Garmin GHP Compact Reactor Hydraulic Autopilot Starter Pack Installation manual [nl]

GHP™ Compact
Reactor™ Hydraulic
Installatie-instructies

Belangrijke veiligheidsinformatie

WAARSCHUWING
U bent verantwoordelijk voor de veilige en voorzichtige besturing van uw vaartuig. De stuurautomaat is een hulpmiddel waarmee u de boot beter kunt besturen. Dit ontheft u echter niet van uw verantwoordelijkheid om de boot veilig te besturen. Voorkom gevaarlijke navigatie en zorg ervoor dat het roer nooit onbemand is.
Wees altijd in staat om snel de handmatige besturing van uw boot over te nemen.
Oefen de bediening van de stuurautomaat op kalm en open water dat vrij is van gevaren.
Wees voorzichtig met het bedienen van de stuurautomaat in de buurt van gevaren op het water, zoals dokken, palen en andere boten.
VOORZICHTIG
Pas tijdens het gebruik op voor hete motoronderdelen en elektromagnetische onderdelen en voorkom beklemming tussen bewegende onderdelen.
Het niet in overeenstemming met deze instructies installeren en onderhouden van dit toestel kan leiden tot schade of letsel.
LET OP
Om schade aan uw boot te voorkomen, moet de stuurautomaat door een gekwalificeerde nautische installateur worden gemonteerd. Voor een juiste installatie is speciale kennis van hydraulische stuurinrichtingen en nautische elektronische systemen vereist.

De installatie voorbereiden

De stuurautomaat bestaat uit diverse onderdelen. Lees alle aandachtspunten betreffende de montage en aansluiting van de onderdelen goed door voordat u met de installatie begint. Om de installatiewerkzaamheden op de boot goed te plannen, moet u weten hoe de onderdelen samenwerken.
Raadpleeg de schema's (Schema voedings-/
gegevensaansluiting, pagina 3) voor een beter begrip van de
aandachtspunten bij montage en aansluiting. Leg bij het plannen van de installatie alle onderdelen op hun
plaats op de boot om te controleren of uw kabels lang genoeg zijn om elk onderdeel te bereiken. Zo nodig zijn verlengkabels
(afzonderlijk te koop) voor verschillende onderdelen verkrijgbaar bij uw
Noteer het serienummer van elk onderdeel ten behoeve van de registratie en garantie.
Garmin
®
dealer of op www.garmin.com.

Benodigd gereedschap

• Veiligheidsbril
• Boormachine en boren
• Moersleutels
• 90 mm (3,5 in.) gatenzaag of slijptol (om een optionele roerbediening te installeren)
• Draadtangen/strippers
• Kruiskop- en platte schroevendraaiers
• Kabelbinders
• Eenpolige aan-uitschakelaar (te gebruiken als omloopklep voor de stuurautomaat als u de Shadow Drive™ klep niet installeert)
• Waterdichte draadconnectors (draadmoeren) of krimpkousen en een brander
• Watervaste kit
• Corrosieremmende spray voor boten
• Draagbaar of handheld kompas (voor testen op magnetische interferentie)
• Hydraulische slang met krimpfittingen of vervangbare fittingen die een minimale classificatie hebben van 1000
2
lbf/in
• Hydraulische T-fittingen
• Inline hydraulische terugslagkleppen
• Hydraulische vloeistof
• Schroefdraadafdichtmiddel
• Hydraulisch ontluchtingsgereedschap
• Smeermiddel tegen vastlopen (optioneel)
OPMERKING:
worden montageschroeven geleverd. Als de bijgeleverde schroeven niet geschikt zijn voor het montageoppervlak, moet u de juiste soort schroeven gebruiken.
Bij de hoofdonderdelen van de stuurautomaat

Overwegingen bij montage en aansluiting

De onderdelen van de stuurautomaat zijn via de meegeleverde kabels aangesloten op elkaar en op de voeding. Controleer of voor elk onderdeel de juiste kabel is gekozen en of elk onderdeel op een goede plaats staat voordat u de onderdelen monteert of aansluit.

Overwegingen betreffende de montage van de roerbediening

Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn verbonden met hetzelfde NMEA 2000® netwerk als een compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem te kunnen configureren en bedienen.
LET OP
Dit toestel dient te worden gemonteerd op een locatie die niet wordt blootgesteld aan extreme temperaturen of omstandigheden. Het temperatuurbereik voor dit toestel wordt vermeld in de productspecificaties. Langdurige blootstelling aan temperaturen boven het opgegeven temperatuurbereik, in opslag- of gebruiksomstandigheden, kan tot storingen in het toestel leiden. Schade door extreme temperaturen en gerelateerde gevolgen vallen niet onder de garantie.
Het montageoppervlak moet vlak zijn, zodat het toestel niet wordt beschadigd wanneer het is gemonteerd.
Met de meegeleverde hardware en sjabloon kunt u de roerbediening verzonken monteren op het dashboard. Neem
Januari 2016 Gedrukt in Taiwan 190-01831-75_0A
deze aandachtspunten in acht bij het kiezen van een montagelocatie.
• De montagelocatie moet zich op of onder ooghoogte bevinden voor optimaal zicht tijdens het besturen van het vaartuig.
• De montagelocatie moet gemakkelijk toegang bieden tot de knoppen op het toestel.
• Het montageoppervlak moet sterk genoeg zijn om het gewicht van het toestel te dragen en het te beschermen tegen overmatige trillingen of schokken.
• Teneinde interferentie met een magnetisch kompas te voorkomen, mag het toestel niet dichter bij een kompas worden geïnstalleerd dan op de kompasveilige afstand die is vermeld in de productspecificaties.
• Het gebied achter de montageplaats moet voldoende ruimte bieden voor het plaatsen en aansluiten van de kabels.

Aandachtspunten bij de aansluiting van de roerbediening

Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een compatibele Garmin te kunnen configureren en bedienen.
• De roerbediening moet worden aangesloten op het NMEA 2000 netwerk.
• Optionele NMEA® 0183 toestellen, zoals windsensors, watersnelheidsensors of GPS-toestellen, kunnen met een NMEA
gegevenskabel worden aangesloten op de
roerbediening (
10)
pagina

Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de CCU

• De CCU is de primaire sensor van de GHP Compact Reactor Hydraulic montageplaats aan de hand van deze aandachtspunten.
◦ U moet een handkompas gebruiken om op magnetische
interferentie te testen in de zone waar u de CCU wilt monteren.
Als op de plaats waar u van plan bent de CCU te installeren de naald van het handkompas beweegt, is daar sprake van magnetische interferentie. Kies een andere plaats en voer de controle opnieuw uit.
◦ De CCU dient voor optimale prestaties op een solide
ondergrond te worden gemonteerd.
• De CCU wordt geleverd met montageschroeven. Als u andere bevestigingsmaterialen gebruikt dan de meegeleverde schroeven, dient u materiaal te gebruiken van hoogwaardig roestvrijstaal of koper om magnetische interferentie met de CCU te voorkomen.
Controleer het bevestigingsmateriaal op magnetische velden door het te testen met een handkompas.
De beste montageplaats bepalen
Maak een lijst van alle geschikte montageplaatsen voor de
1
CCU, waar zich binnen een afstand van 60 cm (2 ft.) geen ijzeren onderdelen, magneten of hoogspanningsdraden bevinden.
Binnen een afstand van 1,5 m (5 ft.) van deze locaties mogen zich geen grote magneten, zoals van een subwoofer of luidspreker, bevinden.
Bepaal het draaipunt van de boot en meet de afstand tussen
2
het draaipunt en elk van de geschikte montageplaatsen op de in stap 1 gemaakte lijst.
Selecteer de locatie die het dichtst bij het draaipunt is
3
gelegen.
kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
NMEA
0183 verbinding - overwegingen,
.
stuurautomaat. Kies voor de beste prestaties een
Als er meer locaties zijn op ongeveer dezelfde afstand van het draaipunt, kiest u de locatie die het best voldoet aan al deze aandachtspunten.
• De beste locatie is de locatie die zich het dichtst bij het draaipunt van de boot bevindt.
• De beste locatie is de laagst mogelijke locatie in de boot.
• De beste locatie is de locatie die iets meer naar de voorkant van de boot toe ligt.

Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de ECU

• De ECU kan in elke richting worden gemonteerd op een vlakke ondergrond.
• Montageschroeven zijn bijgeleverd bij de ECU, maar als deze schroeven ongeschikt blijken voor het montageoppervlak moet u andere schroeven gebruiken.
• De ECU moet worden gemonteerd binnen een afstand van 0,5 m (19 in.) van de pomp.
◦ De kabels die de ECU verbinden met de pomp kunnen
niet worden verlengd.
• De ECU mag niet worden gemonteerd op een locatie waar deze ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld aan aflopend water.
• De voedingskabel van de ECU wordt aangesloten op de accu van de boot en kan zo nodig met een verlengkabel worden verlengd (Voedingskabel verlengen, pagina 7)

Overwegingen betreffende de montage van de pomp

Raadpleeg de hydraulische schema's in deze instructies om de installatielocatie van de pomp te bepalen (Hydraulische
schema's
• Monteer de pomp op een plaats waar de hydraulische
• De pomp moet indien mogelijk in horizontale positie worden
• Indien de pomp in verticale positie moet worden gemonteerd,
Aandachtspunten bij de Shadow Drive
OPMERKING: De in de leidingen van de hydraulische stuurinrichting van uw boot. Deze detecteert wanneer u handmatig de besturing van het roer overneemt en schakelt de stuurautomaat uit.
OPMERKING:
stuurautomaatpakket, moet u een handmatige schakelaar installeren om de stuurautomaat zo nodig te kunnen uitschakelen.
• De Shadow Drive moet horizontaal en zo vlak mogelijk
• Monteer de Shadow Drive op een afstand van minimaal 305
• Monteer de Shadow Drive dichter bij het roer dan bij de
• Monteer de Shadow Drive lager dan het roer, maar hoger
• Sluit de Shadow Drive niet rechtstreeks aan op de fitting aan
• Sluit de Shadow Drive niet rechtstreeks aan op een
• Bij enkele bediening mag u geen T-connector tussen het roer
, pagina 5).
stuurlijnen van de boot kunnen komen.
gemonteerd.
moet deze met de aansluitingen van de pompkop naar boven gericht worden gemonteerd.
montage
Shadow Drive is een sensor die u installeert
Als een Shadow Drive niet is inbegrepen in uw
worden gemonteerd en stevig vastgezet met kabelbinders.
mm (12 inch) van magnetische materialen of toestellen, zoals luidsprekers en elektrische motoren.
pomp.
dan de pomp.
de achterkant van het roer. Zorg voor een bepaalde slanglengte tussen de fitting op het roer en de Shadow Drive.
hydraulische T-connector in de hydraulische leiding. Zorg voor een bepaalde slanglengte tussen de T-connector en de Shadow Drive.
en de Shadow Drive plaatsen.
.
2
• Bij dubbele bediening installeert u de Shadow Drive tussen de pomp en de hydraulische T-connector naar het roer boven en het roer onder, dichter bij het roer dan bij de T-connector.
• Installeer de Shadow Drive ofwel in de stuurboordleiding of de bakboordleiding.
Installeer de Shadow Drive niet in de retourleiding of de hogedrukleiding, indien van toepassing.

Aandachtspunten bij het installeren en aansluiten van de stuurautomaatschakelaar

Als uw stuurautomaatpakket geen Shadow Drive klep bevat, moet u een handmatige, eenpolige aan-uitschakelaar (niet meegeleverd) installeren om de stuurautomaat zo nodig uit te schakelen.
De schakelaar moet worden geïnstalleerd in de buurt van het primaire roer, zodat deze tijdens het varen gemakkelijk toegankelijk is.
De schakelaar moet worden aangesloten op dezelfde bedrading als een
Shadow Drive klep.
De bedrading kan zo nodig worden verlengd met kabels met een dikte van 0,08 mm2 (28 AWG).

Overwegingen bij montage en aansluiting van het alarm

• Monteer het alarm in de buurt van de primaire bediening.
• Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd.
• De bedrading van het alarm kan indien nodig worden verlengd met een 28 AWG (0,08 mm2)-draad.

Aandachtspunten bij de NMEA 2000 verbinding

• De CCU en de roerbediening moeten op een NMEA 2000 netwerk worden aangesloten.
• Als er nog geen NMEA 2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de meegeleverde NMEA 2000 kabels en connectors (Een
standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat opzetten
, pagina 9).
• U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat gebruiken door optionele NMEA 2000 toestellen, zoals een windsensor, een watersnelheidsensor of een GPS-toestel, aan te sluiten op het NMEA 2000 netwerk.

Schema voedings-/gegevensaansluiting

WAARSCHUWING
Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of schade aan het product door brand of oververhitting te voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de garantie op het product.
Onderdeel Beschrijving Belangrijke aandachtspunten
À
Á
Â
Ã
Ä
Å
Roerbediening (of compatibele
kaart-
Garmin plotter)
Gegevenskabel roerbediening
NMEA 2000 voedingskabel
NMEA 2000 netwerk
ECU De
CCU De CCU kan in een willekeurige richting
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn verbonden met hetzelfde compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem te kunnen confi­gureren en bedienen.
Installeer deze kabel alleen als u de stuurautomaat aansluit op optionele NMEA windsensor, een watersnelheidsensor of een GPS-toestel (
- overwegingen, pagina
Installeer deze kabel alleen als u een NMEA 2000 netwerk opzet. Gebruik deze kabel niet als uw boot beschikt over een bestaand NMEA 2000
De worden aangesloten op een voedings­bron van 9-16 V gelijkstroom.
De roerbediening of compatibele Garmin kaartplotter en de CCU moeten worden aangesloten op een NMEA 2000 netwerk via de meegeleverde T-connectors (Aandachtspunten bij de NMEA 2000
verbinding,
Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de meegeleverde kabels en connectors (Een standaard NMEA 2000
voor de stuurautomaat opzetten, pagina 9).
een afstand van 0,5 m (19 in.) van de pomp.
De kabels die de ECU verbinden met de pomp kunnen niet worden verlengd.
worden bevestigd op een droge locatie nabij het midden van de boot (Aandachtspunten bij de montage en
aansluiting van de CCU, pagina 2)
Plaats de CCU niet in de buurt van magnetische interferentie.
NMEA 2000 netwerk als een
0183 toestellen, zoals een
0183 verbinding
NMEA
NMEA 2000 voedingskabel moet
pagina 3).
ECU moet worden geplaatst binnen
.
10)
netwerk.
netwerk
.
3
Onderdeel Beschrijving Belangrijke aandachtspunten
Æ
Ç
È
É
ECU-voedings­kabel
CCU-kabel Als u deze kabel wilt verlengen naar de
Pomp De pomp moet worden geplaatst binnen
Alarm Het alarm geeft geluidssignalen van de
Shadow Drive (optioneel)
Stuurautomaat­schakelaar (niet meegeleverd)
De ECU moet worden aangesloten op een voedingsbron van 12–24 V gelijk­stroom. Als u deze kabel wilt verlengen, moet u de juiste draaddiameter gebruiken (Voedingskabel verlengen,
pagina 7).
ECU, hebt u mogelijk een verlengkabel nodig (apart verkrijgbaar) (Aandachts-
punten bij de montage en aansluiting van de CCU, pagina 2)
Deze kabel wordt aangesloten op het alarm en de Shadow Drive.
een afstand van 0,5 m (19 in.) van de ECU
.
De kabels waarmee de pomp wordt aangesloten op de ECU kunnen niet worden verlengd.
stuurautomaat, en moet in de buurt van het primaire roerstation worden geïnstal­leerd (Het alarm installeren,
De
Shadow Drive moet correct worden geïnstalleerd in de hydraulische bestu­ringslijn en worden verbonden met de CCU-kabel (
pagina 9).
Als uw stuurautomaatpakket geen Shadow Drive klep bevat, moet u een handmatige, eenpolige aan-uitschakelaar (niet meegeleverd) installeren om de stuurautomaat zo nodig uit te schakelen.
.
pagina
Installatie van Shadow Drive,
9).
Onderdeel Beschrij-
Ã
Ä
Å
ving
12 tot 24 VDC accu
CCU De CCU kan in een willekeurige richting
NMEA 2000 netwerk
Belangrijke aandachtspunten
De ECU moet worden aangesloten op een voedingsbron van 12–24 V gelijkstroom. Als u deze kabel wilt verlengen, moet u de juiste draaddiameter gebruiken (Voedingskabel
verlengen,
De aangesloten op een voedingsbron van 9-16 V gelijkstroom.
worden bevestigd op een droge locatie nabij het midden van de boot (Aandachtspunten bij
de montage en aansluiting van de CCU, pagina 2)
Plaats de CCU niet in de buurt van magnetische interferentie.
De roerbediening of compatibele Garmin kaartplotter en de CCU moeten worden aangesloten op een NMEA 2000 netwerk via de meegeleverde T-connectors (Aandachts-
punten bij de NMEA 2000
pagina 3).
Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de meegeleverde kabels en connectors (Een standaard NMEA
2000 netwerk voor de stuurautomaat opzetten
pagina 7).
NMEA 2000 voedingskabel moet worden
.
verbinding,
, pagina 9).

Richtlijnen voor schema met dubbele bediening

Schema van onderdelen

Schema enkele bediening

OPMERKING:
planningsdoeleinden. Indien nodig, kunt u specifieke aansluitingsschema's vinden in de gedetailleerde installatie­instructies bij elk onderdeel.
Hydraulische verbindingen worden in dit schema niet aangegeven.
Onderdeel Beschrij-
À
Á Â
Dit schema is alleen bedoeld voor
ving
Roerbedie­ning
Pomp
ECU
Belangrijke aandachtspunten
Een aparte roerbediening is niet in alle stuur­automaatpakketten inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte roer­bediening, moet de CCU van de stuurauto­maat zijn verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem te kunnen configureren en bedienen.
OPMERKING:
Dit schema is alleen bedoeld voor planningsdoeleinden. Indien nodig, kunt u specifieke aansluitingsschema's vinden in de gedetailleerde installatie­instructies bij elk onderdeel.
Hydraulische verbindingen worden in dit schema niet aangegeven.
Onderdeel Beschrij-
À
Á
 Ã
ving
Roerbedie­ning
12 tot 24 VDC accu
Pomp
ECU
Belangrijke aandachtspunten
Een aparte roerbediening is niet in alle stuur­automaatpakketten inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte roer­bediening, moet de CCU van de stuurauto­maat zijn verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem te kunnen configureren en bedienen.
De ECU moet worden aangesloten op een voedingsbron van 12–24 V gelijkstroom. Als u deze kabel wilt verlengen, moet u de juiste draaddiameter gebruiken (Voedingskabel
verlengen,
De aangesloten op een voedingsbron van 9-16 V gelijkstroom.
pagina 7).
NMEA 2000 voedingskabel moet worden
4
Onderdeel Beschrij-
Ä
Å
ving
NMEA 2000 netwerk
CCU De CCU kan in een willekeurige richting

Belangrijke aandachtspunten

De roerbediening of compatibele Garmin kaartplotter en de CCU moeten worden aangesloten op een NMEA 2000 netwerk via de meegeleverde T-connectors (Aandachts-
punten bij de NMEA 2000
pagina 3).
Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de meegeleverde kabels en connectors (Een standaard NMEA
2000 netwerk voor de stuurautomaat opzetten
worden bevestigd op een droge locatie nabij het midden van de boot (Aandachtspunten bij
de montage en aansluiting van de CCU, pagina 2)
Plaats de CCU niet in de buurt van magnetische interferentie.
, pagina 9).
.
verbinding,
Æ Ç
Roer
Stuurcilinder

Schema dubbele bediening zonder stuurbekrachtiging

Hydraulische schema's

LET OP
Indien de stuurinrichting van uw boot niet overeenkomt met een van de hydraulische schema's in deze handleiding en u niet zeker weet hoe u de pomp moet installeren, neem dan contact op met
Voordat u de pomp installeert, moet u bepalen welk type hydraulische besturing in uw boot aanwezig is. Elke boot is anders. Daarom moet u rekening houden met bepaalde aspecten van het bestaande hydraulische schema voordat u een montageplaats voor de pomp kiest.
Belangrijke aandachtspunten
• De drie hydraulische poorten op de pomp zijn 1/4 inch NPT.
• Garmin raadt het gebruik van T-connectors aan voor de
• Voor het eenvoudig uitschakelen en verwijderen van de
• Gebruik geen Teflon® tape voor hydraulische fittingen.
• Gebruik een geschikte schroefdraadafdichting op alle

Schema enkel stuurwiel zonder stuurbekrachtiging

Garmin Product Support.
aansluiting van de hydraulische leidingen op de pomp.
pomp, raadt Garmin
aan de terugslagkleppen te installeren in de hydraulische leidingen tussen het pompspruitstuk en de T­connectors.
pijpdraden in het hydraulische systeem.
À Á Â Ã Ä Å Æ Ç È
Retourleiding
Shadow Drive
Stuurboordleiding
Bakboordleiding
Terugslagkleppen
Pomp
Bovenste bediening
Onderste bediening
Stuurcilinder

Schema enkele bediening met stuurbekrachtiging

LET OP
De pomp moet voor een goede werking worden geïnstalleerd tussen de cilinder en de stuurbekrachtiging.
OPMERKING:
Het kan nodig zijn de stuurbekrachtiging te verwijderen om bij de fittingen, slangen en ontluchtingsfitting te kunnen komen.
À Á Â Ã Ä Å
Shadow Drive
Stuurboordleiding
Retourleiding
Pomp
Bakboordleiding
Terugslagkleppen
5
À Á Â Ã Ä Å Æ Ç È
Schema enkele bediening met
Let op dat u bij het installeren van de pomp in een systeem met een Uflex MasterDrive nooit de hogedrukleiding doorsnijdt die de voeding met het roer verbindt om letsel of beschadiging van eigendommen te voorkomen.
À Á Â Ã Ä Å Æ Ç È É

Schema dubbele bediening met Uflex MasterDrive

Let op dat u bij het installeren van de pomp in een systeem met een Uflex MasterDrive nooit de hogedrukleiding doorsnijdt die de voeding met het roer verbindt om letsel of beschadiging van eigendommen te voorkomen.
À Á Â
Shadow Drive
Stuurboordleiding
Bakboordleiding
Retourleiding
Roer
Stuurbekrachtiging
Terugslagkleppen
Pomp
Stuurcilinder
®
Uflex
VOORZICHTIG
Roer
Shadow Drive
Stuurboordleiding
Stuurcilinders
Bakboordleiding
Hogedrukleiding - NIET DOORKNIPPEN
Retourleiding
Terugslagkleppen
Uflex
MasterDrive voedingseenheid
Pomp
VOORZICHTIG
Stuurcilinders
Bakboordleiding
Terugslagkleppen
MasterDrive
Retourleiding
Ã
Pomp
Ä
Shadow Drive
Å
Stuurboordleiding
Æ
Bedieningen
Ç
Uflex
È É
MasterDrive voedingseenheid
Hogedrukleiding - NIET DOORKNIPPEN

Installatieprocedures

VOORZICHTIG
Draag altijd een veiligheidsbril, oorbeschermers en een stofmasker tijdens het boren, zagen en schuren.
LET OP
Controleer voordat u gaat boren of zagen wat zich aan de andere kant van het oppervlak bevindt.
Wanneer u de installatie van de stuurautomaat hebt gepland en aan alle vereisten voor montage en bedrading van uw specifieke installatie hebt voldaan, kunt u de onderdelen monteren en aansluiten.

Bediening installeren

Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een compatibele Garmin te kunnen configureren en bedienen.
Installeer de roerbediening in het dashboard naast het roer en sluit deze aan op een NMEA 2000 netwerk.

De roerbediening monteren

Als u het toestel op glasvezel monteert, is het raadzaam om bij het boren van de gaten met een kleine verzinkboor alleen in de bovenste gellaag een kleine verdieping aan te brengen. U voorkomt hiermee dat er scheuren in de gellaag ontstaan als de schroeven worden aangedraaid.
Roestvrijstalen schroeven kunnen zich gaan binden wanneer ze in het glasvezel worden geschroefd en te strak worden aangedraaid. Aangeraden wordt om een zuurvrij smeermiddel op de schroeven aan te brengen voordat u deze installeert.
Kies eerst de plaats waar u de roerbediening wilt monteren (Overwegingen betreffende de montage van de roerbediening,
pagina 1)
1
2 3
4
5
6
7
8 9
.
Knip de sjabloon voor verzonken montage op maat en controleer of deze past op de gekozen montageplaats.
De sjabloon voor verzonken montage wordt meegeleverd in de verpakking van de roerbediening.
Bevestig de sjabloon op de gekozen montageplaats.
Als u het gat met een slijptol wilt maken in plaats van met een gatenzaag van 90 mm (3,5 in.), moet u een boor van 10 mm (3/8 in.) gebruiken voor het voorboorgat, als beginpunt voor het uitslijpen van het montageoppervlak.
Zaag met de gatenzaag of slijptol het montageoppervlak uit langs de binnenkant van de streepjeslijn op de sjabloon.
Gebruik indien nodig een vijl en schuurpapier om het gat heel precies op maat te krijgen.
Plaats de roerbediening in de opening en controleer of de vier gaten op de sjabloon goed zijn afgetekend.
Als de montagegaten niet correct zijn, markeer dan de juiste locaties voor de vier montagegaten.
Haal de roerbediening uit de opening.
Boor de vier voorboorgaten van 2,8 mm (7/64 in.).
kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
LET OP
6
Als u de bediening monteert op een glasvezeloppervlak, wordt aanbevolen om een kleine verzinkboor te gebruiken.
Verwijder de rest van de sjabloon.
10
Installeer de meegeleverde pakking aan de achterzijde van
11
het toestel. U kunt rond de pakking watervaste kit aanbrengen om
lekkage achter het dashboard te voorkomen (optioneel). Plaats de bediening in de opening.
12
Draai de bediening goed vast op de montageplaats met de
13
meegeleverde schroeven. Als u de bediening monteert op een glasvezeloppervlak,
wordt aanbevolen om een zuurvrij smeermiddel te gebruiken. Klik de decoratieve ring À op zijn plaats.
14
een zekering van 40 A gebruiken als u de voedingskabel aansluit op een klemmenblok of een andere bron.
Als u de in de buurt van de stuurinrichting, moet u een relais van de juiste grootte en een controledraad gebruiken in plaats van de ECU voedingskabel te verlengen.
1
2
3
4
Voedingskabel verlengen
Indien nodig kunt u de voedingskabel verlengen met een kabel van de juiste dikte en lengte.
ECU wilt aansluiten via een onderbreker of schakelaar
Leid het uiteinde met de connector van de ECU voedingskabel naar de ECU, maar sluit de kabel niet aan op de
ECU.
Leid het gestripte draadeinde van de ECU voedingskabel naar de bootaccu.
Als de kabel niet lang genoeg is, kan deze worden verlengd (Voedingskabel verlengen, pagina 7).
Sluit de zwarte draad (-) aan op de negatieve (-) pool van de accu en sluit de rode draad (+) aan op de positieve (+) pool van de accu.
Nadat u alle andere stuurautomaatonderdelen hebt geïnstalleerd, sluit u de voedingskabel aan op de ECU
.

De CCU monteren

Kies de bevestigingsplek.
1
Gebruik de CCU als sjabloon en markeer de twee
2
voorboorgaten op het montageoppervlak. Gebruik een boor van 3 mm (1/8 in.) om de gaatjes te boren.
3
Gebruik de meegeleverde schroeven om de CCU op het
4
montageoppervlak te bevestigen. OPMERKING: Als u andere bevestigingsmaterialen gebruikt
dan de meegeleverde schroeven, dient u materiaal te gebruiken van hoogwaardig roestvrijstaal of koper om magnetische interferentie met de CCU te voorkomen.
Controleer het bevestigingsmateriaal op magnetische velden door het te testen met een handkompas.

ECU installeren

De ECU monteren

Voordat u de ECU kunt monteren, moet u een montagelocatie selecteren en kijken welke bevestigingsmaterialen u nodig hebt (Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de ECU,
pagina 2).
Plaats de ECU op de gewenste montageplaats en teken de
1
montagegaten op de ondergrond af. Gebruik de ECU zelf als sjabloon.
Gebruik een boortje dat geschikt is voor het
2
bevestigingsmateriaal en boor de vier gaten in het bevestigingsoppervlak.
Gebruik het gekozen bevestigingsmateriaal om de ECU
3
stevig op het montageoppervlak te bevestigen.

De ECU aansluiten op de voeding

WAARSCHUWING
Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of schade aan het product door brand of oververhitting te voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de garantie op het product.
Onderdeel Beschrijving
À Á Â
Onderdeel Beschrijving
À Á Â Ã Ä Å Æ
Onderdeel Beschrijving
À Á Â Ã Ä Å Æ
Zekering
Accu
2,7 m (9 ft.) geen verlenging
Verbinding
10 AWG (5,26 mm²) verlengdraad
Zekering
20,3 cm (8 inch)
Accu
20,3 cm (8 inch)
Max. 4,6 m (15 ft.)
Verbinding
8 AWG (8,36 mm²) verlengdraad
Zekering
20,3 cm (8 inch)
Accu
20,3 cm (8 inch)
Max. 7 m (23 ft.)
Sluit indien mogelijk de voedingskabel van de ECU rechtstreeks aan op de bootaccu. Hoewel dit niet wordt aanbevolen, moet u
7
Onderdeel Beschrijving
À Á Â Ã Ä Å Æ
Verbinding
6 AWG (13,29 mm²) verlengdraad
Zekering
20,3 cm (8 inch)
Accu
20,3 cm (8 inch)
Max. 11 m (36 ft.)

De pomp installeren

De pomp monteren

Kies eerst een plaats voor de pomp (Overwegingen betreffende
de montage van de pomp, pagina 2) en bepaal welk
bevestigingsmateriaal u nodig hebt (Benodigd gereedschap,
pagina 1)
1
2
3

De hydraulische leidingen aansluiten op de pomp

Raadpleeg de schema's voor hulp (Hydraulische schema's,
pagina 5).
1
2
3
4
5
6
7

Het hydraulische systeem ontluchten

Dit is een algemene procedure voor het ontluchten van een hydraulische stuurinrichting. Raadpleeg de instructies van de fabrikant van de stuurinrichting voor meer specifieke informatie over de ontluchting van het systeem.
.
Plaats de pomp op de gewenste montageplaats en teken de montagegaten op de ondergrond af. Gebruik de pomp zelf als sjabloon.
Gebruik een boortje dat geschikt is voor het bevestigingsmateriaal en boor de vier gaten in het bevestigingsoppervlak.
Gebruik het betreffende bevestigingsmateriaal om de pomp op de plaats te bevestigen.
Koppel de benodigde leidingen los van het hydraulische systeem.
Voeg een T-connector toe aan de stuurboord- en bakboordleidingen van het systeem tussen het roer en de stuurcilinder.
OPMERKING:
voegt u de T-connectors toe tussen de stuurbekrachtiging en de stuurcilinder.
Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Als de boot geen stuurbekrachtiging heeft, voegt u voldoende hydraulische slang toe om de retourfitting op het roer te verbinden met de middelste pompfitting.
• Als de boot stuurbekrachtiging heeft, plaatst u een T­connector in de retourleiding van het systeem tussen de stuurbekrachtiging en het roer. Tussen het roer en de stuurbekrachtiging moet al een retourleiding zijn aangebracht.
Voeg hydraulische slang toe aan de ongebruikte fitting op elke T-connector. Gebruik voldoende slang om de T­connector te verbinden met de pompfittingen.
Verbind de T-connectors van de bakboord- en stuurboordleidingen met de bijbehorende pompfittings, zoals weergegeven in het onderdelenschema voor uw hydraulische configuratie.
Installeer de Shadow Drive in de hydraulische leiding aan stuurboord of bakboord tussen het roer en de T-connector (Installatie van Shadow Drive,
Installeer een terugslagklep (niet meegeleverd) op elke hydraulische leiding die rechtstreeks met de pomp is verbonden.
Als de boot een stuurbekrachtiging heeft,
9).
pagina
LET OP
Controleer voordat u het hydraulische systeem ontlucht of alle slangaansluitingen zijn geïnstalleerd en volledig zijn aangedraaid.
Selecteer een optie:
1
• Als het vloeistofniveau in het roerreservoir te laag is, moet u het reservoir bijvullen.
• Als het roerreservoir te veel vloeistof bevat, verwijdert u hydraulische vloeistof om overlopen tijdens het ontluchten te voorkomen.
Plaats een bypassslang tussen de
2
cilinderontluchtingspoorten. TIP: Als u voor deze bypass een transparante plastic slang
gebruikt, kunt u tijdens het ontluchten luchtbelletjes zien. Draai het roer handmatig naar bakboord.
3
Open beide bypasskleppen bij de cilinderfittingen.
4
Draai het roer met de hand langzaam naar bakboord
5
gedurende drie minuten.
TIP:
U kunt stoppen met draaien als u geen luchtbellen meer
door de bypassslang ziet passeren. Schakel de stuurautomaat in en schakel de Shadow Drive uit.
6
Raadpleeg de documentatie bij de stuurautomaat voor meer informatie over het uitschakelen van de Shadow Drive.
Houd (bakboord) op de roerbediening ten minste 10
7
seconden ingedrukt.
TIP:
U kunt
passeren door de bypassslang. Sluit de beide bypasskleppen bij de cilinderfittingen.
8
Voeg indien nodig vloeistof toe aan het roerreservoir.
9
Herhaal de stappen 3 tot en met 9 voor de stuurboordkant.
10
Houd (bakboord) op de roerbediening ingedrukt tot de
11
besturing stopt en Hydr. pomp afgeslag. wordt weergegeven op de roerbediening.
Houd de (stuurboord) op de roerbediening ingedrukt tot de
12
besturing stopt en Hydr. pomp afgeslag. wordt weergegeven op de roerbediening.
Selecteer een optie:
13
• Als
Hydr. pomp afgeslag. niet wordt weergegeven binnen 2 tot 3 seconden nadat de cilinder is gestopt, herhaalt u de stappen 1-13 om het systeem nogmaals te ontluchten.
• Als Hydr. pomp afgeslag. wordt weergegeven binnen 2 tot 3 seconden nadat de cilinder is gestopt, is het systeem ontlucht.
Schakel de Shadow Drive weer in nadat het hydraulische systeem is ontlucht.

Corrosiebescherming

Breng voor een lange levensduur van alle onderdelen minstens twee keer per jaar een roestpreventiemiddel aan op de pomp.
Breng na de installatie van alle hydraulische en elektrische verbindingen en na ontluchting van de hydraulische besturing een corrosiebescherming met nautisch keurmerk aan op de pomp.
loslaten als u geen luchtbellen meer ziet
LET OP

De CCU aansluiten

Leid de oranje en blauwe draden van het gestripte kabeldeel van de CCU-kabel naar de plaats waar u het alarm wilt installeren (Het alarm installeren, pagina 9).
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de betreffende draden verlengen door middel van een draad met een dikte van 0,08 mm2 (28 AWG).
8
Installatie van

De Shadow Drive aansluiten op het hydraulische systeem

Voordat u de Shadow Drive kunt installeren, dient u te bepalen waar de Shadow Drive moet worden aangesloten op het hydraulische stuursysteem van uw boot (Aandachtspunten bij de
Shadow Drive montage, pagina 2).
Raadpleeg voor verdere hulp de schema's van het hydraulische systeem (Hydraulische schema's,
Gebruik hydraulische connectors (niet inbegrepen) om de Shadow Drive in de juiste hydraulische leiding te installeren.

De Shadow Drive aansluiten op de CCU

Leid het gestripte draadeinde van de CCU-kabel naar de
1
Shadow Drive. Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de desbetreffende
draden verlengen met een 28 AWG-draad (0,08 mm²). Verbind de kabels volgens het schema in deze tabel.
2
Kleur van draad
Rood (+) Bruin (+)
Zwart (-) Zwart (-)
Soldeer en isoleer alle gestripte draadeinden.
3
Shadow Drive
Shadow Drive
5).
pagina
Kleur van draad CCU-kabel

Een stuurautomaatschakelaar installeren

Als uw stuurautomaatpakket geen Shadow Drive klep bevat, moet u een handmatige, eenpolige aan-uitschakelaar (niet meegeleverd) installeren om de stuurautomaat zo nodig uit te schakelen.
Leid het gestripte draadeinde van de CCU-kabel naar de
1
schakelaar. Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de desbetreffende
draden verlengen met een draad van 0,08 mm² (28 AWG). Verbind de kabels volgens het schema in deze tabel.
2
Functie van schakelaarkabel Kleur van draad CCU-kabel
Positief (+) Bruin (+)
Negatief (-) Zwart (-)
Soldeer en isoleer alle gestripte draadeinden.
3
De stuurautomaat functioneert correct, als de schakelaarcontacten gesloten zijn. Door de schakelaar open te zetten wordt de stuurautomaat uitgeschakeld om de boot handmatig te besturen.

Het alarm installeren

Voordat u het alarm kunt bevestigen, moet u een montageplaats kiezen (Overwegingen bij montage en aansluiting van het alarm,
pagina 3)
1
2
3 4
.
Leid de alarmkabel naar het gestripte draadeinde van de CCU-kabel.
Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de desbetreffende draden verlengen met een draad van 0,08 mm2 (28 AWG).
Verbind de kabels volgens het schema in deze tabel.
Kleur van alarmdraad Kleur van draad CCU-kabel
Wit (+) Oranje (+)
Zwart (-) Blauw (-)
Soldeer en isoleer alle gestripte draadeinden.
Bevestig het alarm met kabelbinders of andere bevestigingsmaterialen (niet bijgeleverd).

NMEA 2000 en de stuurautomaatonderdelen

Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een compatibele Garmin te kunnen configureren en bedienen.
kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
LET OP
Als u beschikt over een bestaand NMEA 2000 netwerk op uw boot, hoort dit reeds te zijn aangesloten op de voeding. Sluit de NMEA 2000 voedingskabel niet op een bestaand NMEA 2000 netwerk aan omdat er slechts één voedingsbron mag worden aangesloten op een NMEA 2000 netwerk.
U kunt de CCU en de optionele roerbediening verbinden via een bestaand NMEA 2000 2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, zijn alle benodigde onderdelen voor het netwerk meegeleverd in het stuurautomaatpakket (
de stuurautomaat opzetten, pagina 9).
Als u de geavanceerde functies van de stuurautomaat wilt gebruiken, kunt u optionele NMEA 2000 toestellen, zoals een GPS-toestel, aansluiten op het NMEA 2000 netwerk.
Als u niet vertrouwd bent met NMEA 2000, lees dan het hoofdstuk “NMEA 2000 Network Fundamentals” in de Technical Reference for NMEA 2000 Products. Als u dit document wilt downloaden, selecteert u Handleidingen op de productpagina voor uw toestel op
Een standaard opzetten
Als u een NMEA 2000 voedingskabel installeert, moet u deze verbinden met de contactschakelaar van de boot of via een andere onderbrekingsschakelaar. NMEA 2000 toestellen zullen uw accu leegtrekken indien de NMEA 2000 voedingskabel rechtstreeks is aangesloten op de accu.
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem te kunnen configureren en bedienen.
Verbind de drie T-connectors À met elkaar zoals getoond.
1
Sluit de meegeleverde NMEA 2000 voedingskabel Á aan op
2
een 9 tot 12 VDC voedingsbron  via een schakelaar Ã. Sluit de voedingskabel zo mogelijk aan op de
contactschakelaar van de boot, of leid de kabel via een inline schakelaar (niet meegeleverd).
OPMERKING: De omvlochten aardedraad (blank) van de NMEA 2000 dezelfde aarding als de zwarte draad van de NMEA 2000 voedingskabel.
Sluit de
3
connectors. Sluit een van de meegeleverde NMEA 2000 netwerkkabels
4
aan op een van de T-connectors en de roerbediening (optioneel) of op een compatibele Garmin kaartplotter Å.
Sluit de andere meegeleverde NMEA 2000 netwerkkabel aan
5
op de andere T-connector en de CCU Æ.
NMEA 2000 voedingskabel aan op een van de T-
netwerk. Als er geen bestaand NMEA
Een standaard
www.garmin.com.
NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat
LET OP
voedingskabel moet worden verbonden met
NMEA 2000 netwerk voor
Ä
9
Sluit de mannelijke en vrouwelijke afsluitweerstanden Ç aan
6
op de uiteinden van de gecombineerde T-connectors.

De stuurautomaatonderdelen verbinden met het bestaande NMEA 2000 netwerk

Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem te kunnen configureren en bedienen.
Bepaal waar u de CCU À en de roerbediening (optioneel)
1
wilt aansluiten op uw bestaande NMEA 2000 backbone Â.
Koppel op de plaats waar u de roerbediening wilt aansluiten
2
één kant van een NMEA 2000 T-connector à los van het netwerk.
Sluit zo nodig een NMEA 2000 backboneverlengkabel (niet
3
bijgeleverd) aan op de kant waar de T-connector is losgekoppeld, als de NMEA 2000 netwerkbackbone moet worden verlengd.
Koppel een bijgeleverde Tconnector voor de CCU aan de
4
NMEA 2000 backbone door deze aan te sluiten op de kant waar de T-connector is losgekoppeld of op de backboneverlengkabel.
Leid de bijgeleverde netwerkkabel Ä naar de CCU en naar
5
de onderkant van de T-connector die u in stap 4 hebt gekoppeld.
Als de bijgeleverde netwerkkabel niet lang genoeg is, kunt u een netwerkkabel van maximaal 6 m (20 ft.) gebruiken (niet bijgeleverd).
Sluit de netwerkkabel aan op de CCU en de T-connector.
6
Herhaal indien nodig de stappen 2 tot en met 6 voor de
7
roerbediening (optioneel) of een compatibele Garmin kaartplotter.
Á

Optionele NMEA 2000 toestellen aansluiten op de stuurautomaat

U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat gebruiken door optionele NMEA 2000 zoals een windsensor, een watersnelheidsensor of een GPS­toestel, aan te sluiten op het NMEA 2000 netwerk.
OPMERKING: Optionele toestellen die niet NMEA 2000 compatibel zijn, kunt u aansluiten op de roerbediening via NMEA 0183 (NMEA 0183 verbinding - overwegingen,
pagina 10)
Voeg een extra T-connector (niet meegeleverd) toe aan het
1
NMEA 2000 netwerk.
.
compatibele toestellen,
Volg de instructies die bij het toestel zijn geleverd om het
2
optionele NMEA 2000 toestel aan te sluiten op de T­connector.

Configuratie

De stuurautomaat moet worden geconfigureerd en afgesteld op de dynamiek van uw boot. Gebruik voor de configuratie van de stuurautomaat de Dockside Wizard en de de roerbediening of een compatibele Garmin kaartplotter.
Raadpleeg de meegeleverde configuratiehandleiding voor meer informatie over het configureren van de stuurautomaat.
Sea Trial Wizard op

Appendix

NMEA
0183 aansluitschema's
De roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten inbegrepen. In uw stuurautomaatsysteem moet een roerbediening worden geïnstalleerd om NMEA aan te sluiten volgens deze schema's. Als u de stuurautomaat installeert zonder een roerbediening, moeten alle NMEA toestellen die u met het stuurautomaatsysteem wilt gebruiken, worden aangesloten op een compatibele Garmin kaartplotter in hetzelfde NMEA 2000 netwerk als de CCU. Zie voor meer informatie over het aansluiten van NMEA 0183 toestellen de bij uw kaartplotter geleverde installatie-instructies.
Deze bedradingsschema's zijn voorbeelden van verschillende situaties die u kunt tegenkomen tijdens het aansluiten van uw NMEA 0183 toestel op de roerbediening.
NMEA
0183 verbinding - overwegingen
• Raadpleeg de installatie-instructies voor het NMEA 0183 toestel om de verzenddraden (Tx) A(+) en B(-) en de ontvangstdraden (Rx) A(+) en B(-) te bepalen.
• Elke interne Rx en Tx poort heeft twee draden met het label A (+) en B (-) overeenkomstig de NMEA 0183 conventie. De corresponderende A(+) en B(-) draden van elke interne poort dienen te worden verbonden met de A(+) en B(-) draden van het NMEA 0183 toestel. Raadpleeg de tabel en bedradingsschema's wanneer u de gegevenskabel verbindt met
NMEA 0183 toestellen.
• U moet afgeschermde twisted-pair draden van 0,08 mm² (28 AWG) voor lange bedradingslengten gebruiken. Soldeer alle verbindingen en verzegel deze met krimpkousen.
• Zie Specificaties, goedgekeurde NMEA uitgevoerd vanaf en ingevoerd naar uw toestel.
• De interne NMEA worden geconfigureerd op het verbonden Garmin toestel. Zie het NMEA 0183 gedeelte in de gebruikershandleiding van de kaartplotter voor meer informatie.
• De aardedraden van de NMEA 0183-gegevenskabel en uw NMEA 0183 toestel moeten beide zijn verbonden met aarde.
• Wanneer u NMEA zendende en twee ontvangende draden, is het niet nodig om de NMEA 0183 toestellen op een gemeenschappelijke aarding aan te sluiten.
• Wanneer u een NMEA zendende (Tx) draad of met één ontvangende (Rx) draad, moeten de NMEA 0183 toestellen worden verbonden met een gemeenschappelijke aarde.
• Voor tweewegscommunicatie met een NMEA 0183 toestel worden de interne poorten op de NMEA niet verbonden. Als bijvoorbeeld de invoer van het NMEA 0183 toestel is verbonden met de interne uitvoerpoort 1 op de gegevenskabel, kunt u de uitvoerpoort van uw NMEA 0183 toestel verbinden met een van de interne invoerpoorten (poort 1, 2, 3 of 4) op de kabel.
pagina
0183 poorten en communicatieprotocollen
11 voor een lijst met de
0183 telegrammen die worden
0183 toestellen aansluit met twee
0183 toestel aansluit met één
0183 toestellen
0183 gegevenskabel
10
• Er zijn vier interne NMEA
0183 invoerpoorten (Rx poorten) en twee interne NMEA 0183 uitvoerpoorten (Tx poorten) op de meegeleverde NMEA 0183 gegevenskabel. U kunt verbinding maken met één NMEA 0183 toestel per interne Rx poort om gegevens in te voeren naar uw Garmin toestel en u kunt maximaal drie NMEA 0183 toestellen in parallel verbinden met elke interne Tx-poort om gegevensuitvoer van uw Garmin toestel te ontvangen.

Tweerichtings NMEA 0183 communicatie

Draad Kleur en functie van draad
bediening
n.v.t. Voeding
Ê
n.v.t. NMEA
Ë
Blauw — Tx/A (+) Rx
Ì
Wit — niet aangesloten n.v.t.
Í
Bruin — Rx/A (+) Tx/A (+)
Î
Groen — Rx/B (-) Tx/B (-)
Ï
Functie van draad NMEA 0183 compatibel toestel
0183 aarde
NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening)
À
Voedingsbron van 12 Vdc
Á
Bediening
Â
NMEA
Ã
Draad Kleur en functie van draad
Ê Ë Ì Í Î Ï
OPMERKING:
0183 compatibel toestel
bediening
n.v.t. Voeding
n.v.t. NMEA
Blauw — Tx/A (+) Rx/A (+)
Wit — Tx/B (-) Rx/B (-)
Bruin — Rx/A (+) Tx/A (+)
Groen — Rx/B (-) Tx/B (-)
Functie van draad NMEA 0183 compatibel toestel
Als u een NMEA 0183 toestel aansluit met twee
0183 aarde
zendende en twee ontvangende leidingen, is het niet nodig om de NMEA 2000 bus en het NMEA 0183 toestel op een gemeenschappelijke aarding aan te sluiten.

Slechts één ontvangende draad

Als uw
NMEA 0183 compatibele toestel slechts één ontvangende draad (Rx) heeft, moet deze worden aangesloten op de blauwe draad (Tx/A) van de stuurautomaat, en moet de witte draad (Tx/B) van de stuurautomaat niet worden aangesloten.
NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening)
À
Voedingsbron van 12 Vdc
Á
Bediening
Â
0183 compatibel toestel
NMEA
Ã
OPMERKING:
Als u een NMEA 0183 toestel met slechts één ontvangende draad (Rx) aansluit, moeten de NMEA 2000 bus en het NMEA 0183 toestel op een gemeenschappelijke aarding worden aangesloten.

Slechts één zendende draad

Als uw
NMEA 0183 compatibele toestel slechts één zendende draad (Tx) heeft, moet deze worden aangesloten op de bruine draad (Rx/A) van de bediening. Sluit de groene draad (Rx/B) van de bediening aan op NMEA 0183 aarde.
NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening)
À
Voedingsbron van 12 Vdc
Á
Bediening
Â
NMEA
Ã
Draad Kleur en functie van draad
Ê Ë
Ì Í Î
OPMERKING:
0183 compatibel toestel
besturing
n.v.t. Voeding
Groen — Rx/B (-) (aansluiten op
NMEA
0183 aarde)
Blauw — Tx/A (+) Rx/A (+)
Wit — Tx/B (-) Rx/B (-)
Bruin — Rx/A (+) Tx/A (+)
Functie van draad NMEA 0183 compatibel toestel
NMEA
Als u een NMEA 0183 toestel met slechts één
0183 aarde
zendende draad (Tx) aansluit, moeten de NMEA 2000 bus en het NMEA 0183 toestel op een gemeenschappelijke aarding worden aangesloten.

Specificaties

Compacte pomp

Specificatie Afmetingen
Afmetingen (H × B × D) 84,6 x 100,3 x 155,3 mm (3,3 x 4,0 x 6,1 in.)
Gewicht 2,2 kg (5 lb.)
Temperatuurbereik Van -15° tot 75°C (van 5° tot 167°F)
Materiaal • Motorhuis: Poedercoating glanzend zwart
• Motorafdekdopjes: Gietaluminium ADC12
• Pomphuis en -kap: Geanodiseerd gietalu­minium ADC12
• Montagesteun: 304 roestvrijstaal
Lengte ECU-kabel 0,6 m (24 in.)
11
Specificatie Afmetingen
Ingangsspanning (vanaf de ECU)
Stroomverbruik • Stand-by: Minder dan 1 A
Van 10,5 tot 13,8 V gelijkstroom
• Normaal gebruik: 5 tot 10 A
• Piek: 34 A
CCU
Specificatie Waarde
Afmetingen (L × B × H) 170 x 90 x 50 mm (6,7 x 3,5 x 2 in.)
Gewicht 200 g (7 oz.)
Temperatuurbereik Van -15° tot 70°C (van 5° tot 158°F)
Materiaal Volledig afgedicht, schokbestendig
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7*
NMEA 2000 ingangsspanning Van 9 tot 16 V gelijkstroom
NMEA 2000 LEN 4 (200 mA)
*Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
kunststof

Bediening

Specificatie Waarde
Afmetingen zonder zonneklep (H × B × D)
Afmetingen met zonneklep (H × B × D)
Gewicht zonder zonneklep 247 g (8,71 oz.)
Gewicht met zonneklep 283 g (9,98 oz.)
Temperatuurbereik Van -15° tot 70°C (van 5° tot 158°F)
Kompasveilige afstand 209 mm (8,25 inch)
Materiaal Behuizing: Volledig afgedicht polycar-
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7*
Stroomverbruik 2,5 W max.
Max. voedingsspanning 32 V gelijkstroom
NMEA 2000 ingangsspanning 9 tot 16 V gelijkstroom
NMEA 2000 (LEN) 6 (300 mA bij 9 V gelijkstroom)
*Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
110 x 115 x 30 mm (4,33 x 4,53 x 1,18 in.)
115 x 120 x 35,5 mm (4,53 x 4,72 x 1,40 in.)
bonaat Lens: Glas met antireflecterende
behandeling

Alarm

Specificatie Afmetingen
Afmetingen (L×diameter) 23 × 25 mm (29/32 × 1 inch)
Gewicht 68 g (2,4 oz.)
Temperatuurbereik Van -15 tot 60°C (5 tot 140 °F)
Kabellengte 3,0 m (10 ft.)

NMEA 2000 PGN-informatie

CCU
Type PGN Beschrijving
Zenden en ontvangen
059392 ISO bevestiging
059904 ISO aanvraag
060928 ISO adresreservering
126208 NMEA
126464 PGN-lijst verzenden en ontvangen (groep-
: Opdracht/Aanvraag/Bevestiging
(groepfunctie)
functie)
Type PGN Beschrijving
126996 Productinformatie
127257 Gedragsgegevens zenden/ontvangen
127251 Draaisnelheid zenden/ontvangen
Alleen zenden 127250 Voorliggende koers van vaartuig
Alleen ontvangen
127258 Magnetische variatie
127488 Motorparameters: Snelle update
128259 Watersnelheid
129025 Positie: Snelle update
129026 COG en SOG: Snelle update
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
130306 Windgegevens

Bediening

Type PGN Beschrijving
Zenden en ontvangen
Alleen zenden 128259 Watersnelheid
Alleen ontvangen
NMEA
0183 informatie
Als optionele NMEA
059392 ISO bevestiging
059904 ISO-aanvraag
060928 ISO adresreservering
126208 NMEA
126464 PGN-lijst verzenden en ontvangen (groep-
126996 Productinformatie
129025 Positie: Snelle update
129026 COG en SOG: Snelle update
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
129540 GNSS satellieten in weergavemodus
130306 Windgegevens
127245 Roergegevens
127250 Voorliggende koers van vaartuig
127488 Motorparameters: Snelle update
128259 Watersnelheid
129025 Positie: Snelle update
129029 GNSS positiegegevens
129283 Koersfout
129284 Navigatiegegevens
129285 Navigatie - Route/via-punt-informatie
130306 Windgegevens
130576 Status van kleine vaartuigen
: Opdracht/Aanvraag/Bevestiging
(groepfunctie)
functie)
0183 compatibele toestellen op de stuurautomaat zijn aangesloten, worden op de stuurautomaat de volgende NMEA 0183 telegrammen gebruikt.
Type Telegram
Zenden hdg
Ontvangen wpl
gga
grme
gsa
gsv
rmc
bod
bwc
12
Type Telegram
dtm
gll
rmb
vhw
mwv
xte

Fout- en waarschuwingsberichten

Foutbericht Oorzaak Actie van stuurauto-
Lage ECU­spanning
De pompvoedingsspan­ning is langer dan 6 seconden tot lager dan 10 V gelijkstroom gedaald.
Stuurautomaat ontvangt geen navigatiegege­vens. Stuurauto­maat heeft vaste voorliggende koers.
De stuurautomaat ontvangt geen geldige navigatiegegevens tijdens het uitvoeren van een Route-naar-manoeuvre.
Dit bericht wordt ook weergegeven als de navigatie wordt gestopt op een kaartplotter voordat de stuurautomaat wordt gedeactiveerd.
Geen verbinding met stuurautomaat
De roerbesturing heeft geen verbinding meer met de CCU.
Geen windgege­vens
(alleen
zeilboot)
Fout: Communi­catie tussen ECU en CCU verbroken
De stuurautomaat ontvangt geen geldige windgegevens meer.
Time-out van communi­catie tussen de CCU en
de pomp. (bij ingeschakelde stuurautomaat)
maat
• Er klinkt een alarm gedurende 5 seconden
• De normale werking wordt hervat
• Er klinkt een alarm gedurende 5 seconden
• Stuurautomaat schakelt over naar vaste voorliggende koers
N.v.t.
• Er klinkt een alarm gedurende 5 seconden
• Stuurautomaat schakelt over naar vaste voorliggende koers
• De roerbesturing piept en de stuurau­tomaat schakelt over naar stand-by.

Het toestel registreren

Vul de onlineregistratie vandaag nog in zodat wij u beter kunnen helpen.
• Ga naar www.my.garmin.com.
• Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op een veilige plek.
Contact opnemen met
• Ga naar www.garmin.com/support voor uw land.
• Bel in de VS met 913-397-8200 of 1-800-800-1020.
• Bel in het VK met 0808 238 0000.
• Bel in Europa met +44 (0) 870 850 1241.
Garmin® en het Garmin logo zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. GHP™, GHC™, dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder de uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
NMEA®, NMEA 2000® en het NMEA 2000 logo zijn handelsmerken van de National Maritime Electronics Association. Uflex® en handelsmerken van de UltraFlex Group. Teflon® is een handelsmerk van DuPont™.
Reactor
en
Shadow Drive
Garmin Product Support
voor supportinformatie
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar
MasterDrive
zijn gedeponeerde
13
© 2016 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen www.garmin.com/support
Loading...