Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
3
NL
Welkom in de club van de Ducati-liefhebbers, u hebt een
bijzonder goede keuze gemaakt. Wij denken dat u deze
nieuwe Ducati niet alleen als dagelijks vervoersmiddel zal
gebruiken maar ook voor lange reizen. Ducati Motor
Holding S.p.A. wenst u dan ook veel rijplezier toe.
Omdat wij ons constant inspannen voor een steeds
betere service, raadt Ducati Motor Holding S.p.A. u aan
deze eenvoudige voorschriften zorgvuldig na te leven,
met name de voorschriften voor het inrijden van de
motorfiets. Alleen op die manier kunt u zeker altijd van
uw Ducati genieten.
Voor reparaties en advies contacteert u een van onze
erkende servicecentra.
Veel rijplezier!
Opmerkingen
Ducati Motor Holding S.p.A. kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor eventuele fouten die zijn gemaakt
tijdens het samenstellen van deze gebruiks- en
onderhoudsaanwijzingen. Alle informatie in deze
handleiding is bijgewerkt tot op de publicatiedatum.
Ducati Motor Holding S.p.A. behoudt zich het recht voor
alle wijzigingen aan te brengen die de technische evolutie
van haar producten noodzakelijk maakt.
Gebruik voor de veiligheid, garantie, betrouwbaarheid en
de waarde van uw Ducati motorfiets alleen originele
onderdelen van Ducati.
Opgelet
Deze aanwijzingen maken integraal deel uit van de
motorfiets en dienen aan de nieuwe bezitter te worden
overhandigd als de motor wordt verkocht.
4
NL
INHOUD
Aanwijzingen van algemene aard 6
Garantie 6
Symbolen 6
Nuttige informatie voor veilig reizen 7
Rijden met volle bepakking 8
Identificatiegegevens van de motor 9
Bedieningsorganen 10
Plaats van de bedieningsorganen op de motorfiets 10
Het instrumentenpaneel 11
Sleutels 12
De startschakelaar en het stuurslot 13
Stuurschakelaar links 14
De koppelingshendel 15
Chokeknop 748/748S 16
De chokehendel 998 17
Stuurschakelaar rechts 18
De gashendel 18
De remhendel van de voorrem 18
Het pedaal voor de achterrem 19
Het versnellingspedaal 19
De stand van het koppelingspedaal en achterrem 20
Belangrijkste elementen en mechanismen 22
Plaats van deze elementen op de motorfiets 22
De benzinedop 23
Zadelslot en helmhouder 24
Zijstandaard 26
Stuurschokdemper 27
Regelknoppen op de voorvork 748/748S/998 27
Regelknoppen op de schokdemper 748/748S/998 27
achteraan
De schokdemper afstellen achteraan 998 31
De stuurhoek wijzigen 32
Gebruiksvoorschriften 33
Voorzorgen tijdens de inrijperiode 33
Controleren voor het starten 35
De motor aanzetten 36
De motorfiets aanzetten en ermee rijden 38
Remmen 39
De motorfiets stilzetten 39
Parkeren 40
Brandstof tanken 40
Accessoires die bij de motor horen 41
Belangrijkste gebruiks- en
onderhoudswerkzaamheden 42
Delen van het frame demonteren 42
Het luchtfilter vervangen en reinigen 44
Het peil van de koelvloeistof controleren 46
Het peil van de rem- en de koppelingsvloeistof
controleren 47
De slijtage van de remblokjes controleren 48
5
NL
De scharnierpunten smeren 48
De gaskabel afstellen 49
De accu opladen 49
De stuurhoek wijzigen 51
De ketting spannen 52
De ketting smeren 52
De lampjes vervangen 53
De hoogte van de koplamp afstellen 57
De stand van de achteruitkijkspiegeltjes aanpassen 58
Tubeless banden 58
Het motoroliepeil controleren 60
De bougies reinigen en vervangen 61
De motor reinigen 62
Winterstalling 63
Belangrijke waarschuwingen 63
Technische kenmerken 64
Afmetingen 64
Gewichten 64
Brandstof 65
Motor (748/748S) 66
Distributie (748/748S) 66
Motor (998) 67
Distributie (998) 67
Prestaties 68
Bougies 68
Remmen 68
Overbrenging 69
Frame 70
Wielen 70
Banden 71
Ophangingen 71
Beschikbare kleuren per model 72
Elektrische uitrustingen 72
Geheugensteuntje voor het onderhoud 79
6
NL
AANWIJZINGEN VAN ALGEMENE AARD
Garantie
Voor uw eigen belang en voor de garantie en
betrouwbaarheid
van dit product, raden wij nadrukkelijk aan een erkende
Ducati dealer te raadplegen voor alle handelingen die
bijzondere technische deskundigheid vereisen.
Ons uiterst gespecialiseerd personeel beschikt over alle
uitrustingen en machines die nodig zijn voor perfect
uitgevoerde reparaties en onderhoudsbeurten en
gebruikt alleen originele onderdelen van Ducati die altijd
passen en garant staan voor een motorfiets die altijd
perfect rijdt en lang meegaat.
Bij alle Ducati motorfietsen hoort een garantieboekje. De
garantie is niet geldig voor motorfietsen die worden
gebruikt voor wedstrijden. In de geldigheidsperiode van
de garantie mag er geen enkel component worden
veranderd en mag er niets worden gemodificeerd of
vervangen door andere, niet originele delen. Overtreding
hiervan heeft het onmiddellijk vervallen van de
garantierechten tot gevolg.
Symbolen
Ducati Motor Holding S.p.A.. verzoekt u vriendelijk deze
gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen aandachtig te lezen
om vertrouwd te raken met uw motorfiets. Contacteer in
geval van twijfel een erkende Ducati dealer. U zult de
informatie uit deze handleiding goed kunnen gebruiken
tijdens uw reizen die Ducati Motor Holding S.p.A. u altijd
even rustig en prettig toewenst. Bovendien vrijwaart u de
prestaties van uw motorfiets ermee.
Opgelet
Het niet naleven van deze voorschriften kan
gevaarlijke situaties veroorzaken met ernstige, tot
dodelijke, verwondingen.
Belangrijk
Kans voor schade aan de motorfiets en/of de
componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren
werkzaamheden.
Alle richtingaanduidingen (links en rechts) gaan uit van
de rijrichting van de motorfiets.
7
NL
Nuttige informatie voor veilig reizen
Opgelet
Eerst lezen voordat u de motor gebruikt.
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder ervaring.
Rijd nooit zonder rijbewijs; om met deze motorfiets te
rijden, dient u in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs.
Leen de motor niet uit aan onervaren bestuurders of
mensen die geen geldig rijbewijs hebben.
De bestuurder en de passagier dienen altijd een valhelm
te dragen.
Draag geen wijde kleren die achter motordelen kunnen
blijven hangen of het zicht kunnen belemmeren.
Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte. De giftige
uitlaat- gassen kunnen tot bewusteloosheid en een snelle
dood leiden.
De bestuurder en de passagier dienen hun voeten tijdens
het rijden altijd op de voetsteunen te zetten.
Om voorbereid te zijn op elke verandering van richting of
oneffenheid van het wegdek, dient de bestuurder altijd
zijn handen op het stuur te houden, terwijl de passagier
zich altijd met beide handen dient vast te houden aan de
riem op het achterste passagierszadeltje.
Leef de nationale en plaatselijke wettelijke voorschriften na.
Leef altijd de snelheidsbeperkingen na waar deze zijn
aangeduid en rijd in elk geval nooit sneller dan de
zichtbaarheid, het wegdek en het verkeer toestaan.
Gebruik altijd en op tijd de richtingaanwijzers om aan te
duiden dat u van richting gaat veranderen of een andere
rijbaan kiest.
Zorg ervoor dat u altijd goed zichtbaar bent en rijd niet in
de "dode hoek" komt van de voertuigen die voor u rijden.
Let goed op op kruispunten, als u een privé-ruimte of een
parking verlaat of als u de autoweg oprijdt.
Zet de motor altijd uit als u tankt en mors geen benzine
op de motor of op de uitlaatpijp.
Rook nooit tijdens het tanken.
Tijdens het tanken komen dampen vrij die schadelijk zijn
voor de gezondheid. Als brandstofdruppeltjes op uw huid
of kleren komen, was deze dan onmiddellijk af met water
en zeep en trek andere kleren aan.
Haal de sleutel altijd uit het contact als u de motor
ergens onbewaakt laat staan.
De motor, de uitlaatpijp en de geluidsdempers blijven nog
lang heet nadat de motor is uitgezet.
Opgelet
Het hele uitlaatgedeelte kan warm blijven, ook
nadat de motor is uitgezet; raak het uitlaatgedeelte dus
niet aan met uw lichaam, pas goed op en parkeer het
voertuig niet in de buurt van ontvlambare materialen (met
inbegrip van hout, bladeren enz.).
Parkeer de motorfiets zo dat niemand ertegen kan stoten
en zet hem altijd op de zijstandaard.
Parkeer de motor nooit op een ondergrond die niet vlak
en recht of niet hard genoeg is, omdat de motorfiets
hierdoor kan omvallen.
8
NL
Rijden met volle bepakking
Dit motorvoertuig is ontworpen voor veilig rijden van
lange afstanden met volle bepakking.
Een goed op de motorfiets verdeeld gewicht is uiterst
belangrijk om de veiligheid van de motorfiets te
behouden en niet in moeilijkheden te komen bij
plotselinge stuurbewegingen of op slechte wegdekken.
Informatie omtrent de lading
Het totale gewicht van het motorvoertuig tijdens het
rijden, met bestuurder, passagier, bagage en extra
accessoires mag niet meer bedragen dan:
375 Kg.
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo laag
mogelijk en zo veel mogelijk in het midden
van de motorfiets te zitten.
Maak de bagage stevig vast op de motorfiets; bagage
die niet goed is vastgemaakt, kan de motorfiets uit
evenwicht brengen.
Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan het stuur
of het voorste spatbord omdat dit de motorfiets gevaarlijk
uit evenwicht brengt.
Steek geen lading tussen de frameconstructie die
verstrikt kan raken in bewegende delen van de
motorfiets.
Controleer de bandenspanning die zoveel moet bedragen
als is voorgeschreven op pag. 58 en controleer of de
banden in goede staat zijn.
9
NL
Identificatiegegevens
Elke Ducati-motorfiets heeft twee identificatienummers,
een voor het frame (afb. 1) en een voor de motor (afb. 2)
Frame N.
Motor N.
Opmerkingen
Deze nummers duiden op het model en dienen te
worden vermeld als men onderdelen bestelt.
afb. 2
afb. 1
10
NL
BEDIENINGSORGANEN
Opgelet
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de
bedieningsorganen zitten die moeten worden gebruikt
om te kunnen rijden met de motorfiets. Lees de
beschrijvingen aandachtig voordat u deze
bedieningsorganen gebruikt.
Plaats van de bedieningsorganen op de
motorfiets (afb. 3)
1) Het instrumentenpaneel
2) De startschakelaar en het stuurslot
3) Stuurschakelaar links
4) De koppelingshendel
5) Chokeknop voor starten met koude motor
6) Stuurschakelaar rechts
7) De gashendel
8) De remhendel van de voorrem
9) Het versnellingspedaal
10) Het pedaal voor de achterrem.
afb. 3
5a
1
c
b
8
3 7 4 2 6
D
U
C
A
T
I
C
O
R
S
E
11
NL
Het instrumentenpaneel (afb. 4)
1) Toerenteller (km/h).
Duidt de rijsnelheid aan.
a) Kilometerteller (km).
Duidt het totaal aantal gereden kilometers aan.
b) Dagteller (km).
Duidt de kilometers aan die zijn gereden vanaf de laatste
reset.
c) Knop om de dagteller op nul te zetten.
Eraan draaien om de dagteller op "0000" te zetten.
2) Toerenteller (min-1).
Duidt het aantal toeren per minuut van de motor aan.
3) Waarschuwingslampje neutraal N (groen).
Gaat branden als de motor in zijn vrij staat (neutrale
versnellingsstand).
4) Controlelampje brandstofreserve (geel).
Gaat branden als de reservebrandstof wordt
aangesproken en er nog ong. 4 liter brandstof in de tank
zit.
5) Waarschuwingslampje richtingaanwijzers (groen).
Gaat branden en knippert zodra een van de
richtingaanwijzers wordt gebruikt.
6) Waarschuwingslampje motoroliedruk (rood).
Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het moet even branden
als de startschakelaar op ON wordt gezet, maar moet
enkele seconden nadat de motor is aangeslagen, weer
uit gaan.
Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor erg
heet is gelopen, maar het zou moeten uitgaan als de
toeren toenemen.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit waarschuwingslampje
(6) blijft branden omdat u de motor kunt beschadigen
afb. 4
7) Waarschuwingslampje groot licht (blauw).
Dit gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat het
rechter groot licht brandt.
8) Controlelampje watertemperatuur .
Geeft de temperatuur weer van de koelvloeistof in de
motor.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als de motor zijn
maximumtemperatuur bereikt omdat u de motor hierdoor
kunt beschadigen.
Als het standlicht brandt, is ook het instrumentenbord
verlicht.
12
NL
Sleutels (afb. 5)
Er worden twee universele sleutels geleverd voor het
starten, het stuurslot, het zadelslot en de benzinedop.
Opmerkingen
Samen met de sleutels wordt ook een plaatje (1)
geleverd waarop het identificatienummer van de sleutels
staat.
Opmerkingen
Haal de sleutels en het plaatje (1) uit elkaar en
bewaar het plaatje op een veilige plaats.
1
DUCATI
TI
A
C
U
D
13
NL
De startschakelaar en het stuurslot (afb. 6)
Deze zit voor de brandstoftank en heeft vier standen:
A) ON: zet de lichten en de motor aan;
B) OFF: zet de lichten en de motor uit;
C) LOCK: het stuur is vergrendeld.
D) P: standlicht en stuurslot.
Opmerkingen
Om de contactsleutel in deze laatste twee standen
te zetten, dient men de sleutel in het contact te duwen
en er dan aan te draaien. De sleutel kan uit het contact
worden getrokken in de standen (B), (C) en (D).
Opgelet
Het model 998 is uitgerust met een elektronisch
energiebesparend systeem. Om stroomverlies te
voorkomen als men de sleutel in de ON-stand vergeet,
zal dit systeem 15 seconden nadat de startknop NIET is
ingedrukt, de stroomvoeding onderbreken. Als deze tijd
is verstreken, dient men de sleutel eerst weer op OFF en
dan op ON te zetten.
A
B
C
D
14
NL
Stuurschakelaar links
1) Lichtschakelaar met drie standen:
onder = lichten uit;
in het midden = voorste en achterste standlichten,
nummerplaatverlichting en instrumentenpaneelverlichting
aan;
boven = koplamp, voorste en achterste standlichten,
nummerplaatverlichting en instrumentenpaneelverlichting
aan;
2) Lichtschakelaar met twee standen:
stand = dimlicht aan;
stand = groot licht aan;
3) Schakelaar = richtingaanwijzer met drie standen:
midden = uit;
stand = linksaf;
stand = rechtsaf.
Om de richtingaanwijzer uit te zetten, drukt u de
keuzeschakelaar in zodra deze weer in de middelste
stand staat.
4) Schakelaar = claxon.
5) Schakelaar = met groot licht signaal geven.
15
NL
Koppelingshendel (afb. 9)
Met de hendel (1) ontkoppelt men de koppelingsplaten.
De koppelingshendel is uitgerust met een knop (2)
waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en de
knop op het stuur kan afstellen.
Houd hiervoor de hendel (1) helemaal vooruit en draai de
knop (2) in een van de vier voorziene standen, waarbij u
er rekening mee houdt dat:
de eerste stand (1) overeenstemt met de grootste
afstand tussen de hendel en de knop, terwijl stand 4
overeenstemt met de kleinste afstand.
Met deze hendel (1) wordt de transmissie van de motor
naar de koppeling en dus naar het aandrijfwiel,
onderbroken. Dit is heel belangrijk in alle rijfasen, maar
vooral in de startfase.
Belangrijk
Als u de koppeling op een correcte manier gebruikt,
gaat de motor langer mee en voorkomt u beschadigingen
aan de transmissiedelen.
2
1
16
NL
Chokeknop voor starten met koude motor
(748/748S) (afb. 10)
Deze knop (1) zit op de starthendel en dient te worden
ingedrukt. Als u deze knop indrukt, draait de starthendel
(2) een beetje om de toeren van de motor te verhogen.
Gebruik de chokeknop alleen als de motor koud is (pag.
36)
Belangrijk
Zodra de motor warm genoeg is, brengt u de knop
(1) weer in zijn ruststand door de starthendel (2) naar
rechts te draaien (vertragen).
Gebruik de choke niet als de motor warm is.
afb. 11
998
Chokehendel (998) (afb. 11)
De chokehendel (3) dient om te starten met een koude
motor en meer benzine toe te voeren voor een groter
stationair toerental.
Standen van de chokehendel:
A) (verticaal) = niet ingeschakeld;
B) = helemaal ingeschakeld.
De hendel kan op tussenstanden worden gezet om de
motor geleidelijk aan warm te laten lopen (zie pag. 36).
Belangrijk
Gebruik de chokehendel niet als de motor warm is.
Rijd niet met een ingeschakelde choke.
18
NL
De rechter stuurschakelaar (afb. 12)
1) Noodstopschakelaar (MOTORSTOP), met twee standen:
stand (RUN) = rijden;
stand (OFF) = motorstop.
Opgelet
Deze schakelaar dient vooral om de motor snel uit
te zetten in noodgevallen. Als de motor uit staat, zet men
deze schakelaar weer in de ruststand om het voertuig
weer aan te kunnen zetten.
Belangrijk
Als u, nadat u hebt gereden met brandende lichten,
de motor uitzet met de schakelaar (1) en u laat de
contactsleutel op ON staan, blijven de lichten branden en
kan de accu ontladen.
2) Knop = motor starten.
De gashendel (afb. 12)
Met de gashendel (3) op de rechterkant van het stuur
opent men de gaskleppen. Als de hendel wordt
losgelaten, keren deze automatisch terug in de
oorspronkelijke minimumstand.
afb. 12
De hendel van de voorrem (afb. 12)
Als men de hendel (4) in de richting van de starthendel
trekt, remt men met de voorrem. Lichtjes trekken is
voldoende omdat dit mechanisme hydraulisch werkt.
De hendel is uitgerust met een knop (5) waarmee men
de afstand tussen de hendel zelf en de draaiknop op het
stuur kan afstellen.
Opgelet
Lees voordat u deze bedieningsorganen gebruikt,
de instructies op pag. 38.
1
5
4
2
3
19
NL
Het pedaal voor de achterrem (afb. 13)
Om met de achterrem te remmen, drukt men het pedaal
(1) met de voet in.
Dit remsysteem is hydraulisch.
Versnellingspedaal (afb. 14)
De ruststand van het versnellingspedaal is in het midden
(N). Hij keert automatisch terug in twee bewegingen:
naar beneden = het pedaal indrukken voor de 1
e
versnelling en om terug te schakelen. Het
waarschuwingslampje neutraal N op het
instrumentenbord gaat hiermee uit;
naar boven = het pedaal naar boven trekken voor de 2
e
versnelling, de 3e, 4e,5een 6e.
Een pedaalstand bedient telkens 1 versnelling.
20
NL
afb. 15
De stand van het koppelingspedaal en de
achterrem (afb. 15 en 16)
De stand van het versnellingspedaal en de
achterrembediening kan aan de behoeften van elke
bestuurder worden aangepast.
De stand van het versnellingspedaal op de volgende
manier wijzigen:
De stang (1) vasthouden en de contramoeren (2) en (3)
losdraaien.
Opmerkingen
De moer (2) heeft linkse schroefdraad.
Aan de stang (1) draaien met een steeksleutel op de
zeshoekige kant totdat het pedaal in de gewenste stand
staat.
Beide contramoeren vastdraaien tegen de stang.
21
NL
De stand van de achterremhendel op de volgende manier
wijzigen:
De contramoer (4) losdraaien.
Aan de regelschroef (5) van het pedaal draaien totdat
deze in de gewenste stand staat.
De contramoer (4) vastdraaien.
Met de hand controleren of er een speling van ong.
1,5÷2 mm op zit voordat u er mee remt.
Als de speling niet correct is, past u de lengte van het
pompstangetje op de volgende manier aan:
De contramoer (6) op het pompstangetje losdraaien.
Het stangetje op het gaffeltje (7) vastdraaien voor meer
speling en losdraaien voor minder speling.
De contramoer (6) vastdraaien en de speling opnieuw
controleren.
afb. 16
22
NL
Op de motorfiets (afb. 17)
1) De benzinedop
2) Zadelslot.
3) Zijstandaard
4) Klem voor de helmhouder
5) Stuurschokdemper
6) Achteruitkijkspiegeltjes
7) Regelknoppen voor de voorvork.
8) Regelknoppen voor achterste schokdemper.
9) Trekstang.
afb. 17
4
8
2
9
8
3
7
6
5
7
6
1
4
BELANGRIJKSTE ELEMENTEN EN MECHANISMEN
23
NL
Benzinedop (afb. 18)
Openen
Het dekseltje (1) openmaken en de sleutel in het slot
steken. De sleutel 1/4 slag naar rechts draaien om het
slot te openen.
De dop optillen.
Sluiten
De dop sluiten met de sleutel en deze er goed induwen.
De sleutel naar links draaien totdat het slot weer in zijn
oorspronkelijke stand staat en de sleutel eruit halen Het
dekseltje (1) op het slot sluiten.
Opmerkingen
De dop kan alleen worden gesloten als de sleutel in
het slot steekt.
Opgelet
Telkens als men getankt heeft (zie pag. 40) dient
men te controleren of de dop perfect op zijn plaats zit en
gesloten is.
24
NL
Zadelslot en helmhouder
Openen (afb. 19 en 20)
De sleutel in het slot (1) steken en naar rechts draaien.
De achterkant van het zadel een beetje naar buiten
trekken (2) en optillen tot het zadel op de tank rust.
Achteraan in de ruimte onder het zadel zit de helmhouder
(1) Steek het kabeltje (A) door de helm en het uiteinde
van het kabeltje in de klem. De helm laten hangen (afb.
20) en het zadel weer monteren om de helm vast te
maken.
Opgelet
Dit mechanisme dient om de helm te beveiligen als
men de motor parkeert. Laat de helm niet op deze
manier vastgemaakt op de motorfiets zitten tijdens het
rijden; de helm kan uw bewegingen tijdens het rijden
belemmeren en u kunt de controle over het voertuig
verliezen. U dient het kabeltje links onder de kleine
raamconstructie te steken. Als u dit niet doet, zal het
zadel niet sluiten.
afb. 19
A
Sluiten (afb. 21)
Trek de achterkant van het zadel een beetje naar buiten
en dan naar onder, totdat het horizontaal zit. Druk op het
passagierkussen zodat de klemmen (3) in elkaar klikken
en evenwijdig zitten met de zadelbekleding en de pennen
(4) met het frame van de motorfiets, tot u het slot hoort
klikken.
Controleren of het inderdaad vast zit door lichtjes het
uiteinde van de achterkant naar boven te trekken.
afb. 21