Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
U bent verantwoordelijk voor de veilige en voorzichtige besturing
van uw vaartuig. De stuurautomaat is een hulpmiddel waarmee
u de boot beter kunt besturen. Dit ontheft u echter niet van uw
verantwoordelijkheid om de boot veilig te besturen. Voorkom
gevaarlijke navigatie en zorg ervoor dat het roer nooit
onbemand is.
Wees altijd in staat om snel de handmatige besturing van uw
boot over te nemen.
Oefen de bediening van de stuurautomaat op kalm en open
water dat vrij is van gevaren.
Wees voorzichtig met het bedienen van de stuurautomaat in de
buurt van gevaren op het water, zoals dokken, palen en andere
boten.
VOORZICHTIG
Pas tijdens het gebruik op voor hete motoronderdelen en
elektromagnetische onderdelen en voorkom beklemming tussen
bewegende onderdelen.
Het niet in overeenstemming met deze instructies installeren en
onderhouden van dit toestel kan leiden tot schade of letsel.
LET OP
Om schade aan uw boot te voorkomen, moet de stuurautomaat
door een gekwalificeerde nautische installateur worden
gemonteerd. Voor een juiste installatie is speciale kennis van
hydraulische stuurinrichtingen en nautische elektronische
systemen vereist.
De installatie voorbereiden
De stuurautomaat bestaat uit diverse onderdelen. Lees alle
aandachtspunten betreffende de montage en aansluiting van de
onderdelen goed door voordat u met de installatie begint. Om de
installatiewerkzaamheden op de boot goed te plannen, moet u
weten hoe de onderdelen samenwerken.
Raadpleeg de schema's (Schema voedings-/
gegevensaansluiting, pagina 3) voor een beter begrip van de
aandachtspunten bij montage en aansluiting.
Leg bij het plannen van de installatie alle onderdelen op hun
plaats op de boot om te controleren of uw kabels lang genoeg
zijn om elk onderdeel te bereiken. Zo nodig zijn verlengkabels
(afzonderlijk te koop) voor verschillende onderdelen verkrijgbaar
bij uw
Noteer het serienummer van elk onderdeel ten behoeve van de
registratie en garantie.
Garmin
®
dealer of op www.garmin.com.
Benodigd gereedschap
• Veiligheidsbril
• Boormachine en boren
• Moersleutels
• 90 mm (3,5 in.) gatenzaag of slijptol (om een optionele
roerbediening te installeren)
• Draadtangen/strippers
• Kruiskop- en platte schroevendraaiers
• Kabelbinders
• Eenpolige aan-uitschakelaar (te gebruiken als omloopklep
voor de stuurautomaat als u de Shadow Drive™ klep niet
installeert)
• Waterdichte draadconnectors (draadmoeren) of krimpkousen
en een brander
• Watervaste kit
• Corrosieremmende spray voor boten
• Draagbaar of handheld kompas (voor testen op magnetische
interferentie)
• Hydraulische slang met krimpfittingen of vervangbare
fittingen die een minimale classificatie hebben van 1000
2
lbf/in
• Hydraulische T-fittingen
• Inline hydraulische terugslagkleppen
• Hydraulische vloeistof
• Schroefdraadafdichtmiddel
• Hydraulisch ontluchtingsgereedschap
• Smeermiddel tegen vastlopen (optioneel)
OPMERKING:
worden montageschroeven geleverd. Als de bijgeleverde
schroeven niet geschikt zijn voor het montageoppervlak, moet u
de juiste soort schroeven gebruiken.
Bij de hoofdonderdelen van de stuurautomaat
Overwegingen bij montage en aansluiting
De onderdelen van de stuurautomaat zijn via de meegeleverde
kabels aangesloten op elkaar en op de voeding. Controleer of
voor elk onderdeel de juiste kabel is gekozen en of elk
onderdeel op een goede plaats staat voordat u de onderdelen
monteert of aansluit.
Overwegingen betreffende de montage van de
roerbediening
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte
roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn
verbonden met hetzelfde NMEA 2000® netwerk als een
compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
te kunnen configureren en bedienen.
LET OP
Dit toestel dient te worden gemonteerd op een locatie die niet
wordt blootgesteld aan extreme temperaturen of
omstandigheden. Het temperatuurbereik voor dit toestel wordt
vermeld in de productspecificaties. Langdurige blootstelling aan
temperaturen boven het opgegeven temperatuurbereik, in
opslag- of gebruiksomstandigheden, kan tot storingen in het
toestel leiden. Schade door extreme temperaturen en
gerelateerde gevolgen vallen niet onder de garantie.
Het montageoppervlak moet vlak zijn, zodat het toestel niet
wordt beschadigd wanneer het is gemonteerd.
Met de meegeleverde hardware en sjabloon kunt u de
roerbediening verzonken monteren op het dashboard. Neem
Januari 2016Gedrukt in Taiwan190-01831-75_0A
deze aandachtspunten in acht bij het kiezen van een
montagelocatie.
• De montagelocatie moet zich op of onder ooghoogte
bevinden voor optimaal zicht tijdens het besturen van het
vaartuig.
• De montagelocatie moet gemakkelijk toegang bieden tot de
knoppen op het toestel.
• Het montageoppervlak moet sterk genoeg zijn om het
gewicht van het toestel te dragen en het te beschermen
tegen overmatige trillingen of schokken.
• Teneinde interferentie met een magnetisch kompas te
voorkomen, mag het toestel niet dichter bij een kompas
worden geïnstalleerd dan op de kompasveilige afstand die is
vermeld in de productspecificaties.
• Het gebied achter de montageplaats moet voldoende ruimte
bieden voor het plaatsen en aansluiten van de kabels.
Aandachtspunten bij de aansluiting van de roerbediening
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte
roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn
verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een
compatibele Garmin
te kunnen configureren en bedienen.
• De roerbediening moet worden aangesloten op het NMEA
2000 netwerk.
• Optionele NMEA® 0183 toestellen, zoals windsensors,
watersnelheidsensors of GPS-toestellen, kunnen met een
NMEA
gegevenskabel worden aangesloten op de
roerbediening (
10)
pagina
Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de
CCU
• De CCU is de primaire sensor van de GHP Compact Reactor
Hydraulic
montageplaats aan de hand van deze aandachtspunten.
◦ U moet een handkompas gebruiken om op magnetische
interferentie te testen in de zone waar u de CCU wilt
monteren.
Als op de plaats waar u van plan bent de CCU te
installeren de naald van het handkompas beweegt, is daar
sprake van magnetische interferentie. Kies een andere
plaats en voer de controle opnieuw uit.
◦ De CCU dient voor optimale prestaties op een solide
ondergrond te worden gemonteerd.
• De CCU wordt geleverd met montageschroeven. Als u
andere bevestigingsmaterialen gebruikt dan de
meegeleverde schroeven, dient u materiaal te gebruiken van
hoogwaardig roestvrijstaal of koper om magnetische
interferentie met de CCU te voorkomen.
Controleer het bevestigingsmateriaal op magnetische velden
door het te testen met een handkompas.
De beste montageplaats bepalen
Maak een lijst van alle geschikte montageplaatsen voor de
1
CCU, waar zich binnen een afstand van 60 cm (2 ft.) geen
ijzeren onderdelen, magneten of hoogspanningsdraden
bevinden.
Binnen een afstand van 1,5 m (5 ft.) van deze locaties mogen
zich geen grote magneten, zoals van een subwoofer of
luidspreker, bevinden.
Bepaal het draaipunt van de boot en meet de afstand tussen
2
het draaipunt en elk van de geschikte montageplaatsen op
de in stap 1 gemaakte lijst.
Selecteer de locatie die het dichtst bij het draaipunt is
3
gelegen.
kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
NMEA
0183 verbinding - overwegingen,
.
stuurautomaat. Kies voor de beste prestaties een
Als er meer locaties zijn op ongeveer dezelfde afstand van
het draaipunt, kiest u de locatie die het best voldoet aan al
deze aandachtspunten.
• De beste locatie is de locatie die zich het dichtst bij het
draaipunt van de boot bevindt.
• De beste locatie is de laagst mogelijke locatie in de boot.
• De beste locatie is de locatie die iets meer naar de
voorkant van de boot toe ligt.
Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de ECU
• De ECU kan in elke richting worden gemonteerd op een
vlakke ondergrond.
• Montageschroeven zijn bijgeleverd bij de ECU, maar als
deze schroeven ongeschikt blijken voor het
montageoppervlak moet u andere schroeven gebruiken.
• De ECU moet worden gemonteerd binnen een afstand van
0,5 m (19 in.) van de pomp.
◦ De kabels die de ECU verbinden met de pomp kunnen
niet worden verlengd.
• De ECU mag niet worden gemonteerd op een locatie waar
deze ondergedompeld kan raken of kan worden blootgesteld
aan aflopend water.
• De voedingskabel van de ECU wordt aangesloten op de accu
van de boot en kan zo nodig met een verlengkabel worden
verlengd (Voedingskabel verlengen, pagina 7)
Overwegingen betreffende de montage van de pomp
Raadpleeg de hydraulische schema's in deze instructies om de
installatielocatie van de pomp te bepalen (Hydraulische
schema's
• Monteer de pomp op een plaats waar de hydraulische
• De pomp moet indien mogelijk in horizontale positie worden
• Indien de pomp in verticale positie moet worden gemonteerd,
Aandachtspunten bij de Shadow Drive
OPMERKING: De
in de leidingen van de hydraulische stuurinrichting van uw boot.
Deze detecteert wanneer u handmatig de besturing van het roer
overneemt en schakelt de stuurautomaat uit.
OPMERKING:
stuurautomaatpakket, moet u een handmatige schakelaar
installeren om de stuurautomaat zo nodig te kunnen
uitschakelen.
• De Shadow Drive moet horizontaal en zo vlak mogelijk
• Monteer de Shadow Drive op een afstand van minimaal 305
• Monteer de Shadow Drive dichter bij het roer dan bij de
• Monteer de Shadow Drive lager dan het roer, maar hoger
• Sluit de Shadow Drive niet rechtstreeks aan op de fitting aan
• Sluit de Shadow Drive niet rechtstreeks aan op een
• Bij enkele bediening mag u geen T-connector tussen het roer
, pagina 5).
stuurlijnen van de boot kunnen komen.
gemonteerd.
moet deze met de aansluitingen van de pompkop naar boven
gericht worden gemonteerd.
montage
Shadow Drive is een sensor die u installeert
Als een Shadow Drive niet is inbegrepen in uw
worden gemonteerd en stevig vastgezet met kabelbinders.
mm (12 inch) van magnetische materialen of toestellen, zoals
luidsprekers en elektrische motoren.
pomp.
dan de pomp.
de achterkant van het roer. Zorg voor een bepaalde
slanglengte tussen de fitting op het roer en de Shadow Drive.
hydraulische T-connector in de hydraulische leiding. Zorg
voor een bepaalde slanglengte tussen de T-connector en de
Shadow Drive.
en de Shadow Drive plaatsen.
.
2
• Bij dubbele bediening installeert u de Shadow Drive tussen
de pomp en de hydraulische T-connector naar het roer boven
en het roer onder, dichter bij het roer dan bij de T-connector.
• Installeer de Shadow Drive ofwel in de stuurboordleiding of
de bakboordleiding.
Installeer de Shadow Drive niet in de retourleiding of de
hogedrukleiding, indien van toepassing.
Aandachtspunten bij het installeren en aansluiten van de
stuurautomaatschakelaar
Als uw stuurautomaatpakket geen Shadow Drive klep bevat,
moet u een handmatige, eenpolige aan-uitschakelaar (niet
meegeleverd) installeren om de stuurautomaat zo nodig uit te
schakelen.
De schakelaar moet worden geïnstalleerd in de buurt van het
primaire roer, zodat deze tijdens het varen gemakkelijk
toegankelijk is.
De schakelaar moet worden aangesloten op dezelfde bedrading
als een
Shadow Drive klep.
De bedrading kan zo nodig worden verlengd met kabels met
een dikte van 0,08 mm2 (28 AWG).
Overwegingen bij montage en aansluiting van het alarm
• Monteer het alarm in de buurt van de primaire bediening.
• Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd.
• De bedrading van het alarm kan indien nodig worden
verlengd met een 28 AWG (0,08 mm2)-draad.
Aandachtspunten bij de NMEA 2000 verbinding
• De CCU en de roerbediening moeten op een NMEA 2000
netwerk worden aangesloten.
• Als er nog geen NMEA 2000 netwerk op uw boot is
geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de
meegeleverde NMEA 2000 kabels en connectors (Een
standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten
, pagina 9).
• U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat
gebruiken door optionele NMEA 2000 toestellen, zoals een
windsensor, een watersnelheidsensor of een GPS-toestel,
aan te sluiten op het NMEA 2000 netwerk.
Schema voedings-/gegevensaansluiting
WAARSCHUWING
Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de
geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of
schade aan het product door brand of oververhitting te
voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals
vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt
aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de
garantie op het product.
Onderdeel BeschrijvingBelangrijke aandachtspunten
À
Á
Â
Ã
Ä
Å
Roerbediening
(of compatibele
kaart-
Garmin
plotter)
Gegevenskabel
roerbediening
NMEA 2000
voedingskabel
NMEA 2000
netwerk
ECUDe
CCUDe CCU kan in een willekeurige richting
Een aparte roerbediening is niet in alle
stuurautomaatpakketten inbegrepen. Als
u de stuurautomaat installeert zonder
aparte roerbediening, moet de CCU van
de stuurautomaat zijn verbonden met
hetzelfde
compatibele Garmin kaartplotter om het
stuurautomaatsysteem te kunnen configureren en bedienen.
Installeer deze kabel alleen als u de
stuurautomaat aansluit op optionele
NMEA
windsensor, een watersnelheidsensor of
een GPS-toestel (
- overwegingen, pagina
Installeer deze kabel alleen als u een
NMEA 2000 netwerk opzet. Gebruik deze
kabel niet als uw boot beschikt over een
bestaand NMEA 2000
De
worden aangesloten op een voedingsbron van 9-16 V gelijkstroom.
De roerbediening of compatibele Garmin
kaartplotter en de CCU moeten worden
aangesloten op een NMEA 2000 netwerk
via de meegeleverde T-connectors
(Aandachtspunten bij de NMEA 2000
verbinding,
Als er geen bestaand NMEA 2000
netwerk op uw boot is geïnstalleerd, kunt
u zelf een netwerk opzetten met de
meegeleverde kabels en connectors
(Een standaard NMEA 2000
voor de stuurautomaat opzetten,
pagina 9).
een afstand van 0,5 m (19 in.) van de
pomp.
De kabels die de ECU verbinden met de
pomp kunnen niet worden verlengd.
worden bevestigd op een droge locatie
nabij het midden van de boot
(Aandachtspunten bij de montage en
aansluiting van de CCU, pagina 2)
Plaats de CCU niet in de buurt van
magnetische interferentie.
NMEA 2000 netwerk als een
0183 toestellen, zoals een
0183 verbinding
NMEA
NMEA 2000 voedingskabel moet
pagina 3).
ECU moet worden geplaatst binnen
.
10)
netwerk.
netwerk
.
3
Onderdeel BeschrijvingBelangrijke aandachtspunten
Æ
Ç
È
É
ECU-voedingskabel
CCU-kabelAls u deze kabel wilt verlengen naar de
PompDe pomp moet worden geplaatst binnen
AlarmHet alarm geeft geluidssignalen van de
Shadow Drive
(optioneel)
Stuurautomaatschakelaar (niet
meegeleverd)
De ECU moet worden aangesloten op
een voedingsbron van 12–24 V gelijkstroom. Als u deze kabel wilt verlengen,
moet u de juiste draaddiameter
gebruiken (Voedingskabel verlengen,
pagina 7).
ECU, hebt u mogelijk een verlengkabel
nodig (apart verkrijgbaar) (Aandachts-
punten bij de montage en aansluiting van
de CCU, pagina 2)
Deze kabel wordt aangesloten op het
alarm en de Shadow Drive.
een afstand van 0,5 m (19 in.) van de
ECU
.
De kabels waarmee de pomp wordt
aangesloten op de ECU kunnen niet
worden verlengd.
stuurautomaat, en moet in de buurt van
het primaire roerstation worden geïnstalleerd (Het alarm installeren,
De
Shadow Drive moet correct worden
geïnstalleerd in de hydraulische besturingslijn en worden verbonden met de
CCU-kabel (
pagina 9).
Als uw stuurautomaatpakket geen
Shadow Drive klep bevat, moet u een
handmatige, eenpolige aan-uitschakelaar
(niet meegeleverd) installeren om de
stuurautomaat zo nodig uit te schakelen.
.
pagina
Installatie van Shadow Drive,
9).
Onderdeel Beschrij-
Ã
Ä
Å
ving
12 tot 24
VDC accu
CCUDe CCU kan in een willekeurige richting
NMEA 2000
netwerk
Belangrijke aandachtspunten
De ECU moet worden aangesloten op een
voedingsbron van 12–24 V gelijkstroom. Als
u deze kabel wilt verlengen, moet u de juiste
draaddiameter gebruiken (Voedingskabel
verlengen,
De
aangesloten op een voedingsbron van 9-16 V
gelijkstroom.
worden bevestigd op een droge locatie nabij
het midden van de boot (Aandachtspunten bij
de montage en aansluiting van de CCU,
pagina 2)
Plaats de CCU niet in de buurt van
magnetische interferentie.
De roerbediening of compatibele Garmin
kaartplotter en de CCU moeten worden
aangesloten op een NMEA 2000 netwerk via
de meegeleverde T-connectors (Aandachts-
punten bij de NMEA 2000
pagina 3).
Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk
op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een
netwerk opzetten met de meegeleverde
kabels en connectors (Een standaard NMEA
2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten
pagina 7).
NMEA 2000 voedingskabel moet worden
.
verbinding,
, pagina 9).
Richtlijnen voor schema met dubbele bediening
Schema van onderdelen
Schema enkele bediening
OPMERKING:
planningsdoeleinden. Indien nodig, kunt u specifieke
aansluitingsschema's vinden in de gedetailleerde installatieinstructies bij elk onderdeel.
Hydraulische verbindingen worden in dit schema niet
aangegeven.
Onderdeel Beschrij-
À
Á
Â
Dit schema is alleen bedoeld voor
ving
Roerbediening
Pomp
ECU
Belangrijke aandachtspunten
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten inbegrepen. Als u de
stuurautomaat installeert zonder aparte roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn verbonden met hetzelfde NMEA
2000 netwerk als een compatibele Garmin
kaartplotter om het stuurautomaatsysteem te
kunnen configureren en bedienen.
OPMERKING:
Dit schema is alleen bedoeld voor
planningsdoeleinden. Indien nodig, kunt u specifieke
aansluitingsschema's vinden in de gedetailleerde installatieinstructies bij elk onderdeel.
Hydraulische verbindingen worden in dit schema niet
aangegeven.
Onderdeel Beschrij-
À
Á
Â
Ã
ving
Roerbediening
12 tot 24
VDC accu
Pomp
ECU
Belangrijke aandachtspunten
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten inbegrepen. Als u de
stuurautomaat installeert zonder aparte roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn verbonden met hetzelfde NMEA
2000 netwerk als een compatibele Garmin
kaartplotter om het stuurautomaatsysteem te
kunnen configureren en bedienen.
De ECU moet worden aangesloten op een
voedingsbron van 12–24 V gelijkstroom. Als
u deze kabel wilt verlengen, moet u de juiste
draaddiameter gebruiken (Voedingskabel
verlengen,
De
aangesloten op een voedingsbron van 9-16 V
gelijkstroom.
pagina 7).
NMEA 2000 voedingskabel moet worden
4
Onderdeel Beschrij-
Ä
Å
ving
NMEA 2000
netwerk
CCUDe CCU kan in een willekeurige richting
Belangrijke aandachtspunten
De roerbediening of compatibele Garmin
kaartplotter en de CCU moeten worden
aangesloten op een NMEA 2000 netwerk via
de meegeleverde T-connectors (Aandachts-
punten bij de NMEA 2000
pagina 3).
Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk
op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een
netwerk opzetten met de meegeleverde
kabels en connectors (Een standaard NMEA
2000 netwerk voor de stuurautomaat
opzetten
worden bevestigd op een droge locatie nabij
het midden van de boot (Aandachtspunten bij
de montage en aansluiting van de CCU,
pagina 2)
Plaats de CCU niet in de buurt van
magnetische interferentie.
, pagina 9).
.
verbinding,
Æ
Ç
Roer
Stuurcilinder
Schema dubbele bediening zonder stuurbekrachtiging
Hydraulische schema's
LET OP
Indien de stuurinrichting van uw boot niet overeenkomt met een
van de hydraulische schema's in deze handleiding en u niet
zeker weet hoe u de pomp moet installeren, neem dan contact
op met
Voordat u de pomp installeert, moet u bepalen welk type
hydraulische besturing in uw boot aanwezig is. Elke boot is
anders. Daarom moet u rekening houden met bepaalde
aspecten van het bestaande hydraulische schema voordat u
een montageplaats voor de pomp kiest.
Belangrijke aandachtspunten
• De drie hydraulische poorten op de pomp zijn 1/4 inch NPT.
• Garmin raadt het gebruik van T-connectors aan voor de
• Voor het eenvoudig uitschakelen en verwijderen van de
• Gebruik geen Teflon® tape voor hydraulische fittingen.
• Gebruik een geschikte schroefdraadafdichting op alle
Schema enkel stuurwiel zonder stuurbekrachtiging
Garmin Product Support.
aansluiting van de hydraulische leidingen op de pomp.
pomp, raadt Garmin
aan de terugslagkleppen te installeren in
de hydraulische leidingen tussen het pompspruitstuk en de Tconnectors.
pijpdraden in het hydraulische systeem.
À
Á
Â
Ã
Ä
Å
Æ
Ç
È
Retourleiding
Shadow Drive
Stuurboordleiding
Bakboordleiding
Terugslagkleppen
Pomp
Bovenste bediening
Onderste bediening
Stuurcilinder
Schema enkele bediening met stuurbekrachtiging
LET OP
De pomp moet voor een goede werking worden geïnstalleerd
tussen de cilinder en de stuurbekrachtiging.
OPMERKING:
Het kan nodig zijn de stuurbekrachtiging te
verwijderen om bij de fittingen, slangen en ontluchtingsfitting te
kunnen komen.
À
Á
Â
Ã
Ä
Å
Shadow Drive
Stuurboordleiding
Retourleiding
Pomp
Bakboordleiding
Terugslagkleppen
5
Loading...
+ 9 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.