Wij willen u hartelijk danken voor de aankoop van deze
KENWOOD FM dubbelbander. KENWOOD komt steeds met
amateurradio-producten op de markt die bij de serieuze hobbyist
bijzonder in de smaak vallen. En deze zendontvanger is hierop
geen uitzondering. Dit keer presenteert KENWOOD een
draagbare zendontvanger met ingebouwde TNC voor eenvoud
in datacommunicatie als nooit tevoren. KENWOOD is ervan
overtuigd dat zowel de spraak- als de datacommunicatie van dit
apparaat u zeer tevreden zullen stellen.
MODELLEN DIE IN DEZE GEBRUIKSAANWIJZING
BESCHREVEN WORDEN
Deze gebruiksaanwijzing is van toepassing op de volgende
modellen:
TH-D7A: 144/440 MHz FM dubbelbander
(V .S./ Canada)
TH-D7E: 144/430 MHz FM dubbelbander
(Europa)
KENMERKEN
Hieronder volgt een korte beschrijving van de voornaamste
kenmerken van deze zendontvanger.
• Ingebouwde TNC die geschikt is voor het AX.25 protocol. Bij
gebruik in combinatie met een draagbare computer geschiedt
packet-communicatie in een handomdraai.
• Bijgeleverd programma voor verwerking van dataformaten die
ondersteund worden door het Automatic Packet/ Position
Reporting System (APRS
• Kan op een band packet-data ontvangen terwijl tegelijk op de
andere band geluid wordt ontvangen.
• Voorzien van 200 geheugenkanalen waarin frequenties en
diverse andere gegevens geprogrammeerd kunnen worden.
Bovendien kunt u de geheugenkanalen een naam geven
bestaande uit 8 alfanumerieke tekens en speciale tekens uit de
ASCII set.
• Ingebouwde CTCSS (Continuous Tone Coded Squelch System)
waarmee u automatisch oproepen van andere zenders kunt
onderdrukken.
• Uitgerust met een groot, duidelijk afleesbaar LCD-display
waarop alfanumerieke tekens kunnen worden afgebeeld.
• 4 cursortoetsen die u in staat stellen de meeste functies met één
hand te programmeren.
• Verruimt de toepassingsmogelijkheden van de los verkrijgbare
VC-H1 Interactieve Visuele Communicator; een apparaat
ontworpen voor plug-and-play slow-scan kleurentelevisie
(SSTV).
• Biedt de mogelijkheid tot gebruik van het Sky Command
System 2 voor afstandsbediening van een KENWOOD HF
zendontvanger (alleen TH-D7A).
®)
.
Page 3
VOORZORGSMAA TREGELEN
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om brand,
lichamelijk letsel of beschadiging van de zendontvanger te
voorkomen:
•Zend niet langdurig met hoog uitgangsvermogen. De
zendontvanger kan hierdoor oververhit raken.
•Breng geen veranderingen aan in de zendontvanger tenzij
deze specifiek in deze gebruiksaanwijzing of op andere
wijze door KENWOOD zijn aangegeven.
•Bij gebruik op een externe voedingseenheid dient u de
voorgeschreven gelijkstroomkabel (los verkrijgbaar) op de
DC IN aansluiting van de zendontvanger aan te sluiten. De
voedingsspanning moet tussen 5,5 V en 16 V zijn, om
beschadiging van de zendontvanger te voorkomen.
•Wanneer de zendontvanger op het
sigarettenaanstekercontact van een voertuig wordt
aangesloten, mag uitsluitend de voorgeschreven
sigarettenaanstekerkabel (los verkrijgbaar) worden
gebruikt.
•Stel de zendontvanger niet voor langere tijd bloot aan
direct zonlicht en houd het apparaat uit de buurt van
verwarmingselementen.
•Vermijd uitermate stof fige of vochtige plaatsen, of plaatsen
waar de zendontvanger nat kan worden, en leg het
apparaat ook niet op een onstabiel oppervlak.
•Als een vreemde geur of rook wordt waargenomen, dient u
de zendontvanger onmiddellijk uit te schakelen en de
batterijhouder of de accu los te maken van de
zendontvanger. Neem vervolgens zo spoedig mogelijk
contact op met een officiële KENWOOD dealer ,
klantenservice of servicecentrum.
BIJGELEVERDE ACCESSOIRESTOELICHTING BIJ HET GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
seriosseccAremmunleedrednOlatnaA
ennetnAXX-4360-09T1
1
A7D-HTedrooV
2
E7D-HTedrooV
redaluccA
A7D-HTedrooV
E7D-HTedrooV
pilcmeirkeorBXX-1360-92J1
meirsloPXX-2430-96J1
3
rekketsegilop-3
sjiwebeitnaraG—1
gnizjiwnaaskiurbeGXX-7211-26B1
1
PB-39 (9,6 V, 600 mAh)
2
PB-38 (6 V, 650 mAh)
3
Gebruik deze accessoire om het uiteinde van de kabel van uw
GPS-ontvanger te wijzigen {blz. 61}.
ucca)muimdaclekkin(dCiN
XX-1190-90W
1
XX-9090-90W
XX-7340-80W
1
XX-0440-80W
mm5,2neetemlebaK
XX-4733-03E1
Om de aanwijzingen in deze handleiding zo eenvoudig mogelijk
te houden en onnodige herhalingen te voorkomen, is gekozen
voor de hieronder aangegeven beknopte schrijfstijl.
gnizjiwnaAkrewettglovslaaG
pokurD]STEOT[.
pokurD)s1(]STEOT[.
pokurD
]1STEOT[,]2STEOT[.
pokurD
]2STEOT[+]1STEOT[.
pokurD
po2STEOT.
NOREWOP+]STEOT[.
edpokurDSTEOTezedtaalne
.sol
edpokurDSTEOTezedduohne
kurD1STEOTtaal,nitrokneve
1STEOTsneglovrevkurdnesol
duoH1STEOTkurdnetkurdegni
pogidjitkjilegnad2STEOT.
regnavtnodnezedteM
edutduoh,dlekahcsegtiuSTEOT
edutlekahcsnadnetkurdegni
kurdneetemniregnavtnodnez
edpoREWOP.raalekahcs
.tkurdegniednoces1etsnimnet
N-1
Page 8
1
BEVESTIGEN VAN DE NiCd-ACCU
2
1 Lijn de twee groeven in de onderste hoeken (binnenkant) van
de accu uit met de geleiders aan de achterzijde van de
3
zendontvanger.
4
5
6
7
8
9
2 Schuif de accu op de achterzijde van de zendontvanger totdat
10
de accu door de ontgrendelpal onderaan de zendontvanger
op zijn plaats wordt vergrendeld.
Geleider
11
12
13
14
15
3 Om de accu los te maken, duwt u de ontgrendelpal omhoog
16
en schuift dan de accu van de zendontvanger af.
17
18
Ontgrendelpal
19
20
21
VOORBEREIDINGEN
OPLADEN VAN DE NiCd-ACCU
Nadat u de NiCd-accu heeft aangebracht, dient u deze op te
laden. Bij de aflevering is de accu niet opgeladen.
1 Controleer of de zendontvanger uitgeschakeld is.
• Tijdens het opladen van de accu moet de zendontvanger
uitgeschakeld zijn.
2 Steek de gelijkstroomstekker van de acculader in de DC IN
aansluiting van de zendontvanger.
3 Steek de netstekker in het stopcontact.
• Het opladen begint. De oplaadtijd is ongeveer 16 uur bij
gebruik van de PB-38 en 15 uur bij gebruik van de PB-39.
4 Nadat 16 uur (PB-38) of 15 uur (PB-39) verstreken zijn, trekt u
de gelijkstroomstekker uit de DC IN aansluiting.
5 Trek de netstekker uit het stopcontact.
◆
◆
DC IN aansluiting
Overschrijding van de voorgeschreven oplaadtijd resulteert in
een kortere levensduur van de NiCd-accu.
De bijgeleverde acculader is uitsluitend bedoeld voor het
opladen van de PB-38 of PB-39 NiCd-accu. Het gebruik van de
acculader voor het opladen van andere accu’s resulteert in
beschadiging van de acculader en de accu.
N-2
Page 9
De onderstaande tabel toont de gemiddelde levensduur van de
accu (in uren) bij hoog, laag en extra laag zendvermogen.
FHVdnaBFHUdnaB
uccA
HLLEHLLE
dCiN93-BP369369
dCiN83-BP5,47014701
Opmerkingen:
◆
Laad de NiCd-accu op bij een omgevingstemperatuur tussen 5°C en
40
°
C. Als de temperatuur lager of hoger is, kan het gebeuren dat de
accu niet volledig wordt opgeladen.
◆
Herhaaldelijk achter elkaar opladen van een volledig of bijna volledig
opgeladen NiCd-accu resulteert in een kortere gebruiksduur van de
accu. Om dit probleem te voorkomen, gebruikt u de accu totdat deze
uitgeput is en laadt hem daarna volledig op.
◆
Als de gebruiksduur van een volledig opgeladen NiCd-accu
aanzienlijk korter is geworden, betekent dit dat de accu versleten is.
Vervang de accu in dit geval door een nieuwe.
BEVESTIGEN VAN DE ANTENNE
Bevestig de bijgeleverde antenne door deze in de aansluiting aan
de bovenzijde van de zendontvanger te schroeven.
BEVESTIGEN VAN DE POLSRIEM/ BROEKRIEM CLIP
Indien gewenst, kunt u de bijgeleverde polsriem en/ of
broekriemclip aan de zendontvanger bevestigen.
Broekriemclip
Polsriem
Om de broekriemclip te verwijderen, trekt u de clip omlaag terwijl
u de lipjes aan beide zijden indrukt.
Om de kabel van een los verkrijgbare luidspreker-microfoon vast
te maken, laat u de kabel eerst via de linker groef van de
zendontvanger lopen, vervolgens monteert u de broekriemclip, en
dan laat u de kabel via de rechter groef lopen.
PC
GPS
PC
GPS
PC
S
P
G
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-3
Page 10
PLAATSEN VAN DE ALKALIBATTERIJEN
Als u een los verkrijgbare BT-11 batterijhouder aanschaft, kunt u
1
het apparaat ook op alkalibatterijen laten werken, wat handig is
wanneer u het apparaat bij kamperen of in andere dergelijke
2
situaties wilt gebruiken.
3
1 Maak de batterijhouder open door op het vergrendellipje te
drukken en dan het deksel te verwijderen.
4
5
6
7
8
9
10
2 Steek vier AA (LR6) alkalibatterijen in de batterijhouder.
11
• Plaats de batterijen met de polariteit (+ en –) zoals
aangegeven in de batterijhouder.
12
13
14
15
16
3 Lijn de twee lipjes van het deksel uit met de bijpassende
17
uitsparingen en druk dan op het deksel totdat het
vergrendellipje vastklikt.
18
19
20
21
Vergrendellipje
Lipje
4 Volg de aanwijzingen in stap 1 t/m 3 van BEVESTIGEN VAN
DE NiCd-ACCU {blz. 2} om de batterijhouder aan de
zendontvanger te bevestigen of ervan los te maken.
◆
Plaats de batterijen niet in een gevaarlijke omgeving in het
apparaat, bijvoorbeeld op een plaats waar vonken een
ontploffing zouden kunnen veroorzaken.
◆
Gooi de oude batterijen nooit in open vuur aangezien de
batterijen als gevolg van de hoge temperatuur kunnen
ontploffen.
Opmerkingen:
◆
Voor een zo lang mogelijke levensduur van de batterijen verdient het
aanbeveling topkwaliteit alkalibatterijen te gebruiken in plaats van
mangaanbatterijen. Gebruik geen in de handel verkrijgbare NiCdbatterijen.
◆
Neem de batterijen uit de batterijhouder als u de zendontvanger
langere tijd niet denkt te gebruiken.
◆
Gebruik niet batterijen van verschillende kwaliteit door elkaar.
◆
Als de batterijen uitgeput raken, moet u alle vier de batterijen tegelijk
door nieuwe vervangen.
De onderstaande tabel toont de gemiddelde levensduur van de
batterijen (in uren) bij hoog, laag en extra laag zendvermogen.
FHVdnaBFHUdnaB
nejirettaB
HLLEHLLE
ilaklA412233412203
N-4
Page 11
AANSLUITEN OP EEN GESTABILISEERDE
VOEDINGSEENHEID
Gebruik de los verkrijgbare PG-2W gelijkstroomkabel om de
zendontvanger op een gestabiliseerde voedingseenheid aan te
sluiten.
1 Schakel de zendontvanger en de voedingseenheid uit
alvorens deze op elkaar aan te sluiten.
2 Sluit de los verkrijgbare PG-2W gelijkstroomkabel op de
voedingseenheid aan; rode draad aansluiten op de (+)
aansluiting en zwarte draad op de (–) aansluiting.
ZwartRood
Zekering
3 Steek de ronde stekker van de gelijkstroomkabel in de DC IN
aansluiting aan de zijkant van de zendontvanger.
Opmerkingen:
◆
Gebruik uitsluitend een door uw officiële KENWOOD dealer
aanbevolen voedingseenheid.
◆
De voedingsspanning moet tussen 5,5 V en 16 V zijn, om
beschadiging aan de zendontvanger te voorkomen. Als de
ingangsspanning meer is dan ongeveer 18 V, klinkt er een alarmtoon
en verschijnt er een waarschuwingsmelding op het display.
Gereguleerde voedingseenheid
DC IN aansluiting
AANSLUITEN OP DE SIGARETTENAANSTEKERBUS IN UW
AUTO
Gebruik de los verkrijgbare PG-3J sigarettenaanstekerkabel om
de zendontvanger op de sigarettenaanstekerbus in uw auto aan
te sluiten.
DC IN aansluiting
Gebruik uitsluitend de los verkrijgbare PG-3J
sigarettenaanstekerkabel wanneer u een externe 24 V
voedingsbron via een DC-DC gelijkstroom-omzetter wilt aansluiten.
Indien in dit geval de PG-2W gelijkstroomkabel wordt gebruikt, kan
brand ontstaan.
DC-DC gelijkstroom-omzetter
24V
24V
24V
Opmerking: Als de ingangsspanning meer is dan ongeveer 18 V, klinkt
er een alarmtoon en verschijnt er een waarschuwingsmelding op het
display .
12V
Sigarettenaanstekerbus
12V
DC-DC gelijkstroom-omzetter
12V
PG-3J
PG-3J
Naar de
sigarettenstekerbus
PG-2W
N-5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 12
UW EERSTE CONTACT (QSO)
1
Door de hiernavolgende 7 stappen te volgen, bent u meteen in de
2
lucht voor uw eerste contact. U kunt dan genieten van de
opwinding die gepaard gaat aan het in gebruik nemen van een
3
nieuwe zendontvanger.
4
1
5
6
7
8
9
2
10
11
12
13
14
15
3
16
17
18
19
20
21
Druk de POWER
schakelaar langer dan
1 seconde in.
Draai de VOL regelaar
naar rechts tot in de
1 1-uur stand.
Druk op [A/B] om band A
of B te kiezen.
4
5
6
7 Herhaal stap 5 en 6 om de communicatie met de
andere zender te vervolgen.
Opmerking: Als de ontvangen signalen erg zwak zijn, houdt u de
[MONI] toets ingedrukt om de signalen beter te kunnen horen. Er
zal dan echter eveneens achtergrondruis hoorbaar zijn.
Druk op [UP]/ [DOWN] of
draai aan de Afstemknop
om op de gewenste
frequentie af te stemmen.
Houd de PTT schakelaar
ingedrukt en spreek met
normale stem in de
microfoon.
Laat de PTT schakelaar los
om op ontvangst over te
schakelen.
N-6
Page 13
BASISBEDIENING
IN/UITSCHAKELEN VAN DE ZENDONTVANGER
1 Druk op de POWER schakelaar (1 s) om de zendontvanger in
te schakelen.
• U hoort twee pieptonen.
2 Druk nogmaals op de POWER schakelaar (1 s) om de
zendontvanger uit te schakelen.
INSTELLEN VAN DE GELUIDSSTERKTE
Draai de VOL regelaar naar rechts om de geluidssterkte te
verhogen en naar links om de geluidssterkte te verlagen.
• Als u geen geluid (achtergrondruis) hoort omdat de squelch
gesloten is, houd dan de [MONI] toets ingedrukt en draai
vervolgens aan de VOL regelaar. Zolang u de [MONI] toets
ingedrukt houdt, hoort u de achtergrondruis.
KIEZEN VAN DE BAND
Druk op [A/B] om band A of B te kiezen.
• De cursor geeft aan welke band gekozen is.
KIEZEN VAN DE FREQUENTIE
Druk op [UP]/ [DOWN] of draai aan de Afstemknop om de
gewenste frequentie te kiezen.
• Houd [UP]/ [DOWN] ingedrukt om het afstembereik continu te
doorlopen.
• Om de frequentie in stappen van 1 MHz te veranderen, drukt u
eerst op [MHz]. Het 1 MHz cijfer begint dan te knipperen. Druk
nogmaals op [MHz] om deze functie weer uit te schakelen.
• U kunt de frequentie ook kiezen door de cijfers van de frequentie
rechtstreeks met de cijfertoetsen in te voeren. Zie
“RECHTSTREEKS INVOEREN VAN DE FREQUENTIE”
{blz. 45}.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-7
Page 14
SQUELCH INSTELLING
Door de squelch juist in te stellen, kunt u de ruis onderdrukken
1
die via de luidspreker hoorbaar wordt wanneer er geen signaal
aanwezig is. Het juiste squelch-niveau hangt af van de heersende
2
ruisomstandigheden. U kunt een verschillend squelch-niveau
3
instellen voor band A en B.
4
5
6
7
8
9
10
11
Het ingestelde squelch-niveau is verkeerd.
12
13
14
15
16
17
18
Geen luidsprekerweergave
19
20
21
Het ingestelde squelch-niveau is correct.
Ruis
(Squelch is open)
Geluid
(Squelch is open)(Squelch is dicht)
1 Druk op [F], [MONI].
• De SQL meter toont het huidige squelch-niveau. De
oorspronkelijke instelling is 2; er zijn 4 segmenten zichtbaar.
2 Druk op [UP]/ [DOWN] om het squelch-niveau in te stellen (er
zijn 6 niveaus).
• Kies het niveau waarbij de achtergrondruis net verdwijnt
wanneer er geen signaal aanwezig is.
• Hoe hoger het niveau dat u kiest, hoe sterker de signalen
moeten zijn om gehoord te worden.
3 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
N-8
Page 15
ZENDEN
1 Als u klaar bent om te gaan zenden, houdt u de PTT
schakelaar ingedrukt en spreekt dan met normale stem in de
microfoon.
• De A of B indicator licht rood op, afhankelijk van de band die u
gekozen heeft.
• De accuspanningsmeter verschijnt en toont de laadtoestand
van de accu/batterijen.
CON
CON
STSTA
9696
PACKETACKET
DUP
BCON
9
7
5
• Als u de microfoon te dicht bij uw mond houdt, of als u te luid
spreekt, is het mogelijk dat het geluid vervormd wordt en het
signaal minder goed verstaanbaar is aan de ontvangstzijde.
2 Laat de PTT schakelaar los als u klaar bent met spreken.
Time-Out Timer (uitschakelklok): Als u de PTT schakelaar langer dan
10 minuten ingedrukt houdt, hoort u een pieptoon en wordt het zenden
gestopt. Laat de PTT schakelaar los en druk hem opnieuw in om het
zenden te hervatten. U kunt deze functie niet uitschakelen.
◆
De aanbevolen werkcyclus van het apparaat is 1 minuut
zenden en 3 minuten ontvangst. Bij langdurig zenden met hoog
vermogen kan de achterzijde van de zendontvanger erg warm
worden.
◆
Als u zendt terwijl de antenne in de buurt van andere
elektronische apparatuur is, kan dit resulteren in interferentie in
de andere apparatuur. Ook kan bij het zenden in de buurt van
een voedingseenheid die niet door KENWOOD is
voorgeschreven, de voedingseenheid een uiterst hoge
spanning afgeven. Deze spanning heeft mogelijk beschadiging
van de zendontvanger tot gevolg en beschadiging van
eventuele andere apparaten die op de voedingseenheid zijn
aangesloten.
Opmerking: Als de ingangsspanning meer is dan ongeveer 18 V, klinkt
er een alarmtoon en verschijnt er een waarschuwingsmelding op het
display .
■ Kiezen van het zendvermogen
Het is verstandig om de laag of extra laag zendvermogen
instelling te kiezen wanneer dit nog een betrouwbare
communicatie toelaat; de batterijen/accu gaan dan namelijk
langer mee. U kunt een verschillende instelling kiezen voor
band A en B.
Druk op [F], [MENU] om hoog zendvermogen
(oorspronkelijke instelling), laag zendvermogen of extra laag
zendvermogen te kiezen.
• De aanduiding “H”, “L” of “EL” (extra laag) verschijnt om de
gekozen instelling aan te geven.
CON
STA
9696
PACKETACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-9
Page 16
1
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
PTT schakelaar
15
16
17
LAMP toets
MONI toets
18
19
20
21
POWER
schakelaar
Cursortoetsen
EERSTE KENNISMAKING
Antenne
Afstemknop
VOL regelaar
Display
MIC aansluiting
Luidspreker/
microfoon
T oetsenpaneel
DC IN aansluiting
Zend/ontvangst-indicator
SP aansluiting
PC aansluiting
GPS
aansluiting
N-10
Page 17
AANDUIDINGEN OP HET DISPLAY
Bovenaan op het display ziet u diverse aanduidingen die
aangeven wat u gekozen heeft.
gnidiudnaA
gaaL
gooH
)NO(
eitcnuf
gnineideb
xelpmiS
SSCTC]F[]F[
nezokegutaW
tfeeh
gaalartxE
negomrevdnez
negomrevdnez
negomrevdnez
eitcnuf-tekcaP]CNT[]CNT[
-nocaebSRPA
xelpud-gidelloV
ehcsitamotuA
eitcnufelortnoC
-regnavtnodneZ
gnilednergrev
eitcnufnooT]F[]F[
nerelunna
]F[]F[
]F[]F[ ,]UNEM[]UNEM[
]F[
]F[]F[
]F[]F[ ,]UNEM[]UNEM[
]F[
dlekahcsegniCNT
]F[]F[ ,]3[]3[
]F[
]F[]F[ ,]1[]1[
]F[
]UNEM[]UNEM[pomo
]UNEM[
nelekahcsetrevo
]UNEM[]UNEM[,]F[]F[
]F[]F[ ,
]UNEM[
]UNEM[]UNEM[
]UNEM[]UNEM[goohpomo
]UNEM[
gnilletsni
]CNT[]CNT[
]CNT[]CNT[,]CNT[]CNT[
]CNT[
]CNT[]CNT[45
]CNT[
]NOCB[]NOCB[
]NOCB[]NOCB[47
]NOCB[
]PUD[]PUD[
]PUD[]PUD[55
]PUD[
]VER[]VER[
]VER[]VER[42
]VER[
)s1(]F[)s1(]F[
)s1(]F[)s1(]F[05
)s1(]F[
]3[]3[04
]3[
]1[]1[22
]1[
]F[
nelekahcs
ekjileknorpsroO
]CNT[]CNT[45
]CNT[
gnidiudnaA
tkurdegnieidnesteoT
eiZ
etmonedrowneteom
.zlb
negomrevdnezgooh
9
9
etrevonegomrevdnez
9
dnats
1
Alleen TH-D7E
9
7
5
Deze aanduiding geeft de sterkte van de ontvangen signalen aan.
Tijdens zenden wordt de laadtoestand van de accu/batterijen
aangegeven.
Opmerking: Als gevolg van elektromagnetische velden, zoals de velden
die veroorzaakt worden door statische elektriciteit, kan het gebeuren dat
het display vreemd werkt. Meestal zal de normale werking van het
display echter weer binnen een paar minuten hersteld worden.
nezokegutaW
tfeeh
]F[]F[
]F[]F[ ,]zHM[]zHM[
]zHM[]zHM[,]F[]F[
]F[
gniviuhcsrevdneZ
gnithcir-sulpni
gnithcir-nimni
gnithcir-nimni
1
)zHM6,7–(
eitcnuflessiwmO]VER[]VER[
eitcnufeitnetta
naalsrevo
)tuokcoL(
-eitceleseitcnuF
]F[]F[
]F[]F[ ,]zHM[]zHM[
]F[
]F[]F[
]F[]F[ ,]zHM[]zHM[
]F[
gniviuhcsrevdneZ
]F[]F[
]F[]F[ ,]zHM[]zHM[
]F[
gniviuhcsrevdneZ
]F[]F[
]F[]F[ ,]zHM[]zHM[
]F[
]VER[]VER[42
]VER[
-tsgnavtnolaangiS
]F[]F[
]F[]F[ ,]TNE[]TNE[
]F[
laanaknegueheG
]F[]F[
]F[]F[ ,]0[]0[
]0[]0[63
]F[
]0[
]CSE[]CSE[
]CSE[]CSE[31
]CSE[
]F[]F[ ,]zHM[]zHM[
]zHM[
]F[
]zHM[]zHM[)
]zHM[
]zHM[]zHM[
]zHM[
]zHM[]zHM[)
]zHM[
]zHM[]zHM[12
]zHM[
]TNE[]TNE[74
]TNE[
tkurdegnieidnesteoT
etmonedrowneteom
nerelunna
]zHM[]zHM[
]zHM[
slaamgon:E7D-HT(
slaamgon:E7D-HT(
1
eiZ
2
.zlb
3
12
4
5
12
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-11
Page 18
CURSORTOETSEN
De zendontvanger heeft vier cursortoetsen die het mogelijk
1
maken om de meeste functies met één hand in te stellen.
2
3
4
5
6
UP/ DWN toetsen
7
De UP/ DWN toetsen hebben dezelfde functie als de
Afstemknop. Met deze toetsen kunt de frequentie veranderen,
8
geheugenkanalen kiezen en andere instellingen maken,
afhankelijk van de zendontvangerfunctie die is ingeschakeld.
9
Opmerking: U kunt in plaats van de UP/ DWN toetsen altijd de
10
Afstemknop gebruiken. In deze handleiding wordt het gebruik van de
Afstemknop niet steeds vermeld, om de aanwijzingen eenvoudig te
11
houden.
12
OK toets
13
Druk op deze toets om door te gaan naar de volgende stap of om
de procedure af te sluiten bij het maken van functieselectie-
14
instellingen, menu-instellingen e.d.
15
ESC toets
16
Druk op deze toets om terug te gaan naar de vorige stap of om
de procedure tussentijds te onderbreken bij het maken van
In deze handleiding worden de banden die bij “
worden opgeroepen, aangeduid als band A en band B. De
oorspronkelijke instelling voor band A is VHF (144 MHz) en de
oorspronkelijke instelling voor band B is UHF. Voor band A kunt u
ook een 1 18 MHz subband oproepen (alleen TH-D7A). Voor band
B kunt u ook een VHF (144 MHz) subband oproepen.
Deze zendontvanger kan gelijktijdig op twee banden (A en B)
ontvangen. U kunt bijvoorbeeld packet-data via een bepaalde
VHF frequentie ontvangen terwijl u audio via een andere VHF
frequentie ontvangt. Om te zenden, moet u een van beide
banden kiezen. “
” geeft de huidige data-band aan {blz. 55}.
Zie het onderstaande schema voor het selecteren en oproepen
van de gewenste band.
Opmerkingen:
◆
Wanneer de geheugen-oproepfunctie is ingeschakeld, kunt u geen
andere band oproepen door indrukken van [F], [A/B]. U dient eerst
op [VFO] te drukken om de VFO frequentiekeuze te selecteren.
◆
De 118 MHz band kan niet gebruikt worden om te zenden.
” en “ ”
Alleen TH-D7A
N-12
Page 19
BASISFUNCTIES
In dit hoofdstuk worden de basisfuncties (modes) beschreven die
u het meest zult gebruiken.
VFO frequentiekeuze
Druk op [VFO] om de VFO frequentiekeuze in te schakelen. U
kunt dan de actieve frequentie kiezen door op [UP]/ [DWN] te
drukken of door de cijfers van de frequentie rechtstreeks met de
cijfertoetsen in te voeren {blz. 45}.
Geheugen-oproepfunctie
Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te schakelen. U
kunt dan het gewenste geheugenkanaal kiezen door op
[UP]/ [DWN] te drukken of door de cijfers van het
geheugenkanaalnummer rechtstreeks met de cijfertoetsen in te
voeren {blz. 28}. Zie “GEHEUGENKANALEN” {blz. 26} voor
nadere bijzonderheden.
Functieselectie- mode
Druk op [F] om deze mode in te schakelen. U kunt dan de F–1
t/m F–8 functies (met uitzondering van F–6) kiezen door op
[UP]/ [DWN] te drukken; voor toegang tot F–6, moet u eerst de
1 18 MHz band kiezen {blz. 51}. Nadat u de gewenste functie
heeft gekozen, drukt u op [OK] en dan op [UP]/ [DWN] om de
parameter in te stellen. Druk tot slot op [OK] om de procedure af
te sluiten. F–0 en F–9 kunt u selecteren nadat u een
geheugenkanaal heeft opgeroepen. Op de TH-D7E is F–6 niet
beschikbaar.
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
De bovenstaande bediening kan ook worden uitgevoerd door op
[F], [0] – [9] te drukken; dit is een stuk eenvoudiger. Door
bijvoorbeeld op [F], [1] te drukken schakelt u de toonfunctie in of
uit. Deze methode wordt beschreven in de van toepassing zijnde
paragrafen van deze gebruiksaanwijzing.
Menufunctie
Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen. U kunt dan
het gewenste menu-nummer kiezen door op [UP]/ [DWN] en
[OK] te drukken of door de cijfers van het menu-nummer
rechtstreeks met de cijfertoetsen in te voeren. Zie “MENUINSTELLINGEN” {blz. 16} voor nadere bijzonderheden.
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-13
Page 20
Volledig- duplex bediening
Druk op [DUP] om deze functie in te schakelen. De
1
zendontvanger kan in deze stand gelijktijdig signalen zenden en
ontvangen. Dit betekent dat u bijvoorbeeld geluid kunt uitzenden
2
op de huidige band terwijl u packet-data ontvangt op een andere
band. Zie “VOLLEDIG-DUPLEX BEDIENING” {blz. 55} voor
3
nadere bijzonderheden.
4
5
6
7
8
Packet-functie
9
Druk tweemaal op [TNC] om deze functie in te schakelen. U kunt
dan vanaf een aangesloten personal computer opdrachten sturen
10
naar de ingebouwde TNC {blz. 54}.
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-14
Page 21
RECHTSTREEKS INVOEREN VAN NUM M ERS M ET DE
CIJFERTOETSEN
Met de cijfertoetsen kunt u diverse nummers rechtstreeks
invoeren, overeenkomstig de functie die op de zendontvanger is
ingeschakeld.
Wanneer de VFO of geheugen-oproepfunctie is ingeschakeld,
kunt u met de cijfertoetsen de frequentie {blz. 45} of het
geheugenkanaalnummer {blz. 28} invoeren. Druk eerst op [ENT].
Wanneer de menufunctie is ingeschakeld, gebruikt u de
cijfertoetsen om het menu-nummer te kiezen. Als u bijvoorbeeld
op [1], [4], [1] drukt, wordt menu-nummer 1–4–1 (DA TA BAND)
ingesteld.
Om handmatig een DTMF nummer te zenden, houdt u de PTT
schakelaar ingedrukt en toetst dan gelijktijdig met de cijfertoetsen
het gewenste nummer in {blz. 41}.
Ook kan met de toetsen op het toetsenpaneel een
geheugenkanaalnaam {blz. 29 en 42}, een inschakel-begroeting
{blz. 50} of andere reeks tekens worden ingevoerd. Bij meerdere
malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er omgeschakeld
tussen het invoeren van A, B, C, a, b, c en 2. Druk op [DUAL]
voor een 0 of spatie. Druk op [ENT] om een van de speciale
ASCII tekens te kiezen.
De onderstaande speciale tekens zijn beschikbaar:
?!’ .,–/&#
()<>;:"@
Opmerking: Bij indrukken van [UP]/ [DWN] zijn nog meer speciale
ASCII tekens beschikbaar.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-15
Page 22
MENU-INSTELLINGEN
1
Het menusysteem van deze zendontvanger bestaat uit drie
2
niveaus.
3
Niveau 11 2
4
Niveau 2 1234 51
Niveau 37
5
6
TOEGANG TOT DE MENU’S
7
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
8
1212123412123456
Menu 1–3–1
• Het huidige Niveau 1 nummer knippert.
9
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
10
7
5
BCONBCON
9
11
12
13
2 Druk op [UP]/ [DWN] om het gewenste Niveau 1 nummer te
14
15
16
kiezen.
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
17
18
19
20
21
234
3 Druk op [OK].
• Het huidige Niveau 2 nummer knippert.
4 Druk op [UP]/ [DWN] om het gewenste Niveau 2 nummer te
kiezen.
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
• Druk op [ESC] om terug te keren naar Niveau 1.
• Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
5 Druk op [OK].
6 Bij menu 1–1 t/m 1–5 herhaalt u de stap 4 en 5 om het
Niveau 3 nummer te kiezen.
7 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste instelling te maken.
• De procedure in deze stap verschilt afhankelijk van het menunummer dat u gekozen heeft. Zie de van toepassing zijnde
paragrafen in deze gebruiksaanwijzing.
8 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
9 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
Na het indrukken van [MENU] in stap 1, kunt u ook met de
cijfertoetsen rechtstreeks het gewenste menu-nummer intoetsen.
Als u bijvoorbeeld op [1], [4], [1] drukt, wordt menu-nummer
1–4–1 (DA TA BAND) gekozen. Deze methode wordt beschreven
in de van toepassing zijnde paragrafen van deze
gebruiksaanwijzing.
Bedieningsstappen voor het programmeren van de
frequentieverschuiving
Kies de band.
Kies de ontvangstfrequentie.
Kies de verschuivingsrichting.
Kies de verschuivingswaarde.
(Dit is alleen nodig wanneer u een oddsplit frequentiepaar wilt programmeren.)
Schakel de toonfunctie in.
(Indien nodig)
Kies een toonfrequentie.
(Indien nodig)
Wanneer u de bovenstaande gegevens in een geheugenkanaal
vastlegt, hoeft u deze niet telkens opnieuw te programmeren. Zie
“GEHEUGENKANALEN” {blz. 26}.
N-20
Page 27
PROGRAMM EREN VAN DE FREQUENTIEVERSCHUIVING
Kies eerst band A of band B door op [A/B] te drukken. Druk
vervolgens, indien nodig, op [F], [A/B] om een subband op te
roepen.
■ Kiezen van de verschuivingsrichting
Volg de onderstaande aanwijzingen om in te stellen of u de
zendfrequentie een bepaalde vaste waarde hoger (+) of lager
(–) wilt maken dan de ontvangstfrequentie.
Druk op [F], [MHz] om de verschuivingsrichting te
veranderen.
• “+” of “–” verschijnt op het display om de ingestelde
verschuivingsrichting aan te geven.
CON
CON
STSTA
9696
PACKETACKET
DUP
BCON
9
7
5
• Om de –7,6 MHz frequentieverschuiving op de TH-D7E te
programmeren (alleen UHF), drukt u herhaaldelijk op [F],
[MHz] totdat “
Als de verschuiving zo gekozen wordt dat de zendfrequentie
buiten het afstembereik valt, zal het zenden onmogelijk zijn.
Gebruik een van de volgende methoden om de
zendfrequentie binnen het beschikbare bereik te brengen:
• Aanpassing van de ontvangstfrequentie, dichter naar het
midden van het afstembereik.
• Omkeren van de richting van de verschuiving.
Opmerking: De verschuivingsrichting kan niet worden veranderd bij
gebruik van een odd-split geheugenkanaal (gescheiden frequenties)
of tijdens zenden.
” verschijnt.
■ Kiezen van de waarde voor de frequentieverschuiving
Indien u toegang wenst tot een repeater die een odd-split
frequentiepaar vereist, verandert u de hoeveelheid van de
frequentieverschuiving overeenkomstig de vereisten van de
repeater. De oorspronkelijke instelling voor de VHF band is
600 kHz, ongeacht de modelversie; de oorspronkelijke
instelling voor de UHF band is 5 MHz (TH-D7A) of 1,6 MHz
(TH-D7E).
1 Druk op [F], [5] om “F–5 (OFFSET)” te kiezen.
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
2 Druk op [UP]/ [DWN] en kies de gewenste hoeveelheid
voor de frequentieverschuiving.
• Het instelbereik loopt van 0,00 MHz tot 29,95 MHz, in
stappen van 50 kHz.
3 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
Alleen TH-D7E: Als u “ ” heeft gekozen voor de
verschuivingsrichting, kunt u de instelling voor de hoeveelheid
(7,6 MHz) niet veranderen.
Opmerking: Nadat u de waarde van de frequentieverschuiving
veranderd heeft, geldt de nieuwe instelling tevens voor de
Automatische Frequentieverschuiving voor Repeater-T oepassingen.
Druk op [F], [1] om de toonfunctie beurtelings in en uit te
1
schakelen.
2
3
4
• De letter “
” verschijnt als de toonfunctie wordt ingeschakeld.
CON
CON
STSTA
9696
PACKETACKET
DUP
BCON
9
7
5
5
6
Opmerking: U kunt de toonfunctie en de CTCSS functie niet tegelijk
7
gebruiken. Als u de toonfunctie inschakelt nadat u de CTCSS
geactiveerd heeft, zal de CTCSS uitgeschakeld worden.
8
Alleen TH-D7E: Als u contact wilt maken met een repeater die een
9
1750 Hz toonfrequentie vereist, hoeft u de toonfunctie niet in te
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
schakelen. Ongeacht de selectie die u maakt, zal de zendontvanger
een 1750 Hz toon uitzenden als u enkel op [CALL] drukt zonder de
PTT schakelaar in te drukken.
■ Kiezen van de toonfrequentie
1 Druk op [F], [2] om “F–2 (TONE FREQ)” te kiezen.
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
N-22
2 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste toonfrequentie in
te stellen.
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
3 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
Alleen TH-D7E: Om een 1750 Hz toon uit te zenden, drukt u enkel
op [CALL] zonder de PTT schakelaar in te drukken. Laat [CALL] los
om te stoppen met het uitzenden van de toon. U kunt de
zendontvanger ook nog 2 seconden in de zend-stand laten staan,
nadat [CALL] is losgelaten; de 1750 Hz toon wordt echter niet
continu uitgezonden. Roep hiervoor menu-nummer 1–5–6 (1750 Hz
HOLD) op en stel in op “ON”.
Page 29
AUTOMATISCHE FREQUENTIEVERSCHUIVING VOOR
REPEATER-TOEPASSINGEN
Bij gebruik van deze functie wordt automatisch de
verschuivingsrichting gekozen, overeenkomstig de frequentie die
u op de VHF band kiest. Zie de onderstaande tabel voor de
verschuivingsrichtingen die in de zendontvanger zijn
voorgeprogrammeerd. Neem contact op met de organisatie voor
amateurzenders voor informatie omtrent de meest recente bandtoewijzing.
Modell en voor de V.S. en Canada
De zendverschuiving is voorgeprogrammeerd volgens de
richtlijnen van het standaard ARRL Band Plan.
144,0 145,5 146,4 147,0 147,6
145,1 146,0 146,6 147,4 148,0 MHz
––
+
SS
S: Simplex
Modell en voor Europa
144,0
S
S: Simplex
Opmerking: De automatische frequentieverschuiving werkt niet
wanneer de omwisselfunctie is ingeschakeld. Indien u echter op [REV]
drukt nadat de automatische frequentieverschuivingsfunctie een
bepaalde frequentieverschuiving (gescheiden frequenties) heeft gekozen,
zullen de ontvangst- en zendfrequenties worden omgewisseld.
S
+
–
–
S
146,0 MHz145,8145,6
S
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Druk op [1], [5], [1] om “1–5–1 (AUTO OFFSET)” te kiezen.
3 Druk op [UP]/ [DWN] om de functie in te schakelen
(oorspronkelijke instelling) of uit te schakelen.
4 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
5 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-23
Page 30
OMWISSELEN VAN DE ZEND-/ONTVANGSTFREQUENTIE
STSTA
CON
CON
PACKETACKET
9696
BCON
DUP
9
7
5
Nadat u een aparte ontvangst- en zendfrequentie heeft ingesteld,
1
kunt u de omwisselfunctie gebruiken om deze frequenties om te
wisselen. Dit biedt de mogelijkheid om tijdens het gebruik van een
2
repeater, de sterkte te controleren van het signaal dat u rechtstreeks
3
vanaf de andere zender ontvangt. Als het signaal van de andere
zender sterk genoeg is, verdient het aanbeveling over te gaan op
4
een simplexfrequentie en zodoende de repeater vrij te maken.
5
6
144,725 MHz
7
8
9
TX: 144,725 MHz TX: 144,725 MHz
10
RX: 145,325 MHz RX: 145,325 MHz
11
Druk op [REV] om de omwisselfunctie beurtelings in en uit te schakelen.
• De letter “R” verschijnt op het display wanneer de functie wordt
12
ingeschakeld.
13
14
15
16
Opmerkingen:
◆
17
18
19
20
21
Als bij indrukken van de [REV] toets de zendfrequentie buiten het
toegestane zendbereik terechtkomt, hoort u een
waarschuwingspieptoon wanneer de PTT schakelaar wordt ingedrukt
en wordt er niet op zenden overgeschakeld.
◆
Als bij indrukken van de [REV] toets de ontvangstfrequentie buiten
het toegestane ontvangstbereik terechtkomt, hoort u een
waarschuwingspieptoon en worden de frequenties niet omgewisseld.
◆
De automatische frequentieverschuiving voor repeater-toepassingen
is niet beschikbaar wanneer de omwisselfunctie is ingeschakeld.
◆
De omwisselfunctie kan niet tijdens zenden in- of uitgeschakeld worden.
Bij gebruik van een repeater controleert de ASC regelmatig de
sterkte van het signaal dat rechtstreeks vanaf de andere zender
wordt ontvangen. Als de signaalsterkte voldoende is voor
rechtstreekse communicatie zonder gebruik van de repeater,
begint op het display de ASC aanduiding te knipperen.
Druk op [REV] (1 s) om de functie in te schakelen.
” verschijnt wanneer de functie wordt ingeschakeld.
• “
• De ASC aanduiding knippert om u erop attent te maken dat
rechtstreekse communicatie mogelijk is.
• Druk even kort op [REV] om de functie uit te schakelen.
Opmerkingen:
◆
Bij indrukken van de PTT schakelaar stopt de ASC aanduiding met
knipperen.
◆
De ASC functie werkt niet als de zend- en ontvangstfrequenties
hetzelfde zijn (simplex bediening)
◆
De ASC functie werkt niet tijdens scannen.
◆
Als de ASC wordt ingeschakeld terwijl de omwisselfunctie in gebruik
is, wordt de omwisselfunctie uitgeschakeld.
◆
Als u een geheugenkanaal of het “Call” kanaal oproept waarbij de
omwisselfunctie is ingeschakeld, zal de ASC functie worden
uitgeschakeld.
◆
Wanneer de ASC is ingeschakeld, wordt het geluid dat ontvangen
wordt iedere 3 seconden even onderbroken.
Page 31
TOONFREQUENTIE-IDENTIFICATIE
Bij gebruik van deze functie worden automatisch alle
toonfrequenties doorlopen, om de toonfrequentie van het
ontvangen signaal te bepalen. U kunt deze functie bijvoorbeeld
inschakelen als u de toonfrequentie wilt weten die vereist is voor
toegang tot uw plaatselijke repeater.
1 Druk op [F], [2] (1 s) om de functie te activeren.
• De toonfunctie wordt ingeschakeld.
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
• Als u in de functieselectie-mode “F–2 (TONE FREQ)” oproept
met behulp van de [UP]/ [DWN] toets, drukt u op [OK] (1 s)
om de toonfrequentie-identificatiefunctie te activeren.
• Om de zoekrichting om te keren, drukt u op [UP] (zoeken in
opwaartse richting) of [DWN] (zoeken in neerwaartse richting).
• Druk op [ESC] om de functie uit te schakelen.
• Wanneer de toonfrequentie gevonden wordt, verschijnt deze
knipperend op het display.
2 Druk op [OK] om de ingestelde toonfrequentie te vervangen
door de gevonden toonfrequentie.
• De vorige frequentie-aanduiding verschijnt weer op het display
en de toonfunctie blijft ingeschakeld. Indien gewenst, drukt u
op [F], [1] om de toonfunctie uit te schakelen.
• Druk op [ESC] als u de gevonden toonfrequentie niet wilt
programmeren.
• Druk op [UP]/ [DWN] terwijl de gevonden toonfrequentie
knippert, om het doorlopen van de toonfrequenties te
hervatten.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-25
Page 32
1
In de geheugenkanalen kunt u de frequenties en de bijbehorende
2
gegevens vastleggen die u vaak gebruikt. U hoeft deze informatie
dan niet meer telkens opnieuw te programmeren. Nadat u de
3
gegevens heeft vastgelegd, kunt u deze op eenvoudige wijze uit
de geheugenkanalen oproepen. Er zijn in totaal 200
4
geheugenkanalen voor band A en B.
5
SIM PLEX & REPEATER OF ODD-SPLIT GEHEUGENKANAAL?
6
U kunt ieder geheugenkanaal gebruiken als een simplex &
7
repeater kanaal of een odd-split kanaal. Bij gebruik als een
8
simplex & repeater kanaal legt u één frequentie in het kanaal vast
en bij gebruik als een odd-split kanaal legt u twee afzonderlijke
9
frequenties in het kanaal vast. Hieronder ziet u de toepassingen
van beide soorten geheugenkanalen.
10
Simplex & Repeater kanalen zijn geschikt voor:
11
• Simplexfrequentie communicatie
12
• Communicatie met repeaters die een standaard
frequentieverschuiving hebben
13
(In dit geval voert u een verschuivingsrichting in.)
Odd-split kanalen zijn geschikt voor:
14
• Communicatie met repeaters die een niet-standaard
15
frequentieverschuiving hebben
16
Opmerkingen:
◆
17
18
19
Bij het vastleggen van nieuwe gegevens in de geheugenkanalen
worden eventuele reeds aanwezige gegevens overschreven.
◆
Als u een geheugenkanaal heeft opgeroepen op de andere band
(A of B) als de huidige band, kunt u niet hetzelfde kanaal op de
huidige band kiezen voor het programmeren van gegevens.
20
21
GEHEUGENKANALEN
In de geheugenkanalen kunnen de onderstaande gegevens
worden vastgelegd:
Ja:Kan in het geheugen worden vastgelegd.
NVT: Niet van toepassing.
retemaraP
eitneuqerftsgnavtnO
eitneuqerfdneZaJ
&xelpmiS
retaepeR
aJ
eitneuqerfnooTaJaJ
naAeitcnufnooTaJaJ
eitneuqerfSSCTCaJaJ
naASSCTCaJaJ
gnithcirsgniviuhcsreVaJTVN
navedraaW
gniviuhcsreveitneuqerf
aJTVN
naAeitcnuflessiwmOaJTVN
patseitneuqerfnavettoorGaJaJ
)tuokcoL(
naalsrevolaanaknegueheG
aJaJ
laanakneguehegnavmaaNaJaJ
)A7D-HTneella(
edomMF/MAnaveitceleS
aJaJ
tilps-ddO
aJ
N-26
Page 33
VASTLEGGEN VAN SIMPLEXFREQUENTIES OF STANDAARD
REPEATERFREQUENTIES
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [VFO].
3 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste frequentie te kiezen.
• U kunt de cijfers van de frequentie ook rechtstreeks invoeren
met behulp van de cijfertoetsen. Zie blz. 45.
4 Als u een standaard repeaterfrequentie instelt, dient u de
volgende gegevens in te voeren:
• Richting van de frequentieverschuiving {blz. 21}
• Toonfunctie Aan, indien nodig {blz. 22}
• Toonfrequentie, indien nodig {blz. 22}
Als u een simplexfrequentie instelt, kunt u andere verband
houdende instellingen maken (CTCSS Aan, CTCSS
frequentie, etc.).
5 Druk op [F], [MR].
• Er verschijnt een geheugenkanaalnummer en dit nummer
knippert.
” betekent dat het huidige geheugenkanaal leeg is; “ ”
•“
betekent dat het geheugenkanaal reeds gegevens bevat.
CON
CON
STSTA
9696
PACKETACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
6 Druk op [UP]/ [DWN] om het gewenste geheugenkanaal te
kiezen.
7 Druk op [OK].
VASTLEGGEN VAN ODD-SPLIT REPEATERFREQUENTIES
Sommige repeaters gebruiken een ontvangst- en zendfrequentie
combinatie met een niet-standaard frequentieverschuiving.
Wanneer u twee afzonderlijke frequenties in één geheugenkanaal
vastlegt, kunt u contact leggen met deze repeaters zonder dat u
de frequentieverschuivingswaarde en de richting programmeert.
1 Leg de gewenste ontvangstfrequentie en de bijbehorende
gegevens in het geheugenkanaal vast door de aanwijzingen
voor simplex of standaard repeaterfrequenties te volgen.
2 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste zendfrequentie te
kiezen.
3 Druk op [F], [MR].
4 Kies met [UP]/ [DWN] het geheugenkanaal dat u in stap 1
heeft gekozen.
5 Druk op [PTT]+[OK].
• De zendfrequentie wordt in het geheugenkanaal vastgelegd.
Opmerkingen:
◆
Als een odd-split geheugenkanaal wordt opgeroepen, verschijnen “+”
en “–” op het display. Druk op [REV] om de zendfrequentie te
controleren.
◆
De zendverschuiving-status en omwisselfunctie-status worden niet in
het odd-split geheugenkanaal vastgelegd.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-27
Page 34
OPROEPEN VAN GEGEVENS UIT DE GEHEUGENKANALEN
1 Kies de gewenste band.
1
2 Druk op [MR] om de geheugen-oproepfunctie in te schakelen.
2
• Het laatst gebruikte geheugenkanaal wordt ingesteld.
3
4
5
6
7
3 Druk op [UP]/ [DWN] om het gewenste geheugenkanaal te
kiezen.
8
• Lege geheugenkanalen kunnen niet worden opgeroepen.
9
• Druk op [VFO] om over te schakelen op VFO
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
frequentiekeuze.
U kunt het geheugenkanaal ook kiezen door rechtstreeks het
geheugenkanaalnummer met de cijfertoetsen in te voeren.
Schakel de geheugen-oproepfunctie in, druk dan op [ENT] en
voer vervolgens het kanaalnummer in. Om bijvoorbeeld kanaal 3
op te roepen, drukt u op [ENT], [0], [0], [3].
Opmerkingen:
◆
Als een odd-split geheugenkanaal wordt opgeroepen, verschijnen “+”
en “–” op het display. Druk op [REV] om de zendfrequentie te zien.
◆
Nadat u een geheugenkanaal heeft opgeroepen, kunt u de gegevens
die in het kanaal zijn vastgelegd, zoals de toonfunctie en de CTCSS,
wijzigen. De nieuwe instellingen komen echter te vervallen wanneer
u een ander kanaal kiest of als u de VFO frequentiekeuze inschakelt.
Om de instellingen permanent vast te leggen, dient u de inhoud van
het kanaal te overschrijven {blz. 27}.
WISSEN VAN GEGEVENS UIT DE GEHEUGENKANALEN
Gebruik de volgende procedure om de gegevens die in een
bepaald geheugenkanaal zijn vastgelegd te wissen. Door een
Volledige Reset {blz. 32} uit te voeren, kunt u op snelle wijze de
inhoud van alle geheugenkanalen wissen.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2 Schakel de zendontvanger uit.
3 Druk op [MR]+ POWER ON.
• Er verschijnt een bevestigingsmelding.
• Druk op [ESC] als u besluit om de gegevens niet te wissen.
4 Druk nogmaals op [MR].
• De inhoud van het gekozen geheugenkanaal wordt gewist.
Opmerking: Als u een geheugenkanaal heeft opgeroepen op de andere
band (A of B) als de huidige band, kunt u niet hetzelfde kanaal op de
huidige band kiezen om de gegevens ervan te wissen.
N-28
Page 35
BENAMING VAN DE GEHEUGENKANALEN
U kunt de geheugenkanalen van een naam voorzien die bestaat
uit maximaal 8 alfanumerieke tekens. Wanneer u een
geheugenkanaal oproept waaraan u een naam heeft gegeven,
verschijnt de naam van het kanaal op het display in plaats van de
vastgelegde frequentie. De naam kan bijvoorbeeld een
plaatsnaam zijn, de naam van een persoon, repeater,
zendercode, etc.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2 Druk op [F], [9] om “F–9 (MEMORY NAME)” te kiezen.
• Het eerste vakje knippert.
3 Druk op [UP]/ [DWN] om het eerste teken te kiezen.
• U kunt alfanumerieke tekens en speciale tekens uit de ASCII
set invoeren.
4 Druk op [OK].
• De cursor verschuift naar het volgende vakje.
5 Herhaal stap 3 en 4 om in totaal 8 tekens in te voeren.
• Bij indrukken van [OK] na het kiezen van het 8ste teken, is het
invoeren van de naam voltooid.
• Als u minder dan 8 tekens wilt invoeren, drukt u tweemaal op
[OK] nadat u het laatste teken gekozen heeft.
• Bij iedere druk op [ESC] gaat de cursor een plaats terug.
• Bij indrukken van [A/B] wordt het teken gewist op de plaats
van de cursor.
Wanneer u de geheugenkanalen van namen heeft voorzien, kunt
u met de [MN<->f] toets omschakelen tussen de naam/
frequentie-aanduiding van de kanalen.
In stap 3 kunnen ook de toetsen op het toetsenpaneel gebruikt
worden voor het invoeren van de alfanumerieke tekens. Bij
meerdere malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er
omgeschakeld tussen het invoeren van A, B, C, a, b, c en 2. Druk
op [DUAL] voor een 0 of spatie. Druk op [ENT] om een van de
speciale ASCII tekens te kiezen.
Opmerkingen:
◆
U kunt ook de programma-scan kanalen {blz. 37} en de DTMF
kanalen {blz. 42} een naam geven, maar u kunt niet het “Call”
oproepkanaal {blz. 30} van een naam voorzien.
◆
Er kan alleen een naam worden toegewezen aan de
geheugenkanalen waarin frequenties en bijbehorende gegevens zijn
vastgelegd.
◆
De vastgelegde namen kunnen overschreven worden door stap 1 t/m
5 opnieuw uit te voeren.
◆
De vastgelegde namen worden ook gewist wanneer de
geheugenkanalen gewist worden.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-29
Page 36
“CALL” OPROEPKANAAL (ALLEEN TH-D7A)
Het “Call” oproepkanaal is altijd vlot beschikbaar, ongeacht welke
1
functie van de zendontvanger is ingeschakeld. Het zou een goed
idee kunnen zijn om dit oproepkanaal op groepsbasis als een
2
speciaal kanaal te gebruiken, alleen voor de meest urgente
3
boodschappen. In dat geval zal de Call/VFO scan {blz. 38} ook
goed van pas komen.
4
In het oproepkanaal is oorspronkelijk 144,000 MHz voor de VHF
5
band en 440,000 MHz voor de UHF band vastgelegd. Het
oproepkanaal kan opnieuw geprogrammeerd worden als een
6
simplex & repeater kanaal of als een odd-split kanaal.
7
Opmerking: U kunt de inhoud van het oproepkanaal niet wissen, in
tegenstelling tot de inhoud van de kanalen 0 t/m 199.
8
■ Inschakelen van het oproepkanaal
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [CALL] om de inhoud van het oproepkanaal te
verkrijgen.
• De letter “C” verschijnt.
• Als u [CALL] nogmaals indrukt, keert de zendontvanger
terug naar de eerdere bedieningsstand.
■ Wijzigen van de inhoud van het oproepkanaal
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [VFO].
3 Kies de gewenste frequentie en de bijbehorende
gegevens (Toon, CTCSS etc.).
• Als u het oproepkanaal als een odd-split kanaal
programmeert, kies dan nu de ontvangstfrequentie.
4 Druk op [F], [CALL].
• De gekozen frequentie en de bijbehorende gegevens
worden in het oproepkanaal vastgelegd.
• De zendontvanger keert terug naar de eerdere
bedieningsstand.
Volg de onderstaande aanwijzingen als u tevens een
zendfrequentie wilt vastleggen.
5 Kies de gewenste zendfrequentie.
6 Druk op [F].
7 Druk op [PTT]+[CALL].
• De gekozen zendfrequentie wordt in het oproepkanaal
vastgelegd en de zendontvanger keert terug naar de
eerdere bedieningsstand.
Opmerkingen:
◆
De zendverschuiving-status en omwisselfunctie-status worden
niet in een odd-split oproepkanaal vastgelegd.
◆
Wilt u andere gegevens dan frequenties vastleggen, kies deze
gegevens dan in stap 3 en niet in stap 5.
N-30
Page 37
GEGEVENSOVERDRACHT GEHEUGEN-NAAR-VFO
Wanneer u wilt zoeken naar een andere zender of een duidelijke
frequentie in de nabijheid van de geheugenkanaal-frequentie of
de oproepkanaal-frequentie, kunt u deze functie gebruiken om de
gegevens uit het geheugenkanaal of het oproepkanaal over te
brengen naar de VFO, waarna u de gewenste frequentie kunt
opzoeken.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal of het “Call”
oproepkanaal op.
2 Druk op [F], [VFO].
• Alle gegevens uit het gekozen geheugenkanaal of het
oproepkanaal worden overgebracht naar de VFO.
Opmerkingen:
◆
Bij deze gegevensoverdracht wordt de aparte zendfrequentie van
een odd-split geheugenkanaal of een odd-split oproepkanaal niet
naar de VFO overgebracht. Om de zendfrequentie over te brengen,
drukt u op [REV] en vervolgens op [F], [VFO].
◆
De overslaan-instelling (Lockout) en de kanaalnaam worden niet
gekopieerd bij gegevensoverdracht van een geheugenkanaal naar de
VFO.
◆
Als u in stap 1 het “Call” oproepkanaal kiest, hoeft u slechts op
[UP]/ [DWN]
de VFO. De frequentie zal tevens één stap veranderen.
te drukken voor het overbrengen van de gegevens naar
AANGEVEN VAN DE GEHEUGENKANAALNUMMERS
Wanneer de aanduidingsfunctie voor de
geheugenkanaalnummers is ingeschakeld, toont de
zendontvanger enkel de geheugenkanaalnummers (of de
geheugenkanaalnamen indien deze zijn vastgelegd) op het
display en geen frequenties.
Druk op [A/B]+ POWER ON om deze functie beurtelings in en uit
te schakelen.
Opmerking: U kunt deze functie niet inschakelen indien u niet beide
banden A en B heeft gebruikt voor het vastleggen van frequenties.
Wanneer de aanduidingsfunctie voor de
geheugenkanaalnummers is ingeschakeld, zijn enkel de
volgende functies beschikbaar:
nelekahcstiu/niregnavtnodneZeitcelesdnaB
nelletsniuaevin-hcleuqSeitcnufrotinoM
nedneZeitcelesnegomrevdneZ
eitceleslaanaknegueheG
gniviuhcsreveitneuqerf
yalpsid-gnidiudnaadnaB
gidnotstrokgnithcilrev-yalpsiD
roovgnithcirnaveitceleS
gnineidebxelpud-egidelloVnacs-negueheG
teseregidelloV/ekjiletleedeG
gnilednergrev-regnavtnodneZeitcelessnalabsdiuleG
dgelegtsav(remmunFMTD
nelekahcsni
eitcnuflessiwmO
-tsgnavtnolaangiS
eitcnufeitnetta
nelekahcsni
nelekahcstiu
nedneztiu)remmun
navnereovniskeertsthceR
remmunlaanaknegueheg
tnenamrepgnithcilrev-yalpsiD
)E7D-HT(nootzH0571
N-31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 38
GEDEELTELIJKE OF VOLLEDIGE RESET?
Als uw zendontvanger niet goed lijkt te functioneren, kan het
1
probleem vaak verholpen worden door terugstellen van het
geheugen (reset).
2
Bij een volledige reset worden alle instellingen van de
3
zendontvanger teruggesteld in de aanvangstoestand. Bij een
gedeeltelijke (VFO) reset worden de volgende instellingen niet in
4
de aanvangstoestand teruggesteld:
5
6
7
8
9
10
Opmerking: Gedeeltelijke reset of volledige reset is niet mogelijk
11
wanneer de zendontvanger-vergrendelingsfunctie is ingeschakeld.
• U kunt ook menu-nummer 1–5–7 (TH-D7A) of menu-nummer
naalsrevolaanaknegueheG
1–5–9 (TH-D7E) gebruiken.
2 Druk op [UP]/ [DWN] om gedeeltelijke (VFO) reset of
volledige reset te kiezen.
3 Druk op [OK].
• Er verschijnt een bevestigingsmelding.
4 Druk op [UP]/ [DWN] om “Yes” (Ja) of “No” (Nee) te kiezen.
5 Druk op [OK].
N-32
Page 39
“SCAN” ZOEKFUNCTIES
De “scan” zoekfuncties zijn bijzonder handig voor het luisteren of
er op uw favoriete frequenties iets wordt uitgezonden. Wanneer u
zich eenmaal vertrouwd heeft gemaakt met de diverse
scanfuncties, zult u merken dat deze het bedieningsgemak en uw
efficiëntie enorm ten goede komen.
145,430 MHz
Stop
Opmerkingen:
◆
Stel het squelch-niveau zorgvuldig in voordat u begint met scannen.
Als het squelch-niveau te laag wordt ingesteld, is het mogelijk dat er
meteen met scannen wordt gestopt.
◆
U kunt niet beginnen met scannen wanneer de signaalontvangstattentiefunctie ingeschakeld is.
◆
Als de CTCSS functie gebruikt wordt, zal de scanfunctie toch stoppen
bij elk ontvangen signaal; de squelch zal echter slechts opengaan voor
signalen die dezelfde CTCSS toon bevatten als die u gekozen heeft.
◆
Bij het beginnen met scannen wordt de automatische simplex
controlefunctie vanzelf uitgeschakeld.
Deze zendontvanger is uitgerust met de volgende scanfuncties:
eitcnufnacsepyTkiereb-nacS
dnabedpoeidseitneuqerfellA
nedrownennuknegnavtno
ednidgelegtsavseitneuqerF
kierebneenennibseitneuqerfellA
nezokegtehniseitneuqerfellA
egidiuhsulplaanakpeorpo”llaC“
tstaalsulplaanakpeorpo”llaC“
laanakneguehegetkiurbeg
1
Alleen TH-D7A
eitcnufnacsOFV
eitcnufnacs-negueheG
eitcnufnacszHM
nelanaknegueheg
zHM1nav
-ammargorP
eitcnufnacs
1
eitcnufnacsOFV/llaC
-negueheg/llaC
1
eitcnufnacs
dnabednavkiereb
eitneuqerfOFV
N-33
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 40
KIEZEN VAN DE SCAN-HERVATTINGSM ETHODE
Nadat de zendontvanger tijdens scannen is gestopt voor een
1
gevonden signaal (of geheugenkanaal), wordt het scannen weer
hervat overeenkomstig de hervattingsmethode die u heeft
2
ingesteld. U kunt kiezen uit de onderstaande
3
hervattingsmethoden. De oorspronkelijke instelling is de
tijdsbepaalde hervatting.
4
•Tijdsbepaalde hervatting
5
De zendontvanger blijft ongeveer 5 seconden bij de gevonden
frequentie (of geheugenkanaal) en zal dan het scannen
6
hervatten, ook al is het signaal nog wel aanwezig.
7
•Draaggolf-bepaalde hervatting
8
De zendontvanger blijft bij de gevonden frequentie (of
geheugenkanaal) totdat het signaal wegvalt. Na het wegvallen
9
van het signaal wordt een vertraging van 2 seconden
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
aangehouden voordat het scannen hervat wordt.
•Handmatige hervatting
De zendontvanger blijft bij de gevonden frequentie (of
geheugenkanaal), ook wanneer het signaal wegvalt, en zal
het scannen niet automatisch hervatten.
Opmerking: Om het scannen tijdelijk te stoppen en naar zwakke
signalen te luisteren, houdt u de [MONI] toets ingedrukt. Bij het loslaten
van de toets wordt het scannen hervat.
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Druk op [1], [5], [2] om “1–5–2 (SCAN RESUME)” te kiezen.
3 Druk op [UP]/ [DWN] om tijdsbepaalde hervatting
(oorspronkelijke instelling), draaggolf-bepaalde hervatting of
handmatige hervatting te kiezen.
4 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
5 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
N-34
Page 41
VFO SCANFUNCTIE
Met de VFO scanfunctie kunt u alle frequenties binnen de
afstemband doorzoeken, waarbij de op dat moment geldende
frequentiestap wordt aangehouden.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [VFO] (1 s).
• Het scannen begint bij de frequentie die op het display wordt
aangegeven.
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
• Om de scan-richting om te keren, drukt u op [UP] (zoeken in
opwaartse richting) of [DWN] (zoeken in neerwaartse richting).
3 Druk op [ESC] om de VFO scanfunctie uit te schakelen.
GEHEUGEN-SCANFUNCTIE
Met de geheugen-scanfunctie kunt u alle geheugenkanalen die
frequentiegegevens bevatten doorzoeken.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [MR] (1 s).
• Het scannen begint bij het laatst opgeroepen
geheugenkanaal.
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
• Om de scan-richting om te keren, drukt u op [UP] (zoeken in
opwaartse richting) of [DWN] (zoeken in neerwaartse richting).
3 Druk op [ESC] om de geheugen-scanfunctie uit te schakelen.
Opmerkingen:
◆
Om de geheugen-scanfunctie te kunnen gebruiken moeten er
tenminste twee geheugenkanalen met gegevens op de huidige band
zijn en deze mogen niet gemarkeerd zijn voor overslaan (Lockout).
◆
De L0 t/m L9 en U0 t/m U9 geheugenkanalen worden niet gescand.
◆
U kunt de geheugen-scanfunctie ook inschakelen wanneer de
kanaalnummer-aanduidingsfunctie is ingesteld. Het kanaalnummer
knippert wanneer het scannen onderbroken wordt.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-35
Page 42
■ Overslaan van geheugenkanalen (Lockout)
U kunt de geheugenkanalen die u niet wilt scannen markeren
1
voor overslaan.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2
2 Druk op [F], [0] om de overslaan-instelling beurtelings in
3
4
5
en uit te schakelen.
• Er verschijnt een sterretje boven het
geheugenkanaalnummer waarmee aangegeven wordt dat
het kanaal voortaan bij scannen wordt overgeslagen.
6
7
5
8
9
10
11
12
13
Opmerkingen:
◆
De L0 t/m L9 en U0 t/m U9 geheugenkanalen kunnen niet
gemarkeerd worden voor overslaan.
◆
Als u een geheugenkanaal heeft opgeroepen op de andere band
(A of B) als de huidige band, kunt u niet hetzelfde kanaal op de
huidige band kiezen om dit te markeren voor overslaan.
14
15
16
17
18
19
20
21
MHz SCANFUNCTIE
Met de MHz scanfunctie kunt u alle frequenties binnen 1 MHz
doorzoeken, waarbij de op dat moment geldende frequentiestap
wordt aangehouden. De aangegeven waarde in 1 MHz bepaalt
de grenzen voor deze scanfunctie. Als bijvoorbeeld de huidige
frequentie 145,400 MHz is, dan zal de MHz scanfunctie het
frequentiebereik van 145,000 MHz tot 145,995 MHz doorzoeken.
De exacte waarde van de bovenste grensfrequentie is afhankelijk
van de geldende frequentiestap.
CON
CON
STSTA
9696
PACKETACKET
DUP
BCON
9
7
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [VFO] om de VFO functie in te schakelen.
3 Kies een frequentie binnen het gewenste 1 MHz bereik.
4 Druk op [MHz] (1 s) om de MHz scanfunctie in te schakelen.
• Het scannen begint bij de frequentie die op het display wordt
aangegeven.
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
• Om de scan-richting om te keren, drukt u op [UP] (zoeken in
opwaartse richting) of [DWN] (zoeken in neerwaartse richting).
5 Druk op [ESC] om de MHz scanfunctie uit te schakelen.
N-36
Page 43
PROGRAMM A-SCANFUNCTIE
Deze scanfunctie is ongeveer hetzelfde als de VFO scanfunctie
met als verschil dat u grenzen kunt stellen aan het
frequentiebereik dat gescand wordt.
Instellen van de grensfrequenties voor het scannen
■
In de geheugenkanalen L0/U0 tot en met L9/U9 kunt u tien
scan-bereiken vastleggen.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [VFO].
3 Kies de gewenste onderste grensfrequentie.
4 Druk op [F], [MR].
5 Druk op [UP]/ [DWN] om een kanaal in het L0 t/m L9
bereik te kiezen.
6 Druk op [OK].
• De onderste grensfrequentie wordt in het kanaal
vastgelegd.
7 Kies de gewenste bovenste grensfrequentie.
8 Druk op [F], [MR].
9 Druk op [UP]/ [DWN] om het bijpassende kanaal in het
U0 t/m U9 bereik te kiezen.
• Indien u bijvoorbeeld in stap 5 L3 heeft gekozen, dient u
nu U3 te kiezen.
10 Druk op [OK].
• De bovenste grensfrequentie wordt in het kanaal
vastgelegd.
Om de vastgelegde grensfrequenties te controleren, drukt u
op [MR] en kiest vervolgens de L en U kanalen.
Opmerkingen:
◆
De onderste grensfrequentie moet lager zijn dan de bovenste
grensfrequentie.
◆
De frequentiestappen voor de onderste en de bovenste
grensfrequentie moeten gelijk zijn.
◆
De onderste en de bovenste grensfrequentie moeten op dezelfde
band zijn.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-37
Page 44
■ Gebruik van de programma-scanfunctie
1 Kies de juiste band.
1
2 Druk op [VFO].
2
3 Kies een frequentie die gelijk is aan een van de ingestelde
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
grensfrequenties of daartussen gelegen is.
4 Druk op [VFO] (1 s).
• Het scannen begint bij de frequentie die op het display
wordt aangegeven.
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
• Om de scan-richting om te keren, drukt u op [UP] (zoeken
in opwaartse richting) of [DWN] (zoeken in neerwaartse
richting).
5 Druk op [ESC] om de programma-scanfunctie uit te
schakelen.
Opmerkingen:
◆
Als de frequentiestap van de huidige VFO frequentie verschilt
van de frequentiestap van de geprogrammeerde frequenties,
werkt de programma-scanfunctie niet.
◆
Als de frequentiestap van de onderste grensfrequentie en de
bovenste grensfrequentie niet hetzelfde is, werkt de programmascanfunctie niet.
◆
Als de huidige VFO frequentie binnen meer dan een
geprogrammeerd scan-bereik valt, wordt het bereik gescand dat
is vastgelegd in het laagste kanaalnummer.
15
16
17
18
19
20
21
CALL/VFO SCANFUNCTIE (ALLEEN TH-D7A)
Met de Call/VFO scanfunctie kan zowel het “Call” oproepkanaal
als de huidige VFO frequentie van de ingestelde band worden
beluisterd.
1 Kies de gewenste band.
2 Druk op [VFO].
3 Kies de gewenste frequentie.
4 Druk op [CALL] (1 s) om de Call/VFO scanfunctie in te
schakelen.
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
5 Druk op [ESC] om de Call/VFO scanfunctie uit te schakelen.
CALL/GEHEUGEN SCANFUNCTIE (ALLEEN TH-D7A)
Met de Call/geheugen scanfunctie kan zowel het “Call”
oproepkanaal als een gewenst geheugenkanaal worden
doorzocht.
1 Roep het gewenste geheugenkanaal op.
2 Druk op [CALL] (1 s) om de Call/geheugen scanfunctie in te
schakelen.
• De 1 MHz decimaalpunt knippert tijdens het scannen.
• Bij deze scanfunctie wordt het “Call” oproepkanaal gebruikt
dat op dezelfde band is als het gekozen geheugenkanaal.
3 Druk op [ESC] om de Call/geheugen scanfunctie uit te
schakelen.
Opmerking: Het laatst gebruikte geheugenkanaal wordt doorzocht, ook
als dit is ingesteld voor overslaan (Lockout).
N-38
Page 45
CTCSS (CONTINUOUS TONE CODED SQUELCH SYSTEM)
De CTCSS functie is handig wanneer u enkel oproepen van bepaalde
personen (zenders) wilt ontvangen. Met behulp van de CTCSS functie
onderdrukt u de oproepen (d.w.z. u hoort de gesprekken niet) van
andere personen die hetzelfde kanaal gebruiken, maar die niet de
juiste CTCSS toon uitzenden. U hoort enkel de oproepen van de
personen in uw groep die dezelfde CTCSS toon uitzenden als die u
gekozen heeft. De CTCSS toon is een toon onder de gehoorgrens; er
zijn 38 standaard toonfrequenties beschikbaar voor de CTCSS toon.
Opmerking: Als u de CTCSS functie gebruikt, wil dit niet zeggen dat
niemand uw gesprek hoort. Deze functie zorgt er alleen voor dat u geen
ongewenste oproepen (gesprekken) ontvangt.
Wordt ontvangen
CTCSS frequentie:
82,5 Hz
CTCSS frequentie:
100,0 Hz
CTCSS: OFF
CTCSS frequentie:
82,5 Hz
Wordt niet
ontvangen
Wordt niet
ontvangen
KIEZEN VAN EEN CTCSS FREQUENTIE
1 Druk op [A/B] om de band te kiezen.
• Druk indien nodig op [F], [A/B] om de subband op te roepen.
2 Druk op [F], [4] om “F–4 (CTCSS FREQ)” te kiezen.
3 Druk op [UP]/ [DWN] om de CTCSS frequentie te kiezen.
• De frequenties die gekozen kunnen worden, zijn hetzelfde als
bij de toonfrequentie. Zie de tabel in “Kiezen van de
toonfrequentie” {blz. 22}.
4 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-39
Page 46
GEBRUIK VAN DE CTCSS
STSTA
CON
CON
PACKET
96
BCONBCON
DUP
9
7
5
1 Druk op [A/B] om de band te kiezen.
1
• Druk indien nodig op [F], [A/B] om de subband op te roepen.
2
2 Druk op [F], [3] om de CTCSS functie beurtelings in en uit te
schakelen.
3
• De aanduiding “CT” verschijnt wanneer de CTCSS wordt
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
ingeschakeld.
CON
CON
STSTA
9696
PACKETACKET
DUP
BCON
9
7
5
U hoort nu enkel de oproepen die de gekozen toonfrequentie
bevatten. Om de oproep te beantwoorden, houdt u de PTT
schakelaar ingedrukt en spreekt dan in de microfoon.
Opmerkingen:
◆
U kunt de CTCSS en de toonfunctie niet tegelijk gebruiken. Als u de
CTCSS inschakelt nadat u de toonfunctie geactiveerd heeft, zal de
toonfunctie uitgeschakeld worden.
◆
Als u een hoge CTCSS frequentie kiest, kan het gebeuren dat de
CTCSS foutief functioneert wanneer geluid of ruis ontvangen wordt
waarin de ingestelde frequentie voorkomt. Om te verhinderen dat ruis
dit probleem veroorzaakt, dient u het squelch-niveau zorgvuldig in te
stellen {blz. 8}.
CTCSS-FREQUENTIE IDENTIFICATIE
Bij gebruik van deze functie worden automatisch alle CTCSS
frequenties doorlopen, om de CTCSS frequentie van het
ontvangen signaal te bepalen. Deze functie is nuttig wanneer u
niet meer weet welke CTCSS frequentie de andere personen in
uw groep gebruiken.
1 Druk op [F], [4] (1 s) om de functie te activeren.
• De CTCSS functie wordt ingeschakeld.
• Als u in de functieselectie-mode “F–4 (CTCSS FREQ)”
oproept met behulp van de [UP]/ [DWN] toets, drukt u op
[OK] (1 s) om de CTCSS-frequentie identificatiefunctie te
activeren.
• Om de zoekrichting om te keren, drukt u op [UP] (zoeken in
opwaartse richting) of [DWN] (zoeken in neerwaartse richting).
• Druk op [ESC] om de functie uit te schakelen.
• Wanneer de CTCSS frequentie gevonden wordt, verschijnt
deze knipperend op het display.
2 Druk op [OK] om de ingestelde CTCSS frequentie te
vervangen door de gevonden CTCSS frequentie.
• De vorige frequentie-aanduiding verschijnt weer op het display
en de CTCSS functie blijft ingeschakeld.
• Druk op [ESC] als u de gevonden CTCSS frequentie niet wilt
programmeren.
• Druk op [UP]/ [DWN] terwijl de gevonden CTCSS frequentie
knippert, om het doorlopen van de CTCSS frequenties te
hervatten.
Opmerking: Tijdens het doorlopen van de CTCSS frequenties hoort u
de signalen die ontvangen worden.
N-40
Page 47
DTMF (DUAL TONE MULTI-FREQUENCY) FUNCTIES
De toetsen op het toetsenpaneel functioneren tevens als DTMF
toetsen; u heeft de 12 normale telefoontoetsen plus 4 extra
toetsen (A, B, C, D). De zendontvanger heeft 10 speciale
geheugenkanalen waarin u een DTMF nummer (max.16 tekens)
samen met een naam (max. 8 tekens) kunt opslaan, zodat deze
nummers naderhand snel beschikbaar zijn.
Sommige repeaters in de V.S. en Canada bieden een service die
Autopatch heet. Met Autopatch kunt u door het uitzenden van
DTMF tonen toegang krijgen tot het telefoonnet. Raadpleeg voor
nadere bijzonderheden de operator van de repeater.
HANDMATIGE DTM F BEDIENING
Bij handmatig kiezen van de nummers zijn er slechts twee
stappen vereist voor het uitzenden van de DTMF tonen.
1 Druk op de PTT schakelaar en houd deze ingedrukt.
2 Druk de toetsen op het toetsenpaneel achter elkaar in voor
het uitzenden van de DTMF tonen.
• De gekozen DTMF tonen worden uitgezonden.
eitneuqerF
)zH(
796
077
258
149
9021633177413361
123A
456B
789C
0D
■ Aanhoudend DTMF zendsignaal
Wanneer de aanhoudfunctie voor het DTMF zendsignaal is
ingeschakeld, blijft de zendontvanger nog 2 seconden in de
zend-stand staan nadat u een DTMF toets loslaat. Dit
betekent dat u de PTT schakelaar kunt loslaten nadat u
begonnen bent met het indrukken van de DTMF toetsen.
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Kies [1], [3], [3] om “1–3–3 (TX HOLD)” te kiezen.
3 Druk op [UP]/ [DWN] om de functie beurtelings in en uit te
schakelen.
4 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
5 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-41
Page 48
AUTOMATISCHE NUMMERKIESFUNCTIE
Als u de 10 speciaal daarvoor bestemde DTMF
1
geheugenkanalen gebruikt voor het vastleggen van DTMF
nummers, kunt u de nummers automatisch kiezen wanneer u een
2
DTMF oproep wilt uitzenden.
3
■ Vastleggen van DTM F nummers in de geheugenkanalen
4
Opmerking: Houd er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van
5
andere zendontvangers die in de buurt worden gebruikt (of van uw
eigen luidspreker), door uw microfoon kunnen worden opgepikt. Als
6
dit het geval is, kan het gebeuren dat u het DTMF nummer niet juist
kunt programmeren.
7
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
8
2 Druk op [1], [3], [1] om “1–3–1 (STORE)” te kiezen.
3 Druk op [UP]/ [DWN] om een kanaal te kiezen uit 0 t/m 9.
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
4 Druk op [OK].
• Het display waarop een geheugennaam kan worden
ingevoerd verschijnt; het eerste vakje knippert.
• Druk nogmaals op [OK] indien u geen naam wilt invoeren.
U kunt doorgaan naar stap 8.
5 Druk op [UP]/ [DWN] om een letter te kiezen.
• U kunt alfanumerieke tekens en speciale tekens uit de
ASCII set invoeren.
6 Druk op [OK].
• De cursor verschuift naar het volgende vakje.
7 Herhaal stap 5 en 6 om in totaal 8 tekens in te voeren.
• Bij indrukken van [OK] na het kiezen van het 8ste teken,
wordt de cursor naar het begin van het volgende veld
verplaatst.
• Als u minder dan 8 tekens voor de naam wilt invoeren,
drukt u tweemaal op [OK] nadat u het laatste teken
gekozen heeft.
• Bij iedere druk op [ESC] gaat de cursor een plaats terug.
• Bij indrukken van [A/B] wordt het teken gewist op de
plaats van de cursor.
8 Druk op de cijfertoetsen van het toetsenpaneel om een
DTMF nummer van maximaal 16 cijfers in te voeren.
• U kunt op [UP]/ [DWN] drukken en dan op [OK] om de
afzonderlijke tekens te kiezen. Kies een spatie als u een
pauze wilt invoegen.
9 Druk op [OK] om de invoerprocedure af te sluiten.
10 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
Volg de aanwijzingen in stap 1 t/m 3 om het vastgelegde
DTMF nummer te controleren.
In stap 5 kunnen ook de toetsen op het toetsenpaneel gebruikt
worden voor het invoeren van de alfanumerieke tekens. Bij
meerdere malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er
omgeschakeld tussen het invoeren van A, B, C, a, b, c en 2.
Druk op [ENT] om een van de speciale ASCII tekens te kiezen.
N-42
Page 49
■ Uitzenden van een vastgelegd DTMF nummer
1 Druk op [PTT]+[MENU].
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
2 Laat enkel de [MENU] toets los en druk dan op
[UP]/ [DWN] om het gewenste kanaal te kiezen.
3 Terwijl u [PTT] nog steeds ingedrukt houdt, drukt u
nogmaals op [MENU].
• Het nummer dat in het kanaal is vastgelegd wordt op het
display aangegeven en u hoort de DTMF tonen via de
luidspreker.
• Nadat het nummer is uitgezonden, wordt weer de
frequentie op het display aangegeven.
Als het niet nodig is om het kanaal te controleren, drukt u in
stap 2 op [0] – [9] in plaats van op [UP]/ [DWN] om het
kanaalnummer te kiezen. Het vastgelegde DTMF nummer zal
dan meteen worden uitgezonden. U hoeft dan niet in stap 3
op [MENU] te drukken.
Deze zendontvanger heeft twee keuzemogelijkheden voor de
overdrachtsnelheid van het DTMF nummer: Snel
(oorspronkelijke instelling) en Langzaam. Als de repeater niet
geschikt is voor de “snel” snelheid, roept u menu-nummer
1–3–2 (TX SPEED) op en kiest dan “SLOW” (langzaam).
U kunt ook de tijd wijzigen van het pauze-interval dat in de
geheugenkanalen is vastgelegd; de oorspronkelijke instelling
is 500 msec. Roep menu-nummer 1–3–4 (PAUSE) op en stel
in op 100, 250, 500, 750, 1000, 1500 of 2000 msec.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-43
Page 50
AFSTANDSBEDIENING MET BEHULP VAN DE MICROFOON
1
De los verkrijgbare SMC-33 of SMC-34 luidspreker-microfoon
2
heeft aan de bovenzijde 3 programmeerbare functietoetsen (PF).
U kunt aan deze toetsen de zendontvangerfuncties toewijzen die
3
u vaak gebruikt. Sluit eerst de los verkrijgbare luidsprekermicrofoon op de zendontvanger aan.
4
De oorspronkelijke functies van de PF toetsen zijn als volgt:
1 Druk op microfoontoets [1], [2] of [3]+ POWER ON,
8
afhankelijk van de toets die u wilt programmeren:
• Op het display verschijnt “PF 1”, “PF 2” of “PF 3”.
9
10
11
12
13
2 Druk op de zendontvanger-toets waarvan u de functie wilt
14
15
16
17
toewijzen aan de gekozen microfoontoets.
• Indien u op één toets van het toetsenpaneel drukt, wordt de
functie die op de toets staat toegewezen.
• Om de tweede functie die in paars is aangegeven toe te
wijzen, drukt u eerst op [F] (bijv. [F], [VFO]).
• Druk op de PTT schakelaar om de functie toe te wijzen voor
18
19
20
het omschakelen tussen VFO en geheugen-oproepmode.
• Druk op [F], [0] – [9] om de functies toe te wijzen die in de
functieselectie-mode gekozen kunnen worden.
• Druk op [ENT], [0] – [9] om het oproepen van
geheugenkanaal 0 – 9 toe te wijzen.
21
N-44
Hieronder ziet u de toets-functies die toegewezen kunnen worden:
LANP
MONI
Druk eerst op [ENT].Druk eerst op [F].
L
A
NP
S
QL
Alleen TH-D7A
Druk eerst op [F].
laanaknegueheG
]0[]0[
]0[]0[
]0[
)tuokcoL(naalsrevo
tiU/naA
]1[]1[
]1[]1[tiU/naAeitcnufnooT]6[]6[
]1[
]5[]5[
]5[]5[
]5[
]6[]6[raalekahcsMF/MA
]6[
naveitceleS
edraawsgniviuhcsrev
1
naveitceleS
]2[]2[
]2[]2[eitceleseitneuqerfnooT]7[]7[
]2[
]7[]7[
]7[
OFVraabreemmargorp
kiereb
]3[]3[
]3[]3[tiU/naASSCTC]8[]8[
]3[
]4[]4[
]4[]4[
]4[
1
Alleen TH-D7A
Opmerkingen:
◆
Schakel de zendontvanger uit voordat u de los verkrijgbare
luidspreker-microfoon aansluit.
◆
Als de LOCK schakelaar van de luidspreker-microfoon op ON staat,
kunt u de programmeerbare functietoetsen niet van een andere
functie voorzien.
eitceles
eitneuqerf-SSCTC
]8[]8[eitcelespatseitneuqerF
]8[
]9[]9[
]9[]9[
]9[
laanaknegueheg
rooveitcnufsgnimaneB
Page 51
AANVULLENDE FUNCTIES
RECHTSTREEKS INVOEREN VAN DE FREQUENTIE
Rechtstreeks invoeren van de frequentie met de cijfertoetsen is
de snelste manier om over te schakelen naar een frequentie die
ver verwijderd is van uw huidige frequentie.
1 Druk op [A/B] om band A of B te kiezen.
• Druk indien nodig op [F], [A/B] om de subband op te roepen.
2 Druk op [VFO].
3 Druk op [ENT].
• Het display voor rechtstreekse ingave van de frequentie
verschijnt.
CON
CON
STSTA
9696
PACKETACKET
DUP
BCON
9
7
5
4 Voer de frequentie in door de cijfertoetsen achter elkaar in te
drukken.
• U kunt ook een frequentie van een andere band dan de
huidige band invoeren. Zo kunt u bijvoorbeeld een VHF
frequentie op band B invoeren wanneer daar de UHF band in
gebruik is.
Opmerkingen:
◆
De 1 kHz en eropvolgende cijfers worden gecorrigeerd
overeenkomstig de toets die wordt ingedrukt voor het 1 kHz cijfer.
◆
Wanneer een cijfer wordt ingevoerd dat buiten het toegestane bereik
valt, zal automatisch het dichtstbijzijnde cijfer binnen het bereik
verschijnen.
◆
U kunt geen frequentie invoeren die in een band is die niet kan
worden opgeroepen op de huidige band.
Als u op [VFO] drukt tijdens het invoeren van een frequentie,
worden de nieuwe gegevens geaccepteerd voor de cijfers die
reeds zijn ingevoerd en blijven de oude gegevens bewaard voor
de cijfers die nog niet zijn ingevoerd.
Vorige frequentie:
145,350 MHz
Opmerking: De 1 kHz en eropvolgende cijfers worden gecorrigeerd
overeenkomstig de vorige frequentie en de huidige frequentiestap.
Als u op [ENT] drukt tijdens het invoeren van een frequentie,
worden de nieuwe gegevens geaccepteerd voor de cijfers die
reeds zijn ingevoerd en wordt 0 ingesteld voor de cijfers die nog
niet zijn ingevoerd.
Vorige frequentie:
145,350 MHz
Om geen ingave voor het 100 MHz cijfer te maken, voert u het
cijfer voor 10 MHz en voor 1 MHz in en drukt dan op [MHz]. Het
voorheen ingevoerde cijfer voor 100 MHz blijft ongewijzigd.
Vorige frequentie:
145,350 MHz
Om geen ingave voor het 100 MHz en 10 MHz cijfer te maken,
voert u het cijfer voor 1 MHz in en drukt dan op [MHz]. De
voorheen ingevoerde cijfers voor 100 MHz en 10 MHz blijven
ongewijzigd.
Vorige frequentie:
145,350 MHz
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-45
Page 52
KIEZEN VAN DE WAARDE VOOR DE FREQUENTIESTAP
Het kiezen van de juiste waarde voor de frequentiestap is van
1
essentieel belang om de ontvangstfrequentie nauwkeurig met de
Afstemknop of [UP]/ [DWN] te kunnen instellen. De
2
oorspronkelijke instelling voor de VHF band is 5 kHz (TH-D7A) of
3
12,5 kHz (TH-D7E). De oorspronkelijke instelling voor de UHF
band is 25 kHz, ongeacht de modelversie.
4
1 Druk op [A/B] om de band A of B te kiezen.
5
• Druk indien nodig op [F], [A/B] om de subband op te roepen.
6
2 Druk op [F], [8] om “F–8 (STEP)” te kiezen.
7
8
9
10
11
3 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste frequentiestap te
12
13
kiezen.
• Er kan gekozen worden uit 5 kHz, 6,25 kHz, 10 kHz, 12,5 kHz,
15 kHz, 20 kHz, 25 kHz, 30 kHz, 50 kHz en 100 kHz.
14
15
16
17
4 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
18
Opmerking: Bij het wijzigen van de waarde voor de frequentiestap kan
19
er een verandering optreden in de aangegeven frequentie. Stel dat
bijvoorbeeld 144,995 MHz op het display wordt aangegeven en de
20
frequentiestap 5 kHz bedraagt. Wanneer nu een 12,5 kHz frequentiestap
wordt ingesteld, zal de frequentie op het display veranderen in
21
144,9875 MHz.
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
PROGRAMM EERBARE VFO FREQUENTIEKEUZE
Als u gewoonlijk alleen de frequenties binnen een bepaald
frequentiebereik controleert, kunt u een ondergrens en
bovengrens instellen voor het bereik dat met de Afstemknop of
[UP]/ [DWN] bestreken kan worden. Wanneer u bijvoorbeeld
145 MHz instelt voor de ondergrens en 146 MHz voor de
bovengrens, loopt het frequentiebereik van 145,000 MHz tot
146,995 MHz.
1 Druk op [A/B] om de band A of B te kiezen.
• Druk indien nodig op [F], [A/B] om de subband op te roepen.
2 Druk op [VFO].
3 Druk op [F], [7] om “F–7 (PROGRAM VFO)” te kiezen.
• De huidige ondergrens-frequentie knippert op het display.
4 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste ondergrens-frequentie
in te stellen.
CON
CON
STSTA
96
PACKET
DUP
BCONBCON
9
7
5
5 Druk op [OK].
• De huidige bovengrens-frequentie knippert op het display.
6 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste bovengrens-frequentie
in te stellen.
7 Druk op [OK].
Opmerkingen:
◆
U kunt niet het 100 kHz cijfer en de eropvolgende cijfers
programmeren.
◆
Het exacte 100 kHz cijfer en de eropvolgende cijfers van de
bovengrens worden bepaald door de ingestelde frequentiestap.
N-46
Page 53
SIGNAALONTVANGST-ATTENTIEFUNCTIE
Bij gebruik van de signaalontvangst-attentiefunctie hoort u een
pieptoon wanneer er signalen ontvangen worden op de frequentie
die u uitluistert. Tevens wordt de tijd (uren en minuten)
aangegeven die verstreken is sinds de signalen werden
ontvangen. Als u de signaalontvangst-attentiefunctie in
combinatie met CTCSS gebruikt, is er alleen een pieptoon
wanneer dezelfde CTCSS toon ontvangen wordt als die u op uw
zendontvanger heeft ingesteld.
1 Druk op [A/B] om de band A of B te kiezen.
• Druk indien nodig op [F], [A/B] om de subband op te roepen.
2 Druk op [F], [ENT] om de signaalontvangst-attentiefunctie in
of uit te schakelen.
• Bij het inschakelen van de signaalontvangst-attentiefunctie
verschijnt er een bel-symbool op het display.
CON
CON
STSTA
9696
PACKETACKET
DUP
BCON
9
7
5
• Wanneer er een signaal ontvangen wordt, hoort u een
pieptoon en begint het bel-symbool te knipperen.
• Als u op de PTT schakelaar drukt terwijl het bel-symbool
knippert, wordt de signaalontvangst-attentiefunctie
uitgeschakeld.
• De tijdtelling stopt wanneer 99 uur en 59 minuten verstreken
zijn sinds de ontvangst van het signaal.
• Telkens wanneer een nieuw signaal wordt ontvangen, wordt
de tijd op “00.00” teruggesteld.
Opmerkingen:
◆
Als de signaalontvangst-attentiefunctie is ingeschakeld, hoort u geen
geluid via de luidspreker wanneer een signaal ontvangen wordt.
Houd [MONI] ingedrukt om geluid te horen.
◆
Als de signaalontvangst-attentiefunctie is ingeschakeld, zal de
zendontvanger niet worden uitgeschakeld door de APO functie.
◆
Als de signaalontvangst-attentiefunctie is ingeschakeld, zijn enkel de
volgende functies van de zendontvanger beschikbaar:
•
Display-verlichting kortstondig inschakelen
•
Display-verlichting permanent inschakelen
•
Monitorfunctie
•
Band A/B selectie
•
Selectie van squelch-niveau
PIEPTOONFUNCTIE
De zendontvanger produceert een pieptoon telkens wanneer u
een toets van het toetsenpaneel indrukt. Indien gewenst, kunt u
deze pieptoon uitschakelen. Roep menu-nummer 1–5–3 (BEEP)
op en stel in op “OFF”. De oorspronkelijke instelling is “ALL”.
In menu-nummer 1–5–3 kunt u ook “KEY” en “KEY+NEW DA TA”
kiezen. Deze instellingen worden beschreven in de “APRS”
paragrafen {blz. 63 en 77}.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-47
Page 54
AFSTELLEN VAN DE VOLUMEBALANS
Wanneer u gelijktijdig op twee banden ontvangt, kan soms het
1
geluid op een van de banden storend zijn omdat dit te hard is.
Gebruik dan de volumebalansfunctie om het volume van de
2
betreffende band te verlagen.
3
1 Druk op [BAL].
4
• De balans-schaalverdeling verschijnt samen met een
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
knipperende cursor.
2 Druk op [UP]/ [DWN] om de instelling te wijzigen.
Max: Maximum
Band AMaxMaxMaxAttMute
Band B MuteAttMaxMaxMax
3 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
Mute: Gedempt
Att: Verzwakt
DISPLAY-VERLICHTING
Druk op de [LAMP] toets om de verlichting voor het display en
tevens het toetsenpaneel in te schakelen. Indien geen andere
toets wordt ingedrukt, gaat de display-verlichting na 5 seconden
weer vanzelf uit. Als een andere toets dan de [LAMP] toets wordt
ingedrukt terwijl de verlichting brandt, zal de verlichting vanaf dat
moment weer 5 seconden blijven branden; wordt de [LAMP]
toets ingedrukt, dan gaat de verlichting meteen uit.
Druk op [F], [LAMP] om de verlichting permanent in te
schakelen. De verlichting blijft branden totdat u nogmaals op [F],
[LAMP] drukt.
N-48
AFSTELLEN VAN HET DISPLAY-CONTRAST
De afleesbaarheid van het display verschilt afhankelijk van de
omgevingscondities, zoals bij gebruik overdag of ’s avonds.
Wanneer u de informatie op het display niet goed kunt zien,
gebruik dan deze functie om het display-contrast af te stellen.
Roep menu-nummer 1–1–2 (CONTRAST) op en stel het
gewenste contrast-niveau in (er zijn 16 niveaus). De
oorspronkelijke instelling is niveau 8.
UITSCHAKELEN VAN EEN VAN DE BANDAANDUIDINGDISPLAYS
Wanneer u niet van plan bent om band A of B te gebruiken, kunt u
de frequentie-aanduiding voor die band uitschakelen. Dit
bespaart stroom en het display is bovendien overzichtelijker zodat
u beter de informatie kunt zien die u nodig heeft.
1 Druk op [A/B] om band A of B te kiezen.
2 Druk op [DUAL] om de functie beurtelings in en uit te
schakelen.
• De frequentie-aanduiding voor de niet gekozen band wordt
uitgeschakeld.
De APO is een functie die als doel heeft stroom te besparen
wanneer het apparaat is ingeschakeld maar niet wordt gebruikt.
De functie registreert de bediening van de toetsen en regelaars
en schakelt het apparaat automatisch uit als er gedurende een
voorafingestelde tijdsduur geen bediening wordt verricht. Ter
waarschuwing zal echter 1 minuut vóór het apparaat wordt
uitgeschakeld de “APO” aanduiding gaan knipperen en een serie
waarschuwingstonen klinken.
Roep menu-nummer 1–2–2 (APO) op en kies 30 minuten
(oorspronkelijke instelling), 60 minuten of “OFF”.
Opmerkingen:
◆
Als er een tijdlang geen bediening is uitgevoerd, maar dan wordt
ineens een signaal ontvangen, zal de tijdteller van de APO weer op
nul (0) komen te staan.
◆
De APO werkt niet wanneer de signaalontvangst-attentiefunctie of
een van de scanfuncties ingeschakeld is.
ACCUBESPARINGSFUNCTIE
De accubesparingsfunctie schakelt het ontvangstcircuit
herhaaldelijk met een bepaalde intervaltijd Aan en Uit wanneer er
geen signaal aanwezig is en wanneer er geen toets voor
ongeveer 10 seconden is ingedrukt. De accubesparing vervalt
zodra een signaal ontvangen wordt of als een toets wordt
ingedrukt.
Roep menu-nummer 1–2–1 (BAT SAVER) op en kies de
gewenste intervaltijd (stroom-uit tijdsduur). De oorspronkelijke
instelling is 1,0 seconde.
• De instelbare intervaltijden zijn 0,2, 0,4, 0,6, 0,8, 1,0, 2,0, 3,0, 4,0
en 5,0 seconden, en “OFF”; bij “OFF” is de accubesparingsfunctie
uitgeschakeld.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-49
Page 56
BERICHT BIJ INSCHAKELEN
STSTA
CON
CON
PACKETACKET
9696
BCON
DUP
9
7
5
Bij het inschakelen van de zendontvanger verschijnt als
1
begroeting het woord “HELLO !!” en dit blijft ongeveer 1 seconde
oplichten. Indien gewenst, kunt u deze begroeting veranderen in
2
een ander bericht.
3
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
4
2 Druk op [1], [1], [1] om “1–1–1 (PWR ON MSG)” te kiezen.
• Het display voor het invoeren van een bericht verschijnt; het
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
eerste vakje knippert.
3 Druk op [UP]/ [DWN] om een teken te kiezen.
• U kunt alfanumerieke tekens en speciale tekens uit de ASCII
set invoeren.
4 Druk op [OK].
• De cursor verschuift naar het volgende vakje.
5 Herhaal stap 3 en 4 om in totaal 8 tekens in te voeren.
• Bij indrukken van [OK] na het kiezen van het 8ste teken, is de
invoer van het bericht voltooid.
• Als u minder dan 8 tekens wilt invoeren, drukt u tweemaal op
[OK] nadat u het laatste teken gekozen heeft.
• Bij iedere druk op [ESC] gaat de cursor een plaats terug.
• Bij indrukken van [A/B] wordt het teken gewist op de plaats
van de cursor.
6 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
In stap 3 kunnen ook de toetsen op het toetsenpaneel gebruikt
worden voor het invoeren van de alfanumerieke tekens. Bij
meerdere malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er
omgeschakeld tussen het invoeren van A, B, C, a, b, c en 2. Druk
op [DUAL] voor een 0 of spatie. Druk op [ENT] om een van de
speciale ASCII tekens te kiezen.
ZENDONTVANGER-VERGRENDELING
Met behulp van deze functie kunt u voorkomen dat per ongeluk
instellingen worden veranderd of dat andere personen de
instellingen van de zendontvanger wijzigen.
Druk op [F] (1 s) om de functie in of uit te schakelen.
• Bij het inschakelen van de functie verschijnt op het display een
sleutel-symbool.
Indien gewenst, kunt u de bediening van de Afstemknop of de
[UP]/ [DWN] toetsen vrijgeven wanneer de zendontvangervergrendeling is ingeschakeld. Roep hiervoor menu-nummer
1–5–4 (TUNE ENABLE) op en stel in op “ON”.
N-50
Page 57
ZENDBLOKKERING
Wanneer de zendblokkeerfunctie is ingeschakeld, kan de
zendontvanger niet op zenden ingesteld worden. Op deze wijze
kunt u voorkomen dat het apparaat ongeoorloofd gebruikt wordt
voor zenden of dat uzelf per ongeluk gaat zenden.
Roep menu-nummer 1–5–5 (TX INHIBIT) op en stel in op “ON”.
• Als u op de PTT schakelaar drukt terwijl de zendblokkeerfunctie is
ingeschakeld, klinkt er een waarschuwingspieptoon en verschijnt
op het display de aanduiding “TX INHIBIT!”.
OMSCHAKELEN TUSSEN AM/FM MODE (ALLEEN TH-D7A)
U kunt de AM of de FM mode kiezen voor ontvangst op de
1 18 MHz band. De oorspronkelijke instelling is AM.
1 Kies de 1 18 MHz band.
2 Druk op [F], [6] om AM of FM te kiezen.
• De 1 MHz decimaalpunt wordt lang wanneer de AM mode
wordt gekozen.
De VHF band is vaak erg druk in dichtbevolkte gebieden. Met de
AIP functie kunt u interferentie onderdrukken en vervorming van
het geluidssignaal als gevolg van intermodulatie verminderen. U
kunt deze functie gebruiken bij communicatie op de VHF band.
Roep menu-nummer 1–5–6 (TH-D7A) of menu-nummer 1–5–8
(TH-D7E) op en stel in op “ON”.
Opmerkingen:
◆
De AIP functie kan niet gebruikt worden op de UHF band.
◆
Wanneer u de AIP inschakelt, geldt dit tevens voor de VHF subband
op band B.
OMSCHAKELEN VAN DE ZEND-AFWIJKING
(ALLEEN TH-D7E)
Bij deze zendontvanger is er een smal-instelling voor de VHF
band zend-afwijking. Roep menu-nummer 1–5–7 (144Tx
NARROW) op en stel in op “ON”.
Opmerking: Schakel deze functie niet in wanneer u de VHF band
gebruikt voor het zenden van packets.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-51
Page 58
1
Een “packet” is een data-blok dat in z’n geheel van de ene naar
2
de andere computer in een netwerk wordt verstuurd. Packets
kunnen via radiogolven of via telefoonlijnen verstuurd worden.
3
Voor packet-radio heeft u een zendontvanger, een computer en
een TNC (terminal node controller) nodig. De TNC heeft onder
4
andere tot taak de packets om te zetten in audiotonen en
5
omgekeerd. Deze zendontvanger heeft een TNC ingebouwd.
Er zijn diverse packet-toepassingen door radio-amateurs
6
ontwikkeld zoals bijv . de PBBS stations (packet bulletin board
7
system). De PBBS stations worden beheerd door vrijwilligers die
de SysOp (System Operator) van de PBBS worden genoemd. U
8
kunt contact leggen met uw plaatselijke PBBS voor het sturen
van e-mail, downloaden van bestanden, opvragen van informatie
9
e.d. De PBBS stations die over de hele wereld verspreid zijn,
10
hebben een netwerk opgebouwd om de ontvangen e-mail naar
de bedoelde bestemming door te sturen. Om packet-radio te
11
kunnen gebruiken, zoekt u eerst de oproepnamen en frequenties
van uw plaatselijke PBBS stations. Ga naar uw amateurradio
12
speciaalzaak voor referentiemateriaal betreffende de
13
mogelijkheden en toepassingen van packet-radio in uw gebied.
Opmerkingen:
14
◆
De TNC die in deze zendontvanger is ingebouwd, ondersteunt niet
15
16
17
18
19
alle functies die beschikbaar zijn op normale TNC’s.
◆
Packet-communicatie is erg gevoelig voor veranderingen in de
ontvangst- en zendcondities en vereist een volledige S-meter aflezing
voor een betrouwbare communicatie. Wanneer de S-meter minder
dan de maximumwaarde aangeeft bij 9600 bps overdrachtsnelheid,
zullen er communicatiefouten zijn.
◆
Deze zendontvanger kan niet als een digipeater functioneren.
◆
De aanduiding “ ” geeft aan dat er nog packets in de buffer zijn
die uitgezonden moeten worden.
20
Alleen TH-D7E: Bij gebruik van de VHF band voor het zenden van
packets mag niet de smal-instelling voor de zend-afwijking worden
21
ingesteld {blz. 51}.
PACKET-RADIO
Mailbox
Data-bibliotheek
PBBS
Bulletin-board
N-52
Page 59
AANSLUITEN OP EEN PERSONAL COMPUTER
Voor het aansluiten van de zendontvanger op een personal
computer heeft u een los verkrijgbare PG-4W kabel nodig. Neem
voor de aanschaf van deze kabel contact op met een officiële
KENWOOD dealer.
Opmerking: Schakel de zendontvanger uit voordat u deze op de
computer aansluit.
Naar PC aansluiting
PG-4W
2,5 mm, 3-polige
stekker
2
RXD
3
1
GND
TXD
1
Naar RXD van de PC
2
Naar TXD van de PC
3
Naar GND van de PC
Opmerking: Wanneer de ingebouwde TNC ingeschakeld is, kunnen er
frequentierelaties ontstaan die een interne heterodyne oproepen
waardoor de squelch plotseling geopend wordt. U kunt dit probleem
verhelpen door de interferentiestoring te verschuiven. Druk op
[TNC]+ POWER ON voor toegang tot “BEAT SHIFT” en druk dan op
[UP]/ [DWN] om de “UPPER” instelling te kiezen. Druk op [OK] om de
procedure af te sluiten. De oorspronkelijke instelling is “NORMAL”.
Naar COM poort
DB-9 aansluiting
.rnnePmaanneP
t
e
w
DNG
DXT
DXR
BEDIENING VAN DE TNC
Deze zendontvanger heeft een ingebouwde TNC die geschikt is
voor het AX.25 protocol. Dit protocol wordt gebruikt voor
communicatie tussen TNC’s. De TNC ontvangt de gegevens van
uw personal computer en zet deze om in ‘packets’
(informatiepakketjes). Vervolgens worden deze packets omgezet
in audiotonen die de zendontvanger kan uitzenden. De TNC kan
tevens de audiotonen die door de zendontvanger ontvangen
worden, omzetten in gegevens voor de computer, en controleren
op fouten in de gegevens.
De TNC heeft twee modes: Commando en Contact. Hieronder
worden de verschillen tussen deze twee modes beschreven.
•Commando mode
Wanneer u de Packet-functie inschakelt, komt de TNC
automatisch in deze mode te staan. Er verschijnt een “cmd:”
prompt op het computerscherm. U kunt dan commando’s via
het toetsenbord van de computer ingeven voor het
veranderen van de instellingen op de TNC. Wanneer de TNC
in de Contact mode staat, drukt u op [Ctrl]+[C] van het
computer-toetsenbord om over te schakelen naar de
Commando mode.
•Contact mode
De TNC komt in deze mode te staan wanneer er een
verbinding met het doelstation tot stand is gebracht. Op het
computer-toetsenbord kunt u dan het gewenste commando
en indien nodig een bericht typen en op [Enter] of [Return]
drukken om hetgeen u getypt heeft om te zetten in packets en
over te sturen naar het andere station. Wanneer de TNC in de
Commando mode staat, typt u CONVERSE om over te
schakelen naar de Contact mode; u kunt ook CONV of K
typen.
Zie de “TNC COMMANDOLIJST” op blz. 91 voor de commando’s
die door de ingebouwde TNC worden ondersteund.
N-53
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 60
BEDIENINGSROUTESCHEMA
Het volgende routeschema verschaft de aanwijzingen voor een
1
effectief gebruik van packet-radio. De gearceerde vakken
verwijzen naar bedieningshandelingen die u op de personal
2
computer moet verrichten. Sluit eerst de zendontvanger op de
3
personal computer aan {blz. 53}.
4
Opmerking: Het is wellicht beter om de accubesparingsfunctie {blz. 49}
uit te schakelen, zodat niet het eerste gedeelte van een ontvangen
5
packet wordt gemist.
6
q Installeer een geschikt communicatieprogramma op de
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
personal computer.
• Er zijn freeware en shareware communicatieprogramma’s
die u op diverse wijzen kunt verkrijgen. Raadpleeg uw
referentiemateriaal of neem contact op met andere
packet-radio gebruikers.
w Start het communicatieprogramma en stel de volgende
parameters in op de personal computer:
• Overdrachtsnelheid (TNC <–> Computer): 9600 bps
• Datalengte: 8 bit
• Stopbit: 1 bit
• Pariteit: Geen
• Flow control: Xon/Xoff
e Roep menu-nummer 1–4–1 op en kies band A of B als de
data-band {blz. 55}.
r Druk op [TNC] om de TNC in te schakelen.
• De aanduiding “
” verschijnt.
t Druk nogmaals op [TNC] om de Packet-functie in te
schakelen.
• De aanduiding “PACKET” verschijnt.
y Typ HBAUD (of HB) 9600 en druk op [Enter] of [Return]
om 9600 bps in te stellen voor de overdrachtsnelheid
van/naar het doelstation. De oorspronkelijke instelling is
1200 bps.
• U moet dezelfde overdrachtsnelheid instellen als het
doelstation.
u Typ MYCALL (of MY), vervolgens uw oproepraam (max.
9 tekens) en druk dan op [Enter] of [Return] om uw
oproepnaam op de TNC in te stellen.
• U kunt de oorspronkelijke instelling (NOCALL) niet
gebruiken.
i Stem op een geschikte frequentie af.
• Wellicht is het een goed idee om eerst een aantal packets
te beluisteren die tussen andere zenders worden
overgestuurd. Wanneer packets ontvangen worden,
verschijnt er tekst en schuift deze over het
computerscherm.
o Om verbinding met het doelstation te maken, typt u
CONNECT (of C), daarna de oproepnaam van het
doelstation en dan drukt u op [Enter] of [Return].
• Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, ziet u op het
computerscherm een bericht waarin dit wordt vermeld; op
het display van de zendontvanger verschijnt de
aanduiding “
• Als uw squelch voortdurend open is als gevolg van
packets die vanaf andere zenders komen, moet u vooraf
het squelch-niveau bijstellen. De TNC kan in een dergelijk
geval namelijk niet zenden.
”.
!0 Stuur de commando’ s en (indien nodig) berichten via de
TNC naar het doelstation.
N-54
Page 61
KIEZEN VAN DE DATA-BAND
STSTA
CON
CON
PACKETACKET
9696
BCON
9
7
5
Deze zendontvanger kan op een band (de “data-band”) packetdata ontvangen terwijl tegelijk op de andere band geluid wordt
ontvangen. Kies band A of B als de data-band voor ontvangst en
zenden van packets. “
oorspronkelijke instelling is band A.
Roep menu-nummer 1–4–1 (DA TA BAND) op en kies band A of
B.
U kunt ook de zendblokkering-methode instellen voor de
ingebouwde TNC. Roep menu-nummer 1–4–2 (DCD SENSE) op
en kies een van de twee methoden.
D BAND ONL Y (Alleen data-band):
De TNC zendt niet wanneer er signalen aanwezig zijn op de databand.
BOTH BANDS (Beide banden):
De TNC zendt niet wanneer er signalen aanwezig zijn op de databand of de andere band.
” geeft de huidige data-band aan; de
VOLLEDIG-DUPLEX BEDIENING
Deze zendontvanger kan gelijktijdig signalen zenden en
ontvangen. Dit betekent dat u bijvoorbeeld op de huidige band
geluid kunt uitzenden terwijl u tegelijk op de andere band (databand) packet-data ontvangt.
Druk op [DUP] om de volledig-duplex functie in te schakelen.
• “DUP” verschijnt op het display.
Druk nogmaals op [DUP] om de volledig-duplex functie uit te
schakelen.
Opmerkingen:
◆
U kunt de volledig-duplex functie niet inschakelen wanneer u de VHF
band op band B oproept of als u de frequentie-aanduiding voor een
van de banden heeft uitgeschakeld.
◆
Bij gebruik van de volledige-duplex functie dient u een oortelefoon
aan te sluiten op de SP aansluiting. Het gebruik van een oortelefoon
is nodig om te voorkomen dat er een rondzingende toon via de
zendontvanger wordt weergegeven (akoestische terugkoppeling).
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-55
Page 62
DX PACKETCLUSTERS M ONITORFUNCTIE
STSTA
CON
CON
9696
BCON
DUP
9
7
5
STSTA
CON
CON
9696
BCON
DUP
9
7
5
1
DX PacketClusters zijn netwerken die bestaan uit knooppunten
2
(nodes) en zenders die geïnteresseerd zijn in DXen en DX
wedstrijden. Als een bepaalde zender een DX-station vindt, stuurt
3
hij/zij een bericht naar zijn/haar node, waarna deze node de
informatie aan alle plaatselijke zenders en bovendien aan een
4
andere node doorgeeft. Uw zendontvanger kan DX informatie die
5
ontvangen wordt op het display aangeven en de meest recente
informatie betreffende in totaal 10 DX-stations in het geheugen
6
bewaren. Met behulp van deze monitorfunctie bent u snel op de
hoogte van de meest recente DX informatie in uw woongebied. U
7
kunt echter niet via deze functie DX informatie naar een bepaalde
8
node sturen.
9
10
11
Node
12
13
14
1 Roep menu-nummer 1–4–1 (DA TA BAND) op om band A of B
15
16
17
18
te kiezen.
2 Stem af op de frequentie van de gewenste PacketCluster
node.
3 Druk op [TNC] om de TNC in te schakelen.
• De aanduiding “
19
20
21
Zender
Node
” verschijnt.
STSTA
5
Node
CON
CON
9696
DUP
BCON
9
7
N-56
Telkens wanneer nieuwe DX cluster-gegevens worden
ontvangen, verdwijnt de frequentie-aanduiding en wordt de
informatie als volgt op het display getoond:
Frequentie
Tijd
• Na ongeveer 10 seconden of als u een toets indrukt, schakelt de
zendontvanger weer over naar de frequentie-aanduiding.
• Wanneer reeds ontvangen DX cluster-gegevens opnieuw
ontvangen worden, zal de frequentie-aanduiding niet verdwijnen.
Onderaan op het display verschijnt “dD” en een oproepnaam.
Druk tweemaal op [LIST] en druk dan op [UP]/ [DWN] om de
informatie van de 10 DX-stations te doorlopen.
• Druk op [OK] voor toegang tot een bijgevoegd bericht (max.
20 tekens).
Commentaar
• Druk op [LIST] om de frequentie-aanduiding weer te zien.
Opmerkingen:
◆
De informatie wordt gewist wanneer de zendontvanger wordt
uitgeschakeld.
◆
U hoort een pieptoon telkens wanneer nieuwe of reeds ontvangen
DX cluster-gegevens worden ontvangen. Roep menu-nummer 1–5–3
(BEEP) op om deze instelling te wijzigen. De oorspronkelijke
instelling is “ALL”. Zie de tabel op blz. 63.
◆
Alvorens op de PacketCluster node af te stemmen, schakelt u de
APRS beacon-functie {blz. 74} uit. Dit om te voorkomen dat de
PacketCluster nodes en zenders worden gestoord door onbedoeld
uitzenden van APRS packets.
Page 63
SSTV (SLOW-SCAN TELEVISION) MET DE VC-H1
SSTV is een populaire applicatie voor het oversturen van beelden
van de ene naar de andere zender. De VC-H1 is een los
verkrijgbare draagbare eenheid die alle benodigdheden voor
SSTV bevat: een slow-scan omzetter, een CCD-camera en een
LCD-monitor. Door de VC-H1 op deze zendontvanger aan te
sluiten kunt u kleurenbeelden zenden of ontvangen. Zie de
gebruiksaanwijzing van de VC-H1 voor nadere bijzonderheden.
Met deze zendontvanger kunt u een bericht, een RSV en een
oproepnaam aan het beeld op de VC-H1 monitor toevoegen.
Tevens kunt u de gewenste kleuren voor die informatie instellen.
Opmerking: Gebruik de los verkrijgbare PG-4V kabel om de VC-H1 op
deze zendontvanger aan te sluiten. Neem voor de aanschaf van deze
kabel contact op met een officiële
bij de VC-H1 wordt geleverd kunnen alleen beelden van/naar andere
zenders worden gestuurd.
KENWOOD
PG-4V
dealer. Met de kabel die
Gebruik de volgende menu-nummers voor het programmeren
van de informatie en het kiezen van de kleur.
Bovendien kunt u menu-nummer 3–8 (TX MODE) gebruiken voor
het programmeren van een SSTV mode voor de VC-H1. Sluit
eerst de zendontvanger op de VC-H1 aan en schakel dan de
zendontvanger en de VC-H1 in. Druk op [MENU], [3], [8]. De
zendontvanger geeft nu de SSTV mode aan dit op de VC-H1 is
ingesteld. Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste mode te kiezen
en druk dan op [OK] om de instelling op de VC-H1 te wijzigen.
De instelbare SSTV modes zijn als volgt:
• Robot (kleur) 36• Robot (kleur) 72
• AVT 90• AVT 94
• Scottie S1• Scottie S2
• Martin M1• Martin M2
• Fast FM
Opmerkingen:
◆
Schakel de zendontvanger en de VC-H1 uit voordat u de apparaten
op elkaar aansluit.
◆
Als u met behulp van de bijgeleverde antenne met hoog
zendvermogen uitzendt en de VC-H1 erg dicht bij de zendontvanger
staat, kunnen er storingen optreden. Deze worden veroorzaakt door
ongewenste terugkoppeling van de signalen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-57
Page 64
INVOEREN VAN EEN OPROEPNAAM / BERICHT/ RSV
Volg de onderstaande procedure om een oproepnaam, een
1
bericht of een RSV in te voeren. RSV is de afkorting voor
Readability (afleesbaarheid), Signal strength (signaalsterkte) and
2
Video (beeld). Als u een duidelijk beeld ontvangt zonder storing,
3
is de beoordeling in het RSV rapport 595.
4
Opmerking: Het enige verschil tussen de menu-nummers 3–1, 3–3 en
3–5 is het maximaal aantal tekens dat ingevoerd kan worden. U kunt dus
5
bijvoorbeeld nog een ander bericht invoeren door menu-nummer 3–5 te
kiezen.
6
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
7
2 Druk op [3], [1] om “3–1 (MY CALL)” te kiezen, op [3], [3] om
“3–3 (MESSAGE)” te kiezen, of op [3], [5] om “3–5 (RSV)” te
8
kiezen.
• Het display voor het invoeren van tekens verschijnt; het eerste
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
vakje knippert.
96
BCON
DUP
CON
CON
STSTA
96
PACKETACKET
BCON
9
7
5
CON
CON
STSTA
96
PACKETACKET
DUP
BCON
9
7
5
CON
CON
STSTA
PACKETACKET
9
7
5
3 Druk op [UP]/ [DWN] om een teken te kiezen.
• U kunt 0 t/m 9, A t/m Z, spatie, !, ?, – en / invoeren.
4 Druk op [OK].
• De cursor verschuift naar het volgende vakje.
N-58
DUP
5 Herhaal stap 3 en 4 om in totaal 8 tekens (oproepnaam),
9 tekens (bericht) of 10 tekens (RSV) in te voeren.
• Bij indrukken van [OK] na het kiezen van het laatste teken, is
het invoeren van de naam voltooid.
• Als u minder dan het maximale aantal tekens wilt invoeren,
drukt u tweemaal op [OK] nadat u het laatste teken gekozen
heeft.
• Bij iedere druk op [ESC] gaat de cursor een plaats terug.
• Bij indrukken van [A/B] wordt het teken gewist op de plaats
van de cursor.
6 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
In stap 3 kunnen ook de toetsen op het toetsenpaneel gebruikt
worden voor het invoeren van de alfanumerieke tekens. Bij
meerdere malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er
omgeschakeld tussen het invoeren van A, B, C en dan 2. Druk op
[DUAL] voor een 0 of spatie. Druk op [ENT] om een van de
speciale ASCII tekens te kiezen.
Voor de oproepnaam, het bericht of de RSV kunt u een van de
volgende kleuren kiezen: wit (oorspronkelijke instelling), zwart,
blauw, rood, magenta, groen, cyaan of geel.
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Druk op [3], [2] om “3–2 (MY CALL COL)” te kiezen, op [3],
[4] om “3–4 (MESSAGE COL)” te kiezen, of op [3], [6] om
“3–6 (RSV COLOR)” te kiezen.
CON
CON
STSTA
96
PACKETACKET
DUP
BCON
9
7
5
CON
CON
STSTA
PACKETACKET
9
7
5
3 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste kleur te kiezen.
4 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
5 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
96
BCON
DUP
CON
CON
STSTA
96
PACKETACKET
DUP
BCON
9
7
5
SUPERIM POSITIE VAN DE INGEVOERDE INFORMATIE
Nadat u de VC-H1 op de zendontvanger heeft aangesloten,
gebruikt u de volgende procedure voor superimpositie van de
ingevoerde informatie. Roep eerst het gewenste beeld op de
VC-H1 op.
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Druk op [3], [7] om “3–7 (SUPERIMPOSE)” te kiezen.
• De aanduiding “EXECUTING” verschijnt en de
gegevensoverdracht begint.
3 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
Opmerking: Schakel de zendontvanger en de VC-H1 uit voordat u de
apparaten op elkaar aansluit.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-59
Page 66
AFSTANDSBEDIENING VOOR DE VC-H1
STSTA
CON
CON
PACKETACKET
9696
BCON
DUP
9
7
5
STSTA
CON
CON
PACKET
96
BCONBCON
DUP
9
7
5
Wanneer u een tweede zendontvanger heeft met een toonfunctie,
1
kunt u die als afstandsbediening voor de VC-H1 gebruiken. U
zendt dan voor langer dan 1 seconde een toon (beneden de
2
gehoorgrens) uit vanaf de afstandsbediening (de tweede
3
zendontvanger) naar deze zendontvanger die op de VC-H1 is
aangesloten. Deze zendontvanger zorgt er dan voor dat de
4
VC-H1 een beeld opneemt, voert vervolgens de superimpositie
uit en zendt het beeld naar het doelstation. U moet op beide
5
zendontvangers dezelfde toonfrequentie kiezen; tevens stelt u op
6
deze zendontvanger een CTCSS frequentie in {blz. 39}.
7
Opmerkingen:
◆
Als u geen informatie voor superimpositie heeft vastgelegd, zal er
8
geen superimpositie worden uitgevoerd.
◆
De aanduiding “EXECUTING” verschijnt en knippert op deze
9
zendontvanger terwijl de diverse functies worden uitgevoerd.
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Toon
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Druk op [3], [9] om “3–9 (VC SHUTTER)” te kiezen.
3 Druk op [UP]/ [DWN] om de afstandsbedieningsfunctie in of
uit te schakelen.
4 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
• Bij het inschakelen van de functie wordt tevens de CTCSS
geactiveerd; de aanduiding “CT” verschijnt op het display.
5 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
De volgende tabel geeft de instellingen aan die u moet
controleren:
ne7D-HT
gnineidebsdnatsfa
.noitats-leodtehnaveidsla
ne7D-HT
gnineidebsdnatsfa
gnineidebsdnatsfA.dlekahcsegnisieitcnufnooteD
1H-CVdlekahcsegnisitaarappateH
1
Voor de TH-D7 gebruikt u F–4 (CTCSS FREQ) {blz. 39}.
2
De camera en de LCD-monitor mogen niet ingeschakeld zijn.
2
.
edfleztehsieitneuqerfegidiuheD
1
neerevonemokseitneuqerfnooteD
.
N-60
Page 67
APRS
(AUTOMATISCH PACKET/POSITIE MELDINGSSYSTEEM)
®
APRS® (afkorting voor Automatic Packet/Position Reporting
System) is de naam van een softwareprogramma en het
gedeponeerde handelsmerk van Bob Bruninga, WB4APR. Hij
heeft packet-communicatie interessanter gemaakt dan ooit
tevoren. Met behulp van dit programma kunt u mobiele zenders
op een kaart volgen die u op uw computerscherm heeft
opgeroepen. Stel u eens voor, u ziet de verplaatsing van een
mobiele zender op een kaart met een schaal-instelling van 0,5 tot
2000 mijl. U kunt ook zelf gevolgd worden op het
computerscherm van een andere zender. De zenders die gevolgd
worden moeten met regelmatige tussenpozen “Beacons”
(bakensignalen) uitzenden. Om andere zenders te kunnen
volgen, heeft u een computer nodig waarop de APRS software is
geïnstalleerd, een zendontvanger en een TNC. Om zelf gevolgd
te kunnen worden, heeft u bovendien een GPS-ontvanger nodig.
Deze kan de signalen van de GPS-satellieten ontvangen op basis
waarvan u uw huidige geografische positie bepaalt. GPS is de
afkorting voor Global Positioning Satellites
(wereldpositioneringssatellieten). De APRS kan de National
Marine Electronic Association (NMEA) strings verwerken die van
de GPS-ontvanger komen. Voor verdere informatie verwijzen wij
u naar de Internet Web pagina’s die betrekking hebben op de
APRS. Gebruik een van de Internet zoekmachines om de juiste
URL’ s te vinden.
Deze zendontvanger bevat een TNC en een programma voor
verwerking van de dataformaten die ondersteund worden door de
APRS. Wanneer correcte APRS gegevens worden ontvangen,
ziet u de informatie op het display; u heeft hiervoor geen
computer nodig. U kunt ook handmatig positiebepaling-gegevens
(breedtegraad/ lengtegraad) invoeren, om deze dan uit te
zenden; gebruik deze functie wanneer u geen GPS-ontvanger
heeft. In aanvulling op positie-gegevens kan deze zendontvanger
tevens de volgende informatie ontvangen of uitzenden:
margotcip-redneZeitamrofnisreeW
1
raatnemmoc-eitisoPtsketsutatS
2
diehlenssgnigeweB
1
Alleen ontvangst
2
Kan alleen worden uitgezonden wanneer een GPS-ontvanger wordt
gebruikt.
2
gnithcirsgnigeweB
Deze zendontvanger heeft een PC aansluiting en een GPS
aansluiting voor de verbinding met een personal computer en een
GPS-ontvanger. In deze handleiding wordt niet de APRS
communicatie beschreven die u kunt uitvoeren bij gebruik van de
betreffende apparatuur .
Opmerkingen:
◆
Schakel de zendontvanger uit voordat u begint met het maken van
de aansluitingen.
◆
De GPS aansluiting is ook geschikt voor een 2,5 mm, 3-polige
stekker. U kunt de bijgeleverde kabel {blz. 1} gebruiken om het
uiteinde van de kabel van uw GPS-ontvanger te wijzigen. De
aansluiting voor iedere pool (TXD/ RXD/ GND) is bij deze stekker
hetzelfde als bij de stekker van de PG-4W {blz. 53}.
PG-4W
To COM port
GPS-ontvanger
N-61
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Page 68
BEDIENINGSROUTESCHEMA
Het volgende routeschema toont u de bedieningsstappen voor
1
een effectief gebruik van de APRS functie.
2
q Druk op [TNC] om de TNC in te schakelen.
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
• De aanduiding “ ” verschijnt.
w Roep menu-nummer 1–4–1 op om band A of B in te
stellen als de data-band {blz. 55}.
e Kies op de data-band dezelfde frequentie als de andere
zenders in uw groep.
• U kunt ook afstemmen op de frequentie van een
geschikte digipeater {blz. 72}.
U bent nu voor klaar voor ontvangst van APRS gegevens van
andere zenders. Zie “ONTV ANGST VAN APRS GEGEVENS”
{blz. 63}. Ga door naar stap r om zelf APRS gegevens te
zenden.
r Roep menu-nummer 2–1 op om uw oproepnaam te
programmeren (max. 9 tekens) {blz. 66}.
t Als er een GPS-ontvanger is aangesloten, roept u menu-
nummer 2–2 op en kiest dan “NMEA”. De oorspronkelijke
instelling is “NOT USED” (niet in gebruik).
y Roep menu-nummer 2–5 op om uw zender-pictogram te
kiezen {blz. 67}.
u Roep menu-nummer 2–3 op om de breedte- en
lengtegraad in te voeren {blz. 68}.
i Roep menu-nummer 2–4 op om een van de 8
vooringestelde commentaren te kiezen {blz. 69}.
o Indien gewenst, kunt u menu-nummer 2–6 oproepen om
statustekst bestaande uit max. 20 tekens in te voeren
{blz. 70}.
!0 Indien gewenst, roept u menu-nummer 2–A op om een
groepscode te programmeren {blz. 71}.
!1 Roep, indien nodig, menu-nummer 2–8 op om een
packet-pad te programmeren {blz. 72}.
!2 Roep menu-nummer 2–9 op om de bedieningsmethode
te kiezen voor het zenden van de beacons
(bakensignalen) {blz. 74}.
!3 Als u in stap !2 “PTT” of “AUTO” heeft gekozen, roept u
nu menu-nummer 2–7 op om de intervaltijd in te stellen
voor het zenden van de beacons {blz. 75}.
!4 Druk op [BCON]. Als u in stap !2 “PTT” heeft gekozen,
drukt u nu op de PTT schakelaar en laat de schakelaar
dan weer los. Zie blz. 74.
Opmerking: Als u uw personal computer gebruikt, stelt u dezelfde
communicatie-parameters in als bij Packet-communicatie {blz. 54}. Druk
tweemaal op
schakelen; de aanduiding “PACKET”verschijnt dan op het display.
[TNC]
van de zendontvanger om de Packet-functie in te
N-62
Page 69
ONTVANGST VAN APRS GEGEVENS
Telkens wanneer nieuwe APRS gegevens worden ontvangen,
wordt de display-aanduiding onderbroken en verschijnen de
gegevens als volgt op het display:
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
Positiecommentaar
(of statustekst)
• De ontvangen APRS gegevens kunnen informatie bevatten
betreffende een onderwerp zoals een orkaan of tornado. In dat
geval verschijnt de naam van het onderwerp in plaats van de
oproepnaam.
• Na ongeveer 10 seconden, of als u een toets indrukt, schakelt de
zendontvanger weer over naar de frequentie-aanduiding.
Opmerking: Wanneer u APRS gegevens ontvangt die uzelf heeft
uitgezonden, zal de frequentie-aanduiding niet onderbroken worden.
Onderaan op het display verschijnt de melding “MY P ACKET”. Dit kan
gebeuren wanneer een of meerdere digipeaters {blz. 72} gebruikt
worden.
Als een ontvangen packet geen nieuwe (of juiste) APRS
gegevens bevat, wordt de frequentie-aanduiding niet
onderbroken. Er verschijnt een aanduiding, zoals bijvoorbeeld
“dP”, op het display afhankelijk van het soort gegevens. Zie de
volgende tabel.
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
gnidiudnaAsineketeB?nepergebnIsitaW
-eitisopnaveipoK
raatnemmoc
tsketsutats
sinegnavtno
navgnidjirhcsrevO
teimil-eitisop
gaarvposnevegeG
}57.zlb{
eitamrofni
Q?
Pd
Sd
naveipoK
P>
1
??nedrownakdreedocedegteintadtekcaP
1
De zendontvanger zendt automatisch de vereiste informatie binnen
ongeveer 2 minuten na ontvangst van het verzoek.
Opmerking: De APRS programma’s voor PC’s hebben invoervelden
voor positie-commentaar en statustekst. De gegevens die in deze velden
worden ingevoerd, worden als afzonderlijk packets uitgezonden.
De zendontvanger maakt een pieptoon telkens wanneer nieuwe
of duplicaat APRS gegevens worden ontvangen. Gebruik menunummer 1–5–3 (BEEP) om deze instelling te wijzigen. De
oorspronkelijke instelling is “ALL”.
ewueiN
SRPA
snevegeg
neeG
nootpeip
neeG
nootpeip
nedehkjilegomezueK
FFO
YEKnootpeiP
jiB
gnineidebsteot
neeG
nootpeip
ATADWEN+YEKnootpeiPnootpeiP
LLAnootpeiPnootpeiPnootpeiP
slaraatnemmocedflezteH
raatnemmocegirovteh
rednezedneffertebednav
sdeereidtsketsutatS
rednezneenavsnevegeG
kierebnezokegtehnetiub
navnednezroovkeozreV
naveipoK
SRPA
snevegeg
neeG
nootpeip
neeG
nootpeip
neeG
nootpeip
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-63
Page 70
TOEGANG TOT DE ONTVANGEN APRS GEGEVENS
Deze zendontvanger kan de APRS gegevens van in totaal 40
1
zenders ontvangen en in het geheugen opslaan. Volg de
onderstaande aanwijzingen om een zender waarvan informatie is
2
ontvangen te kiezen en de gewenste informatie op het display te
3
laten verschijnen.
1 Druk op [LIST].
4
• Het display voor het kiezen van de zender verschijnt.
5
• De nummers naast de oproepnamen geven de volgorde aan
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
waarin de gegevens ontvangen zijn. De laatst ontvangen
gegevens hebben nummer 1.
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
2 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste zender te kiezen.
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
3 Druk op [OK].
• Het display voor toegang tot de gewenste informatie
verschijnt.
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
4 Druk herhaaldelijk op [OK] totdat u de gewenste informatie
ziet.
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
• Druk op [ESC] als u wilt terugkeren naar de vorige displayweergave.
5 Druk tweemaal op [LIST] om de frequentie-aanduiding te
herstellen.
Als u de informatie van een bepaalde zender niet meer nodig
heeft, kunt u deze wissen. Druk hiervoor in stap 3 of 4 op [A/B] in
plaats van op [OK]. De vraag “DELETE?” verschijnt. Druk op
[OK] om de informatie te wissen.
Om de informatie van alle zenders te verwijderen, drukt u in stap
2 op [A/B](1 s). De vraag “DELETE ALL?” verschijnt. Druk op
[OK]. U ziet dan de bevestigingsmelding “ARE YOU OK?”. Druk
opnieuw op [OK] om alle informatie te wissen.
Het soort informatie dat u kunt oproepen in stap 4 verschilt
afhankelijk van het soort zender dat de informatie heeft gestuurd.
Zie de volgende bladzijde voor nadere bijzonderheden.
Opmerkingen:
Wanneer gegevens van de 41ste zender worden ontvangen, worden
◆
de oudste gegevens in het geheugen vervangen door de betreffende
gegevens.
◆
T elkens wanneer nieuwe APRS gegevens van dezelfde zender
worden ontvangen, zullen de oude (vastgelegde) gegevens van de
betreffende zender vervangen worden door de nieuwe gegevens.
◆
Als APRS gegevens worden ontvangen terwijl een GPS-ontvanger is
aangesloten, worden de bijgevoegde positie-gegevens naar de
ontvanger gestuurd; hiervoor wordt het NMEA-0183 ($GPWPL)
formaat gebruikt. De gegevens worden vastgelegd in de Waypoint
List van de ontvanger; de rechter 6 tekens van de oproepnaamcode
worden gebruikt als de naam (bijv. voor KJ6HC-3: J6HC-3).
N-64
Page 71
q Positie-commentaar
(of statustekst)
Mobiele zenderVaste zenderVaste zender
q Bewegingsrichting
w Bewegingssnelheid
m: Mijl/uur
k: Km/uur
WeerstationObject (blz. 63)
q Windrichting
w Windsnelheid
m: Mijl/uur k: Km/uur
e Temperatuur
F: ° Fc: °C
r Hoeveelheid neerslag
tijdens afgelopen uur
(inch of mm)
q Rastervak-locator
w Afstand vanaf de
zender (mijl of km)
q Zendvermogen
w Hoogte van de
antenne
(terreinhoogte)
’ : Feet M: Meter
e Antenne-versterking
r Richtingsgevoeligheid
van de antenne
omni: Rondomgevoelig
q Oproepnaam
q Breedtegraad/
lengtegraad
N: Noord S: Zuid
W: West E: Oost
q Zendbereik
(mijl of km)
1
Bij gebruik van
gecomprimeerde
APRS gegevens
Deze zendontvanger kan de volgende 18 pictogrammen tonen
als zender-identificatiesymbolen. Wanneer andere pictogramgegevens worden ontvangen, toont het display een pictogramcode zoals /$ of \$.
1
2
3
4
Als de ontvangen pictogram-gegevens tekens bevatten, ziet u
deze ook op het display (niet in alle gevallen). Hieronder worden
een paar voorbeelden gegeven:
5
6
7
8
De volgende pictogrammen tonen de richting van de zenders ten
opzichte van uw positie. “
” betekent bijvoorbeeld dat de andere
zender in noordoostelijke richting is ten opzichte van uw positie.
1
9
10
11
0,0 tot 9999 mijl (of km) wordt aangegeven voor de afstanden
vanaf de andere zenders. Bij afstanden groter dan 9999 mijl
(of km) verschijnt “xxxxmi” (of “xxxxkm”) op het display .
De oorspronkelijke instellingen voor de maateenheden voor
afstand en temperatuur zijn mijl en °F. U kunt dit wijzigen in
kilometer en °C. Roep menu-nummer 2–C (UNIT) op en stel
“km, °C” in.
CON
STA
9696
DUP
BCONBCON
9
7
5
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Opmerking: U kunt de maateenheden voor afstand en temperatuur niet
afzonderlijk wijzigen.
21
N-65
Page 72
PROGRAMM EREN VAN EEN OPROEPNAAM (CODENAAM)
Om APRS gegevens te kunnen zenden, dient u eerst uw
1
oproepnaam in te stellen. De oproepnaam kan uit maximaal 9
alfanumerieke tekens bestaan.
2
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
3
2 Druk op [2], [1] om “2–1 (MY CALL)” te kiezen.
4
• Het display voor het invoeren van tekens verschijnt; het eerste
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
vakje knippert. De oorspronkelijke instelling is “NOCALL”.
CON
CON
STSTA
9696
DUP
BCON
9
7
5
3 Druk op [UP]/ [DWN] om een teken te kiezen.
• U kunt 0 t/m 9, A t/m Z en – invoeren.
4 Druk op [OK].
• De cursor verschuift naar het volgende vakje.
5 Herhaal stap 3 en 4 om in totaal 9 tekens in te voeren.
• Bij indrukken van [OK] na het kiezen van het 9de teken, is het
invoeren van de naam voltooid.
• Als u minder dan 9 tekens wilt invoeren, drukt u tweemaal op
[OK] nadat u het laatste teken gekozen heeft.
• Bij iedere druk op [ESC] gaat de cursor een plaats terug.
• Bij indrukken van [A/B] wordt het teken gewist op de plaats
van de cursor.
6 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
In stap 3 kunnen ook de toetsen op het toetsenpaneel gebruikt
worden voor het invoeren van de alfanumerieke tekens. Bij
meerdere malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er
omgeschakeld tussen het invoeren van A, B, C en dan 2. Druk op
[ENT] om – in te voeren.
Opmerking: U kunt alleen APRS gegevens zenden wanneer u een
oproepnaam heeft geprogrammeerd.
N-66
Page 73
KIEZEN VAN UW ZENDER-PICTOGRAM
Het zender-pictogram dat u kiest, verschijnt als uw
identificatiesymbool op de monitors van de andere zenders. Kies
een pictogram uit de aangeboden selectie.
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Druk op [2], [5] om “2–5 (ICON)” te kiezen.
CON
CON
STSTA
9696
DUP
BCON
9
7
5
3 Druk op [UP]/ [DWN] om uw keuze te maken uit de 15
pictogrammen plus “OTHERS”.
• U kunt kiezen uit de volgende 15 pictogrammen.
4 Druk op [OK].
5 Druk tweemaal op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
DOOWNEKVTSSejkeoheirD
repoldraHgiutgeilVpeeJ
siuhTtooBotuareepmaK
)tnet(sierpOotuasreigassaPotuathcarV
tooblieZsteifrotoMejsuB
De APRS heeft ongeveer 200 pictogrammen. De gebruiker kiest
zijn pictogram door een combinatie van twee ASCII codes aan te
geven, bijv . / en !. Een van deze codes is een symboolcode en de
andere is een tabel-identificatiecode (/ of \). Als u in stap 3
“OTHERS” kiest, volgt u de stappen voor het invoeren van de
twee-code combinatie. Deze methode wordt beschreven in de
handleiding (documentbestand) die bij de los verkrijgbare PG-4W
kabel wordt geleverd. Zie de betreffende handleiding voor nadere
bijzonderheden over het APRS systeem.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-67
Page 74
INVOEREN VAN DE BREEDTEGRAAD/ LENGTEGRAAD
U kunt de breedte- en lengtegraad ook handmatig invoeren en
1
deze gegevens dan naar andere zenders sturen.
2
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
• U kunt ook op [POS] drukken. In dat geval kan stap 2 worden
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
overgeslagen.
2 Druk op [2], [3] om “2–3 (MyPos)” te kiezen.
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
Rastervaklocator
3 Druk op [UP]/ [DWN] voor het omschakelen tussen
noorderbreedte (standaard instelling) en zuiderbreedte.
4 Druk op [OK].
• De graden-aanduiding knippert.
5 Druk op [UP]/ [DWN] om de graden in te stellen.
6 Druk op [OK].
• De minuten-aanduiding knippert.
7 Herhaal stap 5 en 6 om de minuten in te stellen (kan tot op
1/100 worden ingesteld).
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
8 Druk op [UP]/ [DWN] voor het omschakelen tussen
westerlengte (oorspronkelijke instelling) en oosterlengte.
9 Druk op [OK].
• De graden-aanduiding knippert.
10 Druk op [UP]/ [DWN] om de graden in te stellen.
11 Druk op [OK].
• De minuten-aanduiding knippert.
12 Herhaal stap 10 en 11 om de minuten in te stellen (kan tot op
1/100 worden ingesteld).
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
13 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
Opmerkingen:
◆
Als u in menu-nummer 2–2 de instelling “NMEA” heeft gekozen,
wordt bij indrukken van [POS] niet het display voor ingave van de
breedte- en lengtegraad opgeroepen. U ziet de positie-gegevens die
het laatst via de GPS-ontvanger zijn ontvangen.
◆
Als u een GPS-ontvanger gebruikt, kunt u de gemeten gegevens ook
naar het positie-invoer display van menu-nummer 2–3 kopiëren. Druk
op [POS] zodat de gemeten gegevens verschijnen en druk dan op
[OK]. De vraag “COPY to MENU?” verschijnt. Druk nogmaals op
[OK].
◆
Het rastervakkensysteem is ontworpen om snel een willekeurige
plaats op de aarde te kunnen bepalen. De aarde is verdeeld in 324
gebieden (AA – RR) die “velden” worden genoemd. Ieder veld is
vervolgens onderverdeeld in 100 “vakken” (00 – 99). Ieder vak is
weer onderverdeeld in 576 “subvakken” (AA – XX). Op deze wijze is
de aarde verdeeld in 18, 662, 400 vierkante vakken die elk worden
aangegeven door 6 tekens.
N-68
Page 75
KIEZEN VAN EEN POSITIE-COMMENTAAR
De APRS gegevens die u zendt, bevatten altijd een van de 8
vooringestelde positie-commentaren. Kies het gewenste
commentaar overeenkomstig uw situatie.
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Druk op [2], [4] om “2–4 (POS COMMENT)” te kiezen.
CON
CON
STSTA
9696
DUP
BCON
9
7
5
3 Druk op [UP]/ [DWN] om het gewenste commentaar te
kiezen.
CON
CON
STSTA
9696
DUP
BCON
9
7
5
4 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
5 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
In het onderstaande tabelletje ziet u de commentaren die
gekozen kunnen worden:
ytuDffO
)gnilletsniekjileknorpsroo(
etuoRnElaicepS
ecivreSnIytiroirP
gninruteR!ycnegremE
1
Indien deze commentaren gekozen worden, zal uw zender op alle
APRS computerschermen oplichten.
2
Kies dit commentaar alleen indien absoluut noodzakelijk. U schakelt
met dit bericht namelijk bij alle APRS zenders die u uitluisteren het
alarm in.
dettimmoC
1
1
2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-69
Page 76
TOEVOEGEN VAN STATUSTEKST
U kunt ook een commentaar (statustekst) toevoegen aan de
1
breedte- en lengtegraad-gegevens die u uitzendt. Het
commentaar kan uit maximaal 20 alfanumerieke tekens bestaan.
2
Opmerking: Bij toevoeging van een lang commentaar is het formaat en
3
de lengte van het packet soms tweemaal zo groot. Voeg alleen een
commentaar toe als dit nodig is.
4
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
5
2 Druk op [2], [6] om “2–6 (ST ATUS TEXT)” te kiezen.
6
• Het display voor het invoeren van een commentaar verschijnt;
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
het eerste vakje knippert.
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
3 Druk op [UP]/ [DWN] om het eerste teken te kiezen.
• U kunt alfanumerieke tekens en speciale tekens uit de ASCII
set invoeren.
4 Druk op [OK].
• De cursor verschuift naar het volgende vakje.
5 Herhaal stap 3 en 4 om in totaal 20 tekens in te voeren.
• Bij indrukken van [OK] na het kiezen van het 20ste teken, is
het invoeren van het commentaar voltooid.
• Als u minder dan 20 tekens wilt invoeren, drukt u tweemaal op
[OK] nadat u het laatste teken gekozen heeft.
• Bij iedere druk op [ESC] gaat de cursor een plaats terug.
• Bij indrukken van [A/B] wordt het teken gewist op de plaats
van de cursor.
6 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
In stap 3 kunnen ook de toetsen op het toetsenpaneel gebruikt
worden voor het invoeren van de alfanumerieke tekens. Bij
meerdere malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er
omgeschakeld tussen het invoeren van A, B, C, a, b, c en 2. Druk
op [DUAL] voor een 0 of spatie. Druk op [ENT] om een van de
speciale ASCII tekens te kiezen.
N-70
Page 77
PROGRAMM EREN VAN EEN GROEPSCODE
Door een groepscode te gebruiken, kunt u voorkomen dat u
ongewenste packets ontvangt. De APRS van deze
zendontvanger is geschikt voor de volgende drie typen
groepscodes.
V oor ontvangst van alle oproepen:
Programmeer een 6-cijferige code die begint met AP. U ontvangt
dan alle APRS packets die AP in de groepscode hebben. Het
doet er niet toe of de andere 4 tekens hetzelfde zijn. De
oorspronkelijke instelling voor deze zendontvanger is APK001;
K001 betekent KENWOOD versie 1.
Opmerking: APRS packets die zijn gemaakt via diverse methoden,
bevatten diverse codes in plaats van groepscodes. Door “Alle oproepen”
te gebruiken, kunt u packets ontvangen die de volgende codes bevatten.
SPGMYSTSQQCNOCAEB
LLANRWYKSLIAMDILCPS
V oor ontvangst van speciale oproepen:
Voer “SPCL” in. U ontvangt dan alleen APRS packets die SPCL
als groepscode hebben. Deze code wordt gewoonlijk door alle
zenders geprogrammeerd die aan een speciaal evenement
deelnemen.
V oor ontvangst van oproepen uit een bepaald netwerk:
Gebruik samen met de andere deelnemende zenders een code
van maximaal 6 tekens. U ontvangt dan alleen APRS packets die
deze code bevatten. Om ervoor te zorgen dat geen ongewenste
packets worden ontvangen, mag deze code geen tekens
bevatten die door de bovenstaande twee code-typen worden
gebruikt.
Opmerking: Bij menu-nummer 2–A kunt u 9 tekens (niet 6 tekens)
invoeren, voor eventuele toekomstige uitbreiding van de functies in het
groepscodesysteem.
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Druk op [2], [A] om “2–A (UNPROTOCOL)” te kiezen.
• Het display voor het invoeren van tekens verschijnt; het eerste
vakje knippert. De oorspronkelijke instelling is APK001 (Alle
oproepen).
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
3 Druk op [UP]/ [DWN] om een teken te kiezen.
• U kunt 0 t/m 9, A t/m Z en – invoeren.
4 Druk op [OK].
• De cursor verschuift naar het volgende vakje.
5 Herhaal stap 3 en 4 om in totaal 9 tekens in te voeren.
• Bij indrukken van [OK] na het kiezen van het 9de teken, is het
invoeren van de code voltooid.
• Als u minder dan 9 tekens wilt invoeren, drukt u tweemaal op
[OK] nadat u het laatste teken gekozen heeft.
• Bij iedere druk op [ESC] gaat de cursor een plaats terug.
• Bij indrukken van [A/B] wordt het teken gewist op de plaats
van de cursor.
6 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
In stap 3 kunnen ook de toetsen op het toetsenpaneel gebruikt
worden voor het invoeren van de alfanumerieke tekens. Bij
meerdere malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er
omgeschakeld tussen het invoeren van A, B, C en dan 2. Druk op
[ENT] om – in te voeren.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-71
Page 78
PROGRAMM EREN VAN EEN PACKET-PAD
STSTA
CON
CON
96
BCONBCON
DUP
9
7
5
In een packet-pad wordt aangegeven hoe de APRS gegevens via
1
een of meerdere repeaters moeten worden doorgestuurd. Een
repeater die gebruikt wordt voor packet-communicatie, wordt
2
gewoonlijk een “digipeater” genoemd. Dit is een samentrekking
3
van de woorden “digital” en “repeater”. Een digipeater staat
gewoonlijk opgesteld op een berg of een hoog gebouw. In
4
tegenstelling tot een spraak-repeater werkt een digipeater met
een simplexfrequentie. Wanneer een zendamateur besluit om
5
een digipeater te installeren, geeft hij (zij) aan of het een
6
“breedbereik” type of een “relayeer” type is. Over het algemeen
kan een breedbereik-type digipeater de packets over een veel
7
grotere afstand uitzenden dan een relayeer-type.
8
De APRS heeft meerdere methoden voor het programmeren van
een packet-pad. Een aantal van deze methoden staan
9
beschreven op de volgende bladzijde. U kunt een pad invoeren
dat uit maximaal 32 alfanumerieke tekens bestaat. De standaard
10
instelling voor het packet-pad is “RELA Y,WIDE”. Let erop dat u
11
tussen iedere twee parameters een komma moet plaatsen.
12
Opmerking: Deze zendontvanger kan niet als een digipeater
functioneren.
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Breedbereik-type
Relayeer-type
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Druk op [2], [8] om “2–8 (PACKET PATH)” te kiezen.
• Het display voor het invoeren van tekens verschijnt; het eerste
vakje knippert.
3 Druk op [UP]/ [DWN] om een teken te kiezen.
• U kunt 0 t/m 9, A t/m Z, “,” (komma) en – invoeren.
4 Druk op [OK].
• De cursor verschuift naar het volgende vakje.
5 Herhaal stap 3 en 4 om in totaal 32 tekens in te voeren.
• Bij indrukken van [OK] na het kiezen van het 32ste teken, is
het invoeren van het pad voltooid.
• Als u minder dan 32 tekens wilt invoeren, drukt u tweemaal op
[OK] nadat u het laatste teken gekozen heeft.
• Bij iedere druk op [ESC] gaat de cursor een plaats terug.
• Bij indrukken van [A/B] wordt het teken gewist op de plaats
van de cursor.
6 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
In stap 3 kunnen ook de toetsen op het toetsenpaneel gebruikt
worden voor het invoeren van de alfanumerieke tekens. Bij
meerdere malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er
omgeschakeld tussen het invoeren van A, B, C en dan 2. Druk op
[ENT] voor het omschakelen tussen , en –.
N-72
Page 79
Hieronder worden de vier basismethoden voor het invoeren/
wijzigen van een packet-pad beschreven.
Methode 1 (specifiek pad):
Programmeer de oproepnamen (codenamen) van een of meer
repeaters die voor de doorverbinding moeten zorgen; bijv .
“KD6ZZV,KF6RJZ”.
Methode 2 (generiek pad):
Programmeer “RELAY” en/of “WIDE”; bijv. “RELAY,WIDE”. Bij
deze instelling worden de APRS gegevens eerst naar een
willekeurige relayeer-type digipeater in de buurt van uw station
gezonden en vervolgens naar een breedbereik-type digipeater. U
kunt “WIDE” ook meerdere keren programmeren. Als u
bijvoorbeeld “WIDE,WIDE” instelt, worden de APRS gegevens
eerst naar een willekeurige breedbereik-type digipeater in de
buurt van uw station gezonden en daarna naar een andere
breedbereik-type digipeater. Bij gebruik van deze methode hoeft
u dus niet de oproepnamen van de digipeaters in te voeren.
Methode 3 (WIDEN-N pad):
Programmeer “WIDEN-N”. N is het aantal breedbereik-type
digipeaters dat gebruikt moet worden voor het relayeren. Als u
bijvoorbeeld “WIDE3-3” instelt, worden de APRS gegevens in
beide richtingen door drie digipeaters gerelayeerd.
Opmerking: Deze methode werkt alleen bij geavanceerde APRS
netwerken.
Methode 4 (SSID pad):
Programmeer een getal tussen 1 en 15. Dit getal bepaalt onder
andere het aantal digipeaters dat gebruikt wordt voor het
relayeren. U kunt tevens de richting ten opzichte van uw station
aangeven van de digipeaters die gebruikt worden. Zie de tabel.
Opmerking: Deze methode werkt alleen bij geavanceerde APRS
netwerken.
retemaraPsretaepigidlatnaAgnithciR
11 ellA
22 ellA
33 ellA
44 ellA
55 ellA
66 ellA
77 ellA
8)reemfo(2
9)reemfo(2
01)reemfo(2
11)reemfo(2
21leeV
31leeV
41leeV
51leeV
1
De eerste digipeater die uw APRS gegevens ontvangt, bepaalt de
volledige route tot aan de bestemming voordat de gegevens worden
doorgestuurd; vaak worden er in totaal 2 digipeaters gebruikt.
2
De digipeater die uw APRS gegevens ontvangt, bepaalt de
oproepnaam van de volgende digipeater voordat de gegevens worden
doorgestuurd. Dit wordt herhaald totdat de APRS gegevens de
bestemming bereiken.
1
1
1
1
2
2
2
2
drooN
diuZ
tsoO
tseW
drooN
diuZ
tsoO
tseW
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-73
Page 80
KIEZEN VAN DE BEACON-ZENDMETHODE
Kies de gewenste methode voor het zenden van de APRS
1
gegevens zoals hieronder beschreven. De tabel toont de
bediening overeenkomstig de gemaakte keuze:
2
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
3
2 Druk op [2], [9] om “2–9 (DA TA TX)” te kiezen.
4
CON
CON
STSTA
9696
DUP
CON
CON
BCON
9
9696
DUP
BCON
9
5
7
5
6
7
8
3 Druk op [UP]/ [DWN] om Manual (oorspronkelijke instelling),
9
PTT of Auto in te stellen.
10
11
STSTA
7
5
12
13
14
4 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
5 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
Volg de onderstaande procedure voor het instellen van de
intervaltijd voor automatisch zenden van APRS gegevens. De
oorspronkelijke instelling is 5 minuten.
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Druk op [2], [7] om “2–7 (TX INTERVAL)” te kiezen.
CON
CON
STSTA
9696
DUP
BCON
9
7
5
3 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste tijd in te stellen.
• De instellingen zijn: 0,5, 1, 2, 3, 5, 10, 20, en 30 minuten.
CON
CON
STSTA
9696
DUP
BCON
9
7
5
4 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
5 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
Opmerkingen:
◆
Als “AUTO” in menu-nummer 2–9 is gekozen en de beacon-functie is
ingeschakeld, zullen de APRS gegevens meteen uitgezonden
worden wanneer u in stap 4 op
gegevens telkens na het verstrijken van de intervaltijd worden
uitgezonden.
◆
Wanneer er signalen aanwezig zijn, zullen de APRS gegevens niet
uitgezonden worden na het verstrijken van de intervaltijd. Het zenden
wordt dan pas uitgevoerd ongeveer 2 seconden nadat de signalen
wegvallen.
[OK]
drukt. Daarna zullen de APRS
BEPERKEN VAN DE ONTVANGST VAN APRS GEGEVENS
Als APRS erg populair is in uw land, ontvangt u misschien meer
APRS packets dan u lief is. Indien dit het geval is en uw normale
APRS activiteiten er hinder van ondervinden, kunt u een
bepaalde afstand instellen en ontvangt u geen APRS gegevens
van zenders die buiten de ingestelde afstand zijn.
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
2 Druk op [2], [B] om “2–B (POS LIMIT)” te kiezen.
3 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste afstand in te stellen.
• U kunt een afstand instellen tussen 10 en 2500, in stappen
van 10, of OFF. De maateenheid is mijl of kilometer,
afhankelijk van de instelling in menu-nummer 2–C (UNIT)
{blz. 65}.
4 Druk op [OK] om de procedure af te sluiten.
5 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-75
Page 82
1
De APRS® biedt de mogelijkheid een bericht te zenden of
2
ontvangen onafhankelijk van de positie-gegevens. U kunt een
bericht sturen naar een bepaalde zender of u stuurt een bulletin
3
naar alle zenders in uw groep. Als u een bericht naar een
bepaalde zender stuurt, wordt het bericht tot 5 maal uitgezonden,
4
totdat er een ontvangst-bevestiging is verkregen.
5
De berichten die u zendt kunnen uit maximaal 45 alfanumerieke
tekens bestaan. In het berichtengeheugen kunt u in totaal 16
6
ontvangen of uit te zenden berichten bewaren.
7
8
BEDIENINGSROUTESCHEMA
Het volgende routeschema toont u de bedieningsstappen voor
9
het zenden van een APRS bericht.
10
q Druk op [TNC] om de TNC in te schakelen.
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
• De aanduiding “ ” verschijnt.
w Roep menu-nummer 1–4–1 op om band A of B in te
stellen als de data-band {blz. 55}.
e Kies op de data-band dezelfde frequentie als de andere
zenders in uw groep.
• U kunt ook afstemmen op de frequentie van een
geschikte digipeater {blz. 72}.
APRS® BERICHT
r Roep menu-nummer 2–1 op om uw oproepnaam te
programmeren (max. 9 tekens) {blz. 66}.
U bent nu voor klaar voor ontvangst van APRS berichten van
andere zenders. Zie “ONTV ANGST VAN EEN BERICHT”
{blz. 77}. Ga door naar stap t om zelf een bericht te zenden.
t Roep, indien nodig, menu-nummer 2–8 op om een
packet-pad te programmeren {blz. 72}.
y Voer een bericht (of bulletin) in, bestaande uit maximaal
45 alfanumerieke tekens {blz. 79}.
Na het uitvoeren van stap y zal de zendontvanger automatisch
het bericht (of bulletin) uitzenden. Als u een bericht (dus geen
bulletin) uitzendt, zult u gewoonlijk een ontvangst-bevestiging
krijgen; in dat geval verschijnt “ack” op het display .
N-76
Page 83
ONTVANGST VAN EEN BERICHT
Telkens wanneer een bericht wordt ontvangen, wordt dit als volgt
op het display getoond:
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
Aanduiding
• Op het display worden alleen de eerste 24 tekens van het bericht
aangegeven.
• Na ongeveer 10 seconden, of als u een toets indrukt, schakelt de
zendontvanger weer over naar de frequentie-aanduiding.
•“
” verschijnt links onderaan op het display en de aanduiding
blijft totdat u de LIST functie {blz. 78} gebruikt.
De onderstaande aanduidingen verschijnen afhankelijk van het
soort bericht dat ontvangen wordt:
1
9–0
1
9–0
1
Z–A,
!tsneidreewelanoitanednavtropparneE
1
Volgordenummer van bericht-packets (of bulletin-packets) die vanaf
dezelfde zender komen
5
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
uroovthcirebkjilnoosrepneE
peorgwunisrednezellaroovnitellubneE
thcirebwunavgnigitseveb-tsgnavtnO
Wanneer een kopie van een bericht vanaf dezelfde zender wordt
ontvangen, hoort u een foutmeldingspieptoon. Bovendien
verschijnt er “dM” en een oproepnaam op het display.
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
• Als een bericht bestemd voor andere zenders wordt ontvangen,
verschijnt “oM” links onderaan op het display.
De zendontvanger maakt een pieptoon telkens wanneer een
nieuw bericht of een kopie-bericht wordt ontvangen. Gebruik
menu-nummer 1–5–3 (BEEP) om deze instelling te wijzigen. De
oorspronkelijke instelling is “ALL”.
nedehkjilegomezueK
FFOnootpeipneeG
YEKnootpeiP
ATADWEN+YEKnootpeiPnootpeiP
jiB
gnineidebsteot
wueiN
thcireb
neeG
nootpeip
neeG
nootpeip
thcireb
neeG
nootpeip
neeG
nootpeip
neeG
nootpeip
LLAnootpeiPnootpeiPnootpeiP
Opmerkingen:
◆
Deze zendontvanger kan ook berichten ontvangen met een niet
corresponderende SSID. In dat geval wordt er geen ontvangstbevestiging gestuurd.
◆
Wanneer een bericht dat voor u bestemd is, ontvangen wordt,
worden het display en toetsenpaneel van de zendontvanger verlicht.
De verlichting gaat uit als u niet binnen 5 seconden op een van de
toetsen drukt.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
naveipoK
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-77
Page 84
TOEGANG TOT EEN ONTVANGEN BERICHT
Deze zendontvanger kan in totaal 16 berichten in het geheugen
1
opslaan. Volg de onderstaande aanwijzingen om een bepaald
bericht op het display te laten verschijnen.
2
1 Druk op [MSG].
3
2 Druk op [UP]/ [DWN] om “LIST” te kiezen.
4
5
6
7
3 Druk op [OK].
8
4 Druk op [UP]/ [DWN] om de gewenste zender te kiezen.
9
• Druk op [OK] om het 25ste teken en de daaropvolgende
10
11
tekens van het bericht te zien.
” geeft het einde van het bericht aan.
•“
5 Druk tweemaal op [ESC] om de frequentie-aanduiding te
12
13
herstellen.
Wanneer u in stap 4 op [MSG] drukt, kunt u een antwoord sturen
naar de zender die u gekozen heeft. Stap 1 t/m 6 in “INVOEREN
14
V AN EEN BERICHT” {blz. 79} hoeft u dan niet uit te voeren.
Opmerkingen:
15
◆
16
17
18
19
20
21
Het berichtengeheugen is bedoeld voor het opslaan van ontvangen
berichten en berichten die u wilt uitzenden. Wanneer u een nieuw
bericht ontvangt terwijl het geheugen vol is, wordt het oudste bericht
uit het geheugen gewist. Een bericht dat nog geen 5 maal
uitgezonden is, kan onverwachts gewist worden. Als “
op het display wordt aangegeven terwijl het geheugen vol, zal een
eventueel nieuw bericht niet het oudste bericht in het geheugen
vervangen. De zendontvanger stuurt een melding terug dat de
bericht-ontvangst gesperd is en toont “rM” en een oproepnaam
onderaan op het display.
◆
Een bericht dat reeds uitgezonden is, kunt u snel opnieuw naar
dezelfde zender sturen. Kies het bericht in stap 4 en druk dan op
[MSG]. De oproepnaam en het bericht worden dan naar het
opgeroepen invoer-display gekopieerd {blz. 79}.
N-78
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
” onderaan
Behalve de oproepnaam en het bericht, toont het display tevens
de volgende informatie:
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
Bericht
wqe
qthcirebepyT
1
9–0
1
1
Z–A,
9–0
uroovthcirebkjilnoosrepneE
peorgwunisrednezellaroovnitellubneE
!tsneidreewelanoitanednavtropparneE
w?nednezfotsgnavtnO
–<thcirebnegnavtnoneE
2
>–
tdrownednozegtiutadthcirebneE
esutatS
2
2
2
.
sinednozegtiu
negerkrev
).negerkrevgnigitseveb
1
Volgordenummer van bericht-packets (of bulletin-packets) die vanaf
dezelfde zender komen.
2
Deze aanduidingen verschijnen bij uitgaande berichten {blz. 80}.
laam5neeggontad)nitellubfo(thcirebneE
signigitseveb-tsgnavtnoroovraawthcirebneE
nednozegtiulaam5tad)nitellubfo(thcirebneE
-tsgnavtnoneeggonsirE:thcirebneerooV(si
Page 85
INVOEREN VAN EEN BERICHT
STSTA
CON
CON
96
BCONBCON
DUP
9
7
5
U kunt een bericht of bulletin invoeren dat uit maximaal 45
alfanumerieke tekens bestaat. Om een bericht te zenden, voert u
eerst de oproepnaam van het doel-station in. Om een bulletin
naar alle zenders in uw groep te sturen, voert u “BLN
oproepnaam; op de plaats van het
sterretje kunt u een bepaald
alfanumeriek teken invoeren. Wanneer een bulletin langer dan 45
tekens is, stuurt u meerdere packets om het volledige bulletin te
zenden. In dit geval gebruikt u het
sterretje om de volgorde aan
te geven van de delen waaruit het bulletin bestaat. U kunt
bijvoorbeeld “BLN0” (of “BLNA”) programmeren om het eerste
packet te zenden en dan “BLN1” (of “BLNB”) voor het tweede
packet.
1 Druk op [MSG].
2 Druk op [UP]/ [DWN] om “INPUT” te kiezen.
CON
CON
STSTA
96
BCONBCON
9
7
5
3 Druk op [OK].
• Het display voor het invoeren van een oproepnaam verschijnt.
Het eerste vakje knippert.
CON
CON
STSTA
96
BCONBCON
9
7
5
4 Druk op [UP]/ [DWN] om het eerste teken te kiezen.
• U kunt alfanumerieke tekens en speciale tekens uit de ASCII
set invoeren.
” in als de
DUP
DUP
• U kunt ook de toetsen op het toetsenpaneel gebruiken. Bij
meerdere malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er
omgeschakeld tussen het invoeren van A, B, C en 2. Druk op
[ENT] om een – (streepje) in te voeren.
5 Druk op [OK].
• De cursor verschuift naar het volgende vakje.
6 Herhaal stap 4 en 5 om in totaal 9 tekens in te voeren.
• Bij indrukken van [OK] na het kiezen van het 9de teken, gaat
de cursor naar het begin van het volgende veld.
• Als u minder dan 9 tekens wilt invoeren, drukt u tweemaal op
[OK] nadat u het laatste teken gekozen heeft.
• Bij iedere druk op [ESC] gaat de cursor een plaats terug.
• Bij indrukken van [A/B] wordt het teken gewist op de plaats
van de cursor.
7 Druk op [UP]/ [DWN] en dan op [OK] om het eerste teken
van het bericht (of bulletin) te kiezen.
• U kunt ook de toetsen op het toetsenpaneel gebruiken. Bij
meerdere malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er
omgeschakeld tussen het invoeren van A, B, C, a, b, c en 2.
Druk op [ENT] om een van de speciale ASCII tekens te
kiezen.
8 Herhaal stap 7 om een bericht (of bulletin) van in totaal 45
tekens in te voeren.
• Als u minder dan 45 tekens wilt invoeren, drukt u tweemaal op
[OK] nadat u het laatste teken gekozen heeft.
• Na het uitvoeren van stap 8 zal de zendontvanger
automatisch het bericht (of bulletin) uitzenden. Als u een
bericht (dus geen bulletin) uitzendt, zult u gewoonlijk een
ontvangst-bevestiging krijgen; in dat geval verschijnt “ack” op
het display.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-79
Page 86
ZENDEN VAN EEN BERICHT
STSTA
CON
CON
96
BCONBCON
DUP
9
7
5
Wanneer het invoeren van een bericht (of bulletin) is voltooid, zal
1
de zendontvanger dit automatisch 5 maal uitzenden, met een
intervaltijd van telkens 1 minuut.
2
Voor een bericht:
3
De zendontvanger zet het bericht 5 maal uit, totdat een
4
ontvangst-bevestiging wordt verkregen.
5
6
7
8
9
Voor een bulletin:
De zendontvanger zal het bulletin altijd 5 maal uitzenden. U krijgt
10
geen ontvangst-bevestiging.
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
CON
CON
STSTA
96
DUP
BCONBCON
9
7
5
De tabel op blz. 78 toont tevens de aanduidingen die verschijnen
bij uitgaande berichten (of bulletins). “+” ziet u bij berichten (of
bulletins) die nog geen 5 maal uitgezonden zijn. U kunt die
berichten (of bulletins) ook handmatig zenden, ongeacht de
werking van de 5-minuten timer.
1 Druk op [MSG].
2 Druk op [UP]/ [DWN] om “TRANSMIT” te kiezen.
3 Druk op [OK] om te beginnen met zenden.
• Na het zenden zal de frequentie-aanduiding weer verschijnen.
N-80
Page 87
ONDERHOUD
ALGEMENE INFORMATIE
Dit apparaat is alvorens verscheping uitvoerig in de fabriek
getest. Houd er rekening mee dat indien u zelf, zonder
toestemming van de fabrikant, afstellingen of reparaties aan het
apparaat uitvoert, de garantie zal komen te vervallen.
REPARATIE
Mocht reparatie noodzakelijk zijn, pak het apparaat dan in het
originele verpakkingsmateriaal in en breng het naar uw dealer of
servicecentrum. Voeg tevens een volledige beschrijving bij van de
problemen of vermoede defecten. Vermeld uw adres en
telefoonnummer, zodat de reparateur indien nodig contact met u
op kan nemen voor nadere uitleg; vermeld tevens uw faxnummer
en E-mail adres indien u dit heeft. Houd de accessoires van het
apparaat thuis, tenzij u denkt dat ze met de storing verband
kunnen houden.
In geval van reparatie kunt u het apparaat naar de officiële
KENWOOD dealer brengen waar u het apparaat gekocht heeft,
of naar een officieel KENWOOD servicecentrum. Breng nooit
alleen bepaalde onderdelen of circuitplaten van de
zendontvanger voor reparatie. Geef het hele apparaat aan de
reparateur. Na de reparatie ontvangt u een afschrift van het
reparatierapport.
BIJ TECHNISCHE VRAGEN
Mocht u schriftelijk vragen willen stellen omtrent een technische
kwestie of bepaald bedieningsprobleem, dan verzoeken wij u zo
bondig, volledig en ter zake mogelijk te zijn. Wij verzoeken u ons
de volgende informatie te verschaffen:
•Model- en serienummer van het betreffende apparaat
•Het probleem of de vraag waar u mee zit
•Is er andere apparatuur in uw station die met het probleem
verband houdt
Verpak het apparaat at niet in een doos met krantenproppen! In dit
geval wordt bij eventuele ruwe behandeling tijdens het transport niet
voldoende bescherming geboden en kan het apparaat ernstig
beschadigd raken.
Opmerkingen:
◆
Noteer de datum van aankoop, het serienummer en de dealer
waarvan u het apparaat heeft gekocht.
◆
Houd zelf bij hoe vaak en wanneer u het apparaat voor eventuele
reparatie heeft weggebracht.
◆
Indien u het apparaat onder garantie voor reparatie aanbiedt, voeg
dan een kopie bij van de aankoopbon of een dergelijk document dat
de datum van aankoop toont.
REINIGEN
De behuizing van het apparaat kan met een mild
schoonmaakmiddel (gebruik geen sterke chemische middelen)
en een vochtige doek worden schoongemaakt.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-81
Page 88
OPLOSSEN VAN PROBLEM EN
Het overzicht hierna beschrijft een aantal veel voorkomende problemen waar een gebruiker tijdens de bediening mee te maken kan
1
krijgen. Deze problemen worden meestal niet veroorzaakt door een defect van het apparaat.
Opmerking: Wanneer de verhouding tussen twee ontvangstfrequenties overeenkomstig de onderstaande formule is of hiermee corresponderend, kan
een interne interferentietoon optreden. Dit wijst niet op een storing in de werking van het apparaat.
– 45,05) – 4 (fv + 38,85) = 38,85 of 45,05
2 (f
u
– 45,05) – 2 (fv + 38,85) = 38,85
(f
u
– 45,05) – n (fv + 38,85) = 38,85 of 45,05 waarbij n = 3, 4 of 5.
n (f
sv
f
= VHF frequentie (band A)
v
= UHF frequentie (band B)
f
u
f
= VHF frequentie (band B)
sv
tsiujteineitamrofniedneffertebedtfeehU
edmo6–3m/t1–3remmun-unemkiurbeG
.nereovetnieitamrofni
75
edpo1H-CVednavgnitiulsnaaed
.regnavtnodnez
1
95,85
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-85
Page 92
1
SMC-32
2
Luidspreker-microfoon
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
EMC-3
Klem-microfoon met
oortelefoon
BC-17
Wand-type acculader
LOS VERKRIJGBARE ACCESSOIRES
SMC-33
Luidspreker-microfoon, voor
afstandsbediening
PB-38
Standaard accu
(6 V/ 650 mAh)
BC-19
Snellader
SMC-34
Luidspreker-microfoon, voor afstandsbediening (met volumeregelaar)
PB-39
Hoog-vermogen accu
(9,6 V/ 600 mAh)
SC-40
Draagtasje
HMC-3
Hoofdtelefoonset met
VOX/PTT
BT-11
Batterijhouder
PG-2W
Gelijkstroomkabel
N-86
Page 93
PG-3J
Sigarettenaanstekerkabel
(met ontstoringasfilter)
VC-H1
Interactieve Visuele
Communicator
PG-4W
Aansluitkabel voor computer
(Met een geheugen-opslagprogramma
en een aparte handleiding
(documentbestand) 2)
1
PG-4V
Aansluitkabel voor
VC-H1
PG-4R
Sky Command kabelset
(Alleen in de V.S./ Canada)
2
3
4
5
6
7
8
1
Deze software wordt voornamelijk
1
gebruikt om geheugenkanalen
met behulp van een personal
computer te programmeren.
2
In deze handleiding worden
nadere bijzonderheden verschaft
betreffende de speciale
communicatie-voorzieningen,
zoals Packet en APRS.
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-87
Page 94
APPARATUUR-AANSLUITINGEN
1
AANSLUITEN VAN APPARATUUR VOOR
2
AFSTANDSBEDIENING
3
Sluit de betreffende apparatuur aan zoals hieronder afgebeeld.
4
5
6
SW-1 3,9K
Lock
ø2,5
stekker
schakelaar
ø3,5
stekker
7
8
9
10
11
SP
aansluiting
MIC
aansluiting
12
13
14
Opmerking 1: Er staat spanning over de 100 Ω weerstand die in de
15
16
Opmerking 2: In de volgende gevallen is geen 10
17
18
19
Opmerking 1
3,5 V leiding van de zendontvanger is opgenomen.
Wanneer er 2 mA stroom loopt, zal de spanning
ongeveer 3,3 V bedragen.
vereist:
•
•
Opmerking 2 10 µF
Als de andere apparatuur beschikt over gelijkstroomspercondensators.
Bij gebruik van een condensatormicrofoon met twee
aansluitcontacten.
20
21
SW-2 10K
SW-3 27K
PTT
schakelaar
Externe
luidspreker
Externe
microfoon
µ
F condensator
AANSLUITEN VAN ANDERE EXTERNE APPARATUUR
Zie het onderstaande schema voor het aansluiten van externe
apparatuur zoals een luidspreker, een microfoon of een TNC voor
packet-radio, op de SP aansluiting of de MIC aansluiting.
Luidspreker
SP
3,5 V
MIC
PTT
Massa
100 Ω
MIC
PTT
3,5 V
Opmerking 1
ø2,5
stekker
ø3,5
stekker
PTT
Opmerking 2 10 µF
Opmerking 1: Er staat spanning over de 100 Ω weerstand die in de
3,5 V leiding van de zendontvanger is opgenomen.
Wanneer er 2 mA stroom loopt, zal de spanning
ongeveer 3,3 V bedragen.
Opmerking 2: In de volgende gevallen is geen 10
vereist:
•
Als de andere apparatuur beschikt over gelijkstroom-
spercondensators.
•
Bij gebruik van een condensatormicrofoon met twee
aansluitcontacten.
Externe
luidspreker,
TNC RX, etc.
Externe
schakelaar
microfoon,
TNC TX, etc.
µ
F condensator
N-88
Page 95
SPECIFICATIES
neemeglAdnaBFHVdnaBFHU
kierebeitneuqerF
eitcnuF)KSF(D2F,)KSMG(D1F,)MF(E3F
gninnapselanimoN
moortS
edohtemsgnidraAeveitageN
3
)DxHxB(negnitemfA
4
thciweG
tietilibats-eitneuqerF
eitnadepmi-nooforciMk2 Ω
eitnadepmi-ennetnA05 Ω
1
Met een van de bandaanduiding-displays uitgeschakeld (TNC uit): Ca. 45 mA
2
Met een van de bandaanduiding-displays uitgeschakeld (TNC uit): Ca. 25 mA
Hieronder ziet u de commando’s die ondersteund worden door de ingebouwde TNC. U moet een spatie invoegen tussen de
commandonaam (of de afkorting hiervoor) en de parameter, en ook tussen twee parameters; bijv. AU OFF, BEACON EVERY 18.