTERIJTYPE ........................................................................................................... 53
WEERMELDING (ALLEEN TH-K20A K-TYPE) ................................................................ 54
WEERMELDING AAN/UIT ........................................................................................... 54
WEERKANAAL ............................................................................................................ 54
WEERKANAAL SCANNEN .......................................................................................... 54
APPENDIX ......................................................................................................................... 55
OPTIONELE ACCESSOIRES ...................................................................................... 55
ONDERHOUD .............................................................................................................. 55
PROBLEMEN OPLOSSEN .......................................................................................... 56
ZENDONTVANGER TERUGSTELLEN ........................................................................ 58
SPECIFICATIES ........................................................................................................... 59
N-vi
VOORBEREIDING
BIJGELEVERDE ACCESSOIRES
Pak de zendontvanger voorzichtig uit en controleer of de onderstaande items zich in de verpakking bevinden. We raden u aan de doos en het verpakkingsmateriaal voor eventuele verzending te bewaren.
Item Opmerkingen
Antenne 1 1 1
Li-ion-batterij KNB-63L 1 1 1
Batterijlader
Riemklem KBH-18 1 1 1
Garantiekaart 1 1
Gebruiksaanwijzing
met netspanningsadapter (KSC-35S)
Engels 1 1 1
Frans 1 1
Spaans 1 1
Italiaans 1
Duits 1
Nederlands 1
Turks −1−
Chinees 1
K-type E-type M-type
111
Aantal
PLAATSEN VAN DE ANTENNE
Houd de meegeleverde antenne aan de onderkant vast en schroef deze vervolgens op de aansluiting aan de bovenkant van de zendontvanger vast.
Opmerking: De antenne is geen handvat, geen sleutelhanger en geen bevestigingspunt voor de luidspreker/microfoon. Door de antenne op deze manieren te gebruiken beschadigt u de antenne en verminderen de prestaties van uw zendontvanger.
N-1
PLAATSEN VAN DE BATTERIJ
Opmerking: De batterij wordt leeg geleverd zodat u deze eerst moet opladen voordat u hem gebruikt met de zendontvanger. Raadpleeg voor het opladen van de batterij “DE BATTERIJ OPLADEN” {pagina 3}.
1 Voor het plaatsen van de batterij, lijn de batterij uit
met de zendontvanger en druk daarna de batterij op zijn plaats totdat de vergrendelingshevel vast zit.
2 Voor het verwijderen van de batterij duwt u de
vergrendelingshevel omhoog en trekt u de batterij uit de zendontvanger.
Vergrendelingshevel
Vergrendelingshevel
BEVESTIGEN VAN DE RIEMKLEM
U kunt desgewenst de meegeleverde riemklem op de zendontvanger aanbrengen.
1 Verwijder de batterij zoals hierboven beschreven. 2 Voor het plaatsen van de riemklem, lijn de geleiders
van de riemklem uit op de uitsparingen op de achterkant van het batterijcompartiment en schuif de riemklem op zijn plaats totdat de vergendelingshevel vast zit.
3 Als u de riemklem wilt verwijderen, duw de
vergrendelingshevel naar de zendontvanger toe en schuif tegelijk de riemklem omhoog.
N-2
Riemklem
Vergrendelingshevel
BATTERIJ OPLADEN
U kunt de batterij opladen nadat u hem op de zendontvanger hebt aangebracht. (De batterij wordt vanwege veiligheidsoverwegingen leeg geleverd.)
1 Controleer of de zendontvanger is uitgeschakeld.
• Zet de zendontvanger uit als u hem oplaadt met een geplaatste batterij.
2 Steek de netspanningsadapter in de aansluiting op de
achterkant van de batterijlader.
3 Steek de netspanningsadapter in een stopcontact.
4 Schuif een batterijenset of een zendontvanger die is
uitgerust met een batterijenset in de oplaadsleuf.
• Zorg ervoor dat de metalen contactpunten van de batterijen stevig in de aansluitingspunten van de oplader passen.
• De indicator licht rood op en het opladen begint.
5 Nadat het opladen klaar is, brandt de indicator groen.
Haal de batterij of de zendontvanger uit de oplader.
• Als de oplader gedurende een lange tijd niet gebruikt gaat worden, trekt u de netspanningsadapter uit het stopcontact.
Opmerkingen:
Wanneer u de zendontvanger tijdens het opladen van de batterij gebruikt, verstoort dit het opladen.
Als de bedrijfstijd van een batterij afneemt, ook al is de batterij volledig en op de juiste wijze
opgeladen, is de batterij aan vervanging toe. Vervang de batterij.
De omgevingstemperatuur moet tijdens het opladen 5°C tot 40°C zijn.
De gegeven oplaadtijden worden bereikt wanneer een batterij die is ontladen naar 3 V/cel x 2 bij
normale temperaturen wordt opgeladen. De oplaadtijd is afhankelijk van de mate van ontlading en de omgevingstemperatuur.
Deze oplader kan door technologische ontwikkelingen geschikt zijn om batterijen op te laden die niet in deze bedieningshandleiding worden genoemd.
Als de contactpunten van de batterij niet goed passen in de aansluitpunten van de oplader, kan het indicatielampje rood knipperen of onverlicht blijven. Om dit probleem op te lossen, brengt u de batterij opnieuw aan, nadat u de contactpunten van de batterijen en de aansluitpunten van de oplader hebt schoongemaakt.
Als u het apparaat in de buurt van een radio of televisie gebruikt, kan storing in de ontvangst optreden.
Sluit tijdens het opladen de pc-interfacekabel niet aan op de zendontvanger.
Oplaadsleuf
Indicator
N-3
Gemiddelde oplaadtijden
3 uur
Statustabel oplader
Kleur indicatielampje Betekenis
Rood
Rood knipperend
Groen
Knippert afwisselend groen en oranje
Er is een batterij in de oplaadsleuf geplaatst en het opladen is begonnen.
De batterij is defect of de contactpunten van de batterijen passen niet goed in de aansluitpunten van de oplader.
Het opladen is voltooid; verwijder de batterij of de zendontvanger uit de oplaadsleuf.
De temperatuur van de batterij komt niet overeen met de oplaadstarttemperatuur. Verwijder de batterij uit de oplader en wacht totdat deze een normale temperatuur heeft bereikt voordat u hem opnieuw oplaadt.
Levensduur batterijen
Voordat u de zendontvanger buiten gaat gebruiken met de batterij is het belangrijk om te weten hoelang de batterij meegaat. De bedrijfstijden in de onderstaande tabel zijn gemeten onder de volgende cyclische voorwaarden:
TX: 6 seconden, RX: 6 seconden, stand-by: 48 seconden (Batterijbesparing : ON) We raden u aan extra batterijen bij u te dragen voor het geval de batterij leeg raakt.
Batterijtype Uitgangsvermogen Bedrijfstijd/-uren (ca.)
6 (KNB-63L) 8 (KNB-65L)
8,5 (KNB-63L) 11,5 (KNB-65L)
10,5 (KNB-63L) 14 (KNB-65L)
6
8
10
KNB-63L/ KNB-65L
(7,4 V)
BT-16 (9 V)
<AAA (LR03)
alkalinebatterijen x 6>
Hoog
Medium
Laag
Hoog
Medium
Laag
Opmerkingen:
Het hoog zendvermogen tijdens gebruik van de batterijhouder (BT-16) is 3,5 W en lager. Het zendvermogen neemt naar verloop van tijd af, hetgeen eigen is aan alkalinebatterijen. We raden u aan laag vermogen te gebruiken als u de batterijhouder gebruikt.
Afhankelijk van de batterij, verschillen de interne weerstandsniveaus. Als u alkalinebatterijen gebruikt kan de werkelijke bedrijfstijd korter zijn dan normaal.
N-4
Aansluiten op een aanstekeraansluiting
Als u het aanstekercontact wilt gebruiken, gebruikt u de optionele KVC-22 DC­oplaadadapter voor auto’s. Bij gebruik van de oplader, sluit hem aan op het voertuig zoals hieronder getoond.
Op de aansluiting
Op de aanstekeraansluiting
Oplader + KVC-22
Opmerking: Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de KVC-22 voor informatie over het aansluiten van de oplader op een aanstekercontact.
LET OP: Sluit de oplader niet aan in de buurt van een airbag of op plaatsen waar deze het rijden in de weg zit.
Gelijkstroomkabel (meegeleverd bij de KVC-22)
OP DE PC AANSLUITEN
Gebruik de optionele PG-4Y PC-interfacekabel als u de zendontvanger wilt aansluiten op een pc. Steek de luidspreker/microfoonaansluiting in de SP/MIC-aansluiting en de DB-9­aansluiting in een van de COM-(seriële) poorten op uw PC.
Naar PC
PG-4Y
Voor het downloaden van de MCP-5A-software, ga naar: http://www.kenwood.com/i/products/info/amateur/software_download.html (Deze URL kan zonder kennisgeving worden gewijzigd.)
Opmerking: Er wordt geen garantie gegeven voor gegevens die worden gewist of vernietigd vanwege storingen in deze unit of uw computer.
N-5
EERSTE KENNISMAKING
PANEEL
Microfoon
a PWR/VOL-knop
Draai rechtsom om de zendontvanger aan te zetten. Om de zendontvanger uit te zetten, draai deze linksom totdat u een klik hoort. Draai deze knop om het volumeniveau te veranderen.
b TX-RX-LED
Licht rood op tijdens zenden en groen tijdens ontvangen van een signaal.
c ENC-knop
Draai deze knop om onder andere een bedieningsfrequentie, geheugenkanaal, menunummer, instellingswaarde te selecteren en de scanrichting te wijzigen.
d [PTT] (Push To Talk)-schakelaar
Druk op de schakelaar, houd deze ingedrukt en spreek vervolgens in de microfoon om te zenden.
e [MONI]
Druk op de toets en houd deze ingedrukt om het geluid van de luidspreker in te schakelen om signalen te monitoren. Laat [MONI] los om terug te keren naar de normale bediening {pagina 13}.
Luidspreker
N-6
f Toetsenblok
Gebruik het toetsenblok voor de volgende bewerkingen. U kunt ook het toetsenblok met 10 toetsen gebruiken voor directe invoer van frequenties en handmatige verzending van DTMF-tonen.
Toetsnaam
Druk op Bediening
[TOETS]
[F] A
[F] - [TOETS]
[TOETS] (1s)
[TOETS]
[VFO] B
[F] - [TOETS]
[TOETS] (1s)
[TOETS]
[MR] C
[F] - [TOETS]
[TOETS] (1s)
[TOETS]
[CALL] D
[F] - [TOETS]
[TOETS] (1s)
[MENU] 1 [TOETS]
[TONE] 2 [TOETS]
[LOW] 3 [TOETS]
[SQL] 4 [TOETS]
[TOETS]
[T.SEL] 5
[TOETS] (1s)
6 [TOETS]
]
[
[SHIFT] 7 [TOETS]
[REV] 8 [TOETS]
[PF] 9 [TOETS]
voor invoer van de MHz-afstemfunctie. Voor inschakelen van de functie.
Voor uitschakelen van de functie.
voor in- en uitschakelen van de toetsvergrendeling.
Voor inschakelen van de VFO-modus.
Om het huidige geheugenkanaal of oproepkanaal te kopiëren naar de VFO (geheugenverplaatsing).
Voor starten van band scannen.
Om de Geheugenkanaalmodus te openen.
Om de huidige bedieningsfrequentie op te slaan in het geheugenkanaal.
Voor starten van geheugen scannen
Om het oproepkanaal te selecteren.
Om de huidige bedieningsfrequentie op te slaan in het oproepkanaal.
Voor starten van Oproep scannen.
Voor openen van de Menumodus.
Voor selectie van de signaalfunctie (Toon, CTCSS, DCS of Kruistoon).
Voor selectie van een uitgangsvermogen.
Om de aanpassingsmodus voor het squelch­niveau te openen.
om de instellingenmodus Toonfrequentie, CTCSS-frequentie of DCS-code te openen.
Om de Toonfrequentie, CTCSS-frequentie of DCS-code te scannen.
Om de instellingenmodus Toonwaarschuwing te openen.
Om een offset-richting te selecteren.
Voor in- en uitschakelen van de Omkeerfunctie.
Om de programmafunctie te activeren.
Ref. pag.
11
14
11
24
26
18
19
28
23
28
15
32, 36,
37, 39
12
10
32, 36,
37, 39
44
31
34
52
N-7
Toetsnaam
[LAMP]
[STEP] 0 [TOETS]
[ENT] # [TOETS]
Druk op Bediening
[TOETS]
[F] - [TOETS]
Voor inschakelen van de achtergrondverlichting.
Voor continu inschakelen van de achtergrondverlichting.
Om de instellingenmodus Frequentiestapgrootte te openen.
Om Directe frequentie-invoermodus te openen.
g MIC/ SP-aansluiting
Sluit de optionele luidspreker/microfoon aan op deze aansluiting. Sluit ook de optionele PG-4Y PC-interfacekabel aan op deze aansluiting als u de
zendontvanger wilt aansluiten op een pc {pagina 5}.
DISPLAY
Ref. pag.
13
44
12
N-8
Indicator Beschrijving
Verschijnt bij gemiddeld energieverbruik.
Verschijnt bij laag energieverbruik.
Verschijnt wanneer de Kruistoonfunctie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de Toonfunctie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de CTCSS-functie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de DCS-functie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer Weermeldingen is geactiveerd. Knippert wanneer u een signaal ontvangt. (Alleen TH­K20A K-type)
Indicator Beschrijving
Verschijnt wanneer de Omkeerfunctie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de Verschuiffunctie op plus staat.
Verschijnt wanneer de Verschuiffunctie op min staat.
Verschijnt wanneer de Verschuiffunctie op –7,6 MHz staat. (Alleen TH-K40E (E-type))
Geeft de bedieningsfrequentie, instellingeninformatie, etc. weer.
Toont het nummer van het geheugenkanaal.
Verschijnt wanneer de blokkeringsfunctie van het geheugenkanaal is geactiveerd voor het geselecteerde geheugenkanaal.
Verschijnt wanneer het geselecteerde geheugenkanaal wordt geregistreerd in de Geheugeninvoermodus.
Verschijnt in de Smalle FM-modus.
Verschijnt in de Functiemodus.
Werkt als een S-meter bij het ontvangen van een signaal en toont de resterende batterijspanning bij het zenden met laag vermogen.
Verschijnt wanneer de Toonwaarschuwingfunctie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer Prioriteits scannen is ingeschakeld.
Verschijnt wanneer de VOX-functie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de vergrendelfunctie is geactiveerd.
N-9
BASISBEDIENING
AAN/UITSCHAKELEN
Draai de PWR/VOL-knop rechtsom om de zendontvanger in te schakelen.
• De inschakelmelding verschijnt kort op het display.
Draai de PWR/VOL-knop linksom om de zendontvanger uit te schakelen.
VOLUME INSTELLEN
Draai de PWR/VOL-knop om het volume aan te passen. Rechtsom verhoogt het volume en linksom verlaagt het volume.
• Als u geen signaal ontvangt, drukt u op [MONI] en houdt u deze toets ingedrukt om het geluid van de luidspreker in te schakelen en vervolgens het volume af te stellen op het gewenste uitgangsniveau.
DE SQUELCH INSTELLEN
Squelch wordt gebruikt om de luidspreker te onderdrukken als er geen signalen zijn. Als u het squelch-niveau juist instelt, hoort u alleen geluid wanneer u een signaal ontvangt. Hoe hoger u het squelch-niveau instelt, des te sterker de signalen moeten zijn om te kunnen worden ontvangen. Het juiste squelch-niveau hangt af van de RF-omgevingsruissterkte.
1 Druk op [SQL].
• Het squelch-niveau verschijnt op het display.
2 Draai de ENC-knop om het niveau aan te passen.
• Selecteer het niveau waarop achtergrondruis net wordt onderdrukt wanneer er geen signalen
zijn.
• Hoe hoger u het niveau instelt, des te sterker de signalen moeten zijn om te kunnen worden
ontvangen.
• U kunt 6 verschillende niveaus instellen. 0: Minimum ~ 5: Maximum; 2 is de
standaardwaarde.
3 Druk op iedere andere toets dan [MONI] of [LAMP] om de nieuwe instelling op te slaan
en de aanpassing voor het squelch-niveau af te sluiten.
N-10
SELECTEREN VAN EEN FREQUENTIE
VFO-MODUS
Dit is de basismodus voor het wijzigen van de bedieningsfrequentie. Draai de ENC-knop rechtsom om de frequentie te vergroten en linksom om deze te verlagen.
MHZ-AFSTEMFUNCTIE
Als de gewenste frequentie erg verschilt van de huidige frequentie, kunt u beter de MHz­afstemfunctie gebruiken.
Instellen van het MHz-cijfer: 1 Druk op [F].
• Het MHz-cijfer knippert.
2 Draai de ENC-knop om de gewenste MHz-waarde te selecteren. 3 Druk na selectie van de gewenste MHz-waarde op [F] of [ENT] om de MHz-
afstemfunctie te verlaten en terug te keren naar de gewone VFO-modus.
4 Blijf indien nodig de frequentie afstemmen met behulp van de ENC-knop.
ZENDEN/ ONTVANGEN
1 Houd voor verzending de zendontvanger ongeveer 5 cm van uw mond, druk vervolgens
[PTT] in en houd deze ingedrukt. Spreek in de microfoon met uw normaal stembereik.
• De TX-RX-LED brandt rood.
2 Laat wanneer u klaar bent met spreken de toets [PTT] los.
• De TX-RX-LED brandt groen tijdens ontvangen van een signaal.
Opmerking: Als u voortdurend uitzendt voor een langere tijd dan de tijd die in menunummer 19 is opgegeven (standaard 10 minuten), genereert de interne time-out-timer een waarschuwingstoon en de zendontvanger stopt de verzending. Laat in dit geval [PTT] los en laat de zendontvanger even afkoelen. Druk vervolgens nogmaals op [PTT] om verzending te hervatten.
N-11
DIRECTE FREQUENTIE-INVOER
Naast draaien van de ENC-knop kunt u ook op een andere manier de frequentie selecteren. Als de gewenste frequentie erg verschilt van de huidige frequentie, kunt u een frequentie direct invoeren met behulp van de cijfertoetsen.
1 Druk op [VFO].
• U moet zich in de VFO-modus bevinden om de direct frequentie-invoer te maken.
2 Druk op [ENT].
3 Druk op de cijfertoetsen ([STEP] (0) tot [PF] (9)) om uw frequentie in te voeren.
[LAMP] (
• Als u op [ENT] drukt, worden alle resterende cijfers (de cijfers die u niet hebt ingevoerd) met 0
• Als u alleen de MHz-cijfers wilt controleren en de kHz-cijfers ongewijzigd wilt laten, drukt u op
Opmerkingen:
Als de ingevoerde frequentie niet overeenkomt met de huidige frequentiestapgrootte, wordt de frequentie automatisch naar beneden afgerond naar de volgende beschikbare frequentie.
Als u de gewenste frequentie niet precies kunt invoeren, bevestigt u de frequentiestapgrootte.
Als u de ENC-knop draait tijdens het invoeren van de frequentie, wist de zendontvanger de invoer.
) hiermee kunt u de invoer van de MHz-cijfers voltooien.
ingevuld en wordt de invoer voltooid. Als u bijvoorbeeld 145,000 MHz wilt selecteren, drukt u op [MENU] (1), [SQL] (4), en [T.SEL] (5) en vervolgens op [ENT] om de invoer te voltooien.
[VFO] in plaats van op [ENT].
EEN UITGANGSVERMOGEN SELECTEREN
Als u een lager zendvermogen selecteert, kunt u, als de communicatie nog steeds betrouwbaar is, beter het batterijverbruik verminderen.
Druk op [LOW] om te wisselen tussen hoog, medium en laag vermogen.
• Er verschijnt geen pictogram bij gebruik van hoog zendvermogen.
• Het pictogram “
• Het pictogram “
” verschijnt bij gebruik van medium zendvermogen.
” verschijnt bij gebruik van lager zendvermogen.
Opmerking: Als de zendontvanger oververhit raakt door hoge omgevingstemperaturen of door voortdurend zenden, kan het beschermingscircuit in bedrijf treden om het zendvermogen te verlagen.
N-12
RESTERENDE BATTERIJCAPACITEIT
U kunt de resterende batterijcapaciteit bevestigen wanneer u op laag vermogen verzendt. Als u de resterende batterijcapaciteit wilt controleren:
• Het balkdiagram toont de resterende batterijcapaciteit.
: Hoge batterijspanning
:
:
: Lage batterijspanning
of geen weergave: Laad de batterijen op of vervang ze.
Opmerking: U kunt niet verzenden op hoog vermogen als de indicator voor resterende batterijcapaciteit lage batterijspanning aangeeft.
ACHTERGRONDVERLICHTING
Druk op [LAMP] om het display en de toetsen te verlichten.
• Het licht schakelt ongeveer 5 seconden na het loslaten van de toets [LAMP] uit.
• Druk op iedere andere willekeurige toets (inclusief [PTT]) dan [LAMP] terwijl het display en de toetsen verlicht zijn om de 5-seconden-timer opnieuw te starten.
• Houd de toets [LAMP] ingedrukt om het display en de toetsen te verlichten voor zolang u de toets ingedrukt houdt.
Druk op [F] - [LAMP] om het licht blijvend aan te houden.
• Het licht blijft aan totdat u nogmaals op [F] - [LAMP] drukt.
MONITOREN
Als u ontvangt terwijl de squelch-functie is ingeschakeld, kunnen zwakke signalen onderbroken worden.
Als de CTCSS-, DCS-functie of Toonwaarschuwingfunctie is ingeschakeld, kunt u de squelch-functie tijdelijk uitschakelen om de activiteiten van het huidige kanaal te volgen.
1 Druk op [MONI] en houd deze toets ingedrukt.
• Het volume van de luidspreker wordt weer ingeschakeld en u kunt de signalen volgen.
2 Laat [MONI] los om terug te keren naar de normale bediening.
N-13
Loading...
+ 47 hidden pages