Alle informatie in deze gebruikershandleiding is actueel ten tijde van de
publicatie. Hyundai behoudt zich echter het recht voor om te allen tijde aanpassingen door te voeren zodat het beleid van voortdurende productverbetering uitgevoerd kan worden.
Deze handleiding is van toepassing op alle Hyundai modellen van dit voertuig en omvat beschrijvingen en verklaringen betreffende de opties en de
standaarduitrusting. Als resultaat hiervan kunt u informatie in deze handleiding vinden die niet van toepassing is op uw specifieke voertuig.
OPMERKING: AANPASSINGEN AAN UW HYUNDAI
Uw Hyundai dient op geen enkele wijze te zijnof te worden aangepast. Zulke aanpassingen kunnen
de prestatie, veiligheid of duurzaamheid van uw Hyundai nadelig beïnvloeden en zouden bovendien
de voorwaarden van de beperkte garanties die het voertuig dekken kunnen overtreden. Bepaalde
aanpassingen kunnen ook strijdig zijn met de wettelijke voorschriften zoals vastgesteld door het
Departement voor Transport en andere overheidsorganen in uw land.
TWEEZIJDIGE RADIOVERBINDING OF MOBIELE TELEFOON INSTALLATIE
Uw voertuig is uitgerust met elektronische brandstoftoevoer en andere elektronische componenten.
Het is mogelijk dat een oneigenlijk geïnstalleerde/aangepaste tweezijdige radioverbinding of mobiele
telefoon uw elektronische systemen nadelig kan beïnvloeden. Om deze reden bevelen wij u aan om
zorgvuldig de instructies van de fabrikant op te volgen of uw Hyundai Reparateur te raadplegen
betreffende voorzorgsmaatregelen of speciale instructies, indien u ervoor kiest om één van deze
apparaten te installeren.
F2
8
WAARSCHUWING INZAKE VEILIGHEID EN VOERTUIG SCHADE
Deze handleiding bevat informatie met titels als WAARSCHUWING, OPMERKING en AANDACHT.
Deze titels geven het volgende aan:
WAARSCHUWING
Dit geeft aan dat een conditie kan resulteren in schade of (ernstig) letsel voor u of andere
inzittenden, indien er geen aandacht wordt besteedt aan de waarschuwing. Volg het advies
op dat wordt gegeven bij de waarschuwing.
OPMERKING
Dit geeft aan dat een conditie kan resulteren in schade voor uw voertuig of uitrusting,
indien er geen aandacht wordt besteedt aan de waarschuwing. Volg het advies op dat wordt
gegeven bij de voorzichtig.
AANDACHT
Dit geeft aan dat er extra informatie wordt verstrekt.
F3
VORWORT
Danke, dass Sie sich für einen Hyundai entschieden haben. Wir freuen uns, Sie im Kreise einer wachsenden Anzahl anspruchsvoller Menschen begrüßen zu dürfen, welche einen Hyundai fahren. Die fortschrittliche Technik und Bauweise eines jeden
Hyundai-Fahrzeugs, welches wir produzieren, ist etwas, auf das wir sehr stolz sind.
Ihre Betriebsanleitung macht Sie mit den Merkmalen und dem Betrieb Ihres neuen Hyundai bekannt. Wie empfehlen Ihnen, dass
Sie die Betriebsanleitung sorgfältig lesen, da die enthaltenen Informationen erheblich dazu beitragen können, dass Sie mit Ihrem
neuen Fahrzeug zufrieden sein werden.
Wir empfehlen grundsätzlich, das Fahrzeug in einer HYUNDAI Vertragswerkstatt betreuen zu lassen.
HYUNDAI ASSAN OTOMOTİV SAN. & TİC. A. Ş.
Hinweis: Da auch zukünftige Fahrzeughalter auf die in diesem Handbuch enthaltenen Informationen angewiesen sind, hinterlas-
sen Sie das Handbuch für die weitere Nutzung bitte im Fahrzeug, wenn Sie dieses verkaufen. Vielen Dank.
VORSICHT
Durch Verwendung von billigen und den Anforderungen von Hyundai nicht gerecht werdenden Kraftstoffen und
Schmiermitteln können schwere Motor- und Getriebeschäden entstehen. Verwenden Sie immer qualitativ hochwertige
Kraftstoffe und Schmiermittel, die den in dieser Betriebsanleitung im Abschnitt "Technische Fahrzeugdaten" auf der
Seite 8-4 aufgeführten Spezifikationen entsprechen.
Copyright 2017 Hyundai Motor ASSAN Ltd. Alle Rechte vorbehalten. Dieses Dokument darf ohne vorherige schriftliche
Genehmigung der Hyundai Motor ASSAN Ltd. nicht reproduziert, in keiner Datenbank gespeichert oder auf irgendeine Art und
Weise übertragen werden.
F4
Introductie
1
Inhoudsopgave
Uw voertuig in een oogopslag
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
Kenmerken van uw voertuig
Het besturen van uw voertuig
Wat te doen in noodgevallen
Onderhoud
Specificaties & Informatie voor de klant
Index
2
3
4
5
6
7
8
I
Introductie
Hoe deze handleiding te gebruiken . . . . . . . . . . . . 1-2
We willen u helpen om het hoogst mogelijke rijplezier te halen uit uw voertuig. In
de gebruikershandleiding is heel veel
informatie te vinden over het gebruik van
de auto. U wordt aangeraden om de volledige handleiding door te lezen. Om de
kans op schade en letsel te voorkomen
wordt aangeraden vooral de secties
WAARSCHUWING of OPMERKING ter
harte te nemen.
Illustraties en afbeeldingen vullen de
tekst in deze handleiding aan om nog
beter uit te leggen hoe optimaal van dit
voertuig gebruik gemaakt kan worden.
Door de handleiding te lezen wordt u
geïnformeerd over de kenmerken,
belangrijke veiligheidsinformatie en rijtips
onder diverse rijomstandigheden.
De indeling van de handleiding wordt gegeven in de inhoudsopgave. Gebruik de
index als u zoekt naar een speciaal onderwerp; de index is een alfabetische lijst
van alle informatie in uw boekje.
Secties: De handleiding heeft 8 secties
en een inhoudsopgave. Iedere sectie begint met een korte inhoudsopgave zodat
u in een oogopslag kunt zien of die sectie de informatie bevat die u wilt hebben.
U zult diverse WAARSCHUWING, VOORZICHTIG en AANDACHT in deze
handleiding vinden. Deze blokken zijn
opgesteld om de persoonlijke veiligheid
te verbeteren. U wordt aangeraden deze
WAARSCHUWING, OPMERKING en
AANDACHT procedures zorgvuldig te lezen en te volgen.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING geeft een situatie aan waaruit schade of lichamelijk letsel kan ontstaan, indien
de waarschuwing wordt genegeerd.
OPMERKING
OPMERKING geeft een situatie aan
waaruit schade aan uw voertuig kan
ontstaan, indien de waar-schuwing
wordt genegeerd.
AANDACHT
AANDACHT geeft aan dat er interessante of nuttige informatie wordt verstrekt.
21
BRANDSTOFEISEN
Loodvrij
Europa
Voor optimale prestaties raden we u aan
ongelode benzine te en met een octaangetal van RON (Research Octane Number) 95 / AKI (Anti Klop Index) van 91 of
hoger. (Gebruik geen benzine welke
methanol bevat.)
U kan gebruik maken van ongelode benzine met een octaangetal (RON) 91 -94 /
AKI 87-90, maar hierdoor kunnen de
prestaties van de Motor iets minder worden.
Behalve Europa
Uw nieuwe voertuig is uitsluitend ontworpen voor loodvrije benzine met een
octaangetal van RON (Research Octane
Number) 91 / AKI (Anti-Knock Index) 87
of hoger. (Gebruik geen benzine welke
methanol bevat.)
Uw nieuwe voertuig is ontworpen om de
maximale prestatie te verkrijgen met
LOODVRIJE BRANDSTOF als ook om
vervuiling via het uitlaatgassen te beperken.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE
BENZINE. Het gebruik van loodhoudende benzine is schadelijk voor de
katalysator, het zal de zuurstofsensor van het motor regelsysteem
beschadigen en het emissiebeheer
aantasten.
Voeg nooit reinigingsmiddelen toe
aan de brandstoftank, anders dan is
aangegeven (Wij raden aan om contact op te nemen met een erkende
HYUNDAI-verdeler voor meer informatie).
WAARSCHUWING
• Nooit doorgaan met ‘afvullen’
nadat de benzinepomp automatisch is afgeslagen tijdens het bijtanken.
• Controleer altijd dat de brandstofvuldop goed is vastgezet om
brandstoflekkage te voorkomen.
Introductie
Loodhoudend
(indien hiermee uitgerust)
Voor een aantal landen is het voertuig
ontworpen om loodhoudende benzine te
gebruiken. Als u loodhoudende benzine
gebruikt, raden we aan om aan een
erkende HYUNDAI-verdeler te vragen of
er al dan niet loodhoudende benzine in
uw auto beschikbaar is.
Het octaangetal voor loodhoudende benzine is gelijk aan loodvrije benzine.
13
Introductie
8
Benzine welke alcohol en methanol
bevat
Gasohol, een mengsel van benzine en
ethanol (ook bekend als graanalcohol),
en benzine of gasohol die methanol bevat (ook bekend als houtgeest) wordt
soms verkocht samen met of in plaats
van loodhoudende of loodvrije benzine.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan
10% ethanol en gebruik geen benzine of
mengsel dat methanol bevat. Deze
brandstoffen kunnen rijproblemen en
schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
Stop het gebruik van gasohol van welk
soort dan ook, als zich problemen voordoen. Voertuigschade of regelpoblemen
worden niet gedekt door de fabrieksgarantie als deze het resultaat zijn van:
1. Gasohol die meer dan 10% ethanol
bevat.
2. Benzine of gasohol die methanol
bevat.
3. Loodhoudende benzine of loodhoudende gasohol (Met uitzondering van
voertuigen die zijn ontworpen voor
een aantal landen om loodhoudende
benzine te gebruiken).
OPMERKING
Gebruik nooit gasohol die methanol
bevat. Stop het gebruik van enig
gasohol product die de werking van
de motor schaadt.
Andere brandstoffen
Gebruik van brandstoffen zoals;
- brandstof met silicone (Si),
- brandstof met MMT (Manganese, Mn),
- brandstof met ferroceen (Fe), en
- Andere brandstoffen met metaalhoudende additieven, kunnen het voertuig
en de motor beschadigen of verstopping, haperingen, slechte motor afstelling veroorzaken, uw katalysator doen
smelten, versnelling, abnormale corrosie, verkorting van de levenscyclus,
etc.
Ook kan het controlelampje van de storingsindicator (Malfunction Indicator
Lamp - MIL) oplichten.
AANDACHT
Schade aan het brandstofsysteem of
prestatieproblemen veroorzaakt door
het gebruik van een van deze brandstoffen zullen niet worden gedekt door de
garantievoorwaarden voor nieuwe
auto's.
41
Introductie
Gebruik van MTBE
HYUNDAI beveelt aan om brandstoffen
in uw voertuig te vermijden die MTBE
(Methyl Tertiary Butyl Ether) bevatten
met meer dan 15% vol. (Oxygen Content
2.7% gewicht).
Brandstoffen die MTBE met meer dan
15% vol. (Oxygen Content 2.7% gewicht)
bevatten kunnen de prestatie van het
voertuig verminderen en moeilijk starten
veroorzaken.
OPMERKING
De garantievoorwaarden kan mogelijk de schade aan het brandstofsysteem of prestatieproblemen
dekken, die zijn veroorzaakt door
het gebruik van brandstoffen die
methanol bevatten of brandstoffen
die MTBE (Methyl Tertiary Butyl
Ether) bevatten met meer dan 15%
vol. (Oxygen Content 2.7% gewicht).
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik
van methanol (methylalcohol). Dit type
brandstof heeft een negatieve invloed op
de prestaties van uw auto en kan schade
aan het brandstofsysteem veroorzaken.
OPMERKING
De garantievoorwaarden zal de
schade, die is veroorzaakt door het
gebruik van methanol of brandstoffen die methanol bevatten, aan het
brandstofsysteem of prestatieproblemen niet dekken.
Emissie
Om bij te dragen aan minder luchtvervuiling beveelt HYUNDAI aan dat u brandstof gebruikt met toegevoegde reinigingsmiddelen, waardoor vorming van
verbrandingsresten in de motor wordt
voorkomen. Deze brandstoffen zullen de
motor helpen, schoner te draaien en de
prestaties verbeteren van het Emissie
Beheer Systeem.
Werking in het buitenland
Indien u uw voertuig in een ander land
gaat rijden, wees er zeker van dat:
• Alle voorschriften geraadpleegd worden betreffende registratie en verzekering.
• Vastgesteld wordt dat de juiste brandstoffen beschikbaar zijn.
15
Introductie
Brandstofadditieven
HYUNDAI adviseert het gebruik van kwalitatief hoogwaardige brandstoffen die
voldoen aan de Europese brandstofnormen (EN228) of gelijkwaardige normen.
Klanten die niet de beschikking hebben
over kwalitatief hoogwaardige brandstoffen met de juiste additieven wordt geadviseerd elke 15.000 km (Europa)/10.000
km (behalve Europa) een fles additieven
toe te voegen aan de brandstoftank als er
problemen zijn met het starten of soepel
ronddraaien van de motor. Bij uw officiële
HYUNDAI Erkend Reparateur zijn additieven verkrijgbaar met de daarbij behorende gebruiks-instructies. Gebruik geen
andere additieven.
INRIJDEN VAN HET VOERTUIGRECYCLAGE VAN
Er is geen speciale inwerkperiode nodig.
Door gewoon een paar eenvoudige voorzorgsmaatregelen gedurende de eerste
1.000 km (600 mijl) op te volgendn, kunt
u ervoor zorgen dat uw voertuig beter
presteert, zuinger rijdt en langer mee
gaat.
• Ga niet racen in het voertuig.
• Houd tijdens het rijden de motorsnelheid (toerental, of omwentelingen per
minuut) tussen de 2.000 en 4.000.
• Rijd niet gedurende langere tijd dezelfde snelheid, of dit nu snel of langzaam is. Het vari'ëren van de motorsnelheid is noodzakelijk om de motor
goed in te werken.
• Vermijd abrupte stops, behalve in
noodgevallen, zodat de remmen goed
in kunnen werken.
VOERTUIGEN
(VOOR EUROPA)
Hyundai promoot de milieuvriendelijke
verwerking van afgedankte voertuigen. U
kunt uw afgedankte voertuig overlaten
aan uw Hyundai-verdeler, in overeenstemming met de Europese recyclagerichtlijn voor voertuigen.
Een toelichting hierbij kunt u vinden op
uw nationale Hyundai-website.
61
Uw voertuig in een oogopslag
Overzicht van het exterieur (voorste) . . . . . . . . . . 2-2
Overzicht van het exterieur (achter) . . . . . . . . . . . 2-3
Losse voorwerpen op de vloer van
de bestuurder kunnen de bediening
van de pedalen hinderen, en mogelijk een ongeluk veroorzaken.
Plaats niets los onder de voorzitplaatsen.
WAARSCHUWING -
Verticaal zetten van de rugleuning
Wanneer u de rugleuning terugzet in
de verticale positie, houdt de rugleuning vast en breng het langzaam
terug en let op dat er niets of niemand bekneld raakt. Controleer of
de rugleuning goed vergrendeld is.
WAARSCHUWING -
Verantwoordelijkheid bestu
urder voor passagiers
Het rijden in een voertuig met de
rugleuning horizontaal kan leiden
tot ernstig letsel. Als een rugleuning horizontaal is geplaatst, kan
de inzittende onder de veigheidsgordel uitglijden. Ernstig letsel zou
hierdoor kunnen ontstaan. De bestuurder moet de passagier dringend verzoeken om de rugleuning
in een verticale positie te zetten tijdens het rijden.
WAARSCHUWING -
Zitplaats bestuurder
• Probeer nooit om de zitplaats af
te stellen terwijl het voertuig in
beweging is. Dit kan leiden tot
vermindering van de voertuigcontrole, wat resulteert in een ongeval en of materiele schade.
• Let op dat er geen bagage tegen
de rugleuning wordt geplaatst.
De vergrendeling van de rugleuning kan eventueel overbelast
worden of niet goed vergrendeld
zijn, dit kan leiden tot (ernstig)
letsel tijdens een plotselinge stop
of botsing.
• Rij altijd met de rugleuning in
verticale positie en gebruik de
veiligheidsgordel zoals het hoort
sluitend over de borst en laag
over de heupen. Dit is de beste
positie om u te beschermen in
geval van een ongeluk.
• Zorg voor een goede zitpositie
om onnodige (ernstig) air-bag letsel te voorkomen om zo ver mogelijk weg van het stuurwiel, terwijl toch een goede controle over
het voertuig wordt behouden. Het
is aan te raden de borstkas tenminste 25 cm van het stuurwiel af
te houden.
33
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
■ Type A
OBA033002
■ Type B
OIA033002
Afstelling voorste zitplaats
Voorwaarts en achterwaarts
Om de stoel voorwaarts en achterwaarts
te schuiven:
1. Trek de hendel voor de lengteverstelling omhoog en houd de hendel
omhoog.
2. Schuif de zitplaats naar de positie die
u wenst.
3. Laat de hefboom los en verzeker u ervan dat de zitplaats op zijn plaats is
vergrendeld.
Stel de zitplaats af voordat u gaat rijden
en verzeker u ervan dat de zitplaats veilig is vergrendeld door te proberen voorwaarts en achterwaarts te bewegen zonder de hefboom te gebruiken. Indien de
stoel beweegt, is het niet correct vergrendeld.
OBA033003
Rugleuningverstelling
Om de rugleuning te verstellen:
1. Plaats uw gewicht iets naar voren en
trek de hendel voor de rugleuningverstelling omhoog.
2. Leun voorzichtig terug tegen de rugleuning en stel de leuning af in de
positie die gewenst wordt.
3. Laat de hefboom los en controleer of
de leuning is vergrendeld (De hefboom MOET terugkeren in zijn basis
positie zodat de rugleuning kan vergrendelen.).
43
OBA033004
Hoogte afsteller zitplaats
(voor zitplaats bestuurder)
(indien van toepassing)
Beweeg de hendel omhoog of omlaag
om de stoel in hoogte te verstellen.
• Druk de hendel enkele malen omlaag
om de stoelkussen lager te zetten.
• Druk de hendel enkele malen omhoog
om de stoel hoger te zetten.
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
OPA039052
Hoofdsteunen
De bestuurdersstoel en passagiersstoel
voor zijn uigerust met een hoofdsteun
voor de veiligheid en het comfort van de
inzittenden.
De hoofdsteun voorziet niet alleen in
comfort voor de bestuurder en voor passagier, maar helpt ook om hoofd en nek
te beschermen in geval van een aanrijding.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht zodat u het risico op
letsel of overlijden bij een ernstig
ongeval vermindert.
• Pas, voordat u het voertuig start,
altijd de hoofdsteunen voor alle
passagiers goed aan.
• Laat NOOIT iemand rijden in een
zitting met een verwijderde
hoofdsteun.
• Pas de hoofdsteunen zo aan dat
het midden van de hoofdsteun op
dezelfde hoogte is als de hoogte
van de bovenkant van de ogen
(zie schema).
• Pas de positie van de hoofdsteun
van de bestuurder NOOIT aan als
het voertuig in beweging is.
• Stel de hoofdsteun zo dicht mogelijk bij het hoofd van de passagier af. Gebruik geen kussen als
zitting waardoor het lichaam af
staat van de rugleuning.
35
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
OPMERKING
Voor- en achterwaartse afstelling
De hoofdsteun kan naar voren worden
aangepast naar 3 posities door de hoofdsteun naar de gewenste positie naar voren te trekken. Om de hoofdsteun in de
volledig achterste stand te plaatsen, trekt
u deze zo ver mogelijk naar voren en laat
u het los.
63
OBA033005OIA033003
Het afstellen van de hoogte
van de hoofdsteun
Om de hoofdsteun te verstellen, trek het
op naar de gewenste positie (1). Om de
hoofdsteun te verlagen, duw neer en
houdt de drukknop (2) op de hoofdsteundrager vast en verlaag de hoofdsteun naar de gewenste positie (3).
OYFH034205
Als u de rugleuning naar voren
klapt met de hoofdsteun en de zitting omhoog, kan de hoofdsteun in
contact komen met de zonneklep of
andere delen van het voertuig.
8
OBA033006
Verwijdering/Opnieuw installeren
Om de hoofdsteun te verwijderen, trek
deze omhoog zoveel als het kan en druk
op de knop (1) tijdens het omhoog trekken (2).
Plaats om de hoofdsteun te monteren de
stangen (3) in de opening. Houd daarbij
de ontgrendelknop (1) ingedrukt. Stel
vervolgens af op de gewenste hoogte.
WAARSCHUWING
Controleer of de hoofdsteun na het
afstellen goed is geblokkeerd, zodat de inzittenden worden beschermd.
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
OIA036013
Stoelverwarming
(indien van toepassing)
Terwijl de motor draait, druk op de schakelaar om de zitplaats van de bestuurder
of de zitplaats van de voor passagier te
verwarmen.
Tijdens gematigd weer en onder condities waarbij de werking van de stoelverwarmer niet nodig is, is het niet nodig de
verwarming te gebruiken.
Elke keer dat u op de knop drukt, wordt
de temperatuurinstelling van de zitting
als volgt gewijzigd:
OFF (UIT)
HIGH ()
(HOOG)
MIDDLE ()
(MIDDEN)
LOW ()
(LAGE)
De Stoelverwarming zal standaard op
OFF staan als de contactschakelaar
wordt omgedraaid.
AANDACHT
←
←←←
Als de stoelverwarmingschakelaar in de
AAN positie staat, wordt het verwarmingssysteem niet automatisch uitgescha-keld.
37
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
OIA0330025
Rugleuningzak
(indien van toepassing)
Het rugleuningzak op de rugleuning bevindt zich op de bestuurder en/of passagiersstoel voor.
WAARSCHUWING -
Rugleuningzakken
Plaats geen zware of scherpe voorwerpen in de rugleuningtassen. Bij
een ongeval kunnen deze loskomen en de inzittenden van het voertuig verwonden.
83
OIA0330010
Passagierzitting onder lade
(indien van toepassing)
Om de lade te openen, trekt u de lade
eerst omhoog en vervolgens naar voren.
WAARSCHUWING -
Ontvlambare materialen
Bewaar geen ontvlambare/explosieve materialen in het lade. Deze
voorwerpen kunnen ontbranden
en/of ontploffen indien het voertuig
wordt blootgesteld aan hoge temperaturen gedurende langere perioden of betrokken bij een ongeval.
OPA039053
Afstelling achterzitplaats
Hoofdsteunen
De zitplaatsen achter zijn voorzien van
hoofdsteunen voor de alle zitplaatsen
voor de veiligheid en het comfort van de
inzittenden.
De hoofdsteun voorziet niet alleen in
comfort voor de bestuurder en voorinzittende, maar helpt ook om het hoofd en
nek te beschermen in geval van een aanrijding.
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht zodat u het risico op
letsel of overlijden bij een ernstig
ongeval vermindert.
• Pas, voordat u het voertuig start,
altijd de hoofdsteunen voor alle
passagiers goed aan.
• Laat NOOIT iemand rijden in een
zitting met een verwijderde
hoofdsteun.
• Pas de hoofdsteunen zo aan dat
het midden van de hoofdsteun op
dezelfde hoogte is als de hoogte
van de bovenkant van de ogen
(zie schema).
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
OIA0330011OIA0330012
Het afstellen van de hoogte
van de hoofdsteun
Om de hoofdsteun te verstellen, trek het
op naar de gewenste positie (1). Om de
hoofdsteun te verlagen, duw neer en
houdt de drukknop (2) op de hoofdsteundrager vast en verlaag de hoofdsteun naar de gewenste positie (3).
Verwijdering/Opnieuw installeren
Om de hoofdsteun te verwijderen, trek
de hoofdsteun omhoog met de drukknop
(1) tijdens het omhoog trekken (2).
Plaats om de hoofdsteun te monteren de
stangen (3) in de opening. Houd daarbij
de ontgrendelknop (1) ingedrukt. Stel
vervolgens af op de gewenste hoogte.
• Stel de hoofdsteun zo dicht mogelijk bij het hoofd van de passagier af. Gebruik geen kussen als
zitting waardoor het lichaam af
staat van de rugleuning.
WAARSCHUWING
Controleer of de hoofdsteun na het
afstellen goed is geblokkeerd, zodat de inzittenden worden beschermd.
39
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
Inklappen van de achterzitplaats
De achterrugleuningen (en zitkussens)
kunnen ingeklapt worden om de bagageruimte te vergroten.
WAARSCHUWING
• Laat passagiers nooit op de neergeklapte rugleuning zitten, terwijl
de auto in beweging is, dit is
geen juiste zitpositie. Bovendien
zijn er geen veiligheidsgordels
beschikbaar. Dit kan leiden tot
ernstig letsel in het geval van een
aanrijding of onverwachte stop.
• Voorwerpen die vervoerd worden
op de neergeklapte rugleuningen
mogen niet hoger reiken dan de
top van de voorste rugleuningen.
Dit in verband met doorglijden tijdens afremmen. Let op dat de
voorwerpen zo goed als mogelijk
is worden vastgezet.
1. Zet de rugleuning van de voorstoel
omhoog en schuif, zonodig, de voorstoel naar voren.
2. Laat de achterste hoofdsteunen zakken naar de laagste stand.
3. Plaats de gesp van de achterste vei-
OIA0330014OIA0330015
ligheidsgordel in de houder op het zijpaneel. Hierdoor wordt voorkomen
dat de gordel in contact komt met de
rugleuning als deze wordt omgeklapt.
4. Til het voorste deel van de zitting omhoog (1).
103
OIA0330016OIA0330017
5. Til het achterste deel van de zitting
omhoog (2).
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
OIA0330018
6. Beweeg de zitting in de richting van
de pijl in bovenstaande afbeelding.
OIA0330019
7. Trek de rugleuning omhoog en klap de
rugleuning naar de voorkant van het
voertuig.
311
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
Om de achterzitplaats gebruiken:
1. Til en duw stevig tegen de rugleuning,
totdat de rugleuning is vergrendeld.
2. Duw de zitting stevig naar beneden
totdat deze in de juiste positie is.
Wanneer de achterrugleuningen naar de
verticale positie worden teruggezet, denk
er dan aan dat de gordels van de achterzitplaatsen terug te zetten in hun juiste
positie.
WAARSCHUWING
Wanneer u de rugleuning terugzet
in de verticale positie, houdt de
rugleuning vast en breng het langzaam terug en let op dat er niets of
niemand bekneld raakt. Controleer
of de rugleuning volledig vergrendeld is in de verti cale positie door
op de top van de rugleuning te duwen. Zonder goede vergrendeling
kan de zitplaats in geval van een
aanrijding of onverwachte stop,
kan leiden cargo om vooruit te gaan met grote kracht en voer het
passagiersruimte, wat zou kunnen
leiden tot ernstig letsel.
Bagage moet zoveel mogelijk vastgezet worden om te voorkomen dat
het door het voertuig schuift en bij
een aanrijding letsel veroorzaakt
aan de inzittenden. Plaats geen
voorwerpen los op de achterzitplaatsen, deze moeten worden
vastgezet.
Let op dat de motor afgezet is,
schakelpook in P (Parkeren, automatische versnellingsbak) of in N
staat (Neutraal, handgeschakelde
versnellingbak) en dat de parkeerrem veilig is aangetrokken gedurende het inladen of uitladen.
WAARSCHUWING -
Bagage
WAARSCHUWING -
Laden van bagage
123
VEILIGHEIDSGORDELS
Veiligheidsgordelbevestigingssysteem
WAARSCHUWING
• Voor maximaal veiligheid moeten
de veiligheidsgordels altijd gebruikt worden wanneer de auto
rijdt.
• Veiligheidsgordels zijn het meest
effectief wanneer de rugleuningen in de verticale positie staan.
• Kinderen van 12 jaar en jonger
moeten altijd gebruik maken van
de achterzitplaats. Sta nooit toe
dat kinderen in de voor passagierszitplaats mee rijden. Indien
een kind ouder dan 12 jaar in de
voorstoel moet meerijden, moet
hij/zij de veiligheidsgordel gebruiken en de stoel moet zo ver
mogelijk maar wel comfortabel
naar achteren gezet worden.
• Draag het schouderdeel van de
gordel nooit onder uw arm of
achter uw rug. Een onjuist gepositioneerde schoudergordel kan
ernstige letsels veroorzaken bij
een aanrijding. De schoudergordel moet altijd in de midden tussen uw schouder over uw sleutelbeen gedragen worden.
(Vervolgd)
Veiligheidskenmerken van uw voertuig
(Vervolgd)
• Vermijdt het dragen van verdraaide veiligheidsgordels. U wordt
niet afdoende beschermd tijdens
een ongeval door een verdraaide
veiligheidsriem. Verzeker u ervan
dat de veiligheidsgordel niet verdraaid wordt vastgezet.
• Elke gordel mag slechts door één
persoon worden gedragen; het is
gevaarlijk om te leggen om het
kind als dit kind op de schoot van
een inzittende zit.
• Wees voorzichtig om de gordel
niet te beschadigen. Indien de
gordel beschadigd is, moet deze
vervangen worden.
WAARSCHUWING
Beschadigde veiligheidsriemen en
montages van veiligheidsriemen
zullen niet goed werken. Vervang
altijd:
• Als het weefsel gaat rafelen, vuil
of beschadigd is.
• Indien de gordel beschadigd is.
• De gehele montage van de veiligheidsriem moet na een ongeval
vervangen worden, zoals als deze niet beschadigd lijkt.
313
Loading...
+ 364 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.