Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
U bent verantwoordelijk voor de veilige en voorzichtige besturing
van uw vaartuig. De stuurautomaat is een hulpmiddel waarmee
u de boot beter kunt besturen. Dit ontheft u echter niet van uw
verantwoordelijkheid om de boot veilig te besturen. Voorkom
gevaarlijke navigatie en zorg ervoor dat het roer nooit
onbemand is.
Wees altijd in staat om snel de handmatige besturing van uw
boot over te nemen.
Oefen de bediening van de stuurautomaat op kalm en open
water dat vrij is van gevaren.
Wees voorzichtig met het bedienen van de stuurautomaat in de
buurt van gevaren op het water, zoals dokken, palen en andere
boten.
LET OP
Pas tijdens het gebruik op voor hete motoronderdelen en
elektromagnetische onderdelen en voorkom beklemming tussen
bewegende onderdelen.
Het niet in overeenstemming met deze instructies installeren en
onderhouden van dit toestel kan leiden tot schade of letsel.
KENNISGEVING
Om schade aan uw boot te voorkomen, moet de stuurautomaat
door een gekwalificeerde nautische installateur worden
gemonteerd. Voor een juiste installatie is speciale kennis van
hydraulische stuurinrichtingen en nautische elektronische
systemen vereist.
De installatie voorbereiden
De stuurautomaat bestaat uit diverse onderdelen. Lees alle
aandachtspunten betreffende de montage en aansluiting van de
onderdelen goed door voordat u met de installatie begint. Om de
installatiewerkzaamheden op de boot goed te plannen, moet u
weten hoe de onderdelen samenwerken.
Raadpleeg de schema's (Schema voedings-/
gegevensaansluiting) voor een beter begrip van de
aandachtspunten bij montage en aansluiting.
Leg bij het plannen van de installatie alle onderdelen op hun
plaats op de boot om te controleren of uw kabels lang genoeg
zijn om elk onderdeel te bereiken. Zo nodig zijn verlengkabels
(afzonderlijk te koop) voor verschillende onderdelen verkrijgbaar
bij uw Garmin® dealer of op www.garmin.com.
Noteer het serienummer van elk onderdeel ten behoeve van de
registratie en garantie.
Benodigd gereedschap
• Veiligheidsbril
• Boormachine en boren
• Moersleutels
• 90 mm (3,5 in.) gatenzaag of slijptol
• Draadtangen/strippers
• Kruiskop- en platte schroevendraaiers
• Kabelbinders
• Waterdichte draadconnectors (draadmoeren) of krimpkousen
en een brander
• Watervaste kit
• Corrosieremmende spray voor boten
• Draagbaar of handheld kompas (voor testen op magnetische
interferentie)
• Hydraulische slang met krimpfittingen of vervangbare
fittingen die een minimale classificatie hebben van 1000
2
lbf/in
• Hydraulische T-fittingen
• Inline hydraulische terugslagkleppen
• Hydraulische vloeistof
• Schroefdraadkit
• Hydraulisch ontluchtingsgereedschap
• Smeermiddel tegen vastlopen (optioneel)
OPMERKING: Bij de hoofdonderdelen van de stuurautomaat
worden montageschroeven geleverd. Als de schroeven niet
geschikt zijn voor het montageoppervlak, moet u zelf voor de
juiste schroeven zorgen.
Overwegingen bij montage en aansluiting
De onderdelen van de stuurautomaat zijn via de meegeleverde
kabels aangesloten op elkaar en op de voeding. Controleer of
voor elk onderdeel de juiste kabel is gekozen en of elk
onderdeel op een goede plaats staat voordat u de onderdelen
monteert of aansluit.
Overwegingen betreffende de montage van de
roerbediening
KENNISGEVING
Dit toestel dient te worden gemonteerd op een locatie die niet
wordt blootgesteld aan extreme temperaturen of
omstandigheden. Het temperatuurbereik voor dit toestel wordt
vermeld in de productspecificaties. Langdurige blootstelling aan
temperaturen boven het opgegeven temperatuurbereik, in
opslag- of gebruiksomstandigheden, kan tot storingen in het
toestel leiden. Schade door extreme temperaturen en
gerelateerde gevolgen vallen niet onder de garantie.
Het montageoppervlak moet vlak zijn, zodat het toestel niet
wordt beschadigd wanneer het is gemonteerd.
Met de meegeleverde hardware en sjabloon kunt u het toestel
verzonken monteren op het dashboard. Als u het toestel op een
andere manier wilt monteren waarbij het scherm op gelijke
hoogte als het dashboard ligt, moet u een pakket voor vlakke
montage (installatie door een deskundige aanbevolen)
aanschaffen bij uw Garmin dealer.
Houd rekening met deze overwegingen wanneer u een
montagelocatie selecteert.
• De montagelocatie moet zich op of onder ooghoogte
bevinden voor optimaal zicht tijdens het besturen van het
vaartuig.
Mei 2015
Gedrukt in Taiwan190-01767-75_0B
• De montagelocatie moet gemakkelijk toegang bieden tot de
knoppen op het toestel.
• Het montageoppervlak moet sterk genoeg zijn om het
gewicht van het toestel te dragen en het te beschermen
tegen overmatige trillingen of schokken.
• Teneinde interferentie met een magnetisch kompas te
voorkomen, mag het toestel niet dichter bij een kompas
worden geïnstalleerd dan op de kompasveilige afstand die is
vermeld in de productspecificaties.
• Het gebied achter de montageplaats moet voldoende ruimte
bieden voor plaatsing en aansluiting van de kabels.
Aandachtspunten bij de aansluiting van de roerbediening
• De roerbediening moet worden aangesloten op het NMEA
2000® netwerk.
• Optionele NMEA® 0183 toestellen, zoals windsensors,
watersnelheidsensors of GPS-toestellen, kunnen met een
gegevenskabel worden aangesloten op de roerbediening
(Overwegingen betreffende NMEA 0183 verbinding).
Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de
CCU
• De CCU is de primaire sensor van de GHP Reactor
SmartPump stuurautomaat. Kies voor de beste prestaties
een montageplaats aan de hand van deze aandachtspunten.
◦ U moet een handkompas gebruiken om op magnetische
interferentie te testen in de zone waar u de CCU wilt
monteren.
Als op de plaats waar u van plan bent de CCU te
installeren de naald van het handkompas beweegt, is daar
sprake van magnetische interferentie. Kies een andere
plaats en voer de controle opnieuw uit.
◦ De CCU dient voor optimale prestaties op een solide
ondergrond te worden gemonteerd.
◦ Hoewel de CCU op uw boot in elke richting kan worden
geplaatst, kunt u het instellen van het noorden in de
installatieprocedure overslaan als u bij het kiezen van een
montageplaats (optioneel) de volgende punten in acht
neemt.
◦ De connectors op de CCU moeten in de richting van de
boeg wijzen.
◦ De voet van de CCU moet loodrecht op de roll- en
pitch-as van de boot staan.
◦ De CCU moet dicht bij het draaipunt van de boot
worden geplaatst, zo nodig iets dichter bij de voorkant.
• De CCU-kabel verbindt de CCU met de SmartPump en is
5 m (16 ft.) lang.
◦ Als de CCU-stuurautomaat niet op 5 m (16 ft.) van de
SmartPump kan worden geïnstalleerd, kunt u
verlengkabels aanschaffen bij uw lokale Garmin dealer of
op www.garmin.com.
◦ Deze kabel mag niet worden ingekort.
De beste montageplaats bepalen
Maak een lijst van alle geschikte montageplaatsen voor de
1
CCU, waar zich binnen een afstand van 60 cm (2 ft.) geen
ijzeren onderdelen, magneten of hoogspanningsdraden
bevinden.
Binnen een afstand van 1,5 m (5 ft.) van deze locaties mogen
zich geen grote magneten, zoals van een subwoofer of
luidspreker, bevinden.
Bepaal het draaipunt van de boot en meet de afstand tussen
2
het draaipunt en elk van de geschikte montageplaatsen op
de in stap 1 gemaakte lijst.
Selecteer de locatie die het dichtst bij het draaipunt is
3
gelegen.
Als er meer locaties zijn op ongeveer dezelfde afstand van
het draaipunt, kiest u de locatie die het best voldoet aan al
deze aandachtspunten.
• De beste locatie is de locatie die zich het dichtst bij het
draaipunt van de boot bevindt.
• De beste locatie is de laagst mogelijke locatie in de boot.
• De beste locatie is de locatie die iets meer naar de
voorkant van de boot toe ligt.
Overwegingen betreffende de montage van de pomp
Raadpleeg de hydraulische schema's in deze instructies om de
installatielocatie van de pomp te bepalen (Hydraulische
schema's).
• Monteer de pomp op een plaats waar de hydraulische
stuurlijnen van de boot kunnen komen.
• De pomp moet indien mogelijk in horizontale positie worden
gemonteerd.
• Als de pomp in verticale positie moet worden gemonteerd,
moet deze met de aansluitingen van de pompkop naar boven
gericht worden gemonteerd.
• De pomp heeft vijf hydraulische fittingen, maar slechts drie
daarvan worden gebruikt wanneer de aanbevolen
installatiemethode voor de pomp wordt gebruikt. Aan de hand
van de pompklep-illustratie in deze instructies kunt u bepalen
welke fittingenlay-out het meest geschikt is voor uw
installatielocatie (Kleppen en fittingen van de pomp).
Overwegingen betreffende de hydrauliek van de pomp
KENNISGEVING
Wanneer er een hydraulische leiding wordt toegevoegd aan het
systeem, gebruik dan alleen leidingen met machinaal
vervaardigde of zelf te vervangen fittingen met een minimum
belasting van 6.895 kPa (1000 lbf/in²).
Gebruik geen loodgieterstape voor hydraulische fittingen.
Gebruik een schroefdraadborging die speciaal is bedoeld voor
nautische toepassingen op alle pijpdraden in het hydraulische
systeem.
Gebruik de stuurautomaat nooit om de boot te besturen voordat
elk onderdeel van het hydraulische systeem is ontlucht.
Raadpleeg de hydraulische schema's vanaf Hydraulische
schema's om te bepalen op welke wijze de pomp het beste in de
hydraulische besturing van de boot kan worden geïnstalleerd.
Bij de aanbevolen methode is installatie van T-fittingen en
terugslagkleppen vereist, zodat de pomp kan worden verwijderd
voor onderhoud zonder dat het stuursysteem wordt
uitgeschakeld. Voor deze installatie hebt u slechts drie van de
vijf poorten in het pompspruitstuk nodig. Hoewel dit niet wordt
aanbevolen, kunnen alle vijf poorten worden gebruikt in plaats
van terugslagkleppen te installeren. Zie Kleppen en fittingen van
de pomp voor meer informatie over de fittingen en andere
verbindingsmethoden.
Kleppen en fittingen van de pomp
De pomp kan op twee manieren worden aangesloten op de
hydraulische besturing. Bij de aanbevolen methode met drie
aansluitingen worden alleen de fittingen H1 À en H2 Á gebruikt,
en een T-connector die de verbinding tussen het roer en de
cilinder splitst. De fitting  van de retourleiding wordt alleen op
het roer aangesloten. De controlekleppen à moeten niet
opnieuw worden geconfigureerd als de boot is uitgerust met een
gebalanceerde cilinder. Als de boot een niet-gebalanceerde
cilinder heeft, moeten de controlekleppen wel opnieuw worden
geconfigureerd (De pomp configureren voor een niet-
gebalanceerde cilinder). De bypassklep Ä wordt alleen voor
hydraulische ontluchting geopend en moet tijdens normaal
bedrijf geheel gesloten zijn.
2
Indien nodig kunnen de fittingen C1 Å en C2 Æ bij de
aanbevolen installatie met drie aansluitingen worden gebruikt in
plaats van de fittingen H1 en H2.
De pomp kan eventueel ook met alle vijf aansluitingen worden
geïnstalleerd. Hierbij worden fittingen C1 en C2 gebruikt voor de
aansluiting van de pomp op de cilinder, en worden de fittingen
H1 en H2 voor de verbinding tussen pomp en roer gebruikt. Dit
type installatie wordt niet aanbevolen omdat de pomp dan niet
voor onderhoud kan worden verwijderd zonder de besturing van
de boot uit te schakelen.
De pomp configureren voor een niet-gebalanceerde cilinder
KENNISGEVING
Houd alle onderdelen schoon en stofvrij tijdens het configureren
van de pomp voor een stuurinrichting met een nietgebalanceerde cilinder om te voorkomen dat de pomp
beschadigd raakt.
Als u de terugslagkleppen verwijdert nadat het hydraulische
systeem is ontlucht, moet dit opnieuw worden ontlucht. Door het
configureren van de terugslagklep komt er mogelijk weer lucht in
het hydraulische systeem.
Als de boot een besturing met niet-gebalanceerde cilinder heeft,
moet u de pomp configureren zodat deze goed met de besturing
werkt.
Verwijder de controlekleppen À van het pompspruitstuk.
1
• De Shadow Drive moet horizontaal en zo vlak mogelijk
worden gemonteerd en stevig vastgezet met kabelbinders.
• Monteer de Shadow Drive op een afstand van minimaal 305
mm (12 inch) van magnetische materialen of toestellen, zoals
luidsprekers en elektrische motoren.
• Monteer de Shadow Drive dichter bij het roer dan bij de
pomp.
• Monteer de Shadow Drive lager dan het roer, maar hoger
dan de pomp.
• Sluit de Shadow Drive niet rechtstreeks aan op de fitting aan
de achterkant van het roer. Zorg voor een bepaalde
slanglengte tussen de fitting op het roer en de Shadow Drive.
• Sluit de Shadow Drive niet rechtstreeks aan op een
hydraulische T-connector in de hydraulische leiding. Zorg
voor een bepaalde slanglengte tussen de T-connector en de
Shadow Drive.
• Bij enkele bediening mag u geen T-connector tussen het roer
en de Shadow Drive plaatsen.
• Bij dubbele bediening installeert u de Shadow Drive tussen
de pomp en de hydraulische T-connector naar het roer boven
en het roer onder, dichter bij het roer dan bij de T-connector.
• Installeer de Shadow Drive ofwel in de stuurboordleiding of
de bakboordleiding.
Installeer de Shadow Drive niet in de retourleiding of de
hogedrukleiding, indien van toepassing.
Overwegingen bij montage en aansluiting van het alarm
• Monteer het alarm in de buurt van de primaire bediening.
• Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd.
• De bedrading van het alarm kan indien nodig worden
verlengd met een 28 AWG (0,08 mm2)-draad.
Aandachtspunten bij de NMEA 2000 verbinding
• De CCU en de roerbediening moeten op een NMEA 2000
netwerk worden aangesloten.
• Als er nog geen NMEA 2000 netwerk op uw boot is
geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de
meegeleverde NMEA 2000 kabels en connectors (Een
standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten).
• U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat
gebruiken door optionele NMEA 2000 toestellen, zoals een
windsensor, een watersnelheidsensor of een GPS-toestel,
aan te sluiten op het NMEA 2000 netwerk.
Schema voedings-/gegevensaansluiting
Trek de zuigers Á uit het pompspruitstuk.
2
De pomp is in de fabriek ingesteld met de zuigers in de
gebalanceerde configuratie Â.
Verwijder de O-ringen à van de zuigers en gooi de ringen
3
weg.
Als u de O-ringen niet gemakkelijk van de zuigers kunt
trekken, zult u ze mogelijk moeten lossnijden.
Plaats de zuigers opnieuw in het pompspruitstuk in de niet-
4
gebalanceerde configuratie Ä.
Plaats de terugslagkleppen in het pompspruitstuk en draai ze
5
vast.
Aandachtspunten bij de Shadow Drive™ montage
OPMERKING: De Shadow Drive is een sensor die u installeert
in de leidingen van de hydraulische stuurinrichting van uw boot.
Deze detecteert wanneer u handmatig de besturing van het roer
overneemt en schakelt de stuurautomaat uit.
WAARSCHUWING
Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de
geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of
schade aan het product door brand of oververhitting te
voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals
vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt
aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de
garantie op het product.
worden bevestigd op een droge locatie
nabij het midden van de boot (Aandachts-
punten bij de montage en aansluiting van
de CCU).
Plaats de CCU niet in de buurt van
magnetische interferentie.
Installeer deze kabel alleen als u de stuurautomaat aansluit op optionele NMEA
0183 toestellen, zoals een windsensor, een
watersnelheidsensor of een GPS-toestel
(Overwegingen betreffende NMEA 0183
verbinding).
De roerbediening en de CCU moeten
worden aangesloten op een NMEA 2000
netwerk via de meegeleverde T-connectors
(Aandachtspunten bij de NMEA 2000
verbinding).
Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk
op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een
netwerk opzetten met de meegeleverde
kabels en connectors (Een standaard
NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat opzetten).
ECU, hebt u mogelijk een verlengkabel
nodig (apart verkrijgbaar)(Aandachts-
punten bij de montage en aansluiting van
de CCU).
Deze kabel wordt aangesloten op het
alarm en de Shadow Drive.
verbindingen getoond. Raadpleeg de
hydraulische schema's voor meer
informatie Hydraulische schema's.
Installeer deze kabel alleen als u een
NMEA 2000 netwerk opzet. Gebruik deze
kabel niet als uw boot beschikt over een
bestaand NMEA 2000 netwerk.
De NMEA 2000 voedingskabel moet
worden aangesloten op een voedingsbron
van 9-16 V gelijkstroom.
De pomp moet worden aangesloten op een
voedingsbron van 12 tot 24 VDC. Als u
deze kabel wilt verlengen, moet u de juiste
draaddiameter gebruiken (Voedingskabel
stuurautomaat, en moet nabij de roerbediening worden geïnstalleerd (Het alarm
installeren).
Shadow Drive De Shadow Drive moet correct worden
geïnstalleerd in de hydraulische besturingslijn en worden verbonden met de
CCU-kabel (Installatie van Shadow Drive).
Schema van onderdelen
Schema enkele bediening
OPMERKING: Dit schema is alleen bedoeld voor
planningsdoeleinden. Indien nodig, kunt u specifieke
aansluitingsschema's vinden in de gedetailleerde installatieinstructies bij elk onderdeel.
Hydraulische verbindingen worden in dit schema niet
aangegeven.
De pomp moet worden aangesloten op
een voedingsbron van 12 tot 24 VDC. Als
u deze kabel wilt verlengen, moet u de
juiste draaddiameter gebruiken (Voedings-
kabel verlengen).
De NMEA 2000 voedingskabel moet
worden aangesloten op een voedingsbron
van 9-16 V gelijkstroom.
worden bevestigd op een droge locatie
nabij het midden van de boot (Aandachts-
punten bij de montage en aansluiting van
de CCU).
Plaats de CCU niet in de buurt van
magnetische interferentie.
De roerbediening en de CCU moeten
worden aangesloten op een NMEA 2000
netwerk via de meegeleverde Tconnectors (Aandachtspunten bij de
NMEA 2000 verbinding).
Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk
op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een
netwerk opzetten met de meegeleverde
kabels en connectors (Een standaard
NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat opzetten).
4
OPMERKING: Dit schema is alleen bedoeld voor
planningsdoeleinden. Indien nodig, kunt u specifieke
aansluitingsschema's vinden in de gedetailleerde installatieinstructies bij elk onderdeel.
Hydraulische verbindingen worden in dit schema niet
aangegeven.
De pomp moet worden aangesloten op
een voedingsbron van 12 tot 24 VDC. Als
u deze kabel wilt verlengen, moet u de
juiste draaddiameter gebruiken (Voedings-
kabel verlengen).
De NMEA 2000 voedingskabel moet
worden aangesloten op een voedingsbron
van 9-16 V gelijkstroom.
worden bevestigd op een droge locatie
nabij het midden van de boot (Aandachts-
punten bij de montage en aansluiting van
de CCU).
Plaats de CCU niet in de buurt van
magnetische interferentie.
De roerbediening en de CCU moeten
worden aangesloten op een NMEA 2000
netwerk via de meegeleverde Tconnectors (Aandachtspunten bij de
NMEA 2000 verbinding).
Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk
op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een
netwerk opzetten met de meegeleverde
kabels en connectors (Een standaard
NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat opzetten).
Schema enkel stuurwiel zonder stuurbekrachtiging
À
Á
Â
Ã
Ä
Å
Æ
Ç
Shadow Drive
Stuurboordleiding
Retourleiding
Pomp
Bakboordleiding
Terugslagkleppen
Roer
Stuurcilinder
Schema dubbele bediening zonder stuurbekrachtiging
Hydraulische schema's
KENNISGEVING
Indien de stuurinrichting van uw boot niet overeenkomt met een
van de hydraulische schema's in deze handleiding en u niet
zeker weet hoe u de pomp moet installeren, neem dan contact
op met Garmin Product Support.
Voordat u de pomp installeert, moet u bepalen welk type
hydraulische besturing in uw boot aanwezig is. Elke boot is
anders. Daarom moet u rekening houden met bepaalde
aspecten van het bestaande hydraulische schema voordat u
een montageplaats voor de pomp kiest.
Belangrijke aandachtspunten
• De pomp moet opnieuw worden geconfigureerd als de boot is
uitgerust met een niet-gebalanceerde stuurcilinder (De pomp
configureren voor een niet-gebalanceerde cilinder).
• Garmin raadt het gebruik van T-connectors aan voor de
aansluiting van de hydraulische leidingen op de pomp.
• Voor het eenvoudig uitschakelen en verwijderen van de
pomp, raadt Garmin aan de terugslagkleppen te installeren in
de hydraulische leidingen tussen het pompspruitstuk en de Tconnectors.
• Gebruik geen Teflon® tape voor hydraulische fittingen.
• Gebruik een geschikte schroefdraadafdichting op alle
pijpdraden in het hydraulische systeem.
À
Á
Â
Ã
Ä
Å
Æ
Ç
È
Retourleiding
Shadow Drive
Stuurboordleiding
Bakboordleiding
Terugslagkleppen
Pomp
Bovenste bediening
Onderste bediening
Stuurcilinder
Schema enkele bediening met stuurbekrachtiging
KENNISGEVING
De pomp moet voor een goede werking worden geïnstalleerd
tussen de cilinder en de stuurbekrachtiging.
OPMERKING: Het kan nodig zijn de stuurbekrachtiging te
verwijderen om bij de fittingen, slangen en ontluchtingsfitting te
kunnen komen.
5
À
L
T
R
P
L
T
R
P
L
T
R
P
Á
Â
Ã
Ä
Å
Æ
Ç
È
Schema enkele bediening met Uflex® MasterDrive
Shadow Drive
Stuurboordleiding
Bakboordleiding
Retourleiding
Roer
Stuurbekrachtiging
Terugslagkleppen
Pomp
Stuurcilinder
™
LET OP
Let op dat u bij het installeren van de pomp in een systeem met
een Uflex MasterDrive nooit de hogedrukleiding doorsnijdt die
de voeding met het roer verbindt om letsel of beschadiging van
eigendommen te voorkomen.
Roer
À
Shadow Drive
Á
Stuurboordleiding
Â
Stuurcilinders
Ã
Bakboordleiding
Ä
Hogedrukleiding - NIET DOORKNIPPEN
Å
Retourleiding
Æ
Terugslagkleppen
Ç
Uflex MasterDrive voedingseenheid
È
Pomp
É
Schema dubbele bediening met Uflex MasterDrive
LET OP
Let op dat u bij het installeren van de pomp in een systeem met
een Uflex MasterDrive nooit de hogedrukleiding doorsnijdt die
de voeding met het roer verbindt om letsel of beschadiging van
eigendommen te voorkomen.
Stuurcilinders
À
Bakboordleiding
Á
Terugslagkleppen
Â
Retourleiding
Ã
Pomp
Ä
Shadow Drive
Å
Stuurboordleiding
Æ
Bedieningen
Ç
Uflex MasterDrive voedingseenheid
È
Hogedrukleiding - NIET DOORKNIPPEN
É
Installatieprocedures
LET OP
Draag altijd een veiligheidsbril, oorbeschermers en een
stofmasker tijdens het boren, zagen en schuren.
KENNISGEVING
Controleer voordat u gaat boren of zagen wat zich aan de
andere kant van het oppervlak bevindt.
Wanneer u de installatie van de stuurautomaat hebt gepland en
aan alle vereisten voor montage en bedrading van uw specifieke
installatie hebt voldaan, kunt u de onderdelen monteren en
aansluiten.
Bediening installeren
Installeer de bediening verzonken in het dashboard naast het
roer en sluit deze aan op een NMEA 2000 netwerk.
U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat
gebruiken als u optionele NMEA 2000 compatibele of
NMEA 0183 compatibele toestellen, zoals een windsensor,
watersnelheidsensor of GPS toestel, aansluit op het NMEA
2000 netwerk of aansluit op de bediening via NMEA 0183.
De roerbediening monteren
KENNISGEVING
Als u het toestel op glasvezel monteert, is het raadzaam om bij
het boren van de vier gaten met een kleine verzinkboor alleen in
de bovenste gellaag een kleine verdieping aan te brengen. U
voorkomt hiermee dat er scheuren in de gellaag ontstaan als de
schroeven worden aangedraaid.
Roestvrijstalen schroeven kunnen zich gaan binden wanneer ze
in het glasvezel worden geschroefd en te strak worden
aangedraaid. Garmin raadt het aanbrengen van zuurvrij
smeermiddel op schroeven aan voordat u deze installeert.
Kies eerst de plaats waar u de roerbediening wilt monteren
(Overwegingen betreffende de montage van de roerbediening).
Knip de sjabloon voor verzonken montage op maat en
1
controleer of deze past op de gekozen montageplaats.
De sjabloon voor verzonken montage wordt meegeleverd in
de verpakking van de roerbediening.
Bevestig de sjabloon op de gekozen montageplaats.
2
Als u het gat met een slijptol wilt maken in plaats van met
3
een gatenzaag van 90 mm (3,5 in.), moet u een boor van 10
6
Loading...
+ 12 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.