Garmin GPSMAP 65s User manual [nl]

Page 1
GPSMAP® 65/65S
Gebruikershandleiding
Page 2
© 2020 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin®, het Garmin logo, ANT+®, AutoLocate®, City Navigator®, GPSMAP® en VIRB® zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. BaseCamp™, chirp™, Garmin Connect™, Garmin Explore™, Garmin Express™, HomePort™ en tempe™ zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
Het woordmerk en de logo's van BLUETOOTH® zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. Apple® en Mac® zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. microSD® en het microSDHC logo zijn handelsmerken van SD-3C, LLC. NMEA®, NMEA 2000® en het NMEA 2000 logo zijn geregistreerde handelsmerken van de National Marine Electronics Association. Windows® is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Dit product is ANT+® gecertificeerd. Ga naar www.thisisant.com/directory voor een lijst met compatibele producten en apps.
Page 3

Inhoudsopgave

Inleiding........................................................................... 1
Overzicht van het toestel............................................................ 1
Batterijgegevens......................................................................... 1
Levensduur van de batterijen maximaliseren........................ 1
De modus Batterijbesparing inschakelen.............................. 1
Langdurige opslag................................................................. 1
AA-batterijen plaatsen................................................................ 1
Een NiMH-batterijpak plaatsen................................................... 1
Het batterijpak opladen.......................................................... 1
Het toestel inschakelen...............................................................2
Knoppen..................................................................................... 2
Satellietsignalen ontvangen........................................................ 2
De hoofdpagina's gebruiken......................................... 2
Het hoofdmenu openen.............................................................. 2
Kaart........................................................................................... 2
De oriëntatie van de kaart wijzigen........................................ 2
De afstand meten op de kaart............................................... 2
Kaartinstellingen.................................................................... 2
Kompas.......................................................................................3
Het kompas kalibreren........................................................... 3
Het kompas gebruiken........................................................... 3
Koerswijzer............................................................................ 3
Navigeren met Peil en ga.......................................................3
Tripcomputer...............................................................................3
Tripcomputerinstellingen........................................................ 3
Hoogtegrafiek............................................................................. 4
Hoogeprofielinstellingen.........................................................4
De barometrische hoogtemeter kalibreren............................ 4
Standaardpagina-instellingen herstellen.................................... 4
Via-punten, routes en sporen........................................ 4
Via-punten.................................................................................. 4
Een via-punt maken............................................................... 4
Een via-punt projecteren........................................................ 4
Naar een waypoint navigeren................................................ 4
Een via-punt bewerken.......................................................... 4
Een via-punt verwijderen....................................................... 4
Routes........................................................................................ 4
Een route maken....................................................................4
De naam van een route wijzigen........................................... 4
Een route bewerken............................................................... 4
Een route weergeven op de kaart.......................................... 5
Een route verwijderen............................................................ 5
Een opgeslagen route navigeren........................................... 5
De actieve route weergeven.................................................. 5
Stoppen met navigeren.......................................................... 5
Een route omkeren................................................................ 5
Sporen........................................................................................ 5
Spoorinstellingen................................................................... 5
Het huidige spoor weergeven................................................ 5
Het huidige spoor opslaan..................................................... 5
Het huidige spoor wissen....................................................... 5
Een spoor verwijderen........................................................... 5
Navigeren met een opgeslagen spoor................................... 5
Extra kaarten kopen....................................................................5
Een adres zoeken.................................................................. 5
Functies en instellingen van het hoofdmenu.............. 5
Geocaches..................................................................................5
Geocaches downloaden via een computer............................ 5
Naar een geocache navigeren............................................... 6
chirp™....................................................................................6
Gegevens draadloos verzenden en ontvangen.......................... 6
Een nabijheidswaarschuwing instellen....................................... 6
Een profiel selecteren................................................................. 6
Oppervlakteberekening
De oppervlakte van een gebied berekenen........................... 6
Satellietpagina............................................................................ 6
GPS-satellietinstellingen........................................................ 6
Garmin Adventures..................................................................... 6
Bestanden verzenden naar BaseCamp................................. 6
Een avontuur maken.............................................................. 7
Een avontuur beginnen.......................................................... 7
De VIRB® afstandsbediening gebruiken.................................... 7
Via-punt middelen....................................................................... 7
Een smartphone met uw toestel koppelen................................. 7
Connected functies................................................................ 7
Telefoonmeldingen................................................................ 7
Garmin Explore...................................................................... 7
Aanvullende hulpmiddelen in het hoofdmenu............................. 7
...............................................................6
Het toestel aanpassen................................................... 8
De gegevensvelden aanpassen................................................. 8
Gegevensvelden.................................................................... 8
Systeeminstellingen.................................................................... 9
Satellietinstellingen................................................................ 9
Seriële interface-instellingen................................................ 10
Scherminstellingen................................................................... 10
Bluetooth instellingen............................................................... 10
De helderheid van de schermverlichting aanpassen................ 10
De toestelgeluiden instellen...................................................... 10
Maritieme instellingen wijzigen................................................. 10
Maritieme alarmsignalen instellen........................................10
Gegevens resetten................................................................... 10
De paginavolgorde wijzigen...................................................... 10
Een pagina toevoegen......................................................... 10
Een pagina verwijderen....................................................... 10
Het hoofdmenu aanpassen...................................................... 10
De maateenheden wijzigen...................................................... 11
Tijdinstellingen.......................................................................... 11
Instellingen voor positieweergave............................................ 11
Hoogtemeterinstellingen........................................................... 11
Route-instellingen..................................................................... 11
Profielen....................................................................................11
Een aangepast profiel maken.............................................. 11
De naam van een profiel wijzigen........................................ 11
Een profiel verwijderen........................................................ 11
Toestelinformatie......................................................... 11
Productupdates.........................................................................11
Garmin Express instellen..................................................... 11
Het toestel registreren..........................................................11
Informatie over regelgeving en compliance op e-labels
weergeven................................................................................ 12
De karabijnhaakclip bevestigen................................................ 12
De karabijnhaakclip verwijderen.......................................... 12
De polsband bevestigen........................................................... 12
Toestelonderhoud..................................................................... 12
Het toestel schoonmaken.................................................... 12
Gegevensbeheer...................................................................... 12
Bestandstypen..................................................................... 12
Een geheugenkaart installeren............................................ 12
Het toestel aansluiten op uw computer................................ 13
Bestanden overbrengen naar uw computer......................... 13
Bestanden verwijderen........................................................ 13
De USB-kabel loskoppelen.................................................. 13
Specificaties..............................................................................13
Appendix....................................................................... 13
Garmin Support Center.............................................................13
De schermverlichting inschakelen............................................ 13
Optionele accessoires.............................................................. 13
tempe™............................................................................... 13
Inhoudsopgave i
Page 4
Uw ANT+ sensoren koppelen.............................................. 13
Problemen oplossen................................................................. 14
Het toestel opnieuw opstarten............................................. 14
Toestelgegevens weergeven............................................... 14
Alle standaardinstellingen herstellen................................... 14
Index.............................................................................. 15
ii Inhoudsopgave
Page 5

Inleiding

WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.

Overzicht van het toestel

GNSS-antenne
Knoppen
Aan-uitknop

De modus Batterijbesparing inschakelen

U kunt de modus Batterijbesparing gebruiken om de levensduur van de batterij te verlengen.
Selecteer in het app-overzicht Stel in > Scherm >
Batterijbesparing > OK. In de modus Batterijbesparing wordt het scherm uitgeschakeld
zodra de time-out van de schermverlichting is verstreken. U kunt
selecteren om de scherm in te schakelen.

Langdurige opslag

Verwijder de batterijen als u van plan bent het toestel enige maanden niet te gebruiken. Opgeslagen gegevens gaan niet verloren wanneer u de batterijen verwijdert.

AA-batterijen plaatsen

In plaats van het optionele NiMH-batterijpak (Een NiMH-
batterijpak plaatsen, pagina 1) kunt u twee alkaline-, NiMH- of
lithiumbatterijen gebruiken. Dat is handig wanneer u onderweg bent en niet in staat bent het NiMH-batterijpak op te laden. Gebruik NiMH- of lithiumbatterijen voor het beste resultaat.
Draai de D-ring tegen de klok in en trek deze omhoog om de
1
klep te verwijderen.
Plaats twee AA-batterijen met de contacten in de juiste
2
richting.
Mini-USB-poort (onder beschermkap)
microSD® kaartuitsparing (onder de batterijen)
Batterijvak
Bevestigingsclip
D-ring van de batterijklep

Batterijgegevens

WAARSCHUWING
De temperatuurgrenzen van het toestel kunnen hoger/lager liggen dan de temperatuurgrenzen van sommige batterijen. Sommige alkalinebatterijen kunnen bij hoge temperaturen barsten.
LET OP
Alkalinebatterijen verliezen een groot gedeelte van hun capaciteit wanneer de temperatuur afneemt. Gebruik lithiumbatterijen wanneer u het toestel bij temperaturen onder nul gebruikt.

Levensduur van de batterijen maximaliseren

U kunt verschillende acties ondernemen om de levensduur van de batterij te verlengen.
• Beperk de helderheid van de schermverlichting (De
helderheid van de schermverlichting aanpassen, pagina 10).
• Beperk de time-out van de schermverlichting (Scherminstellingen, pagina 10).
• Gebruik de batterijbesparingsmodus (De modus
Batterijbesparing inschakelen, pagina 1).
• Laat de kaarten minder snel tekenen (Geavanceerde
kaartinstellingen, pagina 3).
• Schakel Bluetooth® technologie uit (Bluetooth instellingen,
pagina 10).
• Schakel extra satellieten uit (Satellietinstellingen,
pagina 9).
Plaats de batterijklep terug en draai de D-ring met de klok
3
mee. Houd ingedrukt.
4
Selecteer Stel in > Systeem > AA-batterijsoort.
5
Selecteer Alkaline, Lithium, NIMH of Vooraf geladen
6
NiMH.

Een NiMH-batterijpak plaatsen

Het toestel werkt met een optioneel NiMH-batterijpak of met twee AA-batterijen (AA-batterijen plaatsen, pagina 1).
Draai de D-ring tegen de klok in en trek deze omhoog om de
1
klep te verwijderen. Bepaal de positie van het batterijpak .
2
Plaats het batterijpak met de polen in de juiste richting.
3
Druk het batterijpak voorzichtig op zijn plaats.
4
Plaats de batterijklep terug en draai de D-ring met de klok
5
mee.

Het batterijpak opladen

LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel oplaadt of aansluit op een computer.
Gebruik het toestel niet om een batterij op te laden die niet is geleverd door Garmin®. Pogingen om een batterij op te laden die
Inleiding 1
Page 6
niet is geleverd door Garmin, kan schade toebrengen aan het toestel en de garantie doen vervallen.
Voordat u de rechte connector van de USB-kabel op uw toestel kunt aansluiten, moet u mogelijk optionele bevestingingsaccessoires verwijderen.
OPMERKING: Opladen is alleen mogelijk binnen het goedgekeurde temperatuurbereik (Specificaties, pagina 13).
U kunt de batterij opladen via een standaard stopcontact of een USB-poort op uw computer.
Trek de beschermkap van de mini-USB-poort omhoog.
1
Sluit de kleine connector van de USB-kabel aan op de mini-
2
USB-poort. Steek de USB-connector van de kabel in een netadapter of in
3
de USB-poort van een computer. Steek de netadapter zo nodig in een standaard stopcontact.
4
Als u het toestel op een voedingsbron aansluit, wordt het toestel ingeschakeld.
Laad de batterij volledig op.
5

Het toestel inschakelen

Houd ingedrukt.

Knoppen

FIND Selecteer om het zoekmenu te openen.
Houd vast om uw huidige locatie te markeren als man-over­boord-waypoint (MOB) en de navigatie te activeren.
MARK Selecteer om uw huidige locatie als waypoint op te slaan.
QUIT Selecteer om te annuleren of om terug te gaan naar het
ENTER Selecteer om opties te selecteren en berichten te beves-
vorige menu of de vorige pagina. Selecteer om door de hoofdpagina's te bladeren.
tigen. Selecteer om de registratie van de huidige activiteit te
controleren (vanaf de pagina's Kaart, Kompas, Hoogtemeter en Tripcomputer).
MENU Selecteer om het optiemenu voor de momenteel geopende
PAGE Selecteer om door de hoofdpagina's te bladeren.
Selecteer , , of om menuopties te selecteren en de
IN Selecteer om in te zoomen op de kaart.
OUT Selecteer om uit te zoomen op de kaart.
pagina weer te geven. Selecteer tweemaal om het hoofdmenu te openen (vanuit
elke pagina).
kaartcursor te verplaatsen.

Satellietsignalen ontvangen

Het kan 30 tot 60 seconden duren voordat u satellietsignalen ontvangt.
Ga naar buiten naar een open gebied.
1
Schakel het toestel in als dat nog niet is gebeurd.
2
Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
3
Er knippert een vraagteken terwijl uw locatie wordt bepaald. Selecteer om de statuspagina te openen.
4
geven de signaalsterkte van de satelliet aan.
Wanneer de balken gevuld zijn, heeft het toestel satellietsignalen ontvangen.

De hoofdpagina's gebruiken

De informatie die u nodig hebt om dit toestel te bedienen, vindt u op de pagina's met het hoofdmenu, de kaart, het kompas, de reiscomputer en het hoogteprofiel.
Selecteer PAGE om de actieve hoofdpagina te kiezen.

Het hoofdmenu openen

Het hoofdmenu geeft u toegang tot functies en instellingsschermen voor waypoints, activiteiten, routes en meer (Aanvullende hulpmiddelen in het hoofdmenu, pagina 7).
Selecteer tweemaal MENU op een willekeurige pagina.

Kaart

geeft uw positie op de kaart aan. Terwijl u zich verplaatst, beweegt om uw route aan te geven. Afhankelijk van uw zoomniveau kunnen waypointnamen en -symbolen op de kaart worden weergegeven. U kunt inzoomen op de kaart voor meer details. Als u naar een bestemming navigeert, wordt de route met een gekleurde lijn op de kaart gemarkeerd.

De oriëntatie van de kaart wijzigen

Selecteer op de kaart MENU.
1
Selecteer Stel kaart in > Oriëntatie.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de
pagina weer te geven.
• Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven
aan de pagina weer te geven.
• Selecteer Automodus voor een automotive perspectief
met de reisrichting bovenaan.

De afstand meten op de kaart

U kunt de afstand tussen twee locaties meten.
Selecteer een locatie op de kaart.
1
Selecteer MENU > Afstand meten.
2
Verplaats de pin naar een andere locatie op de kaart.
3

Kaartinstellingen

Selecteer Stel in > Kaart. Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina. Noord boven geeft het noorden boven aan de
2 De hoofdpagina's gebruiken
Page 7
pagina weer. Koers boven geeft een bovenaanzicht weer met uw huidige reisrichting naar de bovenkant van de pagina. Automodus geeft een 3D-perspectief vanuit de auto weer met de reisrichting naar de bovenkant van de pagina.
Gegevensvelden: Hiermee kunt u de gegevensvelden en
dashboards op de kaart, het kompas, het hoogteprofiel en de tripcomputer aanpassen.
Geavanceerde instellingen: Hiermee kunt u geavanceerde
kaartinstellingen openen (Geavanceerde kaartinstellingen,
pagina 3).
Kaartinformatie: Hiermee kunt u de op het toestel geladen
kaarten in- of uitschakelen.
Geavanceerde kaartinstellingen
Selecteer Stel in > Kaart > Geavanceerde instellingen. Automatisch zoomen: Hiermee wordt automatisch het juiste
zoomniveau geselecteerd voor optimaal gebruik van de kaart. Als u Meldingen selecteert, moet u handmatig in- en uitzoomen.
Zoomniveaus: Hiermee wordt het zoomniveau ingesteld waarin
de items op de kaart worden weergegeven. De kaartitems worden niet weergegeven wanneer het zoomniveau van de kaart hoger is dan het geselecteerde niveau.
Navigatieaanwijzingen: Hiermee stelt u in wanneer
navigatieaanwijzingen op de kaart worden weergegeven.
Tekstgrootte: Hiermee stelt u de tekstgrootte voor kaartitems
in.
Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien
beschikbaar) of schakelt arcering uit.

Kompas

Tijdens het navigeren wijst naar uw bestemming, ongeacht in welke richting u zich verplaatst. Wanneer naar de bovenkant van het elektronische kompas wijst, reist u recht naar uw bestemming. Als in een andere richting wijst, moet u het draaien totdat het naar de bovenkant van het kompas wijst.

Het kompas kalibreren

Voordat u het elektronisch kompas kunt kalibreren, moet u buiten zijn en uit de buurt van objecten die invloed hebben op magnetische velden, zoals auto's, gebouwen of elektriciteitskabels.
Het toestel heeft een elektronisch kompas met 3 assen (alleen op GPSMAP 65s toestellen). Kalibreer het kompas nadat u lange afstanden hebt afgelegd, als u de batterijen hebt vervangen of in geval van temperatuurschommelingen.
Selecteer op de kompaspagina MENU.
1
Selecteer Kalibreer kompas > Start.
2
Volg de instructies op het scherm.
3

Het kompas gebruiken

U kunt het kompas gebruiken om een actieve route te navigeren.
Selecteer PAGE.
1
Houd het toestel horizontaal.
2
Volg naar uw bestemming.
3

Koerswijzer

De koerswijzer is vooral handig bij navigatie op het water of op open plekken zonder grote obstakels. De koerswijzer kan u ook helpen gevaren nabij de koers, zoals ondiepten of rotsen onder water te vermijden.
Om de koerswijzer in te schakelen, selecteert u vanuit het kompas MENU > Stel voorliggende koers in > Ga naar lijn/ wijzer > Koers (krs.afw.indic.).
De koerswijzer geeft uw relatie aan tot de koerslijn die naar uw bestemming leidt. De koersafwijkingsindicator (CDI) geeft de afwijking (links of rechts) ten opzichte van de koers weer. De schaal heeft betrekking op de afstand tussen de punten op de koersafwijkingsindicator, die de afwijking ten opzichte van de koers weergeeft.

Navigeren met Peil en ga

U kunt het toestel op een object in de verte richten, de richting vergrendelen en vervolgens naar het object navigeren.
OPMERKING: Peil en ga is alleen beschikbaar op GPSMAP 65s toestellen.
Selecteer Peil en ga.
1
Richt het toestel op een object.
2
Selecteer Zet richting vast > Stel koers in.
3
Navigeer met behulp van het kompas.
4
Koersinstellingen
U kunt de kompasinstellingen aanpassen. Selecteer Stel in > Koers. Scherm: Hiermee selecteert u het type koersweergave van het
kompas.
Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het
kompas in.
Ga naar lijn/wijzer: Hiermee stelt u het gedrag van de wijzer op
de kaart in. Peiling wijst in de richting van uw bestemming. Koers toont uw relatie tot de koerslijn die naar de bestemming leidt.
Kompas: Selecteer Auto om over te schakelen van een
elektronisch kompas naar een GPS-kompas als u zich gedurende een bepaalde periode met grotere snelheid verplaatst.
Kalibreer kompas: Zie Het kompas kalibreren, pagina 3.

Tripcomputer

De tripcomputer geeft uw huidige snelheid, de gemiddelde snelheid, de tripteller en andere statistische gegevens weer. U kunt de indeling van de tripcomputer, het dashboard en de gegevensvelden aanpassen.

Tripcomputerinstellingen

Selecteer in de tripcomputer MENU. Herstel: Hiermee stelt u alle tripcomputerwaarden op nul in. Als
u nauwkeurige reisinformatie wilt hebben, dient u de tripgegevens te herstellen voordat u een reis begint.
Grote cijfers: Hiermee wijzigt u de grootte van de cijfers die
worden weergegeven op de tripcomputer.
Wijzig gegevensvelden: Hiermee past u de gegevensvelden
van de tripcomputer aan.
Wijzig dashboard: Hiermee wijzigt u het thema en de informatie
die op het dashboard wordt weergegeven. OPMERKING: Uw aangepaste instellingen worden door het
dashboard onthouden. Uw instellingen gaan niet verloren als u van profiel verandert (Profielen, pagina 11).
De hoofdpagina's gebruiken 3
Page 8
Herstel alle instelling.: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van de tripcomputer.

Hoogtegrafiek

OPMERKING: De hoogtegrafiek is alleen beschikbaar op
GPSMAP 65s toestellen. De hoogtegrafiek toont standaard de hoogtegegevens van de
gereisde afstand. U kunt de hoogtegrafiekinstellingen aanpassen (Hoogeprofielinstellingen, pagina 4). U kunt elk punt op het profiel selecteren om de details over dat punt te bekijken.

Hoogeprofielinstellingen

Selecteer in het hoogteprofiel MENU. Wijzig plottype: Hiermee stelt u in welk type gegevens worden
getoond in het hoogteprofiel.
Hoogte/tijd: Legt hoogteverschillen over een bepaalde tijdsduur
vast.
Hoogte/afstand: Legt hoogteverschillen over een afstand vast. Barometerdruk: Legt plaatselijke luchtdrukverschillen over een
bepaalde tijdsduur vast.
Omgevingsluchtdruk: Legt plaatselijke luchtdrukverschillen
over een bepaalde tijdsduur vast.
Pas zoombereik aan: Hiermee past u de zoombereiken aan die
worden weergegeven op de hoogtegrafiekpagina.
Wijzig gegevensvelden: Hiermee past u de gegevensvelden
van de hoogtegrafiek aan.
Herstel: Hiermee herstelt u de gegevens van de hoogtegrafiek,
waaronder via-punt-, spoor- en reisgegevens.
Kalibreer hoogtemeter: Zie De barometrische hoogtemeter
kalibreren, pagina 4.
Herstel alle instelling.: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van de hoogtegrafiek.

De barometrische hoogtemeter kalibreren

U kunt de barometrische hoogtemeter handmatig kalibreren als de juiste hoogte of barometerdruk u bekend is.
OPMERKING: De barometrische hoogtemeter is alleen beschikbaar op GPSMAP 65s toestellen.
Ga naar de locatie waarvan de hoogte of de barometerdruk u
1
bekend is. Selecteer PAGE > Hoogteprofiel > MENU > Kalibreer
2
hoogtemeter.
Volg de instructies op het scherm.
3

Standaardpagina-instellingen herstellen

Open een pagina waarvan u de instellingen wilt herstellen.
1
Selecteer MENU > Herstel alle instelling..
2

Via-punten, routes en sporen

Via-punten

Via-punten zijn locaties die u vastlegt en in het toestel opslaat. Met via-punten kunt u markeren waar u bent, waar u naartoe gaat of waar u bent geweest. U kunt details over de locatie toevoegen, zoals naam, hoogte en diepte.
U kunt een .gpx-bestand met via-punten toevoegen door het bestand over te brengen naar de GPX-map (Bestanden
overbrengen naar uw computer, pagina 13).

Een via-punt maken

U kunt uw huidige locatie als via-punt opslaan.
Selecteer MARK.
1
Selecteer indien nodig een veld als u wijzigingen in het via-
2
punt wilt aanbrengen. Selecteer OK.
3

Een via-punt projecteren

U kunt een nieuwe locatie maken door de afstand en peiling te projecteren vanaf een gemarkeerde locatie naar een nieuwe locatie.
Selecteer Waypoint-beheer.
1
Selecteer een via-punt.
2
Selecteer MENU > Projecteer wayp..
3
Geef de peiling op en selecteer OK.
4
Selecteer een maateenheid.
5
Voer de afstand in en selecteer OK.
6
Selecteer Satelliet.
7

Naar een waypoint navigeren

Selecteer FIND > Waypoints.
1
Selecteer een waypoint.
2
Selecteer Ga.
3
Uw route naar het waypoint wordt standaard weergegeven als een rechte, gekleurde lijn op de kaart.

Een via-punt bewerken

Selecteer Waypoint-beheer.
1
Selecteer een via-punt.
2
Selecteer een item om te bewerken, bijvoorbeeld de naam.
3
Voer de nieuwe informatie in en selecteer OK.
4

Een via-punt verwijderen

Selecteer Waypoint-beheer.
1
Selecteer een via-punt.
2
Selecteer MENU > Wis.
3

Routes

Een route bestaat uit een serie via-punten of locaties die u naar uw bestemming leidt.

Een route maken

Selecteer Routeplanner > Route maken > Selecteer eerste
1
punt.
Selecteer een categorie.
2
Selecteer het eerste punt in de route.
3
Selecteer Gebruik.
4
Selecteer Kies volgend punt om meer punten aan de route
5
toe te voegen. Selecteer QUIT om de route op te slaan.
6

De naam van een route wijzigen

Selecteer Routeplanner.
1
Selecteer een route.
2
Selecteer Wijzig naam.
3
Typ de nieuwe naam.
4

Een route bewerken

Selecteer Routeplanner.
1
Selecteer een route.
2
Selecteer Wijzig route.
3
Selecteer een punt.
4
Selecteer een optie:
5
• Selecteer Controleer om het punt op de kaart weer te
geven.
4 Via-punten, routes en sporen
Page 9
• Selecteer Omhoog of Omlaag als u de volgorde van de
punten in de route wilt wijzigen.
• Selecteer Voeg in als u een punt aan de route wilt
toevoegen. Het nieuwe punt wordt ingevoegd vóór het geselecteerde
punt.
• Selecteer Verwijder als u het punt uit de route wilt
verwijderen.
Selecteer QUIT om de route op te slaan.
6

Een route weergeven op de kaart

Selecteer Routeplanner.
1
Selecteer een route.
2
Selecteer Bekijk kaart.
3

Een route verwijderen

Selecteer Routeplanner.
1
Selecteer een route.
2
Selecteer Wis route.
3

Een opgeslagen route navigeren

Selecteer FIND > Routes.
1
Selecteer een route.
2
Selecteer Ga.
3

De actieve route weergeven

Selecteer tijdens het navigeren van een route Actieve route.
1
Selecteer een punt in de route om meer details weer te
2
geven.

Stoppen met navigeren

Selecteer FIND > Navigatie stoppen.

Een route omkeren

U kunt de begin- en eindpunten van uw route omwisselen om de route in omgekeerde richting te volgen.
Selecteer Routeplanner.
1
Selecteer een route.
2
Selecteer Keer route om.
3

Sporen

Een spoor is een registratie van uw route. Het spoorlog bevat informatie over de punten langs de vastgelegde route, inclusief de tijd, de locatie en de hoogtegegevens voor ieder punt.

Spoorinstellingen

Selecteer Stel in > Sporen. Spoorlog: Hiermee kunt u het vastleggen van sporen in- of
uitschakelen.
Opnamemethode: Hiermee selecteert u een methode om
sporen vast te leggen. Automatisch legt de sporen met variabele intervallen vast voor een optimaal resultaat.
Opslaginterval: Hiermee selecteert u een vastleginterval voor
het spoorlog. Bij frequenter vastleggen van spoorpunten ontstaat er een gedetailleerder spoor, maar raakt het spoorlog ook sneller vol.
Wis huidige spoor: Hiermee wist u het huidige trackgeheugen. Geav.instell > AutoArchiveren: Hiermee selecteert u een
methode voor automatisch archiveren om uw sporen te organiseren. Sporen worden automatisch opgeslagen en gewist.
Geav.instell > Kleur: Hiermee wijzigt u de kleur van de routelijn
op de kaart.

Het huidige spoor weergeven

Selecteer Sporenbeheer > Huidig spoor.
1
Selecteer een optie:
2
• Als u het huidige spoor op de kaart wilt weergeven,
selecteert u Bekijk kaart.
• Als u het hoogteprofiel van het huidige spoor wilt
weergeven, selecteert u Hoogteprofiel.

Het huidige spoor opslaan

Selecteer Sporenbeheer > Huidig spoor.
1
Selecteer een optie:
2
• Selecteer Sla spoor op om het volledige spoor op te
slaan.
• Selecteer Sla deel op en selecteer een gedeelte.

Het huidige spoor wissen

Selecteer Sporenbeheer > Huidig spoor > Wis huidige spoor.

Een spoor verwijderen

Selecteer Sporenbeheer.
1
Selecteer een spoor.
2
Selecteer Wis.
3

Navigeren met een opgeslagen spoor

Selecteer FIND > Sporen.
1
Selecteer een opgeslagen spoor.
2
Selecteer Ga.
3

Extra kaarten kopen

Ga naar de productpagina van uw toestel op
1
www.garmin.com.
Klik op het tabblad Maps.
2
Volg de instructies op het scherm.
3

Een adres zoeken

U kunt optionele City Navigator® kaarten gebruiken om naar adressen te zoeken.
Selecteer FIND > Adressen.
1
Selecteer, indien nodig, het land of de provincie.
2
Voer de plaats of postcode in.
3
OPMERKING: Niet alle kaartgegevens bieden de optie voor
zoeken op postcode. Selecteer de plaatsnaam.
4
Voer het huisnummer in.
5
Voer de straatnaam in.
6
Functies en instellingen van het
hoofdmenu

Geocaches

Geocaching is een schatzoekactiviteit waarbij spelers caches verbergen of zoeken aan de hand van aanwijzingen en GPS­coördinaten.

Geocaches downloaden via een computer

U kunt geocaches handmatig op uw toestel laden via een computer (Bestanden overbrengen naar uw computer,
pagina 13). U kunt de geocachebestanden in een GPX-
bestand plaatsen en importeren naar de GPX-map op het toestel. Met een premium abonnement op geocaching.com kunt u de "pocket query" functie gebruiken om een grote groep geoaches op uw toestel te laden als een enkel GPX-bestand.
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
1
Ga naar www.geocaching.com.
2
Maak, indien nodig, een account.
3

Functies en instellingen van het hoofdmenu 5

Page 10
Meld u aan.
4
Volg de instructies op geocaching.com om geocaches te
5
zoeken en naar uw toestel te downloaden.

Naar een geocache navigeren

Selecteer Geocaches.
1
Selecteer een geocache.
2
Selecteer Ga.
3
De poging loggen
Nadat u hebt geprobeerd een geocache te vinden, kunt u de resultaten loggen. U kunt sommige geocaches verifiëren op
www.geocaching.com.
Selecteer Geocaches > Logpoging.
1
Selecteer Gevonden, Niet gevonden, Reparatie vereist of
2
Niet geprobeerd.
Selecteer een optie:
3
• Als u wilt stoppen met loggen, selecteert u OK.
• Als u wilt navigeren naar de geocache die zich het dichtst
bij u in de buurt bevindt, selecteert u Zoek vlg. dichtstbij.
• Als u een opmerking wilt invoeren over het zoeken naar de geocache of over de geocache zelf, selecteer dan
Voeg opmerking toe, voer een opmerking in en selecteer OK.
Als u bent aangemeld op www.geocaching.com, wordt het log automatisch geüpload naar uw account bij
www.geocaching.com.
chirp
Een chirp is een klein Garmin accessoire dat wordt geprogrammeerd en in een geocache wordt achtergelaten. U kunt uw toestel gebruiken om een chirp te vinden in een geocache. Raadpleeg voor meer informatie over de chirp de chirp gebruikershandleiding op www.garmin.com.
Zoeken naar chirp inschakelen
Selecteer Stel in > Geocaches.
1
Selecteer chirp!22 instellen > chirp™ zoeken > OK.
2

Gegevens draadloos verzenden en ontvangen

Voor het draadloos uitwisselen van gegevens moet uw toestel zich binnen een afstand van 3 m (10 ft.) van een compatibel Garmin toestel bevinden.
Uw toestel kan gegevens draadloos verzenden en ontvangen als het is verbonden met een compatibel Garmin toestel dat gebruikmaakt van ANT+® technologie. U kunt waypoints, geocaches, routes, sporen en meer delen.
Selecteer Draadloos delen.
1
Selecteer een optie:
2
• Selecteer Verzend en selecteer een type gegevens.
• Selecteer Ontvangen om gegevens te ontvangen van een ander toestel. Het andere compatibele toestel moet gegevens proberen te verzenden.
Volg de instructies op het scherm.
3

Een nabijheidswaarschuwing instellen

Gevarenzones waarschuwen u als u zich binnen het opgegeven bereik van een bepaalde locatie bevindt.
Selecteer Gevarenzones > Alarm maken.
1
Selecteer een categorie.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer Gebruik.
4
Voer een radius in.
5
Wanneer u het gevarenzonegebied betreedt, klinkt er een signaal.

Een profiel selecteren

Als u van activiteiten verandert, kunt u de instellingen van het toestel aanpassen door het profiel te wijzigen.
Selecteer Profiel wijzigen.
1
Selecteer een profiel.
2

Oppervlakteberekening

De oppervlakte van een gebied berekenen

Selecteer Oppervl.brk > Start.
1
Loop rond het gebied waarvan u de oppervlakte wilt
2
berekenen. Selecteer Bereken wanneer u daarmee klaar bent.
3

Satellietpagina

Op de satellietpagina wordt de volgende informatie weergegeven: uw huidige locatie, de GPS-nauwkeurigheid, de satellietlocaties en de signaalsterkte.

GPS-satellietinstellingen

Selecteer Satelliet > MENU. OPMERKING: Sommige instellingen zijn alleen beschikbaar als
Demonstratiemodus is ingeschakeld.
Demonstratiemodus: Hiermee kunt u de GPS uitschakelen. Satellietsysteem: Hiermee kunt u de GPS inschakelen. Koers boven: Geeft aan of satellieten en halve cirkels worden
weergegeven waarbij het noorden naar de bovenkant van het scherm wijst of uw huidige spoor naar de bovenkant van het scherm wijst.
Eén kleur: Hiermee kunt u selecteren of de satellietpagina in
één kleur of in meerdere kleuren wordt weergegeven.
Stel locatie in op kaart: Hiermee kunt u uw huidige locatie op
de kaart markeren. U kunt deze locatie gebruiken om routes te maken of om naar opgeslagen locaties te zoeken.
AutoLocate-positie: Hiermee berekent u uw GPS-positie met
behulp van de Garmin AutoLocate® functie.

Garmin Adventures

U kunt items die bij elkaar horen groeperen als een avontuur. U kunt bijvoorbeeld een avontuur maken van een wandeltocht. Een avontuur kan bijvoorbeeld bestaan uit het spoorlog, de foto's en de geocaches van de tocht. Gebruik BaseCamp™ om uw avonturen te maken en te beheren. Ga voor meer informatie naar www.garmin.com/basecamp.

Bestanden verzenden naar BaseCamp

Open BaseCamp.
1
Verbind het toestel met uw computer.
2
Op Windows® computers wordt het toestel weergegeven als verwisselbaar station of een draagbaar station, en de geheugenkaart wordt mogelijk weergegeven als een tweede verwisselbaar station. Op Mac® computers worden het toestel en de geheugenkaart als gekoppelde volumes weergegeven.
OPMERKING: Op sommige computers met meerdere netwerkstations worden toestelstations mogelijk niet correct weergegeven. Zie de documentatie bij uw besturingssysteem voor meer informatie over het toewijzen van het station.
Open het station of volume voor Garmin of de
3
geheugenkaart. Selecteer een optie:
4
• Selecteer en sleep een item van een aangesloten toestel naar Mijn verzameling of een lijst.
6 Functies en instellingen van het hoofdmenu
Page 11
• Selecteer bij BaseCamp Toestel > Ontvangen van
apparaat en selecteer het toestel.

Een avontuur maken

Voordat u een avontuur kunt maken en naar uw toestel kunt sturen, moet u BaseCamp naar uw computer downloaden en moet u een spoor vanaf uw toestel overdragen naar uw computer (Bestanden verzenden naar BaseCamp, pagina 6).
Open BaseCamp.
1
Selecteer Bestand > Nieuw > Garmin Adventure.
2
Selecteer een spoor en klik op Volgende.
3
Voeg indien nodig items toe vanuit BaseCamp.
4
Geef in de vereiste velden de naam en een beschrijving op
5
voor het avontuur. Als u de omslagfoto van het avontuur wilt wijzigen, selecteert
6
u Wijzig, en vervolgens een andere foto. Klik op Voltooien.
7

Een avontuur beginnen

Voordat u een avontuur kunt beginnen, moet u een avontuur verzenden vanaf BaseCamp naar uw toestel (Bestanden
verzenden naar BaseCamp, pagina 6).
Selecteer Avonturen.
1
Selecteer een avontuur.
2
Selecteer Start.
3
De VIRB® afstandsbediening gebruiken
Voordat u de VIRB afstandsbediening kunt gebruiken, moet u de instelling voor de afstandsbediening op uw VIRB camera inschakelen. Raadpleeg de VIRB serie gebruikershandleiding voor meer informatie.
Met de VIRB afstandsbediening kunt u uw VIRB actiecamera op afstand bedienen met uw toestel.
Schakel uw VIRB camera in.
1
Selecteer VIRB afstandsbed. op uw GPSMAP 65/65s
2
toestel. Wacht totdat het toestel verbinding maakt met uw VIRB
3
camera. Selecteer een optie:
4
• Selecteer REC om een video-opname te starten.
• Selecteer Maak foto om een foto te maken.

Via-punt middelen

U kunt de locatie van een via-punt verfijnen voor een nauwkeurigere weergave. Bij het middelen voert het toestel verschillende metingen op dezelfde locatie uit en gebruikt de gemiddelde waarde voor een nauwkeurigere meting.
Selecteer Waypoint-beheer.
1
Selecteer een via-punt.
2
Selecteer MENU > Gem. locatie.
3
Ga naar de locatie van het via-punt.
4
Selecteer Start.
5
Volg de instructies op het scherm.
6
Als de statusbalk Betrouwbaarheid van meting op 100%
7
staat, selecteer dan Satelliet.
Voor de beste resultaten kunt u maximaal acht metingen voor een via-punt opslaan. Wacht minimaal negentig minuten tussen de metingen.

Een smartphone met uw toestel koppelen

Blijf met uw compatibele smartphone binnen 10 m (33 ft.) van
1
uw toestel.
Selecteer in het hoofdmenu op uw toestel, Stel in >
2
Bluetooth.
Schakel op uw compatibele smartphone Bluetooth
3
technologie in en open de Garmin Connect™ app. Volg de instructies op het scherm in de Garmin Connect app
4
om uw toestel te koppelen. Download en open de Garmin Explore™ app.
5
Meld u aan bij de Garmin Explore app met uw Garmin
6
Connect gebruikersnaam en wachtwoord. Selecteer de toesteloptie om uw toestel te koppelen met de
7
Garmin Explore app.

Connected functies

Connected functies zijn beschikbaar voor uw GPSMAP 65/65s toestel wanneer u het toestel koppelt met een compatibele smartphone met behulp van de Garmin Connect app. Extra functies zijn beschikbaar wanneer u uw gekoppelde toestel verbindt met de Garmin Explore app op uw smartphone. Ga naar www.garmin.com/apps voor meer informatie.
EPO-downloads: Hiermee kunt u een Extended Prediction
Orbit-bestand downloaden waarmee u snel GPS-satellieten kunt vinden en de tijd kunt bekorten die nodig is om een eerste GPS-locatie te krijgen via de Garmin Connect app.
Garmin Explore: De Garmin Explore app synchroniseert en
deelt waypoints, tracks en routes met uw toestel. U kunt ook kaarten downloaden naar uw smartphone voor offline toegang.
LiveTrack: Laat vrienden en familie uw activiteiten in real-time
volgen. U kunt volgers uitnodigen via e-mail of social media, waardoor zij uw live-gegevens op een Garmin Connect volgpagina kunnen zien.
Telefoonmeldingen: Geeft telefoonmeldingen en berichten
weer op uw GPSMAP 65/65s toestel via de Garmin Connect app.

Telefoonmeldingen

Voor telefoonmeldingen is een compatibele smartphone vereist die is gekoppeld met het GPSMAP 65/65s toestel. Wanneer uw telefoon berichten ontvangt, worden meldingen naar uw toestel verzonden.
Meldingen van uw telefoon weergeven
Voordat u meldingen kunt weergeven, moet u uw toestel koppelen met uw compatibele smartphone.
Selecteer > MENU.
1
Selecteer een melding.
2
Meldingen verbergen
Ontvangen meldingen worden standaard op het toestelscherm weergegeven. U kunt meldingen verbergen zodat ze niet worden weergegeven.
Selecteer Stel in > Bluetooth > Meldingen > Verbergen.

Garmin Explore

Met de Garmin Explore website en mobiele app kunt u reizen plannen en gebruikmaken van cloudopslag voor uw waypoints, routes en tracks. Ze bieden geavanceerde planningsfuncties, zowel online als offline, en u kunt gegevens delen en synchroniseren met uw compatibele Garmin toestel. U kunt de mobiele app gebruiken om kaarten te downloaden en overal te navigeren, zonder gebruik te maken van uw mobiele service.
U kunt de Garmin Explore app downloaden vanaf de app store op uw smartphone, of u kunt naar explore.garmin.com gaan.

Aanvullende hulpmiddelen in het hoofdmenu

Selecteer MENU. Wekker: Hiermee stelt u een hoorbaar alarm in. Als u het toestel
niet gebruikt, kunt u instellen dat het toestel op een bepaald ogenblik wordt ingeschakeld.
Functies en instellingen van het hoofdmenu 7
Page 12
Calculator: Geeft een rekenmachine weer. Agenda: Geeft een agenda weer. Jagen en vissen: Geeft voorspellingen voor de beste datums
en tijdstippen om te jagen en te vissen op uw huidige locatie weer.
Stopwatch: Hiermee kunt u ronden en rondetijden meten. Zon en maan: Geeft de tijd van zonsopkomst en
zonsondergang en de maanfase weer, gebaseerd op uw GPS-positie.

Het toestel aanpassen

De gegevensvelden aanpassen

U kunt aanpassen welke gegevensvelden op elke hoofdpagina worden weergegeven.
Open de pagina waarvan u de gegevensvelden wilt wijzigen.
1
Selecteer MENU.
2
Selecteer Wijzig gegevensvelden.
3
Selecteer het nieuwe gegevensveld.
4
Volg de instructies op het scherm.
5

Gegevensvelden

Sommige gegevensvelden vereisen dat u navigeert of vereisen ANT+ accessoires om gegevens te kunnen weergeven.
Aanwijzer: Een pijl wijst in de richting van het volgende via-punt
of de volgende bocht. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Aanwijzer: De huidige snelheid waarmee u zich verplaatst. Afstand tot bestemming: De resterende afstand tot de
eindbestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Afstand tot volgende: De resterende afstand tot het volgende
via-punt op uw route. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Alarmtimer: De huidige tijd van de afteltimer. Barometer: De actuele, gekalibreerde druk. Batterijniveau: De resterende batterijvoeding. Batterijniveau: De richting van uw huidige locatie naar een
bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Behouden snelheid: De snelheid waarmee u een bestemming
langs uw route nadert. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Behouden snelheid: De afstand die u stijgt tussen uw huidige
positie en de eindbestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Cadans: Het aantal omwentelingen van de pedaalarm of aantal
stappen per minuut. Uw toestel moet zijn aangesloten op een cadans-accessoire om deze gegevens weer te geven.
Daling - Gemiddeld: De gemiddelde verticale afstand van de
daling sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Daling - Maximum: De maximale daalsnelheid in voet per
minuut of meter per minuut sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Daling - Totaal: De totale afstand van de daling sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Datum: Huidige dag, maand en jaar. Diepte: De diepte van het water. Uw toestel moet zijn
aangesloten op een NMEA® 0183 of NMEA 2000® toestel dat de waterdiepte kan bepalen.
ETA bij volgende: Het geschatte tijdstip waarop u het volgende
via-punt op de route zult bereiken (aangepast aan de lokale
tijd van het via-punt). Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
ETA bij volgende: De hoek van de horizontale afgelegde
afstand in verhouding tot de wijziging in verticale afstand.
ETA op bestemming: Het geschatte tijdstip waarop u de
eindbestemming zult bereiken (aangepast aan de lokale tijd van de bestemming). Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Gemiddelde rondetijd: De gemiddelde rondetijd voor de
huidige activiteit.
Glijhoek tot bestem.: De glijhoek die nodig is om van uw
huidige positie af te dalen naar de hoogte van uw bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
GPS-hoogte: De hoogte van uw huidige locatie op basis van
GPS.
GPS-koers: De richting waar u naartoe gaat op basis van GPS. GPS-nauwkeurigheid: De foutmarge voor uw exacte locatie.
Uw GPS-locatie is bijvoorbeeld nauwkeurig tot op +/- 3,65 m (12 voet).
GPS-signaalsterkte: De sterkte van het signaal van de GPS-
satelliet.
GPS-signaalsterkte: De berekening van de stijging over de
afstand. Als u bijvoorbeeld 3 m (10 voet) stijgt voor elke 60 m (200 voet) die u aflegt, dan is de helling ofwel het stijgingspercentage 5%.
Hoogte: De hoogte van uw huidige locatie boven of onder
zeeniveau.
Hoogte boven grond: De hoogte van uw huidige locatie boven
grondniveau (als kaarten voldoende hoogte-informatie bevatten).
Hoogte - Maximum: Het hoogst bereikte punt sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Hoogte - Minimum: Het laagst bereikte punt sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
Kilometerteller: Een lopende meting van de afstand die is
afgelegd voor alle trips. Dit totaal wordt niet gewist als de tripgegevens worden hersteld.
Koers: De richting van uw beginlocatie naar een bestemming.
De koers kan worden weergegeven als een geplande of ingestelde route. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Koers: De stopwatchtijd voor de huidige ronde. Koers: De richting waarin u zich verplaatst. Koers: Uw aantal hartslagen per minuut. Uw toestel moet zijn
aangesloten op een compatibele hartslagmeter.
Kompaskoers: De richting waar u naartoe gaat op basis van
het kompas.
Laatste rondetijd: De stopwatchtijd voor de laatste voltooide
ronde.
Locatie bestemming: De positie van uw eindbestemming.
Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Maximumsnelheid: De gerapporteerde maximumsnelheid voor
de weg. Niet beschikbaar op alle kaarten en in alle gebieden. Let altijd op de borden langs de weg voor de juiste maximumsnelheid.
Maximumtemperatuur 24 uur: De maximumtemperatuur
gemeten in de afgelopen 24 uur. Uw toestel moet zijn aangesloten op een draadloze temperatuursensor om deze gegevens weer te geven.
Minimumtemperatuur 24 uur: De minimumtemperatuur
gemeten in de afgelopen 24 uur. Uw toestel moet zijn aangesloten op een draadloze temperatuursensor om deze gegevens weer te geven.
8 Het toestel aanpassen
Page 13
Naar koers: De richting die u moet volgen om terug te keren
naar de route. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Omgevingsluchtdruk: De niet-gekalibreerde
omgevingsluchtdruk.
Positie (ingesteld): De huidige positie met de geselecteerde
instelling voor de positieweergave.
Positie (lengte/breedte): De huidige positie in lengte- en
breedtegraad ongeacht de geselecteerde instelling voor de positieweergave.
Rondeafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de huidige
ronde.
Ronden: Het aantal ronden dat is voltooid voor de huidige
activiteit.
Snelh: bewogen gem.: De gemiddelde snelheid waarmee u
zich verplaatst sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Snelh: totaal gem.: De gemiddelde snelheid tijdens het
verplaatsen en stoppen sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Snelheid - Maximum: De hoogste snelheid sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
Stijging - Gemiddeld: De gemiddelde verticale afstand van de
stijging sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Stijging - Maximum: De maximale stijgsnelheid in voet per
minuut of meter per minuut sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Stijging - Totaal: De totale afstand van de stijging sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Stopwatchtimer: De stopwatchtijd voor de huidige activiteit. Temperatuur: De temperatuur van de lucht. Uw
lichaamstemperatuur beïnvloedt de temperatuursensor. Uw toestel moet zijn aangesloten op een draadloze temperatuursensor om deze gegevens weer te geven.
Temperatuur - Water: De temperatuur van het water. Uw
toestel moet zijn aangesloten op een NMEA 0183 toestel dat de watertemperatuur kan bepalen.
Tijd: De huidige tijd van de dag, op basis van uw huidige locatie
en tijdinstellingen (notatie, tijdzone en zomertijd).
Tijd tot bestemming: De tijd die u naar verwachting nodig hebt
om de bestemming te bereiken. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Tijd tot volgende: De tijd die u naar verwachting nodig hebt om
het volgende via-punt op de route te bereiken. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Totale ronde: De stopwatchtijd voor alle voltooide ronden. Trajectafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor het huidige
spoor.
Tripteller: Een lopende meting van de afstand die is afgelegd
sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Triptijd: Een lopende meting van de tijd die is besteed terwijl u
in beweging was en terwijl u gestopt was sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Triptijd - Bewogen: Een lopende meting van de tijd die is
verstreken sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Triptijd - Gestopt: Een lopende meting van de tijd die is
verstreken zonder te bewegen sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Van koers: De afstand naar links of rechts die u van uw
oorspronkelijke koers bent afgeweken. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Vert. snelh. tot bestem.: De stijg- of daalsnelheid naar een
vooraf bepaalde hoogte. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Verticale snelheid: De stijg- of daalsnelheid over tijd.
Wayp. bij best.: Het laatste punt op de route naar de
bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Waypoint bij volgende: Het volgende punt op de route. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Wending: Het hoekverschil (in graden) tussen de richting van
uw bestemming en uw huidige koers. L betekent naar links afbuigen. R betekent naar rechts afbuigen. Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Zon onder: Het tijdstip waarop de zon ondergaat, gebaseerd op
uw GPS-positie.
Zon op: Het tijdstip waarop de zon opkomt, gebaseerd op uw
GPS-positie.

Systeeminstellingen

Selecteer Stel in > Systeem. Satelliet: Hiermee stelt u het satellietsysteem in
(Satellietinstellingen, pagina 9).
Interface: Hiermee kunt u de taal selecteren voor de tekst die
op het toestel wordt weergegeven. OPMERKING: Als u de teksttaal wijzigt, blijft de taal van de
kaartgegevens, zoals straatnamen en plaatsen, of door de gebruiker ingevoerde gegevens, ongewijzigd.
Interface: Hiermee stelt u de indeling van de seriële interface in
(Seriële interface-instellingen, pagina 10).
AA-batterijsoort: Hiermee kunt u selecteren welk type AA-
batterijen u gebruikt. OPMERKING: Deze instelling is niet beschikbaar als het
NiMH-batterijpak is geplaatst.

Satellietinstellingen

Selecteer Stel in > Systeem > Satelliet. Satellietsysteem: Hiermee stelt u het satellietsysteem in op
alleen GPS, meerdere satellietsystemen of Demonstratiemodus (GPS uit).
Multi-Band: Maakt het gebruik van multi-bandsystemen op het
GPSMAP 65/65s toestel mogelijk. OPMERKING: Multi-bandsystemen maken gebruik van
meerdere frequentiebanden en leveren consistentere spoorlogs en betere positionering bij gebruik van het toestel in uitdagende omgevingen.
GPS en andere satellietsystemen
Als u tegelijkertijd GPS en een ander satellietsysteem gebruikt, krijgt u betere prestaties in moeilijke omgevingen en kunt u sneller uw positie bepalen dan met alleen GPS. Als u meerdere systemen gebruikt, kan de levensduur van de batterij sneller afnemen dan alleen met GPS.
Uw toestel kan deze Global Navigation Satellite Systems (GNSS) gebruiken. Multi-bandsystemen maken gebruik van meerdere frequentiebanden en geven consistentere spoorlogs, verbeterde positionering, minder multi-padfouten en minder atmosferische fouten bij gebruik van het toestel in uitdagende omgevingen.
OPMERKING: U kunt satellietlocaties en beschikbare satellietsystemen bekijken op de satellietpagina (Satellietpagina,
pagina 6).
GPS multi-band: Een satellietconstellatie gebouwd door de
Verenigde Staten, die gebruikmaakt van het verbeterde L5­signaal.
GLONASS: Een satellietsysteem geproduceerd door Rusland. GALILEO multi-band: Een satellietconstellatie gebouwd door
de European Space Agency, die gebruikmaakt van het verbeterde L5-signaal.
QZSS multi-band: Een satellietconstellatie gebouwd door
Japan, die gebruikmaakt van het verbeterde L5-signaal.
Het toestel aanpassen 9
Page 14

Seriële interface-instellingen

Selecteer Stel in > Systeem > Interface. Interface: Hiermee kunt u de USB-poort van het toestel
gebruiken voor de meeste NMEA 0183-conforme kaartprogramma's door een virtuele seriële poort te maken.
Garmin serieel: Hiermee wordt het toestel ingesteld om een
eigen standaard van Garmin te gebruiken voor uitwisseling van gegevens over waypoints, routes en sporen met een computer.
NMEA in/uit: Stelt het toestel in voor standaard NMEA 0183-
invoer en -uitvoer.
Tekst uit: Verschaft eenvoudige ASCII-tekstuitvoer van locatie-
en snelheidsgegevens.
MTP: Hiermee kunt u instellen dat het toestel het Media
Transfer Protocol (MTP) gebruikt om toegang te krijgen tot het bestandssysteem op het toestel in plaats van de massaopslagmodus.

Scherminstellingen

Selecteer Stel in > Scherm. Time-out van scherm: Hiermee kunt u de tijd instellen voordat
de schermverlichting uitgaat.
Batterijbesparing: Hiermee bespaart u batterijstroom en
verlengt u de gebruiksduur van de batterij door het scherm uit te schakelen wanneer de schermverlichting uitgaat.
Kleuren: Hiermee wijzigt u de kleur van de schermachtergrond
en selectiemarkering.
Menustijl: Hiermee wijzigt u de stijl van het menusysteem. Schermafbeelding: Hiermee kunt u de afbeelding op het
scherm van het toestel opslaan.

Bluetooth instellingen

Selecteer Stel in > Bluetooth. Status: Hiermee kunt u Bluetooth draadloze technologie
inschakelen en uw huidige verbindingsstatus bekijken.
Meldingen: Hiermee bekijkt of verbergt u
smartphonemeldingen.
Vergeet telefoon: Hiermee verwijdert u het verbonden toestel
uit de lijst van gekoppelde apparaten. Deze optie is alleen beschikbaar nadat het toestel is gekoppeld.
Maritieme alarmen instellen: Hiermee stelt u het type kaart in
waarmee het toestel maritieme gegevens weergeeft. Nautisch geeft verschillende kaartelementen in verschillende kleuren weer zodat maritieme nuttige punten beter leesbaar en de kaart dezelfde kleuren heeft als papieren kaarten. Vissen (watersportkaarten vereist) geeft een gedetailleerde weergave van zeebodemcontouren en dieptepeilingen en vereenvoudigt de kaartweergave zodat deze optimaal is om te kunnen vissen.
Presentatie: Hiermee stelt u de weergave in voor de maritieme
navigatiehulpmiddelen op de kaart.
Maritieme alarmen instellen: Hiermee stelt u een alarm in voor
wanneer u van een opgegeven afstand afdrijft terwijl u voor anker ligt en wanneer u water nadert met een bepaalde diepte.

Maritieme alarmsignalen instellen

Selecteer Stel in > Maritiem > Maritieme alarmen instellen.
1
Selecteer het gewenste type alarm.
2
Selecteer OK.
3
Voer een afstand in en selecteer OK.
4

Gegevens resetten

U kunt tripgegevens resetten, alle waypoints wissen, het huidige spoor wissen of alle standaardwaarden herstellen.
Selecteer Stel in > Herstel.
1
Selecteer een item dat u wilt resetten.
2

De paginavolgorde wijzigen

Selecteer Stel in > Paginavolgorde.
1
Selecteer een pagina.
2
Selecteer Verplaats.
3
Verplaats de pagina omhoog of omlaag in de lijst.
4
Selecteer ENTER.
5
TIP: Selecteer PAGE om de paginavolgorde weer te geven.

De helderheid van de schermverlichting aanpassen

Langdurig gebruik van de schermverlichting kan de gebruiksduur van de batterijen aanzienlijk beperken. U kunt de helderheid van de schermverlichting aanpassen om de levensduur van de batterijen te verlengen.
OPMERKING: De helderheid van de schermverlichting is beperkt als de batterij bijna leeg is.
Selecteer .
1
Selecteer of .
2
Het toestel kan warm aanvoelen als de schermverlichting is ingesteld op hoog.

De toestelgeluiden instellen

U kunt het geluid voor berichten, toetsaanslagen, afslagwaarschuwingen en alarmen instellen.
Selecteer Stel in > Geluid > Geluid > OK.
1
Selecteer het gewenste geluid voor ieder item.
2

Maritieme instellingen wijzigen

Selecteer Stel in > Maritiem.
10 Het toestel aanpassen

Een pagina toevoegen

Selecteer Stel in > Paginavolgorde.
1
Selecteer Pagina toevoegen.
2
Selecteer een pagina die u wilt toevoegen.
3

Een pagina verwijderen

Selecteer Stel in > Paginavolgorde.
1
Selecteer een pagina.
2
Selecteer Verwijder.
3
Selecteer ENTER.
4

Het hoofdmenu aanpassen

U kunt items verplaatsen in, toevoegen aan en verwijderen uit het hoofdmenu.
Page 15
Selecteer MENU > Wijzig itemvolgorde in het hoofdmenu.
1
Selecteer een menu-item.
2
Selecteer een optie:
3
• Selecteer Verplaats om de plaatsing van het item in de
lijst te wijzigen.
• Selecteer Voeg in als u een nieuw item wilt toevoegen
aan de lijst.
• Selecteer Verwijder als u een item wilt verwijderen uit de
lijst.

De maateenheden wijzigen

U kunt de eenheden voor afstand en snelheid, hoogte, diepte, temperatuur, luchtdruk en verticale snelheid aanpassen.
Selecteer Stel in > Eenheden.
1
Selecteer het item waarvoor u de eenheid wilt instellen.
2
Selecteer een maateenheid.
3

Tijdinstellingen

Selecteer Stel in > Tijd. Tijdweergave: Hier kunt u kiezen om de 12- of 24-uursklok in te
stellen.
Tijdzone: Hiermee stelt u de tijdzone voor het toestel in. Met
Automatisch wordt de tijdzone automatisch ingesteld op basis van uw GPS-positie.

Instellingen voor positieweergave

OPMERKING: Wijzig de positieweergave of het
coördinatensysteem op basis van kaartdatum alleen als u een kaart gebruikt die een andere positieweergave voorschrijft.
Selecteer Stel in > Positieweergave. Positieweergave: Hiermee selecteert u de positieweergave
waarmee een locatie wordt aangeduid.
Kaartdatum: Hiermee stelt u het coördinatensysteem van de
kaart in.
Kaartsferoïde: Hiermee geeft u het coördinatensysteem weer
dat door het toestel wordt gebruikt. Het standaardcoördinatensysteem is WGS 84.

Hoogtemeterinstellingen

OPMERKING: De hoogtemeter is alleen beschikbaar op
GPSMAP 65s toestellen. Selecteer Stel in > Hoogtemeter. Automatische kalibratie: Voert automatisch een kalibratie uit
telkens wanneer u het toestel inschakelt.
Barometermodus: Met Variabele hoogte kan de barometer
hoogteverschillen meten terwijl u onderweg bent. Vaste hoogte gaat ervan uit dat het toestel stilstaat op een vaste hoogte, zodat de barometerdruk alleen verandert door de weersomstandigheden.
Luchtdruktrend: Hiermee stelt u in hoe het toestel
drukgegevens vastlegt. Altijd opslaan slaat alle luchtdrukgegevens op. Dit kan handig zijn als u let op weerfronten.
Type plot: Hiermee worden hoogteverschillen vastgelegd
gedurende een bepaalde tijd of over een bepaalde afstand, of plaatselijke luchtdrukverschillen over een bepaalde tijdsduur.
Kalibreer hoogtemeter: Hiermee kalibreert u de hoogtemeter.

Route-instellingen

Het toestel berekent routes die zijn geoptimaliseerd voor het huidige type activiteit. De beschikbare route-instellingen zijn afhankelijk van de geselecteerde activiteit.
Selecteer Stel in > Routebepaling. Activiteit: Stelt een activiteit voor routebepaling in. Het toestel
berekent routes die zijn geoptimaliseerd voor het huidige type activiteit.
Routeovergangen: Hiermee stelt u in hoe het toestel routes
bepaalt van het ene punt op de route naar het volgende. Deze instelling is alleen beschikbaar voor sommige activiteiten. Afstand hiermee wordt u naar het volgende punt van de route geleid als u zich op een opgegeven afstand van uw huidige punt bevindt.
Zet vast op weg: Zet het blauwe driehoekje, dat uw positie op
de kaart aangeeft, vast op de dichtstbijzijnde weg.

Profielen

Een profiel is een verzameling instellingen waarmee u het gebruiksgemak van het toestel kunt optimaliseren. Voor bijvoorbeeld jagen zijn de instellingen en weergaven anders dan wanneer u het toestel gebruikt voor geocaching.
Als u een profiel gebruikt en u instellingen zoals gegevensvelden of maateenheden wijzigt, worden de wijzigingen automatisch in het profiel opgeslagen.

Een aangepast profiel maken

U kunt uw instellingen en de gegevensvelden voor een bepaalde activiteit of route aanpassen.
Selecteer Stel in > Profielen > Maak profiel > OK.
1
Pas uw instellingen en gegevensvelden aan.
2

De naam van een profiel wijzigen

Selecteer Stel in > Profielen.
1
Selecteer een profiel.
2
Selecteer Wijzig naam.
3
Typ de nieuwe naam.
4

Een profiel verwijderen

OPMERKING: Voordat u het actieve profiel kunt verwijderen,
moet u een ander profiel activeren. U kunt een profiel niet verwijderen als het actief is.
Selecteer Stel in > Profielen.
1
Selecteer een profiel.
2
Selecteer Wis.
3

Toestelinformatie

Productupdates

Installeer Garmin Express™ (www.garmin.com/express) op uw computer. U kunt de Garmin Explore app op uw smartphone installeren om uw waypoints, routes, tracks en activiteiten te uploaden.
Garmin Express biedt eenvoudige toegang tot deze diensten voor Garmin toestellen.
• Software-updates
• Kaartupdates
• Productregistratie

Garmin Express instellen

Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
1
Ga naar www.garmin.com/express.
2
Volg de instructies op het scherm.
3

Het toestel registreren

Vul de onlineregistratie vandaag nog in zodat wij u beter kunnen helpen. Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op een veilige plek.
Toestelinformatie 11
Page 16
Ga naar www.garmin.com/express.
1
Aanmelden bij uw Garmin account.
2

Informatie over regelgeving en compliance op e-labels weergeven

Het label voor dit toestel wordt op elektronische wijze geleverd. Het e-label kan regelgeving bevatten, zoals identificatienummers verstrekt door de FCC of regionale compliance-markeringen, maar ook toepasselijke product- en licentiegegevens.
Selecteer Stel in.
1
Selecteer Over.
2

De karabijnhaakclip bevestigen

Plaats de karabijnhaakclip in de sleuven op de behuizing
1
van het toestel.
Schuif de karabijnhaakclip omhoog totdat deze vastklikt.
2

De karabijnhaakclip verwijderen

Til de onderkant van de karabijnhaakclip omhoog en schuif de karabijnhaakclip van de behuizing af.

De polsband bevestigen

Haal de lus van de polsband door de gleuf van het toestel.
1
minuten. Als u het toestel langer onder water houdt, kan schade het gevolg zijn. Na onderdompeling moet u het toestel voorzichtig afdrogen en laten opdrogen voordat u het opnieuw gaat gebruiken of oplaadt.
Spoel het toestel na gebruik in chloor- of zout water goed uit met zoet water.

Het toestel schoonmaken

LET OP
Ook een klein beetje zweet of vocht kan corrosie van de elektrische contactpunten veroorzaken als het toestel is aangesloten op een oplader. Corrosie kan opladen en gegevensoverdracht blokkeren.
Veeg het toestel schoon met een doek die is bevochtigd met
1
een mild schoonmaakmiddel. Veeg de behuizing vervolgens droog.
2
Laat het toestel na reiniging helemaal drogen.

Gegevensbeheer

U kunt bestanden opslaan op uw toestel. In de geheugenuitsparing van het toestel kan een extra geheugenkaart worden geplaatst.
OPMERKING: Het toestel is compatibel met Windows 7 of hoger en Mac OS 10.4 of hoger.

Bestandstypen

Het handheldtoestel biedt ondersteuning voor de volgende bestandstypen.
• Bestanden van BaseCamp of HomePort™. Ga naar
www.garmin.com/trip_planning.
• GPX-spoorbestanden.
• GPX-geocachebestanden. Ga naar www.garmin.com
/geocache.
• GGZ-geocachebestanden. Ga naar www.garmin.com
/geocache.
• JPEG-afbeeldingsbestanden.
• GPI-/aangepaste POI-bestanden van de Garmin POI Loader. Ga naar www.garmin.com/products/poiloader.

Een geheugenkaart installeren

WAARSCHUWING
Gebruik nooit een scherp voorwerp om batterijen te verwijderen die door de gebruiker kunnen worden vervangen.
U kunt een microSD geheugenkaart tot 32 GB in het handheldtoestel installeren voor extra opslagruimte of voorgeladen kaarten.
Draai de D-ring tegen de klok in en trek deze omhoog om de
1
klep te verwijderen. Verwijder de batterijen.
2
Haak het andere uiteinde van de band door de lus en trek
2
deze strak.

Toestelonderhoud

LET OP
Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen, oplosmiddelen en insectenwerende middelen die plastic onderdelen en oppervlakken kunnen beschadigen.
Bewaar het toestel niet op een plaats waar het langdurig aan extreme temperaturen kan worden blootgesteld omdat dit onherstelbare schade kan veroorzaken.
Het toestel is waterbestendig volgens IEC-standaard 60529 IPX7. Het toestel is bestand tegen abusievelijk onderdompelen in water tot één meter diep, gedurende maximaal dertig
12 Toestelinformatie
Schuif de kaarthouder naar en til deze omhoog.
3
Plaats de geheugenkaart met de gouden contactpunten naar
4
beneden.
Sluit de kaarthouder.
5
Schuif de kaarthouder naar om deze te vergrendelen.
6
Page 17
Plaats de batterijen en de klep terug.
7

Het toestel aansluiten op uw computer

LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel oplaadt of aansluit op een computer.
U moet de batterijen installeren voordat u het toestel kunt gebruiken terwijl het is aangesloten op uw computer. De USB­poort van de computer biedt mogelijk onvoldoende vermogen om het toestel te kunnen gebruiken.
Duw de beschermkap van de mini-USB-poort omhoog.
1
Sluit de kleine connector van de USB-kabel aan op de mini-
2
USB-poort. Sluit het grote uiteinde van de USB-kabel aan op de USB-
3
poort van de computer. Op Windows computers wordt het toestel weergegeven als
verwisselbaar station of een draagbaar station, en de geheugenkaart wordt mogelijk weergegeven als een tweede verwisselbaar station. Op Mac computers worden het toestel en de geheugenkaart als gekoppelde volumes weergegeven.

Bestanden overbrengen naar uw computer

Verbind het toestel met uw computer.
1
Op Windows computers wordt het toestel weergegeven als verwisselbaar station of een draagbaar station, en de geheugenkaart wordt mogelijk weergegeven als een tweede verwisselbaar station. Op Mac computers worden het toestel en de geheugenkaart als gekoppelde volumes weergegeven.
OPMERKING: Op sommige computers met meerdere netwerkstations worden toestelstations mogelijk niet correct weergegeven. Zie de documentatie bij uw besturingssysteem voor meer informatie over het toewijzen van het station.
Open de bestandsbrowser op de computer.
2
Selecteer een bestand.
3
Selecteer Edit > Copy.
4
Open het draagbare toestel, station of volume van het toestel
5
of geheugenkaart. Blader naar een map.
6
Selecteer Edit > Paste.
7
Het bestand wordt weergegeven in de lijst met bestanden in het toestelgeheugen of op de geheugenkaart.

Bestanden verwijderen

LET OP
Als u niet weet waar een bestand voor dient, verwijder het dan niet. Het geheugen van het toestel bevat belangrijke systeembestanden die niet mogen worden verwijderd.
Open het Garmin station of volume.
1
Open zo nodig een map of volume.
2
Selecteer een bestand.
3
Druk op het toetsenbord op de toets Delete.
4
OPMERKING: Als u een Apple® computer gebruikt, moet u
de map Trash leegmaken om de bestanden volledig te verwijderen.

De USB-kabel loskoppelen

Als uw toestel als een verwisselbaar station of volume is aangesloten op uw computer, dient u het toestel op een veilige manier los te koppelen om gegevensverlies te voorkomen. Als uw toestel als een draagbaar toestel is aangesloten op uw Windows computer, hoeft u het niet op een veilige manier los te koppelen.
Voer een van onderstaande handelingen uit:
1
• Op Windows computers: Selecteer het pictogram
Hardware veilig verewijderen in het systeemvak en selecteer uw toestel.
• Voor Apple computers selecteert u het toestel en
selecteert u File > Eject.
Koppel de kabel los van uw computer.
2

Specificaties

Batterijtype Twee AA-batterijen (1,5 V of lager,
Levensduur van batterij Maximaal 16 uur
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7
Bedrijfstemperatuurbereik Van -20° tot 50°C (van -4° tot 122°F)
Laadtemperatuurbereik Van 0° tot 40°C (van 32° tot 104°F)
Kompasveilige afstand 17,5 cm (7 in.)
Draadloze frequentie/ draadloos protocol
alkaline, NiMH of lithium)
1
2,4 GHz bij 3,72 dBm nominaal

Appendix

Garmin Support Center

Ga naar support.garmin.com voor hulp en informatie, zoals producthandleidingen, veelgestelde vragen video's en klantondersteuning.

De schermverlichting inschakelen

Selecteer een willekeurige knop om de schermverlichting in te schakelen.
De schermverlichting wordt automatisch ingeschakeld wanneer er waarschuwingen en berichten worden weergegeven.

Optionele accessoires

Optionele accessoires, zoals houders, kaarten, fitnessaccessoires en vervangingsonderdelen, zijn verkrijgbaar via http://buy.garmin.com of bij uw Garmin dealer.
tempe
De tempe is een draadloze ANT+ temperatuursensor. U kunt de sensor aan een stevige band of lus bevestigen op een plek waar deze is blootgesteld aan omgevingslucht en zo een consistente bron van nauwkeurige temperatuurgegevens vormt. U moet de tempe met uw toestel koppelen om temperatuurgegevens van de tempe te kunnen weergeven.
Uw ANT+ sensoren koppelen
Voordat u kunt koppelen, moet u de hartslagmeter omdoen of de sensor plaatsen.
Koppelen is het maken van een verbinding tussen ANT+ draadloze sensoren, bijvoorbeeld het verbinden van een hartslagmeter met uw toestel.
Breng het toestel binnen 3 m (10 ft.) van de sensor.
1
OPMERKING: Zorg ervoor dat u minimaal 10 m (30 ft.) bij
andere ANT+ sensoren vandaan bent tijdens het koppelen. Selecteer in het app-overzicht Stel in > ANT sensor.
2
Selecteer uw sensor.
3
Selecteer Nieuwe zoeken.
4
Als de sensor is gekoppeld met uw toestel, wordt de status van de sensor gewijzigd van Zoeken naar Verbonden.
1
Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga voor meer informatie naar
www.garmin.com/waterrating.
Appendix 13
Page 18
Tips voor het koppelen van ANT+ accessoires met uw Garmin toestel
• Controleer of het ANT+ accessoire compatibel is met uw Garmin toestel.
• Voordat u het ANT+ accessoire met uw Garmin-toestel koppelt, dient u een afstand van 10 m (33 ft.) ten opzichte van andere ANT+ accessoires in acht te nemen.
• Plaats het Garmin toestel binnen 3 m (10 ft.) van het ANT+ accessoire.
• Nadat u de koppeling tot stand hebt gebracht, herkent het Garmin toestel daarna automatisch het ANT+ accessoire wanneer u het toestel activeert. Het koppelingsproces vindt automatisch plaats wanneer u het Garmin toestel inschakelt en zorgt ervoor dat de accessoires binnen enkele seconden zijn geactiveerd en klaar zijn voor gebruik.
• Na het koppelen ontvangt het Garmin toestel alleen gegevens van uw eigen accessoires. U kunt dan ook gewoon in de buurt van andere accessoires komen.

Problemen oplossen

Het toestel opnieuw opstarten

Als het toestel niet meer reageert, moet u het mogelijk opnieuw opstarten. Uw gegevens en instellingen worden dan niet gewist.
Verwijder de batterijen.
1
Plaats de batterijen opnieuw.
2
Houd ingedrukt.
3

Toestelgegevens weergeven

U kunt de toestel-id, softwareversie, informatie over wet- en regelgeving en de licentieovereenkomst weergeven.
Selecteer Stel in > Over.

Alle standaardinstellingen herstellen

U kunt alle fabrieksinstellingen van het toestel herstellen.
Selecteer Stel in > Herstel > Herstel alle instelling. > Ja.
14 Appendix
Page 19

Index

A
aan-uitknop 2 accessoires 13, 14 adressen, zoeken 5 afstanden meten 2 agenda 7 alarmen
gevarenzone 6 klok 7 maritiem 10
ANT+ sensoren, koppelen 13 ANT+ sensoren, koppelen 14 applicaties 7 avonturen 6, 7
B
BaseCamp 6, 7, 9, 12 batterij 1, 12
installeren 1 levensduur 2 maximaliseren 1, 10 opladen 1 opslag 1
bestanden, overbrengen 5, 12, 13 Bluetooth technologie 7, 10
C
calculator 7 chirp 6 City Navigator 5 computer, verbinden 13
D
dashboards 3 downloaden, geocaches 5
G
Garmin Connect 7 Garmin Express 11
software bijwerken 11
gebruikersgegevens, verwijderen 13 gegevens
opslaan 7 overbrengen 7, 13
gegevens delen 6 gegevens opslaan 7, 13 gegevensvelden 8 geheugenkaart 12 geocaches 5, 6, 12
downloaden 5
geschiedenis, naar de computer verzenden 7 GLONASS 9 GPS 6, 9
instellingen 9 satellietpagina 6
H
herstellen, instellingen 14 het toestel resetten 10 HomePort 12 hoofdmenu 2
aanpassen 10
hoogte 4 hoogtemeter 11
kalibreren 4
I
instellingen 2, 3, 5, 9–11, 14
toestel 11
J
jagen en vissen, tijden 7
K
kaarten 5
afstanden meten 2 bijwerken 11 instellingen 2, 3 kopen 5
navigeren 2 oriëntatie 2
zoomen 3 kalibreren, hoogtemeter 4 karabijnhaakclip 12 knoppen 1, 2 koersen, wijzer 3 kompas 3
instellingen 3
kalibreren 3 koppelen
ANT+ sensoren 13
ANT+ sensoren 14
smartphone 7
L
locaties
bewerken 4
opslaan 4
M
maateenheden 11 maritiem
alarmen instellen 10
instellingen 10 meldingen 7 microSD kaart. Zie geheugenkaart Multi-band 9
N
nabijheidswaarschuwingen 6 navigatie 3
stoppen 5 navigeren 3
O
opladen 1 oppervlakteberekening 6 overbrengen
bestanden 5, 6, 12
sporen 6
P
Peil en ga 3 polsband 12 positiewaargave 11 problemen oplossen 10, 14 productregistratie 11 profielen 6, 11
R
reisinformatie, weergeven 3 reisplanner. Zie routes routes 4, 5
bewerken 4
instellingen 11
maken 4
navigeren 5
verwijderen 5
weergeven op de kaart 5
S
satellietpagina 6 satellietsignalen 6
ontvangen 2 scherm, instellingen 10 schermverlichting 1, 10, 13 smartphone 7
applicaties 7
koppelen 7 software
bijwerken 11
licentie 14
versie 14 specificaties 13 sporen 5, 7
instellingen 5
navigeren 5 stopwatch 7 systeeminstellingen 10
T
tempe 13 temperatuur 13 tijdinstellingen 11 tijdzones 11 toestel, registratie 11 toestel aanpassen 8, 10 toestel registreren 11 toestel schoonmaken 12 toestel-id 14 tonen 10 tripcomputer 3
U
USB 10
bestanden overbrengen 12 connector 1 loskoppelen 13 massaopslagmodus 12
V
verwijderen, alle gebruikersgegevens 13 via-punten 4
bewerken 4, 7 opslaan 4 projecteren 4 verwijderen 4
VIRB afstandsbediening 7
W
waypoints, navigeren 4
Z
zonsopkomst en -ondergang, tijden 7
Index 15
Page 20
support.garmin.com
GUID-EA40F185-39D1-4C3B-B512-7AA823FA3DB5 v1September 2020
Loading...