Kenwood TH-K20A, TH-K20E, TH-K40A, TH-K40E User Manual [nl]

Page 1
GEBRUIKSAANWIJZING
144 MHz FM-ZENDONTVANGER
TH-K20A TH-K20E
430 MHz FM-ZENDONTVANGER
TH-K40A TH-K40E
KENNISGEVING
Deze apparatuur voldoet aan de vereisten van Richtlijn 1999/5/EG. Het gebruik van het waarschuwings-symbool betekent dat dit
AT BE DK FI FR DE GR IS
IE IT LI LU NL NO PT ES SE CH GB CY CZ EE HU LV LT MT PL SK SI BG RO
© B62-2372-00 (E) 09 08 07 06 05 04 03 02 01 00
ISO3166
Page 2
Page 3
HARTELIJK DANK
Hartelijk dank voor uw beslissing deze FM-zendontvanger van KENWOOD aan te schaffen. KENWOOD levert producten voor amateurradiogebruik die de serieuze hobbyist altijd
verrassen en animeren. Deze zendontvanger is geen uitzondering. KENWOOD is van mening dat dit product voldoet aan uw behoeften aan stemcommunicatie.
TYPE MARKTCODES
K: Noord- en Zuid-Amerika E: Europa M: Algemeen
De markt-typecode staat op het etiket van de streepjescode op de kartonnen doos.
DE SCHRIJFCONVENTIES DIE IN DEZE HANDLEIDING WORDEN GEBRUIKT
De schrijfconventies die hieronder staan vermeld worden gevolgd om instructies te vereenvoudigen en onnodige herhalingen te voorkomen.
Instructie Actie
Druk op [TOETS]. Druk even op TOETS.
Druk op [TOETS] (1s).
Druk op [TOETS1], [TOETS2].
Druk op [F] - [TOETS].
Druk op [TOETS] + Power
ON (Stroom AAN).
Druk op TOETS en houd 1 seconde of langer ingedrukt.
Druk even op TOETS1, laat TOETS1 los en druk vervolgens op TOETS2.
Druk op de toets F om de Functiemodus te openen. Klik vervolgens op TOETS om de secundaire functie te openen.
Houd TOETS ingedrukt tijdens het aanzetten van de zendontvanger.
Informatie over het weggooien van elektrische en elektronische apparatuur en batterijen (particulieren)
Dit symbool geeft aan dat gebruikte elektrische, elektronische producten en batterijen niet bij het normale huishoudelijke afval mogen. Lever deze producten in bij de aangewezen inzamelingspunten, waar ze gratis worden geaccepteerd en op de juiste manier worden verwerkt, teruggewonnen en hergebruikt. Voor inleveradressen zie www.nvmp.nl, www. ictmilieu.nl, www.stibat.nl. Wanneer u dit product op de juiste manier als afval inlevert, spaart u waardevolle hulpbronnen en voorkomt u potentiële negatieve gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu, die anders kunnen ontstaan door een onjuiste verwerking van afval. Opgelet: Het teken “Pb” onder het teken van de batterijen geeft aan dat deze batterij lood bevat.
Copyrights Firmware
JVC KENWOOD Corporation behoudt het recht op en het eigenaarsschap van auteursrechten voor firmware die zijn ingebed in KENWOOD -productgeheugens.
N-i
Page 4
VOORZORGSMAATREGELEN
• Laad de zendontvanger en de batterij niet op als ze nat zijn.
• Zorg ervoor dat er geen metaalachtige voorwerpen liggen tussen de zendontvanger en de batterij.
• Gebruik geen opties die niet gespecificeerd zijn door KENWOOD.
• Als het gegoten chassis of een ander zendontvangerdeel is beschadigd, raak dan de beschadigde delen niet aan.
• Reduceer het volume als een hoofdtelefoon is aangesloten is op de zendontvanger. Let op het volumeniveau bij het dichtdraaien van de squelch.
• Hang de microfoondraad niet om uw nek als u in de buurt bent van apparaten waarin de draad kan verstrikken.
• Plaats de zendontvanger niet op een instabiele ondergrond.
• Zorg ervoor dat de antenne niet uw ogen raakt.
• Als de ontvanger uren achter elkaar gebruikt wordt voor verzending worden de radiator en het chassis heet. Raak deze plekken niet aan bij het vervangen van de batterij.
• Dompel de zendontvanger niet in water.
• Schakel de zendontvanger eerst altijd uit voordat u optionele accessoires installeert.
• De lader is een apparaat dat de unit ontkoppelt van de voedingskabel. U moet eenvoudig bij de voedingsstekker kunnen komen.
WAARSCHUWING
Schakel de zendontvanger uit op de volgende locaties:
• In explosieve omgevingen (ontbrandbaar gas, stofdeeltjes, metaal- of graanstof, enz.).
• Bij het tanken of wanneer geparkeerd bij een benzinepomp.
• Dicht bij explosieven of detonatieplaatsen.
• In vliegtuigen. (Ieder gebruik van de zendontvanger moet volgens de instructies en de regels van de vliegtuigbemanning worden uitgevoerd.)
• Waar beperkingen of waarschuwingen zijn aangegeven met betrekking tot het gebruik van radioapparaten, met inbegrip van, hoewel niet beperkt tot, medische apparatuur.
• In de buurt van personen die een pacemaker gebruiken.
LET OP
• Haal in geen geval de zendontvanger uit elkaar en breng geen wijzigingen aan.
• Plaats in een rijdend voertuig de zendontvanger niet op of dichtbij airbags. Bij het opblazen van de airbag kan de ontvanger gelanceerd worden en de bestuurder of passagiers raken.
• Ga niet zenden terwijl u het antenne-uiteinde aanraakt of als enige metalen delen door de antennebedekking zichtbaar zijn. Zenden op deze manier kan ernstige brandwonden veroorzaken.
• Als er een abnormale lucht of rook komt van de zendontvanger, schakel dan onmiddellijk de zendontvanger uit, verwijder de batterij, en neem contact op met uw KENWOOD-dealer.
• Gebruik van de zendontvanger tijdens het rijden kan in strijd met de verkeersregels zijn. Controleer en volg de bestaande verkeersregels.
• Stel de zendontvanger niet bloot aan extreem hete of koude omstandigheden.
• Ondersteun de batterij (of batterijhouder) niet met metalen voorwerpen omdat deze de batterijpolen kunnen kortsluiten.
• Er bestaat gevaar voor ontploffing als de batterij verkeerd wordt geplaatst. Vervang de batterij alleen met hetzelfde type.
• Wanneer u de zendontvanger in ruimtes gebruikt met droge lucht, wordt er gemakkelijk statische elektriciteit opgebouwd. Wanneer u de hoofdtelefoon in dergelijke omstandigheden gebruikt, kan de zendontvanger mogelijk een elektrische schok veroorzaken en deze door uw hoofdtelefoon en naar uw oor zenden. In deze omstandigheden bevelen wij aan om alleen een luidspreker/microfoon te gebruiken om elektrische schokken te voorkomen.
N-ii
Page 5
LET OP
• Zorg dat als u een zelf aangeschafte riem gebruikt de kwaliteit van de riem goed is. Slinger de zendontvanger niet rond de riem omdat u hierdoor per ongeluk een andere persoon kunt raken en verwonden met de zendontvanger.
Informatie over de batterij
De Li-ion-batterij bevat ontvlambare substanties zoals organische oplosmiddelen. Verkeerd gebruik van de batterij kan leiden tot breuk van de batterij, waardoor brandgevaar of hoge temperaturen, verslechtering van de prestatie of andere beschadigingen kunnen optreden. Houd u zich aan de volgende waarschuwingen.
GEVAAR
De batterij niet uit elkaar halen of anders samenstellen!
De batterij bevat een veiligheidsfunctie en -circuit ter voorkoming van gevaar. Als deze ernstig
worden beschadigd, kan dit leiden tot hitte- of rookvorming, breuk of brand.
De batterij niet kortsluiten!
De + en –polen niet verbinden met behulp van metaal (zoals een paperclip of ijzerdraad).
Houd of bewaar de batterij niet in houders die metalen voorwerpen bevatten (zoals ijzerdraad, kettingen of haarspelden). Als de batterij kortsluit, veroorzaakt dit een te hoge stroom wat kan leiden tot hitte- of rookvorming, breuk of brand. Hierdoor worden tevens metalen voorwerpen verhit.
De batterij niet verbranden of blootstellen aan hitte!
Als het isolatiemateriaal smelt, wordt de gasventilator of de veiligheidsfunctie beschadigd.
Hierdoor kan ook de elektrolyt gaan branden en kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij niet plaatsen in de buurt van vuur, kachels of andere warmtebronnen (ruimtes
met temperaturen van meer dan 80°C)!
Als de polymeerafscheiding smelt als gevolg van hoge temperaturen, kan er een interne
kortsluiting ontstaan in de afzonderlijke cellen en kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
Leder contact van de batterij met water of vocht vermijden!
Als de batterij nat wordt, droog deze af met een droge doek voor gebruik. Als het
veiligheidscircuit van de batterij is beschadigd, laadt de batterij op met een extreem hoge stroom (of spanning) en kunnen er abnormale chemische reacties ontstaan. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij niet opladen in de buurt van vuur of in direct zonlicht!
Als het veiligheidscircuit van de batterij is beschadigd, laadt de batterij op met een extreem
hoge stroom (of spanning) en kunnen er abnormale chemische reacties ontstaan. Er kan hitte­of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
Alleen de gespecificeerde lader gebruiken en neem de oplaadvereisten in acht!
Als de batterij in niet gespecificeerde omstandigheden wordt opgeladen (bij een temperatuur
die hoger is dan de gereguleerde waarde, stroom of spanning die hoger is dan de gereguleerde waarde of met behulp van een aangepaste lader) kan de batterij overbelast worden of kunnen er abnormale chemische reacties ontstaan. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij met geen enkel voorwerp doorsteken, slaan of erop staan!
Hierdoor kan de batterij breken of vervormen waardoor kortsluiting kan ontstaan. Er kan hitte-
of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij niet schokken en er niet mee gooien!
De batterij kan gaan lekken door een harde aanraking en er kan hitte- of rookvorming, breuk
of brand bij de batterij ontstaan. Als het veiligheidscircuit van de batterij is beschadigd, laadt de batterij op met een extreem hoge stroom (of spanning) en kunnen er abnormale chemische reacties ontstaan.
N-iii
Page 6
GEVAAR
De batterij niet gebruiken als deze is beschadigd!
Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
Niet direct op de batterij solderen!
Als het isolatiemateriaal smelt, wordt de gasventilator of de veiligheidsfunctie beschadigd.
Hierdoor kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De polariteit (en polen) van de batterij niet omkeren!
Laden van een omgekeerde batterij kan leiden tot abnormale chemische reacties. In sommige
gevallen kan een onverwacht grote hoeveelheid stroom vrijkomen bij ontlading. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij niet omgekeerd laden of aansluiten!
De batterij heeft positieve en negatieve polen. Als de batterij niet soepel kan worden
aangesloten op een lader of bedieningsapparaat, forceer deze dan niet en controleer de polariteit van de batterij. Als de batterij omgekeerd op de lader is aangesloten, wordt deze omgekeerd geladen wat kan leiden tot abnormale chemische reacties. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
Een gebroken en lekkende batterij niet aanraken!
Als de elektrolytvloeistof van de batterij in uw ogen terechtkomt, spoel uw ogen onmiddellijk uit
met zoet water zonder in uw ogen te wrijven. Ga onmiddellijk naar het ziekenhuis. Als u geen actie onderneemt, kan dit leiden tot problemen met uw ogen.
WAARSCHUWING
De batterij niet langer opladen dan de gespecificeerde duur!
Als de batterij nog niet volledig is opgeladen, zelfs als de vastgestelde duur is verstreken, stopt
u het opladen. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
De batterij niet in een magnetron of hogedrukhouder plaatsen!
Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
Gebroken en lekkende batterijen uit de buurt van vuur houden!
Als de batterij lekt (of een onaangename geur afgeeft), verwijder deze dan onmiddellijk uit
brandbare omgevingen. Elektrolyt dat uit de batterij lekt kan vlam vatten en kan leiden tot rookvorming, breuk of brand bij de batterij.
Geen afwijkende batterij gebruiken!
Als de batterij een onaangename geur afgeeft, een andere kleur heeft, vervormd is of
anderszins afwijkend overkomt, verwijder deze dan uit de lader of het bedieningsapparaat en gebruik de batterij niet. Er kan hitte- of rookvorming, breuk of brand bij de batterij ontstaan.
N-iv
Page 7
INHOUDSOPGAVE
VOORBEREIDING ............................................................................................................... 1
BIJGELEVERDE ACCESSOIRES ................................................................................. 1
PLAATSEN VAN DE ANTENNE ..................................................................................... 1
PLAATSEN VAN DE BATTERIJ ..................................................................................... 2
BEVESTIGEN VAN DE RIEMKLEM .............................................................................. 2
BATTERIJ OPLADEN .................................................................................................... 3
OP DE PC AANSLUITEN .............................................................................................. 5
EERSTE KENNISMAKING .................................................................................................. 6
PANEEL .........................................................................................................................6
DISPLAY ........................................................................................................................8
BASISBEDIENING ............................................................................................................. 10
AAN/UITSCHAKELEN ................................................................................................. 10
VOLUME INSTELLEN.................................................................................................. 10
DE SQUELCH INSTELLEN ......................................................................................... 10
SELECTEREN VAN EEN FREQUENTIE ..................................................................... 11
ZENDEN/ ONTVANGEN .............................................................................................. 11
DIRECTE FREQUENTIE-INVOER .............................................................................. 12
EEN UITGANGSVERMOGEN SELECTEREN ............................................................ 12
ACHTERGRONDVERLICHTING ................................................................................. 13
MONITOREN ............................................................................................................... 13
VERGRENDELINGSFUNCTIE .................................................................................... 14
MENU-INSTELLING .......................................................................................................... 15
WAT IS EEN MENU? ................................................................................................... 15
TOEGANG TOT MENU ................................................................................................ 15
LIJST MET MENUFUNCTIES ...................................................................................... 16
GEHEUGENKANALEN ..................................................................................................... 18
SIMPLEX & REPEATER OF ODD-SPLIT-GEHEUGENKANAAL? ............................... 18
OPSLAAN VAN SIMPLEX EN STANDAARDREPEATER-FREQUENTIES ................. 19
OPSLAAN VAN ODD-SPLIT REPEATER-FREQUENTIES ......................................... 20
OPROEPEN VAN EEN GEHEUGENKANAAL ............................................................. 20
EEN GEHEUGENKANAAL BENOEMEN .................................................................... 21
TYPE GEHEUGENWEERGAVE .................................................................................. 22
EEN GEHEUGENKANAAL WISSEN ........................................................................... 22
OPROEPKANAAL ........................................................................................................ 23
GEHEUGENKANAALOVERDRACHT.......................................................................... 24
KANAALWEERGAVEMODUS ..................................................................................... 24
SCAN ................................................................................................................................. 26
BAND SCANNEN ......................................................................................................... 26
PROGRAMMASCAN ................................................................................................... 27
GEHEUGENSCAN ....................................................................................................... 28
OPROEPSCAN ............................................................................................................ 28
PRIORITEITSKANAAL SCANNEN .............................................................................. 28
UITSLUITING GEHEUGENKANAAL ........................................................................... 29
EEN SCANHERVATTINGSMETHODE SELECTEREN ............................................... 30
N-v
Page 8
BEDIENING VIA REPEATERS .......................................................................................... 31
EEN OFFSET-RICHTING SELECTEREN (SHIFT) ...................................................... 31
EEN OFFSET-FREQUENTIE SELECTEREN .............................................................. 32
TOONFUNCTIE ........................................................................................................... 32
AUTOMATIC REPEATER OFFSET .............................................................................. 34
OMKEERFUNCTIE ...................................................................................................... 34
ZENDEN OP EEN TOON VAN 1750 Hz ...................................................................... 35
SIGNALERING ................................................................................................................... 36
CTCSS ......................................................................................................................... 36
DCS .............................................................................................................................. 37
KRUISTOON ................................................................................................................ 39
DTMF-FUNCTIES .............................................................................................................. 40
HANDMATIG DRAAIEN ............................................................................................... 40
AUTOMATISCHE NUMMERKEUZE ............................................................................ 40
AFSTELLEN VAN DE ZENDSNELHEID VAN DE DTMF-CODE ................................. 41
DTMF TX AANHOUDEN .............................................................................................. 42
INSTELLEN VAN DE PAUZETIJD ................................................................................ 42
DTMF-VERGRENDELING ........................................................................................... 42
PROGRAMMEERBARE FUNCTIES ................................................................................. 43
PROGRAMMEERBARE VFO ...................................................................................... 43
FREQUENTIESTAPGROOTTE ................................................................................... 44
TOONWAARSCHUWING ............................................................................................ 44
INSCHAKELMELDING ................................................................................................ 45
PIEPTOONFUNCTIE ................................................................................................... 46
TYPE TOETSVERGRENDELING ................................................................................ 46
BATTERIJBESPARING ................................................................................................ 47
APO (AUTOMATISCH UITSCHAKELEN) .................................................................... 48
SMALBAND FM-BEDIENING ...................................................................................... 48
SLAGWIJZIGING ......................................................................................................... 49
VOX (SPRAAKGESTUURD ZENDEN) ........................................................................ 49
TIME-OUT-TIMER ........................................................................................................ 51
KANAAL BEZET BLOKKERING .................................................................................. 51
TX BLOKKEREN .......................................................................................................... 52
GEVOELIGHEID MICROFOON ................................................................................... 52
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN ............................................................. 52
VERGRENDELING MICROFOONTOETSEN .............................................................. 53
BATTERIJTYPE ........................................................................................................... 53
WEERMELDING (ALLEEN TH-K20A K-TYPE) ................................................................ 54
WEERMELDING AAN/UIT ........................................................................................... 54
WEERKANAAL ............................................................................................................ 54
WEERKANAAL SCANNEN .......................................................................................... 54
APPENDIX ......................................................................................................................... 55
OPTIONELE ACCESSOIRES ...................................................................................... 55
ONDERHOUD .............................................................................................................. 55
PROBLEMEN OPLOSSEN .......................................................................................... 56
ZENDONTVANGER TERUGSTELLEN ........................................................................ 58
SPECIFICATIES ........................................................................................................... 59
N-vi
Page 9
VOORBEREIDING
BIJGELEVERDE ACCESSOIRES
Pak de zendontvanger voorzichtig uit en controleer of de onderstaande items zich in de verpakking bevinden. We raden u aan de doos en het verpakkingsmateriaal voor eventuele verzending te bewaren.
Item Opmerkingen
Antenne 1 1 1
Li-ion-batterij KNB-63L 1 1 1
Batterijlader
Riemklem KBH-18 1 1 1
Garantiekaart 1 1
Gebruiksaanwijzing
met netspanningsadapter (KSC-35S)
Engels 1 1 1
Frans 1 1
Spaans 1 1
Italiaans 1
Duits 1
Nederlands 1
Turks −1−
Chinees 1
K-type E-type M-type
111
Aantal
PLAATSEN VAN DE ANTENNE
Houd de meegeleverde antenne aan de onderkant vast en schroef deze vervolgens op de aansluiting aan de bovenkant van de zendontvanger vast.
Opmerking: De antenne is geen handvat, geen sleutelhanger en geen bevestigingspunt voor de luidspreker/microfoon. Door de antenne op deze manieren te gebruiken beschadigt u de antenne en verminderen de prestaties van uw zendontvanger.
N-1
Page 10
PLAATSEN VAN DE BATTERIJ
Opmerking: De batterij wordt leeg geleverd zodat u deze eerst moet opladen voordat u hem gebruikt met de zendontvanger. Raadpleeg voor het opladen van de batterij “DE BATTERIJ OPLADEN” {pagina 3}.
1 Voor het plaatsen van de batterij, lijn de batterij uit
met de zendontvanger en druk daarna de batterij op zijn plaats totdat de vergrendelingshevel vast zit.
2 Voor het verwijderen van de batterij duwt u de
vergrendelingshevel omhoog en trekt u de batterij uit de zendontvanger.
Vergrendelingshevel
Vergrendelingshevel
BEVESTIGEN VAN DE RIEMKLEM
U kunt desgewenst de meegeleverde riemklem op de zendontvanger aanbrengen.
1 Verwijder de batterij zoals hierboven beschreven. 2 Voor het plaatsen van de riemklem, lijn de geleiders
van de riemklem uit op de uitsparingen op de achterkant van het batterijcompartiment en schuif de riemklem op zijn plaats totdat de vergendelingshevel vast zit.
3 Als u de riemklem wilt verwijderen, duw de
vergrendelingshevel naar de zendontvanger toe en schuif tegelijk de riemklem omhoog.
N-2
Riemklem
Vergrendelingshevel
Page 11
BATTERIJ OPLADEN
U kunt de batterij opladen nadat u hem op de zendontvanger hebt aangebracht. (De batterij wordt vanwege veiligheidsoverwegingen leeg geleverd.)
1 Controleer of de zendontvanger is uitgeschakeld.
• Zet de zendontvanger uit als u hem oplaadt met een geplaatste batterij.
2 Steek de netspanningsadapter in de aansluiting op de
achterkant van de batterijlader.
3 Steek de netspanningsadapter in een stopcontact.
4 Schuif een batterijenset of een zendontvanger die is
uitgerust met een batterijenset in de oplaadsleuf.
• Zorg ervoor dat de metalen contactpunten van de batterijen stevig in de aansluitingspunten van de oplader passen.
• De indicator licht rood op en het opladen begint.
5 Nadat het opladen klaar is, brandt de indicator groen.
Haal de batterij of de zendontvanger uit de oplader.
• Als de oplader gedurende een lange tijd niet gebruikt gaat worden, trekt u de netspanningsadapter uit het stopcontact.
Opmerkingen:
Wanneer u de zendontvanger tijdens het opladen van de batterij gebruikt, verstoort dit het opladen.
Als de bedrijfstijd van een batterij afneemt, ook al is de batterij volledig en op de juiste wijze
opgeladen, is de batterij aan vervanging toe. Vervang de batterij.
De omgevingstemperatuur moet tijdens het opladen 5°C tot 40°C zijn.
De gegeven oplaadtijden worden bereikt wanneer een batterij die is ontladen naar 3 V/cel x 2 bij
normale temperaturen wordt opgeladen. De oplaadtijd is afhankelijk van de mate van ontlading en de omgevingstemperatuur.
Deze oplader kan door technologische ontwikkelingen geschikt zijn om batterijen op te laden die niet in deze bedieningshandleiding worden genoemd.
Als de contactpunten van de batterij niet goed passen in de aansluitpunten van de oplader, kan het indicatielampje rood knipperen of onverlicht blijven. Om dit probleem op te lossen, brengt u de batterij opnieuw aan, nadat u de contactpunten van de batterijen en de aansluitpunten van de oplader hebt schoongemaakt.
Als u het apparaat in de buurt van een radio of televisie gebruikt, kan storing in de ontvangst optreden.
Sluit tijdens het opladen de pc-interfacekabel niet aan op de zendontvanger.
Oplaadsleuf
Indicator
N-3
Page 12
Gemiddelde oplaadtijden
3 uur
Statustabel oplader
Kleur indicatielampje Betekenis
Rood
Rood knipperend
Groen
Knippert afwisselend groen en oranje
Er is een batterij in de oplaadsleuf geplaatst en het opladen is begonnen.
De batterij is defect of de contactpunten van de batterijen passen niet goed in de aansluitpunten van de oplader.
Het opladen is voltooid; verwijder de batterij of de zendontvanger uit de oplaadsleuf.
De temperatuur van de batterij komt niet overeen met de oplaadstarttemperatuur. Verwijder de batterij uit de oplader en wacht totdat deze een normale temperatuur heeft bereikt voordat u hem opnieuw oplaadt.
Levensduur batterijen
Voordat u de zendontvanger buiten gaat gebruiken met de batterij is het belangrijk om te weten hoelang de batterij meegaat. De bedrijfstijden in de onderstaande tabel zijn gemeten onder de volgende cyclische voorwaarden:
TX: 6 seconden, RX: 6 seconden, stand-by: 48 seconden (Batterijbesparing : ON) We raden u aan extra batterijen bij u te dragen voor het geval de batterij leeg raakt.
Batterijtype Uitgangsvermogen Bedrijfstijd/-uren (ca.)
6 (KNB-63L) 8 (KNB-65L)
8,5 (KNB-63L) 11,5 (KNB-65L)
10,5 (KNB-63L) 14 (KNB-65L)
6
8
10
KNB-63L/ KNB-65L
(7,4 V)
BT-16 (9 V)
<AAA (LR03)
alkalinebatterijen x 6>
Hoog
Medium
Laag
Hoog
Medium
Laag
Opmerkingen:
Het hoog zendvermogen tijdens gebruik van de batterijhouder (BT-16) is 3,5 W en lager. Het zendvermogen neemt naar verloop van tijd af, hetgeen eigen is aan alkalinebatterijen. We raden u aan laag vermogen te gebruiken als u de batterijhouder gebruikt.
Afhankelijk van de batterij, verschillen de interne weerstandsniveaus. Als u alkalinebatterijen gebruikt kan de werkelijke bedrijfstijd korter zijn dan normaal.
N-4
Page 13
Aansluiten op een aanstekeraansluiting
Als u het aanstekercontact wilt gebruiken, gebruikt u de optionele KVC-22 DC­oplaadadapter voor auto’s. Bij gebruik van de oplader, sluit hem aan op het voertuig zoals hieronder getoond.
Op de aansluiting
Op de aanstekeraansluiting
Oplader + KVC-22
Opmerking: Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de KVC-22 voor informatie over het aansluiten van de oplader op een aanstekercontact.
LET OP: Sluit de oplader niet aan in de buurt van een airbag of op plaatsen waar deze het rijden in de weg zit.
Gelijkstroomkabel (meegeleverd bij de KVC-22)
OP DE PC AANSLUITEN
Gebruik de optionele PG-4Y PC-interfacekabel als u de zendontvanger wilt aansluiten op een pc. Steek de luidspreker/microfoonaansluiting in de SP/MIC-aansluiting en de DB-9­aansluiting in een van de COM-(seriële) poorten op uw PC.
Naar PC
PG-4Y
Voor het downloaden van de MCP-5A-software, ga naar: http://www.kenwood.com/i/products/info/amateur/software_download.html (Deze URL kan zonder kennisgeving worden gewijzigd.)
Opmerking: Er wordt geen garantie gegeven voor gegevens die worden gewist of vernietigd vanwege storingen in deze unit of uw computer.
N-5
Page 14
EERSTE KENNISMAKING
PANEEL
Microfoon
a PWR/VOL-knop
Draai rechtsom om de zendontvanger aan te zetten. Om de zendontvanger uit te zetten, draai deze linksom totdat u een klik hoort. Draai deze knop om het volumeniveau te veranderen.
b TX-RX-LED
Licht rood op tijdens zenden en groen tijdens ontvangen van een signaal.
c ENC-knop
Draai deze knop om onder andere een bedieningsfrequentie, geheugenkanaal, menunummer, instellingswaarde te selecteren en de scanrichting te wijzigen.
d [PTT] (Push To Talk)-schakelaar
Druk op de schakelaar, houd deze ingedrukt en spreek vervolgens in de microfoon om te zenden.
e [MONI]
Druk op de toets en houd deze ingedrukt om het geluid van de luidspreker in te schakelen om signalen te monitoren. Laat [MONI] los om terug te keren naar de normale bediening {pagina 13}.
Luidspreker
N-6
Page 15
f Toetsenblok
Gebruik het toetsenblok voor de volgende bewerkingen. U kunt ook het toetsenblok met 10 toetsen gebruiken voor directe invoer van frequenties en handmatige verzending van DTMF-tonen.
Toetsnaam
Druk op Bediening
[TOETS]
[F] A
[F] - [TOETS]
[TOETS] (1s)
[TOETS]
[VFO] B
[F] - [TOETS]
[TOETS] (1s)
[TOETS]
[MR] C
[F] - [TOETS]
[TOETS] (1s)
[TOETS]
[CALL] D
[F] - [TOETS]
[TOETS] (1s)
[MENU] 1 [TOETS]
[TONE] 2 [TOETS]
[LOW] 3 [TOETS]
[SQL] 4 [TOETS]
[TOETS]
[T.SEL] 5
[TOETS] (1s)
6 [TOETS]
]
[
[SHIFT] 7 [TOETS]
[REV] 8 [TOETS]
[PF] 9 [TOETS]
voor invoer van de MHz-afstemfunctie. Voor inschakelen van de functie.
Voor uitschakelen van de functie.
voor in- en uitschakelen van de toetsvergrendeling.
Voor inschakelen van de VFO-modus.
Om het huidige geheugenkanaal of oproepkanaal te kopiëren naar de VFO (geheugenverplaatsing).
Voor starten van band scannen.
Om de Geheugenkanaalmodus te openen.
Om de huidige bedieningsfrequentie op te slaan in het geheugenkanaal.
Voor starten van geheugen scannen
Om het oproepkanaal te selecteren.
Om de huidige bedieningsfrequentie op te slaan in het oproepkanaal.
Voor starten van Oproep scannen.
Voor openen van de Menumodus.
Voor selectie van de signaalfunctie (Toon, CTCSS, DCS of Kruistoon).
Voor selectie van een uitgangsvermogen.
Om de aanpassingsmodus voor het squelch­niveau te openen.
om de instellingenmodus Toonfrequentie, CTCSS-frequentie of DCS-code te openen.
Om de Toonfrequentie, CTCSS-frequentie of DCS-code te scannen.
Om de instellingenmodus Toonwaarschuwing te openen.
Om een offset-richting te selecteren.
Voor in- en uitschakelen van de Omkeerfunctie.
Om de programmafunctie te activeren.
Ref. pag.
11
14
11
24
26
18
19
28
23
28
15
32, 36,
37, 39
12
10
32, 36,
37, 39
44
31
34
52
N-7
Page 16
Toetsnaam
[LAMP]
[STEP] 0 [TOETS]
[ENT] # [TOETS]
Druk op Bediening
[TOETS]
[F] - [TOETS]
Voor inschakelen van de achtergrondverlichting.
Voor continu inschakelen van de achtergrondverlichting.
Om de instellingenmodus Frequentiestapgrootte te openen.
Om Directe frequentie-invoermodus te openen.
g MIC/ SP-aansluiting
Sluit de optionele luidspreker/microfoon aan op deze aansluiting. Sluit ook de optionele PG-4Y PC-interfacekabel aan op deze aansluiting als u de
zendontvanger wilt aansluiten op een pc {pagina 5}.
DISPLAY
Ref. pag.
13
44
12
N-8
Indicator Beschrijving
Verschijnt bij gemiddeld energieverbruik.
Verschijnt bij laag energieverbruik.
Verschijnt wanneer de Kruistoonfunctie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de Toonfunctie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de CTCSS-functie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de DCS-functie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer Weermeldingen is geactiveerd. Knippert wanneer u een signaal ontvangt. (Alleen TH­K20A K-type)
Page 17
Indicator Beschrijving
Verschijnt wanneer de Omkeerfunctie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de Verschuiffunctie op plus staat.
Verschijnt wanneer de Verschuiffunctie op min staat.
Verschijnt wanneer de Verschuiffunctie op –7,6 MHz staat. (Alleen TH-K40E (E-type))
Geeft de bedieningsfrequentie, instellingeninformatie, etc. weer.
Toont het nummer van het geheugenkanaal.
Verschijnt wanneer de blokkeringsfunctie van het geheugenkanaal is geactiveerd voor het geselecteerde geheugenkanaal.
Verschijnt wanneer het geselecteerde geheugenkanaal wordt geregistreerd in de Geheugeninvoermodus.
Verschijnt in de Smalle FM-modus.
Verschijnt in de Functiemodus.
Werkt als een S-meter bij het ontvangen van een signaal en toont de resterende batterijspanning bij het zenden met laag vermogen.
Verschijnt wanneer de Toonwaarschuwingfunctie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer Prioriteits scannen is ingeschakeld.
Verschijnt wanneer de VOX-functie is geactiveerd.
Verschijnt wanneer de vergrendelfunctie is geactiveerd.
N-9
Page 18
BASISBEDIENING
AAN/UITSCHAKELEN
Draai de PWR/VOL-knop rechtsom om de zendontvanger in te schakelen.
• De inschakelmelding verschijnt kort op het display.
Draai de PWR/VOL-knop linksom om de zendontvanger uit te schakelen.
VOLUME INSTELLEN
Draai de PWR/VOL-knop om het volume aan te passen. Rechtsom verhoogt het volume en linksom verlaagt het volume.
• Als u geen signaal ontvangt, drukt u op [MONI] en houdt u deze toets ingedrukt om het geluid van de luidspreker in te schakelen en vervolgens het volume af te stellen op het gewenste uitgangsniveau.
DE SQUELCH INSTELLEN
Squelch wordt gebruikt om de luidspreker te onderdrukken als er geen signalen zijn. Als u het squelch-niveau juist instelt, hoort u alleen geluid wanneer u een signaal ontvangt. Hoe hoger u het squelch-niveau instelt, des te sterker de signalen moeten zijn om te kunnen worden ontvangen. Het juiste squelch-niveau hangt af van de RF-omgevingsruissterkte.
1 Druk op [SQL].
• Het squelch-niveau verschijnt op het display.
2 Draai de ENC-knop om het niveau aan te passen.
• Selecteer het niveau waarop achtergrondruis net wordt onderdrukt wanneer er geen signalen
zijn.
• Hoe hoger u het niveau instelt, des te sterker de signalen moeten zijn om te kunnen worden
ontvangen.
• U kunt 6 verschillende niveaus instellen. 0: Minimum ~ 5: Maximum; 2 is de
standaardwaarde.
3 Druk op iedere andere toets dan [MONI] of [LAMP] om de nieuwe instelling op te slaan
en de aanpassing voor het squelch-niveau af te sluiten.
N-10
Page 19
SELECTEREN VAN EEN FREQUENTIE
VFO-MODUS
Dit is de basismodus voor het wijzigen van de bedieningsfrequentie. Draai de ENC-knop rechtsom om de frequentie te vergroten en linksom om deze te verlagen.
MHZ-AFSTEMFUNCTIE
Als de gewenste frequentie erg verschilt van de huidige frequentie, kunt u beter de MHz­afstemfunctie gebruiken.
Instellen van het MHz-cijfer: 1 Druk op [F].
• Het MHz-cijfer knippert.
2 Draai de ENC-knop om de gewenste MHz-waarde te selecteren. 3 Druk na selectie van de gewenste MHz-waarde op [F] of [ENT] om de MHz-
afstemfunctie te verlaten en terug te keren naar de gewone VFO-modus.
4 Blijf indien nodig de frequentie afstemmen met behulp van de ENC-knop.
ZENDEN/ ONTVANGEN
1 Houd voor verzending de zendontvanger ongeveer 5 cm van uw mond, druk vervolgens
[PTT] in en houd deze ingedrukt. Spreek in de microfoon met uw normaal stembereik.
• De TX-RX-LED brandt rood.
2 Laat wanneer u klaar bent met spreken de toets [PTT] los.
• De TX-RX-LED brandt groen tijdens ontvangen van een signaal.
Opmerking: Als u voortdurend uitzendt voor een langere tijd dan de tijd die in menunummer 19 is opgegeven (standaard 10 minuten), genereert de interne time-out-timer een waarschuwingstoon en de zendontvanger stopt de verzending. Laat in dit geval [PTT] los en laat de zendontvanger even afkoelen. Druk vervolgens nogmaals op [PTT] om verzending te hervatten.
N-11
Page 20
DIRECTE FREQUENTIE-INVOER
Naast draaien van de ENC-knop kunt u ook op een andere manier de frequentie selecteren. Als de gewenste frequentie erg verschilt van de huidige frequentie, kunt u een frequentie direct invoeren met behulp van de cijfertoetsen.
1 Druk op [VFO].
• U moet zich in de VFO-modus bevinden om de direct frequentie-invoer te maken.
2 Druk op [ENT].
3 Druk op de cijfertoetsen ([STEP] (0) tot [PF] (9)) om uw frequentie in te voeren.
[LAMP] (
• Als u op [ENT] drukt, worden alle resterende cijfers (de cijfers die u niet hebt ingevoerd) met 0
• Als u alleen de MHz-cijfers wilt controleren en de kHz-cijfers ongewijzigd wilt laten, drukt u op
Opmerkingen:
Als de ingevoerde frequentie niet overeenkomt met de huidige frequentiestapgrootte, wordt de frequentie automatisch naar beneden afgerond naar de volgende beschikbare frequentie.
Als u de gewenste frequentie niet precies kunt invoeren, bevestigt u de frequentiestapgrootte.
Als u de ENC-knop draait tijdens het invoeren van de frequentie, wist de zendontvanger de invoer.
) hiermee kunt u de invoer van de MHz-cijfers voltooien.
ingevuld en wordt de invoer voltooid. Als u bijvoorbeeld 145,000 MHz wilt selecteren, drukt u op [MENU] (1), [SQL] (4), en [T.SEL] (5) en vervolgens op [ENT] om de invoer te voltooien.
[VFO] in plaats van op [ENT].
EEN UITGANGSVERMOGEN SELECTEREN
Als u een lager zendvermogen selecteert, kunt u, als de communicatie nog steeds betrouwbaar is, beter het batterijverbruik verminderen.
Druk op [LOW] om te wisselen tussen hoog, medium en laag vermogen.
• Er verschijnt geen pictogram bij gebruik van hoog zendvermogen.
• Het pictogram “
• Het pictogram “
” verschijnt bij gebruik van medium zendvermogen.
” verschijnt bij gebruik van lager zendvermogen.
Opmerking: Als de zendontvanger oververhit raakt door hoge omgevingstemperaturen of door voortdurend zenden, kan het beschermingscircuit in bedrijf treden om het zendvermogen te verlagen.
N-12
Page 21
RESTERENDE BATTERIJCAPACITEIT
U kunt de resterende batterijcapaciteit bevestigen wanneer u op laag vermogen verzendt. Als u de resterende batterijcapaciteit wilt controleren:
• Het balkdiagram toont de resterende batterijcapaciteit.
: Hoge batterijspanning
:
:
: Lage batterijspanning
of geen weergave: Laad de batterijen op of vervang ze.
Opmerking: U kunt niet verzenden op hoog vermogen als de indicator voor resterende batterijcapaciteit lage batterijspanning aangeeft.
ACHTERGRONDVERLICHTING
Druk op [LAMP] om het display en de toetsen te verlichten.
• Het licht schakelt ongeveer 5 seconden na het loslaten van de toets [LAMP] uit.
• Druk op iedere andere willekeurige toets (inclusief [PTT]) dan [LAMP] terwijl het display en de toetsen verlicht zijn om de 5-seconden-timer opnieuw te starten.
• Houd de toets [LAMP] ingedrukt om het display en de toetsen te verlichten voor zolang u de toets ingedrukt houdt.
Druk op [F] - [LAMP] om het licht blijvend aan te houden.
• Het licht blijft aan totdat u nogmaals op [F] - [LAMP] drukt.
MONITOREN
Als u ontvangt terwijl de squelch-functie is ingeschakeld, kunnen zwakke signalen onderbroken worden.
Als de CTCSS-, DCS-functie of Toonwaarschuwingfunctie is ingeschakeld, kunt u de squelch-functie tijdelijk uitschakelen om de activiteiten van het huidige kanaal te volgen.
1 Druk op [MONI] en houd deze toets ingedrukt.
• Het volume van de luidspreker wordt weer ingeschakeld en u kunt de signalen volgen.
2 Laat [MONI] los om terug te keren naar de normale bediening.
N-13
Page 22
VERGRENDELINGSFUNCTIE
De vergrendelingsfunctie schakelt de meeste toetsen uit om te voorkomen dat u per ongeluk een functie activeert.
1 Druk op [F] (1s) om de vergrendelingsfunctie aan te zetten.
• Het pictogram “ ” verschijnt wanneer de vergrendelingsfunctie is geactiveerd.
• De volgende toetsen kunnen niet worden vergrendeld:
[F], [PTT], [LAMP], [MONI], [SQL], PWR/VOL-knop en microfoon-PF-toets.
2 Druk op [F](1s) om de toetsen te ontgrendelen.
Opmerkingen:
U kunt de zendontvanger niet terugstellen wanneer de vergrendelingsfunctie is ingeschakeld.
U kunt het type toetsvergrendeling selecteren in menunummer 3.
N-14
Page 23
MENU-INSTELLING
WAT IS EEN MENU?
Veel functies op deze zendontvanger worden geselecteerd of geconfigureerd via een softwaremenu in plaats van met de fysieke regelelementen op de zendontvanger. Wanneer u meer vertrouwd bent met het menusysteem, zult u baat hebben bij de veelzijdigheid van het menu. U kunt de functies voor timing, instellingen en programmeren op deze zendontvanger aanpassen aan uw behoeften zonder veel knoppen en schakelaars te hoeven gebruiken.
TOEGANG TOT MENU
1 Druk op [MENU].
• Een korte uitleg van het menu en het menunummer verschijnen op het display.
2 Draai de ENC-knop om het gewenste menunummer te selecteren.
3 Druk op [F] < OK > om de parameter te configureren van het geselecteerde
menunummer.
4 Draai de ENC-knop om de gewenste parameter te selecteren. 5 Druk op [F] < OK > om de nieuwe instelling vast te leggen. 6 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
N-15
Page 24
LIJST MET MENUFUNCTIES
Nr. Display Beschrijving Waardeinstellingen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
P.ON.MSG
BEEP
LOCK
SAVE
APO
P.VFO
OFFSET
ARO
N.FM
B.SHIFT
M.NAME
M.DISP
L.OUT
RESUME
PR.SCAN
VOX
VOX.BSY
VOX.DLY
TOT
BCL
Inschakelmelding Max 6 tekens 45
Pieptoontoets OFF/ ON ON
Ty p e toetsvergrendeling
Ladingbesparing
Automatisch uitschakelen
Programmeerbare VFO
Frequentie offset repeater
Automatisch offset repeater
Smalle FM OFF/ ON OFF 48
Slagwijziging OFF/ ON OFF 49
Geheugennaam Max 6 tekens 21
Ty p e geheugenweergave
Uitsluiting geheugenkanaal
Hervattingsmethode scannen
Prioriteits scannen OFF/ ON OFF 28
VOX-versterking OFF/ 1 ~ 9 OFF 49
VOX bezet OFF/ ON OFF
VOX-vertragingstijd
Time-out-timer
Kanaal bezet blokkering
KEY/ FRQ/ KEY.FRQ KEY.FRQ
OFF/ 0,2/ 0,4/ 0,6/ 0,8/ 1,0/ 2,0/ 3,0/ 4,0/ 5,0 (sec)
OFF/ 30/ 60/ 90/ 120/ 180 (minuten)
TH-K20A/E: 136 ~ 173 MHz TH-K40A/E: 400 ~ 469 MHz
0,000 ~ 29,950 (MHz) 31
OFF/ ON 34
NAME/ FREQ NAME 22
OFF/ ON OFF 29
TO/ CO/ SEEK TO 30
250/ 500/ 750/ 1000/ 1500/ 2000/ 3000 (ms)
0,5/ 1,0/ 1,5/ 2,0/ 2,5/ 3,0/ 3,5/ 4,0/ 4,5/ 5,0/ 10,0 (min)
OFF/ ON OFF
Standaardinstelling
1,0 (sec) 47
30 (min) 48
Dit verschilt van model en type.
500 (ms)
10,0 (min)
Ref.
pag.
46
43
50
51
N-16
Page 25
Nr. Display Beschrijving Waardeinstellingen
Standaardinstelling
Ref.
pag.
21
TX.INH
22
M.SENS
23
PF-toets
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35*
99
* Alleen beschikbaar voor het model TH-K20A K-type.
PF 1
PF 2
PF 3
MIC.LK
DTMF.MR
DT.SPD
DT.HOLD
DT.PAUS
DT.LOCK
1750.HD
BATT
WX.ALT
RESET
TX blokkeren OFF/ ON OFF
Gevoeligheid microfoon
PF-toets op paneel
Microfoontoets PF 1
Microfoontoets PF 2 MR
Microfoontoets PF 3 CALL (OPROEP)
Vergrendeling microfoontoetsen
DTMF-geheugen (automatische nummerkeuze)
DTMF TX-snelheid 50/ 100/ 150 (ms) 100 (ms)
DTMF TX aanhouden
DTMF-pauzetijd
DTMF­toetsvergrendeling
1750 Hz TX aanhouden
Batterijtype LI-ION/ ALKALI LI-ION
Weermeldingen OFF/ ON
Terugsteltype
HOOG/ MEDIUM/ LAAG MEDIUM
1750/ WX/ N.FM/ PR.SCAN/ M.DISP
VFO/ MR/ CALL/ UP/ DOWN/ TONE/ T.SEL/ SHIFT/ REV/ 1750/ WX/ N.FM/ PR.SCAN/ M.DISP/ SQL/ LOW/ STEP/ L.OUT/ MONI/ LAMP
OFF/ ON
0 ~ F k Max 16 cijfers
OFF/ ON
100/ 250/ 500/ 750/ 1000/ 1500/ 2000 (ms)
OFF/ ON
OFF/ ON
PART/ FULL (GEDEELTELIJK/ VOLLEDIG)
Dit verschilt van model en type.
VFO
OFF 53
0 k
OFF
500 (ms)
OFF
OFF 35
OFF 54
PA RT (GEDEELTELIJK)
52
40
41
42
53
58
Opmerking: Standaardinstellingen kunnen worden gewijzigd.
N-17
Page 26
GEHEUGENKANALEN
In geheugenkanalen kunt u frequenties en gerelateerde gegevens opslaan die u vaak gebruikt. Op deze manier hoeft u niet iedere keer de gegevens opnieuw te programmeren. U kunt snel en eenvoudig een geprogrammeerd kanaal oproepen. Er zijn in totaal 200 geheugenkanalen beschikbaar.
SIMPLEX & REPEATER OF ODD-SPLIT-GEHEUGENKANAAL?
U kunt ieder geheugenkanaal gebruiken als een simplex & repeater-kanaal of als een odd­split-kanaal. Als u een simplex & repeater-kanaal gebruikt slaat u slechts één frequentie op, of twee frequenties als u een odd-split-kanaal wilt gebruiken. Selecteer één van deze opties voor ieder kanaal afhankelijk van de bediening die u wilt uitvoeren.
Gebruik met simplex & repeater-kanalen:
• Simplex-frequentiebediening
• Repeater-bediening met een standaard-offset (als u een offset-richting hebt opgeslagen)
Gebruik met odd-split-kanalen:
• Repeater-bediening met een niet-standaard-offset
U kunt de onderstaande gegevens opslaan in ieder geheugenkanaal:
Parameter
Ontvangst/zendfrequentie Ja Nee
Stapgrootte ontvangst/zendfrequentie Ja Nee
Alleen frequentie ontvangen Nee Ja
Alleen frequentiestapgrootte ontvangen Nee Ja
Alleen frequentie verzenden Nee Ja
Alleen frequentiestapgrootte verzenden Nee Ja
Offset-frequentie Ja Nee
Toon Aan/uit Ja Ja
Toonfrequentie Ja Ja
CTCSS AAN/UIT Ja Ja
CTCSS-frequentie Ja Ja
DCS AAN/UIT Ja Ja
DCS-code Ja Ja
Kruistoon Aan/uit Ja Ja
Wijziging (offset-richting) Ja Nee
Omkeerfunctie Aan/uit Ja Nee
Simplex &
Repeater
Odd-split
N-18
Page 27
Parameter
Uitsluiting geheugenkanaal * Ja Ja
Smalle FM Ja Ja
Slagwijziging Ja Ja
* Programmascan-geheugen en het prioriteitskanaal kunnen niet worden opgeslagen als AAN of
UIT voor uitsluiting geheugenkanaal.
Simplex &
Repeater
Odd-split
OPSLAAN VAN SIMPLEX EN STANDAARDREPEATER-FREQUENTIES
1 Druk op [VFO] om de VFO-modus te openen. 2 Draai de ENC-knop om uw frequentie te selecteren.
• U kunt ook direct uw frequentie invoeren met behulp van het toetsenblok.
3 Als u een standaardrepeater-frequentie opslaat, selecteert u de volgende gegevens:
• Offset-richting
• Toonfunctie, indien nodig
• CTCSS/ DCS-functie, indien nodig
Als u een simplex-frequentie opslaat, kunt u andere, gerelateerde gegevens selecteren (CTCSS-
of DCS-instellingen, etc.).
4 Druk op [F] - [MR].
• Er knippert een geheugenkanaalnummer.
• Als het kanaal opgeslagen gegevens bevat, verschijnt het pictogram “ ”.
• Geheugenkanaalnummers L0/U0 ~ L2/U2 en Pr (Prioriteitskanaal) zijn gereserveerd voor
andere functies.
5 Draai de ENC-knop om het geheugenkanaal te selecteren waarin u de gegevens wilt
opslaan.
6 Druk op [MR] om de gegevens op het kanaal op te slaan.
Opmerking: Als u gegevens opslaat in een geheugenkanaal waar al gegevens zijn opgeslagen, worden
de oude gegevens gewist en de nieuwe opgeslagen.
N-19
Page 28
OPSLAAN VAN ODD-SPLIT REPEATER-FREQUENTIES
Sommige repeaters gebruiken een ontvangst- en zendfrequentiepaar met een niet­standaard-offset. Slaat u twee afzonderlijke frequenties op in een geheugenkanaal, dan kunt u deze repeaters bedienen zonder programmering van de offset-frequentie en -richting.
1 Sla de gewenste ontvangen frequentie en gerelateerde gegevens op door de
beschreven procedure voor simplex- of standaardrepeater-frequenties te volgen.
2 Druk op [VFO] en draai vervolgens de ENC-knop om de gewenste zendfrequentie te
selecteren.
• U kunt ook direct uw frequentie invoeren met behulp van het toetsenblok.
3 Druk op [F] - [MR] en draai vervolgens de ENC-knop om het geheugenkanaal te
selecteren die u in stap 1 hebt geprogrammeerd.
4 Druk op [PTT] + [MR].
• De zendfrequentie wordt opgeslagen in het geheugenkanaal.
Opmerking: Wanneer u een odd-split-geheugenkanaal oproept, verschijnen “ ” en “ ” op het display. Druk op [REV] (Omkeerfunctie) om de zendfrequentie te bevestigen.
OPROEPEN VAN EEN GEHEUGENKANAAL
GEBRUIKEN VAN DE ENC-KNOP
1 Druk op [MR] om de Geheugenoproepmodus te openen. Het laatst gebruikte
geheugenkanaal wordt opgeroepen.
2 Draai de ENC-knop om het gewenste geheugenkanaal te selecteren.
• U kunt geen leeg geheugenkanaal oproepen.
• Druk op [VFO] om de VFO-modus te herstellen.
EEN NUMERIEK TOETSENBLOK GEBRUIKEN
U kunt ook een geheugenkanaal oproepen door een geheugenkanaalnummer via het toetsenblok in te voeren.
1 Druk op [MR] om de Geheugenoproepmodus te openen. 2 Druk op [ENT] en voer het kanaalnummer in.
• Als u bijvoorbeeld kanaal 149 wilt oproepen, drukt u op [ENT], [MENU] (1), [SQL] (4), [PF]
(9).
• U kunt ook een geheugenkanaalnummer invoeren dat korter is dan 10 cijfers door te drukken
op [ENT] nadat u het kanaalnummer hebt ingevoerd. Als u bijvoorbeeld kanaal 9 wilt oproepen, drukt u op [ENT], [PF] (9), [ENT]. U kunt ook drukken op [ENT], [STEP] (0), [PF] (9).
N-20
Page 29
Opmerkingen:
U kunt geen leeg geheugenkanaal oproepen. Er klinkt een fouttoon.
U kunt de programmascangeheugenkanalen (L0/U0 ~ L2/U2) of prioriteitskanaal (Pr) niet oproepen
met behulp van het numerieke toetsenblok.
Wanneer u een odd-split-geheugenkanaal oproept, verschijnen “ [REV] (Omkeerfunctie) om de zendfrequentie weer te geven.
U kunt na het oproepen van een geheugenkanaal gegevens zoals Toon of CTCSS wijzigen. Deze instellingen worden echter gewist wanneer u een ander kanaal of de VFO-modus kiest. Overschrijf de kanaalinhoud als u de gegevens permanent wilt opslaan.
” en “ ” op het display. Druk op
EEN GEHEUGENKANAAL BENOEMEN
U kunt een naam opgeven voor geheugenkanalen van maximaal 6 alfanumerieke tekens. Wanneer u een geheugenkanaal met naam oproept, verschijnt de naam op het display in plaats van de opgeslagen frequentie. Namen kunnen bestaan uit tekens, namen van repeaters, steden, namen van mensen, etc.
1 Druk op [MR] en draai vervolgens de ENC-knop om het gewenste geheugenkanaal te
selecteren.
2 Open de Menumodus en open menunummer 11 (M.NAME). Druk vervolgens op [F].
• Een cursor gaat knipperen.
3 Draai de ENC-knop om het gewenste alfanumerieke teken te selecteren.
• U kunt de volgende alfanumerieke tekens invoeren:
0 ~ 9, A ~ Z, - (liggend streepje), / (schuine streep) en spatie.
4 Druk op [MR].
• De cursor verspringt naar het volgende cijfer.
• U kunt de cursor naar links of naar rechts laten verspringen door te drukken op [VFO] of [MR].
• Druk op [CALL] om het teken op de huidige cursorpositie te verwijderen.
5 Herhaal de stappen 3 en 4 om maximaal 6 cijfers in te voeren. 6 Druk op [F] om de naam vast te leggen. 7 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerkingen:
U kunt het oproepkanaal niet benoemen.
U kunt geen geheugennaam toewijzen aan een kanaal zonder gegevens.
U kunt opgeslagen namen overschrijven door de stappen 2 t/m 6 te herhalen.
De opgeslagen naam wordt verwijdert wanneer u de geheugenkanaalgegevens wist.
N-21
Page 30
TYPE GEHEUGENWEERGAVE
Na opslag van een geheugennaam, verschijnt de naam op het display in plaats van de bedieningsfrequentie. U kunt indien nodig de bedieningsfrequentie echter nog steeds weergeven. Als u de frequentie wilt weergeven in plaats van de geheugennaam, opent u menunummer 12 (M.DISP) en selecteert u “FREQ”. Met dit menu kunt u de weergavemodus wisselen tussen weergave van de geheugennaam (“NAME”) en de frequentie (“FREQ”).
1 Open de Menumodus en open menunummer 12 (M.DISP). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om het weergavetype in te stellen op “NAME” of “FREQ” en druk
vervolgens op [F] om de instelling op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerking: Zelfs als u de instelling op “NAME” zet, verschijnt de frequentie op het display door te drukken op [MONI].
EEN GEHEUGENKANAAL WISSEN
De gegevens van een afzonderlijk geheugenkanaal wissen:
1 Roep het geheugenkanaal op dat u wilt wissen. 2 Zet de zendontvanger uit. 3 Druk op [MR] + Power ON (Stroom AAN).
• Er verschijnt een bevestigingsmelding.
4 Druk op [MR] om de gegevens van het kanaal te wissen.
• De inhoud van het geheugenkanaal wordt gewist.
• Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op iedere toets behalve op [MR], [MONI] of
[LAMP].
Opmerkingen:
U kunt de gegevens van het oproepkanaal niet wissen.
U kunt ook het prioriteitskanaal en de kanalen L0/U0 ~ L2/U2 wissen.
Als de zendontvanger in de Kanaalweergavemodus staat, of de vergrendelingsfunctie is geactiveerd,
kunt u de kanaalgegevens niet wissen.
N-22
Page 31
OPROEPKANAAL
U kunt het oproepkanaal direct oproepen, ongeacht de frequentie waarop u de zendontvanger gebruikt. U kunt bijvoorbeeld het oproepkanaal instellen als noodkanaal in uw groep. In dit geval is de oproepscan nuttig.
De oproepkanaalfrequentie is standaard 144,000 MHz (TH-K20A/E)/ 430,000 MHz (TH­K40A/E).
Opmerking: In tegenstelling tot de geheugenkanalen 0 tot 199 kunt u het oproepkanaal niet wissen.
OPROEPEN VAN HET OPROEPKANAAL
Druk op [CALL] om het oproepkanaal op te roepen.
• De oproepkanaalfrequentie en “C” verschijnen.
• Druk nogmaals op [CALL] om terug te keren naar de vorige frequentie.
HET OPROEPKANAAL OPNIEUW PROGRAMMEREN
1 Selecteer uw frequentie en gerelateerde gegevens (Toon, CTCSS, DCS of offset-
richting, etc.).
• Als u het oproepkanaal als een odd-split-kanaal programmeert, selecteert u eerst een ontvangstfrequentie.
2 Druk op [F] - [CALL].
• De geselecteerde frequentie en gerelateerde gegevens worden opgeslagen in het oproepkanaal.
Als u ook een afzonderlijke zendfrequentie wilt opslaan, gaat u door met de volgende stappen.
3 Selecteer uw zendfrequentie. 4 Druk op [F] en vervolgens op [PTT] + [CALL].
• De afzonderlijke zendfrequentie wordt opgeslagen in het oproepkanaal.
Opmerkingen:
Wanneer u een odd-split-geheugenkanaal oproept, verschijnen “
Zend-offsetstatus en Omkeerstatus worden niet opgeslagen in een odd-split-oproepkanaal.
” en “ ” op het display.
N-23
Page 32
GEHEUGENKANAALOVERDRACHT
OVERDRACHT GEHEUGEN-NAAR-VFO
Na het ophalen van frequenties en gerelateerde data in de Geheugenoproepmodus, kunt u de data kopiëren naar de VFO. Deze functie is bijvoorbeeld nuttig wanneer de frequentie die u wilt volgen in de buurt van de frequentie ligt die u hebt opgeslagen in een geheugenkanaal.
1 Druk op [MR] en draai vervolgens de ENC-knop om het gewenste geheugenkanaal op
te roepen.
2 Druk op [F] - [VFO] om de geheugenkanaalgegevens te kopiëren naar de VFO.
Opmerkingen:
Bij overdracht van een odd-split-kanaal worden de Omkeerstatus, de offset-richting en overdrachtfrequentie niet overgedragen.
U kunt de programmascangeheugenkanalen (L0/U0 ~ L2/U2) en prioriteitskanaal (Pr) ook overdragen naar de VFO.
Draai tijdens de selectie van het oproepkanaal de ENC-knop om de gegevens naar de VFO over te dragen.
KANAAL-NAAR-KANAALOVERDRACHT
U kunt ook kanaalinformatie kopiëren van een geheugenkanaal naar een ander. Deze functie is nuttig als u frequenties en gerelateerde data opslaat die u tijdelijk hebt gewijzigd in de Geheugenoproepmodus.
1 Druk op [MR] en draai vervolgens de ENC-knop om het gewenste geheugenkanaal op
te roepen.
2 Druk op [F] - [MR]. 3 Selecteer het geheugenkanaal waarnaar u de data wilt kopiëren met behulp van de
ENC-knop.
4 Druk op [MR] om de gegevens van het geheugenkanaal naar het nieuwe kanaal te
kopiëren.
Opmerking: Bij overdracht naar de programmascangeheugenkanalen (L0/U0 ~ L9/U9) en het prioriteitskanaal (Pr) wordt de informatie over uitsluiting van het geheugenkanaal niet gekopieerd.
KANAALWEERGAVEMODUS
In deze modus geeft de zendontvanger alleen geheugenkanaalnummers weer (of geheugennamen indien opgeslagen) in plaats van frequenties.
Druk op [PTT] + [MR] + Power ON (Stroom AAN).
• De zendontvanger geeft het geheugenkanaalnummer weer in plaats van de bedieningsfrequentie.
Voor herstel van de normale bediening, zet u de zendontvanger uit en drukt u nogmaals op [PTT] + [MR] + Power ON (Stroom AAN).
N-24
Page 33
Opmerkingen:
Voor het openen van de Kanaalweergavemodus hebt u ten minste één geheugenkanaal nodig die de gegevens bevat.
Als het geheugenkanaal de geheugennaamgegevens bevat, wordt de geheugennaam weergegeven in plaats van de “CH”-tekens.
U kunt de Kanaalweergavemodus niet openen als de toetsvergrendeling is ingeschakeld.
U kunt in de Kanaalweergavemodus alleen de volgende toetsen bedienen.
[TOETS]
PTT MONI F MR CALL LOW
SQL
LAMP ENT
[F] - [TOETS]
MONI LAMP
[TOETS] (1s)
F MR CALL
Bij verzending:
MONI A [F] B [VFO] C [MR] D [CALL] 0
123456
789
#
N-25
Page 34
SCAN
Scannen is een nuttige functie voor het volgen van uw favoriete frequenties. Naarmate u vertrouwd raakt met alle scantypes, zult u beter in staat zijn het apparaat
efficiënter te bedienen. Deze zendontvanger bevat de volgende scantypes:
Band scannen
Programmascan
Geheugenscan
OPROEP scannen
Prioriteits scannen
Opmerkingen:
Als de CTCSS- of DCS-functie is geactiveerd, stopt de zendontvanger op een gevonden frequentie en decodeert de CTCSS-toon of DCS-code. Als de toon of code overeenkomt, wordt het geluid van de zendontvanger ingeschakeld. Is dit niet het geval dan wordt het scannen hervat.
Druk op [MONI] en houd deze toets ingedrukt om het scannen te pauzeren om de scanfrequentie te volgen. Laat [MONI] los om het scannen te hervatten.
Druk op [MENU] om de scan te stoppen.
Druk tijdens de scan op iedere toets behalve op de volgende toetsten om het scannen te stoppen
(exclusief Prioriteitskanaal scannen): [MONI], [LAMP], [F], [SQL], [F] (1s) of [F] - [LAMP].
Scant alle frequenties op de huidige band.
Scant de specifieke frequentiebereiken die zijn opgeslagen in geheugenkanalen L0/U0 ~ L2/U2.
Scant alle frequenties die zijn opgeslagen in geheugenkanalen.
Scant het oproepkanaal en de op dat moment geselecteerde VFO-frequentie of geheugenkanaal.
Controleert om de 3 seconden de activiteiten op het prioriteitskanaal (Pr).
BAND SCANNEN
De zendontvanger scant de volledige band van de geselecteerde frequentie. Als u bijvoorbeeld werkt en ontvangt op 144,525 MHz, scant de zendontvanger alle frequenties die beschikbaar zijn voor de 2 m band. Als de huidige VFO-ontvangstfrequentie buiten het programmascanbereik {pagina 38} valt, scant de zendontvanger het hele voor de huidige VFO beschikbare frequentiebereik.
1 Druk op [VFO]. 2 Draai de ENC-knop om de frequentie buiten het frequentiebereik van de
programmascan te selecteren.
3 Druk op [VFO] (1s).
• Het scannen start op de huidige frequentie.
• Het 1 MHz-punt knippert wanneer de scan wordt uitgevoerd.
• Als u de scanrichting wilt omkeren, draai de ENC-knop rechtsom <omhoog scannen> of linksom <omlaag scannen>.
4 Om band scannen te verlaten drukt u op iedere knop behalve [MONI], [LAMP], [F],
[SQL], [F] (1s) of [F] - [LAMP].
N-26
Page 35
PROGRAMMASCAN
U kunt het frequentiescanbereik beperken. Er zijn 3 paren geheugenkanalen (L0/U0 ~ L2/ U2) beschikbaar voor het opgeven van de begin- en eindfrequenties. Met programmascan kunt u het bereik overzien tussen de begin- en eindfrequenties die u hebt opgeslagen in deze geheugenkanalen. Sla voordat u een programmascan uitvoert het frequentiebereik van de programmascan op een van de paren geheugenkanalen (L0/U0 ~ L2/U2) op.
FREQUENTIEBEREIK VAN EEN PROGRAMMASCAN OPSLAAN
1 Druk op [VFO] en draai vervolgens de ENC-knop om de gewenste beginfrequentie te
selecteren.
2 Druk op [F] - [MR] en draai vervolgens de ENC-knop om het geheugenkanaal te
selecteren van L0 ~ L2.
3 Druk op [MR] om de beginfrequentie in het geheugenkanaal op te slaan. 4 Draai de ENC-knop om de gewenste eindfrequentie te selecteren.
5 Druk op [F] - [MR] en draai vervolgens de ENC-knop om een kanaal te selecteren van
U0 ~ U2 dat overeenkomt met het in stap 2 geselecteerde kanaal.
• Als u bijvoorbeeld in stap 3 L0 hebt geselecteerd, selecteert u U0 als de eindfrequentie.
6 Druk op [MR] om de eindfrequentie in het geheugenkanaal op te slaan.
PROGRAMMASCAN GEBRUIKEN
1 Druk op [VFO] en draai vervolgens de ENC-knop om een frequentie te selecteren
binnen het frequentiebereik van geheugenkanaal L0/U0 ~ L2/U2.
2 Druk op [VFO] (1s) om programmascan te beginnen.
• Het 1 MHz-punt knippert wanneer de scan wordt uitgevoerd.
3 Om programmascan te stoppen, drukt u op iedere knop behalve [MONI], [LAMP], [F],
[SQL], [F] (1s) of [F] - [LAMP].
Opmerkingen:
Druk op [MONI] om programmascan tijdelijk te stoppen. Laat [MONI] los om het scannen te hervatten.
De zendontvanger stopt de scan wanneer hij een signaal detecteert.
Als er meer dan 2 kanaalparen voor programmascan zijn opgeslagen en het frequentiebereik tussen
de paren wordt overlapt, heeft het kleinste programmascan-geheugenkanaalnummer voorrang.
Voor het uitvoeren van een programmascan moet de “L”-kanaalfrequentie lager zijn dan het “U”­kanaal.
N-27
Page 36
GEHEUGENSCAN
1 Druk op [MR] (1s).
• Het scannen begint vanaf het laatste geheugenkanaalnummer en gaat vervolgens door de kanaalnummers (standaard) in oplopende richting.
• Draai de ENC-knop om de scanrichting te wijzigen.
2 Om geheugenscan te stoppen, drukt u op iedere knop behalve op [MONI], [LAMP],
[F], [SQL], [F] (1s) of [F] - [LAMP].
Opmerkingen:
U moet 2 of meerdere geheugenkanalen hebben die gegevens bevatten, met uitsluiting van geheugenkanalen voor speciale functies (L0/U0 ~ L2/U2 en Pr).
U kunt geheugenscans uitvoeren in Kanaalweergavemodus {pagina 24}.
OPROEPSCAN
1 Selecteer de frequentie (in VFO- of Geheugenoproepmodus) die u wilt monitoren.
• Draai in VFO-modus de ENC-knop om uw frequentie te selecteren.
• Draai in Geheugenoproepmodus de ENC-knop om het geheugenkanaal te selecteren dat u wilt monitoren.
2 Druk op [CALL] (1s) om een oproepscan te beginnen. 3 Het oproepkanaal en de geselecteerde VFO-frequentie of geheugenkanaal worden
gemonitord.
4 Om oproepscan te stoppen, drukt u op iedere knop behalve [MONI], [LAMP], [F],
[SQL], [F] (1s) of [F] - [LAMP].
Opmerkingen:
De zendontvanger stopt de scan wanneer hij een signaal detecteert.
U kunt zelfs een oproepscan uitvoeren als het opgeroepen geheugenkanaal is uitgesloten.
PRIORITEITSKANAAL SCANNEN
Soms wilt u uw favoriete frequentieactiviteiten controleren tijdens het monitoren van andere frequenties. Gebruik in dat geval de functie Prioriteitskanaal scannen. De prioriteitskanaalscan controleert om de 3 seconden de activiteiten van het prioriteitskanaal. Als de zendontvanger een signaal ontvangt op het prioriteitskanaal, wordt de frequentie opgeroepen.
Opmerking: Als u gedurende 3 seconden geen knop of toets hebt gebruikt na het wegvallen van het signaal, gaat de zendontvanger terug naar de oorspronkelijke frequentie en hervat de prioriteitskanaalscan.
PROGRAMMEREN VAN EEN PRIORITEITSKANAAL
1 Druk op [VFO] en draai vervolgens de ENC-knop om de gewenste frequentie van het
prioriteitskanaal te selecteren.
2 Selecteer indien nodig CTCSS of DSC. 3 Druk op [F] - [MR].
• Het geheugenkanaalnummer verschijnt en knippert.
4 Draai de ENC-knop om “Pr” te selecteren.
N-28
Page 37
5 Druk op [MR] om de gegevens op het prioriteitskanaal op te slaan.
PRIORITEIT SCANNEN GEBRUIKEN
1 Open de Menumodus en open menunummer 15 (PR.SCAN). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling
op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
• Het pictogram “ ” verschijnt wanneer Prioriteit scannen is ingeschakeld (ON).
Opmerkingen:
Als u een signaal ontvangt op een prioriteitskanaal met een geprogrammeerde CTCSS- of DCS-code wordt het prioriteitskanaal alleen opgeroepen wanneer de geprogrammeerde toon/code overeenkomt.
Druk op [MONI] en houd deze ingedrukt om Prioriteit scannen te pauzeren wanneer de zendontvanger het prioriteitskanaal niet weergeeft. Laat [MONI] los om Prioriteit scannen te hervatten.
Prioriteit scannen stopt als u het prioriteitskanaal wist.
U kunt ook op iedere toets drukken behalve [MONI], [F], [SQL] (squelch-niveau aanpassen), [F] (1s)
(toetsvergrendeling) en [PTT] om Prioriteit scannen te verlaten terwijl “
” knippert.
UITSLUITING GEHEUGENKANAAL
U kunt een geheugenkanaal uitsluiten dat u niet wilt volgen tijdens geheugen scannen.
1 Druk op [MR] om de Geheugenoproepmodus te openen. 2 Draai de ENC-knop om het geheugenkanaal te selecteren dat u wilt uitsluiten. 3 Open de Menumodus en open menunummer 13 (L.OUT). Druk vervolgens op [F].
4 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling
op te slaan.
5 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
• Het pictogram “ ” verschijnt onder het geheugenkanaalnummer om aan te geven dat het kanaal is uitgesloten.
Opmerkingen:
U kunt de programscankanalen (L0/U0 ~ L2/U2) en Prioriteitkanaal (Pr) niet uitsluiten.
Zelfs als u een geheugenkanaal hebt uitgesloten, kunt u een oproepscan uitvoeren tussen het
oproepkanaal en het geheugenkanaal.
N-29
Page 38
EEN SCANHERVATTINGSMETHODE SELECTEREN
De zendontvanger stopt met scannen op een frequentie of geheugenkanaal waarop een signaal is ontdekt. Het apparaat gaat vervolgens door met scannen, afhankelijk van de hervattingsmodus die u hebt geselecteerd. U kunt kiezen uit de volgende modi. De standaardmodus is Time-operated, of op basis van tijd.
De zendontvanger blijft ongeveer 5 seconden op een
TO
Modus Time-operated
Modus Carrier-
CO
operated
SEEK
Zoekmodus
1 Open de Menumodus en open menunummer 14 (RESUME). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om een scanhervattingsmodus te selecteren uit “TO”, “CO” of
“SEEK” en druk vervolgens op [F] om de instelling op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
gevonden frequentie of geheugenkanaal en gaat vervolgens door met scannen, zelfs als het signaal nog steeds aanwezig is.
De zendontvanger blijft op een gevonden frequentie of geheugenkanaal totdat het signaal wegvalt. Er is een interval van 2 seconden tussen het wegvallen van het signaal en het hervatten van de scan.
De zendontvanger blijft op een gevonden frequentie of geheugenkanaal staan, zelfs wanneer het signaal wegvalt, en hervat het scannen niet automatisch.
N-30
Page 39
BEDIENING VIA REPEATERS
Repeaters worden vaak geïnstalleerde en onderhouden door radioclubs, soms in samenwerking met het plaatselijke bedrijfsleven met betrekking tot de communicatiesector.
Vergeleken met simplex (eenvoudige) communicatie, kunt u met behulp van een repeater zenden over veel grotere afstanden. Repeaters worden doorgaans geplaatst op bergtoppen of andere hoog gelegen locaties. Ze functioneren over het algemeen op een grotere ERP (Effective Radiated Power) dan een standaardstation. De combinatie van een hooggelegen locatie en een grotere ERP zorgt ervoor dat communicatie mogelijk is over aanzienlijke afstanden.
TX: 144,725 MHz TX-toon: 88,5 Hz RX: 145,325 MHz
EEN OFFSET-RICHTING SELECTEREN (SHIFT)
Met de offset-richting kunt u uw zendfrequentie hoger (+) of lager (–) instellen dan de ontvangstfrequentie.
Druk op [SHIFT] om een offset-richting te selecteren.
• Iedere keer wanneer u op [SHIFT] drukt, verandert de offset-richting als volgt:
Eenvoudige bediening (geen offset)
➡ “ ➡ Eenvoudige bediening (geen offset)
TX: 144,725 MHz TX-toon: 88,5 Hz RX: 145,325 MHz
• Als u een TH-K40E (E-type)-model gebruikt, verandert de offset-richting als volgt:
Eenvoudige bediening (geen offset)
bediening (geen offset)
Als de offset-zendfrequentie buiten het toegestane bereik valt, wordt uitzending verhinderd. Gebruik één van de volgende methodes om de uitzendfrequentie binnen het bandbereik te brengen:
• Verplaats de ontvangstfrequentie verder binnen de band.
• Wijzig de offset-richting.
Opmerking: Wanneer u een odd-split-geheugenkanaal gebruikt of zendt, kunt u de offset-richting niet wijzigen.
➡ “ (–7,6 MHz) ➡ Eenvoudige
N-31
Page 40
EEN OFFSET-FREQUENTIE SELECTEREN
Voor toegang tot een repeater waarvoor u een odd-split-frequentiepaar nodig hebt, wijzigt u de offset-frequentie van de standaardwaarde die door de meeste repeaters wordt gebruikt.
1 Voer de Menumodus in en open menunummer 7 (OFFSET).
2 Draai de ENC-knop om de juiste offset-frequentiewaarde te selecteren.
• U kunt kiezen uit een bereik van 0,000 MHz t/m 29,950 MHz, in stappen van 50 kHz.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerking: Na het wijzigen van de offset-frequentie wordt de nieuwe offset-frequentie ook gebruikt door
de Automatische repeater-offset.
TOONFUNCTIE
DE TOONFUNCTIE ACTIVEREN
Voor het aanzetten van de Toonfunctie: 1 Druk op [TONE] om de Toonfunctie aan te zetten.
• Iedere keer wanneer u op [TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
Toon (
• Het pictogram “
2 Druk op [T.SEL].
• De huidige toonfrequentie verschijnt op het display en knippert.
) CTCSS ( ) DCS ( ) Kruistoon ( ) Uit (geen weergave).
” verschijnt op het display wanneer de toonfunctie aan staat.
3 Draai de ENC-knop om de gewenste frequentie te selecteren.
• Druk op [PTT] om de toonfrequentieselectie te verlaten.
4 Druk op iedere toets behalve [MONI], [LAMP] of [PTT] om de geselecteerde frequentie
in te stellen.
Opmerking: Als u een geheugenkanaal hebt ingesteld met een tooninstelling, kunt u gewoon het geheugenkanaal opnieuw oproepen in plaats van iedere keer de toonfrequentie opnieuw te moeten instellen.
N-32
Page 41
Beschikbare toonfrequenties
Toonfrequenties (Hz)
67,0 82,5 100,0 123,0 151,4 186,2 225,7 69,3 85,4 103,5 127,3 156,7 192,8 229,1 71,9 88,5 107,2 131,8 162,2 203,5 233,6 74,4 91,5 110,9 136,5 167,9 206,5 241,8 77,0 94,8 114,8 141,3 173,8 210,7 250,3 79,7 97,4 118,8 146,2 179,9 218,1 254,1
TOONFREQUENTIE SCANNEN
Deze functie scant door alle toonfrequenties om de inkomende toonfrequentie te identificeren op een ontvangen signaal. U kunt deze functie gebruiken om na te gaan welke toonfrequentie uw plaatselijke repeater vereist.
1 Druk op [TONE] om de Toonfunctie aan te zetten.
• Iedere keer wanneer u op [TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
Toon (
• Het pictogram “
2 Druk op [T.SEL] (1s) om het scannen van de toonfrequentie-ID uit te voeren.
• Het scannen begint en “T.SCAN” knippert op het display.
• Wanneer de zendontvanger een signaal ontvangt tijdens het scannen van een toonfrequentie, wordt het signaal uitgezonden via de luidspreker.
• Wanneer de scan een toonfrequentie herkent, klinkt er een pieptoon en knippert de gedetecteerde frequentie op het display.
) CTCSS ( ) DCS ( ) Kruistoon ( ) Uit (geen weergave).
” verschijnt op het display wanneer de toonfunctie aan staat.
3 Druk op [T.SEL] om de herkende frequentie te programmeren in plaats van de huidige
toonfrequentie.
• Als u de herkende frequentie niet wilt programmeren, drukt u op iedere toets behalve [MONI], [LAMP], of [T.SEL].
N-33
Page 42
AUTOMATIC REPEATER OFFSET
Deze functie selecteert automatisch een offset-richting en activeert de Toonfunctie in overeenstemming met de frequentie die u hebt geselecteerd. Voor een bijgewerkt bandschema voor repeater-offsetrichtingen, neem contact op met uw nationale amateurradiovereniging.
1 Voer de Menumodus in en open menunummer 8 (ARO).
2 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren. 3 Druk op [F] om de nieuwe instelling vast te leggen. 4 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
TH-K20A K-type: TH-K20E (E-type):
Onder 145,100 MHz Geen offset Onder 145,600 MHz Geen offset 145,100 ~ 145,495 MHz – offset 145,600 ~ 145,795 MHz – offset 145,500 ~ 145,955 MHz Geen offset 145,800 MHz en hoger Geen offset 146,000 ~ 146,395 MHz + offset 146,400 ~ 146,595 MHz Geen offset
146,600 ~ 146,995 MHz – offset
147,000 ~ 147,395 MHz + offset
147,400 ~ 147,595 MHz Geen offset 147,600 ~ 147,995 MHz – offset 148,000 MHz en hoger Geen offset
Opmerking: Zelf als u het TH-K20A/ TH-K40A M-type en TH-K40A E (E-type)-model op “ON” zet, treedt de ARO-functie niet in werking.
OMKEERFUNCTIE
Nadat u een afzonderlijke ontvangst- en zendfrequentie hebt ingesteld, kunt u deze frequentie uitwisselen met behulp van de Omkeerfunctie. Hierdoor kunt u handmatig de sterkte controleren van signalen die u direct van andere stations ontvangt bij gebruik van een repeater. Als het signaal van het station sterk is, gaat u naar een eenvoudige frequentie om het contact voort te zetten en de repeater vrij te maken.
Druk op [REV] om de Omkeerfunctie aan of uit te zetten.
• Wanneer de Omkeerfunctie aan staat, verschijnt het pictogram “ ” op het display.
N-34
Page 43
Opmerkingen:
Als de zendfrequentie buiten het toegestane zendfrequentiebereik valt bij gebruik van de Omkeerfunctie, klinkt er een fouttoon wanneer u op [PTT] drukt en de zending wordt geblokkeerd.
Als de ontvangstfrequentie buiten het ontvangstfrequentiebereik valt bij gebruik van de Omkeerfunctie, klinkt er een fouttoon en werkt de Omkeerfunctie niet.
De ARO (Automatische repeater offset) werkt niet wanneer de Omkeerfunctie aan staat.
U kunt tijdens het zenden de Omkeerfunctie niet aan- of uitzetten.
ZENDEN OP EEN TOON VAN 1750 HZ
Voor de meeste repeaters in Europa dient u uit te zenden op een toon van 1750 Hz. Bij gebruik van een E-typemodel kunt u gewoon op [PF] drukken voor verzending op een toon van 1750 Hz. U kunt ook [1750] programmeren op het voorpaneel als een [PF]-toets voor verzending op een toon van 1750 Hz.
Opmerking: De zendontvanger zendt voortdurend uit op een toon van 1750 Hz totdat u de [PF]-toets (1750) loslaat.
Sommige repeaters in Europa moeten voortdurende signalen ontvangen voor een bepaalde periode na ontvangst van een toon van 1750 Hz. Deze zendontvanger kan ook gedurende 2 seconden na zending op 1750 Hz in de zendmodus blijven.
1 Open de Menumodus en open menunummer 33 (1750.HD). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling
op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerking: Wanneer de zendontvanger in de zendmodus blijft, zendt het apparaat niet voortdurend een
toon van 1750 Hz uit.
N-35
Page 44
SIGNALERING
CTCSS
Het kan voorkomen dat u soms alleen oproepen wilt horen van specifieke personen. Met het zogenaamde Continuous Tone Coded Squelch System (CTCSS) kunt u ongewenste oproepen negeren (niet horen) van andere personen die dezelfde frequentie gebruiken. Hiervoor selecteert u dezelfde CTCSS-toon die de andere personen in uw groep hebben geselecteerd. Een CTCSS-toon is beperkt hoorbaar en kan worden geselecteerd uit 42 toonfrequenties.
Beschikbare CTCSS-frequenties
CTCSS-frequenties (Hz)
67,0 82,5 100,0 123,0 151,4 186,2 225,7
69,3 85,4 103,5 127,3 156,7 192,8 229,1
71,9 88,5 107,2 131,8 162,2 203,5 233,6
74,4 91,5 110,9 136,5 167,9 206,5 241,8
77,0 94,8 114,8 141,3 173,8 210,7 250,3
79,7 97,4 118,8 146,2 179,9 218,1 254,1
Opmerking: CTCSS maakt uw gesprekken niet privé. Het zorgt er alleen voor dat u niet naar ongewenste gesprekken hoeft te luisteren.
CTCSS GEBRUIKEN
1 Druk tweemaal op [TONE] om de CTCSS-functie aan te zetten.
• Iedere keer wanneer u op [TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
Toon (
• Het pictogram “
2 Druk op [T.SEL].
• De huidige CTCSS-frequentie verschijnt op het display en knippert.
) CTCSS ( ) DCS ( ) Kruistoon ( ) Uit (geen weergave).
” verschijnt wanneer de CTCSS-functie is geactiveerd.
3 Draai de ENC-knop om de gewenste frequentie te selecteren.
• Druk op [PTT] om de CTCSS-frequentieselectie te verlaten.
4 Druk op iedere toets behalve [MONI], [LAMP] of [PTT] om de geselecteerde frequentie
in te stellen.
5 Wanneer u wordt opgeroepen: de squelch van de zendontvanger opent alleen
wanneer de geselecteerde CTCSS-toon wordt ontvangen. Wanneer u een oproep maakt: druk op [PTT] en houd de toets ingedrukt. Spreek vervolgens in de microfoon.
N-36
Page 45
CTCSS-FREQUENTIESCAN
Deze functie scant door alle CTCSS-frequenties om de inkomende CTCSS-frequentie te identificeren op een ontvangen signaal. U kunt deze functie gebruiken om na te gaan welke CTCSS-frequentie uw groep gebruikt.
1 Druk tweemaal op [TONE] om de CTCSS-functie aan te zetten.
• Iedere keer wanneer u op [TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
Toon (
• Het pictogram “
) CTCSS ( ) DCS ( ) Kruistoon ( ) Uit (geen weergave).
” verschijnt wanneer de CTCSS-functie is geactiveerd.
2 Druk op [T.SEL] (1s) om het scannen van de CTCSS-frequentie uit te voeren.
• Het scannen begint en “CT.SCAN” verschijnt op het display.
• Wanneer de scan een CTCSS-frequentie herkent, klinkt er een pieptoon en knippert de gedetecteerde frequentie op het display.
3 Druk op [T.SEL] om de herkende frequentie te programmeren in plaats van de huidige
toonfrequentie.
• Als u de herkende frequentie niet wilt programmeren, drukt u op iedere toets behalve [MONI], [LAMP], of [T.SEL].
DCS
Digital Coded Squelch (DCS) is een andere toepassing waarmee u ongewenste gesprekken kunt negeren (niet horen). Het werkt op dezelfde manier als CTCSS. De enige verschillen zijn de gecodeerde/gedecodeerde methode en het aantal selecteerbare codes. Voor DCS kunt u kiezen uit 104 verschillende codes.
Beschikbare DCS-codes
DCS-code
023 025 026 031 032 036 043 047 051 053 054 065 071 072 073
074 114 115 116 122 125 131 132 134 143 145 152 155 156 162
165 172 174 205 212 223 225 226 243 244 245 246 251 252 255
261 263 265 266 271 274 306 311 315 325 331 332 343 346 351
356 364 365 371 411 412 413 423 431 432 445 446 452 454 455
462 464 465 466 503 506 516 523 526 532 546 565 606 612 624
627 631 632 654 662 664 703 712 723 731 732 734 743 754
Opmerking: DCS maakt uw gesprekken niet privé. Het zorgt er alleen voor dat u niet naar ongewenste gesprekken hoeft te luisteren.
N-37
Page 46
DCS GEBRUIKEN
1 Druk 3 maal op [TONE] om de DCS-functie te activeren.
• Iedere keer wanneer u op [TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
Toon (
• Het pictogram “
) CTCSS ( ) DCS ( ) Kruistoon ( ) Uit (geen weergave).
” verschijnt wanneer de DCS-functie is geactiveerd.
2 Druk op [T.SEL].
• De huidige DCS-code verschijnt op het display en knippert.
3 Draai de ENC-knop om de gewenste code te selecteren.
• Druk op [PTT] om de DCS-codeselectie te verlaten.
4 Druk op iedere toets behalve [MONI], [LAMP] of [PTT] om de geselecteerde frequentie
in te stellen.
5 Wanneer u wordt opgeroepen: de squelch van de zendontvanger opent alleen
wanneer de geselecteerde DCS-code wordt ontvangen. Wanneer u een oproep maakt: druk op [PTT] en houd de toets ingedrukt. Spreek vervolgens in de microfoon.
DCS-CODESCAN
Deze functie scant door alle DCS-codes om de binnenkomende DCS-code te identificeren op een ontvangen signaal. Dit kan nuttig zijn wanneer u niet de DCS-code kunt oproepen die de andere personen van uw groep gebruiken.
1 Druk 3 maal op [TONE] om de DCS-functie te activeren.
• Iedere keer wanneer u op [TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
Toon (
• Het pictogram “
2 Druk op [T.SEL] (1s) om de DCS-codescan uit te voeren.
• Het scannen begint en “DCS.SCN” verschijnt op het display.
• Wanneer de scan een DCS-code herkent, verschijnt deze code op het display en knippert.
) CTCSS ( ) DCS ( ) Kruistoon ( ) Uit (geen weergave).
” verschijnt wanneer de DCS-functie is geactiveerd.
3 Druk op [T.SEL] om de herkende code te programmeren in plaats van de momenteel
ingestelde DCS-code.
• Als u de herkende code niet wilt programmeren, drukt u op iedere toets behalve [MONI], [LAMP], of [T.SEL].
N-38
Page 47
KRUISTOON
U kunt afzonderlijke signaaltypen instellen op TX en RX voor als u een repeater met een andere codeer/decodeer-signalering opent.
1 Druk 4 maal op [TONE] om de Kruistoonfunctie te activeren.
• Iedere keer wanneer u op [TONE] drukt verandert de selectie als volgt:
Toon (
• Het pictogram “
2 Druk op [T.SEL].
• De Kruistooninstelling verschijnt op het display.
3 Draai de ENC-knop om de gewenste instelling voor de Kruistoonfunctie te selecteren.
• Druk op [PTT] om de Kruistoonselectie te verlaten.
4 Druk op iedere toets behalve [MONI], [LAMP] of [PTT] om de geselecteerde instelling
in te stellen.
) CTCSS ( ) DCS ( ) Kruistoon ( ) Uit (geen weergave).
” verschijnt wanneer de Kruistoonfunctie is geactiveerd.
Instelling TX RX Pictogram <TX> Pictogram <RX>
DCS/– DCS uit
T/DCS Toon DCS
DCS/CT DCS CTCSS
T/CT Toon CTCSS
N-39
Page 48
DTMF-FUNCTIES
Deze zendontvanger heeft 16 specifieke DTMF-geheugenkanalen. U kunt een DTMF-code (max. 16 cijfers) in ieder van deze kanalen opslaan voor latere oproep voor snel kiezen.
HANDMATIG DRAAIEN
De numerieke toetsenblokfuncties, zoals een DTMF-toetsenblok; de 12 toetsen op een touch-tone-telefoon plus 4 extra toetsen (A, B, C, D) op de kolom uiterst rechts.
Volg voor handmatig draaien de onderstaande stappen.
1 Druk op [PTT] en houd deze ingedrukt om te zenden. 2 Druk tijdens verzending op de toetsen op volgorde op het toetsenblok en zend DTMF-
tonen.
• De betreffende DTMF-tonen worden verzonden en gemonitord via de luidsprekers.
Frequentie (Hz) 1209 1366 1477 1633
697 770 852 941
• Als DTMF TX aanhouden is ingeschakeld, hoeft u niet voortdurend op [PTT] te drukken om in de Zendmodus te blijven. De Zendmodus wordt slechts 2 seconden na het indrukken van een toets vastgehouden. Als u dus binnen deze tijd geen andere toets indrukt, stopt de zendontvanger met zenden.
AUTOMATISCHE NUMMERKEUZE
Als u de 16 specifieke geheugenkanalen gebruikt om DTMF-codes op te slaan, hoeft u geen lange cijferreeksen te onthouden.
123A 456B 789C
0#D
EEN DTMF-CODE OPSLAAN IN HET GEHEUGEN
1 Open de Menumodus en open menunummer 28 (DTMF.MR). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om het gewenste DTMF-geheugenkanaalnummer te selecteren
van 0 t/m F.
3 Druk op [F].
• De invoerweergave van de DTMF-code verschijnt en het laatste cijfer knippert.
4 Draai de ENC-knop om een DTMF-code te selecteren.
N-40
Page 49
• U kunt de cursor naar links of naar rechts laten verspringen door te drukken op [VFO] of [MR].
• Druk op [CALL] om het teken op de huidige cursorpositie te verwijderen.
• Op het display van de zendontvanger wordt DTMF-code “ door “F”.
• Wanneer u een spatie invoert, wordt dit een “Pauze-”code.
” weergegeven door “E” en “#”
5 Druk op [F] om de DTMF-code te selecteren en verplaats de cursor naar het volgende
cijfer.
6 Herhaal de stappen 4 en 5 om maximaal 16 cijfers in te voeren. 7 Voltooi de invoer door te drukken op [F] zonder een DTMF-code te selecteren. 8 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
VERZENDEN VAN EEN OPGESLAGEN DTMF-CODE
1 Druk terwijl u [PTT] ingedrukt houdt op [MONI]. 2 Laat [MONI] los (houd [PTT] ingedrukt) en draai de ENC-knop om het gewenste
DTMF-geheugenkanaalnummer (d0 ~ dF) te selecteren.
3 Druk terwijl u [PTT] nog steeds ingedrukt houdt nogmaals op [MONI] om de
geselecteerde DTMF-tonen te verzenden.
• De in het kanaal opgeslagen code schuift over het display met de DTMF-tonen van de luidspreker.
• Na zending wordt het frequentiedisplay hersteld.
• Als u de inhoud van het geheugenkanaal niet hoeft te bevestigen, drukt u op [STEP] (0) ~ [PF] (9), [F] (A) ~ [CALL] (D), [LAMP] ( te draaien in stap 2, om een kanaalnummer te selecteren. De opgeslagen DTMF-code wordt direct verzonden. (U hoeft niet op [MONI] te drukken in stap 3.)
Opmerking: Als u een leeg DTMF-geheugenkanaal selecteert en op [MONI] drukt, wordt het frequentiedisplay hersteld.
) (E) en [ENT] (#) (F), in plaats van de ENC-knop
AFSTELLEN VAN DE ZENDSNELHEID VAN DE DTMF-CODE
Sommige repeaters reageren mogelijk niet juist als een DTMF-code wordt gezonden op hoge snelheid. Wijzig als dit gebeurt de zendsnelheid van de DTMF-code. De standaardsnelheid is 100 msec.
1 Open de Menumodus en open menunummer 29 (DT.SPD). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om 50/ 100/ 150 ms te selecteren en druk vervolgens op [F] om de
instelling op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
N-41
Page 50
DTMF TX AANHOUDEN
Door deze functie blijft de zendontvanger gedurende 2 seconden na het loslaten van iedere willekeurige toets in de zendmodus. U kunt daarom [PTT] loslaten terwijl u DTMF-tonen via handmatig draaien verzendt.
1 Open de Menumodus en open menunummer 30 (DT.HOLD). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling
op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
INSTELLEN VAN DE PAUZETIJD
U kunt de pauzeduur (een spatiecijfer) die is opgeslagen in geheugenkanalen veranderen. De oorspronkelijke instelling is 500 milliseconden.
1 Open de Menumodus en open menunummer 31 (DT.PAUS). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om 100/ 250/ 500/ 750/ 1000/ 1500/ 2000 ms te selecteren en druk
vervolgens op [F] om de instelling op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
DTMF-VERGRENDELING
Als u een zendontvanger hebt met de optionele luidspreker/microfoon geïnstalleerd en u draagt de zendontvanger in de houder of een tas, kunt u soms beter het toetsenblok uitschakelen om ongewild zenden van DTMF-codes te voorkomen. In dat geval schakelt u de DTMF-vergrendelingsfunctie in.
1 Open de Menumodus en open menunummer 32 (DT.LOCK). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling
op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
N-42
Page 51
PROGRAMMEERBARE FUNCTIES
PROGRAMMEERBARE VFO
Als u de bedieningsfrequenties binnen een bepaald bereik wilt beperken, programmeert u de onder- en bovengrens op de programmeerbare VFO-parameters. Als u bijvoorbeeld 144 MHz voor de ondergrens en 145 MHz voor de bovengrens selecteert, valt het afstelbereik tussen 140,000 MHz en 145,995 MHz.
1 Druk op [VFO]. 2 Open de Menumodus en open menunummer 6 (P.VFO). Druk vervolgens op [F].
• Het huidige programmeerbare frequentiebereik voor de band wordt weergegeven.
• De ondergrensfrequentie knippert.
3 Draai de ENC-knop om de ondergrensfrequentie in MHz te selecteren. 4 Druk op [F] om de ondergrensfrequentie vast te leggen.
• De bovengrensfrequentie knippert.
5 Draai de ENC-knop om de bovengrensfrequentie in MHz te selecteren.
6 Druk op [F] om de bovengrensfrequentie vast te leggen. 7 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerkingen:
U kunt niet de 100 kHz of lagere waarden programmeren.
De bovengrensfrequentie mag niet lager zijn dan de geselecteerde ondergrensfrequentie.
N-43
Page 52
FREQUENTIESTAPGROOTTE
Het is zeer belangrijk de juiste frequentiestapgrootte te kiezen om de exacte ontvangstfrequentie te selecteren met behulp van de ENC-knop. U kunt uw frequentiestapgrootte kiezen uit: 5, 6,25, 10, 12,5, 15, 20, 25, 30, 50 of 100 (kHz).
Als u de frequentiestapgrootte wilt wijzigen: 1 Druk op [STEP].
• De huidige frequentiestapgrootte wordt weergegeven.
2 Draai de ENC-knop om de gewenste frequentiestapgrootte te selecteren. 3 Druk op iedere toets behalve [MONI], [LAMP] of [PTT] om de geselecteerde
frequentiestapgrootte in te stellen.
Opmerking: Als u een frequentiestapgrootte wijzigt die niet overeenkomt met de huidige bedieningsfrequentie, past de zendontvanger automatisch de frequentie aan de nieuwe frequentiestapgrootte aan.
TOONWAARSCHUWING
Toonwaarschuwing geeft een akoestisch alarm wanneer u signalen ontvangt op de frequentie die u op dat moment volgt. Daarnaast toont het het aantal verstreken uren en minuten nadat de signalen zijn ontvangen. Als u Toonwaarschuwing gebruikt met CTCSS of DCS, klinkt de waarschuwing alleen wanneer een CTCSS-toon of DCS-code overeenkomt met de door u geselecteerde toon of code. Schakel de functie in als u niet recht voor de zendontvanger zit omdat bevestiging van de ontvangst mogelijk is terwijl u niet in de buurt van de zendontvanger bent.
1 Selecteer uw frequentie of geheugenkanaal. 2 Druk op [
• De OFF/ ON (UIT/AAN)-instelling verschijnt op het display.
].
• Als de Toonwaarschuwing is ingesteld op ON, verschijnt het pictogram “ ” op het display.
• Wanneer het signaal langer dan 1 seconde wordt ontvangen, klinkt er een alarm, knippert het pictogram “
• Druk op [PTT] terwijl het pictogram “ ” knippert om de Toonwaarschuwingfunctie OFF (UIT) te zetten.
• Wanneer 9 uur en 59 minuten zijn verstreken nadat het signaal is ontvangen, stopt het tellen.
• Iedere keer wanneer een nieuw signaal wordt ontvangen, wordt de verstreken tijd teruggezet naar 0:00.
” en verschijnt de verstreken tijd op het display.
N-44
Page 53
Opmerkingen:
Wanneer Toonwaarschuwing is ingeschakeld, is er geen luidsprekeruitvoer wanneer een signaal wordt ontvangen. Als u het signaal wilt monitoren, drukt u op [MONI] en houdt u de toets ingedrukt.
Wanneer Toonwaarschuwing is ingeschakeld, schakelt APO de stroom niet uit.
Als u de zendontvanger op OFF zet terwijl het pictogram “
verstreken tijd niet op.
Wanneer Toonwaarschuwing is ingeschakeld, kunt u alleen de volgende toetsen gebruiken: [ [MONI], [SQL] en [LAMP].
” knippert, slaat de zendontvanger de
],
INSCHAKELMELDING
U kunt de inschakelmelding wijzigen (maximaal 6 tekens) wanneer u de zendontvanger inschakelt.
1 Open de Menumodus en open menunummer 1 (P.ON.MSG). Druk vervolgens op [F].
• Een cursor gaat knipperen.
2 Draai de ENC-knop om een teken te selecteren.
• U kunt de volgende alfanumerieke tekens invoeren:
0 ~ 9, A ~ Z, - (liggend streepje), / (schuine streep) en spatie.
3 Druk op [MR].
• De cursor verspringt naar het volgende cijfer.
• U kunt de cursor naar links of naar rechts laten verspringen door te drukken op [VFO] of [MR].
• Druk op [CALL] om het teken op de huidige cursorpositie te verwijderen.
4 Herhaal de stappen 3 en 4 om maximaal 6 cijfers in te voeren.
• Druk op [CALL] om het teken op de huidige cursorpositie te verwijderen.
5 Druk op [F] om de nieuwe melding vast te leggen. 6 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerking: Als u de inschakelmelding verwijdert, wordt “TH-K20” of “TH-K40” weergegeven.
N-45
Page 54
PIEPTOONFUNCTIE
De pieptoonfunctie bevestigt de invoer, foutstatus en storingen van de zendontvanger. Wij raden u echter aan deze functie ingeschakeld te laten om foutieve bediening en storingen te detecteren.
Als u de pieptoonfunctie wilt uitschakelen:
1 Open de Menumodus en open menunummer 2 (BEEP). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “OFF” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling
op te slaan. 3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten. De zendontvanger genereert de volgende waarschuwingspieptonen, zelfs als de zendontvanger
is uitgeschakeld.
• APO-waarschuwingspieptonen • Waarschuwingspieptoon time-out-timer
Opmerking: Het uitvoerniveau van de pieptoon is gekoppeld aan de positie van de volumeknop.
TYPE TOETSVERGRENDELING
U kunt uw toetsvergrendelingstype kiezen. “KEY” vergrendelt de bedieningstoetsen, “FRQ” vergrendelt de frequenties zodat u ze niet per ongeluk wijzigt en “KEY.FRQ” vergrendelt zowel de toetsen als de frequenties.
• U kunt nog steeds handmatige DTMF en autodial uitvoeren als beide vergrendelingstypes zijn
ingeschakeld.
1 Open de Menumodus en open menunummer 3 (LOCK). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “KEY”, “FRQ” of “KEY.FRQ” te selecteren en druk vervolgens op
[F] om de instelling op te slaan. 3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
“KEY”: u kunt alleen de volgende toetsen en knoppen bedienen.
PWR/VOL-knop ENC-knop PTT F
MONI SQL LAMP
“FRQ”: u kunt alleen de volgende toetsen bedienen.
PWR/VOL-knop PTT MONI F MENU TONE
LOW SQL T.SEL
• U kunt de ENC-knop nog steeds gebruiken in menumodus.
PF LAMP
N-46
Page 55
“KEY.FRQ”: u kunt alleen de volgende toetsen bedienen.
PWR/VOL-knop PTT MONI F SQL LAMP
BATTERIJBESPARING
De batterijbesparing verlengt de bedieningstijd van de zendontvanger. De functie wordt automatisch geactiveerd wanneer u de squelch sluit en langer dan 10 seconden niet op een toets drukt. Ter vermindering van het batterijverbruik, schakelt deze functie het zendontvangercircuit uit voor de geprogrammeerde tijd en schakelt het apparaat vervolgens tijdelijk terug in om een signaal te detecteren.
Programmeren van de uitschakelperiode voor de batterijbesparing:
1 Open de Menumodus en open menunummer 4 (SAVE). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om OFF/ 0,2/ 0,4/ 0,6/ 0,8/ 1,0/ 2,0/ 3,0/ 4,0/ 5,0 seconden te
selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling op te slaan. 3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerkingen:
Hoe langer de uitschakeltijd, des te meer u op batterijverbruik kunt besparen. U loopt dan wel meer kans om een signaal te missen.
Als de CTCSS/ DCS-code overeenkomt tijdens ontvangst, schakelt de batterijbesparingsfunctie uit.
De batterijbesparingsfunctie werkt niet tijdens scannen.
Wanneer de ladingbesparing actief is, kan de TX-RX LED-indicator groen knipperen
wanneer uw zendontvanger een CTCSS/DCS-signaal ontvangt dat niet overeenkomt met de CTCSS/DCS-instelling van uw zendontvanger.
N-47
Page 56
APO (AUTOMATISCH UITSCHAKELEN)
De zendontvanger schakelt automatisch uit als u gedurende 30 minuten (standaard) geen toetsen of knoppen indrukt. Een minuut voordat de zendontvanger uitschakelt, klinken er gedurende enige seconden waarschuwingspieptonen en knippert “APO”. U kunt voor de APO-tijd kiezen uit OFF (uitschakelen), 30 (standaard), 60, 90, 120 of 180 minuten.
1 Open de Menumodus en open menunummer 5 (APO). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om OFF/ 30/ 60/ 90/ 120/ 180 minuten te selecteren en druk
vervolgens op [F] om de instelling op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerkingen:
APO werkt niet wanneer de zendontvanger scant
Wanneer Toonwaarschuwing is ingeschakeld, schakelt APO de stroom niet uit.
De APO-timer begint met aftellen als er geen toetsen worden ingedrukt of knoppen worden afgesteld.
De APO-waarschuwingspieptoon klinkt en “APO” verschijnt 1 minuut voordat de zendontvanger
uitschakelt.
.
SMALBAND FM-BEDIENING
De zendontvanger werkt in de normale FM-afwijkingsmodus (±5 kHz) voor zowel zenden als ontvangen. U kunt de zendontvanger ook bedienen in de smalband FM­afwijkingsmodus (±2,5 kHz).
1 Open de Menumodus en open menunummer 9 (N.FM). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “ON“ te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling
op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
• Wanneer u Smalle FM hebt ingeschakeld, verschijnt het pictogram “ ” op het display.
N-48
Page 57
SLAGWIJZIGING
Omdat de zendontvanger een microprocessor gebruikt om de verschillende functies te bedienen, kan de trillingsgenerator van de CPU-klok of de afbeelding verschijnen op sommige plaatsen van de ontvangstfrequenties. In dat geval schakelt u de Slagwijzigingsfunctie in.
1 Open de Menumodus en open menunummer 10 (B.SHIFT). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling
op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerking: U kunt de slagwijzigingsstatus opslaan in ieder geheugenkanaal.
VOX (SPRAAKGESTUURD ZENDEN)
Met VOX hoeft u niet langer handmatig te schakelen naar de zendmodus telkens wanneer u wilt zenden. De zendontvanger schakelt automatisch over naar de zendmodus wanneer VOX bemerkt dat u begint te spreken in de microfoon. Wanneer u de VOX-functie gebruikt, moet u gebruik maken van een optionele headset omdat de interne luidspreker en de microfoon te dicht bij elkaar staan om te gebruiken voor de VOX-functie.
Aanzetten van de VOX-functie:
1 Open de Menumodus en open menunummer 16 (VOX). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om het gewenste VOX-versterkingsniveau te selecteren uit 1 (minst
gevoelig) tot 9 (gevoeligst). Druk vervolgens op [F] om de instelling op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
• Wanneer u VOX hebt ingeschakeld, verschijnt het pictogram “ ” op het display.
Opmerkingen:
Als u zich in de Menumodus bevindt, wordt de VOX-functie tijdelijk uitgeschakeld.
Het VOX-circuit moet eerst uw stem detecteren en u kunt iets vertraging ondervinden in het zenden.
Hierdoor kan het zijn dat het eerste deel van uw bericht niet wordt verzonden.
U kunt VOX niet gebruiken met een optionele luidspreker/microfoon.
N-49
Page 58
VOX-VERSTERKING
Neem de tijd om het VOX-versterkingsniveau in te stellen voor een effectievere VOX­functie. Op dit niveau wordt het VOX-circuit geregeld om de aan- of afwezigheid van uw stem te detecteren.
U kunt VOX-versterking op 2 manieren instellen.
Met de VOX-functie ingeschakeld: 1 Spreek in de microfoon van de headset met uw eigen stemgeluid om te zenden.
• Als verzending niet begint, moet u de VOX-versterking aanpassen zodat de zendontvanger zendt terwijl u spreekt. Als u de versterking opnieuw wilt afstellen, drukt u op [PTT] en houdt u deze ingedrukt. Draai vervolgens de ENC-knop om een gevoeliger versterkingsniveau te selecteren.
• U kunt terwijl u de versterking opnieuw afstelt [PTT] loslaten. De zendontvanger blijft ongeveer 5 seconden in de Aanpassingsmodus.
2 Stel de VOX-versterking af door te draaien aan de ENC-knop totdat de zendontvanger
iedere keer wanneer u spreekt standvastig overschakelt naar de zendmodus.
Vanaf het menu: 1 Open de Menumodus en open menunummer 16 (VOX). Druk vervolgens op [F]. 2 Draai de ENC-knop om het gewenste VOX-versterkingsniveau te selecteren uit 1 (minst
gevoelig) tot 9 (gevoeligst). Druk vervolgens op [F] om de instelling op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
VOX OP BEZET
U kunt de zendontvanger instellen op gedwongen VOX-zending, zelfs als de zendontvanger een signaal ontvangt.
1 Open de Menumodus en open menunummer 17 (VOX.BSY). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling
op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerking: U kunt op [PTT] of [PF] drukken (als 1750 Hz is geprogrammeerd) om te zenden, ongeacht
de instelling in menunummer 17.
VOX-VERTRAGINGSTIJD
Als de zendontvanger te snel teruggaat naar de ontvangstmodus nadat u stopt met inspreken, kan het zijn dat het einde van uw signaal niet wordt verzonden. Selecteer om dit te voorkomen een geschikte vertragingstijd waarmee u het gehele signaal kunt zenden voordat de zendmodus wordt beëindigd. Maak de vertraging echter niet te lang.
1 Open de Menumodus en open menunummer 18 (VOX.DLY). Druk vervolgens op [F].
N-50
Page 59
2 Draai de ENC-knop om de gewenste vertragingstijd te selecteren op 250/ 500
(standaard)/ 750/ 1000/ 1500/ 2000/ 3000 ms. Druk vervolgens op [F] om de instelling op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerkingen:
Als u op [PTT] drukt terwijl de VOX-functie is ingeschakeld, wordt de VOX-vertragingstijd niet opgenomen in het verzonden signaal.
Als u op [PF] drukt (als 1750 Hz is geprogrammeerd) om op een toon van 1750 Hz te zenden, wordt de VOX-vertragingstijd niet opgenomen.
Als de DCS-functie is ingeschakeld, blijft de zendontvanger in de Zendmodus voor de ingestelde duur van de VOX-vertragingstijd. Er wordt vervolgens een afsluitcode verzonden om de squelch van de ontvangende partij te sluiten.
TIME-OUT-TIMER
De time-out-timer beperkt de tijd van uw zending. Net voordat de zendontvanger de zending stopt, klinkt er een waarschuwingspieptoon. Deze functie is nodig om de zendontvanger te beschermen tegen thermische schade en kan daarom niet worden uitgeschakeld.
1 Open de Menumodus en open menunummer 19 (TOT). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om 0,5/ 1,0/ 1,5/ 2,0/ 2,5/ 3,0/ 3,5/ 4,0/ 4,5/ 5,0/10,0 (standaard)
minuten te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
Opmerking: Er klinkt zelfs een waarschuwingspieptoon als u menunummer 2 instelt op (BEEP) OFF.
KANAAL BEZET BLOKKERING
Gebruik deze functie om te voorkomen dat u zendt op een kanaal of frequentie die momenteel door iemand anders wordt gebruikt. Als u deze functie inschakelt, klikt er een foutpieptoon en kunt u niet zenden, zelfs als u [PTT] indrukt.
1 Open de Menumodus en open menunummer 20 (BCL). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling op
te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
N-51
Page 60
TX BLOKKEREN
U kunt verzending blokkeren om te voorkomen dat onbevoegden met u zendontvanger zenden of om onbedoeld zenden te voorkomen wanneer u de zendontvanger draagt.
1 Open de Menumodus en open menunummer 21 (TX.INH). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling op
te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
GEVOELIGHEID MICROFOON
U kunt een microfoongevoeligheidsniveau selecteren van Laag, Medium (standaard) of Hoog.
1 Open de Menumodus en open menunummer 22 (M.SENS). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om het gewenste gevoeligheidsniveau te selecteren en druk vervolgens
op [F] om de instelling op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
PROGRAMMEERBARE FUNCTIETOETSEN
PF-TOETS ZENDONTVANGER
Dit is de [PF] (programmeerbare functie)-toets op het voorpaneel van de zendontvanger. U kunt uw eigen functie aan deze toets toewijzen.
1 Open de Menumodus en open menunummer 23 (PF KEY). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om de gewenste functie voor de toets te selecteren en druk
vervolgens op [F] om de instelling op te slaan. De beschikbare programmeerbare functies zijn:
M.DISP (type geheugenweergave)/ 1750/ WX <alleen TH-K20A K-type>/ N.FM/
PR.SCAN (Prioriteits scannen). Standaardinstelling: TH-K20A K-type: WX, TH-K20A/ TH-K40A M-type: M.DISP TH-K20E/ TH-K40E (E-type): 1750
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
N-52
Page 61
PF-MICROFOONTOETSEN
De microfoon bevat 3 PF (programmeerbare functie)-microfoontoetsen: [PF1], [PF2] en [PF3]. U kunt uw eigen functies toewijzen aan deze 3 toetsen.
1 Open de Menumodus en open menunummer 24 (PF 1) en/of menunummer 25 (PF 2)
en/of menunummer 26 (PF 3). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om de gewenste functie voor de toets te selecteren en druk
vervolgens op [F] om de instelling op te slaan. De beschikbare programmeerbare functies zijn:
VFO/ MR/ CALL/ UP/DOWN/ TONE/ T.SEL/ SHIFT/ REV/ 1750/ WX <alleen TH-K20A
K-type>/ N.FM/ PR.SCAN (Prioriteits scannen)/ M.DISP (type geheugenweergave)/ SQL/ LOW/ STEP/ L.OUT (uitsluiting geheugenkanaal)/ MONI/ LAMP
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
VERGRENDELING MICROFOONTOETSEN
De functie Vergrendeling microfoontoetsen vergrendelt de PF-toetsen van de microfoon.
1 Open de Menumodus en open menunummer 27 (MIC.LK). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling op
te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
BATTERIJTYPE
Stem het type batterij af op het soort batterijen dat u gebruikt in de zendontvanger. Als het type batterij niet correct wordt ingesteld, geeft de batterij-indicator tijdens het zenden niet de juiste batterijspanning aan.
1 Open de Menumodus en open menunummer 34 (BATT). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om het type batterij te selecteren op “LI-ION” (lithium-ionbatterij) of
“ALKALI” (droge alkalinebatterij). Druk vervolgens op [F] om de instelling op te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
N-53
Page 62
WEERMELDING (ALLEEN TH-K20A K-TYPE)
Weermelding is alleen beschikbaar in de Verenigde Staten en Canada. Wanneer u deze functie inschakelt zoekt deze naar een ontvangen NOAA 1050 Hz-toon. Wanneer de toon wordt ontvangen, hoort u de weermeldingstoon.
WEERMELDING AAN/UIT
1 Open de Menumodus en open menunummer 35 (WX.ALT). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop om “ON” te selecteren en druk vervolgens op [F] om de instelling op
te slaan.
3 Druk op [MENU] of [PTT] om de Menumodus te verlaten.
• Wanneer ingeschakeld, verschijnt het pictogram “ ” op het display.
• Wanneer een signaal wordt ontvangen, knippert het pictogram “
WEERKANAAL
Of u Weermelding nu inschakelt of niet, u kunt nog steeds de weerkanalen oproepen.
• U kunt tijdens het oproepen van een oproepkanaal het weerkanaal niet wijzigen.
1 Druk op de toets die is geprogrammeerd met de [WX]-functie. 2 Draai de ENC-knop om uw kanaal te selecteren.
”.
MR.
naam.
WX 1 A1 162,550
WX 2 A2 162,400
WX 3 A3 162,475
Kan
nr.
Freq.
(MHz)
Locatie
NOAA/
Canada
NOAA/
Canada
NOAA/
Canada
MR.
naam
Kan
nr.
Freq.
(MHz)
Locatie
WX 6 A6 162,500 NOAA
WX 7 A7 162,525 NOAA
WX 8 A8 161,650 Canada
WX 4 A4 162,425 NOAA WX 9 A9 161,775 Canada WX 5 A5 162,450 NOAA WX 10 A0 163,275
WEERKANAAL SCANNEN
Het geheugenkanaal wordt alleen voor de weermelding gescand. Druk op de toets die is geprogrammeerd met de [WX]-functie en houd deze ingedrukt om
scannen van het weerkanaal te starten.
• Het scannen stopt wanneer het kanaal met het sterkste signaal wordt ontvangen.
• Geheugenscan stopt als u een andere bediening uitvoert dan [LAMP], [MONI], [Toetsvergrendeling] ([F] (1s)) en ENC-knop.
N-54
Page 63
APPENDIX
OPTIONELE ACCESSOIRES
De volgende opties kunt u met deze zendontvanger gebruiken:
KNB-63L: Li-ion-batterij
KNB-65L: Li-ion-batterij
BT-16: Batterijhouder
KBH-18: Riemklem
KVC-22: DC-oplaadadapter voor auto’s
KSC-35S: Snellader
SMC-32: Luidspreker/microfoon
SMC-33: Luidspreker/microfoon
SMC-34: Luidspreker/microfoon
Opmerking: Optionele accessoires voor gebruik met deze zendontvanger kunnen na de productie worden gewijzigd. (Er kunnen nieuwe opties worden aangeboden en/of de levering van bestaande opties worden gestopt.) Raadpleeg hiervoor de optiecatalogus(sen) van de betreffende zendontvangers.
Voor het downloaden van de MCP-5A-software, ga naar: http://www.kenwood.com/i/products/info/amateur/software_download.html
Opmerking: Deze URL kan zonder kennisgeving worden gewijzigd.
ONDERHOUD
ALGEMENE INFORMATIE: dit product is voor verzending in de fabriek afgesteld en getest. Pogingen om het apparaat af te stellen of te onderhouden zonder fabriekstoestemming kan uw garantie ongeldig maken.
SERVICE: stuur bij retourzending van dit product voor reparatie het volledige product, verpakt in de oorspronkelijke doos en verpakkingsmaterialen, naar de erkende KENWOOD-dealer van wie u het hebt gekocht of naar ieder ander erkend KENWOOD-servicecentrum. Voeg een volledige beschrijving bij van het probleem. Stuur ook uw telefoonnummer, naam en adres mee voor het geval de onderhoudstechnicus contact met u wil opnemen. Indien beschikbaar, graag ook uw faxnummer en e-mailadres meesturen. Stuur geen accessoires terug tenzij u denkt dat deze rechtstreeks te maken hebben met het probleem. U ontvangt een kopie van het servicerapport retour met het product.
SERVICEBERICHT:
probleem, schrijft u dan leesbaar en beknopt. Help ons u te helpen door ons het volgende te sturen:
• Model en serienummer van de apparatuur
• Vragen of problemen die u hebt
• Andere apparatuur in uw station in verband met het probleem
als u ons wilt schrijven over een technisch of functioneel
HMC-3: Hoofdtelefoon
KHS-21: Hoofdtelefoon
KHS-29F: Hoofdtelefoon
EMC-3: Klemmicrofoon
EMC-7: Klemmicrofoon
HS-9: Hoofdtelefoon
MCP-5A: Geheugenbedieningsprogramma (gratis software)
LET OP: Verpak voor verzending de apparatuur niet in verkreukeld krantenpapier! Het product kan hierdoor flinke schade oplopen bij ruwe behandeling of verzending.
Opmerkingen:
Noteer de aankoopdatum, het serienummer en de dealer van wie u dit product hebt gekocht.
Noteer voor uw eigen informatie het onderhoud dat wordt uitgevoerd aan dit product.
Wanneer u garantieservice aanvraagt, sluit dan een kopie van de factuur bij of enig ander
aankoopdocument waaruit de aankoopdatum blijkt.
N-55
Page 64
REINIGING: gebruik voor het reinigen van de kast van het product een neutraal
schoonmaakmiddel (geen sterke chemicaliën) en een vochtige doek.
PROBLEMEN OPLOSSEN
De problemen in deze tabel zijn algemene storingen die voorkomen in de bediening en worden doorgaans niet veroorzaakt door een storing in het circuit.
Probleem Oplossing
Er verschijnt niets op het display wanneer ik de zendontvanger inschakel of het display knippert ON (AAN) en OFF (UIT).
De meeste toetsen en de afstemknop werken niet.
U kunt geen enkel geheugenkanaal oproepen.
U kunt niet de exact gewenste frequentie selecteren met de afstemknop.
U hoort geen geluid wanneer u aan de VOL-knop draait.
U kunt niet zenden door te drukken op [PTT].
De batterij is leeg. Laad de batterij op of vervang deze.
De vergrendelingsfunctie van de zendontvanger is ingeschakeld (het pictogram “ weergegeven). Druk op [F] (1s) om de zendontvangervergrendeling uit te schakelen.
De zendontvanger staat in de Kanaalweergavemodus. Druk op [PTT] + [MR] + Power ON (Stroom AAN) om de Kanaalweergavemodus te verlaten.
De Toonwaarschuwingfunctie is ingeschakeld. Zet de Toonwaarschuwingfunctie uit.
De geheugenkanalen bevatten geen opgeslagen gegevens. Sla de gewenste frequenties op in de geheugenkanalen.
De huidige frequentiestapgrootte verhindert selectie van de frequentie. Selecteer een geschikte frequentiestapgrootte. Druk op [STEP] als u de frequentiestapgrootte wilt wijzigen.
Het frequentiebereik van de programmeerbare VFO is te smal. Vergroot het frequentiebereik in menunummer 6 (P.VFO).
De selectieve oproepfunctie (CTCSS of DCS) is ingeschakeld. Zet de selectieve oproepfunctie uit.
De Toonwaarschuwingfunctie is ingeschakeld. Zet de Toonwaarschuwingfunctie uit.
U hebt een frequentie geselecteerd die buiten het toegestane bereik valt. Selecteer een frequentie die binnen het toegestane zendfrequentiebereik valt.
U hebt een zendoffset geselecteerd die de zendfrequentie buiten het bereik plaatst. Selecteer een juiste offset-richting of offset-frequentie.
Kanaal bezet blokkering is ingeschakeld. Open menunummer 20 (BCL) en selecteer “OFF”.
TX blokkeren is ingeschakeld. Open menunummer 21 (TX.INH) en selecteer “OFF”.
De spanning van de batterij is te laag om te zenden. Laad de batterij op of vervang deze.
” wordt
N-56
Page 65
Probleem Oplossing
Verkeerde toonfrequentie geselecteerd. Selecteer
Kan de repeater niet openen.
een correcte openingstoon voor de repeater. Verkeerde offset-frequentie geselecteerd. Probeer
andere offset-richtingen.
Kan geen DTMF-toon zenden.
DTMF-vergrendeling is ingeschakeld. Open menunummer 32 (DT.LOCK) en selecteer “OFF”.
De zendtijd overschreed de geprogrammeerde
TOT-tijd. Open menunummer 19 (TOT) en Na langdurig zenden gaat de zendontvanger terug op ontvangstmodus.
selecteer de gewenste zendtijdlengte. U
kunt de TOT niet uitschakelen omdat deze de
zendontvanger beschermd tegen thermische
schade.
De scanfunctie hervat niet het scannen nadat de zendontvanger een signaal detecteert.
BEDIENINGSMEDEDELINGEN
De zendontvanger is ontworpen en ontwikkeld om mogelijke hardware-storingen te voorkomen. U kunt echter wel de volgende symptomen tegenkomen bij het werken met de zendontvanger. Deze symptomen duiden niet op een storing.
Signalen ontvangen in steden: wanneer u in steden signalen ontvangt, kan de gehele antenne­indicator van de zendontvanger gaan branden zonder dat u sterke signalen ontvangt. Dit gebeurt wanneer de RF-versterker in de ontvanger overbelast raakt door sterke interferentiesignalen in de buurt.
Zenden: als u langere tijd voortdurend op hoog vermogen zendt, wordt de zendontvanger warm. Als u voortdurend of herhaaldelijk zendt voordat de zendontvanger is afgekoeld, vermindert de thermische bescherming het uitvoervermogen geleidelijk tot 1 W.
Interne slagen: xop sommige plaatsen van de frequentie beweegt de S-meter zonder dat u signalen ontvangt of u kunt geen signalen ontvangen. Dit is onvermijdelijk als u superheterodyne ontvangers gebruikt. Als dit gebeurt, open menunummer 10 (B.SHIFT) en selecteer “ON”. U kunt de volgende interne slagfrequenties echter niet verwijderen.
TH-K20A/E: 152,69375/ 152,695/ 152,7/ 152,705/152,70625/ 153,59375/ 153,595/ 153,6/ 153,605/ 153,60625/ 172,79375/ 172,795/ 172,8/ 172,805/ 172,80625 (MHz) TH-K40A/E: 403,19375/ 403,195/ 403,2/ 403,205/ 403,20625/ 422,39375/ 422,395/ 422,4/ 422,405/ 422,40625/ 441,59375/ 441,595/ 441,6/ 441,605/ 441,60625/ 460,79375/ 460,795/ 460,8/ 460,805/ 460,80625 (MHz)
U hebt “SEEK” geselecteerd in het menunummer
14 (RESUME). Selecteer “TO” (Time-operated) of
“Carrier” (Carrier-operated) voor menunummer 14
(RESUME).
N-57
Page 66
ZENDONTVANGER TERUGSTELLEN
De zendontvanger bevat 2 soorten terugstelmogelijkheden:
Gedeeltelijk terugstellen
Gebruik dit type om alle instellingen te starten behalve de geheugenkanalen en DTMF­geheugenkanalen.
Volledig terugstellen
Gebruik om alle instellingen van de zendontvanger die u hebt aangepast te starten. De zendontvanger bevat 2 terugstelmogelijkheden: via de toetsen en door de Menumodus
te openen.
TOETSBEDIENING
1 Zet de zendontvanger uit. 2 Druk op [F] + Power ON (Stroom AAN).
• Alle indicatoren gaan branden.
3 Laat [F] los. 4 Draai de ENC-knop en selecteer uw terugsteltype: “PA.RST” (gedeeltelijk terugstellen)
of “FL.RST” (volledig terugstellen).
5 Druk op [F].
• “SURE ?” verschijnt.
6 Druk nogmaals op [F] om de zendontvanger terug te stellen.
Opmerking: Als de vergrendelingsfunctie is ingeschakeld, kunt u de zendontvanger niet terugstellen met
behulp van de toetsbediening.
MENUBEDIENING
1 Open de Menumodus en open menunummer 99 (RESET). Druk vervolgens op [F].
2 Draai de ENC-knop en selecteer uw terugsteltype: “PART” (gedeeltelijk terugstellen) of
“FULL” (volledig terugstellen).
3 Druk op [F].
• “SURE ?” verschijnt.
4 Druk nogmaals op [F] om de zendontvanger terug te stellen.
N-58
Page 67
SPECIFICATIES
Opmerking: Alle specificaties worden binnen de amateurradioband gegarandeerd.
Algemeen TH-K20A/E TH-K40A/E
Gegarandeerd bereik (MHz) TX & RX
Bedieningsfrequentie-bereik (MHz)
Modus F3E, F2D Impedantie antenne 50 Ω
Bedieningstemperatuurbereik
Bedieningsspanning DC 6,0 ~ 9,0 V (7,4 V nominaal) Frequentiestabiliteit Binnen ±2,5 ppm Afmetingen B x H x D (zonder uitsteeksels)
<met KNB-63L> Gewicht <met KNB-63L> Ca. 210 g
Zender TH-K20A/E TH-K40A/E
RF-vermogenuitvoer <mit KNB-63L/ KNB-65L>
Modulatie Reactantie Maximale frequentieafwijking Binnen ±5 kHz Schijnverzending Minder dan –60 dB Modulatievervorming Minder dan 5 % (300 Hz ~ 3 kHz) Impedantie microfoon 2 kΩ
TX
RX 136 ~ 174 400 ~ 470
Hoog 5,5 W 5 W Medium 2 W Laag 1 W
144 ~ 148 (K/M) 144 ~ 146 (E)
136 ~ 174 (M) 144 ~ 148 (K) 144 ~ 146 (E)
–20 °C ~ +60 °C –10 °C ~ +60 °C <met KNB-63L/ KNB-65L>
54 x 111,7 x 25,3 mm
430 ~ 440
400 ~ 470 (M) 430 ~ 440 (E)
Ontvanger TH-K20A/E TH-K40A/E
Circuittype Dubbele superheterodyne Tussenfrequentie (IF) 1e IF: 38,85 MHz 2e IF: 450 kHz Gevoeligheid (12 dB SINAD) Minder dan 0,16 µV Minder dan 0,18 µV Squelch-gevoeligheid Minder dan 0,13 µV
Selectiviteit
Geluiduitvoer Meer dan 400 mW (8 Ω/ 10 % vervorming)
Technische gegevens kunnen door technologische ontwikkelingen zonder nadere kennisgeving worden gewijzigd.
-6 dB Meer dan 10 kHz
-50 dB Minder dan 28 kHz
N-59
Page 68
Loading...