Daikin RXYSCQ4TMV1B, RXYSCQ5TMV1B, RXYSCQ6TMV1B Installer reference guide [nl]

Uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4TMV1B RXYSCQ5TMV1B RXYSCQ6TMV1B
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
VRV IV-S-systeem airconditioner
Nederlands
Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de gebruiker...................................................................... 4
1.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.3.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.3.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.3.4 Pekel........................................................................... 6
1.3.5 Water .......................................................................... 6
1.3.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
Voor de installateur 7
3 Over de doos 7
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 7
3.2 Buitenunit .................................................................................. 8
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 8
3.2.2 De buitenunit hanteren................................................ 8
3.2.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen..... 8
4 Over de units en opties 8
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 8
4.2 Identificatie ................................................................................ 8
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 8
4.3 Over de buitenunit ..................................................................... 9
4.4 Systeemlay-out.......................................................................... 9
4.5 Units en opties combineren....................................................... 9
4.5.1 Over combinaties van units en opties......................... 9
4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits ...................... 9
4.5.3 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 9
5 Voorbereiding 9
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 9
5.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 10
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 10
5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten .................................. 11
5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken........... 11
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 12
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 12
5.3.2 Materiaal koelmiddelleidingen..................................... 13
5.3.3 Leidingmaat selecteren............................................... 13
5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren .................................. 14
5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil ............... 14
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 15
5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 15
5.4.2 Vereisten voor beveiligingen....................................... 15
6 Installatie 15
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 15
6.2 De units openen ........................................................................ 16
6.2.1 Over het openen van de units..................................... 16
6.2.2 De buitenunit openen.................................................. 16
6.3 De buitenunit monteren ............................................................. 16
6.3.1 Over de montage van de buitenunit............................ 16
6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
buitenunit .................................................................... 16
6.3.3 De installatiestructuur voorzien................................... 16
6.3.4 De buitenunit installeren ............................................. 16
6.3.5 Afvoer voorzien........................................................... 16
6.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen...... 17
6.4 De koelmiddelleiding aansluiten................................................. 17
6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 17
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 17
6.4.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen. 18
6.4.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 18
6.4.5 Het uiteinde van een buis verbreden ........................... 18
6.4.6 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 18
6.4.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 19
6.4.8 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten.................. 20
6.4.9 Koelmiddelaftakset aansluiten ..................................... 20
6.5 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 21
6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 21
6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen ... 21
6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling.................... 21
6.5.4 Lektest uitvoeren.......................................................... 22
6.5.5 Vacuümdrogen............................................................. 22
6.6 Koelmiddelleidingen isoleren...................................................... 22
6.7 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 22
6.7.1 Over koelmiddel bijvullen............................................. 22
6.7.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met
koelmiddel.................................................................... 22
6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
worden ......................................................................... 23
6.7.4 Koelmiddel vullen......................................................... 23
6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel...................... 24
6.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 24
6.8 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 25
6.8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 25
6.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 25
6.8.3 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen.. 26
6.8.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading ..................................................................... 26
6.8.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten..................................................................... 27
6.9 De installatie van de buitenunit voltooien ................................... 28
6.9.1 Transmissiebedrading voltooien .................................. 28
6.9.2 De buitenunit sluiten .................................................... 28
7 Configuratie 28
7.1 Overzicht: Configuratie............................................................... 28
7.2 Lokale instellingen uitvoeren ...................................................... 28
7.2.1 Over lokale instellingen................................................ 28
7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen. 29
7.2.3 Componenten voor lokale instellingen......................... 29
7.2.4 Stand 1 of 2 activeren.................................................. 29
7.2.5 Gebruik van stand 1..................................................... 29
7.2.6 Gebruik van stand 2..................................................... 30
7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen .. 30
7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen......................................... 31
7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit................ 33
7.3 Energie besparen en optimale werking ...................................... 33
7.3.1 Mogelijke hoofdgebruiksmethoden .............................. 33
7.3.2 Mogelijke comfortinstellingen....................................... 34
7.3.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen................... 35
7.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen............ 35
8 Inbedrijfstelling 36
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 36
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 36
8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 36
8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 37
8.4.1 Over proefdraaien........................................................ 37
8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)............................. 37
8.4.3 Correctie na abnormaal beëindigen van het
proefdraaien................................................................. 37
9 Aan de gebruiker overhandigen 37
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

10 Onderhoud en service 38
10.1 Overzicht: Onderhoud en service .............................................. 38
10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 38
10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen.................................. 38
10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit .................... 38
10.4 Over de servicestand ................................................................ 38
10.4.1 Gebruik van de vacuümstand ..................................... 38
10.4.2 Koelmiddel aftappen ................................................... 38
11 Opsporen en verhelpen van storingen 39
11.1 Overzicht: Probleemoplossing................................................... 39
11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen.................................................................................... 39
11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 39
11.3.1 Storingcodes: Overzicht.............................................. 39
12 Als afval verwijderen 40
13 Technische gegevens 40
13.1 Overzicht: Technische gegevens .............................................. 40
13.2 Serviceruimte: Buitenunit .......................................................... 40
13.3 Schema van de leidingen: Buitenunit ........................................ 43
13.4 Bedradingsschema: Buitenunit.................................................. 44
Voor de gebruiker 45
14 Over het systeem 45
14.1 Systeemlay-out.......................................................................... 45
15 Gebruikersinterface 45
16 Voor het gebruik 45
17 Bediening 46
17.1 Werkingsgebied......................................................................... 46
17.2 Gebruik van het systeem........................................................... 46
17.2.1 Over het gebruik van het systeem .............................. 46
17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking ................................................. 46
17.2.3 Over verwarmen ......................................................... 46
17.2.4 Gebruik van het systeem ............................................ 46
17.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma............................... 46
17.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma............................ 46
17.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma ................ 47
17.4 Luchtstroomrichting instellen ..................................................... 47
17.4.1 Over de luchtstroomklep ............................................. 47
17.5 Master-gebruikersinterface instellen ......................................... 47
17.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen .................. 47
17.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX) .... 47
17.5.3 Gebruikersinterface als master instellen (RA DX) ...... 48
17.5.4 Over besturingssystemen ........................................... 48
18 Energie besparen en optimale werking 48
18.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden ....................................... 48
18.2 Mogelijke comfortinstellingen .................................................... 48
20.2.2 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en
verwarmen werken niet................................................ 52
20.2.3 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen
met de instelling ........................................................... 52
20.2.4 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet
overeen met de instelling ............................................. 52
20.2.5 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit) .................................................................. 52
20.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 52
20.2.7 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt,
en start weer na enkele minuten.................................. 52
20.2.8 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit) .................................................................. 52
20.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 52
20.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(buitenunit) ................................................................... 53
20.2.11 Symptoom: Er komt stof uit de unit .............................. 53
20.2.12 Symptoom: De units geven een geur af....................... 53
20.2.13 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet ............................................................................... 53
20.2.14 Symptoom: Op het scherm staat "88".......................... 53
20.2.15 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt
niet na een korte verwarmingscyclus........................... 53
20.2.16 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is
warm, zelfs wanneer de unit is gestopt........................ 53
20.2.17 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de
binnenunit gestopt is .................................................... 53
21 Verplaatsen 53
22 Als afval verwijderen 53
23 Technische gegevens 53
23.1 Informatievereisten voor ecologisch ontwerp ............................. 53
24 Verklarende woordenlijst 53
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen MOETEN door een erkende installateur worden uitgevoerd.
19 Onderhoud en service 49
19.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand......................... 49
19.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand...................... 49
19.3 Over het koelmiddel .................................................................. 49
19.4 Dienst-na-verkoop en garantie .................................................. 49
19.4.1 Garantieperiode .......................................................... 49
19.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie.............. 49
19.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli................. 50
19.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli................. 50
20 Opsporen en verhelpen van storingen 50
20.1 Storingscodes: Overzicht .......................................................... 51
20.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ............... 52
20.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................ 52
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.

1.2 Voor de gebruiker

▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, neem contact
op met uw dealer.
▪ Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf een leeftijd
van 8 jaar en door personen met verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden of een gebrek aan ervaring en kennis als het gebruik van het apparaat op een veilige manier werd uitgelegd en als zij de gevaren hiervan begrijpen. Kinderen mogen NIET met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mag NIET worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af. ▪ Bedien de unit NIET met natte handen. ▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
▪ Units dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat u GEEN elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het
systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke overheid.
▪ Batterijen dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat de batterijen NIET met ongesorteerd huishoudelijk afval gemengd mogen worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat boven een bepaalde concentratie. Mogelijke chemische symbolen: Pb: lood (>0,004%). Lege batterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie worden verwerkt. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden weggeworpen, helpt u mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid te voorkomen.

1.3 Voor de installateur

1.3.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen ▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis ▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.

1.3.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen. ▪ Controleer of de unit horizontaal staat. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken. ▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof. ▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.

1.3.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden.
Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.

1.3.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.3.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.

1.3.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel moeten de stroomvoerende draden vóór de aarding worden losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
RXYSCQ4~6TMV1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P404224-1C – 2019.07

2 Over de documentatie

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op boerderijen, of voor commercieel gebruik door niet­deskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie ▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik ▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,… ▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin Business Portal (authenticatie vereist).

Voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Denk aan de volgende punten: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor te voorkomen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7

4 Over de units en opties

1 2
a
b
c
d e
f

3.2 Buitenunit

3.2.1 De buitenunit uitpakken

3.2.2 De buitenunit hanteren

VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen.
Draag de unit traag zoals op de afbeelding getoond:
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit c Label gefluoreerde broeikasgassen d Informatiesticker installatie e Gasleidingaccessoire (alleen voor RXYSCQ6)
f Kabelbinder
4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ Identificatie van de buitenunit. ▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem. ▪ Met welke binnenunits en opties de buitenunits kunnen worden
gecombineerd.

4.2 Identificatie

Vorkheftruck. Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt
wanneer de unit op de pallet blijft.

3.2.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen

1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina16.
2 Verwijder de accessoires.
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats
Modelidentificatie Voorbeeld: R X Y SC Q 4 TM V1 B [*]
Code Verklaring
R Buiten luchtgekoeld X Warmtepomp (niet-continu verwarmen) Y Eén module SC Compact S-reeks Q Koelmiddel R410A 4~6 Capaciteitsklasse TM VRV IV-reeks V1 Elektrische voeding B Europese markt [*] Aanduiding kleine modelwijziging
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07

5 Voorbereiding

g
d d
c c
f
e
b
a
g
f
e

4.3 Over de buitenunit

Deze montagehandleiding betreft het VRV IV-S, volledig door inverter aangedreven warmtepompsysteem.
Deze units zijn ontworpen voor installatie buitenshuis en zijn bedoeld voor lucht-lucht-warmtepomptoepassingen.
Specificatie RXYSCQ4~6
Vermogen Verwarmen 14,2~18,0kW
Koelen 12,1~15,5kW
Ontwerptemperatuur (omgeving)
Verwarmen –20~15,5°Cnatte bol Koelen –5~46°Cdroge bol

4.4 Systeemlay-out

OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een temperatuur van minder dan –15°C.
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op pagina9 voor meer informatie.

4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits

In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-S-warmtepompsysteem. Deze lijst is niet beperkend en hangt af van zowel de combinaties van de buitenunitmodellen als de binnenunitmodellen.
▪ VRV directe-expansiebinnenunits (DX) (lucht/luchttoepassingen). ▪ SA/RA (Sky Air/Residential Air) directe-expansiebinnenunits (DX)
(lucht/luchttoepassingen). Hierna naar verwezen als RA DX­binnenunits. Voor deze binnenunits is een BP-box vereist.
▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-set+EKEQ-box vereist,
afhankelijk van toepassing.
▪ Luchtgordijn (lucht/luchttoepassingen): CYV/CAV-reeks (Biddle),
afhankelijk van toepassing.
INFORMATIE
▪ VRVDX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met RADX-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met AHU-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met luchtgordijnbinnenunits.

4.5.3 Mogelijke opties voor de buitenunit

INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Koelmiddelaftakkit
Beschrijving Modelnaam
Refnet-verdeler KHRQ22M29H Refnet-verbinding KHRQ22M20T
a VRV IV-S-warmtepomp buitenunit
b Koelmiddelleiding
c VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)
g Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)

4.5 Units en opties combineren

4.5.1 Over combinaties van units en opties

OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de VRV IV­S-warmtepomp om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie (buitenunit+binnenunit(s)) zal werken.
Het VRV IV-S-warmtepompsysteem kan worden gecombineerd met verschillende types binnenunit en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de productcatalogus voor VRV IV-S.
Hierna vindt u een overzicht van de toegelaten combinaties van binnen- en buitenunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. De combinaties zijn onderworpen aan regels (combinatie tussen buiten­binnen, combinaties tussen binnenunits, enz.) vermeld in de technische data.
Zie "5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren" op pagina 14 voor de selectie van de optimale aftakset.
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt. Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
De externe besturingsadapter moet in de binnenunit worden geïnstalleerd.
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor communicatie met de buitenunit. De software van de gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over: ▪ Installatieplaats voorbereiden ▪ Koelmiddelleiding voorbereiden ▪ Elektrische bedrading voorbereiden
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
5 Voorbereiding
b
baa
c
df e
(mm)
1500
1500
1500
1000≥1000
1000≥1000
1000≥1000
e
b
c
a
a
b
c
d
c
d

5.2 Installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.

5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees ook de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie het
hoofdstuk "Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid".
▪ Vereisten voor de serviceruimte. Zie het hoofdstuk
"Technische gegevens".
▪ Vereisten koelmiddelleiding (lengte, hoogteverschil).
Zie verder in dit hoofdstuk "Voorbereiding".
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor commerciële als kleinindustriële toepassingen.
▪ De lamellen van de warmtewisselaar zijn scherp en kunnen
iemand verwonden. Kies een installatieplaats waar er geen risico is dat iemand zich kan verwonden (in het bijzonder in omgevingen
waar kinderen spelen). Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau. ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken. Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt ▪ In voertuigen of schepen ▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET
rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
a Pc of radio b Zekering c Aardlekbeveiliging d Gebruikersinterface e Binnenunit
f Buitenunit
▪ In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of
meer bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de voedings- en
transmissieleidingen in kabelbuizen liggen. ▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat. ▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving. ▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit ▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind b Gebouw c Buitenunit d Afscherming tegen wind
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf; ▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
RXYSCQ4~6TMV1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P404224-1C – 2019.07
5 Voorbereiding
a
a
a
b
a
b
c
c
d
T
AO
(°C WB)
a b
20
15.5 15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
10 15 20 25
27
30
T
AI
(°C DB)
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Draai de luchtuitlaatkant in de richting van de muur van het gebouw, hek of scherm.
a Controleer of er voldoende installatieruimte is
Plaats de uitlaatzijde in een rechte hoek op de richting van de wind.
a Belangrijkste windrichting
b Luchtuitlaat

5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten

Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
a Afdakje tegen de sneeuw
b Voetstuk (minimale hoogte = 150mm)
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
c Belangrijkste windrichting
d Luchtuitlaat
OPMERKING
Wanneer de unit wordt gebruikt om te verwarmen bij een lage buitentemperatuur en een hoge vochtigheidsgraad, neem dan voorzorgsmaatregelen om de afvoeropeningen van de unit vrij te houden.
Verwarmen:
a Werkingsbereik verwarmen b Werkingsbereik
TAI Binnentemperatuur TAO Buitentemperatuur Als de unit wordt geselecteerd om te werken bij een
omgevingstemperatuur van minder dan –5°C gedurende minstens 5 dagen, met een relatieve vochtigheidsgraad van meer dan 95%, dan bevelen wij aan om een Daikin­reeks te gebruiken die specifiek is ontworpen voor dergelijke toepassingen en/of om contact op te nemen met uw dealer voor meer informatie.

5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken

Over voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen en normen ter zake.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
5 Voorbereiding
b
a
a
b
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A beperkt tot 0,44kg/m3.
a Richting van de koelmiddelstroom b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen, zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
Formule A+B=C A Hoeveelheid koelmiddel in een systeem met
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee het systeem is gevuld voordat het de fabriek verlaat)
B Hoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
C Totale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
systeem
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk afzonderlijk systeem is gevuld.
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van (D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
D Als er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
E Als de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen de ruimten. Als er een deur is, moet de afmeting van de openingen boven en onder de deur gelijkwaardig zijn aan 0,15% of meer van het vloeroppervlak.
b Ruimteopdeling
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de ruimte ernaast worden voorzien.
Formule F/G≤H F Totaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
G Volume (in m3) van de kleinste ruimte met
een binnenunit
H Maximale concentratie (kg/m3)
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast. Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal toelaatbare concentratie.

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling beschermt. Eventueel vrijgekomen R410A kan bijdragen aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m bedragen.
RXYSCQ4~6TMV1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P404224-1C – 2019.07
5 Voorbereiding
t
Ø
A
B-1 B-2
C-1 C-2 C-3 C-4 E E E E
1 1
3-1 3-2 3-3 3-4
A
D
RA DXVRV DX
D
4
4
5 5 5 5
2 2
2 2
a
e
b
c
d

5.3.2 Materiaal koelmiddelleidingen

Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper. ▪ Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen. ▪ Hardingsgraad en dikte leidingen:
Buitendiameter
Hardingsgraad Dikte (t)
(a)
(Ø)
6,4mm (1/4")
Gegloeid (O) ≥0,80mm 9,5mm (3/8") 12,7mm (1/2")
15,9mm (5/8") Gegloeid (O) ≥0,99mm 19,1mm (3/4") Halfhard (1/2H) ≥0,80mm
(a) Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale
bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.

5.3.3 Leidingmaat selecteren

Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de afbeelding (alleen als referentie).
INFORMATIE
▪ VRVDX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met RADX-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met AHU-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met luchtgordijnbinnenunits.
INFORMATIE
Als RA DX-binnenunits worden geïnstalleerd, moet lokale instelling [2‑38] (=type geïnstalleerde binnenunits) worden geconfigureerd. Zie "7.2.8Stand 2: Lokale instellingen"op
pagina31.
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet worden"op pagina23.
A: Leiding tussen buitenunit en (eerste) koelmiddelaftakset
Wanneer de equivalente leidinglengte tussen de buiten- en binnenunits 90 m of meer bedraagt, moet u een dikkere hoofdgasleiding gebruiken. Gebruik de oorspronkelijke leidingdiameter wanneer de aanbevolen gasleidingmaat niet beschikbaar is (dit kan evenwel een kleine capaciteitsafname tot gevolg hebben).
a Buitenunit b Hoofdgasleiding c Vergroten d Eerste koelmiddelaftakkit e Binnenunit
Type capaciteit buitenunit (HP)
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
StandaardVergroot
4+5 15,9 19,1 9,5
6 19,1 22,2 9,5
B: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van het systeem.
Capaciteitsindex
binnenunit
<150 15,9 9,5
150≤x≤182 19,1
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
1 Buitenunit 2 Koelmiddelaftaksets
3-1~3-4 VRVDX-binnenunits
4 BP-units 5 RADX-binnenunits
A Leiding tussen buitenunit en (eerste) koelmiddelaftakset
B-1 B-2 Leiding tussen koelmiddelaftaksets
C-1~C-4 Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
D Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit E Leiding tussen BP-unit en RADX-binnenunit
Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde diameter
ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te voorzien).
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Voorbeeld: Stroomafwaartse capaciteit voor B-1 = capaciteitsindex van unit 3-1 + capaciteitsindex van unit 3-2
C: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
Gebruik dezelfde diameters als die van de aansluitingen (vloeistof, gas) op de binnenunits. De diameters van binnenunits zijn als volgt:
Capaciteitsindex
binnenunit
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
15~50 12,7 6,4
63~140 15,9 9,5
D: Leiding tussen koelmiddelaftakset en BP-unit
Totale capaciteitsindex van aangesloten
binnenunits
15~62 12,7 6,4
63~149 15,9 9,5
150~182 19,1 9,5
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
13
5 Voorbereiding
E: Leiding tussen BP-unit en RA DX-binnenunit
Capaciteitsindex
binnenunit
15~42 9,5 6,4
50 12,7 60 9,5 71 15,9
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding

5.3.4 Koelmiddelaftaksets selecteren

Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.3 Leidingmaat
selecteren"op pagina13.
Refnet-verbinding aan de eerste aftakking (vanaf de buitenunit)
Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de buitenunit een refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de volgende tabel volgens de capaciteit van de buitenunit. Voorbeeld: Refnet­verbinding A→B‑1.
Type capaciteit buitenunit (HP) Koelmiddelaftakset
4~6 KHRQ22M20T
Refnet-verbindingen bij andere aftakkingen
Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking het juiste model aftakset op basis van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Voorbeeld: Refnet-verbinding B‑1→C‑1.
Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset
<182 KHRQ22M20T
Refnet-verdelers
Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset
<182 KHRQ22M29H
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden aangesloten.

5.3.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil

De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de volgende vereisten. Twee patronen komen aan bod:
• Buitenunit met 100% VRVDX-binnenunits
• Buitenunit met 100% RADX-binnenunits
Vereiste Limiet
VRVDX RADX
Maximale reële leidinglengte
▪ Voorbeeld 1.1, unit8: a+b+c+d+e+f+g+p≤Limiet ▪ Voorbeeld 1.2, unit6: a+b+h≤Limiet ▪ Voorbeeld 1.2, unit8: a+i+k≤Limiet ▪ Voorbeeld 1.3, unit8: a+i≤Limiet ▪ Voorbeeld 2, unit18: a+b+m≤Limiet
Maximale equivalente leidinglengte
Maximale totale leidinglengte
▪ Voorbeeld 1.1: a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m+n+p≤Limiet ▪ Voorbeeld 2: a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m≤Limiet
Minimale lengte buitenunit-eerste koelmiddelaftakset
▪ Voorbeeld 2: Limiet≤a
Maximale lengte eerste aftakset-binnenunit
▪ Voorbeeld 1.1, unit8: b+c+d+e+f+g+p≤Limiet ▪ Voorbeeld 1.2, unit6: b+h≤Limiet ▪ Voorbeeld 1.2, unit8: i+k≤Limiet ▪ Voorbeeld 1.3, unit8: i≤Limiet ▪ Voorbeeld 2, unit18: b+m≤Limiet
Maximale lengte buitenunit-BP
▪ Voorbeeld 2, BP3: a+b≤Limiet
Minimale en maximale lengte BP­binnenunit
▪ Voorbeeld 2, unit 18: Min.≤m≤Max.
Maximaal hoogteverschil buitenunit­binnenunit
Maximaal hoogteverschil binnenunit-binnenunit
▪ Voorbeelden: H2≤Limiet
(a)
Capaciteitsindex binnenunit<60 Nvt 2~15m Capaciteitsindex binnenunit=60 Nvt 2~12m Capaciteitsindex binnenunit=71 Nvt 2~8m Buitenunit hoger dan binnenunit
▪ Voorbeelden: H1≤Limiet Buitenunit lager dan binnenunit
70m 35m
90m 45m
300m 140m
Nvt 5m
40m 40m
Nvt 30m
30m 30m
15m 15m
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
Maximaal hoogteverschil buitenunit-BP
a
A
h i j k l m n
B C D E F G
p
b c d e f
1 2 3 4 5 6 7
8
g
H1
H2
H3
a
c
d
f
H1
BP1
g
h
b
A
l
m
BP3
18
17
131211
H4
e
i
BP2
j
k
161514
H2
H5
a
b
c d e f
i
k
j
g h
A B
1 2 3 4 5 6
7 8
H1
H2
a
c
b d e fig h
1 2 3 4 5 6 7
8
H1
H2
▪ Voorbeeld 2: H3≤Limiet
Maximaal hoogteverschil BP-BP
▪ Voorbeeld 2: H4≤Limiet
Maximaal hoogteverschil BP-binnenunit
▪ Voorbeeld 2: H5≤Limiet
(a) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor berekeningsdoeleinden van equivalente
leidinglengte, niet voor berekeningen van de koelmiddelvulling).
Voorbeeld 1 (VRVDX-binnenunits) Voorbeeld 2 (RADX-binnenunits)
Voorbeeld 1,1
Voorbeeld 1,2

6 Installatie

Vereiste Limiet
VRVDX RADX
Nvt 30m
Nvt 15m
Nvt 5m
11~18 RADX-binnenunits
5.4 De elektrische bedrading
5.4.1 Over het voldoen aan de normen inzake
De apparatuur voldoet een de norm EN/IEC61000-3-12 (Europese/ internationale technische norm die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16A en ≤75A per fase).

5.4.2 Vereisten voor beveiligingen

De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
Model Minimum
RXYSCQ4~6 29,1A 32A
Voor alle modellen: ▪ Fase en frequentie: 1~50Hz
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Voorbeeld 1,3
Refnet-verbinding Refnet-verdeler
BP-box
1~8 VRVDX-binnenunits
voorbereiden
elektriciteit
circuitampère
▪ Spanning: 220-240V ▪ Doorsnede transmissiekabels:
Transmissiebedrading Plastic snoeren met mantel van
0,75 tot 1,25mm² of kabels (2-
aderige draden)
Maximale kabellengte
300m
(= afstand tussen buitenunit en verste binnenunit)
Totale kabellengte
600m
(= afstand tussen buitenunit en alle binnenunits)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
6 Installatie

6.1 Overzicht: Installatie

Aanbevolen
zekeringen
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen: ▪ De buitenunit monteren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
6 Installatie
(mm)
>150
620
(485-495)
490
4× M12
a
4× M12
▪ De binnenunits monteren. ▪ De koelmiddelleiding aansluiten. ▪ De koelmiddelleiding controleren. ▪ Koelmiddel bijvullen. ▪ De elektrische bedrading aansluiten. ▪ De installatie van de buitenunit voltooien. ▪ De installatie van de binnenunit voltooien.
INFORMATIE
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren, koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de montagehandleiding van de binnenunit.

6.2 De units openen

6.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Voorbeeld: ▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten ▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de buitenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.3.3 De installatiestructuur voorzien

Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het schema van de fundering.
Leg 4 sets met ankerbouten, moeren en vulringen klaar (lokaal te voorzien):

6.2.2 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

6.3 De buitenunit monteren

6.3.1 Over de montage van de buitenunit

Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende stappen:
1 De installatiestructuur voorzien. 2 De buitenunit installeren. 3 Afvoer voorzien. 4 De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats voorbereiden" in "5Voorbereiding"op pagina9.
a Blokkeer de afvoeropeningen niet af.

6.3.4 De buitenunit installeren

6.3.5 Afvoer voorzien

▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd. ▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben,
zodat ijs zich niet kan ophopen.
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om overtollig
water rond de unit af te voeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
6 Installatie
≥150 mm
521021185962
216 130
20
98
21 89
32
a
▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit zodat het
voetpad NIET glad wordt bij vriestemperaturen.
▪ Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan een
waterdichte plaat op maximum 150mm van de onderkant van de unit om te verhinderen dat water in de unit kan binnendringen en afgevoerd water zou druppelen (zie de volgende afbeelding).
OPMERKING
Als de afvoeropeningen van de buitenunit geblokkeerd worden door een installatiebasis of het oppervlak van de vloer, moet u de unit hoger plaatsen zodat er een vrije ruimte van meer dan 150mm onder de buitenunit ontstaat.
Afvoeropeningen (afmetingen in mm)

6.4 De koelmiddelleiding aansluiten

6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunits gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent: ▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten ▪ Koelmiddelaftaksets aansluiten ▪ Koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunits (zie de
montagehandleiding van de binnenunits) ▪ De koelmiddelleiding isoleren ▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Leidinguiteinden optrompen
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van koelmiddelleidingen
a Afvoeropeningen

6.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen

Wanneer de unit staat waar hevige windstoten de unit kunnen doen overhellen, neem dan de volgende maatregelen:
1 Maak 2kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit. 3 Steek een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (ter plaatse te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast en span de kabels op.
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik enkel R410A wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R410A-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het systeem terecht kunnen komen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar
verbreed uiteinde NIET aan mechanische spanningen onderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren schuift (zie afbeelding hieronder).
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
6 Installatie
a
b
c
d
R=
0.4~0.8
±2
45°
90°
±2
A
a b
A
a b
c
1
1
≤Ø25.4
Toestel Installatieperiode Beschermingsmeth
ode
Buitenunit >1maand De leiding
dichtknijpen
<1maand De leiding
Binnenunit Ongeacht de periode
dichtknijpen of met kleefband afdichten
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.

6.4.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u leidingen aansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie
wanneer u een flaremoer aansluit. Draai eerst 3 of 4 toeren met de hand vast vooraleer stevig vast te draaien.
▪ Gebruik ALTIJD 2 sleutels tezamen om een flaremoer los te
draaien.
▪ Gebruik ALTIJD samen een moersleutel en een momentsleutel
om deze moer aan te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die manier zal de moer niet scheuren en lekken.

6.4.5 Het uiteinde van een buis verbreden

VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas
veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik
nieuwe getrompte buizen om ervoor te zorgen dat geen koelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden
meegeleverd. Andere getrompte moeren gebruiken kan koelgaslekken veroorzaken.
1 Snijd het uiteinde van de leiding af met een pijpensnijder. 2 Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naar
beneden zodat er GEEN bramen in de leiding kunnen komen.
a Snijd precies in rechte hoeken af. b Verwijder de bramen.
3 Verwijder de flaremoer van de afsluiter en zet de flaremoer op
de leiding.
4 Verbreed de leiding. Verbreed exact op de plaats zoals getoond
op de volgende afbeelding.
Verbredingsgeree
dschap voor
R410A
(koppelingstype)
A 0~0,5mm 1,0~1,5mm 1,5~2,0mm
Normaal trompgereedschap
Koppelingstype
(Ridgid-type)
Vleugelmoertype
(Imperial-type)
a Momentsleutel b Moersleutel c Leidingverbinding d Flaremoer
Leidingmaat
(mm)
Aanhaalmome
nt (N•m)
Flareafmetinge
n (A) (mm)
Flarevorm
(mm)
Ø6,4 15~17 8,7~9,1
Ø9,5 33~39 12,8~13,2 Ø12,7 50~60 16,2~16,6 Ø15,9 63~75 19,3~19,7 Ø19,1 90~110 23,6~24,0

6.4.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen

Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm bedragen of meer zelfs).
5 Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
a De binnenkant van de verbreding mag GEEN gebreken
vertonen.
b Het uiteinde van de leiding MOET gelijkmatig en in een
perfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer is aangebracht.

6.4.6 Het uiteinde van een buis solderen

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de afbeelding.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
6 Installatie
a b c d e
f
f
c
d
a
b
a b
cde
▪ Tijdens het solderen, blaas stikstof erdoorheen om te beletten dat
er zich een grote geoxideerde film zouden vormen langs de binnenzijde van de buizen. Deze film heeft een negatief effect op de kleppen en compressoren in het koelsysteem en zorgt dat de installatie slecht gaat werken.
▪ Stel met de drukregelaar de stikstofdruk in op 20kPa (0,2 bar)
(juist genoeg opdat dit op de huid voelbaar is).
a Koelmiddelleiding
b Te solderen deel
c Kleefband
d Handmatige klep
e Drukregelaar
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN antioxidanten om de buizen samen te solderen.
Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk gaan.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel wanneer u koelmiddelleidingen koper
op koper soldeert. Gebruik fosfor-kopersoldeervulstof (BCuP), zodat er geen vloeimiddel nodig is. Vloeimiddel heeft een zeer schadelijke invloed op koelmiddelleidingsystemen. Als u bijvoorbeeld vloeimiddel op chloorbasis gebruikt, dan gaan leidingen corroderen. En als het vloeimiddel fluor bevat, dan zal dat de koelmiddelolie aantasten.
▪ Bescherm omliggende oppervlakken (bijv. isolatieschuim) tijdens
het solderen altijd tegen de hitte.
Afsluiter openen
1 Verwijder het deksel van de afsluiter. 2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
linksom.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait. 4 Installeer het deksel van de afsluiter.
Gevolg: De afsluiter is nu open.
Afsluiter sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter. 2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter
rechtsom.

6.4.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort

Omgaan met de afsluiter
Houd rekening met de volgende richtlijnen: ▪ Houd alle afsluiters open tijdens de werking. ▪ De gas- en vloeistofafsluiter zijn in de fabriek gesloten. ▪ In de afbeeldingen hierna ziet u de naam van elk onderdeel dat
vereist is bij het gebruik van de afsluiter.
a Servicepoort en servicepoortdeksel
b Afsluiter
c Aansluiting lokale leiding
d Deksel afsluiter
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait. 4 Installeer het deksel van de afsluiter.
Gevolg: De afsluiter is nu dicht.
Omgaan met het afsluiterdeksel
▪ Het afsluiterdeksel is verzegeld op de door de pijl aangegeven
plaats. Beschadig dit NIET.
▪ Draai na gebruik van de afsluiter het afsluiterdeksel goed vast en
controleer op lekken. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
a Servicepoort
b Deksel afsluiter
c Zeskantgat
d As
e Afdichting
▪ Oefen GEEN overmatige kracht uit op de afsluiter. Anders kan de
afsluiter afbreken.
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Omgaan met de servicepoort
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-ventiel is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast. Zie de tabel hieronder voor het aanhaalmoment.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19
6 Installatie
a
b
a
b
c
b b bb
a
a
a
b
c
a
▪ Controleer na het vastdraaien van het servicepoortdeksel op
koelmiddellekken.
Aanhaalmomenten
Afmeting
afsluiter
(mm)
Ø9,5 5,4~6,6 4mm 13,5~16,5 11,5~13,9
Ø15,9 13,5~16,5 6mm 22,5~27,5
Aanhaalmoment N•m (rechtsom draaien om te
sluiten)
Schacht
Klephuis Zeskantsle
utel
Deksel
(afsluiterde
ksel)
Servicepoo
rt

6.4.8 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten

OPMERKING
Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de leiding met gepast isolatiemateriaal worden beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt met de behuizing.
1 Doe het volgende:
▪ Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina16.
▪ Verwijder de inlaatplaat van de leidingen (a) met schroef (b).
2 Kies de richting langs waar u de leiding wilt leggen (a, b of c).
3 Doe het volgende:
▪ Sluit de vloeistofleiding (a) aan op de vloeistofafsluiter. ▪ Sluit de gasleiding (b) aan op de gasafsluiter.
▪ In het geval van RXYSCQ6: Sluit het gasleidingaccessoire
(c) aan. Dit is nodig omdat de gasafsluiter maat Ø15,9 is, en de leiding tussen de buitenunit en de eerste koelmiddelaftakkit Ø19,1. Dit gasleidingaccessoire wordt met een flareverbinding aangesloten op de lokale Ø19,1 leiding.
c Gasleidingaccessoire (alleen voor RXYSCQ6)
4 Monteer het servicedeksel en de inlaatplaat van de leidingen. 5 Dicht alle openingen af (voorbeeld: a) om te voorkomen dat er
sneeuw of kleine dieren in het systeem terechtkomen.
INFORMATIE
▪ Sla de uitbreekopening (a) uit in de bodemplaat door
met een platte schroevendraaier en een hamer op de bevestigingspunten te tikken.
▪ Snijd eventueel de gleuven (b) uit met een metaalzaag.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing en de leidingen eronder niet
beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de uitbreekopeningen te voorkomen.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
OPMERKING
Vergeet niet om na de installatie van de koelmiddelleiding en het vacuümdrogen de afsluiters te openen. Wanneer u het systeem probeert te gebruiken met gesloten afsluiters kan de compressor schade oplopen.

6.4.9 Koelmiddelaftakset aansluiten

Raadpleeg de bij de set geleverde montagehandleiding voor de installatie van de koelmiddelaftakset.
▪ Monteer de refnet-verbinding zodat ze horizontaal of verticaal
aftakt.
▪ Monteer de refnet-verdeler zodat hij horizontaal aftakt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
A
B
±
3
0
°
a
b
c
a
a Horizontaal oppervlak
Zijn de werkzaamheden aan de koelmiddelleiding klaar?
Waren de binnenunits en/of buitenunit al ingeschakeld?
Gebruik procedure:
"Methode 2: Na inschakelen".
Werk de leidingen af.
Gebruik procedure:
"Methode 1: Vóór inschakelen (gewone methode)".
Ja
Nee
Nee
Ja
p<p
>
N2
C
b c e
a
g
f
d
A B
b Refnet-verbinding verticaal gemonteerd
c Refnet-verbinding horizontaal gemonteerd

6.5 De koelmiddelleiding controleren

6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen

6 Installatie
Lektest en vacuümdrogen
De koelmiddelleiding controleren betekent: ▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken. ▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest. Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene) lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het vacuümdrogen.
Zie "6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 21 voor meer informatie over de stand van de kleppen.

6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen

Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters voor een grotere efficiëntie (zie
"6.5.3Koelmiddelleiding controleren: Opstelling"op pagina21).
Alle werkzaamheden aan de koelmiddelleidingen moeten klaar zijn alvorens de (buiten- of binnen-)units in te schakelen.
De expansiekleppen worden geïnitialiseerd bij het inschakelen van de units. Dit betekent dat ze worden gesloten. Een lektest en vacuümdrogen van lokale leidingen en binnenunits is niet mogelijk wanneer dit gebeurt.
Daarom zijn er 2 methoden voor de initiële installatie, lektest en vacuümdrogen.
Methode 1: Voor inschakelen
Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale stappen vereist voor de lektest en het vacumeren.
Methode 2: Na inschakelen
Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21] (zie "7.2.4Stand 1 of 2 activeren" op pagina 29). Deze instelling opent de lokale expansiekleppen zodat het R410A door de leidingen kan stromen en de lektest en vacumeren kunnen worden uitgevoerd.
OPMERKING
Zorg ervoor dat alle binnenunits die op de buitenunit zijn aangesloten, ingeschakeld zijn.
OPMERKING
Stel instelling [2‑21] pas in nadat de buitenunit volledig geïnitialiseerd is.
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp om de installatie te ontluchten.

6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling

a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding A Klep A B Klep B C Klep C
Klep Stand van de klep
Klep A Open Klep B Open Klep C Open Afsluiter vloeistofleiding Gesloten Afsluiter gasleiding Gesloten
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
6 Installatie
a
b
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk beschreven stroomschema (zie "6.5.1Over het controleren
van de koelmiddelleidingen"op pagina21).

6.5.4 Lektest uitvoeren

De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
2 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar). Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0MPa (40bar).
2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel probleem voor de goede werking van de unit.

6.6 Koelmiddelleidingen isoleren

Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig. ▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units). ▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van 120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de onderstaande afbeelding.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect tussen de messing flaremoer en de koperen flare).

6.5.5 Vacuümdrogen

OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar de binnenunits open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie anders "6.5.1 Over het controleren van de
koelmiddelleidingen"op pagina21 voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
2 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de buitenunit of laat u ze dicht. Zie "6.7.4 Koelmiddel vullen" op
pagina23 voor meer informatie.
a Isolatiemateriaal b Afdichtingsmateriaal, enz.

6.7 Koelmiddel bijvullen

6.7.1 Over koelmiddel bijvullen

De buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel worden bijgevuld.
Alvorens koelmiddel bij te vullen
Controleer de externe koelmiddelleiding van de buitenunit (lektest, vacuümdrogen).
Typische werkstroom
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen. 2 Extra koelmiddel bijvullen (op voorhand vullen en/of vullen). 3 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de buitenkant.

6.7.2 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
22
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
6 Installatie
p<p
>
N2
C
b c e
a
g
f
d
A B
WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R410A als koelmiddel. Andere
stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken veroorzaken.
▪ R410A bevat gefluoreerde broeikasgassen. De waarde
van zijn globaal opwarmingspotentieel (GWP) bedraagt 2087,5. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Wanneer u koelmiddel bijvult, gebruik altijd
beschermhandschoenen en een veiligheidsbril.
OPMERKING
Als de voeding van sommige units wordt uitgeschakeld, kan de vulprocedure niet goed worden voltooid.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
OPMERKING
Als de stappen binnen de 12 minuten na het inschakelen van de binnen- en buitenunits worden uitgevoerd, werkt de compressor niet voordat de communicatie tussen de buitenunit(s) en binnenunits op een correcte manier tot stand is gebracht.
OPMERKING
Alvorens u begint met de vulprocedures, controleer of het 7-segmentendisplay normaal is (zie "7.2.4 Stand 1 of 2
activeren" op pagina29), en of er geen storingscode op
de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Als een storingscode wordt weergegeven, zie "11.3Problemen op
basis van storingscodes oplossen"op pagina39.
Leiding in inch Leiding in mm
Leiding Gewichtsfactor Leiding Gewichtsfactor
Ø6,4mm 0,022 Ø6mm 0,018 Ø9,5mm 0,059 Ø10mm 0,065
Vereisten inzake de aansluitverhouding. Bij de selectie van binnenunits moet de aansluitverhouding (CR) voldoen aan de volgende vereisten. Zie de technische data voor meer informatie.
Binnenunits Totale CR
(a)
CR per type
(b)
VRVDX RADX
VRVDX 50~130% 50~130%
RADX 80~130% 80~130%
(a) Total CR = Totale aansluitverhouding capaciteit van
binnenunits
(b) CR per type = Toegestane capaciteit aansluitverhouding
per type binnenunit

6.7.4 Koelmiddel vullen

Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt het bij grote systemen aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel vooraf te vullen via de vloeistofleiding, en daarna pas handmatig te vullen. U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
Koelmiddel vooraf vullen
Sluit de koelmiddelfles aan op de servicepoort van de vloeistofafsluiter om vooraf te vullen zonder draaiende compressor.
1 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de
buitenunit en klep A gesloten zijn.
OPMERKING
Controleer of alle aangesloten binnenunits worden herkend ([1‑5]).
OPMERKING
Sluit het voorpaneel voordat u begint met koelmiddel bij te vullen. Wanneer het voorpaneel niet gesloten is, kan de unit niet controleren of er geen storingen zijn.
OPMERKING
Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale leidingen+binnenunits) geen koelmiddel meer bevat (bijv. na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de oorspronkelijke hoeveelheid (zie naamplaatje op de unit) en de berekende extra hoeveelheid koelmiddel in de unit worden gebracht.

6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet worden

INFORMATIE
Neem contact op met uw dealer voor het finale aanpassen van de hoeveelheid koelmiddel.
Formule: R=[(X1ר9,5)×0,059+(X2ר6,4)×0,022]
R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [in kg en
afgerond tot 1 cijfer na de komma]
X
Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa
1...2
Leidingen in mm. Bij gebruik van leidingen met een maat in mm,
vervang de gewichtsfactoren in de formule door de waarden in de volgende tabel:
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
a Reduceerklep b Stikstof c Weegschaal d Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding A Klep A B Klep B C Klep C
2 Open klep C en B. 3 Breng vooraf koelmiddel in de unit tot de berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt of tot u niet meer vooraf kunt vullen, en sluit dan klep C en B.
4 Doe een van de volgende zaken:
Als Dan
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is bereikt
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding.
De instrucites van "Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel)" moeten niet worden uitgevoerd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
23
6 Installatie
p<p
>
R410A
a c
d
b
A
d
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d
e
Als Dan
Te veel koelmiddel in het
systeem
Verwijder koelmiddel af. Koppel het verdeelstuk los van
de vloeistofleiding. De instrucites van "Koelmiddel
vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel)" moeten niet worden uitgevoerd.
De berekende hoeveelheid extra koelmiddel is nog niet bereikt
Koppel het verdeelstuk los van de vloeistofleiding.
Ga verder met de instructies van "Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel)".
Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel)
De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de buitenunit in de stand voor handmatig bijvullen van koelmiddel te gebruiken.
5 Sluit aan zoals afgebeeld. Zorg dat klep A gesloten is.
INFORMATIE
▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt
gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt een storingscode weergegeven. Zie in dat geval
"6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" op pagina 24 en los de storing op zoals beschreven.
Druk op BS3 om de storing te resetten. U kunt de instructies voor "Vullen" herbeginnen.
▪ Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van
koelmiddel af te breken. De unit stopt en keert terug in de inactieve stand.
10 Open klep A. 11 Breng koelmiddel in de unit tot de resterende berekende extra
hoeveelheid koelmiddel is bereikt, en sluit dan klep A.
12 Druk op BS3 om de handmatige stand voor bijvullen van extra
koelmiddel te verlaten.
OPMERKING
Vergeet niet alle afsluiters te openen nadat het koelmiddel (vooraf) is bijgevuld.
Wanneer u het systeem met gesloten afsluiters gebruikt, wordt de compressor beschadigd.
OPMERKING
Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het deksel van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het aanhaalmoment voor het deksel is 11,5 tot 13,9N•m.
a Weegschaal b Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem) c Vacuümpomp d Koelmiddelvulpoort
A Klep A
OPMERKING
De koelmiddelvulpoort is aangesloten op de leiding in de unit. De interne leidingen van de unit zijn al in de fabriek gevuld met koelmiddel - sluit de vulslang dus voorzichtig aan.
6 Open alle afsluiters van de buitenunit. Op dit punt moet klep A
moet dicht blijven!
7 Zorg dat alle voorzorgsmaatregelen in "7 Configuratie" op
pagina28 en "8Inbedrijfstelling"op pagina36 zijn genomen.
8 Schakel de voeding van de binnenunits en de buitenunit in. 9 Activeer instelling [2‑20] om te beginnen met handmatig vullen
van koelmiddel. Zie "7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen" op
pagina31 voor meer informatie.
Gevolg: De unit begint te werken.
INFORMATIE
Het handmatig bijvullen van koelmiddel stopt automatisch na 30 minuten. Als het vullen na 30 minuten nog niet voltooid is, voert u de procedure voor bijvullen van koelmiddel opnieuw uit.

6.7.5 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel

INFORMATIE
In het geval van een storing verschijnt de foutcode op de gebruikersinterface van de binnenunit.
Sluit in het geval van een storing onmiddellijk klep A. Controleer de storingscode en neem de overeenkomstige maatregelen,
"11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen" op pagina39.

6.7.6 De label voor fluorhoudende broeikasgassen bevestigen

1 Vul het label als volgt in:
a Als bij de unit een meertalig label voor fluorhoudende
broeikasgassen is geleverd (zie accessoires), neemt u de gewenste taal en kleeft u ze op a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel d Totale hoeveelheid koelmiddel e Hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen van de totale
koelmiddelvulling uitgedrukt in ton CO2-equivalent.
f GWP = Globaal opwarmingspotentieel
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
24
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
6 Installatie
a
b
d
c
b g g
fffh
eee
a
h h h
h h
c
A
B
C
b2
b3
c1
c2
b1
a
OPMERKING De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde
broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de
unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2­equivalent.
Formula om de hoeveelheid in CO2-equivalent te berekenen: GWP-waarde koelmiddel × totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000 Neem de GWP-waarde van het label voor bijvullen van
koelmiddel. Die GWP is gebaseerd op de actuele wetgeving over gefluoreerde broeikasgassen. De GWP in de handleiding is mogelijk achterhaald.
2 Breng het label aan op de binnenkant van de buitenunit. Er is
plaats voorzien voor het label op de afbeelding met het bedradingsschema.

6.8 De elektrische bedrading aansluiten

6.8.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de units. 2 De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit. 3 De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunits. 4 De hoofdvoeding aansluiten.
Lokale bedrading: Overzicht
De lokale bedrading bestaat uit de bedrading van de voeding (altijd met aarding) en communicatie tussen binnen- en buitenunit (=transmissie).
Voorbeeld:
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat de voedingskabel en de
transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen niet parallel lopen.
▪ De transmissiebedrading en de voedingsbedrading
mogen niet in contact komen met de interne leidingen (behalve de inverter PCB-koelleiding) om te voorkomen dat de bedrading beschadigd wordt door hete leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet loskomen.
Houd de transmissiebedrading buiten de unit samen met de lokale leidingen.
Aftakkingen
Maximum aantal aftakkingen voor kabels tussen units
Transmissiebedrading Plastic snoeren met mantel van
0,75 tot 1,25mm² of kabels (2-
Maximale kabellengte (= afstand tussen buitenunit en
verste binnenunit) Totale kabellengte
(= afstand tussen buitenunit en alle binnenunits)
Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Een aftakking mag niet verder worden afgetakt.
9
aderige draden)
300m
600m
a Lokale voeding (met aardlekbeveiliging)
b Hoofdschakelaar
c Aardingsaansluiting
d Buitenunit
e Binnenunit
f Gebruikersinterface
g Voedingsbedrading (ommantelde kabel) (230 V)
Voedings- en transmissiebedrading
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD op minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
h Transmissiebedrading (ommantelde kabel) (16 V)
Voeding 1~50Hz Aardingsbedrading
6.8.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
A Buitenunit B Binnenunit C Centrale gebruikersinterface (enz.)
a Hoofdleiding
b1, b2, b3 Afgetakte leidingen
c1, c2 Een aftakking mag niet verder worden afgetakt
van elektrische bedrading
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Alle lokale bedrading en componenten MOETEN worden geïnstalleerd door een erkend elektricien en MOETEN voldoen aan de geldende wetgeving.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
25
6 Installatie
b
c
a
b a
c b
c
aa
A
AA´
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
OPMERKING
Verwijder NOOIT een thermistor, sensor, enz. wanneer u de voedingsbedrading en transmissiebedrading aansluit. (Als u de unit zonder thermistor, sensor, enz. gebruikt, kan de compressor defect raken.)

6.8.3 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen

OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt. ▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de uitbreekopeningen te voorkomen.
a Uitbreekopening b Braam c Afdichting, enz.

6.8.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading

Denk aan de volgende punten: ▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Schuif het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Zet de unit NIET aan vooraleer de koelmiddelleiding voltooid is. Als de unit in bedrijf wordt gesteld voordat de leidingen gereed zijn, dan zal de compressor stukgaan.
OPMERKING
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, zal het systeem niet werken.
OPMERKING
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan ongevallen veroorzaken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
26
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Éénaderige draad
a Gevlochten geleider b Ronde krimpklem
Draadtype Methode
a Éénaderige draad met open lus b Schroef c Platte sluitring
RXYSCQ4~6TMV1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P404224-1C – 2019.07
6 Installatie
c b ba c
a
B
B
a b
F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2 F1 F2
a
b
X2M
TO OUT/DTO IN/D
TO IN/D UNIT
F1 F2 F1 F2
TO OUT/D UNIT
a
1~ 50 Hz
220-240 V
X1M
a
b
c
N
L
a
X1M
X2M
b a
a
b
Draadtype Methode
Gevlochten geleider met rond oog
a Klem b Schroef c Platte sluitring O Toegelaten X NIET toegelaten
Aanhaalmomenten
Bedrading Schroefmaat Aanhaalmoment
(N•m)
Voedingsbedrading
M5 2,0~3,0
(voeding + afgeschermde aarding)
Transmissiebedradi
M3,5 0,8~0,97
ng

6.8.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit aansluiten

OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden aangebracht.
1 Verwijder het servicedeksel. Zie "6.2.2 De buitenunit
openen"op pagina16.
2 Strip de isolatie (20mm) van de draden af.
WAARSCHUWING
Gebruik afgeschermde kabels en sluit de aarding aan op de transmissieklem (X2M).
a Aarding
4 Sluit de voeding als volgt aan:
a Aardlekschakelaar b Zekering c Voedingskabel
5 Maak de kabels (voeding en transmissiebedrading) vast met
kabelbinders.
3 Sluit de transmissiebedrading als volgt aan:
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
a Strip de draad tot aan dit punt
b Als te veel draad wordt gestript, kan dit tot elektrische
schokken of lekkages leiden.
a Gebruik de geleider van een mantelkabel (2-dradig) (geen
b Klemmenstrook (lokaal te voorzien)
polariteit)
a Kabelbinder
b Bevestigingsplaat X1M Voeding X2M Transmissiebedrading
6 Geleid de bedrading door het frame en sluit ze erop aan.
Door het frame geleiden
a Voedingskabel b Transmissiebedradingskabel
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
27

7 Configuratie

a b c d e
A B
a bc de
Aansluiten op het frame
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen:
▪ Let op dat u de behuizing en de leidingen eronder niet
beschadigt.
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u
best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Omwikkel de elektrische bedrading met beschermtape
om beschadiging bij het doorvoeren door de uitbreekopeningen te voorkomen.
7 Breng het servicedeksel weer aan. Zie "6.9.2 De buitenunit
sluiten"op pagina28.
8 Installeer een aardlekschakelaar en zekering op de
voedingsleiding.
Voor kabels die uit de unit komen, kan een beschermende mantelbuis worden aangebracht in de uitbreekopening.
Bescherm de kabels met plastic buizen om te voorkomen dat de rand van de uitbreekopening in de kabels snijdt wanneer u geen mantelbuis gebruikt.
A Binnenkant van de buitenunit B Buitenkant van de buitenunit a Draad b Bus c Moer d Frame e Slang

6.9 De installatie van de buitenunit voltooien

6.9.1 Transmissiebedrading voltooien

Omwikkel de transmissiebedrading na de installatie ervan in de unit, samen met de lokale koelmiddelleidingen met behulp van afwerkingstape, zoals hierna afgebeeld.
a Vloeistofleiding
b Gasleiding
c Isolatie
d Transmissiebedrading (F1/F2)
e Afwerkingstape

6.9.2 De buitenunit sluiten

OPMERKING
Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u het aanhaalkoppel van 4,1N•m NIET overtreft.
7 Configuratie

7.1 Overzicht: Configuratie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over: ▪ Lokale instellingen uitvoeren ▪ Energie besparen en optimale werking
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem gepast wordt geconfigureerd.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

7.2 Lokale instellingen uitvoeren

7.2.1 Over lokale instellingen

Om het warmtepompsysteem te configureren, is een input naar de hoofdprintplaat van de buitenunit (A1P) vereist. Hierbij worden de volgende componenten voor lokale instellingen gebruikt:
▪ Drukknoppen voor input naar de printplaat ▪ Een display voor weergave van de feedback van de printplaat Lokale instellingen worden bepaald door de stand, instelling en
waarde. Voorbeeld: [2‑8]=4.
PC-configurator
Voor een VRV IV-S-warmtepompsysteem kunnen verschillende lokale instellingen ook bij de inbedrijfstelling worden ingesteld met behulp van een pc-interface (optie EKPCCAB vereist). De installateur kan de configuratie (niet ter plaatse) op pc voorbereiden en deze nadien naar het systeem uploaden.
Zie ook: "7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit" op
pagina33.
Stand 1 en 2
Stand Beschrijving
Stand 1 (controle
instellingen)
Stand1 kan worden gebruikt voor het controleren van de actuele situatie van de buitenunit. U kunt tevens de inhoud van sommige lokale instellingen controleren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
7 Configuratie
A1P
X1M
X2M
BS2
SET
BS1
MODE
BS3
RETURN
BS4
TEST
BS5
RESET
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
MODE
TEST:
L.N.O.P.
DEMAND
C/H SELECT
HWL:
IND
MASTER
SLAVE
H8P
MULTI
H1P
H2P H3P H4P H5P H6P H7P
- + + + + +
[
H1P
32 16 8 4 2 1]
H1P
H2P H3P H4P H5P H6P H7P
- + + + + +
[
H1P
32 16 8 4 2 1]
+ + + + +0 0 8 0 0 0
+ + + + +0 0 0 4 0 0
10~12 min
b
c
a
BS1 [5 s]
BS1
BS1
BS1
a
cb
Stand Beschrijving
Stand 2 (lokale instellingen)
Stand2 wordt gebruikt voor het wijzigen van lokale instellingen van het systeem. U kunt de actuele waarde van de lokale instelling raadplegen en wijzigen.
In het algemeen kan na het veranderen van lokale instellingen de normale werking worden hervat zonder speciale tussenkomst.
Sommige lokale instellingen worden gebruikt voor speciale functies (bijv. 1-malige werking, instelling aftappen/vacumeren, instelling handmatig koelmiddel bijvullen, enz.). In dat geval moet de speciale functie worden afgebroken alvorens de normale werking kan herbeginnen. Dit wordt aangegeven in de volgende verklaringen.

7.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen

Zie "6.2.2De buitenunit openen"op pagina16.

7.2.3 Componenten voor lokale instellingen

OPMERKING
De DIP-schakelaar (DS1 op A1P) wordt niet gebruikt. Verander de fabrieksinstelling NIET.
Componenten voor lokale instellingen:
Beschrijving
Stand 2
(H1P AAN)
Instelling 8 (in stand 2)
(H2P~H7P = binair 8)
Waarde 4
(in stand 2)
(H2P~H7P = binair 4)

7.2.4 Stand 1 of 2 activeren

Nadat de units ingeschakeld zijn, schakelt het display in de standaardsituatie. Van hieruit kunt u naar stand1 en stand2 gaan.
Initialisering: standaardsituatie
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Schakel de voeding van de buitenunit en alle binnenunits in. Wanneer de communicatie tussen binnenunits en buitenunit tot stand is gebracht en normaal is, ziet het display er als volgt uit (standaardsituatie bij verzending in de fabriek).
Drukknoppen
Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen. Stel de drukknoppen in met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld een ingeklikte balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder stroom zou aanraken.
7segmentendisplay
Het display geeft de lokale instellingen weer die gedefinieerd worden als [Stand-Instelling]=Waarde.
Voorbeeld:
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
BS1~BS5 Drukknoppen H1P~H7P 7segmentendisplay
H8P Led voor weergave tijdens initialisering
AAN ( ) UIT ( ) Knippert ( )
BS1 MODE: Voor het veranderen van instelmodus BS2 SET: Voor lokale instelling BS3 RETURN: Voor lokale instelling BS4 TEST: Voor testfunctie BS5 RESET: Voor het resetten van het adres als de bedrading
is gewijzigd of als er een extra binnenunit is geïnstalleerd
H1P Geeft de stand weer
H2P~H7P Geeft de instellingen en waarden weer, weergegeven in
binair
H8P NIET gebruikt voor lokale instellingen, maar wel tijdens
initialisatie
Beschrijving
Standaardsituatie
(H1P UIT)
Stand 1
(H1P knippert)
a Inschakelen b Standaardsituatie c Led-aanduiding in het geval van een storing
Als de standaardsituatie na 10~12 minuten niet wordt weergegeven, controleer dan de storingscode op de gebruikersinterface van de binnenunit. Los de aangegeven storing op. Controleer eerst de communicatiebedrading.
Schakelen tussen standen
Gebruik BS1 om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand1 en stand2.
a Standaardsituatie (H1P UIT) b Stand 1 (H1P knippert) c Stand 2 (H1P AAN)
BS1 Druk op BS1.
BS1 [5 s] Druk minstens 5seconden op BS1.
INFORMATIE
Wanneer u tijdens het instellen de draad kwijtraakt, druk dan op BS1 om naar de standaardsituatie terug te keren.

7.2.5 Gebruik van stand 1

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
29
7 Configuratie
BS1 [1×]
BS2 [X×]
BS3 [1×]
BS1 [1×]
BS1 [5 s]
BS2 [X×]
BS2 [X×]b
a
BS3 [1×]c
BS3 [1×]d
BS3 [1×]
BS1 [1×]
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Standaardsituatie
Lees de status van de geluidsarme werking aan als volgt uit:
# Actie Knop/display
1 Controleer of de led's de
standaardsituatie aangeven.
(H1P UIT)
2 Controleer de status van led
H6P.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand1
Lees instelling [1‑5] (= totaal aantal aangesloten binnenunits) als volgt uit:
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 1.
3 Selecteer instelling 5.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
4 Geef de waarde van
instelling 5 weer. (er zijn 8 binnenunits
aangesloten)
5 Verlaat stand 1.
H6P UIT: Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme werking.
H6P AAN: Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
(= binair 5)
(= binair 8)

7.2.6 Gebruik van stand 2

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren.
Voorbeeld: 7segmentendisplay – Stand 2
Verander de waarde van instelling [2‑8] (= Te streeftemperatuur bij koelen) als volgt in 4 (=8°C):
# Actie Knop/display
1 Begin vanuit de
standaardsituatie.
2 Selecteer stand 2.
# Actie Knop/display
4 Selecteer waarde 4 (= 8°C).
a: Geef de huidige waarde weer.
b: Verander in 4. ("X×" hangt af van de huidige waarde en de waarde die u wilt selecteren.)
c: Voer de waarde in het systeem in.
d: Bevestig. Het systeem begint te werken volgens de instelling.
5 Verlaat stand 2.

7.2.7 Stand 1 (en standaardsituatie): Controle instellingen

In stand 1 (en in de standaardsituatie) kan informatie worden uitgelezen.
7-segmentendisplay – Standaardsituatie (H1P UIT)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
Waarde / Beschrijving
H6P Geeft de status van de geluidsarme werking aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet in de geluidsarme werking.
AAN
Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking.
De geluidsarme werking beperkt het door de unit geproduceerde geluid in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand2. De geluidsarme werking van het buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door
middel van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld. De unit werkt gedurende de geselecteerde tijdsduur in de geluidsarme stand.
▪ Bij de tweede manier wordt de geluidsarme werking op
basis van een externe input ingeschakeld. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
3 Selecteer instelling 8.
("X×" hangt af van de instelling die u wilt selecteren.)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
(= binair 8)
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
7 Configuratie
Waarde / Beschrijving
H7P Geeft de status van de werking met
stroomverbruikbegrenzing aan.
UIT
Unit werkt momenteel niet met stroomverbruikbegrenzing.
AAN
Unit werkt momenteel met stroomverbruikbegrenzing.
De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden.
De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden ingesteld in stand2. De werking met stroomverbruikbegrenzing van het buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld.
▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik begrensd
door middel van een lokale instelling. De unit werkt dan altijd met de geselecteerde begrenzing van het stroomverbruik.
▪ Bij de tweede manier wordt het stroomverbruik begrensd
op basis van een externe input. Hiervoor is een optioneel accessoire vereist.
7-segmentendisplay – Stand1 (H1P knippert)
U kunt de volgende informatie uitlezen:
Instelling
( )
[1‑5] Geeft het totaal aantal
aangesloten binnenunits aan.
[1‑14] Geeft de recentste storingscode
aan. [1‑15]
Geeft de op 1 na laatste storingscode aan.
[1‑16] Geeft de op 2 na laatste
storingscode aan.
Waarde / Beschrijving
Hiermee kunt u controleren of het totaal aantal geïnstalleerde binnenunits overeenstemt met het totaal aantal door het systeem herkende binnenunits. Als dit niet het geval is, controleer dan de communicatiebedrading tussen de buiten- en binnenunits (F1/F2­communicatieleiding).
Wanneer de recentste storingscodes per ongeluk op de gebruikersinterface van een binnenunit werden gereset, kunt u ze via deze controle­instellingen nog controleren.
Zie "11.3Problemen op basis
van storingscodes oplossen"op pagina39 voor informatie over
de inhoud of de reden van de meeste relevante storingscodes. Meer gedetailleerde informatie over storingscodes vindt u in de servicehandleiding van deze unit.
Voor meer gedetailleerde informatie over de storingscode, druk tot 3 keer op BS2.

7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen

In stand 2 kunt u lokale instellingen uitvoeren om het systeem te configureren. De led's geven de instelling en de waarde in binaire vorm weer. Zie "7.3 Energie besparen en optimale werking" op pagina33 voor meer informatie en advies over de impact van de instellingen [2‑8], [2‑9],
[2‑41] en [2‑42].
Instelling
(= binair)
[2‑8] Te-streeftemperatuur tijdens koelen.
(standaard)
[2‑9] Tc-streeftemperatuur tijdens verwarmen. (standaard)
[2‑12] Geluidsarme werking en/of stroomverbruikbegrenzing inschakelen
via externe besturingsadapter (DTA104A61/62). Verander deze instelling wanneer het systeem in de geluidsarme
stand of met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter (DTA104A61/62) in de binnenunit is geïnstalleerd.
[2‑18] Instelling hoge statische druk ventilator. Activeer deze instelling om de door de ventilator van de buitenunit
geleverde statische druk te verhogen. Raadpleeg de technische gegevens voor meer informatie over deze instelling.
(standaard)
(standaard)
Waarde
Beschrijving
6°C
Auto
8°C
9°C 10°C 11°C
Auto
46°C 43°C
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
31
7 Configuratie
Instelling
(= binair)
[2‑20] Handmatig koelmiddel bijvullen. Voer deze instelling uit om handmatig koelmiddel bij te vullen
(zonder automatische koelmiddelvulfunctie).
[2‑21] Stand koelmiddel aftappen/vacumeren. Om een vrije doorgang te creëren om koelmiddel uit het systeem
af te tappen of om reststoffen te verwijderen of het systeem te vacumeren moet een instelling worden uitgevoerd waarbij de vereiste kleppen in het koelmiddelcircuit worden geopend zodat het koelmiddel correct kan worden afgetapt of het systeem kan worden gevacumeerd.
[2‑22] Instelling automatische geluidsarme werking en niveau 's nachts. Door deze instelling te wijzigen, activeert u de automatische
geluidsarme werking van de unit en bepaalt u het niveau van de functie. Afhankelijk van het gekozen niveau, wordt het geluidsniveau verlaagd. Het begin- en eindtijdstip voor deze functie wordt vastgelegd in instelling [2‑26] en [2‑27].
[2‑25] Niveau geluidsarme werking via de externe besturingsadapter. Deze instelling bepaalt het niveau van de geluidsarme werking als
het systeem in de geluidsarme stand moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd.
Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter (DTA104A61/62) is geïnstalleerd en de instelling [2‑12] is geactiveerd.
[2‑26] Begintijdstip geluidsarme werking. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑22].
[2‑27] Eindtijdstip geluidsarme werking. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑22].
[2‑30] Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap1) via de externe
besturingsadapter (DTA104A61/62). Deze instelling bepaalt het niveau van de
stroomverbruikbegrenzing voor stap1 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑31] Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap2) via de externe
besturingsadapter (DTA104A61/62). Deze instelling bepaalt het niveau van de
stroomverbruikbegrenzing voor stap2 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus.
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
(standaard)
Waarde
Beschrijving
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van koelmiddel te stoppen (wanneer de vereiste hoeveelheid koelmiddel is bijgevuld). Als deze functie niet werd afgebroken met een druk op BS3, dan legt de unit de functie stil na 30minuten. Als de vereiste hoeveelheid koelmiddel na 30minuten nog niet kon worden bijgevuld, dan kunt u de lokale instelling opnieuw wijzigen om de functie opnieuw te activeren.
Gedeactiveerd.
Geactiveerd.
Druk op BS1 om de stand koelmiddel aftappen/vacumeren te verlaten. Het systeem blijft in de stand koelmiddel aftappen/ vacumeren staan zolang u niet op BS1 drukt.
Gedeactiveerd
Niveau 1 Niveau 3<Niveau Niveau 2 Niveau 3
Niveau 1 Niveau 3<Niveau Niveau 2
Niveau 3
2<Niveau 1
2<Niveau 1
20u00 22u00
24u00
6u00 7u00 8u00
60% 70%
80%
30% 40%
50%
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
32
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
7 Configuratie
X41A
2
345
H JS T
a
b
c (X41A)
A1P
Instelling
(= binair)
[2‑32] Gedwongen, permanenten, stroomverbruikbegrenzing (geen
externe besturingsadapter vereist voor stroomverbruikbegrenzing). Deze instelling activeert en bepaalt het niveau van de
stroomverbruikbegrenzing die permanent wordt toegepast als het systeem altijd met stroomverbruikbegrenzing moet draaien. Zie de tabel voor de niveaus.
[2‑38] Type van de binnenunits Wanneer deze instelling werd gewijzigd, moet het systeem worden
uitgeschakeld, en na 20seconden weer ingeschakeld. Anders wordt de instelling niet verwerkt en kunnen er storingscodes worden gegenereerd.
[2‑41] Instelling koelcomfort. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
[2‑42] Instelling verwarmcomfort. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
Waarde
Beschrijving
Functie niet actief.
(standaard)
Volgens instelling [2‑30]. Volgens instelling [2‑31].
VRVDX-binnenunits geïnstalleerd
(standaard)
RADX-binnenunits geïnstalleerd
Eco
Gematigd
(standaard)
Snel
Krachtig
Eco
Gematigd
(standaard)
Snel
Krachtig

7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit

a Pc
b Kabel (EKPCCAB)
c (X41A) Verlengkabel aangesloten op X41A
A1P Hoofdprintplaat buitenunit

7.3 Energie besparen en optimale werking

Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een beschrijving van de mogelijke patronen. Wijzig de parameters volgens de behoeften van uw gebouw en voor de optimale balans tussen energieverbruik en comfort.
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Ongeacht de geselecteerde regeling, blijven variaties op het gedrag van het systeem mogelijk door beschermingsregelingen om de unit stabiel te laten draaien. De streefwaarde ligt echter vast en wordt gebruikt om een optimaal evenwicht tussen energieverbruik en comfort te bereiken, afhankelijk van het type van de toepassing.

7.3.1 Mogelijke hoofdgebruiksmethoden

Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van vorige VRV-systemen.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑8]=2 Verwarmen [2‑9]=2
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de verwarmstand staat, dan moet bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 15°C) minder worden verwarmd dan bij een lage buitentemperatuur (bijv. –5°C). Volgens dit systeem begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verlagen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑8]=3 (standaard) Verwarmen [2‑9]=1 (standaard)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
33
7 Configuratie
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen) ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw dealer voor meer informatie over Hi-sensible toepassingen.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen stel [2‑8] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten van het voorontworpen systeem met een Hi-sensible oplossing.
Verwarmen stel [2‑9] in op de waarde die
overeenstemt met de vereisten van het voorontworpen systeem met een Hi-sensible oplossing.
[2‑8] Te-streefwaarde (°C)
4 8 5 9 6 10 7 11
[2‑9] Tc-streefwaarde (°C)
4 43

7.3.2 Mogelijke comfortinstellingen

Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
Krachtig
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is toegestaan vanaf het opstarten.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 3°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 49°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑41]=3.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑42]=3.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9]
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑41]=2.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑42]=2.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
Gematigd
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is niet toegestaan vanaf het opstarten. Het opstarten gebeurt onder de voorwaarden bepaald door de werkingsstand hierboven.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem
over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
▪ De omstandigheden van het opstarten verschillen van die van de
krachtige en snelle comfortinstelling.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑41]=1.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑42]=1.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
Eco
De door de gebruiksmethode (zie hiervoor) bepaalde originele streefwaarde van de koelmiddeltemperatuur blijft behouden zonder enige correctie, behalve voor beschermingsregeling.
Om dit te activeren in… Verander…
Koelen [2‑41]=0.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8].
Verwarmen [2‑42]=0.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9].
Snel
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is toegestaan vanaf het opstarten.
▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
34
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
7 Configuratie
A
B
E
100%
50%
T
e
C
D
3°C
6°C
35°C
F
A
B C
D
E
F
A
B
100%
70%
E
T
c
C
D
49°C
46°C
F
2°C
A
B C
D
EF

7.3.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen

7.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen

A Reële belastingscurve B Virtuele belastingscurve (initiële capaciteit automatische
stand)
C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
verdampingstemperatuur automatische stand)
D Vereiste waarde verdampingstemperatuur E Belastingsfactor F Buitenluchttemperatuur
TeVerdampingstemperatuur
Snel Krachtig Gematigd
Evolutie kamertemperatuur:
Evolutie kamertemperatuur:
A Virtuele belastingscurve (standaard piekcapaciteit
automatische stand)
B Belastingscurve C Virtuele streefwaarde (waarde initiële
condensatietemperatuur automatische stand)
D Ontwerptemperatuur E Belastingsfactor
F Buitenluchttemperatuur
TcCondensatietemperatuur
Snel Krachtig Gematigd
A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd E Snel F Krachtig
A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd E Snel
F Krachtig
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
35

8 Inbedrijfstelling

8 Inbedrijfstelling

8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld moet de installateur de correcte werking controleren. Hiervoor MOET het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de configuratie in gebruik te stellen.
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in: 1 De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren. 2 Proefdraaien. 3 Indien nodig, problemen oplossen na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien.
4 Gebruik van het systeem.

8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem NIET proefdraaien terwijl aan de binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen NIET alleen de buitenunit, maar ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op. Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.

8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik, zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading volgens de in het hoofdstuk "6.8 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina25 beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer de voedingsspanning op het lokale voedingspaneel. De spanning MOET overeenstemmen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500V of een isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de voedingsklemmen en de aarding. Gebruik de megger NOOIT voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het hoofdstuk "5.4.2 Vereisten voor beveiligingen" op
pagina15 vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde elektrische componenten in de elektrische componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer eventuele olielekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel" en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
36
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07

9 Aan de gebruiker overhandigen

Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant van het voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).

8.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling

Proefdraaien.

8.4.1 Over proefdraaien

De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het volledige systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en beoordeeld:
▪ Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met
binnenunits). ▪ Controle of de afsluiters openen. ▪ Bepaling van de leidinglengte. Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt
de storingscode aangegeven op de gebruikersinterface en is de normale werking niet mogelijk of kunt u een afzonderlijke binnenunit niet laten proefdraaien.
Problemen met binnenunits kunnen niet voor elke unit afzonderlijk worden gecontroleerd. Controleer de binnenunits één voor één met een normale regeling op de gebruikersinterface na het beëindigen van het proefdraaien. Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over afzonderlijk proefdraaien.
INFORMATIE
▪ Het kan 10 minuten duren om het koelmiddel in een
uniforme toestand te krijgen voordat de compressor wordt gestart.
▪ Bij het proefdraaien kan het stromen van het
koelmiddel of het geluid van een magneetklep goed hoorbaar zijn en kan de displayweergave veranderen. Dit zijn evenwel geen storingen.

8.4.2 Proefdraaien (7-segmentendisplay)

1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina28.
2 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
3 Controleer of het systeem in de standaardsituatie (stilstand)
staat (H1P is UIT); zie "7.2.4 Stand 1 of 2 activeren" op
pagina29. Druk minstens 5 seconden op BS4. De unit begint
het proefdraaien. Gevolg: Het proefdraaien wordt automatisch uitgevoerd, H2P
op de buitenunit knippert en de aanduiding "Proefdraaien" en "Onder gecentraliseerde besturing" wordt aangegeven op de gebruikersinterface van de binnenunits.
Stappen van de procedure van het automatisch proefdraaien van het systeem:
Stap Beschrijving
Controle vóór het opstarten (drukvereffening)
Opstartregeling koelen Koelen stabiel Communicatiecontrole
Stap Beschrijving
Controle afsluiter Controle leidinglengte Afpompen Unit stop
INFORMATIE
Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken. De unit stopt ±30 seconden later.
4 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
Beëindiging Beschrijving
Normaal beëindigd
Abnormaal beëindigd
Zie "8.4.3Correctie na abnormaal beëindigen
van het proefdraaien"op pagina37 voor
stappen om de storing op te lossen. Wanneer het proefdraaien is voltooid, kan de normale werking na 5 minuten worden begonnen.

8.4.3 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien

Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode wordt aangegeven. Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen. Laat het systeem opnieuw proefdraaien en controleer of de storing is opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing verschijnt de foutcode op de gebruikersinterface van de binnenunit.
INFORMATIE
Raadpleeg de montagehandleiding van de binnenunit voor gedetailleerde storingscodes in verband met binnenunits.
9 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de eerder in deze handleiding beschreven URL.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
37

10 Onderhoud en service

A1P
C–
C+
10 Onderhoud en service
OPMERKING
Dit onderhoud MOET worden uitgevoerd door een erkend installateur of een servicetechnicus.
Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren. De geldende wetgeving kan evenwel kortere onderhoudsintervallen vereisen.
OPMERKING De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde
broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de
unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2­equivalent.
Formula om de hoeveelheid in CO2-equivalent te berekenen: GWP-waarde koelmiddel × totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000

10.1 Overzicht: Onderhoud en service

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ Voorkomen van elektrische gevaren bij het onderhoud en
servicewerkzaamheden aan het systeem
▪ Koelmiddelaftapprocedure

10.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te beschermen.

10.2.1 Elektrische gevaren voorkomen

Bij service aan inverter-apparatuur:
1 Wacht na het uitschakelen van de voeding nog 10minuten om
het deksel van de kast met elektrische componenten te openen.
2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook
voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding met een tester en controleer of de spanning van de condensator in het hoofdcircuit minder dan 50V DC bedraagt.
aan. (Als een ventilator draait door de sterke wind, kan hierdoor een spanning in de condensator of in het hoofdcircuit worden opgeslagen en een elektrische schok veroorzaken.)
Verbindingsstekker X106A voor M1F
5 Steek de verbindingsstekker na de servicewerkzaamheden
opnieuw in. Anders wordt storingscode aangegeven en is de normale werking niet mogelijk.
Voor meer informatie, zie het bedradingsschema op de achterkant van het servicedeksel.
Kijk uit voor de ventilator. De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk. Schakel altijd de hoofdschakelaar uit en verwijder de zekeringen uit het besturingscircuit in de buitenunit.

10.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit

Controleer minstens eens per jaar de volgende punten: ▪ Warmtewisselaar
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt geraken door stof, vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere prestaties als gevolg.

10.4 Over de servicestand

Koelmiddel aftappen/vacumeren is mogelijk met behulp van instelling [2‑21]. Zie "7.2Lokale instellingen uitvoeren"op pagina28 voor meer informatie over het instellen van stand2.
Controleer bij het gebruik van de stand voor vacumeren/aftappen voor u begint heel grondig wat moet worden gevacumeerd/afgetapt. Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over vacumeren en aftappen.

10.4.1 Gebruik van de vacuümstand

1 Activeer instelling [2‑21] bij de stilstaande unit om naar de
vacumeerstand te gaan. Gevolg: Na bevestigen worden de expansiekleppen van de
binnenunits en de buitenunit volledig geopend. H1P begint te branden en op de gebruikersinterface van alle binnenunits
verschijnt TEST (proefdraaien) en (externe besturing), en de werking is geblokkeerd.
2 Vacumeer het systeem met een vacuümpomp. 3 Druk op BS1 om te stoppen met vacumeren.

10.4.2 Koelmiddel aftappen

Het koelmiddel moet worden afgetapt met een aftapsysteem voor koelmiddel. Voer dezelfde procedure als voor het vacumeren uit.
3 Om schade aan de printplaat te voorkomen, raak een naakt
metalen deel aan om u te ontladen van statische elektriciteit voordat u stekkers aansluit of verwijdert.
4 Trek de verbindingsstekkers voor de ventilatormotoren in de
buitenunit uit voordat u begint met servicewerkzaamheden aan de inverterapparatuur. Raak geen onderdelen onder stroom
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
OPMERKING
Verwijder bij het verwijderen van koelmiddel GEEN olie. Voorbeeld: Met behulp van een olieafscheider.
RXYSCQ4~6TMV1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P404224-1C – 2019.07

11 Opsporen en verhelpen van storingen

11 Opsporen en verhelpen van
storingen

11.1 Overzicht: Probleemoplossing

Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte bedrading.

11.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen

WAARSCHUWING
▪ Controleer STEEDS of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te controleren. Schakel de respectievelijk stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te resetten. Shunt NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN­en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

11.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen

Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen.
Druk op BS3 om de storingscode te resetten en opnieuw te proberen nadat u het probleem hebt opgelost.
INFORMATIE
In het geval van een storing verschijnt de foutcode op de gebruikersinterface van de binnenunit.
INFORMATIE
In het geval van een storing wordt de storingscode weergegeven op het 7-segmentendisplay van de buitenunit en op de gebruikersinterface van de binnenunit.

11.3.1 Storingcodes: Overzicht

Hoofdcode Oorzaak Oplossing
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten. ▪ Te veel koelmiddel
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten. ▪ Onvoldoende koelmiddel
Storing elektronische expansieklep (Y1E) - A1P (X21A) (Y3E) - A1P (X22A)
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten. ▪ Onvoldoende koelmiddel
Te veel koelmiddel Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
Storing sensor omgevingstemperatuur (R1T) - A1P (X11A) Controleer aansluiting op printplaat of actuator. Storing sensor perstemperatuur (R2T): open keten /
kortsluiting - A1P (X12A) Storing aanzuigtemperatuursensor
(R3T) - A1P (X12A) (R5T) - A1P (X12A)
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde. ▪ Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te verwijderen met een apparaat voor het aftappen van koelmiddel.
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde. ▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde. ▪ Controleer of het bijvullen van extra koelmiddel goed werd
beëindigd. Herbereken de vereiste hoeveelheid koelmiddel op basis van de leidinglengte en voeg de nodige hoeveelheid koelmiddel toe.
van de leidinglengte en het juiste vulniveau van het koelmiddel door een eventueel teveel aan koelmiddel te verwijderen met een apparaat voor het aftappen van koelmiddel.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
39

12 Als afval verwijderen

Hoofdcode Oorzaak Oplossing
Storing sensor vloeistoftemperatuur (warmtewisselaar) (R4T) - A1P (X12A)
Storing sensor vloeistoftemperatuur (na onderkoeling HE) storing (R7T) - A1P (X13A)
Storing sensor gastemperatuur (na onderkoeling HE) storing (R6T) - A1P (X13A)
Storing hogedruksensor (S1NPH): open keten / kortsluiting ­A1P (X17A)
Storing lagedruksensor (S1NPL): open keten / kortsluiting ­A1P (X18A)
Transmissie buitenunit - inverter: Probleem INV1 / FAN1­transmissie
INV1 asymmetrische voedingsspanning Controleer of voeding binnen bereik is. Onvoldoende voedingsspanning Controleer of de voedingsspanning in orde is. Storingscode: Systeem nog niet proefgedraaid
(systeemwerking niet mogelijk) De buitenunit krijgt geen stroom. Controleer of de voedingsbedrading voor de buitenunit juist
Defecte bedrading naar Q1/Q2 Controleer bedrading Q1/Q2. Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerde combinatie
types binnenunit (R410A, R407C, RA, enz.) Storing binnenunit
Verkeerd type binnenunit aangesloten. Controleer het type van de binnenunits die nu zijn
Onjuiste verbindingen tussen units. Voer verbindingen F1 en F2 van de aangesloten BP-unit
▪ De afsluiter van een buitenunit is dicht gelaten. ▪ De leiding en bedrading van de gespecificeerde
binnenunit zijn niet juist aangesloten op de buitenunit.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting op printplaat of actuator.
Controleer aansluiting.
Laat systeem proefdraaien.
is aangesloten.
Controleer of storing zich voordoet bij andere binnenunits en of combinatie van binnenunits is toegestaan.
aangesloten. Als dit niet juist is, vervang ze dan.
goed uit met de printkaart van de buitenunit (TO BP UNIT). Zorg ervoor dat de communicatie met de BP-unit geactiveerd is.
▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de vloeistofzijde. ▪ Controleer of de leiding en bedrading van de
gespecificeerde binnenunit juist zijn aangesloten op de buitenunit.
12 Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

13 Technische gegevens

Een subset van de meest recente technische gegevens is beschikbaar op de regionale website van Daikin (publiek toegankelijk). De volledige set meest recente technische gegevens is beschikbaar op de Daikin Business Portal (authenticatie vereist).

13.1 Overzicht: Technische gegevens

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
• Serviceruimte
• Leidingschema
• Bedradingsschema

13.2 Serviceruimte: Buitenunit

Wanneer u units naast elkaar installeert, moeten de leidingen langs voor of naar onder worden gevoerd. In dat geval kunnen de leidingen niet langs de zijkant worden gevoerd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
40
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
Eén unit ( ) | Eén rij units ( )
A~E
a b c d e e
B
e
D
a
b
c
d
e
e
B
e
D
A
B
C
D
E
B
H
U
H
D
H
B ≥100
A, B, C ≥250 ≥100 ≥100
B, E ≥100 ≥1000 ≤500
A, B, C, E ≥250 ≥150 ≥150 ≥1000 ≤500
D ≥500
D, E ≥500 ≥1000 ≤500
B, D ≥100 ≥500
B, D, E
1+2
1
HB<HDHB≤½H
U
≥250 ≥750 ≥1000 ≤500
½HU<HB≤H
U
≥250 ≥1000 ≥1000 ≤500
HB>H
U
HB>HDHD≤½H
U
≥100 ≥1000 ≥1000 ≤500
½HU<HD≤H
U
≥200 ≥1000 ≥1000 ≤500
HD>H
U
A, B, C ≥250 ≥300 ≥1000
A, B, C, E ≥250 ≥300 ≥1000 ≥1000 ≤500
D ≥1000
D, E ≥1000 ≥1000 ≤500
B, D HD>H
U
≥300 ≥1000
HD≤½H
U
≥250 ≥1500
½HU<HD≤H
U
≥300 ≥1500
B, D, E HB<HDHB≤½H
U
≥300 ≥1000 ≥1000 ≤500
½HU<HB≤H
U
≥300 ≥1250 ≥1000 ≤500
HB>H
U
HB>HDHD≤½H
U
≥250 ≥1000 ≥1000 ≤500
½HU<HD≤H
U
≥300 ≥1000 ≥1000 ≤500
HD>H
U
HBHDH
U
(mm)
H
U
a
b
≥250
≥250
c
d
e
e
B
e
D
A
B
C
D
E
H
B
H
D
13 Technische gegevens
A,B,C,D Hindernissen (muren/geleideplaten)
E Hindernis (dak)
a,b,c,d,e Minimum serviceruimte tussen de unit en hindernissen A, B, C, D en E
eBMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis B eDMaximum afstand tussen de unit en de rand van hindernis E, in de richting van hindernis D
HUHoogte van de unit
HB,HDHoogte van hindernis B en D
1 Dicht de onderkant van het installatieframe af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de onderkant van de unit terugstroomt naar de
aanzuigzijde.
2 Maximaal twee units kunnen worden geïnstalleerd.
Niet toegelaten
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
41
13 Technische gegevens
b (mm)
≥1000
≥200
≥2000
≥100
≥3000
≥1500
b
≥250
≥250
≥250
≥250
≥250
≥250
H
B
H
U
HB≤½H
U
b≥250
½HU<HB≤H
U
b≥300
HB>H
U
HBH
U
A1
A2
≥500
≥1000
A2
≥500
≥300
≥250
≥250
B1
A2
B2
≥100
≥300
≥250
≥250
B2
≥100
≥1000
B2
Meerdere rijen units ( )
Gestapelde units (max. 2 niveaus) ( )
A1=>A2 (A1) Bij gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units…
(A2) Installeer een dak tussen de bovenste en onderste units. Installeer de bovenste unit hoog genoeg boven de onderste unit om te voorkomen dat er zich een ijslaag gaat vormen op de onderplaat van de bovenste unit.
B1=>B2 (B1) Als er geen gevaar op lekkend afvoerwater en bevriezing tussen de bovenste en onderste units is…
(B) Een dak is niet nodig, maar dicht de ruimte tussen de bovenste en onderste units af om te voorkomen dat uitgeblazen lucht langs de onderkant van de unit terugstroomt naar de aanzuigzijde.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
42
RXYSCQ4~6TMV1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P404224-1C – 2019.07
13.3 Schema van de leidingen:
R1T
a
b
c
e
c
g
h
f
d
R4T
M1F
R2T
R5T
R7T
R3T
R6T
S1NPL
S1PH
S1NPH
M1C
INV
Y1E
Y3E
Y1S
i
j
k
l
c
m
n
Buitenunit
13 Technische gegevens
a Afsluiter (gas)
b Afsluiter (vloeistof)
c Filter (3×)
d Warmtewisselaar met onderkoeling
e Koelplaat printplaat
f Drukregelklep g Warmtewisselaar h Servicepoort (hoge druk)
i Geluiddemper
j Terugslagklep
k Accumulator compressor
l Capillaire buis
m Servicepoort (koelmiddelvulling)
n Accumulator
M1C Compressor M1F Ventilatormotor
R1T Thermistor (lucht) R2T Thermistor (uitblaas) R3T Thermistor (aanzuiging 1) R4T Thermistor (warmtewisselaar ontdooier) R5T Thermistor (aanzuiging 2) R6T Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar) R7T Thermistor (vloeistofleiding)
S1NPH Hogedruksensor
S1NPL Lagedruksensor
S1PH Hogedrukschakelaar
Y1E Elektronische expansieklep (hoofd) Y3E Elektronische expansieklep (onderkoeling
warmtewisselaar)
Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep)
Verwarmen Koelen
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
43
13 Technische gegevens

13.4 Bedradingsschema: Buitenunit

Het bedradingsschema is bij de unit geleverd, op de binnenkant van het servicedeksel.
Opmerkingen voor RXYSCQ4~6:
1 Dit bedradingsschema geldt alleen voor de buitenunit. 2 Symbolen (zie hieronder). 3 Zie de montagehandleiding voor het gebruik van de
schakelaars BS1~BS5 en DS1+DS2.
4 Sluit de beveiliging S1PH niet kort wanneer u de unit
gebruikt. 5 Kleuren (zie hieronder). 6 Zie de montagehandleiding voor de aansluitbedrading naar
binnenunit-buitenunit transmissie F1-F2. 7 Sluit transmissie BUITENUNIT-BUITENUNIT F1-F2 aan
wanneer het centrale besturingssysteem wordt gebruikt.
Symbolen:
L Stroomvoerend N Neutraal
Lokale bedrading Klemmenstrook Connector Vaste connector Beweegbare connector Beschermende aarding (schroef)
Stoorspanningsvrije aarding Aansluitklem
Kleuren:
BLK Zwart BLU Blauw BRN Bruin GRN Groen ORG Oranje RED Rood WHT Wit YLW Geel
K4R Magneetrelais (E1HC) K10R Magneetrelais L1R~L3R Reactievat M1C Motor (compressor) M1F Motor (ventilator) PS Schakelvoeding R1, R2 Weerstand R1T Thermistor (lucht) R2T Thermistor (pers) R3T Thermistor (aanzuiging 1) R4T Thermistor (warmtewisselaar ontdooier) R5T Thermistor (aanzuiging 2) R6T Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar) R7T Thermistor (vloeistofleiding) FINTH Thermistor (lamel) S1NPH Hogedruksensor S1NPL Lagedruksensor S1PH Hogedrukschakelaar V1R IGBT-voedingsmodule V2R Diodemodule V1T~V3T Bipolaire transistor met geïsoleerde poort (IGBT) V1D~V3D Diode X1M, X2M Klemmenstrook X37A Connector Y1E Elektronische expansieklep (hoofd) Y3E Elektronische expansieklep (onderkoeling
warmtewisselaar) Y1S Elektromagnetische klep (4-wegsklep) Z1C~Z7C Ruisfilter (ferrietkern) Z1F~Z5F Ruisfilter
Legende voor bedradingsschema RXYSCQ4~6:
A1P Printplaat (primair) A2P Printplaat BS1~BS5 Drukknopschakelaar C1 Condensator DS1 DIP-schakelaar E1HC Carterverwarming F1U Zekering F3U, F4U Zekering (T 6,3A / 250V) F6U Zekering (T 5,0A / 250V) H1P~H8P Lichtgevende diode (servicecontrole is oranje)
H2P: ▪ Voorbereiding, test: Knippert
▪ Storingsdetectie: Brandt HAP Lichtgevende diode (servicecontrole is groen) HBP Lichtgevende diode (servicecontrole is groen) K11M Magnetische contactgever K1R Magneetrelais (Y1S)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
44
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07

Voor de gebruiker

g
d d
c c
f
e
b
a
g
f
e

14 Over het systeem

14 Over het systeem
De binnenunit van het VRV IV-S-warmtepompsysteem kan worden gebruikt voor toepassingen met verwarmen/koelen. Het type binnenunit dat kan worden gebruikt hangt af van de reeks van de buitenunits.
OPMERKING
Gebruik het systeem NIET voor andere doeleinden. Gebruik de unit NIET voor het koelen van precisie­instrumenten, voedsel, planten, dieren of kunstwerken, om te voorkomen dat de kwaliteit ervan wordt aangetast.
OPMERKING
Voor latere wijzigingen of uitbreidingen van uw systeem: Een volledig overzicht van toegelaten combinaties (voor
latere systeemuitbreiding) vindt u in de technische data en moet worden geraadpleegd. Neem contact op met uw installateur voor meer informatie en professioneel advies.
INFORMATIE
▪ VRVDX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met RADX-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met AHU-binnenunits.
▪ RADX-binnenunits mogen niet worden gecombineerd
met luchtgordijnbinnenunits.
In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-S-warmtepompsysteem (niet­beperkende lijst, afhankelijk van de combinaties van het model buitenunit en het model binnenunit):
▪ VRV directe-expansiebinnenunits (lucht/luchttoepassingen). ▪ RA directe-expansiebinnenunits (lucht/luchttoepassingen). ▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-kit vereist. ▪ Luchtgordijn -Biddle- (lucht/luchttoepassingen). Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in paar op een VRV IV-S-
warmtepompbuitenunit wordt ondersteund. Aansluiting van een luchtbehandelingsunit in multi op een VRV IV-S-
warmtepompbuitenunit wordt ondersteund, zelfs in combinatie met VRV directe-expansiebinnenunit(s).
Zie de technische data voor meer specificaties.

14.1 Systeemlay-out

g Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)

15 Gebruikersinterface

VOORZICHTIG
▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan. ▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelen
in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor controle en afstelling van de interne delen.
Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de belangrijkste functies van het systeem.
Gedetailleerde informatie over de vereiste stappen voor bepaalde functies vindt u in de specifieke montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de binnenunit.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de geïnstalleerde gebruikersinterface.

16 Voor het gebruik

WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd geïnstalleerd door een installateur.
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor.
VOORZICHTIG
Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt; dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem NIET wanneer een rookvormig insecticide in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit kunnen ophopen, met gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van stroom te voorzien en de
a VRV IV-S-warmtepomp buitenunit
b Koelmiddelleiding
c VRV directe-expansiebinnenunit (DX)
d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
binnenunit)
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)
compressor te beschermen.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden (afhankelijk van het type binnenunit):
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
45

17 Bediening

▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht). ▪ Alleen ventileren (lucht/lucht). Afhankelijk van het type binnenunit zijn er specifieke functies; zie de
specifieke montagehandleiding/gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
17 Bediening

17.1 Werkingsgebied

Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te verzekeren.
Koelen Verwarmen
Buitentemperatuur –5~46°Cdroge bol –20~21°Cdroge
bol
–20~15,5°C natte
bol
Binnentemperatuu r
Binnenvochtigheid ≤80%
(a) Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
Het bovenstaande werkingsbereik geldt alleen wanneer directe­expansiebinnenunits op het VRV IV-S-systeem zijn aangesloten.
Voor AHU-units gelden speciale waarden voor het werkingsbereik. Zie hiervoor de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke unit. Zie de technische data voor de recentste informatie.

17.2 Gebruik van het systeem

17.2.1 Over het gebruik van het systeem

▪ De bedieningsprocedure hangt af van de combinatie van
buitenunit en gebruikersinterface.
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt ingeschakeld.

17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking

▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de
gebruikersinterface "omschakeling onder gecentraliseerde besturing" staat (zie de montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface).
▪ Wanneer "omschakeling onder gecentraliseerde besturing"
op het display knippert, zie "17.5.1 Over master-
gebruikersinterface instellen"op pagina47.
▪ De ventilator kan mogelijk nog ongeveer 1 minuut blijven draaien
nadat het verwarmen is beëindigd.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is echter geen storing.

17.2.3 Over verwarmen

Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
21~32°Cdroge bol
14~25°C natte bol
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
15~27°Cdroge
bol
(a)
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde warmtewisselaar van de buitenunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energie kan worden overgebracht naar de warmtewisselaar van de buitenunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moet ontdooien om het ijs van de spiraal van de buitenunit te kunnen verwijderen. Tijdens het ontdooien neemt de verwarmingscapaciteit aan de binnenunitzijde tijdelijk af tot het ontdooien beëindigd is. Na het ontdooien krijgt de unit weer haar volledige verwarmingscapaciteit.
De ventilator van de binnenunit wordt stilgelegd, de koelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouw wordt gebruikt om de warmtewisselaar van de buitenunit te ontdooien.
De ontdooistand wordt aangegeven met op het display van de binnenunit.
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit een binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilator automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt aangegeven. Het kan even duren voordat de ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
INFORMATIE
▪ De verwarmingscapaciteit neemt af wanneer de
buitentemperatuur daalt. Gebruik in dat geval een ander verwarmingstoestel in combinatie met de unit. (Wanneer u een toestel met een open vlam gebruikt, moet u de kamer constant verluchten). Plaats geen apparatuur met een open vlam op plaatsen die blootgesteld zijn aan de luchtstroom van de unit of onder de unit.
▪ Het duurt even voordat de kamer is opgewarmd nadat
u de unit hebt gestart, aangezien de unit de volledige kamer verwarmt met een warmeluchtcirculatiesysteem.
▪ Als de warme lucht naar het plafond stijgt, en de lucht
boven de vloer koud blijft, raden wij aan de circulator te gebruiken (= binnenventilator voor het circuleren van lucht). Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.

17.2.4 Gebruik van het systeem

1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen Verwarmen Alleen ventileren
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken.

17.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma

17.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma

▪ Dit programma dient om de vochtigheid in uw kamer te
verminderen met een zo klein mogelijke temperatuurdaling (minimale kamerkoeling).
▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de
ventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met de gebruikersinterface).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
46
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
17 Bediening
g
d d
c c
f
e
b
a
g
f
e
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).

17.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma

Starten
1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen).
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
3 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage). Zie "17.4 Luchtstroomrichting instellen" op
pagina47 voor meer informatie.
Stoppen
4 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Gevolg: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.

17.4 Luchtstroomrichting instellen

Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
WAARSCHUWING
Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd geraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie. (alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
stand . Anders kan er zich vocht of stof gaan afzetten op het plafond of op de klep.

17.5 Master-gebruikersinterface instellen

17.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen

17.4.1 Over de luchtstroomklep

Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
Hoekunits
Units voor plafondmontage
Units voor wandmontage
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het display.
Koelen Verwarmen
▪ Wanneer de
kamertemperatuur lager is dan de ingestelde temperatuur.
▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting. ▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij het
koelen met een aan het plafond opgehangen of aan de wand bevestigde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichting sturen, en verandert ook de aanduiding op de gebruikersinterface.
De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de volgende manieren:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld. ▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische en gewenste stand .
▪ Bij het starten. ▪ Als de kamertemperatuur
hoger is dan de ingestelde temperatuur.
▪ Bij het ontdooien.
Wanneer het systeem is geïnstalleerd zoals in de afbeelding hiervoor, dan moet één van de gebruikersinterfaces worden ingesteld als hoofdgebruikersinterface.
Op de displays van de slave-gebruikersinterfaces staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) en de slave­gebruikersinterfaces volgen automatisch de bedrijfsstand bepaald door de master-gebruikersinterface.
Verwarmen of koelen selecteren kan alleen met de master­gebruikersinterface.
17.5.2 Gebruikersinterface als master instellen
Wanneer alleen VRVDX-binnenunits op het VRV IV-S-systeem zijn aangesloten:
1 Druk 4 seconden op de keuzeknop voor de werkingsstand van
2 Druk op de keuzeknop voor de werkingsstand van de controller
a VRV IV-S-warmtepomp buitenunit b Koelmiddelleiding c VRV directe-expansiebinnenunit (DX) d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
e BP-box (vereist voor aansluiting van Residential Air (RA) of
Sky Air (SA) directe-expansiebinnenunits (DX))
f Residential Air (RA) directe-expansiebinnenunits (DX)
g Gebruikersinterface (draadloos, specifiek afhankelijk van
het type binnenunit)
(VRV DX)
de actuele master-gebruikersinterface. Als deze procedure nog niet was uitgevoerd, dan kunt u ze uitvoeren op de als eerste gebruikte gebruikersinterface.
Gevolg: Het display met (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) van alle op dezelfde buitenunit aangesloten slave-gebruikersinterfaces knippert.
die u als master-gebruikersinterface wilt instellen. Gevolg: De instelling is voltooid. Deze gebruikersinterface is
ingesteld als master-gebruikersinterface en (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) verdwijnt van het display. Op de displays van de andere gebruikersinterfaces
staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing).
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
47

18 Energie besparen en optimale werking

17.5.3 Gebruikersinterface als master instellen (RA DX)

Wanneer alleen RA DX-binnenunits op het VRV IV-S-systeem zijn aangesloten:
1 Leg alle binnenunits stil. 2 Wanneer het systeem niet draait (alle binnenunits thermo UIT),
kunt u de master RA DX-binnenunit bepalen met de infraroodgebruikersinterface (thermo AAN in de gewenste stand instellen).
De master-unit kan alleen worden veranderd door de voorgaande procedure te herhalen. Omschakelen tussen koelen en verwarmen (of vice versa) kan alleen door de werkingsstand van de ingestelde master-binnenunit te veranderen.

17.5.4 Over besturingssystemen

Behalve individuele besturing (één gebruikersinterface bestuurt één binnenunit), biedt dit systeem nog twee andere besturingssystemen. Controleer het volgende als uw unit met één van die besturingssystemen is uitgerust:
Type Beschrijving
Groepsbesturing 1 gebruikersinterface bestuurt tot 16
binnenunits. Alle binnenunits krijgen dezelfde instelling.
Besturing met 2 gebruikersinterfaces
OPMERKING
Neem contact op met uw dealer als u de combinatie of de instelling van groepsbesturing en besturing met 2 gebruikersinterfaces wilt wijzigen.
2 gebruikersinterfaces besturen 1 binnenunit (bij groepsbesturing is dit 1 groep van binnenunits). De unit wordt individueel bestuurd.
18 Energie besparen en optimale
werking
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een optimale werking van het systeem te zorgen.
▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de
aanwezige personen wordt geblazen.
▪ Pas de kamertemperatuur aan voor een aangename omgeving.
Voorkom te sterk verwarmen of koelen.
▪ Houd bij het koelen rechtstreeks zonlicht uit de kamer met behulp
van gordijnen of jaloezieën.
▪ Verlucht dikwijls. Zorg bij langdurig gebruik vooral voor
verluchting.
▪ Houd deuren en ramen dicht. Als de deuren of ramen open
blijven, zal er lucht uit de kamer stromen, met een kleiner koel- of verwarmeffect tot gevolg.
▪ Koel of verwarm NIET te sterk. Om zuinig om te gaan met energie
houdt u de temperatuurinstelling op een gematigd niveau.
▪ Plaats NOOIT voorwerpen in de buurt van de luchtinlaat of -uitlaat
van de unit. Anders kan het verwarmings-/koeleffect afnemen of het systeem uitgeschakeld worden.
▪ Zet de hoofdvoedingsschakelaar van de unit uit als de unit
gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt. Er wordt immers stroom verbruikt zolang de schakelaar niet uitgeschakeld is. Zet de hoofdvoedingsschakelaar 6 uur voor gebruik aan alvorens de unit opnieuw op te starten, dit om een vlotte werking te garanderen. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Als op het display staat (tijd om het luchtfilter te reinigen), laat
u de filters door een erkend servicetechnicus schoonmaken. (Zie "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Houd de binnenunit en de gebruikersinterface op minstens 1 m
van televisie-, radio-, stereotoestellen of dergelijke. Anders zijn statische storingen of vervormde beelden mogelijk.
▪ Plaats GEEN voorwerpen onder de binnenunit; anders kunnen ze
schade oplopen door water.
▪ Bij een vochtigheid van meer dan 80% of wanneer de afvoeruitlaat
verstopt is, kan condensvorming optreden.
Dit warmtepompsysteem is voorzien van een geavanceerde energiespaarfunctie. U kunt voorrang geven aan een laag energieverbruik of aan het comfortniveau. Verschillende parameters kunnen worden ingesteld, met als resultaat de optimale balans tussen energieverbruik en comfort voor een specifieke toepassing.
Zie hierna voor een rudimentaire beschrijving van de mogelijke patronen. Neem contact met uw installateur voor advies of om de parameters aan uw noden aan te passen.
De montagehandleiding bevat meer gedetailleerde informatie voor de installateur. Hij kan u helpen om een optimale balans tussen energieverbruik en comfort te bereiken.

18.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden

Basis
De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van vorige VRV-systemen.
Automatisch
De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur).
Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Hi-sensible/economic (koelen/verwarmen)
De koelmiddeltemperatuur wordt hoger/lager (koelen/verwarmen) ingesteld dan bij basisgebruik. De nadruk voor de Hi-sensible stand ligt op het comfortgevoel van de klant.
De selectiemethode van de binnenunits is belangrijk omdat de beschikbare capaciteit niet dezelfde is als bij basisgebruik.
Gelieve contact op te nemen met uw installateur voor meer informatie over Hi-sensible toepassingen.

18.2 Mogelijke comfortinstellingen

Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om zo de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
▪ Krachtig ▪ Snel ▪ Gematigd ▪ Eco
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
48
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07

19 Onderhoud en service

19 Onderhoud en service
OPMERKING
Voer nooit zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor.
WAARSCHUWING
Vervang nooit een zekering door een zekering met een andere waarde of andere draden als een zekering is doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad kan een uitval van de unit of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken.
VOORZICHTIG: Kijk uit voor de ventilator!
De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk.
Schakel de hoofdschakelaar altijd uit alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
VOORZICHTIG
Controleer na langdurig gebruik of de staander en bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de unit te vallen en letsel te veroorzaken.
OPMERKING
Veeg het bedieningspaneel van de controller NIET af met benzine, thinner, reinigingsdoeken met chemische producten, enz. Het paneel kan verkleuren of de coating kan afschilferen. Dompel bij een sterk vervuild bedieningspaneel een doek in met water verdund neutraal detergent, wring de doek goed uit en veeg er dan het paneel mee schoon. Veeg het daarna af met een andere droge doek.
▪ Schakel de voeding uit. Het display van de gebruikersinterface
gaat uit.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits. Neem
contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de luchtfilters en buitenkant van de binnenunit schoon te maken. Tips voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde positie.

19.3 Over het koelmiddel

Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R410A Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 2087,5
OPMERKING De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde
broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de
unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2­equivalent.
Formule om de hoeveelheid in ton CO2-equivalent te berekenen: GWP-waarde koelmiddel × totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000 Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in het systeem is veilig en lekt normaal niet. Als het koelmiddel in de ruimte lekt, kan een schadelijk gas vrijkomen bij contact met vuur van een brander, een verwarming of een fornuis.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit, verlucht de ruimte en neem contact op met de dealer waar u de unit hebt gekocht.
Gebruik het systeem niet totdat iemand van de servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellek gerepareerd is.

19.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen. ▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen
van de binnen- en buitenunits zou kunnen blokkeren.
▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits. Neem
contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de luchtfilters en buitenkant van de binnenunit schoon te maken. Tips voor het onderhoud en procedures voor het schoonmaken vindt u in de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de specifieke binnenunits. Installeer de gereinigde luchtfilters terug in dezelfde positie.
▪ Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik van de unit in,
dit om een vlotte werking te verzekeren. Zodra de voeding wordt ingeschakeld, verschijnt het displays van de gebruikersinterface.

19.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand

Bijvoorbeeld aan het eind van het seizoen. ▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de stand
alleen ventileren om de binnenkant van de units te drogen. Zie
"17.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking"op pagina46 voor meer informatie over de
stand alleen ventileren.

19.4 Dienst-na-verkoop en garantie

19.4.1 Garantieperiode

▪ Bij dit product wordt een garantiekaart geleverd die de dealer bij
de installatie heeft ingevuld. De klant moet de ingevulde kaart controleren en zorgvuldig bewaren.
▪ Als het product binnen de garantieperiode moet worden
gerepareerd, neemt u contact op met uw dealer en houd u de garantiekaart klaar.

19.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie

Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud van uw units te zorgen, raden wij aan de normale onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Vermeld altijd de volgende informatie wanneer u uw dealer om een interventie vraagt:
▪ De volledige modelnaam van de unit.
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
49

20 Opsporen en verhelpen van storingen

▪ Het fabricagenummer (vermeld op het naamplaatje van de unit). ▪ De installatiedatum. ▪ De symptomen of de storing, en details van het defect.
WAARSCHUWING
▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer
de unit niet zelf aangezien een verkeerde demontage of installatie een elektrische schok of brand kan veroorzaken. Neem contact op met uw dealer.
▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van
een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal veilig, niet-giftig en niet-brandbaar, maar er zal wel een giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per ongeluk lekt in een kamer met lucht van een ventilatorkachel, gasfornuis, enz. Laat de reparatie van een lek altijd controleren door erkend servicepersoneel voordat u de unit weer in gebruik neemt.

19.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli

De vermelde onderhouds- en vervangingscycli staan los van de garantieperiode van de onderdelen.
Onderdeel Inspectiecy
clus
Elektromotor 1 jaar 20.000 uur Printplaat 25.000 uur Warmtewisselaar 5 jaar Sensor (thermistor, enz.) 5 jaar Gebruikersinterface en
schakelaars Lekbak 8 jaar Expansieklep 20.000 uur Magneetklep 20.000 uur
Voor de tabel wordt uitgegaan van de volgende gebruiksomstandigheden:
▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit.
Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meer dan 6 keer/uur te starten en te stoppen.
▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/
jaar.
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodes
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Afhankelijk van de inhoud van het onderhouds- en inspectiecontract, kunnen de inspectie- en onderhoudscycli in werkelijkheid korter zijn dan vermeld.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
25.000 uur

19.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli

De volgende omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een kortere "onderhoudscyclus" of "vervangingscyclus":
De unit wordt gebruikt op een plaats waar:
▪ Hitte en vochtigheid buiten de normale waarden schommelen. ▪ Grote stroomschommelingen (spanning, frequentie,
golfvervorming, enz.) (de unit kan niet worden gebruikt als de
stroomschommelingen buiten het toelaatbare bereik vallen). ▪ Er vaak schokken en trillingen zijn. ▪ De lucht stof, zout, schadelijke gassen of olienevel zoals
zwavelzuur en waterstofsulfide bevat. ▪ Het toestel frequent wordt gestart en gestopt of lange tijd blijft
draaien (sites met airconditioning rond de klok).
Aanbevolen vervangingscyclus voor slijtageonderdelen
Onderdeel Inspectiec
yclus
Luchtfilter 1 jaar 5 jaar Filter met hoog rendement 1 jaar Zekering 10 jaar Carterverwarming 8 jaar Onderdelen onder druk Neem ingeval van
OPMERKING
▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen.
Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie.
▪ De tabel geeft de aanbevolen vervangingsintervallen
aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren. De aanbevolen intervallen kunnen worden gebruikt voor het gepaste onderhoudsontwerp voor wat betreft de budgettering van kosten voor onderhoud en inspectie. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
INFORMATIE
Het is mogelijk dat schade veroorzaakt door het demonteren of schoonmaken van de binnenkant van units door iemand anders dan onze erkende dealers niet onder de garantie valt.
Onderhoudscyclus
(vervangingen en/of
reparaties)
corrosie contact op met
uw plaatselijke verdeler.
20 Opsporen en verhelpen van
storingen
Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer.
WAARSCHUWING
Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of brand. Neem contact op met uw dealer.
ALLEEN een erkend servicetechnicus mag het systeem repareren.
Storing Maatregel
Als een beveiliging zoals een zekering, onderbreker of aardlekschakelaar vaak in werking treedt, of als de AAN/UIT­schakelaar NIET goed werkt.
Als water uit de unit lekt. Stop de werking. De bedrijfsschakelaar werkt NIET goed. Schakel de voeding UIT.
Schakel de hoofdvoeding UIT.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
50
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
20 Opsporen en verhelpen van storingen
Storing Maatregel
Als het unitnummer op het display van de gebruikersinterface staat, het bedrijfslampje knippert en de storingscode wordt aangegeven.
Als het systeem NIET goed werkt, behalve voor de hiervoor vermelde gevallen, en geen van de vermelde storingen van toepassing is, dient u de volgende procedure te volgen om na te gaan wat er misloopt.
Storing Maatregel
Indien het systeem helemaal niet werkt.
Het systeem werkt wel voor alleen ventileren, maar stopt meteen bij het verwarmen of koelen.
Het systeem werkt, maar koelt of verwarmt onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle bovenstaande punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef hem de symptomen door, de volledige modelnaam van de unit (met indien mogelijk ook het fabricagenummer) en de installatiedatum (mogelijk vermeld op de garantiekaart).
▪ Controleer of er geen
stroomonderbreking is. Wacht tot de stroom is hersteld. Als de stroom tijdens de werking uitvalt, zal het systeem automatisch herstarten direct nadat de voedingsspanning is hersteld.
▪ Controleer of er geen zekering is
doorgebrand of een onderbreker in werking is gesteld. Vervang indien nodig de zekering of stel de onderbreker terug.
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of (tijd om luchtfilter te
reinigen) op het display van de gebruikersinterface staat. (Zie
"19Onderhoud en service"op pagina49
en "Onderhoud" in de handleiding van de binnenunit.)
▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. Verwijder eventuele obstakels en zorg voor voldoende ventilatie.
▪ Controleer of het luchtfilter niet verstopt
is (zie "Onderhoud" in de handleiding van
de binnenunit). ▪ Controleer de temperatuurinstelling. ▪ Controleer de instelling van de
ventilatorsnelheid op uw
gebruikersinterface. ▪ Controleer of er geen deuren of ramen
openstaan. Sluit alle deuren en ramen
om te voorkomen dat er wind
binnenkomt. ▪ Controleer of er niet te veel mensen
aanwezig zijn in de kamer tijdens het
koelen. Controleer of de warmtebron in
de kamer niet te groot is. ▪ Controleer of er geen rechtstreeks
zonlicht in de kamer schijnt. Gebruik
gordijnen of jaloezieën. ▪ Controleer of de luchtstroomhoek goed
is.
Verwittig uw installateur en geef hem de storingscode door.

20.1 Storingscodes: Overzicht

Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op het scherm van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
Hierna vindt u een lijst met storingscodes als referentie. Afhankelijk van de ernst van de storingscode, kunt u op de AAN/UIT-knop drukken om de code te resetten. Vraag anders advies aan uw installateur.
Hoofdcode Inhoud
Externe beveiliging geactiveerd EEPROM-storing (binnenunit) Storing afvoersysteem (binnenunit) Storing ventilatormotor (binnenunit) Storing motor draaiklep (binnenunit) Storing expansieklep (binnenunit) Storing afvoer (binnenunit) Storing stofkamer filter (binnenunit) Storing capaciteitsinstelling (binnenunit) Storing transmissie tussen hoofdprintplaat en
subprintplaat (binnenunit) Storing thermistor warmtewisselaar (binnenunit;
vloeistof) Storing thermistor warmtewisselaar (binnenunit; gas) Storing thermistor aanzuiglucht (binnenunit) Storing thermistor perslucht (binnenunit) Storing bewegingsdetector of vloertemperatuursensor
(binnenunit) Storing thermistor gebruikersinterface (binnenunit) Storing printplaat (buitenunit) Hogedrukschakelaar geactiveerd Storing lage druk (buitenunit) Compressorblokkering gedetecteerd (buitenunit) Storing ventilatormotor (buitenunit) Storing elektronische expansieklep (buitenunit) Storing perstemperatuur (buitenunit) Abnormale aanzuigtemperatuur (buitenunit) Detectie te veel koelmiddel Storing hogedrukschakelaar Storing lagedrukschakelaar Probleem ventilatormotor (buitenunit) Storing omgevingstemperatuursensor (buitenunit) Storing druksensor Storing stroomsensor Storing perstemperatuursensor (buitenunit) Storing gastemperatuursensor warmtewisselaar
(buitenunit) Storing aanzuigtemperatuursensor (buitenunit) Storing temperatuursensor ontijzen (buitenunit) Storing vloeistoftemperatuursensor (na onderkoeling
HE) (buitenunit) Storing gastemperatuursensor (na onderkoeling HE)
(buitenunit) Storing hogedruksensor (S1NPH) Storing lagedruksensor (S1NPL) INV-printplaat abnormaal Lameltemperatuur abnormaal
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
51
20 Opsporen en verhelpen van storingen
Hoofdcode Inhoud
Inverter-printplaat defect Overstroom compressor gedetecteerd Compressorblokkering (opstarten) Transmissie buitenunit - inverter: Probleem INV-
transmissie INV asymmetrische voedingsspanning Storing lamelthermistor Storing capaciteitsinstelling (buitenunit) Abnormale daling lage druk, defecte expansieklep INV voedingsspanning te laag Systeem nog niet proefgedraaid Defecte bedrading tussen binnen- en buitenunit Abnormale communicatie tussen gebruikersinterface
en binnenunit Defecte bedrading naar buitenunit/buitenunit Abnormale communicatie tussen hoofd- en
subgebruikersinterface Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerd type
binnenunit aangesloten. Storing binnenunit. Storing aansluiting binnenunits of verkeerde
combinatie types Dubbel gecentraliseerd adres Storing in communicatie gecentraliseerde besturing -
binnenunit Storing automatische adressering (inconsistentie) Storing automatische adressering (inconsistentie)

20.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn

De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:

20.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet

▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de compressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5 minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ook toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterface
staat, knippert het display enkele seconden wanneer u op de werkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat de gebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.

20.2.2 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en verwarmen werken niet

Onmiddellijk na het inschakelen. De microcomputer is nog aan het opstarten en voert een communicatiecontrole uit met alle binnenunits. Wacht 12 minuten (maximum) tot de microcomputer klaar is.
voorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de personen in de kamer wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de knop drukt, zelfs niet wanneer een andere binnenunit verwarmt.

20.2.4 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet overeen met de instelling

De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.

20.2.5 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit)

▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de
binnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal de temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is het nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken. Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van de unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage
kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt terug in de binnenunit en produceert stoom.

20.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit, buitenunit)

Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op verwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en wordt uitgeblazen.

20.2.7 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt, en start weer na enkele minuten

De gebruikersinterface wordt gestoord door interferentie van andere elektrische toestellen. Dit maakt communicatie tussen de units onmogelijk, en ze worden stilgelegd. De werking wordt automatisch hervat zodra de interferentie ophoudt.

20.2.8 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit)

▪ Een zoevend geluid is hoorbaar onmiddellijk na het inschakelen
van de voeding. De elektronische expansieklep in een binnenunit begint te werken en produceert het geluid. Dit zal na ongeveer één minuut echter afnemen.
▪ Er is een constant "shah" geluid hoorbaar wanneer het systeem
koelt of stilstaat. Dit geluid wordt geproduceerd wanneer de afvoerpomp (optioneel accessoire) werkt.
▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het
systeem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd door het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door het temperatuurverschil.
▪ Er is een laag "sah", "choro-choro" geluid hoorbaar wanneer de
binnenunit stilstaat. Dit geluid is hoorbaar wanneer een andere binnenunit werkt. Om te voorkomen dat er olie en koelmiddel in het systeem blijft, wordt een kleine hoeveelheid koelmiddel in de kring rondgestuurd.

20.2.3 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen met de instelling

De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor de ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het verwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stil en gaat de ventilator van de binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
52

20.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, buitenunit)

▪ Een constant laag sissend geluid is hoorbaar wanneer het
systeem koelt of ontdooit. Dit is het geluid van het koelgas dat door zowel binnen- als buitenunits stroomt.
RXYSCQ4~6TMV1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P404224-1C – 2019.07

21 Verplaatsen

▪ Een sissend geluid is hoorbaar bij het starten of meteen na het
stoppen van de werking of het ontdooien. Dit wordt veroorzaakt door het stoppen of wijzigen van de koelmiddelstroom.

20.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (buitenunit)

De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt veroorzaakt door de frequentiewijziging.

20.2.11 Symptoom: Er komt stof uit de unit

Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt gebruikt. Dit komt door stof in de unit.

20.2.12 Symptoom: De units geven een geur af

De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten, enz., en die dan weer afgeven.

20.2.13 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait niet

Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het oog op een optimale werking van het product.

20.2.14 Symptoom: Op het scherm staat "88"

Dit is het geval meteen nadat de hoofdvoeding is ingeschakeld en betekent dat de gebruikersinterface in de normale toestand staat. Dit duurt 1minuut.

20.2.15 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt niet na een korte verwarmingscyclus

Dit voorkomt dat er koelmiddel in de compressor blijft. De unit zal na 5 tot 10 minuten stoppen.

20.2.16 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is warm, zelfs wanneer de unit is gestopt

De carterverwarming verwarmt de compressor zodat deze vlot kan starten.

20.2.17 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de binnenunit gestopt is

Meer dan één binnenunit draait op hetzelfde systeem. Wanneer een andere unit werkt, blijft er nog wat koelmiddel door de unit stromen.
21 Verplaatsen
Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis.

22 Als afval verwijderen

Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met uw dealer wanneer u deze unit verwijdert.
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

23 Technische gegevens

23.1 Informatievereisten voor ecologisch ontwerp

Volg de onderstaande stappen om de gegevens van het Energy Label – Lot 21 van de unit en combinaties van buitenunit/binnenunit te raadplegen.
1 Ga naar de volgende webpagina: https://energylabel.daikin.eu/ 2 Om verder te gaan, kies:
▪ "Continue to Europe" voor de internationale website. ▪ "Other country" voor een site voor een specifiek land.
Gevolg: U gaat naar de webpagina "Seasonal efficiency".
3 Klik bij "Eco Design – Ener LOT21" op "Generate your data".
Gevolg: U gaat naar de webpagina "Seasonal efficiency
(LOT21)".
4 Volg de instructies op de webpagina om de juiste unit te
selecteren.
Gevolg: Na de selectie kunt u de LOT 21 datasheet worden geraadpleegd als PDF of als HTML-webpagina.
INFORMATIE
Andere documenten (bijv. handleidingen, ...) kunnen ook op deze webpagina worden geraadpleegd.

24 Verklarende woordenlijst

Dealer
Verdeler die het product verkoopt.
Erkende installateur
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Gebruiker
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
RXYSCQ4~6TMV1B VRV IV-S-systeem airconditioner 4P404224-1C – 2019.07
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
53
24 Verklarende woordenlijst
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit product (indien van toepassing) dient gemonteerd, geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
NIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
54
VRV IV-S-systeem airconditioner
RXYSCQ4~6TMV1B
4P404224-1C – 2019.07
4P404224-1C 2019.07
Copyright 2015 Daikin
Loading...