Daikin ERLQ004-006-008CA, EHVH04S18CBV, EHVH08S18 26CBV Installer reference guide [nl]

Uitgebreide handleiding

voor de installateur

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

+

ERLQ004-006-008CA

Uitgebreide handleiding voor de installateur

 

 

EHVH04S18CBV

Nederlands

EHVH08S18+26CBV

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

 

Inhoudsopgave

 

 

Inhoudsopgave

 

6

Voorbereiding

24

 

 

 

 

6.1

Overzicht: Voorbereiding............................................................

24

 

 

 

 

 

 

 

 

6.2

De installatieplaats voorbereiden ...............................................

24

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.2.1

Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit

 

 

 

1

Algemene veiligheidsmaatregelen

4

 

 

 

geïnstalleerd wordt.......................................................

24

 

 

 

 

6.2.2

Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van

 

 

 

 

1.1

Over de documentatie

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

de buitenunit in koude klimaten

25

 

 

 

 

1.1.1

Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.2.3

Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit

 

 

 

 

1.2

Voor de installateur

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

geïnstalleerd wordt

25

 

 

 

 

1.2.1

Algemeenheden

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.2.4

Vereisten voor de plaats waar de back-

 

 

 

 

 

1.2.2

Plaats van installatie

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

upverwarming geïnstalleerd wordt ...............................

26

 

 

 

 

1.2.3

Koelmiddel ..................................................................

5

 

6.3

De koelmiddelleidingen voorbereiden ........................................

26

 

 

 

 

1.2.4

Pekel ...........................................................................

6

 

 

6.3.1

Vereisten voor de koelmiddelleidingen ........................

26

 

 

 

 

1.2.5

Water ..........................................................................

6

 

 

6.3.2

De koelleidingen isoleren.............................................

26

 

 

 

 

1.2.6

Elektrisch ....................................................................

6

 

6.4

De waterleidingen voorbereiden.................................................

27

 

 

2

Over de documentatie

7

 

 

6.4.1

Vereisten voor de watercircuits....................................

27

 

 

 

 

6.4.2

Formule om de voordruk van het expansievat te

 

 

 

 

2.1

Over dit document

7

 

 

 

 

 

 

 

 

 

berekenen

28

 

 

 

2.2

Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

7

 

 

 

 

 

 

 

 

6.4.3

Het watervolume en waterdebiet controleren

28

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Over de doos

8

 

 

6.4.4

De voordruk van het expansievat wijzigen...................

29

 

 

 

 

6.4.5

Het watervolume controleren: voorbeelden

29

 

 

 

3.1

Overzicht: Over de doos

8

 

 

 

 

 

 

6.5

De elektrische bedrading voorbereiden

29

 

 

 

3.2

Buitenunit

8

 

 

 

 

 

 

6.5.1

Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

29

 

 

 

 

3.2.1

De buitenunit uitpakken

8

 

 

 

 

 

 

 

 

6.5.2

Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief . 30

 

 

 

 

3.2.2

Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen

8

 

 

 

 

 

 

 

 

6.5.3

Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve

 

 

 

 

3.3

Binnenunit

9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

de uitwendige stelmotoren

30

 

 

 

 

3.3.1

De binnenunit uitpakken

9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.5.4

Overzicht van de elektrische verbindingen voor de

 

 

 

 

 

3.3.2

De toebehoren uit de binnenunit verwijderen

9

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

uitwendige en inwendige stelmotoren

30

 

 

 

3.4

Back-upverwarming

9

 

 

 

 

 

 

7

Installatie

 

31

 

 

 

 

3.4.1

De back-upverwarming uitpakken...............................

9

 

 

 

 

 

3.4.2

De accessoires uit de back-upverwarming nemen .....

10

 

7.1

Overzicht: Installatie ...................................................................

31

 

 

4 Over de units en opties

10

 

7.2

De units openen .........................................................................

32

 

 

 

 

7.2.1

Over het openen van de units

32

 

 

 

4.1

Overzicht: Over de units en opties

10

 

 

 

 

 

 

 

7.2.2

De buitenunit openen

32

 

 

 

4.2

Identificatie

10

 

 

 

 

 

 

 

7.2.3

De binnenunit openen

32

 

 

 

 

4.2.1

Identificatielabel: Buitenunit

10

 

 

 

 

 

 

 

 

7.2.4

Het deksel van de schakelkast van de binnenunit

 

 

 

 

 

4.2.2

Identificatielabel: Binnenunit

10

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

openen .........................................................................

32

 

 

 

 

4.2.3

Identificatielabel: Back-upverwarming ........................

11

 

 

7.2.5

De back-upverwarming openen ...................................

32

 

 

 

4.3

Units en opties combineren.......................................................

11

 

 

7.2.6

Het deksel van de schakelkast van de back-

 

 

 

 

 

4.3.1

Mogelijke opties voor de buitenunit.............................

11

 

 

 

upverwarming openen .................................................

33

 

 

 

 

4.3.2

Mogelijke opties voor de binnenunit............................

11

 

7.3

De buitenunit monteren ..............................................................

33

 

 

 

 

4.3.3

Mogelijke combinaties van binnenunit en buitenunit...

12

 

 

7.3.1

Over de montage van de buitenunit.............................

33

 

 

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke

 

 

 

7.3.2

Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de

 

 

 

12

 

 

 

buitenunit .....................................................................

33

 

 

 

toepassingen

 

 

7.3.3

De installatiestructuur voorzien....................................

33

 

 

 

5.1

Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke

 

 

 

7.3.4

De buitenunit installeren ..............................................

34

 

 

 

 

toepassingen .............................................................................

12

 

 

7.3.5

Afvoer voorzien

34

 

 

 

5.2

Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen

13

 

 

 

 

 

 

 

7.3.6

Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen

35

 

 

 

 

5.2.1

Een enkele kamer

13

 

 

 

 

 

 

 

7.4

De binnenunit monteren

35

 

 

 

 

5.2.2

Meerdere kamers – Eén AWT-zone

15

 

 

 

 

 

 

 

7.4.1

Over het monteren van de binnenunit

35

 

 

 

 

5.2.3

Meerdere kamers – Twee AWT-zones

16

 

 

 

 

 

 

 

 

7.4.2

Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit

35

 

 

 

5.3

Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen

17

 

 

 

 

 

 

 

7.4.3

De binnenunit plaatsen

35

 

 

 

5.4

De tank voor warm tapwater in/opstellen

19

 

 

 

 

 

 

7.5

De back-upverwarming monteren

36

 

 

 

 

5.4.1

Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank

19

 

 

 

 

 

 

 

7.5.1

Voorzorgen bij het monteren van de back-

 

 

 

 

 

5.4.2

Het volume en de gewenste temperatuur selecteren

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

upverwarming ..............................................................

36

 

 

 

 

 

voor de warmtapwatertank..........................................

19

 

 

7.5.2

De back-upverwarming installeren

36

 

 

 

 

5.4.3

Instelling en configuratie – Warmtapwatertank

20

 

 

 

 

 

 

 

7.6

De koelmiddelleiding aansluiten

36

 

 

 

 

5.4.4

Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water.. 20

 

 

 

 

 

 

 

7.6.1

Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

36

 

 

 

 

5.4.5

Warmtapwaterpomp voor desinfectie

20

 

 

 

 

 

 

 

 

7.6.2

Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van

 

 

 

 

5.5

De energiemeting instellen

20

 

 

 

 

 

 

 

 

 

koelmiddelleidingen .....................................................

36

 

 

 

 

5.5.1

Geproduceerde warmte ..............................................

20

 

 

7.6.3

Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen .

37

 

 

 

 

5.5.2

Verbruikte energie.......................................................

21

 

 

7.6.4

Richtlijnen voor het buigen van leidingen ....................

37

 

 

 

 

5.5.3

Elektrische voeding met normaal kWh-tarief ..............

21

 

 

7.6.5

Het uiteinde van een buis verbreden ...........................

37

 

 

 

 

5.5.4

Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief .............

22

 

 

7.6.6

Het uiteinde van een buis solderen..............................

38

 

 

 

5.6

De regeling van het energieverbruik instellen ...........................

22

 

 

7.6.7

Gebruik van de afsluiter en servicepoort .....................

38

 

 

 

 

5.6.1

Continue vermogenbeperking.....................................

22

 

 

7.6.8

De koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten.............

39

 

 

 

 

5.6.2

Vermogenbeperking door digitale ingangen

 

 

 

7.6.9

De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten........

39

 

 

 

 

 

ingeschakeld ...............................................................

22

 

7.7

De koelmiddelleiding controleren

39

 

 

 

 

5.6.3

Vermogenbeperking: werking

23

 

 

 

 

 

 

 

7.7.1

Over het controleren van de koelmiddelleidingen

39

 

 

 

5.7

Een externe temperatuursensor opstellen

23

 

 

 

 

 

 

 

7.7.2

Voorzorgsmaatregelen bij het controleren van

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

koelmiddelleidingen .....................................................

39

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitgebreide handleiding voor de installateur

 

 

 

 

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4P449975-1 – 2016.06

Inhoudsopgave

 

7.7.3

Op lekkages controleren .............................................

39

 

7.7.4

Vacuümdrogen............................................................

40

7.8

Koelmiddel bijvullen...................................................................

40

 

7.8.1

Over koelmiddel bijvullen ............................................

40

7.8.2Voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen van

koelmiddel...................................................................

40

7.8.3Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet

worden ........................................................................

41

7.8.4De hoeveelheid bepalen om opnieuw volledig te

 

vullen...........................................................................

41

7.8.5

Koelmiddel toevoegen ................................................

41

7.8.6De label voor fluorhoudende broeikasgassen

 

 

bevestigen...................................................................

41

7.9

De waterleidingen aansluiten ....................................................

41

 

7.9.1

Over het aansluiten van de waterleidingen.................

41

7.9.2Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen . 41

7.9.3

De waterleidingen aansluiten......................................

41

7.9.4

De waterleiding op de back-upverwarming

 

 

aansluiten....................................................................

42

7.9.5

De hercirculatieleiding aansluiten ...............................

42

7.9.6

De drukveiligheidsklep op de afvoer aansluiten..........

43

7.9.7

Het watercircuit vullen.................................................

43

7.9.8

De tank voor warm tapwater vullen.............................

43

7.9.9

De waterleidingen isoleren..........................................

43

7.10 De elektrische bedrading aansluiten .........................................

43

7.10.1

Over het aansluiten van de elektrische bedrading......

43

7.10.2

Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit ..

44

7.10.3

Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van

 

 

elektrische bedrading..................................................

44

7.10.4

Richtlijnen bij het aansluiten van elektrische

 

 

bedrading ....................................................................

44

7.10.5

De elektrische bekabeling op de buitenunit

 

 

aansluiten....................................................................

44

7.10.6

De elektrische bekabeling op de binnenunit

 

 

aansluiten....................................................................

45

7.10.7

De hoofdvoeding aansluiten .......................................

46

7.10.8

De gebruikersinterface aansluiten ..............................

46

7.10.9

De afsluiter aansluiten ................................................

47

7.10.10

De elektrische meters aansluiten................................

47

7.10.11

De pomp van het warm tapwater aansluiten...............

47

7.10.12

De alarm-output aansluiten.........................................

48

7.10.13

De AAN/UIT-output van de ruimteverwarming

 

 

aansluiten....................................................................

48

7.10.14

De omschakeling naar de externe warmtebron

 

 

aansluiten....................................................................

48

7.10.15

De digitale inputs voor het energieverbruik

 

 

aansluiten....................................................................

48

7.10.16

De veiligheidsthermostaat (normaal gesloten

 

 

contact) aansluiten......................................................

48

7.10.17

De voeding van de anti-legionellaverwarming

 

 

aansluiten....................................................................

49

7.10.18

De elektrische bedrading op de back-upverwarming

 

 

aansluiten....................................................................

49

7.10.19

De voeding van de back-upverwarming aansluiten ....

49

7.10.20

De back-upverwarming op de binnenunit aansluiten ..

50

7.11 De installatie van de buitenunit voltooien ..................................

51

7.11.1

De installatie van de buitenunit voltooien....................

51

7.11.2

De buitenunit sluiten ...................................................

51

7.12 De installatie van de binnenunit voltooien .................................

51

7.12.1

Het deksel van de gebruikersinterface op de

 

 

binnenunit bevestigen .................................................

51

7.12.2

De binnenunit sluiten ..................................................

51

7.13 De installatie van de back-upverwarming voltooien ..................

51

7.13.1

De back-upverwarming sluiten....................................

51

8 Configuratie

51

8.1 Overzicht: Configuratie..............................................................

51

8.1.1 De PC-kabel aansluiten op de schakelkast ................

52

8.1.2 De meest gebruikte commando's bereiken.................

52

8.1.3 De systeeminstellingen kopiëren van de eerste

 

gebruikersinterface naar de tweede............................

53

8.1.4Het stel talen kopiëren van de eerste

gebruikersinterface naar de tweede.............................

53

8.1.5Snelle wizard: Stel de systeemlayout in na het voor

 

 

de eerste maal onder spanning zetten.........................

53

8.2

Basisconfiguratie ........................................................................

54

 

8.2.1

Snelle wizard: Taal / tijd en datum ...............................

54

 

8.2.2

Snelle wizard: Standaard .............................................

54

 

8.2.3

Snelle wizard: Opties ...................................................

56

 

8.2.4

Snelle wizard: Capaciteiten (energiemeting) ...............

58

 

8.2.5

De regeling van de ruimteverwarming .........................

58

 

8.2.6

Het warm tapwater regelen..........................................

61

 

8.2.7

Contact/helpdesknummer ............................................

62

8.3

De geavanceerde configuratie/optimalisatie ..............................

62

 

8.3.1

De ruimteverwarming: geavanceerd ............................

62

 

8.3.2

Het warm tapwater regelen: geavanceerd ...................

65

 

8.3.3

De instellingen voor de warmtebronnen ......................

68

 

8.3.4

De systeeminstellingen ................................................

71

8.4

Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen .......................

75

8.5

Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen.......................

76

9

Inbedrijfstelling

77

 

9.1

Overzicht: Inbedrijfstelling ..........................................................

77

 

9.2

Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling.............................

77

 

9.3

Checklist vóór inbedrijfstelling ....................................................

77

 

9.4

Checklist tijdens inbedrijfstelling.................................................

78

 

 

9.4.1

Het minimum debiet controleren ..................................

78

 

 

9.4.2

De ontluchtingsfunctie..................................................

78

 

 

9.4.3

Proefdraaien ................................................................

79

 

 

9.4.4

Stelmotoren proefdraaien ............................................

79

 

 

9.4.5

De dekvloer van de vloerverwarming drogen ..............

80

10

Aan de gebruiker overhandigen

81

11

Onderhoud en service

81

 

11.1

Overzicht: onderhoud en service................................................

81

 

11.2

Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud .................................

81

 

 

11.2.1

De binnenunit openen..................................................

82

 

 

11.2.2

De back-upverwarming openen ...................................

82

 

11.3

Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit .....................

82

 

11.4

Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de binnenunit ..........

82

 

 

11.4.1

De tank voor warm tapwater aflaten ............................

83

12

Opsporen en verhelpen van storingen

83

 

12.1

Overzicht: Probleemoplossing....................................................

83

12.2Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van

 

storingen.....................................................................................

83

12.3

Problemen op basis van symptomen oplossen..........................

83

 

12.3.1 Symptoom: De unit verwarmt NIET zoals verwacht.....

83

 

12.3.2 Symptoom: De compressor start NIET

 

 

(ruimteverwarming of verwarming van het tapwater)...

84

 

12.3.3 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie).............

85

 

12.3.4 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open.............

85

 

12.3.5 Symptoom: De waterdrukveiligheidsklep lekt ..............

85

 

12.3.6 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende

 

 

verwarmd bij lage buitentemperaturen.........................

85

 

12.3.7 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk

 

 

abnormaal hoog ...........................................................

86

 

12.3.8 Symptoom: Sierpanelen werden door een gezwollen

 

 

tank weggeduwd ..........................................................

86

 

12.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET

 

 

volledig uitgevoerd (storing AH)...................................

86

12.4

Problemen op basis van storingscodes oplossen ......................

86

 

12.4.1 Storingscodes: Overzicht .............................................

86

13 Als afval verwijderen

89

13.1

Overzicht: Als afval verwijderen .................................................

89

13.2

Het koelmiddel verwijderen ........................................................

89

13.3

Een gedwongen koeling starten en stoppen ..............................

90

14 Technische gegevens

91

14.1

Schema van de leidingen: Buitenunit .........................................

91

14.2

Schema van de leidingen: Binnenunit ........................................

92

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

3

4P449975-1 – 2016.06

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

14.3

..................................................Bedradingsschema: Buitenunit

93

Symbool

Verklaring

14.4

.................................................Bedradingsschema: Binnenunit

94

 

Voor meer informatie, zie de uitgebreide

14.5

Bedradingsdiagram: Back-upverwarming

97

 

 

handleiding voor de installateur en de gebruiker.

14.6

ESP-curve: Binnenunit

98

 

 

 

 

 

 

 

 

15

Verklarende woordenlijst

99

16

Tabel met lokale instellingen

100

1Algemene veiligheidsmaatregelen

1.1Over de documentatie

De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.

Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.

De installatie van het systeem en allle handelingen beschreven in de installatiehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de installateur moeten door een erkende installateur uitgevoerd worden.

1.1.1Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR

Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen

als gevolg heeft.

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.

GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken

als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.

GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR

Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.

WAARSCHUWING

Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.

WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL

VOORZICHTIG

Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.

OPMERKING

Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.

INFORMATIE

Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.

Symbool

Verklaring

Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.

Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.

1.2Voor de installateur

1.2.1Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.

OPMERKING

Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.

WAARSCHUWING

Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).

VOORZICHTIG

Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.

WAARSCHUWING

Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.

GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

Raak tijdens of net na bedrijf GEEN koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.

Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.

WAARSCHUWING

Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.

VOORZICHTIG

Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.

OPMERKING

Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen bovenop de unit.

Zit, klim of sta NIET op de unit.

OPMERKING

Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

4

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

4P449975-1 – 2016.06

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.

Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:

Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood

De naam en het adres van de brandweer, de politie en een ziekenhuis

De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts om onderhoud te bekomen

In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.

1.2.2Plaats van installatie

Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en luchtcirculatie.

Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is tegen het gewicht en de trillingen van de unit.

Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN ventilatieopeningen.

Controleer of de unit horizontaal staat.

Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:

In mogelijke explosieve omgevingen.

In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.

In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.

In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas) geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.2.3Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.

OPMERKING

Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.

OPMERKING

Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.

WAARSCHUWING

Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).

WAARSCHUWING

Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:

Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.

Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas ontstaan.

GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR

Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:

Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:

Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.

Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de compressor van de unit NIET moet draaien.

WAARSCHUWING

Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.

OPMERKING

Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.

OPMERKING

Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.

Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.

WAARSCHUWING

Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.

Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.

De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.

Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.

Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:

Als

Dan

 

 

Er is een sifonbuis

Vul bij met rechtopstaande fles.

 

 

(d.w.z. er zou iets zoals “Met

 

 

 

 

 

vloeistofvulsifon” op de fles

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

moeten staan)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

5

4P449975-1 – 2016.06

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

Als

Dan

Er is GEEN sifonbuis

Vul bij met de ondersteboven

 

staande fles.

 

 

 

 

 

 

 

 

Open koelmiddelflessen steeds traag.

Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.

VOORZICHTIG

Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.

1.2.4Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.

WAARSCHUWING

De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.

WAARSCHUWING

Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.

WAARSCHUWING

De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.

WAARSCHUWING

Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheidsen milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.2.5Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.

OPMERKING

Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83 EC.

1.2.6Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE

Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.

Schakel de elektrische voeding langer dan 1 minuut uit en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.

Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte handen.

Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

WAARSCHUWING

Indien deze NIET standaard werd geplaatst, moet een hoofdschakelaar (of een ander middel om uit te schakelen) tussen de vaste bedrading geplaatst worden; deze schakelaar dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie-III-specificatie wanneer hij open staat.

WAARSCHUWING

Gebruik ALLEEN koperdraden.

Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de geldende wetgeving.

Alle lokale bedradingen dienen conform het met het product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd te worden.

Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.

Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.

Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.

Installeer zeker de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.

Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet, kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.

Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

6

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

4P449975-1 – 2016.06

2 Over de documentatie

OPMERKING

Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van voedingskabels:

Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op de voedingsklemmenstrook (loshangende voedingskabels kunnen abnormaal warm worden).

Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte te werk zoals hieronder afgebeeld.

Gebruik voor de bedrading de aangegeven stroomdraad en sluit hem stevig aan; maak dan vast om druk van buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.

Draai de klemschroeven vast met een geschikte schroevendraaier. Een schroevendraaier met een kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt degelijk vastzetten onmogelijk.

Als klemschroeven te vast worden aangespannen, dreigen ze te breken.

Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.

WAARSCHUWING

Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.

Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit aan te zetten.

OPMERKING

Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.

Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.

2 Over de documentatie

2.1Over dit document

Bedoeld publiek

Erkende installateurs

Documentatieset

Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:

Algemene veiligheidsmaatregelen:

Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan

Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)

Installatiehandleiding van de binnenunit:

Installatieaanwijzingen

Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)

Installatiehandleiding van de buitenunit:

Installatieaanwijzingen

Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)

Installatiehandleiding van de back-upverwarming:

Installatieaanwijzingen

Formaat: Papier (in de doos van de back-upverwarming)

Uitgebreide handleiding voor de installateur:

Voorbereiding van de installatie, goede praktijken, referentiegegevens enz.

Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/ support-and-manuals/product-information/

Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:

Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en apparatuur te installeren

Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) + Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and- manuals/product-information/

Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.

De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.

Technische gegevens

Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).

De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

2.2Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

Hoofdstuk

Beschrijving

 

 

Algemene

Veiligheidsinstructies die u moet lezen

 

 

veiligheidsmaatregelen

vooraleer tot de installatie over te gaan

 

 

Over de documentatie

Welke documentatie bestaat er voor de

 

 

 

installateur

 

 

Over de doos

De units uitpakken en hun accessoires

 

 

 

verwijderen

 

 

Over de units en opties

▪ De units identificeren

 

 

 

▪ Mogelijke combinaties van units en

 

 

 

opties

 

 

Richtlijnen met betrekking

Verscheidene installatieopstellingen van

 

 

tot mogelijke

het systeem

 

 

toepassingen

 

 

 

Voorbereiding

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen

 

 

 

en kennen vooraleer on-site te gaan

 

 

Installatie

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen

 

 

 

en kennen om het systeem te

 

 

 

installeren

 

 

Configuratie

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen

 

 

 

en kennen om het systeem na installatie

 

 

 

ervan te configureren

 

 

Inbedrijfstelling

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen

 

 

 

en kennen om het systeem op te

 

 

 

leveren nadat het werd geconfigureerd

 

 

Aan de gebruiker

Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de

 

 

overhandigen

gebruiker moet worden uitgelegd en

 

 

 

overhandigd

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

7

4P449975-1 – 2016.06

3 Over de doos

Hoofdstuk

Beschrijving

Onderhoud en service

Dit hoofdstuk beschrijft de manier

 

waarop de units onderhouden moeten

 

worden

Storingen opsporen en

Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen

oplossen

indien er problemen zijn

Als afval verwijderen

Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem

 

als afval afgevoerd kan worden

Technische gegevens

Dit hoofdstuk bevat de specificaties van

 

het systeem

Verklarende woordenlijst

Hierin worden termen gedefinieerd

 

 

Tabel met lokale

Tabel die door de installateur moet

instellingen

worden ingevuld en die nadien moet

 

bewaard worden om deze later te

 

kunnen raadplegen

 

Opmerking: De uitgebreide handleiding

 

voor de gebruiker bevat tevens een

 

tabel met installateurinstellingen. Deze

 

tabel moet door de installateur worden

 

ingevuld en aan de gebruiker worden

 

overhandigd.

3 Over de doos

3.1Overzicht: Over de doos

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de dozen met de buitenen binnenunit on-site werden geleverd.

Het bevat informatie over:

Uitpakken en omgaan met de units

Accessoires van de units verwijderen Denk aan de volgende punten:

De unit moet bij de levering gecontroleerd worden op beschadigingen. Elke vorm van beschadiging moet onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.

Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.

3.2Buitenunit

3.2.1De buitenunit uitpakken

1

2

3.2.2Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen

1 Hef de buitenunit op.

VOORZICHTIG

Hanteer de buitenunit enkel op de volgende manier:

57kg

2 Neem de toebehoren op de bodem van de verpakking.

a

b

c

d

aInstallatiehandleiding van de buitenunit

bLabel over de gefluoreerde broeikasgassen

cMeertalig label over de gefluoreerde broeikasgassen

dMontageplaat van de unit

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

8

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

4P449975-1 – 2016.06

Daikin ERLQ004-006-008CA, EHVH04S18CBV, EHVH08S18 26CBV Installer reference guide

3.3Binnenunit

3.3.1De binnenunit uitpakken

3.3.2De toebehoren uit de binnenunit verwijderen

1Verwijder de schroeven bovenaan de unit.

2Verwijder het bovenpaneel.

3Verwijder de schroeven aan de voorkant van de unit.

4Druk op de knop onderaan de voorplaat.

5Verwijder de frontplaat.

WAARSCHUWING: Scherpe randen

Neem de voorplaat vast aan het bovenste gedeelte in plaats van het onderste. Let op voor uw vingers want het onderste gedeelte van de voorplaat heeft scherpe randen.

3 Over de doos

a~e+h

1

2

 

g

4

5

 

4

 

 

 

 

 

 

3

 

6 Neem de accessoires eruit.

 

 

a

b

c

d

e

f

g

h

aAlgemene veiligheidsmaatregelen

bBijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur

cInstallatiehandleiding van de binnenunit

dGebruiksaanwijzing

eAfdichtingsring voor afsluiter

fAfsluiter

gDeksel van de gebruikersinterface

h2 schroeven om de gebruikersinterface te bevestigen.

7 Plaats het bovenpaneel en de voorplaat terug.

3.4 Back-upverwarming

OPMERKING

De back-upverwarming is een optie en kan alleen worden gebruikt in combinatie met EHVH_S_CBV en EHBH_CBV binnenunits.

3.4.1 De back-upverwarming uitpakken

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

 

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

9

 

 

4P449975-1 – 2016.06

 

 

4 Over de units en opties

2

3.4.2De accessoires uit de back-upverwarming nemen

1 Neem de muurbeugel uit de doos.

4.2.1Identificatielabel: Buitenunit

Plaats

Modelidentificatie

Voorbeeld: ER L Q 006 CA V3

Code

Uitleg

ER

Europese split buitenpaar-warmtepomp

L

Lage watertemperatuur – omgevingszone: −10~

 

−20°C

Q

Koelmiddel R410A

 

 

006

Capaciteitklasse

CA

Modelserie

V3

Elektrische voeding

 

 

4.2.2Identificatielabel: Binnenunit

Plaats

4 Over de units en opties

4.1Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over:

De buitenunit identificeren

De binnenunit identificeren

De back-upverwarming identificeren (indien van toepassing)

Buitenen binnenunits combineren

De buitenunit met opties combineren

De binnenunit met opties combineren

4.2Identificatie

OPMERKING

Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

Modelidentificatie

Voorbeeld: E HV H 04 S 18 CB V

Code

Beschrijving

E

Europees model

HV

Op de vloer staande binnenunit met geïntegreerde

 

tank

H

Verwarming alleen

04

Capaciteitklasse

 

 

S

Geïntegreerd tankmateriaal: roestvrij staal

18

Volume geïntegreerde tank

CB

Modelserie

 

 

V

Model met éénfasige anti-legionellaverwarming in

 

de warmtapwatertank. (Zonder back-

 

upverwarming in het ruimteverwarmingscircuit.)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

10

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

4P449975-1 – 2016.06

4 Over de units en opties

4.2.3

Identificatielabel: Back-upverwarming

4.3.2

Mogelijke opties voor de binnenunit

Plaats

Modelidentificatie

Voorbeeld: EK L BUH CB 6 W1

Code

Uitleg

EK

Europese kit

 

 

L

Kit past bij EHBH_CBVen EHVH_S_CBV-

 

binnenunits

BUH

Back-upverwarming

 

 

CB

Modelserie

6

Capaciteit van kit met verwarmingstoestel (kW)

 

 

W1

Elektrische voeding

4.3Units en opties combineren

4.3.1Mogelijke opties voor de buitenunit

Lekbak (EKDP008CA)

De lekbak is nodig om de buitenunit af te laten. De lekbakkit bevat:

Lekbak

Installatiearmen

Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de lekbak.

Lekbakverwarming (EKDPH008CA)

De lekbakverwarming is nodig om te beletten dat de lekbak bevriest.

Er wordt geadviseerd deze optie te installeren in koudere streken met mogelijk lage omgevingstemperaturen of hevige sneeuwval.

Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de lekbakverwarming.

INFORMATIE

Als de lekbakverwarming gebruikt wordt, MOET de jumper JP_DP op de service-printplaat op de buitenunit doorgesneden worden.

Nadat u de jumper hebt doorgesneden, MOET u de buitenunit resetten om deze functie in te schakelen.

U-profielen (EKFT008CA)

De U-profielen zijn installatiearmen waarop de buitenunit kan worden geplaatst.

Er wordt geadviseerd deze optie te installeren in koudere streken met mogelijk lage omgevingstemperaturen of hevige sneeuwval.

Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de buitenunit.

Gebruikersinterface (EKRUCBL*)

De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.

De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:

Om beide te hebben:

om een bediening te hebben dicht bij de binnenunit,

om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te verwarmen ruimte.

Om een interface met andere talen te hebben.

De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:

EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands, Italiaans.

EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors, Fins.

EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks, Portugees.

EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools, Roemeens.

EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens, Slovaaks.

EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch, Hongaars, Ests.

EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch, Deens.

Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de andere gekopieerd worden.

Voor installatie-instructies, zie "7.10.8 De gebruikersinterface aansluiten" op pagina 46.

Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)

De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.

De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet worden geregeld.

Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.

Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1, RTRNETA)

U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos (EKRTR1 en RTRNETA). Thermostaat RTRNETA kan alleen worden gebruikt bij alleen-verwarmingsystemen.

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)

U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)

De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te leveren:

Alarmuitgang

Uitgang ruimteverwarming AAN/UIT

Omschakeling naar externe warmtebron

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

11

4P449975-1 – 2016.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)

Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende regeling via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de vraag-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

Afstandbinnensensor (KRCS01-1)

Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als kamertemperatuursensor gebruikt.

Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

INFORMATIE

De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden wanneer de gebruikersinterface met de kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.

U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de afstandbuitensensor aansluiten.

Afstandbuitensensor (EKRSCA1)

Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de buitentemperatuur te meten.

Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te hebben.

Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbuitensensor.

INFORMATIE

U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de afstandbuitensensor aansluiten.

PC-configurator (EKPCCAB)

De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de binnenunit en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en binnenparameters naar de binnenunit. Voor de beschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.

De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/software- downloads/.

Voor de aanwijzingen betreffende de installatie, raadpleeg de installatiehandleiding van de PC-kabel en de "8 Configuratie" op pagina 51.

Warmtepompconvector (FWXV)

Om ruimteverwarming te kunnen leveren, kunnen warmtepompconvectoren (FWXV) worden gebruikt.

Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.

Back-upverwarming (EKLBUHCB6W1)

U kunt een optionele back-upverwarming installeren.

Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de back-upverwarming, of deze uitgebreide handleiding voor de installateur.

LAN-adapter voor smartphonebediening + Smart Gridtoepassingen (BRP069A61)

U kunt deze LAN-adapter installeren om:

Het systeem via een smartphone-app te bedienen.

Het systeem in diverse Smart Grid-toepassingen te gebruiken.

Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de LAN-adapter.

LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)

U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een smartphone-app te bedienen.

Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de LAN-adapter.

4.3.3Mogelijke combinaties van binnenunit en buitenunit

Binnenunit

 

Buitenunit

 

 

ERLQ004CAV3

ERLQ006CAV3

ERLQ008CAV3

EHVH04S18CBV

O

EHVH08S18CBV

O

O

EHVH08S26CBV

O

O

 

 

 

 

5Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

5.1Overzicht: Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Deze richtlijnen bieden een overzicht van de mogelijkheden van het

Daikin-warmtepompsysteem.

OPMERKING

De afbeeldingen in deze richtlijnen zijn alleen ter informatie bedoeld en mogen NIET als dusdanig als gedetailleerde hydraulische schema's of grafieken gebruikt worden. De gedetailleerde hydraulische maatvoeringen en het gedetailleerd hydraulisch in evenwicht brengen worden hier NIET getoond; deze maken deel uit van de verantwoordelijkheden van de installateur.

Voor meer informatie over de configuratie-instellingen om de werking van de warmtepomp te optimaliseren, zie "8 Configuratie" op pagina 51.

 

 

 

Dit hoofdstuk bevat richtlijnen met betrekking tot mogelijke

 

 

 

toepassingen voor:

 

 

 

 

 

 

▪ Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen

 

 

 

▪ Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

 

 

12

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

 

 

4P449975-1 – 2016.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

De tank voor warm tapwater in/opstellen

De energiemeting instellen

Het energieverbruik instellen

Een externe temperatuursensor opstellen

5.2Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen

Het Daikin-warmtepompsysteem levert aanvoerwater aan warmteafgevers in een of meerdere kamers.

Omdat het systeem de mogelijkheid biedt om de temperatuur in elke kamer zeer soepel te regelen, is het nodig dat u eerst de volgende vragen beantwoordt:

Hoeveel kamers worden er verwarmd door het Daikinwarmtepompsysteem?

Welke soorten warmteafgevers gebruikt u in elke kamer en hoeveel bedraagt hun aanvoertemperatuur waarvoor zij ontworpen werden?

Eens de vereisten inzake ruimteverwarming duidelijk zijn, adviseert Daikin onderstaande in/opstellingsrichtlijnen te volgen.

OPMERKING

Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt, zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter alleen mogelijk als de regeling van de aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van de unit is INgeschakeld.

INFORMATIE

Wanneer een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt en Vorstbescherming kamer dient in alle omstandigheden gegarandeerd te zijn, dan moet u de automatische noodstop [A.6.C] op 1 zetten.

5.2.1Een enkele kamer

Vloerverwarming of radiatoren –

Kamerthermostaat met draad

Opstelling

A

B

a

AAanvoerwatertemperatuur primaire zone

BEen eenpersoonskamer

aGebruikersinterface die als kamerthermostaat gebruikt wordt

De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.

De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt. Mogelijke installaties:

De gebruikersinterface is in de kamer geplaatst en wordt als kamerthermostaat gebruikt

De gebruikersinterface wordt bij de binnenunit geplaatst en als regelaar gebruikt dicht bij de binnenunit + de gebruikersinterface wordt in de kamer geplaatst en als kamerthermostaat gebruikt

Configuratie

 

Instelling

Waarde

Temperatuurregeling van de unit:

2 (Best. kmrthrmst): De unit

#: [A.2.1.7]

werkt op basis van de

omgevingstemperatuur van de

Code: [C-07]

gebruikersinterface.

 

 

Aantal watertemperatuurzones:

0 (1 AWT-zone): Primair

#: [A.2.1.8]

Code: [7-02]

Voordelen

Economisch. U hebt GEEN additionele externe kamerthermostaat nodig.

Grootste comfort en effectiviteit. De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing). Dit resulteert in volgende zaken:

Een stabiele kamertemperatuur die aan de gewenste temperatuur voldoet (groter comfort)

Minder AAN/UIT-cycli (stiller, groter comfort en grotere effectiviteit)

De laagst mogelijke aanvoerwatertemperatuur (grotere effectiviteit)

Gemakkelijk. U kunt de gewenste kamertemperatuur gemakkelijk via de gebruikersinterface instellen:

Voor uw dagelijkse behoeften kunt u voorgeprogrammeerde waarden en programma's gebruiken.

Om af te wijken van uw dagelijkse behoeften kunt u tijdelijk afwijken van de voorgeprogrammeerde waarden en programma's, de vakantiestand gebruiken enz.

Vloerverwarming of radiatoren – Draadloze kamerthermostaat

Opstelling

A

B

a b

AAanvoerwatertemperatuur primaire zone

BEen eenpersoonskamer

aOntvanger voor de draadloze externe kamerthermostaat

bDraadloze externe kamerthermostaat

De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.

▪ De kamertemperatuur wordt geregeld door de draadloze externe kamerthermostaat (optionele apparatuur EKRTR1).

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

13

4P449975-1 – 2016.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Configuratie

 

Instelling

 

Waarde

Temperatuurregeling van de unit:

1

(Bst xt kmrthrms): De unit werkt

#: [A.2.1.7]

op basis van de externe

thermostaat.

Code: [C-07]

 

 

 

 

 

Aantal watertemperatuurzones:

0

(1 AWT-zone): Primair

#: [A.2.1.8]

Code: [7-02]

Externe kamerthermostaat voor

1 (Thermo AAN/UIT): Als de

de primaire zone:

gebruikte externe

#: [A.2.2.4]

kamerthermostaat of

warmtepompconvector enkel een

Code: [C-05]

thermo AAN/UIT-staat kan

 

 

sturen.

Voordelen

Draadloos. De Daikin externe kamerthermostaat is beschikbaar in een draadloze versie.

Efficiëntie. Hoewel de externe kamerthermostaat alleen AAN/ UIT-signalen doorstuurt, werd hij specifiek voor het warmtepompsysteem ontworpen.

Warmtepompconvectoren

Opstelling

A

B

a

AAanvoerwatertemperatuur primaire zone

BEen eenpersoonskamer

aAfstandsbediening van de warmtepompconvectoren

De vloerverwarming of radiatoren zijn rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.

De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.

Het signaal om ruimteverwarming te vragen wordt naar een digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/1 en X2M/4).

De bedrijfsmodus wordt naar de warmtepompconvectoren gestuurd door een digitale output op de binnenunit (X2M/32 en

X2M/33).

INFORMATIE

Wanneer meerdere warmtepompconvectoren gebruikt worden, controleer of elke warmtepompconvector wel degelijk het infraroodsignaal ontvangt van de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.

Configuratie

 

 

 

Instelling

 

Waarde

 

 

Temperatuurregeling van de unit:

1

(Bst xt kmrthrms): De unit werkt

 

 

#: [A.2.1.7]

op basis van de externe

 

 

thermostaat.

 

 

Code: [C-07]

 

 

 

 

 

 

Aantal watertemperatuurzones:

0

(1 AWT-zone): Primair

 

 

 

 

#: [A.2.1.8]

 

 

 

 

Code: [7-02]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Instelling

Waarde

Externe kamerthermostaat voor

1 (Thermo AAN/UIT): Als de

de primaire zone:

gebruikte externe

#: [A.2.2.4]

kamerthermostaat of

warmtepompconvector enkel een

Code: [C-05]

thermo AAN/UIT-staat kan

 

 

sturen.

Voordelen

Efficiëntie. Optimale energie-effectiviteit omwille van de onderlingeverbindingfunctie.

Stijlvol.

Combinatie: Vloerverwarming +

Warmtepompconvectoren

De ruimteverwarming wordt bezorgd door:

De vloerverwarming

De warmtepompconvectoren

Opstelling

A

B

a

AAanvoerwatertemperatuur primaire zone

BEen eenpersoonskamer

aAfstandsbediening van de warmtepompconvectoren

De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.

De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.

Het signaal om ruimteverwarming te vragen wordt naar een digitale input op de binnenunit gestuurd (X2M/1 en X2M/4)

De bedrijfsmodus wordt naar de warmtepompconvectoren gestuurd door een digitale output (X2M/32 en X2M/33) op de binnenunit.

Configuratie

 

Instelling

Waarde

Temperatuurregeling van de unit:

1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt

#: [A.2.1.7]

op basis van de externe

thermostaat.

Code: [C-07]

 

 

 

Aantal watertemperatuurzones:

0 (1 AWT-zone): Primair

#: [A.2.1.8]

 

Code: [7-02]

 

 

 

Externe kamerthermostaat voor

1 (Thermo AAN/UIT): Als de

de primaire zone:

gebruikte externe

#: [A.2.2.4]

kamerthermostaat of

warmtepompconvector enkel een

Code: [C-05]

thermo AAN/UIT-staat kan

 

 

sturen.

Voordelen

Efficiëntie. Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT.

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

14

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

4P449975-1 – 2016.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Comfort. De combinatie van twee types van warmteafgevers biedt het uitstekende verwarmingscomfort van de vloerverwarming.

5.2.2Meerdere kamers – Eén AWT-zone

Als alleen 1 aanvoerwatertemperatuurzone nodig is, omdat de gewenste aanvoerwatertemperatuur van alle warmteafgevers dezelfde is, hebt u GEEN mengklepstation nodig (economisch).

Voorbeeld: Als het warmtepompsysteem gebruikt wordt om 1 vloer te verwarmen, waarbij alle kamers dezelfde warmteafgevers hebben.

Vloerverwarming of radiatoren –

Thermostaatkranen

Als u de kamers met vloerverwarming of radiatoren verwarmt, wordt de temperatuur van de primaire kamer meestal via een thermostaat geregeld (dit kan de gebruikersinterface zijn of een externe kamerthermostaat), terwijl de temperatuur in de andere kamers via thermostaatkranen geregeld wordt: deze openen of sluiten zich in functie van de kamertemperatuur.

Opstelling

A

 

B

C

 

T

 

a

AAanvoerwatertemperatuur primaire zone

BKamer 1

CKamer 2

aGebruikersinterface

De vloerverwarming van de primaire kamer is rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.

De kamertemperatuur van de primaire kamer wordt geregeld door de gebruikersinterface die als thermostaat gebruikt wordt.

Een thermostaatkraan is voor de vloerverwarming in elk van de andere kamers geplaatst.

INFORMATIE

Pas op met situaties waar de primaire kamer door een andere verwarmingsbron verwarmd kan worden. Voorbeeld: open haarden.

Configuratie

 

Instelling

Waarde

Temperatuurregeling van de unit:

2 (Best. kmrthrmst): De unit

#: [A.2.1.7]

werkt op basis van de

omgevingstemperatuur van de

Code: [C-07]

gebruikersinterface.

 

 

Aantal watertemperatuurzones:

0 (1 AWT-zone): Primair

#: [A.2.1.8]

 

Code: [7-02]

 

Voordelen

Economisch.

Gemakkelijk. Zelfde installatie als voor 1 kamer, maar met thermostaatkranen.

Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe kamerthermostaten

Opstelling

A

B C

b

M1 M2

a a

AAanvoerwatertemperatuur primaire zone

BKamer 1

CKamer 2

aExterne kamerthermostaat

bOmloopklep

Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorzien) afsluiter geplaatst om geen toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer er geen verwarming gevraagd wordt.

Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw te laten circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om ervoor te zorgen dat de unit betrouwbaar blijft werken, moet deze met een minimum waterdebiet worden gevoed zoals beschreven in tabel “Het watervolume en waterdebiet controleren” in "6.4 De waterleidingen voorbereiden" op pagina 27.

De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface aangesloten op de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke kamerthermostaat moet ingesteld worden om overeen te stemmen met de binnenunit.

De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten, maar moeten NIET op de binnenunit worden aangesloten. De binnenunit zal constant aanvoerwater leveren, met de mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.

Configuratie

 

Instelling

 

Waarde

Temperatuurregeling van de unit:

0

(Besturing AWT): De unit werkt

#: [A.2.1.7]

op basis van de

aanvoerwatertemperatuur.

Code: [C-07]

 

 

Aantal watertemperatuurzones:

0

(1 AWT-zone): Primair

#: [A.2.1.8]

 

 

Code: [7-02]

 

 

 

 

 

 

Voordelen

Vergeleken met vloerverwarming of radiatoren voor één kamer:

Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief programma's, voor elke kamer via de kamerthermostaten instellen.

 

 

 

 

 

 

 

 

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

 

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

15

 

 

4P449975-1 – 2016.06

 

 

▪ #: [A.2.1.8] ▪ Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met de warmtepompconvectoren voor één kamer:
Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief programma's, voor elke kamer via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren instellen.
Combinatie: Vloerverwarming + Warmtepompconvectoren
Opstelling
Aantal watertemperatuurzones:
Temperatuurregeling van de unit: 1 (Bst xt kmrthrms): De unit werkt
op basis van de externe
▪ #: [A.2.1.7]
thermostaat.
▪ Code: [C-07]
INFORMATIE
Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert
Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.
Configuratie
0 (1 AWT-zone): Primair
Instelling
Waarde
Warmtepompconvectoren
Opstelling
A B

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

C

a a

AAanvoerwatertemperatuur primaire zone

BKamer 1

CKamer 2

aAfstandsbediening van de warmtepompconvectoren

De gewenste kamertemperatuur wordt ingesteld via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.

De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface aangesloten op de binnenunit.

De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.

A

 

B

C

M1

 

 

b

 

a

A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone

BKamer 1

CKamer 2

aExterne kamerthermostaat

bAfstandsbediening van de warmtepompconvectoren

Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.

Voor elke kamer met vloerverwarming: er is een (ter plaatse te voorziene) afsluiter voor de vloerverwarming. Deze verhindert dat warm water geleverd wordt wanneer de kamer niet vraagt om verwarmd te worden.

Voor elke kamer met warmtepompconvectoren: de gewenste kamertemperatuur wordt via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren ingesteld.

Voor elke kamer met vloerverwarming: de gewenste kamertemperatuur wordt via de externe (draadloze of bedrade) kamerthermostaat ingesteld.

De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface aangesloten op de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe kamerthermostaat en afstandsbediening van de warmtepompconvectoren moet ingesteld worden om met de binnenunit overeen te stemmen.

INFORMATIE

Voor nog meer comfort en betere prestaties, adviseert

Daikin de optie met afsluiterkit EKVKHPC op elke warmtepompconvector te plaatsen.

Configuratie

 

Instelling

 

Waarde

Temperatuurregeling van de unit:

0

(Besturing AWT): De unit werkt

#: [A.2.1.7]

op basis van de

aanvoerwatertemperatuur.

Code: [C-07]

 

 

Aantal watertemperatuurzones:

0

(1 AWT-zone): Primair

#: [A.2.1.8]

 

 

Code: [7-02]

 

 

 

 

 

 

5.2.3Meerdere kamers – Twee AWT-zones

Als de warmteafgevers die voor elke kamer gekozen werden, voor verschillende aanvoerwatertemperaturen ontworpen zijn, kunt u verschillende aanvoerwatertemperatuurzones gebruiken (maximum 2).

In dit document:

Hoofdzone = Zone met de laagste ontwerptemperatuur

Secundaire zone = de andere zone

VOORZICHTIG

Als er meer dan een aanvoerwaterzone is, moet u STEEDS een mengklepstation in de primaire zone plaatsen om de aanvoerwatertemperatuur te verlagen (in verwarming) als de secundaire zone verwarming/koeling vraagt.

Typisch voorbeeld:

Kamer (zone)

Warmteafgevers:

 

ontwerptemperatuur

Woonkamer (primaire zone)

Vloerverwarming: 35°C

Slaapkamers (secundaire zone)

Warmtepompconvectoren: 45°C

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

16

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

4P449975-1 – 2016.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Opstelling

A

B C

 

 

a

a

 

c

D

 

d

E

 

 

 

 

 

 

 

b

AAanvoerwatertemperatuur secundaire zone

BKamer 1

CKamer 2

DAanvoerwatertemperatuur primaire zone

EKamer 3

aAfstandsbediening van de warmtepompconvectoren

bGebruikersinterface

cMengklepstation

dDrukregelklep

INFORMATIE

Monteer een drukregelklap voor het mengklepstation. De reden hiervoor is om een evenwichtige waterdebiet te hebben tussen de aanvoerwatertemperatuur voor de primaire zone en de aanvoerwatertemperatuur voor de secundaire zone in functie van de nodige capaciteit voor beide watertemperatuurzones.

Voor de primaire zone:

Een mengklepstation is voor de vloerverwarming geplaatst.

De pomp van het mengklepstation wordt gestuurd door het

AAN/UIT-signaal van de binnenunit (X2M/5 en X2M/7; normaal- dicht-output voor de afsluiters).

De kamertemperatuur wordt geregeld door de gebruikersinterface, die als kamerthermostaat gebruikt wordt.

Voor de secundaire zone:

De warmtepompconvectoren zijn rechtstreeks op de binnenunit aangesloten.

De gewenste kamertemperatuur wordt voor elke kamer ingesteld via de afstandsbediening van de warmtepompconvectoren.

De signalen van elke warmtepompconvector om verwarming te vragen zijn in parallel op de digitale input van de binnenunit aangesloten (X2M/1 en X2M/4). De binnenunit zal alleen de gewenste secundaire aanvoerwatertemperatuur leveren wanneer dit werkelijk gevraagd wordt.

De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface aangesloten op de binnenunit. Let op: de bedrijfsmodus van elke externe afstandsbediening van de warmtepompconvectoren moet ingesteld worden om met de binnenunit overeen te stemmen.

Configuratie

 

Instelling

Waarde

 

Temperatuurregeling van de unit:

2 (Best. kmrthrmst): De unit

#: [A.2.1.7]

werkt op basis van de

 

omgevingstemperatuur van de

Code: [C-07]

gebruikersinterface.

 

 

 

Opmerking:

 

 

 

 

▪ Primaire

kamer

=

 

 

gebruikersinterface

gebruikt

 

 

als kamerthermostaatfunctie

 

 

▪ Andere kamers = externe

 

 

kamerthermostaatfunctie

Aantal watertemperatuurzones:

1 (2 AWT-zones): Primair +

#: [A.2.1.8]

secundair

 

 

 

 

 

Code: [7-02]

 

 

 

In geval

1 (Thermo AAN/UIT): Als de

van warmtepompconvectoren:

gebruikte externe

 

 

Externe kamerthermostaat voor

kamerthermostaat of

 

warmtepompconvector enkel een

de secundaire zone:

thermo AAN/UIT-staat kan

#: [A.2.2.5]

sturen.

 

 

Code: [C-06]

 

 

 

 

 

Output afsluiter

Ingesteld om de thermovraag

 

 

van de primaire zone te volgen.

Op het mengklepstation

Stel de gewenste

 

 

 

 

hoofdaanvoerwatertemperatuur

 

 

in.

 

 

Voordelen

Comfort.

De slimme kamerthermostaatfunctie kan de gewenste aanvoerwatertemperatuur verhogen of verlagen op basis van de werkelijke kamertemperatuur (aanpassing).

De combinatie van de twee warmteafgeversystemen biedt het uitstekende verwarmingscomfort van de vloerverwarming en de snelle luchtopwarming van de warmtepompconvectoren (bv. woonkamer=vloerverwarming en de slaapkamer=convector (geen continue verwarming)).

Efficiëntie.

Afhankelijk van de vraag zal de binnenunit verschillende aanvoerwatertemperaturen leveren om aan de gewenste temperatuur van de verschillende warmteafgevers te voldoen.

Vloerverwarming levert de beste prestaties met Altherma LT.

5.3Een extra warmtebron voor ruimteverwarming in/opstellen

Ruimteverwarming kan worden geleverd door:

De binnenunit

Een op het systeem aangesloten extra (ter plaatse te voorziene) ketel

Als de kamerthermostaat om verwarming vraagt, zal de binnenunit of de extra ketel beginnen te werken in functie van de buitentemperatuur (status van de omschakeling naar een externe warmtebron). Als de extra ketel de toelating krijgt, wordt de ruimteverwarming door de binnenunit UIT-geschakeld.

Een bivalente werking is alleen mogelijk voor ruimteverwarming, NIET om warm tapwater te produceren. Het warm tapwater wordt altijd door de op de binnenunit aangesloten warmtapwatertank geproduceerd.

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

17

4P449975-1 – 2016.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

INFORMATIE

Tijdens het verwarmen via de warmtepomp zal de warmtepomp werken om de gewenste temperatuur te bereiken die via de gebruikersinterface werd ingesteld.

Wanneer de weersafhankelijke werking is geactiveerd, wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de buitentemperatuur.

Tijdens het verwarmen via de extra ketel zal de extra ketel werken om de gewenste watertemperatuur te bereiken die via de bediening van de extra ketel werd ingesteld.

Opstelling

▪ Integreer de extra ketel als volgt:

a

b c

e g

f

h

j

 

 

M

 

 

 

 

 

 

f

h

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

i

 

 

 

 

 

k

 

 

 

 

l

i

 

 

d

n

 

 

 

 

 

 

 

 

FHL1

 

 

 

m

 

FHL2

 

 

 

 

FHL3

aBuitenunit

bBinnenunit

cWarmtewisselaar

dAnti-legionellaverwarming

ePomp

fAfsluiter

gGemotoriseerde 3 wegklep (geleverd bij de warmtapwatertank)

hTerugslagklep (ter plaatse te voorzien)

iAfsluiter (ter plaatse te voorzien)

jVerdeelstuk (ter plaatse te voorzien)

kExtra ketel (ter plaatse te voorzien)

lAquastat-klep (ter plaatse te voorzien)

mWarmtapwatertank

nWarmtewisselaarspoel

FHL1...3 Vloerverwarming

OPMERKING

Controleer of de extra ketel en zijn integratie in het systeem voldoen aan de geldende wetgeving.

Daikin is NIET verantwoordelijk voor foute of onveilige situaties in het systeem van de extra ketel.

Zorg ervoor dat het retourwater naar de warmtepomp NIET hoger is dan 55°C. Om dit te bereiken:

Stel de gewenste watertemperatuur via bediening van de extra ketel in op maximum 55°C.

▪ Plaats een aquastatklep in het retourwaterdebiet van de warmtepomp.

Stel de aquastatklep in om dicht te gaan boven de 55°C en open te gaan onder de 55°C.

Plaats terugslagkleppen.

Zorg ervoor dat er maar één expansievat in het watercircuit aanwezig zijn. De binnenunit is al uitgerust met een expansievat.

Plaats de digitale I/O-printplaat (optie EKRP1HB).

Sluit X1 en X2 (omschakeling naar externe warmtebron) op de printplaat aan op de thermostaat van de extra ketel.

Om de warmteafgevers op/in te stellen, zie "5.2 Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen" op pagina 13.

Configuratie

Via de gebruikersinterface (snelle wizard):

Stel het gebruik van een bivalent systeem in als externe warmtebron.

Stel de bivalente temperatuur en de hysteresis in.

OPMERKING

Zorg ervoor dat de bivalent hysteresis voldoende differentiaal heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.

Aangezien de buitentemperatuur door de luchtthermistor van de buitenunit gemeten wordt, plaats de buitenunit in de schaduw, zodat deze NIET door rechtstreeks zonlicht beïnvloed wordt of erdoor AAN/

UIT wordt gezet.

Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.

Door een hulpcontact besliste omschakeling naar externe warmtebron

Alleen mogelijk bij regeling met externe kamerthermostaat EN één aanvoerwatertemperatuurzone (zie "5.2 Het ruimteverwarmingssysteem in-/opstellen" op pagina 13).

Het hulpcontact kan zijn:

Een buitentemperatuurthermostaat

Een stroomtarievencontact

Een handmatig bediend contact

Opstelling: verbind de volgende ter plaatse te voorziene bedrading:

L

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

H

 

Com

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Indoor

 

 

 

 

 

 

Indoor/Auto/Boiler

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BTI

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X2M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

2

3

4

 

X

Y

 

 

 

 

 

 

A

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K1A

 

K2A

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

N

 

K1A

 

 

K2A

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BTI

Input ketelthermostaat

 

 

 

 

 

 

A

Hulpcontact (normaal dicht)

 

 

 

 

 

 

H

Vraag om verwarming kamerthermostaat (optioneel)

K1A

Hulprelais voor inschakelen van binnenunit (ter plaatse te

K2A

voorzien)

 

 

 

 

 

 

Hulprelais voor inschakelen van ketel (ter plaatse te

Indoor

voorzien)

 

 

 

 

 

 

Binnenunit

 

 

 

 

 

 

Auto

Automatisch

 

 

 

 

 

 

Boiler

Ketel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

18

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

4P449975-1 – 2016.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

OPMERKING

Zorg ervoor dat het hulpcontact voldoende differentiaal of tijdsvertraging heeft, zodat er niet veelvuldig tussen de binnenunit en de extra ketel omgeschakeld wordt.

Als het hulpcontact een buitentemperatuurthermostaat is, moet de thermostaat in de schaduw geplaatst worden, zodat hij niet door de zon beïnvloed of AAN/

UITgeschakeld wordt.

Veelvuldig omschakelen kan corrosie van de extra ketel veroorzaken. Voor meer informatie, neem contact op met de fabrikant van de extra ketel.

5.4De tank voor warm tapwater in/ opstellen

In de binnenunit is de warmtapwatertank, en hij bevat een 2,4 kW- anti-legionellaverwarming. De anti-legionellaverwarming bevat 2 veiligheden: een thermische beveiliging en een thermische zekering. Als een bepaalde temperatuur overtroffen wordt, deactiveren de veiligheden de anti-legionellaverwarming.

5.4.1Systeemlayout – Ingebouwde warmtapwatertank

a

b c

f

UI h h

i

 

 

M

 

 

e

d FHL1 FHL2

FHL3

g

aBuitenunit

bBinnenunit

cWarmtewisselaar

dAnti-legionellaverwarming

ePomp

fGemotoriseerde 3 wegklep

gWarmtapwatertank

hAfsluiter

iVerdeelstuk (ter plaatse te voorzien) FHL1...3 Vloerverwarming

UI Gebruikersinterface

5.4.2Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank

Mensen ervaren water als warm als het water een temperatuur van 40°C heeft. Om deze reden wordt het warmtapwaterverbruik steeds uitgedrukt in equivalent warmwatervolume aan 40°C. U kunt evenwel de temperatuur van de warmtapwatertank hoger instellen

(bijv. op 53°C) en dit water dan met koud water (bijv. op 15°C) vermengen.

Het volume en de gewenste temperatuur selecteren voor de warmtapwatertank omvat:

1 Het

warmtapwaterverbruik

bepalen

(equivalent

warmwatervolume op 40°C).

 

 

2Het volume en de gewenste temperatuur voor de warmtapwatertank bepalen.

Mogelijke warmtapwatertankvolumes

Type

 

Mogelijke volumes

Ingebouwde warmtapwatertank

180 l

 

260 l

 

 

 

Tips om energie te besparen

Als het warmtapwaterverbruik van dag tot dag verschilt, kunt u een weekprogramma programmeren met verschillende gewenste warmtapwatertanktemperaturen voor elke dag.

Hoe lager de gewenste warmtapwatertanktemperatuur, hoe economischer. Door een grotere warmtapwatertank te selecteren, kunt u de gewenste warmtapwatertanktemperatuur verlagen.

De warmtepomp zelf kan warm tapwater van maximum 55°C produceren (50°C als de buitentemperatuur laag is). De elektrische weerstand in de warmtapwatertank (antilegionellaverwarming) kan deze temperatuur verhogen. Hierdoor verbruikt u echter meer energie. Daikin adviseert om de gewenste warmtapwatertanktemperatuur lager dan 55°C in te stellen om de elektrische weerstand niet te moeten gebruiken.

De anti-legionellaverwarming:

Wordt als noodverwarming gebruikt.

Wordt gebruikt als de desinfectiefunctie voor de warmtapwatertank ingeschakeld is.

Kan tijdens het ontdooien voor de buitenunit helpen.

Hoe hoger de buitentemperatuur, hoe beter de warmtepomp presteert.

Als de energieprijzen dezelfde zijn overdag als 's nachts, adviseert Daikin de warmtapwatertank overdag op te warmen.

Als de energieprijzen 's nachts lager zijn, adviseert Daikin de warmtapwatertank 's nacht op te warmen.

Als de warmtepomp warm tapwater produceert, kan deze geen ruimte verwarmen. Als u gelijktijdig warm tapwater en ruimteverwarming nodig hebt, adviseert Daikin het warm tapwater 's nachts te produceren wanneer er minder ruimteverwarming gevraagd wordt.

Het warmtapwaterverbruik bepalen

Antwoord de volgende vragen en bereken het warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op 40°C) met de typische watervolumes:

Vraag

Typisch watervolume

Hoeveel douches zijn er per dag

1 douche = 10 min×10 l/min =

nodig?

100 l

Hoeveel baden zijn er per dag

1 bad = 150 l

nodig?

 

Hoeveel water is er per dag

1 spoelbak = 2 min×5 l/min = 10 l

nodig voor de gootsteen?

 

Zijn er andere behoeften aan

warm tapwater?

 

Voorbeeld: als het warmtapwaterverbruik van een gezin

(4 personen) per dag als volgt verdeeld is:

3 douches

1 bad

3 gootsteenvolumes

Dan

is

het

verbruik

aan

warm

tapwater

=

 

(3×100 l)+(1×150 l)+(3×10 l)=480 l

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

19

4P449975-1 – 2016.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Het volume en de gewenste temperatuur voor de warmtapwatertank bepalen

 

Formule

 

Voorbeeld

V1=V2+V2×(T2−40)/(40−T1)

Als:

 

 

V2=180 l

 

 

T2=54°C

 

 

T1=15°C

 

 

Dan is V1=280 l

V2=V1×(40−T1)/(T2−T1)

Als:

 

 

V1=480 l

 

 

T2=54°C

 

 

T1=15°C

 

 

Dan is V2=307 l

V1

Warmtapwaterverbruik (equivalent warmwatervolume op

 

40°C)

 

 

V2

Nodig warmtapwatertankvolume als slechts één maal

 

opgewarmd

 

 

T2

Temperatuur warmtapwatertank

T1

Temperatuur koud water

 

 

5.4.3Instelling en configuratie – Warmtapwatertank

Voor grote warmtapwaterverbruiken kunt u de warmtapwatertank meerdere malen overdag opwarmen.

Om de warmtapwatertank op te warmen tot de gewenste warmtapwatertanktemperatuur kunt u de volgende energiebronnen gebruiken:

De thermodynamische cyclus van de warmtepomp

Anti-legionellaverwarming

Voor meer informatie over het optimaliseren van het

energieverbruik om warm tapwater te produceren: zie "8 Configuratie" op pagina 51.

5.4.4Warmtapwaterpomp voor ogenblikkelijk warm water

Opstelling

 

 

j

h

 

 

c

 

 

a

i

f

b

 

g

 

 

aBinnenunit

bWarmtapwatertank

cWarmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)

fDouche (ter plaatse te voorzien)

gKoud water

hUITGANG warm tapwater

iHercirculatieaansluiting

jAnti-legionellaverwarming

5.4.5Warmtapwaterpomp voor desinfectie

Opstelling

j

h

 

 

 

c

 

 

 

 

a

i

d

f

b

 

e

g

 

 

aBinnenunit

bWarmtapwatertank

cWarmtapwaterpomp (ter plaatse te voorzien)

dVerwarmingselement (ter plaatse te voorzien)

eTerugslagklep (ter plaatse te voorzien)

fDouche (ter plaatse te voorzien)

gKoud water

hUITGANG warm tapwater

iHercirculatieaansluiting

jAnti-legionellaverwarming

De warmtapwaterpomp dient ter plaatse te worden voorzien en de installatie ervan valt onder de verantwoordelijkheid van de installateur.

De temperatuur van de warmtapwatertank kan tot maximum 65°C ingesteld worden. Indien de geldende wetgeving een hogere desinfectietemperatuur voorschrijft, kunt u (zoals hoger getoond) een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement aansluiten.

Indien de geldende wetgeving vereist dat de waterleidingen tot het aftappunt gedesinfecteerd worden, kunt u een warmtapwaterpomp en een verwarmingselement (indien nodig) zoals hoger getoond aansluiten.

Configuratie

De binnenunit kan de werking van de warmtapwaterpomp regelen. Voor meer informatie, zie "8 Configuratie" op pagina 51.

5.5De energiemeting instellen

Via de gebruikersinterface kunt u de volgende energiegegevens aflezen:

Geproduceerde warmte

Verbruikte energie

U kunt de energiegegevens aflezen:

Voor de ruimteverwarming

Om warm tapwater te produceren

U kunt de energiegegevens aflezen:

Per maand

Per jaar

INFORMATIE

De berekende geproduceerde warmte en energieverbruik zijn bij benadering, daar de nauwkeurigheid niet gegarandeerd kan worden.

Door een warmtapwaterpomp aan te sluiten stroomt ogenblikkelijk warm water uit de kraan.

De warmtapwaterpomp en de plaatsing ervan zijn ter plaatse te voorzien en vallen onder de verantwoordelijkheid van de installateur.

Voor meer informatie over het aansluiten van de hercirculatieverbinding: zie "7 Installatie" op pagina 31.

Configuratie

Voor meer informatie, zie "8 Configuratie" op pagina 51.

U kunt een programma programmeren om de warmtapwaterpomp via de gebruikersinterface te bedienen. Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de gebruiker.

5.5.1Geproduceerde warmte

INFORMATIE

De sensoren die gebruikt worden om de geproduceerde warmte te berekenen, worden automatisch geijkt.

Toepasbaar op alle modellen.

De geproduceerde warmte wordt intern berekend op basis van:

De aanvoerwatertemperatuur en de retourwatertemperatuur

Het debiet

Het energieverbruik van de anti-legionellaverwarming in de warmtapwatertank

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

20

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

4P449975-1 – 2016.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Op/instelling en configuratie:

Geen bijkomend apparatuur nodig.

Meet de capaciteit (door de weerstand te meten) van de antilegionellaverwarming en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in. Voorbeeld: Als u een antilegionellaverwarming van 24 Ω meet, bedraagt de capaciteit van de verwarming op 230 V 2200 W.

5.5.2Verbruikte energie

U kunt de verbruikte energie op de volgende manieren bepalen:

Door het te berekenen

Via metingen

INFORMATIE

U kunt deze manieren niet combineren: de verbruikte energie berekenen (voor de back-upverwarming, bijv.

(indien van toepassing)) en de verbruikte energie meten (voor de buitenunit, bijv.) gaat dus niet. Als u dat toch zou doen, zullen de energiegegevens fout zijn.

De verbruikte energie berekenen

Alleen van toepassing voor EHVH04+08.

De verbruikte energie wordt intern berekend op basis van:

Het werkelijk opgenomen vermogen van de buitenunit

De ingestelde capaciteit van de back-upverwarming (indien van toepassing) en de anti-legionellaverwarming

De spanning

In/opstelling en configuratie: om juiste energiegegevens te bekomen, meet de capaciteit (door de weerstand te meten) en stel de capaciteit via de gebruikersinterface in voor:

De back-upverwarming (stap 1 en stap 2) (indien van toepassing)

De anti-legionellaverwarming

De verbruikte energie meten

Toepasbaar op alle modellen.

Deze manier heeft de voorkeur omdat ze nauwkeuriger is.

Ze vereist wel externe energiemeters.

In/opstelling en configuratie: wanneer elektrische-energiemeters gebruikt worden, stel het aantal pulsen/kWh voor elke energiemeter in via de gebruikersinterface. De gegevens over de verbruikte energie voor EHVH11+16-modellen zullen alleen beschikbaar zijn indien deze instelling geconfigureerd is.

INFORMATIE

Wanneer u het elektrische-energieverbruik meet, zorg ervoor dat de elektrische-energiemeters de VOLLEDIGE energietoevoer naar het systeem meten.

5.5.3Elektrische voeding met normaal kWhtarief

Algemene regel

Eén energiemeter die het volledige systeem dekt, is voldoende.

Opstelling

Sluit de energiemeter aan op X5M/7 en X5M/8.

Energiemetertype

Indien…

Gebruik een… energiemeter

▪ Monofasige buitenunit

Monofasig

Geen back-upverwarming of back-upverwarming geleverd vanuit een monofasig raster

In andere gevallen (d.w.z. een

Driefasig

driefasige buitenunit en/of een

 

back-upverwarming aangesloten

 

op een driefasig raster)

 

Voorbeeld

 

 

 

Enkelfasige energiemeter

Driefasige energiemeter

 

 

 

a

 

 

 

a

 

 

b

 

 

 

 

b

c

 

c

 

c

 

c

d

d

e

f

g

e

f

g

h

A

 

B

C

A

 

B

C

A Buitenunit

A Buitenunit

B Binnenunit

B Binnenunit

C Warmtapwatertank

C Warmtapwatertank

a Elektriciteitskast (L1/N)

a Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N)

b Energiemeter (L1/N)

b Energiemeter (L1/L2/L3/N)

c Zekering (L1/N)

c Zekering (L1/L2/L3/N)

d Buitenunit (L1/N)

d Zekering (L1/N)

e Binnenunit (L1/N)

e Buitenunit (L1/L2/L3/N)

f Back-upverwarming (L1/N)

f Binnenunit (L1/L2/L3/N)

g Anti-legionellaverwarming (L1/

g Back-upverwarming (L1/L2/L3/

N)

N)

 

h Anti-legionellaverwarming (L1/

 

N)

Uitzondering

U kunt in de volgende gevallen een tweede energiemeter gebruiken:

Het energiebereik van de eerst meter is onvoldoende.

De elektriciteitsmeter kan niet gemakkelijk in de elektriciteitskast geplaatst worden.

Een combinatie van driefasige rasters van 230 V en 400 V (zeer ongebruikelijk) omwille van technische beperkingen van energiemeters.

Aansluiting en instelling:

Sluit de tweede energiemeter aan op X5M/9 en X5M/10.

In de software worden de gegevens van het energieverbruik van beide meters opgeteld, zodat u NIET hoeft in te stellen welke meter welk energieverbruik meet. U hoeft alleen het aantal pulsen van elke energiemeter in te geven.

Zie "5.5.4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief" op pagina 22 voor een voorbeeld met twee energiemeters.

 

 

 

 

 

 

 

 

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

 

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

21

 

 

4P449975-1 – 2016.06

 

 

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

5.5.4Elektrische voeding met voorkeur kWhtarief

Algemene regel

Energiemeter 1: meet de buitenunit.

Energiemeter 2: meet de rest (d.w.z. de binnenunit, de optionele back-upverwarming en de anti-legionellaverwarming).

Opstelling

Sluit energiemeter 1 aan op X5M/7 en X5M/8.

Sluit energiemeter 2 aan op X5M/9 en X5M/10.

Energiemetertypes

Energiemeter 1: enkelfasige of driefasige energiemeter volgens de elektrische voeding van de buitenunit.

Energiemeter 2:

In het geval van geen back-upverwarming of een enkelfasige configuratie voor de back-upverwarming, gebruik een enkelfasige energiemeter.

Voor alle andere configuraties, gebruik een driefasige energiemeter.

Voorbeeld

Enkelfasige buitenunit met een driefasige back-upverwarming:

 

 

a

b

 

 

c

d

e

e

f

e

g

h

i

j

A

 

B

C

 

A

Buitenunit

 

B

Binnenunit

 

C

Warmtapwatertank

 

a

Elektriciteitskast (L1/N): elektrische voeding met voorkeur

 

b

kWh-tarief

 

Elektriciteitskast (L1/L2/L3/N): elektrische voeding met

normaal kWh-tarief

cEnergiemeter (L1/N)

dEnergiemeter (L1/L2/L3/N)

eZekering (L1/N)

fZekering (L1/L2/L3/N)

gBuitenunit (L1/N)

hBinnenunit (L1/N)

iBack-upverwarming (L1/L2/L3/N)

jAnti-legionellaverwarming (L1/N)

5.6De regeling van het energieverbruik instellen

De besturing van het energieverbruik:

Is alleen van toepassing voor EHVH04+08.

Laat u toe het energieverbruik van het hele systeem te beperken (de som van de buitenunit, de binnenunit, de antilegionellaverwarming en de optionele back-upverwarming).

Configuratie: geef via de gebruikersinterface de volgende zaken in: het niveau van vermogenbeperking en de manier waarop dit gedaan moet worden.

Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt uitgedrukt worden:

Maximum opgenomen amperage (in A)

Maximum opgenomen vermogen (in kW)

Het niveau van vermogenbeperking kan als volgt ingeschakeld worden:

Continu

Door digitale ingangen

5.6.1Continue vermogenbeperking

Een continue vermogenbeperking is nuttig om ervoor te zorgen dat het systeem steeds over een maximale energieof stroomtoevoer beschikt. In sommige landen beperkt de wetgeving het maximale energieverbruik voor ruimteverwarming en het produceren van warm tapwater.

Pi

a

DI

b

t

Pi Opgenomen vermogen t Tijd

DI Digitale ingang (niveau vermogenbeperking)

aVermogenbeperking ingeschakeld

bWerkelijke opgenomen vermogen

Op/instelling en configuratie

Geen bijkomend apparatuur nodig.

Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing van het energieverbruik in [A.6.3.1] in (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "8 Configuratie" op pagina 51):

Selecteer de stand met voltijdse beperking

Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of stroom in A)

Geef het gewenste niveau van vermogenbeperking in

OPMERKING

Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u het gewenste niveau van vermogenbeperking selecteert:

Stel het minimum energieverbruik in op ±3,6 kW om te kunnen ontdooien. Anders zal de warmtewisselaar bevriezen als het ontdooien meerdere malen onderbroken wordt.

Stel een minimum energieverbruik van ±3 kW in om de ruimteverwarming te laten werken en warm tapwater te produceren door minstens één elektrische verwarming toe te laten.

5.6.2Vermogenbeperking door digitale ingangen ingeschakeld

Een vermogenbeperking is tevens nuttig in combinatie met een energiebeheersysteem.

Het vermogen of de stroom van het volledige Daikin-systeem wordt dynamisch door digitale ingangen beperkt (maximum vier stappen).

Elk niveau van vermogenbeperking kan via de gebruikersinterface ingesteld worden door een van de volgende elementen te beperken:

Stroom (in A)

Opgenomen vermogen (in kW)

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

22

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

4P449975-1 – 2016.06

5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen

Het energiebeheersysteem (ter plaatse te voorzien) bepaalt wanneer een bepaald niveau van vermogenbeperking ingeschakeld moet worden. Voorbeeld: Om het maximumvermogen van het volledige huis te beperken (verlichting, huishoudtoestellen, ruimteverwarming…).

D a

5

4

3

A8P 21

b

A B C

ABuitenunit

BBinnenunit

CWarmtapwatertank

DEnergiebeheersysteem

aInschakeling vermogenbeperking (4 digitale ingangen)

bAnti-legionellaverwarming

Pi

a

 

DI1

 

 

 

 

 

DI3

 

 

 

DI4

 

 

b

 

 

 

 

 

Pi

t

 

 

 

 

Opgenomen vermogen

 

 

t

Tijd

DI Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)

aVermogenbeperking ingeschakeld

bWerkelijke opgenomen vermogen

Opstelling

Vraag-printplaat (optie EKRP1AHTA) nodig.

Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om het overeenstemmend niveau van vermogenbeperking in te schakelen:

DI1 = zwakste beperking (hoogst energieverbruik)

DI4 = sterkste beperking (laagst energieverbruik)

Raadpleeg het bedradingsschema voor de specificaties van de digitale ingangen en waarop deze aan te sluiten.

Als… voorrang heeft

Stel dan de

 

verwarmingsvoorrang via de

 

gebruikersinterface in op…

Productie van warm tapwater

Anti-legionellaverwarming.

 

Resultaat: De back-

 

upverwarming (indien van

 

toepassing) zal als eerste

 

worden UITgezet.

Ruimteverwarming

Back-upverwarming (indien

 

van toepassing).

 

Resultaat: De anti-

 

legionellaverwarming zal als

 

eerste worden UITgezet.

2Zet alle elektrische verwarmingen UIT.

3Beperkt de buitenunit.

4Zet de buitenunit UIT.

Voorbeeld

Als de configuratie als volgt is:

Het niveau van vermogenbeperking staat NIET toe dat zowel de anti-legionellaverwarming als de back-upverwarming samen werken (stap 1 en stap 2).

Verwarmingsvoorrang = anti-legionellaverwarming.

Dan wordt het energieverbruik als volgt beperkt:

Ph

 

 

 

 

 

 

 

e

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

d

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

c

 

 

 

b

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

a

 

 

 

 

 

Ce

A

 

B

 

C

 

 

 

 

 

 

Ph

 

Geproduceerde warmte

 

 

 

Ce

 

Verbruikte energie

ABuitenunit

BAnti-legionellaverwarming

CBack-upverwarming

aBeperkte werking van de buitenunit

bVolle werking van de buitenunit

cAnti-legionellaverwarming AANgezet

dStap 1 back-upverwarming AANgezet

eStap 2 back-upverwarming AANgezet

Configuratie

Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing van het energieverbruik in [A.6.3.1] in (voor de beschrijving van alle instellingen, zie "8 Configuratie" op pagina 51):

Selecteer inschakelen door digitale ingangen.

Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of stroom in A).

Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met elke digitale ingang overeenstemt.

INFORMATIE

Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>…>DI1.

5.6.3Vermogenbeperking: werking

De buitenunit heeft een betere effectiviteit dan de elektrische verwarmingen. Om deze reden worden de elektrische verwarmingen beperkt en eerst AFgezet. Het systeem beperkt het energieverbruik in de volgende orde:

1 Het beperkt bepaalde elektrische verwarmingen.

5.7Een externe temperatuursensor opstellen

U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Deze kan dan de binnenof buitenomgevingstemperatuur meten. Daikin adviseert een externe temperatuursensor in de volgende gevallen te gebruiken:

Binnenomgevingstemperatuur

Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:

Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd kan worden

Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld

Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron

Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het openen/sluiten van deuren

Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

23

4P449975-1 – 2016.06

6 Voorbereiding

Opstelling: voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandsbinnensensor.

Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.B].

Buitenomgevingstemperatuur

De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten. Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden:

Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huis waar zich de meeste warmteafgevers bevinden

Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld

Indien dit NIET mogelijk is, adviseert Daikin een afstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).

Opstelling: voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandsbuitensensor.

Configuratie: selecteer buitensensor [A.2.2.B].

Tijdens een onderbreking (zie "8 Configuratie" op pagina 51) wordt de buitenunit lager gezet om de stand-by-energieverliezen te beperken. Hierdoor wordt de buitenomgevingstemperatuur

NIET gelezen.

Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is een andere reden om de optionele buitensensor voor de omgevingstemperatuur te plaatsen.

INFORMATIE

De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de weersafhankelijke regelgrafieken. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds de interne sensor van de buitenunit gebruikt.

6 Voorbereiding

6.1Overzicht: Voorbereiding

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen vooraleer ter plaatse te gaan.

Het bevat informatie over:

De installatieplaats voorbereiden

De koelmiddelleidingen voorbereiden

De waterleidingen voorbereiden

De elektrische bedrading voorbereiden

6.2De installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.

Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.

6.2.1Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE

Lees tevens de volgende vereisten:

Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte, hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de voorbereiding.

Houd rekening met de volgende

ruimte:

 

 

>250

>350

<![if ! IE]>

<![endif]>≤1200

b

 

 

a

 

 

 

(mm)

 

 

a

Luchtuitlaat

 

b

Luchtinlaat

richtlijnen inzake de benodigde

 

b

>250

a

 

 

(mm)

OPMERKING

Stapel de units NIET op elkaar op.

Hang de unit NIET aan een plafond.

Hevige wind (≥18 km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:

een vermindering van de capaciteit in bedrijf;

een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het verwarmen;

stilvallen door een te lage of een te hoge druk;

een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na een tijdje breken).

Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.

Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.

b a c b

a Stootplaat

b Belangrijkste windrichting c Luchtuitlaat

Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

24

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

4P449975-1 – 2016.06

Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.

Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.

Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.

Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:

Waar de spanning veel schommelt

In voertuigen of schepen

In de aanwezigheid van zuurof alkalinedampen

Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).

Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.

Voorbeeld: Achter het gebouw.

b

a

c

Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.

Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit

Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de vereisten inzake de serviceruimte.

d c

b

a

d c

aZeewind

bGebouw

cBuitenunit

dAfscherming tegen wind

De buitenunit is ontworpen om alleen buiten geïnstalleerd te worden bij omgevingstemperaturen van 10~43°C in de koelstand en van – 25~25°C in de verwarmingstand.

6 Voorbereiding

 

a

 

c

d

b

c

aAfdakje tegen de sneeuw

bVoetstuk

cBelangrijkste windrichting

dLuchtuitlaat

Voorzie in ieder geval minstens 300 mm vrije ruimte onder de unit. Zorg daarbij ervoor dat de unit minstens 100 mm boven de maximale sneeuwhoogte staat. Zie "7.3 De buitenunit monteren" op pagina 33 voor meer informatie.

In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en een voetstukje.

6.2.3Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE

Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde ruimte:

Maximum toegestane lengte voor de

30 m

koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de

 

buitenunit

 

Minimum toegestane lengte voor de

3 m

koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de

 

buitenunit

 

Maximum toegestaan hoogteverschil tussen de

20 m

binnenunit en de buitenunit

 

Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde ruimte:

6.2.2Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten

Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.

 

 

 

 

 

 

 

 

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

 

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

25

 

 

4P449975-1 – 2016.06

 

 

6 Voorbereiding

>10 >10

<![if ! IE]>

<![endif]>>500

(mm)

Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:

Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.

Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.

De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle tank voor warm tapwater.

Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.

Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een badkamer.

Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur rond de binnenunit moet >5°C bedragen.

De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te worden en bij omgevingstemperaturen van 5~35°C.

6.2.4Vereisten voor de plaats waar de backupverwarming geïnstalleerd wordt

INFORMATIE

Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:

Maximumafstand tussen de back-upverwarming en

10 m

de binnenunit

 

 

 

▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde ruimte:

 

<![if ! IE]>

<![endif]>>200

>50

>50

 

<![if ! IE]>

<![endif]>>350

>500

De back-upverwarming is ontworpen om alleen binnenshuis op een wand gemonteerd te worden. Zorg ervoor dat het installatieoppervlak een vlakke verticale niet brandbare wand is.

De back-upverwarming is ontworpen om te werken in omgevingstemperaturen tussen 5~30°C.

Installeer de back-upverwarming NIET in een van de volgende plaatsen:

Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.

Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een badkamer.

Op plaatsen onderhevig aan vorst.

6.3De koelmiddelleidingen voorbereiden

6.3.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE

Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper.

Diameter van de leidingen:

Vloeistofleiding

Ø6,4 mm (1/4")

Gasleiding

Ø15,9 mm (5/8")

 

 

Hardingsgraad en dikte leidingen:

Buitendiameter

Hardingsgraad

Dikte (t)(a)

 

(Ø)

 

 

 

6,4 mm (1/4")

Gegloeid (O)

≥0,8 mm

Ø

15,9 mm (5/8")

Gegloeid (O)

≥1,0 mm

t

 

(a)Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximum bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.

6.3.2De koelleidingen isoleren

Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:

met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en 0,052 W/mK (0,035 en 0,045 kcal/mh°C)

bestand tegen minstens 120°C

Isolatiedikte

Buitendiameter van

Binnendiameter van

Isolatiedikte (t)

 

de buizen (Øp)

de isolatie (Øi)

 

6,4 mm (1/4")

8~10 mm

10 mm

 

 

 

 

 

15,9 mm (5/8")

16~20 mm

13 mm

Øp

Øi

 

 

 

t

 

 

 

 

 

 

 

Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te voorkomen.

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

26

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

4P449975-1 – 2016.06

6 Voorbereiding

6.4De waterleidingen voorbereiden

Waterdruk. De maximum waterdruk bedraagt 4 bar. Voorzie gepaste veiligheden in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET overschreden wordt.

6.4.1Vereisten voor de watercircuits

INFORMATIE

Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

OPMERKING

Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig

DIN 4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan overmatige corrosie veroorzaken.

De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij rekening met de waterinlaat en -uitlaat.

De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.

De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.

De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht, vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.

Om dit te voorkomen:

gebruik alleen schone buizen;

houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het verwijderen van bramen;

dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;

gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen waterdicht te maken.

Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ALLEEN in een gesloten waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.

Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in het watercircuit toe te voegen.

Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water (douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende stukken te vermijden.

Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de

beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie "14 Technische gegevens" op pagina 91 voor de grafieken voor de externe statische drukken voor de binnenunit.

Waterdebiet. U kunt het vereiste minimumwaterdebiet voor de werking van de binnenunit in de volgende tabel vinden. Dit debiet moet in alle situaties steeds gegarandeerd zijn. Indien het debiet lager is, zal de binnenunit stoppen te werken en storing 7H geven.

Minimum nodig waterdebiet

04+08 modellen

12 l/min

 

 

11+16 modellen

15 l/min

Ter plaatse te voorziene onderdelen – Water. Gebruik alleen materialen die compatibel zijn met water dat in de installatie gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.

Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en - temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.

Watertemperatuur. Alle geplaatste leidingen en leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:

INFORMATIE

De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.

89°C

b

j d k

i

75°C

a

c

g

f

 

e M

 

f

 

i

 

h

FCU1 FCU2

FCU3

M

i

 

 

i

FHL1

FHL2

FHL3

aBuitenunit

bBinnenunit

cWarmtewisselaar

dAnti-legionellaverwarming

ePomp

fAfsluiter

gGemotoriseerde 3-wegklep

hGemotoriseerde 2-wegklep (ter plaatse te voorzien)

iVerdeelstuk

jWarmtapwatertank

kWarmtewisselaarspoel

FCU1...3 Ventilatorconvector (optie) (ter plaatse te voorzien) FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien)

Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.

Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Voorzie een goede afvoer voor de drukveiligheidsklep om te beletten dat water uit de unit zou druppelen. Zie "7.9.6 De drukveiligheidsklep op de afvoer aansluiten" op pagina 43.

Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is voorzien van een automatische ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep NIET te hard is vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan worden.

Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie optreden.

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

27

4P449975-1 – 2016.06

6 Voorbereiding

Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.

Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3- wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat het warmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming volledig gescheiden zijn.

Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd van de klep minder dan 60 seconden bedragen.

Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen, wordt geadviseerd een magneetof cycloonfilter te gebruiken om fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de warmtepompinstallatie verwijderd.

Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte aan warm tapwater te voldoen.

Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald worden.

Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.

Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van de warmtapwatertank, raadpleeg "8.3.2 Het warm tapwater regelen: geavanceerd" op pagina 65.

Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden geïnstalleerd.

Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische installatie.

Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding van de tank voor warm tapwater.

a

b

c

d

 

 

aHercirculatieverbinding

bWarmwateraansluiting

cDouche

dHercirculatiepomp

6.4.2Formule om de voordruk van het expansievat te berekenen

De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het hoogteverschil (H) van de installatie:

Pg=0,3+(H/10) (bar)

6.4.3Het watervolume en waterdebiet controleren

De binnenunit heeft een expansievat van 10 liter met een vooraf ingestelde voordruk van 1 bar.

Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:

controleer het minimum en het maximum watervolume.

U moet mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.

Minimum watervolume

Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum

10 liter bedraagt, waarbij het watervolume in de binnenunit NIET inbegrepen is.

INFORMATIE

Voor kritieke processen of in kamers met een grote warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.

OPMERKING

Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarmingslus geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.

a

b c d

e e

f

g

 

 

T1

T2

T3

 

 

M1

M2

M3

FHL1

FHL2

FHL3

aBuitenunit

bBinnenunit

cWarmtewisselaar

dPomp

eAfsluiter

fVerdeelstuk (ter plaatse te voorzien)

gOmloopklep (ter plaatse te voorzien)

FHL1...3 Vloerverwarmingslus (ter plaatse te voorzien) T1...3 Individuele kamerthermostaat (optioneel)

M1...3 Individuele gemotoriseerde klep voor het regelen van lus

FHL1...3 (ter plaatse te voorzien)

Maximum watervolume

Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de

berekende voordruk te bepalen.

a

2.5

2

1.5

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0.5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0.30 10

50

100

150

200

250

300

350

400

450

b

aVoordruk (bar)

bMaximum watervolume (l)

 

 

 

Voorbeeld: het maximum watervolume en de voordruk in het

 

 

 

expansievat

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitgebreide handleiding voor de installateur

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

 

 

28

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

 

 

4P449975-1 – 2016.06

6 Voorbereiding

Hoogteversc

 

 

Watervolume

 

 

hil

 

≤280 l

 

 

>280 l

 

installatie(a)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

≤7 m

De voordruk moet niet

Doe het volgende:

 

 

bijgeregeld worden.

 

Verlaag de voordruk.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Controleer

of

het

 

 

 

 

 

 

watervolume

NIET

 

 

 

 

 

 

groter is

dan

het

 

 

 

 

 

 

maximum

toegestaan

 

 

 

 

 

 

watervolume.

 

>7 m

Doe het volgende:

 

Het expansievat van de

 

Verhoog de voordruk.

binnenunit is te klein voor

 

Controleer

of

het

de installatie. In dit geval

 

wordt er geadviseerd om

 

 

watervolume

NIET

een extra vat buiten de

 

 

groter is

dan

het

unit te installeren.

 

 

 

maximum

toegestaan

 

 

 

 

 

 

watervolume.

 

 

 

 

 

(a)Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de installatiehoogte 0 m.

Minimum debiet

Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/backupverwarming (indien van toepassing)) in de installatie gegarandeerd is in alle omstandigheden.

OPMERKING

Wanneer de circulatie in alle of bepaalde ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn. Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/ bediening).

Minimum nodig waterdebiet

04+08 modellen

12 l/min

11+16 modellen

15 l/min

Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "9.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling" op pagina 78.

260 l

 

180 l

a

a

aSchrader-klep

6.4.5Het watervolume controleren: voorbeelden

Voorbeeld 1

De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt

100 l.

Er zijn bijregelingen of acties nodig.

Voorbeeld 2

De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 350 l.

Acties:

Omdat het totale watervolume (350 l) meer bedraagt dat het standaard watervolume (280 l), moet de voordruk verlaagd worden.

De vereiste voordruk bedraagt:

Pg = (0,3+(H/10)) bar = (0,3+(0/10)) bar=0,3 bar.

Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar bedraagt 410 l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).

Omdat 350 l kleiner is dan 410 l, is het expansievat geschikt voor de installatie.

6.4.4De voordruk van het expansievat wijzigen

OPMERKING

Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het expansievat aanpassen.

Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1 bar) bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende richtlijnen:

Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat bij te regelen.

Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt tot storingen in de installatie.

Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog de druk van het stikstof via de Schrader-klep van het expansievat.

6.5De elektrische bedrading voorbereiden

6.5.1Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE

Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in

hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.

 

 

 

 

 

 

 

 

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV

Uitgebreide handleiding voor de installateur

 

Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split

29

 

 

4P449975-1 – 2016.06

 

 

6 Voorbereiding

WAARSCHUWING

Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.

Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.

Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.

Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders, zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.

Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor oververhitting of elektrische schokken of brand veroorzaken.

Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan ongevallen veroorzaken.

WAARSCHUWING

Al de bedrading moet door een erkende elektricien uitgevoerd worden en voldoen aan de geldende wetgeving.

Maak elektrische verbindingen op de bevestigde bedrading.

Alle op de site geleverde componenten en alle elektrische constructies dienen te voldoen aan de geldende wetgeving.

WAARSCHUWING

De back-upverwarming MOET een speciale voeding hebben en MOET beschermd worden door de beveiligingsinrichtingen vereist door de geldende wetgeving.

WAARSCHUWING

De anti-legionellaverwarming MOET een speciale voeding hebben en MOET beschermd worden door de beveiligingsinrichtingen vereist door de geldende wetgeving.

WAARSCHUWING

Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.

6.5.2Over de elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

Elektriciteitsmaatschappijen overal ter wereld doen hard hun best om een stabiele elektriciteitsdienst te leveren tegen een concurrentiële prijs en zijn vaak gemachtigd om klanten een voordeeltarief aan te bieden. Bijv. dag/nachttarieven, seizoenstarieven, Wärmepumpentarif in Duitsland en Oostenrijk enz.

Deze apparatuur kan worden aangesloten op dergelijke systemen met een voeding met voorkeur kWh-tarief.

Neem contact op met de elektriciteitsmaatschappij die optreedt als leverancier op de plaats waar deze apparatuur zal worden geïnstalleerd om te vragen of de apparatuur kan worden aangesloten op een systeem met een voeding met voorkeur kWhtarief.

Wanneer de apparatuur op een dergelijke voeding met voorkeur kWh-tarief is aangesloten, mag de elektriciteitsmaatschappij:

▪ de voeding van de apparatuur voor bepaalde tijd onderbreken;

Uitgebreide handleiding voor de installateur

30

eisen dat de apparatuur gedurende een bepaalde periode slechts een beperkte hoeveelheid stroom verbruikt.

De binnenunit is ontworpen om een inputsignaal te ontvangen dat de unit in de stand gedwongen uit zet. Op dat ogenblik zal de compressor van de buitenunit niet werken.

De bedrading naar de unit is verschillend naargelang de elektrische voeding al dan niet onderbroken wordt.

6.5.3Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de uitwendige stelmotoren

Normale elektrische

Elektrische voeding met voorkeur kWh-

voeding

tarief

 

 

 

De elektrische

De elektrische

 

voeding wordt NIET

voeding wordt

 

onderbroken

onderbroken

a

b

a

b

 

 

005801 50

005801 50

3

1

3

 

1

4

1

4

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

2

 

 

2

 

 

Wanneer de

 

 

 

Wanneer de

 

 

 

 

 

 

 

elektrische voeding

 

 

elektrische voeding

 

met voorkeur kWh-

 

 

met voorkeur kWh-

 

tarief werkt, wordt de

 

 

tarief werkt, wordt de

elektrische voeding

 

 

elektrische voeding

 

onmiddellijk of na een

 

 

NIET onderbroken.

 

tijdje door de

 

 

 

De buitenunit wordt

 

elektriciteitsmaatscha

 

 

uitgezet door de

 

ppij onderbroken. In

 

 

bediening.

 

 

dat geval moet de

 

 

Opmerking: De

 

binnenunit door een

 

 

 

afzonderlijke normale

 

 

elektriciteitsmaatscha

 

 

ppij moet altijd zorgen elektrische voeding

 

 

dat de binnenunit

 

gevoed worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

elektriciteit kan

 

 

 

 

 

 

verbruiken.

 

 

 

 

 

a

Normale elektrische voeding

 

 

 

 

b Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief

 

 

1 Elektrische voeding voor buitenunit

 

 

2 Elektrische voeding en doorverbindingskabel naar

 

 

 

binnenunit

 

 

 

 

 

3 Elektrische voeding voor back-upverwarming

 

 

4 Elektrische voeding met voorkeur kWh-tarief (spanningsvrij

 

 

contact)

 

 

 

 

 

5 Elektrische voeding met normaal kWh-tarief (om de

 

 

 

printplaat van de binnenunit te voeden in geval van

 

 

 

stroomonderbreking van de elektrische voeding met

 

 

 

voorkeur kWh-tarief)

 

 

 

 

6.5.4

Overzicht van de elektrische verbindingen

 

voor de uitwendige en inwendige

 

 

stelmotoren

 

 

 

 

De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene

bedrading.

INFORMATIE

De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk

NIET overeen met de lay-out van uw installatie.

ERLQ004~008CA + EHVH04+08S18+26CBV Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split 4P449975-1 – 2016.06

Loading...
+ 78 hidden pages